11 en 12 november 2010 | Egmond aan Zee
Congresboek
Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs
Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs | 11 en 12 november 2010 Egmond aan Zee
08
Preconference- en congres- programma
11
Plenaire lezingen
16
Abstracts sessie A | Donderdag 11 november
20
Abstracts sessie B | Donderdag 11 november
56
Abstracts sessie C | Donderdag 11 november
86
A
Plattegrond Hotel Zuiderduin
B
06
C
Algemene congres- en programma-informatie
Abstracts sessie D | Vrijdag 12 november
108
D
05
Abstracts sessie E | Vrijdag 12 november
140
E
Woord vooraf
P
Inhoudsopgave
Overzicht presentaties
172
Overzicht auteurs
179
Trefwoordenlijst
187
Congresboek 2010 | NVMO
4
Prof.dr. Jan H. Bolk | Hoofdorganisator NVMO Congres 2010
Woord vooraf Namens de NVMO-congrescommissie wil ik U van harte welkom heten op het jaarlijkse congres van de Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs op 11 en 12 november 2010 in Egmond aan Zee. Ik denk dat we er weer in geslaagd zijn een aantrekkelijk programma in elkaar te zetten waar voldoende variëteit in zit om een ieder aan zijn trekken te laten komen. Het is verheugend te merken dat vele beroepsgroepen en ook studenten het NVMOCongres bezoeken en dat naast diverse activiteiten op het gebied van medisch onderwijs er ook toenemend aandacht is voor ontwikkelingen in de medischspecialistische vervolgopleidingen en de verpleegkundige opleidingen.
Het hoofdthema van het huidige congres is Professio-
Ik wil ook uw speciale aandacht vragen voor de bijdra-
naliteit. Dit begrip kan breed worden uitgelegd maar
gen in het programma van een aantal NVMO-werkgroe-
heeft veel te maken met de competentiegerichte aard
pen, die workshops zullen verzorgen op hun speciale
van de huidige opleidingseisen voor zowel de basisop-
aandachtsgebied. Daarnaast natuurlijk de vele (weten-
leiding geneeskunde als de medisch specialistische
schappelijke) papers en posters van de deelnemers
vervolgopleidingen die het CanMeds-model als uit-
waaruit u vast een voor u interessante keuze zult kun-
gangspunt hebben genomen voor hun nieuwe oplei-
nen maken.
dingsplannen. De toekomstige arts c.q. specialist moet niet alleen deskundig zijn op het kennisdomein van het
Alle abstracts ( papers en posters) zijn dit jaar weer be-
vakgebied maar zich ook dienen te profileren op de
oordeeld door externe reviewers en de wetenschappel-
overige competenties waarbij communicatievaardighe-
lijke abstracts door de leden van het Wetenschappelijk
den, professioneel gedrag en het vermogen om samen
Comité(WECO) van de NVMO. Er zijn dit jaar voor het
te werken met anderen kerncompetenties zijn. De 1e
eerst 2 aparte reviewcommissies ingesteld die de con-
plenaire lezing van Professor Maxine Papadakis zal hier
grescommissie hebben geadviseerd welke abstracts
zeker aandacht voor vragen. De KNMG verzorgd dit
konden worden geaccepteerd voor presentatie. De
jaar een 3-tal workshops c.q. symposia die te maken
congrescommissie wil hen allen hartelijk danken voor
hebben met de recente ontwikkelingen in de medisch-
het vele werk dat zij hebben verricht.
specialistische vervolgopleidingen. het beste onderwijskundige proefschrift worden uitge-
de medewerking te krijgen van een aantal gerenom-
reikt door mevr. prof.dr. Janke Cohen-Schotanus.
meerde Nederlandse en buitenlandse deskundigen. Ik wens u allen een leerzaam congres toe . Voorafgaande aan het eigenlijke congres zijn er op woensdag 10 november een aantal preconference
Namens de NVMO-congrescommissie,
workshops georganiseerd waar ik gaarne uw aandacht voor vraag. U dient zich hiervoor van tevoren in te
Prof.dr. Jan H. Bolk
schrijven. Hetzelfde geldt voor de vele workshops, ron-
Hoofdorganisator NVMO-congres 2010
detafel conferenties en symposia in het reguliere pro-
Leids Universitair Medisch centrum
NVMO | Congresboek 2010
Dit jaar zal voor het eerst op het congres de prijs voor Ook voor de andere hoofdlezingen zijn we erin geslaagd
gramma van het congres. De procedure hiervoor wordt tijdig op de website (www.nvmo.nl) bekend gemaakt.
5
Algemene Congres en Programma- informatie Hotel Zuiderduin
Op vertoon van deze badge ontvangt u de congresin-
Het congres wordt gehouden in Hotel Zuiderduin in
formatie. Zonder badge wordt geen toegang tot de za-
Egmond aan Zee. Op pagina 6 en 7 in dit abstractboek
len verleend. Indien u bent toegelaten tot één of meer
vindt u een plattegrond. Zie voor meer informatie
workshops of symposia, ontvangt u tegelijk met uw
www.zuiderduin.nl. Tijdens het congres bent u in www.zuiderduin.nl
badge ook vouchers hiervoor. Toegang tot de work-
Hotel Zuiderduin bereikbaar via telefoonnr. +31(0)72 –
shops en symposia worden uitsluitend verleend op ver-
750 2000 en faxnummer +31(0)72 – 750 2001.
toon van het betreffende voucher, tenzij de organisatoren van de workshop anders beslissen. De vouchers
Secretariaat
zijn niet persoonsgebonden en derhalve overdraag-
De congresorganisatie van het NVMO Congres 2010 is
baar.
als volgt te bereiken: Congress & Meeting Services Holland, Postbus 18, 5298 ZG Liempde, telefoonnr.
Hotelkamers en bagageopslag
+31(0)411 – 610 983, faxnummer: +31(0)411 – 633
Op de dag van aankomst kunt u vanaf 15.00 uur de
805, E-mail:
[email protected], website con-
sleutel van uw kamer ophalen bij de receptie bij de
gres: www.nvmo.nl. Tijdens de congresactiviteiten is
hoofdingang. Tot die tijd kunt u uw bagage opslaan
de congresbalie steeds bemand.
in zaal 534 en 535.. Vrijdag dient u de kamer voor 10.30 uur te verlaten en uw sleutel bij de receptie in te
Aankomst en registratie
leveren. Uw bagage kunt u dan weer op dezelfde plaats
In de meegestuurde folder kunt u lezen hoe u met eigen
opslaan als op donderdag.
vervoer Hotel Zuiderduin bereikt. Op donderdagochtend zullen vanaf NS station Alkmaar speciaal gereser-
Internet
veerde bussen naar hotel Zuiderduin rijden. Op vrijdag-
Deelnemers aan het congres kunnen bij de internetcor-
middag – na afloop van het congres – rijden er bussen
ner gebruik maken van 2 pc’s die voorzien zijn van een
naar NS station Alkmaar. Raadpleeg voor vertrektijden
gratis internet verbinding. Tevens is het mogelijk om te-
de NVMO-website (www.nvmo.nl). De bussen arrive-
gen betaling op de hotelkamers van Hotel Zuiderduin
ren ruim voor aanvang van de congresopening bij hotel
internet te gebruiken – hetzij via een multiemedia voor-
Zuiderduin. Indien u met de trein komt en geen gebruik
ziening, hetzij via een internetaansluiting voor uw eigen
kunt of wilt maken van de gereserveerde bussen, kunt
laptop. Ook zijn tegen betaling kaarten voor een wire-
u vanaf N.S. station Alkmaar gebruik maken van de lijn-
less verbinding verkrijgbaar.
dienst van de Connexxion naar Egmond aan Zee (lijn 165; vertrektijden: 8.19u, 8.49u, 9.19u, 9.49u etc.;
Maaltijden
reistijd circa 25 minuten). De uitstaphalte ligt pal voor
Lunch en ontbijt worden geserveerd in het restaurant
de hoofdingang van Hotel Zuiderduin. Daarnaast kunt
van Hotel Zuiderduin. Het diner op donderdagavond
u Hotel Zuiderduin bereiken met de OV-taxi Noord-
vindt plaats in de Zuiderduinzaal.
Holland (deze taxi dient u uiterlijk 30 minuten van teCongresboek 2010 | NVMO
6
voren te reserveren; nadere informatie vindt u op
Roken
www.connexxion.nl onder het kopje “Taxi”). Op vrij-
Roken is niet toegestaan in Hotel Zuiderduin.
dagmorgen is geen speciaal vervoer geregeld. Bij aankomst ontvangt u meer congresinformatie aan de con-
GSM-gebruik
gresbalie bij de hoofdentree.
Het gebruik van mobiele telefoons is niet toegestaan tijdens de congressessies
De congresorganisatie stelt het op prijs dat u de aanvangstijden van de sessies respecteert, met name in de
Extra kosten
Zuiderduinzaal.
Uw inschrijfgeld verzekert u tijdens het congres van koffie, thee, lunches toegang tot de feestavond en, in-
Naambadge
dien besproken, van het diner, overnachting en ontbijt.
Uw naambadge wordt u, na ontvangst van uw betaling,
Alle overige kosten, inclusief die voor het voeren van
een week voor aanvang van het congres toegestuurd.
telefoongesprekken, zijn voor eigen rekening. Deze
kunt u bij vertrek aan de receptie van Hotel Zuiderduin
materiaal aanwezig. Meteen na de sessie worden alle
afrekenen. Kopiëren en faxen kunt u – tegen vergoeding
posterborden verplaatst naar de 2 e lounge, waar ze ge-
– laten verzorgen door de receptie van Hotel Zuiderduin.
exposeerd blijven tot vrijdagmiddag. De auteurs van de posters wordt verzocht tijdens de posterborrelsessie
Annulering
op donderdag bij de poster aanwezig te zijn en de pos-
Na 9 september 2010 is geen restitutie van het in-
ter op vrijdag na de lunch van de posterborden weg te
schrijfgeld meer mogelijk en blijft het volledige inschrijf-
halen. Een poster heeft maximaal de volgende afmetin-
geld verschuldigd. Bij inschrijving na september kan
gen: 90 cm x 120 cm (breedte x hoogte). Behalve de
geen overnachtingplaats gegarandeerd worden binnen
poster levert u maximaal 2 (powerpoint-) sheets, waar-
Hotel Zuiderduin / Hotel de Boei.
mee u de poster toelicht. Hand-outs van de poster voor geinteresseerden raden we u aan. Op de NVMO website
Algemene ledenvergadering
worden alle posters gepubliceerd. Wilt u daarom de pos-
De NVMO ledenvergadering is op vrijdagochtend van
ter in PDF format, uiterlijk 1 week voor het congres toestu-
8.15 – 9.15 uur
ren aan het congresbureau (
[email protected]). (
Typen sessies
Inschrijven voor workshops
Wetenschappelijke papers en ‘gewone’ papers kennen
Op de NVMO-website (www.nvmo.nl ( www.nvmo.nl)) vindt u details
een spreektijd van tien minuten gevolgd door vijf minu-
over de procedure voor het inschrijven voor workshops.
ten discussie en vijf minuten wisseltijd. Een sessie bevat maximaal vier papers. Promovendilezingen duren
Apparatuurvoorzieningen voor sprekers
een halfuur, inclusief discussie. Binnen een tijdblok vin-
In alle zalen zijn beamers en laptops aanwezig. In ruim-
den derhalve twee promovendilezingen plaats, waar-
te 523 (naast de congresbalie bij de 2de lounge) kunt u
tussen kan worden gewisseld.
uw PowerPoint presentatie op een computer controleren. Gelieve uw presentatie op de laptop in de zaal
Workshops, rondetafelsessies en symposia duren tel-
waar uw sessie plaatsvindt te installeren vóór het begin
kens 75 minuten. Er kan hier uiteraard niet gewisseld
van de sessie.
worden. Een workshop vergt een actieve deelname van de deelnemers. Rondetafelsessies bestaan uit een in-
Belangrijk: Op het congres worden laptops gebruikt
leiding en discussie, eventueel aan de hand van stel-
met Windows XP en Office 2007 in de Engelse taal.
lingen. Symposia kennen veelal een vorm waarin en-
Alle laptops zijn voorzien van VLC-player voor het af-
kele sprekers ter inleiding hun visie op het onderwerp
spelen van DVD. Iedereen kan deze vrij downloaden
geven, waarna met de aanwezigen een discussie wordt
van www.videolan.org om vooraf te testen of uw
gevoerd. Er kan ook bij deze laatste twee presentatie-
beeldmateriaal afgespeeld kan worden tijdens het con-
vormen niet gewisseld worden.
gres. Het is uiteraard mogelijk om uw filmpjes en/of be-
Een postersessie is als volgt ingedeeld: gedurende de
sen van de techniek te testen. Eventueel kunt u ook
eerste twintig minuten krijgen de deelnemers gelegen-
gebruik maken van de laptop waarop de presentatie is
heid de posters te bekijken. Daarna volgt toelichting
gemaakt, zodat alle benodigde drivers geïnstalleerd zijn.
van de auteurs gedurende twee minuten aan de hand van maximaal twee (powerpoint-)sheets. Hierna vindt
Wanneer u een geluidsset wilt gebruiken bij uw presen-
discussie plaats (plenair of in subgroepen) onder leiding
tatie, dan dient u dit ook ruim voor het congres door te
van de zaalvoorzitter. Tijdens een postersessie kan niet
geven aan het congresbureau. Zij zullen deze dan voor
van sessie gewisseld worden. Alle postersessies zijn op
u reserveren.
donderdag ingepland. Deelnemers aan de postersessies wordt verzocht hun poster ten minste 15 minuten
Op de website van de NVMO (www.nvmo.nl) ( staat actuele
voor aanvang van de sessie te bevestigen op de pos-
informatie over het congres.
NVMO | Congresboek 2010
wegende beelden in uw presentatie vooraf met de men-
terborden in de ruimte waarin de sessie plaatsvindt, zodat op tijd begonnen kan worden. Er is bevestigings-
7
C
Hotel Zuiderduin
Bushalte Zeeweg bus 165 Richting Alkmaar
C
Plattegrond Etage 0
Winkels en banken
557
558
559
Parkeergarage Van Speykzaal
Foyer Le Regal
Beauty
Bar Time-Out
Zuiderduinzaal
Sauna
Restaurant
Zwembad
Pub
Wally de walrus
C
Lobby
Richting Centrum Richting Strand
C
Congresboek 2010 | NVMO
8
Jutterzaal
Squash baan
Plattegrond Etage 1
537
536
535
534
533
532
532
530
Lamoraalzaal
Lounge 1
526
525
522
523 Abdijzaal
Lounge 2
NVMO | Congresboek 2010
Parkeerdek
Receptie
9
Plattegrond Etage 4
Congresboek 2010 | NVMO
405
404
407
403
402
10
406
401
Preconference programma Donderdag 11 november 2010 Workshops volledige dag
niet meer gecommuniceerd wordt. Spreek je een collega aan wanneer die (bijna) een fout maakt tijdens een opera-
Onderzoek van medisch Onderwijs
tie? Zeg je iets als AIOS wanneer je supervisor zich niet aan
Deze preconference omvat de eerste dag van een vier-
een protocol houdt? Zowel in de luchtvaart als in de medi-
daagse cursus. De cursus beoogt cursisten in staat te
sche praktijk kan het niet aanspreken van elkaar in onveili-
stellen zelfstandig een onderzoek over een medisch on-
ge situaties grote gevolgen hebben, en zelf levens kosten.
derwijskundig onderwerp op te zetten en uit te voeren.
In de luchtvaart heeft men belangrijke lessen getrokken
A. Scherpbier (cursusleider) en A. Muijtjens, namens
voor veiligheid en communicatie uit grote ongelukken die in
School of Health Education (SHE)
het verleden gebeurd zijn. In deze workshop worden een
www.maastrichtuniversity.nl/fhml/she
aantal van deze veiligheids- en communicatielessen uit de luchtvaart vertaald naar de medische praktijk.
Workshops halve dag:
Doel: Het doel van deze workshop is deelnemers (a) inzicht te geven in de onderliggende principes van het geven en
Woensdagochtend (10u-13u30)
ontvangen van negatieve informatie -zoals: slecht nieuws
Dus wij moeten jouw artikel publiceren? Hoezo?
en negatieve feedback-, en communicatietechnieken uit de
De workshop is geschikt voor iedereen die zijn/haar on-
luchtvaart, (b) deze principes toepassen op luchtvaartcasus
derzoek van medisch en paramedisch hoger onderwijs
en zelf ingebrachte casuïstiek, en (c) oefenen van commu-
wil publiceren in internationale tijdschriften, en wordt be-
nicatietechnieken uit de luchtvaart tijdens rollenspelen over
naderd vanuit het persepectief van een tijdschrift editor.
onveilige situaties in de medische praktijk
H. van Berkel en L. Schuwirth Henk van Berkel is managing editor van Advances in
Doelgroep: Co-assistenten, arts-assistenten, superviso-
Health Sciences Education en Lambert Schuwirth is
ren en opleiders uit de kliniek en het medisch onderwijs,
associate editor van Medical Education.
docenten communicatieve vaardigheden en andere belangstellenden.
Woensdagmiddag (14u30-18u)
Werkvormen:
Publiceren over onderzoek van onderwijs:
-Uitwisseling van ervaringen aan de hand van eigen casu-
het schrijversperspectief
istiek die voor aanvang van de workshop is ingebracht;
Tijdens deze workshop inventariseren we de vragen die
-Tweetal korte theoretische inleidingen over (a) het ge-
(toekomstige) auteuers hebben bij het voorbereiden van
ven en ontvangen van negatieve informatie, en (b) com-
hun artikel, bij het schrijven zelf en bij het insturen. Ook komt aan bod hoe je kunt reageren als je commentaar op je artikel of een afwijzing krijgt.
municatietechnieken gebruikt in de luchtvaart; -Toepassen van de aangeboden theorie op papieren casuïstiek en het oefenen met de principes in de praktijk
Deze workshop is aanvullend aan de workshop “Dus wij
Monica van de Ridder, Willem de Kleijnen,
moeten jouw artikel publiceren? Hoezo?” die in de och-
Ankie Koopman-van Gemert
tend gegeven wordt. Beide workshops kunnen onafhankelijk gevolgd worden maar ook in combinatie. J. Cohen-Schotanus, J. van Dalen, M. Gorsira
Digitale informatie en onderwijs De digitale media brengen belangrijke veranderingen te weeg in het onderwijslandschap. Binnen nieuwere on-
Communicatie in onveilige situaties:
derwijsvormen zoals tutorial, portfolio, werkjes allerhande
lessen uit de luchtvaart
worden de informatiebronnen van de digitale bibliotheek
Thema: Angst voor conflicten, voor verstoorde relaties,
en het open internet steeds meer gebruikt. Maar doen
voor slechte samenwerking, of de wetenschap dat men
we dat wel op de meest efficiënte en effectieve wijze?
NVMO | Congresboek 2010
door middel van een rollenspel.
zich in een afhankelijke relatie van een opleider of supervisor bevindt, kan voor grote problemen zorgen als daardoor
11
In de workshop zullen de deelnemers actief oefenen hoe
kan direct worden toegepast in de praktijk.
digitale informatiebronnen het leer- en onderwijsproces
Doelgroep: Docenten, clinici en onderwijskundigen met
kunnen bevorderen. Als lid van de opleidingscommissie
ervaring in of interesse voor de inzet van simulatiepatiën-
geneeskunde heeft de coördinator van de workshop het
ten voor onderwijs en toetsing.
gebruik van de digitale informatie in het Gentse curriculum mee mogen sturen. In dat curriculum werd ook
Activiteiten: Na de inleiding zal een videopresentatie wor-
plaats geruimd voor het doceren van de informatiewe-
den gegeven van een training. Vervolgens zullen we met de
tenschap, dat zich tot doel stelt de bekwaamheid tot
groep ter plekke een training uitvoeren, waarbij deelnemers
zelfstudie van de student te bevorderen.
zelf bepaalde fasen van de training op zich nemen.
De workshop begint met een kort theoretisch deel rond
Aggie Hettinga, Evelien Plattel-van Os, Cor Postma
medische informatiewetenschappen, en een overzicht van de meest bruikbare digitale bronnen, ter ondersteuning van onderwijs, onderzoek en medische praktijk. De
Hoe ontwerp ik een blended learning module voor
hoofdbrok bestaat uit praktijkgerichte voorbeelden. We
mijn eigen onderwijs?
stoppen met een vraag en discussieronde.
Inzetten van een E-learning les in een bestaand onder-
Prof.dr. H. Verhaaren
wijsprogramma lijkt zo eenvoudig. Maar het is niet zo simpel als gewoon een E-learning les toevoegen. Om een optimaal leereffect te verkrijgen moeten beide on-
Het trainen van simulatiepatiënten in een gestan-
derwijsvormen (E-learning en contactonderwijs) op el-
daardiseerde rol én het trainen van simulatiepatiën-
kaar worden afgestemd. Zo’n afgestemde situatie wordt
ten in het beoordelen van klinische vaardigheden
blended learning genoemd. Om een goede ‘blend’ te
Medewerking verleend door: een simulatiepatiënt en een
krijgen moet er een opbouw zijn waarbij de onderdelen
student
van de blend op elkaar voortbouwen en complementair zijn, waardoor de som meer is dan het geheel der delen.
Thema: Simulatiepatiënten worden in het medisch onder-
Congresboek 2010 | NVMO
12
wijs in Nederland en België frequent ingezet. In de manier
De workshop bestaat in grote lijnen uit vier delen. In een
waarop simulatiepatiënten worden ingezet blijken echter
onderlinge kennismaking wordt kort geïnventariseerd en
grote verschillen te bestaan. Soms betreft het een rol
besproken welke eigen ervaringen de deelnemers al
waarbij de simulatiepatiënt kan improviseren. Soms wor-
hebben met blended learning en wat zij van de work-
den simulatiepatiënten ingezet voor gestandaardiseerde
shop verwachten. In een korte theoretische introductie
rollen. Ook zijn er verschillen in hoeverre simulatiepatiën-
wordt iets verteld over bestaande leertheorieën en
ten wel of niet betrokken worden bij de feedback aan en
wordt besproken wat bekend is over de effectiviteit van
beoordeling van studenten. Het inzetten van simulatiepa-
Blended Learning. Vervolgens worden enkele sprekende
tiënten bij beoordelingen brengt vele logistieke voordelen
voorbeelden uit het Anatomieonderwijs in het Leidse Ge-
met zich mee. In de literatuur is er echter discussie in hoe-
neeskunde curriculum besproken, die een indruk geven
verre niet medici getraind kunnen worden om studenten
van verschillende mogelijkheden en toepassingsgebie-
te beoordelen op medisch-inhoudelijke vaardigheden.
den. Tot slot gaan de deelnemers van de workshop zelf
Recent onderzoek laat zien dat simulatiepatiënten ingezet
aan de slag. De deelnemers ontwerpen een blended le-
kunnen worden als beoordelaars, ook als het gaat om
arning opzet voor een eigen onderwijssituatie, of analy-
medisch inhoudelijke zaken. Onze ervaring is ook dat dit
seren een meegebracht voorbeeld van een bestaande
goed mogelijk is, maar er dient wel aan een aantal voor-
blended learning oplossing in hun eigen onderwijs.
waarden te worden voldaan. Een intensieve training is
Peter de Jong, Paul Gobée, Sonja Wagenaar
hierbij ons inziens van groot belang. Doel: Deelnemers doen ervaring op in het trainen van
Hoe stimuleer je met feedback gedragsverandering?
simulatiepatiënten in een gestandaardiseerde rol en in
De laatste jaren zijn verschillende procedures voor het
het trainen van simulatiepatiënten in het beoordelen van
genereren van feedback in het medisch onderwijs geïm-
klinische vaardigheden. Opgedane kennis en ervaring
plementeerd: KKB, MSF, portfolio, IFMS, OSAT etc. On-
derzoek laat zien dat het ontvangen van feedbackniet
den in uw eigen ziekenhuis. Met gebruik van verschil-
automatisch leidt tot gedragsveranderingen. In deze
lende actieve werkvormen, komt u tot een eerste resul-
workshop komen de volgende onderwerpen aanbod:
taat voor een plan van aanpak en inhoud voor uw eigen
-Waar moet je op letten bij een (multisource) feedback
ziekenhuisspecifieke programma voor a(n)ios.
rapport/portfolio of ander feedback instrument en wat
Doel: Tijdens de workshop werkt u aan een eigen plan
moet aan bod komen bij de bespreking ervan?
van aanpak en ontwerp van diepgaande, actieve intro-
-Hoe kun je acceptatie van de feedback bevorderen?
ductie voor a(n)ios in uw ziekenhuis.
-Hoe zet je aan tot zelfreflectie? -Hoe kun je concrete verbeterdoelen stimuleren?
Resultaat: Een basisontwerp en plan van aanpak voor
-Hoe kun je voor follow-up organiseren
uw eigen introductie. De deelnemers kunnen gedurende de opzet van hun programma nog enkele keren aan-
Doelgroep: Mentoren (in de IFMS procedure), docenten
spraak maken op de expertise van het introductieteam
(artsen, gedragswetenschappers) die aios, coassisten-
MCA, Foreest Medical School.
ten en studenten begeleiden.
Judith Wagter Jolanda de Koning-Prins
Karlijn Overeem, Erik Driessen, Fedde Scheele Leren implementeren: over regelgeving en creativiIntroductieprogramma voor a(n)ios:
teit van de professional
van levensbelang
In de medische vervolgopleiding zijn een groot aantal
Achtergrond: Een ingewerkte dokter, is een betere dok-
beroepsgroepen bezig met het implementeren van de
ter: zowel voor de patiënt als voor zichzelf. De introduc-
vernieuwde opleidingsplannen. Er bestaan grote ver-
tie van arts-assistenten neemt daarom een bijzondere
schillen in snelheid en omvang van het implementatietra-
plaats in. Een goede introductie is een warm welkom en
ject. Veel opleiders stellen zich de vraag; hoe maak ik de
voorziet arts-assistenten van de noodzakelijke, veilige
opleidingsvernieuwing tot een succes?
basisinformatie. Deze workshop is specifiek bedoeld voor die groep van Een ziekenhuisbrede introductie legt de basis voor het
opleiders, managers en onderwijskundigen die betrok-
functioneren in de organisatie en voor patiëntveilig wer-
ken zijn bij opleidingsplannen die verantwoordelijk zijn
ken. In een programma kunnen zaken aan bod komen
voor het implementatietraject. Praktijkvoorbeelden ko-
waar de arts-assistent tijdens afdelingsspecifieke intro-
men aan bod onderbouwd door evidence. Deelnemers
ducties en meeloopdagen niet of sporadisch op inge-
zullen aan het eind van de workshop concreet een aan-
werkt wordt, zoals klachtenprocedure, overlijden of do-
tal tips krijgen die behulpzaam zijn voor een implementa-
natie. Door de basis in een vast programma mee te
tie “lege artis” van hun opleidingsplan.
vergelijkbare basiskennis over de organisatie. De af-
Een aantal vertegenwoordigers van beroepsgroepen die
delingsspecifieke introductie volgt hierna en beklijft beter
al ruime ervaring hebben met implementatietrajecten zul-
op de al gelegde basis.
len aanwezig zijn om deze met de deelnemers te delen. C.Baane, H.Mulder, H. Sluiter, A. Meininger, B. de
Deze workshop is de praktische uitkomst van onze be-
Leede, M. Wijnen, SJ. van Luijk
vindingen met introductie a(n)ios in de afgelopen jaren in het MCA. Eerder gaven we een korte presentatie hierover op AMEE 2009 (Patil Award 2009) en verschenen
Stimuleren en motiveren van leren in kleine
publicaties in Medisch Contact en Opleiding & Ontwik-
groepen door middel van technieken uit het
keling (vakblad onderwijskunde/HRD/HRM)
improvisatietheater
NVMO | Congresboek 2010
geven aan elke arts-assistent, beginnen deze met een
Thema: Stelt u zich een bioscoop voor. De mensen zoeInhoud workshop: We gaan in op de vormgeving van
ken rumoerig naar hun plaatsje, gaan gemakkelijk zitten
een introductieprogramma. We nemen u mee langs do’s
en openen hun bier- of colaflesjes en popcorn- of chips-
en don’ts, helpen u bij het filteren van keuzemogelijkhe-
zakjes. De reclame loopt ten einde. Het beeld wordt
13
zwart alleen een ijselijke kreet is te horen. Stilte…, zwart
geweest. De workshops zullen een interactief karakter
beeld en het geluid van ruisen van de zee. Op het
hebben en er wordt in kleine groepen gewerkt. Deze stu-
scherm is een verliefd stel bij een zonsondergang op een
dentenworkshops zijn uitsluitend toegankelijk voor stu-
paradijselijk strand te zien, terwijl langzaam onheilspel-
denten.
lende muziek aanzwelt. Weer die ijselijke kreet. Het stel kijkt elkaar wantrouwend aan en de man vraagt aan de
Verbeter het medisch onderwijs, begin bij Kwaliteits-
vrouw: ‘Je hebt toch niet weer….?’ De sfeer in de bio-
zorg
scoopzaal is nu totaal anders. De mensen kijken gefas-
Ons idee van kwaliteitszorg is: vanuit een heldere visie
cineerd naar het doek. De popcorn e.d. is vergeten en
op onderwijs, gegevens verzamelen en werkwijzen aan-
het geroezemoes is verstomd. De aandacht is gefocust.
bieden. Waardoor docenten en studenten zelf enthousi-
De vergelijking met kleinschalig onderwijs lijkt verge-
ast worden voor ontwikkeling van hun onderwijs. In deze
zocht, maar ook in uw onderwijs heeft u te maken met
workshop onderzoeken deelnemers in hoeverre hun
momenten waarop u de aandacht zou willen vastpak-
visie op onderwijs consistent is met de dagelijkse kwali-
ken, of zou willen terugwinnen. Bijvoorbeeld wanneer u
teitszorgpraktijk van hun organisatie. Ook nemen we de
merkt dat een brainstorm vastloopt. Soms heeft u be-
ruimte voor het uitwisselen van ideeën voor het ontwik-
hoefte aan een werkvorm die u kunt toepassen om de
kelen van het bijpassende instrumentarium.
creativiteit te vergroten, of een oefening om de focus
Anita van Meeuwen, José Timmerman, Emely
te verleggen en meer out-of-the-box te kunnen denken.
Spierenburg i.s.m. NVMO werkgroep Kwaliteitszorg)
Doel: In deze workshop willen we u activerende didactische werkvormen aanreiken met een knipoog naar technieken die veel gebruikt worden in het improvisatietheater. Het gaat om werkvormen die stimulerend werken op typische activiteiten in kleine-groepen-onderwijs zoals, kennismaken, bespreken van storingen/weerstanden, geven van feedback, luisteren, presenteren en samenwerken. Werkvormen die u kunt gebruiken om aandacht te pakken, vast te houden of terug te winnen, voor het vergroten van de (cognitieve) creativiteit en het plezier in het samen leren. Doelgroep: Zowel beginnende als ervaren docenten van onderwijs in kleine groepen (van circa 10 studenten, coassistenten, aios)) Jessica Agsteribbe en Martijn de Groot Congresboek 2010 | NVMO
Studentenworkshops: (Landelijk Medisch Studenten Overleg) Op de woensdagmiddag voor het congres zullen twee preconference workshops speciaal voor studenten worden georganiseerd. Bij het ter perse gaan van deze brochure was nog niet bekend wat de precieze inhoud zal zijn. Er zal gekozen worden voor een onde/rwerp dat specifiek voor studenten interessant is en gegeven wordt vanuit de invalshoek van de student. In voorgaande jaren zijn onderwerpen als cesuurbepaling van toet-
14
sen en onderwijskwalificatie voor studenten aan de orde
Donderdag 11 november 2010 Vanaf 08.00 uur
Ontvangst
10.00 - 10.30 uur
Opening
10.30 - 11.15 uur
Plenaire lezing
11.15 - 11.45 uur
Wisselpauze (koffie/thee)
11.45 - 13.00 uur
Blok A
13.00 - 14.30 uur
Lunch
14.30 - 15.30 uur
Plenaire lezing
15.30 - 15.45 uur
Wisselpauze (koffie/thee)
15.45 - 17.00 uur
Blok B
17.00 - 17.15 uur
Wisselpauze (koffie/thee)
17.15 - 18.30 uur
Blok C
18.30 - 19.30 uur
Posterborrel
ca. 19.30 uur
Diner en aansluitend feestavond
08.00 - 09.30 uur
Ontvangst
08.15 - 09.15 uur
Algemene ledenvergadering NVMO
09.15 - 09.30 uur
Wisselpauze (koffie/thee)
09.30 - 10.15 uur
Plenaire lezing
10.15 - 10.45 uur
Wisselpauze (koffie/thee)
10.45 - 12.00 uur
Blok D
12.00 - 13.15 uur
Lunch
13.15 - 14.30 uur
Blok E
14.30 - 14.45 uur
Wisselpauze (koffie/thee)
14.45 - 15.30 uur
Plenaire lezing
15.30 - 16.00 uur
Uitreiking prijzen, afsluiting congres
16.15 uur
Vertrek bussen
NVMO | Congresboek 2010
Vrijdag 12 november 2010
15
Plenaire lezingen Trends in the Assessment of Professionalism
cal students and residents with subsequent disciplinary
Prof.dr. M.A. Papadakis
action by state licensing boards. Students who dis-
University of California, San Francisco
played unprofessional behavior during medical school were nearly three times more likely to be disciplined by a
There is momentum in the United States to change the
state licensing board, and those who were most irre-
way that physicians are trained by enhancing the em-
sponsible were nearly nine times more likely to be disci-
phasis that medical schools place on the competency of
plined. Thus, not only can unprofessional behavior be
professionalism. Traditionally, medical schools have
sustained over decades, but also these individuals dis-
placed the greatest value on the competencies of fund
play early warning signs of subsequent trouble as prac-
of knowledge and clinical skills. A limitation of this model
ticing physicians. The more traditional markers of aca-
is that competence in fund of knowledge and clinical
demic performance such as the Medical College
skills during medical school does not provide informa-
Admission Test (MCAT) and grades while in medical
tion on whether a physician will perform professionally
school were also associated with disciplinary action, but
when she or he is in clinical practice.
to a far less extent than unprofessional behavior. Nonetheless, despite the statistical correlation of unprofes-
Congresboek 2010 | NVMO
The educational standards at U.S. medical schools are
sional behavior with subsequent disciplinary action, their
set by the Liaison Committee on Medical Education
sensitivity and specificity is low; most students and resi-
(LCME). The LCME now requires that medical schools
dents who display unprofessional behavior do not incur
define the learning objectives for medical students and
subsequent disciplinary actions. Data supporting best
the means by which competency in different areas
practices for successful remediation strategies are limit-
will be assessed. Curricula must be designed to meet
ed. Thus, one looks to the selection process for admis-
the objectives and to assess successful learning by the
sion to medical school to choose applicants with apti-
students. Specifically, the LCME states that “Medical
tude for professionalism. Kevin Eva and his colleagues
schools must ensure that the learning environment for
at McMaster University have developed the Multiple
medical students promotes the development of explicit
Mini-Interview (MMI), an Objective Structured Clinical
and appropriate professional attributes (attitudes, be-
Examination (OSCE)-like instrument which assesses the
haviors, and identify) in their medical students”. Medical
prospective student’s professional attributes of moral
schools are required to describe “the methods used to
reasoning, communication skills and the ability to col-
evaluate medical students’ attainment of appropriate
laborate at application to medical school. Their data
professional attributes”. Thus, medical schools must
show that the MMI is the best predictor of pre-clerkship
provide an effective curriculum in professionalism and
OSCEs and clinical performance as assessed by the
process of evaluation so that students can demonstrate
clerkship directors and the clinical preceptors and the
their proficiency in this competence. Many of the curric-
ethical-clinical decision making scores on the Canadian
ular trends of decreased lecture time, increased use of
licensing examination. The undergraduate grade point
small groups and of problem-based learning, improved
average was most predictive of performance on multiple
integration of basic science with clinical science, and
choice tests during medical school. The MMI, therefore,
earlier clinical experiences afford the opportunity to au-
provides important and complementary predictive infor-
thentically teach professionalism, observe the profes-
mation to traditional measures of performance such as
sional development of students, and assess the skills of
grades and MCATs in order to aid in the selection of
students in this competence. Attention is also paid to
applicants to medical school.
the educational climate so that standards of professional behavior are consistently maintained by the faculty, who
In conclusion, professionalism should be a core academic
serve the important function of role models for their
competence and emphasis should be placed on selecting
trainees.
applicants to the medical profession with aptitude for this competence.
Is there evidence to support all that is happening in the professionalism movement? Studies from the U.S. have
16
linked the presence of unprofessional behavior in medi-
Why Integrative Medicine is Essential for Medical Education?
conventional therapies, can be used to advance both scientific curricular objectives and also to help students attain proficiency in educational competencies related to
Prof.dr. A. Haramati
professionalism, such as self-awareness, self-care and
Georgetown University School of Medicine
personal growth.
Washington, DC USA As the public’s use of complementary and alternative medical (CAM) therapies has increased, and as research into the safety and efficacy of these modalities has intensified, medical schools are faced with the challenge of
Transparantie in de zorg: cijferfetisjisme?
determining how best to integrate this information into
B. Crul, arts
the curriculum. Over the past decade, there has been
arts / hoofdredacteur Medisch Contact
to incorporate complementary, alternative and integra-
Onder de toverwoorden die politici en beleidsmakers als
tive medicine (CAM) into the four year undergraduate
potentiële zegeningen in de zorg over u uitstorten scoort
medical curriculum, as well as to graduate medical edu-
‘transparantie’ hoog. In nota’s, rapporten en verkie-
cation programs. Beginning in 2000, the National Center
zingsprogramma’s is dit woord toch zeker goed voor
for Complementary and Alternative Medicine (NCCAM)
een top-tiennotering. Het concurreert met andere popu-
at the National Institutes of Health in the US funded 15
laire woorden als ‘marktwerking’, ‘concurrentie’, (bizar
institutions for multi-year grants (R25 awards) to foster
genoeg in een adem genoemd met ‘ketenzorg’ en ‘sa-
these types of educational initiatives. The efforts of this
menwerking’), ‘patiëntgerichtheid’, ‘kwaliteit’ en ‘veilig-
group have been documented in a series of articles pub-
heid’ Helaas worden ze allemaal te pas en te onpas ge-
lished in Academic Medicine and other key journals.
bruikt. Vaak als schaamlap. Ondertussen word je als
P
increased interest and activity at many medical schools
professional wel scheef aangekeken als je vanuit de Another important development has been the formation
praktijk vraagtekens zet bij de invulling van die begrip-
in 2002 of the Consortium of Academic Health Centers
pen. Als je het uitdijende leger van ‘stuurlui aan de wal’
for Integrative Medicine (www.imconsortium.org), a
niet meteen volgt in hún tekentafeloplossingen voor een
group of now 45 medical schools in North America ded-
betere zorg. En die gaan vooral over hoe ú het beter zou
icated to helping transform healthcare through rigorous
moeten doen. U bent als professional namelijk niet te
scientific studies, new models of clinical care, and inno-
vertrouwen en als bewijs daarvoor worden steeds de-
vative educational programs that integrate biomedicine
zelfde enkele fors falende collega’s of instellingen opge-
with the rich diversity of various therapeutic systems and
voerd.
of core competencies in integrative medicine that all
Ik fileer in mijn lezing met u graag de transparantiehype,
graduates of medical school should possess (Acad.
waarbij het middel – de transparantie – als (politiek) doel
Med. 79:521-531, 2004), and also compiled a series of
lijkt te worden ingezet. Ging het nou om het streven naar
modules for teaching elements of Integrative Medicine.
goede en verantwoorde zorg, of is het tijdig aanleveren
In Canada, efforts are underway, through the CAM in
van veel cijfertjes het hoogste doel geworden? En niet
UME (Undergraduate Medical Education) Project, to
aan één instelling aanleveren, welnee! Elk van de vele
broaden the awareness of CAM practices, products and
toezichthouders, registratiecommissies, financiers, ma-
perspectives in an evidence-based manner across the
nagers, et cetera vraagt weer andere getallen, stuurt an-
various curricula. In this plenary presentation, Dr. Hara-
dere vragenlijstjes, ondanks de gemaakte afspraken in
mati will outline his contention for the imperative of mov-
het programma Zichtbare Zorg. Allemaal cijfers voor een
ing medical education in this direction. A variety of ap-
ander (deel)doel. Ze zijn manipuleerbaar en multi-inter-
proaches will be highlighted in which material from the
pretabel, maar worden desondanks breeduit geëtaleerd.
thematic thread of Complementary and Integrative
In de ene situatie vanuit opportunistische motieven, in
Medicine, that is the blending of conventional and non-
de andere situatie kan het tot langdurige (imago)schade
NVMO | Congresboek 2010
modalities. The Consortium published a suggested list
17
Plenaire lezingen leiden. Van de geëiste kwaliteitsindicatoren is het evidence-based gehalte op de uitkomsten van zorg – zeker in de eerste lijn – niet of nauwelijks aangetoond. Meten is hier dus nog geen weten. Ik chargeer ongetwijfeld, maar door het huidige cijferfetisjisme wordt de waarde van de terechte vraag: ‘laat als professional maar eens zien wat je doet’ ondergesneeuwd. Het verantwoording afleggen wordt geridiculiseerd, het kind met het badwater weggegooid. Natuurlijk is de tijd allang voorbij dat een ingelijst diploma aan de muur de professionele lading dekte. Er is meer nodig dan goed vertrouwen in de blauwe ogen van de dokter. Niet-vrijblijvende ‘kijk en vergelijk’ tussen professionals met de kaarten op de tafel levert de meeste kwaliteitswinst op. Hebben de professionals met daarmee te dralen niet de regie uit handen gegeven?
De professional van de toekomst: implicaties voor de opleiding van vandaag. Mr. J.M. Buiting Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO De zorg is voortdurend in beweging door voortdurende technologische ontwikkeling en door veranderende verwachtingspatronen in de samenleving. Daarnaast ervaren we een toenemende schaarste en druk bij de realisatie van die zorg. In deze dynamiek zal de hedendaagse professional zich moeten handhaven en presteren en wat misschien nog wel belangrijker is plezier in het werk moeten blijven houden. Ook al is de wijze van opleiden al veel veranderd Congresboek 2010 | NVMO
18
toch zouden we ons kunnen afvragen of voldoende vaardigheid wordt opgebouwd op een aantal terreinen: performanceverbetering, vraaggerichte zorg, omgaan met complexe zorgvragen, innovatie en integrale bedrijfsvoering. In deze bijdrage zal deze agenda worden toegelicht en een aantal concrete suggesties worden gedaan hoe hiermee om te gaan.
