Nederlandse Vereniging voor Thuisonderwijs Donaustraat 158, NL-8226 LC Lelystad telefoon 0320-258461, fax: 0320-258098, mobiel 06-50570999 internet: www.nvvto.nl, e-mail:
[email protected] postgiro 6113905
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs Een verkenning en uitwerking van de voorwaarden voor vrijwillig verkozen thuisonderwijs.
Inhoud 1
Samenvatting ................................................................................................................. 3
2
Inleiding.......................................................................................................................... 3
3
Inzicht in thuisonderwijs.................................................................................................. 4
4
5
6
3.1
Een algemene karakteristiek ................................................................................... 4
3.2
Recent onderzoek ................................................................................................... 6
Nieuwe voorwaarden voor vrijstelling ............................................................................. 8 4.1
De plicht tot vervangend onderwijs.......................................................................... 8
4.2
Het plan van aanpak ............................................................................................... 9
4.2.1
Onderwijsdoelen .............................................................................................10
4.2.2
Werkfrequenties ..............................................................................................10
4.2.3
Onderwijsbronnen ...........................................................................................10
4.2.4
Personele verzorging van het onderwijs ..........................................................10
4.3
Beheersing Nederlandse taal .................................................................................11
4.4
Advies bij het plan van aanpak...............................................................................12
4.5
Overlegging van het advies aan de leerplichtambtenaar ........................................14
4.6
Voortgangsgesprek met de leerplichtambtenaar ....................................................15
Externe Deskundige: een praktijkverkenning.................................................................16 5.1
Beroepsprofiel ........................................................................................................16
5.2
Bekostiging van het advies.....................................................................................18
5.3
Werkverband..........................................................................................................18
Juridische aandachtspunten..........................................................................................19 6.1
Behoud van vrijstelling van rechtswege..................................................................19
6.2
Bescherming van privacy .......................................................................................20
6.3
Bescherming tegen willekeur..................................................................................20
6.4
Onderwijsplicht – strafrechtelijke vervolging ...........................................................21
6.5
Definitie van ‘onderwijs’..........................................................................................22
6.6
Toezicht .................................................................................................................22
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 1 van 28
6.7 7
Artikel 23.2 Grondwet: Toegang tot thuisonderwijs.................................................23
Politiek-bestuurlijke aandachtspunten ...........................................................................24 7.1
‘Overwegende bedenkingen’ leiden tot zelfselectie ................................................24
7.2
Ongelijke behandeling van schoolvrijstellingen.......................................................25
7.3
Overweging in toezichtvormen ...............................................................................25
7.4
Aanbeveling van VN-rapporteur voor onderwijsrecht..............................................26
7.5
Politiek asiel in de VS wegens thuisonderwijs ........................................................27
7.6
Buitenlandse kenniswerkers...................................................................................27
7.7
Maatschappelijke ontwikkelingen ...........................................................................28
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 2 van 28
1 Samenvatting In dit document geeft de NVvTO een reactie op het voornemen van de minister van OCW in december 20111 om de vrijstelling in de Leerplichtwet 1969 op basis van artikel 5 onder b (overwegende richtingbedenkingen) aan te passen met nadere voorwaarden. Wij doen hierbij ook voorstellen voor nadere invulling van deze voorwaarden. Wij stellen een inhoudelijke advisering door deskundigen bij het thuisonderwijs voor. Gezinnen en deskundigen gaan daarbij in wederzijdse vrijwilligheid een overlegrelatie met elkaar aan. Onze uitgangspunten hierbij zijn de borging van het recht op passend onderwijs voor elk thuis onderwezen kind, erkenning van het ouderrecht om de opvoeding van hun kinderen te bepalen, preventie van ondoelmatige rechtsgeschillen en voorkoming van druk op en inbreuk op privacy van ouders en jongeren die contraproductief werkt op thuisonderwijs. De regeling die wij voorstellen zorgt voor een beoordeling van het thuisonderwijs aan de hand van huidige wetenschappelijke inzichten en heeft mede als doel de voortgang van verdere groei van die inzichten. Het thuisonderwijs moet zijn gericht op de zo volledig mogelijke ontplooiing van persoonlijkheid en talenten en op het leiden van een zo zelfstandig mogelijk leven in een pluriforme samenleving, zoals gebaseerd op gangbare normen in het volkenrecht. Deze formulering houdt rekening met de eigenheid en variatie van thuisonderwijs bij elk kind en biedt ook maatwerk bij de bescherming van het recht op onderwijs. Deze regeling kan zelfs worden toegepast voor de borging van het recht op onderwijs van elke niet-schoolgaande jongere in Nederland, niet alleen van jongeren vrijgesteld onder artikel 5.b Leerplichtwet. Deze notitie bevat de visie van de Nederlandse Vereniging voor Thuisonderwijs, afgekort NVvTO. De aanbevelingen bij de zes voorwaarden van de minister, waarin deze visie uitmondt, zijn omkaderd weergegeven. Nadere toelichting is te verkrijgen bij de contactpersoon Peter van Zuidam via de telefoonnummers 0320-258461 en 06-50570999, en via het e-mailadres
[email protected]. Lelystad, 17 augustus 2012.
2 Inleiding In haar beleidsbrief aan de Tweede Kamer over thuisonderwijs en vrijstelling wegens richtingbedenkingen van 7 december 2011 stelde de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Marja van Bijsterveld-Vliegenthart, voor om het recht op onderwijs te waarborgen van kinderen die op deze grond zijn vrijgesteld van de plicht tot schoolgang. Zij introduceerde hiertoe zes nadere voorwaarden om aan de vrijstelling te verbinden, die dit recht op onderwijs substantiëren. Nadat ze op 31 maart 2011 al had besloten artikel 5, onderdeel b van de leerplichtwet te handhaven, stemde de Tweede Kamer in het algemeen overleg met de minister van 20 december 2011 in met de voorgestelde voorwaarden. Op dit moment bereidt de minister een wijziging voor van de Leerplichtwet 1969. De Nederlandse Vereniging voor Thuisonderwijs (NVvTO) heeft de brief van de minister bestudeerd en de bespreking in de Tweede Kamer ter harte genomen. Met dit document geven wij een aantal aandachtspunten en aanbevelingen voor de verdere uitwerking van de
1
Minister van OCW: brief aan de Tweede Kamer betreffende Vrijstelling van de leerplicht en thuisonderwijs. Referentienummer 343981. Den Haag, 7 december 2011.
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 3 van 28
wetswijziging, in de hoop bij te dragen aan een uitgebalanceerd en doelmatig systeem van vrijstellingsverlening. Na deze inleiding starten wij in hoofdstuk 3 met een beknopte uiteenzetting van het specifieke karakter van thuisonderwijs en van de verscheidenheid van aanpak hierbinnen. Volgens ons is dit inzicht essentieel bij een voornemen tot wetswijziging. In hoofdstuk 4 bespreken wij vervolgens de zes door de minister voorgestelde voorwaarden voor vrijstelling één voor één in detail en geven wij daarbij een serie aanbevelingen. In hoofdstuk 5 verkennen wij de praktische invulling van deze voorwaarden ten aanzien van de externe deskundige. Hoofdstuk 6 bevat juridische aandachtspunten en de consequenties van deze voorwaarden op de toegankelijkheid van thuisonderwijs. Tot slot geven wij in hoofdstuk 7 een aantal politiek-bestuurlijke aandachtspunten die van belang zijn bij de discussie.
3 Inzicht in thuisonderwijs 3.1 Een algemene karakteristiek Een wetgevende macht, die met het oog op het grondrecht op onderwijs voorwaarden wil stellen aan thuisonderwijs, moet weten dat thuisonderwijs een eigen, van schoolonderwijs verschillende juridische en praktische karakteristiek heeft. Willen die voorwaarden uitgebalanceerd en doelmatig worden, dan moeten zij op deze karakteristiek worden gebaseerd. Hieronder wordt dit toegelicht. Aard, vorm en effect van thuisonderwijs 1. De ingeburgerde term ‘thuisonderwijs’ is qua naam nogal misleidend. In wezen is sprake van onderwijs in gezins- en sociaal netwerkverband. De term ‘Thuisonderwijs’ doet de praktijk ernstig tekort, omdat het onderwijs bij uitstek niet alleen thuis plaatsvindt (behoudens hiertoe beperkende invaliditeit), maar juist ook buitenshuis: veel van de gebruikte faciliteiten liggen in de samenleving zelf, zoals bibliotheken, musea, festivals, vrijwilligerswerk, steden- en landentrips etc. Daarnaast speelt het internet vaak een rol bij het leren en de sociale ontwikkeling. De term ‘thuisonderwijs’ blijft echter gehanteerd, omdat deze zo bekend is. Deze geeft ook aan dat de eerste verantwoordelijkheid voor het onderwijs thuis, bij de ouders en verzorgers ligt, in tegenstelling tot schoolonderwijs. 2. Een thuis onderwezen jongere heeft substantieel vaker onderwijsgerelateerd contact met zijn onderwijsbegeleiders (ouders e.d.) dan een scholier met zijn leerkracht(en). Dat komt door het grootteverschil tussen een schoolklas en een gezin. Anders gezegd, de begeleidingsratio van thuisonderwijs is gunstig: er zijn meer en langere contactmomenten per kind. 3. Gemiddeld neemt cursorisch thuisonderwijs een minder groot deel van de dag van een kind in beslag dan vergelijkbaar schoolonderwijs. Ook is vaak een snellere voortgang door de stof gerapporteerd. Vergeleken met schoolgaande jongeren kunnen zij dus relatief veel vrij invulbare tijd hebben zonder dat dit hun cognitieve ontwikkeling in de weg zit. In veel gevallen, zoals bij het besteden van deze tijd aan zelfstudie, sociale contacten of vrijwilligerswerk, zal dit hun ontwikkeling zelfs aanvullen. 4. De aanpak van thuisonderwijs varieert per gezin en zelfs per kind aanzienlijk. Deze variatie komt voort uit de visie van de ouders, maar ook uit de aard, de talenten en behoeften van elk individueel kind. Door de gunstige begeleidingsratio kan op maat op die talenten en behoeften op maat worden ingespeeld, ook met vormen van aanpak die in schoolonderwijs - met zijn grotere omvang en vaste procedures - wat minder Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 4 van 28
eenvoudig zijn te realiseren. 5. Dit heeft belangrijke voordelen voor de latere psychische volwassenheid, sociale vaardigheden en academische voorbereiding op de universiteit, zoals de Canadese ontwikkelingspsycholoog Dr. Gordon Neufeld laat zien, en voorkomt problemen.2 Daarnaast spelen onwelgevallige zaken als ‘peer pressure’ en pesten ook een veel bescheidener rol in de dagelijkse werkelijkheid van thuisonderwezen kinderen. Zij groeien op in een buurt, met familie, vriendjes en vriendinnetjes en nemen deel aan clubs, sport, activiteiten, verenigingen, (kerk)gemeenschappen en gezamenlijke activiteiten van thuisonderwijsgezinnen. In de regel zijn zij gewend aan contact met mensen van alle leeftijden en allerlei gezindten, versterkt door de grote diversiteit aan levensbeschouwingen in de thuisonderwijswereld. Deze directe ervaringskennis draagt bij aan hun succesvolle deelname aan de samenleving. 6. Thuisonderwijzende ouders zijn in de eerste plaats ouders en daarna pas thuisonderwijzers. Zij hebben een sterkere band met hun kinderen dan met hun pedagogische aanpak. Zij zijn daardoor in staat om hun aanpak los te laten en aan te passen, mocht deze niet renderen, desnoods per individueel kind. Plaats van de ouders 7. Thuisonderwijs valt volledig onder de verantwoordelijkheid van de ouders. Zij bepalen de inhoud en vorm van het onderwijs. Ook bepalen zij wie het onderwijs (mede) geeft. Zij hoeven namelijk niet alles zelf te doen. 8. Ouderlijke betrokkenheid is zeer relevant bij de effectiviteit van onderwijs, zo blijkt o.a. uit onderzoek van Desforges en Abouchaar,3 en dit is bij uitstek een kenmerk van 2
Neufeld stelt voorop dat hechting aan en oriëntatie op betrokken volwassenen van primair belang zijn in de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Als deze volwassenenoriëntatie wordt vervangen door oriëntatie op leeftijdgenoten, kan hun rijping naar volwassenheid groot gevaar lopen. Neufeld ziet in thuisonderwijs een nuttige mogelijkheid om ontwikkelingsproblemen van kinderen te voorkomen dan wel te remediëren: “Because of escalating peer orientation, it is now the school that has become risky business. What was once the most powerful argument against home-schooling is now its most persuasive defence. Contrary to prevailing concerns, home-schooled children are showing evidence of being more mature psychologically, more socially adept and more academically prepared for university. They have become the favoured applicants of a number of major universities.”
