Nefarma-boodschap aan politieke onderhandelaars
Nieuw kabinet moet verstandig rekenen
Die boodschap geeft Nefarma mee aan de politici die zich buigen over de vorming en inrichting van een nieuw kabinet. Kort geleden bleek uit onderzoek in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid dat de uitgave van 1 euro in de zorg leidt tot 1,30 euro aan opbrengsten voor de samenleving (zie ook pagina 2 van dit blad). Het inzetten van geneesmiddelen voorkomt bijvoorbeeld dat elders in de zorg of op een later moment kosten worden gemaakt. Daarmee stijgt de productiviteit van de zorg. Discussies over het schrappen van vergoedingen voor preventieve geneesmiddelen zijn een voorbeeld van onverstandig rekenen, vindt Nefarma. De kans is groot dat gebruikers stoppen met het gebruik en daarmee op een later moment hoge zorgkosten riskeren, nog afgezien van verlies aan kwaliteit van leven. Om investeren in preventie aantrekkelijker te maken voor zorgverzekeraars, zou het goed zijn als zij de mogelijkheid krijgen om met verzekerden meerjarige contracten te sluiten. Nu loopt een bedrijf het gevaar dat een concurrent de vruchten plukt van zijn inspanningen, omdat de patiënt van verzekeraar is veranderd.
Expertise Verstandig rekenen betekent volgens Nefarma ook dat een eind moet komen aan de automatische vertaling van ‘doelma-
tig’ in ‘goedkoop’. Bij de keuze tussen alternatieven kan de inzet van duurdere middelen gerechtvaardigd zijn als ook de opbrengsten worden meegenomen. Farmaceutische bedrijven hebben ervaring met het in kaart brengen van dergelijke doelmatigheidsafwegingen. Van die expertise zouden anderen in de zorg goed gebruik kunnen maken, aldus Nefarma in een aanbod aan de politiek. De politici wordt op het hart gedrukt niet opnieuw een fundamentele discussie te starten over marktwerking in de zorg. Economisch moeilijke tijden vereisen helderheid en consistentie, waarbij de gekozen route van marktwerking mogelijkheden biedt tot kwaliteitsverhoging in samenhang met kwaliteitsverbetering. Daar waar zaken nog niet goed lopen, moeten ze worden aangepakt, maar niet door een verlammende algehele discussie over het stelsel, vindt de vereniging.
Boodschap In de boodschap naar de politiek onderstreept Nefarma verder het belang van geneesmiddelenonderzoek in Nederland, zowel voor de patiënt als voor de artsen en de ziekenhuizen. Doktoren komen zo in contact met de laatste wetenschappelijke inzichten en mogelijkheden. Innovatie zorgt bovendien voor vooruitgang. Het nieuwe kabinet heeft
Foto: ANP Photo
Gezien de ernstige financieel-economische toestand van het land moet het kabinet verstandig rekenen en goed gebruik maken van de kracht van de zorgsector. Een goede, doelmatige gezondheidszorg draagt namelijk bij aan versterking van de economie en levert meer op dan zij kost.
tot taak het onderzoek te stimuleren, bijvoorbeeld via publiekprivate samenwerkingsvormen. Internationaal opererende bedrijven zijn bereid tientallen miljoenen te investeren. Het is waardevol voor zorg én economie als dat in Nederland gebeurt, concludeert Nefarma.|
N e e r z o k N e fa r m a & O p i n i e N fa r m a & B I O 2010 N e fa r m a & D e b a t N e Z i e h e m a N e fa r m a & D G b a N e d t N e fa r m a & C o m m e n t a a r N e fa r m a & 2 010 , N u m m e r 6 N e fa r m a & Pa t i ë n t e n N e fa r m a & C o r pu s N e fa r m a & W i m L e e r e ve l d N e fa r m a & R i c h t l i j n e n N e fa r m a & O p i r m a & N i e u w s N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & O p b r e n g s t e n N e fa r m a & Pa t i ë n t e n d a g e n N e fa r m a & A c c e s s t o M e d i c i n e N e fa r m a & Opnieuw geïndexeerd
Keurslijf of hulpmiddel?
Kleine bio, grote farma
Deze maand verschijnt de tweede Access to Medicine Index. Daarmee brengt een onafhankelijke stichting onder leiding van initiatiefnemer Wim Leereveld in kaart welke inspanningen twintig grote farmabedrijven internationaal leveren om geneesmiddelen ook in arme gebieden in de wereld beschikbaar te maken. “De bereidwilligheid om mee te werken aan de index is bij alle partijen enorm toegenomen”, zegt Leereveld in een interview op pagina 3. |
Heeft de farmaceutische sector een rol bij de totstandkoming van behandelrichtlijnen? Welke positie hebben andere partijen, zoals bijvoorbeeld zorgverzekeraars? Zijn vastgestelde behandelrichtlijnen een keurslijf voor artsen, of veeleer een hulpmiddel? En wie bepaalt wanneer een richtlijn toe is aan modernisering en aanpassing? Richtlijnopstellers Lex Goudswaard (NHG) en Jan Swinkels (CBO) zijn het niet in alle opzichten met elkaar eens, blijkt in de dialoog op pagina 4&5. |
Klein en groot waren vertegenwoordigd, vorige maand in de delegatie die Nederland vertegenwoordigde tijdens de studiereis naar BIO2010 in Chicago. Naast kleinere biotechbedrijven en grote farma-ondernemingen reisden onder meer ook vertegenwoordigers van de ministeries van Economische Zaken en Volksgezondheid af naar ‘s werelds grootste biotech-congres in de derde stad van de VS. Een ‘reisverslag’ en vier persoonlijke terugblikken leest u in ons dossier op pagina 6&7. |
Juni/juli 2010
Nefarma
&
Pagina 1
Gezondheidseconoom: zorginvesteringen geven rendement van 30 procent
‘Bot bezuinigen op zorg is onverstandig’ Een hogere levensverwachting. Meer kwaliteit van leven. Gunstige effecten op de economie, zoals een lager ziekteverzuim en hogere productiviteit. Dát zijn de effecten van investeringen in de gezondheidszorg. Onderzoeker Marc Pomp zette ze op een rijtje in zijn boek over de ‘gouden eieren van de zorg’. Gezondheidseconoom Pomp voerde zijn studie uit in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid en publiceerde de uitkomsten afgelopen maand onder de titel ‘Een beter Nederland - de gouden eieren van de gezondheidszorg’. Zijn belangrijkste conclusie kreeg veel aandacht in de landelijke media: gemiddeld levert iedere euro die in de zorg wordt gestoken 1,30 euro op. Pomp heeft de opbrengsten van de zorg gemeten en in geld uitgedrukt. Hij toont aan dat de gezondheidszorg niet zozeer een kostenpost, maar veeleer een investering is. Het rendement van de Nederlandse zorg blijkt ruim 30 procent te zijn. Anders geformuleerd: de zorg kost de gemiddelde Nederlander opgeteld over het hele leven het enorme bedrag van 340.000 euro. Maar hij krijgt hier gezondheid en welzijn voor terug ter waarde van 450.000 euro. Daarmee is de zorg