19
NVMO | Congresboek 2010
P
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 522 | Sessie A1
Wetenschappelijke paper Klinisch redeneren A1.1 Onderwijsbehoeften van beginnende co-assistenten op gebied van klinisch redeneren
zijn er 5 overeenkomstig met de literatuur. De andere 2
Wingelaar TT, Foreest Medical School en VU
Take home message
medisch centrum
Bij het ontwerpen van onderwijs in klinisch redeneren is
Wagter JM, Foreest Medical School
de behoefte van studenten belangrijk. Daarnaast kan het
Arnold AER, Foreest Medical School en Medisch
onderwijs ter bevordering van klinisch redeneren worden
Centrum Alkmaar
verbeterd door rekening te houden met bepaalde patiënt-
thema’s, patiënt-factoren en vaste (of gestructureerde) strategie in klinisch redeneren, zijn niet eerder beschreven.
factoren en het aanleren van een vaste strategie in kliIntroductie
nisch redeneren.
Het is belangrijk de ontwikkeling van klinisch redeneren vroeg in het medisch onderwijs te bevorderen. Studies
Trefwoorden: co-schappen, klinisch redeneren
op dit gebied zijn uitgevoerd met uiteenlopende doel-
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
groepen en conclusies hieruit zijn niet per definitie toepasbaar op andere doelgroepen. Onderzoek naar de
Correspondentie-adres:
specifieke onderwijsbehoeften in klinisch redeneren van
T.T. Wingelaar
beginnende co-assistenten is zeer beperkt. Het doel van
VU medisch centrum
deze explorerende studie is om te onderzoeken of star-
Postbus 7057
tende co-assistenten specifieke onderwijsbehoeften
1007 MB Amsterdam
kunnen aangegeven en of deze behoeften overeenko-
E-mail:
[email protected]
men zoals ze in literatuur beschreven staan. Materiaal & methoden Het onderzoek werd verricht onder master-1 studenten (junior co-assistenten) die 10 weken eerste co-schap ervaring hadden. Volgens de werkwijze van ‘inductieve analyse’ werden semi-gestructureerde focusgroepen gehouden onder begeleiding van een onafhankelijke moderator. Het (verbatim) transcript werd handmatig gecodeerd en bediscussieerd totdat de onderzoekers consensus bereikten. Deze gegevens zijn vervolgens ingevoerd in ATLAS.ti voor een consistentie en redundantie check.
Congresboek 2010 | NVMO
Resultaten In totaal participeerden 18 studenten verdeeld over 3 focusgroepen in de studie. Saturatie werd bereikt na 3 focusgroepen. Na controle in ATLAS.ti werden 79 codes geidentificeerd. Deze konden worden gegroepeerd in 7 verschillende thema’s: ‘overgang van theorie naar praktijk’, ‘onderwijsvormen’, ‘onderwijsklimaat’, ‘student-factoren’, ‘docent-factoren’, ‘patiënt-factoren’ en ‘strategieën in klinisch redeneren’. Conclusie Studenten bleken prima in staat om hun onderwijsbe-
20
hoeften te kunnen aangeven; van de 7 gevonden thema’s
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 522 | Sessie A1 Wetenschappelijke Paper
A1.2 Samenwerken in groepen: het effect van werkvorm en groepsgrootte op studentenoordeel en toetsresultaten
patie (construct van 4 vragen) verschilt tussen A en B (gemiddelde score 3,9 vs. 4,6 ; p< .001) en tussen A en C (3,9 vs. 4,7 ; p< .001), maar niet tussen B en C (4,6 vs. 4,7), duidend op een groepsgrootte-effect in het voor-
Kooloos JGM, Klaassen TPFM, Vereijken MWC,
deel van de subgroepen en onafhankelijk van de werk-
Kuppeveld SMHF van, Vorstenbosch MATM
vorm. De studenttevredenheid (construct van 15 vragen)
UMC St Radboud
verschilt tussen A en C (3,9 vs. 4,2 ; p< .003) en tussen B en C (3,8 vs. 4,2 ; p< .001), maar niet tussen A en B
Achtergrond
(3,9 vs. 3,8), wijzend op een werkvormeffect in het voor-
In werkgroeponderwijs in het UMC St Radboud werken
deel van werkvorm II. De rapportcijfers voor A, B en C
15 studenten meestal gezamenlijk aan één studieop-
zijn 6,5, 6,4 en 7,2; C verschilt significant van A en B.
splitst in subgroepen van 5 studenten. De subgroepen
Discussie
werken aan delen van de studieopdracht en presenteren
Er is geen groepsgrootte- of werkvorm-effect op de blok-
uiteindelijk hun oplossingen informeel aan elkaar (werk-
toetsresultaten. Het enige gevonden effect is in het voor-
vorm II). Hypothesen:
deel van werkvorm II maar is niet hoogrelevant. Het oplos-
werkvorm II geeft een lagere leeropbrengst omdat niet
sen van 1 casus i.p.v. 3 heeft dus geen negatieve invloed
alle stof zelf wordt bestudeerd1.
op de leeropbrengst. Conform de verwachting is de erva-
studenten werken beter samen in subgroepen (groeps-
ren participatie hoger bij kleine groepsgrootte. Blijkbaar is
grootte-effect op participatie) .
er minder terughoudendheid of meer sociale druk om ac-
informeel presenteren aan het eind motiveert (werkvorm-
tief deel te nemen, of wordt de samenwerking minder ver-
effect op tevredenheid).
stoord door ongemotiveerde studenten. De studenttevre-
2
A
dracht (werkvorm I). Soms wordt de groep van 15 opge-
denheid is hoger bij werkvorm II, wijzend op een motiverend Methode
effect van de deelopdrachten of de presentaties.
De onderzochte werkgroep behandelde de buikaortaaftakkingen, geïllustreerd aan 3 casussen.
Conclusie
Zevenentwintig studentgroepen van 15 werden random
Het opsplitsen van een grotere werkgroep in subgroe-
verdeeld over drie experimentele groepen:
pen verhoogt de ervaren participatie en verlaagt de leer-
A: werkvorm I: 15 studenten werken aan 3 casussen,
opbrengst niet. Vervolgonderzoek: Wat is het effect van
B: werkvorm I: subgroepen van 5 studenten werken aan
een meer concreet eindproduct op de leeropbrengst?
3 casussen, 1
Educational Psychology 1995; 87:406-423.
Alle studenten kregen driemaal 10 toets-items: voor en na de werkgroep én twee weken later in de bloktoets. In
Webb NM, Troper JD, Fall R. Constructive activity and learning in collaborative small groups. Journal of
1 casus met een eindpresentatie. 2
Dolmans DHJM, Schmidt HJ. What do we know about
een enquête werden 19 vragen (6 punt Likert-schaal)
cognitive and motivational effects of small group
gesteld over organisatie, participatie en tevredenheid.
tutorials in problem based learning. Advances in
De enquête en de toetsresultaten werden geanalyseerd
Health Sciences Education 2006; 11:321-336.
met respectievelijk een one-way ANOVA en een ANOVA voor herhaalde metingen.
Trefwoorden: samenwerken in groepen Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
Resultaat Er is geen effect van groepsgrootte of werkvorm op de
Correspondentie-adres:
resultaten van de bloktoets. Er is een werkvormeffect op
Dr. J.G.M. Kooloos
de leeropbrengst (resultaat bloktoets minus voormeting)
UMC St Radboud
in het voordeel van werkvorm II (toename van proportie-
Postbus 9101
score 0,44 vs. 0,40 ; p=0,043). Er zijn verder geen ver-
6500 HB Nijmegen
schillen in toetsresultaten gevonden. De ervaren partici-
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2010
C: werkvorm II:subgroepen van 5 studenten werken aan
21
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 522 | Sessie A1
Promovendi lezing A1.3 Gebruik van authentieke taken voor het leren oplossen van klinische problemen Ramaekers S. Universiteit Utrecht Het reeds vroeg in de opleiding confronteren van studenten met klinische situaties en authentieke problemen is tegenwoordig nauwelijks meer omstreden. Vanuit diverse leerpsychologische inzichten en theorieën wordt de waarde van die authenticiteit ook onderschreven. Tegelijkertijd vergen optimale leersituaties veelal aanpassingen; de effectiviteit van het gebruik van casuïstiek wordt immers mede bepaald door de mate waarin die is afgestemd op de capaciteiten van studenten en de ontwikkeling die zij doormaken. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt dan ook: “hoe kunnen authentieke taken worden afgestemd op de mate van gevorderdheid van studenten in het leren oplossen van klinische problemen?” Uitgaande van de methodologie van ‘design-based research’ is in vier cycli onderzocht hoe het ontwerp van een studieonderdeel in het curriculum Diergeneeskunde dat specifiek is gericht op het klinisch probleemoplossen, kon worden geoptimaliseerd en welke nieuwe inzichten die optimalisaties opleveren voor wat betreft: de kwaliteit van de taken, de setting waarbinnen deze taken worden uitgevoerd, een optimale begeleiding door docenten, en bepaling van de effectiviteit van onderwijsdesigns. Trefwoorden: klinisch redeneren Wijze van presentatie: promovendi lezing Correspondentie-adres S.P.J. Ramaekers Congresboek 2010 | NVMO
22
Universiteit Utrecht / IVLOS Postbus 80127 3508 TC Utrecht E-mail:
[email protected]
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 525 | Sessie A2
Wetenschappelijke paper Arbeidssatisfactie van artsen A2.1 Ontwikkeling van de arbeidssatisfactie van artsen gedurende hun loopbaan: een cohortstudie
Resultaten De tevredenheid voor de acht variabelen die in beide jaren zijn gescoord bleek in 2009 gelijk of iets hoger dan in 2000. Met behulp van Varimax rotatie konden 11 van de
Schmit Jongbloed LJ, Borleffs JCC, Lohuizen MT
13 variabelen worden gegroepeerd in drie clusters:
van, Cohen-Schotanus J
(1) organisatorische aspecten (de “zij-variabelen”), (2)
UMC Groningen
waardering van en samenwerking met collega’s (de “wijvariabelen”), (3) persoonlijke aspecten (de “ik-variabelen”).
Probleemstelling
De gemiddelde scores voor deze factoren bedroegen
Binnen en buiten Nederland worden regelmatig zorgen
respectievelijk 6.5, 7,6 en 7,6 (t
geuit over een afnemende arbeidssatisfactie van artsen1
16.6 p<.001).
1-2
=-16.7 p<.001, t
1-3
=-
Zo schrijft de KNMG in 2003: ‘Steeds meer artsen hebben spijtgevoelens rondom keuzes in hun medische
Conclusie
loopbaan. Voorkomen moet worden dat de medische
De zorgen betreffende de afnemende arbeidstevreden-
sector opgebrand raakt’2 .
heid onder artsen worden niet ondersteund door onze met variabelen in het cluster ‘zij’ komt overeen met an-
der artsen inderdaad afneemt is de arbeidssatisfactie
dere onderzoeken die laten zien dat de tevredenheid het
van dezelfde groep artsen in 2000 en 2009 vergeleken.
grootst is over zaken waar je zelf directe invloed op hebt
Daarbij is aangesloten op de variabelen die in de litera-
zoals persoonlijke zaken en relaties met collegae en min-
tuur worden genoemd als belangrijk voor de arbeidssa-
der wordt als het om onderwerpen gaat die de arts
tisfactie.3
moeilijker kan beïnvloeden.
Methode
Referenties
Het betreft een longitudinaal onderzoek onder studenten
1
A
onderzoeksuitkomsten. De lagere arbeidstevredenheid Om na te gaan of In Nederland de arbeidssatisfactie on-
Zuger A Dissatisfaction with medical practice. N England J Med. 2004; 350: 69-75.
die in 1982 of 1983 hun geneeskundestudie startten in Groningen. Van de 398 gestarte studenten behaalden
2
KNMG Kwaliteitsmanifest 20
333 het artsdiploma. De afgestudeerden werden tussen
3
Ham I van. De arbeidssatisfactie van de Nederlandse
1993 en 2000 jaarlijks telefonisch geinterviewd. In 2000
huisarts [proefschrift].
en in 2009 werden respectievelijk 235 en 275 artsen be-
Groningen: Rijksuniversiteit Groningen; 2006.
reikt. 201 artsen respondeerden in beide jaren. In 2000 scoorden de artsen hun tevredenheid met een rapport-
Trefwoorden: arbeidssatisfactie, artsen, loopbaan
cijfer voor acht variabelen: ‘tevreden over hetgeen ik
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
‘waardering van patiënten, collega’s en andere beroeps-
Correspondentie-adres:
groepen’, ‘samenwerking met collega’s en andere be-
L.J. Schmit Jongbloed
roepsgroepen’ en ‘balans werk – prive’.
UMC Groningen CIOMO
Naar aanleiding van arbeidsmarkt-ontwikkelingen en om
Ant. Deusinglaan 1
aan te sluiten bij van Ham’s3 indeling van tevredenheids-
9713 AV Groningen
variabelen werden in 2009 vijf variabelen toegevoegd:
E-mail:
[email protected]
‘tevredenheid over het management’, ‘waardering van administratieve taken’, ‘grip op planning en inhoud’ en ‘tevredenheid met inkomen’. Verschillen tussen beide
NVMO | Congresboek 2010
professioneel heb bereikt’, ‘ontplooiingsmogelijkheden’,
meetmomenten zijn getoetst met gepaarde t-toetsen. Een exploratieve factoranalyse met varimax rotatie is uitgevoerd op de gegevens van 2009.
23
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 525 | Sessie A2 Wetenschappelijke Paper
A2.2 De jonge dierenarts en zijn motivatie: een arbeidspsychologisch model dat verklaart en voorspelt
is een vragenlijst uitgezet onder 235 collega’s van de res-
Mastenbroek NJJM, Faculteit Diergeneeskunde
Resultaten
Universiteit Utrecht,
De resultaten laten een goede fit van het model zien,
Demerouti E, University of Technology, Eindhoven
2(58)= 183.10, NFI=.92, TLI=.91, CFI=.94, RM-
Jaarsma ADC, Faculteit Diergeneeskunde
SEA=.05. Alle getoetste relaties zijn significant (p<.05).
Universiteit Utrecht
De aanwezigheid van energiebronnen in het werk leidt
Beukelen P van, Faculteit Diergeneeskunde
tot bevlogenheid en betere prestaties. Hoge taakeisen
Universiteit Utrecht
leiden op den duur tot uitputting en verminderde presta-
pondenten (respons 75%). De fit van het model werd getest met behulp van Structural Equation Modeling.
ties. De aanwezigheid van energiebronnen in het werk Probleemstelling
vertoont een positieve samenhang met persoonlijke
Aanleiding voor dit onderzoek zijn signalen die wijzen op
vaardigheden. Persoonlijke vaardigheden mediëren de
verhoogde risico’s op burnout en verminderde arbeids-
positieve relatie tussen energiebronnen en bevlogen-
motivatie bij jonge dierenartsen, met als gevolg vervroeg-
heid, tussen taakeisen en uitputting, en de negatieve
de uittreding uit de praktijk (mededeling KNMvD, 2008).
relatie tussen energiebronnen en uitputting.
Volgens het Job Demands-Resources (JD-R) model (Bakker & Demerouti, 2007) zal de aanwezigheid van veel
Discussie
energiebronnen op het werk leiden tot hogere arbeidsmo-
De resultaten van het onderzoek laten zien dat persoon-
tivatie en verminderde kans op burnout. Bekend is ook
lijke vaardigheden een belangrijke mediërende rol spelen
dat in een omgeving met veel energiebronnen mensen
in het model. Het beroep van dierenarts stelt hoge eisen,
meer beschikken over persoonlijke hulpbronnen en min-
die niet altijd te voorkomen zijn. Het kunnen beschikken
der vermoeid raken (Xanthopoulou, 2007). Tijdens de op-
over voldoende werkgerelateerde energiebronnen, en
leiding diergeneeskunde wordt veel aandacht besteed
daarnaast het bezitten van specifieke persoonlijke vaar-
aan de ontwikkeling van persoonlijke vaardigheden c.q.
digheden helpt de jonge professional bevlogen te blijven
kwaliteiten (o.a. reflectieve vaardigheden en vertrouwen in
en het risico op burnout terug te dringen. Dit heeft een
eigen kunnen). De centrale vraag in dit onderzoek is: wel-
positieve invloed op de prestaties.
ke rol spelen specifieke persoonlijke vaardigheden van de dierenarts in de relatie tussen enerzijds taakeisen en ener-
Literatuurverwijzingen
giebronnen en anderzijds burnout en bevlogenheid? Een
- Xanthopoulou, D., Bakker, A.B., Demerouti, E. &
tweede onderzoeksvraag is of en hoe de prestaties van
Schaufeli, W.B. (2007). The role of personal\ resourc-
de dierenarts verklaard kunnen worden vanuit de be-
es in the job demands resources model. International
roepsspecifieke combinatie van energiebronnen en taakeisen, en persoonlijke vaardigheden. Het JD-R model Congresboek 2010 | NVMO
24
dient als theoretische basis voor dit onderzoek.
Journal of Stress Management, Vol. 14, pp. 121-141. - Bakker AB & Demerouti E (2007). The job demandsresources model: state of the art. Journal of Managerial Psychology, Vol. 22, No. 3, pp. 309-328.
Methode De achtergronden van burnout en bevlogenheid zijn geme-
Trefwoorden: dierenarts, motivatie
ten met een beroepsspecifieke, en op bovenstaande theo-
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
rie gebaseerde, vragenlijst. Indicatoren voor taakeisen waren werkdruk, fysieke belasting en werk-privé-balans. De
Correspondentie-adres:
indicatoren voor energiebronnen waren autonomie, feed-
N.J.J.M. Mastenbroek
back uit werk en steun van collega’s. De gekozen persoon-
Universiteit Utrecht
lijke vaardigheden waren pro-activiteit, vertrouwen in eigen
Faculteit Diergeneeskunde
kunnen en reflectieve vaardigheden. De vragenlijst is uitge-
Postbus 80163
zet onder 1760 dierenartsen afgestudeerd tussen 1999 en
3508 TD Utrecht
2009 (respons 44%). Om de objectieve prestatie te meten
E-mail:
[email protected]
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 525 | Sessie A2
Promovendi lezing A2.3 Individuele verschillen in leergedrag tijdens coassistentschappen
Correspondentie-adres: M.T. van Lohuizen UMC Groningen
Lohuizen MT van
CIOMO
UMC Groningen
Ant. Deusinglaan 1 9713 AV Groningen
Theoretische context
E-mail:
[email protected]
Leren tijdens coassistentschappen is leren op de (regelmatig wisselende) werkplek. Veel studenten hebben een voorkeur voor een bepaalde manier van leren: hun leerstijl. Echter, de meeste studenten zijn in staat om hun leergedrag enigszins aan te passen aan wat de leeromgeving of het leerdoel vereist: hun leerstrategie. Leergedrag kan dus veranderen als de context verandert. In het huidige promotieonderzoek is geprobeerd na te gaan hoe studenten verschillen in hun leergedrag en welk
A
leergedrag leidt tot studiesucces. Dit proefschrift Allereerst is door middel van een multilevel generaliseerbaarheidsstudie gekeken in hoeverre de klinische beoordelingen te gebruiken waren als maat voor studiesucces. Deze beoordelingen bleken voldoende betrouwbaar, mits rekening gehouden wordt met de ontwikkeling die studenten tijdens hun coassistentschappen doormaken. In het vervolgonderzoek kwam desondanks geen duidelijk verband naar voren met de leerstrategieën die de studenten gebruikten. Een mogelijke verklaring hiervoor was dat bestaande vragenlijsten voor werkplekleren niet het volledige leergedrag van coassistenten beschrijven. Daarom is er voor gekozen dieper op dit leergedrag in te gaan aan de hand van kwalitatieve diepte-interviews. In dat onderzoek bleken studenten ook leeractiviteiten te gebruiken die niet in bestaande lijsten opgenomen zijn. genlijst ontwikkeld en uitgetest die het leergedrag van coassistenten volledig in kaart kan brengen. Conclusie Het leergedrag van studenten tijdens coassistentschappen vertoont individuele verschillen. Om studenten zo goed mogelijk te begeleiden bij het leren is het nodig te weten welke leerstrategie(ën) de studenten gebruiken. De ontwikkelde vragenlijst is een goed instrument om dit
NVMO | Congresboek 2010
Aan de hand van deze uitkomsten is vervolgens een vra-
te meten. Trefwoorden: co-schappen, leergedrag Wijze van presentatie: promovendilezing
25
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Lamoraalzaal | Sessie A3
Symposium VU Compas Masterfase A3.1 Masterjaar 1: van theoretisch leren naar praktijkleren
stage geven. Er zijn panelbesprekingen met studenten en docenten van de verschillende locaties over de evaluatieresultaten.
Daelmans HEM, Kooiman MAR, Jacobs JCG, Koens F, Croiset G
Resultaten
VU medisch centrum
Studenten zijn tevreden over het leereffect van masterjaar 1. Ze ervaren een groei in zelfstandigheid en voelen
Probleemstelling
zich voor de start van M2 goed voorbereid voor wat be-
Het Raamplan 2009 definieert een duidelijk profiel en
treft kennis inclusief klinisch redeneren, competenties en
eindtermen voor bachelor- en masterstudenten genees-
het ‘werken in de ziekenhuisorganisatie’. De balans tus-
kunde. In de bacheloropleiding wordt een gedegen ba-
sen het theoretische leren, werken in de praktijk en het
sis over de hele breedte van de competenties en kennis
ontwikkelen van praktische vaardigheden vergt veel
gelegd, in de master volgt uitbouw, verdieping en groei
aandacht. Studenten leggen verder zeer sterke nadruk
in competentieniveau aan de hand van de praktijk. Met
op de competentie medisch expert. Op deze aandachts-
de invoering van een driejarige masteropleiding worden
punten zijn verbetertrajecten ingezet.
de praktijkcontacten in de opleiding geneeskunde in veel UMC’s vervroegd en/of vernieuwd en dat maakt vooral
Conclusie
de invulling van masterjaar 1 een uitdaging. Wij presen-
Masterjaar 1 in VUmc-compas is een jaar dat in opbouw
teren onze ervaringen van masterjaar 1 met nadruk op:
en uitwerking in de vijf ziekenhuizen een goede schakel
1. Schakel tussen theoretische bachelor en praktijkge-
blijkt te zijn tussen het leren in de bachelor en het leren
richte master 2. Leereffecten en aandachtspunten van het masterjaar 1
als co-assistent in een co-schap. De studenten en docenten zijn tevreden over het leereffect. Er zijn enkele aandachtspunten waar verbetertrajecten op ingezet zijn.
Methode Het onderwijsprogramma van Masterjaar 1 van VU me-
Trefwoorden: masterjaar 1 : praktijkleren
disch centrum (VUmc) is de schakel tussen de veelal op
Wijze van presentatie: symposium
theorie gerichte bacheloropleiding en de praktijkgerichte masteropleiding. Masterjaar 1, gestart in studiejaar
Correspondentie-adres:
2008/2009, begint met een voorbereidende training in
H.E.M. Daelmans
het klinisch trainingscentrum van VUmc. In de zes sta-
VU medisch centrum
ges hierna staat taakgestuurd leren in de praktijk cen-
Klinisch Training Centrum
traal, gecombineerd met voorbereidende trainingen en
De Boelelaan 1118
wekelijks terugkomonderwijs. De competenties van het
1081 HZ Amsterdam
profiel van de arts zijn allen opgenomen in het onderwijs-
E-mail:
[email protected]
programma. Toetsing vindt plaats op alle niveaus van Congresboek 2010 | NVMO
Miller en bestaat uit een combinatie van computergestuurde kennis- en klinisch redeneertoetsing, stationstoetsen, stagebeoordelingen en portfoliotoetsing. De stages in masterjaar 1 worden in VUmc en vier topklinische ziekenhuizen in de OOR-Ozon gelopen (de Pentagoon ziekenhuizen). In de Pentagoon ziekenhuizen zijn leerhuizen ingericht waarin studenten gedurende heel masterjaar 1 verblijven. De taakopdrachten worden in het leerhuis begeleid door arts-docenten, de praktijkopdrachten door medisch specialisten en oudere arts-assistenten van het betreffende ziekenhuis. Studenten vullen per stage een evaluatie in waarin ze op een vijf punt
26
Likert schaal hun waardering voor de onderdelen van de
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Lamoraalzaal | Sessie A3 Symposium
A3.2 VUmc compas in uitvoering Het eerste masterjaar geneeskunde in een perifeer opleidingsziekenhuis
ren. De diversiteit van het programma is groot en afwisselend. Studenten vinden het leerzaam om veel verschillende artsen, als rolmodel, aan het werk te zien. Door het longitudinaal vervolg van studenten is er betere begeleiding mogelijk. Er is sprake van een spannings-
St Lucas Andreas Ziekenhuis
veld tussen zelfstudietijd en praktijktaken.
Probleemstelling
Discussie
Bij de invoer van het nieuwe bachelor-master curriculum,het
Een perifeer opleidingsziekenhuis lijkt een geschikte om-
VUmc compas, is het VUMC de samenwerking aangegaan
geving voor een eerste masterjaar geneeskunde. De ef-
met vier perifere opleidingsziekenhuizen in de regio. Het
ficiënte organisatie middels een gestructureerd week-
eerste masterjaar (M1) kent zeven leerstages waarvan vijf
programma is de basis voor het creëren van draagvlak
worden aangeboden in de partnerziekenhuizen. Studenten
bij de afdelingen en de implementatie op locatie. De om-
doorlopen het hele jaar in dezelfde kliniek. Het programma
geving van een leerhuis, de diversiteit aan klinische mo-
van M1 is gericht op de competentie van medisch expert
gelijkheden/contacten en de intensieve begeleiding door
middels klinische praktijktaken en zelfstudie. Daarnaast zijn
leerhuisdocenten en medisch specialisten waarborgt de
er taken gericht op de generieke competenties zoals die
kwaliteit en academische standaard.
A
Wegen MJM van, Westerman M, Scheele F
van samenwerker, organisator en reflector. Hoe organiseert een perifeer ziekenhuis de leerstages binnen M1 waardoor
Trefwoorden: masterjaar 1 ; perifeer ziekenhuis
inhoud en kwaliteit gewaarborgd worden? Welke resulta-
Wijze van presentatie: symposium
ten komen vanuit de eerste studentenevaluaties? Correspondentie-adres: Methode
M.J.M. van Wegen
De opzet van de leerstages in de periferie kent enkele
Sint Lucas Andreas Ziekenhuis
essentiële kenmerken. De M1 wordt vormgegeven van-
Postbus 9243
uit nieuw gevormde leerhuizen op locatie. Daarbinnen is
1006 AE Amsterdam
sprake van intensieve procesbegeleiding door speciaal
E-mail:
[email protected]
aangestelde leerhuisdocenten. Er is een sterke koppeling tussen de kaders van het curriculum en praktijk in de periferie. Een gestructureerd weekprogramma zorgt voor balans tussen kliniekervaringen en studietijd. De medisch specialisten verzorgen regulier onderwijs. De praktijktaken vormen het hart van de leerstages. In M1 leren studenten aan de hand van taken die gekopanamnese en lichamelijk onderzoek of het bijwonen van polispreekuren, grote visites, OK- en behandelkamer programma’s. Daarnaast hebben de studenten bedside teaching en houden zij presentaties over casuïstiek aan medestudenten. Resultaten Vanuit de studentevaluaties komen enkele opvallende resultaten naar voren, waarvan enkele specifiek zijn voor
NVMO | Congresboek 2010
peld zijn aan de klinische praktijk, zoals verrichten van
leerstages in de perifere ziekenhuizen. De aanwezigheid van een vaste leerhuisdocent als mentor en begeleider biedt goede structuur en inhoud. Het leereffect van opdrachten gekoppeld aan de kliniek wordt als groot erva-
27
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Lamoraalzaal | Sessie A3 Symposium
A3.3 Masterjaar 1: Begeleiden en toetsen van professioneel gedrag
punt. Deze studenten worden door de eigen leerhuisdocenten begeleid. Van alle VUmc-M1 studenten sinds 2008 (N=506) blijkt dat 2% van de studenten tenminste
Soelen E van, Wagter JM, Eckenhausen MAW
1 keer een onvoldoende heeft gekregen voor PG. Inmid-
Foreest Medical School
dels heeft 37% M1 afgerond.
Probleemstelling
Conclusies
Het professioneel gedrag (PG) van de basisarts is een
Van de M1 studenten scoort 2-5% tenminste 1 keer on-
terugkerend onderwerp van gesprek. Wat zijn de resul-
voldoende op PG. Het begeleiden van deze studenten
taten van studenten op PG? Vragen de resultaten voor
vraagt intensieve begeleiding in het leerhuis en goede
PG om extra begeleiding? Wat zijn de ervaringen met
samenwerking en afstemming met VUmc. Mogelijk kun-
studenten die het gehele eerste masterjaar in één kliniek
nen onvoldoendes of uitval voorkomen worden door ma-
doorbrengen? In de masterfase van VUmc volgen stu-
tig scorende studenten (extra) te begeleiden met o.a.
denten hun leerstages van het eerste masterjaar (M1) in
coachgesprekken. FMS ontwerpt momenteel een stu-
één kliniek. In dit curriculum heeft de ontwikkeling van
dentvolgsysteem-M1 waarmee onvoldoendes in de toe-
PG vanaf de eerste dag een belangrijke plaats. Onder
komst mogelijk worden voorkomen door vroegtijdige
PG wordt verstaan: observeerbaar gedrag (in woord, ge-
signalering en gerichte begeleiding.
drag en uiterlijk) waarin normen en waarden van de beroepsuitoefening zichtbaar zijn. (Van Luijk et al, 2002)
Literatuur Van Luijk et al. Projectteam Consilium Abeundi (ingesteld
Methode
door DMW (VSNU)). Professioneel gedrag. Onderwijs,
In M1 begeleiden en toetsen docenten in VUmc en de
toetsing, begeleiding en regelgeving. Utrecht, 2002.
leerhuizen het leerproces van studenten ten aanzien van PG. Van het eerste cohort (08-09) tot heden is gekeken
Trefwoorden: masterjaar 1 : professioneel gedrag
naar de uitvalpercentages en de onvoldoendes voor PG.
Wijze van presentatie: paper
De begeleiding voor alle studenten bestaat uit het formuleren van leerdoelen PG. Deze worden vastgelegd en
Correspondentie-adres:
besproken met de docent. Bij een onvoldoende beoor-
E. van Soelen
deling van PG vindt afstemming plaats met VUmc over
Medisch Centrum Alkmaar
de beoordeling en gewenste begeleiding. Het begelei-
Foreest Medical School
den van PG is intensief maatwerk en vraagt andere vaar-
Postbus 501
digheden van docenten dan het toetsen van medische
1800 AM Alkmaar
kennis. Foreest Medical School (FMS), het leerhuis van
E-mail:
[email protected]
het Medisch Centrum Alkmaar (MCA) is een van de plaatsen waar M1 plaatsvindt. Hier krijgen studenten Congresboek 2010 | NVMO
met PG aandachtspunten tevens facultatief gesprekken met een coach aangeboden. Resultaten In de 12 studentgroepen (N=85) uit het eerste cohort die het M1-jaar bij FMS/MCA volgden scoorde 5,1% (6 studenten) een onvoldoende voor PG. Drie studenten staakten om uiteenlopende redenen de studie. Voor de zes studenten is in overleg met VUmc een persoonlijk plan opgesteld voor het vervolg van de masterfase. Twee van hen maakten gebruik van de facultatieve coachgesprekken bij FMS. Voor vier studenten bleek het
28
plannen van taken en werk het belangrijkste aandachts-
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 530 | Sessie A4
Paper Feedback AOIS A4.1 De effecten van feedback en zelfevaluatie op het opleiden van arts assistenten in de perceptie van anesthesiologen
proces in. Vooral de schriftelijke feedback werd als leerzaam ervaren (M 3.91, SD 1.192), maar ook het invullen van de zelfevaluatie (M 3.67, SD 1.155). 14 stafleden werden geïnterviewd. De feedback, met name in combinatie
Houben KW, MUMC
met de zelfevaluatie, werd genoemd als belangrijkste sti-
Stalmeijer RE, Universiteit Maastricht
mulans voor verbetering, omdat het hen meer bewust
Marcus MA, MUMC
maakte van verwachtingen rondom begeleidingsvaardig-
Scherpbier AJJA, Universiteit Maastricht
heden. De gemiddelde afdelingsscore werd als aanleiding gezien voor het maken van algemene afspraken/protocol-
Probleemstelling
len ten aanzien van opleiden. De toelichting van hun rang-
Binnen medische vervolgopleidingen is in het kader van
orde ten opzichte van collega’s stimuleerde bovendien
kwaliteitszorg toenemende aandacht voor het evalueren
om beter te worden dan hun collega’s. De meeste stafle-
van begeleidingsvaardigheden van individuele opleiders.
den stonden positief tegenover invoering van systemati-
Om het effect van dit type evaluaties te vergroten, is on-
sche en structurele evaluaties.
ties’ en zelfevaluaties1,2. Hieruit blijkt zelfevaluatie met
Discussie
schriftelijke feedback van AIOS een stimulans kunnen zijn
Feedback en zelfevaluatie als methode om de begelei-
om begeleidingsvaardigheden te verbeteren 2. Er blijven
dingsvaardigheden van medisch specialisten te evalue-
echter nog vraagtekens met betrekking tot de gepercipi-
ren wordt door de meeste anesthesiologen als zinvol
eerde effectiviteit van deze procedure door de opleiders
ervaren. Of deze combinatie voldoende is voor verbete-
zelf.1 De huidige studie is opgezet om de effectiviteit te
ringen op de lange termijn en of coaching hierin meer-
evalueren van mondelinge en schriftelijke feedback be-
waarde heeft, moet verder worden onderzocht. Continu-
staande uit een combinatie van AIOS-evaluaties en zelfe-
ering van systematische en structurele zou bovendien
valuaties rondom begeleidingsvaardigheden.
een duidelijk kwaliteitszorgklimaat binnen een afdeling
A
derzoek gedaan naar de combinatie van ‘AIOS-evalua-
kunnen opleveren. Methode Alle 26 AIOS anesthesie van het MUMC werden ge-
Referenties
vraagd schriftelijk 6 at random stafleden anesthesiologie
1
Schipper JJ de, Smits PBA. Beoordeling en zelfbeoor-
anoniem te beoordelen op hun begeleidingsvaardighe-
deling van opleiders Sociale Geneeskunde (Maat-
den middels een vragenlijst. Tevens vulden stafleden de-
schappij & Gezondheid). Tijdschrift voor Medisch Onderwijs 2009;28(5):223-231.
gen schriftelijk feedback met daarin het oordeel van de
2
Stalmeijer RE, Dolmans DHJM, Wolfhagen IHAP,
AIOS, de zelfevaluatie en de gemiddelde score van hun
Peters WG, Coppenolle L van, Scherpbier AJJA.
collega’s (op basis van de AIOS oordelen). Daarnaast
Combined student ratings and self-assessment
werd deze feedback besproken met 2 onderzoekers, te-
provide useful feedback for clinical teachers. Advan-
vens hun collega’s (KH en MM). Tijdens de mondelinge
ces in Health Sciences Education: Theory and
feedback werd ook hun persoonlijke positie ten opzichte
Practice. Published online 2009 sep 25.
van hun collega’s getoond middels een rangordegrafiek. Deze schriftelijke en mondelinge feedback werd door de
Trefwoorden: feedback AOIS
stafleden in een korte vragenlijst geëvalueerd (14 items).
Wijze van presentatie: paper
Daarnaast werden semigestructureerde interviews afgenomen bij stafleden die zowel een zelfevaluatie hadden inge-
Correspondentie-adres:
vuld als door (ten minste) 4 AIOS waren beoordeeld. De
K.W. Houben
hieruit verkregen data werd met behulp van Atlas-ti 5.2 ge-
MUMC
analyseerd en vergeleken op terugkerende thema’s.
P. Debyelaan 25
NVMO | Congresboek 2010
zelfde vragenlijst in ter zelfevaluatie. De stafleden ontvin-
6229 HX Maastricht Resultaten 21 stafleden vulden de evaluatielijst van het feedback-
E-mail:
[email protected]
29
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 530 | Sessie A4 Paper
A4.2 Een additionele schakel De toegevoegde waarde van een coach bij het helder krijgen van de daadwerkelijke leerbehoefte van de aios
Deze resultaten suggereren dat de vraagstelling zoals die bij aanvraag wordt geformuleerd vaak niet volledig de daadwerkelijke behoefte aan ontwikkeling dekt. Daarnaast geven de resultaten aan dat als een aios zelf het initiatief neemt een coach te benaderen, hij van te
Buis CAM, Stam F, Eckenhausen MAW
voren zijn leervraag in termen van ontwikkeling helder
Medisch Centrum Alkmaar
heeft.
Vraagstelling
Tabel 1: De thema’s van de vragen voor en na intake
De invoering van de CanMeds-rollen vraagt nieuwe leerpaden in de medische vervolgopleidingen. Geeft de leervraag van de aios zoals die bij aanvraag van werkplekcoaching worden voorgelegd aan de coach de daadwerkelijke behoefte van de aios aan ontwikkeling op het gebied van professioneel gedrag, samenwerken en communicatie weer? Methode/opzet
Voor de intake met de coach
Na de intake met de coach
Communicatie verbteren patiënten, ouders en andere professionals Onzekerheid Stresshantering Goed omgaan met feedback goed voorbereid soliciteren Zich goed neerzetten als specialist Onvoldoende progressie
Miscommunicatie met de patiënten Conflicten met andere professionals Extreem perfectionisme Onzekerheid Stresshantering Normerend zijn Faalangst Aanpassen aan nieuwe baan Werk-privé balans Stagnatie in het leren goed voorbereid solliciteren Geen aansluiting vinden, zich niet veilig voelen
MCA is een teaching hospital waarin 90 aios werkzaam zijn, die verdeeld zijn over 22 (medische) vervolgopleidingen. Sinds 2006 wordt werkplekcoaching aangeboden aan aios. De aios komen op initiatief van de opleider danwel op gezamenlijk initiatief danwel op eigen initiatief. Na een intake waarin de coach gesprekken voert
Conclusies
met opleider en aios om de vraagstelling helder te krij-
De leervragen op het gebied van samenwerken, com-
gen wordt een traject op maat ontworpen. Een traject
municatie en professioneel gedrag zijn specifieker en
bestaat uit gemiddeld 3 gesprekken van 45 minuten en
dieper dan in eerste instantie in gesprek tussen opleider
uit het meelopen van de coach op de werkplek. De ge-
en aios zonder aanwezigheid van de coach naar voren
sprekken zijn vertrouwelijk en de coach heeft uitdrukke-
komt. Het inschakelen van een coach heeft toegevoeg-
lijk geen rol in het formele beoordelingstraject van de
de waarde om de leervraag concreet en helder te krij-
aios. Over de periode medio 2006 tot medio 2010 zijn
gen. Dit nieuwe leerpad is een aanvulling op de rol van
van 23 aios de leervragen waarmee de coach in eerste
de opleider.
instantie bij aanmelding werd benaderd, vergeleken met
Congresboek 2010 | NVMO
de uiteindelijke vragen die na intake helder werden. De
Trefwoorden: Coach AOIS
daadwerkelijke vragen zijn vervolgens gethematiseerd.
Wijze van presentatie: paper
Resultaten
Correspondentie-adres:
Van de 23 aanmeldingen, bleek bij 16 aios na intake de
C.A.M. Buis
vraagstelling uitgebreider te zijn dan de oorspronkelijke
Medisch Centrum Alkmaar
leervraag bij aanmelding. Bij 6 aios bleek de vraagstel-
Foreest Medical School
ling wel direct volledig te zijn en bij 1 aios bleek de uitein-
Nassauplein 10
delijke leervraag geheel afwijkend te zijn van de oor-
1815 CM Alkmaar
spronkelijke vraag. Opmerkelijk is dat van de groep aios
E-mail:
[email protected]
waarbij de vraagstelling direct volledig was er 4 aios op eigen initiatief de coach hebben benaderd. Bij de 16 aios waarbij de vraagstelling in eerste instantie onvolledig was, bleek juist dat de meerderheid (11 aios) op initiatief
30
van de opleider waren aangemeld.
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 530 | Sessie A4 Paper
A4.3 Hoe geven arts-assistenten feedback: een perceptie onderzoek
(n=14). Volgens A(N)IOS bepaalt de tijdsdruk voornamelijk de frequentie van de feedback (n=14). A(N)IOS geven het meest feedback op de competentie medisch hande-
Nieuwenhuyzen GM, Ridder JMM van de
len (78%; n=35) en het minst op maatschappelijk hande-
Albert Schweitzer Ziekenhuis
len (31%; n=14).
Probleemstelling
Conclusies
Evaluatieve opmerkingen door A(N)IOS in het ziekenhuis
Bij A(N)IOS blijkt dat de intentie tot feedback geven aan-
worden tussen de werkzaamheden door gegeven. Daar-
wezig is, maar dat kennis over de manier waarop feed-
door is weinig zicht op de inhoud van deze opmerkin-
back gegeven wordt soms ontbreekt. A(N)IOS geven
gen, hoe vaak ze gegeven worden, aan wie ze gegeven
frequenter feedback aan personen lager in de hiërarchie.
worden en of er daadwerkelijk sprake is van feedback.
De inhoud richt zich meest op medisch handelen. Dit
Uit de literatuur is weinig bekend over feedback geven
onderzoek richt zich op de perceptie van de A(N)IOS.
door A(N)IOS. Feedback is specifieke informatie die ge-
Resultaten geven een beeld van de beleefde werkelijk-
geven wordt over een vergelijking tussen de prestatie
heid en kunnen dus afwijken van de realiteit.
tatie van de lerende te verbeteren (1). Dit onderzoek
Literatuur
heeft als doel te exploreren hoe A(N)IOS feedback geven
1. Ridder JMM van de, Stokking KM, McGaghie WC,
perceptiën.
A
van de lerende en de standaard, met de intentie de pres-
Cate O Th J ten.What is feedback in clinical education? Med Educ. 2008; 42: 189-97.
