kwartaalblad van de vereniging van oud-parlementariërs 22e jaargang
V
juni 2014 nummer 78
PP
Redactie Mw. M.M. van der Burg, eindredacteur
[email protected] 030-2520750
Mw. J.W. Kersten
[email protected]
06-22987711
06- 22522475
G.J.W. van Oven
[email protected]
071-8890451
Mw. M.M. Versnel-Schmitz
[email protected]
30-2315015
06-19213628
Mw. J.M. de Vries
[email protected]
070-3520749
14 oktober 2014: Najaarsbijeenkomst VOP
Redigeerwerk: R.H. van der Heide
[email protected]
070-3185681
G.J.P. van Otterloo, voorzitter
[email protected]
070-3232640
O. Scheltema-de Nie
[email protected]
070-3551569
P.J. Biesheuvel
[email protected]
070-3455975
L.M. de Beer
[email protected]
010-4742343
te Den Haag
Commissie rechtspositie
Bestuur J.D. Blaauw, voorzitter
[email protected]
0252-348717
06-57540575
A. de Jong, penningmeester
[email protected]
071-5212318
06-47381662
internationaal secretaris
[email protected]
015-2121346
Mw. S. de Jong, vicevoorzitter
[email protected]
0594-512178
M. Smits, secretaris
[email protected]
070-3648256
06-51327769
Mw. M. Sterk
[email protected]
020-6761139
06-29544548
W.A.F. Wilbers
[email protected]
071-5615938
R.H. van der Heide
[email protected]
070-3185681
M. Mieras
[email protected]
Mw. M.D.T.M. de Jong,
Ambtelijke ondersteuning
070-3183240
Druk: Reprografische afdeling Tweede Kamer Vormgeving: Dienst Communicatie, Henk van der Velden Fotografie: Guus Koop, Ad Lansink, Mieke van der Burg en Hans Kouwenhoven Verenigingsadres/ledenadministratie Vereniging van Oud-Parlementariërs, t.a.v. Reinder van der Heide Postbus 20018, 2500 EA ‘s-GRAVENHAGE Gironummer van de vereniging: 253063 t.n.v. de Vereniging van Oud-Parlementariërs, Den Haag Beveiligingsdienst
[email protected] 070-3182146
of
3182153
NESTOR
inhoudsopgave “Het Jaar van de Held”
NESTOR 78
3
Van de redactie
4 “Anders dan anders” De verkiezingen voor het Europees Parlement, 22 mei 2014 - door Florus Wijsenbeek 9 15 17
Drie ervaren Europeanen aan het woord Interview met drie VOP-leden: Laurens Jan Brinkhorst, Suzanne Dekkers en Doeke Eisma - door Mieke van der Burg Column: Vertrouwen in Europa - door Ad Lansink
Feuilleton Statenpassage, aflevering XII, Icarus - door Reinder van der Heide
- Anneke van Dok
Beschrijving van situaties, dilemma’s en valkuilen die overal (ook in de politiek) kunnen voorkomen. De aanleiding vormde het 200e geboortejaar van Jan van Speyk (in 2002), de kanonneerbootcommandant die zijn eigen schip opblies (“Dan liever de lucht in!”). Uitgever: Conserve ISBN 10: 9054293624 ISBN 13: 9789054293620 Prijs: € 17,99
“Operatie vuurvogel”
- Klaas de Vries
Thrillerdebuut over een vermoorde concertpianist. Uitgever: Conserve ISBN 10: 9054293616 ISBN 13: 9789054293613 Prijs: € 17,99
28 “Europa – Dáárom!” - Interview met auteur Justus de Visser - door Monique de Vries
33 Boekbespreking “De Koning kun je niet spelen” van Boris van der Ham - door Gerritjan van Oven
35 39
Reactie op recensie biografie Willem II - door de heer Henk Slechte plus naschrift van Gerritjan van Oven
Van het bestuur Verslag Voorjaarsbijeenkomst op 16 april 2014 - door Ries Smits
44 Overleden 46
Verschenen boeken
Rectificatie: In het vorige nummer ontbrak ten onrechte een foto van redacteur Machteld Versnel-Schmitz bij de bespreking van het boek “Koning Willem III (1817-1890)” van Dik van der Meulen
Deadline voor een bijdrage voor de volgende Nestor: 1 augustus 2014
Omslagfoto: De schaking van Europa (detail), olieverfschilderij door Rembrandt van Rijn, Ao 1632
“Neelie”
- Alies Pegtel
Brave meisjes schrijven zelden geschiedenis (historicus en Een biografie over het leven en werk van Neelie Kroes freelance Uitgever : Boom ISBN 10: 9461050321 ISBN 13: 9789461050328 Prijs: € 19,90
journalist)
3
VAN DE REDACTIE Het thema van dit nummer – dat weer beperkt is tot één boekje, zoals gebruikelijk! – is ‘Europa en de Europese verkiezingen’. Op het moment dat dit nummer van Nestor uitkomt, is weliswaar de uitslag van de verkiezingen bekend, maar de discussie over onder meer de toekomst van de EU blijft. Ons mede VOP-lid Florus Wijsenbeek bijt het spits af. Hij verklaart dat de Europese verkiezingen dit jaar anders zijn dan in voorgaande jaren en voorspelt wie de belangrijkste functies in Europa zullen bekleden. Daarna vertellen drie VOP-leden/’Europeanen’ (Suzanne Dekkers, Laurens Jan Brinkhorst en Doeke Eisma) die lid zijn geweest van zowel het Europees Parlement als het Nederlands parlement, welke de verschillen zijn tussen beide parlementen en hoe zij deze hebben ervaren. Opvallend is dat zij alle drie constateren dat parlementslid zijn in Europa niet alleen anders is dan in Nederland, maar ook boeiender en leuker. Mieke van der Burg interviewt hen. Ad Lansink laat zijn licht schijnen over de wijze waarop Nederlandse partijen omgaan met Europa in het kader van de verkiezingen. Reinder van der Heide wijdt zijn feuilletonaflevering deze keer aan het beeld van de mythologische figuur Icarus, die hoog in het midden achter de borstbeelden in de Statenpassage zijn vleugels aangespt. Hij is in dit themanummer aan de beurt vanwege zijn (toevallige?) connecties met de (het?) al even mythische Europa. Regelmatig verschijnen er boeken van oud-parlementariërs. Soms gaat het over ervaringen in het parlement of heeft de inhoud een directe relatie met de politiek. Een andere keer is het een roman of thriller die zich in meer of mindere mate afspeelt in de context van het parlement. En soms heeft het boek een totaal andere inhoud, geheel los van de politiek. De redactie heeft ervoor gekozen om in het vervolg een overzicht te maken met alle recent verschenen boeken van en over (oud-)parlementariërs. De bespreking zal de redactie beperken tot een of twee boeken die een duidelijke relatie hebben met een algemeen maatschappelijk thema in relatie met het Nederlands of het Europees parlement of een duidelijke relatie met het thema van het betreffende nummer van NESTOR. Deze keer is dat het recent uitgekomen boek van mede-VOP-lid Boris van der Ham: “De koning kun je niet spelen”, een uitspraak van Ellen Vogel. Gerritjan van Oven bespreekt dit boeiende boek. Via een interview met auteur Justus de Visser besteedt Monique de Vries
4
5 aandacht aan zijn zeer recent verschenen boek “Europa – dáárom!”. Helaas ontvangt de redactie niet vaak een schriftelijke reactie op een artikel dat in NESTOR is verschenen. Deze keer wel. De recensie over de biografie van koning Willem II door Gerritjan van Oven heeft de heer Henk Slechte uitgedaagd tot het schrijven van een reactie naar aanleiding waarvan Gerritjan vervolgens weer zijn mening geeft. De Voorjaarsbijeenkomst van de VOP op 16 april te Utrecht was interessant en inspireerde sommige leden zelfs tot het zingen van een fraai gedichtje! In het verslag van Ries Smits, secretaris van het bestuur, kunt u het lezen. Tot slot is aandacht voor overleden parlementariërs, voor zover dit bij de redactie bekend is, en voor de nieuwe rubriek met verschenen boeken van en over oud-parlementariërs. Voelt u zich uitgedaagd tot een reactie op een artikel, dan hoort de redactie dit graag! (deadline 1 augustus 2014)
“ANDERS DAN ANDERS” De verkiezingen voor het Europees Parlement, 22 Mei 2014
Florus Wijsenbeek
Verkiezingen voor het Europees Parlement (EP) zijn anders dan andere verkiezingen in ons land. Ja, het zijn dezelfde partijen die kandidaten stellen, maar daar houdt zo ongeveer elke vergelijking op. Wat zijn de verschillen: - Het gaat maar om 26 zetels, waarmee de kiesdrempel op 5,6 % van de stemmen komt te liggen - De opkomst is beduidend lager dan voor de Tweede Kamerverkiezing - Tot de stemgerechtigden behoren ook in ons land woonachtige burgers uit andere lidstaten van de Europese Unie (EU) - De uitslag van de verkiezing gaat niet over de vorming van een meerderheid in het Europees Parlement, noch over de samenstelling van de andere
medewetgevende Europese Instelling, de Raad van Ministers of het wetgeving initiërende, dagelijks bestuur, de Europese Commissie - De beleidsbepalende fracties in het Europees Parlement zijn, krachtens het Reglement van Orde, multinationaal. De Nederlandse kiezer heeft daar geen zeggenschap over, hoogstens kunnen de leden van de verschillende politieke partijen daar een mening over uitspreken bij het opstellen van de verkiezingsprogramma’s, die op zich weer met de programma’s en leden uit andere lidstaten worden onderhandeld bij fractievorming. Beperkte invloed
Hoe de kiezers in Nederland zich zullen uitspreken heeft maar een beperkte invloed op de uiteindelijke samenstelling van het EP in zijn totaliteit van 750 zetels + 1 voor de voorzitter. Het zou bijvoorbeeld heel goed mogelijk zijn dat hier te lande de PvdA, thans 3 zetels, verliest, maar de Socialistische fractie (ESP) in het EP met vertegenwoordigers uit alle 28 lidstaten, toch wint en de huidige grootste fractie, de Christen-Democratische (EVP), als grootste fractie aflost. De huidige samenstelling van het parlement van nu nog 766 zetels, is als volgt: - EVP (Chr.Dem.) 275 uit 27 landen waaronder 5 CDA; - S & D (Soc.) 195 uit alle 28 lidstaten, waaronder 3 PvdA; - ALDE (Lib.) 84 uit 22 landen waaronder 3 VVD en 3 D66; - Groenen 58 uit 15 landen, waaronder 3 GroenLinks; - ECR (Conserv.) 57 uit 11 landen, waaronder 1 CU; - Un. Links (links soc. ) 35 uit 14 landen, waaronder 2 SP; - Vrije.Dem. (nationalisten) 31 uit 12 landen, waaronder 1 SGP; - Niet bij een fractie aangeslotenen 32 leden uit 11 landen, waaronder 5 PVV-ers. Het niet bij een fractie aangesloten zijn van de PVV wordt veroorzaakt doordat op uiterst rechts een dusdanig verschil van opvattingen heerst dat men niet bij elkaar in een fractie wilde zitten en er wel een minimum van 25 leden uit 7 verschillende landen vereist is. In de volgende mandaat speriode zal er naar alle waarschijnlijkheid wel een fractie op uiterst rechts gevormd kunnen worden waarin tenminste het Front National uit Frankrijk en de PVV zitting zullen nemen. Of de UKIP (United Kingdom Independence Party), die zeker gaan winnen en nu een eigen groepering hebben (waarin nu nog de SGP), daarvan deel zullen gaan uitmaken, is maar de vraag. Voorzitterschap Europese Commissie en andere vrijkomende functies Ditmaal is er echter nog een ander element in de verkiezing dat anders is
6
7 dan in alle voorgaande verkiezingen (elke vijf jaar sinds 1979). De huidige Federaties van Europese partijen, die ten grondslag liggen aan de fracties in het EP, hebben een kandidaat kunnen stellen voor het voorzitterschap van de Europese Commissie. Na de verkiezing zal de Europese Raad, de vergadering van staatshoofden en regeringsleiders (op basis van de verkiezingsuitslag) de personen voor de volgende functies aanwijzen: - de voorzitter van de Commissie, - de voorzitter van de Raad, - de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Buitenlandse Politiek en - naar zich thans laat aanzien - ook - de voorzitter van de Eurogroep. De kandidaten van de drie grootste groeperingen zijn – naar huidige positie in het EP – de voormalige premier Juncker van Luxemburg voor de Christen-Democraten, de huidige voorzitter van het Europees Parlement Schulz voor de Socialisten en de voormalige premier van België, thans fractievoorzitter van de ALDE, Guy Verhofstadt voor de Liberalen. Naar het zich laat aanzien zullen de Socialisten de grootste fractie in het Europees Parlement kunnen vormen. Daarmee zou Martin Schulz, die ooit (niet geheel ten onrechte, aangezien hij doorgaans geen al te zacht en fijnzinnig taalgebruik bezigt) door oud-premier Berlusconi voor een ideale persoon voor de rol van kampbeul in een film werd uitgemaakt, de opvolger van de niet al te krachtdadige Portugees José Barroso kunnen worden. De belangrijkste en meest invloedrijke premier uit het Christen-Democratische kamp, Angela Merkel, zal dat vanwege de huidige regeringscoalitie in de Bondsrepubliek met de Socialisten niet kunnen en willen verhinderen. Juncker zou dan voorzitter van de Raad kunnen worden en Verhofstadt voorzitter van het Parlement, indien de Socialisten en Christen-Democraten, die doorgaans de baantjes in het parlement onderling verdelen, daar geen stokje voor zouden willen steken. Dat zou kunnen indien de Liberalen, als thans, wederom op de wip voor een parlementaire meerderheid komen te zitten. De functies van Hoge Vertegenwoordiger en voorzitter van de Eurogroep – die losstaan van de verkiezingsuitslag – zullen dan “ad referendum” van de leden van de Europese Raad en de Eurozone blijven. De gedachte dat de EP-verkiezingen nergens over gaan, is misplaatst