Overigens volgt uit de theorie van Neufeld niet dat alle kinderen per se voor hun rijping thuisonderwijs zouden moeten krijgen. Een persoonlijk en intensief betrokken schoolleraar of mentor van buiten het gezin kan de geestelijke rijping van een jongere eveneens bevorderen. Bron: www.gordenneufeld.com/homeschool.html 3
Prof. Charles Desforges with Alberto Abouchaar: The impact of parental involvement, parental support and family education on pupil achievement and adjustment, a literature review. Department of Education and Skills, Research Report RR433; 26 June, 2003. https://www.education.gov.uk/publications/standard/publicationDetail/Page1/RB433 De resultaten van dit meta-onderzoek maakten duidelijk dat de hoofdfactor voor het prestatieniveau van schoolkinderen lag in wat de kinderen thuis deden. Desforges en Abouchaar verklaren in hun samenvatting dat de ouderlijke betrokkenheid in de vorm van “goed ouderschap thuis” (good at-home parenting) een significant positief effect heeft op de prestatie en het gedrag van kinderen op school, zelfs als alle andere beïnvloedende factoren uit de vergelijking zijn weggelaten (waaronder de kwaliteit van de school). Dit geldt voor kinderen van alle sociale klassen en etnische groepen en vooral in de basisschoolleeftijd. Als “goed ouderschap” omschreven zij specifiek: “het bieden van een veilig en stabiel sociaal milieu, intellectuele stimulering, ouder-kind gesprekken, voorbeeldgedrag op basis van constructieve sociale en onderwijskundige waarden, en het koesteren van hoge aspiraties wat betreft persoonlijke vervulling Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 5 van 28
thuisonderwijs. Ouders die voor thuisonderwijs kiezen, zijn sterk gemotiveerd tot interactie met hun kinderen en tot het gedegen invullen van hun verantwoordelijkheid voor hun opvoeding en ontwikkeling. De ouders en kinderen hebben intensief contact. 9. Zolang het scholenaanbod voldoet is thuisonderwijs een zaak van vrijwilligheid. Dan wordt thuisonderwijs primair gekozen door zelfselecte, gemotiveerde gezinnen. 10. Voor thuisonderwijs zijn geen uitzonderlijke vermogens of hulpmiddelen nodig. Nodig is, behalve toewijding aan het onderwijs van de kinderen, een zekere vindingrijkheid voor onderwijsmateriaal dat bij de jongere past. Een hoog inkomen is evenmin nodig. De mogelijkheden van de 21e eeuw helpen hier sterk bij. Via e-mailnieuwsgroepen, Facebook en Twitter wisselen ouders voortdurend ervaringen uit met onderwijsmateriaal en onderwijsvormen, waardoor elk gezin haar onderwijs naar eigen inzicht kan vormgeven. 11. Daarbij is het zeer leerzaam voor kinderen om te zien hoe hun ouders omgaan met de consequenties en verantwoordelijkheden volgende uit hun bewuste keuze voor thuisonderwijs op basis van hun levensbeschouwing. De ouders leiden hun volwassen leven met alle verantwoordelijkheden, plichten, rechten en sociale activiteiten die daarbij horen. Zij delen dit leven met hun kinderen, en die zien van nabij en in dagelijkse details wat het inhoudt om als volwassene te leven.4 Plaats in de samenleving 12. Thuisonderwezen kinderen hebben de gelegenheid om intensief onderdeel te zijn van het sociaal netwerk van hun ouders. Vanuit deze ervaring en met de mogelijkheden van een flexibele tijdsindeling, bouwen ze gaandeweg hun eigen netwerk uit. Juist omdat de kinderen geen geïnstitutionaliseerde interactie met klasgenoten hebben, besteden thuisonderwijzende ouders veel aandacht aan de sociale opvoeding van hun kinderen, met een focus op de kwaliteit en diepte van de relaties die ze ontwikkelen. 13. Thuisonderwijs stelt ouders en jongeren in staat hun leven in te richten volgens hun eigen levensbeschouwing en in waardevolle interactie met de samenleving, ook waar deze niet doorleefd kan worden op een school in de buurt. 14. De ruimte voor thuisonderwezen kinderen om hun tijd binnen de door hun ouders gestelde kaders behoorlijk zelfstandig in te delen, geeft ook de mogelijkheden om veel aan vrijwilligerswerk te doen.
3.2 Recent onderzoek In de eerdere notities van augustus 20035, februari 20056 en december 20077 hebben we het wetenschappelijke onderzoek naar thuisonderwijs al uitgebreid besproken.
en goed burgerschap". Dit vonden de onderzoekers veel meer vooraanstaande factoren dan de financiële of materiële middelen, de sociale klasse, de opleidingsniveaus van de ouders, eventuele buitenschoolse training of hulp bij het huiswerk. 4
H. Pattison: What’s special about Home Education. Speech delivered at the International Colloquium on Home Education at Rothenfels, Germany, 29-04-2007. http://www.netzwerk-bildungsfreiheit.de/EN/HE_Koll_Pattison.pdf 5
NVvTO: Thuisonderwijs; erkenning en toezicht. Een reactie op de notitie “Thuisonderwijs in Nederland” van Maria van der Hoeven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Augustus 2003. http://www.nvvto.nl/toezichtverhandeling.htm
6
NVvTO: Toezicht op thuisonderwijs; een afbakening. Februari 2005. http://www.thuisonderwijs.nl/afbakening-2005/
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 6 van 28
Daarna zijn nog een paar relevante resultaten gepubliceerd. De volgende brengen wij hier onder de aandacht. In 2009 rapporteerden onderzoekers in Canada hun vragenonderzoek8 naar een groep van meer dan 200 thuisonderwezenen van tussen 15 en 34 jaar oud, waarvan de ouders in 1994 al eens eerder aan een onderzoek hadden meegedaan. De uitkomsten kwamen overeen met die van Ray in 20039. De respondenten hadden meer dan gemiddeld voor de Canadese bevolking een bachelorgraad of hoger behaald, waren vaker betrokken in maatschappelijke activiteiten, hechtten meer waarde aan hun levensbeschouwing, hadden meer bronnen van inkomen, werkten vaker als zelfstandigen en gaven een hogere tevredenheid met hun leven aan. Zij waren fysiek actief, hadden een hoger inkomen dan gemiddeld voor hun leeftijd en waren in het bijzonder meer dan gemiddeld actief in cultuur en vrijetijdsbesteding. Zij waren niet vaker reeds getrouwd dan hun Canadese leeftijdscategorie als geheel, maar hadden, als zij getrouwd waren, wel meer kinderen. De respondenten benoemden als meest positieve aspecten van het hebben ontvangen van thuisonderwijs sterke relaties, gelegenheid tot verrijking, flexibiliteit in de onderwijsplanning, individualiteit van tempo en programma's, ontwikkeling van onafhankelijkheid en de superieure kwaliteit van het genoten onderwijs. Als negatieve aspecten werden genoemd sociale vooringenomenheid jegens thuisonderwijs en, bij een aantal respondenten, sociale problemen, beperkingen in het curriculum en wat moeite met aanpassen aan klassikaal onderwijs. Sommigen vroegen zich af of hun gezin niet onder stress stond tijdens het thuisonderwijs. In 2010 bracht de Zwitserse thuisonderwijsvereniging Bildung zu Hause een verslag10 uit van o.a. 58 referenties van bedrijfsleiders en schoolleraren over jongeren die vanuit thuisonderwijs onder hun hoede terechtkwamen. Hun bevindingen zijn bovengemiddeld positief. De jongeren kwamen naar voren als klantgericht, voorzien van een goede werkhouding, gemotiveerd tot leren en bovendien prettig en stabiel in de sociale omgang. De onderzoeker heeft geen enkele negatieve referentie over een thuis onderwezene ontvangen. In Nederland onderzochten11 Blok, Triesschein en Karsten van het Kohnstamminstituut in opdracht van het ministerie van OCW in 2010 de uitstroom uit thuisonderwijs in Nederland naar werk of regulier vervolgonderwijs. Zij vonden daarbij 16 uitgestroomde jongeren. Volgens hun ouders waren zij op een plaats terechtgekomen van waaruit ze zich zonder problemen verder hebben kunnen ontwikkelen. Verscheidene ouders merken op dat hun kinderen sociaal sterk in hun schoenen staan. De uitkomsten bij de onderzochte groep van negen gezinnen weken volgens de onderzoekers niet af van de uitkomsten van onderzoek in de Verenigde Staten en Canada. Op basis van deze uitkomsten kan in rede worden verwacht dat thuisonderwijs de ontwikkeling van burgerschap en sociale integratie in de Nederlandse en andere westerse samenlevingen bevordert en versterkt. Thuisonderwijs bevordert met name de rijping naar volwassenheid, zo concludeert ook Neufeld, die wij hierboven al aanhaalden. 7
NVvTO: Thuisonderwijs; balancering van toezicht. December 2007. http://www.thuisonderwijs.nl/nvvto-publicatie-dec-2007/ 8
http://www.netzwerk-bildungsfreiheit.de/pdf/study_15_years_later.pdf
9
http://www.nheri.org/Home-Educated-and-Now-Adults.html
10
http://www.bildungzuhause.ch/uploads/media/Nationale_Studie_BzH_2010_01.pdf
11
http://www.kohnstamminstituut.uva.nl/rapporten/pdf/ki840.pdf
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 7 van 28
4 Nieuwe voorwaarden voor vrijstelling Thuisonderwijs is langzamerhand een apart te onderscheiden vakgebied geworden in de onderwijskunde en de ontwikkelingspsychologie. De effectiviteit en de werkwijze ervan zijn, zoals al enigerwijs geschetst in het voorgaande hoofdstuk, heel anders dan die van schoolonderwijs en kunnen daarom niet betrouwbaar worden beoordeeld met alleen kennis van schoolonderwijs. Het is zaak om dit inzicht toe te passen bij het vaststellen van de voorwaarden voor vrijstelling die de minister in de wet wil introduceren. Deze voorwaarden moeten een eerlijke gebalanceerde en bovendien in redelijkheid overtuigende belangenbehartiging tussen ouders en jongeren bewerkstelligen. Inzet van specifieke deskundigheid is hierbij cruciaal; deze zal bovendien moeten worden onderhouden. De minister van OCW Mw. Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart stelde in haar beleidsbrief van 7 december 2011 voor om de voorwaarden voor vrijstelling wegens overwegende richtingbedenkingen uit te breiden met een zestal voorwaarden die ervoor moeten zorgen dat het recht op onderwijs de betrokken jongere niet kan worden ontzegd.12 Voor alle duidelijkheid staan deze hieronder: 1
De ouders zijn jaarlijks verplicht schriftelijk te verklaren vervangend onderwijs aan te bieden.
2
Ouders dienen jaarlijks een plan van aanpak te maken, waarin staat hoe zij het vervangende onderwijs voor hun kinderen vormgeven.
3
De ouder(s) die een beroep doen op vrijstelling van de leerplicht moet(en) een erkend certificaat of diploma overleggen waaruit blijkt dat zij de Nederlandse taal beheersen minstens op referentieniveau 3F (lezen, schrijven, spreken, spelling) of daaraan gelijkwaardig.
4
Verder moeten ouders aan een externe deskundige advies vragen over het plan van aanpak.
5
Bij de aanvraag voor vrijstelling moet dit advies worden overlegd.