Methode Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is een zelfe-
Trefwoorden: feedback AOIS
valuatie vragenlijst opgesteld. Voorafgaand aan een ver-
Wijze van presentatie: paper
plichte feedbacktraining , hebben alle deelnemende A(N) IOS uit het Albert Schweitzer ziekenhuis in Dordrecht
Correspondentie-adres:
een informed consent formulier en een vragenlijst inge-
G.M. Nieuwenhuyzen
vuld, bestaand uit negen open en 27 gesloten vragen (1
Albert Schweitzerziekenhuis
volledig mee eens- 5 volledig mee oneens). De vragen
Albert Schweitzerplaats 25
zijn gesteld over a) wat de arts inhoudelijk verstaat onder
3318 AT Dordrecht
feedback (5 vragen); b) aan wie feedback gegeven wordt
E-mail:
[email protected]
(3 vragen); c) in welke frequentie feedback gegeven wordt (4 vragen); d) op welke competenties feedback gegeven wordt (9 vragen). Door gemiddelden te bepalen
Resultaten 45 A(N)IOS beantwoordden de vragenlijst, waarvan 76% AIOS (n=34). 80% (n=35) van de A(N)IOS geeft aan dat feedback specifieke informatie bevat, 91% (n=39) geeft feedback met de intentie de prestatie van de ander te verbeteren en 41% (n=17) geeft aan dat feedback gaat over een vergelijking tussen standaard en performance. A(N)IOS geven feedback aan coassistenten (79%; n=33), aan collega A(N)IOS (75%; n=33) en aan de op-
NVMO | Congresboek 2010
zijn de gegevens geanalyseerd.
leiders (26%; n=11). Ze doen dit respectievelijk gemiddeld 10 (SD 12), 5 (SD 7) en 1 (SD 1) keer per maand. Uit de open vragen blijkt dat hiërarchie de meest genoemde reden is waarom opleiders weinig feedback krijgen
31
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 530 | Sessie A4 Paper
A4.4 De achtste CanMEDS-rol, ‘the person’ of ‘reflector’: een beschrijving van het verdwijnen en weer verschijnen van deze rol
sterke en zwakke kanten in eigen functioneren en be-
Selleger VJ, VU medisch centrum
Bij de implementatie van de ‘reflector’ is een lijn van klein-
Kreeke JJS van de, VU medisch centrum
schalig reflectieonderwijs ontstaan in de bachelor- en
Whitehead CR, University of Toronto
masterfase, waarin aandacht wordt besteed aan de stu-
Hodges BD, University of Toronto
dent en diens praktijkervaringen. In de bachelorfase wordt
wustwording van de invloed van eigen gevoelens en waarden op het functioneren als arts.
reflectieonderwijs gecombineerd met onderwijs in een Probleemstelling
tweede rol, meestal ‘de medisch expert’. In de masterfa-
Competentiegestuurd onderwijs is wereldwijd in gebruik
se bestaat de lijn uit begeleide intervisiebijeenkomsten.
in de artsopleiding. Daarbij wordt de competentie van de arts gedefinieerd als een optelsom van verschillende rol-
Discussie en conclusie
len. Naar de historische ontwikkeling van specifieke rol-
Terwijl de rol van ‘professional’ in de CanMEDS uitge-
len is tot nu toe weinig onderzoek gedaan. Door te kijken
breid aan de orde komt, is er vooralsnog minder aan-
naar rollen die verdwijnen of verschijnen wordt duidelijk
dacht geweest voor de persoon die deze rol vervult. Een
hoe het ‘discours’ over medische competentie zich op
competentiemodel waarin de reflectorrol apart wordt be-
verschillende plaatsen heeft ontwikkeld en wat de con-
noemd biedt de mogelijkheid systematisch aandacht te
crete gevolgen daarvan zijn voor het curriculum. Onze
besteden aan de persoon van de student, met als doel
vraag spitst zich toe op een onderbelichte rol: de arts als
artsen op te leiden die optimaal gebruik maken van hun
‘persoon’.
persoonlijke kwaliteiten.
Opzet
Trefwoorden: CanMEDS-rol reflector
Om inzicht te krijgen in de ontwikkelingen t.a.v. deze rol
Wijze van presentatie: paper
wordt gekeken naar 1. het ontstaan en weer verdwijnen van de achtste competentierol ‘the person’ in Canada
Correspondentie-adres:
(CanMEDS), 2. de keuze voor een achtste rol ‘de reflec-
V.J. Selleger
tor’ in het compentieprofiel van het VU medisch centrum
VU medisch centrum
en 3. de implementatie van deze rol in het curriculum
Van der Boechorststraat 7
van het VUmc.
1081 BT Amsterdam E-mail:
[email protected]
Resultaten De CanMEDS-rollen zijn voortgekomen uit het ‘Educating Future Physicians of Ontario’ project, gestart in 1987. In dit project werden acht rollen van de arts gedeCongresboek 2010 | NVMO
finieerd. CanMEDS nam zeven van deze rollen over. De achtste rol ‘the person’ werd weggelaten, met de argumentatie dat de arts als persoon al in de overige rollen is verdisconteerd. Het model van de CanMEDS met zeven rollen is wereldwijd overgenomen en is eveneens in Nederland terug te vinden in het Raamplan 2009 en de opleidingsplannen van de meeste vervolgopleidingen. In een traditie van attitudeonderwijs werd in het VUmc bij de curriculumherziening in 2005 een achtste rol toegevoegd, ‘de reflector’, vanuit de visie dat de persoon van de arts ‘instrument’ is voor zijn beroepsuitoefening. On-
32
derwijs van deze rol is gericht op bewustwording van
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 531 | Sessie A5
Poster Curriculumontwikkeling A5.1 Hoe geeft de Physician Assistant (PA) opleiding in Rotterdam vorm aan onderwijs in kwaliteitszorg?
niveau. Door het ontwikkelen van kwaliteitsindicatoren ontdekken de studenten hoe complex en belangrijk kwaliteitszorg is. De student leert ook kwetsbare situaties op de afdeling te herkennen en analyseren door de PRISMA
Velden IHM van der, Cellissen E, Rijke R
methode te gebruiken. Uit deze evaluaties kwam naar vo-
Hogeschool Rotterdam
ren dat de studenten veel geleerd hadden. Daarbij werd aangegeven dat een veilige leeromgeving belangrijk is de
Achtergrondinformatie en vraagstelling
verschillende aspecten van kwaliteitszorg in de verschil-
Het begrip ‘kwaliteit van zorg’ speelt een steeds grotere
lende klinieken te kunnen bespreken. Hierdoor wordt de
rol in de Nederlandse gezondheidszorg. Sinds 2005 zijn
student (en de opleider) gestimuleerd om op een open
alle zorgverleners wettelijk verplicht om calamiteiten aan
manier over de kwetsbare aspecten van kwaliteitszorg te
de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) te melden.
praten.
zorgverleners dat zij open en eerlijk omgaan met inci-
Conclusies
denten, fouten en klachten. Zorgverleners moeten
Kwaliteitzorg is een complex systeem waarbij de PA op-
klachten gaan zien als een advies om de kwaliteit van
leiding van de hogeschool Rotterdam een aanzet tot in-
zorg te verbeteren. Als onderdeel van professionaliteit is
zicht in deze complexiteit biedt. Hierbij is het streven om
het van belang dat de Physician Assistant (PA) verschil-
een blijvend leerproces van de student te bewerkstelli-
lende aspecten van kwaliteitszorg leert kennen en de
gen door een bewustzijnsproces op gang te brengen
kennis op masterniveau kan toepassen. Gezien de com-
met oog voor de omgeving, zodat de Physician As-
plexiteit van kwaliteitszorg is het een uitdaging om de
sistant een blijvende goede bijdrage kan leveren aan de
studenten in relatief korte tijd bekend te maken met de
zich ontwikkelende kwaliteitszorg in de praktijk.
A
Daarnaast vraagt de samenleving ook steeds meer van
theorie en praktijk van kwaliteitszorg. Trefwoorden: physician assistant Methode
Wijze van presentatie: poster
In de Rotterdamse PA opleiding bevat de onderwijsopzet samenhangende kennisgestuurde en praktijkge-
Correspondentie-adres:
stuurde delen, Hierdoor verwerven studenten kennis en
I.H.M. van der Velden
vaardigheden die ze toepassen in praktijkgerichte ver-
Hogeschool Rotterdam
werkingsopdrachten Bij het onderwerp kwaliteitszorg
Museumpark 40
wordt hier vorm aan gegeven door studenten in de eigen
3015 CX Rotterdam
kliniek de kwaliteitszorg rond een bepaald ziektebeeld,
E-mail:
[email protected]
interventie of klinische situatie te laten onderzoeken. Daarbij verdiepen zij zich in het monitoren van de kwaliteitsindicator te ontwikkelen met oog voor de betrouwbaarheid en validiteit daarvan. Tevens oefenen de studenten met het analyseren van incidenten of bijnaincidenten op de eigen afdeling. Studenten analyseren een casus volgens de PRISMA methode en formuleren verbetervoorstellen voor de praktijk. De bevindingen van beide opdrachten worden teruggekoppeld naar de kliniek en hierdoor kan er op afdelingsniveau een bijdrage geleverd worden aan de kwaliteitszorg.
NVMO | Congresboek 2010
teitszorg door zowel een interne als een externe kwali-
Ervaringen/resultaten De opleiding is tevreden over de wijze waarop er vorm wordt gegeven aan onderwijs in kwaliteitszorg op master-
33
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 531 | Sessie A5 Poster
A5.2 Een visie op onderwijsontwikkeling binnen de huisartsopleidingen: wat zijn noodzakelijke communicatieve competenties voor de huisarts van de toekomst?
zorgconsumenten, concurrentie en geringere continuïteit in de zorg, is er een verandering ontstaan in de organisatie van huisartsenzorg. De huisarts heeft toenemend verschillende rollen, die het competentiegebied APC overstijgen qua inzet van communicatieve vaardigheden. Deze komen tot uitdruk-
Timmerman AA, Universiteit Maastricht Post CEJ. van
king bij het inzetten van competenties zoals APC (deskundige,
der, AMC en Universiteit van Amsterdam Smit BIHM.,
begeleider), samenwerken (coach, supervisor, beoordelaar),
Erasmus MC Rietmeijer CBT, VU medisch centrum
organiseren (regisseur, leidinggevende) en maatschappelijk
Essers GTJM, LUMC
handelen (woordvoerder, belangenbehartiger). De regisseursfunctie van een huisarts wordt gekenmerkt door taakdiffe-
Achtergrondinformatie
rentiatie en -delegatie en vraagt om basale communicatieve
Er heeft een inventarisatie [1] plaatsgevonden van de ont-
vaardigheden (bijvoorbeeld exploreren van de context van de
wikkeling van de onderwijsinhoud artspatiënt communica-
klacht) die kunnen worden ingezet in diverse beroepscontex-
tie (APC) van de 8 huisartsopleidingen in Nederland. Het
ten en eraan gekoppelde rollen, aangevuld met specifiek van
APC onderwijs blijkt sterk gericht op het generiek aanleren
toepassing zijnde communicatiemethodieken (bijvoorbeeld
van consultvoering, waarbij weinig integratie plaatsvindt
gedragsbeinvloeiding door motiverende gespreksvoering).
van het vakinhoudelijk handelen en het accent vooral ligt op communicatie. Er is een 2-jarig project gestart vanuit
Conclusies/ implicaties voor onderwijsontwikkeling
Huisartsopleiding Nederland om een landelijk communica-
Professionele communicatie binnen de huisartsgeneeskunde
tie curriculum te ontwikkelen, dat optimaal aansluit bij de
overstijgt verschillende taakgebieden, echter overdraagbaar-
huidige eisen van huisartsgeneeskundige zorgverlening.
heid in een leerlijn communicatie vraagt eerst om een verkleining van het thema in de onderwijsdoelen naar APC. Vertaling
Probleemstelling
naar het ondersteunend onderwijs kan plaatsvinden door te
Een sturende visie op onderwijsontwikkeling vraagt om
werken met kritische beroepssituaties die contextspecifiek
een verheldering van ontwikkelingen binnen de huisart-
zijn en worden getoetst op het ‘performance niveau’ vanuit
senzorg in Nederland en welke cruciale communicatieve
de praktijk [3]. In het curriculum dient er een opbouw te zijn
competenties gedurende de huisartsopleiding dienen te
naar het toenemend wisselen van rollen bij het aanbieden van
worden ontwikkeld. Er zijn in januari 2010 twee work-
beroepscontexten in de onderwijsinhoud, in combinatie met
shops georganiseerd voor stafleden van alle huisartsop-
het trainen van huisartsopleiders en docenten om de transfer
leidingen vanuit de volgende vraagstellingen:
naar de opleidingspraktijk optimaal te bevorderen.
1. Welke veranderingen zijn er binnen de maatschappij en de huisartsenzorg en welke consequenties hebben deze
Referenties
voor de noodzakelijke communicatieve competenties?
[1] Timmerman AA: Project ontwikkeling onderwijscurriculum
2. Zijn de communicatieve competenties vanuit het be-
artspatiënt communicatie voor de huisartsopleidingen in
roepsprofiel [2] voldoende expliciet, huisartsgenees-
Nederland. Maastricht University, Huisartsopleiding, 2009.
Congresboek 2010 | NVMO
kundig en toekomstbestendig geformuleerd?
[2] Concilium voor de Huisartsopleiding: Competentiepro-
3. Hoe kan de afstemming van het ondersteunend on-
fiel en eindtermen van de huisarts. Utrecht, 2009. http://
derwijs en het leren in de praktijk het ontwikkelen van
huisartsopleiding.nl/fileadmin/user_upload/organ/pdf/
deze competenties stimuleren?
Competentieprofiel_en_Eiindtermen_Versie_29-9-2009_ definitief_CHO.pdf
Methode Tijdens de workshops is ‘de communicatief competente
[3] Ten Cate O: Trust, competence and the supervisor’s role in postgraduate training. BMJ 2006; 333: 748-751.
huisarts van de toekomst’ gevisualiseerd vanuit de huidige huisartsgeneeskundige zorgvraag. Een brainstorm heeft
Trefwoorden: huisartsopleiding, communicatievaardigheden
plaatsgevonden over mogelijke consquenties voor de for-
Wijze van presentatie: poster
mulering van communicatieve competenties en de vertaling naar het onderwijs.
Correspondentie-adres: Dr. A.A. Timmerman, Universiteit Maastricht, Huisarts-
34 Bevindingen
opleiding. Postbus 616, 6200 MD Maastricht
Door demografische ontwikkelingen, grotere diversiteit van
E-mail:
[email protected]
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 531 | Sessie A5 Poster
A5.3 Geneesmiddelen in de preklinische artsopleiding: Meer of minder?
derlandse lijsten en de ‘Essential drugs list’ vormen de onderdelen obstetrie & gynaecologie, antihelmintica en hormonen. Van de 114 meest gebruikte geneesmidde-
Mulder WMC, Anema F
len komen 32-59% niet in de curricula aan bod.
AMC/UvA In de verschillende geneeskundecurricula worden ande-
In het ‘Raamplan Artsenopleiding 2009’ is niet vastge-
re keuzes gemaakt met betrekking tot de geneesmid-
legd welke geneesmiddelen de pas afgestudeerde arts
delen die de bachelor/beginnend master geneeskunde
actief moet kennen. Het is echter wenselijk het aantal
in detail moet kennen. Sommige verschillen worden ver-
geneesmiddelen in het onderwijs te limiteren. De ‘Euro-
klaard door de verschillen in opbouw van de diverse cur-
pean Association for Clinical Pharmacology and Thera-
ricula. Verschillen met de ‘Essential drugs list’ kunnen
peutics’ heeft voor de vorming van een ‘Core curriculum
deels verklaard worden door lokale verschillen in ge-
for clinical pharmacology’ een lijst van essentiële ge-
bruikte preparaten. Niet van alle verschillen is de achter-
neesmiddelen opgesteld (Essential drugs list) 1. In de
grond duidelijk. De grote verschillen in aantallen vragen
geneeskundeopleiding AMC/UvA is het farmacologieon-
nader onderzoek naar het realistische onderwijsdoel. Af-
derwijs als Rode draad Farmacologie en Farmacothera-
stemming tussen de curricula zou uitwisseling van stu-
pie verweven in het onderwijs van de eerste vier preklini-
denten tussen de verschillende faculteiten vergemakke-
sche jaren. De blokspecifieke leerdoelen, inclusief
lijken.
A
Discussie Probleemstelling
geneesmiddelen, zijn in samenspraak met klinici vastgesteld op basis van meest voorkomende ziektebeelden.
Referenties
Om deze leerdoelen te evalueren en optimaliseren is ge-
1 Orme M, Frolich J, Vrhovac B. Towards a core curricu-
inventariseerd hoe de keuze van geneesmiddelen zich
lum in clinical pharmacology for undergraduate
verhoudt tot de eerder genoemde lijst voor een ‘core
medical students in Europe. Eur J Clin Pharmacol
curriculum’ en de geneesmiddelenlijsten die op andere
2002;58:635-640
geneeskundecurricula in Nederland gebruikt worden. Methode De AMC-geneesmiddelenlijst en de beschikbare lijsten van andere curricula zijn onderling vergeleken en met de ‘Essential drugs list’ van de European Association for Clinical Pharmacology en een lijst samengesteld uit de top100 van geneesmiddelen op basis van aantal gebrui-
Resultaten Van de geneeskundeopleidingen AMC/UvA, LUMC,
Trefwoorden: geneesmiddelen, preklinische fase
VUmc en Erasmus MC zijn geneesmiddelenlijsten be-
Wijze van presentatie: poster
schikbaar. Het totale aantal te kennen geneesmiddelen loopt uiteen van 105 (VUMc) tot 378 (ErasmusArts2008).
Correspondentie-adres:
Zevenendertig tot drieënzestig procent van de genees-
W.M.C. Mulder
middelen uit de ‘Essential drugs list’ is in de Nederland-
AMC/UvA
se curricula opgenomen, evenals 47-76% van de ge-
Postbus 22660
neesmiddelen uit de samengestelde top 100 van veel
1100 DD Amsterdam
gebruikte geneesmiddelen [box 1]. De overeenkomst
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2010
kers en voorschriften in 2008 (www.gipdatabank.nl).
neemt toe met de lengte van de geneesmiddelenlijst. Op groepsniveau is er grote overeenkomst. De grootste discrepanties (minder 50% overeenkomst) tussen de Ne-
35
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 532 | Sessie A6 Poster
Curriculumontwikkeling A6.1 Jenaplan aan de Oude Rijn: studenten uit verschillende studiejaren verzorgen elkaars PLUSprogramma
pen worden door de 3e jaars studenten gekozen. Bij de invulling wordt gestreefd naar diversiteit in onderwerpen en interdisciplinaire invalshoeken, van lezingen met ‘hardcore’ science, gepresenteerd door gerenommeerde on-
Zee J van der, Daal XJ, Molendijk M, Toenhake C
derzoekers, tot een debat over maatschappelijk relevante
LUMC
onderwerpen. Ter voorbereiding van de avonden wordt in groepjes literatuur bestudeerd en worden vragen bedacht
Achtergrond
onder begeleiding van een 2e of 3e jaars student. Ook de
BW-PLUS is opgezet voor studenten die tijdens hun stu-
werkvormen (presentaties, debat enz.) worden door stu-
die meer willen weten over onderwerpen uit het biome-
denten gekozen.
disch onderzoeksveld. BW-PLUS bestaat uit een programma voor bachelorstudenten en een programma
Resultaat en Discussie
voor masterstudenten. De activiteiten van het BW-PLUS
In het bachelor PLUS programma laten studenten zien
programma zijn gericht op het verkrijgen van inhoudelij-
dat zij in staat zijn onderwijs op hoog niveau te organise-
ke kennis en ervaring die voor een carrière in de weten-
ren. De onderwerpskeuze is divers: synesthesie, immuno-
schap of in het bedrijfsleven nodig is. Vaardigheden en
logie en zwangerschap, stamcellen, fraude in de weten-
attitudeaspecten die niet (direct) in het IQ worden weer-
schap enz. De evaluaties laten zien dat het programma
spiegeld zoals doorzettingsvermogen, werken in team-
aansluit bij de ontwikkelingsfase van BW-studenten in de
verband, open-mindedness en communicatieve vaardig-
verschillende jaren. Door de lijn in het programma worden
heden zijn eveneens zeer belangrijk.
studenten in staat gesteld vaardigheden en attitude in samenhang met wetenschapsbeoefening te ontwikkelen.
Probleemstelling De opleiding BW aan het LUMC heeft de afgelopen twee
Trefwoorden: BW-Plus-programma
jaar een opzet voor een bachelor PLUS programma uit-
Wijze van presentatie: poster
geprobeerd. Naast een wetenschapsproject is er gezocht naar een opzet van het contactonderwijs waarin
Correspondentie-adres:
studenten de gelegenheid krijgen bovengenoemde vaar-
J. van der Zee
digheden te ontwikkelen.
LUMC Postbus 9600
Opzet
2300 RC Leiden
Het bachelorprogramma heeft een omvang van 10 ECTS,
E-mail:
[email protected]
is extracurriculair, en bestaat uit 6 wetenschapsavonden per jaar en een wetenschapsproject voor de 3e jaars studenten. Het start elk jaar voor een geselecteerde groep studenten in het 1e jaar van hun BW-opleiding en loopt Congresboek 2010 | NVMO
door tot het einde van hun 3e jaar. Ieder jaar komt er een nieuwe groep 1e jaars bij en rondt een groep 3e jaars studenten het programma af. De totale omvang van de groep is maximaal 22 studenten. Studenten van BW1, 2 en 3 nemen samen deel aan hetzelfde BW-PLUS programma. Deze gemixte samenstelling van de groep is cruciaal. De studenten krijgen op deze manier andere taken en verantwoordelijkheden en oefenen andere vaardigheden: 1e jaars krijgen gelegenheid te proeven, 2e jaars mogen coachen en 3e jaars dragen de (gedeelde) eindverantwoordelijkheid. De wetenschapsavonden worden georganiseerd en gepresenteerd door de 3e jaars
36
studenten i.s.m. een docent als coach. Ook de onderwer-
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 532 | Sessie A6 Poster
A6.2 Uitstelgedrag Bachelor Geneeskundestudenten; vrouwen en achtplus-studenten vertonen bewust studievertragend gedrag
(2008) - 59% (2006)) en het tijdelijk onderbreken van de studie voor andere bezigheden (25% (2008) - 40% (2006)). Behalve in het eerste jaar bleek dat vrouwen significant vaker de studie wilden onderbreken (t=3.85;
Akkeren EA van, Heijne-Penninga M, Dekker H
df=1168; p<0.01) en/of niet direct wilden doorstuderen
UMC Groningen / RUG
(t=4.98; df=813 ; p<0.01). Hetzelfde gold voor studenten met een gemiddeld eindexamencijfer van 8 of hoger
Probleemstelling
(8-plus) ten opzichte van hun medestudenten (t=3.92;
Het streven is dat Geneeskunde studenten binnen de
df=320; p<0.01 en t=4.55; df=326; p<0.01).
voorgeschreven tijd hun kostbare studie afronden. Onderzoek naar studieprogressie toont aan dat vrouwen
Conclusie
sneller studeren dan mannen en dat het gemiddelde eind-
Ieder cohort bevat een groep studenten die opzettelijk
examencijfer een goede voorspeller is voor studievoort-
de studievoortgang belemmert. Deze groep lijkt gedu-
gang.1 Studievoortgang wordt echter negatief beïnvloed
rende de Bacheloropleiding in omvang toe te nemen.
door uitstelgedrag van studenten. Zo bleek dat studenten
Vrouwen en 8plus-studenten zijn vaker geneigd hun stu-
een pauze inlassen na het behalen van hun doctoraal of
die te onderbreken.
starten met de coschappen.2 Door de invoering van het
Discussie
Bachelor-Mastersysteem ontvangen studenten nu al na
Hoewel eerder onderzoek heeft aangetoond dat vrouwen
het derde jaar een diploma. Dit onderzoek richt zich op de
en 8-plusstudenten positief gerelateerd zijn aan studie-
vraag in hoeverre studenten hun studie nu bewust vertra-
voortgang, blijken nu juist deze groepen studenten be-
gen na of tijdens de Bacheloropleiding.
wust studievertragend gedrag te vertonen. Beleid ten
A
bewust vertragend studeergedrag vertonen voordat ze
aanzien van studievoortgang moet zich daarom niet alMethode
leen richten op risicostudenten, maar ook op deze stu-
In het kader van een grootschalig onderzoek naar rende-
denten.
menten bij de Geneeskunde opleiding in Groningen werd in december 2008 een vragenlijst afgenomen on-
Literatuur
der alle Bachelor- en eerstejaars Masterstudenten
1
Higher Education, 47, 411-435 2
Leffers N, Onnes BT, Cohen-Schotanus J & Huizenga
slacht, eindexamencijfer en startjaar van de studie (co-
JR (2004). Reductie wachttijd voor aanvang van de
hort). De gegevens werden per cohort geanalyseerd met
klinische fase en strategisch studeergedrag. Tijdschrift
behulp van frequentiegegevens en t-toetsen.
voor Medische Onderwijs, 23, 100-105.
Resultaten
Trefwoorden: bachelor, studievertraging
De totale respons over 4 cohorten (2005-2008) bedroeg
Wijze van presentatie: poster
85% (N=1387), variërend van 71% (2005) tot 97% (2006). Een grote meerderheid van de respondenten
Correspondentie-adres:
(gemiddeld 95% over de 4 cohorten) had de ambitie de
E.A. van Akkeren
propedeuse in 1 jaar te behalen. Het percentage dat
UMC Groningen
streefde het bachelordiploma in 3 jaar te behalen be-
A. Deusinglaan 1
droeg gemiddeld 60% en varieerde tussen de 50%
9713 AV Groningen
(2006) en 75% (2008). Van de respondenten gaf 17%
Email adres:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2010
met betrekking tot uitstelgedrag, te beantwoorden op een vierpuntsschaal. Daarnaast werd gevraagd naar ge-
Jansen EPWA (2004). The influence of the curriculum organization on study progress in higher education.
(n=1631). Hen werd een zestal stellingen voorgelegd
(2008) tot 31% (2005) aan na het behalen van het bachelordiploma niet meteen te willen doorstuderen voor het masterdiploma. Mogelijke redenen hiervoor waren het nog niet willen starten met de klinische fase (20%
37
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 532 | Sessie A6 Poster
A6.3 Engelstaligheid in medisch onderwijs
Literatuur Niemantsverdriet S, Majoor GD, van der Vleuten CPM,
Valburg MK van, O’Sullivan JF, Dekker FW
Scherpbier AJJA. Internationalization of medical educa-
LUMC
tion in the Netherlands: state of affairs. Medical teachers 2006;28 (2):187-189
Probleemstelling De Bologna-verklaring van juni 1999 had als doel afstem-
Trefwoorden: engelstaligheid in medisch onderwijs
ming van Europese stelsels van hoger onderwijs ter bevor-
Wijze van presentatie: poster
dering van internationalisering van opleidingen. Aspecten hiervan lijken in eerste instantie niet van toepassing op de
Correspondentie-adres:
studie Geneeskunde. Toch is het mogelijk ook deze studie
M.K. van Valburg
een internationaal karakter te geven met bijvoorbeeld intra-
LUMC
curriculaire uitwisselingen en Engelstalig onderwijs. In het
Postbus 9600
LUMC wordt een geheel semester in het Engels onderwe-
2300 RC Leiden
zen. We onderzochten de mening van studenten over ver-
E-mail:
[email protected]
schillende onderdelen van dit onderwerp. Wat vinden studenten van Engelstalig onderwijs; is toename hiervan wenselijk of is de huidige hoeveelheid voldoende? Welke aspecten zijn daarbij belangrijk: ambitie voor een internationale carrière, onderkenning van Engels als taal van de wetenschap of andere overwegingen? Daarnaast onderzochten we of studenten de voorkeur hebben voor medisch onderwijs in het Engels of onderwijs in Engelstaligheid over medisch gerelateerde onderwerpen. Methode Geneeskundestudenten uit alle jaren, die het Engelse semester al hadden gevolgd, zijn geënquêteerd. Onderwerpen waren onder andere dit Engelstalige semester, motivatie om Engelstalig onderwijs te volgen, ambitie voor een internationale carrière en voorkeur voor de vorm en uitgangspunten van Engelstalig onderwijs. Resultaten Deze zullen worden besproken en bediscussieerd tijdens Congresboek 2010 | NVMO
de presentatie. Momenteel verwerken we de laatste data. Discussie Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek is er een aantal aspecten dat hierbij besproken kan worden. In welke mate bepaalt de mening van de student invulling van Engelstaligheid in medisch onderwijs? Is de mate van aandacht voor Engelstalig onderwijs afhankelijk van ambities voor een internationale en/of wetenschappelijke carrière? Studenten geven vaak aan dat zij vrezen voor de kwaliteit van hun onderwijs in medische zaken wanneer dit in het Engels wordt gedoceerd. Is
38
deze angst gegrond en wat is hier de oorzaak van?
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 532 | Sessie A6 Poster
A6.4 Het benutten van talent: wat definieert de succesvolle student?
Resultaten Eerste resultaten van Confirmatieve Factor Analyses laten zien dat de drie aspecten cognitie, motivatie en cre-
Kool A, Mainhard MT, Jaarsma ADC, Beukelen P van
ativiteit tevredenstellend door de gekozen combinatie
Universiteit Utrecht
van subschalen worden weergegeven (CFI, TLI > 0.90; RMSEA ≤ 0.08). De samenhang van de drie aspecten
Probleemstelling
met studieresultaten wordt gepresenteerd, met name
De afgelopen jaren komen er steeds meer signalen dat ta-
intelligentie en task committment lijken met academisch
lent in Nederland onvoldoende wordt benut (zie bijvoor-
succes samen te hangen, creativiteit is een duidelijk
beeld rapportage centraal planbureau). Niet alleen wil een
slechtere voorspeller.
aanzienlijke groep studenten meer uitdaging in de studie, ook vanuit de arbeidsmarkt is er vraag naar differentiatie en
Referenties
excellentie. Als reactie hierop zijn er de afgelopen jaren op
1. Sternberg RJ Intelligence as developing expertise.
diverse universiteiten in Nederland speciale honours pro-
Contemporary Educational Psychology 1999; 24:
gramma’s ontwikkeld die gericht zijn op getalenteerde stu-
359-375. 2. Renzulli JS Emerging conceptions of giftedness:
aanmerking komende studenten meer kansen te geven te
building a bridge to the new century. Exceptionality
excelleren. Echter, een terugkerende vraag hierbij is welke
2002; 10 (2): 67-75.
A
denten. Het doel van deze programma’s is de daarvoor in
eigenschappen van studenten van invloed zijn op succes tijdens de studie. Deze informatie is onder andere belang-
Trefwoorden: ontdekken talent
rijk bij het opstellen van (selectiecriteria voor) honours pro-
Wijze van presentatie: poster
gramma’s. Het doel van dit onderzoek is dan ook na te gaan welke eigenschappen (academisch succesvolle) stu-
Correspondentie-adres
denten bezitten en hoe deze samenhangen met hun stu-
A. Kool
diekeuzes en prestaties. De drie hoofdaspecten waar met
Universiteit Utrecht
name de nadruk op is gelegd zijn cognitie, motivatie/task
Faculteit Diergeneeskunde
commitment en creativiteit (1,2). Vervolgens wordt met be-
Postbus 80163
hulp van de ontwikkelde vragenlijst getracht een profiel te
3508 TD Utrecht
schetsen van de academisch succesvolle student.
E-mail:
[email protected]
Methode Er is een lijst van subschalen opgesteld om studenteigenschappen gerelateerd aan de drie hoofdaspecten te meten. Per aspect werden bestaande en gevalideerde schaalintelligentie, mathematische intelligentie en algemene intelligentie geselecteerd. Voor creativiteit werden creatieve denkstijl, extraversie en openheid voor ervaringen ingezet. Motivatie oftewel ‘task commitment’ werd ingevuld door constructen
zoals
prestatiemotivatie,
behoefte
aan
diepgang,doorzettingsvermogen, ‘self-efficacy’. Deze subschalen werden in twee pilots voorgelegd aan bachelor studenten van de opleidingen geneeskunde, diergeneeskunde, farmacie en biomedische wetenschappen van de
NVMO | Congresboek 2010
constructen gezocht. Voor cognitie werden verbale
Universiteit Utrecht (respons N=1522; 54%). Studieresultaten, zoals deze in het studentvolgsysteem van de Universiteit zijn vastgelegd, werden als indicator voor academisch succes gebruikt.
39
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 533 | Sessie A7 Poster
Kwaliteitszorg curriculum A7.1 Meten is weten, maar wat doen we er dan mee?
deze manier wordt bewaakt of de aanpassingen zijn
Wijnen-Meijer M, Ainsworth LR, Mulder H
Hiernaast wordt het curriculum als geheel regelmatig ge-
UMC Utrecht
evalueerd, bijvoorbeeld met behulp van exit-enquêtes
doorgevoerd en wat het effect ervan is.
onder studenten die net zijn afgestudeerd en een curriProbleemstelling
culumdatabase, waarmee wordt gecontroleerd of alle
Goede kwaliteitszorg is gestructureerd, cyclisch, en in-
eindtermen nog voldoende aan bod komen in de oplei-
tegraal. In de praktijk blijkt echter vaak dat er wel veel
ding. Ook voor de structurele verbetering van het gehele
gemeten of geëvalueerd wordt, maar dat er lang niet al-
curriculum wordt een PDCA-cyclus doorlopen.
tijd iets met de resultaten wordt gedaan. De uitdaging zit vooral in de slag naar het bespreken van de resultaten
Conclusie
en het formuleren en uitvoeren van maatregelen om de
De gevolgde procedure blijkt effectief te zijn. Omdat elk
kwaliteit te verhogen.
jaar een volledige PDCA-cyclus voor alle studieonderdelen en het curriculum als geheel wordt doorlopen, wor-
Methode en opzet
den de resultaten van de evaluaties daadwerkelijk ge-
De kwaliteitszorg voor de Utrechtse opleiding genees-
bruikt voor structurele verbetering van de kwaliteit van
kunde is opgezet volgens de zogenaamde Deming
het onderwijs. De gekozen opzet van de kwaliteitszorg
(PDCA) -cyclus. Deze cyclus is als volgt uitgewerkt:
van het onderwijs is wel arbeidsintensief en vraagt inzet
PLAN, bepaling van normen voor kwaliteit en van be-
van studenten, docenten, coördinatoren en kwaliteits-
leidsdoelen: Voor de opleidingen binnen het UMC
zorgmedewerkers.
Utrecht zijn er algemene kwaliteitseisen beschreven voor drie domeinen: onderwijsprogramma, toetsing en do-
Trefwoorden: Plan-Do-Check-Act-cyclus
centen. De opleiding geneeskunde heeft op basis van
Wijze van presentatie: poster
deze kwaliteitseisen opleidingsspecifieke criteria, streefdoelen en streefcijfers geformuleerd.
Correspondentie-adres: M. Wijnen-Meijer
DO, uitvoering van de activiteiten om de gestelde doelen
UMC Utrecht
te behalen: het onderwijs wordt volgens planning uitge-
Postbus 85500
voerd. CHECK, evaluatie en vergelijking van de resulta-
Huispostnummer: HB4.05
ten met de criteria, streefdoelen en streefcijfers: alle stu-
3508 GA Utrecht
dieonderdelen worden elk jaar geëvalueerd. Dit gebeurt
E-mail:
[email protected]
volgens een vaste procedure: studenten en docenten vullen een (papieren of digitaal) evaluatieformulier in waarin ze hun mening kunnen geven over een aantal beCongresboek 2010 | NVMO
langrijke aspecten van het studieonderdeel. Ook de jaarvertegenwoordiging van de studenten maakt een verslag over de ervaringen met het studieonderdeel. De resultaten van deze evaluaties worden vervolgens besproken door een aantal docenten en studenten in een panelgesprek, waarna de opleidingscommissie een advies uitbrengt over eventuele aanpassingen van het studieonderdeel. ACT, uitvoering van acties om de resultaten te verbeteren: in een zogenaamd eindgesprek maken de opleidingscoördinator en de coördinator van het studieonderdeel afspraken over de aanpassingen van het studieonderdeel. Het verslag van dit gesprek is de
40
basis voor het eindgesprek van het volgende jaar. Op
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 533 | Sessie A7 Poster
A7.2 Aanscherping van het kwaliteitssysteem simultaan aan de invoering van een nieuw curriculum
van de resultaatafspraken heeft de BOC / LOC de vrijheid om zelf de acties te bepalen, binnen de kaders van de facultaire onderwijsfilosofie, als deze maar het gewenste resultaat opleveren. Monitoring van de realisatie
Thelen AMH, Haarhuis JCM, Sluijs FJ van,
van de SMART afspraken is een aandachtspunt. Het
Beukelen P van
voornemen is om de facultaire BOC-/LOC-ondersteu-
Universiteit Utrecht
ners deze monitor functie te laten vervullen door hen toe te laten zien op acties die worden ingezet om de SMART afspraken na te komen.
Probleemstelling In 2007 is het nieuwe Bachelor curriculum diergeneeskunde van start gegaan, gekenmerkt door een themati-
Als binnen een cursus positieve resultaten zijn behaald
sche interdisciplinaire benadering en integratie van ‘ziek
besluit de directeur of het volgend jaar het evaluatierap-
en gezond’.
port en het aansluitende gesprek kunnen vervallen. Tijdens het NVMO congres in november zullen nader uitge-
In het voorgaande curriculum 2001 bestond de cursuse-
werkte resultaten worden getoond.
tend een evaluatiegesprek met studenten en docenten.
Conclusie:
De evaluatieresultaten werden vastgelegd en aan alle
De bestaande evaluatiecyclus bleek niet effectief wat
betrokkenen
afgesproken
betreft vervolgacties op de evaluatieresultaten. Het toe-
aanpassingen van cursussen werden onvoldoende ge-
voegen van het gesprek met de directeur en het opstel-
realiseerd.
len van SMART afspraken met resultaatafspraken in
gecommuniceerd.
Echter
A
valuatie uit een enquête onder de studenten en aanslui-
plaats van verbeterafspraken is een duidelijke verbeteMethode en opzet
ring. Vooruitgang is geboekt in het realiseren van de
In het voorjaar van 2008 is het kwaliteitssysteem aange-
SMART-afspraken, maar controle op de uitvoering blijft
past, op basis van een door de directeur Bachelor
een aandachtspunt. Het monitoren van de afspraken
School vastgestelde Notitie Kwaliteitszorg. Het verschil
dient nader gestalte te krijgen door de centrale onder-
met de eerdere opzet is dat bij alle cursussen van het
steuners daarbij een taak te geven. Op termijn kan de
Bachelor curriculum een kwaliteitsmeting wordt gehou-
intensiteit van de cyclus worden verminderd door cur-
den die, naast de studentenenquête en het evaluatiege-
sussen tweejaarlijks te evalueren.
sprek, de volgende aspecten omvat: docentenevaluatie, registraties t.a.v. uitval onderwijsactiviteiten en behalen
Trefwoorden: kwaliteitssysteem in curriculum
nakijktermijn, toetsresultaten en evaluatie van de toet-
Wijze van presentatie: poster
De facultaire coördinator kwaliteitszorg stelt per cursus
Correspondentie-adres:
een evaluatierapport met voorstellen voor SMART af-
A.M.H. Thelen
spraken op. De directeur Bachelor School bespreekt het
Universiteit Utrecht
rapport met de voorzitter van de Blok-of LijnOnderwijs-
Faculteit Diergeneeskunde
Commissie (BOC/LOC).
Yalelaan 1 3584 CC UTRECHT
Resultaten De nieuwe cyclus is in werking vanaf september 2008. Na de start van deze evaluatiecyclus heeft een verschuiving plaatsgevonden van de aard van de SMART-afspraken: van verbeteracties naar resultaatafspraken. De
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2010
sing, en evaluatie door roosteraars en ondersteuners.
SMART-afspraken bevatten momenteel nog vooral resultaatafspraken t.a.v. de student- en docenttevredenheid op specifieke punten, slagingspercentages, te behalen termijnen als nakijktijd toetsen. Bij het realiseren
41
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 533 | Sessie A7 Poster
A7.3 Is het huidige keuze-onderwijs tijdens de bachelorfase voor geneeskundestudenten wel doeltreffend?
Een meerderheid van de studenten gaf aan keuzeonderwijs te hebben gevolgd (59%). Van de 41 % die geen keuzeonderwijs had gevolgd, gaf maar liefst 28% aan dat het volgen van keuzeonderwijs niet mogelijk was op hun faculteit. Daar-
Kruydenberg CL, Radhakishun NNE, Konijn LCD,
naast gaven drie op de tien studenten gaven aan dat er
Buiten MS
onvoldoende aanbod is op het gebied van keuzeonderwijs.
KNMG Studentenplatform
Van het keuzeonderwijs werd ongeveer 70% gevolgd aan de medische faculteit. Over de informatieverstrekking door
Probleemstelling
de faculteit was 41% van de respondenten niet tevreden,
Sinds 2002 bestaat voor studenten in de bachelorfase de
met name over de hoeveelheid informatie die geboden
mogelijkheid een minor te kiezen, waarbij de vakkenkeuze
werd. De toegankelijkheid van het keuzeonderwijs werd
vrij is. Studenten krijgen hierdoor de mogelijkheid gebo-
door 63% van de studenten als toereikend beschouwd.
den om zijn of haar opleiding te verbreden¹, dan wel te verdiepen op een specifiek onderwerp van interesse2. De
Conclusie
geneeskunde student heeft vergeleken met andere oplei-
Uit de resultaten van de enquête kunnen we een aantal ver-
dingen relatief weinig keuze-onderwijs. In dit artikel wordt
beterpunten opmaken. Voor 28% van de studenten is het
keuzeonderwijs gedefinieerd als elk vak of blok waar een
volgen van keuzeonderwijs binnen hun curriculum niet mo-
keuzemogelijkheid is in de bachelorfase, zowel binnen als
gelijk. Dit is volgens het KNMG Studentenplatform een on-
buiten de faculteit, met uitzondering van de wetenschap-
acceptabel percentage. De 40% van de studenten die aan-
pelijke stage. Het KNMG-Studentplatform onderzocht de
geven dat de informatievoorziening onvoldoende is, zou
mening van de geneeskundestudent betreffende het ge-
voor de faculteit een signaal moeten zijn tot verbetering of
volgde keuzeonderwijs in hun curriculum.
uitbreiding van het voorzien van informatie. Tenslotte volgen de meeste studenten het keuzeonderwijs nu aan de eigen
Methode
medische faculteit. Dit betekent dat de keuzevakken voor-
In november 2009 werden alle 11.226 studentleden van
namelijk verdiepend van karakter zijn. Maar met het oog de
de KNMG per email uitgenodigd voor een digitale en-
brede academische vorming waar alle universiteiten voor
quête, waarin naast vragen betreffende keuzeonderwijs
staan, zouden geneeskundestudenten meer baat hebben
ook vragen over andere onderwerpen aan bod kwamen.
bij een gevarieerder aanbod van keuzeonderwijs, waarbij
Aan de respondenten werd gevraagd:
uitbreiding naar andere faculteiten prioriteit moet hebben.
