WERKMODEL GROEP 6 Nestvallers Lies Bate (door Els Debuyck)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Lies Bate werd op 12 januari 1955 in Gent geboren. Na de middelbare school bracht ze een jaar in Wisconsin (VS) door, voor ze in Brussel theologie ging studeren. Na haar studies hield ze een jongerencafé open, maar toen haar kinderen geboren werden, zocht ze rustiger oorden op en ging ze in de bibliotheek van Gent werken. Daar werkt ze vandaag nog steeds. De twee laatste boeken van Lies, Marja en Nestvallers, gaan over de recente geschiedenis. Nestvallers gaat over de Gentse weeshuizen tijdens de jaren ’30 en Marja – gebaseerd op de jeugdherinneringen van Lies’ moeder – speelt zich af tijdens de Tweede Wereldoorlog. Marja werd bekroond met een Boekenwelp en was genomineerd voor de Thea Beckmanprijs en voor de KJV in het leesjaar 2006-2007. Bibliografie Nestvallers (Davidsfonds/Infodok, 2008) Marja (Davidsfonds/Infodok, 2005) Nachtzwemmers (Davidsfonds/Infodok, 2003) 7/11 (Averbode 2000) De bende van Wezel (Averbode 1999) www.liesbate.be KORT SAMENGEVAT Nestvallers speelt zich af in het Gent van de jaren ’30 en gaat over het leven van weesjongens en weesmeisjes – de nestvallers. Het leven in de weeshuizen is zo hard dat je zou willen dat het verhaal fictie is. Maar het boek is gebaseerd op getuigenissen van mensen die het zelf meemaakten. Zo schrijft Lies Bate: ‘Het is een feit dat de kinderen in het weeshuis een zware, liefdeloze opvoeding kregen en dat dat pas echt veranderde in 1962, toen meisjes en jongens naar een nieuw tehuis verhuisden. Het is ook een feit dat het kuldershuis afbrandde in
1947. De fanfare van de kulders heeft echt bestaan.’ (p.181) Nestvallers is opgedragen aan ‘alle kinderen die aan de zijlijn staan. Opgedragen aan de kulders en blauwe meisjes, met respect.’ Als lezer kan je maar hopen dat ze uiteindelijk toch een goed leven gehad hebben. Nestvallers is een boek dat je niet onbewogen laat! VÓÓR DE BIJEENKOMST Vraag de juryleden of iemand één van de instrumenten uit de fanfare kan bespelen. Laat hen het instrument meebrengen naar de bijeenkomst. BESPREKEN EN BEOORDELEN VAN HET BOEK Moeilijke woorden? - een uitspanningsfeest is een oude benaming voor een ontspanningsfeest, vermaak - een halsmisdaad is een misdaad waarvoor je de doodstraf kan krijgen Structuur Het is misschien goed om eerst even bij de structuur en opbouw van het verhaal stil te staan: -
-
-
De verteller is Aksel Speybroeck, ooit zelf een kulder, nu journalist: ‘Zou ons verhaal dan nooit verteld worden? Ik ging andere kulders opzoeken. Ik had genoeg sterke verhalen gehoord, nu wilde ik weten hoe ze zich gevoeld hadden.’ (p. 11) Aksel vertelt hoe het de weesjongens vergaat. Hij heeft zelf geen zicht op het leven van de weesmeisjes, die op een andere plek wonen. Om toch een volledig beeld te geven laat de auteur Emma brieven schrijven naar Aksel over haar ervaringen. De feesten die de directeur van het kuldershuis organiseert, zijn de enige dagen waarop kulders en blauwe meisjes een glimp van elkaar kunnen opvangen. De fanfare loopt als rode draad door het verhaal.
Werkt deze manier van vertellen volgens de juryleden? Vertel eens Deze activiteit kan helpen om feiten uit het boek op te rakelen. Die kan je bij de bespreking verder gebruiken. Blad 1 Wij kulders,…
Blad 2 Wij blauwe meisjes,…
Vraag de juryleden om beurtelings bij een blad commentaar te geven. Wie iets wil aanbrengen, stapt naar het blad, herhaalt het begin van de zin en vult aan. Bijvoorbeeld: -
Wij Wij Wij Wij …
kulders krijgen als broodmaaltijd twee boterhammen met boter. kulders mogen een instrument leren bespelen. blauwe meisjes krijgen op zaterdag ons wekelijks stortbad. blauwe meisjes worden aangesproken met een nummer.
Daarna kan je de inhoud van verhaal verder bespreken. Vraag de juryleden te vertellen over hun indrukken. Deze vragen kunnen hen op weg helpen:
-
Wat heeft de juryleden persoonlijk het meest geraakt in het boek? Welke verhaalfiguur was het interessantst? Zouden de juryleden liever bij de kulders of liever bij de blauwe meisjes terechtgekomen zijn? In het weeshuis verloopt alles heel strikt. Het lijkt alsof iedereen gelijk is voor de wet, maar dat is maar schijn. Zo zijn er halve wezen en volle wezen, heeft Georgine niets te beslissen over haar toekomst en lukt het Emma om naar de handelsschool te mogen. Hebben de juryleden hier nog aanvullingen bij?
Citatenquiz Hieronder vind je verschillende citaten en uitspraken uit het boek. Kunnen de juryleden die thuisbrengen? Waar gaat het over? Van wie is de uitspraak? Vraag hen ook of ze het een mooi citaat vinden: vertel… Tip! Print elke zin op een apart kaartje of geef elk jurylid een blad met alle zinnen op. -
-
-
-
De tafels vulden zich langzaam met lege glazen. (p. 9) De volgende dagen voelde ik een onrust die ik niet kwijtraakte. Alsof Peere een deur naar het verleden had geopend. (p. 11) Kulders zijn hard als staal. Dat waren we niet. Dat waren we niet. (p. 11) Kinderjaren vliegen voorbij, zeggen ze. Maar ik zweer je, als je in het kuldershuis opgroeit, duren ze een eeuwigheid. (p. 12) Het gehuil van de jongen maakte me rusteloos. Het kerfde in mijn eigen pijn. (p. 17) Hij verliet het kantoor, de kartonnen doos in zijn armen gekneld, een andere jongen dan toen hij binnenging. (p. 23) Tante was zenuwachtig, ze streek voortdurend met haar handen over haar rok. Ik denk dat het voor ons beiden een opluchting was toen de bel het einde van het bezoekuur aankondigde. Tante boog zich voorover om me een zoen te geven. Maar ik stond op, draaide me om en ging bij de anderen in de rij staan. Tante ging huilend naar huis, wat me een gevoel van voldoening gaf. (p. 27) ‘De weesjongens zijn mijn kinderen,’ zei de directeur herhaaldelijk. (p. 29) Ik aarzelde, kwaad op mezelf omdat ik me zo bloot had gegeven. Ik wist dat Geo me niet met rust zou laten voor hij een antwoord had. Ik keek hem onderzoekend aan. ‘Ik doe alsof ze familie zijn,’ zei ik toen. ‘Ik praat met ze.’ ‘Met wie?’ (p. 37) Vernedering en angst bepaalden de leefregels. Iets anders kenden we daar niet. (p. 40) Ze zag er vermoeid uit, alsof ze elk meisje persoonlijk op de wereld had gezet en het nu tijd vond om wat te rusten. (p. 48) Het ergste was de angst. Ik wist het. Het gevoel nooit veilig te zijn. Niet voor de surveillanten en zeker niet voor de andere jongens. (p. 51) Georgine stond naast me en hield Sandrien bij de hand. Ze was gek op het kleintje. Wanneer ze maar kon, probeerde ze voor haar te zorgen. Ze moest voorzichtig zijn. Ze moest goed opletten geen genegenheid te tonen. Geknuffel was verboden. (p. 57) Het eerste wat je als kulder leerde, was je hoofd niet boven de massa uit te steken. Daar kreeg je namelijk de meeste klappen. (p. 60) Hij was een volle wees, wat betekende dat hij als baby was ‘afgegeven’ en op de harde manier geleerd had dat hij er alleen voor stond. (p. 64) Ontspanning was niet langer een luxe voor de rijken. Iedereen had er recht op. (p. 119) Er was snoep voor iedereen en de kleintjes kregen een pop, die ze na het feest weer moesten afgeven voor het volgende jaar. (p. 126)
-
-
-
Ik was jaren geleden beginnen te lezen toen de schrijver Abraham Hans ons was komen voorlezen. Dat had voor mij het verschil gemaakt. De schrijver was een rijzige man, met glad naar achteren gestreken, grijzend haar, die ons met levendige ogen aankeek en met een rustige stem zijn verhaal deed. We zaten rond de voor de gelegenheid flink brandende kachel. De warme stem van de schrijver loodste ons zachtjes het verhaal binnen en bracht ons naar een andere wereld, weg van het kuldershuis. We hingen allemaal aan zijn lippen. Na afloop kregen we allemaal een boekje van de schrijver. De kleintjes waren door het dolle heen. Ze dromden tegen Hans aan in hun grijze kieltjes, met hun kort geschoren hoofdjes. De schrijver had geglimlacht en hen peinzend aangekeken. Ik had de boeken één na één uitgelezen. Sindsdien was ik op mijn honger blijven zitten. Lezen was een moeilijke zaak in het kuldershuis. (p. 140) Op het eind werd de feestvreugde wel verstoord toen Gerda, een volle wees zonder familie, ontdekte dat er enkel foto’s werden genomen van de meisjes met familie en daar hard om begon te huilen. (p. 156) ‘Waarom zou ik bidden?’ zei ze toen. ‘Er is hier geen God. Ge hebt hem weggejaagd.’ (p. 169)
ANDERE OPDRACHTEN EN ONDERWERPEN VAN DISCUSSIE Bronvermelding Achteraan staan een aantal bronnen vermeld. Breng (een paar van) die boeken mee naar de bijeenkomst: het kan boeiend zijn om daar met de juryleden in te neuzen. Fanfare - Wat vinden de juryleden ervan dat alleen kulders in de fanfare mochten spelen? - Kennen de juryleden de Brabançonne? - Weten ze hoe fanfaremuziek klinkt? Wat het verschil is tussen een fanfare en een harmonie? Kennen ze alle genoemde instrumenten? Weten ze wat een tamboer-majoor is? Je kan zorgen voor afbeeldingen en muziek op cd, maar nog leuker is natuurlijk om echte koperblazers uit te nodigen. Of… -
Bespreek de foto van Walter: Geo die de foto wegneemt (p. 32) t.o.v. Geo die jaloers is op de foto en die eerst niet terug wil geven (p. 51) Bekijk de website van Lies Bate, lees een interview,… Aan wie van de personages zouden de juryleden een brief willen schrijven? Het kan leuk zijn om dit ook echt te doen. Ga zeker na of er jongeren zijn die graag schrijven. Maak een tableau vivant met de juryleden.