Wie nog van oordeel is dat het Europees Parlement een mensenrechtenparlement is dat verder weinig met het dagelijks leven van de kiezer te
maken heeft, vergist zich deerlijk. Sinds het Verdrag van Lissabon is er geen Europese wetgeving meer waar het parlement niet met de Raad van Ministers een gedeelde wetgevende bevoegdheid heeft. Aangezien de EU vooral gaat over het economisch beleid dat het dagelijks leven van meer dan 500 miljoen burgers bepaalt, is elk idee dat de komende verkiezing eigenlijk nergens over gaat, misplaatst. In de komende periode zullen een veelheid van noodmaatregelen die zijn genomen om de economische crisis het hoofd te bieden, moeten worden omgezet in wetgeving, onder de noemer “BankenUnie”. Er wordt door de diverse partijen die in Nederland aan de Europese verkiezing meedoen zeer verschillend gedacht over de mate waarin de EU – doorgaans in het politieke spraakgebruik ten onrechte als “Brussel” (immers die politiek zal evenzeer te Straatsburg als in Frankfort, de zetel van de Europese Centrale Bank, worden bepaald) betiteld – zeggenschap krijgt over de economische- en begrotingspolitiek van de lidstaten. De criteria die in het “Groei- en stabiliteitspact” gebonden aan het Verdrag van Maastricht werden vastgelegd, zijn duidelijk: - Maximaal begrotingstekort van 3% - Staatsschuld niet groter dan 60% BNP - Inflatie < 2% Hoe elk van de partijen daar ook over denkt, het zal op basis van die criteria niet eenvoudig zijn belangrijke overheidstaken op nationaal niveau, zoals gezondheidszorg of pensioenregelingen, volledig buiten de bemoeienis van de EU te houden. Ook op onderwijsgebied – voor velen bij uitstek een nationaal beleidsterrein – heeft de EU zeggenschap uit hoofde van de erkenning van beroepskwalificaties, die thans nog veel te restrictief zijn om een interne markt, waarin vrijheid van mensen, goederen en kapitaal is gewaarborgd, goed te laten functioneren. Met de economie is ook de arbeidsmarkt nauw verbonden. Ontslagrecht, arbeidsduur en immigratiebeleid zijn geenszins nationale vraagstukken meer, die buiten de zeggenschap van de EU vallen. Omvang van de EU
Tenslotte wil ik nog wijzen op een brisant dossier dat de nieuwe afgevaardigden staat te wachten. De omvang van de Unie zal in de komende jaren niet of nauwelijks aan de orde zijn. Turkije en Oekraïne zijn buurlanden die zeker in de komende vijf jaar geen toetredingsverdrag zullen kunnen afsluiten, waarover het Europees Parlement – in tegenstelling tot ‘gewone’ Verdragswijzigingen – het expliciete goedkeuringsrecht heeft. Mogelijker-
8
9 wijs zullen wel enkele witte vlekken in en rond het voormalig Joegoslavië, Servië, Bosnië, Macedonië, Montenegro en Albanië, alsmede misschien – in een heel ander geografisch gebied – IJsland ter stemming komen. Maar wat te doen indien Schotland in het referendum komende september voor afsplitsing uit het Verenigd Koninkrijk stemt? Wat zullen daarvan de consequenties zijn voor andere regio’s die nu reeds volledig geïntegreerd zijn, zoals bijvoorbeeld Catalonië? Onthouding is geen optie
Niet alleen voor de kandidaten, maar ook voor elke kiezer zijn voorgaande thema’s onderwerpen waarop men zich een mening dient te vormen en een stem op dient te baseren. Onthouding is geen optie, evenmin als de eenzijdige terugtrekking van het Koninkrijk der Nederlanden uit de EU. Dit ondanks zogenaamde ‘wetenschappelijke’ rapporten, met veel ‘natte vinger-aannames’. Alle politiek – nationaal, regionaal en zelfs lokaal – dienen te worden bezien in samenspraak met en met het oog op onze partners in de Europese Unie.
Naschrift bij “Anders dan anders”
De aansluiting van een aantal partijen bij Europese fracties kan nog wijzigen of staat open. Enkele voorbeelden: de UKIP van Nigel Farage heeft twijfels over samengaan met het Front National van Marine Le Pen. Daarmee is een rechtse anti-Europafractie ook nog onzeker. De EVP (waarin CDA) aarzelt over acceptatie van Forza Italia van Silvio Berlusconi. De N-VA (Nieuw-Vlaamse Alliantie) van Bart de Wever in België zat in de laatste zittingsperiode bij de ALDE, het is niet zeker dat dit weer gaat gebeuren. De Partij voor de Dieren zou bij de Groenen willen maar was niet bij de Europese Groenen aangesloten. De spitzenkandidaat Juncker van de grootste fractie, de EVP, is door het parlement voorgedragen voor het voorzitterschap van de Europese Commissie. Met veto’s tegen hem in de Europese Raad van Cameron (VK) en Orban (Hongarije) ligt er een conflict tussen deze twee instellingen dat zeker tot na het zomerreces zal duren. F.A.W.
DRIE ERVAREN EUROPEANEN AAN HET WOORD
Bovenstaand artikel werd in de aanloop naar de Europese verkiezingen geschreven. Vóór het uitkomen van dit blad vonden die verkiezingen plaats en aan de uitslag zijn een paar conclusies te verbinden. Met uitzondering van Nederland, waar de PVV niet won, was er een enorme verkiezingswinst voor de anti-Europa partijen ter rechterzijde, met name in het Verenigd Koninkrijk (VK) en in Frankrijk. Het redelijke centrum, Christen Democraten, Socialisten, Liberalen en Groenen verloor licht maar niet zoveel als verwacht en heeft nog steeds een ruime meerderheid. Voor een gekwalificeerde meerderheid (tenminste de helft van het aantal leden = 376) is vrijwel dat gehele midden vereist en daarmee is een wippositie van de ALDE (Liberalen), in economische zaken met de EVP (Chrstendemocraten), in sociaal-ethische kwesties met de S&D (Socialisten), minder bereikbaar. De (voorlopige) uitslag van de verkiezingen Europees Parlement is: EVP 213; S&D 191; ALDE 64; EVA (Groenen) 52; ECR (Conservatieven) 46; EUL/NGL (w.o. SP) 42; niet-ingeschrevenen (w.o. PVV) 41; EFD (Nat.) 38; overigen nog niet bij een fractie 64.
Mieke van der Burg
Op 22 mei zijn de verkiezingen voor het Europees Parlement (EP) gehouden. Weer nieuwe parlemen tariërs in het EP. Sommigen na hun lidmaatschap van de Tweede en/of Eerste Kamer, of omgekeerd. Dit ‘overkwam’ ook drie van onze VOP-leden: Laurens Jan Brinkhorst, Suzanne Dekkers en Doeke Eisma. Toevallig alle drie van D66? Hebben zij desondanks verschillende opvattingen? De vragen die ik hen heb voorgelegd, betreffen – zoals past bij de uitgangspunten van NESTOR – geen inhoudelijke actuele Europese thema’s. Wel de vraag aan hen waarom zij hebben gekozen voor het EP-lidmaatschap na de Eerste en/of Tweede Kamer of omgekeerd? Welke verschillen (positief of negatief) hebben zij ervaren? Hoe beoordelen zij het draagvlak voor de EU en de toekomst van de EU?
10
11
Doeke Eisma: was lid 1e
Suzanne Dekker: was
Laurens Jan Brink-
Kamer van 1970 tot 1976.
van 1979-1981 lid van
horst: was van 1973-
Daarna is hij van 1973 tot
het EP.
1977 staatssecretaris van
1976 lid van geweest
Daarna is zij overgestapt
Buitenlandse Zaken, be-
van het EP (dubbelman-
naar de EK en is daarvan
last met Europese samen-
daat) en van 1981-1984.
lid geweest van 1981-
werking. Van 1977-1982
Van 1986-1994 was hij lid
1982.
is hij lid van de Tweede
van de Tweede Kamer
Kamer geweest, fractie-
om vervolgens weer geko-
voorziotter D66 1981-’82,
zen te worden in het EP,
en na enige tijd in 1994
waar hij van 1994-1999
gekozen tot lid van het
lid is geweest.
EP waar hij tot 1999 is gebleven. Van 1999-2002 was hij minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van 2003-2006 minister van Economische Zaken.
Waarom en op welke wijze zijn jullie van de TK en/of EK lid ‘overgestapt’ naar het Europees Parlement en/of omgekeerd? Voor Laurens Jan was de keuze voor het EP eigenlijk een logische stap. Al vanaf het begin van zijn werkzame leven is hij betrokken geweest bij het Europese integratieproces in verschillende hoedanigheden: als hoogleraar Europees recht, als staatssecretaris voor Europese Zaken en als medewerker bij de Europese Commissie (eerst als EU-vertegenwoordiger in Japan, daarna als DG Milieu en Nucleaire Zekerheid bij de EU-Commissie in Brussel). Maar dat niet alleen. “Ook als Tweede Kamerlid (1977-1992) was Europa voor mij een belangrijk aandachtspunt, maar voor veel collega’s was Europa een ‘ver-van-mijn-bed-show’! Mijn voorstel in 1979 om een vaste Kamercommissie voor Europese Zaken in te stellen, werd meteen weggewuifd: er was toch al een Commissie Buitenlandse Zaken!” Europa werd dus absoluut niet als een binnenlands onderwerp gezien.
Doeke bevestigt dit. “In de Tweede Kamer (TK) achtte ik het mijn plicht de collegae te wijzen op de agenda van het EP en hen te laten vragen om voor en na een Europese Ministerraad een overleg met de betreffende bewindspersoon te hebben. Dit als opvulling van het democratisch gat”. Voor Suzanne was de overstap gebaseerd op overtuiging en ervaring. “Mijn keuze voor het EP bij de eerste rechtstreekse verkiezingen in 1979, waren – naast mijn overtuiging van het belang van de Europese samenwerking en dat niet alleen vanwege achterliggende vreselijke historische factoren – de onmisbaarheid van EU voor het aanpakken voor toekomstige uitdagingen. Die overtuiging was al versterkt door mijn internationale achtergrond, studie en mijn werkervaringen o.m. in het kader van de Europese Raad, de Raad van Europa en de Europese Commissie van de Mensenrechten. De Europese visie van D66 sloot daar sterk bij aan. Mijn overstap van het EP naar de TK werd ingegeven door de wens van de partijtop.” Bij Doeke lag dit totaal anders. “Na acht jaren nationale politiek snakte ik naar verandering, temeer omdat ik al eerder lid was geweest van het EP tussen 1973-1976 (dubbelmandaat Eerste Kamer) en 1981-1984 (direct gekozen)”. Maar ook speelde voor hem mee dat in 1994 de D66-fractie in de TK zo omvangrijk dreigde te worden dat het voor hem moeilijk leek daaraan te wennen en optimaal te functioneren. Bovendien heeft hij als stelregel dat maximaal twee termijnen functioneren in een vertegenwoordigend lichaam wenselijk is om de “frisheid” te bewaren. Bij Laurens Jan speelde nog iets mee: hij had in 1994 zijn kandidatuur gesteld voor een parlementair mandaat. Daarom lag het voor de hand om aan de EP-verkiezingen mee te doen. Maar zijn drijfveer was inhoudelijk: “Ik wilde mij inzetten voor versterking van het democratisch gehalte van het Europese besluitvormingsproces. Bovendien leek het na het wegvallen van de Berlijnse muur duidelijk dat de Europese dimensie van het beleid van de nationale staten sterk zou toenemen, waardoor ook de relevantie van het EP aan betekenis zou winnen”. Welke zijn de belangrijkste verschillen tussen EP en TK/EK en hoe hebben jullie deze verschillen ervaren, positief of negatief? Geen tweederangs parlement!