I
Heb je keuzeonderwijs gevolgd?
II
Waarom heb je nog geen keuzeonderwijs gevolgd?
III Aan welke faculteit heb je dit keuzeonderwijs gevolgd? IV Vind je dat er voldoende aanbod is aan keuzeonderwijs?
1. Wisman R. Naast de verplichte kost. Arts in Spé nr. 2; 2007.
Ben je tevreden over de informatieverstrekking?
2. Luttels HFM, Bolk JH. Keuzeonderwijs als inspiratie-
VI Waarom ben je niet tevreden over de informatiever-
bron. Leiden Universitair Medisch Centrum. Poster
V
Congresboek 2010 | NVMO
42
Referentie
strekking? VII Hoe toegankelijk is het keuzeonderwijs?
NVMO Congres 2008 (www.nvmo.nl/nvmo_congres/ 2008/2008_poster_hfm_luttels_en_jh_bolk.pdf)
Antwoorden op vraag I, IV en VII konden worden ingevoerd op een nominale schaal, terwijl antwoorden op
Trefwoorden: keuzeonderwijs
vraag II, III en VI open konden worden beantwoord.
Wijze van presentatie: poster
Resultaten
Correspondentie-adres:
In totaal hebben 4.000 geneeskunde studenten de en-
C. Kruydenberg
quête volledig ingevuld (responspercentage 35.5%). Het
KNMG Studentenplatform
respondentenprofiel is representatief voor de populatie
Hamburgerstraat 34 bis
Nederlandse geneeskunde studenten voor wat betreft
3512 NS Utrecht
voor wat betreft de verdeling naar faculteit, geslacht en
E-mail:
[email protected]
studiejaar.
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 533 | Sessie A7 Poster
A7.4 Computer supported collaborative learning met beeldmateriaal: een voorbeeld in practica microscopie
dierichtingen. De scenario’s zijn geëvalueerd d.m.v. observatie, een vragenlijst voor studenten, semi-gestructureerde interviews met de docent en -waar relevant- analyse van de resultaten van studenten (i.e. huiswerkopdrachten en/of sco-
Verstegen DML., Cleutjens J, Leng B de
res op de bloktoets).
Universiteit Maastricht Doelen en probleemstelling
Zowel studenten als docent zijn enthousiast over samen-
Deze presentatie betreft de implementatie en evaluatie van
werkend leren. Ook het maken van een huiswerkopdracht
innovatieve onderwijsactiviteiten in practica microscopie die
wordt door studenten en docent als nuttig ervaren. De do-
worden gegeven voor studenten Geneeskunde, studenten
cent heeft door het nakijken van huiswerkopdrachten meer
A-KO, en studenten Moleculaire Levenswetenschappen. Een
inzicht gekregen in wat studenten doen en wat zij moeilijk
belangrijk innovatief aspect hierbij is dat het samenwerkend
vinden. De opzet van werken met een gedeeld whiteboard
leren betreft met sterk visueel materiaal, i.e.’virtual slides’ (i.e.
en wiki is voor de docent prettig. Studenten zijn minder po-
ingescande weefselcoupes). Het betreft (onderdelen van)
sitief over de gebruikersvriendelijkheid van dit specifieke
casuïstiek die niet of nauwelijks in tekst kunnen worden be-
whiteboard en deze specifieke wiki. Met verschillende blok-
schreven, en waarbij discussie van studenten nauw gebon-
coördinatoren is overleg opgestart over het integreren van
den is aan het visuele materiaal. In een nadere probleemana-
deze onderwijsvorm en een betere integratie binnen het blok
lyse op basis van observaties, interviews met de betrokken
door bv. virtual slides te integreren in het materiaal van de
docent, en discussies in het projectteam werden als knelpun-
casuïstiek voor Probleem Gestuurd Onderwijs (N.B. deze
ten onderkend:
maatregel zou niet alleen de transfer stimuleren maar ook de
1) Het beschikbaar maken van virtual slides is nog een
leertijd verlengen).
arbeidsintensief en tijdrovend proces. 2) Docenten hebben de indruk dat studenten niet genoeg leren van de practica. 3) Docenten betwijfelen of studenten genoeg tijd besteden
A
Samenvatting van de resultaten
De realisatie van een databank (inclusief nieuwe viewer) loopt nog. Inmiddels hebben andere vakgroepen belangstelling getoond voor deze manier van onderwijs geven en wordt gewerkt aan verdere disseminatie.
aan microscopie, 4) Docenten zijn bezorgd over de fragmentatie (de verschillende practica microscopie zijn in het PGO-curriculum
Trefwoorden: computerprakticum anatomie Wijze van presentatie: poster
verdeeld over verschillende modules). 5) Onderliggend probleem is dat docenten weinig zicht hebben op wat studenten doen voor, tijdens, en na de practica. Het projectteam heeft de volgende maatregelen voorgesteld - De introductie van samenwerkend leren om diepere verwerking te stimuleren (knelpunt 2). - Het geven van een huiswerkopdracht om diepere verwerking te stimuleren en de leertijd te verlengen (knelpunt 3, 5). - Inventarisatie van mogelijkheden tot realisatie van databank in combinatie met een viewer die via elke internetbrowser toegankelijk is (knelpunt 1, 3, 4). - Inventarisatie van mogelijkheden tot betere integratie binnen onderwijsblokken en over blokken heen (knelpunt 2, 4). - Een betere voorbereiding van studenten door een inleidend
Correspondentie-adres:
NVMO | Congresboek 2010
(de laatste is tijdens het project toegevoegd):
D.M.L. Verstegen
stuk e-learning dat tijdens of voorafgaand aan een practi-
Universiteit Maastricht
cum kan worden gevolgd en herontwerp van de leerpaden.
Postbus 616
Binnen het project zijn deze maatregelen in vier verschillende
6200 MD Maastricht
scenario’s onderzocht binnen verschillende blokken en stu-
E-mail:
[email protected]
43
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 536 | Sessie A8
Paper Medische vervolgopleidingen A8.1 Een onderbroken continuüm; onderzoek naar het effect van transities doorgelicht
objectiveerd die studenten, A(N)IOS en specialisten te-
Westerman M, St Lucas Andreas Ziekenhuis
Discussie
Teunissen PW, Universiteit Maastricht
Opvallend weinig studies verschaffen een conceptueel
genkomen. Verklarende onderzoeken gefundeerd of resulterend in een conceptueel kader zijn schaars.
kader, welke kunnen helpen om een dieper inzicht te Probleemstelling
verkrijgen in de geobserveerde processen. Sociale psy-
Binnen het medisch onderwijs continuüm zijn drie grote
chologie onderzoeksvelden, te weten transitie psycholo-
transities te onderscheiden. Na het starten van de studie
gie en organisatie sociologie, bieden waardevolle theo-
geneeskunde is de eerste transitie die van de niet-klini-
retische inzichten, welke ook toepasbaar lijken op
sche fase naar de klinische opleidingsfase. De tweede
transities binnen medisch onderwijs. Transitie psycholo-
transitie is van de coschappen naar een A(N)IOS functie,
gie beschouwt transities als processen rondom life
de overgang van AIOS naar medisch specialist vormt de
events waarin een individu op een nieuwe manier moet
laatste transitie. Deze literatuurstudie heeft als doel om
leren omgaan met uitdagingen en/of veranderingen in
een kritisch overzicht te verschaffen van hoe transities
het leven. Organisatiesocialisatie onderzoek bestudeert
momenteel geconceptualiseerd worden binnen het me-
het proces wat plaatsvindt bij het aannemen van een
disch onderwijs domein en zo te voorzien in een beter
nieuwe rol binnen een (nieuwe) organisatie.(2) Om tran-
begrip van transities en hun mogelijke gevolgen voor
sities van mogelijke bedreigingen tot leermomenten om
medisch onderwijs. Bevindingen vanuit de literatuur
te vormen moet medisch onderwijs, studenten en dok-
worden aangevuld met inzichten vanuit de transitie psy-
ters, faciliteren in het ontwikkelen van coping strategieën
chologie en organisatie socialisatie literatuur.
om zo effectief de zich presenterende uitdagingen in de nieuwe omgeving te kunnen hanteren.
Methode Met de bewust breed gekozen zoekterm ‘transitie’ wer-
Referenties
den in Pubmed de zes grootste medisch onderwijs tijd-
1. Cook DA, Bordage G, & Schmidt HG 2008, ‘Descrip-
schriften doorzocht. Dit resulteerde in 125 publicaties in
tion, justification and clarification: a framework for
de periode tot december 2009. Het ‘sneeuwballen’ van
classifying the purposes of research in medical
de referenties van de uiteindelijk 44 relevante artikelen
education’, Med Educ, vol. 42, no. 2, pp. 128-133.
leverde 29 extra publicaties op. Alle studies werden be-
2. Ashforth BE, Saks AM. Socialization tactics: Longitu-
oordeeld en gecategoriseerd op objectifying, clarificati-
dinal effects on newcomer adjustment. Academy of
on, of descriptive/ justification onderzoek.(1)
Management Journal 1996; 39:149-178.
Resultaten
Trefwoorden: transities in opleiding
Medische studenten moeten bij het betreden van de kli-
Wijze van presentatie: paper
Congresboek 2010 | NVMO
niek nieuwe kennis en vaardigheden opdoen, op een meer zelfgestuurde wijze. Vrouwelijke en jongere stu-
Correspondentie-adres:
denten blijken meer moeite te hebben met deze over-
M. Westerman
gang dan meer volwassen of mannelijke studenten. A(N)
Sassenheimstraat 78-3
IOS moeten leren de verantwoordelijkheid voor patiën-
1059 BM Amsterdam
tenzorg te dragen, maar ook gelijktijdig die zorg te ge-
E-mail:
[email protected]
bruiken als leererva-ring. Dit is een intensieve periode, gezien het feit, dat een op de vier A(N)IOS gevoelens van burn-out ontwikkeld. Medische specialisten tot slot, worden geconfronteerd met vele niet medische taken en moeten zich ontwikkelen in het dragen van eindverantwoordelijkheid en delegeren van taken. Verschillende
44
studies naar deze transities hebben de uitdagingen ge-
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 536 | Sessie A8 Paper
A8.2 Hoe goed voelen jonge klaren zich voorbereid op hun zelfstandige beroepsuitoefening?
Resultaten De respons was 65%. Bij 51% van de taken is ≥75% het (helemaal) eens met de stelling dat men goed is voorbereid. Bij 22% is ≥25% het (helemaal) niet met de stelling
Pols J, Remmelts P, Bergs W van den, Bakker HB,
eens. Op patiëntgebonden en daarvan direct afgeleide
Mooij JJA
taken voelt men zich beter voorbereid dan op taken met
UMC Groningen
meer organisatorische en managementaspecten.
Probleemstelling
Conclusie
De modernisering van de medische vervolgopleidingen
Na hun registratie voelen jonge klaren zich niet op elke
vergt grote inspanningen. Met enige regelmaat leiden die
taak uit hun zelfstandige beroepsuitoefening even goed
tot de verzuchting: “Maar krijgen we er ook echt betere
voorbereid. Deze nulmeting bevestigt de noodzaak tot in-
dokters van?”In het UMC Groningen (UMCG) leidde dit
houdelijke vernieuwing van de medische vervolgopleidin-
tot longitudinaal onderzoek om effecten van de moder-
gen. Het gebruikte instrument maakt het mogelijk om:
nisering zichtbaar te maken. Als start is een nulmeting
(1) in longitudinaal onderzoek te volgen of gedurende de
verricht onder oud-assistenten in opleiding tot medisch
modernisering van de opleidingen de aansluiting
vóór de modernisering.
tussen opleidingen en beroepsuitoefening verbetert en
A
specialist (jonge klaren) die hun opleiding afrondden
(2) op basis van de uitkomsten doelgericht en continu verbeteractiviteiten in de betrokken vervolgopleidingen
Onderzoek in de studie geneeskunde leert dat de vraag
te initiëren.
of een opleiding tot andere of betere dokters leidt, niet goed onderzoekbaar is. Het is wel mogelijk om oud-aios
Trefwoorden: jonge klaren, beroepsuitoefening
die enige tijd zelfstandig werkzaam zijn als medisch spe-
Wijze van presentatie: paper
cialist te vragen hoe goed zij daarop zijn voorbereid. De afgeleide onderzoeksvraag luidt: hoe goed voelen jonge
Correspondentie-adres:
klaren zich door hun vervolgopleiding voorbereid op hun
J. Pols
zelfstandige beroepsuitoefening?
UMC Groningen Huispostcode FC13
Methode
Postbus 30.001
In eerder onderzoek zijn 73 taken vastgesteld die een
9700 RB Groningen
compleet en valide beeld geven van de beroepsuitoefe-
E-mail:
[email protected]
ning van snijdend en beschouwend medisch specialisten. In een vragenlijst is voor elke taak de stelling geformuleerd: “Door mijn vervolgopleiding ben ik goed stond steeds uit een vijfpunts Likertschaal die liep van ‘helemaal mee eens’ tot ‘helemaal niet mee eens’. Men kon ook aangeven dat men een taak in de praktijk niet tegenkomt. De vragenlijst is voorgelegd aan jonge klaren die de afgelopen vijf jaar werden geregistreerd als medisch specialist en (een deel van ) hun opleiding volgden in het UMCG. Van alle snijdend en beschouwend specialis-
NVMO | Congresboek 2010
voorbereid op [3DOTS]”. De antwoordmogelijkheid be-
men, met uitzondering van de Inwendige Geneeskunde, werden jonge klaren benaderd, een totaal van 265.
45
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 536 | Sessie A8 Paper
A8.3 Bezinning op competenties van gynaecologen met behulp van de werkvloer en de klant
en de huisartsen met 60% de hoogste respons. Als sterk punt werd genoemd dat gynaecologen goede vakmensen zijn die laagdrempelig bereikbaar zijn voor de patiënt en partners in de zorg. Tevens werd de participatie van
Lee N van der, Westerman M, Scheele F
gynaecologen in commissies, ter bevordering van de
St Lucas Andreas Ziekenhuis
kwaliteit van zorg en het open staan voor zorginnovaties, als positief bestempeld. Het belangrijkste verbeter-
Probleemstelling
punt is dat gynaecologen hun rol als lid en leider van een
In 2005 is het huidige curriculum voor de opleiding tot gy-
(zorg) team moeten versterken en meer empathie en
naecoloog (HOOG) ingevoerd. De primaire focus was een
aandacht tonen voor de patiënt achter de aandoening.
onderwijskundige herziening. Daarnaast zijn op CanMEDS
De communicatie en samenwerking met de eerstelijns
gebaseerde algemene competenties (zoals communicatie,
zorg moet verbeteren. Tot slot ontberen gynaecologen
samenwerking en professionaliteit) geïntroduceerd en is
bepaalde vaardigheden voor zelfstandig ondernemen en
gehoor gegeven aan het wettelijke kaderbesluit. (1) Met de
kunnen zij meer gebruik maken van ICT.
inclusie van deze competenties willen we gynaecologen opleiden die zorg leveren passend bij de eisen van onze
Conclusies
veranderende maatschappij. De vraag is of deze eerste in-
Verbeterpunten in het huidige functioneren van de gynae-
vulling van algemene competenties in de opleiding vol-
coloog liggen op het terrein van algemene competenties
doende is of dat een tweede verdiepende slag nodig is.
buiten het medisch handelen. Leiderschap, effectieve sa-
Onze hypothese is dat de werkvloer en de klant een an-
menwerking met de eerste lijn, ondernemersvaardigheden
dere visie op de invulling van competenties hebben dan in
en beter gebruik van ICT komen bij deze studie boven drij-
de huidige opleiding is vormgegeven. Aanwijzingen hier-
ven. De huidige invulling van algemene competenties in het
voor komen bijvoorbeeld uit patiënt tevredenheidonder-
curriculum schiet hierin te kort. Hiermee wordt onze hypo-
zoek bij de fertiliteit in 2009 waarin emotionele ondersteu-
these bevestigd. Feedback vragen aan directe betrokke-
ning en organisatie van zorg als zwakke punten bestempeld
nen bij het functioneren van gynaecologen geeft concrete
worden. (2) Door inventarisatie van sterke en verbeterpun-
informatie voor een mogelijke invulling van algemene com-
ten in het huidige functioneren van gynaecologen wordt
petenties in de opleiding en kan zo tot een maatschappelijk
inzichtelijk welk competentieprofiel de werkvloer en de
verantwoorde en relevante herziening leiden.
klant verwachten van een gynaecoloog. Het huidige curriculum kan hierop worden aangepast.
Referenties Kaderbesluit CCMS 2009 van de KNMG
Methode
Empel IWH van, Nelen WLDM. Weaknesses, strengths
Tussen oktober 2009 en februari 2010 is aan 5 groepen,
and needs in fertility care according to patients. Human
betrokken bij gynaecologische zorg, gevraagd feedback
Reproduction, 2010; 25(1):142-149
te geven op het functioneren van gynaecologen. PatiënCongresboek 2010 | NVMO
tenorganisaties, gespecialiseerde Obstetrie en Gynae-
Trefwoorden: competenties gynaecologen
cologie verpleegkundigen, verloskundigen, huisartsen
Wijze van presentatie: paper
en Raden van Bestuur van Nederlandse ziekenhuizen gaven hun visie. Middels een digitale vragenlijst met 5
Correspondentie-adres:
open vragen, gebaseerd op de Pendleton feedback me-
N. van der Lee
thode, is gevraagd naar 3 sterke en 3 verbeterpunten in
Sint Lucas Andreas Ziekenhuis
het functioneren van gynaecologen. Analyse vond plaats
Jan Tooropstraat 164
middels een coderingsprocedure in MaxQDA 2007.
1061 AE Amsterdam E-mail:
[email protected]
Resultaten We ontvingen 117 ingevulde vragenlijsten. De gemiddelde respons per groep was 34,6% waarbij de groep
46
van verloskundigen de laagste respons had met 3,3%
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 536 | Sessie A8 Paper
A8.4 Kwaliteitszorg van specialistenopleidingen uit balans?
NFU en NVZ/STZ) is beschreven. Dit project heeft als doel de kwaliteit van opleidingen transparanter en beter te maken.
Scheele F, SLAZ / VU medisch centrum Luijk SJ van, VU medisch centrum
Resultaat
Fokkema J, SLAZ / VU medisch centrum
Het kaderbesluit richt zich voornamelijk op een correcte
Leede B de, LUMC
onderwijskundige inbedding van de opleiding op de
Dörr PJ, LUMC
werkvloer. De opleidingsvisitatie op basis van het kaderde kwaliteit van zorg te beoordelen. De algemene com-
De laatste jaren zijn vanuit verschillende invalshoeken
petenties op communicatief, sociaal en logistiek terrein
rapporten verschenen die zich bezig houden met de mo-
worden als vereiste benoemd, maar in verhouding met
dernisering van de vervolgopleidingen en de kwaliteit
de onderwijskundige structuur niet erg uitgewerkt. De
ervan. De overheid (VWS) als vertegenwoordiger van de
commissie Scherpbier richt zich ook voornamelijk op
belastingbetaler is vooral geïnteresseerd in doelmatig-
onderwijskundige inbedding en structuur. De inhoudelij-
heid: een ruim aanbod van specialisten van een goede
ke kwaliteit van zorg en de algemene competenties op
kwaliteit voor een redelijke prijs (ECRI-rapporten). Voor
het gebied van communicatie en organisatie krijgen min-
de opleidingsinstelling zijn patiënttevredenheid en pa-
der aandacht. Het ‘Etalageproject’ richt zich in eerste
tientveiligheid belangrijk en is deelname aan het opleiden
instantie op de vakinhoud, naast de onderwijskundige
vaak aantrekkelijk. De patiënt is geïnteresseerd in speci-
inbedding. Aandacht voor algemene competenties
alisten die vakinhoudelijk goed zijn, en vooral ook de al-
wordt erin niet benadrukt. Het project heeft een op com-
gemene competenties op communicatief, sociaal en lo-
petitie gebaseerde component van doelmatigheid van
gistiek terrein goed beheersen. De specialistenopleider
het leren in zich.
A
besluit staat los van de visitatie die een afdeling krijgt om Inleiding
vaardigheden met een hoge hoge kwaliteit van zorg,
Conclusies
waarbij zowel de algemene competenties op communi-
De huidige kwaliteitszorg binnen de specialistische ver-
catief, sociaal en logistiek terrein als de onderwijskundi-
volgopleidingen lijkt uit balans. De onderwijskundige in-
ge inbedding bij de opleiding van nut zijn om dat doel te
valshoek is stevig verankerd. De algemene competen-
bereiken. Onderwijskundigen richten zich op de onder-
ties op het gebied van communicatie en organisatie die
wijskundige inbedding en optimalisering van het leren
voor de patiënt zo van belang zijn, verdienen duidelijk
van de competenties in de opleidingsinstelling. Dat
meer aandacht. Het doelmatigheidsaspect zal ook ver-
draagt ook bij aan de doelmatigheid van de opleiding.
der moeten ontwikkelen. Het is belangrijk om alle ver-
Het doel van deze studie is te onderzoeken welke invals-
schillende invalshoeken voor kwaliteit van opleiden van
hoeken momenteel leidend zijn om de kwaliteit van spe-
medische specialisten te herkennen en in een juiste ba-
cialistenopleidingen te beoordelen en de discussie te
lans te gebruiken.
openen over de balans tussen deze invalshoeken. Trefwoorden: kwaliteitszorg specialistenopleiding Methode
Wijze van presentatie: paper
Drie stukken die in 2010 leidend zijn voor de discussie over de kwaliteit van opleiden werden bestudeerd en
Correspondentie-adres:
door de auteurs bediscussieerd. Ten eerste het wetge-
F. Scheele
vende kaderbesluit van het College Geneeskundige
Sint Lucas Andreas Ziekenhuis / VU medisch centrum
Specialismen. Ten tweede het rapport dat gericht is op
Jan Tooropstraat 164
de verbetering van kwaliteit van opleiden van de com-
1061 AE Amsterdam
missie Scherpbier dat in opdracht van VWS via het
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2010
is vooral geïnteresseerd in de overdracht van kennis en
CBOG (college beroepen en opleidingen gezondheidszorg) is gemaakt. Ten derde het projectplan van het ‘Etalageproject’ dat via BOLS ( een stichting van de Orde,
47
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 537 | Sessie A9
Rondetafelsessie Coschappen, bijbaantje, financiële status A9.1 De financiële status van coassistenten en de mogelijke invloed hiervan op de geneeskunde-opleiding
vinden coassistenten dat dit invloed heeft op hun opleiding en hun professionaliteit? Wanneer de huidige situatie beter in kaart is gebracht, kan men tevens zinnige uitspraken doen over de voorgestelde veranderingen.
Osei L, Universiteit Utrecht
Daarom heeft het LOCA een landelijke enquête opgezet
Boer I de, Universiteit Utrecht
die zich richt op de financiële situatie van coassistenten
Schoenmaker S, Universiteit Maastricht
en met de vraag of die in zekere mate invloed heeft op
Merrebach M, Universiteit Maastricht
de opleiding. De enquête werd verspreid in maart en
Zhou X, Universiteit Groningen
april 2010 onder alle geneeskunde faculteiten en had
Jong M de, Universiteit Leiden
een respons van ongeveer 1000 studenten.
Landelijk Overleg Co-Assistenten (LOCA)
Opzet Korte inleiding van het onderwerp en bespreking van de
Thema
resultaten van de enquête. Daarna een discussie om-
De huidige financiële situatie van coassistenten en de mo-
trent enkele stellingen, zoals:
gelijke invloed op de geneeskunde-opleiding. Gebaseerd
- Als coassistenten een bijbaantje hebben, komt dit
op een landelijke enquête door het LOCA in april 2010.
hun professionaliteit ten goede. - Een bijbaantje in de medische sector heeft een
Doel Het doel van het onderzoek is het in kaart brengen van de financiële status van coassistenten en hun mening over de invloed hiervan op hun opleiding. Verder willen we mogelijke knelpunten onder de aandacht brengen en mogelijke oplossingen hiervoor formuleren.
toegevoegde waarde voor de opleiding geneeskunde. - Coassistenten moeten gestimuleerd worden om een medisch bijbaantje te hebben in plaats van een niet-medisch bijbaantje. - Als coassistenten naast hun coschap gaan werken, gaat dit ten koste van de opleiding. - Als geneeskundestudenten beginnen met hun
Achtergrond
coschappen, moeten ze stoppen met hun bijbaantje.
Het is zeer waarschijnlijk dat de studie geneeskunde onder invloed van kabinetsplannen de komende jaren een
Doelgroep
paar grote veranderingen zal ondergaan. Er zijn op dit
Coassistenten, docenten, opleiders, onderwijskundigen.
moment plannen om de numerus fixus af te schaffen, waarbij artsen geacht worden mee te betalen aan hun
Maximum aantal deelnemers: 30-40
specialistenopleiding. Vanwege de economische crisis zijn er meerdere voorstellen voor bezuinigingen in het
Trefwoorden: coschappen, bijbaantje, financiële status
onderwijs. Een mogelijke maatregel zou het afschaffen
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
van de studiefinanciering kunnen zijn. Er bestaat verder Congresboek 2010 | NVMO
al jaren een discussie over een mogelijke coschapver-
Correspondentie-adres:
goeding, die er vooralsnog niet is voor coassistenten.
L. Osei
Tijdens de coschappen zijn de medische studenten vaak
Van Lieflandlaan 86
fulltime bezig in het ziekenhuis waardoor er niet veel tijd
3571 AE Utrecht
overblijft voor een bijbaan. Deze veranderingen beïn-
E-mail:
[email protected]
vloeden zeer waarschijnlijk de financiële situatie van de coassistenten. Als de studenten meer zelf moeten betalen, zullen zij meer moeten werken wat ten koste zou kunnen gaan van hun opleiding.Tot op heden is er weinig bekend over de financiële status van coassistenten. Hebben ze tijd om te werken naast hun coschappen? Was dit anders vóór de coschappen? Hebben zij bij-
48
baantjes, zo ja in welke sector en om welke redenen? En
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 557 | Sessie A10
Workshop Fringe A10.1 Mindfulness Mindfulness is met een gestage opmars bezig. Is het de uitgelezen methode om het leven anders te leren leven dan in de maalstroom van de alledaagse hectiek? Biedt mindfulness haar beoefenaren een houvast in tijden van stress? Sinds de publicaties van Kabat-Zinn zijn mindfulness en de toepassing ervan op tal van terreinen in een stroomversnelling terechtgekomen. De aandachtgerichte training die zich met deze naam tooit, richt zich in het algemeen op het leren omgaan met stress, pijn, vermoeidheid, negatief denken en piekeren. Wanneer dat nu juist de aandachtspunten zijn waar de deelnemers aan het NVMO Congres 2010 in geïnteresseerd zijn, voor henzelf of anderen, dan levert deze fringe workshop hen wellicht aanknopingspunten voor verdere ont-
A
wikkeling. Of wellicht is dit nu juist de uitgelezen weg voor kennismaking met een interessante en mogelijk nuttige trainingsvorm. Voor wie deze kans wil grijpen is deze workshop, die tweemaal zal worden aangeboden en zal worden geleid door een gekwalificeerd mindfulness-trainer, wellicht een mooie introductie. Benodigdheden: geen
NVMO | Congresboek 2010
Maximum aantal deelnemers: 25
49
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 558 | Sessie A11
Workshop Locaal opleidingsplan A11.1 Lokaal opleidingsplan: hoe maak ik dat?
Correspondentie-adres: S.J. van Luijk Bloemgracht 10
Luijk S van, VU medisch centrum
1015 TH Amsterdam
Rooyen C den, KNMG
E-mail:
[email protected]
Thema De wetenschappelijke verenigingen hebben hun opleidingsplannen geschreven en nu is de opleider met zijn groep aan zet om dit op praktische wijze in de dagelijkse praktijk te implementeren. Het uitwerken van een lokaal opleidingsplan helpt hierbij. Het is het communicatiemiddel tussen opleider, supervisor en aios wat waar geleerd wordt en wat men van elkaar mag verwachten. Daarnaast biedt het de visitatiecommissie inzicht in wat de opleiding te bieden heeft (en voldoet het daarmee aan de eisen?) Doel van de workshop Deelnemers krijgen praktische handvatten om aan de slag te gaan met hun eigen opleidingsplan. Daarmee wordt rekening gehouden met de variatie aan uitwerkingsmogelijkheden en de afstemming die op cluster/ regionaal niveau moet plaatsvinden. Doelgroep Opleiders en aios die hun eigen lokale opleidingsplan willen gaan uitwerken. Daarnaast onderwijskundigen die opleidingsgroepen hierin (gaan) ondersteunen. Opzet - Introductie op het onderwerp - Stapsgewijs met elkaar een lokaal opleidingsplan maken - Samenvatting en tips om aan de slag te gaan en te Congresboek 2010 | NVMO
blijven - Afronding Opbrengst Handvatten om zelf met het maken van een lokaal plan aan de slag te gaan, voorbeelden van anderen inclusief tips. Groepsgrootte: 20 tot 25 deelnemers Trefwoorden: locaal opleidingsplan Wijze van presentatie: workshop
50
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 559 | Sessie A12
Rondetafelsessie Fysische diagnostiek A12.1 Onderwijs in de fysische diagnostiek, rituele handeling of Evidence Based Medicine?
Doelgroep Medische opleiders & docenten, studenten, onderwijskundigen en opleidingscoördinatoren met belangstelling voor evidence based medicine en vaardigheidsonder-
NVMO Werkgroep
wijs.
Praktisch Medisch Onderwijs (PMO) Thema
Zoals gebruikelijk bij de sessies van de werkgroep PMO
In het raamplan van de opleiding tot arts van 2009 staat
wordt de bijeenkomst ingeleid met een voordracht over
omschreven dat een arts zo mogelijk al het beschikbare
locale ervaringen. De medische studenten Anneloes Huij-
wetenschappelijke bewijs juist moet kunnen interpreteren
gens en Marloes Derks zullen verslag doen van hun erva-
en betrekken bij het te volgen beleid. Medisch handelen
ringen bij de ontwikkeling van een onderzoek naar de
moet berusten op Evidence Based Medicine (EBM). Ge-
waarde van een fysische diagnostische test. Rob Dijcks,
durende hun opleiding moeten medisch studenten zich
huisarts en docent aan Skillslab vertelt van zijn ervaring bij
de vaardigheid tot kritische wetenschappelijk reflectie ei-
de invoering van EBFD in het neurologie vaardigheidson-
gen maken. In het medisch onderwijs aan de Universiteit
derwijs. Deelnemers aan deze bijeenkomst zullen worden
Maastricht wordt daartoe op diverse momenten in het on-
uitgenodigd om een stelling te formuleren over EBFD-on-
derwijs gelegenheid geboden. Het ontbreekt echter bij
derwijs en eigen voorbeelden en ervaringen mee te ne-
het vaardigheidsonderwijs in de fysische diagnostiek.
men om ter plekke te delen en te bespreken.
A
Opzet
Moet het daar wel een plaats hebben, en zo ja hoe dan? Algemeen NVMO werkgroep PMO Op het Skillslab van de Faculty of Health, Medicine &
De bijeenkomsten/workshops van de NVMO werkgroep
Lifesciences van de Universiteit Maastricht (FHML-UM)
PMO zijn bedoeld om van elkaar te leren door uitwisse-
leren de studenten vanaf jaar 1 t/m jaar 5 allerlei fysisch
ling van ervaringen over de Praktijk van het Medisch On-
diagnostische vaardigheden ter voorbereiding op de me-
derwijs. Doelgroep: medewerkers en studenten aan de
dische praktijk. Integratie van EBM in het vaardigheidson-
verschillende medische opleidingen. Elk jaar worden vijf
derwijs betekent dat studenten ook moeten leren wat de
bijeenkomsten georganiseerd waarvan één tijdens het
wetenschappelijke waarde van elk onderzoek is en hoe ze
NVMO-congres. De algemene werkwijze is: inleiding van
dat kunnen beoordelen. Dat is dus leren toepassen van
het onderwerp door een collega die de locale aanpak/
begrippen sensitiviteit, specificiteit, positief en negatief
ervaring/ontwikkeling en eventuele vraagstellingen be-
voorspellende waarde en likelihoodratio’s e.d. Maar ook
schrijft of laat ervaren. Hierna bespreking met uitwisse-
leren vergaren en beoordelen van wetenschappelijke in-
ling van locale ervaringen van elders door de aanwezige
formatie en hanteren van genoemde begrippen in de con-
deelnemers.
handeling. Hoe doe je dat, wanneer begin je daarmee, is
Trefwoorden: fysische diagnostiek, evidence based
dat niet teveel van het goede? Is deze extra leerstof niet
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
verwarrend, met extra onzekerheden? Moeten ze alle veelgebruikte testen wel leren ook als we weten dat ze
Correspondentie-adres:
weinig betekenis hebben? Is het geen verspilde docent-
M. Verwijnen
tijd? Dit zijn het soort vragen die we in deze rondetafelbij-
Universiteit Maastricht
eenkomst aan de orde willen stellen.
Postbus 616 6200 MD Maastricht
Doel Het doel van deze bijeenkomst is om visies en ervarin-
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2010
text van het gehele proces van diagnosestelling en be-
gen met onderwijs in Evidence Based Fysische Diagnostiek (EBFD) uit te wisselen en te bespreken om zo betrokkenen te inspireren bij de verdere ontwikkeling van het eigen vaardigheidsonderwijs.
51
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Abdijzaal | Sessie A13
Workshop Professionalism A13.1 Trends in the assessment of professionalism Papadakis M.A. University of California, San Francisco Ten tijde van het drukken van dit boek was er helaas geen tekst beschikbaar Trefwoorden: professionalism, assessment Wijze van presentatie: workshop
Congresboek 2010 | NVMO
52
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 401 | Sessie A14 Workshop
Beoordelen portfolio A14.1 Beoordelen van portfolio’s NVMO Werkgroep Portfolio Thema In welke fase van het opleidingscontinuüm portfolio’s ook worden gebruikt; het is belangrijk om het subjectieve oordeel over het portfolio ‘hard’ en ‘verdedigbaar’ te maken. Hierbij is het van belang juist wel het kwalitatieve karakter van het portfolio te behouden. Aan de andere kant moet de gebruikte beoordelingsmethodiek goed te verantwoorden zijn. Maar hoe ziet een dergelijke methodiek eruit? Aan welke aspecten moet je denken? Welke valkuilen zijn er? Doel
A
Deelnemers in een kort tijdsbestek inzicht geven in maatregelen die getroffen kunnen worden om subjectieve beoordelingen van het portfolio robuust en hard te maken. Doelgroep Deze workshop is bedoeld voor iedereen die te maken heeft met het beoordelen van portfolio’s. Opzet Na een korte inleiding gaan de deelnemers een voorbeeldportfolio beoordelen aan de hand van een beoordelingslijst met criteria. Daarna wordt gezamenlijk nagedacht over welke maatregelen getroffen kunnen worden om deze subjectieve beoordeling hard (credible) en verdedigbaar (defensible) te maken. Tijdens de samenvattende afsluiting zal nadrukkelijk ook ingegaan worden op wat we nu weten over dit onderwerp vanuit het weten-
Maximaal aantal deelnemers: 25 deelnemers Trefwoorden: portfolio’s, toetsing Wijze van presentatie: workshop Correspondentie-adres: H. Dekker Werkgroep Portfolio
NVMO | Congresboek 2010
schappelijk onderzoek.
Tel: 050-3638684
53
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 403 | Sessie A15
Rondetafelsessie Toetsing, 2e taal en cultuur A15.1 Toetsing in een 2e taal en een andere cultuur
Correspondentie-adres: M.M. Verheggen Universiteit Maastricht
Verheggen MM, Universiteit Maastricht
Postbus 616
Boomars K, MUMC
6200 MD Maastricht
Kruithof M, Universiteit Maastricht
E-mail:
[email protected]
Majoor G, Universiteit Maastricht Verheule S, Universiteit Maastricht Bos N, UMC Groningen Trigt A, UMC Groningen Thema Toetsing in een 2e taal en een andere cultuur. Doel Informeren en uitwisselen van ervaringen op het gebied van onderwijs- en toetsactiviteiten bij internationale studenten in een curriculum binnen de gezondheidszorg. Doelgroep Voor docenten en studenten die betrokken zijn bij of geinteresseerd zijn in onderwijs en toetsing bij internationale studenten. Opzet Een korte inleiding zal door de Universiteit van Maastricht en de Universiteit van Groningen gegeven worden over hun ervaringen tot nu toe op het gebied van onderwijs- en toetsactiviteiten bij internationale studenten binnen de studie geneeskunde. Sinds 2007 hebben beide universiteiten te maken met een instroom van studenten uit Saoedie Arabie en verschillende landen binnen de EU in hun geneeskunde curriculum. Beide Universiteiten hebben een Engelstalige Bachelor opgericht en onderwijs en toetsing vinden bij deze studenten volledig plaats in het Engels. Het Congresboek 2010 | NVMO
onderwijzen en toetsen binnen een geneeskunde curriculum in de niet moedertaal bij studenten van verschillende afkomst en culturele achtergrond is een complexe, maar zeker ook uitdagende taak. Hierbij komen diverse aspecten aan bod, die thema gericht in subgroepen bediscussieerd zullen worden en vervolgens plenair teruggerapporteerd zullen worden. De sessie wordt afgesloten met een plenaire discussie en het opstellen van tips en tricks. Maximum aantal deelnemers: 30 Trefwoorden: toetsing, internationale studenten
54
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
Donderdag 11 november, tussen 11.45-13.00 uur | Ruimte 404 | Sessie A16
Workshop CAT, trainingsplan A16.1 Critical Appraisal of a Topic; opmaat voor een trainingsplan op maat
Doelgroep docenten en opleiders van (para-)medische opleidingen, betrokken bij de Bachelor-, Master-, of specialisatiefase,
Brouwer CPM de, Gool CJAW van
die verantwoordelijk zijn voor de wetenschappelijke vor-
Universiteit Maastricht
ming van geneeskunde studenten/basisartsen. Voorkennis voor deelname aan deze workshop betreft basale
Thema
kennis van epidemiologie en statistiek.
Wetenschappelijke vorming van studenten in de geneeskundeopleiding Maastricht wordt vormgegeven door mid-
Opzet workshop
del van twee rollen, namelijk die van kritische consument
Tijdens de workshop zal worden ingegaan op het format
van wetenschappelijke kennis enerzijds en die van produ-
CAT en hoe deze format te benutten in de eigen onderw-
cent van wetenschappelijke kennis anderzijds. Voor het
ijssetting. Het eindproduct van deze sessie is een alge-
aanleren van vaardigheden noodzakelijk voor de “consu-
meen trainingsplan, waarin keuzes met betrekking tot
mentenrol”, vormt Critical Appraisal of a Topic (CAT) een
methodologische onderwerpen, onderwijsvormen en te
zeer geschikt format. Hoe CAT getraind wordt en welke
trainen vaardigheden zijn gemaakt en geplaatst in de tijd.
vaardigheden daarbij aangeleerd worden loopt uiteen per Maximaal aantal deelnemers: 20 personen
A
medische faculteit. Aan de Universiteit Maastricht wordt CAT geïntroduceerd in jaar drie van de Bachelor Geneeskunde, omdat studenten vanaf jaar drie patiëntcontacten
Trefwoorden: CAT, trainingsplan
hebben. Gedurende het hele derde jaar worden in de
Wijze van presentatie: workshop
vorm van parallel onderwijs CAT trainingen aangeboden. Hierbij wordt studenten geleerd om:
Correspondentie-adres:
- een goede patiëntpresentatie te schrijven
C.P.M. de Brouwer
- voor deze specifieke patiënt een beantwoordbare klini-
Universiteit Maastricht
sche vraag te formuleren (binnen de domeinen diag-
P. Debyeplein 1
nostiek, prognostiek en therapie)
6229 HA Maastricht
- systematisch literatuur te zoeken aan de hand van een
E-mail:
[email protected]
gestructureerd stappenplan kritisch literatuur te lezen en de gevonden evidence te wegen voor deze specifieke patiënt een antwoord te formuleren op de gestelde klinische vraag welke onderbouwd wordt met het beste bewijs op dat moment voor handen. De methode en de daarbij gebruikte onderwijsvormen wordt in het basiscurriculum Geneeskunde in Maastricht, zijn beschreven in een zeer praktische trainingshandleiding, die de basis vormt van deze workshop. Doel het opzetten van een CAT-trainingsplan voor de eigen onderwijs- en/of opleidingssetting. Overwogen wordt om bij voldoende belangstelling, een tweedaagse trainde-trainer workshop te organiseren waarbij dit CAT-trai-
NVMO | Congresboek 2010
voor deze inleidende training zoals die aangeboden
ningsplan verder uitgewerkt wordt tot een training, die direct geïmplementeerd kan worden in de eigen onderwijs/opleidings-praktijk.
55
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 522 | Sessie B1
Wetenschappelijke paper Reflecteren B1.1 Ontwikkeling en validering van een beoordelingsinstrument voor het faciliteren van reflectief leren in kleine groepen
component laadden en niet-significant ladende items liet de instrumentstructuur en de interpretatie van de schalen intact. De uiteindelijke lijst verklaarde 44.3% van de variantie en had een hoge interne consistentie met alp-
Schaub-de Jong MA, Hanzehogeschool,
ha’s van 0.95 voor de totale lijst en 0.91,0.86 en 0.86
Schönrock-Adema J, UMC Groningen
voor de subschalen. In studie 2 vulden 501 studenten
Dekker H, UMC Groningen
(63%) de vragenlijst in. De OMG bevestigde de originele
Verkerk MA, UMC Groningen
structuur en verklaarde 53% van de variantie met alpha’s
Cohen-Schotanus J, UMC Groningen
van 0.96 voor de totale lijst en 0.94,0.90 en 0.90 voor de subschalen.
