flantinfo Flantinfo is het driemaandelijks informatiebulletin van flantua-verheij 24e jaargang, nr. 2 - Juni 2012
NIEUW BV-RECHT
Vereenvoudiging oprichting De vereenvoudigingen hebben vooral te maken met het afschaffen van het verplichte minimumkapitaal van a 18.000. Ondernemers kunnen in het nieuwe systeem zelf kiezen welk bedrag zij bij de oprichting van de BV inbrengen. Vanaf 1 oktober 2012 is het zelfs mogelijk om een BV op te richten met een kapitaal van slechts €a 1. Kleine en startende ondernemers zullen hierdoor gemakkelijker kiezen voor een BV. Bij oprichting is er geen bankverklaring of accountantsverklaring meer nodig. Eerder was het de bedoeling dat het niet langer verplicht zou zijn om een BV bij notariële akte op te richten, maar dat plan heeft het niet gehaald. Een notariële akte van oprichting blijft vereist. De verklaring van geen bezwaar voor oprichting van een BV was op 1 juli 2011 al afgeschaft. Aansprakelijkheid groter Het afschaffen van de verklaring van geen bezwaar en de stortingsplicht van minimaal a 18.000 tast de positie van de crediteuren van de BV aan. Als tegenwicht is daarom de aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders vergroot. Bestuurders Winstuitkeringen moeten vooraf door het bestuur van de BV worden goedgekeurd. Het bestuur moet toetsen of de BV na de winstuitkering in staat is om haar opeisbare schulden te betalen. Eenzelfde toets moet het bestuur uitvoeren ingeval van inkoop van eigen aandelen en terugbetaling van kapitaal. Als het bestuur tot de conclusie komt dat de winstuitkering in dit verband te hoog is of in het geheel achterwege zou moeten blijven, dan kan het bestuur de uitkering tegenhouden. Het weigeren van de goedkeuring kan bijvoorbeeld aan de orde komen als het bestuur denkt na de uitkering niet meer te kunnen voldoen aan de financiële normen die de bank heeft opgelegd, waardoor wellicht een krediet wordt ingetrokken. Als het bestuur geen financiële problemen voorziet, moet de uitkering worden goedgekeurd. Mocht de BV later haar verplichtingen toch niet kunnen nakomen als gevolg van de winstuitkering, dan kunnen de bestuurders aansprakelijk
worden gesteld voor het tekort dat door de uitkering is ontstaan. Vereist is dat de bestuurders dit wisten of hadden kunnen weten. De toets die de bestuurders moeten uitvoeren is niet eenvoudig en zal veel vragen oproepen. In de praktijk zal het bestuur de accountant van de BV benaderen met de vraag of een bepaalde uitkering wel of niet verantwoord is. Daarmee wordt een deel van de beoogde lastenverlichting teniet gedaan. Aandeelhouders Ook aandeelhouders kunnen aansprakelijk worden gesteld en worden verplicht om ontvangen winstuitkeringen geheel of gedeeltelijk terug te betalen. Dit is het geval als de BV ten gevolge van die uitkeringen in de problemen komt en de aandeelhouders dit ten tijde van de winstuitkeringen wisten of hadden kunnen weten. Een soortgelijke aansprakelijkheid geldt niet voor aandeelhouders van een naamloze vennootschap (NV). Verwacht kan worden dat een aantal BV’s om deze reden zal worden omgezet in NV’s. Flexibiliteit Onder het nieuwe BV-recht hebben aandeelhouders grote vrijheid ten aanzien van de inrichting van de onderlinge, juridische verhoudingen en de verhoudingen tussen de aandeelhouders en de BV. Denkt u bijvoorbeeld aan de mogelijkheid om aandelen uit te geven zonder stemrecht of zonder winstrecht. Ook aandelen met beperkte stemrechten of beperkte winstrechten zijn mogelijk. Afspraken die in dit kader voorheen in aandeelhoudersovereenkomsten werden gemaakt, kunnen voortaan dus ook in de statuten van de BV zelf worden opgenomen. Ook is het denkbaar dat iedere aandeelhouder of groep van aandeelhouders zijn eigen bestuurder benoemt. n
In dit nummer: • NIEUW BV-RECHT • NIEUW ONTSLAG RECHT • LB VERREKENEN MET OB • ZORGVERLENER IS ONDERNEMER • WERKRUIMTE THUIS • MINIMUMLOON • AFROOMMETHODE • WAADI AANGEPAST • Heffings- en invorderingsrente • BETALINGS PROBLEMEN • FACTUUREISEN WIJZIGEN • ZO OORDEELT DE RECHTER... • ONDERNEMING OF BIJKLUSSEN?