6
De leerplichtambtenaar voert jaarlijks een (voortgang)gesprek met de ouders. Het kind dient bij dit gesprek aanwezig te zijn.
Het centrale punt bij een invulling van deze voorwaarden ligt naar ons inzien in totstandkoming van een inhoudelijk advies over het thuisonderwijs door een externe deskundige. Het advies moet inhoudelijk en dus op individuele maat gesneden zijn, wil de bescherming van het recht op onderwijs van de jongere echt worden gerealiseerd. Een goede invulling van de rol van de deskundige en van diens advies zal een billijke en niet onnodig beperkende invulling van deze voorwaarden mogelijk maken. In dit hoofdstuk behandelen wij in elke paragraaf één voorgestelde voorwaarde. Vervolgens geven wij onze reacties, die uitmonden in praktische aanbevelingen.
4.1 De plicht tot vervangend onderwijs ”De ouders zijn jaarlijks verplicht schriftelijk te verklaren vervangend onderwijs aan te bieden.” De NVvTO kan zich in algemeenheid vinden in het in de Leerplichtwet 1969 vastleggen van de generieke verplichting tot het verzorgen van onderwijs.
12
Minister van OCW: brief aan de Tweede Kamer betreffende Vrijstelling van de leerplicht en thuisonderwijs. Referentienummer 343981. Den Haag, 7 december 2011.
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 8 van 28
Strikt genomen hebben alle ouders al de plicht tot zorg voor de bevordering van de ontwikkeling van de persoonlijkheid van hun kinderen, zoals gesteld door artikel 1:247, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek. Van een kind dat noch schoolonderwijs noch ander onderwijs volgt terwijl het daar wel toe in staat zou zijn, overtreden de ouders die bepaling. Immers, onderwijs is een essentieel middel tot persoonlijkheidsontwikkeling. Niettemin zien wij er als NVvTO de voordelen van als thuisonderwijzende ouders met een meer rechtstreeks aangegeven onderwijsplicht te maken hebben. Het lost op niet mis te verstane wijze het misverstand op dat vrijstelling zou inhouden dat kinderen geen (thuis)onderwijs zouden ontvangen. Sterker nog, wij willen zelfs aanbevelen om deze verplichting direct in de wet op te nemen en dat dat reeds thuisonderwijzende ouders door de leerplichtambtenaar per brief van de invoering van deze verplichting op de hoogte kunnen worden gesteld. Dit volgt naar ons inzien uit het vertrouwensbeginsel. Alle burgers worden geacht de wet te kennen voorzover die hen aangaat. Thuisonderwijzende ouders dienen niet van dit principe te worden uitgezonderd. Andere ouders, namelijk die van schoolgaande kinderen, hoeven namelijk ook niet jaarlijks uitdrukkelijk te verklaren dat hun kind een school bezoekt. De term ‘vervangend onderwijs’ dient volgens ons ook te worden gedefinieerd om de rechtszekerheid te bevorderen. Wij bevelen aan om de volgende definitie te hanteren: ”onderwijs, dat voor schoolonderwijs in de plaats komt, en waarvan de inhoud, de vorm, de samenstelling en de menselijke begeleiding volledig vallen onder het gezag en de verantwoordelijkheid van ouders.” De juridische consequenties van de opname van de term onderwijs als vrijstellingsvoorwaarde in de Leerplichtwet wordt behandeld in hoofdstuk 6. Ouders die de bedoelde verklaring afgeven verplichten zich om die verklaring op één of andere wijze ook na te komen, zo lang hun kinderen niet aan een school ingeschreven zijn. Het niet nakomen van de verklaring zou voor hen, net zoals bij ongeoorloofd schoolverzuim van leerplichtige minderjarigen, strafrechtelijke consequenties hebben. Ook dit wordt in hoofdstuk 6 toegelicht. Ten slotte bevelen wij aan in plaats van ‘vervangend onderwijs aan te bieden’ de volgende terminologie toe te passen: ‘vervangend onderwijs te geven of te laten geven’ (deels ontleend aan artikel 7 van de Leerplichtwet 1901) of ‘voor vervangend onderwijs te zorgen’ (overeenkomstig de ouderlijke zorgplicht in artikel 1:247 lid 1 Burgerlijk Wetboek. Beide terminologieën weerspreken impliciet de vooringenomenheid als zouden alleen de ouders zelf het vervangend onderwijs kunnen of zelfs maar mogen geven.
Aanbeveling 1: Opnemen van de verplichting tot “ het geven of laten geven van vervangend onderwijs” in de Leerplichtwet 1969 bij vrijstelling, in plaats van dit jaarlijks laten verklaren door ouders. Aanbeveling 2: In artikel 1 van de Leerplichtwet 1969 opnemen van de definitie van ‘vervangend onderwijs’ als zijnde: “onderwijs, dat voor schoolonderwijs in de plaats komt, en waarvan de inhoud, de vorm, de samenstelling en de personele begeleiding volledig vallen onder het gezag en de verantwoordelijkheid van ouders.”
4.2 Het plan van aanpak “Ouders dienen jaarlijks een plan van aanpak te maken, waarin staat hoe zij het vervangende onderwijs voor hun kinderen vormgeven.”
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 9 van 28
Hieronder volgt een verkenning van wat een plan van aanpak van ouders zou kunnen bevatten. Dit geeft maar één mogelijkheid. Wij sluiten niet uit dat een plan van aanpak heel andere nuttige informatie zou kunnen bevatten. Het is aan de ouders en deskundigen zelf om hier nadere invulling aan te geven. De reden waarom wij, het bestuur van de NVvTO, geen elementen van het plan van aanpak (en van het advies) voorschrijven is dat het tot de taak en de expertise van de externe onderwijsdeskundige zelf hoort om dit specifiek in te vullen, en niet van een belangenbehartigende vereniging.
4.2.1 Onderwijsdoelen In de onderwijsdoelen zijn allereerst visiedoelen te onderscheiden. Deze komen voort uit de visie van de ouders, en gaandeweg van de jongeren, op het leven en de samenleving. Verder zijn onderwijshoofddoelen te onderscheiden, zoals het halen van een zeker diploma, de groei in een interessegebied om daarvan een inkomengevend beroep te maken, of het zo zelfstandig mogelijk functioneren in de samenleving, zekere persoonlijke beperkingen in aanmerking genomen. In de hoofddoelen kunnen per leerjaar en per aandachtsgebied leerdoelen worden onderscheiden, met daarbij een bevinding van startpunten (de huidige stand van ontwikkeling), een te behalen minimumdoelen en optimale einddoelen. De leergebieden kunnen zowel in het sociale als het cognitieve vlak liggen.
4.2.2 Werkfrequenties Hoe vaak en hoe lang de kinderen onderwijs ontvangen, de werkfrequentie, verschilt sterk per gezin en per kind. Het plan kan een invulling van leertijden en leerritmes bevatten. Bij leren vanuit het leven lopen de leer- en werktijden de gehele dag door. Ouders kunnen eventueel een zeker dagritme aangeven. Een aantal thuisonderwijsgezinnen maakt bijvoorbeeld gebruik van de ochtend voor aandacht op cognitieve leergebieden en geeft ’s middags en ’s avonds meer aandacht aan sociale en expressiegebieden.
4.2.3 Onderwijsbronnen Hier volgt een niet uitputtende lijst van mogelijkheden voor onderwijsmaterialen zoals die in een plan van aanpak voor kunnen komen: •
Digitale informatiebronnen, zoals computerprogramma’s, internet en dvd’s;
•
Analoge informatiebronnen, zoals levende boeken (romans etc.), studieboeken en de informatie uit de openbare bibliotheek;
•
Mondelinge informatiebronnen, zoals cursussen en conversatie met particuliere deskundigen;
•
Middelen van ervaring, zoals excursies en workshops.
4.2.4 Personele verzorging van het onderwijs De ouders of verzorgers zijn hoofdverantwoordelijk voor het thuisonderwijs. Maar zij kunnen de praktische taken die zij daarbij voorzien wel deels delegeren aan andere aanbieders. Voorbeelden daarvan zijn: •
Contact met vrienden of kennissen van het gezin met relevante vakervaring en/of opleiding
•
Excursies naar vakdeskundigen
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 10 van 28
•
Cursussen, zoals gegeven in buurtcentra, muziekscholen etc.
•
Workshops
•
Cursorisch afstandsonderwijs
Het plan van aanpak kan indien nodig informatie bevatten over het niveau van kennis en competentie van de meer dan incidentele onderwijsverzorgende(n) van de jongere. De deskundige kan daarmee in het advies rekening houden.
Aanbeveling 3: De elementen van het Plan van Aanpak laten bepalen door de deskundige in overleg met de ouders, zoals bedoeld in voorwaarde 4, eventueel gebruikmakende van de hierboven genoemde suggesties.
4.3 Beheersing Nederlandse taal “De ouder(s) die een beroep doen op vrijstelling van de leerplicht moet(en) een erkend certificaat of diploma overleggen waaruit blijkt dat zij de Nederlandse taal beheersen minstens op referentieniveau 3F (lezen, schrijven, spreken, spelling) of daaraan gelijkwaardig.” Bij thuisonderwijs is het volstrekt redelijk om te verwachten dat jongeren opgroeien in een sociale omgeving waarin de benodigde bij te brengen kennis levend beschikbaar is (d.w.z. dat de jongere gemakkelijk en snel sociaal contact heeft met mensen die over deze kennis en vaardigheden actief beschikken). Dit aandachtspunt vormt in onze ervaring een belangrijk onderdeel van het proces van zelfselectie dat ouders die thuisonderwijs overwegen doormaken. De levende beschikbaarheid van het Havo- of MBO4-niveau van beheersing van de Nederlandse taal voor de jongere lijkt ons dan ook een redelijk criterium. Wij verwachten ook dat de meeste thuisonderwijzende ouders van niet expat-gezinnen zelf aan deze eis zullen kunnen voldoen. De levende beschikbaarheid van het 3F niveau van beheersing van de Nederlandse taal, het vereiste niveau voor het Havo- of MBO4-niveau, lijkt ons dan ook een redelijke vraag. Wij verwachten ook dat de meeste thuisonderwijzende ouders zelf hieraan zullen kunnen voldoen, zogenaamde expat-gezinnen wellicht uitgezonderd. Met betrekking tot deze laatste groep zijn wij dan ook erg tevreden met het besluit van de minister en Tweede Kamer om hen hiervan vrij te stellen, in de lijn met het beleid voor internationale scholen.13 Om van deze vraag een absolute voorwaarde te maken gaat ons echter te ver. Er is geen reden om aan te nemen dat een thuisonderwezen jongere, van wie de ouders niet zelf over het 3F-niveau van Nederlands beschikken, zich voor de ontwikkeling van zijn Nederlands niet effectief op anderen in diens sociale netwerk zou kunnen verlaten. Ook kan niet worden gesteld dat een ouder die niet over een schooldiploma met 3F-niveau beschikt, zich in zijn 13
In het algemeen overleg met de Vaste Commissie OCW van de Tweede Kamer op 20 december 2011 merkte zij daarbij op dat ouders daaraan alleen zouden hoeven te voldoen, als van hun kinderen door afkomst en nationaliteit later een economische en sociale band met Nederland mag worden verwacht. Zij stelde voor hierin het onderscheid toe te passen dat ook internationale scholen al hanteren bij de vraag of zij gehouden zijn hun leerlingen de Nederlandse taal te onderwijzen. Als de ouders noch de kinderen de Nederlandse nationaliteit hebben hoeft deze eis niet te worden gesteld, zo hebben wij uit het algemeen overleg begrepen. Dit onderscheid vinden wij redelijk; dit lost een deel van de zorg over dit voorstel op.