Probleemstelling Om professioneel gedrag te ontwikkelen moeten stu-
Discussie
denten kunnen reflecteren op ervaringen uit de profes-
De instrumentstructuur sluit aan bij onderwijskundige
sionele werkomgeving1. Een effectieve methode om te
leertheorieën die het belang van cognitieve, metacogni-
leren reflecteren is het participeren in kleine groepen
tieve en affectieve onderwijsleerfuncties benadrukken
waarin beroepservaringen systematisch geanalyseerd
voor leerprestaties van hoge kwaliteit. Tevens dekt het in-
worden in een veilig en vertrouwelijk leerklimaat.2 Om
strument die onderwijsaspecten die in de reflectielitera-
deze groepen optimaal te laten functioneren is het van
tuur worden aangemerkt als belangrijk voor het begelei-
belang dat de docentactiviteiten voor dergelijke groepen
den en stimuleren van reflectieve processen, maar die
goed vervuld worden. De vraag is welke docentactivitei-
nog niet eerder zo werden gecombineerd. De gevonden
ten van belang zijn om reflectie in kleine groepen te sti-
structuur biedt daarmee een theoretisch kader voor on-
muleren, als basis voor een evaluatieinstrument.
derzoek en praktijk van onderwijs in reflectie. De repliceerbaarheid van de vragenlijststructuur, de aansluiting bij
Methode
leertheorieën en dekking van onderwijsaspecten belang-
Op basis van literatuur en praktijkervaringen werd een ini-
rijk voor onderwijs in reflectie ondersteunen de validiteit
tiële lijst van 241 docentactiviteiten samengesteld, bij-
van het instrument ter beoordeling van docentactiviteiten.
voorbeeld: helpt de student bij het concretiseren of bij het in perspectief zetten van een ervaring. De coauteurs be-
Referenties
oordeelden de items op relevantie (face-validity), hetgeen
1
oordeeld op relevantie door docenten professionalisering
2
Schaub-de Jong MA, Cohen-Schotanus J, Dekker H,
(N=17), hetgeen de lijst tot 47 items reduceerde. Het in-
Verkerk MA. The role of peer meetings for professional
strument werd in twee opeenvolgende studies gevali-
development in health science education: a qualitative
deerd. In studie 1 beoordeelden geneeskunde- en logo-
analysis of reflective essays. Adv Health Sci Educ
pediestudenten (N=463) hun docenten. De interne
2008 [E-publication ahead of print].
Congresboek 2010 | NVMO
structuur van de vragenlijst werd onderzocht met Principale Componenten Analyse (PCA) met varimax rotatie. In
Trefwoorden: reflectief leren; kleine groepen
studie 2 beoordeelden geneeskunde-, tandheelkunde- en
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
logopediestudenten (N= 501) hun docenten. Met confirmatoire factor analyse (OMG) werd de gevonden instru-
Correspondentie-adres:
mentstructuur uit studie 1 geverifieerd.
Drs. M.A. Schaub- de Jong Hanzehogeschool Academie voor gezondheidsstudies
Resultaten
afdeling logopedie
In studie 1 vulden 463 studenten (68%) de vragenlijst in.
Eyssoniusplein 18
De PCA leverde drie componenten op –bevorderen van
9714 CE Groningen
zelfinzicht, stimuleren van zelfstandig leren en creëren
E-mail:
[email protected]
van een veilig klimaat – die 41.7% van de variantie ver-
56
Stern DT (2006) Measuring Medical professionalism. Oxford University Press.
de lijst tot 80 items reduceerde. Deze items werden be-
klaarden. Verwijdering van items die op meer dan 1
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 522 | Sessie B1 Wetenschappelijke paper
B1.2 Helpt groepsintervisie klinische docenten met reflecteren op studentenfeedback?
Resultaten In totaal participeerden 54 klinische docenten in dit onderzoek. Van de groep toegewezen aan verwerkings-
Boerboom TBB, Universiteit Utrecht
strategie 1 leverden uiteindelijk 23 docenten hun reflec-
Dolmans DHJM, Universiteit Maastricht
tieverslag in. Van de groep die verwerkingsstrategie 2
Jaarsma ADC, Universiteit Utrecht
toegewezen had gekregen leverden 19 docenten, na de
Scherpbier AJJA, Universiteit Maastricht
groepsintervisie, hun reflectieverslag in. Van beide groe-
Beukelen P van, Universiteit Utrecht
pen kwamen respectievelijk 35% (verwerkingsstrategie 1) en 74% (verwerkingsstrategie 2) van de docenten tot een
Probleemstelling
kritische reflectie. In deze verslagen werd het effect van
In veel instituten worden studentenevaluaties of feed-
het eigen handelen in de context van de onderwijskliniek
backrapporten gebruikt om klinische docenten van feed-
geplaatst. De docenten die verwerkingsstrategie 2 toe-
back te voorzien met als doel hun onderwijseffectiviteit te
gewezen hadden gekregen ontwikkelden bovendien in
optimaliseren. Uit literatuur blijkt dat het louter terugkop-
hun reflectie concretere gedragsalternatieven. Discussie
derwijspraktijk (Sargeant et al., 2006). De organisatie van
De verwerkingsstrategie waarbij ook een groepsintervi-
intervisie wordt genoemd als een factor die het gebruik
sie werd aangeboden blijkt een duidelijke meerwaarde te
van feedback positief kan beïnvloeden, evenals zelfevalu-
hebben. Deze aanpak leidt niet alleen tot kritischer re-
aties door docenten en schriftelijke reflecties. Het gebruik
flectie, ook de gedragsalternatieven die uit de reflectie
van deze verwerkingsstrategieën kan docenten mogelijk
volgen zijn concreter. Een kanttekening bij dit onderzoek
helpen bij het vertalen van feedback naar gedragsveran-
is dat alleen geanalyseerd is wat docenten van plan zijn
dering. Het doel van deze studie was het op kwalitatieve
te gaan veranderen en dat nog geen concrete effectme-
wijze in kaart brengen van de invloed van twee verschil-
tingen zijn uitgevoerd. Verder onderzoek is nodig, bij-
lende verwerkingsstrategieën op de diepte en concreet-
voorbeeld door na te gaan of de activiteiten resulteren in
heid van de reflectie volgend op studentenfeedback.
positievere studentenevaluaties.
Methode
Literatuurverwijzing
Alle 76 klinische docenten van de Faculteit Diergenees-
Hatton N & Smith D (1995). Reflection in teacher
kunde te Utrecht waarover middels een gevalideerd in-
education: Towards definition and implementation.
strument betrouwbare studentenfeedback was verza-
Teaching and Teacher Education, Vol. 11 No. 1.
meld werden uitgenodigd om te participeren. Elke docent
pp.33-49
kreeg een feedbackrapport met daarin de studentevalu-
Sargeant J, Mann K, Sinclair D, Vleuten C van der, &
aties. Voordat dit werd toegestuurd werd de docent ge-
Metsemakers J (2006). Understanding the influence of
vraagd een zelfevaluatie in te vullen. Nadat de feedback
emotions and reflection upon multi-source feedback
was toegestuurd werd de docent uitgenodigd een reflec-
acceptance and use. Advances in Health Sciences
tieverslag te schrijven (verwerkingsstrategie 1). Aan de
Education, Vol. 13 No.3, pp.275-288
helft van de docenten werd bovendien een groepsintervisie sessie, voorafgaand aan het reflectieverslag, aan-
Trefwoorden: reflecteren; groepsintervisie; klinische
geboden (verwerkingsstrategie 2). De reflectieverslagen
docenten
werden vervolgens door twee auteurs geanalyseerd vol-
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
gens een systematiek beschreven door Hatton & Smith (1995). Hierin wordt o.a. een onderscheid gemaakt tus-
Correspondentie-adres:
sen beschrijvende reflecties en kritische reflecties. Ook
T.B.B. Boerboom
werd de concretisering van de in de reflectiecyclus be-
Universiteit Utrecht Faculteit Diergeneeskunde
schreven gedragsalternatieven gescoord.
Yalelaan 1
NVMO | Congresboek 2010
kritische reflectie en daarmee tot verbetering van de on-
B
pelen van een feedbackrapport niet automatisch leidt tot
3584 CL Utrecht E-mail:
[email protected]
57
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 522 | Sessie B1
Promovendi lezing B1.3 Effectieve docentprofessionalisering: wat kan onderzoek ons leren?
Correspondentie-adres: M.J. Min-Leliveld LUMC / ICLON
Lelieveld MJ
Wassenaarseweg 62A
Universiteit Leiden
2333 AL Leiden Kamernummer B413
Door de snelle ontwikkelingen in de geneeskunde, de veranderende samenleving, de ontwikkelingen in de ICT en de toetsing wordt van docenten in het geneeskunde onderwijs steeds nieuwe vaardigheden en kennis gevraagd. Via docentprofessionalisering kunnen docenten worden ondersteund om zich verder te ontwikkelen als docent. Maar hoe kun je deze docentprofessionalisering zo opzetten dat de kwaliteit en effectiviteit goed is? “Een dag cursus en dan moet alles duidelijk zijn”, is niet altijd de beste manier. In mijn onderzoek worden 16 kenmerken van effectieve professionalisering genoemd, die door de literatuur, docenten en experts zijn geselecteerd als belangrijk voor docentprofessionalisering bij medische docenten. Deze kenmerken zijn gebruikt om de twee daagse Trainthe-Trainer, zoals deze gehouden wordt op het LUMC aan te passen. In het nieuwe programma, dat meer dan 5 maanden duurder, werd er na het twee daagse programma veel aandacht besteed aan het geven en krijgen van feedback. Naast drie aanvullende korte bijeenkomsten was er ook de mogelijkheid om een webseminar te volgen. De 10 docenten, die deelnamen aan het programma gaven aan dat zij zich meer bewust waren geworden van hun rol als docent en dat hun feedback was verbeterd. Zij gaven ook aan dat zij hun gedrag als docent hadden aangepast. Congresboek 2010 | NVMO
De aangepaste cursus, die de 16 kenmerken van effectieve docentprofessionalisering integreert, lijkt dus succesvol geweest om docenten nieuwe vaardigheden te leren. In de promovendilezing zal ik meer vertellen over de 16 kenmerken van effectieve docentprofessionalisering en het aangepaste programma. Uiteraard is er ook veel ruimte voor uw vragen. Trefwoorden: docentprofessionalisering Wijze van presentatie: promovendi lezing
58
E-mail:
[email protected]
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 525 | Sessie B2
Paper Patiëntveiligheid B2.1 Kunnen bachelorstudenten geneeskunde op een eenvoudige manier gesensibiliseerd worden voor patiëntveiligheid?
Het gemiddelde was 1.57 in jaar 2 tegenover 0.73 in jaar 1. Bovendien is het percentage studenten dat incidenten rapporteert significant hoger in jaar 2: 68.57% tegenover 41.43% (in jaar 1). Het percentage studenten dat meerdere
Vandersteen M, Mierlo J van, Hellings J, Schaaf T
incidenten rapporteert, is eveneens beduidend gestegen
van der
(37.88% tegenover 13.89%) De meeste incidenten die
Universiteit Hasselt
werden gerapporteerd waren in beide jaren van het type ‘clinical process/procedure’: 56.9% in jaar 1 en 68.2% in
Achtergrond
jaar 2. In jaar 1 konden de gerapporteerde incidenten wor-
Daar de studenten geneeskunde van vandaag, de art-
den ingedeeld in 7 van de 13 categorieën van de ICPS, in
sen van morgen zijn, is het belangrijk om vroeg in de
jaar 2 in 10 van de 13 categorieën. Figuur 1 geeft een over-
opleiding kennis van patiëntveiligheid in het medisch
zicht van de verdeling tussen de verschillende categorieën
curriculum te implementeren (Sanders et al, 2007, WHO,
in de beide jaren.
2008). Deze kennis zou een veranderde attitude en een hogere meldingsbereidheid in de latere beroepsuitoefe-
Besluit
ning tot gevolg moeten hebben.Dit onderzoek gaat het
Deze resultaten duiden er op dat bewustmaking van pa-
effect na van één introductieles over patiëntveiligheid op
tiëntveiligheidsproblematiek van bachelor studenten ge-
de frequentie van incidentrapportering in verpleegstage-
neeskunde een effect heeft op het spontaan rapporteren
verslagen van tweedejaarsstudenten geneeskunde.
van incidenten. Deze bewustmaking kan mogelijks op
B
een eenvoudige manier gebeuren: een hoorcollege van 1 Methode
uur over het onderwerp had reeds een significant effect.
De geneeskundestudenten van de UHasselt lopen een verpleegstage van 2 weken in het tweede bachelorjaar.
Fig. 1: De verdeling van de incidenten over de verschillende
De beoordeling van de stage gebeurt onder meer aan de
ICPS categorieën.
hand van een reflectieverslag. In jaar 1 (2007-2008) werden alle spontane meldingen van incidenten die te maken hebben met patiëntveiligheid, in de reflectierapporten van de toenmalige cohorte (n=70) geregistreerd en geanalyseerd. Voorbeelden hiervan zijn medicatie- en steriliteitsfouten, valincidenten en onvolledige dossiers. In jaar 2 (2008-2009) van de studie kregen de toenmalige tweedejaarsstudenten geneeskunde (n=70) een introductieles over patiëntveiligheid, twee weken voor de aanvang van de verpleegstage. Spontane meldingen van incidenanalyseerd en vergeleken met de meldingen in jaar 1. De gerapporteerde incidenten van zowel jaar 1 als jaar 2 werden geklasseerd volgens de ICPS-taxonomie van de WHO (WHO 2009). Deze taxonomie onderscheidt dertien categorieën van incidenten (figuur 1). Deze indeling
Trefwoorden: patientveiligheid ; bachelor-studenten
gebeurde door twee getrainde en onafhankelijke onder-
Wijze van presentatie: paper
zoekers. De intercodeurbetrouwbaarheid werd berekend met behulp van Krippendorff’s alpha. Alpha was
Correspondentie-adres:
0.85 voor jaar 1 en 0.94 voor jaar 2.
M. Vandersteen
NVMO | Congresboek 2010
ten in de reflectierapporten werden geregistreerd, ge-
Universiteit Hasselt Resultaten
Agoralaan Gebouw D
De tweede groep rapporteerde significant meer incidenten
3590 Diepenbeek, België
dan de eerste groep: 110 in jaar 2 tegenover 51 in jaar 1.
E-mail:
[email protected]
59
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 525 | Sessie B2 Paper
B2.2 Het gebruik van vignetten om patiëntveiligheidsattittudes te meten.
variabelen. Bij de situationele variabelen is het type incident de belangrijkste voorspeller met odds ratios tot 40. Bij de vraag of de respondenten een incident zouden
Vandersteen M, Mierlo J van, Schrooten W, Schaaf
melden blijkt bijvoorbeeld dat zowel het type fout als het
T van der
al dan niet zelf uitvoeren van de handeling een signifi-
Universiteit Hasselt
cante invloed heeft, de eventuele aanwezigheid van getuigen echter niet.Zo zijn respondenten weinig geneigd
Probleemstelling
om een no-harm incident te melden.
De perceptie van en de houding tegenover patiëntveilig-
Deze resultaten suggereren dat de vignetten een gevoe-
heid is moeilijk meetbaar bij (bachelor)studenten ge-
lig meetinstrument zijn.
neeskunde die weinig klinische ervaring hebben Discussie Methode
Dit onderzoek toont aan dat de attitude en de perceptie
In deze studie werden vignetten1,2 ontwikkeld en getest.
t.o.v. patiëntveiligheid (reeds bij relatief jonge studenten)
Een vignet maakt gebruik van een realistische casus met
met deze methode meetbaar zijn en dat de nuances tus-
een aantal variabelen. Binnen een vignet wordt telkens
1
sen de vignetten significante verschillen geven over de
variabele gewijzigd. Er ontstaan zodanig een aantal ge-
situationele variabelen. De resultaten van dergelijk vig-
lijkaardige situaties die telkens slechts in 1 aspect ver-
netonderzoek kunnen een leidraad vormen bij het inte-
schillen. Voor dit onderzoek werden 8 casussen ontwor-
greren van het thema patiëntveiligheid in zowel een me-
pen: 4 verpleegkundige en 4 medische. Deze casussen
disch als een verpleegkundig curriculum door het
zijn gebaseerd op de verschillende stages die de stu-
detecteren van bepaalde pijnpunten in de houding en
denten lopen en de kennis die zij hebben.
het gedrag van de studenten.
De situationele variabelen binnen de vignetten waren:
[1] Wallander L 25 years of factorial surveys in socio-
zelf gedaan/niet zelf gedaan, getuigen/geen getuigen,
logy: A review. Social Science Research.
type incident: near-miss/no harm/harm.3 Binnen elke ca-
2009;38:505-520.
sus zijn er theoretisch twaalf mogelijke situaties, maar
[2] Ludwick R, Zeller RA The factorial survey: An
omdat de combinatie‘geen getuigen’ en ‘niet zelf ge-
experimental method to replicate real world
daan’ onmogelijk is, zijn het er de facto negen. Dit on-
problems. Nurs Res. 2001;50:129-133.
derzoek wilde de attitudes meten m.b.t. het erkennen,
[3] Kessels-Habraken M, Schaaf T van der, Jonge J de,
bespreken en melden van medische fouten. In elk vignet
Rutte C Defining near misses: Towards asharpened
werden de volgende ja/neen vragen gesteld (afhankelijke
definition based on empirical data about error
variabelen):
handling processes. Social Science & Medicine,
- Is het wel of niet een medische fout?
2010; 1301-1308.
- Zou je het bespreken met je collega? Congresboek 2010 | NVMO
- Zou je het bespreken met je hiërarchisch hogere?
Trefwoorden: patientveiligheidsvignetten
- Zou je het wel of niet melden in het meldsysteem van
Wijze van presentatie: paper
het ziekenhuis? - Zou je het bespreken met de patiënt?
Correspondentie-adres:
De vragenlijsten werden na een college uitgedeeld aan
M. Vandersteen
derdejaarsstudenten geneeskunde.
Universiteit Hasselt
Per afhankelijke variabele werd een meervoudige logisti-
Agoralaan Gebouw D
sche regressie uitgevoerd.
3590 Diepenbeek, België E-mail:
[email protected]
Resultaten De responsgraad is 98% (n=67). De regressievergelijkingen geven aan dat de verschillende situationele variabe-
60
len een rol spelen binnen de variantie van de afhankelijke
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Lamoraalzaal | Sessie B3
Symposium Visitatie nieuwe stijl B3.1 Visiteren en implementeren gaan hand in hand
2 “Visiteren en implementeren gaan hand in hand” Tijdens dit gedeelte wordt ingegaan op de visitatie van de opleidingsinrichtingen en opleiders. Een compe-
KNMG
tentiegerichte opleiding betekent ook een meer competentiegerichte manier van visiteren. De gemoderni-
Thema
seerde opleiding zal qua structuur, proces en uitkomst
De vervolgopleidingen voor aios zijn in de afgelopen jaren
meer op basis van onderbouwing worden getoetst. De
gemoderniseerd. De opleidingsplannen zijn nu gereed en
vraag “waaruit blijkt iets’ staat daarin centraal. Het in-
de regelgeving (kader- en specifieke besluiten) is rond. Op-
zichtelijk maken voor de aandacht voor zorg voor
leiders vertalen de landelijke plannen naar hun lokale situ-
kwaliteit van de opleiding zal onderdeel gaan uitmaken
atie en gaan deze stap voor stap implementeren. Bent en
van de visitatie anno 2011. Tijdens dit symposium
voelt u zich als opleider (en supervisoren) daar voldoende in
wordt u hierover geïnformeerd. Opleiders die in de af-
toegerust? Het eerste deel van het symposium zal hieraan
gelopen periode met de nieuwe wijze van visiteren er-
aandacht besteden. In het tweede gedeelte staat de visita-
varing hebben opgedaan zullen dit met u delen. U
tie anno 2011 centraal: hoe gaat dit in zijn werking en wat
krijgt tips ter voorbereiding van uw eigen visitatie.
betekent dit voor de diverse betrokkenen? Trefwoorden: visitatie nieuwe stijl Doel
Wijze van presentatie: symposium
betrokkenen bij het opleiden van aios van gedachten te
In oktober kunt u meer informatie over deze symposia
wisselen over het trainingsaanbod mbt het verwerven
vinden op de website www.knmg.nl/modernisering.nl
B
Het doel van de symposia is om met u als opleider en
van didactische kennis en vaardigheden. Aansluitend hierop zal de nieuwe aanpak van visiteren worden gepresenteerd. Voor wie? De doelgroep is opleiders, stafleden/docenten van alle vervolgopleidingen en opleidingsinstituten, AIOS, leden Centrale OpleidingsCommissies en anderen die betrokken zijn bij de modernisering en visitatie van de vervolgopleidingen. Toelichting op de symposia: 1 Didactische scholing van opleiders en opleidingsgroep: een achilleshiel voor het implementeren van de bod voor opleiders en leden van opleidingsteams zo goed mogelijk kan voorzien in het verwerven van de didactische kennis en vaardigheden die van de opleider en opleidingsgroep verwacht worden in gemoderniseerde en geprofessionaliseerde vervolgopleidingen. Wat heeft prioriteit en wat kan wachten? Waar hebben opleiders zelf behoefte aan en wat is noodzakelijk om de beoogde vernieuwingen kwalitatief goed gestalte te geven? De voorzitter van de KNMG Projectgroep Op-
NVMO | Congresboek 2010
modernisering!? De vraag rijst hoe het trainingsaan-
leidersProfessionalisering (POP), prof.dr. Edith ter Braak zal met u hierover op interactieve wijze van gedachten wisselen.
61
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 530 | Sessie B4
Paper Feedback B4.1 Het gebruik van feedback in het persoonlijk actie plan van huisartsopleiders Es JM van, Visser MRM, Wieringa-de Waard M
Als onderwerp voor hun pap geven opleiders prioriteit
AMC
aan werken aan hun wetenschappelijk handelen, het hebben van een ordentelijke praktijkvoering en het han-
Probleemstelling
teren van een deugdelijk registratiesysteem.
De opleiding van artsen in opleiding tot specialist (aios) huisartsgeneeskunde vindt voor een groot deel plaats
Conclusies
onder supervisie van huisartsopleiders. Borging van de
Op groepsniveau geven opleiders prioriteit aan die feed-
kwaliteit van de opleider gebeurt op diverse manieren.
back waarover overeenstemming is; wetenschappelijk
Ondanks deze inspanningen blijft het moeilijk om zicht te
handelen en ordentelijke praktijkvoering. Echter voor de
houden op de kwaliteit van opleiders. Contacten met
opleiders die zich niet door hun zelfbeoordeling en/of die
stafleden zijn fragmentarisch en door het een op een op-
van de aios laten leiden bij het opstellen van verbeter-
leidingsmodel worden opleiders gemiddeld door één
plannen zou het wellicht interessant zijn om te kijken of
aios per jaar geëvalueerd. Dit gebeurt met een evaluatie-
een staflid de “directed self-assessment”nog verder kan
formulier met 29 items waarbij de aios drie verbeterpun-
faciliteren. Bijvoorbeeld door in gesprek te gaan met op-
ten kunnen aangeven voor de opleider.
leiders over de prioritering in hun keuze van de plannen in verhouding tot de hun zelfbeoordeling en de evalua-
Feedback vanuit deze evaluatie moet dus optimaal wor-
ties van de aios.
den gebruikt. Daarom hebben we gekozen voor het concept “directed self-assessment”(1) Onze hypothese is
Referenties
dat feedback van aios die in overeenstemming is met de
(1) Sargeant J, Mann K, van d, V, Metsemakers J.
zelfbeoordeling van opleiders prioriteit krijgt als verbeter-
‘Directed’ self-assessment: practice and feedback
doel.
within a social context. J Contin Educ Health Prof 2008;28(1):47-54.
Methode Alle 1e jaars opleiders is gevraagd een persoonlijk actie
Trefwoorden: feedback; huisartsopleiding
plan (pap) te maken en hiervoor de evaluaties van de
Wijze van presentatie: paper
laatste vier aios te gebruiken, aangevuld met een van
Congresboek 2010 | NVMO
tevoren ingevulde zelfbeoordelingvragenlijst. Deze bevat
Correspondentie-adres:
de 29 items die in de aios evaluatie staan.
J.M. van Es
Vervolgens is er gekeken naar de relatie tussen de geko-
AMC/UvA
zen onderwerpen voor de pap’s, de zelfbeoordeling en
Meibergdreef 15
de evaluaties. Bij de evaluaties is naast de scores op de
1105 AZ Amsterdam
29 items ook gekeken naar de verbeterpunten.
E-mail:
[email protected]
Resultaten Op groepsniveau beoordelen opleiders zichzelf het minst op wetenschappelijk handelen, het hebben van een adequate bibliotheek en de sturing van de patiëntenstroom ten bate van de opleiding van de aios. Aios geven de laagste scores voor coachen bij het structureren van aios leerproces, het in de opleiding gangbare consultvoeringsmodel toepassen en wetenschappelijk handelen. Uit de verbeterpunten zijn dit: adequaat feedback geven, persoonlijk functioneren en een ordentelijke prak-
62
tijkvoering hebben.
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 530 | Sessie B4 Paper
B4.2 Systematic Evaluation of Teaching Qualities (SETQ) - de onderliggende vragenlijsten van het systeem tonen goede psychometrische kwaliteiten voor het evalueren van stafleden Gynaecologie en Obstetrie
als stafleden, met correlatie coëfficiënten variërend van
Leeuw RM van der, AMC/UvA
Conclusie
Lombarts MJMH, AMC/UvA
De studie vond aanwijzingen dat de twee instrumenten
Arah OA, UCLA
van het SETQ systeem als betrouwbaar en valide gezien
Heineman MJ, AMC/UvA
kunnen worden bij minimaal vier evaluaties. SETQ biedt
0.322 tot 0.647 (P<0.01). Vier tot zes evaluaties van assistenten zijn nodig om tot een betrouwbaar oordeel te komen van de kwaliteit van individuele stafleden van obstetrie en gynaecologie.
stafleden obstetrie en gynaecologie de mogelijkheid om Probleemstelling
hun individueel functioneren als opleider te verbeteren.
Zelfs ervaren artsen kunnen zich ‘een student’ voelen in hun rol als opleider. Zij zijn voor een belangrijk deel ver-
Referenties
antwoordelijk voor de kwaliteit van de toekomstige art-
1 Lombarts KM, Bucx MJ, Arah OA. Development of a
sen zonder dat zij zelf opgeleid zijn als docent. Als we de
system for the evaluation of the teaching qualities of
kwaliteit van opleiders kunnen meten op een valide en
anesthesiology faculty. Anesthesiology 2009
betrouwbare wijze, kunnen we opleiders faciliteren in het
Oct;111(4):709-16.
studie hebben we gekeken naar de kwaliteit van de vra-
Trefwoorden: SETQ ; evaluatie staf
genlijsten waarmee stafleden Gynaecologie en Obstetrie
Wijze van presentatie: paper
B
optimaliseren van hun opleidingsvaardigheden. In deze
feedback krijgen op hun individueel functioneren. Correspondentie-adres: Methode
R.M. van der Leeuw
De eerder ontwikkelde SETQ-vragenlijsten (evaluatie
AMC/UvA
door assistenten en een zelfevaluatie) bestaan beide uit
Meibergdreef 15
26 items en twee globale oordelen. (1) Er deden 77 as-
1105 AZ Amsterdam
sistenten en 114 stafleden uit twee academische en ze-
E-mail:
[email protected]
ven opleidingsziekenhuizen mee aan de SETQ studie. Om de psychometrische kwaliteiten van beide lijsten te onderzoeken hebben we exploratieve factor analyse, inter-item correlatie, betrouwbaarheid coëfficiënt alpha en inter-scale correlaties gebruikt. We hebben samengestelde schalen vergeleken met twee globale oordelen. ingevuld om tot een betrouwbaar oordeel te komen werd ook berekend. Resultaten 66 assistenten (85.7% respons) en 99 stafleden (86.8% respons) namen deel aan SETQ. Assistenten hebben in het totaal 613 evaluaties ingevuld. De 26 items clusterde in vijf factoren (Cronbach’s alpha assistenten en stafleden): feedback aan assistenten (0.87 en 0.86), oplei-
NVMO | Congresboek 2010
Het aantal evaluaties dat door assistenten moet worden
dingsklimaat (0.86 en 0.75), bejegening (0.89 en 0.81), toetsing (0.87 en 0.79) en communicatie over leerdoelen (0.90 en 0.82). Alle samengestelde schalen correleerde positief met de globale oordelen voor zowel assistenten
63
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 530 | Sessie B4 Papers
B4.3 EFFECT* in de praktijk: AIOS geven hun supervisoren feedback
opleidt en wordt men geconfronteerd met aspecten van het opleiden waar men zelf niet gelijk aan gedacht zou hebben. De workshop voorafgaand aan de gesprekken
Fluit CRMG, Bolhuis S, Grol R, Laan R, Wensing M
was eveneens nuttig. De gegevens zijn nu alleen aan de
UMC St Radboud
individuele supervisoren teruggekoppeld. Het delen van de gegevens met elkaar zou nuttig zijn om meer inzicht
Probleemstelling
te krijgen in elkaars functioneren.
Medische vervolgopleidingen vinden grotendeels plaats op de werkplek. Evaluatie van de opleider/supervisor
Discussie
door AIOS kan inzicht bieden in zijn/haar kwaliteiten als
De eerste resultaten van deze studie laten zien dat de dia-
opleider. Hiervoor is de EFFECT vragenlijst ontwikkeld,
loog tussen AIOS en supervisoren bij de evaluatie klinisch
bestaande uit 7 domeinen met in totaal 65 items, die
opleiders en supervisoren als een belangrijk onderdeel
wordt ingevuld door de AIOS en de supervisor zelf. Te-
wordt ervaren. De komende periode worden de overige
rugkoppeling van de gegevens vindt plaats in de vorm
groepen geinterviewd. In een vervolgstudie zal worden
van een dialoog tussen AIOS en de supervisor/opleider.
onderzocht óf en zo ja, op welke wijze de dialoog kan
Uit de literatuur komt naar voren dat dit de effectiviteit
worden vormgegeven als er maar een of twee aios op een
van de feedback bevordert.1 In deze studie is onder-
afdeling zijn en er van anonimiteit geen sprake kan zijn.
zocht hoe supervisoren en AIOS de evaluatie met EFFECT en de feedbackgesprekken hebben ervaren.
1. Nicol, DJ & Macfarlane-Dick, D (2006). Formative assessment and self-regulated learning: A model
Methode
and seven principles of good feedback practice.
In dit onderzoek participeerden 3 afdelingen die met EF-
Studies in Higher Education, 31(2), 199-218
FECT hun supervisoren hebben geevalueerd: psychiatrie en kindergeneeskunde van het UMC St Radboud en
*EFFECT = Evaluation and Feedback For Effective
Longziekten van het Jeroen Bosch ziekenhuis. Vooraf-
Clinical Teaching
gaand aan de feedbackgesprekken is een workshop gegeven voor aios en supervisoren waarin verwachtingen
Trefwoorden: EFFECT; Feedback AIOS
zijn uitgewisseld en gedragsregels zijn vastgelegd. De
Wijze van presentatie: paper
gesprekken zijn door de AIOS met een externe deskundige voorbereid. De gesprekken duurden een half uur.
Correspondentie-adres:
Hierbij was een externe deskundige aanwezig die het
C.R.M.G. Fluit
proces bewaakte en aan het eind een samenvatting van
UMC St Radboud
sterke en verbeterpunten en voorgenomen acties maak-
Postbus 9101
te. Na afloop van de feedbackgesprekken hebben fo-
6500 HB Nijmegen
cusgroepinterviews plaatsgevonden bij supervisoren en
E-mail:
[email protected]
Congresboek 2010 | NVMO
aios. Inmiddels zijn 3 focusgroepinterviews gehouden met supervisoren, overige interviews vinden in juni en juli plaats. Resultaten Supervisoren (n= 13) vonden het gesprek met AIOS prettig en constructief. Het mag zeker niet ontbreken in de totale procedure: de data krijgen meer betekenis en AIOS geven nuttige tips en suggesties. De aanwezigheid van een derde onafhankelijke persoon zorgt ervoor dat men niet in bestaande patronen van communicatie vervalt. Door het zelf invullen van de vragenlijst wordt men
64
gedwongen meer expliciet na te denken over hoe men
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 530 | Sessie B4 Papers
B4.4 Scan medische vervolgopleidingen
moet worden om de modernisering te laten slagen. Op basis hiervan kunnen de opleiders eenvoudiger een
Leede BJA de, Kerckhoffs A, Beaufort AJ de
implementatieplan voor de modernisering ontwikkelen.
LUMC Tevens geven de resultaten de mogelijkheid om een pasProbleemstelling
send bij- en nascholingaanbod op het gebied van oplei-
De modernisering van de vervolgopleidingen brengt veel
dersprofessionalisering aan te ontwikkelen voor de OOR.
veranderingen met zich mee. Opleiders en AIOS worden geconfronteerd met opleidingsplannen, kaderbesluiten
Literatuur
en kwaliteitsnormen. Hoe zorg je ervoor dat AIOS en op-
Scherpbier AJJA Eindrapportage Projectgroep
leiders het overzicht houden? In het LUMC is op grond
kwaliteitsindicatoren (2009) CBOG
van deze vraag een systeem ontwikkeld om op een effi-
Centraal College Medische Specialismen (2009).
ciënte manier overzicht te krijgen op alle regels en ver-
Kaderbesluit CCMS 2011.
plichtingen. Trefwoorden: Medische vervolgopleidingen: scan Methode
Wijze van presentatie: paper
In deze presentatie lichten we kort toe hoe de scan is ontwikkeld en hoe dit instrument middels een semige-
Figuur 1
structureerde interviewmethode ingezet is in het LUMC
B
en andere opleidingsziekenhuizen in de OOR en welke resultaten dit heeft opgeleverd. Resultaten Bij de analyse van de documenten kwamen we tot 8 groepen hoofdactoren die een belangrijk rol toebedeeld hebben gekregen in het opleiden van medisch specialisten in een OOR. Vervolgens zijn alle opleidingsactiviteiten op een rijtje gezet wat resulteerde in ruim 150 verschillende opleidings-
Correspondentie-adres:
activiteiten. Deze opleidingsactiviteiten zijn vervolgens ge-
B.J.A. de Leede
groepeerd in 12 activiteitenclusters: Vaardigheidsonderwijs,
LUMC
Discipline overstijgend onderwijs, wetenschap en onder-
Afdeling DOO
wijs, professionalisering, beoordelingsinstrumenten, oplei-
Postbus 9600
dingsplan, opleidingsklimaat, modernisering, evaluatie
2300 RC Leiden
opleiding, kwaliteitsbewaking opleiding, organisatie, rand-
E-mail adres:
[email protected]
te delen bij de actoren die voor de realisatie van die opleidingsactiviteit verantwoordelijk zijn ontstond een matrix, die voor de actoren inzichtelijk maakt wat er van hen verwacht wordt. De matrix werd vervolgens door genomen gescoord met opleider en AIOS middels een semigestructureerd interview. Per opleiding ontstaat een overzicht waarin gescoord staat in hoeverre opleidingsactiviteiten al/ dan niet gerealiseerd zijn.
NVMO | Congresboek 2010
voorwaarden. Door de activiteiten te clusteren en daarna in
Conclusie De scan is een efficiënte methode om inzichtelijk te maken wat er binnen een opleiding en ziekenhuisbreed al op orde is en wat er nog ontwikkeld en/ of geïmplementeerd
65
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 531 | Sessie B5
Posters Co-assistentschappen, feedback B5.1 Het dashboard van het digitaal competentiegericht portfolio; de AIOS en de opleider aan de stuurknuppel
niveau van de verworven kennis en kunde de AIOS bevoegd en bekwaam kan worden verklaard voor het betreffende medische handeling; de AIOS is “EPA ready”. Na een finale beoordeling door een lid van de opleidersgroep dat
Geelkerken RH, Medisch Spectrum Twente
de AIOS de kennis, kunde en gedrag vertoond dat hij de
Hamming JF, LUMC
medische handeling zelfstandig zou kunnen uitvoeren (D
Borel Rinkes IHM, UMC Utrecht
niveau) wordt de “EPA bevestigd”.
Bergsma S, Medical School Twente Resultaat Probleemstelling
het dashboard van het DCPF heelkunde wordt samenge-
In het kader van de modernisering medische vervolgop-
steld uit de vele formatieve en summatieve gestructureer-
leidingen is het opleidingsplan SCHERP geschreven. In
de observaties van kennis, kunde en gedrag . De uitkom-
44 themata, omvattende de gehele chirurgie, wordt het
sten van al deze gegevens worden middels transparante
gewenste niveau van de kennis en kunde van de patho-
algoritmes toegewezen aan competenties en themata. De
fysiologie, de diagnostiek, het behandelplan en de vaar-
groei in kennis, kunde en gedrag wordt binnen het DCPF
digheden beschreven. De uitdaging voor de AIOS en de
getoetst aan het gewenste niveau zoals beschreven bin-
opleiders binnen dit competentiesturend multi-locatie
nen SCHERP. Deze toetsing cumuleert in de Smileyma-
curriculum is om de groei in kennis, kunde en gedrag per
trix, het dashboard van elke individuele AIOS. Het dash-
competentie en per thema zichtbaar te maken zodat de
board geeft aan waar in de opleiding moet worden
opleidersgroep aan het einde van de opleiding onder-
bijgestuurd en geeft de mogelijkheid om dit oordeel tot op
bouwd kan verklaren dat de betreffend AIOS een reflec-
het niveau van de individuele observaties en eventueel
tieve professional is die voldoet aan de algemene com-
met landelijke referenties te onderbouwen.
petenties van een chirurg en de AIOS zich de kennis en kunde eigen heeft gemaakt in het gekozen differentiatie-
Discussie
gebied conform de eisen gesteld in SCHERP. Het conci-
Het dashboard van het DCPF-heelkunde geeft gestruc-
lium chirurgicum stelt dat een competentiegericht digi-
tureerd inzicht in de vorderingen van de AIOS binnen
taal portfolio (DCPF) een randvoorwaarde is voor het
SCHERP. Het is het startdocument voor het voortgangs-
realiseren van bovenstaande uitdaging.
gesprek en de jaarlijkse geschiktheidbeoordelingen. Met het dashboard zitten AIOS en opleider aan de stuur-
Methode
knuppel van het individuele opleidingsplan.
De supervisoren observeren de AIOS op de werkvloer en leggen deze observaties formatief vast in een Korte Praktijk
Trefwoorden: digitaal portfolio
Beoordeling (KPB; patiënt of niet patiënt gebonden) of in
Wijze van presentatie: poster
een Objective Structured Assessment of Technical Skills
Congresboek 2010 | NVMO
(OSATS). Voor deze gestructureerde beoordelingen zijn er
Correspondentie- adres:
twee schalen geïntroduceerd; de gemodificeerde schaal
R.H. Geelkerken
ten Cate waarin de supervisor aangeeft of de AIOS onder-,
Medisch Spectrum Twente
op-, of boven verwacht niveau voor de fase van de
Postbus 50000
opleiding functioneert en de schaal “rollen medisch
7500 KA Enschede
handelen”waarbij de rollen oplopen van A (assisterende rol)
E-mail:
[email protected]
tot uiteindelijk E (superviserende rol). De KPB’s worden per thema en per competentie weergegeven in de competentiematrix. De OSATS worden weergeven in de verrichtingenstaat. Indien de AIOS van mening is dat hij de kennis en kunde beheerst om een bepaalde keyprocedure zelfstandig uit te voeren dan kan de AIOS een “Entrustable Professional Activity (EPA) beoordeling aanvragen. De opleider
66
bevestigd dat op basis van het in het portfolio vastgelegde
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 531 | Sessie B5 Poster
B5.2 Wat heb je zojuist geleerd? Een onderzoek naar de leerpunten die studenten zelf rapporteren na een module over het brengen van slecht nieuws
zullen op het NVMO congres voor het eerst bekend worden gemaakt. De door studenten opgegeven leerpunten zullen in thema’s gecategoriseerd zijn en overzichtelijk naast de leerdoelen worden gepresenteerd op de poster. Verschillen tussen de groepen worden uitgelicht.
Croix A de la, Levels MWM, Bonke B Erasmus MC
Implicaties voor de praktijk De handleiding voor docenten kan aangepast worden
Probleemstelling
n.a.v. de resultaten, om zo grotere uniformiteit in het do-
Dit jaar is aan het Erasmus MC voor het eerst vaardig-
cententeam te bereiken en alle punten te behandelen die
heidsonderwijs over het slechtnieuwsgesprek in jaar 2
door studenten leerzaam gevonden worden. We ver-
gegeven. De leerdoelen van het onderwijs zijn gebaseerd
wachten een optimale mix te kunnen maken tussen ener-
op meerdere referenties1-3 en richten zich zowel op de
zijds de theoretische en psychologisch belangrijke ingre-
voorbereidingsfase (bv zorg voor een stille ruimte), tijdens
dienten voor het onderwijs in slecht nieuws gesprekken
het gesprek (bv laat stiltes vallen) en na afloop van het
en anderzijds de aanknopingspunten die aanstaaande
gesprek (bv nieuwe afspraak maken). We wilden weten
artsen belangrijk vinden. Deze studie toont aan dat een
wat studenten van dit onderwijs leerden en we willen de
simpele vraag (‘Wat heb je geleerd van deze les?’) kan
les optimaal laten aansluiten op soortgelijk reeds be-
leiden tot nuttige informatie voor het onderwijs.
staand onderwijs in jaar 3 en 4. Onze vragen waren: (‘self-reported learning outcome’)? - Hoe verhouden deze leerpunten zich tot de beoogde leerdoelen (‘intended learning outcome’)? - Rapporteren studenten uit verschillende groepen verschillende leerpunten?
Referenties
B
- Wat rapporteren de studenten zelf als leerpunt
1 Breaking Bad News. Gregg K Van de Kieft, Am Fam Physician 2001 Dec 15;64 (12): 1975-1979 2 Breaking bad news: explaining cancer diagnosis and prognosis. Maguire GP. Med. J. Aust. 1999 20; 171 (6): 288-9 3 Breaking bad news: consensus guidelines for medical
Methode en opzet
practitioners. Girgis A, Sanson-Fisher RW. Clin Oncol
In het Erasmus MC is de les ‘Slecht Nieuws’ aan 14 ver-
J 1995; 13: 2449-2456
schillende 2e jaarsgroepen (306 studenten) gegeven in
4 www.groundedtheory.com
oktober 2009, door verschillende docentkoppels, allen bestaand uit een arts en een medisch psycholoog. Tij-
Trefwoorden: slechtnieuwsgesprek, co-schappen
dens de 2 uur durende les werden video’s bekeken
Wijze van presentatie: poster
Deze video werd op verschillende momenten stopgezet
Correspondentie-adres:
voor bespreking. Daarnaast werden er onderling rollen-
A. de la Croix
spellen gedaan waarin studenten een arts, patiënt of
Erasmus MC
echtgeno(o)t(e) speelden. Aan het einde van deze les
Afdeling Medische Psychologie en Psychotherapie,
werd aan alle studenten gevraagd wat ze van deze les
Kamer: GK-1246
geleerd hadden over het brengen van slecht nieuws te
Postbus 2040
noteren (minimaal 1, maximaal 5 punten). Deze leer-
3000 CA Rotterdam
punten werden thematisch geanalyseerd met behulp
E-mail:
[email protected]
van Softwarepakket Atlas.ti, waarbij de werkwijze gebaseerd is op de Grounded Theory4.