WERKMODEL GROEP 6 Allemaal willen we de hemel Els Beerten (door Soetkin Godderis)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Els Beerten werd geboren op 27 maart 1959 te Hasselt. Ze bracht haar kindertijd en jeugd door in Koersel. Aan de KU Leuven studeerde ze Nederlands en Engels (1977-1981) en volgde tegelijkertijd een lerarenopleiding. Daarna liep ze een aantal jaren school aan de Toneelacademie van Maastricht. Sinds 1985 onderwijst ze Nederlands en Engels en geeft ze lesblokken in creatief schrijven en theater aan het Sint-Jozefscollege van Aarschot. Ze is getrouwd met Koen Jaspaert, samen hebben ze drie kinderen: Eva, Ben en Thijs. Ze won in 2009 de Boekenleeuw met Allemaal willen we de hemel. Bibliografie Allemaal willen we de hemel (Querido, 2008) Lopen voor je leven (Querido, 2003) In het donker is het veilig (Querido, 1998) Zoveel te zien, zoveel te horen (Davidsfonds, 1995) Voorbij de blauwe lucht (Davidsfonds, 1994) Vreemde Eend (Altiora Averbode, 1985) Grote kleine broer (Davidsfonds, 1993) Simon (Davidsfonds, 1993) Wat een stomme meester! (Zwijsen, 1992) Mijn tweede solo (Zwijsen, 1990) Mijn hoofd zit te vol (Davidsfonds, 1989) Teranga-Welkom (Zwijsen, 1989) Een schat onder de vlag (Zwijsen, 1989) Een buik om in te kruipen (Davidsfonds, 1988) Twee kastelen (Davidsfonds, 1987 Scenes (Davidsfonds, 1987) www.elsbeerten.com
KORT SAMENGEVAT Allemaal willen we de hemel speelt zich af in Vlaanderen tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. Het boek focust op vijf adolescenten tijdens die oorlog: Jef, Renée en Remi Claessens en Ward Dusoleil. Jef en Ward zijn vrienden en krijgen van hun leerkrachten te horen hoe de Russen het katholicisme grote klappen toebrengen. Allebei willen ze helden worden, maar het draait anders uit. Ward sluit zich aan bij het Vlaams Nationalistische Verbond en trekt naar het Oostfront. Jef wordt tegengehouden door zijn vader. Na de oorlog is Ward een landverrader, terwijl Jef door een vergissing wordt uitgeroepen tot oorlogsheld. Alleen Ward en Jef kennen de ware toedracht. Na een vergeefse poging om als Martin Lenz een nieuw leven op te bouwen in Duitsland, geeft Ward zich aan in Vlaanderen. Op zijn proces escaleren de spanningen. BESPREKEN EN BEOORDELEN Laat de juryleden de thema’s en personages zelf verwoorden. Dit zijn enkele aanwijzingen: Thema’s - oorlog - moraliteit - liefde Allemaal willen we de hemel is een oorlogsverhaal dat aantoont dat de grens tussen goed en kwaad niet duidelijk te maken is. De liefde tussen Ward en Renée, de zus van Jef, springt af door de keuze van Ward voor het VNV. Personages Jef is de beste vriend van Ward die eens net als hij dapper wil zijn. Hij is eerder verlegen en terughoudend (‘een grote schrikschijter’) en dit wordt hem door zijn vader verweten. Ward zijn vader heeft zelfmoord gepleegd. Dit trauma draagt Ward verder mee. Hij wordt stapelverliefd op Renée. Toch kan hun liefde niet blijven bestaan wanneer hij uit idealisme bij het VNV gaat. Hij is een grote muzikant die zelfs tijdens en na de oorlog mensen nog met zijn saxofoon kan betoveren. Renée is de zus van Jef, heeft een nuchter karakter en streeft steeds naar geluk. Ze speelt trompet in de plaatselijke fanfare Ons Verlangen. Remie is de jongste broer van de familie Claessens en overal buiten gelaten. Hij is zeer nieuwsgierig en zijn onwetendheid en naïviteit maken dat hij Jef zelfs bij zijn begrafenis als een held ziet. Structuur Het boek heeft een ingewikkelde structuur met sprongen in chronologie, plaats en vertelstandpunt. Dit boek vraagt dan ook een inspanning, zelfs van geoefende lezers. Els Beerten schrijft hierover: ‘Een boek is meer dan een rechtlijnig verhaal. Ik probeer in mijn boeken vooral ook mijn eigen gevoelens te leggen.’ Bespreek met de juryleden de verschillende sprongen die de schrijfster maakt:
-
-
-
Sprongen in tijd Het verhaal speelt zich af voor, tijdens en na de oorlog. Deze verschillende tijden worden simultaan verteld in afwisselende hoofdstukken. Het jaartal staat telkens boven de hoofdstuktitel vermeld. Sprongen in de ruimte Het verhaal speelt zich af in Vlaanderen en in Duitsland, van waaruit Ward terugkeert naar Vlaanderen. De ruimte wijzigt met de personages. Elke setting wordt met enkele woorden helder opgeroepen. Sprongen in het perspectief Er klinken vier stemmen in het verhaal: de kleine broer Remi, zijn broer Jef, zijn zus Renée en haar lief Ward. Elk hoofdstuk wordt vanuit een andere protagonist verteld. Telkens is het aan de lezer om te raden wie er aan het woord is. Nu eens kijk je mee met Ward, dan met Jef, dan weer met diens broertje Remi of zus Renée. Dit maakt het boek in het begin verwarrend, zeker omdat Ward op dat moment nog onder zijn schuilnaam Martin Lenz door het leven gaat. De verschillende perspectieven in het boek bieden inzicht in de gedachten en motieven van alle protagonisten waardoor je tot een meer genuanceerd beeld komt van de gebeurtenissen.
Vinden de juryleden dit verwarrend of voegt het iets toe aan het geheel? (Zie verder: Els Beerten brengt door de verschillende perspectiefwisselingen nuance in het verhaal.) NADENKEN OVER JE EIGEN ARGUMENTEREN KJV-juryleden leren een oordeel vormen over boeken. Laat hen nadenken over hun manier van oordelen: welke argumenten wegen het meest door om een boek al dan niet goed te vinden? De literaire waarde van de tekst, de ontspannende functie van het boek of de realistische inhoud van het boek? Afhankelijk van de functie die de lezer zelf aan literatuur toeschrijft, zal hij het boek anders beoordelen. J.J.A. Mooij onderscheidt zes criteria of argumenten voor het waarderen van literatuur. Hieronder citeer ik uit de talrijke recensies over Allemaal willen we de hemel en breng ik ze onder bij de zes soorten argumenten. Laat de juryleden zelf voorbeelden bedenken bij elk type argument. Geef hen enkele argumenten uit de recensies hieronder en laat hen die onderbrengen bij de verschillende types argumenten. Je kan ook bepaalde fragmenten uit de recensies kopiëren en bespreken met de juryleden. Zijn zij het eens met de recensent? Of trek de theorie van Mooij door naar andere (KJV-)boeken: bekijken de juryleden alle boeken die ze lezen door dezelfde bril? Passen ze met andere woorden dezelfde argumenten toe op alles wat ze lezen? Realistische argumenten Uit Allemaal willen we de hemel: ‘De Duitsers waren Vlaanderen altijd goedgezind gebleven. Ze respecteerden ons volk, respecteerden onze taal. Het Duits en het Nederlands waren zustertalen, dat wisten we toch? Geen wonder dat de Duitsers van onze moedertaal hielden. Dat konden we niet zeggen van de Franstaligen, die ons nog steeds onder de plak hielden. We hoefden niet ver te kijken om voorbeelden te vinden van de minachting waarmee ze ons Vlaamse volk behandelden. De arrogantie van de Waalse ingenieurs in onze Limburgse mijnen, het was godgeklaagd.’ (p. 185)
Realistische argumenten spelen in op de mate van overeenkomst tussen het verhaal en de werkelijkheid. Els Beerten deed uitgebreide research voor Allemaal willen we de hemel: ze ging praten met overlevenden, zocht in archieven en situeerde het verhaal in haar geboortestreek. Dit alles zorgt voor een sterk realistisch karakter, waar het boek terecht om geprezen wordt: -
-
‘Treffend zijn de beschrijvingen van de gevolgen die de oorlog heeft voor het gezin van Jef, Renée en Remi: de fanfare waarvan vader en kinderen lid zijn, wordt opgeheven, de koe wordt in beslag genomen, vrienden wagen zich in het verzet of besluiten te vechten voor een verkeerde zaak, waardoor vriendschappen en verliefdheden plotseling onmogelijk worden. Beerten laat zien hoe de oorlog het leven van alledag verandert en hoe kinderen in oorlogstijd in snel tempo volwassen worden.’ (Eefje Buenen in De Leeswelp nr. 5, 2008) ‘Relevante achtergrondinformatie over Vlaanderen, collaboratie en verzet wordt gedoseerd en subtiel meegegeven.’ (Annemie Leysen in De Morgen, 29 april 2009)
Omdat het boek zo nauw aansluit bij de werkelijkheid, is het ook didactisch waardevol, wat andere recensenten benadrukken: ‘Allemaal willen we de hemel is een indrukwekkende roman die veel duidelijk maakt over hoe het toen was en nu nog steeds is.’ (Geert Mertens in Het Laatste Nieuws, 6 mei 2009) Emotivistische argumenten Uit Allemaal willen we de hemel: ‘Ik ondervond het algauw. Mijn moeder en ik, wij deugden niet. Overal die scheve blikken. Op straat, op café. Zelfs in de kerk. De eerste zondag van mijn verlof gingen we samen naar de mis. Tijdens de communie liep ik net als iedereen naar voren, maar de pastoor sloeg me over. Iedereen zat alweer op zijn plaats toen ik er nog altijd stond. Ik kreeg geen hostie, ik kreeg zelfs geen zegen, terwijl ik toch aan het front voor ons aller geloof vocht?’ (p. 412) Els Beerten is een meester in het weergeven van de emoties van haar personages. Heel wat recensenten prijzen de gevoelsmatige uitwerking van de roman (het boek is aangrijpend, beklemmend, fascinerend, meeslepend of ook tragisch of komisch). Dit type argumenten noemt Mooij ‘emotivistische argumenten’. -
-
‘Beerten blinkt vooral uit in het beschrijven van gevoelens. De verliefdheid van Renée, de schuldgevoelens van Jef, de verontwaardiging van Remi, de moed en de berusting van Ward spatten van de pagina’s. Dat is meteen ook het sterkste punt van deze jeugdroman: voor alle personages voel je sympathie.’ (Eefje Buenen in De Leeswelp nr. 5, 2008) ‘Er is Renée, nuchter registrerend, met haar overweldigende liefde voor Ward en voor de muziek die dingen leefbaar maakt en met haar consequente no-nonsensehaat voor de bezetter en 'dat soort' Vlamingen. Haar broer Jef, de 'schrikschijter', vermeende verzetsheld tegen wil en dank, met medaille toe als vergiftigd geschenk; in de ban van de heroïek van het Oostfront, maar als de dood voor de gevolgen van een echte keuze. En dan is er Ward, de idealistische collaborateur, eerst als Martin Lenz, onder een valse Duitse identiteit opgevoerd, en na een eindeloze odyssee weer als Ward in de Vlaamse heimat. Kleine Remi, de jongere broer van Jef en Renée, bekijkt met balorige nieuwsgierigheid en argeloze onwetendheid wat zich om hem heen voordoet en krijgt meteen de meest authentieke stem mee.’ (Annemie Leysen in De Morgen, 29 april 2009)
Vaak gaat het bij deze argumenten om de uitdrukking van een levensgevoel. Zo zegt iemand over Allemaal willen we de hemel: ‘Vriendschap, verraad en loyaliteit spelen een grote rol in dit aangrijpende verhaal.’ (http://moetjelezen.blogspot.com/2008/05/allemaal-willen-we-de-hemel-els-beerten.html) Dit soort argumenten worden in recensies vaak in relatie gebracht met morele argumenten. Zo roept Allemaal willen we de hemel sterke emoties op bij lezers wanneer de hoofdpersonages voor (morele) keuzes staan: -
-
‘In Allemaal willen we de hemel groeien jongeren op in de Tweede Wereldoorlog. Zij moeten keuzes maken die vaak moeilijk en hartverscheurend zijn.’ (http://streekkrant.rnews.be/nl/regio/vbr-3200/bekroond-boek-els-beerten-neemtinternationale-vlucht/Article-1184683226347-1194517837089.html) ‘Moeten ze wachten tot de oorlog voorbij is voor ze beginnen met leven? Jef, Ward, Renée en Remi hebben daarop elk hun eigen antwoord, soms met ontroerende en soms met schokkende consequenties.’ (Pjotr Van Lenteren in De Volkskrant, 12 september 2008)
Morele argumenten Uit Allemaal willen we de hemel: ‘Ik heb altijd gedacht: Jef en ik, wij lijken in niets op elkaar. Het klopt niet. Allebei wilden we iets goed doen. We worden echte helden, zei Jef altijd. Maar zijn vader heeft hem tegengehouden. Terwijl de mijne gewoon verdween. Voor hij iets kon zeggen was hij er al niet meer. En later verdween ik op mijn beurt. Voor Renée. Voor mijn moeder. En uiteindelijk ook voor Jef.’ (p. 469) Als je morele argumenten aanhaalt bij de beoordeling van een boek, beoordeel je een boek als goed of minder goed naargelang het morele beginselen belichaamt die je zelf goed- of afkeurt. Dit soort argumenten komen het meest voor in de recensies van Allemaal willen we de hemel. Bijvoorbeeld: -
-
-