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 11 van 28
volwassen werk en leven geen behoorlijke kennis van de Nederlandse taal eigen kan hebben gemaakt. Deze absolute voorwaarde lijkt ons te zijn ontstaan uit een aanname als zou thuisonderwijs alleen maar thuis plaats vinden en alleen maar uit de handen van de ouders zelf kunnen komen. Niets is minder waar, zoals in hoofdstuk 3 al is uitgewerkt. Daarbij komt: zien leren doet leren. Het meeleren van onvolledig opgeleide ouders met hun kinderen is juist iets wat een overheid zou moeten stimuleren in plaats van belemmeren. Het opleggen van de eis van een 3F-niveau Nederlands aan de ouders zelf geeft een disproportionele beperking van hun grondwettelijke vrijheid van richting. Het recht op richtingbezwaar mag niet alleen worden toegekend aan hoger opgeleiden. Dit klopt ook niet met de eerste voorwaarde, dat ouders op een of andere wijze vervangend onderwijs moeten aanbieden. Hieruit volgt niet dat zij al het onderwijs per se zelf zouden moeten (kunnen) geven. Wij zien de oplossing in de betrokkenheid van de externe deskundige, zoals bedoeld onder voorwaarde 4. Deze kan bij het geconstateerde ontbreken van een 3F-niveau van de ouders controleren op de directe en toegezegde beschikbaarheid van een voor het thuisonderwijs beschikbare persoon met het benodigde taalniveau, aan de hand van zijn verklaring van beschikbaarheid en diploma’s. Dit kan een oudere broer of zus in het gezin betreffen, een in de buurt wonende grootouder of ander familielid, of een huisvriend van het gezin. Ook kunnen de ouders een leerkracht of expert aanzoeken voor vakgebieden die zij zelf niet beheersen, of kunnen kinderen bijles krijgen van remedial teachers. Bij thuisonderwijs komt dit alles regelmatig voor. De deskundige kan hier inzage in krijgen. De deskundige zal ertoe worden gehouden geen advies af te geven indien aan dit criterium op geen enkele manier wordt voldaan. In dat geval komt de vrijstelling niet tot stand. Voor de realisatie van het recht op onderwijs van de jongere kan met de minder vergaande maatregel van controle op beschikbaarheid van voldoende levende kennis voor de jongere worden volstaan. De onafhankelijke externe deskundige kan deze toets uitvoeren en de mate van beschikbaarheid daarvan in het advies verwerken.
Aanbeveling 4: Voorwaarde 3 voorzien van de toevoeging: “of erin voorzien dat een externe onderwijsbegeleider met dit niveau van Nederlands zorg draagt voor de ontwikkeling van het Nederlands van het kind” Aanbeveling 5: De toets op voldoende beheersing van de Nederlandse taal in de directe sociale omgeving van de thuisonderwezen jongere over laten aan de onafhankelijke externe deskundige, die hiervan bericht geeft aan de leerplichtambtenaar.
4.4 Advies bij het plan van aanpak “Verder moeten ouders aan een externe deskundige advies vragen over het plan van aanpak.” Hier volgt een verkenning van de informatie die het advies van de deskundige volgens ons zoal dient te omvatten voor totstandkoming van de vrijstelling van schoolinschrijving en voor de bevordering van de kwaliteit van het thuisonderwijs. In hoofdstuk 5 bespreken we
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 12 van 28
vervolgens het beroepsprofiel van de externe deskundige, de bekostiging en mogelijke werkverbanden. In de door ons voorgestelde opzet wordt het deskundigenadvies bij uitstek gebaseerd op de inhoud van het thuisonderwijs en op persoonlijk contact met ouders en kinderen. Daarmee blijft het kind pas echt op de onderwijsradar. De ouders bespreken hun onderwijsvisie, hun plan van aanpak en hun mogelijkheden om dit plan te realiseren intensief met de deskundige. Deze geeft aan de hand daarvan het advies. De deskundige kan daarbij rekening houden met plannen en adviezen van voorgaande schooljaren met vrijstelling. In dit advies weegt de deskundige af of de ouders voldoende beschikbare kennis en leermiddelen beschikbaar en/of bereikbaar hebben om, mede gezien de leeftijd van de jongere, het thuisonderwijs op verantwoorde wijze aan te vangen en in navolgende jaren voort te zetten. Ter illustratie kunnen we het in paragraaf 4.3 gebruikte voorbeeld nemen van beheersing van de Nederlandse taal en het hierbij eventueel inschakelen van derden. Daarbij kan in situaties waarin de ouders dan wel begeleiders het onderwijs zelf samenstellen het 3F-niveau als richtlijn worden gebruikt. Ouders die zelf niet geheel over het vereiste niveau (denken te) beschikken kunnen dat onderwijs natuurlijk ook inkopen van een leverancier van afstandsonderwijs, zoals de LOI, de NHA of de Wereldschool. De deskundige is dan in staat te oordelen of de omstandigheden en maatregelen het ontbreken van het 3F-niveau van de ouders voldoende remediëren. Als het plan van aanpak en de gesprekscontacten met ouders en de jongere daartoe aanleiding geven, kan het advies een bespreking bevatten over de sociale ontwikkeling, de omstandigheden waarin deze plaatsvindt, de ontwikkeling in de cognitieve vakgebieden en het leeraanbod. De deskundige kan bovendien beoordelen of de jongere voor zijn ontwikkeling voldoende sociale contacten geniet. De door ons voorgestelde regeling gaat dan zinvol in op de veel voorkomende ononderbouwde aanname als zouden niet-schoolgaande jongeren daarin tekort komen. Het is in het belang van het kind dat daar duidelijkheid in komt. Dat voorkomt interventies. De deskundige, de ouders en het kind gaan in wederzijds goedvinden een kennismaking met elkaar aan. De deskundige zal dus ook met het kind kennismaken en, indien het klikt, de kennismaking verdiepen. De ouders kunnen vrijelijk een keuze maken uit een groot aanbod van externe deskundigen. Indien de deskundige geen vertrouwen heeft in de situatie of zich om wat voor reden ook niet in staat acht tot een adequate beoordeling, dan geeft deze geen advies af. Als kwaliteitsbewakende stappen - zoals een overstap naar een andere, beter bij het gezin passende deskundige, een second opinion, en/of een klacht - dan niet alsnog leiden tot een advies, dan zal niet worden voldaan aan de voorwaarden voor vrijstelling en komt deze niet tot stand. De jongere moet dan aan een school worden ingeschreven.
Aanbeveling 6: Ouders kiezen vrijelijk voor een deskundige. Het deskundigenadvies wordt gebaseerd op de inhoud van het thuisonderwijs en op persoonlijk contact met ouders en kinderen.
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 13 van 28
4.5 Overlegging van het advies aan de leerplichtambtenaar “Bij de aanvraag voor vrijstelling moet dit advies worden overlegd.” De leerplichtambtenaar zal moeten kunnen controleren of een externe deskundige in thuisonderwijs een plan van aanpak van de ouders heeft ontvangen en dit van een advies heeft voorzien. De ouders zijn primair verantwoordelijk voor het overhandigen van dit advies aan de leerplichtambtenaar. Dit betekent niet dat de leerplichtambtenaar zelf inzage zal hoeven te hebben in het geheel van de voor het kind en de ouders hoogst privacygevoelige informatie – zie paragraaf 6.2 voor een toelichting -- in het advies en in het plan van aanpak dat erbij hoort. Omdat van de leerplichtambtenaar geen deskundige kennis van (thuis)onderwijs wordt verwacht, lijkt diens inzage in de inhoud van het plan en het advies zelf ons doelloos. Deze brengt onnodige extra uitvoeringslasten met zich mee. Een samenvatting met de volgende elementen lijkt ons ruim voldoende voor het uitoefenen van de taak van leerplichtambtenaar in deze: 1.
De naam, functie, (kantoor)adres en bereikbaarheidsgegevens van de onafhankelijke deskundige;
2.
Of de deskundige het plan van aanpak van de ouders heeft ontvangen;
3.
Of de deskundige het plan van aanpak van de ouders van een inhoudelijk advies heeft voorzien;
4.
Indien van toepassing: een verklaring van een bekende van het gezin waaruit blijkt dat deze is betrokken bij het geven van het thuisonderwijs, met daarin diens naam, adres en bereikbaarheidsgegevens;
5.
Of het de deskundige is gebleken dat de ouders, dan wel de hierboven bedoelde bekende van het gezin, beschikt over het vereiste 3F-beheersingsniveau Nederlandse taal; of, bij ontbreken hiervan, de omstandigheden hiervoor een remedie bieden.
6.
Of de deskundige het voortgangsgesprek met de ouders heeft gehad;
7.
Of en hoe vaak de deskundige persoonlijk contact heeft gehad met de thuisonderwezen jongere;
Ook staat het voorleggen van een inhoudelijk advies aan de leerplichtambtenaar op gespannen voet met het uitgangspunt in artikel 5 Lpw dat vrijstellingen ontstaan van rechtswege, dat wil zeggen dat zij automatisch voortvloeien uit de vervulde voorwaarden. Als de overheid een deskundige erin kan vertrouwen om een thuisonderwijssituatie van een inhoudelijk advies te voorzien, dat mede bijdraagt aan de continuering van de vrijstelling, dan behoort een schriftelijke samenvatting met daarin de mededeling dat het plan van aanpak is ontvangen, van een advies is voorzien en de ouders aan de andere voorwaarden hebben voldaan, reeds voldoende vertrouwen te wekken. Op eventueel verzoek kan de deskundige een nadere bevestiging van het hebben voldaan aan de voorwaarden rechtstreeks bij de leerplichtambtenaar aanleveren.
Aanbeveling 7: Om te voorkomen dat een leerplichtambtenaar in de spagaat komt om een inhoudelijke beoordeling te doen terwijl deze daar niet voor geoccupeerd is en om de privacy van de gezinsleden te waarborgen, bestaat het advies van de externe deskundige voor de leerplichtambtenaar uit een samenvatting van relevante aspecten uit het inhoudelijke advies aan de ouders.
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 14 van 28
4.6 Voortgangsgesprek met de leerplichtambtenaar “De leerplichtambtenaar voert jaarlijks een (voortgang)gesprek met de ouders. Het kind dient bij dit gesprek aanwezig te zijn.” Uit het Algemeen Overleg van de minister met de Vaste Commissie OCW van de Tweede Kamer van december 2012 bleek dat het doel van deze voorwaarde te zijn dat het kind werd gezien door iemand onafhankelijk van het gezin en dat het kind niet van de onderwijsradar zou verdwijnen. De leerplichtambtenaar zou na een gesprek met het kind eventueel een zorgmelding naar Bureau Jeugdzorg kunnen sturen, als deze geen goed gevoel heeft bij de situatie. De problemen met betrekking tot privacy, doelmatigheid, relevantie van opleiding bij de inzet van een leerplichtambtenaar die wij in de vorige paragraaf al constateerden, gelden in nog sterkere mate voor het persoonlijke contact met kinderen. Indien jaarlijks een advies van een deskundige overlegd moet worden, is er jaarlijks een advies over het plan van aanpak en de voortgang, waarbij de jongere gezien wordt. In dat geval is het niet nodig en onwenselijk dat de leerplichtambtenaar (lpa) ook nog eens een gesprek in het bijzijn van het kind of de jongere gaat voeren. Het leidt tot een verdubbeling van taken van de ambtenaar en tot een onnodige belasting voor het kind. De leerplichtambtenaar kan qua oordelend vermogen niet de deskundige evenaren. De leerplichtambtenaar heeft geen onderwijskundige en pedagogische opleiding vergelijkbaar met die van de deskundige. De verleiding kan ontstaan om, middels de achterdeur van een BJZ-zorgmelding, toch zelf het thuisonderwijs te gaan (ver)oordelen, iets dat nu eenmaal niet past in de werkwijze van artikel 5 Lpw. Wij bevelen daarom aan bij deze voorwaarde voor vrijstelling niet de leerplichtambtenaar als gesprekspersoon aan te wijzen maar de deskundige die het advies dient te leveren. Daarmee blijft het kind op inhoudelijk-professionele wijze op de onderwijsradar. Van de extern deskundige wordt dan verwacht, net als van elke andere professional die zich met kinderen bezighoudt, dat bij een ernstig vermoeden van kindermishandeling of ernstige kinderverwaarlozing, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling van dit vermoeden in kennis wordt gesteld, een en ander in overeenstemming met het hierover bepaalde in de Wet op de Jeugdzorg. Ook wordt dan voorkomen dat een leerplichtambtenaar zich op het terrein van het onderwijs begeeft dan wel op basis van eigen vooronderstellingen over thuisonderwijs (of zelfs die van het gemeentebestuur) kinderen gaat bevragen. De deskundige zal de lpa in de samenvatting van het advies kunnen laten weten dat de benodigde gesprekken hebben plaatsgevonden. De afhandeling van de leerplichtambtenaar van het vrijstellingsberoep zal in dat opzicht overeenkomen met de afhandeling van een beroep op artikel 5.a Lpw. Daarin volgt de leerplichtambtenaar ook het oordeel van een deskundige over de jongere en diens school(on)geschiktheid.
