NIEUWSBRIEF 26 District 11 Utrecht
Stichting Floristisch Onderzoek Nederland District 11 Nieuwsbrief 26, juli 2011 DC’s: Patrick Lansing
J. van Beierenlaan 14 3703 TA, ZEIST 030-6933646
[email protected] Wim Vuik
[email protected]
INHOUDSOPGAVE Voorwoord 3 In Memoriam: Jan Wolters 4 Waarnemingen 2010 4 Excursie verslagen 2010 4 Selectiehokken in D11 7 Het RFS (REGIONAAL FLORA SIGNAAL) 2010 in District 11 7 Oktoberopkrikhokken 7 Verspreidingsonderzoek 8 De nieuwe streeplijst 8 Het nieuwe strepen 8 Wat waarnemingen in 2010 9 Dysphania carinata al 25 jaar onopgemerkt in het district Utrecht (en Nederland) aanwezig 12 Kort overzicht van de gegevens vanaf 1975 in ons district 14 Districtsbijeenkomst 5 maart 2011 16 Vrijwilliger van het jaar 17 Excursies 2011 D11 17
Voorzijde: Dreigende luchten tijdens de vaarexcursie in de Nieuwkoopse Plassen Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
–2–
Juli 2011, nummer 26
Voorwoord Het inventarisatieseizoen van 2011 is alweer halverwege. De afgelopen maanden kwam er zoveel op mijn pad, dat het maken van een nieuwsbrief niet de tijd kon krijgen die het verdient. Ik zal mijn best doen om de volgende weer voor het nieuwe veldseizoen te laten verschijnen. Maar nu ligt er dan eindelijk een nieuw boekwerkje. Niet zo dik als gebruikelijk maar toch met de nodige wetenswaardigheden. Met de nieuwsflits, waar ik vorig jaar mee ben begonnen, wil ik jullie op de hoogte houden van recent nieuws rondom Floron en onze veldervaringen. Daarom staat in de nieuwsbrief nu vooral een terugblik op het afgelopen seizoen en een kort overzicht van de projecten waar we mee bezig zijn. We hebben de komende jaren behoorlijk wat werk voor de boeg. Maar mijn inschatting is dat we dat best kunnen en dat het ook hele leuke projecten zijn waar we ook zelf veel van kunnen leren. In deze nieuwsbrief geen tabellen en uitgebreide soortenlijsten. Daarvoor ontbreekt mij op het moment het nodige overzicht. Natuurlijk heb ik heel veel voorbij zien komen. En daar zitten heel mooie dingen tussen. Stippelvarens die net binnen de oostgrens van ons district gevonden zijn bijvoorbeeld. Maar ik wil graag iedereen recht doen bij het maken van een bijzondere-soortenlijst en dat lukt nog niet. Weet echter dat jullie werk zeker gewaardeerd wordt! Zelf ben ik in het seizoen in de buurt van Houten met een selectiehok bezig geweest. Naast vrij saaie stukken is het toch weer genieten van een leuk slootkantje met allerlei zegges en met agrimonie in de wegberm. Ja, we hebben toch een verschrikkelijk leuke hobby. Laten we vooral zo doorgaan. Ik hoor graag van jullie belevenissen en leuke vondsten in het veld. Groeten, Patrick Lansing
Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
–3–
Juli 2011, nummer 26
In Memoriam: Jan Wolters Eind december 2010 bereikte ons het bericht dat Jan Wolters in zijn slaap was overleden. Jan is 83 jaar geworden. Jan heeft meer dan 50 jaar lang in Maarssen gewoond. In die tijd heeft hij de wijde omgeving van Maarssen en de Vechtplassen uitvoerig onderzocht. De natuur in het algemeen en (stinzen)planten in het bijzonder. Deze voorliefde resulteerde o.a. in het opzetten in 1992 van de Commelin-hof in Maarssen. Een prachtige stukje stinzennatuur, voornamelijk beheerd door Jan en zijn vrouw Joke. De Commelin-hof was en is nog steeds een geliefd excursiedoel voor menig KNNV- en IVN excursie, waarbij Jan een fantastische gastheer was. De overdracht van het beheer van de Commelin-hof van Jan naar het IVN heeft hij helaas net niet meer mogen meemaken. Vele artikelen kwamen van zijn hand. Uiteraard over stinzenplanten, maar hij mocht zich ook verdiepen in andere onderwerpen. Ook in onze FLORON-nieuwsbrieven. Denk hierbij aan de Besanjelier, de Wrangwortel en het dijktalud van de Maarssenerbrug. In zijn artikelen, maar ook tijdens excursies, werden we dan meestal ook getrakteerd op een berg geschiedenis omtrent het desbetreffende onderwerp. Het getuigde van een grote kennis van zaken. Soms had hij het ook moeilijk. Al die “nieuwigheden” in de stad en de “natuurlijkheid” van een vegetatie (uitzaaien) vond hij maar niks. Eigenzinnig, rechtlijnig, zeer gedegen en zeer gedreven zou ik Jan typeren. Maar vooral een vriendelijk mens. Bedankt Jan. Jouke vd Kamp
Waarnemingen 2010 In 2010 is weer een hele berg waarnemingen verzameld. We hebben bijna 17000 waarnemingen voor het totaalproject gedaan en nog ongeveer 300 detailwaarnemingen van onder andere Rode Lijst-soorten en soorten van het verspreidingsonderzoek. Van al deze waarnemingen zijn er ongeveer 8500 ingevoerd op TelMee.nl en 500 op Waarneming.nl. De rest heb ik afgelopen winter op de computer ingeklopt zodat de verwerking naar de NDFF sneller verloopt. Waarschijnlijk onderschat ik de hoeveelheid waarnemingen zelfs, want ik heb helaas geen volledig overzicht van wat er bij de verschillende portals is ingevoerd. Maar wat ik wel gezien heb, mag ons best tot tevredenheid stemmen. Het kaartje achterin deze Nieuwsbrief laat dan ook zien dat er weer heel wat hokken een update hebben gekregen.
