Nieuwe energie voor een beter klimaat!
Berekende klimaatverandering (alleen temperatuur) over 50 jaar weergegeven in Google Earth op basis van gegevens van Met Office Hadley Centre
Klimaatactieplan 2009 – 2012
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012 2009/1643 februari 2009
Inhoudsopgave 1
2
3
Inleiding ............................................................................................................................1 1.1
Klimaatakkoord 2007-2011.......................................................................................1
1.2
Leeswijzer.................................................................................................................1
Opzet klimaatactieplan....................................................................................................2 2.1
Het tot stand komen van het actieplan .....................................................................2
2.2
Thema’s actieplan.....................................................................................................2
2.3
Ambitieniveau actieplan............................................................................................2
Uitvoering klimaatactieplan ............................................................................................4 3.1
Overzicht taakstelling en projecten...........................................................................4
3.2
De rol van de gemeente Leusden ............................................................................4
3.3
Organisatieversterkende randvoorwaarden .............................................................4
3.4
Planning....................................................................................................................6
3.5
Uitvoeringskosten .....................................................................................................6
Bijlage 1: Overzicht uren, kosten en punten per project....................................................8 Bijlage 2. Projectbladen klimaatactieplan............................................................................9 Bijlage 3: Prestatiekaart Stimuleren Lokale Klimaatinitiatieven......................................41 Bijlage 4: Het Nederlandse klimaatbeleid ..........................................................................43
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
2
1
Inleiding
Op de internationale klimaatconferentie van Kyoto (1997) heeft Nederland zich, in het kader van de klimaatproblematiek, gecommitteerd aan een belangrijke doelstelling: in de periode 2008-2012 moet de uitstoot van broeikasgassen met 6 procent zijn verminderd ten opzichte van 1990. In 2007 is de urgentie van het klimaatprobleem nogmaals benadrukt door de vierde rapportage van de Intergovernmental Panel on Climate Change. Een van de conclusies uit het rapport was dat “met een zeer groot vertrouwen kan gesteld worden dat het globaal gemiddeld netto effect van menselijke activiteit sinds 1750 er een is van opwarming”. Gemeenten spelen een belangrijke rol bij de realisatie van een beter klimaat en de Kyotodoelstelling. Door hun rol en contacten met locale actoren zoals bedrijfsleven, woningbouwcorporaties en huishoudens kunnen gemeenten een belangrijke bijdrage leveren aan het klimaatbeleid. Op 18 februari 2002 de Nederlandse gemeenten middels de ondertekening van het Klimaatconvenant gecommitteerd aan de afgesproken doelstellingen. Deze afspraken zijn vernieuwd in het klimaatakkoord 2007-2011 tussen gemeenten en het Rijk. Gemeentelijk klimaatbeleid is een verbreding van het traditionele energiebeleid, dat zich met name richtte op CO2 reductie door energiebesparing. Klimaatbeleid richt zich naast energiebesparing tevens op het stimuleren van de toepassing van duurzame energie, duurzaam bouwen en duurzame mobiliteit. Klimaatbeleid vraagt daarom inzet van afdelingen en teams (strategie & beleid, vergunningverl. & handhaving, gebouwenbeheer). Maar ook externe partijen zoals Woningcorporaties en Ondernemers(verenigingen) spelen een belangrijke rol bij het tot stand komen van een goed functionerend klimaatbeleid. Meer over het onderwerp klimaatbeleid is te lezen in bijlage 8.
1.1
Klimaatakkoord 2007-2011
In opdracht van het ministerie van VROM voert SenterNovem (een uitvoeringsorganisatie van het minsterie van VROM en EZ) de regeling Stimuleren Lokale Klimaatinitiatieven (SLOK) waarmee gemeenten ondersteuning kunnen vinden voor de ontwikkeling en uitvoering van klimaatbeleid. De SLOK-regeling is de opvolger van de BANS-regeling uit 2004 en komt voort uit afspraken tussen het Rijk en VNG die zijn vastgelegd in het Klimaatakkoord 2007-2011. Het klimaatakkoord, de SLOK-regeling en de ervaringen met ons vorige klimaatactieplan liggen aan de basis van het klimaatactieplan 2009-212 en heeft geleid tot een ambitie en een uitwerking in concrete activiteiten. De ontwikkeling en uitvoering van klimaatbeleid krijgt een financiёle impuls vanuit het Rijk via de SLOK-regeling. In totaal is 31,5 miljoen euro beschikbaar voor gemeenten en 3,5 miljoen euro voor provincies. De gemeente Leusden kan aanspraak maken op € 73.456 bij een basispakket aan maatregelen en € 94.356 bij een pluspakket van maatregelen. De financiёle bijdrage is met name bedoeld voor de proceskosten van activiteiten gericht op de reductie van uitstoot van broeikasgassen (zoals CO2). Gemeenten kunnen uit een aan de regeling gekoppelde prestatiekaart kiezen voor de ambitieniveaus actief, voorlopend of innovatief. Aan deze ambitieniveaus zijn dan concrete doelen per thema verbonden. Het geheel van verschillende concrete doelen bepaald of de aanvrager in aanmerking komt voor het basispakket of het pluspakket.
1.2
Leeswijzer
In dit plan worden de geplande klimaatprojecten en de uitvoering daarvan toegelicht. In hoofdstuk 2 beschrijft de opzet van het klimaatactieplan. In hoofdstuk 3 wordt een overzicht gegeven van de activiteiten inclusief planning en kosten. In de bijlagen zijn de activiteiten per thema aan de hand van projectbladen uitgewerkt.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
1
2
Opzet klimaatactieplan
2.1
Het tot stand komen van het actieplan
Op 17 juni 2008 heeft het college besloten een nieuw klimaatactieplan op te stellen waarmee een aanvraag voor subsidie voor uitvoering van klimaatbeleid kan worden ingediend (2008/7215). Tijdens twee interne werksessies in juli zijn mogelijke projecten geïnventariseerd en is het ambitieniveau verkend. Uitgangspunt was daarbij om klimaatbeleid een integraal onderdeel van onze werkzaamheden te laten zijn en zoveel mogelijk aan te sluiten bij voorziene ontwikkelingen. Op deze manier is het mogelijk om werk met werk te maken en wordt de toegevoegde waarde van klimaatbeleid benadrukt. Uit de werksessies bleek dat er veel aanknopingspunten en potentiële projecten waren in de gemeente Leusden. De projectbladen van het klimaatactieplan zijn in samenspraak met betrokken afdelingen en medewerkers tot stand gekomen. Dit om bij werkzaamheden en projecten zo goed mogelijk aansluiting te vinden en om in vroeg stadium de verantwoordelijkheden in projecten helder te krijgen.
2.2
Thema’s actieplan
Het klimaatactieplan is opgebouwd aan de hand van thema’s van de prestatiekaart van de SLOK regeling. A. Eigen gebouwen, voorzieningen, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop B. Woningen C. Utiliteitsbouw D. Bedrijven E. Verkeer en vervoer F. Grootschalige duurzame energie opties Alle thema’s zijn vertegenwoordigd in dit plan. Om invulling te geven aan een thema zijn een of meerdere projecten per thema’s geformuleerd.
2.3
Ambitieniveau actieplan
Binnen de verschillende thema’s wordt onderscheid gemaakt tussen de ambitieniveaus: actief, voorlopend en innovatief. De ambitieniveaus zijn in de SLOK prestatiekaart uitgewerkt in verschillende criteria (zie bijlage X). Het actieve ambitieniveau is op de meeste projecten in dit klimaatactieplan van toepassing. Twee projecten richten zich op respectievelijk het voorlopende en innovatieve niveau. Aan de verschillende thema’s en ambitieniveaus zijn punten gekoppeld die relateren met de inspanning die een gemeente moet leveren. Een basispakket aan maatregelen moet minimaal 8 punten opleveren. Een pluspakket aan maatregelen moet minimaal 12 punten opleveren. Aan de hand van taakstellingen en de bijbehorende activiteiten uit de prestatiekaart van SenterNovem en de mogelijkheid om aan te sluiten op de huidige werkwijze en projecten in de gemeente Leusden, is gekozen voor een ambitieniveau. De gekozen ambitieniveaus staan weergegeven in volgende tabel. Tabel 1: Gekozen ambitieniveau Gekozen thema:
Gekozen ambitieniveau:
A Eigen organisatie
Actief niveau (deels innovatief)
B Woningbouw
Actief niveau (deels voorlopend)
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
2
C Utiliteitsbouw
Actief niveau (deels voorlopend)
D Bedrijven
Actief niveau
E Verkeer en Vervoer
Actief niveau
F Duurzame Energie
Actief niveau
In het volgende hoofdstuk wordt het gekozen ambitieniveau verder uitgewerkt aan de hand van een overzicht van de projecten, de rol van de gemeente, organisatieversterkende randvoorwaarden en een toelichting van benodigde inzet en middelen.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
3
3
Uitvoering klimaatactieplan
3.1
Overzicht taakstelling en projecten
Om de ambities uit hoofdstuk 2 te realiseren zal een groot aantal projecten worden uitgevoerd. In de tabel op de volgende bladzijde worden per gekozen thema de taakstellingen uit de SLOK-prestatiekaart van SenterNovem vermeld waarvoor de gemeente Leusden een inspanningsverplichting heeft. Hieraan zijn concrete projecten gekoppeld die bijdragen aan de realisatie van de betreffende taakstellingen. De porjecten zijn verder uitgewerkt in projectbladen die in de bijlage zijn opgenomen. Voor enkele taakstellingen worden meerdere projecten uitgevoerd om de taken daadwerkelijk te kunnen behalen, ook leveren enkele projecten een bijdrage aan de realisatie van meerdere taken.
3.2
De rol van de gemeente Leusden
Een verbetering op het gebied van klimaat kan een gemeente niet alleen. Het is noodzakelijk om daar samen met inwoners, maatschappelijk organisaties en bedrijven te werken. Klimaatbewust handelen ligt (vaak) bij diegene die investeert. Denk aan de particuliere woningeigenaar die wil gaan isoleren, de ontwikkelaar die passieve woningen wil bouwen, het bedrijf dat duurzaam wil ondernemen en de agrariër die mest wil vergisten. De gemeente Leusden moet zorgen voor heldere randvoorwaarden, drempels wegnemen en moet klimaatbewust handelen stimuleren en promoten. Daarnaast heeft de gemeente Leusden een voorbeeldfunctie: laat zien dat het kan en steun het gemeentelijk beleid. Er zijn geen projecten opgenomen voor gemeentelijke nieuwbouw omdat er geen nieuwbouw gepland. Mocht er in de periode 2009-2012 voornemens zijn voor nieuwbouw dan worden bij de ontwikkeling daarvan de volgende uitgangspunten gehanteerd: • Bij een nieuw gemeentehuis streven naar een energieneutraal gebouw. • Bij overige gemeentelijke gebouwen een 20% betere energieprestatie.
3.3
Organisatieversterkende randvoorwaarden
Organisatie Bij de uitvoering van het klimaatactieplan zijn de afdelingen RB en RO betrokken. De coördinatie van de projecten van afdeling RB wordt uitgevoerd door de energiecoördinator. De duurzaam bouwen coördinator coördineert de projecten die onder afdeling RO vallen. Aangezien het zwaartepunt van de uitvoering bij afdeling RO ligt, volgt de duurzaam bouwen coördinator de voortgang en uitvoering van het plan en zoekt afstemming met de portefeuillehouder. De duurzaam bouwen coördinator onderhoudt ook de contacten met SenterNovem. Communicatie De resultaten van de projecten worden gecommuniceerd naar inwoners, naar betrokken partijen en naar de organisatie. Communicatie over het plan naar buiten de organisatie vindt plaats via de gemeentepagina, het milieujaarverslag en de nieuwsbrief milieu. Communicatie over het plan naar de raad vindt plaats via de verantwoording van de programmabegroting. Via de dagkrant en het intranet wordt de organisatie geïnformeerd. De communicatieaanpak wordt verder uitgewerkt binnen de projecten. Bij de projecten wordt op natuurlijke momenten naar buiten gecommuniceerd. Bij communicatie over de projecten wordt telkens verwezen naar het klimaatactieplan en het doel dat de gemeente Leusden voor ogen heeft. Afdeling RO, sectie milieu coördineert de communicatie rondom het plan samen met afdeling communicatie.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
4
Tabel 2: overzicht taakstellingen en bijbehorende projecten Taakstellingen (ambitie) prestatiekaart SenterNovem
Projecten
Thema A Gemeentelijke organisatie Bestaande gebouwen •
Energiebesparing 2% per jaar (actief)
9 9
•
100% opwekking en/of inkoop duurzame energie (energieneutraal) (innovatief)
Infrastructurele voorzieningen •
Energiebesparing 2% per jaar (actief)
Gemeentelijk wagenpark •
5% besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen (actief)
9 9
Energieprestatie opnemen in plannen voor onderhoud en renovatie Opzet energiemanagement: registratie instellingen CV installaties Campagne gebouwgebruikers Inkoop van duurzame energie en/of carbon credits
9
Actualiseren beleidsplan openbare verlichting
9
Duurzaam inkopen wagenpark
9
EPC monitoring
9
Prestatieafspraken energie met Woningstichting Leusden
9
NB: Niet van toepassing op Leusdense situatie
Thema B Woningbouw Handhaving EPC •
Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 70% van de bouwvergunningen (voorlopend)
Nieuwbouw •
Realiseren van woningen met een 10% verscherpte EPC (actief) • Realiseren van een EPL van 7,0 tot 8,0 bij woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen (actief) Bestaande woningvoorraad •
Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 1% per jaar (actief)
Gedrag •
5% van de huishoudens vertoont energiezuinig gedrag (actief): toepassen van niet woninggebonden energiebesparende maatregelen, aanschaf energiezuinige apparatuur, inkoop 100% duurzame elektriciteit
9 9 9
Financieel stimuleren energiebesparing en DE bij particulieren en non-profit Energieteam in de wijk Prestatieafspraken energie met Woningstichting Leusden
9
Energieteam in de wijk
9
Bouwfysisch toezicht op MFC’s en kantoren
9
KWO systeem ‘t Spieghel
Thema C Utiliteitsbouw Handhaving EPC •
Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 70% van de bouwvergunningen (voorlopend)
Nieuwbouw van utiliteitsgebouwen •
Realiseren van utiliteitsgebouwen met een 10% verscherpte EPC (actief)
Thema D Bedrijven Vergunningverlening en handhaving •
Alle relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer een actuele vergunning (BBT) op het gebied van energie (actief)
•
Handhaving van vergunningen en activiteitenbesluit, gericht op energieaspecten heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats (actief)
•
Handhaving van afspraken MJA-bedrijfstakken waarvan gemeente bevoegd gezag is heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats. (actief)
9 9 9
9 9
NB: Vergunningverlening van de Wet Milieubeheer wordt uitgevoerd door de Servicedienst Midden-Nederland. Energie wordt standaard meegenomen. Energie-efficiency bij MKB NB: Handhaving van de Wet Milieubeheer wordt uitgevoerd door de Servicedienst Midden-Nederland. Energie wordt projectmatig en sectoraal aangepakt (bijv. supermarkten) Energie-efficiency bij MKB NB: In Leusden zijn geen bedrijven gevestigd die onder de MJA afspraken vallen.
