Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Aan: Van: Betreft: Datum:
1.
leden van het Bestuurlijk Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Coördinatiecommissie Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Voortgangsrapportage Nationaal Programma Ouderenzorg februari 2010
Inleiding
Op 4 april 2008 is het Nationaal Programma Ouderenzorg van start gegaan. Inmiddels zijn bijna twee jaar van het programma verstreken en is er veel in gang gezet. Met deze notitie wordt u geïnformeerd over de tussenstand van het Nationaal Programma Ouderenzorg in het algemeen en in de regio Noord in het bijzonder. Eerst wordt kort de doelstelling en aanpak van het programma beschreven en vervolgens de resultaten die zijn geboekt na twee jaar.
2. Nationaal Programma Ouderenzorg Het Nationaal Programma Ouderenzorg is een programma van ZonMw, in samenwerking met de NFU. Opdrachtgever is het ministerie van VWS. Voor dit programma is 80 miljoen euro beschikbaar. Het programma is in april 2008 van start gegaan en duurt vier jaar. Doel Doel van het NPO is het realiseren van meerwaarde voor de oudere met complexe problematiek, via een integraal zorg- en ondersteuningsaanbod op maat dat leidt tot een betere zelfredzaamheid, meer functiebehoud, minder zorggebruik en minder zorg/behandelbelasting. De meerwaarde voor de oudere is het primaire eindpunt van het programma. Daarnaast gaat het ook om de meerwaarde op het niveau van organisaties en beroepsbeoefenaren en de maatschappij. Aanpak van het programma Het programma kent drie kernelementen: 1. het opzetten van een organisatorische infrastructuur; 2. het binnen de regionale netwerken uitvoeren van experimenten en projecten; 3. het verspreiden en implementeren van opgedane kennis. 1. Organisatorische infrastructuur De acht universitair medische centra (umc) zijn in 2008 gevraagd het voortouw te nemen in de vorming van regionale netwerken ouderenzorg waarin alle betrokkenen in de zorg en ondersteuning van ouderen met complexe problematiek elkaar ontmoeten: zorgaanbieders, verzekeraars, gemeenten, woningcorporaties en niet in de laatste plaats de kwetsbare ouderen zelf. Hun behoeften en zorgvragen staan centraal. Samen moeten de netwerken zoveel mogelijk een landelijke dekking gaan krijgen. In het afgelopen jaar zijn acht regionale netwerken gevormd. De bestuurlijke samenwerking is hierbinnen formeel vastgelegd. Organisaties vanuit de domeinen preventie, cure, care en welzijn hebben zich bereid
1
verklaard samen te werken aan een integraal zorg- en ondersteuningsaanbod op maat, met als vertrekpunt de behoefte van de oudere met complexe problematiek. Alle acht netwerken zijn door ZonMw beoordeeld op hun visie hoe zij de ouderenzorg willen gaan veranderen en welke eindpunten (meerwaarde) zij willen behalen, hun afspraken in de vorm van een samenwerkingsovereenkomst op bestuurlijk niveau, en hun helderheid over de wijze waarop de inbreng van de oudere met complexe problematiek is geregeld (bijv. prioritering van thema’s van het netwerk). Alle acht umc-geïnitieerde netwerken zijn in 2008 gehonoreerd met een netwerksubsidie en werken aan het ontwikkelen en uitwerken van projectvoorstellen, met als vertrekpunt de behoefte van de kwetsbare oudere. Door de netwerken worden regelmatig regionale bijeenkomsten georganiseerd om betrokkenen te informeren over het programma en het netwerk, ideeën te verzamelen, voorstellen te ontwikkelen en in te dienen. In de regio Noord krijgt dit als volgt gestalte:
2. Experimenten en projecten Binnen alle acht umc-geïnitieerde netwerken zijn voorstellen voor transitie-experimenten en onderzoeksen implementatieprojecten ontwikkeld en voor subsidie voorgedragen in de twee gehouden subsidierondes in 2008 en de subsidieronde van begin 2009. De programmacommissie van ZonMw heeft de geplande vierde subsidieronde in het najaar van 2009 uitgesteld naar februari 2010. Deze ronde in februari 2010 zal de laatste ronde zijn waarin transitie-experimenten en onderzoeksprojecten kunnen worden ingediend. Transitie-experimenten In de zogeheten transitie-experimenten wordt de zorg zodanig ge(her)organiseerd dat deze beter aansluit bij de behoeften van de oudere met complexe problematiek en leidt tot een meerwaarde voor hen. Dit betekent veelal dat de grenzen worden opgezocht van bestaande regels, afspraken, individuele belangen en/of budgetten. Het is een voorwaarde in het Nationaal Programma Ouderenzorg dat van tevoren heldere afspraken worden gemaakt op bestuurlijk niveau. Deze afspraken gaan verder dan (intenties tot) samenwerken op inhoud. Het gaat ook om afspraken over het omgaan met belangen of verschuiven van middelen. Voor zover vernieuwende experimenten nog niet passen binnen de bestaande regelgeving, biedt het programma, via een speciale beleidsregel van de Nza, transitieruimte. De experimenten worden begeleid door een wetenschappelijke evaluatie en maken gebruik van een landelijk overeengekomen basisset van uitkomstmaten op het niveau van de oudere en zijn of haar mantelzorger. Onderzoeks en implementatieprojecten In relatie tot de thema’s van de experimenten kunnen de netwerken voorstellen doen voor onderzoeks- en implementatieprojecten. Onderzoeksprojecten zijn projecten die leiden tot toepasbare kennis die bijdraagt aan verbetering van de zorg voor de ouderen met complexe problematiek. Implementatieprojecten zijn gebaseerd op de implementatie van bestaande kennis en ervaring. In deze fase van het programma is het kleine aantal ingediende implementatieprojecten niet zo verwonderlijk, aangezien er nog geen resultaten van experimenten beschikbaar zijn. ZonMw ziet er op toe dat in een later stadium meer aandacht komt voor de implementatie van kennis en ervaring opgedaan in de experimenten. In bijlage 1staat vermeld welke projecten tot dusver door ZonMw zijn gehonoreerd. 3.
Het verspreiden en implementeren van kennis
Communicatie en afstemming tussen de netwerken onderling
2
Uitwisseling en afstemming tussen de netwerken is vormgegeven middels verschillende bijeenkomsten. Zo zijn er bijeenkomsten van de NFU werkgemeenschap (umc- en perifere netwerken stemmen transitieexperimenten met elkaar af), coördinatorenoverleg (verschillende zaken in de praktische uitvoering worden besproken, van communicatieplan tot oudereninbreng, etc.), een besloten digitale omgeving zorgt voor verdere uitwisseling. Een website www.nationaalprogrammaouderenzorg.nl informeert over de laatste stand van zaken. ZonMw heeft een nederlandstalige en engelstalige folder ontwikkeld en een nieuwsbrief met inmiddels ruim 1100 abonnees verschijnt iedere zes weken en bericht over actuele zaken. Evaluatie programma Vanaf begin 2009 loopt een evaluatie mee met het programma, uitgevoerd door Regioplan. Het evaluatieonderzoek helpt stap voor stap in kaart brengen wat het programma bereikt, en hoe het proces verloopt. Daarbij kijken de onderzoekers naar het programma zelf, de netwerken en de projecten. Er komt een overzicht van behaalde resultaten. En ook van factoren die belemmeren en bevorderen, zoals organisatorische, bestuurlijke en financiële factoren. De eerste tussentijdse evaluatie is in 2010 beschikbaar. Site visits ZonMw zal bij elk netwerk een of twee site visits zal afleggen. Deze site visits starten begin 2010. De site visits staan allereerst in het teken van onderlinge uitwisseling van informatie tussen de programmacommissie en vertegenwoordigers van het netwerk.Daarnaast dienen de site visits nog een ander doel, namelijk de werkwijze en de resultaten van de netwerken en transitie-experimenten aan de hand van de geformuleerde doelstellingen te toetsen. Het resultaat van de site visits is dat het desbetreffende netwerk aanbevelingen krijgt om waar nodig te verbeteren. Deze aanbevelingen kunnen zijn op het gebied van de netwerkstructuur en de samenwerking van de netwerkpartners, maar ook op het gebied van de uitvoering van experimenten en projecten. Ook de budgettaire verantwoording is een onderwerp van de site visit. Implementatieprojecten en onderzoeksprojecten zijn in principe geen onderwerp van de site visits. Daarvoor wordt, volgens ZonMw procedure, halverwege de looptijd van het project, een voortgangsverslag gevraagd. Uitkomsten van de voortgangsverslagen en site visits worden door ZonMw, na consensus van het netwerk, gedeeld met Regioplan Beleidsonderzoek ten behoeve van de evaluatie van het Nationaal Programma Ouderenzorg.
3
3.
Netwerk Ouderenzorg Regio Noord
Omvang regio Noord De OOR-regio van het UMCG omvat de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en een deel van Overijssel. In de regio Noord wonen naar schatting 300.000 mensen van 65 jaar en ouder. Het percentage ouderen is in de regio Noord hoger dan in de rest van Nederland. Structuur van het netwerk Het Netwerk Ouderenzorg Regio Noord bestaat uit een: • Coördinatiecommissie • Bestuurlijk netwerk • Wetenschapscommissie • Klankbordgroep Ouderen, Mantelzorgers en Vrijwilligers
Organogram: Netwerk Ouderenzorg Regio Noord
Coördinatiecommissie
Klankbordgroep Wetenschapscommissie
Bestuurlijk Netwerk Ouderenzorg Regio Noord
Ouderen, Mantelzorgers en Vrijwilligers
4
Coördinatiecommissie De coördinatiecommissie komt wekelijks bijeen en is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van doelstellingen van het programma ouderenzorg en draagt zorg voor de coördinatie van alle activiteiten en afstemming van de verschillende onderdelen. De Coördinatiecommissie bestaat uit: Coördinatiecommissie • • •
Prof.dr. J.P.J. Slaets, voorzitter Prof.dr. E. Buskens, voorzitter wetenschapscommissie Mw. drs. A.V.M. van Etten, programmamanager ouderenzorg
Wetenschapscommissie De wetenschapscommissie beoordeelt de ingediende aanvragen van experimenten, onderzoeks- en implementatieprojecten inhoudelijk op kwaliteit. Daar waar nodig adviseert de commissie omtrent de aanvraag en kunnen commissieleden op verzoek, hierbij assisteren. Wetenschapscommissie Prof. dr. E. Buskens, Epidemiologie Dr. H. Boter, Epidemiologie
voorzitter secretaris
Leden • Prof. dr. C.T.B. Ahaus, Bedrijfskunde • Dr. J.H. Dekker, Huisartsgeneeskunde • Drs. W. Huese, Zorgbelang Groningen • Prof. dr. S.A. Reijneveld, Public health • Dr. C.P. van der Schans, Hanzehogeschool Groningen • Dr. R.B. Veenhuizen, Verpleeghuisgeneeskunde • Dr. G.J. Izaks, Ouderengeneeskunde • Prof. dr. J.C. Wortmann, Information Systems Business & ICT
Bestuurlijk Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Het bestuurlijk netwerk vormt het bestuurlijk samenwerkingsverband van de partijen in de regio Noord. Het bestuurlijk netwerk beoordeelt onder meer de inhoudelijke relevantie van projecten die in het kader van het NPO in de regio Noord worden ontwikkeld. Inmiddels hebben zo’n 50 organisaties zich aangesloten bij het netwerk.
