Foto: Marcel van den Berg
Mbo-opleiding sluit beter aan op beroepspraktijk
Nieuwe opleiding leidsters stelt kinderen centraal
De bestaande mbo-opleiding Sociaal-pedagogisch werk krijgt veel kritiek uit de beroepspraktijk van opvang en peuterspeelzaalwerk, vanwege haar brede karakter. Leidsters in opleiding leren te weinig over de ontwikkeling van kinderen van 0 tot 12 jaar. Daardoor schieten ze tekort bij de begeleiding van jonge kinderen. Uitgangspunt voor de bestaande opleiding is het werk van de sociaal-pedagogisch werker (spw’er): hulp- en dienstverlening bieden in de woon- en leefsituatie van clie¨nten. De doelgroep van de spw’er beperkt zich niet tot kinderen onder de 12 jaar. Spw’ers leren kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen te begeleiden bij onder andere: . ontwikkelingsgerichte activiteiten; . het aangaan en onderhouden van vriendschappen en intieme relaties; . praktische zaken in het dagelijks leven, zoals omgaan met geld. Na het algemene gedeelte van de opleiding kiezen spw’ers die in de kinderopvang willen werken de differentiatie kinderopvang. Die
BSL - JEC - 0000_JEC
| Kennis
43 JeugdenCo |
Aankomende peuterleidsters en groepsleidsters in de kinderopvang en de buitenschoolse opvang volgen vanaf 2010 een nieuwe mboopleiding: Pedagogisch werk. De nieuwe opleiding sluit in grote lijnen aan op de beroepscompetentieprofielen die in opdracht van het werkveld zijn opgesteld. Maar de voor leidsters belangrijke competenties ‘gedrevenheid’ en ‘cree ¨ren en innoveren’ ontbreken in de opleiding.
02 | 2008
Door Marian van Beek
043
Marian van Beek
omvat 720 uur aan lessen, praktijkervaring en huiswerk. Dat is een zesde van de totale studiebelasting, 4.800 uur, van de driejarige mboopleiding. Cursisten leren wat de maatschappelijke functie van kinderopvang inhoudt en ontwikkelen een visie op opvoeden. In de differentiatie komt opnieuw de begeleiding van de ontwikkeling van kinderen aan de orde, bijvoorbeeld tijdens spelactiviteiten of bij het stimuleren van de taalontwikkeling. Ook leren cursisten communiceren met ouders en verzorgers.
| Kennis
02 | 2008
Kritiek
JeugdenCo |
44
BSL - JEC - 0000_JEC
Het brede karakter van de Spw-opleiding stuit op kritiek. Een woordvoerder van MOgroep Kinderopvang klaagde bijvoorbeeld in augustus 2006 op de website van Zorg+Welzijn (www.zorgwelzijn.nl) dat leidsters te weinig weten van ontwikkelingsfasen en verzorgen. In een artikel in Management Kinderopvang (2006) constateerde journalist Astrid van de Weijenberg dat hun kennis van pedagogische stromingen en kinderpsychologie tekortschiet. Dat verwijt geldt ook voor de voorbereiding op de buitenschoolse opvang (bso). Gerichte aandacht voor 4- tot 12-jarigen en voor het ontwikkelen van een passend activiteitenaanbod ontbreekt (Boogaard e.a., 2007). Verschillende werkgevers hebben daarom alternatieve opleidingen opgezet met meer aandacht voor jonge kinderen, pedagogiek en creativiteit. Kinderopvangorganisaties in Noord-Nederland bieden hun werknemers cursussen aan over de creatieve ontwikkeling van kinderen en stimulerende activiteiten als muziek en drama. Andere cursussen gaan over thema’s als welbevinden of over leeftijdsgroepen die gerichte aandacht vragen, bijvoorbeeld de 8- tot 12-jarigen. Ook belemmeringen in de ontwikkeling komen ter sprake, zoals gedragsproblemen en kindermishandeling. Werkgevers- en werknemersorganisaties in de kinderopvang hebben deze cursussen erkend als gelijkwaardig aan delen van de opleiding Spw. Werkgevers in Noord-Brabant riepen de bijscholing ‘Kwaliteit in de kinderopvang’ in het leven. Dit particuliere initiatief besteedt veel aandacht aan taal, bijvoorbeeld bij het leren voorlezen of vertellen. De opleiding stelt creatief geschoolde professionals aan, die vakken in muziek of dans verzorgen. Zij leren aankomend leidsters de creatieve ontwikkeling van kinderen te stimuleren. Enkele Spw-opleidingen nemen de kritiek van werkgevers ter harte en stellen cursisten in staat zich volledig op de kinderopvang te richten. Het werkveld heeft invloed op de opleiding door overleg met en de aanstelling van docenten uit de kinderopvang.