Thema E Verkeer en vervoer •
Besparing eb/of verduurzaming brandstoffen met 1% per jaar (actief)
9
Realiseren van tankstation voor duurzame brandstoffen
9 9
Bioenergie uit het buitengebied Ruimtelijke randvoorwaarden voor duurzame energie
Thema F (grootschalige) duurzame energie opties •
3% van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties: wind, biomassa, waterkracht en/of warmte/koude-opslag (actief)
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
5
Verantwoording Verantwoording van het klimaatactieplan vindt plaats in de jaarrekening van de programmabegroting. De voortgang wordt gerapporteerd in de kwartaalrapportage. De afdelingen zijn verantwoordelijk om verslag te doen van de projecten waar zij trekker van zijn. Portefeuillehouder Milieu is bestuurlijk verantwoordelijk. Een stuurgroep bestaande uit Portefeuillehouder Milieu, afdelingshoofd RO, afdelingshoofd RB de energiecoördinator en de duurzaam bouwen coördinator bespreken ieder half jaar de voortgang. Gemeenten hoeven geen voortgangsrapportages op te stellen en er vindt geen eindverantwoording plaats aan het Rijk over de ontvangen SLOK gelden. Wel moeten gemeenten met het oog op monitoring op verzoek informatie geven over de klimaatinitiatieven. De energiecoördinator verzorgt op verzoek van SenterNovem deze informatie. Regionale afstemming De energiecoördinator en de duurzaam bouwen coördinator wisselen informatie uit en stemmen af met gemeenten in de regio en met de provincie. Waar mogelijk zullen projecten versterkt worden door regionale samenwerking en opschaling.
3.4
Planning
De precieze start van de uitvoering is afhankelijk van het toekennen van de Decentrale Uitkering. Een uitspraak is uiterlijk 4 maanden na de aanvraag te verwachten (2e helft 2009). De uitvoeringsperiode is vier jaar. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal uren per thema per jaar. In bijlage 1 worden de uren gespecificeerd per project en per afdeling. Tabel 3: Planning per thema (uitgedrukt in uren) Thema 2009 2010 2011 A Gemeentelijke organisatie 143 431 311
2012 Totaal uren 301 1.186
B Woningbouw
260
360
310
330
1.260
C Utiliteitsbouw
80
70
100
60
310
0
50
100
50
200
E Verkeer en vervoer
50
75
50
25
200
F Duurzame Energie
50
100
150
150
450
583
1060
995
918
3.606
D Bedrijven
Totaal alle projecten:
3.5
Uitvoeringskosten
De kosten van de projecten bestaan uit loonkosten van eigen personeel en overige kosten (zoals het laten uitvoeren energiebesparingonderzoeken). Deze kosten zijn weergegeven in de volgende tabel. Tabel 4: uren en kosten per thema voor de periode 2009-2012 Thema interne interne Overige uren loonkosten (€) kosten (€) A Gemeentelijke organisatie 1.186 96.066 21.000
Totale kosten (€) 117.066
B Woningbouw
1.260
103.820
20.000
123.820
C Utiliteitsbouw
310
26.980
28.800
55.780
D Bedrijven
200
16.200
12.500
28.700
E Verkeer en vervoer
200
16.200
-
16.200
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
6
Thema F Duurzame Energie Totaal alle projecten:
interne interne uren loonkosten (€) 450 36.450 3.606
295.716
Overige kosten (€) 12.000
Totale kosten (€) 48.450
94.300
390.016
De bedragen zijn excl. BTW. Bij de onderwerpen Loon en Subsidie is de BTW is niet van toepassing. Bij de Overige kosten is de BTW compensabel.
De inzet van de gemeente bestaat uit personele uren. De loonkosten zijn een indicatie en zijn gebaseerd op een gemiddeld uurtarief van € 82 of € 92 die hoort bij de functie van de trekker van het project. SLOK maakt het mogelijk om inhuur en onderzoek ten behoeve van klimaatbeleid te vergoeden. Voor de gemeente Leusden betekent dit dat de overige kosten voor het laten uitvoeren van o.a. energiebesparingsonderzoeken, gedekt kunnen worden door SLOK. De maximale subsidie vanuit SLOK voor het basispakket € 73.456 en voor het pluspakket € 94.356. SLOK is een Decentrale Uitkering. Dit houdt in dat uitbetaling van de toegekende uitkering gebeurt via het gemeentefonds. Gemeenten hoeven geen voortgangsrapportages op te stellen en vindt geen eindverantwoording plaats aan het Rijk over de ontvangen gelden. Wel moeten gemeenten met het oog op monitoring op verzoek informatie geven over de klimaatinitiatieven. SenterNovem voert de monitoring uit. Subsidie wordt aangevraagd voor het pluspakket à € 94.356 voor de komende vier jaar. Eén van de voorwaarden van deze regeling is dat een eigen bijdrage in uren en/of middelen wordt geleverd van minimaal 50 % van de kosten voor uitvoering van de klimaatactieplannen. Aan deze voorwaarde wordt voldaan. De uitkering via het gemeentefonds zal gefaseerd over de jaren 2009-2011 plaatsvinden. Hieronder wordt in de tabel weergegeven welke kosten en welke inkomsten in welk jaar plaatsvinden. Alleen de ‘overige kosten’ worden hier weergegeven; de interne loonkosten vallen binnen de reguliere capaciteit/begroting. Onderwerp Overige kosten
2009 11.800
2010 42.500
2011 26.500
Uitkering via gemeentefonds
39.630
34.911
19.815
0
94.356
+27.830
-7.589
-6.685 -13.500
0
Totaal:
2012 Totaal 13.500 94.300
In bovenstaande tabel is te zien dat de inkomsten en uitgaven jaarlijks niet gelijk op gaan. Via de algemene bedrijfsreserve met aangewezen bestemming zal dit jaarlijks geëgaliseerd worden.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
7
actief actief
A: eigen organisatie bestaand
A: eigen organisatie bestaand
bestaand bestaand en nieuw bestaand en gedrag handhaving EPC nieuwbouw
B: woningen
B: woningen
B: woningen
Verscherpte energieprestatie in nieuwbouwprojecten Financieel stimuleren energiebesparing en DE bij particulieren en non-profit Prestatieafspraken energie met Woningstichting Leusden Energieteam in de wijk
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
F: grootschalig DE
actief
F: grootschalig DE
Ruimtelijke voorwaarden voor duurzame energie
actief
E: verkeer en vervoe -
Realiseren van tankstation voor duurzame brandstoffen Bioenergie uit het buitengebied -
-
-
D: Bedrijven
actief
actief
actief
Energieefficiency bij MKB
B3-4
B2-3
B3
B2
F.2
F.1
E.1
D1.1
C2.1
voorlopend C1.1
C: Utiliteitsbouw
C: Utiliteitsbouw
actief
actief
actief
Bouwfysisch toezicht op MFC en kantoren KWO systeem 't Spieghel
B: woningen
handhaving actief EPC nieuwbouw actief
B: woningen
EPC monitoring
Paul Spiertz
Theo Prinsen
Paul Spiertz
Adriaan van Arkel
Adriaan van Arkel
dekking decentrale uitkering bijdrage gemeente in de vorm van loonkosten
totale externe kosten
Functie RO-medewerker
Paul Spiertz
Paul Spiertz
Peter van der Heijden
Arna de Jong
teamleider V&H
Paul Spiertz
Wouter van der Bedem
Paul Spiertz
Arna de Jong
B1-C1 Erik Tolboom
A4
A: eigen organisatie v&v
actief
A3
A: eigen organisatie installaties actief
A2.4
A2.3
innovatief A2.2
A: eigen organisatie bestaand
projnr trekker A2.1 Adriaan van Arkel
ambitie actief
thema subthema A: eigen organisatie bestaand
Actualiseren beleidsplan Openbare Verlichting Duurzaam inkopen wagenpark
werktitel Energieprestatie opnemen in plannen voor onderhoud en renovatie Inkoop van duurzame energie en/of carbon credits Opzet energiemanagement: registratie instellingen CV installaties Campagne gebouwgebruikers
€ 5.000
€0
€0
€0
€0
5.000
-
-
-
€0
€0
€0
€0
€0
-
-
-
-
-
-
-
€ 2.500
€ 7.000
€ 2.500
€0
€0
€0
€0
€ 5.000
€
€
€
€0
€0
€0
€0
€0
€ 6.000
€0
€ 2.500
€ 0 € 13.000
€ 3.800
€ 4.000
€
€
€
€
€0
€0
€0
€0
-
-
-
-
€0
€ 6.000
€0
€ 5.000
€ 2.000
€ 5.000
€ 2.000
€ 2.500
€
€
€
€
€0
€0
€0
€0
€0
-
-
-
-
€0
€0
€0
€ 5.000
€0
€ 2.500
€ 2.000
€
€
€
€
2009 2010 2011 2012 € 4.000 € 4.000 € 4.000 € 4.000
76%
100%
€ 94.300 € 11.800 € 42.500 € 26.500 € 13.500
€0
€ 12.000
€0
€ 12.500
€ 15.000
€ 13.800
€ 15.000
€
€
€
€
externe kosten € 16.000
3.606
150
300
200
200
170
140
500
200
300
160
100
150
100
150
450
96
0
100
75
50
50
20
150
50
100
40
20
60
100
50
125
24
50
100
50
100
80
20
150
50
50
40
20
40
0
50
125
24
583 1086 1021
0
50
50
0
40
40
50
50
100
40
20
20
0
0
75
24
916
100
50
25
50
0
60
150
50
50
40
40
30
0
50
125
24
13
2
2
1
1
2
1
0
1
1
0
0,5
0,5
1
uren 2009 2010 2011 2012 punten 240 24 72 72 72
Bijlage 1: Overzicht uren, kosten en punten per project
8
Bijlage 2. Projectbladen klimaatactieplan Subthema A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop: Bestaande gebouwen Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Actief : Energiebesparing 2 % per jaar en 40% opwekking en/of inkoop duurzame energie Project A2.1 Energieprestatie opnemen in plannen voor onderhoud en renovatie Doelstelling In de uitgangspunten voor onderhoud en renovatie, opnemen het uitgangspunt: alle energiemaatregelen met een terugverdientijd van minder dan 5 jaar uitvoeren. Doelgroep / onderwerp / project Gemeentelijke gebouwen Resultaten Advisering van mogelijke energiebesparende maatregelen. Plus door het uitvoeren van maatregelen het verminderen van het energieverbruik. Aanpak 1. Uitbesteden onderzoek (EPA-U) voor een inventarisatie van mogelijke maatregelen.; 2. Overleg met betrokkenen over haalbaarheid van maatregelen. 3. Haalbare maatregelen vastleggen in een programma van eisen / notitie B&W.; 4. Als investeringsbudget voor het uitvoeren van de maatregelen aanhouden de lagere exploitatielasten. 5. Monitoring van de realisatie van de uitvoering. Regionale aanpak nee, niet mogelijk Interne trekker Afdeling Ruimtelijk Beheer, gebouwbeheer Uitvoerder / betrokken partijen Interne partijen: • Afdeling Facilitaire Zaken; • Afdeling Milieu/Duurzaam Bouwen; • Afdeling Bouw- en Woningtoezicht; • Afdeling Financiën. Externe partijen: • Huurder / Gebruiker • Aannemer / installateur Tijdbesteding en externe kosten • De tijdsbesteding zit in het begeleiden van de uitvoering van de EPA’s, het overleg met de betrokkenen, het schrijven van de notitie aan B&W en het begeleiden van de uitvoering van de maatregelen; • De externe kosten komen door het extern uitvoeren van de EPA-U voor zo’n 7 a 8 gebouwen.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
9
Tijdbesteding 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 24 72 72 72 240 uur Externe kosten 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 4.000 4.000 4.000 4.000 € 16.000 Succes- en faalfactoren / haarbaarheid • Het vastleggen van energiezuinige installaties in het groot onderhoudsplan vermijd ten tijde van uitvoering meerkosten; • Vaak is er bij toepassing van energiezuinige installaties ook een verhoging van het comfort; • Betrokkenheid huurders en gebruikers; Praktijkvoorbeelden • Gemeente Dongen: renovatie gemeentehuis; • Gemeente Amsterdam: renovatie Stadsdeelwerf Papaverweg.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
10
Subthema A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop: Nieuwbouw van gebouwen Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Innovatief: Minimaliseren energievraag en duurzaam opwekken en/of inkopen resterende energievraag (energieneutraal) Project A2.2 Inkopen van duurzame energie en/of carbon credits Doelstelling Het inkopen van duurzaam opgewekte energie of het door middel van compensatie teniet doen van de gemeentelijke uitstoot. Doelgroep / onderwerp / project Voor bestaande gemeentelijke gebouwen, verkeersregelinstallaties en rioolgemalen wordt groene stroom ingekocht. Onderzocht wordt of inkoop van groen gas mogelijk is. Tot die tijd wordt de onvermijdelijke CO2 uitstoot (aardgas en vervoer) gecompenseerd met credits. Dit project sluit aan op het streven naar een Klimaatneutrale gemeentelijke organisatie. Resultaten • De gemeente koopt duurzame energie in (elektriciteit, gas, transportbrandstoffen) en/of emissiereductiecertificaten (carbon credits/groencertificaten); • Directe en structurele milieuwinst door het verantwoordelijke inkoop; • De gemeentelijke organisatie is 'klimaatneutraal'; • Een beter imago voor de gemeente, vervulling van de voorbeeldfunctie; • De vraag naar duurzame producten en diensten van onderaf zal de ontwikkeling van duurzame producten stimuleren. Aanpak 1. Inventarisatie energieverbruik en energiecontracten gemeentelijke gebouwen en voorzieningen; 2. Analyse mogelijkheden eigen productie en inkoop duurzame energie en/of carbon credits; 3. Opvragen en vergelijken offertes voor groene energie en/of duurzame energiesystemen; 4. Selectie leveranciers; 5. Bestuurlijk besluit tot afname duurzame energie of compensatie d.m.v. credits 6. Start afname van duurzame energie (of installatie en ingebruikname van eigen DEinstallaties). Varianten: • Koppeling van een systeem voor energiemanagement aan de gegevens die bij de inventarisatie van het energieverbruik bekend worden; • Adviseur inkoop en energiecontract inschakelen; • Uitbreiding pakket duurzame energie met diensten op gebied van energiebesparing; • Bij bestaande contracten kan met de leverancier onderhandeld worden over een tussentijdse overstap naar duurzame energie; • Aanpak als onderdeel van breder initiatief Duurzaam Inkopen; • Een combinatie met winning van duurzame energie in eigen gebouwen is mogelijk. Bijv. door kleine windturbines, zonnecellen en/of zonneboilers op gemeentelijke gebouwen te plaatsen, of duurzame warmte te gebruiken. Dit versterkt de voorbeeldfunctie van de gemeente. Zo maakt de milieustraat al gebruik van zonne-energie. Regionale aanpak nee
