Neurostimulator bij overactieve blaas of urine-retentie
In overleg met uw behandelend arts heeft u besloten tot het laten plaatsen van een neurostimulator (InterStim®therapie). Dit vanwege overactieve blaasklachten (zoals vaak plassen en/of incontinentie van urine) of urineretentie (= niet goed leeg plassen). In deze folder leest u meer over de aard van deze behandeling, de operatieve ingrepen en de periode daarna. Heeft u na het lezen nog vragen dan kunt u altijd terecht bij uw behandelend arts of de verpleegkundige van de afdeling.
Aandrang incontinentie
Bij goedwerkende urinewegen wordt door de nieren urine geproduceerd en verzameld in de blaas. Het ophouden van de plas totdat de blaas voldoende gevuld is en het plassen zelf, worden geregeld door zenuwen. Een van deze zenuwen is de sacrale zenuw die in de onderrug, in de buurt van het stuitje, ligt. Bij de zogenaamde aandrangincontinentie zit een fout in de prikkeling van deze zenuwen, waardoor er op de verkeerde momenten verkeerde signalen worden afgegeven. Daardoor krijgt u klachten als vaak moeten plassen en vaak een grote en plotseling optredende aandrang om te plassen, terwijl er maar een klein beetje urine komt. U heeft soms moeite om op tijd het toilet te bereiken. Bovendien moet u ook vaak ’s nachts opstaan om te gaan plassen. Soms kunt u ook niet goed leeg plassen doordat de zenuwen van de blaas niet goed functioneren.
Doel en werking van de InterStim®therapie
De neurostimulator bestaat uit verschillende onderdelen die in het lichaam worden geïmplanteerd. Het heeft tot doel om de verkeerde signalen van de blaas te corrigeren door juiste signalen, waardoor de incontinentieklachten verdwijnen. De neurostimulator doet dit door lichte elektrische impulsen af te geven – niet voelbaar – die de sacrale zenuw stimuleren. Deze impulsen overstemmen als het ware de oorspronkelijke, verkeerde signalen. De neurostimulator bestaat uit een geleidedraad met elektroden die in de onderrug in de buurt van het heiligbeen wordt ingebracht. Deze geleidedraad wordt verbonden met een stimulator, ook wel pacemaker genoemd, die onder de huid ligt (meestal aan de rugzijde ter hoogte van de rechterbil, maar soms ook aan de voorkant bij de onderbuik). De stimulator geeft de elektrische impulsen af aan de sacrale zenuw.
1
De neurostimulator moet worden ingesteld. Dit doet uw behandelend arts met een speciaal programmeer apparaat. Het kan nodig zijn om de neurostimulator, over een wat langere periode, verschillende keren bij te stellen totdat een goede werking is bereikt. De duur van de periode kan van patiënt tot patiënt verschillen. Daarnaast heeft u een afstandsbediening. Hiermee kan de neurostimulator zo nodig worden uitgezet of aangepast. De neurostimulator bevat een interne batterij die ongeveer vijf tot tien jaar meegaat. Als de batterij leeg is moet de neurostimulator worden vervangen. Meestal kan dit op de polikiniek gebeuren.
Proefstimulatie
Om zeker te weten dat u in aanmerking komt voor deze operatie wordt een proefstimulatie gedaan. Hierbij wordt een geleidedraad met elektroden in de onderrug, in de buurt van de sacrale zenuwen, ingebracht. Op de onderrug wordt een klein gebied plaatselijk verdoofd. De arts prikt daarna met een naald in de onderrug om de juiste zenuw te vinden. Als de naald en geleidedraad zijn ingebracht controleert de arts uw gevoel en de reactie van bepaalde spieren. Als de juiste zenuw gevonden is, wordt de naald teruggetrokken en de geleidedraad bevestigd op de huid. De geleidedraad wordt verbonden met een proefstimulator buiten het lichaam. Gedurende vier tot zeven dagen draagt u deze externe stimulator bij zich. Bovendien houdt u zelf bij hoe het plassen gaat. U krijgt hierover uitleg. Na ongeveer zeven dagen evalueert u deze periode met uw behandelend arts. Afhankelijk van de resultaten van de proefstimulatie kan hierna overgegaan worden tot implantatie van de neurostimulator.
De operatie
Het definitief plaatsen van de neurostimulator kan onder algehele of lokale anesthesie (narcose/verdoving). Meestal wordt voor lokale anesthesie gekozen als het effect van de proefstimulatie nog niet helemaal duidelijk is.