044
Nieuwe opleiding leidsters stelt kinderen centraal
Alle beroepscompetentieprofielen zijn op dezelfde wijze opgebouwd. Ze bestaan uit kerntaken, kernopgaven en competenties. De kerntaken beschrijven de beroepsactiviteiten die kenmerkend zijn voor de meeste beoefenaren van het beroep.
| Kennis
45 JeugdenCo |
Scholen experimenteren nu met een nieuwe opleiding, Pedagogisch werk, op basis van uitgangspunten die zijn beschreven in een zogenaamd kwalificatiedossier. Dat document wordt door de minister van OWC vastgesteld en bevat de kwalificatie- en diploma-eisen voor een opleiding. Een kwalificatiedossier kent voor alle mbo-opleidingen dezelfde opbouw, van bouw tot uiterlijke verzorging. De diploma-eisen zijn uitgewerkt in kerntaken en werkprocessen die gerelateerd zijn aan 25 competenties voor mbo’ers, ongeacht hun sector. Een belangrijk ijkpunt voor het kwalificatiedossier zijn de beroepscompetentieprofielen. Voor de opleiding Pw zijn dat de profielen groepsleidsters kinderopvang, groepsleidster bso en leidster peuterspeelzalen. Het voornemen om het hele middelbaar beroepsonderwijs om te vormen tot competentiegericht onderwijs was voor werkgevers en werknemers in zorg en welzijn aanleiding de bestaande beroeps- en functieprofielen te actualiseren. Zij lieten in 2005 en 2006 beroepsprofielen opstellen voor sociaal-agogische beroepen op verschillende niveaus. De contouren voor deze en andere profielen zijn beschreven in de publicatie Klaar voor de toekomst (Vlaar e.a., 2005). Die schetst elf profielen, gebaseerd op beroeps- en functieprofielen, cao’s, wetgeving en interviews met beroepskrachten over hun werk.
02 | 2008
Kwalificatiedossiers
Klaar voor de toekomst Klaar voor de toekomst is de basis voor de beroepenstructuur voor zorg en welzijn. Het Platform Kwalificatiebeleid Zorg en Welzijn legde in die beroepenstructuur zijn wensen neer voor de inrichting van het beroepsonderwijs. In het platform participeren werkgeversorganisaties zoals de MOgroep en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, werknemersorganisaties zoals ABVAKABO FNV en CNV Publieke Zaak, en de HBO-raad en de MBO Raad als vertegenwoordigers van sociaal-agogische opleidingen.
BSL - JEC - 0000_JEC
045
Marian van Beek
De kernopgaven geven de dilemma’s en keuzes weer die het beroep of de functie kenmerken. De competenties zijn de vaardigheden waarover de beroepskracht moet beschikken om de kerntaken en -opgaven goed uit te voeren. Klaar voor de toekomst geeft de definitie: ‘Een competentie is een ge¨ıntegreerd geheel van kennis, inzicht, vaardigheden en houding en persoonlijke eigenschappen, waarmee op adequate wijze resultaten behaald kunnen worden in een beroepscontext.’ (Vlaar e.a., 2005)
| Kennis
02 | 2008
Beroepsprofielen
JeugdenCo |
46
BSL - JEC - 0000_JEC
Het Platform Kwalificatiebeleid Zorg en Welzijn stelde de beroepsprofielen voor de groepsleidster kinderopvang (Van de Haterd & Lammerse, 2006), de leidster peuterspeelzalen (Lammerse, 2006) en de groepsleidster bso (Van Hattum, Van de Haterd, 2006) vast. De leidsters in de kinderopvang en op peuterspeelzalen kregen ieder hun eigen profiel op verzoek van de commercie¨le kinder- en buitenschoolse opvang enerzijds en de gesubsidieerde sector maatschappelijke dienstverlening en welzijn anderzijds. De groepsleidsters bso kregen hun eigen profiel omdat hun werk andere competenties vereist. De verschillen tussen de profielen hangen samen met de leeftijdsgroep waar de leidsters mee werken en het doel van de voorziening. Zo richt de groepsleidster kinderopvang zich meer op begeleiding en verzorgende taken en de leidster peuterspeelzalen meer op spel- en ontwikkelingsstimulering. De groepsleidster kinderopvang en de groepsleidster bso vallen beiden onder de Wet kinderopvang. Die eist dat opvangorganisaties verantwoorde opvang aanbieden die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling in een veilige en gezonde omgeving. De groepsleidsters moeten kinderen de ruimte bieden om hun persoonlijke en sociale competenties te ontwikkelen en daarbij normen en waarden overdragen. Peuterleidsters worden geacht optimale ontwikkelingsmogelijkheden te cree¨ren voor 2- tot 4-jarigen, door veelzijdige en passende speelmogelijkheden aan te bieden (Van Dueren den Hollander, 2002). Op peuterspeelzalen – vaak zelfstandige organisaties – staan leidsters dikwijls als enige beroepskracht voor de groep, geassisteerd door vrijwilligers of ouders.