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
11
Interne trekker Afdeling Ruimtelijk Beheer, gebouwbeheer/energiecoördinator Uitvoerder / betrokken partijen Interne partijen: • Afdeling RB, gebouwbeheer; • Afdeling RO, milieu; (v.w.b. de klimaatneutrale gemeente) • Afdeling FPC; • Budgethouders bij: Brandweer, Gebouwenbeheer, Inrichting & Beheer; Externe partijen: • Energiebedrijf; • Toeleveranciers. Tijdbesteding en externe kosten • 96 uren voor intern overleg, onderzoek en schrijven paragraaf; • Duurzame energie is niet per definitie duurder dan grijze energie; • De kosten zijn afhankelijk van de producten en de leveranciers en de trend in de markt (meer vraag, goedkopere producten). Tijdbesteding 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 24 24 24 24 96 uur Externe kosten 2009 2010 2011 2012 Per planjaar Succes- en faalfactoren / haarbaarheid • Het inkopen van duurzame energie of credits voor de hele gemeentelijke organisatie is een besluit dat door bestuurders genomen moet worden; • Aansluiten op onderhoud en beheerprogramma’s van verschillende afdelingen en diensten (bijvoorbeeld aankoop van voor alternatieve brandstof geschikte voertuigen bij vervanging wagenpark); • Looptijd van contracten met energieleveranciers; • Goed inzicht in energieverbruik en contracten verbetert mogelijkheden goede inkoopresultaten; • Anticipeer op variabel prijsniveau van carbon credits; • Selecteer credits van hoge kwaliteit (gold standard); • Let naast (groene) stroom ook op gas en andere brandstoffen; • Communicatie over klimaatneutraliteit van de gemeentelijke organisatie; • Advies energiecontractering. Praktijkvoorbeelden • Circa 100 gemeenten zijn bezig met duurzaam inkopen (zie lijst op www.inkopers.net voor een overzicht van de deelnemende gemeenten); • Gemeente Apeldoorn: inkopen groene stroom (grijs + certificaat); • Drenthe: groene stroom in heel Drenthe; • Gemeenten Wisch, Amstelveen, Utrecht, Eindhoven, Tilburg e.a.: inkoop tot 100% groene stroom.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
12
Subthema A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop : Bestaande gebouwen Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Actief : Energiebesparing 2 % per jaar en 40% opwekking en/of inkoop duurzame energie Project A2.3 Opzet energiemanagement: Registratie instellingen CV-installaties Doelstelling De instelling van de verwarmingsinstallatie afgestemd hebben op het gebruik. Doelgroep / onderwerp / project Gemeentelijke gebouwen (eigen gebouwen: openbaar + sport + brandweer, totaal 15) (culturele gebouwen, totaal 8) Resultaten • Inzicht hebben in de instelling van de verwarmingsinstallatie, zowel voor de gebruiker als voor de onderhoudsmonteur; • Optimaal functionerende installaties door juiste inregeling; • Comfortverhoging; • Het voorkomen van klachten; Aanpak 1. Elk jaar de instelling van de installatie uitlezen en op papier zetten; 2. De instelling bespreken met de huurder / gebruiker; 3. Eventueel de instelling aanpassen aan nieuwe wensen; 4. Mogelijk een formulier ontwerpen, wat bruikbaar is voor de onderhoudsmonteur; 5. Eventueel ter controle van de instelling een duurmeting uitvoeren. Regionale aanpak Nee Interne trekker Afdeling Ruimtelijk Beheer, gebouwbeheer/energiecoördinator Uitvoerder / betrokken partijen Interne partijen: • Betrokken huurder / gebruiker; • Afdeling Milieu; Externe partijen: • Onderhouds installateur; Tijdbesteding en externe kosten • Het opnemen van de instellingen en het bespreken zal zo’n 3 uur per gebouw zijn. • Controle metingen zal zo’n 8 uur per gebouw zijn, mogelijk niet voor alle gebouwen. Uren: 500 Tijdbesteding Per planjaar Externe kosten Per planjaar
2009 125 2009
2010 125 2010
2011 125 2011
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
2012 125 2012
500 uur
13
Succes- en faalfactoren / haarbaarheid • Betrokkenheid en draagvlak bij gebouwgebruikers en installateurs; • Resultaten en successen zichtbaar maken; • Verstoring van continuïteit door personele wisselingen, verandering in prioriteiten, gebrek aan personele capaciteit; • Klachten verhelpen voordat gedragsaspecten aan de orde komen. Praktijkvoorbeelden Voorbeelden monitoring: • Gemeenten Heerhugowaard, Uithoorn, Kerkrade en Doetinchem e.a. maken gebruik van de Energiespiegel; • Eindhoven, Den Bosch: energiemanagementsysteem; • Amsterdam: online energiemanagementsysteem; • Diverse gemeenten: Milieubarometer overheidskantoren (benchmark); • Gemeente Katwijk: energie-onderzoeken en monitoring. Voorbeelden maatregelen beheer: • Gemeente Dordrecht: optimalisering d.m.v. piep- en knijpmethode (-25% gas); • Gemeenten Bergh, Hilversum: koffieautomaat op tijdklok; • Gemeente Berkel-Rodenrijs: alle verlichting op bewegingssensoren; • Gemeente Schiedam: bewegingssensoren en daglichtregeling.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
14
Subthema A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop : Bestaande gebouwen Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Actief : Energiebesparing 2 % per jaar en 40% opwekking en/of inkoop duurzame energie Project A2.4 Campagne gebouwgebruikers Doelstelling Energie besparen door medewerkers bewust te maken van de invloed van hun gedrag op het energieverbruik. Doelgroep / onderwerp / project De medewerkers van de gemeente Leusden zitten verspreid over drie gebouwen: het gemeentehuis, de milieustraat en de gemeentewerf (incl. de Schoolsteeg). De campagne energiebesparing richt zich op de medewerkers van deze gebouwen. Afhankelijk van het verloop van de regionalisering van de brandweer zal de brandweer in Leusden ook betrokken worden. Resultaten • Verhoogd energiebewustzijn onder medewerkers; • Energiebesparing: de gemiddelde besparing als gevolg van gedragsverandering en maatregelen bedraagt 10%. Mogelijk neveneffect: • Betrokkenheid van medewerkers bij klimaatdoelstellingen gemeentelijke organisatie (bv. klimaatneutraal); • Medewerkers hebben meer invloed op binnenmilieu. Aanpak 1. Samenstellen werkgroep waarin alle afdelingen vertegenwoordigd zijn; 2. Werkgroep stelt draaiboek en planning op; 3. Voorbereiden van communicatiemateriaal en acties verzamelen; 4. Uitvoering van de campagne volgens het draaiboek; 5. Milieubewust gedrag consolideren. toelichting: • Energiespiegel (display) of energiemeter. Met een energiemeter of energiespiegel kan het energieverbruik eenvoudig worden teruggekoppeld aan de medewerkers. Hiermee is bijvoorbeeld ook de zelf opgewekte hoeveelheid duurzame energie weer te geven; • Gebruikt van ideeënbus; • Combinatie met technische maatregelen; • Combinatie met revatilisering gemeentehuis; • Combinatie met competitief element (energiebesparingswedstrijd of -weddenschap); • Inhoud draaiboek: elementen van de campagne, benodigde middelen, communicatiekanalen, verantwoordelijke personen, planning van de campagne; • Campagne is onderdeel van een het klimaatneutraal maken van de gemeente; • Communicatiekanalen: dagkrant, overig intranet, posters, stickers, reguliere overleggen Regionale aanpak nee Interne trekker Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, sectie milieu
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
15
Uitvoerder / betrokken partijen Interne partijen: • Afdeling RB, gebouwbeheer; • Afdeling RO, milieu; • Afdeling IAF; • Eigen medewerkers en overige afdelingen. Externe partijen: • Leveranciers; • Dienstverleners (schoonmaak). Tijdbesteding en externe kosten Gemeente: 150 uur en kosten € 1000 (GIM budget). Tijdbesteding 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 50 50 50 150 uur Externe kosten 2009 2010 2011 2012 Per planjaar Succes- en faalfactoren / haarbaarheid • Als er veel klachten zijn over comfort, kunnen deze problemen beter eerst opgelost worden voordat met de uitvoering van de campagne wordt gestart; • In een korte tijd veel aandacht besteden aan energie of na een korte periode een herhalingsactie. Hiermee wordt ‘overvoeren’ voorkomen (verveling of irritatie); • Directe link met Gemeentelijke Interne Milieuzorg (GIM); • Relatie met activiteiten van verkeer en vervoermanagement Praktijkvoorbeelden • Gemeente Utrecht: periodieke week energiebesparing; • Gemeente Gelsenkirchen: besparingsmaatregelen en gedrag; • Gemeente Ede: good housekeeping door uitschakelen apparatuur; • Gemeente Helden: 'Helden gaat energiek', voorlichtingsbijeenkomsten en competentie energiezuinig werken met vijf vleugels gemeentehuis; • Gemeente Landgraaf: diverse acties, waaronder nieuwsbrieven, e-mail, posters; • Gemeente Lopik: Kaart of taart en energiespiegel.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
16
Subthema A. Openbare Verlichting. Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Actief : Energiebesparen doormiddel van het regelen van de openbare verlichting (o.a. door te dimmen of het plaatsen van statische of dynamische verlichting.) Project A3 Actualiseren van de beleidsnota openbare verlichting Doelstelling Verbeteren van de kwaliteit van de Openbare Verlichting, en het toepassen van de nieuwste lichttechnieken, waar mogelijk bezuinigen op het verbruik van energie. Project De gemeente Leusden heeft een beleidsplan openbare verlichting. In dit plan is energiebesparing een aandachtspunt maar het is nog niet verder uitgewerkt. In dit project wordt energiebesparing ten aanzien van openbare verlichting uitgewerkt naar concrete situaties in de gemeente Leusden. Resultaten • In 2010 actualiseren van de Beleidsnota Openbare Verlichting. • Vooruitlopend op de actualisering van de Beleidsnota Openbare Verlichting is er energiezuinige verlichting geplaatst bij een aantal nieuwe werken. Aanpak • Actualiseren van de bestaande Beleidsnota Openbare Verlichting ten aanzien van energiebesparing waarbij de uitgangspunten voor sociale veiligheid en verkeersveiligheid in de gemeente Leusden gewaarborgd blijven. • Uitvoeren geactualiseerde Beleidsnota Openbare Verlichting Toelichting: • Bij nieuwe projecten en reconstructie werkzaamheden de nieuwste lichttechnieken toepassen met als doelstelling het besparen van energie. • Bij de bestaande openbare verlichting de armaturen vervangen als deze zijn afgeschreven. Dit is dan ook het moment om armaturen aan te brengen met de nieuwste lichttechnieken. • Waar nodig gebruik maken van de kennis van SenterNovem. Regionale aanpak nee Interne trekker Afdeling Ruimtelijk Beheer, team Inrichting en Beheer Uitvoerder / betrokken partijen Interne Partijen: • Afdeling RB, team Inrichting en Beheer Externe partijen: • City Tec • SenterNovem
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
17
Tijdbesteding en externe kosten Tijdsbesteding: gemeente, 140 uur Externe kosten: kosten adviseurs ca. € 5.000 Tijdbesteding 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 100 20 20 140 uur Externe kosten 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 5.000 € 5.000 Succes- en faalfactoren / haarbaarheid • Relatie blijven leggen met verkeersveiligheid en sociale veiligheid. • Bij nieuwe en reconstructie projecten op tijd aangeven hoe en welke openbare verlichting er geplaats moet worden. Praktijkvoorbeelden • Reconstructie Randweg statisch verlichting geplaatst (minder licht in de nachtelijke uren) • Parkeerplaatsen hockeycomplex de Schammer in de nachtelijke uren gaat de openbare verlichting uit, de toegangsweg naar het hockeycomplex en de parkeerplaats blijft verlicht. • Gemeente Almelo, Zaanstad: beleidsplan openbare verlichting. Investeringsplan voor aanpak en verbetering openbare verlichting.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