Excursie verslagen 2010 29 mei – Natuurontwikkeling langs de Lek (Culemborg) Deze zonnige dag waren we met acht man aan de Lek, aan weerszijden van de spoorbrug bij Culemborg aan het struinen. Dat waren twee hokken, dus we hadden aardig wat te doen. Ook hadden we twee jongelui mee die in het kader van hun studie met een excursie van een PGO mee wilden. En dat werd Floron.
Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
–4–
Juli 2011, nummer 26
Een deel van de uiterwaarden was niet toegankelijk vanwege het broedseizoen. Het andere deel, langs de rivier, is hondenlosloopgebied. Dat ook mensen er los mochten lopen en geen behoefte hadden aan opdringerige honden schenen een paar hondenbezitters niet te begrijpen. Gelukkig konden we ons het grootste deel van de dag bezig houden met planten: die hebben niet zoveel praatjes. Langs de Lek konden we ons vooral verheugen op de ´gewone´ rivierbegeleidende soorten als Kattendoorn en Kruisdistel, maar ook Gewone agrimonie en Kamgras kwamen we tegen. Boven op het spoortalud ging Wim nog op zoek naar een oude groeiplaats van Bergdravik. En gelukkig konden we die ook nog toevoegen aan ons lijstje. Zoals we eigenlijk wel verwachten konden, kwamen we niet meer toe aan een stukje stedelijk Culemborg. Dat ook daar leuke soorten te vinden waren, wist Wim na een tweede bezoek later in het jaar nog wel te melden.
19 juni – Vaarexcursie Nieuwkoopse Plassen Op deze gedenkwaardige dag moest het Oranje-elftal tegen Japan voetballen. Dat kwam goed uit want daardoor was het heerlijk rustig op de plassen. Zo rustig zelfs dat we op sommige plekken rustig tegen de vaarrichting in konden varen of de boot dwars op de sloot leggen om beter die plantjes te kunnen zien. Het verloop van de wedstrijd konden we verder prima volgen dankzij het veelvuldig gebruik van toeters. Zes mens sterk konden we met onze fluisterboot voor het verspreidingsonderzoek veel waarnemingen verrichten. Hoogtepunt was toch wel de terugvondst van een paar welriekende nachtorchissen in de oever. De speurtocht naar groenknolorchissen werd helaas niet beloond.
Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
–5–
Juli 2011, nummer 26
In dit gebied lag ook nog een hok waar we voor het opkrikhokkenproject wilden gaan kijken. Dit bleek geheel in een vogelrustgebied te liggen. Alle watergangen naar het hok waren met behulp van drijvende balken afgesloten. Het wordt nog onzeker of het gaat lukken om hier een streeplijst te maken.
21 augustus – Laapserheide bij Hilversum (141-468) Weer een mooie dag om een mooie lijst met soorten aan te leggen. Het is een vrij afwisselend hok met heide, heischrale graslandjes, bos, spoorbaan, snelweg en wat je stedelijke rafelrandjes kan noemen: enkele min of meer verlaten tuintjes met vervallen huisjes en paardenweitjes. In het hok zit ook een puntje van het Hilversumsche wasmeer. Daar zijn we niet geweest. Het bos was niet erg bijzonder. In de bosrand langs de hei stond wel veel Hengel. Op de hei konden we een plek met Klein warkruid terugvinden. Hoewel het weinig bijzonder lijkt, heeft juist het paardenweitje de meest spectaculaire vondst opgeleverd: Dysphania carinata, waarvoor nog geen Nederlandse naam beschikbaar is. Wim heeft hier een heel artikel over geschreven. Dit stond al in de laatste landelijke nieuwsbrief, maar het kan geen kwaad het in deze nieuwsbrief nog een keer op te nemen. Zo blijkt: je hoeft niet ver weg om bijzondere soorten te zien.