een belangrijke bron van welvaartsgroei voor de Nederlandse samenleving. In de zorg die op genezing is gericht (‘cure’) en preventieve zorg valt de rekensom nog veel gunstiger uit. Daar levert elke geïnvesteerde euro volgens Pomp gemiddeld 2,30 euro op. In zijn boek brengt Pomp onder andere in beeld hoe de levensverwachting sinds 1950 steeg dankzij behandeling van diverse belangrijke aandoeningen zoals infectieziekten (plus 1,4 jaar), diabetes (0,3 jaar), hart en vaatziekten (2 jaar) en kanker (0,6 jaar). Per saldo steeg hierdoor de gemiddelde levensverwachting van de Nederlander zes jaar. Aan zijn resultaten verbindt de auteur de conclusie dat botte bezuinigingen op de zorg onverstandig zijn. Tegelijkertijd waarschuwt hij ervoor dat er grenzen zijn aan de bereidheid van de bevolking om voor extra zorg te betalen. De bevindingen van Pomp sluiten aan bij de boodschap van Nefarma dat geneesmiddelen vaak ten onrechte worden gezien als kostenpost en niet als opbrengstenpost, wat zij feitelijk zijn. Het gebruik van geneesmiddelen in de gezondheidszorg kan veel duurdere operaties voorkomen en langdurig uitval van arbeidskrachten tegengaan. |
‘De zorg is een belangrijke bron van welvaartsgroei in Nederland’
Rechter: biosimilars zijn wat anders dan generiek De voorzieningenrechter van de rechtbank in Den Haag heeft op 1 juni bevestigd dat biosimilars niet zonder meer als generieke geneesmiddelen kunnen worden gezien. De rechter deed uitspraak in een zaak die was aangespannen vanuit farmaceutische bedrijven tegen de Nederlandse Staat. De uitspraak bevestigt de bezwaren van Nefarma tegen zorgverzekeraar UVIT die het preferentiebeleid heeft uitgebreid naar biosimilars. De rechter is het met de redenering eens: bij biologische geneesmiddelen kan het begrip ‘dezelfde werkzame stof’ niet op dezelfde manier worden uitgelegd als bij traditioneel vervaardigde ‘chemische’ medicijnen. Daarom is er geen sprake van vergelijkbare of identieke geneesmiddelen. Verschillen in het productieproces van biologische middelen kunnen leiden tot verschillen in werkzaamheid en/of veiligheid van een biologische stof. Eerder heeft ook de patiëntenorganisatie CG-Raad bezwaar aangetekend tegen de werkwijze van UVIT. De CG-Raad is tegen de uitbreiding van het preferentiebeleid en wil eerst een onderzoek naar de gevolgen van het huidige beleid voor de gezondheidstoestand van patiënten. Het is niet duidelijk wat het veelvuldig wisselen van geneesmiddelen in de dagelijkse praktijk betekent. Dat moet eerst helder zijn, vindt de patiëntenkoepel. |
N e far ma & C o m me n t aar Net als bij ondernemingen in andere sectoren bekommeren
Bij de beoordeling van bedrijven gaat steeds zwaarder
Op internationaal niveau investeren bedrijven miljoenen in
directies van farmaceutische bedrijven zich om omzet- en
wegen op welke wijze dat geld wordt verdiend. Dat is een
concrete programma’s ter verbetering van de gezondheids-
winstcijfers. Dat is een onderdeel van hun taak om zorg te
goede ontwikkeling. Bij farmaceutische bedrijven is de toe-
zorg in ontwikkelingslanden.
dragen voor een zo succesvol mogelijke continuïteit van de
gevoegde waarde aan de verbetering van de gezondheids-
Het is belangrijk dat dergelijke inspanningen worden
onderneming. Bij beursgenoteerde bedrijven weegt daarbij
zorg een belangrijk ijkpunt geworden. In ons eigen land
erkend en gewaardeerd door de samenleving en aandeel-
het belang van de aandeelhouders zwaar, waarbij dat vaak
wordt dat ingevuld door allerlei programma’s ter verbete-
houders als onderdeel daarvan. Mooie geneesmiddelen
ook het belang van de burger is, omdat zijn pensioenfonds
ring van de zorg, waarbij de bedrijven demonstreren dat ze
ontwikkelen en daarmee geld verdienen, is van grote
zo’n aandeelhouder is.
meer zijn dan enkel maker en leverancier van medicijnen.
waarde voor ons allemaal. |
Mega-zorgcongres streeft naar zo breed mogelijk informatieplatform
‘Patiënt moet nieuwe rol wel kúnnen vervullen’ Als de patiënt echt centraal moet komen te staan in de moderne gezondheidszorg van de 21e eeuw, moeten we hem (of haar) wel de instrumenten geven om meer verantwoordelijkheid naar zich toe te trekken. Dat betekent onder meer toegang tot alle beschikbare informatie. Tegen die achtergrond vormt de RAI in Amsterdam begin oktober het decor voor de eerste Nationale Patiëntendagen. “Als bezoeker kunt u hier zelf actief de rol van regisseur van uw eigen zorg en welzijn op u nemen en u door patiëntenverenigingen, specialisten, verzekeraars en medische bedrijven laten informeren omtrent de nieuwste ontwikkelingen.” Met die woorden worden Nederlanders op de website, die speciaal voor dit doel in het leven is geroepen, aangespoord om op 8 en 9 oktober de Nationale Patiëntendagen te bezoeken. Want de organisatie, voorgezeten door bijzonder hoogleraar Reumatologie en samenleving Mart van de Laar, zet hoog in. “We rekenen op zo’n 25.000 bezoekers. Dat is het aantal dat we op dit moment denken aan te kunnen. We benaderen mensen via patiëntenkoepels en andere verenigingen en met behulp van media-aandacht. De meeste bezoekers zullen 55-plussers zijn, en dan met name chronisch zieken. Als het een succes wordt, maken we het volgend jaar groter. Komen er minder, bijvoorbeeld 10.000, dan zou dat voor mij teleurstellend zijn.” De ambitie is er dus, al beschouwt Van de Laar de eerste Pagina 2
editie ook als ‘try-out’, waarbij de organisatie veel wil leren. De opzet liegt er niet om: het congres belicht de nieuwste ontwikkelingen in de gezondheidszorg in haar volle breedte, van ziekenverzorgers en verpleegkundigen tot fundamentele wetenschappers, en alles wat daartussen zit. “Internationaal zie je de trend dat patiënten geacht worden steeds meer verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen gezondheid”, licht Van de Laar toe. “Maar de paternalistische manier waarop we in Nederland met de patiënt omgaan, is daarmee in tegenspraak.” Het feit dat geneesmiddelenreclame en zelfs informatie over ziektebeelden sterk aan banden is gelegd, vormt voor Van de Laar een sprekend voorbeeld. “Daarmee suggereer je dat de patiënt niet met informatie kan omgaan. Partijen in de gezondheidszorg moeten in staat zijn patiënten te faciliteren. Daarbij hoort het politieke bewustzijn dat afschermen van informatie niet altijd goed is.” De Patiëntendagen ‘faciliteren’ patiënten langs twee wegen: via plenaire sessies en met een informatieplein voor het onderlinge contact. Voor de presentaties mikt de organisatie op sprekers van naam; de nieuwe minister van Volksgezondheid mag bijvoorbeeld niet ontbreken. Op de informatiemarkt krijgt de bezoeker objectieve informatie over de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van ziekte, behandeling en preventie. Alle patiëntenverenigingen en beroepsverenigingen zijn uitgenodigd om zich te tonen. Onderdeel vormt ook een ‘gezondheidsmarkt’, waarvoor farmabedrijven
&
Nefarma