‘Waarheid en leugen, schuld en onschuld, naïef idealisme en trouw aan eigen volk en de dunne grens daartussen: deze monumentale coming-of-ageroman in een notendop.’ (Geert Mertens in Het Laatste Nieuws, 6 mei 2009) ‘Els Beerten brengt in dit boek een complexe en moeilijke problematiek in kaart. Geen van de personages is zwart of wit. Allen zijn grijs, dat wil zeggen op een of andere manier mee verantwoordelijk voor het kwaad dat deel uitmaakt van hun wereld.’ (Rita Ghesquiere op http://www.kerknet.be/cultuur/content.php?ID=5007&VV485ZE=1) ‘Allemaal willen we de hemel is een genuanceerd, ontroerend en tegelijk hard boek over de zoektocht naar geluk en morele keuzes in moeilijke tijden, waarin er weinig wit en zwart, maar vooral veel grijs is - niemand is helemaal goed en niemand is helemaal slecht. Het is een boek dat de lezer aan het twijfelen brengt: hoe zou hij zelf reageren in die extreme omstandigheden?’ (Veerle van den Bossche in De Standaard, 20 maart 2009)
Els Beerten kan door de opbouw met de verschillende perspectiefwisselingen tot dit genuanceerde beeld komen. Zelf velt ze geen oordeel, maar schuift ze de morele vragen door naar de lezer.: -
‘De verschillende perspectieven bieden inzicht in alle gedachten en motieven. Hierdoor is de grens tussen goed en kwaad niet zonder meer te trekken. Wat als je ontdekt dat je de verkeerde idealen nastreefde? Wat als de vriend die je bewonderde, iets slechts heeft gedaan en iedereen
-
besloten heeft dat hij niet deugt? Wat doe je als je een leugen niet meer terug kunt draaien? En wat doe je als diezelfde leugen je leven kan redden of het leven van een ander? Toch wordt het boek nergens te expliciet of te boodschapperig. De lezer wordt uitgedaagd zelf verbanden te leggen en de beschreven gebeurtenissen telkens weer in een nieuw licht te bezien.’ (Eefje Buenen in De Leeswelp nr. 5, 2008) ‘De keuzen die ze maken en de oordelen die ze geven, zetten mij aan het denken over goed en kwaad en de soms moeilijk te onderscheiden grens daartussen. Wie is de held, wie de schurk? Het verhaal heeft me van begin tot eind geboeid en hield me ook daarna nog bezig. Een oordeel is vaak zo snel gegeven. Maar wie weet zeker dat hij altijd de juiste keuzen maakt?’ (Helma van Lierop op http://www.vn.nl/KunstCultuur/DeRepubliekDerLetteren/ArtikelLiteratuur/VolgensDeVakl ieden.htm?print=true#helmavanlierop)
Structurele argumenten Uit Allemaal willen we de hemel: ‘Ze legt een stapel papieren voor zich en begint te spelen. Met gesloten ogen, met open ogen, soms beweegt ze haar lichaam, soms is ze stil. Alsof ze de muziek bedenkt terwijl ze speelt, alsof elke noot van haar is. Ward kon dat ook. Hij kon dat echt zo goed. Hij zal er ook ginder wel iedereen mee betoverd hebben. Maar de oorlog heeft hij er niet mee gewonnen.’ (p. 327) Els Beerten bouwt haar verhaal nauwkeurig op. Argumenten die focussen op de opbouw of constructie van een boek, zijn structurele argumenten. Deze argumenten overheersen in de moderne literatuurwetenschap als kwaliteitsnorm voor een werk. Allemaal willen we de hemel wordt met veel lovende woorden ingeschreven in de literaire traditie: ‘Het meest te waarderen aan Allemaal willen we de hemel is dat de knappe vorm zo onnadrukkelijk is en de ronduit spannende ontknoping niet in de weg zit. Tussen de personages ontwikkelt zich een klassiek noodlotsdrama van liefde en loyaliteit waar Shakespeare zich niet voor geschaamd zou hebben.’ (Pjotr van Lenteren in De Volkskrant, 12 september 2008) Structurele argumenten blijken belangrijke argumenten om het boek ook aan te raden aan volwassenen: ‘Een knappe cross-overroman met literaire allures en personages die je bijblijven, en die ook door volwassenen kan worden gesmaakt.’ (Veerle van den Bossche in De Standaard, 20 maart 2009) Omdat deze argumenten zo doorslaggevend zijn voor (volwassen) recensenten, is het interessant hierbij expliciet naar de mening van de juryleden te vragen. Zijn zij het hiermee eens? Is dit voor hen ook een belangrijk argument? Intentionele argumenten ‘Nee, je kan niet echt van een bepaalde schrijftechniek spreken. Schrijven is voor mij veel meer dan een techniek gewoon een ingesteldheid. Als ik schrijf is het een beetje alsof ik steeds meer kleren uittrek, niet als een exhibitionist, maar als iemand die ondanks de zon bang was om kou te lijden en veel kleren heeft aangedaan. En dan merk je dat die zon op je huid wel deugd doet. Je gaat minder omfloerst schrijven, directer, soberder ook. Ik word steeds minder bang om te zeggen wat ik wil.’ (Els Beerten)
Intentionele argumenten gaan na in welke mate de schrijver de eigen doelstellingen realiseert. Mooij zelf vindt deze argumentatie heel omstreden, want hoe kan je die bedoelingen wel goed genoeg kennen? In verschillende interviews door de jaren heen praat Els Beerten over de verschillen tussen jeugd- en volwassenenliteratuur: -
-
-
-
-
‘Een goed jeugdboek moet in de eerste plaats eerlijk zijn. Het moet het gevoel van hoop geven. De criteria voor een goed jeugdboek zijn volgens mij dezelfde dan die waaraan de volwassenen aandacht besteden. De fantasie van het kind is daarbij natuurlijk het basisgegeven.’ (Het Volk, 4 november 1992) ‘Ik probeerde wel eens een boek voor volwassenen te schrijven, maar dat lukte niet. Ik moet eerst vat hebben op een wereld voor ik hem ga beschrijven. Tieners, daar heb ik al vat op. Mijn eigen wereldje van vroeger doorgrond ik nu wel en dus kan ik erover schrijven. Maar mijn eigen leeftijd en alles wat daarbij hoort, begin ik ook maar pas te ontdekken. Pas als ik zie hoe dat functioneert, kan ik erover schrijven.’ (Het Nieuwsblad Limburg, 4 november 1995) ‘Eigenlijk houd ik niet van die hokjes. Mijn boeken zijn weliswaar in de eerste plaats bedoeld voor jongeren, maar kunnen ook perfect gelezen worden door volwassenen. Jammer genoeg werken de meeste boekhandels met een code om de boeken te rangschikken en kunnen boeken geen twee codes krijgen. Ik ben dan wel zo koppig om te denken: ze moeten mij maar vinden.’ (Het Nieuwsblad, 28 februari 2009) ‘Ik heb wel eens gedacht dat ik een keuze moet maken in mijn publiek en in de Vlaamse uitgeverswereld wordt nogal eens gesteld dat je je best bij een enkele leeftijdsgroep houdt, wellicht omdat dat makkelijker te propageren is, maar ik vind het juist een verademing daarvan eens te kunnen afwijken.’ (Het Nieuwsblad Limburg, 4 november 1995) ‘De realiteit is niet zwart-wit, maar complex en jongeren zaten toen ook met morele dilemma's. Toen ik het boek uitschreef had ik geen duidelijk plan. Elke dag was ik zelf benieuwd wat mijn personages zouden doen. Ik hoop dat mijn boeken barstjes in de ijsschotsen van mijn lezers maken.’ (Het Laatste Nieuws, 18 maart 2009)
Vernieuwingsargumenten Uit Allemaal willen we de hemel: ‘Ach kind, zei mijn moeder, je hebt een hart zo groot als de wereld. Diep ademhalen en verder lopen, zei ze ook nog. Alleen wie stilstaat versteent. Mijn moeder en haar uitspraken, ze helpen nog steeds. Want ik wil niet verstenen, ik wil zo graag gewoon gelukkig zijn. Niet kwaad, niet triest, gewoon gelukkig. Even kijk ik opzij. Emile leunt tegen de muur en glimlacht voor zich uit. Dit is mijn nieuwe leven. En het is een goed leven. Daar kan geen mens aan twijfelen.’ (p. 327) Vernieuwingsargumenten leggen de nadruk op de oorspronkelijkheid van een werk: het boek wordt gewaardeerd naargelang het vernieuwend is door oude regels of verboden te doorbreken of door nieuwe vormen of inhouden te ontwikkelen. In Allemaal willen we de hemel gaat Els Beerten om een vernieuwende manier om met het thema van de Tweede Wereldoorlog. Zo zegt Bas Maliepaard: ‘Het heeft even geduurd voordat de jeugdliteratuur toe was aan genuanceerder oorlogsboeken dan De Engelandvaarders van Klaas Norel en Reis door de nacht van Anne de Vries. Pas in de jaren zeventig werd het beeld van patriotten contra verraders enigszins doorbroken door Evert Hartman en Jan Terlouw. Hartmans Oorlog zonder vrienden gaat over de zoon van een NSB’er [Nationaal Socialistische Bond], en Terlouw vroeg in zijn recent verfilmde Oorlogswinter ook
aandacht voor het schemergebied tussen goed en fout. Toch werd dat grijze gebied in een jeugdboek bij mijn weten nooit eerder zo secuur en invoelbaar onder de loep genomen als in de vuistdikke roman Allemaal willen we de hemel van Els Beerten.’ (Trouw, 10 januari 2009) PRIJZEN EN JURYVERSLAGEN Allemaal willen we de hemel kreeg in 2009 de Boekenleeuw en werd genomineerd voor De Gouden Uil Jeugdliteratuurprijs 2009, waar het de publieksprijs van de Jonge Lezer won. Bespreek de twee juryverslagen met de juryleden. Zijn ze het eens? Verdient het boek deze prijzen? Boekenleeuw ‘Ook voor het boek der boeken, de Boekenleeuw, geldt wat zonet gezegd is over jonge tot volwassen lezers. Verhaal én thema’s overstijgen hier leeftijdsgrenzen. Elke leeftijd kent de verscheurende twijfel tussen goed en kwaad, tussen hero en zero, tussen schuld en onschuld. Zowel jonge als oudere lezers vernemen in dit boek hoe kiezen voor ogenschijnlijke deugden onvermoede ondeugden met zich meebrengt; hoe niet voor zichzelf en aan de anderen denken tot drama’s kan leiden; hoe vriendschap sterker is dan verraad en de dood. Eeuwige en universele waarheden. En dat allemaal in een boerendorp in Limburg. Maar omdat dit boek hierdoor veel meer is dan louter een Limburgs oorlogsverhaal dat wil begrijpen, maar niet goedkeuren, dat wil doen nadenken, maar ook niet alle antwoorden heeft, verdient het voor ons deze bekroning, waarmee de auteur na een lang en moeilijk schrijfproces haar hemel heeft verdiend.’ (Juryverslag Boekenleeuw 2009) Gouden Uil ‘Els Beerten zoomt in op de verwarring van de Tweede Wereldoorlog, door de onbevangen ogen van vier tieners ofte vier onvergetelijke protagonisten: Ward, die naar het Oostfront trekt om de Russen te bevechten; zijn vriend Jef wiens dadendrang strandt in tobberijen; diens meisjesdromen najagende zus Renée; en hun tienjarige broertje Remi, die vrolijk pendelt tussen onwetendheid en fantasie. De wervelende mozaïek van hun belevenissen en gedachten houdt vaart in het 500 bladzijden omspannende verhaal, een in velerlei zin breed epos dat de eenduidige grenzen slecht tussen lafheid en heroïek, goed en kwaad, winst en verlies. Door deze bijwijlen sombere kroniek van vriendschap en verraad waait onophoudelijk de muziek van de dorpsfanfare, een onstelpbare stroom hoopvolle deuntjes van onblusbaar enthousiasme. Kortom, voer voor een nieuwe dramareeks.’ (Juryverslag nominatie Gouden Uil Jeugdliteratuurprijs) DILEMMA’S Laat de juryleden de keuzes van de hoofdpersonen beargumenteren, zodat ze voor iedereen uit de groep begrijpbaar worden: -
-
Waarom kiest Ward voor het VNV? Waarom kiest vader Claessens ervoor geen standpunt in te nemen? (‘Wíj blijven aan de kant staan’, zegt de vader van Jef. Zelf zegt Jef: ‘Als alle mensen dat deden, zou het wel eens heel snel afgelopen kunnen zijn met de wereld.’) Waarom noemt Remi zijn grote broer een held? ….
Laat de jurleden zelf andere morele dilemma’s uit het boek verwoorden.
WERKMODEL GROEP 6 De woorden van zijn vingers Marian De Smet (door Els Debuyck)
AUTEURSINFO (ZIE WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Marian De Smet (27 maart 1976) studeerde aan de kunsthumaniora in Hasselt om later in Heverlee de richting kleuteronderwijzeres te volgen. Schrijven deed ze altijd al, maar ze begon het pas echt serieus te nemen toen ze na de geboorte van haar eerste kind een tijdje thuis bleef. Marian debuteerde in 2001. Voor haar eerste boeken haalde ze inspiratie uit het kleuterklassenleven en uit het leven met haar drie schatten. Met De woorden van zijn vingers bereikt Marian oudere lezers. Het verhaal zelf zat al jaren in haar hoofd, tot de tijd rijp was om het op te schrijven. www.mariandesmet.be Bibliografie Op slot (Clavis, 2001) Lieve, stoute zon (Clavis, 2006) Broertje te koop (Clavis, 2007) Ik woon in twee huizen (Clavis, 2008) De woorden van zijn vingers (Clavis, 2008) KORT SAMENGEVAT ‘Rembrandt keek Clara aan. Al die jaren had er iets door zijn geest gewerveld. Een gevoel waar hij geen vat op kreeg. Al had hij het enkele keren bijna kunnen pakken, het ontglipte hem telkens weer. En nu legde Clara er de vinger op.’ Rembrandt is doof sinds zijn elfde. Clara heeft een doof broertje en kent gebarentaal. Rembrandt en Clara ontmoeten elkaar toevallig op de trein en zijn meteen geïnteresseerd in elkaar. Clara wil Rembrandt leren kennen. Diep vanbinnen wil Rembrandt ook Clara leren kennen, maar het lukt hem niet om zich helemaal open te stellen voor een relatie. Clara raakt geïntrigeerd door die muur waar ze zo vaak op botst. Wat is er met Rembrandt? Clara geeft niet op. Aarzelend, worstelend, stap voor stap en dankzij Clara’s hulp en geduld, lukt het Rembrandt om met zijn verleden af te rekenen.
