Nieuwe parkeerregelgeving voor Gouda Implementatie van het Parkeerbeleidsplan 2005 - 2015
Opdrachtgever: Gemeente Gouda
ECORYS-AVM
Ir Ewald Dijkstra
Amsterdam, 18 juni 2008
ECORYS-AVM Rhijnspoorplein 28 1018 TX Amsterdam
T 020 638 97 56 F 020 638 98 36 E
[email protected] W www.avm.ecorys.nl K.v.K. nr. 24316726
E.D./TA 17635
Inhoudsopgave
1 Parkeerbeleid in Gouda 1.1 Over parkeerregulering 1.2 Parkeerbeleidsplan 1.3 Van plan naar uitvoering 1.4 Belangrijkste wijzigingen
4 4 5 6 7
2 Capaciteit gerelateerde vergunninguitgifte 8 2.1 Hoge parkeerdruk 8 2.2 Voorgestelde maatregelen 8 2.2.1 Aanpassing regulering bewonersparkeren door herverdeling van de parkeercapaciteit 8 2.2.2 Betere verdeling van de parkeerdruk door herzonering van de gereguleerde gebieden 9 2.2.3 Betere integratie straat- en garageparkeren 9 2.2.4 Toevoegen van parkeercapaciteit 10 2.3 Effecten 10 2.4 Consequenties voor de organisatie en de burger Error! Bookmark not defined. 3 Toepassen autoloos wonen 3.1 Subsidieverordening 3.2 Bouwverordening 3.3 Parkeerbeleidsplan 3.4 Huidige parkeerregelgeving 3.5 Voorgestelde regelgeving
E.D./TA 17635
12 12 12 12 13 14
1 Parkeerbeleid in Gouda
1.1
Over parkeerregulering Regulering in Gouda vindt plaats door toepassing van parkeerbelastingen. Met uitzondering van het grootste gedeelte van het centrum is sprake van een duaal systeem, waarbij zowel incidentele parkeerders kunnen parkeren (al dan niet met een dagkaart) als vaste gebruikers met een vergunning. In het grootste deel van het centrum kan uitsluitend met een vergunning (of dagkaart) worden geparkeerd. Parkeerbelasting is een algemene, zakelijke belasting. Het algemene zit erin dat gemeenten vrijelijk kunnen beschikken over de inkomsten. Zij kunnen zelf beslissen wat zij met het geld doen. Het zakelijke karakter van de belasting komt tot uiting in het feit dat persoonlijke omstandigheden geen rol mogen spelen bij de hoogte van het belastingtarief. De handeling (het parkeren) is belast. Het gelijkheidsbeginsel is dan ook een belangrijk uitgangspunt bij het toepassen van parkeerbelasting. De toepassing van parkeerbelasting door een gemeente wordt mogelijk gemaakt in een aantal wetten. Voor de inhoud en toepassing van parkeerbelasting is artikel 225 van de Gemeentewet het centrale punt van de regelgeving. In dit artikel is bepaald dat er twee vormen van parkeerbelasting zijn: a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze. Onder a. wordt verstaan het betalen bij de parkeermeter en dergelijke. De belasting genoemd onder b. betreft het betalen van parkeervergunningen. Feitelijk lopen er dus 2 systemen door elkaar heen. Enerzijds het systeem van betalen aan de automaat en anderzijds het systeem van het parkeren met een vergunning. In tegenstelling van wat sommigen denken is het vergunningsysteem geen vorm van ontheffingen, maar dus een aparte vorm van parkeerbelastingen betalen. Het zakelijke karakter van de belastingen maakt het verstrekken van ontheffingen onmogelijk. Gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld. Wel is het mogelijk om vrijstelling te verlenen. Zo hoeven gehandicapten in een aantal gemeente niet, en in andere wel te betalen. Dit komt omdat de ene gemeente het parkeren door gehandicapten niet en de andere gemeente wel wil reguleren. Als de gemeente het parkeren door gehandicapten niet wil reguleren is er dus geen enkele noodzaak dat zij parkeerbelasting betalen. Het zelfde geldt voor nood- en hulpdiensten bij de uitoefening van hun functie. De gemeente dient met vrijstellingskwesties zorgvuldig om te gaan. Als een belanghebbende aantoont
4
dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden, kan dat de gemeente voor grote problemen stellen (zie ook uitspraak Hof Leeuwarden 9 maart 2001, nr.00/00537-E-4). Zaken als een hardheidsclausule, waarmee de gemeente maatwerk kan leveren, verenigen zich moeilijk met een systeem van parkeerbelastingen. Bij toepassing van parkeerbelastingen is in de wet is bepaald dat de hoogte van het parkeertarief afhankelijk mag worden gesteld van: Het tijdstip dat er wordt geparkeerd De parkeerduur De locatie van de parkeerplaats De grootte van de auto (ingenomen weg oppervlakte) Daarnaast biedt de jurisprudentie de mogelijkheid om bedrijven voor vergunningen andere tarieven te mogen berekenen dan bewoners. Dit betekent dat de mogelijkheden om te differentiëren in tarief beperkt zijn. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om korting te geven als men met 06 parkeren betaald, of een toeslag te leggen op de vergunning als men deze met acceptgiro in plaats van automatische incasso wil betalen. Als men niet, of onvoldoende betaalt, krijgt men een naheffingsaanslag (dus geen boete) opgelegd. De maximale hoogte van de naheffingsaanslag is wettelijk bepaald. De gemeente heeft de vrijheid om een lager bedrag te rekenen. De inkomsten van de naheffingsaanslag vloeien in de gemeentekas. Deze vorm van handhaving wordt fiscale handhaving genoemd. Fiscale handhaving is uitsluitend mogelijk als iedereen die wil kan parkeren en ook in de gelegenheid wordt gesteld om de parkeerbelasting te voldoen. Op plaatsen waar het parkeren uitsluitend is toegestaan voor vergunninghouders, kan daarom geen fiscale handhaving plaatsvinden. Door parkeren met een dagkaart toe te staan, wordt iedereen die wil parkeren ook in de gelegenheid gesteld om te parkeren. Gouda maakt daarmee fiscale handhaving mogelijk. Parkeerbelastingen mogen niet worden geheven als het parkeren door een wettelijk voorschrift is verboden. Dit is de reden dat een auto die op de stoep staat geen naheffingsaanslag, maar een boete wordt opgelegd (ook wel bekend als ‘Mulderbon’, verwijzend naar de wet Mulder). Deze boete komt ten goede aan justitie. Parkeren uitsluitend voor vergunninghouders wordt ook met de Mulderbon gehandhaafd. In Bijlage 1 is een tabel opgenomen die e.e.a. samenvat en aangeeft welk bestuursorgaan (raad of college) waarvoor verantwoordelijk is.