De organisatoren van de Nationale Patiëntendagen hopen begin oktober in de Amsterdamse RAI 25.000 mensen te mogen verwelkomen zijn benaderd. Dat ligt gevoelig in verband met de strikte regelgeving omtrent rechtstreekse contacten tussen bedrijven en patiënten. “Wat ons betreft moeten patiënten in contact kunnen komen met commerciële partijen. Als we de patiënt serieus nemen, moeten we erop durven vertrouwen dat hij begrijpt dat hij een winkel binnenloopt”, zegt Van de Laar. “We hebben uiteraard niet de intentie om de wet te overtreden. Iedereen die dat wil komen controleren, is van harte welkom. We willen graag laten zien dat je hier ook op een volwassen manier mee kunt omgaan. Niet dat we de illusie hebben dat we de Nederlandse cultuur met één congres kunnen veranderen. Maar wie weet kunnen we het proces wel een beetje de goede kant op duwen.” | De komende periode stelt de organisatie het programma samen. Meer informatie daarover treft u aan op de website www.nationalepatientendagen.nl Jaargang 3, nummer 6
Wim Leereveld wil via Access to Medicine Index farmabedrijven mobiliseren
‘Alleen bedrijven combineren macht met visie en dadendrang’ Elk jaar in juni komen op het Pacific Health Summit internationale topbestuurders van overheden, wetenschap en bedrijfsleven bijeen om met elkaar te discussiëren over wegen en mogelijkheden die ‘de wereld gezonder maken’. Het was op dát prestigieuze podium waar Haarlemmer Wim Leereveld de tweede editie van ‘zijn’ Access to Medicine Index presenteerde. “Bazen van farmaceutische bedrijven vertellen mij dat ze meer willen doen in de bestrijding van zeldzame ziektes. Maar daar moet dan toch op z’n minst tegenover staan dat ze daar de credits voor krijgen. En dat is nou precies wat de Access to Medicine Index doet.” Treffender had Wim Leereveld, initiatiefnemer en drijvende kracht achter de index, het niet kunnen zeggen. Toch zijn het niet zijn eigen woorden, maar die van niemand minder dan Microsoft-oprichter Bill Gates, een van de rijkste mensen ter wereld. In een interview met Time Magazine liet hij zich vol lof uit over de index, die farmabedrijven rangschikt naar hun activiteiten die gericht zijn op het toegankelijk maken van geneesmiddelen in ontwikkelingslanden. In 2008 verscheen de index voor het eerst; in Londen presenteerde Leereveld eind juni een verbeterde en ‘verdiepte’ update van de ranglijst. Tevreden en trots kijkt hij terug op de grote stappen die zijn ‘benchmark’ in de afgelopen twee jaar heeft gezet, vooral omdat het aantoont dat bedrijven steeds meer doen om ook arme mensen te laten profite-
Zelf iets betekenen Wim Leereveld werd in 1951 geboren in Haarlem en studeerde andragogiek in Amsterdam. Op 11 september 2001 luisterde hij naar het verhaal van een Rotterdamse loodgieter die scholen bouwde in Kenia, toen hij werd opgeschrikt door het nieuws rond de terreuraanslagen in New York. Die combinatie van ervaringen zette hem aan het denken. Hij ging op zoek naar zijn eigen manier om een bijdrage aan de wereld te leveren. Gezien zijn achtergrond in de farma (hij was directeur geweest van Bugamor Pharma en Walsh Netherlands en was mede-oprichter van Walsh International en Pharmaceutical Marketing Services Inc-PMSI) vond hij die uiteindelijk in de Access to Medicine Index; een benchmark die inzichtelijk maakt wat farmabedrijven doen in het kader van een betere wereld. In 2008 verscheen de eerste index, in juni 2010 de tweede en voor 2012 staat een derde editie op de rol. Leereveld geeft leiding aan het bestuur van de Access to Medicine Foundation en wordt overal in de wereld uitgenodigd voor presentaties.
‘Bedrijven hebben respect voor regeringen en voor ngo’s, maar vooral voor elkaar’
ren van hun medicijnen en vaccins. “Het gaat helemaal niet om het lijstje, het gaat om het commitment dat bedrijven uitspreken. Op de lijstjes waarop de internationale farmakoepel de partnerships registreert die bedrijven aangaan om armere gebieden te helpen, zie je een forse stijging tussen 2003 en 2010. Zo’n publicatie is gezien de afzender niet onafhankelijk. Wij zijn dat wel, en onze index bevestigt dat beeld zeker.”
Wat voegt deze index toe aan het werk van ontwikkelingsorganisaties als Oxfam en Artsen zonder Grenzen, organisaties waarmee u samenwerkt? “We zijn het er allemaal over eens dat we het verschil tussen rijk en arm niet kunnen laten bestaan. Die ongelijkheid gaat ons parten spelen. Ook beleggers begrijpen dat we evenwicht moeten creëren en zorgen dat het dáár, in ontwikkelingslanden, beter wordt. Geneesmiddelen spelen daar een rol in en dús moeten we de farmabedrijven mobiliseren. Alle goede bedoelingen van overheden en ngo’s ten spijt; voor de combinatie van macht, visie, dadendrang en daadkracht moet je toch echt bij de bedrijven zijn.”
Bedrijven zijn elkaars concurrenten. Dus u dacht: we gaan een klassement opmaken? “Bedrijven hebben respect voor regeringen en voor ngo’s, maar vooral voor elkaar. Als we een gemeenschappelijk pad effenen, waarop we ze langs dezelfde meetlat kunnen leggen, komen ze vanzelf in beweging. Zo zijn we het op het idee van de ranking gekomen.”
Niet iedereen stond meteen te juichen. “Aan de eerste index hebben negen van de twintig bedrijven wat medewerking verleend. Het ging niet van harte. De presentatie van die eerste lijst was daarom ook heel spannend.
juni/juli 2010
De ke rsve rse t we e de e ditie va n de dic in e In dex Ac c e s s to Me v in dt u op x .o rg w w w.atm in de
Niemand wist hoe het zou uitpakken. De pers kon het ook heel negatief opvatten. Bedrijven zaten daar niet op te wachten. Alles wat ze doen wordt toch al onder een negatief vergrootglas gelegd. Voor mij was het destijds: naar buiten met die index, ramen en deuren sluiten, handen op de oren, en afwachten. Maar gelukkig viel het mee.”
resultaten niet zozeer vergelijken met die van westerse bedrijven. Ze kijken vooral naar elkaar. Opvallend was verder ook daar dat men graag wilde meewerken.”
U zei destijds al in dit blad dat u juist de inspanningen van bedrijven wilde erkénnen.
En dat terwijl u voor de nieuwe editie extra veel informatie vroeg.
“Het negativisme over de farma is geïnstitutionaliseerd. Als men dat blijft aanwakkeren, is dat echt killing voor de innovatie. De index polariseert niet, maar doet precies het tegenovergestelde. Het geeft een genuanceerd beeld en geeft een beetje wind in de rug bij al die werknemers die zo hard werken om het goede te doen.”
“Door de verdere verdieping hebben we voor deze nieuwe index inderdaad veel gevraagd van de bedrijven. Daar schrokken ze nogal van, maar zodra ze in de gaten kregen dat hun concurrenten ermee aan de slag waren, gingen ze allemaal meewerken. Je hoort nog wel eens dat grote bedrijven als olietankers zijn, die je nauwelijks van hun koers af kunt krijgen. Hier is echt gebleken dat het ook anders kan. Bij Pfizer waren ze bijvoorbeeld in 2008 niet blij met ons en ook niet bereid tot medewerking. Maar sindsdien is er veel veranderd, zijn ze echt in beweging gekomen en werken volop mee.”