VOOROPDRACHT Vraag de juryleden om de pagina’s te noteren van fragmenten die ze mooi vinden. Die fragmenten kunnen tijdens de bespreking voorgelezen worden. BESPREKEN EN BEOORDELEN VAN HET BOEK Zie ook Boeken bespreken met de methode ‘Chambers in de Coördinatorenhandleiding (p. 20) op www.kjv.be. Start Het kan leuk zijn om je bij het begin van de bijeenkomst in te leven in de dovenwereld. De begeleider stelt vragen met gebaren en door traag (en stil) spreken. De juryleden antwoorden op dezelfde manier. Zorg ervoor dat wie aan het woord is, door iedereen gezien kan worden. Begin met de vraag ‘wat vind je van dit boek?’ Bespreek achteraf hoe het voelt om op die manier met elkaar te communiceren. Structuur Wat nu gebeurt, staat in een ander lettertype dan wat vroeger gebeurde, wat verhelderend werkt. Vonden de juryleden dit handig? Het verhaal Thema’s Door de thema’s (doofheid, misbruik, verliefdheid, relaties,…) kan dit verhaal veel losweken bij de juryleden. Vraag hen daarom eerst wat hen raakte, wat het verhaal met hen deed. Laat hen vertellen. Samengevat Overloop en reconstrueer de volgende verhaalelementen met de juryleden: -
-
-
-
De jeugd van Clara + de mensen die belangrijk zijn voor haar De jeugd van Rembrandt + de mensen die belangrijk zijn voor hem ‘Chantal had niet veel. Geen man, geen diploma, geen werk, geen geld. Maar ze had iets wat veel moeders niet hebben: tijd. En al die tijd besteedde ze aan haar zoon, zonder overbezorgd of bezitterig te worden.’ (p. 28) Het misbruik, hoe dit Rembrandt verstikt en hoe gemakkelijk de meester ermee weg komt ‘Hij had er alles voor gegeven om zijn wanhoop uit te schreeuwen, maar de woorden hoopten zich op achter de blokkade die nu al jaren een deel van hem was. Hij kon de woorden alleen maar wegslikken. Ze wrongen zich pijnlijk door zijn keel, waarna ze als een steen op zijn maag bleven liggen.’ (p. 86) Het belang van muziek voor Clara ‘Clara gaf niet op. Het moest perfect. Altijd op zoek naar dat ene ogenblik dat alles lukte en de muziek met haar aan de haal ging. Dan volgden haar vingers vanzelf….Hierom deed ze het. Om die kick van meestal maar enkele seconden dat ze één was met haar instrument en de muziek.’ (p. 16-17) De verschillende aarzelende stappen die Clara en Rambrandt naar elkaar toe zetten
Bijkomende vragen - Was er iets moeilijk of onduidelijk? Was er iets dat je stoorde?
-
Ken je andere boeken die op dit boek lijken? Als jij dit boek geschreven had, wat had je dan anders gedaan? Passen de titel en de omslag bij het verhaal? Was er iets in het boek dat je zelf al hebt meegemaakt? Heb je dingen bijgeleerd over doof zijn? Welke stukken van het verhaal herinner je je het best? Wat las je het liefst? Welk moment uit het boek vond je het mooist? (zie vooropdracht) Zou je het boek nog eens willen lezen? Wat vind je het belangrijkste element in het boek? Welk personage boeide jou het meest? Vertel… Komen Rembrandt en Clara geloofwaardig over? Kan je begrip opbrengen voor hoe ze met de dingen omgaan? Zou Rembrandt je vriend kunnen zijn? Zou Clara je vriendin kunnen zijn? Vind je Chantal een goede moeder? Kan je begrip opbrengen voor Chantal, die Jeroen nooit verteld heeft dat ze een kind van hem verwachtte?
De auteur Vraag de juryleden of iemand iets over Marian De Smet kan vertellen. Weet iemand waarom ze dit boek geschreven heeft? Zijn de juryleden zich ervan bewust dat er soms veel research voorafgaat aan een boek? Je kan een jurylid de opdracht geven om tegen de bijeenkomst meer informatie over Marian De Smet en haar boek op te zoeken. Op www.annies.nl/columns/gastcollumns/artikel/438/ vind je een column waarin Marian De Smet vertelt hoe en waarom ze dit boek geschreven heeft. Je kan de column printen en samen met de juryleden lezen en bespreken. EXTRA Doof Meer info over doven kan je vinden op www.stichtingplotsdoven.be. Levensecht Dit boek is verschenen in de reeks Levensecht. Vraag de juryleden of ze van dergelijke boeken houden. Over welke onderwerpen hebben ze of zouden ze graag een ‘levensecht’ boek lezen? Tip Het boek Zoals het leven komt: tien jongeren op een ongewoon pad (Clavis, 2009) van Bettie Elias en Ann Kestens is verschenen in de reeks Getuigenissen. Hierin vertellen jongeren over ingrijpende ervaringen in hun leven. (Ze werden gepest, moesten naar een tehuis, werden getroffen door kanker, raakten verslaafd aan drugs, moesten leren leven met autisme, werden zwanger of moesten vluchten uit hun geboorteland.) Getipt Voor wie graag leest, is het altijd leuk om boekentips van anderen te krijgen. De juryleden kunnen leestips van andere juryleden noteren in hun Leesdagboek. Of je kan hen bij de start van het leesjaar een notitieboekje geven waarin ze tips van anderen of boeken die ze nog willen lezen, noteren.
Leuk is ook om tijdens het leesjaar een groot vel papier op te hangen in het lokaal waar je samenkomt, waar je in grote letters ‘De tip van…’ op schrijft. Laat de juryleden dit in- en aanvullen. Tip Boekentips kan je vinden op www.villakakelbont.be (kinderen en jongeren) of op www.iedereenleest.be (volwassenen). Geef de websites ook door aan de juryleden, als ze die nog niet kennen!
WERKMODEL GROEP 6 Brei met mij Evelien de Vlieger (door Miche Bekaert)
AUTEURSINFO Evelien De Vlieger schrijft boeken voor kleine en grote kinderen: prentenboeken, informatieve boeken en leesboeken. Haar eerste jeugdroman Blijven slapen stond op de longlist van De Gouden Uil Jeugdliteratuurprijs. KORT SAMENGEVAT Achterflap: Brei met mij is het verhaal van Heide, een zestienjarig meisje dat wil dat het leven nu begint, en wel meteen! Dat is niet gemakkelijk met een moeder die zelf niet volwassen wil worden. Wanneer die moeder dan ook nog haar vriendje inpalmt, is voor Heide de maat vol en vlucht ze weg met haar babybroertje.
HET VERHAAL Het verhaal is opgebouwd uit veel korte hoofdstukken. De titels van de hoofdstukken verraden niet wat er komt, maar maken de lezer nieuwsgierig. Het is een spannend en aangrijpend wegloopverhaal waarin veel gewisseld wordt tussen heden en verleden, waardoor de reden van het weglopen duidelijk wordt. Doordat het verhaal niet belerend is, komt het nooit ongeloofwaardig over. De gedachtegang van een struikelende puber wordt goed weergegeven met gevoel voor humor en lichte ironie. THEMA’S -
Puberteit Nieuw samengestelde gezinnen Weglopen
AAN DE SLAG Aan de hand van deze vragen kan je met de juryleden discussiëren: -
De titel: wat vind je van de titel? Sprak hij je aan of niet? Kan je een andere titel verzinnen? Welke impact heeft het breien in het verhaal? Kan je zelf breien of is dit uit de mode? Kan je je inleven in het gedrag en de gedachten van Heide? Hoe zou jij reageren als jouw moeder je vriendje zou kussen? Waar zou jij naartoe gaan? Hoe worden de personages omschreven? Wat voor mensen zijn Ulrike, Pat, Ian, Dragana? Vind je het verhaal geloofwaardig? Een ander boek over weglopen is Dun van Do van Ranst. Wie het boek 2 jaar geleden in groep 5 gelezen heeft, kan een vergelijking maken tussen deze twee boeken.
WERKMODEL GROEP 6 De roep van de wolf Steven Herrick (door Wieneke Coupé)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Steven Herrick is geboren op oudejaarsavond in 1958 als zevende telg van het gezin Herrick. Als kind was hij gebeten door het ‘voetbalvirus’: elk vrij moment schopte hij tegen een bal. Het was zo erg dat hij besloot z’n school niet af te maken. Hij ging werken als fruitplukker en werkte aan zijn voetbaldroom. Toen hij begreep dat hij het als voetballer nooit ver zou schoppen, ging hij terug naar school en daarna zelfs naar de universiteit. Nu is Steven al ongeveer 15 jaar schrijver-dichter. Hij schrijft boeken voor alle leeftijden en bezoekt veel scholen om over z’n werk te praten. Voetballen doet hij ook nog steeds als amateur bij de club The Marshmallows. Hij woont in Australië en heeft twee kinderen: Jack en Joe. poetryfootballtravel.blogspot.com www.stevenherrick.com.au Bibliografie Aan de rivier (Lemniscaat, 2007) De roep van de wolf (Lemniscaat, 2008) Cold Skin (nog niet vertaald) KORT SAMENGEVAT Lucy en haar buurjongen Jake wonen in Australië, ver weg van de bewoonde wereld. De vader van Lucy was vroeger truckchauffeur, maar door te trouwen en kinderen te krijgen, is hij nu met ontzettende tegenzin gebonden aan een boerderij. Zijn frustratie en verveling werkt hij vaak uit op Lucy, die dan ook liefst zo ver mogelijk uit z’n buurt blijft. Jakes vader is helemaal anders. Hij vertelt bijvoorbeeld heel graag. Vooral het verhaal over de wolf die hij ooit zag, is een echt stokpaardje van hem. Jake is er al heel lang door gefascineerd: bestaat de wolf of bestaat hij niet? Lucy gelooft niet in het verhaal van de wolf, volgens haar is het een verwilderde hond, maar ziet er wel een kans in om weg te lopen thuis en van haar vader. Ze overtuigt Jake om
samen de wolf te zoeken. Maar de tocht verloopt anders dan gepland en Lucy en Joke worden gedwongen middenin een onherbergzaam en kaal gebied te overnachten. Die nacht verandert alles… VÓÓR DE BIJEENKOMST Geef de juryleden op voorhand (bijvoorbeeld bij het uitdelen van de boeken) de opdracht om terwijl ze lezen één of enkele mooie, ontroerende of pakkende zinnen te noteren. Die kunnen ze dan bij het begin van de bijeenkomst aan elkaar voorlezen. Op die manier zit je meteen in de sfeer van het boek en heb je ook onmiddellijk een aanleiding om te praten over de speciale vorm. Een voorbeeld (p.159) ‘Heb je wel eens naar regendruppels gekeken die recht naar je toe vielen? Het is alsof je wordt opgetild in de bui. Je bent alleen met de hemel. Ik was niet bang. Ik was in de regenbui. Dat was vrijheid. Ik had het er graag voor over Dat ik kletsnat werd.’ BESPREKEN EN BEOORDELEN VAN HET BOEK Vorm De vorm van dit boek, ook wel een ‘verse novel’ genoemd, valt meteen op. Waarschijnlijk zullen er zowel voor- als tegenstanders van zijn: de ene houdt van het poëtische effect, de ander struikelt over de traagheid die de vorm te weeg brengt. Het effect van die ongebruikelijke vorm kan je gemakkelijker tonen door (samen met de juryleden) een (hoofd)stuk in een gewone vorm te gieten, bijvoorbeeld door alle woorden na elkaar te zetten, zonder de vele ‘enters’ of witregels. Hiermee kan je het gesprek op gang brengen. Deze vragen kunnen de discussie verder ondersteunen: -
Waarom zou de auteur voor zo’n vorm kiezen? Wat is het effect van de ‘versregels’? Doet de vorm trager of sneller lezen? Heeft de vorm je gestoord of heb je er net van genoten? Zou je meer boeken met deze vorm willen lezen?...’
Steven Herrick gaf in een interview zelf een verantwoording voor zijn keuze om ‘verse novels’ te schrijven: ‘Ik schrijf graag zuinig, ga graag economisch met woorden om. Volgens mij worden lezers veel actiever betrokken bij zo'n boek. Ze lezen trager; ze staan soms even stil bij wat ze lazen, om dan weer door te gaan. Zo lees je ook een gedicht, toch? Door het onuitgesprokene, de understatements in dit soort boeken participeert de lezer meer. Die woordzuinigheid past ook goed bij mijn personages. Het is haast spreektaal. Ik merk wel dat jongeren doorgaans eerst wat weigerachtig zijn. Poëzie is nu eenmaal niet echt populair. Pas later merken ze dat ze een echt verhaal aan het lezen zijn. Het schiet ook aardig op, natuurlijk, met al die witregels. Op die manier krijg je ook minder gretige lezers makkelijker over de streep, vermoed ik.’