Laurens Jan wil allereerst het volgende kwijt: “Ik heb het EP nooit als een “tweederangs parlement” gezien, zoals velen in Nederland – helaas nog steeds – beweren. Dat is echt een misvatting die grotendeels op onkunde en gebrek aan inzicht is terug te voeren”.
12
13 Verschillen in functie, schaal en effect
Suzanne legt uit dat de verhouding tot de macht verschillend is. ”De Tweede Kamer heeft een rechtstreekse relatie tot regering, terwijl het Europees Parlement zich richt zich tot meerdere gremia, zoals de Europese Commissie, de Europese Raad en de Nationale Parlementen, maar ook het wereldtoneel, met uiteraard de Europese kiezer als uitgangspunt”. Ook de functie van beide parlementen verschilt volgens haar fundamenteel: “De TK heeft vooral een controlerende en wetgevende functie, terwijl de functie van het EP meer initiërend is. Het breder politiek debat staat centraal in het EP, terwijl het debat in en het functioneren van de TK vaak beperkt wordt door coalitieakkoord/- vorming. Dat gold zeker in de eerste formerende periode van het nieuwgekozen EP. Dit getuige de dagenlange plenaire debatten over de Positie van de Vrouw, maar ook bijvoorbeeld de Honger in de Wereld en de oplossingen daarvoor. Dit laatste getuigt van de rol van het EP ook naar de rest van de wereld. Een aspect wat in de huidige beperkte beeldvorming in Nederland ten opzichte van de EU helaas nogal ontbreekt”. Laurens Jan brengt in dit kader naar voren dat de nadruk bij het EP minder ligt op de publieke debatten, maar op het werk in commissieverband. “Ik ben destijds begrotingsrapporteur geweest en in die functie is een concrete invloed op de Europese begroting veel groter dan de invloed van een nationaal Kamerlid op de nationale begroting. Ook het feit dat er geen regering tegenover het EP staat, draagt daartoe bij.” Verder benadrukt hij het verschil in schaal en het werk in verschillende talen. Dat maakt het werk in het EP vaak gecompliceerder en het effect van het EP is veelal pas veel later zichtbaar dan in het Nederlandse parlement doordat nationale omzetting van Europese besluiten vereist is. Doeke onderschrijft dit. “Doordat de EU-wetgeving maakt voor 500 miljoen Europeanen in plaats van voor 17 miljoen Nederlanders, is de impact van je politieke werk veel groter. Spannender door verschillen in politieke cultuur, boeiender, creatiever en inhoudelijker
Wat Doeke als zeer positief heeft ervaren zijn de contacten met verschillende politieke culturen. Deze zijn veel intensiever en verscheidener dan op nationaal niveau. “Deze verschillen heb ik als positief ervaren omdat het spannender is en meer uitdagingen met zich meebrengt. Mijn functioneren in het EP werd voor mij nog effectiever doordat ik coördinator milieu in de liberale fractie werd, waardoor mijn radicale milieupolitiek – meestal met succes – ook het fractiestandpunt werd”. Ook Suzanne heeft het functioneren als EP-lid als positief ervaren.
“De TK is veel restrictiever en formeler, die cultuur legt beperkingen op. De overgang naar de TK viel mij, vooral in politiek opzicht, dan ook tegen. De EP was voor mij veel boeiender, creatiever, inhoudelijker en dus leuker”. Uit de Eurobarometer blijkt dat een ruime meerderheid van de Nederlanders – evenals in andere Europese landen - zich Europeaan voelen en ook is de feitelijke kennis over de Europese Unie behoorlijk toegenomen (van 33% in 2010) naar 51% in 2011). Tegelijk gaf meer dan de helft van de Nederlanders aan een gevoel van onwetendheid over de Europese Unie te hebben (51% in 2013 en 40 % in 2010). Hebben jullie daarvoor een verklaring? Doeke vraagt zich af of de onwetendheid over het functioneren van Eerste en Tweede Kamer zoveel kleiner is dan die van de EU. “Men kiest zijn vertegenwoordiger in de politieke gremia en delegeert daarmee ook voor een deel het inzicht in het functioneren daarvan”. Laurens Jan constateert dat de kennis in Nederland over wijze waarop de EU werkt – in vergelijk met andere Europese landen – bedroevend laag is, ondanks het feit dat NL vanaf het begin heeft meegedaan. Doeke is van mening dat Nederlanders – meer dan de gemiddelde Europeaan – het voordeel van het EU-lidmaatschap zou moeten zien en ook meer beseffen omdat wij als exporterende natie het meest economisch profijt hebben van de interne markt. “Als inwoners van een klein land beseffen wij – meer dan anderen – dat onderdeel te zijn van een groter politiek en economisch geheel, de enige manier is om invloed uit te oefenen tegenover de VS, Rusland, China etc.” Suzanne ziet met name als oorzaak hiervan het ontbreken van behoorlijk en inhoudelijk onderbouwd publiek debat in Nederland. Dat geldt ook voor de media, vooral vergeleken met Frankrijk, België en Duitsland. “Uit eigen ervaring weet ik dat Nederlanders wel degelijk inhoudelijk geïnteresseerd zijn in de EU, maar …...onbekend maakt onbemind gaat ook hier wel op, vrees ik”. Daarentegen valt het haar gaandeweg sterker op dat naarmate mensen meer geïnformeerd raken, men de eurosceptische vooringenomenheid op inhoudelijke gronden in gemoede niet kan volhouden. “Dat geldt met name ook voor politici die aanvankelijk bepaald geen europositivo’s waren. Wellicht is het daarom geen louter toeval dat het hier juist D66-ers betreft die de onderschikking van het EP versus de nationale parlementen logenstraffen???”
14
15 Geen politiek Europa gewenst
Laurens Jan ziet andere oorzaken. “Wij hebben nooit een politiek Europa gewenst. Dat heeft ons geringe politieke gewicht tegenover de grote Europese landen sterk bepaald. Ook onze internationale neutraliteit, die tot WO II bijna anderhalve eeuw heeft geduurd, draagt daaraan bij”. Maar als belangrijkste oorzaak ziet hij dat de Europese integratie heel lang werd gezien als een louter economisch gebeuren dat ons vooral profijt opleverde. “Uitgaande van dit model was het feit dat Nederland na 1992 ‘nettobetaler’ zou zijn geworden, het eerste negatieve signaal. Hoewel dit een logisch gevolg was van de noodzakelijk hervorming van de Europese landbouwpolitiek, werd het meteen door eurosceptici uitgebuit als negatief fenomeen. Nooit werd daarbij vermeld dat wij als belangrijk ex- en importeur juist veel baat hadden bij een grote interne markt”. Daarnaast heeft de uitbreiding met Europese landen die voorheen door de Sovjet-Unie waren onderdrukt, in Nederland het enthousiasme voor Europa niet aangemoedigd! Hij wijst er in dit kader op dat behalve in Engeland er nergens een grote politieke fractie (groep Wilders) bestaat die zo evident het eigen belang wil schaden door te pleiten voor uittreding. “Dat alles bepaalt het politieke klimaat in ons land. Men kan het de politiek verwijten dat tot heel kort geleden zo weinig tegenwicht werd geboden. Dat komt ook door ons gebrek aan kennis van de geschiedenis en het middelbaar onderwijs. Behalve een nieuwe Europees Parlement vindt in 2014 ook een wisseling plaats van veel belangrijke functies in Europa.
Laurens Jan meent dat wij op een kruispunt staan. “De afgelopen jaren is veel meer in Europa gebeurd dan de gemiddelde Nederlander weet. De politiek probeert dat in Nederland te verdoezelen, omdat men bevreesd is voor het verhaal van verlies aan soevereiniteit”. Hij meent dat eerder het tegendeel het geval is. “Door Europese besluiten te nemen, zijn wij bezig onze greep op het beleid juist te vergroten (en daarmee soevereiniteit te herwinnen!) als gevolg van de sterk toegenomen globalisering. De voorbeelden zijn teveel om te op te sommen, energie, milieu, EMU, maar in de komende tijd ook meer gemeenschappelijk buitenlands beleid (Oekraïne!) en defensie. Kortom, er zijn veel uitdagingen. Daarom moeten wij af van te veel intergouvernementele besluitvorming en meer democratisering nastreven. Uiteindelijk moeten wij naast nationale ook Europese burgers worden. Het is een lange weg, maar er is geen echt alternatief, als wij in de 21e eeuw in Europa soeverein willen blijven en niet naar de pijpen van Rusland, China of andere grootmachten willen dansen. Dat wordt in Nederland nu nog weinig ingezien, maar dat komt wel. Tenslotte zijn wij een pragmatisch volk, dat altijd de realiteit onder ogen wil zien, zij het met een zekere vertraging! Onze eigen identiteit is niet in het geding, maar wel onze toekomst als welvarend en democratisch land. Meer Europa is niet het probleem, maar de oplossing!”
VERTROUWEN IN EUROPA
Welke verschuivingen zien jullie? Doeke ziet als gevaar dat “de anti-Europese fracties in het EP zo groot worden dat de wetgevende bevoegdheden niet meer optimaal worden gerealiseerd, of zelfs stagneren. Met betrekking tot de invulling van de overige vacatures verwacht ik continuering van het pro-Europese gedachtegoed en navenant beleid”. Suzanne hoopt dat “door burgers een meer gefundeerde, dus een werkelijke politieke keuze wordt gemaakt en minder populistisch getint”. Zij ziet positieve tekenen dat ook de media zich wat meer inhoudelijk met Europa bezighouden en dat het publiek ook meer en beter geïnformeerd lijkt te worden. “Dat vergt echter wel veel meer kennis van zaken van journalisten en meer kwaliteit en objectiviteit in berichtgeving dan doorgaans in Nederland helaas het geval is geweest. Dan komen bepaalde politici ook niet zo makkelijk meer weg met het misbruiken van Europa voor hun eigen gewin”.
Ad Lansink
De Europese verkiezingen lijken weinig mensen te beroeren. De kandidaten voor een van de weinige zetels in het Europees Parlement doen ongetwijfeld hun best, maar van stevige campagnes is geen sprake en evenmin van pittige discussies over de betekenis van Europa voor Nederland. En omgekeerd natuurlijk. In tegenstelling van wat nationalisten en populisten – zoals de quasi-wetenschapper Thierry Baudet – beweren, is Nederland in meer opzichten gebonden aan en verbonden met Europa. Tegen die achtergrond is het verbazingwekkend, dat de traditionele en tot voor kort brede volks- en middenpartijen als CDA, PvdA en VVD tegenwoordig een tweeslachtige en daardoor onduidelijke positie innemen, wanneer de toekomst van Europa in het geding is. Nog niet zo lang geleden waren juist in deze partijen de gangmakers voor een
16
17 zo niet verenigd dan toch verbonden Europa te vinden. Vrij verkeer van mensen, goederen en diensten: dat sprak liberalen, christendemocraten en sociaaldemocraten aan. Het CDA kon bovendien wijzen op de bindende kracht van het christendom, terwijl PvdA en VVD nadrukkelijk wezen op het belang van economie, werkgelegenheid en de vrijheid van het handelsverkeer. De betekenis van een gelijk speelveld werd keer op keer gehoord, ook wanneer de relatie tot het nationale politieke bedrijf wat moeilijker te plaatsen was. De tijden zijn (of lijken?) intussen veranderd. Kiezers, die van hun partijen en kandidaten een ondubbelzinnig ja voor Europa willen horen, zijn feitelijk aangewezen op D66 en GroenLinks. De neeknikkers kunnen op de uiteinden van het politieke spectrum terecht, waar SP weinig en PVV niets zien in supranationale machtsvorming. Hoe de tegenstanders van de Europese verbondenheid de geïsoleerde positie van een ‘natiestaat’ zien, is trouwens allerminst duidelijk. Het nee tegen Europa lijkt meer ingegeven door de al dan niet bewuste exploitatie van onvrede onder burgers dan door een heldere visie op de problematiek van vandaag en morgen. Het immigratievraagstuk hoort daar ongetwijfeld bij, maar is toch ondergeschikt aan andere spanningsvelden. Denk maar aan de driehoek onderwijs, onderzoek en innovatie in internationaal verband, aan het thema van werkgelegenheid, zorg en vergrijzing of aan het moeilijk beheersbare spanningsveld van economie en ecologie. Ik denk in het bijzonder aan de noodzaak van een duurzame en stabiele energievoorziening. De totstandkoming van een ‘European Energy Charter’ verdient daarom de hoogste prioriteit. De aanpak van al deze vraagstukken vergt nationaal en internationaal een groot draagvlak. Daarom mag en moet van de ‘klassieke’ middenpartijen CDA, PvdA en VVD een eenduidige keuze gevraagd worden voor Europa. Aan angsthazen is geen behoefte, wel aan politici met durf en vertrouwen. Dat laatste woord was niet voor niets de kern van het betoog, waarmee Angela Merkel een jaar geleden aan de Radboud Universiteit Nijmegen haar eredoctoraat aanvaardde. Het staande en ovationele applaus, dat de Duitse Bondskanselier – met ‘Lieber Mark Rutte’ onder haar aandachtig gehoor – in de volle Nijmeegse Sint Stevenskerk ten deel viel, had iedere politicus moeten ervaren om te beseffen, dat de Europese toekomst op vertrouwen gebaseerd moet zijn, niet op angst en onvrede.