1.2
Parkeerbeleidsplan Met het vaststellen van het Parkeerbeleidsplan heeft de gemeente Gouda het parkeerbeleid voor de periode 2005 - 2015 vastgelegd. Het in dit document verwoorde beleid is gebaseerd op drie centrale uitgangspunten: 1. Voorzien in de parkeerbehoefte nu en in de toekomst is onmisbaar voor het ruimtelijk en economisch functioneren van de stad. 2. De gemeente reguleert bestaande en stimuleert nieuw aan te leggen parkeervoorzieningen en reguleert het gebruik (tariefheffing, belanghebbendenregeling). 3. Alle kosten die aan het parkeren zijn toe te rekenen worden in rekening gebracht bij de gebruiker.
5
Bijzonder aan Gouda is dat de ruimte, mede door de bodemgesteldheid, schaarser is dan in de meeste andere steden. Op basis van dit gegeven en de uitgangspunten zijn een aantal doelstellingen geformuleerd (hoofdstuk 3 van het Parkeerbeleidsplan) aan de hand waarvan vervolgens maatregelen zijn opgesteld. In hoofdlijnen zijn deze samen te vatten als: Parkeeroverlast dient te worden tegengegaan Nieuwbouw en verbouw mag niet leiden tot een toename van de parkeerdruk in het openbaar areaal Parkeren dient zoveel mogelijk te geschieden op eigen terrein. De beschikbare ruimte dient zo optimaal mogelijk te worden gebruikt Het parkeren is kostendekkend Er mag geen groen worden opgeofferd voor parkeren Nader beschouwd heeft de gemeente op hoofdlijnen een coherent en samenhangend beleid vastgelegd. Op de invulling van het beleid kan hier en daar het een en ander worden afgedongen. Het betreft daarbij vooral de wijze waarop de regulering plaats vindt en de mogelijkheden die worden geboden om de eigen parkeervraag op te lossen.
1.3
Van plan naar uitvoering De wijze waarop het beleid thans wordt uitgevoerd is met name gericht op het sturen van het parkeren door bezoekers en in zekere mate het parkeren door medewerkers van bedrijven. In het centrum is het gebruik van de meeste parkeerplaatsen voorbehouden aan vergunninghouders. Bezoekers worden daarmee gedwongen om gebruik te maken van de parkeergarages- of terreinen. Bewoners (en in beperkte mate bedrijven) komen in aanmerking voor parkeervergunningen. Het uitgiftebeleid voor de parkeervergunningen is ruimhartig. Iedere bewoner uit het centrum die in het bezit is van een auto kan een vergunning aanvragen en krijgt die ook. Dat heeft als gevolg dat er substantieel meer vergunningen worden verstrekt dan er plaatsen zijn. De vergunning is daarmee meer een toegangsbewijs voor de vergunningsector, dan een instrument in het kader van parkeerregulering. Het ontbreken van sturing met parkeervergunningen heeft een ander gevolg. Doordat deze zo ruimhartig worden verstrekt en het tarief zo laag is, is er drempels voor het parkeren door bewoners geen sprake. Het hebben van een parkeermogelijkheid wordt als vanzelfsprekend ervaren. Men ervaart onvoldoende schaarste aan parkeerruimte. Een parkeerplaats in Gouda wordt in financiële zin niet op waarde geschat. Doordat de schaarste onvoldoende tot uiting komt, is het bedrag dat men voor een parkeerplaats over heeft lager dan men op grond van de feitelijke schaarste mag verwachten. Een juiste waardering van parkeerfaciliteiten is van belang voor het realiseren van een kostendekkend parkeerbeleid. Als de gebruiker bereid is de werkelijke waarde te betalen voor een parkeerplaats, zal bij de ontwikkeling van nieuwe locaties het realiseren van voldoende parkeerplaatsen een minder groot probleem zijn. De kostendekkendheid gaat immers omhoog. Met het beleid, zoals dat is vastgelegd in het parkeerbeleidsplan, wil de gemeente duidelijk meer sturing geven aan het gebruik van parkeerplaatsen. De gemeente gaat nu nog erg ruimhartig om met het faciliteren van verschillende doelgroepen. De in deze notitie
6
voorgestelde maatregelen hebben te doel om beter te kunnen sturen in het gebruik van parkeerplaatsen en tevens om te komen tot een reële waardering van parkeerplaatsen. Dit komt neer op het paal en perk stellen van het gebruik van de parkeerplaatsen en het faciliteren van allerlei mogelijke doelgroepen en situaties. Moet iemand die geen eigenaar is van een auto of een auto met een buitenlands kenteken wel of niet in aanmerking komen voor een parkeervergunning?