(de rest van het interview is te lezen op boek.veterpro.net/rec/dm08/bb_lu285.htm) Vinden de juryleden dat hij in zijn opzet geslaagd is? Verder is dit boek ook zeer fragmentarisch en scenisch geschreven. Dikwijls moet je zelf het één en het ander in elkaar puzzelen om het volledige verhaal te begrijpen. Stoort dat de juryleden? Houden ze van die vrijheid of hebben ze liever dat de auteur meer zelf stuurt en zelf het hele verhaal voorstelt? Missen ze dingen in het boek? Wat hadden ze nog graag geweten? Waar hadden ze graag meer over gelezen? Setting In een interview vertelt Steven Herrick dat dit boek zich afspeelt in z’n eigen stadje, Katoomba, maar dan zoals het eruit zag toen hij zelf nog een kind was. Zoek vóór de bijeenkomst via Wikipedia of Google Afbeeldingen een paar foto’s van dit stadje in de Blue Mountains. Laat tijdens de bijeenkomst de juryleden eerst zelf het decor zo gedetailleerd mogelijk beschrijven, laat hen een tekening maken,... Toon daarna de foto’s en vergelijk. Personages In dit boek leer je vooral de gevoelens van de personages kennen en hoe zij elkaar zien. Er wordt minder aandacht besteed aan de beschrijving van hun uiterlijk. Toch vorm je je bij het lezen vaak onvermijdelijk een voorstelling van hoe de personages er zouden uitzien. Laat de juryleden hun fantasie gebruiken! Thema Wat is het eigenlijke thema van het boek? Wat is het probleem? Is dit boek zonder meer een ‘probleemboek’? Waarom wel/niet? TOT SLOT Om de bespreking af te ronden, kan je praten over verhalen. Misschien zijn er juryleden wiens vader of moeder ook vaak zo’n stoer verhaal vertelt, dat achteraf niet of minder waar bleek? Voor wie niet genoeg kan krijgen van de stijl, de sfeer, de tragiek en de subtiele humor van Herrick is Aan de rivier een absolute must!
WERKMODEL GROEP 61 Vlucht Tom Marien (door Joni De Mol)
AUTEURSINFO Tom Marien werd in 1979 geboren. Als kind was hij al erg geëngageerd en zette hij zich graag in voor het milieu. Nadat hij op een paar brieven aan gezagsdragers zoals de burgemeester niet het verhoopte antwoord kreeg (het antwoord dat hij kreeg was vaak ‘in de grotemensenwereld gaat alles wat trager’), besloot hij om nooit helemaal volwassen te worden. De wereld van de woorden is erg belangrijk voor Tom. Na de middelbare school werd hij dan ook leerkracht in het lager onderwijs. Tom Marien geeft les in het tweede leerjaar en valt zijn leerlingen daar – naar eigen zeggen – ‘lastig met verhalen/sprookjes (want ze kennen hun klassiekers niet meer!), jeugdboeken en gedichten (pas op latere leeftijd ontwikkelen kinderen een soort van weerzin t.o.v. de poëzie).’ Vlucht verscheen in 2008 bij Manteau en is zijn romandebuut. Eerder publiceerde Tom in tijdschriften zoals Gierik en Nieuw Vlaams Tijdschrift. In september 2009 verschijnt zijn tweede jeugdroman: Vuist. http://blog.lierscultuurcentrum.be/index.php/category/tom-marien-blogt/ Extra Tom Marien schreef een tekst over zijn schrijversschap: Omtrent mijn pen of de puzzel van mijn schrijven in zeven stukken. Deze tekst is achteraan als bijlage bij het werkmodel gevoegd en vormt zeker een meerwaarde bij de bespreking. Tom zou het zelf erg op prijs stellen als niet alleen de begeleiders, maar ook de juryleden deze tekst integraal onder ogen krijgen!
1
Met dank aan Tom Marien zelf.
KORT SAMENGEVAT Vlucht gaat over Ben Arends, een jongen die het liefst gewichtloos wil zijn. Aanvankelijk in het luchtruim, maar ook op een snelle motorfiets, in zijn liefde voor Anita en Annelies en in woorden. Uiteindelijk vlucht hij zelf weg, om niet meer terug te komen.
STRUCTUUR Het boekt wordt vanuit verschillende standpunten verteld: Deel 1: Vliegen (p. 9-71) In het begin is Ben aan het woord. Hij vertelt afwisselend over zijn kindertijd en over zijn relatie met Anita. De tukken over zijn kindertijd geven de achtergrond die we nodig hebben om te begrijpen waar zijn fascinatie voor vliegen vandaan komt. De karakterisering van het jongetje dat alles doet om te kunnen vliegen is erg raak: eens kinderen ergens door gefascineerd zijn, kunnen ze daar heel ver in gaan. Het deel waarin Ben vertelt loopt tot p. 71 en heeft toepasselijk de titel Vliegen mee gekregen. Deel 2: Dansen (p. 75-136) In het deel Dansen is Annelies aan het woord. Zij neemt de draad van het verhaal op, waar Ben die losgelaten heeft door weg te rijden en niet meer terug te komen. Gaandeweg komen we wat meer over Annelies te weten, bijvoorbeeld dat dansen haar lange leven is. We lezen hoe moeilijk ze het heeft met zijn verdwijning. Deel 3: Vlucht (p. 137-143) In het laatste deel lezen we dat Annelies verder wil met haar leven en bij gebrek aan meer informatie zelf een einde maakt aan het verhaal. Het verhaal heeft geen traditioneel einde. We lezen dat Annelies zelf een einde aan het verhaal maakt, zodat ze weer verder kan. Ook een interessant structureel element is de tekst die Annelies schrijft over het verhaal van Ben en haar: ‘Meteen ben ik achter mijn bureau gaan zitten en na een halve dag van intensief noteren, schrappen en schaven heb ik een tekst klaar. Het vreemde is dat hij opvallend schrijverachtig leest. Dit zijn meer jouw woorden, Ben, niet de mijne.’ De tekst waarover ze het heeft, loopt van p. 122 tot p. 125. Toch kan je als lezer ook denken dat ze hiermee het volledige deel dat zij vertelt, bedoelt: Dansen en Vlucht. Of zou Annelies het hele verhaal zelf opgeschreven hebben? Tenslotte had ze toegang tot Bens boekenkast, brievencollectie en persoonlijke notities: ‘In enkele uren tijd heb ik al de aantekeningen en gemarkeerde zinnen uit je boeken en notities doorgenomen.’ (p. 106)
Tom Marien bedoelde met de tekst die Annelies schreef, de tekst van p. 122 tot p. 125. ‘Maar,’ zegt hij: ‘op het ogenblik dat je verhaal een boek wordt en je je verhaal op de lezer loslaat, is elke lezer zo vrij als een vogeltje om ervan te maken wat hij/zij zelf denkt dat het is/betekent. En dat maakt het net zo interessant! Ik wil mijn idee dus absoluut niet doordrukken. Als je suggestief probeert te schrijven, is alles mogelijk in de ogen van je lezer.’ Gespreksstof - Wat dachten de juryleden tijdens het lezen van deze passage? Waar dachten zij dat die tekst van Annelies op sloeg? - Vonden de juryleden de structuur van het boek duidelijk? Begrepen ze bijvoorbeeld in het eerste deel meteen wanneer Ben het over het heden had en wanneer het om een flashback ging? - Wat vonden de juryleden van het einde? Hebben de leden liever een duidelijk happy end of vinden ze het ok dat je als lezer niet weet wat hoe het echt afloopt en dat je het einde zelf mag fantaseren (zoals Annelies dat doet). Wat is er volgens de juryleden met Ben gebeurd? Wat zijn de verschillende mogelijkheden? THEMA’S -
Kunst en poëzie Een jongetje geobsedeerd door vliegen
Kunst en poëzie Ben is dichter, wil dichter zijn. Kunst en poëzie komen dan ook ruimschoots aan bod in dit boek. Een mooi citaat dat dit illustreert, is: ‘Het is een kwestie van techniek en gratie, en net daarom een volwaardige vorm van kunst.’ (p. 9) Gespreksstof Discussieer met de juryleden over wat zij onder kunst en poëzie verstaan. Een ander mooi citaat is: ‘Het draait er niet om dat je ergens van kunt leven, het draait erom dat je ergens voor kunt leven’. Gespreksstof Zijn de juryleden het eens met dit citaat? Wat zijn de passies van de juryleden, waar ze veel voor over zouden hebben? Zullen ze later hun studiekeuze laten bepalen door wat hen heel erg interesseert of eerder door de goede job die ze ermee zouden kunnen krijgen? Denken ze hier soms over na? Ben wil wel een dichter zijn, maar Annelies ontdekt na zijn verdwijning dat hij bijna al zijn mooie woorden haalde bij andere dichters: ‘De woorden die me bekend in de oren klonken, noteerde ik apart op een blad en nu heb ik een hele lijst klaar die bewijst dat jij nog niet half zo origineel bent als ik ooit heb gedacht. Ik moet ervan duizelen, Ben. Ik zit er vol ongeloof naar te kijken. Jij hebt ervoor gekozen om iemand te zijn die je niet bent. Je leeft in een wereld van gerecycleerde woorden’ (p. 106) Annelies haalt even later een citaat van Oscar Wilde aan, dat perfect samenvat wie Ben in haar ogen is geworden. Het citaat wordt op het einde van het boek herhaald: ‘Most people are other people. Their thoughts are someone else’s opinions, their lives a mimicry, their passions a quotation.’
Gespreksstof Begrijpen de juryleden het citaat van Oscar Wilde? Wat vinden ze er zelf van? Heeft de ontdekking van Annelies invloed op wat de juryleden van Ben vinden? Sommige van de dichters waar Ben zodanig naar opkeek, dat hij hun woorden stal, komen voor in het eerste deel van het boek. Er wordt ook verwezen naar enkele groepen dichters en stijlen: ‘Zomeravond. We hebben woorden en tijd.’ (p. 42) Citaat van Herman De Coninck: Zomeravond Zomeravond. We hebben woorden en tijd. Behaaglijk is het om van mening en geslacht te verschillen, waarna alleen nog van geslacht, een verschil van dag en nacht, waarna nacht. Laat je strelen, kom. Ik hou ervan je lichaam te verdelen in van alles twee, zoals ik deze zomer de zee verdeelde toen ik schoolslag zwom. www.hermandeconinck.be/schoolslag-1.php ‘dien avond en die rooze’ (p. 43) Gedicht van Guido Gezelle: Dien avond en die rooze ‘k Heb menig uur bij u gesleten en genoten, en nooit en heeft een uur met u me een enklen stond verdroten. ‘k Heb menig menig blom voor u gelezen en geschonken, en, lijk een bie, met u, met u, er honing uit gedronken; maar nooit een uur zo lief met u, zoo lang zij duren koste, maar nooit een uur zoo droef om u, wanneer ik scheiden moste, als de uur wanneer ik dicht bij u, dien avond, neêrgezeten, u spreken hoorde en sprak tot u wat onze zielen weten. Noch nooit een blom zo schoon, van u gezocht, geplukt, gelezen, als die dien avond blonk op u, en mocht de mijne wezen! Ofschoon, zoo wel voor mij als u, - wie zal dit kwaad genezen? een uur bij mij, een uur bij u
niet lang een uur mag wezen; ofschoon voor mij, ofschoon voor u, zoo lief en uitgelezen, die rooze, al was ‘t een roos van u, niet lang een roos mocht wezen, toch lang bewaart, dit zeg ik u, ‘t en ware ik ‘t al verloze, mijn hert drie dierbre beelden: u dien avond - en - die rooze! cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/gezelle/rooze.html (op de site staan ook wat woordverklaringen) De Vijftigers en de Experimentelen (p. 43) Uitvoerige informatie kan je vinden op onderstaande site. Dit is wellicht net iets te gespecialiseerd voor de juryleden, maar voor de begeleiders is het een handige oriëntatiesite. www.dbnl.org/tekst/bork001lett01_01/bork001lett01_01_0023.htm#v152 Machado (p. 44) Dit verwijst waarschijnlijk naar de Spaanse dichter Manuel Machado. Het precieze gedicht waaruit het citaat ‘Vrouwen zijn een zee met weinig schipbreuken ’s nachts, maar des te meer in de ochtend’ komt, viel niet meteen te achterhalen. s2.ned.univie.ac.at/lic/autor.asp?paras=/lg;1/aut_id;27440/ Gespreksstof - Wat vinden de juryleden van de gedichten? Kenden ze de gedichten al, bijvoorbeeld ‘Dien avond…’ al? Begrepen ze de referenties? Hadden ze ooit al gehoord van de Vijftigers en de Experimentelen of konden ze vermoeden waar die namen naar verwezen? Willen ze hier graag meer over weten of kan het hen eigenlijk niet zoveel schelen? - Zijn er juryleden die zelf poëzie of proza schrijven? Waarom doen ze dat? Hebben ze daar net zoals Ben een reden voor, bijvoorbeeld om aan de wereld te kunnen ontsnappen? Lezen zij net zo veel gedichten van anderen als Ben of trekken ze zich niets aan van wat andere schrijvers doen? Een jongetje geobsedeerd door vliegen In de flashbacks wordt het beeld geschetst van een jongetje dat geobsedeerd is door vliegen. Dit beeld is heel herkenbaar: veel kinderen hebben tijdens hun jeugd een thema waar ze volledig door in beslag genomen worden. Een boek dat een soortgelijk kind mooi beschrijft, zij het in een heel andere context, is Extreem luid en ongelooflijk dichtbij van Jonathan Safran Foer (Anthos, 2005). Bij Bens obsessie voor vliegen komen bijvoorbeeld de ontwerpen van Leonardo Da Vinci ter sprake: ‘In dikke boeken van mijn grootvader had ik de schetsen van Leonardo Da Vinci’s ornithopter ontdekt.’ (p. 14) Vlak hierna vermeldt Ben ook Otto Lilienthal die ‘met een zelfgemaakt zweefvliegtuig de berg kwam afgestormd.’ (p. 14). Gespreksstof - Weten de juryleden wie Da Vinci was? Weten ze bijvoorbeeld dat hij meer dan alleen maar een schilder was? Breng zeker wat afbeelding van zijn schetsen mee naar de bijeenkomst.