Dat geldt voor de hoge noteringen. Personeel van laaggeklasseerde bedrijven zal zich juist schamen. “Ook bij die bedrijven zien we praktijken die zeer de moeite waard zijn. Daar laat de index vooral zien hoe ze zich kunnen verbeteren. En dat blijkt te werken. Men zegt: het klopt, en daar gaan we nú wat aan doen. Een bedrijf als Wyeth reageerde bijvoorbeeld verschrikkelijk boos op de lage positie in de index van 2008. Maar in tweede instantie draaide dat bij en accepteerde men: ‘dit is de realiteit, die moeten we onder ogen zien en gebruiken om onszelf te verbeteren’. We zien veel bereidwilligheid bij álle betrokken partijen om hier de schouders onder te zetten en met ons samen te werken. Als ik één hoofdconclusie mag trekken, dan is dat wel dat de industrie bereid is tot een enorme transparantieslag. Geen enkel bedrijf doet helemaal niks. Dit jaar hebben we voor het eerst ook Japanse bedrijven gemeten. Die scoren weliswaar relatief laag, maar het interessante is dat zij hun
Is uw missie daarmee geslaagd? “In de begintijd heb ik vaak het gevoel gehad dat ik aan een dood paard liep te trekken. Het eerste succes was er pas na jaren van praten en ploeteren. Dat was in 2007, toen bleek dat de eerste index er zou komen. Maar de echte doorbraak volgde pas in 2009, met het interview van Bill Gates. Dat voelde als echte erkenning. Nu is er, met financiering van Gates, een Food Index in ontwikkeling. Ik zie ook wel mogelijkheden op het gebied van water, olie, en wat te zeggen van duurzame automerken? Het idee heeft wortel geschoten en is levensvatbaar gebleken. En dat voelt zeker goed.” |
Pagina 3
Volgens Lex Goudswaard (NHG) heeft industrie via onderzoek al meer dan voldoende invloed
‘Geen grotere rol voor farma in ontwikkeling ri Bij de onderwerpselectie noch bij het schrijven van richtlijnen ziet Lex Goudswaard, hoofd richtlijnontwikkeling bij het Nederlands Huisartsen Genootschap, reden om de deskundigheid van farmaceutische bedrijven nadrukkelijker te benutten. “Door uitvoering of sponsoring van onderzoeken die wij bij het opstellen gebruiken, zit de farma virtueel al ruimschoots aan tafel.” Werkgroepen die behandelrichtlijnen samenstellen zijn vatbaar voor beïnvloeding door de farmaceutische industrie, concludeerde de Inspectie voor de Gezondheidszorg eind vorig jaar aan de hand van eigen onderzoek. Om die invloed te beperken, streeft de IGZ naar een ‘richtlijn voor richtlijnontwikkeling’. “Opstellers en gebruikers van behandelrichtlijnen worden zich zo meer bewust van de mogelijke invloed die de farmaceutische industrie op de totstandkoming van behandelrichtlijnen kan hebben”, aldus de IGZ in een persbericht. De mensen van het Nederlands Huisartsen Genootschap, een van de belangrijkste organisaties die betrokken zijn bij het opstellen van richtlijnen, lijken zich daarvan echter al volkomen bewust. “Het speelveld is nu wel erg aantrekkelijk voor de medicijnfabrikanten”, zei bijvoorbeeld hoofd richtlijnontwikkeling Lex Goudswaard eerder dit jaar in een interview. “Zij mogen artsen bezoeken en nascholing geven. Ze hebben enorme vrijheid. Fabrikanten hoeven niet eens te bewijzen dat een middel beter is dan een vergelijkbaar middel dat al op de markt is. Overal
Lex Goudswaard (NHG) Lex Goudswaard is praktiserend huisarts in Houten en tevens hoofd van de afdeling richtlijnontwikkeling & wetenschap van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Deze wetenschappelijke vereniging van huisartsen stelt zich ten doel ‘een wetenschappelijk verantwoorde beroepsuitoefening door de huisarts te bevorderen en te ondersteunen’. Dat doet het NHG onder meer via het ontwikkelen van richtlijnen en het opzetten en aanbieden van nascholing. nhg.artsennet.nl
waar ze kan, oefent de industrie invloed uit. Wij roeien tegen de stroom in.”
Transparant In een gesprek aan de vooravond van Nefarma’s Glazen Zaal Debat over behandelrichtlijnen, waar Goudswaard een van de inleiders is, herhaalt hij zijn standpunt dat commerciële partijen als verzekeraars en farmabedrijven geen verdere invloed moeten krijgen op de totstandkoming van de richtlijnen. Wat hem betreft houdt die invloed op bij het uitvoeren of sponsoren van onderzoek, dat vervolgens door richtlijncommissies kan worden gebruikt. Lex Goudswaard: “Ik zie geen toegevoegde waarde in
een nog grotere rol voor de farmaceutische industrie.” Ook vindt hij dat de industrie in haar contacten met artsen niet transparant is over de toegevoegde waarde van haar middelen. “De farmaceutische industrie zet middelen met veel bombarie op de markt, ook als niet of nauwelijks is aangetoond dat die een meerwaarde hebben. Daar worden dan miljoenen euro’s aan marketing tegenaan gegooid. De industrie is onvoldoende open over de bedragen die zij inzet om bijvoorbeeld artsen te beïnvloeden of hen als opinieleider te laten optreden. Zo ondermijnt de industrie het gebruik van de richtlijnen door de arts en uiteindelijk het vertrouwen van de patiënt in de voorschrijver. Het NHG is een belangrijke waakhond, wij bieden tegenwicht. Een Nederlandse sunshine act, die de industrie dwingt om openheid te geven over dit soort zaken, is dan ook dringend gewenst.” Veelgehoorde kritiek onder farmabedrijven is dat het door de uitgebreide procedures vaak veel te lang duurt voordat een innovatief middel wordt opgenomen in een richtlijn. Aan de markttoelating van een nieuw geneesmiddel gaat gemiddeld twaalf jaar van onderzoek en ontwikkeling vooraf, waarbij aan de allerstrengste eisen moet worden voldaan. Waarom heeft een richtlijncommissie dan nog zoveel tijd nodig om een goedgekeurd medicijn op te nemen? Het NHG is bewust terughoudend met het aanbevelen van nieuwe middelen in zijn richtlijnen, stelt Goudswaard. “In het verleden zijn artsen onder druk van de farma te snel geweest met het grootschalig voorschrijven van zogenaamd nieuwe middelen. Neem de cox-2-remmers, of de
‘Als een geneesmiddel twee keer zo duur is, moet de gezondheidswinst twee keer zo groot zijn’
N e fa r ma & b e ha nd e l r i c h t l i j ne n
Maar betekent dat automatisch dat belanghebbenden, zoals
Zorg moet doelmatig zijn, daarover zijn alle partijen in de
wetenschappelijke inzichten. Voor de farmaceutische indu-
farmabedrijven, maar bijvoorbeeld ook verzekeraars, zich
gezondheidszorg het wel eens. Een cruciale rol is daarbij
strie is van belang welk middel in richtlijnen wordt geadvi-
volkomen afzijdig moeten houden bij de ontwikkeling of
weggelegd voor de zogenoemde behandelrichtlijnen, de
seerd en waarom. Bedrijven beschikken over de nieuwste
actualisering van een richtlijn? Lex Goudswaard, hoofd
aanbevelingen voor zorgprofessionals waarin de best prac-
onderzoekgegevens en willen graag dat die worden
richtlijnontwikkeling bij het Nederlands Huisartsen
tices voor de behandeling van ziektebeelden zijn opgeno-
gebruikt door de opstellers van richtlijnen. Sommige opstel-
Genootschap en Jan Swinkels, bestuurslid van het
men. Ze bieden de arts houvast voor diagnose, behandeling
lers van richtlijnen zijn bang voor commerciële beïnvloe-
Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, beiden
en, indien nodig, het voorschrijven van een geneesmiddel.
ding. Arts en patiënt moeten er van uit kunnen gaan dat
spreker tijdens Nefarma’s Glazen Zaal Debat over
Richtlijnen zijn gebaseerd op getoetste en gepubliceerde
richtlijnen objectief tot stand komen.