1.4
Belangrijkste wijzigingen Het huidige parkeerregels zijn nog niet geheel in de geest van het parkeerbeleidsplan. Er zijn een aantal maatregelen nodig om beter te kunnen reguleren en efficiënter met de bestaande ruimte om te gaan. Het gaat hierbij om: − Het relateren van het aantal te verstrekken parkeervergunningen aan de bestaande parkeercapaciteit. − Het (mede) afhankelijk stellen van het aantal te verkrijgen vergunningen aan het al dan niet hebben van parkeerplaatsen op eigen terrein. − Het toepassen van autoloos wonen − Het voorzien in adequate parkeernormen. − Het realiseren van gezamenlijke parkeervoorzieningen bij nieuwe ontwikkelingen. In de volgende hoofdstukken wordt ingegaan op de voorgestelde wijzigingen.
7
2 Capaciteit gerelateerde vergunninguitgifte
2.1
Hoge parkeerdruk In Gouda is sprake van een parkeerprobleem. In de wijken Centrum en Raambuurt is de parkeerdruk onverminderd hoog. Naast de onveranderd hoge parkeerdruk, blijkt ook de parkeerdruk die wordt veroorzaakt door vergunninghouders aanzienlijk te zijn. Een deel van de hoge parkeerdruk wordt veroorzaakt doordat aan de uitgifte van vergunningen geen maximum is gekoppeld. De huidige parkeerregulering, waarbij iedere bewoner met een auto een vergunning kan kopen, leidt niet tot een eerlijke verdeling van de schaarse openbare ruimte. Een eerlijke verdeling betekent dat ieder huishouden of bedrijf met een auto zou moeten kunnen beschikken over tenminste één parkeergelegenheid. Hetzij een eigen voorziening, hetzij door middel van een parkeervergunning. De beschikbare capaciteit staat dit niet altijd toe in de parkeersector waar men woonachtig c.q. gevestigd is. In dat geval wordt, voor zover de parkeercapaciteit het toelaat, een vergunning voor een alternatieve locatie aangeboden.
2.2 2.2.1
Voorgestelde maatregelen Aanpassing regulering bewonersparkeren door herverdeling van de parkeercapaciteit Als de gemeente de parkeerdruk serieus wil verlagen dan zal zij minder gul kunnen zijn met het verstrekken van vergunningen. In dat kader worden de volgende maatregelen voorgesteld: • Het aantal te verstrekken parkeervergunningen in een gebied (sector) is aan een maximum gebonden. Dat maximum is gerelateerd aan het aantal parkeerplaatsen in de betreffende sector die door vergunninghouders kunnen worden gebruikt. • Het al dan niet kunnen of hadden kunnen beschikken over een eigen parkeerplaats is van invloed op het aantal te verkrijgen parkeervergunningen. Voor iedere eigen parkeerplaats waarover men beschikt of had kunnen beschikken krijgt men één parkeervergunning minder. • Een tweede of volgende parkeervergunning aan bewoners wordt uitsluitend verstrekt zolang daarvoor voldoende ruimte is. De tweede parkeervergunning kan worden ingetrokken indien een wachtlijst ontstaat voor eerste parkeervergunningen. Er zijn vier vergunningvormen in het leven geroepen om bovenstaande verdeling en toewijzing van parkeerplaatsen aan bewoners te realiseren: o Bewonersvergunning A. Dit is de eerste parkeervergunning. Zolang de aanvrager binnen de parkeersector blijft wonen, een auto heeft en aan zijn
8
o
o
o
betalingsverplichting voldoet, blijft een eenmaal verstrekte vergunning gehandhaafd. Bewonersvergunning B. Dit is de tweede en volgende parkeervergunning. Deze wordt uitsluitend verstrekt op het zolang de parkeercapaciteit het toelaat. Indien een structurele wachtlijst ontstaat voor een bewonersvergunning A, kan het College besluiten de bewonersvergunning B voor een gebied geheel of gedeeltelijk in te trekken. De bewonersvergunning B heeft daarmee een tijdelijk karakter. Tijdelijk kan hier enkele maanden, maar ook enkele jaren zijn. Bewoners uit sector 1 komen niet in aanmerking voor deze vergunning. Voor deze sector geldt maximaal 1 vergunning per adres. Bewonersvergunning C. Dit is een vergunning die bewoner die voor een Bewonersvergunning A in de ene sector op de wachtlijst staat, tijdelijk kan krijgen in een andere sector. Bijvoorbeeld iemand die in sector 1 woont en op de wachtlijst staat voor een Bewonersvergunning A voor dat gebied, kan tijdelijk een bewonersvergunning C krijgen voor (bijvoorbeeld) sector 3. Bewonersvergunning D. Dit is een vergunning om tussen 18.00 uur en 09.00 uur te kunnen parkeren op de parkeerterreinen ‘Schouwburgplein’ of ‘Klein Amerika’. Deze vergunning wordt uitsluitend verleend indien men niet beschikt over een bewonersvergunning A, B of C
De aanpassing van de regelgeving geschiedt in het Uitwerkingsbesluit parkeren. Dit besluit wordt door het College van B&W vastgesteld. Deze vervangt de bestaande uitwerkingsbesluiten. In Bijlage 2 is bovenstaande vertaald in de nieuwe regels. 2.2.2
Betere verdeling van de parkeerdruk door herzonering van de gereguleerde gebieden Ten einde een meer eenduidige regimeindeling te krijgen wordt het centrum deel van sector 2 (sector 2A) hetzelfde regime als de bestaande sector 1. Sector 1 beslaat daarmee het gehele gebied binnen de singels. Sector 2 ligt daar dan geheel buiten. De gewijzigde opzet van de vergunningensystematiek maakt het mogelijk om met kleine vergunninggebieden toch efficiënt om te gaan met de beschikbare parkeercapaciteit. Uitgaande van het maximum aantal vergunningen in een gebied, worden eerst de bewonersvergunningen A verdeeld, vervolgend de bewonersvergunningen B en ten slotte de bewonersvergunningen C. Een dergelijke aanpak maakt het mogelijk om met kleine(re) vergunninggebieden te werken. Daarmee kan de parkeerdruk evenwichtiger worden verdeeld over de gereguleerde gebieden. De noodzaak voor verkleining van de vergunninggebieden is afhankelijk van de verdeling van de verschillende vergunningsoorten, en de te verwachten overlast bij het toepassen van de Bewonersvergunning C. Deze vergunning wil je op plaatsen waar de parkeerdruk reeds hoog is niet hebben, en op plaatsen waar de parkeerdruk laag is juist wel. Dit vergt derhalve nader onderzoek.