1 fla ntinfo 2012/2
De Eerste Kamer heeft een meer dan vijf jaar oud wetsvoorstel aangenomen waardoor het BV-recht ingrijpend zal veranderen. De nieuwe regels zijn met ingang van 1 oktober 2012 van kracht. De wetgever heeft het oprichten van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV) gemakkelijker gemaakt en hoopt daarmee een verlaging van de administratieve lasten te bereiken. .
colofon
NIEUW ONTSLAGRECHT
24e jaargang nummer 2 Juni 2012
Vijf politieke partijen hebben een akkoord gesloten over tal van maatregelen die met name gericht zijn op het realiseren van grote bezuinigingen. Jaren lang is gedebatteerd over aanpassingen van het arbeidsrecht. De ontslagbescherming staat flexibilisering van de arbeidsmarkt in de weg. Daarom moet het gemakkelijker worden om arbeidsovereenkomsten te beëindigen. Minister Kamp is nog bezig met de uitwerking van het akkoord, waarvan we de hoofdlijnen zullen toelichten.
Redactie: mr. drs. C. de Wit De flantinfo wordt eveneens gepubliceerd op internet onder www.flantua-verheij.nl. U vindt de flantinfo daar als pdf-bestand. De flantinfo wordt steeds met grote zorgvuldigheid samengesteld. Onze organisatie en haar leden aanvaarden geen aansprakelijkheid voor de gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van de in de flantinfo opgenomen informatie. Kantoren van flantua-verheij: Culemborg Belle van Zuylenlaan 1 4105 JX Culemborg tel 0345 - 470970 fax 0345 - 470989
[email protected] Nieuwegein Postbus 375 3430 AJ Nieuwegein tel 030 - 6085858 fax 030 - 6085888 Kortestede 57
[email protected] Utrecht Postbus 8041 3503 RA Utrecht tel 030 - 2881001 fax 030 - 2893311 Woerden/Kamerik De Kapberg 1 3471 DC Kamerik tel 0348 - 401610 fax 0348 - 402704
[email protected] Livingstonelaan 752
[email protected]
fla ntin fo 2012/2
2
Vooraf wordt achteraf Nu zijn er twee wegen die naar beëindiging van een arbeidsovereenkomst kunnen leiden: vooraf ontslagvergunning aan UWV vragen of aan de kantonrechter ontbinding van de arbeidsovereenkomst vragen. Deze methoden gaan op de schop. Een werknemer kan worden ontslagen zonder voorafgaande toetsing. Na zijn ontslag kan hij de situatie aan de rechter voorleggen als hij van mening is dat zijn ontslag onredelijk was. Ontslagvergoeding veel lager De kantonrechter bepaalt nu een ontslagvergoeding aan de hand van de zogenaamde kantonrechtersformule. De vergoeding is afhankelijk van o.a. het aantal dienstjaren en de leeftijd van de werknemer. Als het voorstel wordt ingevoerd verandert dit ingrijpend. De ontslagvergoeding wordt een kwart maandsalaris per dienstjaar met een maximum van zes maandsalarissen. Aanvankelijk was het de bedoeling dat deze ontslagvergoeding moest worden gebruikt voor het vinden van een nieuwe baan (begeleiding of om- en bijscholing). Minister Kamp heeft dit onderdeel echter laten varen. De gouden handdruk blijft bestaan, zij het in afgeslankte vorm. WW doorbetalen Nieuw is de verplichting voor werkgevers om gedurende maximaal zes maanden de WW-uitkering aan de voormalige werknemer door te betalen. De duur van de WW-betaling is één maand per dienstjaar met een minimum van drie maanden voor contracten voor onbepaalde tijd, tot een maximum van zes maanden. Het arbeidsverleden bij voorgaande werkgevers is niet van invloed op de doorbetalingstermijn. Commentaar Het vijf-partijen-akkoord heeft verschillende namen gekregen. ‘Lenteakkoord’ krijgt de laatste tijd de voorkeur. Lentes gaan voorbij. Het is de vraag wat er van dit akkoord en de hervorming van het ontslagrecht overblijft. De kritiek op het voorstel is fel. Opzienbarend is bovendien dat partijen een paar weken na het sluiten van het akkoord opeens erg zijn geschrokken van hetgeen zij zijn overeengekomen. Nog voor de inwerkingtreding zijn sommige hervormingen alweer van tafel. Voor de beoogde ingangsdatum van het nieuwe ontslagrecht (1 januari 2014) kan er dus nog heel veel veranderen. n
LB VERREKENEN MET OB De belastingdienst heeft een standaardformulier opgesteld waarmee u kunt vragen om terug te ontvangen omzetbelasting te verrekenen met verschuldigde loonheffingen. Er gelden wel enkele voorwaarden: − − − −