25 september – Traditionele rivierenexcursie met district 19 (door Joep Spronk) Ondanks het ene late bezoek (eind september) werden in het hok (Den Bosch Crevecoeur, 146-416) toch 188 soorten genoteerd. In 1999 werden in hetzelfde hok in twee inventarisatie-bezoeken 270 soorten genoteerd. Omdat het zo laat in het jaar was hebbben we afgezien van het invullen van een BSP-lijst met een 0-melding voor Veldsalie (Salvia pratensis) en Lange ereprijs (Veronica longifolia). Naar die soorten moeten op een gunstiger tijdstip nog eens gezocht worden. Langs de Maas en de Oude Dieze tierden de fluviatiele soorten natuurlijk welig: Geoorde zuring (Rumex thyrsiflorus), Groot warkruid (Cuscuta europaea), Smalle aster (Aster lanceolatus), Kweekdravik (Bromopsis inermis subsp. inermis), Viltig kruiskruid (Jacobaea erucifolia), Moeraskruiskruid (J. paludosa) en Kattedoorn (Ononis repens subsp. spinosa). Van Sikkelklaver (Medicago falcata) werden maar weinig plantjes gezien. Hoewel moeilijk herkenbaar groeit nog altijd bij de haven de Brede ereprijs (Veronica austriaca subsp. teucrium), hoewel in zeer bescheiden aantallen. Na overleg houd ik het er op dat het Leverkruid dat we langs de Maas zagen Purper leverkruid (Eupatorium purpureum) is. Blijkbaar zijn de flora's het niet met elkaar eens over het aantal bladen in de kransen van de verschillende soorten (behalve Koninginnekruid dan). In het hok was de meest opvallende ecotoopgroep die van de natte, voedselrijke bossen. Van die groep zagen we o.a. Poelruit (Thalictrum flavum), Groot springzaad (Impatiens noli-tangere), Hoge cyperzegge (Carex pseudocyperus), Moeasspirea (Filipendula ulmaria) en natuurlijk Grauwe wilg (Salix cinerea). De kruidenvegetaties bestonden uit de normale soorten die voedselrijke omstandigheden prefereren, maar daartussen zagen we ook Mierik (Armoracia rusticana). Tot de gewone bewoners van de rivierstreken die we soms in behoorlijke hoeveelheden zagen, behoren natuurlijk Goudhaver (Trisetum flavescens), Kamgras (Cynosurus cristatus), Wilde kruisdistel (Eryngium campestre), Knikkende distel (Carduus nutans), Handjesgras (Cynodon dactylon) en Grote kaardebol (Dispacus fullonum). Dan rest mij nog de boom te vermelden die behangen was met Bosrank (Clematis vitalba). Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
–6–
Juli 2011, nummer 26
Selectiehokken in D11 In totaal hebben we in ons district 86 selectiehokken. Daarvan hebben we veruit het meeste gedaan, waarvoor lof! De meeste hokken die nu nog zijn blijven liggen, liggen diep in het agrarisch gebied. Hoewel ook daar nog steeds leuke soorten te vinden zijn, zie de resultaten van het opkrikhokkenproject, zijn het lastig bereikbare hokken. Voor sommige hokken is het zelfs zo dat, wanneer je toestemming van de boer hebt, je nog anderhalve kilometer door het weiland moet lopen om in het hok te komen. Een klein aantal beter bereikbare hokken staan dit jaar al bij diverse vrijwilligers in de planning. Met deze selectie hebben we in ieder geval een mooie doorsnee van ons district gemaakt.
Het RFS (REGIONAAL FLORA SIGNAAL) 2010 in District 11 Ook dit project heeft het afgelopen jaar goed gedraaid. We hebben de slag er aardig van te pakken. Hierdoor zijn van veel bedreigde planten de vindplaatsen goed vastgelegd. En met dit project hebben we met zijn allen aangetoond dat we ook als vrijwilligers een vorm van een meetnet in de lucht kunnen houden. Daar kunnen we best trots op zijn. We maken in ieder geval deze ronde af. Ik ben me nu aan het bezinnen op het vervolg. Want niet alleen levert het veel gegevens op, ook kost het mij (maar vooral Wim) veel tijd. En er zijn nog andere projecten die ook belangrijk zijn. De selectiehokken, het verspreidingsonderzoek en het Nieuwe Strepen (voor dit laatste: zie verderop in de nieuwsbrief). Mogelijk kunnen we de methode van het RFS samenvoegen met de selectiehokken. Of zijn er andere mogelijkheden om hier verder mee te gaan. Ideeën zijn meer dan welkom.
Oktoberopkrikhokken Dit project begint langzaamaan haar einde te naderen. In 2010 zijn hiervoor weer diverse hokken bekeken. De laatste hokken staan in 2011 allemaal ingepland. Uit de vorige nieuwsbrieven is al gebleken dat veel hokken ten onrechte nooit bekeken zijn. In verschillende hokken zijn bijzondere soorten gevonden. Helaas heb ik daar nu niet een goed overzicht over. Eind september hebben we in ieder geval nog een excursie om de laatste twee hokken op te vullen in polder Arkemheen.
Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
–7–
Juli 2011, nummer 26
We kunnen in ieder geval trots zijn op de resultaten uit dit project: veel nieuwe vindplaatsen van bedreigde soorten. En er zijn niet veel districten die kunnen zeggen dat alle hokken een keer bekeken zijn. En dat zijn er in ons district toch 2200!
Verspreidingsonderzoek Er zijn weer heel wat waarnemingen van soorten voor het verspreidingsonderzoek binnen gekomen. Veel daarvan is ingevoerd op TelMee.nl of Waarneming.nl. Dat is goed, want dan zijn de gegevens snel beschikbaar. Helaas is de automatisering nog niet zover dat ik makkelijk een mooi overzicht kan maken van wat er precies allemaal gevonden is. In 2011 gaan we hier gewoon mee door. Voor het verspreidingsonderzoek is het belangrijk om altijd de vindplaatsen van Rode Lijstsoorten zo exact mogelijk door te geven. Dan zijn deze soorten een volgende keer beter terug te vinden. En dat is ook van belang voor beheer en bescherming. Op de website van Floron staat nu ook een hulpmiddel (via Tellen > Verspreidingsonderzoek) waarmee je kunt zien welke zeer bijzondere soorten bij jou in de buurt nog om een update vragen. Van de soorten die hier getoond worden, gaat het bij ons vooral om Veenmosorchis en Groenknolorchis in de Nieuwkoopse Plassen. Maar zoals gezegd: het inmeten van alle Rode Lijst-soorten die je tegenkomt tijdens het strepen of tijdens een wandeling met de hond of de (klein)kinderen is belangrijk werk.