2.2.3
Betere integratie straat- en garageparkeren Een betere integratie van straat- en garageparkeren wordt bereikt door het hebben, kunnen hebben, of hadden kunnen hebben van parkeercapaciteit te betrekken bij de overweging voor het al dan niet krijgen van een parkeervergunning. Het kan niet zo zijn dat iemand die beschik over een eigenparkeervoorziening de parkeerproblemen vergroot door zijn auto op
9
de openbare weg te parkeren. Als men een parkeerplaats op eigen terrein heeft, komt men daarom ook niet in aanmerking voor een parkeervergunning. Hetzelfde geldt als men een parkeerplaats een andere functie geeft. Dat moet als consequentie hebben dat (nu of in de toekomst) het parkeren ook niet meer door de gemeente wordt gefaciliteerd. Om dezelfde reden is het strikt toepassen van de parkeernormen bij nieuwbouw of uitbreiding noodzakelijk. Dit mag niet leiden tot een verhoging van de parkeerdruk. Het benutten van de capaciteit op de parkeerterreinen is een ander middel om de integratie tussen straat- en garageparkeren te bevorderen. Dit vergt echter wel dat het terrein 24 uur per dag, 7 dagen in de week gesloten blijft. Voor de parkeerder die komt na 21.00 uur en uitrijdt voor 09.00 uur verandert er weinig. Hij kan gratis blijven parkeren op de terreinen. Voor de parkeerder die het terrein eerder betreedt of later vertrekt betekent dat hij de uren die hij parkeert tussen 09.00 en 21.00 uur moet betalen. De bewonersvergunning D is zodoende een optie voor diegenen die het parkeerterrein uitsluitend gebruiken in de daluren. 2.2.4
Toevoegen van parkeercapaciteit Het toepassen van de voorgestelde regelgeving wijkt af van de afspraak dat pas wordt ‘opgetreden’ tegen tweede parkeervergunningen als er voldoende alternatieve parkeercapaciteit is gerealiseerd in de vorm van parkeergarages. ECORYS - AVM is daar geen voorstander van omdat dat een te dure oplossing is van het vraagstuk. In de Goudse situatie ligt een kostendekkend tarief voor het gebruik van een gebouwde parkeervoorziening tussen de € 100,- en € 200,- per maand. Het is niet de verwachting dat veel mensen tegen die kosten hun auto op afstand willen parkeren. Onze verwachting is dat het volledig faciliteren van de tweede vergunning in gebouwde voorzieningen leidt tot een grootschalige leegstand van dergelijke parkeervoorzieningen. Het is daarom een maatregel die vooral veel geld kost, en weinig bijdraagt tot de oplossing van het probleem. Vergelijk Den Haag. Daar is ongeveer anderhalf jaar geleden betaald parkeren ingevoerd in de wijk Rustenburg-Oostbroek. Er werden geen tweede vergunningen verstrekt. Wel is een parkeergarage geopend voor deze groep, waar men tegen een tarief van € 40,- per maand een abonnement kan nemen. Op een totaal van 126 parkeerplaatsen is slechts de helft verhuurd.
Dat wil niet zeggen dat er geheel geen capaciteit moet worden bijgebouwd. Er zijn reeds plannen om de parkeercapaciteit van het parkeerterrein ‘Schouwburgplein’ uit te breiden met een parkeerdek. De planning is dat dit in 2009 wordt gerealiseerd. Uitbreiding van de capaciteit van de parkeerterreinen Klein Amerika en Vossenburgkade wordt onderzocht.
2.3
Effecten Primair gaat het om een herverdeling van de gebruikers over de gereguleerde parkeerplaatsen en het optimaal gebruiken van het (potentiële) parkeerareaal op eigen terrein. Omdat het aantal gereguleerde parkeerplaatsen, evenals het aantal voertuigen (nagenoeg) gelijk blijft zal iedereen die nu een plek heeft dat ook in de nabije toekomst vinden. De afstand tussen woning en/of de kosten voor het parkeren kunnen wel anders zijn in vergelijking met de bestaande situatie. De kans voor een huishouden om één auto in de nabijheid van de woning te kunnen parkeren neemt toe. De noodzaak om de tweede auto op afstand te parkeren eveneens. Dit kan mogelijk gepaard gaan met extra kosten. Op
10
korte termijn zal dit ertoe leiden dat de parkeerdruk in sector 1 (centrum) kan afnemen. In dat geval zullen auto’s die tot dan in het centrum op straat worden geparkeerd, elders in de stad geparkeerd worden. Dit kan zijn op een van de parkeerterreinen met de ‘Bewonersvergunning D’; op de parkeerterreinen buiten de betaaltijden (zolang men na 21.00 uur inrijdt en voor 09.00 uur uitrijd is men geen tarief verschuldigd), of met een ‘bewonersvergunning C’ in een ander vergunninggebied. In het laatste geval betekent dat daar de parkeerdruk kan stijgen tot het in het uitwerkingsbesluit opgenomen percentage. Over geheel Gouda zal de parkeerdruk constant blijven. Zowel het aantal parkeerplaatsen als het aantal voertuigen dat een plaats probeert te vinden zal gelijk blijven. Bij een toename van het autobezit zal een andere situatie ontstaan. Huishoudens met meerdere auto’s zullen meer moeite krijgen om een parkeerplaats voor een tweede auto te vinden omdat voorrang wordt gegeven aan de eerste auto van anderen in het gebied. Deze ontwikkeling heeft op den duur een positieve invloed op de waarde die men aan een parkeerplaats toekent. Des te meer deze de bouwkosten benadert, des te meer komt de mogelijkheid om parkeervoorzieningen voor bewoners te realiseren in zicht.