U moet de aangifte loonheffingen waarmee u de teruggaaf omzetbelasting wilt verrekenen, op tijd hebben gedaan. De aangiftetijdvakken van uw LH- en OBaangiften waarvoor u de verrekening wilt, moeten in dezelfde maand eindigen. Eindigt het tijdvak van de aangifte omzetbelasting op 31 december, dan mag u deze ook nog verrekenen met de 12e vier-wekenaangifte loonheffingen. U mag geen andere openstaande belasting- schulden hebben. n
ZORGVERLENER IS ONDERNEMER Wanneer is iemand ondernemer (in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001)? In de loop van de tijd heeft de rechter tal van uitspraken gedaan over de fiscale kwalificatie van bepaalde activiteiten. Is er sprake van een hobby, van een beetje bijklussen of van een daadwerkelijke onderneming? Het belang van deze kwalificatie is groot, want een ondernemer komt in aanmerking voor speciale fiscale voordelen. Feiten Belanghebbende is gediplomeerd verpleegkundige. Zij staat in het zogenaamde BIG-register. Op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) zijn zorgverleners verplicht om zich te laten registreren. Belanghebbende werkt 20 uur per week in een ziekenhuis. Naast deze dienstbetrekking werkt zij als zorgverlener. Zij werft zelfstandig opdrachtgevers en voert die opdrachten zelfstandig uit. Bovendien staat zij ingeschreven bij een door de AWBZ-erkend bemiddelingsbureau. Zij voert haar werkzaamheden zelfstandig en naar eigen inzicht uit en maakt hierover afspraken met opdrachtgevers. Het bemiddelingsbureau heeft geen specifieke kennis van zorgverlening. Het brengt belanghebbende in contact met zorgvragers. Als belanghebbende ziek is of verlof neemt, krijgt zij geen betaling van het bureau. Belanghebbende bouwt geen pensioenaanspraak op over haar verdiensten bij het bemiddelingsbureau.
Overwegingen Hof Buiten kijf is dat belanghebbende in 2007 meer dan 1.225 uren als zorgverlener heeft gewerkt. Volgens Hof Leeuwarden moet worden bekeken of sprake is van een zelfstandig uitgeoefend beroep. Belanghebbende bezit voldoende zelfstandigheid ten opzichte van de opdrachtgevers, zij heeft verschillende opdrachten aanvaard en zij loopt ondernemersrisico. Op grond hiervan trekt het Hof de conclusie dat haar werkzaamheden kunnen worden aangemerkt als de zelfstandige uitoefening van een beroep. De verpleegkundige heeft in 2007 recht op zelfstandigen- en startersaftrek. Conclusie De inspecteur meende dat geen sprake was van een onderneming omdat belanghebbende haar opdrachten voor een groot deel via het bemiddelingsbureau verwerft. Bovendien verliep de facturatie en de vaststelling van het uurtarief via het bureau. Toch is dat voor het Hof niet van doorslaggevend belang. Er staat voldoende tegenover: belanghebbende organiseert zelf haar werk, krijgt geen inkomen als zij niet werkt, bouwt geen pensioenaanspraken op en loopt risico bij niet of vertraagde betaling van de declaraties. n
Geschil In haar aangifte IB 2007 heeft belanghebbende zelfstandigen- en startersaftrek geclaimd. De inspecteur heeft dat afgewezen. Volgens hem is geen sprake van winst uit onderneming. Hij heeft het aangegeven belastbare inkomen verhoogd met de in mindering gebrachte zelfstandigen- en startersaftrek.
In de praktijk is het niet gemakkelijk om na te gaan of de kosten die verbonden zijn aan een werkruimte in uw woning aftrekbaar zijn of niet. Op de website van de belastingdienst staat sinds kort een hulpmiddel waarmee het beoordelen van de aftrekbaarheid gemakkelijker wordt. Het hulpmiddel is vooral gericht op nieuwe situaties. Bijvoorbeeld als u overweegt een ruimte in uw woning te gaan gebruiken in het kader van uw onderneming. Als u er toch niet helemaal uitkomt, kunt u altijd even contact met ons opnemen.
MINIMUMLOON Het minimumloon wordt ieder half jaar aangepast aan de stijging van de contractlonen. Per 1 juli 2012 gelden de volgende bedragen voor werknemers van 23 jaar en ouder. Per maand is het bruto minimumloon a 1.456,20, per week a 336,05 en per dag a 67,21.