ICARUS of ILLUSIE [Feuilleton Statenpassage, aflevering XII] In Scrypto, het zaterdagse cryptogram van NRC-Handelsblad van 24 mei jl. trof ik de volgende opgave: Horizontaal 3: Voor de Grieken mythe en realiteit, voor ons ook eigenlijk (6 letters). De goede oplossing flitste onmiddellijk (‘eureka!’) mijn hoofd binnen: ‘Europa’. Reinder van der Heide
De redactie verzocht mij voor deze aflevering van het Statenpassagefeuilleton ‘iets met Europa’ te doen. Geen eenvoudige opgave. De geportretteerden die er een duidelijk grensoverschrijdend gedachtegoed op na hielden of van wie de maatschappelijke achtergrond hen voorbestemde tot internationaal denken, voelen en handelen, zijn op de vingers van een hand te tellen: de vooral in de Duitse denktraditie doorknede Thorbecke, de drie vorstelijke, dus van nature – ‘van nurture’? – kosmopolitische Oranjes en dan de bijna mythische Pallas van Utrecht oftewel de Tiende Muze zoals ze ook wel werd genoemd: Anna Maria van Schurman. Helaas, die dames en heren zijn toevallig al mijn revue gepasseerd. Na deze constatering merkte ik het achter en boven de achttien erflaters uittorenende gipsen beeld van Icarus op – ‘eureka!’ andermaal: Icarus, een tweede mythologisch slachtoffer, naast de door oppergod Zeus in de gedaante van een witte stier geschaakte Europa! Het beeld heet ‘Illusie’. Het is in 1899 gemaakt door Johan Hendrik Baars (* Amsterdam 4 aug. 1875 - † aldaar 15 juni 1899), beeldhouwer en medailleur, leerling van Bart van Hove, maker van zeven van onze achttien borstbeelden. Icarus is niet geheel toevallig op die hoogste sokkel geplaatst... In de bedoeling van de makers van de Statenpassageopstelling staat de van het zwakke en poreuze gips gemaakte beeld van Icarus daar waarschuwend het ‘vergankelijke’ te symboliseren, de waan van de dag, in contrast met het eeuwige en onvergankelijke dat het witte marmer aan de overige geportretteerden verleent. Icarus, zich geheel onbewust
18
19 van die zware symbolische last op zijn tengere schoudertjes, is druk doende zijn vleugels aan diezelfde schouders vast te gespen. Mooi, het toeval hielp weer eens een handje, en mij aan een nieuwe aflevering met mythisch-realistische inslag. Europa
Icarus / Illusie
Schaking Europa - Rembrandt 1632
Wie zijn gedachten laat gaan over ‘internationale betrekkingen’ (IB) denkt tegenwoordig niet meer in de eerste plaats aan Europa. Toch laten de landen van de Europese Unie (EU) een schoolvoorbeeld van IB zien. Voor zover ik het begrepen heb, gaat het bij IB, d.w.z. de onderlinge omgang tussen landen, in de uitgangssituatie grofweg om de volgende hoofdthema’s: 1. Statenanarchie; 2. Relatieve voordeelsposities; 3. Machtsbalans; 4. (Nationale) identiteiten; 5. Wederzijds wantrouwen, onbegrip en bijbehorende misverstanden. Wat de statenanarchie betreft – thema 1 – hebben de EU-landen onderling enorme vooruitgang geboekt, dat valt objectief vast te stellen. Men heeft die anarchie via het EU-verdragsrecht in een uitgebreid juridisch web weten in te spinnen, een web dat diep is doorgedrongen in de nationale wetgevingen: dat web functioneert als een centrale autoriteit die de nationale staten tot op zekere hoogte geïnternaliseerd hebben. Zo schakel je dus langzaam maar zeker ‘statenanarchie’ uit.
Dat is sedert 1945 een buitengewoon aangename en toe te juichen ontwikkeling geweest. Alleen dankzij de onbenulligste regeltjes weten politici zich nationaal nog enigszins te profileren in contrast met die centrale autoriteit onder ritueel aanroepen van het begrip ‘soevereiniteit’. In lossere internationale samenwerkingsverbanden zoals bijvoorbeeld de Verenigde Naties (VN), oefent een vergelijkbare centrale autoriteit, het internationaal recht, een veel zwakkere invloed uit. Oekraïne levert een recente illustratie van die navrante stand van zaken. Europa, of liever gezegd de EU is wat dit betreft een lichtend voorbeeld voor de wereld. Welk imperium eerder in de geschiedenis heeft ooit te maken gehad met landen die zich geheel vrijwillig en met animo aanmelden met het verzoek om er deel van uit te mogen maken? De EU is daarin historisch volkomen uniek. Relatief voordeel (thema 2) hebben landen ten opzichte van elkaar grotendeels aan het toeval te danken. Wie veel aardgas of olie onder de grond binnen zijn territorium aantreft, mag van geluk spreken (Noorwegen, Nederland, etc.). Hetzelfde geldt voor landen die over veel fosfor kunnen beschikken (China, Marokko), of over veel zon (Spanje, etc.). Een gematigd klimaat en vruchtbare grond helpen ook. Het is duidelijk dat de EU-landen met het verdwijnen van de intra-Europese grenzen en handelsbelemmeringen een wereld te winnen hadden en hebben bij een zakelijke uitruil van de vruchten van die relatieve voordelen. Europese landen, inclusief Nederland, dienen echter nog veel meer aan ‘economische diplomatie’ te gaan doen, beveelt ook de speciaal vertegenwoordiger voor het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ), prins Jaime de Bourbon de Parme, aan (zie Govert Buijze: http://www.evo.nl/site/grondstoffenbeleid-nederland-houtje-touwtjewerk/$FILE/EVO%20Logistiek%20 %E2%80%98Grondstondstoffen%20inzet%20politiek%20spel.pdf). De machtsbalans tussen de diverse EU-landen (thema 3) lijkt wel eens een gepasseerd station, althans militair gezien. Pro-Europeanen worden nooit moe – en terecht! – de bijna 70 jaar vrede in Europa te benadrukken. Voormalig Joegoslavië wordt dan meestal even terzijde gelaten. De EU gedraagt zich, of liever gezegd, voelt zich primair als een voornamelijk financieel-economische macht die tegen andere grote staatkundige eenheden: China, de Russische federatie, India, Brazilië, de VS moet opboksen. Financieel-economische macht lijkt militaire macht te hebben verdrongen van de eerste plaats waar het om (de beleving van) macht gaat. Voor de militaire kant van de zaak vertrouwen Europeanen op de NAVO, dat wil zeggen grotendeels op de VS. Intern maakt zij zich over zaken van oorlog en vrede niet meer veel zorgen. Misschien is dat onterecht, denk
20
21 (nogmaals) eens aan Oekraïne maar ook aan zoiets als de Franse uitslag van de laatste verkiezingen voor het Europees Parlement (EP). Stel dat pa Le Pen zich tijdens de campagne een beetje had ingehouden in het belang van zijn dochter en van wat nu toch echt háár partij is? Hoeveel meer dan de gerealiseerde 25% van de Franse kiezers had zij (het Front National) dan achter zich gekregen? Een derde in plaats van een kwart? Niet onwaarschijnlijk, maar we weten het niet. Het gaat hoe dan ook om heel veel Fransen… Hongarije is eveneens een EU-land waar zich ontwikkelingen voordoen die zorgen baren. De nieuwe Hongaarse grondwet die de grootste politieke partij met een absolute meerderheid aan zetels door het Hongaarse parlement heeft gejaagd, is vanuit democratisch oogpunt om te huilen. Als in een land rechtspraak, de media en verkiezingen in sterke mate via de grondwet aan politieke banden, dat wil zeggen in handen van de uitvoerende macht worden gelegd, dan weet je het – met Montesquieu – wel. En dan hebben we nog het (zo langzamerhand steeds minder) Verenigd Koninkrijk (VK). UKIP (United Kingdom Independence Party) staat te popelen om het VK uit de EU te kieperen, of zoals voorman Farage het formuleert: de EU uit het UK… Trouwens, dat zegt hij geheel in de tijdgeest om voornamelijk redenen van financieel-economische aard, zij het in samenhang met immigratieproblematiek. En dat ondanks het feit dat het VK niet eens deel uitmaken van de Eurozone, de achttien landen die elkaar en de wereld met gelijke munt betalen, de munt die zovele Eurozonelanden tot hun nadeel en leedwezen een nationaal monetair beleid uit handen heeft geslagen! De thema’s 4 en 5 spelen, nu het allemaal niet zo lekker loopt, het meeste op. De nationalistische retoriek (over dreigend verlies aan identiteit!) en het zich afzetten tegen de ‘culturen’ van andere EU-landen (Griekenland vs. Duitsland, Italië vs. N.-W.-Europa en v.v.) is niet van de lucht (…). Moedwil en misverstand vieren hoogtij. Europa heeft ook intern duidelijk nog een hoop aan IB te laboreren. Terug naar onze mythische protagonisten Icarus en Europa We kennen de trieste geschiedenis van Icarus. Tezamen met zijn vader Daedalus door koning Minos van Kreta – zoon van Zeus en Europa(!) – opgesloten in het door Daedalus ontworpen labyrint, weet hij te ontsnappen via het luchtruim. De door architect en uitvinder Daedalus geconstrueerde vleugels functioneren wonderwel, zij het onder voorwaarden. Pa had hem nog zó gewaarschuwd: ‘niet te laag vliegen, want dan worden je vleugels nat en dus te zwaar. Ook niet te hoog want dan kom je te dicht bij de zon en smelt de was waarmee de veren aan elkaar en aan de constructie zitten. In beide gevallen stort je in zee en verdrink je, Icarus.