18
Subthema A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop: Gemeentelijk wagenpark, dienstreizen en woon-werkverkeer Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Actief : 5 % Besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen Project A4 Duurzaam inkopen wagenpark Doelstelling Het duurzaam inkopen van wagenpark en brandstoffen gericht op het reduceren van emissies door het gemeentelijk wagenpark. Project Het gemeentelijk wagenpark bestaat uit 9 voertuigen (excl. voertuigen van de brandweer). Daarvan zijn er 8 in eigendom van de gemeente en wordt 1 geleased. In dit project wordt geïnventariseerd wanneer de voertuigen worden vervangen en welke schone alternatieven beschikbaar zijn voor de voertuigen. Op natuurlijke momenten worden de voertuigen duurzaam ingekocht. De verwachting is dat in 2010 de eerstvolgende voertuigen worden vervangen. Resultaten • De gemeente koopt duurzame voertuigen en transportbrandstoffen in; • Een beter imago voor de gemeente, vervulling van de voorbeeldfunctie; • De vraag naar duurzame producten en diensten van onderaf zal de ontwikkeling van duurzame producten stimuleren. Mogelijk neveneffect: • Verbetering van luchtkwaliteit; • (Groter) aanbod van alternatieve brandstoffen in de regio. Aanpak 1. Inventariseren van stand van zaken gemeentelijk wagenpark; 2. Inventariseren van alternatieven op het gebied van voertuigen en brandstoffen; 3. Inventarisatie van natuurlijke momenten in wagenpark (vervanging, uitbreiding); 4. Selectie geschikte alternatieven en opname in meerjarig plan voor wagenpark; 5. Uitvoeren plan en (eventueel gefaseerde) overschakeling op alternatieve voertuigen en/of brandstoffen; 6. Communicatie van resultaten. zie relatie met project E1 Realiseren van groen tankstation Regionale aanpak Bij inkoop wordt samengewerkt met andere gemeenten wanneer de mogelijkheid zich aanbiedt. Gezien de beperkte omvang en de gefaseerde vervanging van het gemeentelijke wagenpark hangt samenwerking af van natuurlijke momenten. Uitvoerder/betrokken partijen Interne partijen: • Afdeling Ruimtelijk beheer: wijkbeheer, milieustraat, bureauondersteuning; • Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling: sectie milieu; • Afdeling Communicatie. Eventuele externe partijen: • Pomphouders.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
19
Interne trekker: Afdeling Ruimte Ontwikkeling, sectie milieu Investeringen Gemeente: ca. 150 uur. Externe kosten: n.v.t. want wagenparkscan voor rijden op aardgas is inmiddels uitgevoerd. Tijdbesteding 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 20 60 40 30 150 uur Externe kosten 2009 2010 2011 2012 Per planjaar Succes- en faalfactoren/haalbaarheid/herhaalbaarheid • De milieustraat levert gebruikte kookolie en –vetten af voor biodiesel. Deze biodiesel kan een van de alternatieve brandstoffen worden waardoor de cyclus wordt gesloten; • SenterNovem: criteria duurzaam inkopen ; • Aanbod van alternatieve brandstoffen in de regio; • Aanwezigheid natuurlijke momenten en geschikte alternatieven; • Snelheid realisatie vulstation; • Prijsstabiliteit alternatieve brandstof (afhankelijk van landelijk beleid op bijvoorbeeld accijns). Praktijkvoorbeelden • Provincie Overijssel e.a.: biobrandstof uit GFT-afval; • Gemeente Apeldoorn: beslissingsboom wagenpark.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
20
Subthema B-C Woningen/Utiliteitsbouw: Handhaving EPC Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Voorlopend : Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 70 % van de bouwvergunningen Project B1-C1 Opzet EPC monitoring Doelstelling Monitoren van de EnergiePrestatieCoëfficiënt (EPC) van alle nieuwbouwprojecten in de gemeente om de kwaliteit van de EPC-toetsing en handhaving van de EPC te verhogen. Doelgroep / onderwerp / project In het kader van het WABO-traject wordt er nieuwe software aangeschaft voor vergunningverlening. In het plan van eisen moet de monitoring van de EPC een plaats krijgen. Uiteindelijk moet de EPc geregistreerd kunnen worden met daarbij aandachtspunten voor de bouwplaats en resultaten van de toezicht op de bouwplaats. Eisen meenemen in nieuwe software zodat niet een afzonderlijke database gebruikt hoeft te worden. Resultaten • Geintergreerde monitoring in vergunningverleningssyteem. • Overzicht met alle gerealiseerde nieuwbouw (deel)projecten met berekende EPC en aandachtspunten; • Inzicht in de resultaten van de energie-prestatie op de bouwplaats. Mogelijke neveneffecten: • Gestructureerde toezicht van de EPC; Aanpak 1. Eisen opstellen voor het nieuwe aan te schaffen softwarepakket voor de WABO 2. Werkplan monitoring opstellen. 3. Instructie vergunningverlener en BWT inspecteur over monitoring EPC. 4. Jaarlijkse analyse met behulp van de database (o.a. vaststellen van de aantallen ingediende en afgegeven EPC, verdeling naar EPC-waarden, doorlooptijden vergunningaanvraag en bouwproces, opvallende zaken in de bouwaanvragen en in de inspecties, reacties bouwers, etc.); 5. Op basis van analyse vaststellen hoe kwaliteit van EPC-toetsing en handhaving verbeterd kan worden. Regionale aanpak nee Interne trekker Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, team V&H, teamleider V&H Uitvoerder / betrokken partijen Interne partijen: • Afdeling Bouw- en Woningtoezicht; • Afdeling Milieu/Duurzaam Bouwen; Externe partijen, indirect: • Projectontwikkelaars; • Woningcorporaties;
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
21
• Architecten; • Particuliere opdrachtgevers. Tijdbesteding en externe kosten • Opzet: 100 uur • Uitvoering afhankelijk van aantal nieuw te bouwen woningen. Tijdbesteding 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 20 20 20 40 100 uur Externe kosten 2009 2010 2011 2012 Per planjaar Succes- en faalfactoren / haarbaarheid • Koppelen aan andere monitoringsystemen, zoals bouwmonitor en dubomonitor, klimaatmonitor.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
22
Subthema B. Woningen : Bestaande en nieuwe woningvoorraad Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Actief : Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 1 % per jaar Project B2-3 Energieprestatieafspraken met Woningstichting Leusden Doelstelling Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad in Leusden. Doelgroep / onderwerp / project Met de Woningstichting Leusden worden afspraken gemaakt over de verbetering van de energieprestatie van huurwoningen in Leusden. Woningstichting Leusden heeft circa 2500 woningen in beheer. Circa 600 woningen zijn in beheer bij diverse organisaties. De overige woningen zijn particulier bezit. Het project richt zich in eerste instantie op de woningvoorraad en nieuwbouw van Woningstichting Leusden. Indien er gelegenheid is of er een natuurlijk moment is dan worden ook andere organisaties (bijv. andere woningcorporaties) gevraagd om aan te laten sluiten bij de afspraken. Resultaten • Ambities en verantwoordelijkheden voor wat betreft huurwoningen zijn vastgelegd in prestatieafspraken tussen gemeente en WSL • Plan van aanpak voor verbetering van de energetische kwaliteit van overige huurwoningen en eigen woningen Aanpak 1. Verbetering energetische kwaliteit opnemen in milieubeleidsplan 2. Inventarisatie van de huidige energetische kwaliteit; 3. Bepalen van de gewenste energetische kwaliteit; 4. Bepaling in te zetten middelen/instrumenten; 5. Bestuurlijke vaststelling van volkshuisvestelijke uitgangspunten. 6. Interne en externe communicatie van resultaten en implementatie van gemaakte keuzes; 7. Doorvertalen gewenste kwaliteit naar activiteiten en prestaties van corporaties en andere woningeigenaren. V.w.b. corporaties worden deze vastgelegd in Prestatieafspraken. • In volkshuisvestingsbeleid en het milieubeleidsplan zijn uitgangspunten opgenomen ten aanzien van energetische prestatie; • De energetische kwaliteit wordt uitgedrukt door het energielabel; • Waardevol voor het inventariseren van de huidige kwaliteit is de verplichte labeling van het corporatiebezit (per 1 januari 2009). • Bepaal de gewenste energetische kwaliteit en in te zetten middelen/instrumenten in samenspraak met externe betrokkenen (bv. corporaties, andere verhuurders, projectontwikkelaars, architecten, aannemers, uitvoerende bedrijven). Een onafhankelijke adviseur kan zorgen voor inhoudelijke kennis en feitelijke informatie; • Voorbeelden van prestatieafspraken: - renovatie of groot onderhoud van woningen krijgt een richtlijn uitgedrukt in de minimaal te bereiken energetische kwaliteit, uitgedrukt in het energielabel; - de energetische kwaliteit van de (kern)voorraad wordt binnen een bepaalde tijd in beeld en op een minimaal niveau gebracht; - de omvang van de kernvoorraad wordt niet meer bepaald o.b.v. de kale huur, maar op basis van de integrale woonlasten (kale huur + energiekosten);
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
23
- binnen het strategisch voorraadbeheer van de corporatie wordt de energetische kwaliteit als wegingsfactor meegenomen; - over de energetische kwaliteit van de woningen wordt gecommuniceerd met bewoners(vertegenwoordigers). Regionale aanpak ja, afstemming met andere gemeenten en woningcorporaties over de te maken of gemaakte afspraken. Interne trekker Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, volkshuisvesting Uitvoerder / betrokken partijen Interne partijen: • Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling, cluster strategie en beleid . Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling, cluster vergunningverlening en handhaving • Afdeling Communicatie Externe partijen: • WSL; • overige verhuurders • overige woningeigenaren Tijdbesteding en externe kosten Tijd: Gemeente Leusden 200 uur. Kosten: Adviseur voor begeleiding wonincorporatie, € 5.000 Tijdbesteding 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 50 50 50 50 200 uur Externe kosten 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 2.500 2.500 € 5.000 Succes- en faalfactoren / haarbaarheid • Maak de relatie tussen energiekosten en betaalbaarheid en voordelen (verhuurbaarheid en verkoopbaarheid, marktwaarde, comfort, kwaliteit, binnenmilieu) voor betrokkenen duidelijk zichtbaar; • Inzicht in consequenties van stijgende energieprijzen; • Klachten of wensen van huurders m.b.t. energiekosten of energetische kwaliteit zijn goed aanknopingspunt; • Draagvlak intern voor aanvullend beleid energie in de bouw. Vooral Bouw- en Woningtoezicht in verband met mogelijkheden en capaciteit voor handhaving; • Verbreding van energie-efficiëntie naar duurzaam bouwen ligt voor de hand. Aandacht richten op grootste energiestromen (bestaande bouw, herstructurering en renovatie); • Bereidheid om als gemeente zelf ook te investeren of ‘wisselgeld’ in te zetten, bv. snelle en soepele procedures, stimuleren met lokale belastingen of financiële constructie, investeren in woonomgeving, actie knelpunten oplossen, communiceren met en creëren draagvlak bij huurders.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
24
Subthema B. Woningen : Nieuwbouw Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Actief : Realiseren van woningen met een 10 % verscherpte EPC en realiseren van een EPL van 7,0 tot 8,0 bij woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen Project B2 Stimuleren betere energieprestatie bij nieuwbouwprojecten Doelstelling Door gemeentelijke stimulering lagere EPC-waarden in woningprojecten realiseren. Doelgroep / onderwerp / project In de periode 2009-2012 is de gemeente Leusden actief met tal van nieuwbouwprojecten. Het doel is om in die projecten een 10% lagere energieprestatie te realiseren. Het gaat om de locatie Biezenkamp, Valleipark, ’t Spieghel, Achterveld Zuid, Leusden Zuid. Resultaten • Lagere EPC-waarde wordt gerealiseerd in alle nieuwbouwprojecten; Mogelijke neveneffecten: • Verbetering comfort, kwaliteit en binnenmilieu van nieuwbouwwoningen; • Betere verkoopbaarheid/ verhuurbaarheid, ook op termijn. Aanpak Communicatie: 1. Lage EPC-waarde agenderen in projectteams: bespreken voor- en nadelen en hoe een lage EPC-waarde het beste bereikt kan worden; 2. Vaststellen van uitgangspunten door lokaal bestuur, waarbij vastgesteld wordt op welke manier bouwende partijen gestimuleerd worden om energiezuinig te bouwen; 5. Organiseren van een informatiebijeenkomst voor de betrokken partijen bijvoorbeeld particuliere opdrachtgevers van Valleipark of bouwpartijen Leusden Zuid (presentaties maken, voorbeeldprojecten verzamelen, informatiemap uitdelen); 6. Toelichten van de EPC-eisen en de uitvoeringsmogelijkheden tijdens het vooroverleg over de bouwvergunning; 7. Toetsing ingediende bouwplannen op lage EPC-waarde, zowel op invoer als op eindresultaat; 8. Controle lage EPC-waarde bij bouwplaatsbezoek. Varianten: • Lage EPC-waarde opnemen in privaatrechtelijke voorwaarden bij gronduitgifte; • Opzetten EPC-helpdesk, bemand door de gemeente of een externe partij; Regionale aanpak Nee Interne trekker Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, sectie milieu Uitvoerder / betrokken partijen Interne partijen: • Afdeling RO: sectie milieu, team vergunningverlening en handhaving, projectbureau • Afdeling Financiën; • Afdeling Communicatie en Voorlichting. Externe partijen:
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
25
• Particuliere woningeigenaren; • Woningstichting Leusden; • Betrokken bouwpartiijen: projectontwikkelaars, architecten, aannemers, bouw- en installatiebedrijven, adviseurs; Tijdbesteding en externe kosten Uren: 160 uur Kosten: afhankelijk van eventuele financiële regelingen, zie project B3 Tijdbesteding 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 40 40 40 40 160 uur Externe kosten 2009 2010 2011 2012 Per planjaar Succes- en faalfactoren / haarbaarheid • Het Rijk scherpt de EPC stapsgewijs aan. In 2015 moet de EPC 0,4 worden. • Combineer communicatieve instrumenten met inhoudelijke beleidwijzigingen en andersom; Praktijkvoorbeelden Communicatie: • Gemeente Etten-Leur: project De Keen, 800 woningen; • Gemeente Baarle Nassau: de Burcht, 27 koopwoningen. Fiscale en/of financiële instrumenten: • Gemeente Affligem (B): premie voor bouw passiefhuis; • Gemeente Smallingerland: particulier nieuwbouwadvies i.c.m. subsidieregeling; • Gemeente Tilburg: differentiatie grondprijs (project Textielstraat); • Gemeente Apeldoorn: duurzaamheidslening; • Gemeente Tilburg, Leeuwarden, Heerhugowaard, Den Haag, Groningen: milieusubsidie; • Gemeente Lelystad: verordening particuliere woningverbetering.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
26
Subthema B. Woningen : Bestaande woningvoorraad Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Actief : Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 1 % per jaar Project B3 Financieel stimuleren energiebesparing en duurzame energie in bestaande woningen en gebouwen Doelstelling Verbeteren van de energieprestatie van bestaande woningen en gebouwen Doelgroep / onderwerp / project Particulieren woningeigenaren en non-profit organisaties met eigen gebouwen worden gestimuleerd om de energieprestatie te verbeteren door middel van een financiële stimulans. Door de gemeente Leusden wordt een financiële regeling opgesteld waarvan deze particulieren en non-profitorganisaties gebruik kunnen maken bij het investeren in duurzame energie of energiebesparing. Door de lasten te verlagen wordt het voor deze doelgroep makkelijker gemaakt om te investeren in duurzame energie en energiebesparing. Aan duurzame energie bij woningen en gebouwen kan gedacht worden aan: zonnepanelen (elektriciteit), zonnecollectoren (warmte), warmtepompen. Gebouw- woninggebonden energiebesparing bestaat voornamelijk uit isolatiemaatregelen zoals dubbelglas, gevel- vloer en dakisolatie. Veel van deze maatregelen leveren (op termijn) geld op. Resultaten • Op natuurlijke momenten wordt de energieprestatie van bestaande woningen en gebouwen (ingrijpender) verbeterd; • Bouwpartijen zijn bekend met de stimuleringsregeling en maken er maximaal gebruik van. Mogelijke neveneffecten: • Verbetering comfort, kwaliteit en binnenmilieu van nieuwbouwwoningen; • Vermindering van totale woonlasten voor bewoners. Aanpak 1. Met de afdeling Financiën en andere interne betrokkenen de aard van de regeling bepalen; 2. Voorwaarden en (prestatie)indicatoren bepalen en vastleggen; 3. Resultaten van de vorige stappen bundelen in een voorstel voor een in te stellen regeling; 4. Collegebesluit tot het opzetten van de regeling en goedkeuring randvoorwaarden; 5. Opzetten van de regeling door de daarvoor verantwoordelijke afdeling volgens besluit; 6. Ingebruikname van de regeling; 7. Interne en externe communicatie over het bestaan en de spelregels van de regeling; 8. Structurele communicatie over de regeling bij natuurlijke momenten. Toelichting/varianten: • Uitgangspunt is een revolverend fonds • De financiële regeling kan uitgewerkt worden met (prestatie)indicatoren: individuele maatregelen, pakket maatregelen, score energielabel (Energie Index); • In het geval van energiebesparende maatregelen kan dit instrument ook voor de consument budgetneutraal worden toegepast, omdat de maandelijkse energielasten omlaag zullen gaan. • Ontwikkel een aanvraagformulier en procedures voor uitbetaling en toetsing; • Een folder licht de regeling toe. Verspreiding aan doelgroep op natuurlijke momenten. • Aansluiting wordt gezocht bij bestaande regeling starterslening
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
27
Regionale aanpak Ja, indien mogelijk Interne trekker Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, Sectie milieu Uitvoerder / betrokken partijen Interne partijen: • Afdeling RO: sectie milieu, team vergunningverlening en handhaving; • Afdeling FPC; • Afdeling Communicatie en Voorlichting. Externe partijen: • Bouwpartijen: projectontwikkelaars, architecten, aannemers, bouw- en installatiebedrijven; • Adviseurs; • Particuliere woningeigenaren. Tijdbesteding en externe kosten Tijdsbesteding: gemeente 300 uur Externe kosten: pm, afhankelijk van inhoud regeling. Tijdbesteding 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 100 100 50 50 300 uur Externe kosten 2009 2010 2011 2012 Per planjaar pm Succes- en faalfactoren / haarbaarheid • Het Rijk scherpt de EPC stapsgewijs aan. In 2015 moet de EPC 0,4 worden. • Combineer communicatieve instrumenten met inhoudelijke beleidwijzigingen en andersom; • Subsidieregeling: sterke stimulans, regelingen zijn eenvoudig en transparant, regeling kan fraudegevoelig zijn; • Revolverend fonds/zachte lening: om effectief te zijn is kostenneutraliteit van belang en de behandelingstijd zo kort mogelijk zijn. Kan effectiever zijn in combinatie met subsidie. De gemeente kan te maken krijgen met betalingsachterstand en executoriale verkoop vanwege het verstrekken van hypothecaire geldleningen; • Differentiatie bouwleges: afhankelijk van de hoogte van de leges inetressant, omdat het de aanvrager van de bouwvergunning direct in de portemonnaie raakt. Risico omdat toepassing in strijd kan zijn met gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel, er is nog geen ervaring mee op gedaan; • Waardering energieprestatie in OZB: voor gemeente budgetneutrale opzet is mogelijk. Nog geen ervaring mee opgedaan: houdt rekening met gelijkheids- en evenredigheidsbeginsels; • Aangepaste grondprijs: regeling compenseert nadelige effecten van de investering in maatregelen op de grondprijs. Aanpassing van de grondprijs zal in belangrijke mate het succes van andere regelingen bepalen. Mogelijke voor de gemeente Leusden zijn gering vanwege beperkte grondpositie; • Waarborgsom/statiegeldregeling: toepassen wordt afgeraden tot het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Breda over deze regeling bekend is.
Praktijkvoorbeelden Fiscale en/of financiële instrumenten: • Gemeente Affligem (B): premie voor bouw passiefhuis; • Gemeente Smallingerland: particulier nieuwbouwadvies i.c.m. subsidieregeling; • Gemeente Tilburg: differentiatie grondprijs (project Textielstraat); • Gemeente Apeldoorn: duurzaamheidslening; • Gemeente Tilburg, Leeuwarden, Heerhugowaard, Den Haag, Groningen: milieusubsidie; • Gemeente Lelystad: verordening particuliere woningverbetering.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
28
Subthema B. Woningen : Bewonersgedrag Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Actief : 5 % Van de huishoudens vertoont energiezuinig gedrag door: toepassen nietwoninggebonden energiebesparende maatregelen, aanschaf energiezuinige apparatuur (Alabel) en inkoop 100 % duurzame elektriciteit Project B4 Energieteam in de wijk Doelstelling 20 wijken informeren over de mogelijkheden om thuis energie te besparen Doelgroep / onderwerp / project Het project richt zich op gebouwgebonden en niet-gebouwgebonden maatregelen en combineert daarmee de twee bepalende factoren voor het energieverbruik: gedrag en techniek. In de 20 wijken van voor 1985 wordt samen met de wijkplatforms geanalyseerd waar eventuele winst te halen is met energiebesparing in de woningen. In Leusden zijn ongeveer 11.326 woningen (peildatum 2006). De 20 wijken beslaan ongeveer 89% van de totale woningvoorraad. Het project is gericht op wijken die (grotendeels) voor 1985 zijn gebouwd, te weten: Wetering, Alandsbeek, Langenbeek, Bosveld, ’t Ruigeveld, Rozendaal, Rozenboom, Rossenberg, Noordwijck, Munnikhove, Zwanenburg, Akkerhoeve, Hamershof, Hamersveld, Groenhouten, Claverenblad, Wildenburg, Leusden-Zuid, Stoutenburg en Achterveld. Bij dit project kan gedacht worden aan infraroodfoto’s van de wijk. Bij de analyse wordt de ervaring van de wijk Rozendaal (Eurowoningen) ingezet. De resultaten hiervan worden samen met de ervaringen over niet gebouwgebonden energiebesparing van het Energieteam Leusden verspreid in de wijk. Via de wijkplatforms worden huiskamergesprekken georganiseerd waar een of meer adviseurs van het Energieteam Leusden hun ervaringen met huisbezoeken delen met inwoners van de wijk. Daarnaast worden er ook tips gegeven en informatiemateriaal uitgedeeld. Deelname aan bijvoorbeeld servicepunt wooncomfort kan collectieve aanpassingen aan woningen faciliteren. De huiskamergesprekken zullen ook aangeboden worden in de wijken na 1985. Resultaten Burgers worden actief geïnformeerd over energiebesparende apparatuur en maatregelen, en worden bij implementatie door de gemeente ondersteund. Hierdoor wordt de drempel lager om besparende apparatuur of duurzame energie aan te schaffen. Aanpak Een regionale aanpak biedt schaal- en kostenvoordelen aan de deelnemende gemeenten en aanbieders. 1. Overleg met betrokken partijen (gemeenten, provincie, gemeentelijke afdelingen); 2. Ambities en doelgroep afstemmen; 3. Professionele aanbieders selecteren en rolverdeling afspreken; 4. Communicatieplan opstellen en uitvoeren; 5. Opzetten van een servicepunt bij de gemeente of de uitvoerder; 6. Startschot campagne met media aandacht; 7. Verstrekken van informatiemateriaal aan de woningeigenaren op natuurlijke momenten: over servicepunt, evt. financieringsregeling e.d. 8. Monitoring uitvoering. Aandachtspunten: • Professionele aanbieders zorgen bv. voor: samenstelling van maatregelen- en
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
29
informatiepakketten, opzet servicepunt, coördinatie en uitvoer van maatregelen. De gemeente draagt bij aan communicatie met de doelgroep en biedt evt. een financieringsregeling aan; • Communicatie is mogelijk d.m.v. een servicepunt, website(s), informatiebijeenkomsten, lokale media. Benut ook de contacten die interne en externe partijen met de doelgroep hebben op natuurlijke momenten: burgerzaken (verhuizingen), bouw- en woningtoezicht (bouwaanvragen), makelaars (aan- en verkopen), aannemers en installateurs (offertes); Regionale aanpak Nee Interne trekker Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, sectie milieu Uitvoerder / betrokken partijen Interne partners: • Afdeling RO: sectie milieu; • Afdeling Communicatie; • Afdeling Ruimtebeheer, coördinatie wijkbeheer; • Afdeling Financiën. Externe partners: • wijkplatforms, Energieteam Leusden • adviesbureau • evt. andere gemeenten; • provincie Utrecht. Tijdbesteding en externe kosten Gemeente: circa 500 uur Externe kosten: € 15.000 (opfriscursus energieteamadviseurs, energieanalyse woningen / luchtfoto’s, deelname aan servicepunt) Tijdbesteding 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 50 150 150 150 500 uur Externe kosten 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 4.000 7.000 2.000 2.000 € 15.000 Succes- en faalfactoren / haarbaarheid • Draagvlak bij wijkplatforms van geselecteerde wijken. • Frequentie en stijl van communicatie met de doelgroep is van groot belang. Maak gebruik van natuurlijke momenten (aanvraag bouwvergunning, verhuizing, etc.); • Bij gemeentelijke financiële of fiscale ondersteuning is het van belang dat deze voldoende gewicht in de schaal legt. Wanneer het gemeentelijk budget beperkt is vormt een bonus-malus aanpak een geschikte oplossing (zie project financiële stimuleren energiebesparing); • Zorg voor lokale betrokkenheid van ondernemers (geselecteerde aanbieders zijn lokaal); • Houdt informatie per post bondig. Verwijs bijvoorbeeld naar een website of servicepunt; • Beschikbaarheid van energieverbruiksgegevens van huishoudens; • Betrokkenheid en enthousiasme van de deelnemende bedrijven voor het project. Praktijkvoorbeelden • Leusden: Energieteam Leusden en E-Team Rozendaal; • Provincie Limburg en 14 gemeenten: Actie Energiezuinig wonen; • Gemeente Leiden e.a.: Servicepunten Verlicht Wonen en Warm Wonen.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