11
3 Toepassen autoloos wonen
De gemeente Gouda wil het wonen in de binnenstad bevorderen. Vooral ruimtes boven winkels zijn een potentiële woning. Het bevorderen gebeurt door middel van een subsidieregeling, waarmee de kosten voor een dergelijke functiewijziging voor 50% worden vergoed. Dit beleid staat in de wandelgangen bekend als ‘wonen boven winkels’ of ‘autoloos wonen’
3.1
Subsidieverordening De subsidieregeling ten behoeve van dit beleid is opgenomen in de ‘subsidieverordening stedelijke vernieuwing 2005’, welke sinds 1 januari 2005 van kracht is. De tekst is opgenomen in paragraaf 2.4 van deze verordening onder de titel ‘creëren van nieuwe woonruimte in bestaande panden in het kernwinkelgebied’. Deze subsidieregeling gaat verder dan uitsluitend het wonen boven winkels. Het betreft alle locaties binnen het kernwinkelgebied, waar een zelfstandige woonruimte wordt gerealiseerd in plaats van: Een niet zelfstandige woonruimte Een kantoorruimte Een bedrijfsruimte of pakhuis Subsidiabel is daarbij 50% van de verbouwkosten van genoemde ruimten tot zelfstandige woningen. De maximale subsidie bedraagt € 11.345,- per te realiseren zelfstandige woonruimte. Het college heeft ook de mogelijkheid om een de regeling van toepassing te verklaren elders op andere locaties binnen het centrum waarin bestaande bebouwing wordt omgezet naar zelfstandige woonruimten. Voorwaarde daarvoor is wel dat er vanuit het kernwinkelgebied te weinig aanvragen komen.
3.2
Bouwverordening In de bouwverordening zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot het realiseren van parkeer en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen (art. 2.5.30). Samengevat komen deze bepalingen er op neer, dat bij nieuwbouw, grootschalige verbouw en functiewijziging men op ‘eigen terrein’ voldoende parkeer en/of laad- en losfaciliteiten moet realiseren. Burgemeester en wethouders kunnen daarvan ontheffing verlenen. In dat geval dient de aanvrager een compensatiebedrag van € 20.000,- (prijspeil 2005, jaarlijks te indexeren met prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie) te betalen.
3.3
Parkeerbeleidsplan In het parkeerbeleidsplan is de compensatieregeling en het autoloos wonen opgenomen in paragraaf 5.1.3. Bij de behandeling van de nota is terecht opgemerkt dat het weinig
12
stimulerend is om in het kader van stimuleren tot het realiseren van nieuwe woonruimte in bestaande panden in het kernwinkelgebied een subsidie te verstrekken van ruim € 11.000,en tegelijkertijd een bedrag van meer dan € 20.000,- te vragen als compensatie voor het niet kunnen realiseren van parkeerplaatsen op eigen terrein. Dit heeft geleid tot de volgende maatregel voor de compensatieregeling (K2. –A): ‘Hanteren van een compensatieregeling voor parkeerplaatsen die niet kunnen worden aangelegd bij nieuwbouw met uitzondering van huurders van autoloos wonen.’ Deze maatregel heeft ook gevolgen voor het verkrijgen van parkeervergunningen. De gedachtegang is daarbij dat, als men geen eigen parkeerplaats kan realiseren en ook geen compensatie hoeft te betalen voor het niet kunnen realiseren daarvan, men ook niet mag verwachten dat de gemeente het parkeren oplost. Er is zodoende voor de auto in de openbare ruimte geen plaats. In het parkeerbeleidsplan is daarom de volgende bepaling opgenomen (paragraaf 5.1.4): ‘Bewoners van woningen in de binnenstad die zijn aangemerkt voor “autoloos wonen” (zie 5.1.2) vallen onder de regeling voor de vergunning voor een tweede auto'. De tweede vergunning is duurder dan de eerste en is alleen geldig voor parkeerterreinen en -garages aan de rand van de binnenstad. Een uitzondering wordt gemaakt voor de bewoners van woningen die zijn aangemerkt voor “autoloos wonen” en die de woning huren van de eigenaar. Deze bewoners krijgen de tweede vergunning voor het tarief van de eerste vergunning. Deze vergunning kan ook de vorm hebben van een abonnement.’ De vraag is hoe de totale regelgeving met betrekking tot het autoloos wonen in de regelgeving moet worden opgenomen. De parkeerregelgeving mag het beleid om in het centrum in bestaande panden woningen te creëren niet frustreren. Subsidieregeling, compensatieregeling en vergunninguitgifte moet daarbij in evenwicht zijn. Uitgangspunt daarbij is de geest van het beleid zoals dat is geformuleerd in paragraaf 5.1.4. van het parkeerbeleidsplan.