046
Nieuwe opleiding leidsters stelt kinderen centraal
Kerntaken
BSL - JEC - 0000_JEC
| Kennis
Kernopgaven betreffen dilemma’s of keuzes waarvoor beroepskrachten staan in hun werk. De leidsters wegen bijvoorbeeld af hoe zij tegemoetkomen aan het belang van het individuele kind en dat van de groep. Ze staan open voor ouders en collega’s, ook al wijken hun ideee¨n over waarden en normen af of verschillen hun opvattingen over het gedrag en de ontwikkeling van het kind. De groepsleidster kinderopvang en de leidster peuterspeelzaal stimuleren kinderen tot het zelfstandig beoefenen van de aangeboden activiteiten. Kinderen lopen daardoor risico’s, waar ze van leren. De groepsleidster schat in welke risico’s een kind aankan, voor zichzelf en voor anderen, en kiest aansluitend activiteiten. Voor de groepsleidster bso is deze kernopgave anders geformuleerd. Zij stimuleert kinderen om zelf activiteiten te ondernemen of te kiezen. Ze moet risico’s inventariseren, de grenzen hierin verkennen en toch ontwikkelingsgericht werken. Er bestaat ook spanning tussen de keuzevrijheid van het kind, bijvoorbeeld om niets te doen, en het stimuleren tot en aanbieden van activiteiten. De groepsleidster bso zoekt een evenwicht tussen leiding geven en vrijheid laten. Het pedagogisch beleid van de organisatie bepaalt mede de afweging die zij maakt. Het werk van leidsters vraagt om een goede planning. De groepsleidster bso werkt met kinderen in verschillende ontwikkelingsfasen. Zij dient tijd vrij te maken voor de inventarisatie van hun be-
47 JeugdenCo |
Kernopgaven
02 | 2008
De kerntaken die gericht zijn op kinderen en eventueel ouders vertonen veel overeenkomsten. Hooguit zijn er wat accentverschillen. De leidsters kinderopvang verzorgen en begeleiden meer; bij peuterleidsters ligt het accent op spelactiviteiten en ontwikkelingsstimulering. De groepsleidster bso zorgt dat activiteiten voor kinderen aansluiten bij hun vrijetijdswensen. Ouders zijn voor alle leidsters belangrijke gesprekspartners; leerkrachten zijn dat met name voor de groepsleidster bso. De leidster kinderopvang werkt bij de uitvoering het minst samen met anderen, de groepsleidster bso het meest. Reflecteren en evalueren doen ook alle drie de leidsters. De peuterleidster kijkt daarbij vooral naar de ontwikkeling van het kind; de groepsleidster bso naar de activiteiten en de tevredenheid daarover bij het kind, de groep en de samenwerkingspartners.
047
Marian van Beek
hoeften en de activiteiten die daarbij passen. Ze besluit of ze activiteiten zelf uitvoert of daarvoor een beroep doet op organisaties uit haar netwerk.