3 3 fla ntinfo flantinfo 2012/2 2012/2
WERKRUIMTE THUIS
AFROOMMETHODE Bij de vaststelling van het gebruikelijke loon van een directeur/groot-aandeelhouder (dga) zijn in principe twee benaderingen mogelijk. Ten eerste kan worden gekeken naar wat iemand die vergelijkbaar werk doet (maar geen dga is) verdient. Ten tweede kan de zogenaamde afroommethode worden toegepast. Over de afroommethode heeft de advocaatgeneraal (AG) onlangs een zeer interessante conclusie gepubliceerd. Het betreft een situatie waarin een advocaat via een persoonlijke praktijk-BV deelneemt in een maatschap. Niet alleen dga draagt bij De Hoge Raad heeft de afroommethode voor het vaststellen van het gebruikelijk loon gebruikt met betrekking tot een besloten vennootschap waarin alleen de dga (interim-management) werkzaamheden verrichtte. De AG ziet wezenlijke verschillen tussen deze situatie en de situatie waarin een advocaat (of een andere soortgelijke beroepsbeoefenaar) met zijn praktijk-BV participeert in een maatschap. De AG ziet zelfs grote verschillen met het geval van een advocatenkantoor met slechts één advocaat/ondernemer en een aantal advocaten/werknemers. In deze twee laatstgenoemde situaties wordt veelal verondersteld dat de winstaandelen van beroeps-BV’s (nagenoeg) geheel worden verklaard door uitsluitend de arbeid van de dga’s van die beroeps-bv’s. Dit is volgens de AG echter een misverstand. In een accountants-, belastingadviseurs-, notarissen- of advocatenmaatschap van beroeps-BV’s bestaat de winst immers voor een belangrijk deel uit het in loondienst hebben van een aantal advocaten, kandidaat-notarissen, etc. die elk meer opbrengst genereren dan zij de maatschap aan werkgeverslasten en overhead kosten. Het aan de omzet van die werknemers toe te rekenen deel van de winst per maat kan dan niet toegerekend worden aan de persoonlijke arbeid van de dga’s.
WAADI AANGEPAST De Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (WAADI) is aangepast. Belangrijke wijzigingen hebben betrekking op de rechten van uitzendkrachten en de bestrijding van malafide uitzendbureaus.
fla ntin flantinfo fo 2012/2 2012/2
4 4
Uitzendkrachten Vanaf nu hebben uitzendkrachten dezelfde rechten als gewone werknemers binnen hetzelfde bedrijf, tenzij sociale partners andere afspraken hebben gemaakt. De gelijke behandeling heeft ondermeer betrekking op de beloning, het verstrekken van overige vergoedingen en de arbeidstijden. Ook is nu geregeld dat uitzendkrachten gebruik mogen maken van de door de werkgever ter beschikking gestelde faciliteiten, zoals de kantine of kinderopvang.
Van afroom naar CUP De AG schrijft de afroommethode niet geheel af, maar stelt dat die in beginsel alleen gebruikt mag worden bij een praktijk-BV van een eenpitter, dus zonder dat er andere professionals in dienst zijn. Volgens de AG moet het gebruikelijke loon worden bepaald aan de hand van de zogenaamde CUP-methode (= comparable uncontrolled price). Maatgevend is het loon dat een vergelijkbare werkgever betaalt voor vergelijkbare arbeid door iemand die geen dga is. Bij zelfstandige beroepsbeoefenaars is dat in beginsel de (meest) seniore werknemer die dezelfde opleiding en beroepskwalificaties heeft en leiding geeft aan een team van professionals in loondienst, maar die geen medeeigenaar is en niet mede-winstgerechtigde is. Commentaar Met deze conclusie van de AG is de kans op een redelijke oplossing flink gestegen. De afroommethode wordt tot nu toe ook toegepast ingeval niet alleen de dga, maar een hele (kantoor)organisatie met diverse personeelsleden bijdrage levert aan de omzet en de winst. Dat gaat wel erg ver. Uitgangspunt van de afroommethode is immers dat het resultaat geheel aan de dga moet worden toegeschreven en dat hem wordt toegestaan bepaalde kosten ten laste van die winst te brengen ter bepaling van zijn gebruikelijke loon. De AG gaat weer terug naar waar het is begonnen: gebruikelijk loon is het loon van iemand in een vergelijkbare functie, met een vergelijkbare opleiding maar die geen dga is. Het wachten is nu op het arrest van de Hoge Raad. n
Als er in de onderneming van de inlener een vacature is, moeten ook de uitzendkrachten daarvan op de hoogte worden gesteld. Een uitzendkracht moet bij een vacature dezelfde kansen krijgen op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als werknemers die al in dienst zijn bij een onderneming. Registratieplicht De overheid wil met de WAADI malafide uitzendbureaus bestrijden door registratie verplicht te stellen. Alle ondernemers die (wel eens) personeel ter beschikking stellen aan derden moeten zich als zodanig laten registreren. Let wel, dit geldt niet alleen voor organisaties die als hoofdactiviteit het uitzenden van personeel hebben. Het heeft ook gevolgen voor andere bedrijven die personeel uitlenen zoals aannemers, bouw- en installatiebedrijven, communicatiebureaus, ict-ondernemingen en accountantskantoren.