behandelrichtlijnen, houden er verschillende visies op na. |
“Alle stakeholders moeten op een fatsoenlijke, transparante manier hun invloed kunnen uitoefenen, of het nu farmaceutische bedrijven, verzekeraars of patiënten zijn.” Voor Jan Swinkels, hoogleraar Richtlijnontwikkeling in de gezondheidszorg en verbonden aan het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, komt meer inspraak de kwaliteit van richtlijnen alleen maar ten goede. Psychiater Jan Swinkels zet zich al twintig jaar in voor de kwaliteit van het artsenvak. In het begin van de jaren negentig werkte hij mee aan de ontwikkeling van het kwaliteitsbeleid bij de Orde van Medisch Specialisten en later bij de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Hij werd lid van de wetenschappelijke raad van CBO, waar hij tegenwoordig bestuurslid is. Sinds 2002 is hij hoogleraar Richtlijnontwikkeling, aanvankelijk in de geestelijke gezondheidszorg en later in de gehele gezondheidszorg, wat een voortzetting was van alles wat hij op dat gebied al deed. Swinkels beschouwt evidence based richtlijnontwikkeling als een transparant proces waar iedereen beargumenteerd iets over moet kunnen vinden. Het publiek kan in zijn ogen meebeslissen over de kosten en baten van bepaalde dure, betwistbare nieuwe middelen. “Richtlijnontwikkeling moet een zo transparant mogelijk proces worden. Burgers hebben het recht om mee te beslissen. Zij mogen, mits beargumenteerd, mee-oordelen of de kosten van een behandeling opwegen tegen de baten.” In Engeland gebeurt dat al, in de vorm van een gekozen burgerraad: de Citizens Council. Swinkels: “Wat mij betreft komt er ook in Nederland een openbaar debat over de kosten en baten van bepaalde betwistbare medicijnen.” Daar staat tegenover dat de zeggenschap van artsen over richtlijnen juist wel wat mag worden ingeperkt. Swinkels noemt het ‘eigenaardig’ dat beroepsgroepen een richtlijn Pagina 4
&
Nefarma
Jaargang 3, nummer 6
ichtlijnen’ derde generatie pil. Daardoor zijn doden gevallen. Ons wordt wel verweten dat we door onze handelwijze geen ruimte geven aan innovatieve medicijnen. Maar aan de andere kant: er zijn de afgelopen jaren erg weinig middelen op de markt gekomen die voor de patiënt in de huisartsenpraktijk een echte doorbraak betekenden.”
Gezondheidswinst Kostenbesparing kan volgens Goudswaard een nog veel grotere rol spelen bij het opstellen van behandelrichtlijnen. “Enigszins gechargeerd vind ik dat als een middel twee keer zo duur is, de gezondheidswinst ook twee keer zo groot moet zijn. In de praktijk is dat nu niet het geval.” Daarmee wijst hij ook nadrukkelijk naar zijn eigen beroepsgroep die, zo stelt hij, de afweging tussen de kosten en kwaliteit van een medicijn vaak niet goed maakt. “Het prijsverschil tussen generiek en spécialité kan in het honderdvoudige lopen. Bij cholesterolmiddelen gaat het in Nederland bijvoorbeeld om tientallen miljoenen aan preventieve medicatie. Daarop kunnen we enorm besparen. Ik voel als huisarts én als richtlijnontwikkelaar een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid om te gaan voor de beste prijs-kwaliteitverhouding.” Een zorgverlener die systematisch duurder voorschrijft dan het gemiddelde, past feitelijk de richtlijn niet toe en moet daarover verantwoording afleggen, vindt Goudswaard. Maar het omgekeerde komt ook voor, weet hij: artsen die te weinig oog hebben voor de individuele behoeften van een patiënt. “Zowel de arts die altijd het goedkope middel voorschrijft, als de arts die altijd de duurste middelen kiest, heeft iets uit te leggen.” |
N e fa r m a & D i a l o o g N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & To e t s i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & D i a l o o g N e f a r m a & N u m m e r 6 N e fa r m a & I m a g o N e fa r m a & C o l u m n N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & D i a l o o g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & C o m m e n t a a r N e fa r m a & N i e u w s N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & M a r k t w e r k i n g N e fa r m a & E t h i e k N e fa r m a Jan Swinkels (CBO) vindt dat juist de invloed van artsen wel wat minder mag
‘Geef patiënten, verzekeraars en farma meer inspraak’ voorafgaand aan de invoering nog moeten autoriseren. Als een richtlijn op een goede, evidence based manier is ontwikkeld, is daar geen goede reden voor, vindt hij. “Stel dat in een richtlijn vastgesteld is dat we blindedarminfecties beter met antibiotica kunnen behandelen dan met een operatie. Dan zouden chirurgen, die daardoor een deel van hun inkomsten mislopen, bij de autorisatie kunnen zeggen dat ze het ermee oneens zijn. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat een richtlijn om die reden niet wordt ingevoerd.”
Kostenpost Binnen de richtlijnen in de tweede en vooral derde lijn moet voldoende ruimte zijn om innovatieve middelen voor te schrijven, vindt Swinkels. “Ik ben zelf ook patiënt en gebruik een specialité om cholesterolwaarden te verlagen. Zonder dat middel zat ik hier mogelijk niet. Andere anti-cholesterolmiddelen hebben mij nooit geholpen. Maar het is wel een duur middel en met die hoge kosten moet rekening worden gehouden. Een heleboel artsen schrijven datzelfde middel als eerste keus voor en zadelen zo de gezondheidszorg op met een kostenpost van honderden miljoenen euro’s. Dat vind ik onethisch.” De oplossing voor dat probleem bestaat al en heet stepped cure, stelt Swinkels. “Een arts schrijft eerst het goedkope,
generieke middel voor. Pas als na een bepaalde tijd het resultaat onvoldoende blijkt, schakel je over op een duurder geneesmiddel. Zo schrijf je doeltreffend en zuinig voor.” Ook moeten richtlijnen en vergoedingssystemen volgens Swinkels ruimte bieden om met nieuwe geneesmiddelen te experimenteren via het monitoren van een medicijn, nadát dit op de markt is gebracht. “Dat is een belangrijke taak voor de specialisten. De toepasbaarheid valt nogal eens tegen. Samenwerking met de industrie is in de tweede- en derdelijnszorg vaak onmisbaar. Vooraf kunnen afspraken worden gemaakt over de kosten van het testen van een nieuw medicijn. Als een bedrijf bijvoorbeeld stelt dat het een nieuw middel tegen borstkanker heeft gevonden dat de kans op uitzaaiingen vermindert, moet daar in de dagelijkse praktijk onderzoek naar worden gedaan. Als blijkt dat de claims kloppen, dan betaalt de verzekeraar het medicijn. Mocht de werking tegenvallen, dan betaalt de industrie. Het is letterlijk no cure, no pay. Zo houden partijen elkaar scherp en wordt de patiënt een werkzaam medicijn niet onthouden.”