NVMO | Congresboek 2010
waarin artsen slecht nieuws aan patiënten vertelden.
Resultaten Omdat ten tijde van het inleveren van dit abstract nog niet alle resultaten verwerkt zijn, kunnen hier nog geen concrete resultaten neergezet worden. De resultaten
67
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 531 | Sessie B5 Poster
B5.3 Feedback vragen: veilig? Een onderzoek naar het feedbackklimaat in de coschappen
Er worden diverse methoden gebruikt bij het beantwoorden van deze vragen: analyse van het feedbackinstrument (ingevulde formulieren in het ‘feedbackzakboekje’), schriftelijke vragenlijsten voor coassistenten en monde-
Jousma F, Meeuwen AM van, Kooten F van
linge evaluatie met coassistenten.
Erasmus MC Opzet Probleemstelling
Voor elk coschap worden bovengenoemde centrale vra-
Al enkele jaren worden coassistenten van het Erasmus MC
gen voor veiligheid gemeten (verloop, beleving, frequen-
gestimuleerd om schriftelijk feedback te vragen tijdens alle
tie, en tevredenheid). Per discipline zal het verschil voor
coschappen. Het gaat hierbij om ontwikkelingsgerichte
en na de herziening geanalyseerd worden.
feedback, dus coassistenten vragen feedback over sterke én zwakke kanten in hun functioneren. Het proces van
Resultaten/ ervaringen
feedback geven is in 2009 geëvalueerd en begin 2010
Het onderzoek wordt uitgevoerd in 2010. Resultaten ge-
heeft revisie plaatsgevonden. De revisie heeft zich groten-
ven informatie over het verschil voor en na de herziening.
deels gericht op het bevorderen van een veilig feedback-
Uit de resultaten komt een gemiddelde “veiligheidsfac-
klimaat. De belangrijkste maatregelen uit de revisie zijn:
tor”, de gemiddelde score van de coschappen op feed-
- feedback zoveel mogelijk scheiden van summatieve be-
backveiligheid. Coschappen die beneden gemiddeld sco-
oordeling
ren, worden gestimuleerd om de veiligheid te verhogen.
- voorbereidende feedbacktraining voor coassistenten
Uitgangspunt is dat de feedbackveiligheid een cruciale
- stimuleren van observatie voorafgaand aan feedback
factor is in het bouwen aan de kwaliteit en effectiviteit van
- stimuleren van ‘veilige’ feedback: objectief geformuleerd,
het feedbacksysteem in de coschappen. Zolang deze vei-
gedoseerd, onder vier ogen, niet op de persoon, e.d.
ligheid voor coassistenten niet op orde is, zal steeds in-
- communicatieplan voor groot draagvlak en bekendheid
spanning nodig zijn om de veiligheid te bevorderen.
feedbacksystematiek De maatregelen zijn voortgekomen uit evaluatieonder-
Implicaties voor de praktijk
zoek van het oude feedbacksysteem, literatuuronder-
De veiligheid van de leeromgeving voor de coassistenten
zoek en een pilotstudie waarin coassistenten het nieuwe
is niet alleen een belangrijk onderwerp, het is ook niet
instrument hebben uitgetest. De hypothese is dat het na
eenvoudig bespreekbaar te maken. Door breed te me-
de revisie veiliger is voor coassistenten om ontwikkelings-
ten wordt openheid gestimuleerd.
gerichte feedback te vragen. Trefwoorden: feedback coschappen De onderzoeksvraag is:
Wijze van presentatie: poster
- Is het feedbackklimaat in de beleving van de coassistenten veiliger geworden? Congresboek 2010 | NVMO
- Zo ja, resulteert dit in meer feedback verzoeken en een grotere tevredenheid?
F. Jousma Erasmus MC Postbus 2040
Methode
3000 CA Rotterdam
Het aspect veiligheid wordt zowel op objectieve indica-
E-mail:
[email protected]
toren als op subjectieve beleving van de coassistenten onderzocht, waarbij de centrale vragen zijn: - Verloopt het feedbackproces zoals bedoeld en afgesproken? - Beleven coassistenten de omgeving als veiliger? - Vragen coassistenten meer feedback? - Is de tevredenheid van coassistenten over het vragen
68
Correspondentieadres:
van feedback toegenomen?
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 531 | Sessie B5 Poster
B5.4 Interactief multimediapakket: meerwaarde voor het aanleren van consultatievaardigheden?
evalueerd aan de hand van een 23 itemvragenlijst (5-punten Likertschaal) en twee open items voor inhoudelijke en technische opmerkingen. Het programma werd positief geëvalueerd door de studenten. Het doorlopen
Aper GI, Reniers J, Haeck K, Koole S, Derese A
van de consultatiecasussen helpt hen de structuur van
Universiteit Gent
het consult in te oefenen waarbij het onmiddellijk ontvangen van feedback zeer waardevol wordt bevonden.
Achtergrond Binnen de UGent worden de huidige trainingen in con-
Implicaties voor de praktijk
sultvoering éénmaal per jaar gegeven aan studenten 4e,
De opmerkingen van de studenten worden meegeno-
5e en 6e jaar geneeskunde. Studenten oefenen in
men ter verbetering van het programma. De studenten
groepjes van drie studenten, met simulatiepatiënt (SIP)
geven bijvoorbeeld aan dat drie casussen op één voor-
en onder supervisie van een arts. Het aanleren van deze
middag teveel is of dat bepaalde vragen voor hen niet
complexe vaardigheid vraagt echter meer dan één trai-
voldoende duidelijk waren. Naar de toekomst toe lijkt het
ning per jaar. Bij gebrek aan meer docenttijd wordt on-
doorlopen van dit programma ons een goede voorberei-
derzocht of er andere werkvormen mogelijk zijn? Kan
ding op de live trainingen in consultvoering.
een interactief multimediapakket een alternatief vormen bij het aanleren van consultatievaardigheden?
Literatuur
Methode/opzet
and action. A social cognitive theory. Prentice-Hall
Er werd een interactieve webomgeving ontwikkeld waar-
Englewood Cliffs, NJ
binnen de studenten verschillende dimensies van con-
B
(1) Bandura A (1986). Social foundations of thought
(2) Mayer RE & Moreno R (2002). Animation as an Aid
sultvoering kunnen inoefenen. De studenten doorlopen
to Multimedia Learning. Educational Psychology
online en op individuele basis drie consultaties waarbij de
Review 14 (1).
interactie tussen arts en patiënt in beeld komt. Daarbij hebben de studenten oog voor enerzijds inhoudelijke ele-
Trefwoorden: multimedia : consultvaardigheden
menten van het consult. Bijvoorbeeld: de volledigheid van
Wijze van presentatie: poster
welke diagnose kom je? Anderzijds wordt er ook gefocust
Correspondentie-adres:
op het communicatieve luik: de manier waarop de arts
G.I. Aper
met de patiënt omgaat. Het gericht bekijken van deze
Universiteit Gent
filmfragmenten geeft de studenten de mogelijkheid om te
De Pintelaan 185
leren door observatie(1). Via open vragen worden de stu-
UZ 3K3
denten aangezet om bewust te zoeken naar fouten die de
9000 Gent België
arts maakt, naar wat hij vergeet te doen en naar wat hij
E-mail:
[email protected]
beter zou kunnen doen. Bij elke vraag is er een invulbox waarbinnen studenten hun antwoord neertypen. Zodra studenten verder gaan wordt dit antwoord opgeslagen en krijgen zij onmiddellijk feedback. De opbouw van de interactieve webomgeving baseert zich op de cognitieve multimediatheorie en bijhorende ontwerpprincipes (multimediaprincipe, spatial contiguity, temporal contiguity, coherentieprincipe en redundantieprincipe) (2).
NVMO | Congresboek 2010
de anamnese, welke onderzoeken zou je uitvoeren?, tot
Ervaringen/ evaluatie 64 studenten doorliepen op één voormiddag de interactieve website waarbij de audio via een individuele headphone beschikbaar was. Nadien werd deze werkvorm ge-
69
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 532 | Sessie B6 Poster
E-learning B6.1 De introductie van blended learning voor collegedocenten
vraag. Docenten geven aan dat de combinatie van contactonderwijs met de e-module het meeste rendement oplevert. Samen met collega’s het traject doorlopen cre-
Elswijk L van, Jacobs JCG, Bleijendaal REF
eert daarbij externe motivatie, en een enthousiasmeren-
IOO / VU medisch centrum
de contactpersoon heeft eveneens meerwaarde.
Probleemstelling
Discussie
Colleges vormen een substantieel onderdeel in het stu-
Het blended learning traject zal worden voortgezet. Om
dentgecentreerde curriculum VUmc-compas. Er zijn veel
te voorkomen dat het traject als te vrijblijvend wordt er-
collegegevers, maar de hoeveelheid colleges varieert
varen is een centrale rol weggelegd voor een coördinator
per docent. Docentprofessionalisering vindt het belang-
(vanuit docentprofessionalisering) die op een actieve en
rijk dat de tijdsinvestering in onderwijs en onderwijsprak-
enthousiasmerende wijze contacten legt en onderhoudt.
tijk met elkaar in verhouding zijn, ook voor docenten die
Tevens is de coördinator in staat om observaties uit te
een beperkt aantal colleges verzorgen. Om hieraan te-
voeren, de theorie met de praktijk te verbinden en kan
gemoet te komen is een blended learning traject ontwik-
hij/zij de e-module actueel houden.
keld, bestaande uit een elektronische module gekoppeld aan een observatie met feedback en/of training.
Trefwoorden: blended learning; collegedocenten Wijze van presentatie: poster
Methode De e-learning module in blackboard stelt de docent in
Correspondentie-adres
staat om na het invullen van een zelfevaluatie, zelfstan-
Drs. L. van Elswijk
dig een tiental onderwerpen te doorlopen. Bijvoorbeeld:
VU medisch centrum
activeren van studenten en motiveren. Per onderwerp
Instituut voor onderwijs en opleiden
treft de docent een theoretische onderbouwing, tips en
gebouw BS 7, A-114
literatuur evenals audiovisuele ondersteuning zoals vi-
Postbus 7057 1
deo-opnamen van collega-docenten. Het andere deel
1007 MB Amsterdam
van het blended learning traject bestaat uit contactmo-
E-mail:
[email protected]
menten: (1) Observatie en feedback (door een collega, onderwijskundige en/of studenten), gecombineerd met (2) een individuele of groepsgewijze nabespreking. Daarbij (3) een cursus theatervaardigheden, bestaande uit 3 bijeenkomsten met maximaal 8 deelnemers. Evaluatie In totaal hebben nu 24 docenten het blended learning Congresboek 2010 | NVMO
traject doorlopen. De e-module is door 13 docenten gedeeltelijk tot volledig doorlopen, 8 docenten hebben de cursus Theatervaardigheden afgerond. 15 Docenten hebben daarnaast door observatie gewerkt aan het verbeteren van hun vaardigheden. De docenten hebben het traject over het algemeen als positief ervaren, vooral de adviezen vanuit de observaties en de cursus theatervaardigheden zijn positief geëvalueerd. Docenten hebben een voorkeur hebben voor het in kaart brengen van hun leerbehoefte door middel van observatie in plaats van zelf-evaluatie. Sterke punten van de e-module vindt men de toepasbaarheid op een zelfgekozen tijdstip en
70
de afwisseling in onderwerpen, aansluitend bij de leer-
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 532 | Sessie B6 Poster
B6.2 Webcast, een vorm van E-learning voor huisartsen om discussie punten in de zorg te behandelen
handelen indien gewenst aanpassen. Uit de analyse van de toetsvragen wordt duidelijk hoe op dit moment de stand van zaken is, ten aanzien van de diagnostiek en behandeling van hartfalen in de eerste lijn én wat op dit
Jonkers-Jacobi FA, Ballieux M
moment door huisartsen wordt doorverwezen naar de
NHG
2e lijn. Ook zal geanalyseerd worden of er na het bekijken van de webcast een verschuiving is, om de diagnos-
Probleemstelling
tiek en behandeling van patiënten met hartfalen meer in
Nascholing is een van de methodes om richtlijnen te im-
de eerste lijn te laten plaatsvinden. Deze uitkomsten zul-
plementeren. Het Nederlands Huisartsen Genootschap
len na de zomer bekend zijn
(NHG) maakt daartoe onder andere nascholingsmateriaal voor huisartsen en medewerkers in de huisartsen-
Discussie
praktijk. Punten in de zorg, waar nog geen duidelijk be-
De webcast hartfalen lijkt een goede methode van na-
leid voor is, zijn soms lastig in de nascholing te integreren.
scholing om discussie punten in de zorg aan de orde te
Om discussiepunten toch onder de aandacht te brengen
stellen. Door de punten van verschillende kanten te be-
bij huisartsen maakt het NHG sinds twee jaar, naast ‘tra-
lichten kan het huisartsen helpen hun mening te vormen
ditionele’ internet nascholing, gebruik van webcasts. De
en mogelijk hun handelen in de toekomst aan te passen.
webcast is een nascholing in de vorm van een documentaire, afgewisseld met toetsvragen.
Trefwoorden: webcast; E-learning; huisartsen
B
Wijze van presentatie: poster Methode De meest recent ontwikkelde webcast van het NHG gaat
Correspondentie-adres:
over de zorg rond hartfalen en zal vlak voor de zomer
F.A. Jonkers-Jacobi
aan de huisartsen gratis ter beschikking worden gesteld.
Nederlands Huisartsen Genootschap
In Nederland worden patiënten met hartfalen behandeld
Mercatorlaan 1200
in zowel de eerste als de tweede lijn. Om de kosten voor
3528 BL Utrecht
de groeiende groep chronische patiënten zo laag moge-
E-mail:
[email protected]
lijk te houden is er vanuit de politiek een voorkeur voor behandeling in de eerste lijn. Dit moet natuurlijk wel kwalitatief goede zorg zijn. In deze webcast worden de mogelijkheden van diagnostiek en behandeling in de eerste en tweede lijn bediscussieerd door de betrokken disciplines zoals huisartsen, cardiologen en hartfalenverpleegkundigen.Tussen de filmfragmenten door,worden toetsen. Door de uitkomsten van deze toetsvragen te analyseren worden de huidige handelswijze en meningen van de huisartsen duidelijk. Resultaten De webcast lijkt een geschikt medium om, naast het implementeren van wetenschappelijke richtlijnen, bepaalde discussiepunten in de diagnostiek of behandeling te behandelen. In tegenstelling tot de traditionele manier van
NVMO | Congresboek 2010
vragen gesteld, om datgene wat gepresenteerd is te
nascholing hoeft niet altijd ‘het goede antwoord’ gegeven te worden, maar kunnen diverse disciplines hun standpunt over het onderwerp toelichten. De kijker kan hier vervolgens zijn eigen conclusies uit trekken en zijn
71
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 532 | Sessie B6 Poster
B6.3 Online nascholing door het Nederlands Huisartsen Genootschap. Welke opvattingen hebben huisartsen over e-learning programma’s en de digitale leeromgeving?
Resultaten Begin 2010 waren in totaal meer dan 4100 evaluaties van de verschillende internetprogramma’s binnengekomen. Op het congres zullen de resultaten van deze evaluaties en het vervolgonderzoek gepresenteerd worden
Hugenholtz M, Ballieux M
en de implicaties daarvan voor de praktijk.
Nederlands Huisartsen Genootschap Literatuur Probleemstelling
1
. Carrol C, Booth A, Papaioannou D, Sutton A, Wong
Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) maakt al
R. UK health-care professionals’experience of on-line
14 jaar individuele nascholingsprogramma’s voor huisart-
learning techniques: a systematic review of qualitative
sen in de vorm van boekjes. In 2007 is gestart met de
data. J Contin Educ Health Prof. 2009; 29(4): 235-41
ontwikkeling van online nascholing. Hierin worden de mogelijkheden van internet zo goed mogelijk benut. De pro-
Trefwoorden: e-learning huisartsen
gramma’s bevatten audio- en videomateriaal en het on-
Wijze van presentatie: poster
derwijs heeft een meer interactief karakter. Uit onderzoek blijkt dat het succes van e-learning programma’s voor ge-
Correspondentie-adres:
zondheidszorgprofessionals onder andere afhangt van de
M. Hugenholtz
mate waarin de cursist de leeromgeving als prettig ervaart1.
Nederlands Huisartsen Genootschap
Onderwijskundige aspecten die volgens de literatuur po-
Postbus 3231
sitief bijdragen aan deze leerervaring zijn: een goede pre-
3502 GE Utrecht
sentatie en ontwerp van de cursus, flexibiliteit van het
E-mail:
[email protected]
programma, communicatie met medecursisten, technische en inhoudelijke ondersteuning en het testen van kennis tijdens het programma. Over de opvattingen van Nederlandse huisartsen met betrekking tot e-learning en de digitale leeromgeving is weinig bekend. Het NHG wil inzicht verkrijgen in de ervaringen die de gebruikers van de online nascholingsproducten hebben opgedaan. Is de leeromgeving aantrekkelijk voor de cursisten? In hoeverre voldoen de producten aan de wensen en verwachtingen die huisartsen hebben met betrekking tot individuele nascholing en e-learning? Daarbij is het interessant om te onderzoeken of in de opvattingen van Nederlandse huisartsen de zelfde thema’s zijn terug te vinden als in de inCongresboek 2010 | NVMO
ternationale literatuur over dit onderwerp. Methode Alle internetprogramma’s bevatten een kort evaluatieformulier, dat de cursisten aan het eind van het programma invullen. Op basis van de thema’s, die uit deze evaluaties naar voren komen, wordt een online vragenlijst ontwikkeld voor alle huisartsen, die aan één van de dertien internetprogramma’s van het NHG hebben deelgenomen. De uitkomsten van dit vragenlijstonderzoek zullen worden getoetst in een focusgroep.
72
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 532 | Sessie B6 Poster
B6.4 Fast Track Training met simulatie en e-learning: de oplossing voor arbeidsmarktproblematiek bij anesthesie medewerkers
werkbegeleiding. Er wordt opgeleid voor een startbekwaamheid conform de CZO normen. Resultaten en discussie
Woert JNH van der, Oppers MAC, Mensink EJBM
Het curriculum en de lesmaterialen zijn binnen enkele
UMC St Radboud
maanden ontwikkeld dan wel (cultureel ) vertaald. De eerste lichting studenten is momenteel bezig aan de training. In Canada haalt 80-85% de eindstreep, in Neder-
In meerdere regio’s in Nederland zijn te weinig anesthe-
land wordt hier ook van uit gegaan (in plaats van 30% of
sie medewerkers ten opzichte van de vraag op de ar-
meer uitval in de reguliere opleidingen). De methode
beidsmarkt. In umc St Radboud is gekozen dit aan te
slaat duidelijk aan. Na het overwinnen van de eerste
pakken via zij-instromers (Duitse Anäshesiepflegen) en
koudwatervrees wordt goed gewerkt in de ELO en simu-
een Fast Track Training (26 weken). Uit de intake assess-
laties. Cursisten maken rappe vorderingen en zijn en-
ment werd duidelijk dat het kennis- en vaardigheden ni-
thousiast en ontwikkelen naast zelfvertrouwen een kriti-
veau van de Anästhesiepflegen doorgaans overeen
sche geest. Zij zijn gewend om feedback te geven en
komt met het gewenste niveau in Nederland, of zelfs be-
ontvangen. Ook de zittende medewerkers raken meer
ter is. Wat betreft zelfstandig werken, communicatie en
en meer geïnteresseerd voor deze vorm van opleiden.
teamvaardigheden is echter een duidelijke deficiëntie.
Naast de fast-track training wordt overwogen deze sys-
Hierin spelen culturele verschillen een grote rol (1 op 1
tematiek tevens in te zetten voor de reguliere opleiding
relatie met anesthesioloog, 1-tafel systeem). Teneinde
en in het kader van life long learning.
B
Probleemstelling
zo min mogelijk extra OK capaciteit te claimen en werkbegeleiders op de OK te ontzien moest de training meer
Trefwoorden: simulatie en e-learning anaesthesie
als gebruikelijk buiten de OK plaatsvinden; het gebruik
Wijze van presentatie: poster
van simulaties en e-learning lag daarom voor de hand. Correspondentie-adres: Methode
J.N.H. van der Woert
In het Michener institute (Toronto, Canada) bestond
UMC St Radboud
reeds ervaring met een zij instroom programma van een
Postbus 9101
half jaar, waarin simulatie en e-learning wordt gebruikt.
6500 HB Nijmegen
Na enkele werkbezoeken bleek dat zowel arbeidsmarkt-
E-mail:
[email protected]
problematiek als oplossingsrichting gelijkluidend zijn. Derhalve werd besloten tot strategische samenwerking bij de curriculumontwikkeling, ontwikkeling van lesmateriaal en uitwisseling van ervaringen. In het onderwijsprocentraal. De e-learning omgeving wordt ingezet voor casusgerichte on-line simulaties, het aanbieden van inhoudelijk studiemateriaal en een bibliotheek, het (samen werken) aan opdrachten, het plaatsen van videobeelden van de simulaties en het geven en ontvangen van feedback hier op. De simulaties zijn niet louter gericht op technische vaardigheden; er is juist extra aandacht voor zelfstandigheid van werken, communicatie en teamvaardigheden (waar mogelijk samen met de aios). Men komt
NVMO | Congresboek 2010
gramma staat elke week een anesthesiologisch thema
aldus goed voorbereid aan bij klinische plaatsing, waar de werkbegeleiders reeds klaarstaan. Verder bevat de Fast Track training een taalcursus, een cultuur cursus, kennis van het Nederlands zorgstelsel en een cursus
73
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 533 | Sessie B7 Poster
E-learning B7.1 Join Club Confabula! Pleidooi voor multidisciplinaire weblogs
- Tussen 1 en 15 april 2010: 152 (waarvan 15 via Blackboard). Studenten reageren gedurende het hele jaar op de be-
Gosselink MJ
richten. Ze gaan in discussie en sturen ook tips. Ze gaan
LUMC
ook in op gecombineerd psychiatrisch-somatische berichten. Ze refereren dan aan eerder verworven somati-
Introductie
sche kennis, die zij nu koppelen aan psychiatrie. Een
Weblogs zijn platforms op internet met berichten over
aantal voorbeelden worden gepresenteerd.
diverse onderwerpen. Ook over medische onderwerpen, geschreven door (para)medici of patiënten. Een medicus
Discussie
die actuele berichten op een weblog schrijft, houdt vaak
Een definitieve conclusie kan niet worden getrokken. Ge-
actief nieuwe informatie rond zijn vak bij*. De ‘bloggen-
durende het onderwijsblok psychiatrie werd de psychiatri-
de’ medicus die ook docent is, kan medisch studenten
sche blog meer bezocht (door studenten). Hoeveel stu-
als doelgroep kiezen voor zijn berichten. ClubConfabula.
denten de weblog exact bezoeken is niet te achterhalen.
blogspot.com is een weblog voor medisch studenten,
Een feit is dat een weblog studenten gelegenheid biedt bij
opgericht door een docerend psychiater. Berichten gaan
een vakgebied betrokken te zijn. Het is een overweging
over actualiteiten, media- en boekentips, evenementen,
waard om met verschillende medisch specialismen 1
etc. De weblog staat los van ‘verplichte leerstof’.
multidisciplinaire weblog op te richten, welke het gehele jaar actief is. De weblog-berichten kunnen worden gericht
Doel is de student:
op de leerstof die actueel in het curriculum behandeld
- Te interesseren voor en op de hoogte te houden van
wordt. Het kan bijdragen aan bewustzijn van de student
nieuwe ontwikkelingen in de psychiatrie (in brede zin);
dat zowel zijn studie als ‘de medische wereld’ niet be-
- Bewust te maken van de verwevenheid van psychiatrie
staan uit geheel los van elkaar afgegrensde specialismen
met andere medisch specialismen door veelvuldig te be-
en dat disciplines verweven zijn.
richten over de interactie tussen somatiek en psychiatrie. *Medisch Contact 2008;63(10):424-7. Doel Deze presentatie heeft als doel collegae te inspireren tot
Trefwoorden: weblogs psychiatrie
de opzet van (multidisciplinaire) weblogs voor medisch
Wijze van presentatie: poster
studenten. Correspondentie-adres:
Congresboek 2010 | NVMO
Beschrijving
M.J. Gosselink
Clubconfabula (CC) is in 2007 opgericht. Middels trac-
LUMC
king systeem Google Analytics wordt bezoekfrequentie
Albinusdreef 2
en gebruikersprofiel bijgehouden. Van 8 tot 31 maart
2333 ZA Leiden
2010 draaide het onderwijsblok psychiatrie. Op Black-
E-mail:
[email protected]
board stond een link naar CC. Retrospectief is gekeken naar het bezoekersprofiel gedurende het onderwijsblok. Resultaat Tussen 2007 en 1 juli 2010 had CC gemiddeld 200 lezers per dag. Hiervan lazen dagelijks gemiddeld 30 personen CC via de serviceprovider van het LUMC. Gemiddeld lezersaantal per dag: - Tussen 1 en 7 maart 2010: 146. - Tussen 8 en 31 maart 2010: 185. Per dag lazen 87 personen CC via de serviceprovider van het LUMC en
74
175 maal werd CC bezocht via de link op Blackboard.
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 533 | Sessie B7 Poster
B7.2 Computerondersteund Onderwijs - gericht versus facultatief.
Resultaat Gedurende het onderwijsblok werkten 248 studenten met de computermodules. Pieken van gebruik vielen
Gosselink MJ, Man AJM de
tussen 14.00-17.00 en 19.00-22.30 uur. Tussen 01.00
LUMC
uur en 6.00 uur werden de modules nauwelijks gebruikt. 1 De WG waaraan videoannotaties gekoppeld waren,
Doel
werden gevolgd door 190 resp. 197 studenten. Hier-
In kaart brengen hoe studenten de computermodules in
van maakte 55% resp. 52% tevoren de aan de WG
het onderwijsblok psychiatrie gebruiken.
gekoppelde gerichte videoannotaties. Het piekmoment van bekijken, viel steeds 1-2 dagen vóór aan-
Introductie
vang van een WG. De week vóór het tentamen werden
Het 3 jaars onderwijsblok psychiatrie duurt 3 weken.
de modules door een kleine groep nogmaals bekeken.
In dit blok worden 5 computermodules aangeboden.
2 MQ1 werd door 75 studenten gespeeld. In totaal werd
e
hij 127 maal gespeeld, met een piek vlak voor het tentamen.
1 Drie ‘video-annotaties’. Dit is een online zelfstudieop-
3 MQ2 werd door 190 studenten gespeeld en in totaal
dracht met vragen bij videofragmenten. Bij het werk-
809 maal. Gebruik was gedurende het blok dagelijks,
groeponderwijs wordt verwacht dat de student tevo-
maar er was een enorme piek in het gebruik vlak voor
ren deze opdracht maakt. De resultaten worden in de
het tentamen.
werkgroep (WG) besproken
4 De Tombola werd door 183 studenten gespeeld; in
B
Gerichte opdrachten:
totaal 383 maal, egaal verdeeld over het beloop van Facultatief
het blok. Gemiddeld bekeek een student 14 filmpjes.
2 ‘Miljonair Quiz’ (MQ1): quiz over psychiatrische terminologie (vooral voor 2e jaars)
Studenten kwamen regelmatig terug op de modules. De
3 ‘Miljonair Quiz’ (MQ2): quiz over ethiopathofysiologie,
modules kregen bij de evaluatie gemiddeld 4 punten uit
symptomatologie, diagnostiek en behandeling van
5. Bij het panelgesprek werden alle als sterke punten
psychiatrische aandoeningen.
benoemd.
4 ‘Tombola van het Psychiatrisch Onderzoek’ (Tombola). Deze biedt illustraties van het psychiatrisch onderzoek,
Conclusie
middels een diversiteit van kleine filmfragmentjes.
De gerichte computermodules werden door slechts 53% van de studenten gemaakt. Opmerkelijk is dat de
Methode
facultatieve modules, ondanks de vrijblijvendheid, door
Bovenstaande 5 computermodules werden via Black-
een grotere groep studenten zijn gespeeld en positief
Board aangeboden. Van alle studenten die inlogden met
gewaardeerd.
les zij volgden; op welke dag in het onderwijsblok en hoe
Trefwoorden: computermodules psychiatrie
laat (start- en eindtijd). In het onderwijsblok zitten 2 werk-
Wijze van presentatie: poster
groepen waarin de ‘videoannotaties’ worden behandeld. Er werd bijgehouden welke studenten deze WG volgden.
Correspondentie-adres:
Hun aanwezigheid werd ingevoerd in de computermodu-
M.J. Gosselink
le-registratie database. Het de onderwijsmodule werd ge-
LUMC
evalueerd middels een schriftelijke enquête aan de stu-
Albinusdreef 2
denten. Voorts werd ter evaluatie een panelgesprek met
2333 ZA Leiden
een afvaardiging gehouden. Het WG onderwijs werd ge-
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2010
hun universiteitsaccount werd geregistreerd welke modu-
volgd door in totaal 218 studenten. Het tentamen werd uiteindelijk gemaakt door 259 studenten.
75
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 533 | Sessie B7 Poster
B7.3 Proces- en productevaluatie bij het gebruik van wiki’s voor groepswerken
Resultaten Uit de eerste resultaten stellen we vast dat de studenten veel moeite hebben met de technische aspecten van de
Roo NIA De, Koole S, Derese A
wiki. De aanpassingen die vooraf aan de omgeving wer-
Universiteit Gent
den gemaakt om hieraan tegemoet te komen, blijken onvoldoende en op bepaalde punten zelfs contrapro-
Probleemstelling
ductief te werken. Studenten krijgen de inhoud moeilijk
Wiki’s worden steeds vaker gebruikt als platform bij
op de wiki zoals ze het willen en verliezen daardoor tijd
groepswerken. Het geeft studenten de mogelijkheid om
met de opmaak.
samen te werken aan een opdracht ongeacht de plaats en het tijdstip. Alle gemaakte wijzigingen in de wiki wor-
Een andere vaststelling is dat het moeilijk blijkt om de
den tevens opgeslagen. Dat biedt de mogelijkheid om
studenten actief te houden tijdens en over de werkses-
zowel het product, als het proces dat ertoe geleid heeft
sies heen. We merken ook dat de studenten pas echt
te evalueren. Het geeft studenten ook de mogelijkheid
actief worden naarmate de einddatum van de opdracht
om te reflecteren over hun groepsproces en om elkaar
nadert.
feedback te geven. Omdat de wiki op een website extern aan de leeromgeving van de universiteit geplaatst
Conclusies
wordt, biedt het aan studenten en derden een blijvende
Naar het volgende academiejaar toe overwegen we om
toegang na het beëindigen van de opdracht. Met dit on-
de opdracht te spreiden over een volledig academiejaar,
derzoek willen we nagaan of een wiki een bruikbaar me-
waar dit nu over 1 semester gespreid is. Zo kunnen we
dium is voor het ontwikkelen van een onderwijskundig
de studenten beter trainen in de technische aspecten
eindproduct in het kader van een groepsopdracht.
van de wiki vooraleer ze volop met de inhoud aan de slag gaan.
Methode en opzet In het kader van de specifieke lerarenopleiding in de ge-
Daarnaast overwegen we om de studenten wekelijks te
zondheidswetenschappen moesten studenten een wiki
laten rapporteren over de stand van zaken in hun wiki.
opstellen over een zelfgekozen thema in de gezond-
Op die manier motiveren we de studenten om meer ge-
heidswetenschappen. Het thema moest tevens aanslui-
spreid aan de opdracht te werken en kunnen we de stu-
ten bij een of meerdere vakoverschrijdende eindtermen
denten telkens opnieuw op de criteria van de opdracht
van het secundair onderwijs. Tenslotte moest de wiki als
wijzen.
eindproduct bruikbaar zijn voor leerlingen en leraren in het secundair onderwijs.
Trefwoorden: wiki’s; groepwerken Wijze van presentatie: poster
Hiervoor werd een op “MediaWiki”gebaseerde wiki werd
Congresboek 2010 | NVMO
voor studenten geconfigureerd en zodanig aangepast
Correspondentie-adres:
dat het bewerken van wiki pagina’s eenvoudiger gemaakt
N.I.A. De Roo
wordt. Op die manier kunnen studenten zich meer op de
Universiteit Gent
inhoud focussen. Om de drie weken worden de studen-
De Pintelaan 185
ten gevraagd om een online evaluatieformulier in te vullen
9000 Gent België
waarbij ze zichzelf en hun peers evalueren op inbreng,
E-mail:
[email protected]
samenwerking en communicatie. Daarnaast is er een wekelijkse werksessie waarin de studenten verplicht aanwezig moeten zijn, en waar ze inhoudelijke en technische vragen kunnen stellen aan de praktijkbegeleiders. Op het einde van de opdracht presenteren de studenten hun wiki aan de andere groepen en worden ze tevens gevraagd om twee andere groepswiki’s online te evalueren
76
op basis van vooraf afgesproken criteria.
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 533 | Sessie B7 Poster
B7.4 Einthoven Science Project: een competitief wetenschappelijk element in de geneeskunde bachelor fase in het Leids Universitair Medisch Centrum
derzoek waarna de jury de einduitslag bepaalt. Prijswinnaars ontvangen een certificaat en een geldbedrag. Resultaten Gemiddeld neemt 95% van de studenten deel aan het
Swenne CA, Jong PGM de, Cessie S le, Maan AC,
maken van een ECG. De datapool omvat nu circa 1500
Man S, Vliegen HW, Weeda HWA, Schalij MJ
ECG’s. Elk jaar zendt circa 1/3 van het cohort het abstract
LUMC
op tijd in om deel te kunnen nemen aan de Einthoven bijv. de invloed van lengte en body mass index op het
Naast basiskennis behoren klinische en wetenschappe-
ECG, de invloed van intensieve fysieke activiteit, ECG ver-
lijke elementen reeds bij aanvang van de geneeskunde-
schillen tussen mannen en vrouwen, overeenkomsten en
studie aan bod te komen. In deze fase is het echter ver-
verschillen met in de literatuur gepubliceerde ECG gege-
houdingsgewijs lastig om wetenschappelijke elementen
vens. Prijswinnaars gaan meestal met het onderzoek
te introduceren: practica ontberen meestal de hiervoor
door, tot dusver resulterend in 3 congresabstracts en 2
zo belangrijke elementen van “independent discovery”
internationale publicaties. Bij blokevaluaties wordt dit stu-
en competitie. Doel van het Einthoven Science Project is
dieonderdeel expliciet gewaardeerd, en onder andere om
om een wetenschappelijk onderwijsonderdeel te creëren
dit project werd het onderwijsblok Hart en Bloedsomloop
dat op deze punten realistischer is.
in 2009 tot beste eerstejaarsblok gekozen.
Methoden en technieken
Conclusie
Het Einthoven Science Project, genoemd naar de Leidse
Het Einthoven Science Project introduceert een competitief
Nobelprijswinnaar Willem Einthoven, is een verplicht on-
en inspirerend wetenschappelijk element in het bachelor
derdeel van het eerstejaars onderwijsblok Hart en Bloeds-
geneeskundecurriculum en laat zien dat jongerejaars stu-
omloop. Het project heeft een door de Commissie Medi-
denten over aanzienlijke mogelijkheden beschikken om
sche Ethiek goedgekeurd onderzoeksprotocol. Allereerst
een originele vraagstelling en/of oplossing te bedenken.
B
Student Award competitie. De vraagstellingen betreffen Inleiding
vervaardigen de studenten in het ECG practicum een electrocardiogram bij elkaar (formeel is iedere student hiervoor vrijwilliger, en informed consent is vereist). Tevens worden geslacht/lengte/gewicht en, ingaande 2010, de gemiddelde fysieke activiteit (in MET.uur/week) geregistreerd. De ECG’s worden klinisch beoordeeld; er is nazorg voor studenten met een afwijkend ECG (prevalentie enkele promillen). Van de normale ECG’s wordt een vectorPicture 1
teerd computerprogramma wordt hierin een aantal karakteristieke grootheden bepaald, waaronder de ruim-
Trefwoorden: einthoven project; ecg’s in bachelor
telijke stand van de QRS en T assen.
Wijze van presentatie: poster
De geanonimiseerde gepoolde gegevens (inclusief die
Correspondentie-adres:
van vorige jaren) worden ter beschikking gesteld van de
C.A. Swenne
studenten. Hun opdracht is om alleen of in koppels een
LUMC
originele vraagstelling te formuleren die met de betref-
Postbus 9600
fende gegevens beantwoord kan worden en dit uit te
2300 RC Leiden
werken in een gestructureerd abstract. Abstracts die
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2010
cardiogram gesynthetiseerd; met een research-georiën-
binnen een week worden ingezonden dingen bovendien mee naar de Einthoven Student Award: drie genomineerden presenteren in een afsluitend college hun on-
77
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 536 | Sessie B8
Workshop Intervisie specialistenopleiding B8.1 Onderwerp: ‘persoon en beroep’. ‘Begeleide intervisie’ als onderwijsvorm binnen de specialistenopleiding: een pilot bij de ‘opleiding obstetrie & gynaecologie’ in Nijmegen
Maximaal aantal deelnemers per workshop: 12-20
Luiten JCM, Braat DDM, Bottema BJAM,
Correspondentie-adres:
Bruggeman EM
Drs. Karen Luiten
UMC Nijmegen
UMC St Radboud
Trefwoorden: intervisie specialistenopleiding Wijze van presenteren: workshop
1 ste lijnsgeneeskunde (ELG) Thema
Kapittelweg 54
Binnen de huisartsenopleiding is er een langdurige traditie
6525 EP Nijmegen
van scholing en ontwikkeling van de persoonlijke aspec-
E-mail:
[email protected]
ten in de beroepsvorming. Binnen de meeste specialistenopleidingen is de ruimte en aandacht voor deze persoongebonden aspecten veelal ondergeschikt aan de medisch inhoudelijke onderwerpen. De laatste jaren lijkt hier een verandering gaande. Er zijn een aantal factoren die hier een rol in spelen. Er is een groeiende behoefte aan meer gestructureerde scholing van ‘de persoon in het beroep’. Daarnaast is er behoefte om aandacht te besteden aan het gezond hanteren van werklast en de balans werk en privé; klachten van overbelasting komen veel voor bij aios. Voor het opleidingscluster obstetrie & gynaecologie Nijmegen voerden wij een pilot uit voor een groep van 8 aios. Er is gekozen voor 5 bijeenkomsten binnen de opleidingstijd. We hebben hiermee een aantal inzichten verworven over de wenselijkheid, maar ook over de voetangels en klemmen ten aanzien van het implementeren van gestructureerd persoongericht onderwijs in de specialistenopleiding. Daarover willen we graag van gedachten wisselen met collega-opleiders van vervolgopleidingen. Ook willen we deelnemers kennis laten maken met een werkvorm als ‘begeleide intervisie’ in een groep. In deze werkvorm staat de inbrenger als persoon centraal vanuit de vraag; “Wat maakt dat ik doe zoals ik doe” en “Is Congresboek 2010 | NVMO
dit zoals ik wíl handelen” ! In de groep wordt een werkwijze aangereikt om uit te diepen. Werkvorm We verzorgen een workshop voor opleiders tot specialist met 2 doelen: 1 Het weergeven van onze ervaringen adhv het doorlopen pilot-traject en discussie daarover. 2 Een ‘begeleide intervisie’ (eventueel 2 subgroepen) waarin opleiders uitgenodigd worden om een eigen vraag/dilemma in te brengen gekoppeld aan hun taak als opleider. U kunt uw vraag ter plekke inbrengen, zo
78
nodig maken we een keuze.
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 537 | Sessie B9
Rondetafelsessie Studentprofessionalisering B9.1 De student als docent: professionalisering van twee kanten bekeken
Doelgroep Docenten, studenten, opleidingscoördinatoren en onderwijsdeskundigen.
Norbart AF, Groot MWC de, Moonen L LUMC
Opzet Discussie aan de hand van de thema’s. De discussie
Thema
wordt geleid door een panel van studenten en docenten.
Bij veel opleidingen Geneeskunde worden studenten ingezet om onderwijs te geven. Meestal betreft het kleinschalig
Maximum aantal deelnemers: 30
onderwijs, zoals werkgroepen. Ook in door studenten begeleide tutorgroepen en mentoraten, worden didactische
Trefwoorden: studentprofessionalisering
vaardigheden in praktijk gebracht. In het Raamplan Artsop-
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
leiding staat beschreven dat van een afgestudeerde arts wordt verwacht dat hij onderwijs kan geven aan studenten,
Correspondentie-adres:
patiënten en/of anderen. Op dit moment wordt hier met
A.F. Norbart
name in de pre-klinische fase weinig aandacht aan be-
LUMC
steed. Door studenten al vroeg in de studie vertrouwd te
Postbus 9600
maken met deze kant van de artsenrol, zullen afgestudeer-
2300 RC Leiden
de artsen deze competentie hopelijk op een hoger niveau
E-mail:
[email protected]
B
beheersen dan nu het geval is. Verder zullen zij wellicht ook meer bereid zijn onderwijs te verzorgen. Daarnaast biedt het op grotere schaal inzetten van studenten in het onderwijs ook organisatorische voordelen: op deze manier wordt het makkelijker meer kleinschalig onderwijs aan te bieden, zonder dat dit tot capaciteitsproblemen leidt. Verder is de vraag: verandert de houding van de student die een docentenrol heeft gehad ten opzichte van het onderwijs dat hij/zij als student geniet. De verwachting is van wel, omdat deze studenten immers zelf ervaren hoe het is om onderwijs te geven. Zal hij/zij zich als student in de werkgroepen bijvoorbeeld professioneler of actiever gaan gedragen? Als dat zo is, zou het inzetten van studenten in het onderwijs een positieve invloed hebben op het professioneel gedrag van de toekomstige artsen. In deze sessie willen we hier-
Doel Tijdens deze sessie zullen we ervaringen uitwisselen en discussiëren over de volgende thema’s: - Mogelijkheden om studenten op grotere schaal in te zetten. - Best practices: welke projecten zijn er nu die goed functioneren? - De invloed van onderwijs geven op eigen studie-inzet.