De nieuwe streeplijst Dit jaar is er weer een nieuwe versie van de streeplijst uitgekomen. Deze zat ook bij de landelijke nieuwsbrief bijgevoegd. Ten opzichte van de versie van 2010 zijn er enkele foutjes uitgehaald. De wijzigingen met betrekking tot de streeplijst uit 2006 zijn wat groter. De belangrijkste toevoeging zijn de t-soorten. Dit zijn de typische soorten van Natura2000, de EHS op Europese schaal. De typische soorten vormen de meetlat waarmee gekeken wordt of het met bepaalde biotopen beter of nog niet zo goed gaat. De meeste van deze soorten zijn ook belangrijk voor allerlei (subsidie)regelingen. Daarom is het zeer zinvol om zoveel mogelijk de groeiplaatsen van deze soorten in natuurgebieden vast te leggen. Zeker van de soorten die maar weinig voorkomen of die je makkelijk over het hoofd ziet. Van alle soorten waar een letter (r, a, h of t) bij staat, is het in ieder geval belangrijk om een aantalschatting in te vullen. De uitleg hierbij staat in de handleiding die te downloaden is van de Floron-webstek.
Het nieuwe strepen Deze zomer is Floron begonnen met een pilot om de trefkansen van soorten te bepalen. Anders gezegd: wanneer een soort in een gebied aanwezig is, hoe groot is dan de kans dat je hem werkelijk vindt? In het verleden is er wel onderzoek gedaan naar de volledigheid van een inventarisatie. Daaruit bleek dat ook ervaren floristen al gauw zeker een kwart van het aantal soorten missen. Daarom levert een excursie ook altijd veel soorten op: de soort die de een over het hoofd ziet, wordt wel gezien door de ander.
Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
–8–
Juli 2011, nummer 26
Om nu te kijken hoe dat per soort zit, gaan we droge heide inventariseren. Wanneer de pilot succesvol is, gaan we ook andere biotopen op dezelfde manier bekijken. De uitkomsten van dit onderzoek zijn dan weer van belang voor het betrouwbaarder kunnen uitrekenen van trends in de (aantals)ontwikkeling van soorten en bij hun bescherming. Ook voor ons kan het nuttige informatie opleveren. Welke soorten heb ik over het hoofd gezien? En hoe komt dat? Hoewel deze pilot pas laat in het seizoen van start is gegaan, verwacht ik wel dat we met z´n allen een aantal hokken kunnen doen. Het is namelijk niet heel veel werk en kan nog tot eind september uitgevoerd worden. Om zinnige uitspraken te kunnen doen, moeten er in Nederland minimaal 50 kilometerhokken volgens het nieuwe strepen geinventariseerd worden. In ons district zijn daarvoor 8 hokken op de Utrechtse Heuvelrug geselecteerd. Wel zijn er een paar voorwaarden aan het inventarisatiewerk verbonden: • Je reserveert een hok via de Floron-website (tellen > het nieuwe strepen en dan naar de selectiemodule. Hier staat ook alle informatie en de protocollen voor het project uitgebreider beschreven) • Je inventariseert alleen, maximaal 4 uur en alleen de droge heide (inclusief de paden e.d.) • Je legt de locatie van Rode Lijst- en typische soorten vast op een kaart of met GPS. In de selectiemodule staat ook per kilometerhok welke typische soorten in het verleden zijn gevonden. Om een trefkans te kunnen bepalen, moet een hok natuurlijk door minimaal twee mensen onafhankelijk van elkaar bekeken worden. Wanneer je een hok reserveert, laat het mij dan even weten. Dan zorg ik dat ik de tweede waarnemer ben. Zo weet je zeker dat de extra inspanning dit seizoen niet voor niets is geweest. Natuurlijk zijn alle gegevens welkom, maar wanneer je voor een project extra op stap gaat, is het natuurlijk wel fijn wanneer de gegevens daar ook voor gebruikt kunnen worden!
Wat waarnemingen in 2010 In tegenstelling tot andere jaren heb ik in 2010 weinig voor Floron geïnventariseerd. Toch heb ik het een en ander gezien en daarvan in dit stukje wat opvallende waarnemingen. Voor de Provincie Utrecht heb ik het een en ander gekarteerd en kwam in veel botanisch niet zo erg interessante stukken maar toch ook wel in gebieden die de moeite waard waren. Zo mocht ik de Maarnse Zandafgraving in op een heel warme dag. Opvallend was het grote aantal van het gras Slofhak (Anthoxanthum aristatum) dat de warmte prima leek te trotseren. Het staat hier in open, schrale grasbegroeiing die op een aantal plekken wel wat weg heeft van een gestabileerde stuifzandvegetatie, dus extremen in het klimaat. In de op het noorden gerichte steile helling van de zandafgraving vond ik veel Mannetjesvaren (Dryopteris filix-mas) en een enkele pol Geschubde mannetjesvaren (D. affinis). Deze soort was voor mij nieuw op De Utrechtse Heuvelrug, wel vind ik deze opvallende soort met enige regelmaat in de bossen in Flevoland. Met name in naaldhout staat deze soort maar meestal slechts in een enkele pol. De ruig geschubde bladsteel en de wat leerachtige bladeren, ze blijven in de winter leven i.t.t. de Mannetjesvaren, maken determinatie niet al te lastig. Veel meer bood de zandafgraving me niet of het moest in een strook langs de snelweg zijn, waar veel Steenanjer (Dianthus deltoides) een natuurlijke standplaats gevonden leek
Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
–9–
Juli 2011, nummer 26
te hebben. De grote hoeveelheid tuinplanten die zeker niet tot onze inheemse flora horen, doen me echter sterk twijfelen aan het spontane voorkomen van deze mooie soort. Niet ver van de afgraving was ik op het zeer afwisselende Landgoed DenTreek dat tot de mooiste en afwisselendste gebieden in Utrecht behoort die ik ken. Recent is veel naaldbos gekapt langs de doorgaande weg van Doorn naar Amersfoort(N227) om heide- en wellicht stuifzandontwikkeling mogelijk te maken. Oude paden die vanuit het gebied doodlopen op die weg bleken een interessante flora te hebben. Veel Hondsviooltje (Viola canina), Liggend hertshooi (Hypericum humifusum) en een enkel exemplaar Bosdroogbloem (Gnaphalium sylvaticum). Wat verderop, in het bos langs een pad, vond ik een mooi exemplaar van Zuurbes (Berberis vulgaris), dus niet een verwilderde gekweekte soort. Hoe zo’n plant hier komt weet ik niet maar de in de buurt staande rozen deden toch geen authentieke groeiplaats vermoeden. Een van de parels van Den Treek is de Veenplas, waar vooral Beenbreek (Narthecium ossifragum) welig tiert. Ook elders op Den Treek op geschikte plaatsen kan het massaal groeien. Op Veenmosbulten staat Kleine veenbes (Vaccinium oxycoccos) en het prachtige Lavendelheide (Andromede polifolia). Twee soorten Zonnedauw (Drosera rotundifolia en D. intermedia) , veel Moeraswolfsklauw (Lycopodiella inundata) en prachtige Jeneverbessen (Juniperus communis) completeren de Rode Lijst soorten. Op Den Treek is ook een aantal biologisch beheerde akkers. Veel bieden die niet, op een akkertje na waar veel Korensla (Arnoseris minima) tussen het graan stond. Een totaal verschillende groeiplaats voor het Hondsviooltje is het asfalt van parkeerterreinen die rond het Henschotermeer liggen. Deze lijken nogal extensief gebruikt te worden en zijn op veel plekken tot smalle spleten opengebarsten en bieden daardoor een merkwaardig biotoop. Het zwarte asfalt op de zandbodem biedt voor dit viooltje dat prima tegen de hitte kan, een refugium in dit gebied want elders vond ik het niet. Een Rode Lijst soort die werkelijk massaal in dit gebied rond het Henschotermeer staat is Bosaardbei (Fragaria vesca). Vierkante meters van deze mooie plant is langs padranden en weinig belopen paden normaal. Vlakbij het Henschotermeer ligt de camping Laagkanje waar hier en daar tussen de huisjes en tenten nog een restant van een mooi houtwalletje ligt maar die verder weinig leek te bieden. Langs een asfaltweggetje, op een wat open en vochtige plek bij een tennisbaan vond ik een mooie groeiplaats van het kleinste landplantje van Nederland: Mosbloempje (Crassula tillaea) dat ook op Den Treek een al jaren bekende groeiplaats heeft. Daar is de groeiplaats zandig, hier wat blubberiger. Het was mij vergund bij Maarsbergen het golfterrein Anderstein te betreden. Gevaarloos is dat niet want de golfballen zijn erg hard en door mijn gedekte kleding bleek ik voor sommigen niet erg zichtbaar. Ik heb het overleefd en moet zeggen dat als het golfterrein in de plaats is gekomen van saaie akkers en weilanden het zeker een vooruitgang is. Er zijn nogal wat watertjes met glooiende oevers gegraven waarop zich een mooie heischrale begroeiing en begroeiing van vochtige heide hebben onwikkeld. Prominent staan er grote struiken Gagel (Myrica gale), zonder twijfel aangeplant en naar mijn idee nogal detonerend. De oevers zijn begroeid met Kleine zonnedauw en Moeraswolfsklauw (D. intermedia en L. inundata), soorten die we overal op het pleistoceen in soortgelijke milieus vinden. Van belang is het handhaven van de pioniersituatie, krachtige groeiers staan in ons stikstofrijke Nederland altijd op de loer. Op dit terrein is een grote variatie aan biotopen te vinden, van erg droog tot erg nat. Op de droge stukken staat Dwergviltkruid (Filago minima) een soort van kale, mineraalarme plekken die bij de geringste concurrentie de plaat poetst.
Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
– 10 –
Juli 2011, nummer 26
Tot het landgoed Anderstein behoort een natuurontwikkelingsterrein langs de Ringelpoel. Ook hier een variatie aan biotopen: van erg nat tot heischraal. Helaas kwam ik toen er net gemaaid was dus veel was verdwenen. Op een van de natste stukken stond een opvallende, goudkleurige bies, het schutblad teruggebogen. Het is de Ribbelbies (Schoenoplectus mucronatus). In Gorteria 27 nummer 2/3 pag. 40 ev. schrijft René van Moorsel een stukje over driekantige biezen en noemt daarin ook deze nieuwkomer voor de Nederlandse flora. Vanuit Centraal Europa lijkt deze mooie plant zijn areaal uit te breiden en is daarbij inmiddels van een aantal identieke vindplaatsen in ons land bekend namelijk terreinen waar natuurbouw heeft plaatsgevonden. Dit zou de derde vondst voor ons land zijn. Dit jaar