Rekenschap
Jan Swinkels (CBO) Jan Swinkels is psychiater en hoogleraar Richtlijnontwikkeling in de gezondheidszorg. Hij is verbonden aan het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam en aan het Trimbos-instituut. Samen met voorzitter Gert Siemons vormt Swinkels de raad van bestuur van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Dat instituut zet zich sinds de oprichting in 1979 in voor verbetering van de kwaliteit van de gezondheidszorg. Bij het CBO werken zo’n 80 professionals. www.cbo.nl
Als ze willens en wetens fouten maken door zich niet aan de richtlijn houden, moet de beroepsgroep actie ondernemen. Het blijkt dat het nog geen gewoonte is om elkaar aan te spreken op fouten.” In zo’n controlesysteem moet worden gekeken naar de gemiddelde prestatie van een beroepsgroep. Hoewel Swinkels begrijpt dat de ene arts de andere niet is en dat verschillen in vaardigheid en ervaring kunnen leiden tot uiteenlopende prestaties, mogen die verschillen niet te groot worden. Bij wijze van voorbeeld stelt hij dat bij de ene chirurg tachtig procent van de blinde darmen die hij verwijdert daadwerkelijk ziek is, terwijl dat bij een ander maar twintig procent is. “Daar kan met een echo iets aangedaan worden. Voor chirurgen die onder de maat scoren, geldt dat ze een echo moeten maken. Het is vaak de diagnostiek die onder de maat is.” |
Als het aan Swinkels ligt, komt er een breed systeem voor kwaliteitscontrole onder artsen. “Ik vind dat we van artsen mogen vragen dat zij rekenschap afleggen over hun handelen.
‘Samenwerking met de industrie is in de tweede- en derdelijnszorg vaak onmisbaar’ juni/juli 2010
Pagina 5
‘Nederland interessante markt’
Crisis vergt creativiteit bij ondernemers
“De BIO is ’s werelds grootste biotechbeurs; het is altijd weer indrukwekkend om te zien wat er allemaal gebeurt. De hele wereld van de life sciences is er bijeen; je mag daar als Nederland niet ontbreken.”
Roland Lageveen, LSH
“En we hebben Nederland echt goed uitgedragen. Onze kracht was dat we er stonden als land, als één sterke bioregio, niet als losse bedrijfjes of afzonderlijke regio’s. Nefarma, Niaba en Biofarmind spraken met één stem en maakten zich gedrieën sterk voor LSH. In Nederland praten we vaker over wat ons scheidt dan over wat ons verbindt. Dat was hier totaal niet aan de orde. De stand zag er fantastisch uit en er was een leuke borrel. Vanuit het buitenland was er veel interesse voor onze voorbeelden van publiek-private samenwerking waar groot én klein enthousiast over zijn. Zo konden we aan de wereld een signaal afgeven: kijk eens wat we als land allemaal doen. Nederland is een belangrijk innovatieland en binnen Europa een interessante markt, ook al maken we slechts vier procent van die markt uit. Onze delegatie bestond uit een leuke groep vertegenwoordigers van grote en kleine bedrijven, universiteiten en ministeries. De onderlinge contacten waren intensief, in de sessies werd openhartig gesproken, onder meer ook over de gedeelde zorg van de bedrijven rond het innovatieklimaat en financiering. We moeten voorkomen dat onze sterke kennisbasis opdroogt. Het is goed dat we dat punt met elkaar en met VWS en EZ hebben kunnen bespreken. Blijkbaar moet je daarvoor samen in de VS zitten. In Nederland is het niet makkelijk om deze groep mensen bijeen te krijgen; tijdens zo’n reis zie je elkaar iedere ochtend bij het ontbijt en kun je makkelijk en in ontspannen sfeer even overleggen.” |
Biotech en farma slaa handen steeds meer in Een Nederlandse delegatie van bedrijfsleven, academia en overheid greep de conferentie BIO2010 in Chicago aan voor een gezamenlijke meerdaagse studietrip naar de Verenigde Staten. Een beknopt reisverslag. Na de aankomst op zondag werd op de maandag een symposium georganiseerd voor alle Nederlandse bezoekers aan de BIO. De meer dan honderd aanwezigen hoorden eerst een discussie aan over de (vaak) hoge prijzen van biotechnologische geneesmiddelen. Hugo Hurts van VWS ging in zijn presentatie in op de bezuinigingsvoorstellen die ambtelijke werkgroepen in het kader van de heroverweging hebben uitgewerkt en op de vraag wat dit voor het geneesmiddelenbeleid kan betekenen. Daarna liet Evelien Loriaux (Roche) zien dat je ook op een andere manier naar geneesmiddelen kunt kijken: niet naar de kosten, maar naar de waarde. Zo illustreerde ze de waarde van stapsgewijze innovaties aan de hand van de behandeling van dikke darmkanker. Zonder geneesmiddel overleefden patiënten gemiddeld maar vier tot zes maanden. Tegenwoordig ligt dat boven de twee jaar, dankzij baanbrekende nieuwe geneesmiddelen én stapsgewijze verbeteringen van deze middelen. Ook maakt het voor de opbrengsten van een geneesmiddel uit of patiënten in vroege of late fasen van kanker een behandeling met een innovatief middel krijgen.
Financiering Het tweede deel van het programma richtte zich op de financiering van biotechnologische bedrijven. Deze hebben miljoenen euro’s nodig om hun ontwikkelprogramma’s te kunnen betalen. Geld dat in het verleden vaak werd opgehaald bij investeerders voor risicokapitaal en bijvoorbeeld door een beursgang. In tijden van economische crisis zijn deze klassieke bronnen echter voor een groot deel opgedroogd en is creativiteit van de ondernemers gewenst. Na een inleiding door Tom Sailor (ondernemer en voorzitter van het SME-platform van koepelorganisatie EuropaBio) gingen diverse Nederlandse ondernemers in op de situatie bij hun bedrijf (zie kader: Samen sterk).
N e fa r ma & bi o t e c h
bedrijven die momenteel in Nederland actief zijn.
De drie brancheverenigingen BioFarmind, Nefarma en Niaba Geneesmiddelen en Medische Technologie bij het ministerie
van 2010 met ruim vijftienduizend deelnemers uit 65 landen
organiseerden vorige maand gezamenlijk met vertegen-
van Volksgezondheid) bezocht daar het grootste congres voor
een groot succes. In 2011 vindt de jaarlijkse conferentie in
woordigers van het innovatieprogramma Life Sciences &
biotechnologie dat de wereld rijk is: BIO 2010. De delegatie
de laatste week van juni plaats in Washington DC. In dit
Health (LSH) een studiereis naar Chicago. Een groep van
nam de gelegenheid te baat voor een werkbezoek aan het
dossier blikken Bergkamp, Hurts en Woesthuis, alsmede
vijftien mensen, onder wie Renée Bergkamp (directeur-
hoofdkwartier van Abbott, georganiseerd door onder meer
reisleider Roland Lageveen (ceo van biotech-bedrijf
generaal Innovatie en Ondernemerschap bij het ministerie
Marco Woesthuis van de Nederlandse Abbott-vestiging. Zeker
IQ Corporations en betrokken bij het LSH-programma
van Economische Zaken) en Hugo Hurts (directeur
na de overname van Solvay is dat een van de grootste farma-
terug op de reis. |
De organisatie van het BIO-evenement noemde de editie
‘Saamhorigheid waardevol’ “Voor mij is een belangrijk winstpunt dat ik de Nederlandse biotech-sector heb kunnen ontmoeten. In mijn dagelijks werk heb ik wel contacten met de grotere farma-bedrijven, maar veel minder met de kleine en middelgrote biotech-bedrijven, en de organisaties daaromheen.”