Wees dus in Zeus’ naam voorzichtig! De afloop is bekend. De vrijheid van het luchtruim was voor de jongeling iets te veel van het goede na die gevangenschap. Door de roes waarin het frank-en-vrije vliegen door het schijnbaar onbeperkte luchtruim hem dompelde, vergat hij de wijze woorden, wiekte hoger en hoger en kwam te dicht in de buurt van de zon. De was smolt, en jammerlijk ging hij ten onder in de golven… Met hoogmoed, zoals velen de Icarusmythe uitleggen, had het mijns inziens niets te maken. Het ging eerder om het ervaren van een nieuwe identiteit, dus puberaal grenzen verkennen en uit het oog verliezen. De verantwoordelijkheid voor Icarus’ dood leg ik eerder bij Daedalus. Hij waarschuwde zijn zoon weliswaar maar duwde hem wel over de rand van het nest zonder behoorlijk toezicht te blijven houden, blijkbaar! Op ongeveer vergelijkbare wijze heeft Europa, althans de EU een aantal jaren geleden besloten een gemeenschappelijke munt, de euro te lanceren. In het diepe – of ‘in de hoogte’? – met die munt! Zo dachten de leidende politici en centrale bankiers in de Eurozone erover. Hoogmoed? Nee, het lijkt me eerder Icarische roes, oftewel naief optimisme: vrucht van een niet erg stevig gefundeerd positiviteitsdenken dat vooral in managerskringen sterk gepropageerd en gecultiveerd wordt. De schaduwzijde daarvan is een bijna opgelegd wegkijken en verplicht bagatelliseren van evidente hindernissen en in het ergste geval zelfs verdringing van regelrechte onoverkomelijkheden. ‘Die lossen we ‘werkende weg’ wel op…: het macho-populaire ‘niets is onmogelijk’-denken. Wat waren de denkbeelden, de overwegingen om dat te doen, wat zag men destijds als doelstellingen van de euro? De euro zou een stimulans zijn voor: 1. de stabiliteit, de collectieve vooruitgang en gemeenschappelijke groei van de economieën van de Europese landen; 2. De vervollediging van de Europese binnenmarkt door een gemeenschappelijke munt met Daedalus duwt Icarus over de rand, zijn noodlot tegemoet hoge prijsstabiliteit; 3. Het inrichten
22
23 van een monetaire unie met een geharmoniseerde economische politiek; 4. Het creëren van een gezamenlijke markt; 5. Kwalitatief convergerende economieën in de Europese ruimte; 6. Vergroting en gelijkmatiger verdeling van welvaart over de participerende landen. Wat een schitterend vergezicht! Aanvankelijk was het met de euro een glijvluchtje naar beneden. ‘Pas op: de zee, nat!’ In de eerste maanden gleed de euro van 1,06 naar zo’n 0,89 dollarcent. Na een tijd ging het omhoog, en gestaag steeds hoger, met af en toe een kleine terugval. ‘Pas op: de zon, heet!’ Nu schommelt de waarde van een euro Griekse 2-euro-munt al geruime tijd tussen 1,20 en 1,40 dollar. Het is een redelijk stabiele en vrij harde valuta, zou je zeggen. Misschien iets te hard (te hoog)? Voor de interne vrije markt maakt het niets uit, maar echt goed voor de export naar niet-EU-landen is het niet, dat zeggen alle economen, want zoiets eenvoudigs als de gevolgen van valutahardheid voor import en export, daarover zijn ze het bij uitzondering altijd roerend eens. Net als met de vleugels van Icarus is de euro echter een kwestie van vriezen of dooien. Bij een te lage vlucht worden de vleugels nat en zwaar, bij een te hoge smelt de samenhang. De wassen vleugels van de EU, althans van de Eurozone binnen de EU, zijn ogenschijnlijk intact. Hoe het verder gaat, zal de tijd leren. De uitslag van de verkiezingen voor het Europees Parlement beloven weinig goeds, zij het ook niet veel slechts. Nog steeds behoudt ‘het midden’ (christendemocraten, sociaaldemocraten en liberalen tezamen) een meerderheid in het EP. Het electoraat is echter gelijk zee en zon een grillige natuurkracht. De uitslag van de EP-verkiezingen van mei 2014
Allereerst de verdeling van de zetels in het Europees Parlement, waarom het allemaal toch te doen was. Kijkend naar die uitslag, heeft daar een aanzienlijke verschuiving plaatsgevonden. Uitgesproken anti-EU partijen als PVV, Lega Nord, Front National, FPÖ krijgen 125 zetels, tegen 61 nu,
De val van Icarus – Pieter Breughel (verm. ‘de Jongere’) of ‘… en de boer, hij ploegde voort…’
een ruime verdubbeling dus van zeteltal. Als de gematigde anti-Europese partijen worden meegeteld (Tories, ChristenUnie) stijgt het aantal zetels dat wordt bezet door anti-EU-Europarlementariërs van 156 (20%) naar 220 (30% van het geheel).
François Heisbourg
EU, Eurozone en euro zelf zijn drie heel verschillende Europese instituties die in de ogen van een groot deel van het electoraat één pot nat zijn. Dat is natuurlijk volstrekt niet het geval. Er zijn een paar denkers zoals François Heisbourg en Lord Rodney Leach die de zaken nauwkeurig uit elkaar houden. De laatste was een paar zondagen geleden in ‘Buitenhof’ te zien en te beluisteren, de eerste heeft een boek geschreven en interviews daarover met hem kan men vinden op YouTube. Heisbourg, president van de gerenommeerde Londense denktank, het International Institute for Strategic Studies (IISS), socialist, overtuigd pro-Europeaan, diplomaat en hoogleraar, en lange tijd zeer groot voorstander van de euro, stelt in zijn boek ‘La fin du rêve Européen’, dat de EU als instituut oneindig veel belangrijker is dan de euro. Indien de euro niet in staat blijkt zijn doelstellingen te realiseren – en hij acht dat op dit moment en voor de afzienbare toekomst een onweerlegbaar feit – dan dient men zo verstandig te zijn de euro op een zelfgekozen, relatief veilig moment
24
25 op te offeren om de EU te redden. In niet mis te verstane termen – hij noemt de euro een de EU bedreigend kankergezwel – komt zijn pleidooi daar in grote lijnen op neer. Heisbourg constateert dat de euro tot nu toe groei noch stabiliteit heeft bevorderd. Erger nog, constateert hij, de pogingen om de euro in de lucht te houden kosten enorm veel energie en geld waardoor de verschillen en verdeeldheid tussen de landen van de EU en binnen die landen niet minder worden – wat de bedoeling was – maar integendeel juist toenemen.
Hogerhuislid Lord Rodney Leach
Conservatief Hogerhuislid Lord Leach denkt niet dat het mogelijk is om in een weekend de oorspronkelijke munten in de Eurozonelanden terug te toveren, ondanks de bestaande ‘contingency’-plannen die daartoe bestaan in de 18 landen… In dat tentatieve recept van Heisbourg – die zelf overigens ook wel weet dat voorbereiding en uitvoering van zo’n monetaire coup een uiterst complexe operatie zou zijn – veel moeilijker dan destijds de invoering –, gelooft Leach niet. Hij bepleit een periode van radicale hervormingen binnen de EU, uitgespreid over twee tot drie jaren, hervormingen die primair tot doel moeten hebben meer werkelijke democratie binnen de EU in te voeren. Leach acht namelijk het democratisch tekort in de EU het hoofdprobleem. Hij wijst erop dat het EP Europese bestuurderen niet kan wegsturen als zij geen goede resultaten boeken. Aangenomen en in de praktijk bewezen slechte regelgeving kan het EP niet laten herroepen en/of veranderen door een nieuw-gekozen Euroregering; kiezers kunnen niet op ‘Europese’ partijen en kandidaten stemmen. Dit zijn zo wat doornen in zijn oog. De vooral voor de zuidelijke Eurozonelanden zwaar-dysfunctionele euro en voor de rijkere noordelijke landen licht-dysfunctionele euro ziet hij als het tweede kapitale probleem dat dient te worden aangepakt. Hij ziet mogelijkheden voor continuering van een noordelijke gemeenschappelijke munt, niet voor een zuidelijke. Gebeuren die twee zaken, dan wordt het derde door hem gesignaleerde hoofdprobleem van Europa, namelijk de ‘seculiere achteruitgang’ van ons werelddeel ‘vanzelf’ minder groot. Met seculiere achteruitgang bedoelt hij het feit dat een jaar of 30-40 geleden Europa
volgens hem ongeveer 30% van de wereldhandel in handen had, nu nog maar 18,5%, een aanzienlijke daling, die een halt moet worden toegeroepen. Liefst ziet hij het percentage uiteraard weer oplopen. Ik merk op dat het, gezien dat percentageverschil eigenlijk een wonder is dat Europa collectief niet veel ernstiger is verarmd dan het geval is. Dat moet wel te danken zijn aan de globalisering, het groeien van de omvang van de wereldmarkt, en dus de ‘wereldomzet’.
Fragment stamboom Europa
Net als in de realiteit hangt ook in de mythe alles samen met alles. Zo is Europa een kleindochter van Poseidon (zie stamboom Europa). Icarus is een achterkleinzoon van Zeus (zie stamboom Icarus). Zij zijn dus familie van elkaar want zowel Poseidon als Zeus waren kinderen van Cronos, u weet wel, de Titaan die uit voorzorg zijn kinderen opat, omdat hem was voorspeld dat een van hen hem zijn heerschappij zou ontnemen. Zeus ontliep dat lot omdat zijn moeder Rheia aan Cronos een in doeken gewikkelde steen te eten gaf. Later, toen Zeus opgegroeid was, dwong hij Cronos zijn verzwolgen broers en zusters weer uit te spugen. Met hun hulp overweldigde en onttroonde Zeus hun vader Cronos en werd de koning van goden en mensen. Samen met zijn broers Hades en Poseidon sneed hij Cronos in stukken en wierp die in de Tartarus. Een ander, waarschijnlijk allesbehalve toevallig verband tussen Europa en Icarus is het gegeven dat koning Minos van Kreta, de man die Icarus en Daedalus gevangen hield in het labyrint, een zoon was van Europa! Daedalus was zo geniaal dat hij niet alleen de zwaartekracht wist te manipuleren. Ook op het gebied van de voortplanting haalde hij een geraffineerde streek uit. Hij bouwde een holle houten koe waardoor Minos’ gemalin Pasiphaë, verliefd op een witte stier, zich door dat beest kon laten bevruchten. Resultaat van die bestiale paring was het monster Minotaurus. Gelukkig was Minos vader van Ariadne, de prinses die de held Theseus later, op een aardsere manier, met hulp van een zwaard en een
26
27 fender te maken, want laten we wel wezen: de Europese Unie is op een wel buitengewoon labyrintische manier georganiseerd en wordt daarom navenant onnavolgbaar bestuurd – zeker voor gewone stervelingen! Te vele van die gewone stervelingen nemen daarom voetstoots aan dat in het hart van de EU een bloeddorstig monster huist, een Minotaurus die mensenoffers eist. Het zou, lijkt mij, verstandig zijn de bemoeienis van Ariadne en Theseus in te roepen. Als zij een beetje willen helpen, blijven wij EU-burgers, Europeërs en de euro nog wel even in de lucht…
Fragment stamboom Icarus
kluwen wol, aan de Minotaurus en het labyrint waarin dat monster huisde, hielp ontsnappen. Bij die gelegenheid doodde Theseus de Minotaurus en maakte zo een einde aan de jaarlijkse mensenoffers aan dat monster. It’s a family affair, van welke kant je het ook bekijkt. Ook wijzelf zijn allen familie van deze (on)sterflijke lieden, immers Cronos, de Tijd is ook ons aller oervader. Hij eet iedereen op den duur nog steeds op. Wat dat betreft hebben Zeus, Hades en Poseidon half werk geleverd… Of zou het komen doordat we niet meer geloven in deze goden? Een vraag in dit verband: zou dat in stukken snijden van Cronos soms iets te maken hebben met het uitvinden van de tijdmeting? Enfin. Moraal van dit verhaal. De EU, de euro én de Eurozone zijn ónze zaak, die van ons Europeeërs, in de terminologie van Herman van Rompuy. Europeaan zijn verwijst in zijn ogen slechts naar een dom geografisch feit… Europeeërs echter tref je niet alleen in Europa aan maar overal in de wereld, in de VS, de Russische Federatie, China, India en Zuid-Amerika etc. Elke keer dat ik een Chinese harpist, een Russisch pianist, een ZuidKoreaanse violiste of een Chileense cellist op sublieme wijze een stuk van bijvoorbeeld Bach, Beethoven, Berlioz of ook Bartók, Badings, Bério of Boulez etc. hoor vertolken, of wanneer ik schilderijen en sculpturen van Amerikanen, Aziaten, Afrikanen of Australiërs onder ogen krijg, besef ik dat opmerkelijke feit: Europa, ontsproten aan de Minoïsche beschaving, is een onuitputtelijk bron waaruit de ganse wereldbevolking al eeuwen put. Kortom, O EU, let op u saeck! Doe dat beter dan Daedalus…, dan red je jezelf én wellicht ook de euro. En wees toch vooral wat minder achterdochtig en dictatoriaal dan Minos. Dan wordt het mogelijk – hoop ik met Lord Leach –, om de EU wat democratischer, eenvoudiger en doeltref-
Ariadne en Theseus
28
29
“EUROPA - DÁÁROM!” Interview met auteur Justus de Visser
Monique de Vries
Eind april 2014 is zijn boek “Europa - dáárom!” gepresenteerd aan minister van Buitenlandse Zaken Timmermans en aan oud-premier Ruud Lubbers. Dit is de aanleiding om de schrijver een aantal vragen te stellen. (Meer gegevens over het boek onder de rubriek ‘Verschenen boeken’, elders in Nestor). Justus de Visser ging vrijwel direct na zijn studie rechten in Utrecht aan de slag bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, directie Integratie Europa waar hij o.a. secretaris van de Nederlandse delegatie naar de topconferenties van 1972 en 1974 in Parijs was. Na aansluitend in Parijs te zijn geplaatst, maakt hij in 1980 de overstap naar de NAVO-directie. Van 1984-1987 was hij in Moskou waar hij de machtswisselingen van Andropov naar Tsjernenko en van Tsjernenko naar Gorbatsjov meemaakte. Terug in Den Haag werd hij adviseur voor strategische beleidsplanning en speechwriter voor de minister. In 1990 werd hij verantwoordelijk voor de directie Integratie Europa, de directie waar hij zijn werkzaam leven begon. Dat is de periode van de totstandkoming van het Verdrag van Maastricht. Via Parijs (Unesco) en Warschau eindigde hij zijn ambtelijke carrière in Wenen, eerst als Ambassadeur OVSE en tenslotte als HM Ambassadeur in Oostenrijk.
