GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING
HYPOTHEEKFONDS NOORDBRABANTSE GEMEENTEN Negende wijziging goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant d.d. 1 januari 1999
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING INZAKE EEN INTERGEMEENTELIJK HYPOTHEEKFONDS VOOR NOORDBRABANTSE GEMEENTEN l
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 1.
Ter bevordering van het eigen-woningbezit stellen de gemeenten Aalburg, AJphen-Chaam, Asten, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Bergeyk, Bernheze, Best, Bladel, Boekei, Boxmeer, Boxtel, Breda, Cranendonck, Cuijk, Deurne, Dongen, Eersel, Eindhoven, EttenLeur, Geertruidenberg, Geldrop, Gemert-Bakel, Gilze en Rijen, Goirle, Grave, Haaren, Halderberge, Heeze-Leende, Helmond, 's-Hertogenbosch, Neusden, Hilvarenbeek, Laarbeek, Landerd, Lith, Loon op Zand, Maasdonk, Made, Mierlo, Mill en St. Hubert, Moerdijk, Nuenen c.a., Oirschot, Oisterwijk, Oosterhout, Oss, Ravenstein, Reusel-De Mierden, Roosendaal, Rucphen, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Someren, Son en Breugel, Steenbergen, Tilburg, Uden, Valkenswaard, Veghel, Veldhoven, Vught, Waalre, Waalwijk, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem, Zundert alsmede de gemeenten Ammerzoden, Hedel en Maasdriel een openbaar lichaam in als bedoeld in artikel 8, Iid1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, onder de naam HYPOTHEEKFONDS NOORDBRABANTSE GEMEENTEN (HNG)
2.
Het doel van deze regeling is, gelet op de op 31 december 1995 met de nv Bouwfonds Nederlandse Gemeenten gesloten overeenkomst: a. te blijven instaan voor de verplichtingen, die ingevolge genoemde overeenkomst niet zijn overgegaan op de nv Bouwfonds Nederlandse Gemeenten, alsmede, voor geval genoemd Bouwfonds zijn verplichtingen ingevolge meer bedoelde overeenkomst niet, niet geheel, dan wel niet tijdig nakomt, het nodige te verrichten ter afwikkeling van de portefeuille onder hypothecair verband door het hypotheekfonds uitgeleende gelden; b.
3.
er overigens op toe te zien dat de rechten en verplichtingen uit hoofde van de hierbedoelde overeenkomst correct worden nagekomen, met name ook waar het betreft de termijnbetalingen van de koopsom door nv Bouwfonds Nederlandse Gemeenten en aansluitend de uitbetaling - naar rato - aan de deelnemende gemeenten.
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat de regeling wordt opgeheven zodra de nv Bouwfonds Nederlandse Gemeenten de totale koopsom krachtens de overname-overeenkomst zal hebben voldaan en de laatste lening "opgenomen gelden" (o.g.) zal zijn afgelost, blijkende uit de kwijting(en) ter zake van de geldgever(s). Het dagelijks bestuur neemt de voorbereiding van het besluit tot opheffing tijdig ter hand.
4. Deze regeling treedt in werking op 12 maart 1996 en werkt terug tot 1 januari 1996. Artikel 2 1.
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder: a.
het fonds: het openbaar lichaam als vermeld in artikel 1;
b.
gedeputeerde staten: Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
c.
Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen, Staatsblad 1984, nummer 669, zoals laatstelijk gewijzigd bij de Wet van 21 april 1994, Staatsblad 1994, nummer 399;
d.
centrumgemeente: de gemeente Eindhoven;
e.
hypothecaire leningen: de in een van de deelnemende gemeenten door het fonds onder verband van eerste of verdere hypotheek verstrekte leningen voor een door de eigenaar of zakelijk gerechtigde te bewonen woning c.q. woning met daartoe behorende kantoor- of praktijkruimte; woonwagenlening: de in een van de deelnemende gemeenten door het fonds verstrekte leningen ten behoeve van de verwerving van een door een woonwagenbewoner/ster te bewonen woonwagen, dan wel ten behoeve van de reparatie van een woonwagen;
f.
g. 2.
woonwagen: hieronder wordt mede verstaan trekkerswagen, beide als bedoeld in de Beschikking geldelijke steun woonwagens.
Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden in die artikelen in plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester onderscheidenlijk het fonds, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Artikel 3 Het fonds is gevestigd te Eindhoven. II
BESTUUR
Artikel 4 1. Het bestuur van het fonds bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. 2.
Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het fonds.
3.
De voorzitter van het fonds is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.