30
Subthema C. Utiliteitsbouw: Handhaving EPC Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Voorlopend: Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 70 % van de bouwvergunningen Project C1 Bouwfysisch toezicht multifunctionelecentra en bedrijventerrein ’t Spieghel Doelstelling Het toetsen van EnergiePrestatieCoefficient (EPC) en het handhaven van deze normen op de locatie is een structureel onderdeel van de werkzaamheden van de ambtenaren van Bouw- en Woningtoezicht Doelgroep / onderwerp / project Toetsing van de EnergiePrestatieCoefficient (EPC) het handhaven van de normen wordt uitgevoerd bij de woningbouw. Utiliteitsbouw vraagt specialistische kennis. Dit wordt dan ook door een extern bureau getoetst. Bouwfysisch toezicht op utiliteitsbouw vraagt ook specialistische kennis maar dat is beperkt geregeld. Met komst van drie multifunctionele centra, een brandweergarage en een bedrijventerrein met vijf kantoren moet het toezicht geregeld zijn. Dit project draagt bij aan het toezicht op de EPC en de ventilatie-eisen. Daarnaast zorgt dit project voor kennisoverdracht over energieprestatie in de utiliteitsbouw naar de gemeentelijke organisatie. Resultaten • Bouwvergunningaanvragen van de multifunctionele centra en de kantoorpanden op ’t Spieghel worden adequaat getoetst op de EPC; • De gemeente voert toezicht uit op EPC-aspecten en ventilatie met de BWT inspecteurs op de bouwplaats van de multifunctionele centra en kantoorpanden. Een mogelijk neveneffect is de preventieve werking: bouwpartijen anticiperen op de inspectie en gaan vanzelf letten op het leveren van een deugdelijke EPC-berekening en goede realisatie op de bouwplaats Aanpak 1. Creëeren intern draagvlak voor toetsing EPC en handhaving EPC op de bouwlocatie; 2. Vaststellen van de toetsingsmethodiek: aandachtspunten op de bouwlocatie; frequentie van toetsing (steekproefsgewijs of voor elk (deel)project; 3. Inhuur van extern bureau voor de uitvoer van het toezicht en de begeleiding van de bouwinspecteurs. 4. Toezicht op multifunctionele centra en kantoorpanden en informeren bouwpartijen: Multifunctioneel centrum Tabaksteeg 2009 Multifunctioneel centrum Biezenkamp 2010 Multifunctioneel centrum Alandsbeek en kantoorpanden (2011/2012) 5. Evaluatie nieuwe aanpak na ieder bouwplan. 6. Borging toezicht EPC utiliteitsbouw in bouwplan en legesverordening. Regionale aanpak Nee Interne trekker Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, team V&H, teamleider V&H Uitvoerder / betrokken partijen Interne partijen:
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
31
• Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling: team vergunningverlening en handhaving • Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling: projectbureau. Externe partijen: • Ondersteunend extern bureau voor uitvoering van taken. Tijdbesteding en externe kosten Tijd: 140 uur voor voorbereiding, begeleiding en uitvoering toezicht van EPC en implementatie in werkplan. Extern bureau: € 13.800 (op basis van 6 projecten 4 dagen toezicht à € 70 /uur en overhead) Tijdbesteding 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 40 20 20 60 140 uur Externe kosten 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 3.800 2.500 2.500 5.000 € 13.800 Succes- en faalfactoren / haarbaarheid • Toetsing en controle in verschillende fases van het proces • Voldoende kennis, vaardigheden en operationele capaciteit bij inspecteurs. Praktijkvoorbeelden • Gemeente Almelo: structurele aanpak EPC-toetsing, ook op de bouwplaats.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
32
Subthema C. Utiliteitsgebouwen : Nieuwbouw van utiliteitsgebouwen Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Actief : Realiseren van utiliteitsgebouwen met een 10 % verscherpte EPC Project C2 Warmte- en Koudeopslag in bedrijventerrein ’t Spieghel Doelstelling Stimuleren toepassing van collectieve DE-installaties (WKO, WKK, etc.). Doelgroep / onderwerp / project In het gebied ’t Spieghel wil de gemeente Leusden een hoogwaardig bedrijventerrein ontwikkelen. In het plangebied wordt onderscheid gemaakt tussen de Plantage en de Buitenplaats. Er is een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van WKO. Uit het onderzoek blijkt dat vooral de Buitenplaats geschikt is voor WKO vanwege de hogere bebouwingsdichtheid. Gezien het aantal actoren en doelstellingen van de nieuwe ontwikkelingen is het realiseren van WKO complex. Dit project is bedoeld om een programma van eisen voor de aanleg, beheer en exploitatie van een WKO installatie op te stellen. In het programma van eisen van de WKO moeten de belangen van de exploitant, afnemers van koude en warmte en van de gemeente worden behartigd. Uitgangspunt van het programma om risico’s en kosten te beperken en om de aanleg, het beheer en de exploitatie bij een organisatie neer te leggen. Resultaten • Nieuwbouwproject ‘t Spieghel wordt gerealiseerd met een verlaagde EPC; • De bouwende partijen kennen de voordelen van een WKO installaties bij nieuwbouw; • Programma van eisen voor aanleg van WKO systeem in ’t Spieghel waarin de belangen van de gebruikers, gemeente, bouwers en beheerders zijn vertegenwoordigd. Aanpak 1. Intern en bestuurlijk draagvlak: • Informatie verzamelen over voorbeeldprojecten; • Organiseren informatiebijeenkomst voor betrokken afdelingen, projectleiders en bestuurders en in beeld brengen consequenties (voor- en nadelen); 2. Bijeenkomst organiseren voor betrokken partijen bij ’t Spieghel; 3. In bijeenkomst doelen gemeente, gezamenlijke belangen, behoeften en voorbeeldprojecten toelichten; 4. Concept voorwaarden voor realisatie, beheer en exploitatie WKO opstellen; 5. Bespreken van concept voorwaarden met bouwende partijen en toekomstige gebruikers; 6. Vaststellen definitieve voorwaarden samen met betrokkenen; 7. Bij start van bouwproject verzorgen van presentatie aan initiatiefnemers bouwproject en toekomstige gebruikers; 8. Monitoring resultaten haalbaarheidsstudies. Regionale aanpak Nee Interne trekker Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, projectbureau Uitvoerder / betrokken partijen Interne partijen:
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
33
• Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, projectbureau; • Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, team vergunningverlening en handhaving; • Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, sectie Milieu; • Afdeling FPC, grondzaken; Externe partijen: • Projectontwikkelaars; • Vastgoedeigenaren; • Architecten; • Bouwkundig- en energie-adviseurs; • Installateurs; • Toekomstige gebruikers • Provincie Utrecht (grondwaterbeheerder). Interne trekker: Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, Projectbureau Tijdbesteding en externe kosten Tijd:170 uur Kosten: 15.000 euro voor externe begeleiding opstellen voorwaarden en mogelijk voor excursie naar voorbeeldproject Tijdbesteding 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 40 50 80 0 170 uur Externe kosten 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 13.000 2.000 € 15.000 Succes- en faalfactoren / haarbaarheid • Zorg dat je in een zo vroeg mogelijk stadium van een bouwproject met bouwende partijen over mogelijkheden van collectie DE-installaties communiceert; • Zoek de bouwende partijen die geïnteresseerd zijn in deze technieken of die reeds ervaring hiermee hebben actief op; • Communiceer duidelijk de voordelen van collectieve installaties, zoals het leveren van koude (comfortverbetering), door collectieve installaties zijn lagere investeringskosten mogelijk, vooral interessant in gebieden met hoge bebouwingsdichtheid. Praktijkvoorbeelden • Gemeente Heerlen: mijnwaterproject; • Gemeente Den Bosch: Paleiskwartier (energie-opslag); • Gemeente Amsterdam: Oostelijke Handelskade; • Gemeente Eindhoven: TU/e; • Gemeente Beverwijk: WKO stationsgebied.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
34
Subthema D. Bedrijven : Vergunningverlening en handhaving Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Voorlopend: Extra energie-efficiencyverbetering en/of verduurzaming van gemiddeld 2 % per jaar bij de bedrijven waarvan de gemeente bevoegd gezag is op grond van de Wet Milieubeheer Project D1 Energie-efficiency bij midden- en kleinbedrijf in Leusden Doelstelling Uitvoering van energie-efficiencyscans en geadviseerde maatregelen door het MKB door projectmatige promotie, begeleiding en follow-up. Doelgroep / onderwerp / project De gemeente Leusden is op grond van de Wet milieubeheer bevoegd gezag van ongeveer 500 bedrijven. Met dit project wordt het midden- en kleinbedrijf (waaronder agrariërs) ondersteunt bij de uitvoering van een energie-efficiency scan. De energie-efficiencyscan wordt zo mogelijk verbreed met afval en water (MVO). Hiermee wordt de winst en het milieurendement vergroot. Het project richt zich op 3 soorten bedrijven. De kantoren, de winkeliers en de agrariërs. De bedrijven krijgen een bijdrage in de kosten van de scan. Naar aanleiding van de scan en de uitvoering van geadviseerde maatregelen vindt er uitwisseling plaats tussen de deelnemende bedrijven en via de brancheorganisaties naar de andere bedrijven. Resultaten 50 MKB-bedrijven binnen de gemeente Leusden laten een energie-efficiencyscan uitvoeren en voert geadviseerde maatregelen uit. Aanpak 1. Zoeken naar partners: energiebedrijf, waterbedrijf, waterschap, provincie, om samen een financieel aantrekkelijke energiescan te kunnen aanbieden; 2. Overleg met de BKL, de LOF, LTO-noord en Leusder Horstee om behoefte aan energieefficiencyscans, inhoud en omvang scans en promotiewijze vast te stellen; 3. Benaderen van en maken van afspraken met uitvoerders van scans; 4. Maken van afspraken m.b.t. follow-up geadviseerde maatregelen; 5. Opstellen communicatieplan en financieel plan en verdelen verantwoordelijkheden partners; 6. Werving van geinteresseerde bedrijven door uitvoering communicatieplan 7. Bedrijven uitnodigen voor startbijeenkomst 8. Uitvoering scans bij geïnteresseerde MKB-bedrijven; 9. Follow-up geadviseerde maatregelen en afsluitend bijeenkomst waarin ervaringen gedeeld worden. 10. Resultaten communiceren naar andere bedrijven via brancheorganisaties. Regionale aanpak ja, dit project moet afgestemd worden binnen het samenwerkingsverband voor vergunningverlening en handhaving Wet Milieubeheer. mogelijk via het Gewest Eemland / servicedienst Interne trekker Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, sectie milieu Uitvoerder / betrokken partijen Interne partijen:
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
35
• Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling: Sectie milieu, EZ; • Afdeling Communicatie; Externe partijen: • KvK, BKL, LOF, LTO-noord • Gewest Eemland / Servicedienst; • Provincie en Waterschap • Projectbureau SVGV • Leusder Horstee • Adviesbureau voor uitvoering van scan • Energie- en/of waterbedrijf. Tijdbesteding en externe kosten Tijd: • Gemeente: 200 • Brancheorganisaties: ieder 50 Kosten: • Kosten van financiële bijdrage aan scans & followup en communicatie: € 12.500 (op basis van € 200 per scan en circa 50 scan en € 2.500 voor bijeenkomsten en communicatie); Tijdbesteding 2009 2010 Per planjaar 50 Externe kosten 2009 2010 Per planjaar 2.500 Praktijkvoorbeelden • Energie 2050: digitale energiescan voor MKB; • Gemeente Tubbergen; • Meer met Minder: pilot voor hotelsector.