5
Bestuurlijk Netwerk Ouderenzorg regio Noord Mw. J. Visscher, wethouder gemeente Groningen Mw. drs. A.V.M. van Etten, programmamanager ouderenzorg secretaris
voorzitter
Leden • De Friese Wouden • De Friesland Zorgverzekeraar • De Hoven • De Tjongerschans • Dignis / Lentis • Districts Huisartsen Vereniging Groningen • Doktersdiensten Groningen • Eveangroep • Frieslab • Gemeente Groningen • GGz Friesland • Het Oude Ambt • Huisartsenkring Zwolle / Flevoland • Huisartsenvereniging Groningen • Humanitas • Isala Klinieken • Leveste • Martiniziekenhuis • Menzis • NOVO • Ommelander Ziekenhuisgroep • OSO • Partoer CMO Fryslan • SBO Drenthe • SOOG • Stichting Welstad • Stichting Friese Ouderenbonden • Stichting Groningen Plus • Stichting MJD Groningen • Stichting Oosterlengte • Stichting Platform Hattinga Verschure • Stichting Senioren aan de Slag • Talant • Thuiszorg Groningen • UMCG • Vereniging van Verpleeghuisartsen • Vilans • Wenckebach Instituut • Woonzorgcentra 't Gooregt • Ziekenhuisgroep Twente • Zorg InnovatieForum • Zorgbelang Drenthe • Zorgbelang Groningen • Zorgcombinatie Noorderboog • Zorggroep Groningen • Zorggroep Middenveld Drenthe • Zorggroep Noorderbreedte • Zorggroep Pasana • ZuidOostZorg
6
Klankbordgroep Ouderen, Mantelzorgers en Vrijwilligers. De klankbordgroep bestaat onder andere uit vertegenwoordigers van ouderenbonden en mantelzorgorganisaties in onze regio. Deze klankbordgroep komt ongeveer driemaal per jaar bijeen en heeft een adviserende rol. De klankbordgroep wordt periodiek geïnformeerd over de ontwikkelingen binnen het bestuurlijk netwerk, de keuze van thema’s en voortgang van projecten.
Klankbordgroep Ouderen, mantelzorgers en vrijwilligers •
Mw. drs. A.V.M. van Etten, programmamanager ouderenzorg
voorzitter
Leden • P. Alt, Organisaties Samenwerkende Ouderenorganisaties, provincie Groningen (OSO) • D. Appeldoorn, voorzitter Stichting Bonden van Ouderen in de provincie Drenthe (SBODrenthe) • B.O. Boersma, voorzitter ANBO gewest Groningen • L. Colly-Breedveld, Senioren aan de slag • F.E. Colnot, voorzitter Stichting Platform Hattinga Verschure • A. Douma – Blaauw, voorzitter ANBO Afdeling Zuidhorn • G.P. Folkersma, ANBO Drenthe • A.J. Greuter, voorzitter OSO Groningen • H. Hollander, senior adviseur, Zorgbelang Drenthe • I.J. Huisman – Holmersma, secretaris ANBO Drenthe • H. Kapinga, bestuur SBO-Drenthe • Mevr. M.L.A. Lauxen, Katholieke Bond voor Ouderen • J.A. Leegwater, OSO Groningen • G. Los, secretaris Stichting Groningen Plus • T. Reyntjes-Kramer, ANBO Drenthe • O. Rinkema, secretaris PCOB • Th. Swart, voorzitter Stichting Friese Ouderenbonden
Denktank60+Noord De Denktank60+Noord is geen formeel onderdeel van de organisatiestructuur van het netwerk maar is een groep ouderen die professioneel werkzaam zijn geweest in de sector en die zich nu verenigd hebben in de denktank60+Noord. Deze groep ouderen beschouwt zich als de ‘’nieuwe ouderen’’. Nieuwe ouderen vormen een generatie die steeds minder kijkt naar de overheid vanuit de verwachting dat die voor oplossingen zorgt. Nieuwe ouderen verwachten niet alle heil van maatschappelijke organisaties voor wonen, welzijn en zorg. Nieuwe ouderen willen zelf aan de bak en zelf de regie in handen houden over ontwerp en realisatie van hun leven en hun leefomgeving. De Denktank60+Noord zet zich in om gedachte-experimenten aan te gaan over een noodzakelijke paradigmawisseling. De coördinatiecommisise voert met enige regelmaat overleg met de denktank en maakt gebruik van hun expertise rondom belangrijke vraagstukken.
Resultaten Netwerk Ouderenzorg Regio Noord
7
Communicatie In 2009 is een website ontwikkeld voor het netwerk, www.npo.umcg.nl. Naast de website wordt een digitale nieuwsbrief verspreid onder de leden en andere belangstellenden van het netwerk. Deze nieuwsbrief is inmiddels tweemaal verschenen. Bestuurlijk netwerk Met de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst, door twaalf partijen, op de eerste regiobijeenkomst op 15 oktober 2008, is het Bestuurlijk Netwerk Ouderenzorg Regio Noord op 15 oktober 2008 van start gegaan. Het netwerk heeft zich verder ontwikkeld en inmiddels maken zo’n 50 partijen deel uit van het netwerk. Het voorzitterschap van het netwerk wordt inmiddels vervuld door de wethouder Zorg en Welzijn van de gemeente Groningen. Het netwerk is driemaal bijeen geweest (december 2008, juni 2009 en december 2009). Belangrijke onderwerpen die het bestuurlijk netwerk heeft besproken zijn ondermeer de beoordeling van vooraanmeldingen voor projecten op hun relevantie voor de regio, de deelname van netwerkpartners aan het transitieproject van de regio en de bestuurlijke structuur van het netwerk. Met de toetreding van een steeds groter aantal partijen tot het netwerk is de bestuurlijke structuur van het netwerk onderwerp van aandacht geworden. In 2010 zal een nieuwe –getrapte- bestuurlijke structuur worden ingevoerd bestaande uit een kleinere bestuurscommissie met daaraan gekoppeld inhoudelijke commissies. Daarnaast wordt eenmaal per jaar een bijeenkomst gehouden voor alle leden van het bestuurlijk netwerk. Klankbordgroep De Klankbordgroep is drie keer bijeen geweest. De vergaderingen van de Klankbordgroep bestaan enerzijds uit deskundigheidsbevordering van de ouderen en daarnaast wordt de Klankbordgroep om advies gevraagd. Onderwerpen die aan de orde zijn geweest zijn: de theoretische achtergrond van het transitieexperiment, het project een krachtig cliëntperspectief in het NPO van de Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO), de theoretische achtergrond van de GRIP -en GLANS-cursussen, de implementatiestrategieën ten aanzien van deze cursussen in de regio Noord. Projecten in de regio Noord Voor de regio Noord is een voorselectieprocedure ontwikkeld voor projecten die namens het netwerk ingediend worden bij ZonMw. Het Bestuurlijk Netwerk Ouderenzorg Regio Noord beoordeelt de vooraanmeldingen eerst op passendheid binnen het NPO en relevantie voor de regio. De Wetenschapscommissie van Regio Noord beoordeelt daarna de projecten op wetenschappelijke kwaliteit en relevantie. De commissie kijkt ook naar overlap of samenhang tussen projecten zodat zij indieners van vergelijkbare projecten met elkaar in contact kan brengen en samenwerking kan bevorderen. Indieners kunnen projecten met een positief advies van het Netwerk Ouderenzorg Regio Noord uitwerken en de uitgewerkte aanvraag indienen bij ZonMw . Er zijn tot dusver 3 subsidierondes geweest, te weten juni 2008, oktober 2008, februari 2009. Het UMCG heeft de netwerksubsidie gekregen en daarnaast zijn drie projecten gehonoreerd, een transitieproject, een onderzoeksproject en een implementatieproject. Een korte beschrijving van deze projecten treft u aan in bijlage 1.
8
Resultaten UMCG Ronde 1 en 2
Ronde 3
Netwerksubsidie Transitie-experiment Onderzoeksproject Implementatieproject
750.000,2.546.914,-. 668.368,407.403 TOTAAL
€ 4.372.685,-
Onderzoeksproject “Het triageinstrument: (predictieve) validiteit van de Groninger Frailty Indicator, de INTERMED client versie en de Welbevindenlijst Het project bestaat uit twee substudies. De dataverzameling van de eerste ‘cross-sectionele’ substudie kon in 2009 onder ruim 350 ouderen plaatsvinden door voorfinanciering vanuit Menzis, Evean en het UMCG. De data-analyse gaat binnenkort van start. De dataverzameling onder ongeveer 6000 ouderen ten behoeve van de tweede ‘longitudinale’ substudie (add-on studie bij LifeLines) gaat ook binnenkort beginnen. Eind 2009 is een junior onderzoeker aangesteld die op dit onderzoeksproject gaat promoveren. Transitieexperiment ‘’Analyse van zorgbehoefte en organiseren van zorg en ondersteuning vanuit het perspectief van ouderen’’ In het afgelopen half jaar zijn 32 werkplaatsen geworven voor het transitieproject van de regio Noord. Al deze werkplaatsen horen bij organisaties die deel uitmaken van het netwerk. Met deze organisaties is een contract afgesloten waarin de gemaakte afspraken zijn vastgelegd. Er is een stuurgroep samengesteld. Met de disciplinegroep Huisartsgeneeskunde en de Faculteit Economie en Bedrijfskunde zijn afspraken gemaakt over twee promotietrajecten. Het transitieproject gaat binnenkort van start met het trainen van de medewerkers die de vragenlijsten gaan afnemen bij de 2000 ouderen die in het onderzoek betrokken worden. Vervolgens hebben de werkplaatsen een half jaar de tijd de 2000 ouderen te includeren en de vragenlijsten voor de eerste keer af te nemen. 4e subsidieronde (februari 2010) ZonMw heeft in het voorjaar 2009 besloten de geplande 4e subsidieronde uit te stellen, naar februari 2010. Feitelijk is daarmee een subsidieronde komen te vervallen. Voor deze 4e subsidieronde heeft ZonMw aangegeven dat vooral projecten kans maken die een koppeling maken tussen medisch gerichte zorg en welzijnsaspecten. Deze subsidieronde is de laatste ronde waarin zowel transitie-, onderzoek- en implementatieprojecten kunnen worden ingediend. In de volgende ronde kunnen alleen implementatieprojecten worden ingediend. ZonMw heeft waarschijnlijk nog ongeveer € 10- € 15 miljoen beschikbaar voor nieuwe projecten. In de regio Noord zijn 17 vooraanmeldingen ingediend. Deze projecten zijn in december 2009 door zowel het bestuurlijk netwerk als de wetenschapscommissie beoordeeld. Zes projecten hebben een positief advies gekregen om verder uit te werken. Daarnaast worden drie projecten die al eerder bij ZonMw zijn ingediend, aangepast en opnieuw ingediend. In totaal zijn 9 projecten namens het netwerk ingediend. In bijlage 3 staan deze projecten kort beschreven. Rond de zomer 2010 zal bekend zijn welke projecten door ZonMw mogelijk worden gehonoreerd.