Competenties
Een competente beroepskracht biedt de clie¨nt goede zorg- en dienstverlening. De publicatie Klaar voor de toekomst benoemt thema’s voor zes competentiegebieden, waarmee iedere beroepskracht in zorg en welzijn te maken krijgt (Vlaar e.a., 2005). Voor de groepsleidsters kinderopvang en bso en de leidster peuterspeelzalen geldt daarnaast nog een zevend vakspecifiek competentiegebied.
| Kennis
02 | 2008
1. Contactueel en communicatief
JeugdenCo |
48
Leidsters communiceren met verschillende groepen en op uiteenlopende niveaus. Daarom zijn op dit gebied meerdere competenties gedefinieerd. ‘Legt contact’: De groepsleidsters kinderopvang en bso en leidster peuterspeelzalen ontvangen ouders en hun kind met belangstelling. Ze schetsen een juist beeld van de organisatie, waardoor ouders een betrouwbaar beeld hebben van de kinderopvang of peuterspeelzaal en de kinderen zich thuis voelen. ‘Onderhoudt contact met ouders en cree¨ert betrokkenheid’: De leidsters onderhouden op toegankelijke wijze contact met de ouders. Ouders blijven gedurende de opvang op de hoogte van de ontwikkeling van hun kind. Voor de leidster bso geldt een aparte competentie: ‘Bouwt een vertrouwensband op met het kind’. ‘Onderhoudt externe contacten/participeert in netwerken’: Zowel de groepsleidster kinderopvang als de leidster peuterspeelzalen onderhoudt op uitvoerend niveau contact met medewerkers van andere organisaties. Vraagstukken rond kinderen met specifieke problemen pakken zij aan in hun onderliggende samenhang en met de inzet van beroepskrachten uit meerdere organisaties. Voor de groepsleidster bso geldt bovendien dat zij zelf het initiatief neemt tot het opbouwen van een netwerk. Ze werkt samen en stemt af met beroepskrachten binnen en buiten de eigen organisatie. 2. Vraag- en oplossingsgericht
De leidsters richten zich op de vraag en de behoefte van kind e´n ouder. Daartoe observeren en signaleren ze nauwlettend. Ze vragen gericht door en verhelderen daarmee vragen, wensen en behoeften van het individuele kind, de groep en de ouders.
BSL - JEC - 0000_JEC
048
Nieuwe opleiding leidsters stelt kinderen centraal
3. Doel- en resultaatgericht
De groepsleidsters kinderopvang en de leidster peuterspeelzalen handelen planmatig en doelgericht, en werken efficie¨nt aan het beoogde resultaat. De leidster bso stelt prioriteiten, werkt samen en stemt af met andere organisaties. 4.Ondernemend en innovatief
De groepsleidster kinderopvang en de leidster peuterspeelzalen nemen initiatief en benutten kansen. De groepsleidster bso is ondernemend. 5. Inzichtelijk en verantwoord
Leidsters leggen verantwoording af over hun resultaten. Ze brengen hun expertise met overtuiging in en rapporteren ze aan anderen.
Met de vakspecifieke competenties onderscheidt de beroepsgroep zich van andere beroepskrachten in zorg en welzijn. Die competenties kenmerken zich door een unieke combinatie van een clie¨ntgroep, een beroeps- en organisatiecontext – bijvoorbeeld de plaats van handeling: thuis of in een instelling – en de vereiste vakkennis, methoden en technieken (Vlaar e.a., 2005). De vakspecifieke competenties voor de leidsters kinderopvang en peuterspeelzaal komen overeen. Zij stimuleren kinderen in hun ontwikkeling. De groepsleidster bso stimuleert bovendien de vrijetijdsbesteding. Leidsters bieden boeiende activiteiten. De groepsleidsters kinderopvang en de leidster peuterspeelzalen bieden daarnaast kwalitatief goede zorg. De laatste twee anticiperen op kinderen met een specifieke begeleidingsvraag. De groepsleidster bso anticipeert op verschillend gedrag. Zij sluit in haar benadering en omgang flexibel aan bij uiteenlopende kinderen. Het kind voelt zich daardoor geaccepteerd en begrepen. Alle drie de leidsters handelen consequent, bijvoorbeeld bij het toepassen van regels.
BSL - JEC - 0000_JEC
| Kennis
7. Vakspecifieke competenties
49 JeugdenCo |
Handelen op dit competentiegebied stelt verschillende eisen aan leidsters. Ze beschikken over competenties zoals verantwoordelijkheid nemen en grenzen stellen, zich ontwikkelen in de professie, bijdragen aan de organisatie en de eigen arbeidsomstandigheden bewaken.