Aanbeveling 8: Bij voorwaarde 6 het gesprek met de leerplichtambtenaar laten vervallen, omdat dit al ondervangen wordt door de werkzaamheden in het kader van advisering door de extern deskundige.
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 15 van 28
5 Externe Deskundige: een praktijkverkenning In de door ons voorgestelde opzet wordt het deskundigenadvies bij uitstek gebaseerd op de inhoud van het thuisonderwijs en op persoonlijk contact van de deskundige met ouders en jongeren. De ouders bespreken hun onderwijsvisie, hun plannen van aanpak en hun mogelijkheden om deze plannen te realiseren intensief met de deskundige door. Afhankelijk van zijn leeftijd en rijping neemt de jongere aan dit inhoudelijke overleg deel. De deskundige geeft dan het advies. In dit advies kan de deskundige onderkennen of de ouders voldoende beschikbare kennis, leermiddelen beschikbaar en/of bereikbaar hebben om, mede gezien de leeftijd van de jongere, het thuisonderwijs op verantwoorde wijze aan te vangen en (in navolgende jaren) voort te zetten. Eerder is al onder paragraaf 4.4 het voorbeeld van de beheersing van de Nederlandse taal door betrokken onderwijsbegeleiders genoemd De deskundige kan bovendien beoordelen of de jongere voor zijn ontwikkeling voldoende sociale contacten geniet. De voorwaarden voor vrijstelling zullen dan een zinvol antwoord geven op de veel voorkomende vraag of niet-schoolgaande jongeren daarin tekort zouden komen. Het is in het belang van de jongere dat daar duidelijkheid in komt. Dat voorkomt interventies. De deskundige, de ouders en de jongere gaan in wederzijds goedvinden een kennismaking met elkaar aan. De deskundige zal dus ook met de jongere kennismaken en, indien het klikt, de kennismaking verdiepen. In de volgende paragrafen behandelen we een aantal aandachtpunten voor een goede inhoudelijk zinvolle advisering door een onafhankelijke deskundige.
5.1 Beroepsprofiel Wat kenmerkt een deskundige in thuisonderwijs zoal en wat voor eisen zijn aan haar of hem te stellen? Wij geven hier een aantal verkennende aandachtpunten: 1. Kennis van thuisonderwijs De deskundige heeft kennis van onderwijs in algemeenheid, zodat hij/zij zal weten wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen het thuisonderwijs in een gezin en het reguliere schoolonderwijs. Ook is deze opgeleid en bevoegd om zinnig te oordelen over de ontwikkeling van andermans kinderen. Deze kan dan ook beschikken over een bevoegdheid in basisonderwijs, voortgezet onderwijs, remedial teaching, en/of is HBO- of academisch geschoold in de onderwijskunde, (ortho)pedagogiek, kinderpsychologie en/of ontwikkelingspsychologie. Essentiële kenmerken zijn een aantoonbare affiniteit met thuisonderwijs en de bereidheid de kennisontwikkelingen daarin bij te houden. 2. Thuisonderwijs kent vele vormen. Een deskundige zal ofwel van al die markten thuis moeten zijn ofwel zal deel moeten uitmaken van een kring van collega’s die zich in de variëteiten specialiseren. Deelname aan een professioneel netwerk van vakgenoten ligt daarmee voor de hand. 3. Inzicht in thuisonderwijs is nooit ‘af’. Deskundigen leren daarin continu door. 4. De deskundige die het thuisonderwijs van een gezin van advies voorziet is in staat om te denken vanuit de levensbeschouwelijke en opvoedkundige richting van het thuisonderwijs van de ouders. Met andere woorden, hij/zij eerbiedigt de grondwettelijke vrijheden van richting en inrichting van de ouders in samenhang met het belang van de jongere bij passend onderwijs. 5. De deskundige beseft dat opvoeding en thuisonderwijs één geheel vormen en niet doeltreffend van elkaar zijn te scheiden. De deskundige eerbiedigt dan ook de vrijheid van opvoeding. Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 16 van 28
6. Werkwijze De deskundige hanteert als basisvraag bij de oordeelsvorming of de betrokken jongere een cognitieve en sociale ontwikkeling doormaakt in de richting van het vermogen om als volwassene te functioneren in een democratische samenleving. 7. In het verlengde daarvan baseert de deskundige zijn/haar advies over thuisonderwijssituaties op informatie en middelen die in lijn liggen met de levensbeschouwelijke en opvoedkundige beginselen waarop het thuisonderwijs is geënt. 8. Persoonlijk contact tussen de deskundige en de jongere ligt daarbij voor de hand. Zij kunnen met elkaar naar wederzijds gewenste mate en frequentie communiceren. Omdat dit contact in overleg en vrijwilligheid tot stand komt, bevordert dit het gemak waarmee de deskundige inzicht in het onderwijs en de ontwikkeling van de jongere opbouwt en voorkomt dat een door de jongere ongewenste intrusie in diens leven. 9. De deskundige kan naast het jaarlijkse advies voor de vrijstelling ook de thuisonderwezen jongere en/of diens ouders incidenteel van advies voorzien. Daarbij waakt deze ervoor dat dit advies tot bekrachtiging van de ouders leidt en niet tot een relatie van afhankelijkheid van de deskundige en diens adviezen. De deskundige neemt het onderwijs aan de jongere dan ook niet van de ouders en de eventuele door de ouders aangestelde onderwijsgevenden over, en al evenmin de verantwoordelijkheid daarover. 10. Kwaliteitsbevordering Op verzoek van de ouders en/of de jongere werkt de deskundige mee aan totstandkoming van een second opinion door een andere deskundige. 11. De deskundige werkt mee aan behandeling van klachten (beoordeling door één of meer andere deskundigen) en weet zijn/haar professioneel handelen daarmee te verbeteren. 12. Onafhankelijkheid De deskundige heeft een onafhankelijke positie. Hij/zij voert geen door persoonlijke (politieke) voorkeuren gedreven agenda voor- of tegen vervangend onderwijs, waaronder thuisonderwijs. 13. De deskundige maakt geen onderdeel uit van de familie- of vriendenkring van het gezin. Desgewenst verduidelijkt de deskundige zijn/haar positie van onafhankelijkheid van het gezin. 14. De deskundige neemt het onderwijs aan de jongere in principe niet van de ouders en de eventuele door de ouders aangestelde onderwijsgevenden over. Als een deskundige dat wel doet geldt deze niet meer als extern en onafhankelijk. De jaarlijkse adviesopdracht zal dan door een andere deskundige worden uitgevoerd. 15. Bescherming van privacy en gezinsleven De deskundige beseft dat hij een bevoorrecht vertrouwen geniet van de jongere en diens ouders en respecteert hun privacy en die van hun andere gezinsleden. De deskundige verstrekt gegevens over de gezinsleden niet aan derden dan na toestemming van de ouders, behoudens wettelijke verplichtingen, zoals bijvoorbeeld genoemd in punt 17. 16. Op verzoek van ouders en/of de jongere informeert de deskundige over het thuisonderwijs aan derden, waaronder rechters, het Openbaar Ministerie, de GGD, de Raad voor de Kinderbescherming. Bureau Jeugdzorg, psychologen, (ortho)pedagogen en medici. 17. Bescherming van jongeren De deskundige gaat om met en adviseert over de omgang met kwetsbare personen, in het bijzonder jongeren. Voor een concreet toepasbaar advies ligt persoonlijk Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 17 van 28
contact met deze jongeren voor de hand. Dit vereist overlegging van een toepasselijke Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). 18. Bij een ernstig vermoeden van kindermishandeling of ernstige kinderverwaarlozing stelt de deskundige, net als elke andere professional die zich met jongeren bezighoudt, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling van dit vermoeden in kennis, een en ander in overeenstemming met het hierover bepaalde in de Wet op de Jeugdzorg. Als bestuur van de NVvTO, een belangenbehartigende organisatie van ouders, streven wij naar een wettelijke inrichting waarin het werk en de wijsheid van de deskundigen zich mettertijd kunnen doorontwikkelen naar een optimaal renderende belangenafweging van ouders en hun kinderen. Deze verkenning is daarom niet bedoeld om het werk van de deskundige strikt af te palen en in te perken.
5.2 Bekostiging van het advies De voorstellen van de minister gaan uit van geen ruimte voor rijksfinanciering of –bekostiging van het te realiseren deskundigentoezicht op thuisonderwijs. In dat geval ziet het ernaar uit dat ouders de deskundige zelf moeten gaan betalen. Dat betekent dat de ouders vrij zijn in de keuze van het raadplegen van een deskundige met in achtneming van de bovenstaande profielschets van de deskundige. De opzet van de beoordeling zal dan ook slank en betaalbaar moeten zijn. Overhead en bureaucratie moeten worden tegengegaan. De kosten van het deskundigenadvies mogen het gezinsbudget waaruit immers het thuisonderwijs als geheel moet worden betaald niet onnodig belasten. Daarom bevelen wij een systeem aan van kwaliteitsbeheersing van de adviezen door middel van ‘judgment by peers’ (kwaliteitsbeoordeling van het werk van de deskundige door mededeskundigen), dus met toegang tot een second opinion en een vorm van klachtenbehandeling. Ook mogen ouders een andere deskundige uitkiezen. De kostenbeheersing wordt bevorderd als ouders en deskundigen in wederzijdse keuze en vrijwilligheid een relatie met elkaar aan mogen gaan, waardoor geen afhankelijkheidsrelaties hoeven te ontstaan.
5.3 Werkverband Gezien de noodzaak van verbondenheid en samenwerking met andere deskundigen ligt het voor de hand dat dezen met elkaar een of meer werkverbanden aangaan. Dat kan een vereniging zijn, of een stichting die fungeert als koepel. De deskundigen kunnen ook informele, incidentele werkbanden aangaan. In alle gevallen zal een collectief van collegadeskundigen in staat zijn om iemands deskundigheid voor advisering in thuisonderwijs te bevestigen. De NVvTO is bereid zich in te spannen om deskundigen te inspireren om tot onderlinge samenwerking over te gaan. Op informeel niveau gebeurt dat nu al. Uiteraard zal er geen gezagsrelatie tussen de NVvTO en de werkverbanden van deskundigen mogen ontstaan. Aan het ministerie van OCW hebben wij aan aantal vragen : Moet dit werkverband de vorm krijgen van één of enkele rechtspersonen (stichting of vereniging, wellicht naar levensbeschouwelijke of opvoedkundige oriëntatie)? Zo ja, is het ministerie van OCW bereid bij te dragen aan een (start)budget voor het werk van zulke rechtspersonen?
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 18 van 28
Zo nee, is het voldoende als de deskundigen elkaar leren kennen, bilateraal en multilateraal met elkaar samen kunnen werken en elkaars deskundigheid bevestigen in gezamenlijke verklaringen aan leerplichtambtenaren? De orde van grootte van de te adviseren groep van thuisonderwijsgezinnen vraagt niet om een grootschalige opzet. Uit het oogpunt van beheersing van onkosten – die uiteindelijk door gezinnen zelf moeten worden opgebracht – bevelen wij een zo slank mogelijke opzet van werkverbanden aan. Wij willen niet dat deskundigen hun uurtarief hoog moeten maken om hun gezamenlijke overhead te bekostigen. Deze opzet schiet dan zijn doel van verbetering van het recht op onderwijs van de jongere voorbij, want dat recht wordt dan per saldo weer beperkt door financiële overlast voor het gezin.