BETALINGSPROBLEMEN
Betalingsonmacht melden Betalingsonmacht moet tijdig aan de belastingdienst gemeld worden. Tijdig is binnen 14 dagen nadat u de belasting had moeten betalen. Laat u het echter niet op het laatste moment aankomen. Het is essentieel dat u de melding correct en op tijd doet, want anders kunt u als privépersoon aansprakelijk worden gesteld, ook als het om belastingschulden van uw BV gaat. Let wel, het melden van betalingsonmacht is niet gelijk aan het vragen van uitstel van betaling. Dat laatste moet expliciet worden gedaan. Acties van de belastingdienst Als u niet betaalt krijgt u eerst een betalingsherinnering. Meestal duurt dat geen twee weken. Er worden dan geen kosten in rekening gebracht. De tweede actie is dat er een aanmaning wordt verstuurd, normaliter binnen zes weken. De kosten hiervoor bedragen maximaal a 15. Als dat niet leidt tot betaling volgt er een dwangbevel. Sinds 2011 kan de belastingdienst een verzuimboete van maximaal a 4.920 opleggen. Ook moet u invorderingsrente betalen. De Belastingdienst kan het bedrag direct van uw bankrekening afschrijven (overheidsvordering) of beslag leggen op uw bankrekening of inkomen. Tevens worden in de praktijk eigendommen in beslag genomen. Dit laatste gebeurt normaal gesproken niet voordat er een dwangbevel is uitgereikt.
Betalingsregeling De bereidheid om mee te werken aan een betalingsregeling is bij belastingdienst niet zo groot. De belastingdienst is geen bank. Een standaardreactie van de belastingdienst is dat financieringsverzoeken elders moeten worden ingediend. Toch kan het de moeite waard zijn om een betalingsregeling aan te vragen. Om te beginnen wint u daarmee (een beetje) tijd. In de praktijk wil het nog wel eens lukken om afspraken met de belastingdienst te maken, als een redelijk voorstel kan worden gedaan. De zekerheid die de belastingdienst eist, is er in de praktijk niet. Dat is een complicatie. Als u het niet eens bent met de belastingaanslagen moet u daartegen tijdig bezwaar en eventueel ook beroep indienen. In dat geval kunt u op verzoek uitstel van betaling krijgen voor het bedrag dat u bestrijdt. Als niet-ondernemer krijgt u gemakkelijker uitstel van betaling of een betalingsregeling. Dat kan zelfs telefonisch lukken. Voorwaarden/ argumenten zijn o.a.: − dat u binnen een relatief korte tijd wel kunt betalen; − dat u niet kunt betalen wegens tijdelijke betalingsproblemen; − dat u een teruggave kunt verrekenen met een te betalen bedrag; − dat u binnen vier maanden na de uiterste betaaldatum kunt betalen; − dat het belastingbedrag maximaal a 20.000 is; − dat er geen andere belastingschulden open staan; − dat er nog geen dwangbevel aan u is ver- zonden. Als uw verzoek wordt afgewezen, kunt u daartegen binnen tien dagen in beroep gaan. n
Het mes snijdt aan twee kanten. Uitzendbureaus en andere ondernemingen die wel eens personeel uitzenden moeten zich als uitzendonderneming registreren in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Doen zij dat niet, dan krijgen zij een boete. Als u personeel inleent van een onderneming die niet als uitzendonderneming is ingeschreven in het Handelsregister, krijgt u ook een boete.
Heffings- en invorderingsrente
Boete voorkomen Om te voorkomen dat een boete wordt opgelegd is het dus essentieel dat de inschrijving bij de Kamer van Koophandel aan de voorwaarden voldoet. Als de uitzendactiviteiten nog niet in het Handelsregister zijn opgenomen, moet aan de inschrijving worden toegevoegd dat het ter beschikking stellen van medewerkers een (nevengeschikte of ondergeschikte) activiteit van de onderneming is.
Staatssecretaris Weekers van Financiën heeft bekend gemaakt dat de heffingsrente en invorderingsrente voor het derde kwartaal 2012 2,50% wordt. Voor het tweede kwartaal 2012 was dat 2,30%. n
5 5 fla ntinfo flantinfo 2012/2 2012/2
De economische crisis trekt sporen. Uit onderzoek blijkt dat veel ondernemers minder omzet realiseren en dat rekeningen langer open blijven staan dan voorheen. Als dat u overkomt, zult u mogelijk in de situatie komen te verkeren dat u de belastingdienst niet tijdig kunt betalen. Om de problemen niet groter te maken dan ze zijn, is het dan van belang het onderstaande goed in acht te nemen.
FACTUUREISEN WIJZIGEN
ZO OORDEELT DE RECHTER...
Met ingang van 1 januari 2013 wijzigen de voorwaarden waaraan een factuur moet voldoen. Het doel van de wijzigingen is het vereenvoudigen, moderniseren en binnen de EU harmoniseren van de regels.
Niet alleen werkgevers kunnen aan de kantonrechter vragen om ontbinding van een arbeidsovereenkomst. Ook werknemers kunnen dat. Hieronder een heel bijzonder voorbeeld.