NVMO | Congresboek 2010
over discussiëren en ervaringen uitwisselen.
- De invloed van het inzetten van studenten op hun latere professionaliteit. - De motivatie voor onderwijs van artsen die als student zelf al onderwijs hebben gegeven. - Mogelijkheden tot onderzoek op dit gebied.
79
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 557 | Sessie B10
Workshop Fringe B10.1 Mindfullness Mindfulness is met een gestage opmars bezig. Is het de uitgelezen methode om het leven anders te leren leven dan in de maalstroom van de alledaagse hectiek? Biedt mindfulness haar beoefenaren een houvast in tijden van stress? Sinds de publicaties van Kabat-Zinn zijn mindfulness en de toepassing ervan op tal van terreinen in een stroomversnelling terechtgekomen. De aandachtgerichte training die zich met deze naam tooit, richt zich in het algemeen op het leren omgaan met stress, pijn, vermoeidheid, negatief denken en piekeren. Wanneer dat nu juist de aandachtspunten zijn waar de deelnemers aan het NVMO Congres 2010 in geïnteresseerd zijn, voor henzelf of anderen, dan levert deze fringe workshop hen wellicht aanknopingspunten voor verdere ontwikkeling. Of wellicht is dit nu juist de uitgelezen weg voor kennismaking met een interessante en mogelijk nuttige trainingsvorm. Voor wie deze kans wil grijpen is deze workshop, die tweemaal zal worden aangeboden en zal worden geleid door een gekwalificeerd mindfulness-trainer, wellicht een mooie introductie. Benodigdheden: geen Maximum aantal deelnemers: 25
Congresboek 2010 | NVMO
80
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 558 | Sessie B11
Rondetafelsessie Intergratie van verschillende onderwijs onderdelen B11.1 Integratie van onderwijs in gesprek-, lichamelijk onderzoek- en reflectievaardigheden in een medisch curriculum
Maximum aantal deelnemers: 30 Doelgroep Docenten/studenten die zich dit bezig houden met on-
Rethans JJ en anderen namens Planningsgroep
derwijs op dit gebied en andere geïnteresseerden.
CORE UM-FHML
Trefwoorden: intergratie van verschillende onderwijs onderdelen
Thema
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
Aan het eind van hun opleiding worden artsen geacht gesprekken met patiënten te voeren waarin ze, gebruik ma-
Correspondentie-adres
kend van hun medische kennis en vaardigheden, op een
Planningsgroep CORE p/a Dr. JJ Rethans
effectieve manier met patiënten communiceren en zich
Skillslab
bewust aanpassen aan de patiënt in dat specifieke con-
FHML Maastricht
sult (bijv als een paternalistische arts). Kortom in een der-
Postbus 616
gelijk contact vindt integratie plaats van alle vaardigheden
6200 MD Maastricht
en kennis die een arts in zijn opleiding heeft kunnen op-
E-mail:
[email protected]
doen. Aan de geneeskunde opleiding in Maastricht bestaat sinds meer dan 30 jaar ervaring met frequente simu-
B
latiepatiënt contacten. Gedurende de afgelopen 3 jaar is dit onderwijs vernieuwd: tijdens de bachelor fase verwerven studenten op een geïntegreerde manier kennis en ervaring in gesprek-, lichamelijk onderzoek- en reflectievaardigheden. In dit programma, CORE (Consultvaardigheden- en Reflectie onderwijs), doen studenten via consulten met simulatiepatiënt ervaringen op die hen moeten stimuleren zich bovengenoemde vaardigheden eigen te maken.Een en ander vergt een gecoördineerde inzet van onderwijsmakers die zich met verschillende domeinen als gesprek-, lichamelijk onderzoek- en reflectievaardigheden vaardigheden bezig houden. Opzet ronde tafel De deelnemers krijgen een hand-out bij binnenkomst. Na 5 korte (5 minuten) bijdragen zijn van onderwijsmakers/ ervaringsdeskundigen in dit programma. Het gaat over de domeinen consultvaardigheden, reflectie, en fysisch diagnostisch onderzoek, de ervaringen van een docent die een groep begeleidt en een student. Na deze 25 tot 30 minuten hebben alle aanwezigen de gelegenheid vragen te stellen over deze opzet en nadrukkelijk eigen ervaringen in te brengen en uit te wisselen.
NVMO | Congresboek 2010
een korte introductie van het CORE programma zullen er
Doel van de ronde tafel Te komen tot een onderlinge kritische uitwisseling van elkaars ervaringen opgedaan met soortgelijke programma’s.
81
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 559 | Sessie B12 Rondetafelsessie
Digitaal portfolio co-assistenten B12.1 Digitaal competentiegericht portfolio voor co-assistenten
heelkunde Master jaar 2 met de mogelijkheid tot snelle verdieping van het DCPF, waarna vervolgens wordt uitgebreid naar de andere co-schappen en Masterjaar 3.
Bergsma S, MST
Het Deventer Ziekenhuis heeft het direct ziekenhuis-
Geelkerken RH, MST
breed aangepakt. Het ultieme doel is om het portfolio
Karthaus AJM, Deventer Ziekenhuis
van de masteropleiding geneeskunde op den duur
Klein JJ, MST
naadloos aan te laten sluiten aan het portfolio van de
Snoek JW, Rijksuniversiteit Groningen
vervolgopleidingen.
Thema
Doelen
In 2003 is het nieuwe competentiegerichte curriculum
- Informeren over de mogelijkheden en onmogelijkheden
voor de opleiding geneeskunde in Groningen (G2010) van start gegaan. Het curriculum is gebaseerd op zeven competenties, vergelijkbaar met de CanMeds compe-
van het DCPF - Delen van de successen en valkuilen in de twee verschillende implementatietrajecten.
tenties. Om goed inzicht te krijgen in de groei van de competenties, per student, door alle co-schappen heen
Doelgroep
zijn Medisch Spectrum Twente en het Deventer Zieken-
Personen die betrokken zijn bij de begeleiding en beoor-
huis gestart met de ontwikkeling van een disciplineover-
deling van co-assistenten en voor geïnteresseerden in
stijgend digitaal competentiegericht portfolio (DCPF). In
de mogelijkheden van een digitaal portfolio.
het DCPF staat de competentiematrix centraal. In deze matrix hebben de student zelf en geautoriseerde perso-
Opzet
nen direct inzichtelijk welke competentie(s) al het juiste
In de sessie worden een demonstratie van het DCPF ge-
niveau heeft bereikt en aan welke competentie(s) meer
geven. Daarnaast wordt ingegaan op de successen en
aandacht besteed moet worden.
valkuilen in de verschillende implementatieroutes. Tussentijds is er ruimschoots tijd voor vragen en discussie.
Daarnaast stimuleert de opzet van het portfolio om frequenter en gestructureerder feedback te geven. Zo
Maximum aantal deelnemers: 30 personen
wordt de uiteindelijke summatieve beoordeling, die iedere twee weken verplicht is, gevoed door een verzame-
Trefwoorden: digitaal portfolio co-assistenten
ling van formatieve dagelijkse beoordelingen (of onder-
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
delen hiervan) door meerdere beoordelaars. De student
Congresboek 2010 | NVMO
heeft in het verkrijgen van formatieve dagelijkse feed-
Correspondentie-adres:
back een pro-actieve rol. Een belangrijk uitgangspunt
S. Bergsma
van een goed opleidingsklimaat is dat de supervisoren
Medisch Spectrum Twente
niet alleen de plicht, maar óók het recht hebben om fre-
Ariënsplein 1
quent te observeren en gestructureerd te beoordelen.
7511 JX Enschede E-mail:
[email protected]
De digitale beoordelingsformulieren zijn zodanig ingericht dat de beoordelaar deze frequente feedback gemakkelijk op een gestructureerde wijze kan geven. Mogelijkheden voor het toevoegen van vrije tekst zijn per verplicht item voorhanden. Na de feedback tekent de beoordelaar digitaal de beoordeling voor akkoord en de student tekent vervolgens voor gezien. Zonodig kan er dan nogmaals een verdiepend gesprek plaatsvinden.Het project bevindt zich nog in de pilotfase. Beide ziekenhuizen hebben een andere implementatieroute gekozen.
82
Medisch Spectrum Twente is gestart met het co-schap
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Abdijzaal | Sessie B13
Workshop Consultvoering via tolkentelefoon B13.1 Telefoon op tafel: consultvoering met een professionele tolk
Na afloop van de workshop hebben de deelnemers: - Inzicht in belangrijke vaardigheden bij het werken met een tolk.
NVMO Werkgroep Diversiteit
- Kennisgemaakt met een mogelijke onderwijsvorm. - Ideeën uitgewisseld over onderwijs in tolkenvaardigheden.
Thema In de praktijk hebben artsen regelmatig te maken met
Maximum aantal deelnemers: 20
een taalbarrière. Uit onderzoek blijkt dat de inzet van formele tolken de kwaliteit van zorg voor patiënten met een
Trefwoorden: consultvoering via tolkentelefoon
taalbarrière aanzienlijk kan verbeteren. Artsen in de
Wijze van presentatie: workshop
praktijk maken echter nauwelijks gebruik van formele tolken. Zij rapporteren verschillende problemen bij het
Correspondentie-adres:
gebruik van formele tolken (zoals het gevoel geen con-
M.C. Seeleman
trole te hebben op het gesprek). Problemen, die met het
AMC/UvA, afd. Sociale Geneeskunde
aanleren van vaardigheden om met een tolk te werken,
Postbus 22660
kunnen worden verminderd.
1100 DD Amsterdam E-mail:
[email protected]
Doel Het doel van deze workshop is enerzijds om deelnemers
B
kennis te laten maken met onderwijs over het werken met een professionele tolk. Anderzijds willen we deelnemers in de gelegenheid stellen ideeën uit te wisselen over wat studenten zouden moeten leren over consultvoering via een tolk, en welke onderwijsmethoden daarvoor geschikt zijn. Doelgroep Docenten in het (communicatie-)vaardigheden onderwijs. Geïnteresseerden in de uitwerking van het thema ‘Diversiteit’ binnen het geneeskunde onderwijs. Opzet workshop In het eerste deel van de workshop maken deelnemers kennis met een les over tolken zoals deze ook aan geBerrah (tolk Marokkaans-Arabisch) zal uitleg geven over het belang van de inzet van een tolk, een aantal belangrijke vaardigheden toelichten die nodig zijn om efficiënt te werken met een tolk en er zal een simulatiegesprek gevoerd worden met behulp van een telefonische tolk. In het tweede deel van de workshop zullen de deelnemers met elkaar ideeën uitwisselen over het belang van onderwijs over consultvoering met een tolk, de inhoud
NVMO | Congresboek 2010
neeskunde studenten wordt gegeven. Mevrouw Wilma el
en mogelijke onderwijsvormen hiervoor.
83
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 401 | Sessie B14 Workshop
Multidisciplinair overleg intensive care; videotraining B14.1 Video observaties in de opleiding tot intensivist
Trefwoorden: multidisciplinair overleg intensive care; video-training Wijze van presentatie: workshop
Have ECM ten, Tulleken JE, Delwig H UMC Groningen
Correspondentie-adres: E.C.M. ten Have
Van de specialist ( intensivist) wordt verwacht dat hij/zij
UMC Groningen
na de opleiding in staat is om een multidisciplinair over-
Postbus 30.001
leg (verder MDO genoemd) te kunnen voorzitten. Juist
9700 RB Groningen
op een intensive care afdeling staat het MDO centraal
E-mail:
[email protected]
aangezien er meerdere disciplines tegelijkertijd bij de behandeling van de patiënt betrokken zijn en kleine veranderingen grote gevolgen kunnen hebben. Bovendien wordt door de visitatiecommissies van IC’s het MDO als een belangrijke kwaliteitsindicator gezien. Literatuur van het afgelopen decennium geeft aan dat een goed geleid MDO essentieel is voor de kwaliteit van patiëntenzorg en voor patiëntveiligheid. Bovendien tonen diverse onderzoeken aan dat het de ligduur van de patiënt op de IC verkort. Veel minder duidelijk is wanneer een MDO als goed mag worden gekwalificeerd en ontbreekt een objectief meetinstrument De IC voor volwassenen van het UMCG heeft daarom een meetinstrument ontwikkeld en gevalideerd, de Team Observatie Schaal (TOS). De TOS is gebaseerd op intensieve video analyse van meer dan 70 patiëntenbesprekingen op verschillende Intensive Care afdelingen in de Noordelijke regio. De analyse is uitgevoerd door verschillende disciplines, waaronder intensivisten, psychologen en IC-verpleegkundigen. Bij de beoordeling werd gelet op systematiek, coördinatie en communicatie. Specifieke aandacht was er voor de rol van de voorzitter. In de handleiding van de TOS staan gedrags-, coördinatie- en Congresboek 2010 | NVMO
communicatiecriteria beschreven om een objectieve beoordeling te bewerkstelligen. De TOS is vervolgens ingezet als reflectie-instrument om het functioneren van de intensivist i.o. in de hoedanigheid als voorzitter van het MDO te evalueren en eventueel bij te stellen. Immers, juist in de rol van voorzitter komen verschillende belangrijke competenties bij elkaar zoals systematisch beleid kunnen vaststellen, coördineren en communiceren. In de workshop zal de observatieschaal worden toegelicht als middel om de ontwikkeling van specifieke MDO competenties van intensivisten i.o. op zorgvuldige wijze
84
te analyseren en bij te stellen
Donderdag 11 november, tussen 15.45-17.00 uur | Ruimte 403 | Sessie B15 Workshop
Onderwijstraining B15.1 Leuker lesgeven
Doelgroep Deelnemers die onderwijs verzorgen bijvoorbeeld binnen
Bekker ME, Bouwens Oostvogel AGM
colleges, als werkgroepbegeleider of als tutor in een stu-
Vrije Universiteit Amsterdam
diegroep.
‘ bijdragen uit de sociale psychologie en de Skillslab-
Interactie
methode’
Door de deelnemers te laten experimenteren met nieuw, theorieën en de Skillslabmethode, kunnen zij de effecten
u gevraagd wordt onderwijs te verzorgen. Dit kan het
van dit nieuwe gedrag ervaren. Dit vindt bovendien
geven van een hoorcollege zijn, het begeleiden van een
plaats in een relatief veilige setting. Tijdens de workshop
werkgroep of er wordt u gevraagd om tutor van een stu-
wordt een speciaal getrainde acteur * ingezet als simula-
diegroep te zijn. Het geven van goed onderwijs krijgt
tiestudent. Hij/zij vertolkt door middel van inlevings-
steeds meer aandacht binnen de medische wereld en
technieken deze rol . Door de inzet van de acteur wordt
veel artsen behalen de benodigde onderwijskwalifica-
het effect van de training op een hoger plan gebracht.
ties. In de praktijk blijkt onderwijs geven niet altijd even
De interacties worden zichtbaar en bespreekbaar ge-
makkelijk te zijn. Binnen hoorcolleges blijken leerstof
maakt door de feedback van de simulatiestudent ( de
overbrengen, studenten activeren en aandacht voor de
acteur) en de mededeelnemers . Dit vormt een optimale
groep als geheel soms lastig te combineren. Ook het be-
basis voor (zelf)reflecties. Door de specifieke inlevings-
geleiden van studiegroepen, bijvoorbeeld als tutor, kan
methode en het “klein spel” van de acteur ervaart de
lastige situaties opleveren. Binnen de sociale psycholo-
deelnemer een groot werkelijkheidsgehalte. De getrain-
gie wordt veel onderzoek gedaan naar omgaan met
de vaardigheden beklijven op deze wijze beter.
B
ander gedrag, gebaseerd op sociaal psychologische Binnen uw artsenloopbaan komen er momenten waarop
groepen. Veel interessante onderzoeksresultaten zijn toepasbaar binnen onderwijs. Voorbeelden hiervan zijn
*Deze acteurs zijn opgeleid bij opleidingsbureau Mieke
het toepassen van de theorie rondom groepsontwikke-
Bouwens, dat scholingen vanuit de Skillslabmethode
lingsmodellen, aandacht hebben voor meeliftgedrag en
voor onder andere medisch personeel, in binnen- en
macht en beïnvloeding van groepsleden bijvoorbeeld via
buitenland verzorgt. Zij richt zich nadrukkelijk op de ont-
een informele leider en/of het “zwarte schaap” in de
wikkeling van het zelfstandig handelen, waarbij deelne-
groep. Wanneer een docent kennis maakt met deze toe-
mers zich scherp bewust worden van hun motivatie,
passingen, zal het geven van onderwijs zonder meer be-
capaciteiten en verantwoordelijkheden.
ter verlopen en daarom leuker worden. Zowel voor u als voor de studenten. Door bijdragen uit de sociale psy-
Maximaal aantal deelnemers: 12 -16
kunnen docenten leren om te gaan met lastige groeps-
Trefwoorden: onderwijstraining
situaties. In deze workshop kunt u een onderdeel van
Wijze van presentatie: workshop
deze trainingen ervaren. U gaat bovendien aan de slag met situaties die u zelf meemaakt in de praktijk. Het
Correspondentie-adres:
meenemen van eigen casuïstiek en het meedoen aan de
M.E. Bekker
oefeningen is dus zeer gewenst, maar ook als u alleen
Vrije Universiteit Amsterdam
toehoorder wilt zijn bent u van harte welkom. Voorbeel-
Van der Boechorststraat 9
den van casuïstiek die docenten (geneeskunde) inbren-
1081 BT Amsterdam
gen zijn bijvoorbeeld: een ongeïnteresseerde student in
E-mail:
[email protected]
een werkgroep; “ veel- en weinigpraters” in een leergroep; passieve studenten in een interactief hoorcolle-
NVMO | Congresboek 2010
chologie om te zetten in praktische onderwijstrainingen
ge, het tot weinig diepgang komen bij het uitwerken van casuïstiek etcetera…
85
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 522 | Sessie C1
Wetenschappelijke paper Professionele ontwikkeling C1.1 De invloed van sociale vergelijking op het inschatten van eigen kunnen door co-assistenten
Ditzelfde patroon is zichtbaar in de sekseongelijke situatie, zij het minder eenduidig (F(2.77)=6.426, p<.005). In zowel de sekse gelijke als de sekse ongelijke situatie schatten mannelijke co-assistenten zichzelf hoger in dan vrouwelijke
Raat AN, Kuks JBM, Cohen-Schotanus J
co-assistenten (p<.001).
UMC Groningen / RUG Conclusie / Discussie Probleemstelling
Overeenkomstig de verwachting wordt de inschatting
De perceptie van eigen kunnen, is van invloed op zelf-
van eigen kunnen, beïnvloed door de proxy met wie de
vertrouwen en motivatie.(1) Het is bekend dat goede
co-assistent zich vergelijkt. Dit effect is sterker als de
motivatie een positief effect heeft op een te leveren pres-
proxy van gelijk geslacht is. Voorafgaand aan een vol-
tatie.(2) Bij het inschatten van eigen kunnen binnen een
gende stage is de perceptie van het eigen kunnen hier-
volgende stage, kunnen co-assistenten gebruik maken
door meer of minder gunstig hetgeen van invloed is op
van de ervaringen van een andere student die deze sta-
zelfvertrouwen en motivatie. Daar dit in relatie staat tot
ge al heeft doorlopen, een zogenaamde ‘proxy’. Derge-
de latere prestatie is inzicht in het vergelijkingsgedrag
lijke inschattingen worden beïnvloed door de proxy met
van co-assistenten van betekenis voor het leren in de
wie men zich vergelijkt. Deze invloed is sterker naarmate
klinische praktijk. Vervolgonderzoek zal gericht zijn op
persoon in kwestie en proxy meer eigenschappen delen.
factoren die het vergelijkingsgedrag optimaliseren en op
(3) In deze studie is onderzocht of ook co-assistenten bij
toepassingen in de praktijk.
het inschatten van eigen kunnen, worden beïnvloed door de proxy met wie zij zich vergelijken en wat daarbij het
Referenties
effect is van het geslacht van de proxy.
1. Bandura A Self-Efficacy. In: V.S. Ramachaudran (Ed.). Encyclopedia of human behaviour. New York:
Methode
Academic Press, 1994;4:71-81.
Tijdens een onderwijssessie is aan co-assistenten in het
2. Eccles JS, Wigfield A Motivational beliefs, values and
eerste jaar van de Masteropleiding een fictieve situatie
goals. Annual Review of Psychology, 2002;53:109-
voorgelegd. Deze situatie betreft de ervaringen van een
132.
proxy binnen een volgende stage. De situatie wordt, ge-
3. Martin R “Can I do X?”: Using the proxy comparison
lijk verdeeld over de respondenten, in drie verschillende
model to predict performance. In: Suls J, Wheeler L,
condities aangeboden: de proxy is van een hoger, gelijk
(Eds.). Handbook of social comparison: Theory and
of lager prestatieniveau dan de responderende co-assis-
research. New York: Plenum Publishers. 2000;67-80.
tent. Aan de respondenten is gevraagd een inschatting te maken van het eigen kunnen binnen deze fictieve vol-
Trefwoorden: co-schappen, klinische praktijk
gende stage. De ene helft van de respondenten heeft
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
informatie gekregen van een seksegelijke proxy en de Congresboek 2010 | NVMO
andere helft van een sekseongelijke proxy. De verkregen
Correspondentie-adres:
verschillen tussen de condities zijn getoetst door middel
A.N. Raat
van ANOVA.
UMC Groningen / RUG Onderwijsinstituut, FC-40
Resultaten
A. Deusinglaan 1
Het eigen kunnen is ingeschat door 170 co-assistenten
9713 AV Groningen
(respons 100%). Co-assistenten die zich bij het maken van
E-mail:
[email protected]
de inschatting hebben gebaseerd op de ervaringen van een proxy met een hoger prestatieniveau, schatten zichzelf significant lager in (M=-0.483, SD=0.69) dan co-assistenten die zich hebben gebaseerd op de ervaringen van een proxy met een gelijk (M=0.207, SD=0.73) of een lager pres-
86
tatieniveau (M=0.655, SD=0.55), (F(2.81)=20.489, p<.001).
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 522 | Sessie C1 Wetenschappelijke paper
C1.2 Percepties van continue professionele ontwikkeling door jongere en oudere verpleegkundigen: een focusgroeponderzoek
De percepties over CPO voor jongere en oudere verpleegkundigen lijken te verschillen op de eerste twee dimensies, en niet op de derde. Oudere verpleegkundigen geven overwegend aan dat er een ‘plafond’ is aan
Pool IA, UMC Utrecht
het aantal cursussen dat zij kunnen opbrengen te volgen
Poell R, Universiteit van Tilburg
en dat ze daarom bij voorkeur leren door werkervaring.
Cate ThJ ten , UMC Utrecht
Ze zeggen echter wel te ervaren dat formele leeractiviteiten meer maatschappelijke waardering krijgen. Jonge-
Probleemstelling
ren richten zich als doel zowel op “beter” worden in de
Van verpleegkundigen wordt verwacht dat ze zich continu
zorg als op het creëren van mogelijkheden om de directe
professioneel blijven ontwikkelen. Stimuleringsmaatrege-
zorgverlening aan het bed te verlaten, ouderen vooral op
len zijn waarschijnlijk ineffectief als zij strijdig zijn met per-
het eerste. De ouderen lijken moeite te hebben met deze
soonlijke percepties over continue professionele ontwik-
focus van jongere verpleegkundigen. Zij geven aan dat
keling (CPO). Daarom is het nuttig deze percepties in
jongeren primair door ervaring het vak beter zouden
kaart te brengen. Bestaand onderzoek beperkt zich voor-
moeten leren, voordat ze een andere opleiding of functie
al tot percepties over formele leeractiviteiten, tot continue
gaan ambiëren.
professionele educatie (CPE). In dit onderzoek is nageConclusies
professionele ontwikkeling en of dit verschilt voor jongere
CPO is geen eenduidig begrip voor verpleegkundigen.
en oudere verpleegkundigen. Leeftijd is als variabele is
Onze studie bevestigt eerder onderzoek2 en vult dit aan
gekozen, omdat eerder onderzoek laat zien dat bij jonge-
door de betekenissen te ordenen in drie dimensies. Jon-
ren formele leeractiviteiten, zoals trainingen en cursorisch
geren en ouderen lijken CPO op twee van de drie dimen-
onderwijs beter lijken aan te slaan dan bij ouderen, bij wie
sies verschillend te percipiëren.
C
gaan na wat verpleegkundigen verstaan onder continue
het leren op de werkplek beter lijkt te passen . 1
CPO-stimuleringsmaatregelen zullen waarschijnlijk pas Methode
effectief zijn als zij ruimte bieden voor een dergelijk ver-
Een kwalitatief focusgroeponderzoek werd uitgevoerd bij
schil in perceptie, gerelateerd aan leeftijdsverschillen. De
22 verpleegkundigen en10 leidinggevenden. De groepen
gevonden dimensies kunnen hierbij ondersteunen.
waren verdeeld in drie leeftijdsgroepen, naast één groep met leidinggevenden. In de gesprekken stond de vraag
Referenties
centraal welke perceptie de deelnemers hadden van
1
. Roekel-Kolkhuis Tanke IR van. Competent blijven in
2
. Friedman A, Phillips M Continuing professional
kelen en van hen die dat niet doen. Daarnaast werd besproken of zij verschillen zagen in de CPO van jongere en
development: Developing a vision. Journal of
ouderen verpleegkundigen. De focusgroepgesprekken
Education & Work 2004; 17 (3): 361-76.
werden opgenomen, uitgeschreven en thematisch geanalyseerd met het programma MaxQDA voor kwalitatie-
Trefwoorden: professionaliteit, leeractiviteiten
ve analyse.
Wijze van presentatie: wetenschappelijk paper
Resultaten
Correspondentie-adres:
De deelnemers vertoonden verschillende visies op CPO.
Drs. I.A. Pool
Deze percepties konden geordend worden naar drie di-
Opleidingscentrum UMC Utrecht
mensies:
Huispostnummer HB 4.05
- mate van formaliteit van CPO-activiteiten;
Postbus 85500, 3508 GA Utrecht
- doel van CPO;
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2010
latere loopbaanfasen. 2008. Eburon.
verpleegkundigen die zich continu professioneel ontwik-
- ‘bereik’, c.q. de diepte en breedte van onderwerpen voor CP
87
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 522 | Sessie C1
Promovendi lezing C1.3 Wired for Learning: hoe computers in het medisch onderwijs interactie bij leren in kleine groepen kan ondersteunen
Correspondentie-adres: B.A de Leng Universiteit Maastricht Postbus 616
Leng B de
6200 MD Maastricht
Universiteit Maastricht
E-mail:
[email protected]
Technologische ontwikkelingen zoals de personal computer en het internet, gecombineerd met de opkomst van de kennismaatschappij, hebben grote invloed gehad op de manier waarop wij tegenwoordig tegen leren en werken aankijken. Opleidingsinstituten moeten steeds vaker traditionele en vertrouwde vormen van onderwijs aanpassen om op een efficiënte en effectieve manier de kenniswerkers van de toekomst te kunnen opleiden. Het is van belang dat bij deze vernieuwingen in het onderwijs, en de manier waarop daarbij gebruik gemaakt wordt van computers, onderwijskundig en wetenschappelijk onderbouwde overwegingen een hoofdrol spelen. Het proefschrift ‘Wired for Learning’ wil daaraan een bijdrage leveren en vertrekt vanuit het perspectief van actief leren in kleine groepen. De centrale onderzoeksvraag was: Hoe kunnen de interacties in kleine groepen studenten in het hoger onderwijs die samen leren met behulp van computers zo gestructureerd worden dat zij hogere cognitieve processen in gang zetten en stimuleren? Deze vraag werd gesteld voor verschillende sociale arrangementen waarin groepjes studenten computers gebruiken ter ondersteuning van het leren: - ‘Interactie aan de computer’-arrangementen: directe communicatie waarbij de groep fysiek aanwezig is (face-to-face-communicatie) en samenwerkt op een computer - ‘Interactie via de computer’-arrangementen: communicatie via verschillende computers Congresboek 2010 | NVMO
88
- Een combinatie van deze arrangementen. In deze presentatie worden twee studies uit het proefschrift belicht: een waarin de interactie in een online setting plaatsvindt en een waarin dit face-to-face gebeurd. Trefwoorden: interactief leren Wijze van presentatie: promovendi lezing
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 525 | Sessie C2
Workshop Simulatiepatiënten C2.1 Variëren met werkvormen bij inzet van simulatiepatiënten
Correspondentie-adres: J.H. Westen Erasmus MC
NVMO Werkgroep Gestandaardiseerde en Simulatie
Faculteit Geneeskunde - GK Gebouw
Patiënten
Afdeling PKV, Kamernummer GK 357 Postbus 2040
Thema
3000 CA Rotterdam
Op alle medische faculteiten in Nederland en België en
E-mail:
[email protected]
op vele HBO instellingen wordt bij het onderwijs gebruik gemaakt van simulatiepatiënten. Er zijn veel verschillende werkvormen die gebruikt kunnen worden om studenten te trainen. Op al deze vormen kan gevarieerd worden afhankelijk van de grootte van de groep studenten en de onderwijsdoelen. In deze workshop krijgen de deelnemers de gelegenheid om drie basaal verschillende werkvormen te ervaren als deelnemer. Doel Doel van de workshop is om de deelnemers ervaring te laten opdoen met verschillende werkvormen met simulatiepatiënten. Alle drie deze werkvormen zijn in de dagelijkse praktijk van het onderwijs aan te passen aan spe-
C
cifieke leerdoelen. Een tweede doel is om met de deelnemers ervaringen met verschillende werkvormen uit te laten wisselen om zo alle deelnemers een verbreding van hun arsenaal van werkvormen te bieden. Doelgroep Docenten Opzet workshop Korte introductie en uitleg opzet In drie groepen gedurende 3 korte sessies deelnemen aan de verschillende onderwijsvormen
Maximum aantal deelnemers: 18 (minimaal 6) Trefwoorden: werkvorm, simulatiepatiënten Wijze van presentatie: workshop
NVMO | Congresboek 2010
Afsluitende evaluatie
89
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Lamoraalzaal | Sessie C3
Symposium Vervolgopleiding C3.1 Didactische scholing van opleiders en opleidingsgroep: een achilleshiel voor het implementeren van de modernisering!?
ring (POP), prof. dr. Edith ter Braak zal met u hierover op interactieve wijze van gedachten wisselen. - “Visiteren en implementeren gaan hand in hand”
KNMG
Tijdens dit gedeelte wordt ingegaan op de visitatie van de opleidingsinrichtingen en opleiders. Een competen-
Thema
tiegerichte opleiding betekent ook een meer competen-
De vervolgopleidingen voor aios zijn in de afgelopen ja-
tiegerichte manier van visiteren. De gemoderniseerde
ren gemoderniseerd. De opleidingsplannen zijn nu ge-
opleiding zal qua structuur, proces en uitkomst meer op
reed en de regelgeving (kader- en specifieke besluiten) is
basis van onderbouwing worden getoetst. De vraag
rond. Opleiders vertalen de landelijke plannen naar hun
“waaruit blijkt iets’ staat daarin centraal. Het inzichtelijk
lokale situatie en gaan dit stap voor stap implementeren.
maken voor de aandacht voor zorg voor kwaliteit van de
Bent en voelt u zich als opleider (en supervisoren) daar
opleiding zal onderdeel gaan uitmaken van de visitatie
voldoende in toegerust? Het eerste deel van het sympo-
anno 2011. Tijdens dit symposium wordt u hierover ge-
sium zal hieraan aandacht besteden. In het tweede ge-
informeerd. Opleiders die in de afgelopen periode met
deelte staat de visitatie anno 2011 centraal: hoe gaat dit
de nieuwe wijze van visiteren ervaring hebben opge-
in zijn werking en wat betekent dit voor de diverse be-
daan zullen dit met u delen. U krijgt tips ter voorberei-
trokkenen?
ding van uw eigen visitatie.
Doel
Trefwoorden: opleidingsplan, visitatie
Het doel van de symposia is om met u als opleider en
Wijze van presentatie: symposium
betrokkenen bij het opleiden van aios van gedachten te wisselen over het trainingsaanbod mbt het verwerven
In oktober kunt u meer informatie over deze symposia
van didactische kennis en vaardigheden. Aansluitend
vinden op de website www.knmg.nl/modernisering.nl
hierop zal de nieuwe aanpak van visiteren worden gepresenteerd. Voor wie? De doelgroep is opleiders, stafleden/docenten van alle vervolgopleidingen en opleidingsinstituten, AIOS, leden Centrale OpleidingsCommissies en anderen die betrokken zijn bij de modernisering en visitatie van de vervolgopleidingen. Toelichting op de symposia: Congresboek 2010 | NVMO
- Didactische scholing van opleiders en opleidingsgroep: een achilleshiel voor het implementeren van de modernisering!? De vraag rijst hoe het trainingsaanbod voor opleiders en leden van opleidingsteams zo goed mogelijk kan voorzien in het verwerven van de didactische kennis en vaardigheden die van de opleider en opleidingsgroep verwacht worden in gemoderniseerde en geprofessionaliseerde vervolgopleidingen. Wat heeft prioriteit en wat kan wachten? Waar hebben opleiders zelf behoefte aan en wat is noodzakelijk om de beoogde vernieuwingen kwalitatief goed gestalte te geven? De voorzitter
90
van de KNMG Projectgroep Opleiders Professionalise-
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 530 | Sessie C4
Paper Wetenschappelijke vorming C4.1 De Modified Fresno: validering van een evaluatie-instrument om effecten van onderwijs in evidence-based practice te meten bij studenten in gezondheidszorg disciplines binnen het hbo
van de masteropleiding Evidence-based Practice aan de Universiteit van Amsterdam (n=24). Gemiddelde somscores zijn vergeleken. Resultaten De Cronbach’s Alpha bedraagt 0.83, bij weglating van
Spek B, Hanzehogeschool
een item varieert deze tussen 0.79-0.84. De interbeoor-
Wolf GS de, AMC
delaarsbetrouwbaarheid (ICC2,3) bedraagt 0.985 (95% BI 0.976-0.991) voor de totale somscore. De construct-
Achtergrond
validiteit van het instrument is getoetst met een One-way
Gezondheidszorg professionals gebruiken tegenwoor-
ANOVA met post hoc analyse (Bonferonni), de verschil-
dig veelal de methodiek van evidence-based practice
len in gemiddelden van alle groepen zijn statistisch signi-
(ebp) bij het nemen van klinische beslissingen voor pati-
ficant op niveau van p < 0.05. De Modified Fresno heeft
enten en bij het evalueren van het (para) medisch hande-
een goede interne consistentie en reproduceerbaarheid
len. Hierbij verbinden zij gegevens uit up-to-date weten-
en maakt tevens een goed onderscheid tussen de ver-
schappelijk onderzoek met de klinische praktijk. Ebp is
schillende groepen.
heidszorg te optimaliseren. Ebp wordt in curricula op
Conclusie
diverse manieren aangeleerd: ebp geïntegreerd in we-
De Modified Fresno is geschikt om de effectiviteit van
tenschappelijke vorming, trainingen in modulevorm, via
een curriculum in ebp in het hbo te meten. Het instru-
e-learning trainingen etc. Evaluatie van deze curricula is
ment geeft als het ware een profielschets van kennis en
van belang om hun doelmatigheid helder te krijgen. Voor
vaardigheden van groepen studenten met betrekking tot
curricula in de medische wetenschappen zijn er interna-
de diverse onderdelen van de cyclus van ebp. Hiermee
tionaal erkende, valide en betrouwbare evaluatie-instru-
kan in kaart gebracht worden op welke punten het cur-
menten (1-2). Of en hoe deze instrumenten kunnen wor-
riculum te kort schiet of juist effectief is. De robuuste
den gebruikt voor curricula in de paramedische en
uitkomsten van de betrouwbaarheids- en validiteitson-
verpleegkundige disciplines is onduidelijk.
derzoeken lijken erop te wijzen dat het instrument ook
C
zo een belangrijke tool om de kwaliteit van de gezond-
op het niveau van de individuele student van waarde is. Doelstelling De ontwikkeling en validering van een evaluatie-instru-
Referenties
ment dat objectief de effecten van curricula in ebp kan
1. Ramos KD, Schafer S, and Tracz SM. Validation of
meten bij studenten in paramedische en verpleegkundige bacheloropleidingen met betrekking tot de domeinen kennis en vaardigheden van de competentie ebp.
the Fresno test of competence in evidence based medicine. BMJ 326 (7384):319-321, 2003. 2. Coomarasamy A and Khan KS. What is the evidence
Methode
medicine changes anything? A systematic review.
De originele Fresnotest is in een Delphi-procedure met
BMJ 329 (7473):1017, 2004.
zes docenten ebp van de Hanzehogeschool Groningen omgevormd tot een meer op hbo-studenten toegesne-
Trefwoorden: evidence-based practice, evaluatie
den instrument: The Modified Fresno. Betrouwbaarheid
Wijze van presentatie: paper
van het nieuwe instrument is onderzocht: item-total analyse, een bepaling van Cronbach’s alpha (n=169) en inter-
Correspondentie-adres:
beoordelaarsbetrouwbaarheid (3 beoordelaars, n=48). De
B. Spek
constructvaliditeit is onderzocht met de known-group
Hanzehogeschool
methode. Het instrument is uitgezet onder eerstejaars
Eyssoniusplein 18
(n=61), tweedejaars (n=39) en derdejaars studenten
9714 CE Groningen
(n=45) van de opleiding Logopedie van de Hanzehoge-
E-mail:
[email protected]
school en in een expertgroep van tweedejaars studenten
NVMO | Congresboek 2010
that postgraduate teaching in evidence based
91
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 530 | Sessie C4 Paper
C4.2 Wetenschappelijke stage: leerdoelen worden behaald
minst wordt het leerdoel Uitvoeren van een (eenvoudige) statistische analyse behaald (70%) behaald. Meestal duurt een wetenschappelijke stage tussen de 16 en 20
Radhakishun NNE
weken. Deze duur wordt goed bevonden door de ge-
KNMG Studentenplatform
neeskundestudenten.
Probleemstelling
Conclusie
In het raamplan artsenopleiding 2009 wordt het bezit
Uit de bovengenoemde resultaten valt te concluderen,
van medisch-wetenschappelijke kennis en de systemati-
dat de student met de wetenschappelijke stage de be-
sche toepassing hiervan genoemd als een belangrijke
oogde leerdoelen, zoals in het raamplan zijn geformu-
eindterm ¹. Een basisarts moet over een stevige weten-
leerd, behaalt. De duur van de stage stelt de student
schappelijke basis kunnen beschikken, maar in de stu-
voldoende staat in de leerdoelen te behalen. De belang-
die is er volgens sommige critici weinig aandacht voor
rijkste motivatie om voor een bepaald vakgebied te kie-
wetenschap². Behalen geneeskunde studenten de in het
zen, is interesse voor het onderwerp van onderzoek en
raamplan genoemde leerdoelen? Welke vakgebieden
de aantrekkelijkheid van het onderwerp van onderzoek.
kiezen studenten en waarom? Hoe beoordelen zij de
Studenten kiezen het vaakst voor een stage bij kinder-
duur van de stage?
geneeskunde of interne geneeskunde.
Methode
Referentie
In november 2009 werden alle 11.226 studentleden van
¹ Herwaarden CLA van,. Laan RFJM en Leunissen
de KNMG per email uitgenodigd voor een digitale enquête, waarin ook vragen over andere onderwerpen naast de wetenschappelijke stage werden gesteld. Aan
RRM. Raamplan Artsenopleiding 2009. ² E.Pronk. Evidence-based dokter. Arts in spe nr. 3. 2007.
de respondenten werd gevraagd naar (I) Wat was de motivatie voor het vakgebied van keuze? (II) Hoe beoor-
Trefwoorden: wetenschappelijke vorming, raamplan
deel je de duur van de wetenschappelijke stage? (III)
Wijze van presentatie: paper
Welke leerdoelen verwacht je te behalen? (IV) Welke leerdoelen heb je behaald? In het onderzoek zijn leer-
Correspondentie-adres:
doelen voorgelegd die tijdens de wetenschappelijke
N.N.E. Radhakishun
stage een rol kunnen spelen.
KNMG Studentenplatform Lambert Rimastraat 19
Resultaten
1106 ZS Amsterdam
In totaal hebben 4.000 geneeskunde studenten de en-
E-mail:
[email protected]
quête volledig ingevuld (responspercentage 35.5%). Het respondentenprofiel is representatief voor de NederlandCongresboek 2010 | NVMO
se geneeskundestudenten populatie voor wat betreft de verdeling naar faculteit, geslacht en studiejaar. Twee op de vijf de studenten heeft de wetenschappelijke stage al gedaan of is er nu mee bezig. De meest genoemde vakgebieden waar de stage is gelopen zijn kindergeneeskunde en interne geneeskunde. De meest aangegeven reden voor de keuze van een vakgebied is de aantrekkelijkheid/ mate van interessant zijn van het onderwerp (75%). Van alle leerdoelen geeft een meerderheid van de studenten aan dat ze behaald zijn tijdens de stage. Het meest behaalde leerdoel is:
92
Een probleem en vraagstelling formuleren (95%). Het
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 530 | Sessie C4 Paper
C4.3 Evaluatie van een gestructureerd stappenplan voor het vinden van ‘best evidence’ bij een klinische vraag
Resultaten De eerste resultaten van de pilotstudy laten zien dat “de literatuuropbrengst”verbetert als studenten leren zoeken met behulp van het stappenplan in vergelijking met de
Brouwer CPM de, Gool CJAW van, Kant IJ
periode voor implementatie van het stappenplan, als al-
Universiteit Maastricht
leen gekeken wordt naar de totaalscore op de vragen. De resultaten van de hele studie plus de analyses op itemni-
Probleemstelling
veau zullen worden gepresenteerd tijdens het congres.
Het op systematische wijze zoeken van medische literatuur is een belangrijke vaardigheid voor het denken en handelen
Conclusie
in de lijn van Evidence Based Medicine (EBM). In de onder-
Er zijn duidelijke aanwijzingen dat het stappenplan zoals
wijspraktijk, tijdens de training Critical Appraisal of a Topic
ontwikkeld en geïmplementeerd in het kader van de
(CAT), is gebleken dat het systematisch zoeken van evi-
CAT-training voor geneeskundestudenten in Maastricht
dence in medische literatuurdatabases voor het onderbou-
een goede methode is om geneeskundestudenten en
wen van een klinische vraag veel moeilijkheden oplevert.