6 Juridische aandachtspunten Wij komen nu toe aan het inpassen van de voorwaarden in de structuur en werkprincipes van artikel 5 van de Leerplichtwet 1969. Ook bezien wij de gevolgen van de voorwaarden zoals de minister deze voorstelt. Daarbij geven wij een juridische onderbouwing van onze aanbevelingen bij deze voorwaarden.
6.1 Behoud van vrijstelling van rechtswege De gemeente heeft als het aangewezen besturende orgaan voor handhaving van de Leerplichtwet geen besluitvormende taak gekregen voor toepassing van artikel 5 van die wet. Dit artikel is zo door de wetgever geformuleerd dat met het voldoen aan de voorwaarden vrijstelling van rechtswege tot stand komt. Zolang aan de voorwaarden is voldaan, zijn de ouders/verzorgers, in de woorden van de aanhef van artikel 5 Lpw: “vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school onderscheidenlijk een instelling staat ingeschreven” .14 Tot dusverre zag de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geen taak weggelegd voor de bestuursrechter om op beslissingen van gemeenten inzake toe- of afwijzingen van vrijstellingen in te gaan. Brieven van leerplichtambtenaren met daarin toe- of afwijzingen van vrijstellingsberoepen zijn tot dusverre steeds beschouwd als mededelingen zonder zelfstandig rechtsgevolg, en niet als voor bezwaar en beroep vatbare beschikkingen. Tenzij de wetgever van zins is om het gehele systeem van vrijstelling van schoolinschrijving in artikel 5 Lpw op de schop te nemen, nemen wij aan dat het de bedoeling van de regering blijft dat vrijstellingen van rechtswege tot stand komen. Het is dan zaak om te voorkomen dat de gemeente (en daarmee de leerplichtambtenaar) een per saldo inhoudelijk besluitvormende taak krijgt bij de aanvullende voorwaarden bij artikel 5.b Lpw. Daarvoor moet het de leerplichtambtenaar bij onderzoek op het eerste gezicht, zonder inhoudelijke toetsing, duidelijk zijn of (reeds) alle voorwaarden voor de vrijstelling zijn vervuld. 14
Artikel 5 Leerplichtwet 1969. Gronden voor vrijstelling van inschrijving
De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school onderscheidenlijk een instelling staat ingeschreven, zolang a. de jongere op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten; b. zij tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning - of, indien zij geen vaste verblijfplaats hebben, op alle binnen Nederland - gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen hebben; c. de jongere als leerling van een inrichting van onderwijs buiten Nederland staat ingeschreven en deze inrichting geregeld bezoekt.
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 19 van 28
De taak van de leerplichtambtenaar kan dan ook het beste puur administratief zijn: deze dient punt voor punt te kunnen controleren of alle voorwaarden voor de vrijstelling zijn bereikt, en zijn taak dient daar in beginsel toe beperkt te zijn. Dit punt heeft mede aanleiding gegeven tot onze aanbevelingen in bij de voorwaarden behandeld in hoofdstuk 4.
6.2 Bescherming van privacy Het gegeven dat de leerplichtambtenaar namens de gemeente geen inhoudelijk besluitvormende taak krijgt toebedeeld, zet een aantal van de door de minister voorgestelde voorwaarden in een ander licht, met name de vijfde en zesde voorwaarden, de overlegging van het plan van aanpak en het deskundigenadvies aan de leerplichtambtenaar, respectievelijk het gesprek met de ouders, waarbij de jongere aanwezig zou moeten zijn. Beide voorwaarden grijpen diep in de privacy van ouders en jongeren, een recht beschermd door artikel 8 EVRM. Waarom zou de leerplichtambtenaar gedetailleerde inzage moeten krijgen in het advies van de deskundige, als deze er toch geen inhoudelijk afwegend besluit op mag baseren? Is het voor de leerplichtambtenaar niet voldoende als deze een bevestiging ontvangt van de externe deskundige, dat deze het plan van aanpak heeft ontvangen en daarop een advies heeft opgesteld? Zo te zien is de plicht om de – immers niet in onderwijs deskundige -- leerplichtambtenaar inzage te geven in het gedetailleerde advies een niet te billijken beperking op de privacy van zowel ouders als jongeren, en wel omdat het doel van die beperking, controle of aan de voorwaarden is voldaan, al op een minder vergaande manier kan worden bereikt, namelijk met een samenvatting van dat advies (zoals weergegeven in paragraaf 4.5), waaruit zal blijken of de voorwaarden voor (verdere) vrijstelling zijn bereikt.
6.3 Bescherming tegen willekeur Dat vrijstellingen in artikel 5 Lpw van rechtswege tot stand komen heeft een goede reden. De gezinnen die in de uitzonderlijke en vaak kwetsbare omstandigheden verkeren dat hun kinderen voor vrijstelling in aanmerking dienen daarmee te worden beschermd tegen gemeenten die proberen de grenzen van hun bevoegdheden in de handhaving van de Lpw op te zoeken. Een duidelijk voorbeeld biedt de brief van onderwijswethouder Asscher van de gemeente Amsterdam van 13 juni 2012 aan de minister van OCW. Deze stelde daarin dat vrijstelling wegens richtingbezwaren vrijwel automatisch neerkwam op mishandeling dan wel verwaarlozing van jongeren, en wel omdat de gemeente geen mogelijkheden had om toezicht te houden op hun leerontwikkeling. Voor de wethouder was dat een reden om voor deze vrijgestelde jongeren zorgmeldingen te doen bij Bureau Jeugdzorg, ondanks dat ook hijzelf dit niet de eerst aangewezen instantie vond voor deze taak. In plaats daarvan heeft de gemeente van de meeste thuisonderwijsgezinnen in Amsterdam intussen een inhoudelijke toelichting van hun richtingbezwaren geëist, onder bedreiging met strafrechtelijke vervolging. Brieven met die strekking werden door geüniformeerde leerplichtambtenaren onaangekondigd bij thuisonderwijsgezinnen aan de deur bezorgd. Tevens werd een handtekening voor ontvangst van de brief geëist. Men kan zich afvragen hoe de thuisonderwijsgezinnen in Amsterdam door deze gemeente zouden worden behandeld, als deze wél over een inhoudelijk beoordelende bevoegdheid beschikte. Naar wij vrezen in elk geval niet met behoorlijke kennis van zaken. Uit gesprekken met ouders en een aantal leerplichtambtenaren is ons niet gebleken dat de beslissers in het gemeentelijke apparaat zich in thuisonderwijs hebben verdiept alvorens tot deze acties over
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 20 van 28
te gaan. Zij gingen er, zo blijkt uit een bericht in de Telegraaf van 13 juni 201215, plompverloren van uit dat thuisonderwijs tot fundamentalistisch extremisme zou leiden – puur naar aanleiding van de vrijspraak van twee ons persoonlijk bekende, middenorthodoxe moslims door het gerechtshof Amsterdam op grond van erkenning van hun recht op beroep op artikel 5.b Lpw. De gemeente gaf pas ruchtbaarheid aan de zaak middels een brief aan de minister van OCW en een persbericht ruim twee maanden na deze arresten, die werden uitgesproken op 5 april 2012. Uit gesprekken bleek ons dat Amsterdamse leerplichtambtenaren, net als wijzelf, reeds ver vóór 13 juni 2012 op de hoogte waren van deze uitspraken. Deze ervaring en eerdere ervaringen met andere gemeenten geven redenen tot grote zorg over wat er kan gebeuren als leerplichtambtenaren onder het gezag van wethouders met zekere agenda’s of politieke kleuren ter vervulling van de vrijstellingsvoorwaarden de opdracht hebben om de adviezen van deskundigen te ontvangen en jaarlijks met thuisonderwijzende ouders en hun kinderen te spreken. De druk die er van bovenaf op leerplichtambtenaren kan worden gelegd om vrijstellingen maar zo moeilijk mogelijk te maken, en het belang van jongeren bij deskundige en onafhankelijke bescherming van hun sociale en emotionele veiligheid lijken ons niet met elkaar te combineren. Ook tegen dit gevaar lijkt ons de mededeling van de externe deskundige in thuisonderwijs, dat deze met de jongere genoegzaam contact heeft gehad, de beste oplossing.
6.4 Onderwijsplicht – strafrechtelijke vervolging De als eerste voorwaarde door de minister genoemde en in paragraaf 4.1 besproken verklaring van de ouders, dat dezen vervangend onderwijs aan zullen bieden (dan wel zullen verzorgen), zal onmisbaar zijn voor het bereiken van vrijstelling voor hun kind(eren). De verklaring van onderwijs krijgt daarmee een rechtsgevolg; deze zal een geschrift vormen dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen. Als wettig en overtuigend bewezen kan worden dat ouders hun verklaring van vervangend onderwijs bewust en zonder in staat van overmacht te zijn beland niet nakomen, dan zullen zij een valse verklaring hebben afgegeven. Dan stellen zij zich bloot aan strafrechtelijke vervolging voor valsheid in geschrift, zoals bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De maximumstraf voor dit misdrijf is zes jaar hechtenis en een boete van de vijfde categorie. De consequentie hiervan zal zijn dat de ouders, indien zij na afgifte van de verklaring van vervangend onderwijs vrijstelling voor hun kind bereiken, verplicht zijn tot het verzorgen van vervangend onderwijs (thuisonderwijs) in de één of andere vorm. Hoewel de wetgever geen eisen stelt aan de inhoud van dat onderwijs, zal de jongere niet van onderwijs verstoken mogen blijven. Opname van deze verklaring als voorwaarde in de wet voegt aan de reeds bestaande civielrechtelijke ouderlijke zorgplicht voor de bevordering van de persoonlijkheidsontwikkeling van de jongere (artikel 1:247.1 BW) dus nog een strafrechtelijke plicht toe.
15
Telegraaf, 13 juni 2012: Gerechtshof staat thuisonderwijs toe; Ouders onder druk om moslimkinderen van school te halen. De Amsterdamse onderwijswethouder Lodewijk Asscher is bang dat islamitische ouders door fundamentalistische geloofsgenoten onder druk worden gezet om hun kind van school te halen. Ze zouden dan buiten elk toezicht om thuisonderwijs moeten volgen. Twee uitspraken van het gerechtshof tegen ouders van oud-leerlingen van het Islamitisch College Amsterdam (ICA) scheppen volgens Asscher een "totaal verkeerd" precedent. (…)
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 21 van 28
De tweede consequentie van deze plicht tot nakomen van de verklaring is dat het geven van ‘vervangend onderwijs’ als plicht in de wet zal komen. Daarmee wordt het geven van ‘vervangend’ – d.w.z. niet door een school gegeven -- onderwijs in de wet opgenomen.
6.5 Definitie van ‘onderwijs’ Instelling van de voorwaarde tot afgifte van een verklaring van vervangend onderwijs vraagt om een nadere definiëring van het begrip ‘onderwijs’. De Leerplichtwet 1969, de wet die dient te worden aangepast om daarin de voorwaarden voor toepassing van artikel 5.b Lpw op te kunnen nemen, bevat geen definitie van het woord ‘onderwijs’. Dat is niet vreemd, want de Leerplichtwet schrijft voor 99% een schoolplicht voor; ‘onderwijs’ is daarin impliciet gedefinieerd als iets dat gegeven wordt in een ‘school’, die wel uitputtend omschreven is in artikel 1. Uit het geheel van deze notitie blijkt dat thuisonderwijs aanmerkelijk verschilt van schoolonderwijs. Conform de definitie van het CBS16 en de UNESCO gaat het bij onderwijs om “Georganiseerde communicatie van niet-incidentele aard met als doel overdracht van kennis, vermeerdering van inzicht en/of aanleren van vaardigheden.” Ook thuisonderwijs valt onder die definitie. Daarbij bestaan het ‘georganiseerd’ zijn van ‘de communicatie’ en de ‘niet-incidentele aard’ uit het duurzame commitment, de vastberadenheid en de intrinsieke motivatie van ouders en eventuele andere begeleiders voor de bevordering van de ontwikkeling van de jongere en diens inzichten en vaardigheden. In hoeverre de jongere een actief meecommunicerende rol heeft hangt af van diens leeftijd en ontwikkeling. De ouders en andere begeleiders bevorderen zijn groeiproces door communicatie en voorzien hem van allerlei faciliteiten om zijn leren te bevorderen. De effectiviteit van thuisonderwijs hangt daarbij samen met de mogelijkheid tot aanpassing ervan aan de voortschrijdende inzichten over het leervermogen, talenten en belangstelling van het individuele kind, en wel omdat de communicatie sterk tweezijdig is. Het op scholen begrijpelijke en gebruikelijke vasthouden aan een schema met vastgelegde doeleinden of curricula zou thuisonderwijs juist minder effectief maken. Met name bij oudere jongeren komt het voor dat thuisonderwijs zekere trekken aanneemt van de studie van gevorderde universiteitsstudenten die in het kader van hun onderwijs met eigen onderzoek bezig zijn. Maar hun ouders en andere vertrouwde leden van hun sociale netwerk treden dan nog steeds op als coach en vraagbaak.