viel ik in de prijzen, ik zou het Meeuwenkampje gaan inventariseren. Veel over gehoord maar nog nooit geweest. Van het gedeelte ten noorden van de spoorlijn UtrechtArnhem is een indruk te krijgen vanaf De Schalm, een dijk die vroeger een functie in onze waterdefensie had. Het interessantste stuk, aan de andere kant van de spoorlijn, ligt echter geïsoleerd tussen de weilanden. Het bleek een prachtig snippertje, een wondertje in zo’n vijandige omgeving in zo’n druk land. Door de verschillende microbiotopen hier o.a. bepaald door de aard van het grondwater, vinden we hier veel bijzondere soorten. Op recent afgeplagde plekken stonden honderden exemplaren van het Vetblad (Pinguicula vulgaris). Stijve Ogentroost (Euphrasia stricta) en twee Zonnedauwsoorten staan hier ook veel. Op wat meer blauwgraslandachtige pekken groeien Blonde en Vlozegge (resp. Carex hostiana en C. pulicaris). Andere soorten van deze plek zijn Grote muggenorchis (Gymnadenia conopsea), 1 ex. ontdekte ik en Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia). Opvallende soorten zijn verder o.a. Klokjesgentiaan (Gentiana pneumonanthe), erg veel Spaanse ruiter (Cirsium dissectum) en Bevertjes (Briza media). De noordkant heeft een ander karakter, plaatselijk veel zuurder. Hier is opvallend de grote hoeveelheid van de halfparasiet Moeraskartelblad (Pedicularis palustris) en Blauwe knoop (Succisa pratensis). Ook hier grote verschillen in biotopen, van heischraal grasland tot een gegraven watertje. In het voorjaar vond ik een groeiplaats van Rond wintergroen (Pyrola rotundifolia), het schijnt ook in de Maarnse zandafgraving te staan maar daar heb ik het niet gevonden. Nu naar het rivierengebied en wel naar kalkrijk zand aldaar. Twee tichelterreinen heb ik bezocht en wel de Put van Bullee bij Asperen en het Tichelterrein bij Buren, beide in het stroomgebied van de Linge/ Korne. Het terrein bij Asperen is bekend om zijn Paardenstaartsoorten. Bonte paardenstaart (Equisetum variegetum), Schaafstro (E. hyemale) en als grote bijzonderheid de enige groeiplaats in Nederland van de bastaard van deze twee E. x trachyodon. Om die laatste soort te vinden moet moeite gedaan worden, het is geen makkelijk te herkennen soort. Ook in Buren staat de Bonte paardenstaart en een bijzondere zegge: de Paardenhaarzegge (Carex appropinquata), al jaren bekend van een plek in open vochtig grasland waar een grote pol en 2 kleine polletjes staan. Een sierlijke zegge die in uiterlijk vaak met de Pluimzegge (Carex paniculata) wordt vergeleken maar veel sierlijker is, gewoon een mooie soort. Een van de blikvangers naast de verschillende soorten orchideeën is Grote boterbloem (Ranunculus lingua) zeker een van onze mooiste soorten die op een plek in het terrein massaal staat. Van de orchideeën zijn Grote keverorchis (Neottia ovata) massaal aanwezig, ook Moeraswespenorchis (Epipactis palustris) en Vleeskleurige orchis (Dactylorhiza incarnata). Van die laatste soort staan hier ook veel witte exemplaren, volgens de boswachter een ondersoort waarvan ik de naam niet ken.
Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
– 11 –
Juli 2011, nummer 26
In Buren zijn de meeste genoemde soorten vanaf de vrij toegankelijke paden te bekijken, de Put van Bullee is verboden gebied evenals de Maarnse zandafgraving en het Meeuwenkampje, op Den Treek is veel vanaf paden te zien. Jan Pellicaan
Dysphania carinata al 25 jaar onopgemerkt in het district Utrecht (en Nederland) aanwezig Op 21 augustus 2010 tijdens de FLORON-excursie in de buurt van de Laapersheide ten zuiden van Hilversum werd een aantal exemplaren van een plant gevonden die na een intensieve speurtocht als Dysphania carinata (voorheen Chenopodium carinatum) kon worden benoemd. Een wellicht nog grotere verrassing van deze speurtocht blijkt dat deze soort zeer waarschijnlijk al sinds 1985 standhoudt op de gevonden groeiplaats. Tijdens de FLORONexcursie werd een afwisselend km-hok onderzocht. Aanwezige biotopen waren oud bos, droge heide waarin diverse heischrale elementen te vinden waren, de spoorlijn met interessante bermen, snelwegen met aardige taluds en een oude paardenbaan. In het specifieke km-hok komt ook nog een klein gedeelte natte heide voor, maar daar zijn we toen niet geweest. Tijdens de excursie werd een door beesten opengehouden, droog, tamelijk zonnig en ietwat ruderaal schraal open zanderig gedeelte in de buurt van de spoorlijn bezocht, waar ongeveer 20 exemplaren groeiden. Begeleidende soorten waren o.a. Gewone spurrie, Kleine leeuwenklauw, Gewone reigersbek en Grote brandnetel. Praktisch alle exemplaren waren nog erg klein. Slechts 1 exemplaar kon als vrijwel volgroeid betiteld worden. De aanwezige excursiegangers waren tamelijk unaniem in de gedachte dat er “iets” niet klopte aan deze exemplaren. Arie van den Bremer maakte veel foto’s, terwijl van het grote exemplaar twee takjes als herbariummateriaal meegenomen zijn door WimVuik.
Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
– 12 –
Juli 2011, nummer 26
Al vrij snel daarna werd een vermoeden uitgesproken richting D. carinata. Het toeval wilde dat het weekend erop er een OFG-excursie plaatsvond in Rotterdam met een aantal bevriende Belgische collega’s. Filip Verloove, een van de grootste adventieven-kenners van NW-Europa, was bij deze excursie aanwezig. Het herbariummateriaal en een aantal genomen foto’s van de groeiplaats werden aan hem overlegd en het vermoeden werd vrijwel meteen bevestigd door hem. Dat was een opsteker! De speurtocht nam derhalve serieuze vormen aan. Tijdens de excursie werd namelijk veelvuldig de naam Liggende ganzenvoet (Chenopodium pumilio) genoemd. Een soort die inderdaad nogal op Dysphania carinata lijkt. De boeken werden er op nageslagen, internet bekeken, Florbase werd geraadpleegd en een bevriende florist uit Hilversum (Arthur van der Heijden) werd ook om informatie gevraagd. In een later stadium werd ook de interesse gewekt van Ton Denters na het vernemen van info over deze soort. Met uiteindelijk nogal verrassende resultaten. Tijdens de zoektocht kwam ook nu weer C. pumilio bovendrijven. Ten eerste kwam Arthur met herbariummateriaal aanzetten van exact dezelfde groeiplaats uit 1991 waarbij het herbariumvel C. pumilio vermelde met een vraagteken! Florbase vermeld een melding uit hetzelfde km-hok van C. pumilio uit 1985. De bron hiervan was de Atlas van het Gooi. Maar in de Flora van de Nederlandse spoorwegen wordt in 1987 over het desbetreffende baanvak de naam Druifkruid (C. botrys) opgegeven. Over C. pumilio wordt niet gesproken. Ton Denters kwam in een later stadium met dia’s uit 1990 en 1993. Ze waren het archief ingegaan als Chenopodium pumilio, maar na het bekijken van dit materiaal kwam hij ook tot de conclusie dat het D. carinata moest zijn. Hij vermeldde ook nog dat ze “toendertijd met diverse floristen op de desbetreffende plek waren geweest en dat er tientallen exemplaren hebben gestaan”. Tijdens de afgelopen variadag werd het herbariummateriaal van 2010, het materiaal van Arthur uit 1991 en de genomen foto’s van Arie van den Bremer overhandigt aan Wout Holverda van het Nationaal Herbarium. Ook hij kwam tot de conclusie dat het Dysphania carinata is. Ook het materiaal uit 1991 werd als zodanig benoemd. Na ruggespraak werden de vondsten uit Florbase van C. pumilio uit 1985 en C. botrys uit het rapport van de Spoorwegen uit 1987 als zeer waarschijnlijk foutief bestempeld. In de jaren 80 en begin jaren 90 stonden C. botrys en C. pumilio nogal in de belangstelling als inburgerende soorten langs de rivieren. Dat daarbij op andere zeker niet gelijkende plaatsen in het land wellicht abusievelijk ook deze beide soorten zijn opgegeven, is wellicht bij het voortschrijdend inzicht van nu te begrijpen. En waar mogelijk een mooi startpunt om dit in het land nog eens goed te gaan onderzoeken. De soort blijkt dus met zekerheid sinds 1990 op de desbetreffende plek voor te komen en met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid sinds 1985. Een typisch geval van inburgering derhalve. Uit gegevens van het Nationaal Herbarium blijkt dat Dysphania carinata als adventief in 1948 en in 1950 is gevonden bij een Tilburge wolwasserij en in 1959 in een verlaten grindgroeve aan de Maas ten Z. van Grevenbicht. En dat is alles voor wat betreft de laatste 60 jaar in Nederland. De genoemde groeiplaats mag derhalve als best belangrijk omschreven worden. De warmteminnende Dysphania carinata komt oorspronkelijk uit Australie en is met wolimport in Europa terechtgekomen. Hierbij is de soort in Zuid-Engeland inmiddels zeldzaam ingeburgerd. Ook in Belgie wordt de soort via wolimport genoemd. Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
– 13 –
Juli 2011, nummer 26
Het blijft uiteraard gissen hoe de soort op deze plek terecht is gekomen. In het rapport van de Spoorwegen uit 1987 wordt vermeld, dat op het dertien kilometer lange baanvak Hilversum-Sportpark/Utrecht-Overvecht “enkele jaren geleden veel soorten met koolas en mijnsteen zijn aangevoerd”. De groeiplaats ligt weliswaar langs het spoor, maar het lijkt hoogst onwaarschijnlijk dat dit koolas en mijnsteen op de bewuste groeiplaats terecht is gekomen, tenzij deze open plek als een soort van opslagruimte is gebruikt. De groeiplaats wordt zeer waarschijnlijk door paarden en/of ezels opengehouden. Ongetwijfeld een van de voorwaarden voor de soort om het hier zo lang uit te kunnen houden. Het hele terrein lag er gedateerd bij, maar nog wel in gebruik zijnde. Eventuele eigenaren hebben we echter niet kunnen bevragen. Tot voor kort behoorde Dysphania bij Chenopodium. Voortschrijdend taxonomisch onderzoek heeft dit echter te niet gedaan. In een komende nieuwe Heukels zullen dan ook soorten als C. botrys, C. pumilio en C. ambrosoides ook tot Dysphania gaan behoren. Zeg maar de beklierde “ruikende” ganzenvoeten. Er is nog geen officiële Nederlandse naam voor Dysphania carinata. In Engeland wordt de soort “Keeled goosefoot” genoemd. Vrij vertaald in het Nederlands zou dat dus Gekielde ganzenvoet zijn. Het lijkt mij wel een aardige naam. Wim Vuik