Wat moet er op een factuur staan? 1. De datum waarop de factuur wordt uitgereikt. 2. Een opeenvolgend factuurnummer. Er mogen meerdere reeksen naast elkaar worden gebruikt. 3. Het BTW-identificatienummer van de leverancier/dienstverlener. 4. Het BTW-identificatienummer van de afnemer indien een verleggingsregeling wordt toegepast of sprake is van een intra communautaire levering. 5. De NAW-gegevens van de leverancier/ dienstverlener en zijn afnemer. 6. De hoeveelheid geleverde goederen en/of diensten en een omschrijving hiervan. 7. De datum waarop de levering of dienst heeft plaatsgevonden. 8. De maatstaf van heffing voor elk BTW-tarief of elke BTW-vrijstelling, de eenheidsprijs exclusief BTW evenals de eventuele vooruit betalingkortingen en andere kortingen indien die niet in de eenheidsprijs zijn begrepen. 9. Het toegepaste BTW-tarief. 10.Het te betalen BTW-bedrag. 11. Ingeval niet de leverancier/dienstverlener, maar de afnemer een factuur uitreikt moet op de factuur worden vermeld: ‘Factuur uitgereikt door de afnemer’. 12.Indien van toepassing: een verwijzing naar de vrijstelling of intracommunautaire levering. 13.Indien een verleggingsregeling van toepas sing is, moet op de factuur worden vermeld: ‘BTW verlegd’. 14.Bij verkoop van een vervoermiddel moeten de gegevens van het vervoermiddel worden vermeld. 15.Indien van toepassing moet worden vermeld: ‘Bijzondere regeling reisbureaus’. 16.Indien van toepassing moet worden vermeld: ‘Bijzondere regeling gebruikte goederen’, ‘Bijzondere regeling kunstvoor werpen’ of ‘Bijzondere regeling voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten’. 17. Indien van toepassing moeten worden vermeld de NAW-gegevens en het BTW identificatienummer van de fiscaal vertegenwoordiger.
fla ntin flantinfo fo 2012/2 2012/2
6 6
Een lange lijst met voorwaarden, maar het is iets minder ingewikkeld dan het op het eerste gezicht lijkt. Een deel van de eisen is vanzelfsprekend, een deel vergt speciale aandacht. U moet er attent op zijn dat uw facturen aan alle eisen voldoen, want als dat niet het geval is kan de fiscus een boete opleggen van a 4.920. n
Feiten Werknemer is sinds 1 januari 1989 in dienst van werkgever tegen een bruto salaris (exclusief vakantiegeld) van a 5.320,14 per maand. Werknemer is nu 51 jaar oud. Werknemer is van mening dat er gewichtige redenen zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, bestaande in veranderingen in de omstandigheden, op grond waarvan de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Werknemer heeft zich op 1 september 2010 ziek gemeld. Hij lijdt aan een burn out. In het kader van de re-integratie wordt de directeur van werkgever casemanager. De arbodienst wordt in het proces betrokken. En er wordt een coach aangesteld om werknemer te begeleiden. Op 1 december 2010 gaat werknemer weer aan het werk, maar de re-integratie mislukt. Op 16 december is er een gesprek met werknemer gevoerd met als uitkomst dat werknemer op een andere afdeling en in een andere, iets lagere functie per 11 januari 2011 zal gaan re-integreren. Op 5 januari 2011 stuurt werkgever een brief aan werknemer, waarin wordt gemeld dat werknemer op zijn eigen verzoek wordt benoemd in die andere functie met een lagere salarisschaal (12 in plaats van 13). Later komt vast te staan dat er echter geen sprake was van een eigen verzoek van de werknemer. De brief van werkgever is derhalve niet correct. Wel was afgesproken dat werknemer na vier jaar weer in zijn oude functie kan terugkeren. Werkgever mocht werknemer niet eenzijdig uit zijn functie ontheffen en in een lager ingeschaalde functie plaatsen. Werknemer heeft hiertegen dan ook bezwaar gemaakt. Aanvankelijk erkende werkgever zijn fout niet, maar na enige discussie gaf werkgever na twee maanden zijn fout toe. Het gesprek hierover vindt plaats op 2 maart en wordt bevestigd in de brief van werkgever d.d. 4 maart 2011. Er wordt een andere casemanager aangesteld. Werkgever schrijft tevens dat het re-integratietraject onverminderd zal worden voortgezet. Opnieuw is er echter achteraf geen overeenstemming over de inhoud van de bespreking van 2 maart. Ieder houdt vast aan zijn eigen interpretatie en standpunt, zodat een serieus conflict ontstaat. Het vertrouwen van werknemer in een goede afloop wordt nog verder geschaad. Stelling werknemer De wijziging van omstandigheden is ingegeven door de schriftelijke demotie van werknemer met de brief van 5 januari 2011. Werkgever heeft daarna duidelijke aanwijzingen van de bedrijfsarts genegeerd en zij heeft haar eigen plan getrokken met betrekking tot re-integratieactiviteiten en – verplichtingen. Daarbij is geen acht geslagen op de geestelijke en lichamelijke situatie van werknemer. In een paar maanden tijd is werknemer van een succesvolle en gewaardeerde werknemer