6.6 Toezicht De voorwaarden die de minister aan de vrijstelling wegens richtingbezwaren wil toevoegen hebben als doel dat kinderen op de onderwijsradar blijven. Met andere woorden, de aanpak van het thuisonderwijs komt onder een vorm van controle te staan om te kunnen kijken of het goed gaat met de jongere. De ouders en de jongere hebben informatie aan te leveren in de vorm van een plan van aanpak en gesprekken. Aan de hand daarvan vormt een onafhankelijke deskundige van buiten het gezin zich een oordeel van de situatie en stelt deze een passend advies op. In het uiterste geval kan deze zich van een advies onthouden (wat de vrijstelling kan beëindigen) en een instantie als het AMK inlichten, waardoor deze een interventiemaatregel kan (laten) treffen.
16
Zie: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?conceptid=503
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 22 van 28
Deze voorwaarden scheppen in essentie een vorm van toezicht17 (in opdracht van) de overheid op het ‘vervangende onderwijs’ dat de jongere ontvangt. Dit is zeer relevant voor de volgende paragraaf. Bij het eerste jaar van thuisonderwijs gaat het nog om toezicht vooraf. Maar de deskundige zal bij vrijstellingsberoepen voor volgende schooljaren ook kunnen beschikken over de plannen van aanpak en adviezen van eerdere schooljaren. Door het verloop daarin te beoordelen en door met ouders en de jongere te praten zal deze ook een toezicht uitoefenen over het thuisonderwijs dat reeds heeft plaatsgevonden. De factor die het toezicht compleet maakt is de reactie op het falen van het vervangende onderwijs. Geen deskundige in thuisonderwijs zal dan nog een advies afgeven voor de jongere. De voorwaarden voor vrijstelling kunnen dan niet worden vervuld. De jongere moet alsnog worden ingeschreven aan een school en dient deze geregeld te gaan bezoeken. Ook kan een deskundige bij constateren van ernstige verwaarlozing van de belangen van de jongere een zorgmelding doen bij het AMK.
6.7 Artikel 23.2 Grondwet: Toegang tot thuisonderwijs Dat het in de voorwaarden die de minister voorstelt draait om ‘onderwijs’ en om ‘toezicht’ is relevant voor artikel 23 lid 2 van de Grondwet. Dat lid luidt: Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van de overheid en, voor wat bij de wet aangewezen vormen van onderwijs betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij de wet te regelen. Dit artikellid is toepasselijk voor alle soorten van onderwijs, ook voor onderwijs waar de overheid geen inhoudelijke verantwoordelijkheid voor heeft, zoals thuisonderwijs. De grondwetgever heeft al bij de totstandkoming van dit artikellid in 1848 met (t)huisonderwijs rekening gehouden, zo blijkt uit het juridisch onderzoek van Sperling uit 200718 en het proefschrift van deze auteur uit 201019. Het toezicht wordt bij wet geregeld in de vorm van voorwaarden op de beoogde vrijstelling van schoolinschrijving. Ook al wordt het inhoudelijke gedeelte van het toezicht uitgevoerd door zelfstandig opererende onderwijsdeskundigen, deze hebben uiteindelijk aan de leerplichtambtenaar als overheidsfunctionaris te rapporteren aan alle voorwaarden van vrijstelling wordt voldaan. De leerplichtambtenaar ziet daarop toe. Er zal dus ‘toezicht van de overheid’ plaatsvinden op het onderwijs, in de zin van artikel 23.2 Grondwet. Het is dus zaak om tegelijk met de instelling van de voorwaarden de toegang tot de vrijstelling van schoolinschrijving wegens overwegende schoolbezwaren te ontdoen van voorwaarden die niet vallen onder de noemer ‘toezicht’ en ‘onderzoek naar de zedelijkheid en bekwaamheid van hen die het onderwijs geven’. Dit geldt onder meer voor:
17
Toezicht is controle op iets of iemand om te kijken of alles goed gaat (Bron:
www.encyclo.nl/begrip/toezicht ). Toezicht is het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren. (Bron: www.woorden.org/woord/toezicht ) 18
J. Sperling: Het geven van thuisonderwijs is vrij. Thuisonderwijs en artikel 23 lid 2 van de Grondwet. NTOR 2007-1, pp. 29-39.
http://www.thuisonderwijs.net/artikelen/sperling-thuisonderwijs-is-vrij-ntor2007-1.pdf 19
J. Sperling: Moet jij niet naar School? Een onderzoek naar de juridische aspecten van thuisonderwijs vanuit Nederlands en rechtsvergelijkend perspectief. Proefschrift aan de Erasmus Universiteit Rotterdam d.d. 14 oktober 2010. http://repub.eur.nl/res/pub/20980/
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 23 van 28
-
het toegangscriterium van het hebben van bezwaren tegen de levensbeschouwelijke richting van scholen
-
het criterium in artikel 8.2 Leerplichtwet 1969 dat de jongere in het jaar voor indiening van het vrijstellingsberoep niet geplaatst mag zijn geweest aan een school waartegen de ouders bezwaren hebben, zijn daar niet onder te rangschikken. Artikel 8 Leerplichtwet behoort te worden aangepast om ongelijke behandeling in gevallen van manifestatie van een -- wanneer dan ook – aangenomen overtuiging of visie op de behoeften van de jongere verder te voorkomen.
Nu het om een andere onderwijsvorm zal gaan, behoren ouders het recht te krijgen om alsnog aan thuisonderwijs te beginnen. Dit is de consequentie van de vrijheid van het geven van onderwijs in artikel 23.2 Grondwet. Wij hebben dit al toegelicht in onze notities van augustus 200320 en februari 200521 en dit wordt nu nog relevanter. Er zijn ook andere consequenties. Zo behoort de aanvang van thuisonderwijs ook in de loop van een schooljaar mogelijk te zijn, en wel onmiddellijk nadat de ouders bij de leerplichtambtenaar hebben voldaan aan de toezichtvoorwaarden. Artikel 6 Lpw, dat daarin geen duidelijkheid schept en in de rechtspraak voor veel ondoelmatige beperking zorgt, behoort te worden aangepast of tenminste met een memorie van toelichting te worden verduidelijkt. De wetgever heeft dit namelijk ten tijde van de aanpassing van artikel 6 Lpw aan de verlaging van de leerplicht naar de leeftijd van vijf jaar in 1982-83 nagelaten, zo bleek uit onderzoek van Sperling en Storimans uit 2010.22
7 Politiek-bestuurlijke aandachtspunten De verankering van de nieuwe voorwaarden in de wet verankert ook het bestaan van thuisonderwijs in Nederland. Ouders kunnen dan het recht op onderwijs van hun kinderen naar beste weten waarborgen. Naar onze mening zal dit positieve gevolgen hebben op een meer politiek-bestuurlijk vlak. Hieronder geven wij een verkenning en signaleren wij openstaande kwesties en effecten.
7.1 ‘Overwegende bedenkingen’ leiden tot zelfselectie Wij realiseren ons dat de wetgever met het instellen van de voorwaarden voor vrijstelling ‘vervangend onderwijs’ niet gelijkwaardig zal maken aan schoolonderwijs. De wetgever hoeft niet tot gelijkstelling over te gaan om de problemen die nu spelen rond de legaliteit van thuisonderwijs en toezicht op te lossen. Wat ons betreft blijft thuisonderwijs een zaak van vrijwillige keuze van ouders en blijft op de regering de plicht vastgelegd in artikel 23 Grondwet rusten om in samenwerking met private initiatieven voldoende schoolonderwijs in stand te houden. Daarom vinden wij dat het criterium van overwegende bedenkingen tegen (welk aspect ook van) het onderwijs op alle scholen op redelijke afstand van de woning worden gehandhaafd. Zoals wij uitlegden in onze notitie van december 200723 geeft dit een indicatie van ouderlijke 20
NVvTO: Thuisonderwijs; erkenning en toezicht. Een reactie op de notitie “Thuisonderwijs in Nederland” van Maria van der Hoeven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Augustus 2003. http://www.nvvto.nl/toezichtverhandeling.htm 21
NVvTO: Toezicht op thuisonderwijs; een afbakening. Februari 2005. http://www.thuisonderwijs.nl/afbakening-2005/ 22
J. Sperling en Th. Storimans: Themakatern Regelingen Leerplicht; Recht op onderwijs, ouders en leerplicht. Sdu Uitgevers bv, Den Haag 2010, pagina’s 51-56.
23
NVvTO: Thuisonderwijs; balancering van toezicht. December 2007. http://www.thuisonderwijs.nl/nvvto-publicatie-dec-2007/
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 24 van 28
gemotiveerdheid en geeft het daarmee in feite een kwaliteitsbevorderend criterium van zelfselectie. Mocht de wetgever het advies van de Onderwijsraad van april 2012 opvolgen om het richtingbegrip ruimer op te gaan vatten – wat wij een warm hart toedragen --, dan ligt het voor de hand om het woord ‘richting’ uit artikelen 5.b en 8.1 Lpw te halen. Ook artikel 8.2 Lpw zal dan elke inhoudelijke grond van rechtvaardiging komen te missen.
7.2 Ongelijke behandeling van schoolvrijstellingen Dit voornemen tot instellen van een onderwijsplicht roept wel de vraag op waarom dezelfde discussie over toezicht niet ook gevoerd wordt voor de vrijstelling in artikel 5 onder a Leerplichtwet (vrijstelling van inschrijving wegens ongeschiktheid voor schoolonderwijs) en artikel 11 onder g (langdurige vrijstelling van geregeld schoolbezoek wegens andere gronden van gewichtige aard) niet gelijk op geamendeerd moeten worden. Een de laatste jaren sterk gegroeid aantal van vele duizenden jongeren bezoekt geen school, hoewel zij voor een groot deel wel tot een flexibele vorm van leren in staat zijn. Het gaat om duizenden jongeren, vele malen meer dan de 328 jongeren, die (bij telling in 2011) vrijgesteld zijn wegens richtingbedenkingen. Dit terwijl er naar eventueel vervangend onderwijs bij artikel 5.a en 11.g Leerplichtwet nooit onderzoek is gedaan, terwijl dat wel gebeurd is bij 5.b en daarbij geen misstanden zijn gevonden. Wij vragen ons af of het wel zo op zijn plaats is om alleen die paar honderd onder 5.b vrijgestelde jongeren onder nadere beschermende voorwaarden te stellen terwijl duizenden andere jongeren evenzeer met een overeenkomstig te beredeneren ontzegging van hun recht op onderwijs te maken hebben? Natuurlijk zal de onderwijsplicht voor die gevallen passend en dus flexibel moeten worden geïnterpreteerd. Dat zal echter bij de diverse groep vrijgestelde jongeren onder richtingbezwaar eveneens dienen te gebeuren.
7.3 Overweging in toezichtvormen In eerdere notities van de NVvTO over thuisonderwijs hebben wij steeds gesteld dat het krachtens de Grondwet toegestane toezicht moest worden uitgevoerd door goed in thuisonderwijs ingevoerde specialisten van de Inspectie van het Onderwijs. De aanpak die wij hier nu voorstellen verschilt daarvan in een aantal opzichten: •
Toezicht door de Inspectie wordt betaald door het Rijk; ouders betalen de deskundigen daarentegen zelf.