Kort overzicht van de gegevens vanaf 1975 in ons district Al sinds 1975 worden gegevens per kilometerhok verzameld. Inmiddels zijn in ons district al meer dan 1,1 miljoen waarnemingen gedaan. En dat worden er ieder jaar meer. Om ook de laatste hokken van waarnemingen te voorzien, zijn we de laatste jaren druk geweest met het opkrikhokkenproject. Zie elders voor de resultaten hiervan. Maar voor sommige hokken is het ook wel erg lang geleden dat er voor het laatst echt geïnventariseerd is. Daarom heb ik In dit overzicht twee kaartjes opgenomen. Een kaartje met in welke periode voor het laatst meer dan 75 soorten zijn genoteerd. En een vergelijkbaar kaartje, maar dan voor meer dan 150 soorten. Dat kan helpen bij het kiezen van een hok om te inventariseren. De kaartjes heb ik gemaakt met de gegevens zoals die tot begin 2010 in de NDFF zaten en de overzichten die altijd in de nieuwsbrief verschijnen. Achterin deze Nieuwsbrief staat nog een kaartje met een overzicht van onze inventarisatie-inspanningen vanaf 2005. De kritische beschouwer zal merken dat er in het bovenstaande kaartje meer gaten zitten dan je op grond van het opkrikhokkenproject zou verwachten. Tenslotte lijkt het wel alsof in de periode 2000-2004 nog heel veel geïnventariseerd is en daarna veel minder. Dat heeft een paar oorzaken. Bij Floron was er tot voor kort een achterstand in het verwerken van de gegevens. Dat betekent voor ons district dat er uit de periode 2006-2008 ongeveer 35 hokken nog niet in de database zaten. Nu zijn die gedigitaliseerd en worden ze toegevoegd aan de NDFF. Deze hokken heb ik met behulp van de overzichten zo goed mogelijk toegevoegd. Maar ik kan nog wat gemist hebben. Bij het opkrikhokkenproject gaat het ook om het totaal aantal soorten dat in een hok gevonden is. Met meer dan 70 soorten in de afgelopen 30 jaar (dus de lat ligt ook iets lager dan in dit kaartje) telt het hok niet meer mee voor het project. Dus als er 2 keer 60
Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
– 14 –
Juli 2011, nummer 26
soorten zijn gevonden met een totaal van 90 soorten, staat het hok niet op dit kaartje maar hoeft het ook niet meer voor het opkrikhokkenproject bekeken te worden. Naast de gegevens van ons, zitten in FlorBase ook gegevens van bijvoorbeeld de provincies. De gegevens van de provincies vanaf 2005 zitten nog niet in de database. Daardoor lijkt het alsof er vanaf 2005 veel minder gedaan is. De Floron-vrijwilligers leveren al jaren tussen de 15000 en 20000 waarnemingen per jaar. Op deze pagina het kaartje met meer dan 75 waarnemingen per hok en op de volgende pagina het kaartje met meer dan 150 waarnemingen per hok.
Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
– 15 –
Juli 2011, nummer 26
Districtsbijeenkomst 5 maart 2011 Na een onderbreking van een paar jaar hebben we weer een middag georganiseerd. Met 15 mensen mogen we spreken van een mooie opkomst. Niet alleen hebben we een leerzame middag gehad, maar het spreken van mede-floristen is natuurlijk ook gewoon gezellig. Renée van Moorsel hield een korte inleiding op het geslacht Zegge. Met behulp van herbariummateriaal uit Leiden konden we mooi de vele verschillende soorten die in ons district voorkomen nader bekijken. Daarop aansluitend gaf Wim Vuik inzicht in de resultaten van ons Regionaal Flora Signaal. Uit zijn presentatie mogen we wel spreken van een groot succes. Van de 100 hokken in dit meetnet hebben we heel veel waarnemingen van bijzondere soorten vastgelegd. Natuurlijk zit er een leereffect in, waardoor van sommige soorten steeds meer gevonden wordt. Maar van andere soorten is het juist duidelijk dat die het moeilijk hebben.
Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
– 16 –
Juli 2011, nummer 26
Min of meer naadloos hierop hebben we gepraat over het stimuleren van meer vrijwilligers om planten te inventariseren. Er zijn verschillende ideeën geopperd om hier vorm aan te geven. Cursussen, mensen die op Telmee invoeren benaderen. Helaas heb ik nog geen tijd gevonden om hier verder vorm aan te geven, maar ik waardeer de inbreng zeer. Mochten er nog meer ideeën opborrelen, dan houd ik mij aanbevolen. Met z´n allen houden we ons district levend! Volgend jaar ben ik zeker van plan om aan deze bijeenkomst een vervolg te geven.
Vrijwilliger van het jaar Tijdens de afgelopen variadag is de eerste Floron-vrijwilliger van het jaar in het zonnetje gezet. Deze eerste vrijwilliger was niemand minder dan Wim Vuik. Voor mij was dit moment ook bijzonder, want het is een zeldzaam verschijnsel om Wim met zijn mond vol tanden te zien staan. Toch was dat wat er gebeurde: een sprakeloze Wim. Niet lang natuurlijk, maar toch. Wim, ga vooral zo door!
Excursies 2011 D11 De eerste excursies van dit jaar zijn natuurlijk allang achter de rug. Daarom alleen nog even aandacht voor de laatste twee excursies van dit jaar. Hoewel niet verplicht, is het wel verstandig om je van te voren op te geven. Dan word je op de hoogte gebracht van eventuele last-minute wijzigingen. Van de excursies van 2011 zullen in de volgende nieuwsbrief de verslagen verschijnen.
10 september: Arkemheen Afsluiting van het opkrikhokken-project. De laatste twee hokken liggen in dit weidevogelgebied. Veel leuke (kwel)slootjes en nog vrij schrale bermen. Na afloop kunnen we dit nog op gepaste wijze ergens vieren. Verzamelen om 10 uur op station Nijkerk. Info en opgave: Patrick Lansing
01 oktober: Langs de Waal Traditionele afsluiting van het veldseizoen met district 19. Het hoogwater van afgelopen januari/februari heeft weer gezorgd voor de broodnodige dynamiek in het rivierengebied. We gaan langs de Waal kijken wat dat aan flora oplevert. Ter plekke zoeken we een interessant gebied uit. Verzamelen om 10.00 uur op station Zaltbommel. Info en opgave: Patrick Lansing
Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
– 17 –
Juli 2011, nummer 26
Floron Nieuwsbrief – Utrecht – District 11
– 18 –
Juli 2011, nummer 26