Artikel 5 Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege een deelnemende gemeente of het fonds aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van deze bepaling gelijkgesteld zij, die voor een deelnemende gemeente of het fonds werkzaam zijn op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Het algemeen bestuur Artikel 6 1. Het algemeen bestuur bestaat uit leden, die per deelnemende gemeente door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, worden aangewezen. 2.
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt, zodra men ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad, uit wiens midden men is aangewezen.
3.
De raad van elke deelnemende gemeente wijst een lid aan van het algemeen bestuur.
Artikel 7 Het algemeen beleid van het fonds is opgedragen aan het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur Artikels 1. Het dagelijks bestuur van het fonds bestaat uit de voorzitter en ten minste 2, doch ten hoogste 8 leden, aan te wijzen door en uit het algemeen bestuur, dat daarbij zoveel mogelijk rekening houdt met de spreiding over het werkgebied. 2.
Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra men ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.
3.
Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Hij blijft niettemin in functie totdat zijn opvolger de aanwijzing heeft aangenomen.
4.
In de vacature wordt voorzien in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.
5.
Het dagelijks bestuur besluit bij meerderheid van stemmen.
Artikel 9 Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van deze regeling, voor zover deze niet aan anderen is opgedragen, en met de voorbereiding en uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur. De voorzitter Artikel 10 1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen. 2.
Het dagelijks bestuur kiest uit zijn midden een waarnemend voorzitter. De waarnemend voorzitter wordt, zo nodig, vervangen door het lid van het dagelijks bestuur dat het langst in dat bestuur zitting heeft of, indien dit meer leden betreft, van hen het lid met de hoogste leeftijd. Artikel 11 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. 2.
Hij is belast met de uitvoering van de besluiten van het dagelijks bestuur.
3.
Hij tekent de stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan. Hij kan dit aan anderen opdragen.
4.
Hij vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte en kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.
III
AMBTELIJK APPARAAT
Artikel 12 1. Met de dagelijkse leiding is, onder toezicht van het dagelijks bestuur, een directeur belast. Hij wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur. De benoeming geschiedt uit een door het dagelijks bestuur op te maken voordracht van twee personen. 2.
De directeur woont de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur bij. Hij heeft in deze vergaderingen een adviserende stem. De stukken, die van deze besturen uitgaan, worden door hem mede ondertekend.
3.
Het dagelijks bestuur wijst degene aan, die de directeur bij afwezigheid of ontstentenis vervangt.
4.
Het overige personeel van het fonds wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.
5. De bepalingen omtrent de rechtstoestand, welke gelden voor ambtenaren in dienst van de centrumgemeente, zijn van toepassing op het personeel van het fonds met dien verstande, dat het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur, ieder voor zoveel zijn bevoegdheden, voor het personeel van het fonds wijzigingen in de bepalingen omtrent de rechtstoestand kan aanbrengen. Artikel 13 1. De directeur is, overeenkomstig door het dagelijks bestuur te geven instructies, belast met de tijdige invordering van de inkomsten en het doen van betalingen. 2.
Het dagelijks bestuur kan onder zijn verantwoordelijkheid en onder door hem te stellen regelen aan de directeur mandaat verstrekken tot het verrichten van werkzaamheden, die tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur behoren.
Artikel 14 1. Het algemeen bestuur kan, op voorstel van het dagelijks bestuur, de werkzaamheden van het apparaat opdragen aan derden. 2.
In dat geval is het bepaalde in artikel 12, lid 4 en 5 niet van toepassing.
IV
VERGADERINGEN VAN HET A LGE MEEN BES TUUR
Artikel 15 Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks minstens tweemaal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur het nodig oordelen, of door een vijfde van de leden, schriftelijk, met opgave van redenen wordt gevraagd. Artikel 16 1. De voorzitter roept de leden van het algemeen bestuur schriftelijk op ter vergadering. 2.
De oproep wordt, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste veertien dagen voor de vergadering aan de leden van het algemeen bestuur bezorgd en vermeldt zoveel mogelijk de ter vergadering te behandelen zaken.
Artikel 17 1. De vergadering van het Algemeen Bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal leden tegenwoordig is. 2. Indien ingevolge het in lid 1 bepaalde de vergadering niet kan worden geopend, wordt een nieuwe vergadering belegd onder verwijzing naar dit artikel tegen een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen. Deze nieuwe vergadering kan worden gehouden ongeacht het aantal leden dat aanwezig is. Artikel 18 1. Elk lid heeft een stem. 2.
Het algemeen bestuur besluit bij meerderheid van stemmen.