9
Projectaanvragen 4e subsidieronde
Organisatie UMCG
Indiener P.P.M. Bakker
Naam Project Interdisciplinair opleidingsmodel Ouderenzorg Samen ontwikkelen, samen opleiden en samenwerken *)
UMCG
K. Wynia
Programma Geïntegreerde Ouderenzorg (PGO): Herontwerp van het zorgaanbod: naar vraaggerichte samenhangende proactieve en preventieve zorg en begeleiding voor ouderen
UMCG
R.M.H. Schaub
De doelmatigheid van mondzorg aan huis
UMCG
G.J. Dijkstra
Het implementeren van de "Verzoamelstee": het gebruik van ICT-voorzieningen voor het verhogen van welzijn, kwaliteit van leven en zelfredzaamheid van ouderen.
Hanzehogeschool Groningen
M.H.G. de Greef
DELFGOUD: een innovatieve strategie om de sociale competentie en gezonde leefstijl van zelfstandig wonende ouderen van > 70 jaar in achterstandswijken te bevorderen
UMCG
P.A. Wiegersma
Help, dement! Patiënt en mantelzorger aan het woord *)
Medisch Centrum Leeuwarden
D.Z.B. van Asselt
Preventie, vroegtijdige opsporing en probleemgeoriënteerde behandeling van ondervoeding bij kwetsbare thuiswonende ouderen: effect op kwaliteit van leven, voedingstoestand en kosten *)
UMCG
D. Kuiper
DCM-THUIS: Bruikbaarheid en effect van Dementia Care Mapping (DCM) op de kwaliteit van leven van thuiswonende mensen met dementie, de draagkracht van mantelzorgers en de arbeidstevredenheid van thuiszorgmedewerkers.
UMCG
G.J. Dijkstra
Omtinker, meitinker, buurtcontactpersoon of buurtcoördinator? Naar een werkbaar model voor cliëntondersteuning *) hernieuwde aanvraag
10
Bijlage 1
Landelijk overzicht goedgekeurde projecten ZonMw
Tot nu toe (januari 2010) zijn onderstaande projectvoorstellen goedgekeurd door de programmacommissie van het Nationaal Programma Ouderenzorg. De aanvragen variëren van een omvangrijk project door organisatieverandering, dat kwetsbaarheid bij ouderen tijdig helpt herkennen, tot onderzoek naar een bepaalde interventie. Het programma onderscheidt drie soorten projecten: transitie-experimenten (T), onderzoeksprojecten (O) en implementatieprojecten (I).
Landelijk
O
TITEL
DOEL
Evaluatie van casemanagement
Meer inzicht krijgen in hoe casemanagement bij
dementie
dementie in de praktijk vorm gegeven wordt en wat de implementatievoorwaarden, de succes- en faalfactoren, de effecten, kosten en baten bij de diverse voorkomende varianten van casemanagement zijn.
11
NETWERK AMSTERDAM (Kring Ouderenzorg KOZ, AMC en partners)
T
TITEL
DOEL
Een transmurale zorgbrug tussen 2e
Onderzoeken of de zorgtransitie - bestaande uit
en 1e lijn
geïntegreerde zorg voor acuut opgenomen oudere ziekenhuispatiënten reikend tot over de muren van het ziekenhuis - leidt tot een behoud van functie en zelfredzaamheid van ouderen met een verhoogd risico op functieverlies na ontslag uit het ziekenhuis.
O
Thema "Acute care"
Bestuderen van effect van melatoninesuppletie op het
onderzoeksvoorstel OAZ1 bij T2.
voorkomen van postoperatief delier in kwetsbare oudere
Preventieve behandeling en
patiënten die acuut in het ziekenhuis worden opgenomen
vroegtijdige detectie van delirium
voor niet geplande operatie heupfractuur.
in ziekenhuis bij ouderen met een heupfractuur.(MAPLE: Melatonin Against PLacebo in Elderly patients) O
OAZ4: Acute Care, ICOVE:
Systematische verbetering van eerstelijns en
Development of a pro-active
tweedelijnszorg en de overdracht van zorg voor oudere
Decision Support System in
personen door de naleving van de samengevoegde QI's
Primary and Secondary Care using
op basis van ACOVE en vervolgens patiëntuitkomsten
ACOVE with update via Dutch
verbeteren.
Cochrane T
Ketenzorg voor mensen met
Zorg en ondersteuning voor mensen met dementie en
dementie
hun mantelzorgers, afgestemd op hun individuele behoeftes, in samenhang, op het juiste moment.
12
NETWERK AMSTERDAM (Ouderennet VUmc en partners)
O
TITEL
DOEL
Gewrichtsklachten bij ouderen:
De betekenis en de gevolgen van gewrichtspijn bij
vroege signalering van
ouderen met comorbiditeit in kaart brengen, waarbij het
kwetsbaarheid en identificatie van
perspectief van ouderen centraal staat.. In het project
knelpunten in de zorg
wordt onderzocht de prevalentie van ‘frailty’ in deze hoog-risico groep en worden de functionele gevolgen van gewrichtspijn in termen van mobiliteit, participatie in sociale activiteiten, zelfredzaamheid en kwaliteit van leven in kaart gebracht.
T
De kwetsbare oudere centraal in
Verbeteren van de gezondheid, zelfredzaamheid en
samenhangende zorg
functioneren van kwetsbare ouderen, van de kwaliteit van leven bij ouderen tijdens de laatste levensfase, en hun mantelzorgers, door implementatie van het Geriatrisch Zorgmodel.
I
Levenslust: betere toegang tot zorg
Kwetsbare ouderen die reeds een klinische depressie
voor depressieve ouderen
hebben beter en eerder op te sporen en te behandelen en om de ontwikkeling van depressie te verhinderen bij die kwetsbare ouderen die nog geen depressie hebben maar wel een hoog risico daarop.
T
Ketenzorg voor mensen met
Zorg en ondersteuning voor mensen met dementie en
dementie
hun mantelzorgers, afgestemd op hun individuele behoeftes, in samenhang, op het juiste moment.
13
NETWERK GRONINGEN (Netwerk Ouderenzorg, Regio Noord)
T
TITEL
DOEL
Analyse van zorgbehoefte en
Vraaggestuurde zorgpaden voor de ouderenzorg
organiseren van zorg en
ontwikkelen, gebaseerd op de integratie van de expertise
ondersteuning vanuit het
van zorgverleners en de door ouderen ervaren
perspectief van de oudere
problemen. Preventie van zorgafhankelijkheid en bevordering van welbevinden en onafhankelijkheid, en op bij behoefte aansluitende zorg(paden) worden beoogd.
O
Het triageinstrument: validiteit van
1) Bepalen van klinimetrische eigenschappen
GFI, Intermed en Welbevinden lijst
(bruikbaarheid, betrouwbaarheid en validiteit) van INTERMED-client en welbevinden lijst 2) Predictieve validiteit van GFI, INTERMED en welbevindenlijst 3) Prevalentie kwetsbaarheid
I
De implementatie van de GRIP- en
Doel is, de systematische evaluatie van de implementatie
GLANS-cursussen: een
van de GRIP- en GLANS-cursussen. Het project moet
zelfmanagement cursusaanbod voor duidelijk maken of een planmatige invoering van de ouderen gericht op eigen regie en
GRIP- en GLANS-cursussen zin heeft, welke
welbevinden
bevorderende en belemmerende factoren een rol spelen, op welke niveaus, en of en hoe bestendiging van dit aanbod gerealiseerd kan worden.
14
NETWERK LEIDEN (Academische Werkplaats Ouderenzorg Noordelijk Zuid-Holland)
T
TITEL
DOEL
ISCOPE
Invoeren van een eenvoudig structureel signaleringssysteem voor problemen in fysiek, psychisch en sociaal functioneren bij 75-plus ouderen met aansluitend het opstellen en uitvoeren van een zorgactieplan.
O
Van ‘meedenken met’ naar
Bieden van hulp en helderheid bij de dagelijkse
‘beslissen voor’. Morele problemen
problemen van morele aard rond de overname van zorg,
bij zorgbeslissingen van
waarmee naasten en zorgverleners geconfronteerd
familieleden en mantelzorgers voor
worden in de zorg voor verminderd beslissingsvaardige
verminderd beslissingsvaardige
ouderen.
ouderen in de thuissituatie. O
Effect van functioneel trainen op de Vaststellen van de (kosten)effectiviteit van een zelfredzaamheid van kwetsbare 75-
functioneel trainingsprogramma aan huis in vergelijking
plus ouderen
met reguliere fysiotherapie op zelfredzaamheid van kwetsbare ouderen (75 plus) met problemen in fysiek functioneren
I
Optimalisering van de kwaliteit van Kwaliteit van medische zorg voor ouderen in medische zorg in
verzorgingshuizen verbeteren door invoeren van nieuw
verzorgingshuizen; implementatie
zorgmodel Door middel van inzetten van geschoolde
van een veelbelovend zorgmodel
regiehuisartsen.
15
NETWERK MAASTRICHT (ACZIO)
T
O
TITEL
DOEL
Opsporen en begeleiding van
Ontwikkelen en evalueren van een cliëntvriendelijke
ouderen in een kwetsbare positie.
keten van zorgvoorzieningen om zo samenhang en
Op weg naar een geïntegreerd
continuïteit in het totale zorgtraject te waarborgen vanaf
ketenzorgmodel
het moment van vroegopsporing tot en met behandeling
The reduction of disability in
Evaluatie (effect, CEA en proces) van een mulifactoriele
community-dwelling frail elderly; a
en multidisciplinaire interventie (toolbox) gericht op
randomized controlled trial
verminderen van beperking in activiteiten en vergroten functionele uitkomsten (QoL, depressie, eenzaamheid social support)
O
Polyfarmacy: too much or too
Verbetering van QoL door optimalisering van
little?
medicatiegebruik van patiënten met mulimorbiditeit en polyfarmacie. Bevorderen van adequaat voorschrijvingsgedrag in overleg met patiënt.
O
De waarde van G(OUD): een
Effectiviteit onderzoeken van consultatiefunctie voor
evaluatiestudie naar de effecten van
ouderen. Welk screeningsinstrument is meest valide.
de consultatiefunctie voor ouderen.
Welke HIS indicatoren zijn noodzakelijk voor efficiënte follow-up. Is keten DBC haalbaar. Is preventieve advisering effectief.
I
Duurzame borging van
Implementatie van interventies te bevorderen door de
samenhangende zorg voor
ontwikkeling van financieringsmodellen als basis voor
kwetsbare ouderen: van regionale
toekomstige contractering van complexe ouderenzorg.
initiatieven naar landelijk implementeerbare financieringsmodellen.
16
O Effecten van een op maat gesneden
Het verbeteren van de zelfredzaamheid, functiebehoud, sociale
multidisciplinair nazorgprogramma
participatie en ervaren kwaliteit van leven van oudere CVA-
voor ouderen met een CVA na
patienten die na revalidatie in een verpleeghuis naar de
afronding van revalidatie binnen het
thuissituatie worden ontslagen. Dit gebeurt door het aanbieden
verpleeghuis
van een op maat gesneden nazorgprogramma.
O Monitoring van fysieke kwetsbaarheid bij ouderen; een
Doelstellingen zijn: Ontwikkelen van een monitoringsysteem, waarmee het beloop van fysieke kwetsbaarheidsindicatoren bij
innovatief systeem ter ondersteuning thuiswonende ouderen gevolgd kan worden; van zelfmanagement en zorg. Ontwikkelen van een feedback- en adviesprogramma dat de meetgegevens vertaalt in voor de client en zijn mantelzorgers begrijpelijke informatie en adviezen t.a.v. lichamelijke activiteit; Het evalueren van de technische prestaties, praktische bruikbaarheid en acceptatie door gebruikers (ouderen, mantelzorgers en professionals) van zowel het meetsysteem als het feedback- en adviesprogramma; Het onderzoeken van de door gebruikers en professionals ervaren toegevoegde waarde van het meetsysteem en het feedback- en adviesprogramma als onderdeel van de zorgketen voor deze doelgroep, en van de factoren die van belang zijn bij implementatie van het systeem.