02 | 2008
6. Professioneel en kwaliteitsgericht
049
Marian van Beek
De verschillende profielen vertonen veel overeenkomsten. Alleen het profiel van de groepsleidster bso onderscheidt zich in kerntaken en competenties die het mogelijk maken kinderen een aantrekkelijk vrijetijdsaanbod te bieden. De groepsleidster bso kan kinderen tot activiteiten stimuleren, maar kan hen ook de ruimte bieden om niets te doen of om zelfstandig de wereld om hen heen te ontdekken. Dat onderscheid is terecht. Ondanks de overeenkomsten zijn de profielen niet gebundeld. Sommige competenties zijn vrij algemeen verwoord, zoals het ondersteunen van kinderen met een specifieke begeleidingsvraag. Een verdere concretisering daarvan is afhankelijk van de organisaties in de kinderopvang en de peuterspeelzalen, die op basis van de vraag van kinderen en ouders of van de gekozen pedagogische methode aanvullende competenties kunnen eisen.
| Kennis
02 | 2008
Opleiding Pedagogisch werk
JeugdenCo |
50
BSL - JEC - 0000_JEC
In 2010 moet de opleiding Sociaal-pedagogisch werk op alle mboscholen vervangen zijn door Pedagogisch werk (Pw). Met een mbodiploma Pedagogisch werk kunnen pw’ers aan de slag in kinderdagverblijven en de voor-, tussen- en buitenschools opvang. De differentiatie kinderopvang biedt hen de keuze tussen een opleiding op mbo-niveau 3 en niveau 4. Overigens kent Pedagogisch werk op niveau 4 ook de differentiatie jeugdzorg, die hier verder buiten beschouwing blijft. Anders dan de bestaande opleiding Spw richt de beroepsopleiding Pw zich op het werk in e´e´n leeftijdsgroep, de 0- tot 12-jarigen, in voorzieningen zoals de kinderopvang en peuterspeelzalen. Het voordeel is een veel gerichter aanbod van pedagogische kennis en te ontwikkelen kwalificaties. De differentiatie in opleidingsniveau sluit aan bij de verschillend behoeften en problemen van kinderen en de complexiteit van de begeleiding die daarbij past. Het beeld van de werkzaamheden van de pedagogisch werker in het kwalificatiedossier sluit in grote lijn aan bij de beroepscompetentieprofielen voor de groepsleidsters kinderopvang en bso en de leidster peuterspeelzalen uit Klaar voor de toekomst. De pedagogisch werker vangt kinderen op in groepen en ondersteunt ze, blijkt uit de schets van werkzaamheden in het kwalificatiedossier. Daartoe inventariseren pw’ers de vraag, de behoeften en de mogelijkheden van het kind en diens ouders. Pw’ers cree¨ren een veilige omgeving voor het kind met een optimaal opvoedingsklimaat. Ze stimuleren spelenderwijs de cognitieve, motorische en so-
050
Nieuwe opleiding leidsters stelt kinderen centraal
ciale ontwikkeling van het kind. Ze voeren een activiteitenprogramma uit dat zij voor de hele dag opstellen. Naast de opvang richt de leidster bso zich ook op de vrijetijdsbesteding van kinderen. Zij overlegt daarvoor met kinderen als dat mogelijk is, met ouders en met de leerkracht. De brede ontwikkelingsstimulering vraagt om een rijk aanbod van sport en creatieve activiteiten. Daarom werkt de leidster bso samen met verschillende partijen. Een goede analyse van signalen, observaties en informatie, ook van ouders, levert de basis voor ontwikkelingsgerichte activiteiten, die leidsters bespreken met collega’s. Als ze constateren dat de ontwikkeling van een kind anders verloopt dan verwacht, signaleren leidsters dat, onderzoeken ze wat er aan de hand is en ondernemen ze indien nodig actie.