V
VERGADERINGEN VAN HET DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 19 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter of ten minste 2 leden dit nodig vinden. 2. VI
De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur hebben ter vergadering van het dagelijks bestuur ieder een stem. INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING
Dagelijks bestuur - algemeen bestuur Artikel 20 1. Het dagelijks bestuur of een of meer leden daarvan verstrekken aan het algemeen bestuur de door een of meer leden daarvan in een vergadering van het algemeen bestuur of schriftelijk gevraagde inlichtingen, voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 2 maanden in een vergadering van het algemeen bestuur of schriftelijk verstrekt. 2.
3.
Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur of een of meer leden daarvan ter verantwoording roepen, al of niet nadat inlichtingen zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt als bedoeld in lid 1. Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit, ontslag verlenen. Artikel 50 van de Gemeentewet is daarop van overeenkomstige toepassing.
Het fonds Artikel 21 1. Het bestuur van het fonds verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen schriftelijk en zo spoedig mogelijk, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang. 2.
De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 2 maanden schriftelijk verstrekt en wel door het dagelijks bestuur, tenzij de inlichtingen uitdrukkelijk van het algemeen bestuur of de voorzitter worden verlangd.
Algemeen bestuur Artikel 22 1. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de raad die hem heeft aangewezen, de door een of meer leden van die raad in een vergadering van die raad of schriftelijk gevraagde inlichtingen, voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen 2 maanden in een vergadering van die raad of schriftelijk verstrekt. 2.
De raad kan het lid ter verantwoording roepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid al of niet nadat inlichtingen zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt als bedoeld in lid 1.
3.
De raad kan een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur, indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit, als zodanig ontslag verlenen. Artikel 50 van de Gemeentewet is daarop van overeenkomstige toepassing.
VII
BEGROTING
Artikel 23 1. Tot grondslag van het financieel beheer van het fonds strekt een jaarlijkse begroting. 2.
De begroting van het fonds wordt vastgesteld door het algemeen bestuur uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar, waarvoor deze geldt.
3.
Ten aanzien van de inrichting van de begroting is artikel 186 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
VIII REKENING Artikel 24 1. Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. 2.
De rekening van het fonds wordt door het algemeen bestuur vastgesteld uiterlijk 1 juli volgende op het jaar, waarop deze betrekking heeft.
3.
Ten aanzien van de inrichting van de rekening is artikel 186 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
4.
Het dagelijks bestuur doet jaarlijks voor 15 juni aan het algemeen bestuur rekening en verantwoording van het gevoerde beheer in het afgelopen jaar.
5.
Het legt daarbij, de rekening van baten en lasten over het boekjaar over met de daarbij behorende toelichtende bescheiden, waaronder een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de cijfers van de rekening, ingesteld door de daartoe aangewezen registeraccountant.
6.
Binnen veertien dagen na de vaststelling wordt de rekening met de daarbij behorende bescheiden ter kennis gebracht van gedeputeerde staten en van de besturen van de deelnemende gemeenten.
7.
Het besluit van het algemeen bestuur tot vaststelling van de rekening strekt, voor zover het daarin goedgekeurde bedragen betreft, aan de directeur en aan het dagelijks bestuur tot
decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden. Artikel 25 Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding zijn de artikelen 213 en 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Artikel 26 1. Indien de omstandigheid, genoemd in artikel 1 lid 2, zich voordoet dat het fonds daadwerkelijk de portefeuille vermeld in voornoemd artikellid afwikkelt wordt terstond door de zorg van het dagelijks bestuur een verzekering afgesloten bij de Fraude-Risico-Onderlinge van Gemeenten (F.O.G.) te 's-Gravenhage ter voorkoming van geldelijk nadeel, dat kan ontstaan door verduistering, diefstal of verlies van gelden en geldswaarden. 2.
Tevens wordt dan, indien er een verlies wordt geleden, dit verlies door de deelnemende gemeenten gezamenlijk gedragen naar de stand van de onafgeloste hypothecaire leningen en woonwagenleningen per 31 december 1995.
Verliezen op hypothecaire leningen en woonwagenleningen Artikel 27 1. Verliezen op hypothecaire leningen waarop gemeentegarantie is verstrekt, danwei waarop de gemeente op basis van de gemeenschappelijke regeling een volledige garantie heeft afgegeven worden in geval van executie of onderhandse verkoop vergoed door de gemeente waarin het betreffende onroerend goed is gelegen. 2.
Ingevolge het bepaalde in de in artikel 1 lid 2 genoemde overeenkomst voldoet de gemeente die het aangaat het alsdan verschuldigde bedrag aan de nv Bouwfonds Nederlandse Gemeenten en wel binnen een maand na de betreffende kennisgeving van dat Bouwfonds.