Hugo Hurts, ministerie van VWS
Pagina 6
“Je ziet een tendens dat de grote farmabedrijven hun pijplijnen niet meer alleen vullen met de eigen r&d, maar ook door de r&d te benutten uit de kleinere biotech. Iedereen houdt daar een eigen strategie op na, de een via een overname, de ander door middel van samenwerking. Het maakt goed duidelijk dat de biotech-bedrijven zorgen voor een aanbod waar grote bedrijven behoefte aan hebben. Ik vond het heel waardevol om te zien hoe openhartig iedereen van gedachten wisselde over aanpak, strategie en de moeilijkheden waar men tegenaan loopt. In die Nederlandse saamhorigheid en openheid schuilt kracht die elders in de wereld niet vanzelfsprekend is. Voor mijzelf lag het accent niet bij de beurs zelf, maar bij het scherpen van de gedachten in contacten met buitenlandse en Nederlandse gesprekspartners. Zo’n gezamenlijke reis biedt een goede gelegenheid om elkaar te leren kennen. Duidelijk is dat in de afgelopen jaren veel moois is opgebloeid in deze sector en dat Nederland op biomedisch en biotechnologisch gebied veel te bieden heeft. Dat heeft zeker ook te maken met de investeringen van de overheid in publiek-private samenwerking. Daar ligt ook meteen een belangrijk zorgpunt: hoe bestendig is de inzet van de Nederlandse overheid om het ondersteunende beleid voort te zetten? De intentie is er zeker, maar het komt aan op de uitvoering. Goede samenwerking tussen de betrokken ministeries blijft daarbij van het grootst mogelijke belang.” |
Samen sterk De organisatoren van de studiereis grepen de aanwezigheid van veel ceo’s van Nederlandse biotechbedrijven aan voor een symposium over de financiële situatie in de sector. Kapitaalstromen drogen op, terwijl de kapitaalbehoefte groot blijft. Dit werd duidelijk uit het verhaal van Willem van Weperen, voormalig Nefarma-bestuurslid en tegenwoordig ceo van biotechbedrijf to-BBB. To-BBB heeft een innovatieve methode om geneesmiddelen de bloed-hersenbarrière te laten passeren en ontwikkelt zelf een middel tegen hersenkanker. Het bedrijf heeft een aantal samenwerkingsprojecten lopen met grote farmabedrijven, die zeer geïnteresseerd zijn in de technologie van het bedrijf. Zo ver is Wim Mol, ceo van Pepscan Systems, nog niet. Hij heeft net een restructurering van zijn bedrijf achter de rug, waarbij een van de twee takken van het bedrijf verzelfstandigd is. En dit is ook de uitdaging van Rein Strijker, die met zijn bedrijf DNage net op eigen benen staat. DNage heeft een succesvolle fase-I studie achter de rug met een geneesmiddel tegen de Ziekte van Cockayne, een zeldzame aandoening waarbij patiënten snel verouderen. Van een geheel andere orde is Galapagos, het bedrijf waar Onno van de Stolpe directeur is. Galapagos is in de afgelopen jaren een groot aantal samenwerkingsverbanden met grote farmaceutische bedrijven aangegaan. Met de opbrengsten van deze deals financiert het bedrijf een groot aantal eigen onderzoekprogramma’s naar nieuwe geneesmiddelen tegen bijvoorbeeld rheumatoïde arthritis. “Voor ons is er geen andere mogelijkheid om ons eigen onderzoeksprogramma te financieren”, aldus Onno van de Stolpe. Zijn laatste deal is recent afgesloten met Roche. Luc Pechtold van Roche sloot de rij van sprekers door wat dieper op deze deal in te gaan. Zijn bedrijf is constant actief op zoek naar samenwerkingsverbanden met biotechbedrijven die actief zijn in aandoeningen waar Roche sterk in is.
&
Nefarma
Jaargang 3, nummer 6
an neen
‘Trots op ons optreden’ Een deel van de Nederlandse delegatie poseert met op de achtergrond de skyline van Chicago
Beurs De tweede dag van de reis was volledig gewijd aan een bezoek van de beurs op de BIO 2010. Na de opening van het Nederlandse paviljoen door EZ-topambtenaar Renée Bergkamp bezocht de delegatie een aantal stands en lezingen. In haar toespraak gaf Bergkamp aan onder de indruk te zijn van het enthousiasme en de energie die de sector uitstraalt. Rondlopend op het congres valt de innige samenwerking tussen de (klassieke, grote) farmabedrijven en de biotechnologiebedrijven op. Circa de helft van de Nefarmaleden was bijvoorbeeld via sponsoring of een stand op de beurs duidelijk aanwezig. Daarnaast waren er meer dan zeventienduizend één-op-één- gesprekken tussen bedrijven. Op de derde dag werd het officiële programma van de studiereis afgesloten met een werkbezoek aan het hoofdkwartier van Abbott. Naast presentaties van de Nederlandse ministeries gaven medewerkers van Abbott een overzicht van hun producten, het r&d-portfolio van het bedrijf en de activiteiten van Abbott in Nederland. | www.bio.org
“Deze reis naar Chicago was voor mij de eerste kennismaking met BIO en de brede life sciences-sector in de vorm van een door Nefarma, Niaba, Biofarmind en het programmabureau LSH georganiseerde ‘studiereis’.” “Studiereis overigens tussen aanhalingstekens, want gestudeerd hebben we niet echt. Wél is er veel genetwerkt en zijn contacten gelegd met diverse Amerikaanse partijen, waarvan we wat kunnen leren en waarmee we zaken kunnen doen. Ik vond het juist daarom een heel goede ervaring. Je leert elkaar onderling kennen en voert ook goede inhoudelijke gesprekken, iets dat kennelijk in Nederland minder makkelijk lukt door de volle agenda’s. Bedrijven gaan naar BIO voor de businessdeals en contacten. Voor de Nederlandse overheid is de BIO vooral het platform om ons life sciences-gezicht aan de wereld te laten zien. Ik denk dat we trots mogen zijn op ons optreden in Chicago. We hebben ons als echte masters in life sciences & health gepresenteerd, met een eigen paviljoen, een landenseminar en in gesprekken met vele buitenlandse stakeholders. Onder dat laatste valt zeker ook het waardevolle bezoek van een Nederlandse delegatie aan de Abbott-campus bij Chicago. Daarmee is een goede basis gelegd voor verdere gesprekken in Nederland met dit concern. Tot slot: BIO heeft een sterke focus op de VS. Maar de groei zit in Azië. Mijn suggestie: ga met het Dutch Masters-concept ook naar een Aziatisch land, zoals India.” |
Renée Bergkamp, ministerie van EZ
N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & To e t s i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & N u m m e r 6 N e fa r m a & I m a g o N e fa r m a & C o l u m n N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & M a r k t w e r k i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & C o m m e n t a a r N e fa r m a & N i e u w s N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & M e d i a N e fa r m Renée Bergkamp van het ministerie van Economische Zaken staat op het punt de Nederlandse beursstand te openen
‘Gezamenlijke inspanning verbeteren’ “Het was zeer waardevol om in deze setting met elkaar van gedachten te wisselen, goed ook dat de Nederlandse biotech daarbij aanwezig was. Het sterkt je besef dat vrijwel alle innovaties klein beginnen. Je zult eerst moeten investeren voordat je resultaten kunt verwachten.” “Nederland heeft zich goed gepresenteerd, maar dat geldt natuurlijk voor veel meer landen die je daar tegenkomt. Er zijn wel 140 landen die allemaal zeggen dat ze goed geschoold personeel hebben, een aantrekkelijk innovatieklimaat, noem maar op. Je leert op zo’n beurs hoe zwaar de concurrentie is. Wat mij betreft mag in Nederland de eagerness nog wel wat aantrekken. We kunnen als land een goede rol spelen, maar dan moet de overheid dat wel echt willen. Als de Nederlandse overheid zich inspant om bedrijven naar Nederland te halen en Economische Zaken van bedrijven investeringen in Nederland verwacht, dan helpt het niet als VWS alleen kijkt naar beheersing van medicijnkosten. Ook op het gebied van innovatie rondom de patiënt kan de gezamenlijke inspanning verbeteren. Daar is volgens mij nog veel mogelijk. Over beide onderwerpen hebben we goede discussies gevoerd, onder meer tijdens het bezoek van de delegatie aan het hoofdkantoor van Abbott. Het was voor beide kanten een interessante ontmoeting. Volgens mij hebben we bij de ministeries duidelijk kunnen maken dat Abbott een innovatieve healthcareorganisatie is, en met meerdere vestigingen een grote werkgever in Nederland.“ |