| Kennis
51 JeugdenCo |
Op niveau 3 van de mbo-opleiding Pw leren cursisten kinderen zonder specifieke problemen te begeleiden in de kinderopvang, op peuterspeelzalen en in de buitenschoolse opvang. Pw’ers die de differentiatie kinderopvang op niveau 4 volgen, leren kinderen te begeleiden met een meer specifieke behoefte of vraag, bijvoorbeeld een handicap of een ontwikkelingsachterstand. Dat vereist intensief contact met en eventueel opvoedingsondersteuning aan ouders of verzorgers. Gezien de complexiteit en de risico’s waarmee deze kinderen te maken hebben, vraagt het werk meer flexibiliteit van de pw’er. De pw’er kinderopvang op niveau 4 coo¨rdineert de begeleiding en draagt zorg voor de continuı¨teit ervan. Veranderingen die ze signaleert, kaart ze aan bij de juiste personen of instanties. Ouders zijn daarbij altijd een vanzelfsprekende gesprekspartner. De pw’er kinderopvang op niveau 4 beslist zelfstandig, ook in een crisissituatie, en weegt daarbij tegengestelde belangen af. Deze pw’ers leren ook coo¨rdinerende en beleidsmatige taken uit te voeren.
02 | 2008
Niveaus
Kerntaken en werkprocessen
Net als de beroepscompetentieprofielen van Klaar voor de toekomst beschrijft het kwalificatiedossier voor de opleiding Pw kerntaken en werkprocessen. Die verwijzen naar de beroepscontext - de praktijk en naar de competenties die het werk vraagt van de medewerker. Het
BSL - JEC - 0000_JEC
051
Marian van Beek
| Kennis
02 | 2008
kwalificatiedossier Pedagogisch werk 2008-2009 sluit aan bij de beschreven beroepsprofielen, vooral bij de werkprocessen en de toelichting daarop. De formuleringen in het kwalificatiedossier zijn echter niet identiek aan die in de beroepsprofielen, ondanks gelijkluidende definities van de begrippen kerntaken, werkprocessen en beroepsactiviteiten. Het kwalificatiedossier 2008-2009, vastgesteld door de minister van OCW, beschrijft drie kerntaken van pedagogisch werkers.
JeugdenCo |
52
1. Het opstellen van een activiteitenplan en een plan van aanpak. Daarbij horen verschillende werkprocessen. . De situatie inventariseren en op basis daarvan een plan van aanpak opstellen. Uit de toelichting blijkt dat de pw’er informatie verwerft bij ouders en andere opvoeders, en in complexe situaties bij deskundigen. . Een activiteitenplan opstellen, eventueel in overleg met kinderen. Uit de toelichting blijkt dat de pw’er probeert aan te sluiten bij het kind en de mogelijkheden binnen en buiten de organisatie. . Een plan van aanpak maken om het activiteitenplan bij te stellen en vast te leggen, eventueel na overleg met ouders en externe deskundigen. Alleen de pedagogisch werker in de kinderopvang op niveau 4 stelt het activiteitenplan zelf vast. 2. Het opvangen en begeleiden van het kind, onderverdeeld in verschillende werkprocessen. . Het kind ondersteunen bij zijn ontwikkeling en opvoeding. . De persoonlijke verzorging realiseren. . Zorg dragen voor de ruimte en de huishoudelijke activiteiten. . Ontwikkelingsgerichte activiteiten aanbieden. 3. Het uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken. Werken aan deskundigheidsbevordering en professionalisering. . Kwaliteitszorg bevorderen en bewaken. . Werkzaamheden afstemmen met andere betrokkenen. . Werkzaamheden evalueren. Voor de pw’er op niveau 4 geldt bovendien: . Een netwerk onderhouden. . Beleidsmatige, coo ¨rdinerende en beheertaken uitvoeren. . Beleidsmatige, coo ¨rdinerende en beheertaken evalueren. .
Het kwalificatiedossier Pedagogisch werk besteedt veel aandacht aan de inpassing van kerntaken en werkprocessen in de 25 competenties die gelden voor alle mbo-opleidingen. Twee van die compententies,
BSL - JEC - 0000_JEC
052
Nieuwe opleiding leidsters stelt kinderen centraal
Websites
| Kennis
53 JeugdenCo |
Al met al biedt de opleiding Pedagogisch werk werkgevers het vooruitzicht van een goede aansluiting tussen opleiding en beroepspraktijk. De kwalificatie-eisen borduren voort op de beroepsprofielen die werkgevers mede hebben vastgesteld. De ingewikkelde opbouw van de kwalificatie-eisen, inclusief het ontbreken van bepaalde competenties, belemmert misschien het vereiste overleg tussen het werkveld en de opleiding. Verder zal de toekomst moeten leren of ook de groepsleidster bso in de nieuwe opleiding genoeg specifieke competenties kan ontwikkelen, zoals het beroepsprofiel die schetst.