2011 100 2011 5.000
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
2012 50 2012 5.000
200 uur € 12.500
36
Subthema E. Verkeer en Vervoer : Verkeer en vervoer bevolking en bedrijven Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Voorlopend : Besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 2 % per jaar Project E1 Realisatie van een groen tankstation Doelstelling Verbetering van de luchtkwaliteit en vermindering van de (netto) uitstoot van CO2 door realisatie van een infrastructuur voor alternatieve transportbrandstoffen Project De beschikbaarheid van alternatieve transportbrandstoffen in de gemeente Leusden is zeer gering. Bij de bestaande tankstations bestaat er weinig animo om hun aanbod te verbreden met alternatieve transportbrandstoffen. De gemeente Leusden onderzoekt of er nieuwe locaties mogelijk zijn waar een groen tankstation gerealiseerd kan worden. Uitgangspunt daarbij is het realiseren van een aardgasvulpunt mogelijk aangevuld met andere alternatieve brandstoffen. Resultaten • De gemeente Leusden heeft een aantal locaties aangewezen waar een groen tankstation gerealiseerd kan worden waar alternatieve brandstoffen transportbrandstoffen getankt kunnen worden; • De beschikbaarheid van alternatieve transportbrandstoffen is verbeterd; • Er is een CNG (aardgas), bio-ethanol en/of biodiesel vulpunt op het lokale tankstation aanwezig; • Door de aanwezigheid van een infrastructuur maken wagenparkbeheerders de overstap naar alternatieve transportbrandstoffen. Aanpak 1. Inventarisatie netwerk van huidige aanbieders van brandstoffen en pompstations in de gemeente Leusden; 2. Onderzoeken naar ruimtelijke mogelijkheden voor een groen tankstation; 3. vaststellen ruimtelijke voorwaarden en locaties voor een groen tankstation; 4. Voorlichting geven aan potentiële exploitanten van multifuelpompstations (waaronder de exploitanten die momenteel actief zijn in Leusden); 5. Voorlichting geven aan inwoners en omwonenden; 6. Selecteren van een of meerdere pomphouders. In dit stadium worden tevens afspraken gemaakt over de geleverde diensten, prijzen en ondersteuning. Een afnamegarantie kan, bij voldoende omvang, de gewenste ondersteuning bieden; 7. Vergunningtraject en subsidie-aanvraag faciliteren (wanneer van toepassing); 8. Gemeentelijke voertuigen gefaseerd overschakelen op alternatieve brandstof; 9. Publiciteit rondom realisatie en/of opening eerste multifuelpompstations. 10. Communicatie van resultaten naar wagenparkbeheerders, autodealers en overige bedrijven. Varianten: • Wanneer er geen animo is onder reguliere exploitanten om alternatieve brandstoffen aan te bieden, dan kan de gemeente besluiten om zelf een klein vulstation in gebruik te nemen (een zogenaamde 'home filler') en een ombemande pomp te realiseren • Gebruik van gemeentelijke reststromen voor productie van biobrandstof. Regionale aanpak Binnen de provincie Utrecht wordt samengewerkt om de vraag naar aardgas als
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
37
transportbrandstof te vergroten. Uitvoerder/betrokken partijen Interne partijen: • Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling: sectie milieu; • Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling: economische zaken; • Afdeling Ruimtelijk beheer: inrichting en beheer; • Afdeling Communicatie en Voorlichting. Externe partijen: • Gewest Eemland; • Provincie Utrecht; • Bedrijvenkring Leusden • Exploitanten pompstations; • Brandstofleveranciers. Interne trekker: Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, sectie milieu Investeringen Tijd: 200 uur. Kosten: in samenwerking met de provincie Utrecht wordt de marketing van rijden op aardgas georganiseerd. Hierop wordt meegelift. Tijdbesteding 2009 2010 2011 2012 Per planjaar 50 75 50 25 200 uur Externe kosten 2009 2010 2011 2012 Per planjaar Succes- en faalfactoren/haalbaarheid/herhaalbaarheid • De milieustraat levert gebruikte kookolie en –vetten af voor biodiesel. Deze biodiesel kan een van de alternatieve brandstoffen worden waardoor de cyclus wordt gesloten; • Snelheid realisatie vulstation; • Prijsstabiliteit alternatieve brandstof (afhankelijk van landelijk beleid op bijvoorbeeld accijns); • Voldoende vraag naar alternatieve brandstoffen. Praktijkvoorbeelden • Gemeente Nijmegen; • Gemeente Leeuwarden; • Gemeente Tilburg; • Gemeente Groningen; • Gemeente Hengelo; • Gemeente Heerlen.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
38
Subthema F. Grootschalige Duurzame Energie-opties : Grootschalige en/of collectieve DE-opties & D. Bedrijven: Reductie overige broeikasgassen Taakstelling prestatiekaart SenterNovem Actief : 3 % Van de energie die binnen de gemeente-grenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties: wind, biomassa, waterkracht, warmte/Koude-opslag Project F.1 Bioenergie uit het buitengebied Doelstelling Het benutten van kansen van lokale opwekking en gebruik van bioenergie (mest of hout) uit het buitengebied Doelgroep / onderwerp / project In het project worden de mogelijkheden voor verwerking van mest en/of resthout en de benutting van vrijkomende warmte, elektriciteit en/of gas in omliggende (toekomstige) bebouwing onderzocht. De agrariërs, de landgoedeigenaren en de ontwikkelende partijen zijn de primaire doelgroep. Tevens is het van groot belang om omwonenden en het bedrijfsleven goed te informeren mocht het tot realisatie komen. Resultaten • Haalbaarheid van opwekking van biowarmte/-elektriciteit/- opgewekt door middel van mestvergisting en/of resthoutverbranding • Haalbaarheid van gebruik van bioenergie in nieuwbouwprojecten. • Afstemming met regiogemeenten, zodat de meest geschikte locaties optimaal worden benut; • Reduceren uitstoot van methaan (CH4) in de veehouderij door faciliteren van quickscans voor covergisting. Aanpak 1. Afstemmen potentie collectieve bioenergie met buurgemeenten; 2. Inventariseren van veehouderijen (vooral rund- en pluimvee) en resthout die kunnen bijdragen aan bioenergie; 3. Marktpartijen informeren over mogelijkheden van bioenergie; 4. Uitvoeren haalbaarheidsonderzoek/quickscan van toepassing bioenergie; 5. Resultaten haalbaarheidsonderzoek presenteren aan partners; 6. Vaststellen van uitgangspunten voor duurzame energie bij de nieuwbouw; 7. In stuurgroepen nieuwbouw uitgangspunten bespreken; 8. Bestuurlijke beslissing nemen over mogelijkheden bioenergie; vervolgtraject 9. Marktscan uitvoeren voor collectieve bioenergie; 10. Bestuurlijke beslissing over uitvoering bioenergie; 11. Resultaten meenemen in bestemmingsplannen. Regionale aanpak Afstemmen van initiatieven met omliggende gemeenten in regio Eemland. De match van Stad zoekt Boer tussen de CAH, Amersfoort en Leusden voor het realiseren van een biomassacentrale voor resthout sluit hier op aan. Afstemming met de gemeenten Woudenberg en Barneveld is van belang vanwege het aantal veehouderijen in die gemeenten. Interne trekker Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, sectie milieu
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
39
Uitvoerder / betrokken partijen Interne partijen: • Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling: projectbureau, milieu, RO, EZ. • Afdeling FPC: grondzaken Externe partijen: • Provincie Utrecht; • Gewest Eemland; • WSL/Alliantie en projectontwikkelaars Achterveld Zuid en Mastenbroek2. • Leusder Horstee; • LTO Noord; • Netbeheerder; • Kamer van Koophandel; • Bewonersorganisatie Achterveld;; • Ondernemersvereniging Achterveld; Tijdbesteding en externe kosten • Uren: 300 uur. • Kosten: € 12.000 voor haalbaarheidsstudie bioenergie uit het buitengebied Tijdbesteding Per planjaar Externe kosten Per planjaar
2009 50 2009
2010 100 2010 6.000
2011 100 2011 6.000
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
2012 50 2012
300 uur € 12.000
40
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012 10 % Van de huishoudens vertoont energiezuinig gedrag: • Toepassen niet-woninggebonden energiebesparende maatregelen • Aanschaf energiezuinige apparatuur (A-label) • Inkoop 100 % duurzame elektriciteit
5 % Van de huishoudens vertoont energiezuinig gedrag: • Toepassen niet-woninggebonden energiebesparende maatregelen • Aanschaf energiezuinige apparatuur (A-label) • Inkoop 100 % duurzame elektriciteit
Bewonersgedrag
Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 2 % per jaar
•
• Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 1 % per jaar
•
•
Bestaande woningvoorraad
Nieuwbouw
• Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 40 % van de bouwvergunningen • Realiseren van woningen met een 10 % verscherpte EPC • Realiseren van een EPL van 7,0 tot 8,0 bij woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen
Handhaving EPC
B. Woningen Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 70 % van de bouwvergunningen Realiseren van woningen met een 25 % verscherpte EPC Realiseren van een EPL van 8,0 tot 9,0 bij woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen
Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 90 % van de bouwvergunningen • Realiseren van woningen met 75 % verscherpte EPC of: • Realiseren van energieneutrale woningen • Realiseren van een EPL van 9,0 tot 10,0 bij woningbouwprojecten met meer dan 200 woningen • Verbeteren van de energetische kwaliteit van de woningvoorraad, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 4 % per jaar of: • Realiseren van energieneutrale woningen (binnen voorbeeldprojecten) 20 % Van de huishoudens vertoont energiezuinig gedrag: • Toepassen niet-woninggebonden energiebesparende maatregelen • Aanschaf energiezuinige apparatuur (A-label) • Inkoop 100 % duurzame elektriciteit
•
• 10 % Besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen
• 5 % Besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen
•
• 20 % Besparing fossiele brandstoffen en/of inkoop duurzame brandstoffen
• Energiebesparing 3 % per jaar • 70 % opwekking en/of inkoop duurzame energie • Energiebesparing 3 % per jaar • 70 % opwekking en/of inkoop duurzame energie
• Energiebesparing 2 % per jaar • 40 % opwekking en/of inkoop duurzame energie • Energiebesparing 2 % per jaar • 40 % opwekking en/of inkoop duurzame energie
Bestaande gebouwen
Infrastructurele voorzieningen (openbare verlichting, verkeersregelinstallaties, pompen, gemalen e.d.) Gemeentelijk wagenpark, dienstreizen en woon-werkverkeer
• Minimaliseren energievraag en duurzaam opwekken en/of inkopen resterende energievraag (energieneutraal) • Energiebesparing 4 % per jaar • 100 % opwekking en/of inkoop duurzame energie (energieneutraal) • Energiebesparing 4 % per jaar • 100 % opwekking en/of inkoop duurzame energie (energieneutraal)
• Realiseren met een met 50 % verscherpte EPC
• Realiseren met een met 20 % verscherpte EPC
Innovatief
Nieuwbouw van gebouwen
Ambitieniveaus Actief Voorlopend A. Eigen gebouwen, voorzieningen, wagenpark, dienstreizen, woon-werkverkeer en inkoop
Prestaties per Thema
Bijlage 3: Prestatiekaart Stimuleren Lokale Klimaatinitiatieven
41
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
42
• Alle relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer hebben een actuele vergunning (BBT) op het gebied van energie • Handhaving van vergunningen en Activiteitenbesluit, gericht op energieaspecten heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats • Handhaving van afspraken MJA-bedrijfstakken waarvan gemeente bevoegd gezag is, heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats • Alle relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer hebben een actuele vergunning (BBT) op het gebied van overige broeikasgassen • Handhaving van vergunningen en Activiteitenbesluit, gericht op de reductie van overige broeikasgassen heeft prioriteit, is gepland en vindt plaats • Structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 2% energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie
• Verbeteren van de energetische kwaliteit van de utiliteitsgebouwen, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 1 % per jaar
• Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 40 % van de bouwvergunningen • Realiseren van utiliteitsgebouwen met een 10 % verscherpte EPC
• Besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 1 % per jaar
Grootschalige en/of collectieve DE-opties
3 % Van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties: • Wind • Biomassa • Waterkracht • Warmte/Koude-opslag
F. Grootschalige Duurzame Energie-opties
Verkeer en vervoer bevolking en bedrijven
E. Verkeer en Vervoer
Bedrijventerreinen
Reductie overige broeikasgassen
Vergunningverlening en handhaving
D. Bedrijven
Bestaande utiliteitsgebouwen
Nieuwbouw van utiliteitsgebouwen
Handhaving EPC
C. Utiliteitsgebouwen
Besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 2 % per jaar
Structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 3% energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie
Extra reductie van overige broeikasgassen (via vergunningverlening, handhaving, voorlichting, subsidies of andere instrumenten) bij relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer, die verantwoordelijk zijn voor 50% van de uitstoot in de gemeente
Extra energie-efficiencyverbetering en/of verduurzaming van gemiddeld 2 % per jaar bij de bedrijven waarvan de gemeente bevoegd gezag is op grond van de Wet Milieubeheer
Verbeteren van de energetische kwaliteit van de utiliteitsgebouwen, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 2 % per jaar
Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 70 % van de bouwvergunningen Realiseren van utiliteitsgebouwen met een 25 % verscherpte EPC
5 % Van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties: • Wind • Biomassa • Waterkracht • Warmte/Koude-opslag
•
•
•
•
•
•
•
Besparing en/of verduurzaming brandstoffen met 4 % per jaar
Structurele samenwerking met bedrijven op bedrijventerrein, gericht op minimaal 4% energiebesparing en/of opwekking van duurzame energie
Extra reductie van overige broeikasgassen (via vergunningverlening, handhaving, voorlichting, subsidies of andere instrumenten) bij relevante inrichtingen waarvan de gemeente bevoegd gezag is op basis van de Wet Milieubeheer, die verantwoordelijk zijn voor 70% van de uitstoot in de gemeente
Extra energie-efficiencyverbetering en/of verduurzaming van gemiddeld 4 % per jaar bij de bedrijven waarvan de gemeente bevoegd gezag is op grond van de Wet Milieubeheer
Toetsing van EPC-berekeningen en toezicht op de EPN op de bouwplaats bij 90 % van de bouwvergunningen Realiseren van utiliteitsgebouwen met een 75 % verscherpte EPC of: Realiseren van energieneutrale utiliteitsgebouwen Verbeteren van de energetische kwaliteit van de utiliteitsgebouwen, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 4 % per jaar
10 % Van de energie die binnen de gemeentegrenzen wordt gebruikt wordt duurzaam opgewekt en geleverd via grootschalige en/of collectieve opties: • Wind • Biomassa • Waterkracht • Warmte/Koude-opslag
•
•
•
•
•
•
•
•