17
NETWERK NIJMEGEN (ZOWELL NN)
T
TITEL
DOEL
Zorg- en WelzijnsInfoPas
Het ontwikkelen, implementeren en evalueren van een
Verbeterde informatievoorziening
netwerkbreed informatiesysteem waarin informatie door
over en aan ouderen met complexe
hulpverleners wordt gedeeld en daardoor de begeleiding,
problemen en hun mantelzorgers
voorlichting en educatie van ouderen met complexe gezondheids- en sociale problematiek en hun naasten wordt verbeterd.
O
O
Validerings- en
Bepalen van uitvoerbaarheid en validiteit en
kosteneffectiviteitsstudie van een
doelmatigheid van 2-trapsscreening voor herkennen van
twee-trapsscreening naar ouderen
complexe problematiek bij ouderen. Voorspellende
met complexe problemen (TOS-
waarde van screening voor functieverlies en triage voor
studie)
succes bij NPO interventies.
Het ontwikkelen van relevante en
Ontwikkeling van een samengesteld meetinstrument dat
gestandaardiseerde
kan worden gebruikt om gezondheidszorginterventies en
meetinstrumenten voor
transitieprojecten bij ouderen te evalueren, en dat het
wetenschappelijk onderzoek in de
potentieel heeft een standaard in het veld te worden. Het
ouderenzorg (MDS project)
meetinstrument zal worden gebaseerd op de mening van ouderen en hun zorgverleners. Het zal de gebieden gezondheid, cognitie, psychisch welzijn, lichamelijke conditie en sociaal functioneren combineren.
18
NETWERK ROTTERDAM (GENERO)
T
TITEL
DOEL
Zorgprogramma voor Preventie en
Risicofactoren voor onnodig functieverlies vroegtijdig te
Herstel Een persoonsgerichte,
onderkennen bij ouderen die in het ziekenhuis worden
integrale interventie ter preventie
opgenomen en door middel van preventieve interventies
van functieverlies na
verder functieverlies te voorkomen, een snelle terugkeer
ziekenhuisopname.
naar verblijf in de thuissituatie te bevorderen en daar het functieherstel behouden. Daarnaast heeft het ZPH het doel om de belasting van de mantelzorger te verminderen en de kwaliteit van de zorg te verbeteren.
T
Ketenzorg Ouderen Walcheren
Doel: Het verbeteren van de kwaliteit en doelmatigheid van zorg aan zelfstandig wonende kwetsbare ouderen door het implementeren, evalueren en borgen van een systeemoverstijgend en schottendoorbrekend integraal zorgmodel voor ouderen. Het verbeteren van kwaliteit en doelmatigheid betreft ouderen, mantelzorgers, zorgverleners, organisatie en de maatschappij.
19
NETWERK UTRECHT (NUZO)
T
TITEL
DOEL
Ouderenzorgproject Midden
Adequaat monitoren (risico-identificatie en monitoring)
Utrecht 'Om U' Project gericht op
van wijzigingen in de bestaande zorgstructuur om zo de
het introduceren en evalueren van
zelfstandigheid van ouderen met meerdere chronische
systematische opsporing van
aandoeningen te ondersteunen
kwetsbare ouderen in de huisartspraktijk. O
Oud met Functiebehoud Het
Inzicht in somatische, functionele, cognitieve en
PROFIEL onderzoek (Preservation
psychologische factoren die bijdragen aan functiebehoud
of Functioning in Elderly) is
om zo in een vroeg stadium mensen te identificeren die
gericht op het vinden van
risico lopen op functieverlies en interventies te
determinanten van functiebehoud
ontwikkelen ter voorkoming/vertraging
bij 800 oudere mannen en vrouwen. O
Triage van inspanningsgebonden
1) Prevalentie van latente COPD en/of hartfalen onder
kortademigheid bij kwetsbare
mensen met dyspnoe
ouderen Triage of Reduced
2) Triage verschil vergelijken met usual care in oppikken
Exercise tolerance in frail Elderly
latente copd en/of hartfalen
(TREE). Dit project is gericht op
3) Effect van triage + behandeling op functionaliteit en
het evalueren van de optimale
QoL
diagnostische strategie (triage) voor het opsporen van niet-onderkend COPD en hartfalen onder kwetsbare ouderen.
20
Bijlage 2
Beschrijving gehonoreerde projecten Netwerk Ouderenzorg Regio Noord
Titel: Project Organisatie Aanvrager Projectleider Datum toekenning Looptijd
Netwerk Ouderenzorg Regio Noord Netwerksubsidie UMCG Prof. dr. J.P.J. Slaets Mw. drs. A.V.M. van Etten november 2008 juni 2008- december 2011
Het NPO financiert de oprichting van regionale netwerken. In elk netwerk participeren partijen die een rol hebben in de zorg voor ouderen - over de volle breedte. Zoals de huisarts, verpleeg- en verzorgingshuizen, het ziekenhuis, de woningcorporatie, de apotheek, de thuiszorg, de gemeente en de verzekeraar. En uiteraard zijn ook de ouderen zelf in het netwerk vertegenwoordigd. Eerst moeten de partijen de regionale samenwerking op bestuurlijk niveau goed regelen. Daarna kunnen zij bij het programma subsidie aanvragen voor projecten waarmee zij de zorg gaan verbeteren. ZonMw heeft in oktober 2008 de Netwerkaanvraag van de regio Noord goedgekeurd. Titel Project Organisatie Aanvrager Projectleider Datum toekenning Looptijd
Het triage-instrument: (predictieve) validiteit van de Groninger Frailty Indicator, de INTERMED cliënt versie en de Welbevinden lijst. Onderzoeksproject UMCG Prof. dr. J.P.J. Slaets Dr. H. Boter juni 2009 november 2009- november 2012
Vanuit het Noordelijk netwerk wordt gestreefd naar het beter en eerder signaleren van –onvervuldezorgvragen en behoeften van ouderen. Veel ouderen ervaren bovendien verschillende combinaties van problemen zoals psychosociale en medische problemen. Deze zogenaamde kwetsbare ouderen hebben een verhoogd risico op bepaalde problemen, bijvoorbeeld vallen of een ziekenhuisopname. Om dat te voorkomen is een triage-instrument ontwikkeld waarmee vroegtijdig kan worden vastgesteld of een oudere bijvoorbeeld kwetsbaar is en daarmee een verhoogd risico heeft. Het triage-instrument bestaat uit vragenlijsten die ouderen zelf kunnen invullen: o Groninger Frailty Indicator (GFI) (kwetsbaarheid) o INTERMED (complexiteit) o Welbevindenlijst (welbevinden) Alhoewel van de GFI bekend is dat het goede klinimetrische kwaliteiten heeft, zijn de bruikbaarheid-, betrouwbaarheid- en validiteitkenmerken onbekend van de INTERMED cliënt versie (in tegenstelling tot de gevalideerde versie die door een zorgverlener wordt ingevuld) en de Welbevinden lijst. Dit onderzoek bestaat uit twee substudies. In de cross-sectionele substudie I zullen in 350-400 ouderen de klinimetrische eigenschappen bepalen van de INTERMED cliënt versie en de Welbevinden lijst. In de longitudinale substudie II (add-on studie bij de cohort studie LIFELINES; http://www.lifelines.nl/) zullen ongeveer 165.000 mensen worden geïncludeerd. De inclusie van ouderen (65+ers) start in 2010. Onder de ouderen die gerekruteerd worden in 2010 (5.500-6.500 ouderen) zullen we de predictieve validiteit van de GFI, de INTERMED en de Welbevinden lijst vaststellen op gezondheidsuitkomsten, zoals welbevinden en opname op langdurige zorg, op 12 maanden na inclusie. In de laatste substudie II
21
(LIFELINES) zullen we ook de prevalentie van kwetsbaarheid bepalen in verschillende subgroepen van thuisverblijvende en langdurig opgenomen ouderen.
Titel Project Organisatie Aanvrager Projectleider Datum toekenning Looptijd
Analyse van zorgbehoefte en organiseren van zorg en ondersteuning vanuit het perspectief van de ouderen Transitieproject UMCG Prof. dr. J.P.J. Slaets Prof. dr. E. Buskens juni 2009 oktober 2009-oktober 2012
Vanuit het Noordelijk netwerk wordt gestreefd naar het beter en eerder signaleren van –onvervuldezorgvragen en behoeften van ouderen. Veel ouderen ervaren bovendien verschillende combinaties van problemen zoals psychosociale en medische problemen. Deze zogenaamde kwetsbare ouderen hebben een verhoogd risico op bepaalde problemen, bijvoorbeeld vallen of een ziekenhuisopname. Om dat te voorkomen is een triage-instrument ontwikkeld waarmee vroegtijdig kan worden vastgesteld of een oudere bijvoorbeeld kwetsbaar is en daarmee een verhoogd risico heeft. Het triage-instrument bestaat uit vragenlijsten die ouderen zelf kunnen invullen: o Groninger Frailty Indicator (GFI) (kwetsbaarheid) o INTERMED (complexiteit) o Welbevindenlijst (welbevinden) Er worden werkplaatsen gezocht waar ouderen dit triage-instrument kunnen invullen. Dit zijn bijvoorbeeld welzijnsinstellingen zoals WMO loketten, huisartsenpraktijken, gezondheidscentra, verpleeghuizen en ziekenhuizen. Hierdoor komt er een overzicht van mogelijke problemen en onvervulde zorgbehoeften die ouderen hebben. Deze gegevens worden verwerkt tot ouderenprofielen. Deze profielen worden gebruikt als uitgangspunt voor de ontwikkeling van zorgpaden door panels waarin ouderen, mantelzorgers en zorgverleners participeren. De ontwikkelde zorgpaden worden vervolgens toegepast in de werkplaatsen en er wordt onderzocht of ze helpen de –onvervulde- zorgvragen en behoeften te verminderen en het risico te verminderen op bijvoorbeeld vallen en ziekenhuisopname.
22
Titel Project Organisatie Aanvrager Projectleider Status
De implementatie van de GRIP- en GLANS-cursussen: een zelfmanagement cursusaanbod voor ouderen gericht op eigen regie en welbevinden Implementatieproject UMCG Dr. N. Steverink Dr. N. Steverink augustus 2009
In de afgelopen jaren is het steeds duidelijker geworden dat gezond en gelukkig ouder worden voor een deel afhangt van de mate waarin een individu in staat is zijn welbevinden te reguleren en te managen. Weinig aandacht is echter besteed aan manieren waarop ouderen dit concreet kunnen doen. In de afgelopen jaren zijn vanuit het UMCG en de RUG in nauwe samenwerking met ouderen, vrijwilligers en professionals werkzaam in de welzijnssector, de GRIP- en GLANS-cursussen ontwikkeld en geëvalueerd. Deze cursussen richten zich op het verbeteren van de zelfmanagementvaardigheden en het welbevinden van ouderen. Het doel van dit project is het implementeren van deze cursussen in zorgen welzijnsorganisaties in de affiliatieregio van het UMCG, en het evalueren van de implementatie op het niveau van de ouderen, de professionals en de betrokken organisaties. Doel is om minimaal 15 zorg- en welzijnsorganisaties de cursussen in hun cursusaanbod op te laten nemen. Per organisatie worden één of twee professionals getraind om de cursussen te geven. Vervolgens worden, in samenwerking met de organisaties, minimaal 400 ouderen geïncludeerd voor deelname aan de GRIP of GLANS-cursussen. De gehanteerde wervingstrategieën, de training van de professionals en de mate waarin de cursussen succesvol in het cursusaanbod van de organisaties zijn opgenomen worden geëvalueerd. Om het effect van de cursussen (opnieuw) vast te stellen wordt het zelfmanagement, het welbevinden, de ervaren gezondheid en het zorggebruik van de ouderen op verschillende momenten onderzocht. De kosteneffectiviteit wordt bepaald aan de hand van de kosten en de baten die de implementatie oplevert voor zowel de deelnemende ouderen als de professionals en organisaties die de cursus aanbieden. De proces- en effectevaluaties tonen aan of de implementatie succesvol is verlopen en geven antwoord op de vraag in hoeverre de cursussen een structureel onderdeel kunnen uitmaken van het zorg- en welzijnsaanbod voor ouderen.