Marco Woesthuis, Abbott
De zaal luistert toe tijdens een seminar juni/juli 2010
Nefarma
&
Pagina 7
Onderwijsproject ‘Ikvanbinnen’ prominent in centrale hal
Nefarma in Corpus Experience Het Nefarma-onderwijsproject ‘Ikvanbinnen’ krijgt een prominente plaats in Corpus Experience, het belevingscentrum in Oegstgeest waarin jong en oud een reis door het menselijk lichaam kunnen maken. De ruim 200.000 bezoekers die Corpus jaarlijks mag verwelkomen, kunnen vanaf de zomervakantie in de centrale hal kennismaken met het project. Ikvanbinnen beoogt basisschoolleerlingen (en hun leerkrachten en ouders) duidelijk te maken hoe het menselijk lichaam functioneert en hoe belangrijk een gezond lichaam is. Via interactieve lesprogramma’s gebruikt een kleine zestig procent van de basisscholen in Nederland het ter beschikking gestelde materiaal. De informatie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met deskundigen op onderwijsgebied en sluit naadloos aan op de verplichte lesstof op de basisscholen. Dat verklaart de ongekend hoge waardering voor het initiatief aan de kant van het onderwijs. Eerder dit jaar werd aan het bestaande lesmateriaal over het skelet, de zenuwen en de werking van organen ‘de wereld van bloed en zo’ toegevoegd. Dit kon tot
Outside the box In de hotelkamer ligt op het bureau een landkaartje met daarop een soort Kuifje-raket als pionnetje. Zet je de raket in Zweden, dan wordt het licht in de kamer koelblauw. Fijn als je een verhitte vergadering achter de rug hebt. Kuifje in Italië betekent ‘s zomers warm met geel licht als leidend element. Engeland zit er tussenin. Met het raketje bedien je de verlichting van je hotelkamer. Dit is geen flauwekul, maar een serieus experiment in het researchlaboratorium van Philips in Eindhoven. Het opvallende gebouw van Corpus Experience, vlak naast de snelweg A44 bij Leiden stand komen door een samenwerking tussen Nefarma en Sanquin. Met het project wil Nefarma onderstrepen dat innovatieve farmaceutische
bedrijven meer zijn dan louter leverancier van geneesmiddelen, maar een constructieve rol spelen bij de vormgeving van de gezondheidszorg in Nederland. | www.ikvanbinnen.nl www.corpus-experience.nl
lampen meer. Het product van het elektronicabedrijf is sfeer, in de vorm van licht. Hotels kunnen er hun omzet mee verhogen. Da’s drie keer winst: voor de hotelketen, voor de lampenfabriek én voor de hotelgasten die een
N e fa r m a & To e t s i n g N a t N e fa r m a & O p i n i e K m a & C o l u m n N e fa r m a a & O p i n i e N e fa r m a & e n Z a a l D e b a t N e fa r m & N i e u w s N e fa r m a & T
Septemberborrelen Zoals eerder aangekondigd staat voor donderdagmiddag 9 september Nefarma’s jaarlijkse Septemberborrel op het programma. Anderhalve week voor Prinsjesdag kijken we in informele sfeer vooruit op het nieuwe politieke jaar; extra interessant na de recente verkiezingen en de huidige onderhandelingen die moeten leiden tot een nieuw kabinet. Voorzitter Willem van der Ham van de Orde van Medisch Specialisten voert tijdens de bijeenkomst het woord. Aan het eind deze maand ontvangen Nefarma-relaties een persoonlijke uitnodiging.
Top Instituut Pharma wankelt
aangenamer verblijf hebben dat ze naar eigen behoefte
Publiek-private samenwerking onder druk
kunnen aanpassen. Aan de basis van dit idee ligt een maandenlang onder-
Het voortbestaan van het Topinstituut Pharma is in gevaar, nu het demissionaire kabinet heeft besloten de definitieve beslissing over voortzetting van de financiering door te schuiven naar het volgende kabinet. Als overbruggingskrediet is slecht 6 miljoen euro toegezegd, maar dat is volgens de betrokkenen bij lange na niet genoeg. Directeur Willem de Laat van TI Pharma laakt het ontbreken van een lange-termijnbeleid: “Ik kan niets met een overheid die eerst 130 miljoen euro investeert en binnen een paar jaar visieloos een noodzakelijk besluit over funding doorschuift naar een volgend kabinet en wat reisgeld voor onderweg meegeeft.” Naar aanleiding van het kabinetsbesluit en de noodkreet van het Topinstituut heeft VVD-Kamerlid Halbe Zijlstra eerder deze maand Kamervragen gesteld over de kwestie. Hij vreest dat publiek-private samenwerking in geneesmiddelenonderzoek op de tocht
Anders dan vroeger verkoopt het bedrijf namelijk geen
zoek van de lichtleverancier en het hotel. Ze hebben zich verdiept in wat de klant werkelijk wil, zonder te denken ‘dat weten we wel’. Ze wisten het namelijk niet. Observaties en honderden vraaggesprekken met medewerkers en hotelgasten gaven waardevolle inzichten. Die zijn vertaald naar iets dat precies aansluit op de wensen van de klant.
Halbe Zijlstra
Willem de Laat
komt te staan en wil van drie ministers (Volksgezondheid, Economische Zaken en Onderwijs) weten of zij bereid zijn zich tot het uiterste in te spannen om in overleg met de andere partners het voortbestaan van TI Pharma zeker te stellen. “Voorkomen moet worden dat een initiatief waarover iedereen enthousiast is, een vroege dood sterft doordat de betrokken wetenschappelijke onderzoekers hun heil anders gaan zoeken. Dit is een typisch voorbeeld van grootschalige, strategische
langetermijnprojecten die dreigen te worden opgeblazen door op korte termijn gerichte microfinancieringen van verscheidene departementen”, zei Zijlstra in een reactie in het Financieele Dagblad. In de brief aan de kabinetsformateur (zie ook de voorpagina) heeft Nefarma de problematiek ook aangekaart. Nederland moet zich meten met het buitenland, schrijft de vereniging. “Deze beslissing is niet goed voor het innovatieklimaat in ons land.” | www.tipharma.com
Gezondheidszorg is geen hotelketen of lichtfabriek. Maar deze manier van denken kan de zorg wel verder helpen. Laten artsen, ziekenhuizen, verzekeraars en farmaceuten eens écht in kaart brengen wat de patiënt wil door eerst te luisteren en dan pas te oordelen. Laten ze hun traditionele rolverdeling en ‘producten’ even opzij zetten en het outside the box-denken dat ze geleerd hebben op de managementopleidingen ook in praktijk brengen. Wedden dat er roldoorbrekende oplossingen komen met winst voor alle partijen? |
Nefarma& is een uitgave van Nefarma, vereniging innovatieve geneesmiddelen Nederland (www.nefarma.nl). Redactie: Joop Daggers, Elise de Kruijf, Paul Wouters. Met dank aan Jan Sjerps (Pact), redactiesecretariaat: Shabila Dhonré, fotografie: Bart Versteeg, vormgeving: vormbreker, grafisch ontwerp bno, Leo van der Kolk. Nefarma& verschijnt tien keer per jaar en is bestemd voor
Michel A. Dutrée, directeur Nefarma
stakeholders van de innovatieve farmaceutische industrie. Wilt u Nefarma& ontvangen? Stuurt u dan een mail naar
[email protected]
Pagina 8
&
Nefarma
Jaargang 3, nummer 6, juni/juli 2010