3.4
Huidige parkeerregelgeving Als we de bestaande regelgeving in de van toepassing zijnde verordeningen nader bestuderen dan is de conclusie dat de ‘subsidieverordening stedelijke vernieuwing 2005’ duidelijk is over wat er wordt gesubsidieerd. Wel gaat deze verder dan de parkeernota. In deze worden uitsluitend ‘wonen boven winkels’ en ‘kleine (monumentale) woningen in het kernwinkelgebied’ benoemd. De subsidieverordening breidt dat uit naar kantoor en bedrijfsruimten. Ook de bouwverordening is duidelijk over de wijze waarop met de parkeerbehoefte wordt omgegaan. Als er geen (of onvoldoende) parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd dan kan men gebruik maken van de compensatieregeling. Met art. 2.5.30, 6e lid, is het College bevoegd om een compensatiebedrag te vragen. Het is echter geen verplichting. De gewenste uitzondering is daarmee ook juridisch mogelijk. De regelgeving met betrekking tot het parkeren voorziet echter niet in de regelingen, zoals in de parkeernota zijn voorgesteld. Voordat we verder ingaan op de materie van het autoloos wonen, lichten we eerst de begrippen ‘vergunning’ en ‘abonnement’ toe. Dit is nodig om de aanpassingen in de regelgeving, te begrijpen. Onder ‘vergunning’ wordt verstaan het heffen van parkeerbelasting, zoals bedoeld in art 225 lid 1b van de gemeentewet. Het betreft hier ‘een belasting ter zake van een van
13
gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze’. Deze belasting kan alleen worden geheven op de openbare weg. Een dergelijke belasting kan niet worden geheven op terreinen of in gebouwen die op de een of andere wijze zijn afgesloten. Omdat het een belasting betreft, is het gelijkheidsbeginsel van toepassing. Onder ‘abonnement’ wordt verstaan een overeenkomst tussen een gebruiker en een private partij, waarbij de gebruiker gerechtigd is om zijn auto op het terrein van de private partij te parkeren. Met andere woorden het op basis van een overeenkomst parkeren van een auto op een afgesloten terrein of in een afgesloten gebouw. Als de gemeente dergelijke locaties exploiteert, dan treedt zij op als een private partij. De private partij is vrij in de keuze met wie zij een overeenkomst afsluit, en welke voorwaarde zij daaraan verbindt. Het gelijkheidsbeginsel is niet van toepassing. De voorgestelde oplossing uit de parkeernota is niet geheel mogelijk. Het verstrekken van parkeervergunningen voor de parkeerterreinen is geen probleem, vanwege het geleikheidsbeginsel is het echter niet mogelijk om aan huurders andere tarieven te berekenen dan aan eigenaar-bewoners. Als het vergunningen zouden zijn, dan is het op grond van het gelijkheidsbeginsel niet mogelijk zijn.
3.5
Voorgestelde regelgeving In de nieuwe regelgeving wordt autoloos wonen op twee wijzen toegepast: 1. Toekenning van de in dit hoofdstuk genoemde subsidie leidt ertoe dat de bewoner van het pand niet in aanmerking komt voor een parkeervergunning. Dit is een kettingbeding dat overgaat van bewoner tot bewoner. 2. Naast toepassing van de subsidie kunnen er ook individuele afspraken worden gemaakt met eigenaren die een zelfstandige woonruimte creëren in bestaande bebouwing. Zij ontvangen geen subsidie, maar wordt wel vrijgesteld van de verplichting om parkeerplaatsen te realiseren. In dat geval komt de bewoner van het pand ook niet in aanmerking voor een parkeervergunning. Ook dit is een kettingbeding dat overgaat van bewoner tot bewoner. Vooralsnog wordt het onderscheid tussen eigenaar-bewoner en huurder-bewoner losgelaten. Als de gemeente de groep huurder-bewoners anders wil behandelen dan eigenaar-bewoners, dan kan dat uitsluitend op de parkeerterreinen.
14
Bijlage 1
15
Bijlage 2 - CONCEPT Uitvoeringsbesluit Parkeerverordening (bewonersvergunningen) Definities • •
• •
•
• •
•
• •
bewonersvergunning A: een parkeervergunning die kan worden verleend aan een bewoner voor het parkeren in de parkeersector waar hij woonachtig is. bewonersvergunning B: een tijdelijke parkeervergunning die kan worden verleend aan een bewoner voor het parkeren in de parkeersector waar hij woonachtig is. bewonersvergunning C: een tijdelijke parkeervergunning die kan worden verleend aan een bewoner in een andere sector dan waar hij woonachtig is. bewonersvergunning D: een parkeervergunning die kan worden verleend aan een bewoner voor het parkeren achter de slagbomen op de parkeerterreinen Schouwburgplein of Klein Amerika vanaf 18:00 uur tot 9:00 uur. autoloos wonen: woonruimten die door middel van een overeenkomst met de gemeente zijn aangewezen en waarvoor geen bewonersvergunning A of B kan worden verstrekt; hieronder wordt in ieder geval verstaan het adres of de adressen waarvoor een subsidie is verleend op grond van de vigerende of een vroegere subsidieverordening stedelijke vernieuwing inzake het creëren van nieuwe woonruimte in bestaande panden in het kernwinkelgebied, en waarbij geen parkeerplaatsen zijn aangelegd volgens de ten tijde van de subsidieverlening geldende parkeernormen vrije ruimte: de ruimte die nodig is voor een goede verkeerscirculatie in een gebied. Berekeningswijze: 1 – maximaal gewenste parkeerdruk in procenten parkeerplaats op eigen terrein: de potentiële mogelijkheid om een motorvoertuig te kunnen parkeren op een andere dan een openbare parkeerplaats, zoals bijvoorbeeld een garage, carport, gehandicapten parkeerplaats op kenteken en anderszins aangelegde parkeerplaatsen op eigen terrein of toerit en waar het parkeren ten gevolge van een wet of enig ander voorschrift niet verboden is. eigen terrein: hetgeen dat conform de kadastrale aanduiding tot het adres behoort, of een op de openbare weg gecreëerde gehandicapten parkeerplaats op kenteken, of op basis van eigendom/huur de beschikking hebben over een geheel of deel van een kadastraal perceel dat niet tot zijn/haar adres behoort. vignet: het bij de vergunning afgegeven parkeerbewijs. Kort betaald parkeerplaatsen: Een parkeerplaats welke is aangeduid met bord BW111 (handje/muntje) en/of op de straat of stoep een tegel met daarop een handje/muntje.