23
Bijlage 3
Projecten die namens het Netwerk Ouderenzorg Regio Noord worden ingediend bij de 4e subsidieronde NPO
Help, dement! Patiënt en mantelzorger aan het woord Samenvatting Dit onderzoeksproject sluit aan bij het UMCG transitie-experiment ‘Analyse van zorgbehoefte en organiseren van zorg en ondersteuning vanuit het perspectief van de oudere’ Bij een toenemende veroudering van de populatie neemt het aantal personen met (meervoudige) chronische aandoeningen sterk toe. Cognitieve stoornissen, met name dementie zijn daarbij een groeiend probleem omdat de zorg complex is, de zorgbehoefte groot en er vaak een beroep wordt gedaan op mantelzorg door al oudere familieleden of partner. De resulterende overbelasting is er vaak de oorzaak van dat de mantelzorger onder de druk bezwijkt waardoor opname van de dementerende in een zorginstelling noodzakelijk wordt. Resultaten van (inter)nationaal onderzoek laten zien dat betrouwbare en hoogwaardige belevingsgerichte gezondheids- (zorg)informatie patiënten en hun verzorgers tot steun kan zijn: zij kunnen zich eerder voorbereiden op hetgeen komen gaat en tijdig eventueel noodzakelijke maatregelen nemen. Hierdoor zijn zij in staat langer de regie over de eigen thuissituatie te behouden. Welbevinden en kwaliteit van leven worden daardoor verhoogd. Patiënten- en vrijwilligers- verenigingen geven aan dat dergelijke informatie slecht verkrijgbaar en/of onbetrouwbaar is en dat zorgverleners op de gestelde vragen ook vaak geen antwoord kunnen geven. De Oxford Health Experiences Research Group heeft een internationaal erkende kwalitatieve onderzoekstechniek ontwikkeld om valide informatie over gezondheid op Internet beschikbaar te stellen. Inmiddels hebben zij meer dan 40 modules op hun website (www.healthtalkonline.org) gepubliceerd met onderwerpen variërend van prenatale screening tot borstkanker. Kenmerkend voor de modules is dat zij door hun diepgang een uniek en voor andere patiënten en betrokkenen zeer herkenbaar beeld geven van hetgeen iemand met problemen op het gebied van gezondheid en ziekten doormaakt. De door Oxford gehanteerde methode houdt in dat in deels narratieve, deels semi-gestructureerde diepteinterviews die meerdere uren kunnen duren, ervaringen van patiënten en/of andere betrokkenen met het doorgemaakte zorgproces worden verzameld. Ten behoeve van een zo volledig mogelijk scala aan ervaringen wordt gebruik gemaakt van ‘maximum variation sampling’. Hierbij wordt het verzamelen van gegevens zolang voortgezet tot onderzoekers en leden van de begeleidingsgroep ervan overtuigd zijn dat alle relevante ervaringen zijn verzameld. In de gehele UK zijn hiervoor 45 tot 50 interviews nodig. Op basis van nauwgezette kwalitatieve analyse van de transcripties worden 25 onderwerpen geïdentificeerd die door de geïnterviewden het meest belangrijk worden gevonden. De delen van de interviews die op deze onderwerpen betrekking hebben worden geïndexeerd en in de vorm van thematische samenvattingen op de website gepubliceerd, gebruikmakend van meer dan 250 video- en audioclips en stukken tekst uit de interviews. Daarnaast worden ook toegevoegd: antwoorden op door geïnterviewden gestelde 'onbeantwoorde vragen', weblinks naar bronnen met betrouwbare medisch-inhoudelijke informatie en patiëntenverenigingen, ondersteuningsmogelijkheden, etc. De resulterende modules zijn hierdoor niet ‘slechts’ informatiebronnen over een specifiek gezondheidsprobleem, noch zijn zij op enigerlei wijze vergelijkbaar met de chatrooms en fora die veel websites over gezondheid hebben om ervaringen van patiënten te verzamelen. In samenwerking met patiëntenverenigingen, vrijwilligers- en zorgorganisaties en professionals, die allen ook deel zullen uitmaken van de in te stellen begeleidingsgroep, zal in dit project de hierboven beschreven methodiek worden gebruikt om de ervaringen van én patiënten met dementie én hun mantelzorgers met het door hen doorlopen zorgtraject in twee aparte modules beschikbaar te maken. Om ook de ervaringen van etnische minderheden in Nederland te kunnen beschrijven zullen vertegenwoordigers van deze groeperingen gericht worden gerekruteerd en geïnterviewd. De informatie zal ook worden gebruikt voor verfijning en aanpassing van de zorgpaden en ouderenprofielen zoals
24
omschreven in het UMCG transitie-experiment ‘Analyse van zorgbehoefte en organiseren van zorg en ondersteuning vanuit het perspectief van de oudere’. Om na te gaan of de website goed toegankelijk is en de inhoud aan de wensen van zowel patiënt als mantelzorger voldoet, wordt deze in een ‘marktonderzoek’ voorgelegd aan een focusgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de deelnemende organisaties en een representatieve selectie van de geïnterviewden. Dankzij de gebruikte methoden zullen de modules een valide en indringend beeld geven van wat het is om dement te worden of te zijn en wat het inhoudt om te (moeten) zorgen voor een dementerende. Op deze wijze kan tegemoet worden gekomen aan de behoefte aan betrouwbare en hoogwaardige belevingsgerichte gezondheids(zorg)informatie die noodzakelijk is om patiënt en mantelzorger beter in staat te stellen om te gaan met dementie. Trefwoorden Dementie; belevingsgerichte informatie; kwalitatief onderzoek; empowerment; patiënt; mantelzorger
Programma Geïntegreerde Ouderenzorg (PGO): Herontwerp van het zorgaanbod: naar vraaggerichte samenhangende proactieve en preventieve zorg en begeleiding voor ouderen. Samenvatting Het aantal 65-plussers in Nederland stijgt. Dit wordt o.a. veroorzaakt door de stijging van de gemiddelde levensverwachting. Hoewel de levensverwachting stijgt, neemt het gemiddeld aantal jaren in goede gezondheid en zonder lichamelijke beperkingen, nagenoeg niet toe. Bijna een kwart van de 75-plussers heeft vier of meer chronische aandoeningen. Vooral na het 75e levensjaar stijgt het aantal mensen met complexe zorgbehoeften dat ondersteuning nodig heeft op meerdere gebieden, en neemt ook het beroep op professionele ondersteuning toe. Voor de oudere neemt - naast het organiseren van de ondersteuning bij de toenemende beperkingen - ook het aantal te volgen behandelingen toe als gevolg van de co-morbiditeit. Ouderen moeten dit allemaal weten te organiseren en op elkaar af te stemmen. Ons huidige zorgaanbod is vooral reactief ingericht op het oplossen van acute en kortdurende gezondheidsproblemen, en is (nog) niet in staat een goed antwoord te geven op langdurige complexe zorgbehoeften van ouderen. Een mogelijke oplossing biedt het Chronic Care Model (CCM). Het CCM heeft tot doel samenhangende proactieve en preventieve zorg te ontwikkelen voor chronisch zieken en ouderen. Het is een multi-dimensionaal model dat leidt tot een herontwerp van het zorgaanbod gericht op langdurige aandoeningen en beperkingen. Het ultieme doel van het CCM is een goed geïnformeerde en geactiveerde patiënt in interactie met een voorbereid en proactief team, waarbij het proces van anamnese, zelfmanagement support, optimaliseren van zorg en behandeling, en follow-up resulteert in hoogwaardige en bevredigende resultaten. Het CCM omvat vier, met elkaar samenhangende en inter-acterende, basisonderdelen: 1) Zelfmanagement Support, 2) Het creëren van teams van medische en niet-medische teamleden, 3) Ondersteuning in besluitvorming, en 4) Klinische informatiesystemen. Deze vier basis onderdelen zijn geplaatst in de context van de maatschappelijke omgeving, de zorgaanbieders in de eerste- en tweedelijn, en het gezondheidszorgsysteem en het verzekeringsstelsel. De huisarts heeft een centrale positie in het CCM. Het CCM model wordt ook toegepast in combinatie met de zogenaamde Kaiser Permanente (KP) Triangle die uitgaat van drie te onderscheiden groepen chronische zieken of ouderen gebaseerd op de complexiteit van de zorgbehoeften. De intensiteit en duur van de begeleiding door een team wordt afgestemd op de mate van complexiteit van de zorgbehoeften van de patiënt. Belangrijkste doelstelling van dit transitie-experiment is het realiseren van vraaggerichte, samenhangende, proactieve en preventieve zorg, waardoor de complexiteit van de zorgbehoeften van ouderen afneemt, het welbevinden toeneemt en de (overall) zorgkosten afnemen of minimaal gelijk blijven. Dit willen we
25
bereiken met het transitie-experiment PGO door het - in onderlinge samenhang - realiseren van de vier basisonderdelen van het CCM in combinatie met de KP Triangle voor ouderen van 75 jaar en ouder in 10 à 12 huisartspraktijken in Stadskanaal en 1 à 2 andere gemeenten in Oost Groningen. Aan het eind van het transitie-experiment moeten resultaten van onderzoek (RCT) inzicht geven in de effecten van het PGO op de complexiteit van de zorgbehoeften, de kwetsbaarheid en het welbevinden van ouderen, het zelfvertrouwen en de zelfredzaamheid van de ouderen, de belasting van de mantelzorgers, de kwaliteit van zorg, het zorggebruik en de kosten. Resultaten van de pilot ‘Casemanagement voor 75-plussers met complexe zorgbehoeften’ zijn een duidelijke indicatie voor de potentiële effecten van het PGO. De pilot vond recent plaats in de praktijk van 2 huisartsen in Stadskanaal. Twintig ouderen (75+) met complexe zorgbehoeften ontvingen 6 maanden intensieve begeleiding van een casemanager, huisarts en specialist ouderengeneeskunde. Dit team werkte nauw samen met o.a. thuiszorg, welzijn en gemeente, en paramedische diensten om te komen tot een integratie van het zorgaanbod op de terreinen Wonen, Welzijn en Zorg. Na 6 maanden waren de complexe zorgbehoeften bij 13 ouderen opgelost en bij 7 ouderen gelijk gebleven. Het PGO sluit aan bij twee projecten van het Netwerk Ouderenzorg Regio Noord: het transitieexperiment: ‘Analyse van zorgbehoeften en organiseren van zorg en ondersteuning vanuit het perspectief van de oudere’, en het project voor implementatie van de zelfmanagementcursussen GRIP en GLANS in welzijns- en zorgorganisaties. Het PGO is van het begin af aan goed ingebed in bestaande structuren, en is onderdeel van krachtige regionale ontwikkelingen. De pilot ‘Case management’ werd uitgevoerd in opdracht van het Programma Ouderenzorg (PO), een samenwerkingsverband tussen zorgverzekeraar Menzis, zorggroep Evean en het UMCG. Het PGO wordt uitgevoerd in één van de proefgebieden van het ‘Integraal Ouderenproject Oost Groningen’, een nieuw project van het PO. Zorgverzekeraar Menzis inventariseert de mogelijkheden voor integrale bekostiging van de ouderenzorg. Trefwoorden Chronic care model; KP Triangle; Programma Geïntegreerde Ouderenzorg; caremanagement; casemanagement; zelfmanagement support; preventie; redesign
DELFGOUD: een innovatieve strategie om de sociale competentie en gezonde leefstijl van zelfstandig wonende ouderen van > 70 jaar in achterstandswijken te bevorderen Samenvatting Het bevorderen van een gezonde leefstijl van ouderen met een lage sociaal-economische status vraagt om een aanpak die aansluit bij de leefomstandigheden en kennis en vaardigheden van deze specifieke doelgroep. Vanuit dit perspectief heeft de Hanzehogeschool, op verzoek van het wijkplatform ouderen in Delfzijl Noord en samen met bewoners van deze wijk, het leefstijlprogramma DELFzijl Gezond OUDer Worden (DELFGOUD) ontwikkeld. Doel van deze studie is het doen van onderzoek naar het effect van deelname aan het DELFGOUD programma op de kwaliteit van leven van ouderen met een lage sociaaleconomische status. Hiertoe wordt een cluster gerandomiseerd onderzoek uigevoerd onder 125 ouderen in Delfzijl Noord (experimentele groep) en 125 ouderen in Winschoten (controlegroep). De inclusiecriteria voor deelname aan het programma zijn leeftijd > 70 jaar, lichamelijke inactiviteit (SOC 1-3), MMSE > 24, eenzaamheid (De Jong Gierveld >3) depressie (INSTEL >3 ). Ouderen die in aanmerking komen voor het programma in Delfzijl Noord krijgen het DELFGOUD programma aangeboden, die bestaat uit vier deelinterventies, te weten een bewegingsinterventie (GALM en COACH programma), een sociale vaardigheids -en weerbaarheidstraining (ACTOR en GROSSO programma), een anti-depressieprogramma (GGZ programma “In de put uit de put”) en een voedingsprogramma (het Betingestaete programma).