Bijlage 4: Het Nederlandse klimaatbeleid Wat is klimaat? Het klimaat is het gemiddelde weer. Over een periode van tientallen jaren nemen meteorologen op dezelfde plaats op aarde het gemiddelde van temperatuur, vochtigheidsgraad, luchtdruk, wind, bevolking en neerslag. Daarnaast kijken ze naar dagelijkse en jaarlijkse variaties en hoe vaak extremen voorkomen, zoals hittegolven en zware regens met wateroverlast. Op deze manier kan men zien hoe het klimaat zich over een langere periode ontwikkelt. Waarom stijgt de temperatuur op aarde? De zon verwarmt de aarde. Een deel van de zonnestralen warmt de aardbodem en de zeeën en oceanen op. Een ander deel wordt teruggekaatst in de dampkring of atmosfeer. Hier bevinden zich broeikasgassen (waterdamp, kooldioxide, methaan) die als het ware een warme deken om de aarde leggen. Ze zorgen ervoor dat de warmte uit de teruggekaatste zonnestralen wordt vastgehouden. De opwarmende werking van deze deken wordt het natuurlijke broeikaseffect genoemd. Door dit broeikaseffect is het op aarde niet 18 graden Celsius onder nul, maar 30 graden Celsius warmer, warm genoeg voor leven. De meeste wetenschappers zijn het er wel over eens dat de mens dit broeikaseffect beïnvloedt. Omdat we steeds meer gas, elektriciteit, benzine en diesel gebruiken, blazen we steeds meer CO2 in de atmosfeer. De toename van deze concentratie van broeikasgassen versterkt het broeikaseffect, waardoor het op aarde steeds warmer wordt. Als de mens broeikasgassen aan de atmosfeer blijft toevoegen, blijft de gemiddelde temperatuur op aarde stijgen. Wat zijn de gevolgen van het broeikaseffect? De exacte gevolgen van wereldwijde klimaatveranderingen zijn moeilijk te voorspellen. Op sommige plaatsen zal het warmer worden, op andere plaatsen juist kouder of natter of droger. Duidelijk is dat het natuurlijke evenwicht uit balans raakt waardoor bijvoorbeeld opeenvolgende oogsten kunnen mislukken, een tekort aan drinkwater ontstaat en de kans op overstromingen toeneemt. Water zet uit als het warmer wordt. De laatste honderd jaar is de zeespiegel tussen de 5 en 10 centimeter gestegen. Laaggelegen landen als Nederland zijn vanzelfsprekend extra kwetsbaar. De zwaarste klappen zullen vallen in ontwikkelingslanden, vooral in laaggelegen tropische en droge tropische gebieden. De belangrijkste gevolgen van klimaatveranderingen op een rijtje: • Zeespiegelstijging: bij de huidige stijging van het zeewaterniveau zal volgens voorspellingen het aantal mensen dat getroffen wordt door overstromingen toenemen van 13 naar 94 miljoen per jaar. • Aantasting van ecosystemen. Klimaatverandering gaat gepaard met de verschuiving van klimaatzones. Sommige planten en dieren kunnen zich hieraan niet snel genoeg aanpassen en worden met uitsterven bedreigd. Klimaatverandering zal op een aantal plaatsen leiden tot meer droogte, met meer bosbranden en woestijnvorming als gevolg. • Zoetwatertekort: een groot gedeelte van de wereldbevolking leeft in landen waar een tekort is aan schoon zoetwater. Dit wordt, naarmate de wereldbevolking groeit, alleen maar een groter probleem. Klimaatverandering zal het watertekort in diverse regio's, zoals het Midden-Oosten, de Sahel en Australië, alleen maar groter maken. • Afname van landbouwproductiviteit: zeker in gebieden waar droogte door klimaatverandering toeneemt, zoals het Midden-Oosten en India. Wat merkt Nederland van het broeikaseffect? Ook Nederland krijgt te maken met de gevolgen van klimaatverandering. Zo wordt de kans dat rivieren buiten hun oevers treden groter. Dat zal van invloed zijn op het ruimtegebruik. In Nederland is er sprake van meer en extremere neerslag. Ook dat heeft invloed op het ruimtegebruik. Verder heeft de stijging van de zeespiegel niet alleen gevolgen voor de kustbescherming, maar ook voor de landbouw (verzilting) en voor de Waddenzee. Een uitgebreider overzicht voor de klimaatontwikkelingen en effecten in Nederland staat in de volgende tabel.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
43
Bron: Effecten van klimaatverandering in Nederland, MNP, Bilthoven 2005.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
44
Wat zijn de voornaamste broeikasgassen? Broeikasgassen zijn gassen die bijdragen aan de opwarming van de dampkring. De belangrijkste zijn: kooldioxide (CO2), methaan (CH4), lachgas (N2O) en de fluorverbindingen gehalogeneerde koolwaterstoffen (hfk's), fluorkoolstoffen (pfk's) en zwavelhexafluoride (SF6). Wat is kooldioxide? Kooldioxide (CO2) is het belangrijkste broeikasgas. In wezen is het een onschuldig gas dat van nature in de lucht voorkomt. CO2 maakt deel uit van een natuurlijke kringloop. Zolang deze kringloop in evenwicht is, is er geen vuiltje aan de lucht. Het probleem is dat er teveel CO2 is en dat er steeds meer bij komt. Dit merken we amper, want we kunnen het niet ruiken en niet zien. Het overschot aan CO2 ontstaat door verbranding van fossiele brandstoffen zoals olie, gas en kolen. Dat gebeurt in huis bijvoorbeeld in de verwarmingsketel, in auto's en vliegtuigen, maar ook in de industrie en energiecentrales die elektriciteit opwekken. Vanaf ongeveer 1850, het begin van de industriële revolutie, zijn steeds meer van deze fossiele brandstoffen verbrand. Sindsdien is de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer met bijna 30% gestegen. CO2 draagt wereldwijd voor meer dan de helft bij aan het versterkt broeikaseffect. In Nederland zijn vooral de industrie, de energiesector, het verkeer en de huishoudens verantwoordelijk voor de CO2-uitstoot. Is broeikaseffect hetzelfde als het gat in de ozonlaag? Nee. Met het broeikaseffect wordt de opwarming van de dampkring door broeikasgassen bedoeld. De ozonlaag bevindt zich in de stratosfeer, het deel van de atmosfeer dat tussen twaalf en vijftig kilometer hoogte ligt. De ozonlaag beschermt het leven op aarde tegen schadelijk ultraviolet zonlicht. De laatste tientallen jaren is de ozonlaag dunner geworden. Elk jaar is gedurende enkele maanden aan de zuidpool een extra afname van de ozonlaag te zien (het gat in de ozonlaag). Het ozon wordt aangetast door chloorhoudende koolwaterstoffen zoals cfk's, hcfk's en halonen. Deze stoffen zitten in piepschuim, isolatieschuim, koelvloeistoffen, reinigingsmiddelen en brandblussers. Welke ministeries spelen een rol in het klimaatbeleid? Bij het rijksbeleid voor klimaat is een aantal ministeries betrokken. Het ministerie van VROM voert de algemene coördinatie van het Nederlandse klimaatbeleid. Daarnaast is VROM verantwoordelijk voor het energiebesparingsbeleid in de gebouwde omgeving (bijvoorbeeld woningen, kantoren en winkels), de reductie van overige broeikasgassen (alle broeikasgassen behalve CO2), het clean development mechanism (een internationaal mechanisme om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen), en, voor wat betreft CO2beleid, de technische eisen aan voertuigen. Het ministerie van Economische Zaken coördineert het beleid voor energiebesparing en is verantwoordelijk voor het energiebesparingsbeleid voor de industrie en het beleid voor hernieuwbare of duurzame energie. Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gaat over de energiebesparing in de glastuinbouw. Ook speelt dit departement een belangrijke rol in het terugdringen van de methaanuitstoot. De veeteelt is een belangrijke bron van het broeikasgas methaan. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat is verantwoordelijk voor de mobiliteit in Nederland: het plannen van wegen op basis van het verwachte verkeersaanbod. Auto's, vrachtauto's en bijvoorbeeld bussen hebben een grote invloed op de emissies die het broeikaseffect veroorzaken. Het klimaatbeleid is bij uitstek internationaal beleid klimaatproblemen houden zich niet aan landsgrenzen - en daarbij speelt het ministerie van Buitenlandse Zaken een rol. Klimaat maakt ook deel uit van ontwikkelingssamenwerking, een beleidsterrein van Buitenlandse Zaken. Wat is de geschiedenis van het nationale klimaatbeleid? Klimaatverandering groeide eind jaren tachtig snel uit tot een van de belangrijkste onderwerpen van het milieubeleid. In het eerste nationale milieubeleidsplan (NMP) uit 1989 werd klimaatverandering één van de hoofdthema's van het milieubeleid. De overheid wilde de CO2-uitstoot of emissie in 2000 stabiliseren op het niveau van 1989-1990 (Die doelstelling is overigens niet gehaald: in 2000 was de CO2-uitstoot 8% hoger dan in 1990). Ook werd gestreefd naar internationale initiatieven voor het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen. In de jaren negentig was Nederland actief bij het opstellen van doelstellingen en beleid op mondiaal, Europees en nationaal niveau. In 1991 verscheen de Nota Klimaatverandering. Daarin werd de eerdere doelstelling aangescherpt: in 2000 minimaal 3% minder CO2-uitstoot ten opzichte van 1989-1990. In de Vervolgnota
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
45
Klimaatverandering (uit 1995) streefde de overheid er naar om na 2000 de uitstoot ten minste op dat niveau te stabiliseren. Wel wilde ze verdere reducties realiseren als daarover internationale afspraken gemaakt zouden worden. Die afspraken kwamen er tijdens de klimaatconferentie van de Verenigde Naties in Kyoto (1997)in het zogenaamde Kyoto-protocol. Wat houdt het Klimaatverdrag in? In 1992 werd in Rio de Janeiro het zogenoemde Raamverdrag klimaatverandering van de Verenigde Naties (UNFCCC) gesloten, meestal aangeduid als het Klimaatverdrag. De doelstelling van dit verdrag is: "het stabiliseren van de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer op een zodanig niveau, dat een gevaarlijke menselijke invloed op het klimaat wordt voorkomen." Het Klimaatverdrag valt onder de verantwoordelijkheid van de VN. Verschillende organen zorgen voor de uitvoering van het verdrag. Het belangrijkste besluitvormende orgaan is de Conference of Parties (CoP). Hieraan nemen alle ondertekenaars van het verdrag deel. Het Klimaatsecretariaat ondersteunt het CoP. Voor het verzamelen van wetenschappelijke kennis over klimaatverandering is het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) in het leven geroepen, een internationale onderzoeksorganisatie. Verschillende industrielanden zijn verplichtingen aangegaan onder het Klimaatverdrag. Zo hebben deze landen afgesproken de groei van hun uitstoot van broeikasgassen te stoppen. In 2000 moet de uitstoot zijn teruggedrongen tot het niveau van 1990. De landen met verplichtingen zijn opgenomen in Annex I bij het Klimaatverdrag. De Annex I-groep bestaat uit Westerse landen en de landen in Oost-Europa. Nederland is één van de 177 landen die in de eerste helft van de negentiger jaren het Klimaatverdrag heeft geratificeerd (bekrachtigd). De CO2-uitstoot van de internationale lucht- en zeevaart valt buiten het Klimaatverdrag. Halverwege de jaren negentig werd duidelijk dat stabilisatie van de uitstoot van broeikasgassen ontoereikend is om het uiteindelijke doel van het Klimaatverdrag te realiseren. Dat heeft geleid tot het Kyoto-protocol. Wat is het Kyoto-protocol? Het Kyoto-protocol werd in 1997 opgesteld als aanvulling op het Klimaatverdrag. Industrielanden verbinden zich hierin om de uitstoot van broeikasgassen in 2008-2012 met gemiddeld 5% te verminderen ten opzichte van het niveau in 1990. Per land gelden uiteenlopende reductiepercentages. De VS moeten de uitstoot van broeikasgassen met 7% verminderen, Japan met 6% en de Europese Unie met 8%. De Europese Unie heeft vervolgens na onderling overleg de emissiereducties per lidstaat bepaald. Nederland moet zijn broeikasgasemissies in 2008-2012 met 6% hebben gereduceerd ten opzichte van 1990. De percentage lopen sterk uiteen: zo moet Luxemburg de uitstoot met 28% verminderen en mag Portugal de uitstoot met 27% verhogen. Naast CO2 (kooldioxide) tellen hierbij ook methaan (CH4), lachgas (N2O) en een aantal fluorverbindingen (HFK's, PFK's en SF6) mee. In Kyoto is tevens besloten dat industrielanden een deel van hun reductieverplichting via maatregelen in het buitenland mogen realiseren. Sommige maatregelen zijn goedkoper te realiseren in ontwikkelingslanden dan in eigen land. Daarvoor bevat het Kyoto-protocol drie instrumenten: het clean development mechanism (CDM), joint implementation (JI) en emission trading (ET) of emissiehandel. Deze zogenoemde flexibele instrumenten maken het mogelijk in het buitenland uitstootvermindering van broeikasgassen te realiseren en te kopen. De vermindering kan worden gebruikt bij het nakomen van de eigen verplichting. Wat is het huidige klimaatbeleid? Het klimaatbeleid is gestoeld op de afspraken in het Kyoto-protocol en de aansluitende afspraken binnen de EU. Nederland moet de uitstoot van de belangrijkste broeikasgassen (kooldioxide, lachgas, methaan en een aantal fluorverbindingen) in de periode van 2008-2012 met 6% terugdringen ten opzichte van 1990. Het Rijk denkt de Kyoto-doelstellingen te halen door de helft van de benodigde emissiereducties te realiseren met binnenlandse maatregelen in Nederland en de helft in het buitenland met behulp van de (flexibele) instrumenten uit het Kyoto-protocol. Dat is het korte termijn doel van het beleid. Op de lange termijn wil de overheid de overgang (transitie) naar een duurzame energiehuishouding bereiken en verdere beperking van de CO2-uitstoot. Het zogenoemde transitiebeleid staat beschreven in het vierde Nationale Milieubeleidsplan (NMP4). In het Werkprogramma Schoon en Zuinig van september 2007 zijn doelen opgenomen voor 2020. In dat jaar wil het Rijk 30% CO2 bespaard hebben. Dit wordt gehaald door jaarlijks circa 2% energie te besparen en in 2020 ongeveer 20% van onze energiebehoefte duurzaam op te wekken. In het werkprogramma staat een pakket van maatregelen beschreven die het mogelijk moeten maken om deze doelstellingen te halen.
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
46
Is Nederland goed op weg naar realisering van de Kyoto doelstelling? De kans is 90% dat Nederland in 2010 voldoet aan de binnenlandse taakstelling voor het terugdringen van broeikasgassen. Dat was 50% in 2001. Dit blijkt uit de Evaluatienota Klimaatbeleid 2005. De kansen zijn gegroeid doordat het Rijk verschillende aanvullende maatregelen heeft genomen: zo moet bijvoorbeeld in 2010 minimaal 5,75% van de benzine en diesel uit biobrandstoffen bestaan. Verder probeert de overheid de CO2-uitstoot in de glastuinbouw en de gebouwde omgeving extra te verminderen. Ook wil het kabinet vanaf 2008 jaarlijks 1,3% energie besparen (was ongeveer 1%) en vanaf 2012 jaarlijks 1,5%. In het Werkprogramma Schoon en Zuinig is dit percentage verhoogd naar 2%. Meer informatie: Ministerie VROM: www.minvrom.nl/klimaat Klimaatplatform, Platform Communication on Climate Change: www.klimaatportaal.nl Nationaal programma adaptatie ruimte en klimaat: www.programmaark.nl Intergovernmental Panel on Climate Change: www.ipcc.ch SenterNovem: www.senternovem.nl SenterNovem klimaatbeleid: www.senternovem.nl/rgo/klimaatbeleid/ SenterNovem duurzame energie: www.senternovem/duurzameenergie/ Milieucentraal duurzame energie: www.duurzame-energie.nl Het klimaatverbond: www.klimaatverbond.nl Landelijke klimaatcampagne, Nederland gaat voor een beter klimaat: www.beterklimaat.nl Klimaatcampagne milieu- en natuurorganisaties: www.hier.nu, www.klimaatbureau.nl
Nieuwe energie voor een beter klimaat! Klimaatactieplan 2009-2012
47