Artikel I. De bewonersvergunning Ia Bewonersvergunning A 1. Een bewonersvergunning A wordt alleen verstrekt: a. aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie op een adres in het gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn en; b. deze beschikt over een geldig rijbewijs en;
Nieuwe parkeerregelgeving voor Gouda
16
c. voor het betreffende adres niet al een bewonersvergunning A is afgegeven; d. indien er voor de betreffende sector voldoende parkeercapaciteit is conform het bepaalde in artikel X. 2. a. Indien een bewoner van het gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn houder is van een motorvoertuig krachtens een lease- of huurcontract en dit contract is afgesloten via een beroeps- of bedrijfsmatige lease- of verhuurmaatschappij dan kan deze persoon in aanmerking komen voor een bewonersvergunning A. b. Indien het motorvoertuig waarvoor de vergunning wordt gevraagd door de werkgever aan de betreffende bewoner ter beschikking is gesteld, wordt een bewonersvergunning A slechts afgegeven indien de betreffende bewoner een werkgeversverklaring overlegt, waaruit blijkt dat de betreffende bewoner het gebruik heeft van het motorvoertuig waarvoor de bewonersvergunning A wordt gevraagd. 3. Indien een bewonersvergunning A wordt aangevraagd door een persoon die eigenaar is van het motorvoertuig, doch niet als houder van het betreffende motorvoertuig staat ingeschreven in het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, dan wordt de gevraagde vergunning slechts afgegeven indien de mate van eigendom van het betreffende motorvoertuig evenredig is aan het aantal personen dat eigenaar is van het betreffende motorvoertuig. De persoon die de parkeervergunning aanvraagt moet de mate van eigendom van het betreffende motorvoertuig aantonen. 4. Indien het in het eerste lid van dit artikel bedoelde adres beschikt, zou kunnen beschikken of had kunnen beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein wordt aan de bewoners van dit adres geen Bewonersvergunning A verleend. 5. Indien het in eerste lid van dit artikel bedoelde adres is aangewezen als locatie voor autoloos wonen, wordt aan de bewoners van dit adres geen Bewonersvergunning A verstrekt. 6. Een bewonersvergunning A is geldig: a. voor het motorvoertuig, waarvan het kenteken op de vergunning en het vignet staat vermeld; b. in de sector, waarbinnen de bewoner woonachtig is, 7. Een bewonersvergunning A wordt verleend met een geldigheidsduur van maximaal één jaar. 8. Het bij de bewonersvergunning A afgegeven vignet dient bevestigd te zijn tegen de binnenzijde van de voorruit van het motorvoertuig op een van buiten het motorvoertuig duidelijk zichtbaar en leesbare wijze. Bij het niet naleven van het hiervoor gestelde wordt ervan uitgegaan dat een motorvoertuig geparkeerd staat zonder geldige vergunning. 9. Een bewonersvergunning A kan worden uitgegeven op een fictief kenteken indien de gebruik(st)er, uit hoofde van zijn/haar werk, gedurende een jaar veelvuldig van motorvoertuig wisselt. De benodigdheid van een vergunning op een fictief kenteken dient door de aanvra(a)g(st)er aannemelijk te worden gemaakt. 10. Een bewonersvergunning A is niet geldig bij/op: a. kort betaald parkeerplaatsen;
Nieuwe parkeerregelgeving voor Gouda
17
b. parkeerplaatsen op parkeerterreinen, tenzij middels bebording uitdrukkelijk anders is bepaald 11. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één van de in het eerste lid genoemde voorwaarden, met dien verstande dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld, waarbij gelijk hierbij betrekking heeft op het parkeergedrag annex parkeernoodzakelijkheid.
Ib Bewonersvergunning B 1. Een bewonersvergunning B wordt alleen verstrekt: a. aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie op een adres in sector 2 of 3 waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn; b. Indien aan de aan de betreffende persoon al niet een bewonersvergunning A is afgegeven; c. indien er voor de betreffende sector voldoende parkeercapaciteit is conform artikel X. 2. a. Indien een bewoner van het gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn houder is van een motorvoertuig krachtens een lease- of huurcontract en dit contract is afgesloten via een beroeps- of bedrijfsmatige lease- of verhuurmaatschappij dan kan deze persoon in aanmerking komen voor een bewonersvergunning B. b. Indien het motorvoertuig waarvoor de vergunning wordt gevraagd door de werkgever aan de betreffende bewoner ter beschikking is gesteld, wordt een bewonersvergunning B slechts afgegeven indien de betreffende bewoner een werkgeversverklaring overlegt, waaruit blijkt dat de betreffende bewoner het gebruik heeft van het motorvoertuig waarvoor de bewonersvergunning B wordt gevraagd. 3. Indien een bewonersvergunning B wordt aangevraagd door een persoon die eigenaar is van het motorvoertuig, doch niet als houder van het betreffende motorvoertuig staat ingeschreven in het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, dan wordt de gevraagde vergunning slechts afgegeven indien de mate van eigendom van het betreffende motorvoertuig evenredig is aan het aantal personen dat eigenaar is van het betreffende motorvoertuig. De persoon die de parkeervergunning aanvraagt moet de mate van eigendom van het betreffende motorvoertuig aantonen. 4. Indien het adres, zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, beschikt, zou kunnen beschikken of had kunnen beschikken over een of meerdere parkeerplaatsen op eigen terrein wordt dit aantal in mindering gebracht op het aantal vergunningen waarop een bewoner ten behoeve van het betreffende adres conform dit artikel aanspraak zou kunnen maken. 5. Indien het in eerste lid van dit artikel bedoelde adres is aangewezen als locatie voor autoloos wonen, wordt aan de bewoners van dit adres geen Bewonersvergunning B verstrekt. 6. Een bewonersvergunning B is geldig: a. voor het motorvoertuig, waarvan het kenteken op de vergunning en het vignet staat vermeld; b. in de sector, waarbinnen de bewoner woonachtig is.