Verweer werkgever Er is geen sprake van een verandering van omstandigheden die een ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Het is de keuze van werknemer dat hij zijn dienstverband niet wil voortzetten. Hij moet de gevolgen van zijn keuze aanvaarden en zijn arbeidsovereenkomst opzeggen. Indien het besluit van 5 januari 2011 hem zo zwaar was blijven vallen, dan had hij op zijn minst in overleg kunnen treden met werkgever. Werknemer heeft niet eens willen praten. Hij heeft systematisch en doelbewust alle uitnodigingen tot oplossing afgeslagen. Werknemer heeft in plaats daarvan gekozen voor een exit-regeling die werkgever ruim € a 600.000 kan kosten. Werkgever is nog steeds bereid met werknemer verder te gaan. Als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden dan zou daaraan geen vergoeding moeten worden verbonden en op een eventuele vergoeding zou in mindering moeten worden gebracht het wachtgeld dat werknemer eventueel zal ontvangen. Overwegingen kantonrechter De omstandigheid dat het re-integratieproces is verstoord en dat werknemer door toedoen van werkgever het vertrouwen in werkgever heeft verloren, zoals hij stelt, brengt nog niet mee dat de arbeidsovereenkomst zou moeten worden beëindigd. Van beide partijen mocht verwacht worden dat zij zich in de eerste plaats zouden richten op het herstel van het vertrouwen met het oog op een succesvolle re-integratie. De bedrijfsarts heeft geadviseerd om een derde te laten bemiddelen. Werknemer heeft zijn gemachtigde ingeschakeld die per brief van 1 juli 2011 werkgever heeft benaderd. In die brief wordt niet ingegaan op het advies van de bedrijfsarts om een bemiddelaar in te schakelen. In plaats daarvan wordt de optie van een beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden aangedragen. Werkgever heeft die optie van de hand gewezen en aangegeven een mediationtraject te willen starten. Daartoe had werkgever ook al stappen ondernomen, maar werknemer wilde daarin niet meegaan. Werknemer heeft gesteld dat er voor mediation geen basis is en heeft daarmee te kennen gegeven het advies van de bedrijfsarts niet te willen volgen. Volgens werknemer heeft hij vanaf 14 juni 2011 geconstateerd dat ook zijn hernieuwde re-integratie vanaf 4 maart 2011 niet zal slagen door stelselmatige frustratie van werkgever. Dat werknemer dat zo heeft ervaren brengt echter niet mee dat hij had mogen afzien van mediation. Uiteindelijk heeft er op 5 januari 2012 toch een intakegesprek bij een mediator plaatsgevonden. De mediator heeft de opdracht tot mediation ech-
ter niet aangenomen omdat partijen verschillende doelen nastreefden. Werknemer wilde kennelijk nog immer beëindiging van de arbeidsovereenkomst bereiken. Werknemer had voor zichzelf op 14 juni 2011 geconstateerd dat zijn hernieuwde re-integratie vanaf 4 maart 2011 niet zou slagen en was sindsdien gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waaraan werkgever niet wilde meewerken. Werkgever was ook niet gehouden daaraan mee te werken en mocht zich richten op re-integratie. De aanzet tot deze problematische situatie is door werkgever gegeven door haar brief van 5 januari 2011 en de latere ontkenning dat er sprake was van een arbeidsconflict. De bedrijfsarts heeft geadviseerd om een derde te laten bemiddelen. Werkgever heeft daaraan willen meewerken. Werknemer heeft daaraan niet of onvoldoende willen meewerken. Hij had er geen vertrouwen meer in dat het conflict opgelost zou kunnen worden en zag alleen beëindiging van de arbeidsovereenkomst nog als mogelijkheid. Werknemer heeft in een te vroeg stadium op beëindiging van de arbeidsovereenkomst aangestuurd. Aan re-integratie buiten de organisatie van werkgever waren partijen nog niet eens toegekomen. Ook daartoe was werkgever overigens wel bereid, maar werknemer niet. Uitspraak Geconcludeerd wordt dat de wijziging van de omstandigheden zoals die zich blijkens het voorgaande heeft voorgedaan thans niet van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst langs de weg van een ontbinding dadelijk of na korte termijn behoort te eindigen. Dit brengt mee dat het verzoek zal worden afgewezen. Commentaar Zoiets maak je niet vaak mee! In verreweg de meeste gevallen is het de werkgever die een verzoek tot ontbinding indient. Hier was het de werknemer. Wat er precies is gebeurd wordt niet duidelijk, maar er was natuurlijk het nodige aan de hand. Werknemer was ernstig gefrustreerd geraakt. Tussen de regels door is te lezen dat het niet boterde tussen hem en de directeur van werkgever. Deze was aanvankelijk casemanager, maar werd later vervangen. De verhoudingen waren danig verstoord en in de loop van het proces werd het steeds gekker. Was werknemer alleen maar uit op een hoge ontslagvergoeding? In dat geval is hij te hard van stapel gelopen. Hij heeft te vroeg geconcludeerd dat de situatie onhoudbaar was. Dat hij niet wilde meewerken aan bemiddeling doet hem de das om. Wellicht vraagt u zich af waarom de kantonrechter niet tot ontbinding is overgegaan met een gematigde of zelfs zonder ontslagvergoeding. Dat partijen een conflict hadden was duidelijk. Vond de rechter werknemer ook een aansteller? Misschien wel, maar dat staat niet in de uitspraak. Vast staat in ieder geval dat als werknemer (al dan niet terecht) van mening is dat het zo niet langer gaat, hij altijd de mogelijkheid heeft om zijn arbeidsovereenkomst op te zeggen. Werkgever had hem daar nog fijntjes op gewezen. n
7 7 fla ntinfo flantinfo 2012/2 2012/2
verworden tot een ‘niet-coöperatieve medewerker’ die ‘zich aanstelt’ en ‘zijn herstel frustreert’. Werknemer heeft ruim een half jaar geprobeerd om in goed overleg met werkgever tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen na aanvankelijk alles in het werk te hebben gesteld om op korte termijn weer op de werkvloer terug te komen. Dit is niet gelukt. De ontstane situatie is te wijten aan de handelwijze en/of het gedrag van werkgever. Werknemer maakt in verband daarmee aanspraak op een ontbindingsvergoeding van € a 146.000.