Er zijn al veel boeken over de eenwording van Europa geschreven, waaronder bijvoorbeeld van Bob van den Bos, “Mirakel en Debacle”. Jij hebt aangegeven de geschiedenis van de Europese eenwording te geven vanuit politiek-diplomatiek perspectief.
Wat is de toegevoegde waarde van deze invalshoek? Er worden inderdaad veelvuldig boeken over Europa gepubliceerd, meestal geschreven vanuit een specifieke invalshoek. Het boek van Bob
van den Bos bijvoorbeeld handelt uitsluitend over de gang van zaken rond de zogenoemde ‘Zwarte Maandag’ in 1991. Mijn bedoeling met het boek is om de lezer een totaalbeeld te schetsen van toen tot nu. Een totaalbeeld, waarin de Nederlandse situatie niet alleen wordt geanalyseerd, maar ook nadrukkelijk in de bredere context van de ons omringende landen wordt geplaatst. Hoe je het ook wendt of keert, er komt een dag dat je moet inzien dat Nederland geenszins in volstrekte vrijheid kan beslissen over zijn toekomst. Die wordt in zeer belangrijke mate mede vormgegeven door de beslissingen van mensen en landen om ons heen. Dat geldt trouwens voor alle landen en volken. Volledige soevereiniteit is een illusie, zoals de Zwitsers met de tijd nog wel zullen ontdekken. Al hebben ze dan een referendum. De eenwording begint echt gestalte te krijgen met het Verdrag van Maastricht. Over de totstandkoming van dit verdrag is veel geschreven, vooral over wat niet tot stand kwam.
Als je nu terugkijkt, kun je dan de factoren onderscheiden die aan die ‘Zwarte Maandag’ ten grondslag hebben gelegen: waren die politiek, cultureel, opportunistisch of anders? ‘Zwarte Maandag’ is een complex verhaal dat helaas niet goed te vertellen valt zonder de dramatis personae. En dat doe ik niet graag, vooral niet omdat zowel Peter Nieman, toen de Nederlandse permanent vertegenwoordiger in Brussel, en Piet Dankert, toen de staatssecretaris, inmiddels beiden zijn overleden. De mortuis nil nisi bene! Daarom heb ik ook altijd geweigerd daarop in te gaan en verwezen naar de publicaties van Michiel van Hulten Jr. en Van den Bos. In mijn boek doe ik dat ook, zij het dat ik wel even een aantijging van Van den Bos die kant noch wal raakt, recht
30
31 zet, maar waarmee hij indertijd wel de publiciteit in de media heeft gezocht en gekregen. De aantijging namelijk dat Nederland zich in die dagen volledig voor het karretje van de Europese Commissie heeft laten spannen tot het overnemen van binnen de Commissie opgestelde verdragsteksten aan toe. Dat verhaal klopt niet! Ik houd het altijd maar bij de vaststelling dat ‘Zwarte Maandag’ in elk geval geleerd heeft dat een dergelijk belangrijk dossier nooit kan welslagen wanneer de belangrijkste spelers in Brussel en Den Haag niet allemaal met hun neuzen in dezelfde richting staan. En dat is in die dagen geen dag het geval geweest, helaas. Dan is er de vraag waarom andere landen ons hebben laten vallen, terwijl ze ons eerst niet alleen krachtig hadden gesteund, maar sterker nog, op onze activiteiten hadden aangedrongen. In mijn boek ga ik op een paar voorbeelden daarvan in. Menselijke en politieke factoren spelen daarin mee, zoals ik wil laten zien aan de voorbeelden van Duitsland, Frankrijk en Italië. Andere landen zoals Spanje, zagen op ‘Zware Maandag’ in, dat verdere steun aan Nederland geen zin had en hebben dat toen ook zo verwoord. Als Genscher anders in het debat was gekomen, in lijn met hetgeen de Duitsers tot dan steeds hadden gezegd en geschreven, dan zou de bal geheel anders zijn gerold. Maar as is verbrande turf……….. We zien dat het draagvlak voor Europa in de huidige vorm aan het afnemen is, opvallend genoeg juist bij de “founding members”.
Is de eenwording te snel gegaan, hebben lidstaten te gemakkelijk over de nog te vervullen toelatingseisen heen gekeken, hebben we de gevolgen van de open grenzen onderschat? In mijn boek tracht ik uit te leggen dat de lidstaten in 1993-6 volslagen onverantwoord te werk zijn gegaan v.w.b. het tempo van de toelating van de Mediterane en Oost Europese landen (MOE-landen). Hoe volslagen terecht het principe van die uitbreiding ook was en is. Wij zelf waren absoluut niet klaar voor die enorme toetreding. Erger nog, we hebben de jaren tussen de totstandkoming van de verdragen en het einde van de overgangsperiodes volstrekt niet benut om onze eigen structuren aan te passen. Ik noem in mijn boek een paar voorbeelden ter zake. De lidstaten zijn dus voor een belangrijk deel zelf verantwoordelijk voor de problemen van dit moment. In feite hebben de Midden- en Oost-Europese landen (de MOE-landen) – ook al zijn ze nog lang niet klaar! – oneindig veel meer transformatie voor hun kiezen gekregen dan de onze. En ze hebben al enorm veel gedaan; heel wat meer dan wij in elk geval. Alle ‘blaam’ voor de huidige problemen op de MOE-landen leggen is daarom ten enenmale
onterecht. Waarom zou een Pool verantwoordelijk moeten zijn voor de oplossing van de problemen die Nederland heeft? Tenslotte nog dit: we hebben altijd geweten dat we met het toetreden van de MOE-landen een levensgroot Roma-probleem op ons aller dak gingen krijgen. Dat is wel het ergst denkbare voorbeeld van de drie aapjes – niet horen, niet zien, niet praten – dat in dit dossier naar voren komt. De lidstaten hebben daarnaast een loodzware verantwoordelijkheid te dragen voor het feit dat ze een monetaire unie hebben gemaakt zonder een volwaardige politieke unie. Het Nederlandse voorstel dat op ‘Zwarte Maandag’ onderuit ging, zou dat probleem zeker niet hebben opgelost, het zou wel de oplossing van het probleem hebben kunnen vergemakkelijken. In mijn boek schets ik de geschiedenis van de monetaire unie die teruggaat tot de Bretton Woods-crisis van de late jaren ’60 en de Topconferentie van Den Haag van 1969. Het gaat dus helemaal niet alleen over de vermeende ruil tussen de euro en de Duitse hereniging. Dat verhaal is echt heel veel complexer. In mijn boek leg ik dat uit en geef bronnen waar je e.e.a. meer in detail kunt nalezen. De crises van 2008 e.v. zijn niet anders dan katalysator geweest van iets dat vroeg of laat moest komen. En nu hebben we in theorie een keuze: ofwel we modderen verder, ofwel we blazen de euro op. Mijn probleem met de laatste variant is dat de voorstanders van het opheffen van de euro geen uitsluitsel kunnen geven hoe daarna om te gaan met de chaos die dan zal ontstaan. Maar doormodderen is zelf ook allerminst ideaal en het politieke draagvlak voor een grote sprong voorwaarts ontbreekt. Tegen die achtergrond zijn deze verkiezingen voor het EP zo belangrijk: komen de anti-EU-krachten enorm opzetten dan hebben zij die het daarna voor het zeggen krijgen, geen draagvlak meer om door te gaan met integreren. Ik behoor tot degenen die vrezen dat de gevolgen van geleidelijk wegkwijnen net zo chaotisch kunnen zijn als het opgeven van de euro in een nacht van zondag op maandag. Want ik ben er diep van overtuigd dat de EU weliswaar vrede mee heeft helpen brengen op ons continent, doch dat dat allerminst betekent dat daarmee de Europeanen vredelievend zijn geworden. Als de structuren van Brussel zouden wegvallen is alles denkbaar. Ik zeg dat niet om te dramatiseren, de werkelijkheid is al dramatisch genoeg. En dat is iets wat zeer vele stemmers niet beseffen. In mijn boek ga ik er uitvoeriger op in. Het recente boek van Pieter Steinz “Made in Europe” geeft een prachtig overzicht van wat ons in Europa cultureel bindt.
Maar heeft de politiek aan de andere kant niet te gemakkelijk gedacht over de betekenis van de ontstaansgeschiedenis van de verschillende landen en
32
33 de doorwerking daarvan in het heden, de wijze waarop democratie gestalte wordt gegeven, het rechtssysteem, de verwevenheid van kerk en staat en de verschillen in welvaart? Van Monnet is bekend dat hij, hoogbejaard inmiddels, heeft gezegd dat hij, mocht hij alles over kunnen doen, bij de cultuur zou beginnen. In het eerste hoofdstuk van mijn boek zeg ik daar het een en ander over en ik kom er op terug in het slothoofdstuk. Ja, het is zonder meer waar dat onze cultureel en religieus bepaalde identiteitsverschillen zeer zwaar drukken op het integratieproces. De ideële federalisten, waartoe ik overigens niet behoor – voor mij is de integratie een moderne vorm van machtspolitiek bedrijven – hebben de diversiteit daarom altijd veeleer als een hinderpaal beschouwd. Ik ben het daarmee fundamenteel oneens. Het is misschien niet van meet af aan onze kracht dat we zo verschillend zijn, maar het is wel onze rijkdom. En naar de mate waarin we erin slagen om verder te integreren met behoud van die diversiteiten, zal het weefsel dat dan ontstaat veel elastischer en dus sterker worden dan wanneer we die diversiteit zouden hebben weggemoffeld. Trouwens, hoe had je dat ooit willen/kunnen doen?? Maar er zijn een aantal fundamenten waar we toch allen naartoe moeten. En Joegoslavië en Oekraïne leren weer hoe juist dat is; denk ook maar eens aan die massa’s die voortdurend in het centrum van Sofia demonstreren. Er wordt helaas te weinig over bericht: de rechtsstaat, het wegwerken van corruptie, het respect voor het individu en, ja ook – hoe delicaat dat thema ook is – de scheiding van kerk en staat. Sterker nog: we weten donders goed dat het in onze eigen landen nog verre van perfect is op deze gebieden en we doen er dus goed aan om in onze eigen tuin voortdurend onkruid te blijven wieden. Als iets funest is, dan is het zelfgenoegzaamheid. Veel volken hebben daar last van en Nederland behoeft op dit punt helaas niemand voor te laten gaan. Iedere keer dat Jan Kees de Jager of Mark Rutte zich in Brussel denigrerend uitlieten over verdrag schendende en corrupte debiteurlanden, waren ze niet alleen onderhandelingstactisch dom bezig, ze waren ook nog eens fout. Nederland heeft ook veroordelingen in Luxemburg aan zijn broek voor schending van de communautaire rechtsregels en er zijn ook grote zaken die met de Commissie zijn opgelost zonder dat het tot Luxemburg behoefde te komen; maar een ieder weet natuurlijk in Brussel heel goed hoe of wat.
“DE KONING KUN JE NIET SPELEN” Boekbespreking Toneelwetten voor kiezers en politici van Boris van der Ham
Gerritjan van Oven
In dit essay verkent oud-D66-Kamerlid Boris van der Ham (lid Tweede Kamer van 2002-2012) de overeenkomsten en verschillen tussen het theater en het politiek bedrijf. Hij doet dat vanuit zijn “acteursprofessie”. Zo noemt hij een aantal spelregels (theaterwetten) die ook in de politiek worden toegepast, heeft hij aandacht voor de druk waaronder hoofdrolspelers in de politiek moeten werken, beschrijft hij het vermeende slechte theater en het ontbrekende theater van de politiek en rondt hij af met een relativerend hoofdstuk onder de titel “ademen en nadenken”. Het geheel is gelardeerd met een aantal schetsen en anekdotes. Titel
De titel “De Koning kun je niet spelen” is ontleend aan een gesprek met de actrice Ellen Vogel en houdt in dat je een rol alleen kunt spelen door het samenspel met anderen. Die anderen, omringenden, moeten er voor zorgen dat de hoofdtoneelspeler tot volle wasdom komt. Voor de politiek geldt dat ook. Zolang de politiek leider daadwerkelijk als zodanig door zijn partijgenoten wordt aanvaard, gaat het goed, maar brokkelt dat beeld af, dan kan “de koning” niet meer tot zijn recht komen. “De wet van het hondje”
Een andere wet die hij beschrijft is “de wet van het hondje”.