-
-
Geef wat meer duiding bij Otto Lilienthal. Op deze site vind je meer uitleg over de geschiedenis van de luchtvaart, waarbij zowel Da Vinci als Lilienthal aan bod komen: www.charlesgraafdelambert.nl/v2/hoofdstuk6.php Hoe interessant vinden de juryleden dit soort verhalen? Zijn er juryleden die als kind piloot wilden worden? Zijn er juryleden die opgeslorpt werden (of worden!) door een bepaalde interesse, zoals Ben?
OMTRENT MIJN PEN OF DE PUZZEL VAN MIJN SCHRIJVEN IN ZEVEN STUKKEN Door Tom Marien
Over de noodzaak. Ik heb verzinsels en verhalen nodig om vooruit te komen. Ik wil de werkelijkheid met mijn verbeelding te lijf gaan. Het is geen gebrek aan realiteitszin dat mij drijft, het is gewoon mijn manier van in het leven staan. Sterker zelfs, om de wereld te begrijpen moét ik er een laagje verbeelding omheen leggen. Vaak ben ik op een andere plek dan waar mijn voeten op dat ogenblik zijn neergepoot. Mijn ouders steken vaak de draak met mijn weg-van-de-wereld-momentjes. Mijn moeder vertelt steevast dezelfde anekdote, wanneer ik met mijn vriendin bij ze langs ga. ‘Koffie of thee, Tom? Vervolgens hoor je tien seconden niks om dan een aarzelend “ja, da’s goe” als antwoord te krijgen.’ Lachen dat ze op dat ogenblik doen.
Over het nut. In deze snelle, digitale tijden zijn lezers en schrijvers een bende van zachte rebellen. Wij plegen traag verraad tegen al wat harder en sneller moet. Elke keer als wij een zin ontleden of noteren, plegen we een daad van verzet. We lezen hongerig en schrijven wild in het rond. En de gedachte van zoete rebellie kan ik best smaken. Het vervult me zelfs met enige trots.
Over het verleden. Als kind heb ik eens wat strips van één A4-tje bij elkaar geknutseld, en hier en daar een dom boekje. Mijn met ecologie doorspekte brieven aan enkele belangrijke gezagshouders echter stonden stijf van het engagement. Zo schreef ik meerdere malen aan de burgemeester van de stad Lier, alsook een keer aan koning Boudewijn. Een stukje natuurgebied in Mol werd bedreigd door de bouw van een vakantiepark. Wanneer de koning via zijn kabinetsmedewerker liet weten dat hij fier was op zo’n gedreven landgenootje, maar dat hij niks in de stedenbouwkundige pap te brokken had, zag ik de bui al hangen. Nadat ook de Lierse burgemeester mijn andere groene ideeën gekelderd had (‘grote mensen moeten gewoon wat meer hun best doen’ en ‘in de grotemensenwereld gaat alles wat trager’), besloot ik voor altijd kind te blijven. Grote mensen doen immers nooit genoeg hun best. Zij worden te veel door andere zaken in beslag genomen. Verder kan een speciale brief uit mijn kindertijd me ook vandaag nog ongemakkelijk maken. Toen ik in het derde leerjaar zat schreef ik aan Willy Vandersteen. Ik wilde mijn schriftelijke bewondering voor zijn Suskes & Wiskes uiten. Tussen de regels door probeerde ik een bezoek aan zijn tekenstudio los te peuteren. Meneer Vandersteen antwoordde snel en persoonlijk. Hij nodigde zelfs de hele klas uit. Mijn juf daarentegen heeft nooit gevolg gegeven aan zijn genereus aanbod. Dat niet-tegemoetkomen aan mijn kinderlijk enthousiasme remde mij destijds zo erg af dat ik een schooljaar later de brief niet durfde te tonen aan mijn nieuwe meester. Wanneer Willy Vandersteen in de zomer van 1990 overleed heb ik zijn antwoord voorgoed tussen andere rommel gestoken.
Over levens redden en citaten. Op een blauw uur durf ik wel eens mijn schriftje verzamelde citaten uit de kast halen. Op dat ogenblik slagen sommige van die zinnen erin om diep onder mijn huid te kruipen. Uit de dagboeken van Oswald Hendryks Cornelius onthoud ik dat ik met al mijn krachten achter mijn grote interesses aan moet. Ik moet er hartstochtelijk over worden. Lauw is niet voldoende. Heet is ook niet goed.
Roodgloeiend en hartstochtelijk is het enige. Verder heeft een citaat uit het boek Zomer zeventien van Ed Franck me een keer uit een benarde situatie gered. ‘Nooit optornen tegen een stormwind, er ook niet mee meelopen, nee, gaan liggen, dat was de kunst.’ In het laatste jaar van mijn middelbare studies begon een leerkracht me plots uit te schelden voor de ganse groep. Ik ben toen beheerst van mijn stoel opgestaan, heb traag de bewuste zinnen uitgesproken en heb mijn plaats weer ingenomen. De stilte die daarop volgde was oorverdovend en ik heb het nooit meer aan de stok gehad met die leerkracht. Letters kunnen wel degelijk levens redden. Daar vormt dit voorval het levende bewijs van.
Over schrijven is lezen. Wie schrijft, is onherroepelijk een gedreven lezer. Schrijven en lezen vallen voor een stuk samen. Ik kan me dan ook geen betere voorbereiding bedenken dan de kilo’s lettergeknetter die ik verslonden heb. Voor de Nederlandstalige literatuur reken ik Bart Moeyaert, Peter Verhelst, Dimitri Verhulst, Gerard Reve en Harry Mulisch tot mijn literaire helden. In de categorie vertaalde literatuur prijken Italo Calvino, Günter Grass en Graham Greene aan de top van mijn lijstje. Ik ben ook een groot bewonderaar van de grenzeloze fantasie van Roald Dahl en de gevoeligheid van mensen als Ed Franck, Jamil Shakely en Annelies Tock. De Sporen van Hugo Claus hebben in mijn hoofd heel wat achtergelaten, net zoals de bruisende verzen van megalomaan Ilja Leonard Pfeijffer. Op poetisch vlak belichamen Claus en Pfeijffer voor mij het vleesgeworden summum van virtuositeit. Hun taalrijkdom en metier gelden als onomstotelijk. Pfeijffers poëtica, die voor heel wat opschudding zorgde in het kalme poëzielandschap, heeft me meermaals doen grijzen van plezier. Al moet je zijn beeldenstorm met een korrel zout nemen. Hij weet erg goed de media te bespelen en heeft van polemiek zijn handelsmerk gemaakt. Maar in de essentie van zijn poëtica volg ik hem totaal. Een potje goede poëzie moet complex zijn. Als een gedicht na één lezing als zijn geheimen prijsgeeft, dan kan je net zo goed de Druivelaar gaan lezen. Gelukkig woon ik samen met iemand die niet veel met poëzie en boeken heeft. Dat helpt om overdreven opwinding te voorkomen.
Over de plaats waar het gebeurt. In de woonkamer, de plek waar ik aan teksten zwoeg, slingeren vaak tientallen papieren rond. Krantenknipsels, correspondentie, verhalen en notities, een hoop geletterde rommel bij elkaar, zeg maar, en dat tot grote ergernis van mijn vriendin. Om de zoveel tijd word ik gedwongen grote kuis te houden. Ik verdedig me dan ook steevast met het argument dat schrijvers geen secretaresses zijn. In een schrijverskamer heerst nu eenmaal de chaos, net als in het schrijvershoofd. En die chaos stimuleert. Chaos is een noodzaak, net zoals lezen, vrijen, eten en drinken dat zijn. Na mijn redevoering over de vereiste van rommel volgt dan altijd een rondje opruimen. Samenleven betekent immers compromissen maken.
Over het isolement. Schrijven is nog geen constante in mijn leven. Ik moet nog te vaak op zoek naar momenten om aan de slag te kunnen. Verder weet ik niet goed wat ik met dat isolement als schrijver moet. De oude Paul de Wispelaere heeft gezegd dat je je als schrijver op tijd en stond uit de wereld moet terugtrekken. Af en toe zoek ik dat isolement bewust op, omdat ik pas echt ontvankelijk ben voor woorden als ik het gevoel heb dat er een glazen stolp om me heen wordt gezet. En dan nog het liefst wanneer het donker is. Rond die tijd kan ik het unieke gevoel hebben dat ik de enige ben die nog iets uitsteekt. Terwijl anderen hun dromen bij elkaar ronken schik ik mijn woorden op papier.
WERKMODEL GROEP 6 Wat ik was Meg Rosoff (door Lien Devos)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Meg Rosoff werd in 1956 geboren in Boston, USA. Na haar studie woonde ze negen jaar in New York, waar ze in de uitgeverswereld werkte. In 1989 verhuisde ze naar Londen. Daar woont ze nu nog steeds. Tot 2003 werkte ze als copywriter voor reclamebureaus, maar in 2004 debuteerde ze als schrijfster met How I Live Now (Hoe ik nu leef). Sindsdien schreef ze Just In Case (Het toevallige leven van Justin Case), What I Was (Wat ik was) en The Bride’s Farewell, zopas verschenen als Niemandsbruid. www.megrosoff.co.uk KORT SAMENGEVAT Wanneer Hilary aankomt op de zoveelste kostschool, verwacht hij niet dat hij iemand zou ontmoeten die is zoals hij altijd al had willen zijn. Finn woont alleen in een hut aan de zee en leidt het leven van een negentiende-eeuwse visser. Hilary offert elk vrij moment op om de school te ontsnappen en bij Finn te zijn. Maar niets is wat het lijkt en het water komt hen stilaan tot aan de lippen te staan.
THEMA’S EN INHOUDELIJKE KWESTIES Thema’s Opgroeien en identiteit Wie ben ik? Wie wil ik zijn? Is het mogelijk iemand anders te worden? -
Wie worstelt hiermee in het boek? (Hilary, Finn, Reese) Hoe zie je dat? Hilary probeert op het einde van het verhaal Finns leven te leiden. Lukt dit hem? Waarom wel of niet? Wordt hij iemand anders?
Gender Verschillende soorten jongens, jongen/meisje -
Welke soorten jongens zijn er in dit boek? Waar horen Hilary, Finn, Reese, Gibbon,… bij?
-
Wat voor jongen hoor je te zijn op de kostschool? Hoor je automatisch bij een bepaald soort jongens als je homo bent? Verraste het je dat Finn een meisje is? Waarom zou ze zich hebben voorgedaan als jongen? Zou ze zich heel bewust zo hebben voorgedaan? Hoe denk je dat het komt dat Hilary niet zag dat ze een meisje was?
Liefde Het verschil tussen liefde en iemand willen zijn -
Houdt Hilary van Finn of zou hij vooral graag Finn zijn? Sluit het ene het andere uit? Hoe zou Finn zich hierbij voelen?
Schuld Reese’s dood, ontdekking van Finn en diens geheim -
Heeft Hilary hier schuld aan?