02 | 2008
‘gedrevenheid en ambitie tonen’ en ‘cree¨ren en innoveren’, hoeven pw’ers zich echter niet eigen te maken. Opvoedingsfilosoof Gaby Alberts noemt in haar masterthese De ideale opleiding voor de leidsters in de kinderopvang dergelijke competenties essentieel (Alberts 2007). Ze baseert zich op de versie voor het schooljaar 2007/2008, waarin nog een competentie ontbrak: ‘kwaliteit leveren’. Die competentie is wel opgenomen in de versie voor het schooljaar 2008/2009. Hoewel de competentie ‘cree¨ren en innoveren’ dus niet voorkomt in hun kwalificatiedossier, moeten leidsters zich wel creatieve kennis en vaardigheden eigen maken, zoals beeldende vorming, om te voldoen aan de kwalificatie-eisen. Pw’ers op niveau 3 verwerven geen competenties als ‘relaties opbouwen’ en ‘netwerken onderhouden’. Deze competenties staan wel in de besproken beroepscompetentieprofielen.
www.colo.nl – Het Colo is de vereniging van kenniscentra die de schakel vormen tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven. Op de website is informatie te vinden over de onderbouwing van de mbo-competenties. www.mbo2010.nl – De website biedt actuele informatie over de kwalificatiedossiers en de invoering daarvan in het mbo. www.competentieweb.nl – De website biedt informatie over beroepsprofielen in zorg en welzijn. www.calibris.nl – Calibris is het kenniscentrum voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven voor de sectoren zorg, welzijn, sport en kinderopvang. De website biedt informatie over onder meer kwalificatiedossiers en concrete voorbeelden van experimentele Pw-opleidingen.
BSL - JEC - 0000_JEC
053
Marian van Beek
Verder lezen Alberts, G. (2007). De ideale opleiding voor de leidsters in de kinderopvang. Welke competenties of eindtermen moet de SPW opleiding aanleren of nastreven om de ideale leidster in de kinderopvang op te leiden. Masterthese, Vrije Universiteit Amsterdam. Boogaard, M., Fukking, R. & Felix, CH. (2007). Chillen, skaten, gamen. Opvattingen over kwalitatief goede buitenschoolse opvang in Nederland. Amsterdam, SCO-Kohnstamm Instituut. Dueren den Hollander, R. van (2002). Peuterspeelzaalwerk in de 21e eeuw. Het werkveld aan het woord. Utrecht, MOgroep. Haterd, J. van de & Lammerse, G. (2006). Groepsleidster kinderopvang. Utrecht, NIZW. Hattum, M. van & Haterd, J. van de (2006). Groepsleidster buitenschoolse opvang. Deel kunnen nemen. Utrecht, NIZW. Landelijke Kwalificaties MBO (2006), sociaal agogisch werk, beroepengroep Pedagogisch werk. Versie 2007-2008. Zoetermeer/Bunnik, COLO/OVDB. Landelijke Kwalificaties MBO (2007), sector Welzijn en Sport, branche Overige non-profitdiensten kinderopvang. Cohort 2008-2009. Zoetermeer/Bunnik, COLO/Calibris. Lammerse, G. (2006). Leidster peuterspeelzalen. Utrecht, NIZW.
| Kennis
02 | 2008
Stam, C. (2006). MBO Kinderopvang niet afgestemd op werkveld. Zorg+Welzijn, www.zorgwelzijn.nl, 24 augustus 2006. Vlaar, P., Dam, C. van, Hattum, M. van & Broeken, R. ( 2005). Klaar voor de Toekomst. Een nieuwe beroepenstructuur voor de branches welzijn en maatschappelijke dienstverlening, gehandicaptenzorg, jeugdzorg en kinderopvang. Utrecht, NIZW. Weijenberg, A. van de (2006). Op weg naar degelijke opleidingen voor de kinderopvang. Onderwijs en kinderopvang zoeken toenadering. Management Kinderopvang, jaargang 12, nummer 6/7, pagina 12-15.
JeugdenCo |
54
BSL - JEC - 0000_JEC
Marian van Beek (
[email protected]) werkte tot 1 juni 2008 bij het NJi Kenniscentrum, waar ze zich onder meer bezighield met het thema professionalisering. Nu werkt ze bij de afdeling Jeugd en onderwijs van de gemeente Zaanstad.
054