Voorbereiding
Scheren Het is van groot belang dat u vijf dagen voor de geplande ingreep het gedeelte van het lichaam waar u wordt geopereerd niet scheert met een scheermes. Dit
2
vermindert het risico op een infectie. Als de chirurg scheren noodzakelijk acht, gebeurt dit op de operatiekamer. Vette creme Wilt u op de dag van de operatie geen gebruik maken van vette crèmes? Vette crème zorgt ervoor dat het te opereren gebied niet goed gedesinfecteerd kan worden. Sieraden, piercings etc. Nagellak, make-up, contactlenzen, bril, gebitsprotheses en sieraden (ook piercings) mag u niet dragen tijdens de operatie. Indien u acryl- of gelnagels heeft, dient u deze vóór de operatie van de wijsvinger te laten verwijderen. Veiligheid Rondom uw operatie zijn diverse veiligheidsmomenten ingebouwd. Vlak voordat de operatie van start gaat wordt bijvoorbeeld door het gehele operatieteam een zogenaamde ’Time out’ genomen. Tijdens dit controlemoment wordt uw naam, geboortedatum en het te opereren lichaamsdeel en de operatiebenodigdheden gecontroleerd. Medicijnen De anesthesioloog bepreekt met u welke medicijnen u mag blijven gebruiken en welke u moet stoppen. Indien u bloedverdunners gebruikt, overlegt uw behandelend arts met u of u deze kunt door gebruiken of moet stoppen. Heeft u hierover vragen, stel ze dan aan uw behandelend arts. Anesthesie Omdat de ingreep onder anesthesie gebeurt, brengt u voor de opname een bezoek aan het preoperatieve spreekuur van de anesthesioloog. Hiervoor krijgt u een afspraak. Tijdens dit gesprek wordt uw algehele gezondheidstoestand beoordeeld. Indien nodig worden aanvullende onderzoeken afgesproken. Ook krijgt u uitleg over de mogelijke vormen van anesthesie en informatie over de gang van zaken rondom de operatie. Informatie over de anesthesie en pijnbehandeling vindt u tevens in de folder ‘Behandeling of onderzoek onder anesthesie’.
3
Operatie onder algehele anesthesie Opname Bij een operatie onder algehele anesthesie wordt u een dag vóór de operatie of op de dag van de operatie zelf opgenomen op de Short Stay Unit of de verpleegafdeling Urologie / Gynaecologie. U wordt ontvangen door een verpleegkundige die met u de gang van zaken van de opname bespreekt. Als u een dag voor de operatie komt volgt ook een gesprek met de zaalarts. Als u medicijnen gebruikt, neemt u deze in originele verpakking mee. Verder heeft u toiletartikelen en dergelijke nodig voor een nacht.
De operatie
Ter voorbereiding op de operatie krijgt u van de verpleegkundige een operatiejasje. Vaak krijgt u al op de afdeling rustgevende medicijnen. De verpleegkundige brengt u vervolgens naar de operatiekamer. Daar wordt u ontvangen en onder anesthesie gebracht. Tijdens de operatie ligt u op uw buik. De definitieve elektrode en inwendige stimulator worden geplaatst. De arts maakt twee kleine sneden, één in de onderrug en één net boven de bil. De operatie zelf duurt ongeveer twee uur. Verkoeverkamer Na de operatie wordt u naar de uitslaapkamer ofwel verkoeverkamer gebracht. Daar worden voortdurend de bloeddruk, pols, temperatuur en dergelijke gecontroleerd. U heeft na de operatie een infuus om vocht en medicijnen toe te dienen. Soms heeft u ook een blaaskatheter zodat de urine ongestoord af kan vloeien. Als alle controles in orde zijn, de pijn voldoende onderdrukt wordt door de pijnmedicatie en u voldoende wakker bent, kunt u terug naar de verpleegafdeling. Verpleegafdeling De verpleegafdeling gaat door met het controleren van bloeddruk, pols en temperatuur. De verpleegkundige vraagt regelmatig of de pijn voldoende onder controle
4