34
35 De toevoeging op het toneel van een hondje tijdens een toneelstuk, dus van een wezen dat “echt” is, geen toneel kan spelen, leidde al snel tot problemen: daar viel niet tegenop te spelen. Hetzelfde geldt voor “echte wezens” in de politiek, zoals kleine kinderen. De rol van “hondje”wordt ook wel door politici zelf gespeeld, zoals bijvoorbeeld Berlusconi. In dit verband noemt hij het befaamde tv-debat na afloop van de gemeenteraadsverkiezingen 2002, waarbij Fortuyn als – natuurlijk overkomende – stoorzender fungeerde en Ad Melkert en Hans Dijkstal als “oude, zure politici” werden weggezet. In het hoofdstuk “drama is conflict” (een titel die je ook zou kunnen omkeren) wordt beschreven hoe soms een klein politiek conflict tot majeure proporties wordt opgeblazen omdat dat – in de tegenstelling coalitie partijen en oppositie – toevallig zo uitkomt. Als voorbeeld noemt hij de Hedwigepolder. Van der Ham waarschuwt ervoor dat dit “oppompen van emoties en schijntegenstellingen voortkomt uit een gebrek aan echte tegenstellingen, waardoor ... uiteindelijk het vertrouwen in de politiek wordt uitgehold. Hij pleit ervoor grote emoties te bewaren voor als er echt iets te bevechten is. Media
Uiteraard speelt de (technische) ontwikkeling van de media hier een belangrijke rol: in 1925 met de radio, na WO II met de televisie en tegenwoordig met de sociale media. De afstand tussen politicus en kiezer verkorten niet alleen steeds meer, maar ook het beeld van de politicus wordt steeds genadelozer geëtaleerd. In dit hoofdstuk wordt de rol van de media in de Nederlandse parlementspolitiek wel erg globaal behandeld en bijvoorbeeld veel minder indringend dan Bert Middel doet in het hoofdstuk “De schuld van de media” in zijn Politiek Handwerk (Meulenhoff 2003). Taboe-onderwerpen
Tegenover het hiervoor besproken verschijnsel van het opkloppen van tegenstellingen, staat het omgekeerde: de taboe-onderwerpen, zoals integratie van immigratie, waarover niet gesproken wordt. Maar ook de rol van de fractiediscipline waardoor belangwekkende tegenstellingen waarover binnen fracties verschillend gedacht wordt niet aan de oppervlakte komen. Hij pleit ervoor bij wezenlijke kwesties die verschillen wel te tonen zoals in 1972 gebeurde bij de “Drie van Breda”. Naar mijn eigen ervaring wordt de ruimte voor het uitdragen van opvattingen die van de fractie afwijken in feite beperkt tot de zogenaamde “ethische kwesties”.
Slothoofdstuk
In het relativerende slothoofdstuk verdedigt de schrijver de politiek tegen het beeld van een “subcultuur van politici en journalisten, afgesloten van de buitenwereld”. Hier benadrukt hij ook de verschillen met de theaterwereld waar alles tevoren is uitgedacht en geregisseerd. De politicus moet vaak improviseren en snel handelen en dat ook nog inzake vaak moeilijke vraagstukken. Tenslotte benadrukt hij dat steeds meer politieke conflicten worden uitgevochten buiten het politieke toneel om. Dat wil zeggen in gemeenten, op Europees niveau en in de rechtszaal. “Stukje bij beetje wordt het Nederlands parlement steeds minder de plaats waar alle maatschappelijke onderwerpen samenkomen”. Dat doet afbreuk aan het vertrouwen in de politiek: een aantal van deze onderwerpen wordt door mensen als “publieke vraagstukken” gezien. Een zeer lezenswaardig boek voor wie door de politiek en/of het theater gegrepen is. Ook een nuttig leerboek voor alle aankomende parlementariërs.
Reactie op recensie De heer Henk Slechte reageert op de bespreking door Gerritjan van Oven van de biografie van Willem II (NESTOR 77, deel 2, maart 2014) Via José Hageman kreeg de redactie kennis van de reactie van de heer Henk Slechte op de bespreking van de biografie van Willem II van Gerritjan van Oven (zie NESTOR 77, deel 2, maart 2014). De heer Henk Slechte is historicus en heeft mede de tentoonstellingen van Willem II kunstkoning in de Hermitage te Sint-Petersburg, het Dordrechts Museum en na 15 juni a.s. in Villa Vaubain te Luxemburg georganiseerd. Hij is ook medeverantwoordelijk voor de uitgebrachte catalogus bij de tentoonstelling. (Zie: http://www.youtube.com/watch?v=i08_xblwA-8) Henk Slechte meldde met veel belangstelling en gedeeltelijk ook instemming de bespreking van Gerritjan van Oven te hebben gelezen. Er zijn echter twee aspecten waarop hij toch een commentaar c.q. aanvulling zou willen geven: de stelling van Van Oven dat Willem II een felle tegenstander van de liberale tijdgeest was. Wat hij ook was, dát in ieder geval niet. En Van Oven heeft een stevig antwoord gemist op de vraag waarmee Van
36
37 Zanten zijn boek afsluit: Was Willem een goede koning? Ik denk van wel, in een historisch perspectief, en ik gooi die stelling graag op tafel voor de oud-parlementariërs. Commentaar van de heer Henk Slechte
Henk Slechte
Een goed idee om de biografieën van de drie koningen Willem door oud-parlementariërs te laten bespreken. Uiteraard heeft Gerritjan van Oven scherp gekeken naar het aloude verhaal rond de grondwetswijziging van 1848 en de nieuwe kijk van biograaf Jeroen van Zanten daarop. Ook Van Ovens teleurstelling over het antwoord dat de biograaf aan het eind van het boek op zijn eigen haast retorische vraag naar de kwaliteit van Willems koningschap geeft, is begrijpelijk. Daarom een paar opmerkingen over Willems al dan niet liberale gevoelens en een poging om een antwoord te geven op ‘de’ vraag. Willem II tegenstander van het liberalisme of niet
Van Oven lijkt te denken dat Willem II een ‘felle tegenstander’ was van de ‘liberale tijdgeest’ die een zekere mate van democratisering vereiste, en hij gelooft ook niet dat de onthulling dat Willems koerswending ten aanzien van de nieuwe grondwet, te danken zou zijn aan chantage met een homoseksuele zijsprong. De verklaringen voor Willems plotselinge meegaandheid met de liberale voorstellen staan gewoon in Van Zantens boek. Willem was – om te beginnen – namelijk niet zo antiliberaal zoals wij op school hebben geleerd, en zeker geen felle tegenstander van de liberale tijdgeest. Dat kon Van Zanten vaststellen dankzij een aantal egodocumenten. Zo was Willem II al jong doordrongen van het belang van de volksgunst voor de legitimiteit van het koningschap. Hij schreef daarover in 1818 een essay, waarvoorhij zich baseerde op een geschrift van Mirabeau uit 1790. Op die jeugdige reflectie op het koningschap heeft Willem II later vaak teruggegrepen. Zijn opvatting dat de sleutel tot een duurzame en stabiele monarchie vooral in de volksgunst lag, maakte hem geen liberaal, maar ook verre van een reactionai-
re vorst van de Restauratie (pp. 379-382 en 593). Dat bleek ook bij het aanvaarden van zijn koningschap. Toen toonde hij met de aankondiging van stevig hervormende maatregelen sympathie voor de ‘liberale tijdgeest’. Zo sprak hij zich nadrukkelijk uit voor de vrijheid van drukpers. Zelfs Thorbecke schreef aan een geestverwant dat hij over een aantal maatregelen van de nieuwe vorst blij verrast was (p. 405). Willems sympathie voor het liberalisme had wel duidelijke grenzen. Die werden bepaald door de revoluties of pogingen daartoe waarvan hij getuige was, zoals de Dekabristenopstand in 1825 in het Rusland van zijn vrouw en tegen zijn zwager, de tsaar. Hij was echter wel bereid tegemoet te komen aan ‘de liberale eischen van het oogenblik’. Willem wilde een koning van alle partijen en richtingen zijn, of zoals hij het verwoordde: ‘ik zal nalaten als koning steeds partij te kiezen’. (pp. 401-405). En zo komt de lezer bij de relatie tussen koning Willem II en politicus Thorbecke in de aanloop naar de herziening van de grondwet. Volgens Van Zanten begreep Willem II de ideeënwereld van Thorbecke beter dan veel Nederlandse tijdgenoten. Hij had in Duitsland immers kennis genomen van het werk van dezelfde schrijvers die ook Thorbecke hadden beïnvloed. Bovendien blijkt uit zijn essay dat zijn visie op de Europese geschiedenis was beïnvloed door dezelfde ‘conservatief-liberale’ historicus als die van Thorbecke. Willem II was ook goed op de hoogte van het Franse doctrinaire liberalisme dat een rol speelde in Thorbeckes gedachtewereld. Hij las Franse liberale kranten en adviseerde zijn conservatieve zwager tsaar Nicolaas I dat ook te gaan doen. En toen hij vanwege de Europese revolutiedreigingen naar het conservatisme neigde, bleef hij de ontwikkeling van het liberalisme volgen. Willem II bleef Thorbecke waarderen, maar omgekeerd werd dat steeds minder naarmate het proces van de grondwetswijziging moeizamer verliep. Hoe dan ook, de liberale politicus en de koning waren het er over eens dat het niet mogelijk was de Franse Revolutie terug te draaien (pp. 480-485). Grondwet
En dan de grondwet. Willem II klaagde in 1847 dat hij als het om de godsdienstvrijheid ging liberaler was dan het parlement dat de rooms-katholieken kort wilde houden (p.509). Maar hij maakte ook duidelijk dat hij een grondwetswijziging, zoals de zogenaamde Negenmannen die voorstonden, afwees omdat het land dan – althans in zijn visie – onbestuurbaar zou worden. Hij vond het ook niet nodig, omdat hij tot hervormingen bereid was. Die houding verzachtte onder de omstandigheden van de late jaren veertig geleidelijk, en in het najaar van 1847 was hij alleen nog mordicus
38
39 tegen de rechtstreekse verkiezing van de Tweede Kamer (pp.518-521). Van Zanten zegt het niet, maar een rechtstreeks gekozen Kamer zou zich makkelijker tegen de dure koninklijke hobby’s kunnen keren dan een indirect gekozen Kamer. En nadat in 1848 eerst in Napels en in februari ook in Frankrijk revoluties waren uitgebroken, en het elders gistte, namen de gebeurtenissen een snellere loop. De koning trok zijn laatste bezwaren in en op 24 augustus was de grondwetsherziening een feit (p.570). Ik ben het wel eens met Van Oven dat het verhaal over de homoseksuele uitstap met ene Janssen niet de doorslag kan hebben gegeven. De koning was ziek, had zorgen in zijn gezin, zat financieel aan de grond, en zag zijn angst voor revoluties werkelijkheid worden. Willem II gaf zijn verzet op onder de druk van de omstandigheden en niet onder de druk van chantage….. Was Willem II een goede koning?
En tenslotte het antwoord op de vraag die Van Zanten aan het eind van zijn boek stelt, en waarop Van Oven het antwoord mist: Was Willem II een goede koning? Mijn antwoord kan kort en duidelijk zijn, maar ik ben slechts een burger en geen (oud-)politicus. Van de drie Willems heeft Willem II door – hoe dan ook – in 1848 te tekenen voor de grondwetswijziging, als staatshoofd de basis gelegd voor de democratische rechtsstaat die Nederland nu is. ‘Zijn’ grondwet is – enkele wijzigingen daargelaten – nog steeds ‘onze’ grondwet. Daarmee heeft hij van de drie koningen in de 19de eeuw op de lange termijn het meeste voor dit land betekend. De rest van zijn koningschap is een tijdgebonden momentopname en doet tegen die achtergrond weinig ter zake. Mijn antwoord op de vraag luidt dus: ja.
een uitgeruste koets gereed had staan om met zijn gezin uit Den Haag te vluchten. Zijn uitlatingen in zijn gesprek met de gezanten van Oostenrijk, Groot Brittannië, Pruisen en Rusland dat hij in één nacht van conservatief, liberaal geworden was (16 maart 1848, dat wil zeggen op de dag nadat hij de voorzitter van de Tweede Kamer had ontboden om hem mee te delen dat hij tot meerdere concessies bereid was), doen niet vermoeden dat hij al langer gegrepen was door de liberale gedachte. Ook zijn aanhoudend verzet Thorbecke tot minister te benoemen – ook na de Grondwetswijziging – wijst niet in die richting. Was Willem II een goede Koning?