Voorbijgaan van de tijd, geschiedenis Zie ook: ‘structuur’ en ‘motieven’ Schijn bedriegt -
-
-
Wat zegt de waarzegster tegen Hilary? > ‘Je moet beter kijken’ (p. 116) Wat ziet Hilary in het visioen dat hij bij haar krijgt? > ‘Het was een meisje en ik kende haar zoals je iemand kent in een droom, verkeerde informatie in een herkenbare verpakking.’ (p. 115) Hilary heeft hier achteraf, ‘met door bittere ervaring verkregen wijsheid’ een nieuwe regel bij bedacht: ‘Er zijn overal aanwijzingen.’ Zette dit je aan het denken? Wat dacht je dat er zou kunnen gebeuren? Heb je (eventueel nadien) nog aanwijzingen gevonden? > vb. p. 129: Finns gezicht onder water: ‘Ik besefte dat ik voor de gek was gehouden. Dus geen mysterieus visioen. Gewoon Finn.’ Hoe kan je dit interpreteren? Het fort onder water is ook anders dan Hilary zich had voorgesteld (p. 126). Op welke manier? Kan je dit ook interpreteren als een aanwijzing?
Homoseksualiteit (?) -
Beschouwen de juryleden dit als een thema in het boek? Waarom wel of niet?
Personages Alle personages zien we helemaal door de ogen van het hoofdpersonage, in die mate zelfs dat je pas op het einde ontdekt dat je zijn naam niet kent. Hierdoor zijn de personages meer uitgewerkt en uitgebreider beschreven naargelang de rol die ze spelen in Hilary’s leven (vergelijk Finn – Hilary’s moeder). -
Wie van de personages ken je het beste? Hoe komt dat? Finn wordt eindeloos bestudeerd, maar hoe goed ken je hem? Wat denk je over Reese? Wat voor iemand is hij? Wat is zijn relatie tot Hilary?
STIJL EN VORMKENMERKEN Structuur Raamvertelling: de intussen honderd jaar oude Hilary is de verteller. -
Waar bevindt hij zich terwijl hij het verhaal vertelt? Hoe ziet de wereld waarin zijn verhaal zich afspeelt er intussen uit?
Hilary wisselt de gebeurtenissen af met stukjes geschiedenis. Waarom interesseert geschiedenis hem zo, denk je? > Als jongen is hij gefascineerd door het andere, het eenvoudige, het ‘vrije’ leven. Het doet hem denken aan hoe Finn leeft. In zijn kostschoologen is er geen fijner leven. Daarnaast is er ook het oorlogsvoeren, het martelen, alles wat met bloed te maken heeft dat hem aantrekt. Uiteindelijk beseft hij dat zowel de geschiedenis als de levenswijze van Finn niet zo rooskleurig zijn. ‘Er kon niet genoeg verkrachting, plundering, marteling (...) aangesleept worden om aan onze zucht naar bloederigheid te voldoen. Maar toen kwam Finn en kreeg ik mijn eerste les in het verschil tussen wat aangenaam opwond en wat afschrikwekkend was, het verschil tussen historisch bloed en zijn huidige vorm.’ (p. 177) > Als volwassene zegt hij over geschiedenis: ‘Nu begrijp ik dat het niet meer is dan een verhaal, een van de vele, of allerlei delen van een aantal verschillende verhalen.’ (p. 217) Regel zeven is ‘Alle geruchten zijn waar’ en regel tien luidt ‘Er bestaat niet zoiets als de waarheid’ (p. 188). Hoe heeft hij deze besluiten getrokken? Ben je het met hem eens? Hilary bedenkt al doende regels voor zijn leven. -
Wat voor regels zijn het? Waarom zou hij regels opstellen voor zichzelf? Waarom zegt hij op een bepaald moment: ‘Mijn regels waren op.’ (p. 205) Heeft hij ze niet meer nodig of is er een andere reden?
Motieven Het opvallendste motief is de kustlijn die steeds dichterbij komt. Waar zou dat symbool voor kunnen staan? > Op die plaats is de geschiedenis vlakbij maar tegelijk is het duidelijk dat ze onbereikbaar is: ze vinden restanten van hoe het vroeger was (munten, fort), maar het water sluit hen ervan af. Het stijgende water geeft duidelijk aan dat de tijd voorbijgaat en nooit meer terugkomt. Dit zien we vooral opnieuw als Hilary als oude man boven de school en de hut vaart. > Finn wordt letterlijk van de wereld afgesloten. Door de getijdenstrook over te steken stapt Hilary een andere wereld en een andere tijd in.
WERKMODEL GROEP 6 De aankomst Shaun Tan (door Ilse Trimborn)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) De Australische Shaun Tan werd geboren in 1974 en woont en werkt in Melbourne als freelance schrijver en tekenaar. Als tiener maakte hij al illustraties voor kleine magazines en doorheen de jaren werd hij bekend als een auteur/illustrator met een sterke sociale bewogenheid. Zijn boeken hebben steeds een politieke, sociale en/of historische inhoud die op een vaak poëtische, ietwat dromerige manier gebracht wordt. Naast zijn werk als auteur en illustrator, werkt hij als theaterontwerper en was hij betrokken bij tekenfilms zoals Wall-E. De inspiratie voor De aankomst vond Shaun bij de emigratie van zijn vader van Maleisië naar Australië. Hij won er onder meer de prijs voor de beste strip mee op het gerenommeerde stripfestival van Angoulême. www.shauntan.net KORT SAMENGEVAT Een man verlaat zijn gezin om een toekomst op te bouwen in een ander land. Dit nieuwe land is echter bevreemdend en angstaanjagend. De mensen zijn anders, het alfabet is anders, er lopen bizarre wezens rond… Langzaam maar zeker zoekt en vindt de man zijn plekje.
STIJL EN VORMKENMERKEN De aankomst is een woordeloos (strip)verhaal in bruintinten, verdeeld in zes hoofdstukken.
THEMA Achterflap boek: eerbetoon aan de moed en het doorzettingsvermogen van alle migranten, vluchtelingen en ontheemden. MOGELIJKE INVALSHOEKEN VOOR DE BESPREKING Inleiding Begin met een rondvraag: vraag alle juryleden om kort te vertellen of hij/zij het boek al dan niet graag gelezen heeft en waarom. Op die manier krijg je al meteen een aantal aanknopingspunten voor de bespreking en weet je ook meteen wat de juryleden het meest is opgevallen (bepaalde personages, verhaallijn, einde…). De aankomst is een boek dat niet gemakkelijk met andere boeken te vergelijken. Door het gebrek aan tekst zal het een bijzondere ‘lees’ervaring zijn. Algemene vragen en discussieonderwerpen -
-
-
Met welk woord zouden de juryleden het boek omschrijven? Welk gevoel overheerst na het lezen van dit boek? Wat verwachtten de juryleden toen ze de cover en de titel zagen? Is het een uitnodigende cover? De auteur noemt zijn boek een eerbetoon aan de moed en het doorzettingsvermogen van alle migranten. Zijn de juryleden het daarmee eens? Is dat ook voor hen het thema van het boek of hebben ze een andere visie? Het boek is onderverdeeld in zes hoofdstukken. Vinden ze die indeling logisch? Waarom zou de auteur voor die indeling gekozen hebben? Wanneer je het boek openslaat, word je meteen geconfronteerd met een hoop pasfoto’s die je lijken aan te staren. Welk effect heeft dat op de juryleden? De auteur heeft gekozen voor sepiakleurige tekeningen die doen denken aan oude foto’s. Past die stijl bij het verhaal? Shaun Tan gebruikt bewust geen tekst. Op die manier krijg je als lezer hetzelfde bevreemdende en ontheemde gevoel als het hoofdpersonage. Hebben de juryleden dat ook zo ervaren? Wat vonden ze van dat gevoel? Vonden de juryleden dit een hoopvol boek? Hebben de juryleden door dit boek een andere kijk gekregen op de vluchtelingenproblematiek? Was het boek in zijn geheel meteen duidelijk of hebben de juryleden teruggegrepen naar bepaalde gedeelten voor verduidelijking? Wat vinden de juryleden van de titel? Past die bij het verhaal? Zit dit boek bij de juiste leeftijdscategorie voor KJV? Waarom wel of waarom niet?
Hoofdstuk 1 In het eerste hoofdstuk maak je kennis met een gezin, waarvan de vader om de één of andere reden naar een ander land vertrekt. Symbolen in dit eerste hoofdstuk zijn ondermeer de gevouwen vogel van papier en het draakachtige silhouet dat boven de stad zweeft. Hoe ervoeren de juryleden dit hoofdstuk?
Hoofdstuk 2 Het tweede hoofdstuk behandelt de overzeese tocht naar een nieuw land en een nieuwe toekomst. De symboliek van de gevouwen vogel komt terug. -
Wat is volgens de juryleden de betekenis van de tekening met de grote wolkenmassa en de kleine boot, gevolgd door twee pagina’s vol wolken? Hoe ervaren de juryleden de aankomst van de man in zijn nieuwe land? Wat is de functie van het fantasiewezen? Hou voelt de man zich? Hij word gekeurd, ziet voor hem onbegrijpelijke woorden in een onbekende taal. Hoe zouden de juryleden zich bij zo’n ‘aankomst’ voelen?
Hoofdstuk 3 In het derde hoofdstuk probeert de man zijn nieuwe wereld te leren kennen. Hij wordt geconfronteerd met de verhalen van andere migranten en vluchtelingen. De tekeningen zijn in dit gedeelte vaak donkerder van kleur. -
Welke voelden de juryleden bij dit hoofdstuk?
Hoofdstuk 4 In het vierde hoofdstuk zoekt de man werk. Dat lukt met vallen en opstaan. Ook hier wordt hij geconfronteerd met het verhaal van een andere migrant, waarbij de tekeningen weer donker worden. Ook de fantasiewezens zijn weer aanwezig. -
Wat is de functie van de fantasiewezens? Volgens sommige recensenten zijn het ‘bewaarengelen’. Zijn de juryleden het hiermee eens?
Hoofdstuk 5 Het vijfde hoofdstuk toont de heimwee van de man. Let opnieuw op de symboliek van de wolken, de gevouwen vogel, de fantasiedieren. Het hoofdstuk eindigt met de hereniging met zijn gezin in het nieuwe land. Hoofdstuk 6 Hoofdstuk zes begint zoals hoofdstuk één met een gevouwen dier, maar dit keer is het geen vogel. Het verhaal eindigt met tekeningen waarin de dochter een pas aangekomen vluchtelinge helpt – het gezin heeft blijkbaar zijn plekje gevonden in het nieuwe thuisland. -
Wat is volgens de juryleden de bedoeling en betekenis van de tekening van de dochter? Wat vinden de juryleden van dit einde? Is dit een hoopvol einde?
Recensies Hierna volgen enkele stukjes uit recensies. Je kan ze aan de juryleden voorleggen en vragen of ze het al dan niet eens zijn met de recensenten. Als je recensies van De aankomst leest, valt het op dat geen enkele recensent iets negatiefs zegt over dit boek. Vinden de juryleden dat ook? -
‘Dit verhaal, in stripvorm weergegeven, laat zich lezen zonder één woord. Grote prenten zuigen je mee in surrealistische taferelen. Terwijl kleinere prenten met vaak de focus op belangrijke details, het verhaal het nodige ritme geven. Vakmanschap is hier het minst wat je kan zeggen!” (Eric Vanthillo, Pluizuit)
-
-
-
‘De resolute keuze om dit verhaal woordeloos te vertellen, zet je als lezer willens nillens in de schoenen van de migrant. Net als hijzelf raak je beduusd van zoveel onbegrijpelijks, moet je betekenis zoeken achter alles wat je ziet, en ervaar je opluchting en verwondering als je eindelijk begrijpt waar dingen voor dienen en wat mensen willen duidelijk maken.” (Eva Devos, Iedereen leest) ‘Het beloofde land blijkt een veilige plek en het boek van Shaun Tan heeft een happy end. Wellicht hierom heeft uitgeverij Querido besloten om De aankomst in Nederland als kinderboek op de markt te brengen. Dat is het, maar het is óók een serieus literair beeldverhaal.” (Ward Wijndelts, NRC Boeken) ‘Zelden is zo goed weergegeven hoe het voelt om immigrant te zijn en je weg te moeten vinden in een compleet andere cultuur. (Leesgoed)
WERKMODEL GROEP 6 Op zoek naar Violet Park Jenny Valentine (door Bram Peeters)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) De Engelse Jenny Valentine verhuisde als kind om de twee jaar en doet dit als volwassene nog steeds. Ze werkte in een organische supermarkt, waar ze veel interessante mensen ontmoette, op een school en als juwelenmaakster. Ze studeerde Engelse literatuur – wat haar vreemd genoeg bijna een hekel kreeg aan lezen. Jenny is getrouwd met een singer/songwriter en heeft twee kinderen.