is. Als u zich goed voelt en niet misselijk bent, kunt u starten met drinken en daarna met eten. Als alles goed gaat wordt het infuus afgesloten. Eerste dag na de operatie Als u een blaaskatheter heeft gekregen wordt deze de eerste dag na de operatie verwijderd. Als u zich goed voelt, de wondjes goed genezen en de pijn met medicatie onder controle is, kunt u naar huis. De neurostimulator is nog niet aangezet. Dit doet uw behandelend arts als u, na ongeveer twee tot drie weken, voor het eerst weer op de polikliniek komt. Er wordt gewacht met aanzetten omdat de genezing van de wond de eerste dagen de reactie op de stimulatie kan verstoren. Bij de meeste patiënten moet de stimulatie daarna nog enkele keren worden aangepast. Weer thuis Na elke operatie, hoe klein ook, moet u zich de eerste periode in acht nemen bij bewegingen, werk en sport. Het operatiegebied kan de eerste tijd nog pijnlijk zijn. Meestal verdwijnt dit vanzelf. De hechtingen lossen vanzelf op. Als de neurostimulator is geplaatst, kunt u contactsporten zoals karate of ijshockey niet meer uitoefenen. Ook kan een MRI-onderzoek van de lage rug of het bekken ertoe leiden dat de neurostimulator kapot gaat. U krijgt een pasje mee waar op staat dat u een neurostimulator hebt. Dit is nodig voor poortjes bij vliegvelden of in sommige winkels. Operatie onder lokale anesthesie Het is ook mogelijk de neurostimulator onder lokale anesthesie te plaatsen. Hiervoor wordt meestal gekozen als het effect van de proefstimulatie niet helemaal duidelijk is. Deze operatie gaat in twee fasen. Eerste fase De eerste fase is eigenlijk een voortzetting van de proefstimulatie. In de eerste fase wordt, na anesthesie van de huid, de elektrode bij de sacrale zenuw geplaatst. Met een röntgenfoto wordt gecontroleerd of de elektrode op de goede plaats zit. Deze elektrode wordt via een geleidedraad met een uitwendige stimu-
5
lator verbonden die u een aantal dagen of weken bij u draagt. Hiermee wordt het plassen beter en gedurende langere tijd gemeten dan tijdens de proefstimulatie. U wordt voor een dag opgenomen op de verpleegafdeling en kunt ’s avonds weer naar huis. Om infectie te voorkomen krijgt u, voor en na de operatie, antibiotica. Om eventuele pijn te bestrijden krijgt u pijnmedicatie. Tweede fase Als de eerste fase goede resultaten heeft laten zien, kan in de tweede fase de definitieve inwendige stimulator worden geplaatst onder lokale anesthesie. Ook nu kunt u ’s avonds weer naar huis. Ook nu krijgt u op de dag van de operatie antibiotica en pijnmedicatie. Bovendien geeft uw behandelend arts u uitleg over de bediening van de stimulator.
Contact
Bij ontslag uit het ziekenhuis maakt de verpleegkundige een afspraak voor een controlebezoek bij uw behandelend arts op de polikliniek. Dit vindt in de regel ongeveer twee tot drie weken na ontslag plaats. Uw behandelend arts spreekt de daarop volgende bezoeken aan de polikliniek met u af. Als u tussentijds thuis last krijgt van onderstaande klachten, neemt u dan contact op met uw behandelend arts. Dit kan tijdens kantooruren via de polikliniek en buiten kantooruren via de verpleegafdeling of de Short Stay Unit. In het weekend belt u met de verpleegafdeling. Het gaat om klachten als: Ernstige aanhoudende pijn. Flinke roodheid, zwelling en warmte bij de operatiewondjes. Koorts boven 38,5 graden Celcius.
• • •
Tot slot
Deze folder schetst in zijn algemeenheid de gang van zaken bij het plaatsen van een neurostimulator. In samenspraak met uw behandelend arts kan hier soms van afgeweken worden. Meer informatie is ook te verkrijgen bij de Patiëntenvereniging voor Neurostimulatie: www.pvvn.nl.
6
Ruimte voor uw notities
09-2015-6622
Adressen Polikliniek Urologie Hoofdingang Geert Grooteplein-Zuid 10 6525 GA Nijmegen Volg route 725, Poliplein C0 Verpleegafdeling Urologie Hoofdingang Geert Grooteplein-Zuid 10 6525 GA Nijmegen Volg route 753, zone C5 Short Stay Unit (SSU) Hoofdingang Geert Grooteplein-Zuid 10 6525 GA Nijmegen Volg route 821 Contact 024 - 361 38 03 De polikliniek is telefonisch bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.00 - 17.00 (volg het keuzemenu) Verpleegafdeling Urologie 024 - 361 34 20 Short Stay Unit: 024 - 361 3473 (bereikbaar op werkdagen)
Radboud universitair medisch centrum