26
Het DELFGOUD programma duurt 24 maanden en wordt wekelijks aangeboden. De controle groep krijgt geen interventie aangeboden, maar wordt gevraagd om aan de voor- en nameting mee te doen. Voorafgaand en na afloop van het programma wordt als primaire uitkomstmaat kwaliteit van leven (EQ6D) gemeten. Als secundaire uitkomstmaten worden fysieke fitheid (Senior Fitness Test), sociale contacten (Personal Relations Network Questionnaire), depressie (Diagnostic Inventory for Depression), voedingsgedrag (Eetmeter Voedingscentrum) en angst (sociale angstschaal) gemeten. Bij gebleken effectiviteit zal het DELFGOUD programma worden toegepast binnen het transitie-experiment van het Netwerk Ouderenzorg Regio Noord en bij de landelijke implementatie van het DELFGOUD in het kader van het (NASB) programma. Trefwoorden Leefstijlinterventie; ouderen; kwaliteit van leven; SES
Interdisciplinair opleidingsmodel Ouderenzorg Samen ontwikkelen, samen opleiden en samenwerken Samenvatting Dit onderzoeksproject is onderdeel van het Netwerk Ouderenzorg Regio Noord (NPO-Noord) en maakt deel uit van het door het CBOG (College Beroepen en Opleidingen in de Gezondheidszorg) aangestuurde en gecoördineerde kaderprogramma op het gebied van interdisciplinair opleiden in de ouderenzorg. Het CBOG kaderprogramma beoogt een verandering te bewerkstelligen in de opleidingen voor professionals in de ouderenzorg en sluit daarmee aan op de focus en visie van het NPO. Dat heeft ertoe geleid dat zij (CBOG en NPO) gezamenlijk willen werken aan: 1) Het maken van een breed toepasbaar interdisciplinair opleidingsmodel; 2) Het vaststellen van een aantal teams van professionals, die met het interdisciplinair opleidingsmodel gaan experimenteren in pilots. Om de doelstellingen van het CBOGkaderprogramma te bereiken worden onder coördinatie en sturing van het CBOG varianten van andere teams van professionals landelijk uitgewerkt. Hierbij worden de andere NPO-netwerken uitgenodigd om invulling te geven aan de deelstudie zodat het breed gedragen wordt. Hierbij is het door het UMCG ontwikkelde model het uitgangspunt. Ouderen leven langer en wonen langer thuis en daardoor groeit de vraag naar complexere zorg in de thuissituatie. De verwachtingspatronen met betrekking tot deze zorg verschuiven van de traditionele ziekte georiënteerde behandeling richting kwaliteit van leven en welbevinden. Bestaande opleidingen die professionals opleiden voor de zorg zijn in hoge mate ziektegeoriënteerd en bovendien disciplinegebonden. Nieuwe verwachtingspatronen vereisen in de eerste plaats een betere samenwerking en integratie zowel bij de zorgverlening als bij aspecten van wonen en welzijn. Deze andere verwachtingen vereisen nieuwe en aangepaste competenties van de zorgverleners. Bijvoorbeeld voor het adequaat kunnen hanteren en toepassen van begrippen als autonomie, persoonlijk welbevinden en kwetsbaarheid. Dat zijn generieke begrippen, niet afhankelijk van ziekte of discipline. Het ontwikkelen van een gezamenlijk referentiekader voor professionals die samen verantwoordelijk zijn voor de zorg van de ouderen moet de basis vormen voor een meer doelmatige samenwerking en een betere kwaliteit die tegemoet komt aan de hedendaagse vraag van de ouderen zelf. Om aan die andere en complexere zorg tegemoet te komen is een ambitieus plan door het UMCG ontwikkeld, waarbij opleidingsinnovatie en zorgvernieuwing hand in hand gaan. De bouwstenen van iedere onderwijsvernieuwing zijn leerdoelen, leermiddelen en toetsen. Deze aanvraag richt zich specifiek op het ontwikkelen van generieke competenties die toegepast worden in een interdisciplinaire context. Welke zijn relevante leerdoelen die specifiek voor de ouderenzorg en generiek van aard zijn? Hoe zijn die leerdoelen te bereiken door het uitvoeren van leeropdrachten? Welke leermiddelen lenen zich voor interdisciplinair competentiegericht opleiden? Welke toetsen t.a.v. het
27
leerproces en ten aanzien van zorguitkomsten zijn hierbij toepasbaar? Dit onderzoek combineert de theoretische kennis uit diverse opleidingsmodellen met kennis uit expertpanels (zoals een door Menzis, Evean, UMCG voorgefinancierd project over dit onderwerp). Voor de pilot is gekozen voor de setting van huisarts met praktijkondersteuner. Deze setting past goed in de visie van het NPO-Noord ook omdat dit samenvalt met de wens van de District Huisartsen Vereniging (DHV) Groningen en Menzis. Bovendien past het ook in de systematiek van de werkplaatsen die zijn ingericht voor een lopend transitieproject in NPO-Noord. De wijze waarop in dit project de vraag van de ouderen zelf centraal wordt gesteld is dezelfde als in dit onderzoeksproject. De huisartsen en praktijkondersteuners volgen deels samen modules, reflecteren hierop en passen deze toe op hun eigen werkplek. Zo worden de ontwikkelde competenties, leerdoelen en leermiddelen ook direct gekoppeld aan de vragen en verwachtingspatronen van de ouderen zelf in de concrete setting van de eerste lijn. Het project gaat van theorie naar praktijk en terug en eindigt met een document dat dient als basisdocument. In dat basisdocument staan de uitgangspunten van en ervaringen met interdisciplinair opleiden gericht op de huisarts met praktijkondersteuner in de ouderenzorg omschreven en dit vormt het basisdocument voor het CBOG en de andere NPO-netwerken. Het opleidingsmodel heeft als doel duurzame en generiek toepasbare verbeteringen te initiëren met interdisciplinaire opleidingsmodules die worden aangeboden in een samenwerking met universiteiten, medische vervolgopleidingen, hogescholen en regionale opleidingscentra. Gezien de beperkte beschikbaarheid aan ervaren docenten en middelen op dit gebied heeft dit gecoördineerd initiatief met het interdisciplinair combineren van modules en het onderling uitwisselen van modules ook in dat opzicht doelmatigheidswinst. Uiteraard is dit project slechts het begin van een veel omvangrijker traject waarbij het CBOG een trekkersrol zal vervullen. Trefwoorden Interdisciplinair, opleidingsvernieuwing, huisarts, praktijkondersteuner, competenties, opleiden, opleiding
Omtinker, meitinker, buurtcontactpersoon of buurtcoördinator? Naar een werkbaar model voor cliëntondersteuning Samenvatting Het onderzoeksproject valt onder het Netwerk Ouderenzorg Regio Noord en sluit aan bij het transitieexperiment ‘Analyse van zorgbehoefte en organiseren van zorg en ondersteuning vanuit het perspectief van de oudere’ onder leiding van Prof. dr. E.Buskens, omdat vraagpatronen van thuiswonende 65+-ers onderzocht worden met het doel daaruit vraaggerichte arrangementen te ontwikkelen die als zorgpad in het transitie-experiment opgenomen kunnen worden. Ouderen worden vroeg of laat geconfronteerd met een afnemende gezondheid. Het zelfstandig ondernemen van activiteiten kan moeilijk worden. Verminderde gezondheid en beperkingen die daarbij optreden, kunnen leiden tot vermindering van zelfvertrouwen, sociaal isolement en een verminderde kwaliteit van leven. Ook kunnen beperkingen leiden tot vragen naar zorg- en dienstverlening. De ingewikkelde structuur van de welzijn- en zorgsector kan gevoelens van onzekerheid en onmacht versterken. Bovendien is de samenwerking en afstemming van welzijn en zorg nog onvoldoende. Voor veel ouderen is het daarom moeilijk een weg te vinden die aansluit bij de eigen behoefte. Sommige ouderen kunnen voor het ondernemen van activiteiten of bijvoorbeeld het invullen van zorgaanvraagformulieren een beroep doen op de hulp van familie, kennissen of buren. Anderen kunnen of willen dit niet. Daarvoor zijn in Friesland projecten ontwikkeld met cliëntondersteuning. Er zijn aanwijzingen dat met de integrale aanpak van cliëntondersteuning (dure) AWBZ zorg kan worden uitgesteld of voorkomen, en dat daarmee de kwaliteit van leven van ouderen wordt verhoogd. Frieslab bracht vier verschillende vormen van integrale cliëntondersteuning in kaart en ontwikkelde een model voor de organisatorische en financiële inbedding hiervan, het zogenaamde kwadrantenmodel. Dit
28
model maakt onderscheid in vier soorten ondersteuning. Op grond van de sterkte van het Wmo-loket in een gemeente en de mate van sociale cohesie, wordt een specifieke vorm van cliëntondersteuning ingezet. Het eerste doel van dit onderzoek is de effectiviteit voor ouderen van de vier varianten van cliëntondersteuning uit het kwadrantenmodel te onderzoeken: de zelfregie, de klanttevredenheid, het welbevinden en de kwaliteit van leven van (kwetsbare) ouderen van 65+ is vergroot, de zorg- en dienstverlening is op maat en het zorggebruik gereduceerd. Het tweede doel is het op basis van deze kennis onderkennen van vraagpatronen op basis waarvan zorg- en welzijnarrangementen kunnen worden ontworpen die aansluiten bij de specifieke hulpvraag van ouderen. De vier vormen van cliëntondersteuning worden onderzocht in vergelijking met een regulier werkend Wmo-loket in een andere gemeente. Bij elk van de vier vormen van cliëntondersteuning en het Wmo-loket uit de vergelijkingsgemeente worden 100 cliënten van 65 jaar of ouder in het onderzoek betrokken. De ouderen wordt bij de intake en na een jaar gevraagd vragenlijsten in te vullen, samengesteld uit het triageinstrument, de CQI van het NIVEL, de MDS en de MDS aanvulling doelmatigheid MDS van het NPO. Van de cliëntondersteuning worden procesbeschrijvingen gemaakt. Door de vier vormen van cliëntondersteuning onderling te vergelijken en de vier gezamenlijk met de referentiegemeente, wordt inzicht verkregen in de effecten van de verschillende werkwijzen. Om de effecten op zorginzet te onderzoeken wordt, aanvullend op de vragenlijsten, gebruik gemaakt van een vergelijking op basis van casusbeschrijvingen. Casussen van cliëntondersteuners worden beoordeeld door regulier werkende medewerkers van Wmo-loketten en CIZ en zorgaanbieders. Op deze wijze wordt een fictieve controlegroep gevormd. De geschatte inzet van zorg bij de casussen, zoals bepaald door de regulier werkende medewerkers, wordt vergeleken met de zorg die door de cliëntondersteuners werkelijk is ingezet. Met de registratie van de werkprocessen en de beschrijving van de financiële en organisatorische inbedding van de vier vormen van cliëntondersteuning wordt verdere empirische onderbouwing gezocht voor de samenhang zoals verondersteld in het kwadrantenmodel. Vraagpatronen en zorg- en welzijnarrangementen worden gevonden op basis van de gegevens uit de vragenlijsten. Door deze te relateren aan de kwaliteit van leven en klanttevredenheid van de cliënten, wordt de vraag beantwoord welke zorgarrangementen passend zijn voor specifieke vraagpatronen. Daarnaast wordt de deskundigheid van cliëntondersteuners en de vertegenwoordigers van ouderen gebruikt voor het verbeteren van zorg- en welzijnarrangementen. Als laatste worden zorgaanbieders uitgenodigd om deze zorg- en welzijnarrangementen voor verschillende vraagpatronen op haalbaarheid te toetsen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een methode waarmee besluitvormingsprocessen in een experimentele situatie worden onderzocht. De resultaten van dit onderzoek leveren maatschappelijk relevante, direct toepasbare kennis op over effectieve ondersteuning van (kwetsbare) ouderen; kennis over de werkbaarheid van een model waarin welzijn en zorg zijn geïntegreerd.