Nu de tweede opmerking van Slechte over de vraag: Was Willem II een goede Koning? Slechte vindt Willem II de beste van de drie 19e-eeuwse Willems. Tja, dat mag hij natuurlijk vinden. Het beeld is wel erg gemengd, ook op basis van het boek van Van Zanten. Ik ontken niet zijn verdienste in die zin dat de Grondwet 1848 (en dus onze parlementaire democratie) niet zonder zijn invloed op deze manier tot stand had kunnen komen. Maar de manier waarop dat ging (zie hierboven) alsook zijn vele andere grilligheden kunnen die conclusie mijns inziens onmogelijk dragen.
VAN HET BESTUUR Verslag Voorjaarsbijeenkomst te Utrecht Tussen Dom en Paushuize
Naschrift van Gerritjan van Oven Centraal in de reactie van de heer Slechte staat de vraag: Was Willem II een tegenstander van de liberale tijdgeest of niet?
Daarop zal ik hierna ingaan. In zijn leven als kroonprins misschien niet, hoewel er aanduidingen zijn die erop wijzen dat hij – ook in die tijd – niet vies was van staatsgrepen waarbij hij zelf een (hoofd)rol zou kunnen spelen zoals in het postrevolutionaire Frankrijk en in België. Hoe dan ook: ook als Koning moest hij van voorstellen, zoals die van de Negenmannen (1843), niets hebben. En voor wat betreft het “wel bereid zijn tegemoet te komen aan de “liberale eischen van het oogenblik”, dat was pas aan de orde na de revoluties in Parijs, Berlijn en in andere Europese steden, in het voorjaar van 1848. De Koning was zelfs zo beangst dat hij permanent
Ries Smits
Al sinds de middeleeuwen domineert de Dom van Utrecht het Stichtse beeld. IJverige bouwheren hebben nadien een stad in het groen gecreëerd met hier en daar een poging een markant vignet aan de Dom toe te voegen. Anno deze eeuw bouwt men nabij het centrum van de stad en aan de periferie torens die toch net niet de print van de Utrechtse Dom benaderen. Wel faciliteren deze gebouwen prestigieuze bedrijven of overheidsinstellingen. Zoals het bestuur van de provincie Utrecht, gastheer van de Vereniging van Oud-Parlementariërs (VOP).
40
41 Aantrekkelijke vergezichten
Op 16 april anno 2014 zijn de leden te gast bij dit bestuur. Gehuisvest in het prestigieuze gebouw van een voormalig teloorgegane investeringsmaatschappij. Het fraaie gebouw aan de rand van de stad en te midden van het groen biedt bewoners en gasten allerlei aantrekkelijke vergezichten die vaak over eigen grenzen heen reiken tot in Noord-Holland en Flevoland. Bij uitstek een omgeving voor de leden van de VOP om te filosoferen over de bestuurlijke vernieuwing in het Koninkrijk der Nederlanden. Na de ontvangst op het hoogste niveau in het provinciehuis – met koffie en een Stichtse lekkernij – vindt de Voorjaarsbijeenkomst plaats van de Nederlandse oud-parlementariërs die in groten getale waren opgekomen (bijna 70 leden). Zij bezetten de Statenzaal van de Provincie Utrecht. Hoofdschotel van de Voorjaarsbijeenkomst is de voortdurende discussie over bestuurlijke vernieuwing in Nederland. De regering broedt op plannen om te komen tot een bestuurlijke samenwerking tussen de provincies Noord-Holland, Utrecht en delen van Flevoland. De leden van de VOP, die vaak op verschillende manieren bestuurlijk actief zijn en participeren in discussies over bestuurlijke vernieuwing, beluisteren de interessante inleidingen van Marco van Lunteren (Gedeputeerde Verkeer van de provincie Utrecht) en de heer Joop van den Berg (oud-Senator en oud-directeur van de VNG). Bestuurlijke vernieuwing.
VOP-leden in de Plenaire vergaderzaal Provinciale Staten van Utrecht
Van Lunteren doceert dat het Utrechtse College tenminste één uur per week besteedt aan vraagstukken van bestuurlijke vernieuwing. Vanuit zijn ervaring roept hij op, de provincies terug te leiden naar hun oorspronkelijke taakopdracht: het coördineren van beleid tussen de gemeenten van de provincie bijvoorbeeld op het gebied van de ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, cultuur en historisch erfgoed. Dat betekent wel, dat de rijksoverheid daar dan ook de bevoegdheden en financiële middelen bij dient te voegen. Van Lunteren benadrukt de strategische rol die het provinciaal bestuur in ons land kan vervullen,
omdat door de financiële toezichtfunctie van de provincie er een goed inzicht is in de financiële positie en mogelijkheden van gemeenten. Juist bij een beleid van de regering om meer te decentraliseren moet de strategische rol van het provinciaal bestuur scherper worden onderkend. Decentralisatie
Van den Berg geeft in zijn inleiding aan dat decentralisatie van de rijksoverheid een drietal doeleinden kent: - Op verschillende beleidsvelden kan differentiatie optreden tussen gemeenten. Decentralisatie is gewenst waar de grens wordt bereikt van de bestaanszekerheid van burgers. - De nabijheid van de lagere overheid draagt ertoe bij dat burgers een beter inzicht verwerven en begrip ondervinden van de effecten van overheidsbeleid. - Integraliteit van beleid is op gemeentelijk vlak beter te bereiken. Voorwaarde is wel dat de gemeente door verkokering weet heen te breken. Als de drie genoemde voorwaarden zijn vervuld, kan er vanuit worden gegaan dat overheidsbeleid efficiënt en zuiniger opereert. De huidige overheid heeft daarentegen vaak de neiging om bij decentralisatie van beleid deze decentralisatie te laten vergezellen van allerlei gedetailleerde voorschriften. Daarmee verhuis je enkel de bureaucratie van centraal naar decentraal niveau. Door het ontbreken van voldoende centrale regie worden tussen gemeenten en provincies allerlei bestuurlijke afspraken gemaakt, die leiden tot een soort van districtsvorming waarop feitelijke democratische controle ontbreekt. Naast de tendens van decentralisering en districtsvorming is er een beweging van schaalverkleining zoals bijvoorbeeld bij de thuiszorg en de woningbouwcoöperaties. Genoemde tendensen vragen om coördinatie. De Raad van State geeft in zijn jaarlijkse rapportage ook aan dat het departement van Binnenlandse Zaken hierin de leiding moet nemen. Een stevige regie door het ministerie van Binnenlandse Zaken ontbreekt evenwel. Binnenlandse Zaken moet juist optimaal gebruik maken van de ervaringen op het gebied van bestuurlijke vernieuwing van provincies en gemeenten. Veel bestuurlijke vernieuwing komt juist vanuit de provincies en de gemeenten. Een kleiner Gemeentefonds en een ruimere fiscale vrijheid voor gemeenten zal juist bestuurlijke vernieuwing stimuleren en zou door de Rijksoverheid moeten worden overwogen.
42
43 Bestaande culturele eenheden behouden
In de discussie, na de inleiding, wordt het punt genoemd om te waarborgen dat bij allerlei denkbare vormen van bestuurlijke vernieuwing, bestaande culturele eenheden (Friesland, Waddeneilanden, Zeeuws-Vlaanderen) blijven bestaan en niet dwangmatig in een gewenste vorm van bestuurlijke vernieuwing worden ondergebracht. Ter afsluiting van de ochtend biedt vervolgens de Commissaris van de Koning in Utrecht, de heer Willibrord van Beek, de leden van de VOP een lunch aan. Hier plaatje Gevelsteen Paushuize [Non omne quod minatur ferit (Niet alles wat dreigt, treft ook)]
Gevelsteen Paushuize [Non omne quod minatur ferit (Niet alles wat dreigt, treft ook)
Paushuize
Het middaggedeelte wordt besteed aan een bezoek aan Paushuize in de stad Utrecht. Adriaan Florisz. Boeyens – de enige Nederlandse Paus – gaf eind 15de eeuw opdracht tot de bouw van een huis in Utrecht. Zijn voornemen was om zich er na zijn pontificaat te vestigen om er zijn oude dag door te brengen. Een kort pontificaat dat te Rome eindigde, verhinderde dat hij Paushuize ooit bewoonde. Paushuize ging daarna in vele handen over en door de opeenvolgende calvinistische eigenaren werd het huis vergroot en verfraaid. Paushuize, ooit Rijkseigendom, is later overgedragen aan de provincie Utrecht dat het bestemde tot ambtswoning voor de Commissaris en als representatieve ruimte voor de provincie. Deze functie vervult het huis nog steeds, al is het gebouw thans ook opengesteld is voor publiek ter bezichtiging. Wijn en zang
Als gebruikelijk wordt deze voorjaarsbijeenkomst, ook al omdat elders in het program wijn c.a. ontbraken, afgesloten met een borrel. Dit keer in het typisch Utrechtse Polman’s Huis, een stijlvol etablissement. Het was gezellig zou Obama zeggen als hij er bij was geweest. Of het door het bezoek aan Paushuize kwam of door de tongen losmakende goede wijn, we vingen er onder VOP-leden het navolgende versje op:
Balzaal Paushuize
“’t Is heerlijk met de Paus gesteld ’t Ontbreekt hem immers nooit aan geld Hij drinkt de allerbeste wijn Ik zou de Paus wel willen zijn.”
44
45
OVERLEDEN De afgelopen periode zijn drie oud-parlementariër overleden. Virginie Korte-van Hemel, overleden 3 april 2014 op 84-jarige leeftijd.
Zij is in haar woonplaats Bussum overleden. Ze werd in 1977 Tweede Kamerlid voor het CDA en vijf jaar later staatssecretaris van Justitie. Dat bleef zij zeven jaar. In verband met het toenemend aantal asielzoekers, bracht zij wijzigingen in het asielbeleid tot stand, zoals de inrichting van bewaakte opvang van asielzoekers op Schiphol, een wijziging van de Vreemdelingenwet, waarbij een inburgeringsvereiste werd geïntroduceerd. Ook hield zij zich bezig met buitenlandse adoptie, de tbs, de verlaging van de meerderjarigheidsleeftijd en de taakstraf. Na haar staatssecretariaat was zij korte tijd Eerste Kamerlid en staatsraad in buitengewone dienst. A.E.M. (Bob) Duynstee, overleden 9 mei 2014 op 93-jarige leeftijd.
Bob Duynstee, econoom, was van 1956 tot 1967 lid van de Tweede Kamer voor de KVP. Hij was lid van de voormalige rechts-katholieke partij KPN, welke partij in 1955 was ‘teruggekeerd’ in de KVP. Als Kamerlid was hij onder andere woordvoerder op het gebied van luchtvaartzaken en defensie. In het kabinet-De Jong (1967 tot 1971) is hij staatssecretaris van Defensie (luchtmacht) geweest. Ineke Lambers-Hacquebard, overleden 12 mei 2014 op 68-jarige leeftijd.
Bevlogen politica die voor D66 als staatssecretaris van Volksgezondheid en Milieuhygiëne in 1982 en 1983 deel uitmaakte van de kabinetten-Van Agt II en -Van Agt III. Als staatssecretaris bracht zij, in de nasleep van het gifschandaal in Lekkerkerk, een eerste wettelijke regeling tot stand voor bodemsanering. Daarvoor en daarna was ze lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. In de Kamer was zij naast milieudeskundige ook fractiewoordvoerster landbouw, (kern)energie en waterstaat, waarbij zij geregeld het woord voerde over de kwestie Urenco (de verrijkingsfabriek voor splijtstof in Almelo). Na haar politieke loopbaan onder andere voorzitter van de Vereniging van Ziekenhuizen in Friesland, voorzitter van het college van bestuur van de Rijkshogeschool Groningen, inspecteur van het Hoger Onderwijs en beeldend kunstenaar. In die laatste hoedanigheid richtte zij zich op digitale grafiek.
Op de volgende bladzijde twee kunstwerken van Ineke Lambers
46
RECENT VERSCHENEN BOEKEN VAN/OVER OUD-PARLEMENTARIËRS “Wat is God, filosofen en schrijvers op zoek”
- Ton de Kok
Een beeld van de bestaansworsteling van 37 filosofen en schrijvers Uitgever: Thoth ISBN 10: 906868633X ISBN 13: 9789068686333 Prijs: € 19,50
“Europa – dáárom!”
- Justus de Visser
(zie interview op p. 28) Uitgever: Boekscout ISBN: 978-94-022-0684-5 Prijs: € 18,35
“De Koning kun je niet spelen”
- Boris van der Ham
Toneelwetten voor kiezers en politici Uitgever: Prometheus-Bert Bakker ISBN 10: 90351461660 ISBN 13: 9789035141667 Prijs: € 14,95
“Pantsers stooten door, stuka’s vallen aan”
Melchert Schuurman, een muziekleven in dienst van NSB en de Waffen-SS Uitgever: Boom ISBN 10: 9089532285 ISBN 13: 9789089532282 Prijs: € 19,90
- Gerrit Valk