Op een ochtend werd Jenny wakker met een verhaal in haar hoofd. Ze ging achter haar computer zitten en begon te schrijven. Na een half jaar was Op zoek naar Violet Park klaar. Het boek won de Guardian Children’s Fiction Prize en werd genomineerd voor de Carnegie Medal. Weetjes over Jenny: Favoriete eten: broccoli Favoriete drinken: water of wijn, maar dat laatste hangt af hoe laat het op dat moment is. Favoriete kleur: blauw Huisdieren: Reggie, een zwarte, leeghoofdige labrador. Hobby’s: dansen in de huiskamer als mijn kinderen slapen, breien, wandelen, lezen, films kijken (daar ben ik echt dol op) en koken. Favoriete ijssmaak: vlierbloesem en vanille KORT SAMENGEVAT Lucas is zestien. Hij woont met zijn zus en jongere broertje bij zijn moeder. Hun vader is een tijdje geleden spoorloos verdwenen. Sindsdien fantaseert Lucas over zijn onbereikbare, geweldige en fantastische vader, die hij vreselijk mist. Lucas draagt zelfs de kleding van zijn vader, dit tot grote frustratie van zijn moeder, die geen goed woord overheeft voor haar verdwenen man. Het verhaal begint bij Lucas die midden in de nacht een taxi nodig heeft, een taxibedrijf binnenloopt en op een plank aan de muur een urn ziet staan. Zijn
interesse is gewekt en al snel kan hij de urn niet meer uit zijn hoofd zetten. Hij probeert de urn met daarin de as van Violet Park in bezit te krijgen en gaat tegelijkertijd op zoek naar de geschiedenis van die vrouw. Hij realiseert zich dan niet dat zijn actie het begin is van een zoektocht naar zichzelf en zijn identiteit. Uiteindelijk ontdenkt Lucas ook de waarheid over de verdwijning van zijn vader. THEMA’S -
Oude en jonge mensen Identiteit Humor
PLOT & PERSONAGES De verhaallijnen in Op zoek naar Violet Park zijn ingenieus met elkaar verweven. Reconstrueer en bespreek dit met de juryleden: a) De zoektocht van Lucas naar Violet Park, wie zij was b) De zoektocht van Lucas naar zijn verdwenen vader (cfr. het ideaalbeeld dat hij van hem heeft) a + b) Lucas’ vader kende Violet en zijn verdwijning heeft iets met haar dood te maken a + b + c) Lucas laat het ideaalbeeld van zijn vader los en komt in het reine met zijn eigen (onvolmaakte) leven Tegelijk kan de je psychologische evolutie van Lucas bespreken. Wanneer het boek begint, heeft hij nog een ideaalbeeld van zijn vader. Op het einde van het verhaal, is dit bijgesteld en heeft hij ook zichzelf beter leren kennen. De Engelse titel is Finding Violet Park – een klein nuanceverschil met de Nederlandse titel. Wat is belangrijker in dit boek: het zoeken of het vinden? Jenny Valentine zegt over zichzelf: ‘Ik ben goed in mensen, niet in plots.’ Zijn de juryleden hiermee eens? Wat is belangrijker in dit boek: de personages of de plot? Wat vinden ze het interessantst: de plot of de evolutie van de personages? Bespreek de personages, hun houding en relatie t.o.v. het leven, t.o.v. de verdwijning van Lucas’ vader en t.o.v. elkaar. Dit kan de juryleden inzicht geven in de opbouw en de diepte van het boek. -
-
Lucas Hoofdpersonage en verteller. Omdat hij verteller is, krijg je alleen zijn versie van de feiten. Doordat hij zelf niet van alles op de hoogte is, is de lezer dat ook niet. Vinden de juryleden dit een goeie manier om spanning op de bouwen? Lucas’ moeder Lucas’ zus Mercy Lucas’ kleine broertje Jed Lucas’ grootouders Phlox en Norman Violet Bob Lucas’ vader, Pete Swain Bespreek bijvoorbeeld de twee conclusies die Lucas op p. 182 trekt over zijn vader. Lucas stelt vast dat het niet uitmaakt wat zijn vader echt gedaan heeft. Vinden de juryleden die keuze van Lucas om niet te kiezen een dappere keuze? Of een gemakkelijke?
HET EINDE Bespreek het einde van het boek met de juryleden: Lucas sluit zijn relatie met zijn vader letterlijk af door op een urn een briefje te hangen met ‘Pete Swain 1958-2002 RIP’ op. Dat lijkt heel drastisch. Denken de juryleden dat Lucas het hoofdstuk van zijn vader écht afgesloten heeft? Of is het wishful thinking van Lucas (zie bijvoorbeeld ‘Wie weet of ik wat terug hoor? Dat lijkt me niet waarschijlijk.’ (p. 189)). Is het m.a.w. een open of een gesloten einde? Dit zegt Jenny Valentine hier zelf over: ‘ Ik zal altijd een open einde kiezen. Wat er na afloop gaat gebeuren, is een geheim waaraan de lezer zelf invulling mag geven. Geheimen maken het leven spannend. Niemand is in staat de ander cempleet te doorgronden. Dat maakt het zo interessant over menselijke verhoudingen te schrijven.’ De discussie over de personages en hun onderlinge verhoudingen kan je dus ook op dit citaat betrekken. DE AUTEUR Vraag de juryleden of ze geïnteresseerd zijn in de persoon Jenny Valentine. Op www.chicklit.nl en www.nrcboeken.nl staan een interessante interviews met haar (in het Nederlands), die je misschien kan bespreken met de juryleden. Chicklit.nl is een site over chicklit, boeken voor meisjes en vrouwen. Dit kan aanleiding zijn tot een gesprek over meisjes- en jongensboeken. Vinden de juryleden dat Op zoek naar Violet Park thuishoort op een site over chicklit? Kennen ze andere (meer of minder) meisjesachtige boeken? Wat zijn typische jongensboeken? Waar situeert Op zoek naar Violet Park zich op die schaal? In het interview in de NRC Boeken geeft Jenny Valentine een definitie van een goed boek. Vinden de juryleden dit een goede definitie? Wat is literatuur volgens hen? ‘Een literair boek is niet per definitie een goed boek, vindt Jenny Valentine (Cambridge, 1970). Tijdens haar studie Engelse taal- en letterkunde aan de universiteit van Londen heeft ze te veel literatuur met een grote L moeten lezen: in haar ogen pretentieus opgezette en nodeloos gecompliceerde romans, waarachter een te groot zelfbewustzijn van de schrijver schuil zou moeten gaan.’ ‘Ik houd niet van grote ego’s, maar van goede zinnen, zegt Valentine stellig maar weloverwogen vanachter de ontbijttafel van haar Amsterdamse hotel. Zelfspot en -relativering vind ik goede eigenschappen. Wat niet betekent dat ik mijn schrijverschap niet serieus neem. Ik stel eisen aan mijzelf en voldoe daar aan door hard te werken: ik open prikkelend, ben verrassend, vermijd clichés, gebruik weinig woorden en laat de lezer eigen conclusies trekken.’ www.chicklit.nl/index.php?page=interview&id=413 www.nrcboeken.nl/interview/%E2%80%98niemand-is-doorgrondelijk%E2%80%99
WERKMODEL GROEP 6 De gelukvinder Edward van de Vendel & Anoush Elman (door Wieneke Coupé)
AUTEURSINFO (ZIE OOK WWW.VILLAKAKELBONT.BE) Edward van de Vendel werd geboren in 1964 in Leerdam, Nederland. Als kind droomde hij ervan om voetballer of zanger te worden, maar hij kon eigenlijk niet uitzonderlijk goed voetballen of zingen. Uiteindelijk kwam een andere kinderwens van hem uit: hij werd leraar. Hij richtte zelfs samen met enkele anderen een basisschool op. Sinds 2001 is hij echter fulltime schrijver. Edward schrijft voor kinderen en jongeren van alle leeftijden. Zo zorgde hij voor de teksten bij prentenboeken als Rood Rood Roodkapje (De Eenhoorn, 2003) en Kleinvader (Querido, 2007) en schreef hij de jeugdromans De dagen van de bluegrassliefde (Querido, 1999) en Ons Derde Lichaam (Querido, 2006). Hij waagt zich ook wel eens aan poëzie en heel af en toe zelfs aan liedjesteksten. Al enkele jaren behoort hij tot de top van de Nederlandstalige jeugdliteratuur, wat resulteerde in een hele verzameling prijzen. www.edwardvandevendel.com Anoush Elman werd in Kaboel, Afghanistan geboren en woont nu zes jaar in Nederland. Hij is achttien en havoscholier. Anoush woont in Amesfoort en is geïnteresseerd in alles wat met film te maken heeft. KORT SAMENGEVAT Edward van de Vendel schreef dit boek samen met de Anoush Elman. Het verhaal is gebaseerd op het levensverhaal van Anoush, die in het boek de naam Hamayun heeft gekregen. Dat hoofdpersonage is vijftien jaar en wil filmregisseur worden. Door de steun, hulp en motivering van zijn lerares schrijft hij een toneelstuk over z’n eigen leven. Zo komen we te weten dat hij een politiek vluchteling is, die vanuit Afghanistan naar Nederland is gekomen. Hij leeft in constante onzekerheid: mag hij blijven of niet? Wordt de asielaanvraag van hem en zijn ouders opnieuw afgewezen of krijgt hij een kans in Nederland? Het zeer filmisch geschreven levensverhaal begint wanneer de Taliban Anoush’ onbezorgde leven in Afghanistan verstoren. Hij en zijn familie vluchten halsoverkop en zijn overgeleverd aan
mensensmokkelaars die hen voor veel geld willen ‘helpen’. Uiteindelijk komen ze in een asielcentrum terecht in een land waar ze zich niet echt welkom voelen… Dit boek grijpt je echt bij de keel en laat je niet meer los. Doordat je een gezicht kan plakken op de term ‘vluchteling’, kan je je kijk verbreden en je leven zelfs verrijken. VÓÓR DE BIJEENKOMST Net als de andere boeken uit de Slash-reeks, heeft ook De gelukvinder een eigen website: www.gelukvinder.edwardvandevendel.com/index.html. Het kan leuk zijn om samen met de juryleden de trailer van het boek op voorhand, als opwarmer, te bekijken. Het filmpje en reacties van bekende Nederlanders zijn ook te vinden op http://www.slashboeken.nl/web/show/id=79266. THEMA Actualiteit Begin de bijeenkomst misschien met een recent krantenartikel of nieuwsbericht over vluchtelingen. Dagelijks verschijnen er immers berichten over dit thema. Op de website van het Jeugd Rode Kruis is een filmpje te vinden van een meisje dat met haar ouders uit Kosovo gevlucht is. Ook dat kan een goed begin zijn van een gesprek over deze thematiek. http://www.jeugdrodekruis.be/JRK/Home/index/JRK_Multimediazuil/JRK_Video/Op_de_vlucht.h tml Wat vinden de juryleden zelf? Vraag de juryleden daarna wat ze van het boek vonden. Heeft het hen geraakt? Zijn ze geschrokken? Konden ze zich inleven in een wereld die zo verschilt van die van hen en tegelijk toch zo nabij is? Laat hen zelf ook eens nadenken over drie dingen die ze, als ze ooit zouden moeten vluchten, zouden meenemen en waarom. Laat hen dingen kiezen die in een koffer passen. Je kan hen deze opdracht ook vóór de bijeenkomst geven en hen vragen om de voorwerpen mee te brengen. Spel Als je wat meer tijd hebt en je wil je juryleden laten voelen hoe het is om een vluchteling te zijn, is het leuk om eens een inleefspel te doen. Je vindt zo’n spel bijvoorbeeld op de website van Vluchtelingenwerk: en bij het Centrum Voor Informatieve Spelen. De spelen lijken op het eerste zicht niet eenvoudig, maar ze worden tijdens het spelen snel duidelijk. http://www.vluchtelingenwerk.be/bestanden/chirospel.pdf http://www.spelinfo.be/index.php?spel=492 Titel De titel van het boek verwijst onder meer naar de Bollywoodfilm Taqdeerwala, waar Hamayun gek van is. Op www.youtube.com zijn heel wat fragmenten te vinden van deze film, soms zelfs met ondertiteling. Het is leuk om ook die achtergrond bij het boek te hebben.
VORM Omdat het hoofdpersonage zo graag een filmmaker wil worden en het boek eigenlijk als een soort toneelstuk is geschreven, wordt er – ook in de structuur – veel verwezen naar films. Het boek is verdeeld in een aantal delen die niet zomaar genoemd zijn naar een genre: comedy, documentary, roadmovie, reality show, drama en sciencefiction. Om helemaal met het verhaal mee te zijn, kan je met de juryleden overlopen waarom dat genre met dat stukje van het verhaal verbonden wordt. Probeer ook eens een stukje uit te beelden als een toneel. Verdeel je groep in kleinere groepjes. Het ene groepje laat je nadenken over hoe de personages er precies uitzien en of ze misschien een bekende acteur of actrice kennen die ze voor deze rol zouden kunnen casten. Een ander groepje kan je de setting laten beschrijven en welk decor er nodig is. Nog een ander groepje kan je de dialogen wat meer laten uitschrijven. Ten slotte speel je dan de scène! (Tip: als je kan zorgen voor publiek wordt het nog echter!)