Trefwoorden (kwetsbare) ouderen, zelfregie, kwaliteit van leven, vermindering zorggebruik, clientondersteuning, zorgen welzijnarrangementen
Het implementeren van de "Verzoamelstee": het gebruik van ICT-voorzieningen voor het verhogen van welzijn, kwaliteit van leven en zelfredzaamheid van ouderen. Samenvatting Het aantal ouderen groeit de komende jaren, terwijl het aantal voorzieningen, met name in de buitengebieden afneemt. Ouderen willen het liefst zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen in het eigen dorp. Dit streven wordt ondersteund door het beleid van gemeenten en andere overheden waarin het
29
bevorderen van zelfstandigheid bij ouderen een belangrijk doel is. Alleen op die wijze kan de zorg voor ouderen in de toekomst beheersbaar en betaalbaar blijven. Het verdwijnen van voorzieningen in het landelijk gebied vormt een bedreiging voor het behoud van deze zelfstandigheid. De “Verzoamelstee” is een ICT-voorziening in het dorpshuis van drie kleine dorpen in Groningen, waaruit de dienstverlening is weggetrokken en waar de openbaar vervoer-voorzieningen slecht zijn. Ouderen krijgen zo basisvoorzieningen (aangevuld met zorgvoorzieningen) weer terug met behulp van geavanceerde middelen, namelijk ICT-voorzieningen (e-health). Met behulp van deze ICT-voorzieningen kunnen ouderen langer blijven deelnemen aan het sociale leven en langer zelfstandig blijven wonen in eigen huis en dorp. Welzijn, kwaliteit van leven, zelfstandigheid en deelname aan het sociale leven worden daardoor vergroot. De leefbaarheid en de sociale cohesie in het dorp nemen toe. De “Verzoamelstee” maakt het mogelijk om met behulp van beeldtelefoon en video contact te leggen met welzijnsdiensten, (huis)artsen en aanbieders van diensten en zorg. In dit project worden in drie dorpshuizen (Verzoamelstee's) ICT-voorzieningen geïnstalleerd, zodat men “live” via beeldtelefoon en video kan communiceren met bijvoorbeeld de ambtenaar die achter het Wmo-loket zit in het gemeentehuis. Ook is er in het dorpshuis een beamer aanwezig voor groepsactiviteiten, zoals (live) lezingen, gymnastiek en dergelijke, aangepast aan de wensen van de ouderen. Echter, veel ouderen hebben kennisgebrek wat ICT betreft en geen beschikking over een computer (met internet). Een ICTvoorziening, zoals geplaatst wordt in de “Verzoamelstee” moet goed ondersteund worden om de doelgroep te bereiken. Die ondersteuning in de vorm van hulp door projectmedewerkers, vrijwilligers en (begeleide) cursussen is onderdeel van dit project. Ouderen maken kennis met ICT en leren er op eenvoudige wijze mee om te gaan, bijvoorbeeld door te luisteren naar muziek of door contact te leggen met familie of door spelletjes te doen. Het doel van dit project is een systematische implementatie en evaluatieonderzoek van de “Verzoamelstee”; het plaatsen, gebruiken en bestendigen van ICT-voorzieningen in drie dorpshuizen. Het onderzoek bestaat uit vier fasen. In de eerste fase wordt gedefinieerd welke diensten wenselijk zijn voor potentiële gebruikers. In de tweede fase worden de voorzieningen geïnstalleerd, de diensten aangeboden en in gebruik genomen. In de derde fase worden de diensten uitgebreid, en vindt een pilot plaats door bij een aantal (kwetsbare) ouderen die niet naar het dorpshuis kunnen komen ICTvoorzieningen thuis te plaatsen (“Verzoamelstee”-thuis). In de vierde fase vindt bestendiging van het project plaats. Gedurende de vier fasen wordt een procesevaluatie, een effectevaluatie en een kosteneffectiviteitanalyse uitgevoerd. Dat betekent dat tijdens de vier fasen wordt geëvalueerd of het proces van implementatie verloopt zoals het gepland is en of er aanpassingen nodig zijn om de implementatie te bevorderen en/of te verbeteren. In dat geval wordt bijgestuurd. Hierbij wordt aandacht besteed aan de mate waarin de technische en organisatorische voorwaarden zijn gerealiseerd, aan de mate waarin ouderen gebruik maken van de diensten (en waarom niet), aan de werkbaarheid voor de betrokken zakelijke en publieke dienstverleners en aan de succes- en faalfactoren die zich voordoen (procesevaluatie). Het effect (in termen van gewenste uitkomsten) van de implementatie wordt bepaald op verschillende niveaus. Bij de gebruikers wordt gemeten of er draagvlak is en met behulp van een controlegroep wordt gemeten of het welzijn en de kwaliteit van leven toeneemt en eenzaamheid afneemt. Bij de private en publieke organisaties (gemeenten, winkels, kerk etc.) wordt vastgesteld of dit een effectieve manier van werken is en of gewenste diensten kunnen worden verstrekt. Op gemeentelijk en overheidsniveau wordt vastgesteld of de “Verzoamelstee” kosteneffectief is. De evaluaties en de analyse zullen antwoord geven op de vraag in hoeverre de implementatie succesvol is verlopen en of het zinvol is de “Verzoamelstee” in andere gemeenten te implementeren. De mogelijkheden voor bestendiging worden bepaald aan de hand van de resultaten van de kosteneffectiviteitanalyse. Uiteindelijke doel is de “Verzoamelstee” zonder subsidies deel uit te laten maken van het voorzieningsaanbod voor ouderen. In dat geval kan het concept worden uitgerold over andere dorpen in de betreffende gemeenten en delen van Nederland met soortgelijke problematiek. Trefwoorden
30
Welzijn, kwaliteit van leven, zelfredzaamheid, procesevaluatie, revitalisering kleine kernen, (kwetsbare) ouderen, zorg op afstand, e-health
DCM-THUIS: Bruikbaarheid en effect van Dementia Care Mapping (DCM) op de kwaliteit van leven van thuiswonende mensen met dementie, de draagkracht van mantelzorgers en de arbeidstevredenheid van thuiszorgmedewerkers Samenvatting Dementia Care Mapping (DCM) is een observatiemethode waarmee enerzijds het verlenen van persoonsgerichte zorg gestimuleerd kan worden en anderzijds de kwaliteit van zorg voor mensen met dementie geëvalueerd kan worden. Er bestaat overtuigend bewijs dat het toepassen van Dementia Care Mapping (DCM) in de intramurale setting leidt tot verminderde agitatie bij cliënten met dementie. Echter, de bruikbaarheid en validiteit van de DCM-methode voor thuiswonende dementerenden is nog niet onderzocht. Vooral tijdens de begin- en middenfase van de ziekte dementie vormt thuiszorg, waaronder huishoudelijke hulp en persoonlijke verzorging, een integraal onderdeel van de keten van zorg voor mensen met dementie. Mensen met dementie die thuis wonen zijn aangewezen op de hulp en ondersteuning van eventuele mantelzorgers en thuiszorgmedewerkers. Steun van en samenwerking tussen de thuiszorgmedewerker en eventuele mantelzorgers is cruciaal voor het behouden van onafhankelijkheid, het tegengaan van eenzaamheid en het voorkomen van vervroegde opname van een persoon met dementie in een formele zorginstelling. De DCM-methode bestaat uit meerdere evaluatiecycli opeenvolgend in de tijd. In een proces van observatie en feedback leren thuiszorgmedewerkers - en wanneer gewenst mantelzorgers - hoe ze zorg kunnen verlenen vanuit het perspectief van de persoon met dementie. Echter, omdat DCM ontwikkeld is voor gebruik in de intramurale setting dienen een groot aantal zaken overwogen te worden voordat de DCM-methode bruikbaar is in de thuissituatie. Dit project bouwt daarom voort op de voorlopige resultaten van twee pilot-studies - uitgevoerd door de Bradford Dementia Group in Engeland - en richt zich op de verdere ontwikkeling en evaluatie van een DCM-Supported Living (DCM-SL) instrument voor Nederland. De centrale doelstelling van de huidige studie is om de aanvaardbaarheid, uitvoerbaarheid en het effect van een DCM-SL interventie voor thuiswonende mensen met dementie, hun mantelzorgers en thuiszorgmedewerkers te evalueren. De onderzoeksvragen zijn: 1. In welke mate is de DCM-SL interventie aanvaardbaar voor personen met dementie die thuiswonen en voor hun mantelzorgers? 2. In welke mate kan de DCM-SL interventie worden ingebed in de organisatie van thuiszorginstellingen (uitvoerbaarheid)? 3. In welke mate is de DCM-SL interventie effectief in het verbeteren van de kwaliteit van leven van personen met dementie die thuis wonen (primaire uitkomstmaat), de ervaren competentie van mantelzorgers en de arbeidssatisfactie van thuiszorgmedewerkers (secundaire uitkomstmaten)? 4. Wat is de kosteneffectiviteit van de implementatie van DCM-SL in de thuiszorg? De onderzoeksvragen 1 en 2 zullen in het eerste jaar van de studie worden beantwoord aan de hand van een pilot-studie gericht op de aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid van DCM-SL in een thuiszorgorganisatie in het noorden van Nederland. De onderzoeksvragen 3 en 4 zullen worden beantwoord aan de hand van een effectstudie in het tweede en derde jaar van het onderzoek, waarin gebruik wordt gemaakt van een ‘non-equivalent control group design’. Uitvoering van het DCM-THUIS project draagt bij aan het versterken van de zorgketen voor personen in verschillende stadia van dementie. Het project DCM-THUIS valt onder het netwerk Ouderenzorg Regio Noord en sluit aan bij het transitie-experiment ‘Analyse van zorgbehoefte en organiseren van zorg en ondersteuning vanuit