ONDERNEMING OF BIJKLUSSEN? In de opstart- en afbouwfase van een onderneming is het lastig te bepalen of ook in fiscale zin sprake is van een onderneming. Wanneer is het zover en wanneer is dat niet langer het geval. Onlangs deed de Hoge Raad uitspraak over een oud-militair die een onderneming wilde opzetten. Feiten Een oud-beroepsmilitair begint in 2003 activiteiten op het gebied van juridische dienstverlening en incassowerkzaamheden. Hij doet erg zijn best om opdrachten te verwerven. Hij schrijft zich in bij de Kamer van Koophandel, hij stuurt mailings, bezoekt beurzen, zet advertenties en maakt gebruik van een website. Dat hij aan de weg timmert is duidelijk. De resultaten stellen echter teleur. In 2005 behaalt hij een omzet van a 1.280 en bedragen de kosten a 3.894. Per saldo maakt hij derhalve verlies. De oud-militair voert in zijn aangifte IB/PVV 2005 een verlies uit onderneming op. Tevens claimt hij zelfstandigenaftrek. In de jaren daarna gaat het niet veel beter. In 2006 besteedt de oud-militair 1416,5 uren aan deze werkzaamheden (waarvan slechts 235,5 directe uren). De omzet bedraagt in de jaren 2006 tot en met 2009 resp. a 2.640, a 10.726, a 14.710 en a 7.099 (in de eerste vier maanden van 2009). Hij ontvangt in 2006 een ABP-pensioen van a 31.119. De inspecteur accepteert de oud-militair niet als ondernemer en schrapt de zelfstandigenaftrek. Beiden worden het niet eens. De zaak komt via de Rechtbank en het Hof Den Bosch uiteindelijk voor de Hoge Raad. Overwegingen Hof In 2005 is er (nog) geen sprake van een onderneming. Het negatieve inkomen dat de oudmilitair met zijn activiteiten heeft behaald moet worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden en niet als winst uit onderneming.
fla ntin flantinfo fo 2012/2 2012/2
8 8
Het Hof vindt de behaalde omzet van a 1.280 (2005) en het aantal directe uren dermate gering dat niet gesproken kan worden van een onderneming. Dat de militair een groot aantal uren aan deze activiteiten heeft besteed, doet daar niet aan af omdat het aandeel indirecte uren meer dan 80% van de totaal bestede uren bedraagt. Overwegingen Hoge Raad De Hoge Raad gaat in op het onderscheid tussen resultaat uit overige werkzaamheden en winst uit onderneming. Voorop moet worden gesteld dat een onderneming zich onderscheidt van overige werkzaamheden door de aanwezigheid van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid. Of sprake is van een onderneming is afhankelijk van verschillende factoren. De omvang van de activiteiten waarmee omzet wordt behaald is zo’n factor. De Hoge Raad stelt echter dat een lage omzet in combinatie met een relatief laag aantal directe uren in de beginfase geen beletsel hoeven te vormen voor het IB-ondernemerschap. Als de omzet zeer gering is, kan er toch sprake zijn van een onderneming als tegenover die geringe omzet andere factoren staan, zoals de omvang van de organisatie van de activiteiten. Het Hof heeft in de geringe omzet van 2005 en 2006 geen reden gezien om een onderneming aanwezig te achten. De Hoge Raad is het daarmee eens. Conclusie Met hard werken alleen wordt u geen ondernemer in de zin van de inkomstenbelasting. Zelfs al wordt feitelijk meer dan 1225 uur per jaar gewerkt, is dat op zich niet voldoende. Omdat de oud-militair er niet in slaagde voldoende omzet te behalen, kon er er geen sprake zijn van een onderneming. n