Nieuwe parkeerregelgeving voor Gouda
18
, 7. Een bewonersvergunning B wordt verleend met een geldigheidsduur van maximaal één jaar. 8. Het bij de bewonersvergunning B afgegeven vignet dient bevestigd te zijn tegen de binnenzijde van de voorruit van het motorvoertuig op een van buiten het motorvoertuig duidelijk zichtbaar en leesbare wijze. Bij het niet naleven van het hiervoor gestelde wordt ervan uitgegaan dat een motorvoertuig geparkeerd staat zonder geldige vergunning. 9. Een bewonersvergunning B kan worden uitgegeven op een fictief kenteken indien de gebruik(st)er, uit hoofde van zijn/haar werk, gedurende een jaar veelvuldig van motorvoertuig wisselt. De benodigdheid van een vergunning op een fictief kenteken dient door de aanvra(a)g(st)er aannemelijk te worden gemaakt. 10. Een bewonersvergunning B is niet geldig bij/op: a. kort betaald parkeerplaatsen; b. parkeerplaatsen op parkeerterreinen, tenzij middels bebording uitdrukkelijk anders is bepaald. 11. Onverminderd het gestelde in artikel 6 van de parkeerverordening kan een Bewonersvergunning B worden ingetrokken indien een wachtlijst voor Bewonersvergunning A ontstaat. Indien de Bewonersvergunning B wordt ingetrokken op grond van het vorenstaande wordt een opzegtermijn in acht genomen van minimaal 3 maanden. 12. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één van de in het eerste lid genoemde voorwaarden, met dien verstande dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld, waarbij gelijk hierbij betrekking heeft op het parkeergedrag annex parkeernoodzakelijkheid. Ic Bewonersvergunning C 1. Een bewonersvergunning C wordt alleen verstrekt: a. aan een bewoner die een aanvraag heeft ingediend voor een bewonersvergunning A: b. aan wie deze conform dit uitvoeringsbesluit zou zijn toegekend, doch op de wachtlijst is geplaatst. c. indien er voor de betreffende sector voldoende parkeercapaciteit is conform artikel X. 2. Een bewonersvergunning C is geldig: a. voor het motorvoertuig, waarvan het kenteken op de vergunning en het vignet staat vermeld b. voor de sector waarvoor deze is uitgegeven. 3. Onverminderd het gestelde in artikel 6 van de parkeerverordening kan een Bewonersvergunning C worden ingetrokken indien een wachtlijst voor Bewonersvergunning A of Bewonersvergunning B ontstaat. Indien de Bewonersvergunning C wordt ingetrokken op grond van het vorenstaande wordt een opzegtermijn in acht genomen van minimaal 3 maanden.
Nieuwe parkeerregelgeving voor Gouda
19
4. Een bewonersvergunning C wordt ingetrokken indien aan de houder daarvan een bewonersvergunning A of bewonersvergunning B wordt verleend 5. Een bewonersvergunning C wordt verleend met een geldigheidsduur van maximaal 6 maanden.
Id Bewonersvergunning D 1. Een bewonersvergunning D wordt alleen verstrekt: a. aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie op een adres in sector 1 waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn en; b. voor het betreffende adres in sector 1 niet al een bewonersvergunning A, C of D is afgegeven; c. indien er voor het betreffende parkeerterrein, waarvoor de bewonersvergunning D wordt afgegeven, voldoende parkeercapaciteit conform het bepaalde in artikel X is. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid van dit artikel, kan een bewonersvergunning D worden verleend aan een persoon die woonachtig is in een pand dat staat geregistreerd als ‘autoloos wonen’ indien: a. De persoon deze staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie op een adres in sector 1 waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn b. het betreffende huishouden beschikt over twee motorvoertuigen c. er geen parkeervergunning C of D is verstrekt 3. a. Indien een bewoner van het gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn houder is van een motorvoertuig krachtens een lease- of huurcontract en dit contract is afgesloten via een beroeps- of bedrijfsmatige lease- of verhuurmaatschappij dan kan deze persoon in aanmerking komen voor een bewonersvergunning D. b. Indien het motorvoertuig waarvoor de vergunning wordt gevraagd door de werkgever aan de betreffende bewoner ter beschikking is gesteld, wordt een bewonersvergunning D slechts afgegeven indien de betreffende bewoner een werkgeversverklaring overlegt, waaruit blijkt dat de betreffende bewoner het gebruik heeft van het motorvoertuig waarvoor de bewonersvergunning D wordt gevraagd. 4. Indien een bewonersvergunning D wordt aangevraagd door een persoon die eigenaar is van het motorvoertuig, doch niet als houder van het betreffende motorvoertuig staat ingeschreven in het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, dan wordt de gevraagde vergunning slechts afgegeven indien de mate van eigendom van het betreffende motorvoertuig evenredig is aan het aantal personen dat eigenaar is van het betreffende motorvoertuig. De persoon die de parkeervergunning aanvraagt moet de mate van eigendom van het betreffende motorvoertuig aantonen. 5. Indien het in het eerste lid van dit artikel bedoelde adres beschikt, zou kunnen beschikken of had kunnen beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein wordt aan de bewoners van dit adres geen Bewonersvergunning D verleend. 6. Een bewonersvergunning D is geldig voor het betreffende parkeerterrein waarvoor de vergunning is verstrekt.
Nieuwe parkeerregelgeving voor Gouda
20
7. Een bewonersvergunning D wordt verleend met een geldigheidsduur van maximaal één jaar. 8. Een bewonersvergunning D is niet geldig bij/op: a. belanghebbende parkeerplaatsen buiten de slagbomen van de parkeerterreinen; b. op de parkeerterreinen achter de slagbomen tussen 9:00 uur ’s ochtends en 18:00 uur ’s avonds; c. kort betaald parkeerplaatsen. 9. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één van de in het eerste lid genoemde voorwaarden, met dien verstande dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld, waarbij gelijk hierbij betrekking heeft op het parkeergedrag annex parkeernoodzakelijkheid.
Nieuwe parkeerregelgeving voor Gouda
21