31
het perspectief van de oudere’. Het bestuurlijke netwerk en de wetenschapscommissie van de regio Noord van het Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO) ondersteunen de aanvraag van dit project'. De resultaten van het project DCM-THUIS zijn vooral relevant voor thuiswonende mensen met dementie, hun mantelzorgers en de professionals die hen ondersteunen Trefwoorden Huishoudelijke hulp, verzorgenden, verpleegkundigen en huisartsen
De doelmatigheid van mondzorg aan huis Samenvatting Dit onderzoeksproject valt onder het bestuurlijk netwerk Ouderenzorg Regio Noord; een vooraanmelding is door NPO met commentaar geaccepteerd; er is geen directe aansluiting bij een transitieproject. De helft van de ouderen draagt nog een kunstgebit, maar het aantal ouderen met eigen tanden en kiezen neemt snel toe. De mondgezondheid van ouderen met eigen tanden en kiezen is kwetsbaar door de cariësepidemie in de vorige eeuw. Veel vullingen zijn versleten, terwijl meerdere met name kiezen verloren gingen. Daarbij is veelal ontsteking van tandvlees en kaakbot aanwezig. De mondgezondheid is dus doorgaans labiel en vergt voortdurende mondzorg in een integratie van zelfzorg en professionele zorg. Verslechtering van de mondgezondheid kan leiden tot verminderd kauwvermogen met negatieve gevolgen voor de voedingstoestand. De aanwezige chronische ontstekingen hebben invloed op verschillende systeemziekten zoals diabetes en hart- en vaatziekten. Een slecht gebit heeft bovendien een negatieve invloed op de kwaliteit van leven. Op dit moment geeft 70% van de verpleeghuisbewoners aan niet goed te kunnen kauwen, bij 30% staan gebitselementen los en is de mondhygiëne slecht. Voor deze groep kwetsbare ouderen zijn er daarom recent richtlijnen uitgebracht, maar dit is niet het geval voor de vele thuiswonende, kwetsbare ouderen. Voor hen is nauwelijks specifiek toegesneden mondzorg bereikbaar, hetgeen thans naar schatting ergens tussen 250.00 en 400.000 mensen betreft. Dit onderzoek is gericht op het testen van de doelmatigheid van mondzorg ‘aan huis’ voor beperkte, kwetsbare ouderen. Deze vorm van mondzorg wordt vergeleken met mondzorg in een tandartspraktijk, die wel qua houding, kennis en organisatie op de mondzorg voor ouderen is gericht. Plan van aanpak: 1. Inclusie ouderen middels thuiszorgorganisatie 2. Aanmelden bij meldpunt 3. Randomiseren naar behandelmodaliteit (mondzorg thuis of in praktijk) 4. Vaststellen middels meetinstrumenten van de diverse variabelen (T0) 5. Vaststellen benodigd/wenselijk mondzorgplan voor geïncludeerde ouderen 6. Interventie: uitvoering mondzorgplannen in bepaalde behandelmodaliteit gedurende 6-9 maanden 7. T1: diverse metingen verrichten middels de vastgestelde meetinstrumenten door onafhankelijk, geblindeerde tandarts 8. Resultaten worden opgemaakt en conclusies worden getrokken: a. Mondzorg aan huis behaalt hetzelfde doel als mondzorg in tandartspraktijk qua mondgezondheid en dit in relatie tot kwaliteit van leven b. Doelen gesteld in mondzorgplannen zijn gehaald (goal attainment scaling) c. Verschil tussen beide organisatievormen in tevredenheid en kosten-effectiviteit De resultaten van dit onderzoek zullen worden gebruikt om de mogelijkheden van mondzorg voor beperkte ouderen uit te bouwen. Dat kan direct doordat betrokken instellingen (Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde van het UMCG, de stichting ZINN in Groningen en de stichting Meander) al organisatorisch en materieel bij de mondzorg in de thuiszorg betrokken zijn. De resultaten
32
zullen ook in de beroepsgroepen worden verspreid via de betreffende vakbladen. Ook de betrokkenen bij het onderzoek worden op de hoogte gehouden via persberichten en advertenties. Tenslotte zullen de resultaten worden gepubliceerd in (inter)nationale vak- en wetenschappelijke tijdschriften, congressen, etc. Trefwoorden / Keywords Mondzorg; thuiszorg
Preventie, vroegtijdige opsporing en probleemgeoriënteerde behandeling van ondervoeding bij kwetsbare thuiswonende ouderen: effect op kwaliteit van leven, voedingstoestand en kosten Samenvatting Ondervoeding bij ouderen is een serieus maar onderbelicht probleem. In Nederland is ruim 60% van de 75+ers die thuiszorg krijgt ondervoed of heeft een risico op ondervoeding. Dit percentage loopt op tot 90% onder kwetsbare ouderen die in een ziekenhuis worden opgenomen. Ondervoeding is een complex geriatrisch syndroom dat veroorzaakt wordt door multiple, interacterende factoren die deels fysiologisch (leeftijd, verminderde inname, smaak), deels individueel (verminderde mobiliteit, (I)ADL afhankelijkheid, chronische aandoeningen, polyfarmacie, depressie, dementie, ziekenhuisopname, armoede of sociaal isolement) en deels omgevingsgebonden (slechte ambiance) zijn. Ondervoeding gaat gepaard met verminderde kwaliteit van leven, afhankelijkheid, kwetsbaarheid, morbiditeit, en mortaliteit. De kosten van ondervoeding in Nederland worden geraamd op 300 miljoen tot 1 miljard per jaar. In een tijdperk waarin we kwetsbare ouderen in de gemeenschap willen ondersteunen en het aantal ouderen dat de komende jaren een beroep op de thuiszorg doet gaat toenemen, ontbreekt het in deze sector aan een programma met een brede aanpak van ondervoeding: ondervoeding wordt niet gediagnosticeerd, en behandeling ontbreekt of is symptomatisch, routinematig, en monodisciplinair. Probleemgeoriënteerde interventies verbeteren de functionaliteit en het welbevinden van thuiswonende kwetsbare ouderen met andere geriatrische syndromen. Ook het geriatrisch syndroom ondervoeding vereist een multidisciplinaire, probleemgeoriënteerde analyse én behandeling, d.w.z. een voedingsinterventie in combinatie met een interventie op het oorzakelijke probleem. Het doel van het onderzoek is het bepalen van de effecten van preventie, vroegtijdig opsporen en probleemgeoriënteerde behandeling van ondervoeding, op de kwaliteit van leven, de voedingstoestand en de kosten bij kwetsbare thuiswonende 75+ers. De doelgroep bestaat uit 562 75+ers uit de Gemeente Leeuwarden die minimaal een maal per week verzorging of verpleging van de thuiszorg ontvangen. Dit is goed haalbaar binnen de ongeveer 1500 75+ers die in Leeuwarden thuiszorg krijgen van de participerende thuiszorgorganisaties. Methode: een gerandomiseerd interventieonderzoek met 6 maanden follow-up. Deelnemers van de participerende thuiszorgorganisaties worden geselecteerd en verzocht tot deelname door getrainde persoonlijke begeleiders. Deelnemers worden gescreend op ondervoeding met behulp van het screeningdeel van de Mini Nutritional Assessment (MNA). De volgende gegevens worden verzameld: kwaliteit van leven (SF-36), voedingstoestand (MNA), welbevinden (Vragenlijst Welbevinden), en uit Minimale dataset (MDS) NPO: socio-demografische gegevens, multimorbiditeit, (I)ADL functioneren, kwaliteit van leven (EQ-5D+c), en zorggebruik. Gestratificeerde randomisatie vindt plaats op thuiszorgorganisatie en (I)ADL functioneren. De controlegroep ontvangt standaard zorg. Deelnemers in de interventiegroep betreden op basis van hun voedingstoestand een preventiezorgpad (bij goede voedingstoestand, is basiszorg, omvat o.a. informatie over gezonde voeding, weegbeleid en observaties door verzorgende); of naast het preventiepad een behandelzorgpad (bij (risico op) ondervoeding; de inhoud is gebaseerd op (inter)nationale richtlijnen en
33
reviews. De behandelzorgpaden worden uitgevoerd door multi-disciplinaire teams onder leiding van een getrainde diëtist van de thuiszorg. In de behandelzorgpaden wordt een voedingsinterventie gekoppeld aan een probleemgeoriënteerde interventie. Op basis van een interview met en onderzoek van de deelnemer maakt de diëtist een Multi-dimensionele probleem-actie-doel lijst (gecoached door klinisch geriater en junioronderzoeker). De interventies worden uitgevoerd na bespreking met de deelnemer, mantelzorger en huisarts/verpleeghuisarts. Na zes maanden worden opnieuw de studievragenlijsten afgenomen door geblindeerde beoordeelaars. Primaire uitkomstmaten: kwaliteit van Leven ‘algemene gezondheidsbeleving’ (SF-36); voedingstoestand (MNA). Secundaire uitkomstmaten: andere subschalen van de SF-36; welbevinden; zorggebruik; (I)ADL(Katz15); kosten. Tijdsplanning: 12/2010 - 5/2011: voorbereiding (informeren huisartsen en verpleeghuisartsen, ontwikkelen trainingen, verder ontwikkelen zorgpaden en benodigd materiaal, ontwikkelen toolkit) 5/2011 - 11/2012: onderzoek (maandelijkse inclusie 50 deelnemers, na 12 maanden 600 ouderen geïncludeerd, gerandomiseerd, gescreend en basismeting gedaan, 11/2011 - 11/2012 maandelijks bij 50 deelnemers eindmeting) 11/2012 - 11/2013: analyse en rapportage, uitvoer acties ten behoeve van kennisoverdracht en implementatie. Trefwoorden Homecare services; frail elderly; malnutrition; geriatric assessment; nutrition intervention; problem based; prevention; individual care plan
34