IX
OVERIGE FINANCIËLE BEPALINGEN
Opgenomen gelden Artikel 28 De deelnemende gemeenten garanderen de betaling van rente en aflossing, verschuldigd op grond van reeds aangegane geldleningen opgenomen gelden en wel in verhouding tot de onafgeloste hypothecaire leningen en woonwagenleningen per 31 december 1995. Overname-overeenkomst Artikel 29 Verliezen, respectievelijk verplichtingen van HNG voortvloeiende uit en/of verband houdende met de in artikel 1 lid 2 bedoelde overname-overeenkomst worden door de deelnemende gemeenten gedragen naar de stand van de onafgeloste hypothecaire leningen en woonwagenleningen per 31 december 1995. Executie Artikel 30 In geval van executie wegens wanbetaling of om een andere reden doet nv Bouwfonds Nederlandse Gemeenten hiervan tevoren mededeling aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente op het grondgebied waarvan het onroerend goed is gelegen. X
WIJZIGING, OPHEFFING, TOETREDING EN UITTREDING
Artikel 31 De bepalingen van deze regeling kunnen - mits daarmee niet beoogd wordt wijziging te brengen in de rechtsverhouding met de nv Bouwfonds Nederlandse Gemeenten, zoals die wordt beheerst door de overeenkomst de dato 31 december 1995 - tenzij met dat Bouwfonds ter zake te voren overeenstemming is bereikt - worden gewijzigd bij eensluidend besluit van de raden van ten minste 3/4 van de deelnemende gemeenten, het algemeen bestuur gehoord.
Artikel 32 1. Deze regeling kan alleen worden opgeheven indien de in artikel 1 lid 3 omschreven omstandigheden - betaling totale koopsom en aflossing laatste lening o.g. - zich effectief hebben voorgedaan. 2.
Met inachtneming van het in het vorige lid bepaalde wordt de regeling opgeheven bij eensluidend besluit van de raden van de deelnemende gemeenten tegen een in dat besluit te bepalen datum, echter met dien verstande dat de inschrijving in het register van gemeenschappelijke regelingen van gedeputeerde staten moet hebben plaats-gevonden. De opheffing van het fonds wordt niet geëffectueerd dan nadat in de liquidatie van zijn vermogen is voorzien.
3.
In geval van opheffing van deze regeling geschiedt de - mogelijk nog noodzakelijke - liquidatie door het algemeen bestuur, tenzij dit bestuur liquidateurs aanwijst.
4.
Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur vastgesteld uiterlijk 6 maanden voor het tijdstip, waarop de regeling ophoudt te bestaan en is onderworpen aan de goedkeuring van gedeputeerde staten.
Artikel 33 1. Een deelnemende gemeente kan uittreden uit de regeling door toezending aan het algemeen bestuur van daartoe strekkende besluiten van haar bestuursorganen. 2.
Op een uitgetreden gemeente blijft van toepassing het bepaalde in artikel 26, lid 2, artikel 27, lid 1, artikel 28 en artikel 29.
3.
Het algemeen bestuur regelt, na overleg met de betreffende gemeente onder goedkeuring van gedeputeerde staten, zo nodig de overige financiële verplichtingen en overige gevolgen van de uittreding, en wel binnen een jaar na ontvangst van de besluiten als bedoeld in lid 1.
4.
De uittreding kan, behoudens door het algemeen bestuur toe te stane afwijking, niet eerder plaatsvinden dan op 1 januari van het tweede jaar, volgend op dat waarin de in lid 1 bedoelde besluiten zijn opgenomen in de registers.
5.
Het algemeen bestuur kan een reglement van uittreding vaststellen. De inhoud van dat reglement moet in overeenstemming zijn met het bepaalde in de leden 1 tot en met 4.
XI
ARCHIEF
Artikel 34 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden. 2.
De directeur is belast met de bewaring en het beheer der archiefbescheiden.
3.
De op grond van de archiefwet 1962 over te brengen archiefbescheiden worden geplaatst in de archiefbewaarplaats van de gemeente 's-Hertogenbosch.
4.
In geval van opheffing van het fonds worden zijn archiefbescheiden overgebracht naar de in het vorige lid genoemde archiefbewaarplaats.
5.
Gedeputeerde staten van Noord-Brabant oefenen toezicht uit op de zorg voor de archiefbescheiden.
XII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 35 1. Deze regeling kan worden aangehaald als: "Gemeenschappelijke Regeling Hypotheekfonds Noordbrabantse Gemeenten (HNG)". 2.
Het college van burgemeester en wethouders van de centrumgemeente draagt zorg voor de toezending van de regeling aan gedeputeerde staten.
Deze regeling treedt in werking op 18 november 1997.