•
Onderwijsinspecteurs onthouden zich met nadruk van het geven van advies aan de scholen die zij inspecteren; bij ouders staat het verstrekken van advies en het bekrachtigen en onderbouwen van hun keuzes centraal in hun werkwijze.
Bekostiging Wij zouden er de voorkeur aan geven als ouders niet of zo min mogelijk op extra kosten worden gejaagd door de invoering van deskundigentoezicht op thuisonderwijs. Wij vinden echter het van nog groter belang dat de beoordeling van deze onderwijssituaties plaatsvindt op basis van een groeiende opbouw van ervaring met thuisonderwijs en dat effectief thuisonderwijs door dit toezicht niet wordt verstoord. Ook heeft het voor ons een meerwaarde dat ouders uit eigen beweging een deskundige om advies kunnen vragen, uit de uitgebreide lijst van mogelijke deskundigen. Die mogelijkheid kan het wederzijds vertrouwen en het inzicht in het thuisonderwijs automatisch vergroten. Inspecteurs van het Onderwijs onthouden zich ten enenmale van het geven van adviezen, dus die mogelijkheid zou met toezicht door de Inspectie afgesneden zijn. Ruimte voor individuele aanpak Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 25 van 28
Thuisonderwijs varieert in vorm en aanpak meer dan schoolonderwijs. Die variatie komt niet alleen voort uit de levensovertuigingen van de ouders, maar ook uit de behoeften van de individuele jongeren. Beide factoren vormen een gewichtige reden voor de onderwijsinspecteur en adviseur om de toezichttaak omzichtig aan te vatten en voor de wetgever om een regeling te formuleren waarin die variëteit bewaard en beschermd blijft. Het volgens vaste regels resultaatgericht toezicht houden zoals de Inspectie dat doet op scholen zou een ingewikkeld wettelijk systeem van inschatting van de talenten en behoeften van individuele jongeren noodzakelijk maken. Dat staat niet in verhouding tot de doelgroep van een paar honderd tot duizend thuisonderwezen leerlingen. Ook daarom moet het toezicht op thuisonderwijs gekenmerkt blijven door flexibiliteit in aanpak en beoordeling. Daarom pleiten wij voor een doelomschrijving van het advieswerk van de deskundige die gebaseerd is op het volkenrecht24 en een formulering hanteert als: “gericht op volledige ontplooiing van de persoonlijkheid en talenten en op een zelfstandig functioneren in een vrije, pluriforme samenleving”. De deskundige behoort pas een advies te onthouden als voor elk redelijk denkend en goed geïnformeerd mens vast zou staan dat deze doelstelling niet kan worden gehaald. Interpretatievrijheid Het voorgaande legt een redelijke mate van interpretatievrijheid bij de ouders neer. Deze vrijheid is niet absoluut, deze vrijheid dient te worden benut om het belang van de jongere te dienen. Dat vraagt om respect voor een overwogen en consistente visie van de ouders van dat kindbelang. Als de ouders niet tot een overwogen visie op dat kindbelang komen, dan valt de taak om dit alsnog te doen onder de deskundige en diens expertise van thuisonderwijs en de inschatting van de mogelijkheden van de jongere in kwestie. Het inhoudelijke advies zal dan veel omvangrijker worden. Het toezicht mikt op het (verder) voorkomen van misbruik van de regeling, zijnde het onthouden van elke redelijk te verwachten vorm van op leren gerichte begeleiding. Leerplichtambtenaren Leerplichtambtenaren behouden wat ons betreft geen inhoudelijke, maar een louter administratief afhandelende rol in de uitoefening van toezicht op thuisonderwijs.
7.4 Aanbeveling van VN-rapporteur voor onderwijsrecht Het regelen van thuisonderwijs en het instellen van toezicht daarop wordt aanbevolen door de Verenigde Naties. Dit is op te maken uit de kritiek van de zijde van de VN in reactie op 24
Artikel 29, lid 1 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind luidt: De Staten die partij zijn, komen overeen dat het onderwijs aan het kind dient te zijn gericht op:
a. de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind; b. het bijbrengen van eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en voor de in het Handvest van de Verenigde Naties vastgelegde beginselen; c. het bijbrengen van eerbied voor de ouders van het kind, voor zijn of haar eigen culturele identiteit, taal en waarden, voor de nationale waarden van het land waar het kind woont, het land waar het is geboren, en voor andere beschavingen dan de zijne of hare; d. de voorbereiding van het kind op een verantwoord leven in een vrije samenleving, in de geest van begrip, vrede, verdraagzaamheid, gelijkheid van geslachten, en vriendschap tussen alle volken, etnische, nationale en godsdienstige groepen en personen behorend tot de oorspronkelijke bevolking; e. het bijbrengen van eerbied voor de natuurlijke omgeving.
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 26 van 28
klachten over het totaalverbod op thuisonderwijs in Duitsland. In maart 2007 adviseerde de Speciale VN-rapporteur voor onderwijsrecht Vernor Muñoz Villalobos de Duitse regering dan ook om thuisonderwijs toe te staan. Hij schreef hierover, in paragraaf 62 van het rapport25 dat hij uitbracht aan de VN-mensenrechtencommissie: “According to reports received, it is possible that, in some Länder, education is understood exclusively to mean school attendance. Even though the Special Rapporteur is a strong advocate of public, free and compulsory education, it should be noted that education may not be reduced to mere school attendance and that educational processes should be strengthened to ensure that they always and primarily serve the best interests of the child. Distance learning methods and home schooling represent valid options which could be developed in certain circumstances, bearing in mind that parents have the right to choose the appropriate type of education for their children, as stipulated in article 13 of the International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights. The promotion and development of a system of public, government-funded education should not entail the suppression of forms of education that do not require attendance at a school. In this context, the Special Rapporteur received complaints about threats to withdraw the parental rights of parents who chose home-schooling methods for their children.” Ook beval hij aan, in paragraaf 93 onder g van zijn rapport: “that the necessary measures should be adopted to ensure that the home schooling system is properly supervised by the State, thereby upholding the right of parents to employ this form of education when necessary and appropriate, bearing in mind the best interests of the child.” De nieuwe situatie zoals wij die in voorgaande hoofdstukken hebben beschreven, komt heel behoorlijk aan de visie van de VN tegemoet.
7.5 Politiek asiel in de VS wegens thuisonderwijs Door een fatsoenlijke wettelijke regeling kan worden voorkomen dat Nederlandse gezinnen net als Duitse gezinnen hun toevlucht hoeven te nemen op politiek asiel in democratische landen buiten de EU. Dat kan de internationale reputatie van ons land schaden. In 2010 kende een federale rechter in de VS de asielaanvraag toe van het Duitse gezin Romeike, dat onder dreiging van verlies van hun kinderen uit Duitsland moest vluchten. Zij kwamen voor asiel in aanmerking omdat volgens de federale rechter die de asielaanvraag toewees de Duitse regering thuisonderwijsgezinnen aan systematische vervolging blootstelt.26 Wij kennen een aantal gezinnen die omwille van thuisonderwijs naar Vlaanderen zijn verhuisd.
7.6 Buitenlandse kenniswerkers Thuisonderwijs biedt gezinnen van migrerende kenniswerkers tegenwoordig een belangrijke mogelijkheid om waar zij ook wonen de consistentie van het onderwijs aan hun kinderen in stand te houden. Velen maken daarbij gebruik van Engelstalig afstandsonderwijs dat via internetcommunicatie valt te volgen. Thuisonderwijs maakt het makkelijker om als gezin voor kortere perioden in andere landen te gaan wonen en daar projectmatige werkzaamheden te 25
Report of the Special Rapporteur on the right to education, Vernor Muñoz. Addendum: Mission to Germany (13-21 February 2006). A/HRC/4/29/Add.3, 9 March 2007. Zie: http://www.hrea.org/lists/hr-education/documents/munoz-germany-2006.pdf
26
Zie de juridische bespreking: “Germany Homeschoolers as ‘Particular Society Group’: Evaluation Under Current U.S. Asylum Jurisprudence,” door Miki Kawashima Matrician, Boston College International and Comparative Law Review, 2011. http://lawdigitalcommons.bc.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1662&context=iclr&seiredir=1#search=%22board%20immigration%20appeals%20romeike%22
Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 27 van 28
verrichten. De periodes van buitenlands verblijf met het hele gezin geven ook een goede gelegenheid om de opvoeding van jongeren te verrijken. Het secretariaat van de NVvTO krijgt steeds meer informatieverzoeken binnen van Amerikaanse en andere buitenlandse, meest Engelstalige ouders met daarin de vraag of zij bij aanvaarding van werk in Nederland hun kinderen thuisonderwijs kunnen (blijven) geven, en hoeveel moeite het hun kan kosten om vrijstelling van schoolplicht te verkrijgen. Na uitleg van de criteria voor vrijstelling van schoolplicht is hun reactie vaak dat dit hen van ons land tegenvalt en dat zij de uitkomst van een vrijstellingsberoep, door kans op nader onderzoek van hun richtingbezwaren en zelfs van strafrechtelijke vervolging, te onzeker vinden voor een verblijf in ons land. De meesten kiezen dan voor een baan elders, vermoedelijk in de meerderheid van ontwikkelde landen waar thuisonderwijs zonder meer is toegestaan. Gezien de recente ervaringen van thuisonderwijsgezinnen in de gemeente Amsterdam moeten wij hen bovendien momenteel afraden om daar te gaan wonen. Als wij ervan uit kunnen gaan dat buitenlandse kenniswerkers een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan onze economie, ligt het voor de hand dat verbetering van de toegankelijkheid tot thuisonderwijs onze aantrekkelijkheid voor kenniswerkers en hun gezinnen vergroot. Wij bevelen daarom aan om thuisonderwijs toegankelijk te maken in het belang van de versterking door buitenlandse kenniswerkers van onze economie.
7.7 Maatschappelijke ontwikkelingen Ouders zijn in Nederland gemiddeld steeds beter opgeleid. Bijna helft van de ouders kan zich qua opleidingniveau meten met een basisschooldocent. Hun toegang tot informatie is, dank zij de inburgering van het internet, stukken beter dan die van voorgaande generaties. Het mag, gezien de wetenschappelijk staat van dienst van thuisonderwijs, dan ook geen verbazing wekken dat ouders een keuze voor deze soort onderwijs willen kunnen maken, niet alleen om hun levensvisie door te geven aan de volgende generatie, maar ook omdat zij dan naar beste weten het belang van hun kinderen kunnen en mogen dienen. De bevoegdheid van ouders om dit naar beste weten te doen loopt in ons land achter bij die in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, waar aan de hand van de 2 miljoen respectievelijk 100.000 thuisonderwezen jongeren deze aanpak zijn nut heeft kunnen bewijzen. Uit twee resoluties van respectievelijk de Senaat in 199927 en het Huis van Afgevaardigden in 200028 blijkt de onmiskenbare waardering van deze parlementen voor de ervaring opgedaan met deze onderwijsvorm in de Amerikaanse samenleving. Wij roepen de regering en de Tweede en Eerste Kamer dan ook op om belemmeringen voor thuisonderwijs in de wet die niet gericht zijn op kwaliteitsverbetering op te heffen. Met een toezichtregeling die deskundigheid en een flexibele balancering van rechten centraal stelt zou Nederland daarmee internationaal weer de positie in gaan nemen die van ons land met zijn ontstaansgeschiedenis, zijn eeuwenoude traditie van gewetensvrijheid en zijn vermogen om in die traditie nieuwe inzichten op te nemen mag worden verwacht.
27
US Senate Resolution 183, passed the Senate September 16, 1999.
www.hslda.org/docs/nche/000000/00000088.asp 28
House Resolution 578 in the Congress of the United States, passed unanimously by the House of Representatives, September 26, 2000.
http://www.hslda.org/docs/nche/000002/00000272.asp Thuisonderwijs: waarborgen van het recht op onderwijs
augustus 2012
pagina 28 van 28