(para-)medici gericht te leren zoeken in literatuurdataba-
Naar aanleiding daarvan is aan de Universiteit Maastricht
ses. Door een klinische vraag als startpunt te nemen
een gestructureerd stappenplan ontwikkeld, waarmee op
voor een literatuursearch en die uit te werken volgens
een gerichte manier passende evidence bij een klinische
een gestructureerd stappenplan, wordt het zoeken van
vraag gezocht kan worden. Het stappenplan bestrijkt de
“best evidence”in literatuurdatabases toegankelijk ge-
methodologische domeinen die direct van belang zijn voor
maakt voor alle studenten en (para-)medici, ongeacht
de patiëntenzorg, namelijk diagnose, prognose en thera-
hun ervaring met EBM.
men, die verschilt per methodologisch domein, op een
Literatuur
gestructureerde manier een zoekstrategie opgebouwd,
1. Brouwer CPM de, Gool CJ van, Kant IJ (2009). Hfst
waarbij zowel gezocht wordt met MeSH-termen, vrije
2. Systematisch literatuur zoeken; van klinische
zoektermen als een query. Met dit stappenplan is nu drie
vraag naar evidence. Training Critical Appraisal of a
jaar ervaring opgedaan. Hoewel we in de onderwijspraktijk
Topic; een onmisbare handleiding in het tijdperk van
zien dat studenten in staat zijn om geschikte literatuur te
Evidence Based Medicine. C. P. M. Brouwer de, IJ.
vinden in een kort tijdbestek, ontbreekt tot dusver een
Kant, L. J. M. Smits and A. C. Voogd. Maastricht,
kwantitatieve evaluatie van het ontwikkelde stappenplan.
C
pie. Hierbij wordt aan de hand van een top 5 van zoekter-
Mediview. 1: 31-52. 2. Etten-Jamaludin F van and Deurenberg R (2008).
Doel van de studie
Praktische handleiding Pubmed. Houten, Bohn
het kwantitatief evalueren van een gestructureerd stap-
Stafleu van Loghum.
teratuur voor de wetenschappelijke onderbouwing van
Trefwoorden: wetenschappelijke vorming, evaluatie
een klinische vraag.
Wijze van presentatie: paper
Methode/Opzet
Correspondentie-adres:
CATs van voor de invoering van het stappenplan (n=120)
C.P.M. de Brouwer
en CATs na invoering van het stappenplan (n=120) wor-
Universiteit Maastricht
den vergeleken m.b.t. de kwaliteit van de literatuurop-
P. Debyeplein 1
brengst. De uitkomstmaat “kwaliteit van de literatuurop-
6200 MD Maastricht
brengst” is gebaseerd op zowel de relevantie van de
E-mail:
[email protected]
gekozen zoektermen gezien het klinische scenario en de
NVMO | Congresboek 2010
penplan voor het systematisch zoeken van medische li-
klinische vraag als op de aansluiting van de inhoud van het gekozen artikel (op basis van titel en abstract) bij de klinische vraag. De scores van de individuele items worden opgeteld tot een somscore.
93
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 530 | Sessie C4 Paper
C4.4 Zichtbaar maken van de verwevenheid onderwijs en onderzoek in het curriculum van wetenschappelijke vorming van de opleiding Geneeskunde
wijs zich op onderzoeksresultaten danwel op het proces van onderzoek doen. De verticale as: de mate van actieve betrokkenheid van de studenten. Deze indeling resulteert in vier kwadranten: research-led, researchorientated, research-tutored, research-based.
Wagenaar SF, Dekker FW LUMC
Resultaten Uit bovenstaand onderzoek werd zichtbaar hoe de op-
Probleemstelling
bouw in kwadranten eruit ziet voor elk jaar. Daarnaast
De lijn wetenschappelijke vorming in de bachelor ge-
werd ook de lijn over het gehele curriculum zichtbaar.
neeskunde is uitgewerkt in verschillende onderwijs-
Hieruit werd duidelijk dat er een duidelijk opbouw in het
activiteiten. Elk van deze onderwijsactiviteiten is gelinkt
curriculum zit, van minder betrokken -> meer betrokken
aan een of meerdere aspect(en) van onderzoek. Zo is er
bij onderzoek en richting van onderzoeksresultaten -> on-
bijvoorbeeld in jaar 2 een werkgroep “studieopzet”waarbij
derzoeksproces. Tevens werd zichtbaar welke onderde-
de verschillende onderzoeksdesigns aan bod komen om
len van het curriculum nog niet voldoende uitgewerkt zijn.
te zien welk design het beste bij welk onderzoek past. Discussie De vraag bij elk van de onderwijsactiviteiten is nu of je
Bovenstaand onderzoek is een soort 0-meting, opleidin-
een lijn verwevenheid onderzoek en onderwijs in het cur-
gen gaan aan de hand van deze meting zelf verder idee-
riculum kunt expliciteren. Conform het Raamplan Arts-
en ontwikkelen over hoe zij de verwevenheid onderzoek
opleiding 2009 heeft de juist afgestudeerde arts de
en onderwijs voor hun curriculum (verder) vorm willen
bekwaamheid een beperkt empirisch wetenschappelijk
geven. Voor mogelijk vervolgonderzoek komen de vol-
onderzoek op te zetten en uit te voeren. Het raamplan is
gende vragen naar voren:
uitgewerkt in acht specifieke bekwaamheden, zoals ‘een probleem- en vraagstelling te formuleren’. In Research
Is het mogelijk om aan de hand van het schema van He-
Intensief onderwijs (RIO) gaat men uit van een verweven-
aley het curriculum door te meten en op basis van de
heid tussen wetenschappelijk onderzoek en weten-
resultaten ambities te formuleren? Zodanig dat aan de
schappelijk onderwijs. Research intensief onderwijs
hand van de resultaten en de ambities verschuivingen
wordt geïnspireerd door onderzoek van de docent of
gestuurd kunnen worden?
door het onderzoek van de vakgroep. Healy (2005) heeft het schema ‘Research Intensive Education’ ontwikkeld
Is er een gewenste richting aan te geven voor het curri-
en omschreven hoe de verwevenheid onderzoek en on-
culum binnen de kwadranten van Healey?
derwijs ingedeeld kan worden in vier kwadranten. De
Congresboek 2010 | NVMO
vraagstelling voor dit onderzoek is: is het mogelijk om
Trefwoorden: wetenschappelijke vorming,
aan de hand van het schema van Healey inzichtelijk te
onderwijsactiviteiten
maken hoe de verwevenheid onderzoek en onderwijs
Wijze van presentatie: paper
voor wetenschappelijk vorming is opgebouwd in het curriculum?
S.F. Wagenaar Methode / opzet
LUMC
Van de bachelor is per jaar is in een tabel aangegeven
Postbus 9600
welke onderwijsactiviteiten, in welke volgorde, aan de
2300 RC Leiden
orde komen. Voor elk jaar is vervolgens per onderwijsac-
E-mail:
[email protected]
tiviteit bekeken waar het betreffende onderdeel ondergebracht kan worden in een van de kwadranten van Healey. In totaal zijn 29 onderwijsactiviteiten ondergebracht in het schema. In het schema zijn de kwadranten inge-
94
Correspondentie-adres:
deeld op twee assen. De horizontale as: richt het onder-
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 531 | Sessie C5
Workshop Kwalitatief onderzoek C5.1 Analyse van kwalitatieve data
Maximum aantal deelnemers: 20
Hendrickx CMJ, Vermeire E
Trefwoorden: kwalitatieve onderzoek - data analyse -
Universiteit Antwerpen
coderen - codeboek - beschrijvende matrix Wijze van presentatie: workshop
Thema Kwalitatief onderzoek neemt tegenwoordig een plaats in
Correspondentie-adres:
bij het onderzoek van medisch onderwijs. Onderzoekers
C.M.J. Hendrickx
die in de toekomst gebruik willen maken van kwalitatief
Universiteit Antwerpen
onderzoek krijgen in deze workshop informatie over de
Universiteitsplein 1
analyse van kwalitatieve data. Analyse van kwalitatieve
2610 Wilrijk België
data is een tijdrovend proces dat systematisch en verifi-
E-mail:
[email protected]
eerbaar moet uitgevoerd worden en aan vastgestelde kwaliteitsvereisten moet voldoen. Het is een creatief proces waarbij de onderzoeker intensief en langdurig worstelt met zijn data om tot resultaten te komen die in een rapport kunnen opgenomen worden. Software programma’s kunnen enkel behulpzaam zijn bij dit proces, maar bieden geenszins de “druk-op-de-knop”mogelijkheden van statistische pakketten uit kwantitatief onderzoek. Doel
C
Vergroten van de vaardigheid om kwalitatieve data te analyseren. Doelgroep Iedereen die betrokken is, of zal zijn, bij kwalitatief onderzoek van onderwijs, en die meer wil weten over de data analyse is welkom bij deze sessie. Opzet workshop Na een korte inleiding over de algemene principes van het analyse proces en de theoretische achtergrond ervan leren de deelnemers zelf aan de hand van kwalitastellen. Naast het open coderen, leren ze nadien categoriseren door axiaal en selectief te coderen. Op die manier komen ze tot een beschrijvende matrix. De deelnemers werken samen in duo’s om tot een consensus te komen, op dezelfde manier zoals kwalitatieve analyse in”real life’ gebeurt. De workshop is interactief en er is plenaire terugkoppeling. Opbrengst
NVMO | Congresboek 2010
tieve data, de basis van coderen en een code boek op te
Na afloop van de sessie hebben de deelnemers voldoende inzicht over de basisprincipes van kwalitatieve analyse en kunnen ze zelf aan de slag met hun data.
95
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 532 | Sessie C6
Paper Selectie en studiesucces C6.1 Selectie en studiesucces: ervaringen in de Master Arts-Klinisch Onderzoeker
Resultaten Voor curriculumfase 1 werd voor de cohorten 2007 en 2008 een significante relatie gevonden tussen studie-
Goeij AFPM de, MUMC
succes en selectiecluster b ‘Geschikte attitude voor stu-
Guyaux J, Universiteit Maastricht
die en beroep’ (p<0.05). Voor curriculumfase 2 (cohort
Muijtjens AMM, Universiteit Maastricht
2007) gold hetzelfde. Daarnaast leverden de andere se-
Oude Egbrink MGA, Universiteit Maastricht
lectieclusters geen significante bijdrage aan de voorspelling van studiesucces.
Probleemstelling In de vierjarige onderzoeksmaster Arts-Klinisch Onder-
Discussie
zoeker (A-KO) wordt een meerstaps selectieprocedure
Dit onderzoek toont aan dat studiesucces in het eerste
gehanteerd met als doel 30 kandidaten per jaar te selec-
deel van de A-KO master met name gerelateerd is aan
teren die voldoen aan de selectiecriteria en de grootste
selectiegegevens in het selectiecluster ‘Geschikte attitude
kans hebben op het succesvol volgen en afronden van de
voor studie en beroep’. Dit cluster omvat met name non-
studie. Studiesucces is gebaseerd op cognitieve en non-
cognitieve factoren, zoals vermogen tot kritische zelfre-
cognitieve factoren en beide worden meegewogen in de
flectie, empathie, planning van activiteiten, motivatie voor
selectieprocedure. Tijdens de eerste ronde van de selec-
studie en beroep en het hebben van bijbanen. Vanwege
tieprocedure worden cognitieve kwaliteiten getest met een
de voorspellende waarde van deze factoren is het ge-
kennistoets. In de tweede selectieronde wordt getest op
rechtvaardigd ze te betrekken in een selectieprocedure.
zowel cognitieve als non-cognitieve factoren. In dit project wordt nagegaan welke parameters uit de selectieprocedu-
De bevinding dat selectiecluster c ‘Kennis en past per-
re voorspellend zijn voor succesvolle studievoortgang van
formance’ daarnaast geen significant voorspellende
de toegelaten A-KO studenten. Hier wordt gerapporteerd
waarde heeft (p=0.487 voor curriculumfase 1; p=0.126
over studiesucces in de eerste twee curriculumfasen.
voor curriculumfase 2) kan te maken hebben met ‘restriction of range’ ten gevolge van de kennistoets in ronde
Methode
1. Hierdoor is de variatie in dit cluster mogelijk te klein
De selectieprocedure bestaat uit een kennistoets en
om een eventuele relatie met studiesucces aan te tonen.
5 mini-interviews1. Een CV, een motivatie-formulier en studieresultaten van de bacheloropleiding dienen als
Literatuur
achtergrondinformatie bij de interviews. Door middel van
1. Eva KW, Rosenfeld J, Reiter HI, Norman GR. An
een factoranalyse zijn de selectie-gegevens gegroe-
admissions OSCE: the multiple mini-interview.
peerd in 4 clusters:
Medical Education 2004;38: 314-326.
a. Communicatieve vaardigheden en academisch denkvermogen b. Geschikte attitude voor studie en beroep
Wijze van presentatie: paper
Congresboek 2010 | NVMO
c. Kennis en past performance d. Creativiteit en kennis in relatie tot wetenschappelijk onderzoek.
Correspondentie-adres: A.F.P.M. de Goeij
Studiesucces wordt bepaald aan de hand van scores en
MUMC – FHML
kwalificaties op examen-elementen en het relatieve ge-
Postbus 616
wicht van deze elementen in het studieprogramma.
6200 MD Maastricht
Daarnaast wordt een progressief strafpuntensysteem
E-mail:
[email protected]
toegepast, gebaseerd op het aantal remediëringen. Deze analyse levert per student een cijfer (0-10) per curriculumfase op als maat voor studiesucces. Per curriculumfase is onderzocht of sprake is van een significante relatie tussen de selectieclusters en het studiesucces
96
Trefwoorden: selectie, studiesucces
(multipele regressie analyse).
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 532 | Sessie C6 Paper
C6.2 Evaluatie toelatingsvoorwaarden Master Physician Assistant Vught JAH van, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Gerhardus MJT, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Postma CT, UMC St Radboud Bruurs M, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Brink GTJW van den, Hogeschool van Arnhem en
met een vooropleiding in de verpleegkunde, fysiotherapie
Nijmegen
of andere paraklinische beroepen met elkaar vergeleken. Door middel van univariate analyses, gecorrigeerd voor
Probleemstelling
de leeftijd, werden verschillen statistisch getoetst.
ervaring (minimaal 2) worden opgeleid tot Physician
Resultaten
Assistant(PA). Van de afgestudeerde studenten binnen de
Er zijn geen verschillen gevonden tussen toetsscores (schrif-
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen(HAN) heeft 55% een
telijk en stationsexamen) van studenten met een HBO-ba-
vooropleiding als verpleegkundige(16%HBO Verpleegkun-
chelor en studenten zonder een HBO-bachelor(Tabel). Daar-
de, 39%inservice A), 21% is fysiotherapeut en 24% heeft
naast zijn er geen verschillen gevonden tussen de schriftelijke
een andere opleiding in de gezondheidszorg afgerond.
toetsscore en de onderdelen ‘anamnese’, ‘lichamelijk onder-
Conform de WHW hebben studenten zonder HBO-ba-
zoek’, ‘professionaliteit’ en ‘communicatie’ van de stations-
chelor getuigschrift door middel van een capaciteitentest
examens tussen studenten met een vooropleiding in de
het HBO werk- en denkniveau aangetoond. Om te evalu-
verpleegkunde, fysiotherapie of andere paraklinische beroe-
eren of de huidige toelatingsvoorwaarden voldoen, wordt
pen (Tabel). Studenten met een vooropleiding als verpleeg-
onderzocht wat de invloed is van de diverse vooropleidin-
kundige scoren hoger op de items ‘opstellen van een DD’ en
gen op de toetsuitslagen.
‘opstellen van een plan van aanpak’ bij de stationsexamens,
C
Studenten met diverse vooropleidingen en jaren werk-
dan studenten met een vooropleiding als fysiotherapeut of Methode
andere paraklinische beroepen (P<0.05) (Tabel 1).
ren getoetst, namelijk door middel van de schriftelijke
Conclusie
bloktoets(achtmaal) en het stationsexamen(eenmaal).
Binnen de schriftelijke toetsscore wordt geen verschil ge-
Van 131 studenten zijn gemiddelde bloktoetscijfers be-
vonden tussen studenten met verschillende vooropleidin-
rekend. Binnen de afzonderlijke bloktoetsen werd item-
gen. Studenten met een achtergrond als verpleegkundige
analyse toegepast middels de discriminatie-index. Daar-
lijken beter te scoren op ‘opstellen van een differentiaal di-
naast werd gecorrigeerd voor de moeilijkheidsgraad van
agnose’ en ‘plan van aanpak’, hetgeen als aandachtspunt
de verschillende bloktoetsen door de gemiddelde score
in de ontwikkeling van de opleiding meegenomen wordt.
van de individuele studentscore af te halen. 62 studen-
Geconcludeerd wordt dat er op basis van de toetsscores
ten ondergingen het stationsexamen, bestaande uit vijf
geen reden lijkt om de huidige toelatingsvoorwaarden met
stations met simulatiepatiënten. Studenten werden be-
betrekking tot de vooropleiding bij te stellen.
oordeeld op anamnesevoering, lichamelijk onderzoek, schriftelijke verslaglegging (opstellen van de probleemlijst,
Trefwoorden: toelatingsvoorwaarden, studiesucces
differentiaaldiagnose(DD) en plan van aanpak), communi-
Wijze van presentatie: paper
catie en professioneel gedrag. Voor het verschil in moeilijkheidsgraad tussen stations werd gecorrigeerd door de
Correspondentie-adres:
gemiddelde score van de referentiegroep (artsen) van de
Dr. J.A.H. van Vught
individuele studentscore af te halen. Gemiddelde toets-
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
scores voor de schriftelijke bloktoets en onderdelen van
Masteropleiding Physician Assistant
het stationsexamen werden vergeleken tussen studenten
Sint Annastraat 312
met een HBO-bachelor en studenten zonder een HBO-
6525 BC Nijmegen
bachelor. Daarnaast werden toetsscores van studenten
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2010
Binnen de opleiding wordt op verschillende manie-
97
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 532 | Sessie C6 Paper
C6.3 Individuele gesprekken over studieplanning en verwachtingen bevorderen volgens docenten motivatie en betrokkenheid van geneeskundestudenten
aan dat studenten de gesprekken serieus namen. Daarbij dacht één op de drie docenten direct invloed te hebben uitgeoefend op het studeergedrag van studenten en één op de vier verwachtte een positief effect op het rendement. In de casus werden verscheidene voordelen
Mulder BF, Erich MH, Elgersma AF, Cohen-Schotanus J
genoemd, zoals het verwijzen naar studieadviseurs, bie-
UMC Groningen
den van persoonlijke aandacht in een massale studie, wijzen op extracurriculaire mogelijkheden, geven van ex-
Probleemstelling
tra uitleg over examenregels en opgenomen laten voelen
Uit onderzoek is gebleken dat studiesucces positief
in de facultaire gemeenschap. 20 docenten noemden
wordt beïnvloed door prestatiemotivatie en de mate
een veranderpunt; de (te) forse inspanningsverplichting
waarin studenten zich betrokken voelen bij hun oplei-
werd het vaakst genoemd (n=6).
ding.1 Verwacht wordt dat persoonlijk contact met een docent de motivatie en betrokkenheid van studenten be-
Conclusie/Discussie
vordert.2 Het voeren van individuele gesprekken met
Geconcludeerd kan worden dat docenten de gesprek-
studenten is een methode om dit te realiseren. Voor-
ken nuttig vonden en een goede manier om studenten
waarde voor een succesvolle procedure is dat de do-
bij de opleiding te betrekken. Aan de voorwaarde, dat
centen het nut van dergelijke gesprekken inzien. Dit on-
voor een succesvolle procedure docenten het nut van
derzoek richt zich op docentervaringen met het voeren
dergelijke gesprekken moeten inzien, lijkt te zijn voldaan.
van de gesprekken en docentpercepties van het nut van
Een beperking van het onderzoek is dat niet naar stu-
deze gesprekken.
dentpercepties is gevraagd en dat effecten op gedragsniveau niet zijn onderzocht. Nader onderzoek moet
Methode
uitwijzen of individuele gesprekken een positief effect
In 2009 voerden docenten (n=34) twee gesprekken met
hebben op studeergedrag en studierendement.
eerstejaars geneeskundestudenten van de RuG (n=440). Tijdens deze gesprekken werden aan de hand van een
Literatuur
protocol ondermeer wederzijdse verwachtingen en de stu-
1. Eggens L, Werf MPC van der, & Bosker RJ (2008).
dieplanning voor het eerste jaar besproken. Na elk gesprek
The influence of personal networks and social
schreef de student een verslag, dat werd opgenomen in
support on study attainment of students in university
zijn/haar portfolio. De docentinspanning was 1,5 uur per student (2 gesprekken en beoordeling verslaglegging).
education. Higher Education, 55(5), 553-573. 2. Tinto V (1999). Taking retention seriously: Rethinking the first year of college. NACADA Journal, 19(2), 5-9.
Na het eerste gesprek werd een evaluatievragenlijst aan de docenten voorgelegd. Deze bestond uit 10 stellingen
Trefwoorden: motivatie, studiesucces
(bijvoorbeeld: Het voeren van individuele gesprekken met
Wijze van presentatie: paper
Congresboek 2010 | NVMO
eerstejaarsstudenten is nuttig; Het gespreksprotocol gaf mij houvast voor het gesprek.), drie open vragen (bijvoor-
Correspondentie-adres:
beeld: Wat zou u willen veranderen aan de opzet van de
B.F. Mulder
gesprekken?) en het verzoek een casus te beschrijven om
UMC Groningen
het eigen standpunt over het nut van de gesprekken te
Ant. Deusinglaan 1
onderbouwen. Na het tweede gesprek werden middels
Huispostcode: FC 040
interviews de casus besproken en uitgediept.
9713 AV Groningen E-mail:
[email protected]
Resultaten De respons op de vragenlijst was 91%. Vrijwel alle docenten (90%) vonden het plezierig de gesprekken te voeren. Driekwart vond het nuttig en vond dat studenten
98
zich meer betrokken voelden bij de opleiding. 86% gaf
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 532 | Sessie C6 Paper
C6.4 Gesprekken met patiënten over en rondom het levenseinde
- meer tijd voor medisch beleid gesprek - voorinformatie over medisch beleid gesprek mist - de combinatie van psycholoog/specialist voegt iets toe
Ehrlich ND, Nieuwenhuizen NM, Vegers MA VU medisch centrum
Conclusie en discussie (implicaties voor de praktijk) Alhoewel de verschillende onderwerpen in de training goed
Inleiding
gewaardeerd worden, geven de studenten duideljjk aan
Co-assistenten en artsen worden regelmatig geconfron-
waar de nadruk moet liggen, nl. op het bespreken van me-
teerd met communicatief uitdagende situaties in gesprek-
disch beleid. Deze gesprekken onderscheiden zich van
ken over einde-levensproblematiek en de grenzen van de
andere lastige of emotionele gesprekken, omdat naast de
geneeskunde. Gesprekken met palliatieve patiënten,
communicatieve vaardigheden ook (wetenschappelijke)
maar ook het bespreken van wensen m.b.t. medisch be-
kennis noodzakelijk is voor het voeren van een goed ge-
leid (reanimatie, beademing, e.d.) in geval van wilsonbe-
sprek. Het gaat om kennis over bijvoorbeeld het slagings-
kwaamheid, voorafgaande aan een operatie of bij opna-
percentage van een reanimatie, veranderingen van percen-
me in verpleeghuizen kunnen een uitdaging vormen.
tages bij mulitmorbiditeit of veroudering, het interpreteren van bestaande morbiditeit op prognose en het omgaan
Probleemstelling
met onzekerheden in de medische wetenschap.
logie en verpleeghuisgeneeskunde is een training ontwik-
Deze kennis, maar ook achtergrondinformatie voor het
keld die handvatten geeft aan jonge dokters over dit soort
uitvoeren van een goed gesprek zal in de toekomst vóór
gesprekken. Hoe beoordelen de studenten deze training
de training aan de studenten aangeboden moeten wor-
en op welke wijze kan er verbetering aangebracht wor-
den. In de training kunnen dan de medisch-ethische as-
den? Het eerste deel van de training is gericht op ge-
pecten aanbod komen, naast uitgebreider oefenen, met
sprekken met palliatieve patiënten. De focus ligt op het
meer en verschillende casuïstiek. De duobegeleiding
omgaan met het verhaal van de patiënt over het nade-
moet aanblijven, zodat het onderwerp vanuit verschil-
rende levenseinde. In het tweede deel staat het bespre-
lende disciplines belicht kan worden. De gesprekken
ken van medisch beleid centraal: Hoe leidt men het ge-
met palliatieve patiënten zullen op een andere plek aan-
sprek goed in, zonder de patiënt de stuipen op het lijf te
bod moeten komen, zodat de studenten ook hiervoor in
jagen? Welke onderwerpen dienen aanbod te komen en
de praktijk voldoende uitgerust zijn.
C
In een gezamenlijk project tussen de disciplines psycho-
welke kennis moet de arts daarbij paraat hebben? In de training wordt gebruik gemaakt van professionele ac-
Trefwoorden: communicatie, klinische fase
teurs, waarbij een aantal studenten de kans krijgt om een
Wijze van presentatie: paper
gesprek te oefenen. De training wordt in een duo gegeven; een psycholoog en specialist ouderengeneeskunde.
Correspondentie-adres:
Methode
VU medisch centrum
Aan 80 studenten is een korte vragenlijst voorgelegd ter
Afdeling Medische Psychologie en
evaluatie van de training. Ze mogen op een vijfpunts-
Medisch Maatschappelijk Werk, Kamer D-339,
schaal hun oordeel geven over de verschillende leson-
Van der Boechorststraat 7
derdelen en op een drietal open vragen geven ze hun
1081 BT Amsterdam
suggesties voor verbeteringen.
E-mail:
[email protected]
Resultaten De studenten zijn redelijk positief over de training als ge-
NVMO | Congresboek 2010
Drs. N.D. Ehrlich
heel, de gemiddelde beoordeling is 3,75. Ze waarderen de concrete tips over hoe om te gaan met de verschillende gesprekssituaties. In de open vragen komen de volgende opmerkingen ter verbetering vaker terug:
99
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 533 | Sessie C7
Workshop Vervolgopleiding C7.1 Het competentiedomein ORGANISEREN in de vervolgopleiding
ren zou moeten inhouden en hoe je daarin kunt opleiden. Na welkom en kennismaking zal het thema worden ingeleid en afgebakend: toelichting, impressie van de in-
NVMO werkgroep vervolgopleidingen
vulling van de competentie organiseren in enkele opleidingsplannen, literaire aanknopingspunten. Daarna gaan
Thema
subgroepen onderzoekend aan de slag met de interac-
In deze workshop nodigen we u uit mee te denken over
tieve werkvorm ‘kenniscafé’, die de deelnemers uitdaagt
de implementatie van ‘niet-medische’ competentiedo-
steeds van perspectief te wisselen. Plenaire afsluiting
meinen. Moeten we eigenlijk wel opleiden in samenwer-
met presentatie van de belangrijkste resultaten. De
ken, communicatie of organisatie? ‘Communiceren, dat
werkvorm zal inspireren om ook andere competenties
kunnen we al!’ hoor je AIOS regelmatig zeggen, en oplei-
eens zo te benaderen.
ders vinden: ‘samenwerken: dat doe je toch gewoon?’. Competenties zijn een mix van kennis, vaardigheden, er-
Maximum aantal deelnemers: 24 deelnemers.
varingen en eigenschappen die artsen in staat stellen beroepstaken professioneel uit te voeren. Moet er dan
Trefwoorden: vervolgopleiding, competenties
ook kennis over de ‘niet-medische’ domeinen worden
Wijze van presentatie: workshop
verworven en zo ja, hoeveel en hoe dan? En: hoe toetsen we dergelijke competenties in de klinische praktijk?
Correspondentie-adres: Drs. J.A.Baane
Doel
AMC, TtT
De NVMO werkgroep Medische VervolgOpleidingen wil
Postbus 23213
een bijdrage leveren aan de kwaliteit van alle medisch
1100 DS Amsterdam
specialistische opleidingen: inhoudelijk, onderwijskundig
E-mail:
[email protected]
en organisatorisch. Daarbij ambieert zij niet om pasklare antwoorden te geven op de vele vragen die bij de ontwikkeling van de opleidingen een rol spelen. Wel wil zij op een onconventionele manier thema’s aan de orde stellen waarover betrokkenen met elkaar in gesprek gaan om ideeën op te doen en te worden uitgedaagd tot kritische reflectie. De werkgroep wil met een toekomstgerichte blik het opleiden naar vorm en inhoud kritisch onder de loep te nemen. We leiden immers op voor 2020[3DOTS] In deze workshop willen we meer zicht krijgen op de inCongresboek 2010 | NVMO
houd van het ‘niet-medische’ competentiedomein ORGANISEREN en op leer- en opleidingsactiviteiten om die competentie te ontwikkelen en te toetsen. Doelgroep Opleiders, leden van opleidingsgroepen, AIOS en onderwijskundigen. Opzet workshop Organiseren dient als voorbeeld voor de discussie tegen het licht van toekomstige ontwikkelingen in de zorg en het medisch domein in het bijzonder. Recent verschenen
100
rapporten roepen de vraag op wat het domein organise-
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 536 | Sessie C8 Workshop
ICF model C8.1 Implementatie van het International Classification on Function, Disability and Health model in het medisch onderwijs.
Maximaal aantal deelnemers: 24 Trefwoorden: ICF: International Classification of function, disability and health
Tepper M, Rommers GM
Wijze van presentatie: workshop
UMC Groningen Correspondentie-adres: Thema
M. Tepper, revalidatiearts
In de samenleving is er toename van mensen met een of
UMCG Centrum voor Revalidatie
meerdere chronische ziekte(n). Er dient daarom in het me-
Hanzeplein 1
disch onderwijs naast aandacht voor het diagnostisch pro-
9700 RB Groningen
ces ook aandacht te zijn voor de gevolgen van de ziekte op
E-mail:
[email protected]
het dagelijks functioneren van de patiënt. Het behandelplan voor een chronisch zieke moet tweeledig zijn, gericht zijn op het beperken van de ziekteactiviteit en op het optimaliseren van het functioneren. De International Classification of function, disability and health: (ICF) is ontwikkeld door de wereld gezondheidsorganisatie (WHO) als instrument voor het analyseren van het functioneren van een (gezonde) persoon. Het ICF model beschrijft de relatie tussen lichaamsfuncties, activiteiten en participatie aangevuld met de domeinen persoonlijke factoren en omgeving. Daarnaast kan het ICF mo-
C
del gebruikt worden bij patienten om de relatie tussen ziekte en het functioneren te analyseren. Door gebruik te maken van het ICF model kan men inzicht krijgen in de relatie tussen beperkingen in activiteiten en participatie. Aansluitend kan men een behandelplan opstellen om een zo optimaal mogelijk functioneren te realiseren. Doel Tips en trucs voor het gebruik van het ICF model binnen het medisch onderwijs. Voldoende kennis en inzicht hebben in de mogelijkheden die het ICFmodel biedt om effect
Werkvorm - Introductie van het ICF model; - Casuïstiek analyseren in subgroepen - Tips en trucs voor implementatie van het ICF model in het medisch onderwijs. Doelgroep Docenten medisch onderwijs, AIOS en professionals
NVMO | Congresboek 2010
van ziekte op het dagelijks functioneren te analyseren.
Opbrengst Het kunnen gebruiken van het ICF model in het medisch onderwijs aan geneeskundestudenten, AIOS en/of professionals.
101
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 537 | Sessie C9 Workshop
Communicatie C9.1 Motivational interviewing als instrument bij gedragsverandering
vational Interviewing. Wat is verandertaal, wat is statusquo taal en hoe zijn deze te herkennen? Welk verband bestaat er tussen motiveren en het motivatieonderzoek?
Deves MEW, Hoeven E ter
Vervolgens oefenen de deelnemers met een motivatie-
VUmc
onderzoek. Hierbij letten we specifiek op welk soort vragen welk soort taal uitlokt.
Thema Als (huis)arts besteed je veel tijd aan verstrekken van ad-
Werkwijze oefening
vies. Dit blijkt niet altijd even makkelijk. Het kan zijn dat
1. Drie stoelen staan naast elkaar voor de inbrenger van
je tijdens het gesprek weerstand ervaart als je de patiënt
de ambivalentie (inbrenger) met daar tegenover vier
vertelt welke gedrag of leefstijl wenselijk is voor hem/
stoelen voor vier deelnemers (onderzoekers). De vier
haar. Of je voert voor jouw gevoel een goed gesprek
deelnemers onderzoeken de ambivalentie van de in-
maar je ontdekt in een volgend consult dat de patiënt de
brenger.
besproken therapie niet heeft opgevolgd. Dit kost ener-
2. De drie stoelen voor de inbrenger hebben elk een ei-
gie en levert frustratie op, voor beide partijen. Gebruik
gen betekenis; de inbrenger gaat op de linker stoel
maken van Motiverende Gespreksvoering tijdens advise-
zitten als hij verandertaal uitspreekt, op de middelste
rende gesprekken kan een wezenlijk verschil maken.
stoel voor neutrale uitspraken en op de rechter stoel
Wereldwijd wordt deze methode steeds meer toegepast
als hij status-quo taal bezigt.
in de gezondheidszorg. De kern van Motiverende Ge-
3. De observatoren letten goed op: door welke interven-
spreksvoering is dat de arts de patiënt beschouwt als
ties van de onderzoekers wisselt de inbrenger van
een autonoom persoon. Opgelegde adviezen - al komen
stoel?
ze voort uit grote betrokkenheid- doen geen recht aan deze autonomie. De veronderstelling die aan deze tech-
Deze oefening vergroot het inzicht van de deelnemers in
niek ten grondslag ligt is dat mensen die voor een veran-
wat verander- en status-quotaal is. Ook wordt duidelijk
dering staan per definitie ambivalent zijn: ze willen wel én
welke interventies welk effect hebben op de intrinsieke
niet veranderen. Deze ambivalentie houdt mensen als
motivatie.
het ware gevangen en voorkomt dat ze effectief in beweging komen.
Doel workshop Leren toepassen van motivational interviewing in
Motiverende gespreksvoering is er op gericht deze am-
medisch communicatieonderwijs.
bivalentie te verkennen en op te lossen. Het uiteindelijke doel is het opbouwen van de intrinsieke motivatie van de
Doelgroep
patiënt zodat de wil om te veranderen van binnenuit kan
Docenten (communicatie)onderwijs.
groeien. Hiertoe ontlokt de arts zelfmotiverende uitspraken, ‘verandertaal’: dit activeert het aanwezige veranCongresboek 2010 | NVMO
derpotentieel in de patiënt. Om toekomstige artsen handvatten te bieden, heeft de afdeling medische psy-
Trefwoord: communicatie, gedragsverandering
chologie van het VU medisch centrum motivational inter-
Wijze van presentatie: Workshop
viewing in het onderwijsprogramma verwerkt. In de bachelor fase vormt deze methodiek de basis voor de
Correspondentie-adres:
communicatiereeks “informatie en advies geven”. Een
M.E.W. Deves
reeks communicatiepractica in het tweede master jaar
VU medisch centrum
bouwt hierop voort.
Van der Boechorststraat 7 1081 BT Amsterdam
Activiteit deelnemers De workshop begint met een korte oefening over gedragsverandering. De ervaringen van de eerste oefening
102
Maximum aantal deelnemers: 20
worden gekoppeld aan het theoretische kader van Moti-
E-mail:
[email protected]
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 557 | Sessie C10
Rondetafelsessie Professioneel gedrag C10.1 Professioneel Gedrag in Cyberspace
Tenslotte wordt ingegaan op consequenties van de discussie voor onderwijssituaties: hoe komen we als stu-
Gosselink MJ, Jong PGM de, Vink C, Beaufort AJ de
denten en docenten gezamenlijk tot een code voor pro-
LUMC
fessioneel gedrag in cyberspace (de code PGX)?
Thema
Doelgroep
Professioneel Cybercontact
Studenten en docenten
Doel
Maximaal aantal deelnemers: 35.
Definiëring van de grenzen van (on)professioneel gedrag in digitale communicatie (ook wel cyberspace genoemd)
Trefwoorden: digitale communicatie, professioneel
aan de hand van praktijk voorbeelden. Gediscussieerd
gedrag
zal worden over wat wel kan en wat niet mag. Uitkomst:
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
aanzet tot een code professioneel gedrag in cyberspace. Correspondentie-adres: Opzet
M.J. Gosselink
De Commissie Professioneel Gedrag LUMC is het meld-
LUMC
punt voor (mogelijk) onprofessioneel gedrag van ge-
Albinusdreef 2
neeskunde studenten. Regelmatig krijgt de Commissie
2333 ZA Leiden
Professioneel Gedrag meldingen over onprofessionele
E-mail:
[email protected]
e-mailberichten van studenten aan docenten. In de meerderheid van de gevallen betreft het de stijl (taalge-
C
bruik) van de mailing. Opvallend is hoe de beoordeling van dergelijke mails per docent varieert (inter-observer variatie). Soms lijdt de onprofessionaliteit van een bericht volgens de commissie geen twijfel. In andere gevallen lijkt het onprofessioneel beoordeelde bericht voor discussie vatbaar. Aan de hand van casuïstiek zal er over de variatie in opvattingen over professionaliteit in cyberberichten worden gediscussieerd. Het gaat hierbij zowel om het verschil van beoordeling tussen docenten onderling als tussen
Hoe verschillend over de gepresenteerde casuïstiek wordt gedacht, zal eerst in kaart worden gebracht met stemkastjes. Daarna zal deels in kleine groepen en deels plenair, aan de hand van een aantal vragen/aspecten worden gekeken welke taalgebruikconventies volgens de deelnemers echt niet kunnen en bij welk taalgebruik we variatie wellicht moeten accepteren. Het resultaat is bewustwording van variatie, tolerantie ten aanzien hiervan, en toegenomen inzicht in waar grenzen liggen.
NVMO | Congresboek 2010
docent en student.
Vervolgens zal worden gediscussieerd of het mogelijk is een consensus te bereiken m.b.t. professioneel gedrag in cyberspace.
103
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 558 | Sessie C11
Rondetafelsessie Digitale toetsing C11.1 Digitale toetsing in het medisch onderwijs
Correspondentie-adres: NVMO Werkgroep E-learning Voorzitter: Mw. drs. M.E.W. Dankbaar
NVMO Werkgroep E-learning
Erasmus MC E-mail:
[email protected]
Achtergrond Digitale toetsing is op zich geen noviteit meer, maar toch wordt het nog lang niet overal op grote schaal toegepast binnen het medisch onderwijs. Veel onderwijsorganisaties zien de meerwaarde van digitale toetsing, zoals meer objectiviteit in het toetsproces, een efficiënter toetsproces of de mogelijkheid om multimedia in te zetten. De belemmeringen die worden ervaren zijn divers, van onbekendheid met de mogelijkheden tot aan praktische beperkingen. Deze ronde tafelsessie geeft een overzicht van de ervaringen van verschillende UMC’s met inzet van digitale toetsing en het gebruik van digitale toetssystemen. Doel Na deze sessie hebben de deelnemers inzicht in: - De meerwaarde van digitale toetsing voor hun eigen onderwijspraktijk - Welk type vragen met digitale toetsing mogelijk zijn - Hoe digitale toetsing het beste kan aansluiten bij het gegeven onderwijs. Doelgroep Docenten, onderwijscoördinatoren en beleidsmedewerkers die zich bezighouden met toetsing. Inhoud van de sessie Aan de hand van korte presentaties en uitwisseling van ervaringen met deelnemers komen de volgende thema’s Congresboek 2010 | NVMO
aan bod: - Voor- en nadelen van digitale toetsing; wanneer kun je het wel en niet inzetten? - De mogelijkheden van verschillende vraagtypen en hoe deze optimaal in te zetten. - Aanpak: van toetsontwikkeling tot implementatie in onderwijsproces. - Ervaringen met verschillende toetssystemen. - Ervaringen in het preklinisch en klinisch onderwijs. Trefwoorden: digitale toetsing, e-learning Wijze van presentatie: rondetafelsessie
104
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 559 | Sessie C12 Rondetafelsessie
Promotie C12.1 SOS promotie: eerste hulp bij het doorlopen van een promotietraject
Correspondentie-adres: S. Koole Universiteit Gent
Koole S, Universiteit Gent
De Pintelaan 185, 3K3
Stegers-Jager K, Erasmus MC
9000 Gent België
Lohuizen MT van, UMC Groningen
E-mail:
[email protected]
Thema De afgelopen jaren neemt het aantal promovendi in medisch onderwijs snel toe. Echter is promoveren geen evidentie op zich en het traject ernaar toe is een weg vol hindernissen en valkuilen. Deze rondetafel zoomt in op enkele belangrijke aspecten binnen dit traject , waarbij het belang van de promovendus en de begeleider belicht wordt. Doel Deze rondetafel belicht een aantal aspecten binnen een promotietraject zoals het aflijnen van een onderzoekonderwerp, planning, begeleiding en omgaan met dipjes. Via een aangeboden structuur en door het uitwisselen van ervaringen wordt beoogd te komen tot een overzicht
C
van “tips and tricks”toepasbaar voor iedereen die betrokken is bij een promotietraject. Doelgroep Promovendi, hun begeleiders en anderen die verwachten op korte termijn bij een promotietraject betrokken te zijn. Opzet rondetafelsessie In een korte inleiding worden de verschillende aspecten binnen een promotietraject, die tijdens deze rondetafel aan bod komen geïntroduceerd. Nadien zullen deze aspecten in een interactieve setting besproken worden. Dit door de deelnemers. De rondetafel zal eindigen met een overzicht van tips, tricks en ervaringen die tijdens de discussie naar voor zijn gekomen. Maximum aantal deelnemers: 30 Trefwoorden: promotie, evaluatie Wijze van presentatie: rondetafelsessie
NVMO | Congresboek 2010
zal gebeuren aan de hand van ingebrachte ervaringen
105
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Abdijzaal | Sessie C13
Workshop Evaluatie medische professionals C13.1 ‘Bevordering van levenslang leren en ontwikkelen door individuele ‘Appraisal and Assessment’ van medische professionals’
Opzet workshop 1. Voorstellen en ervaring met A&A delen 2. Inleiding over A&A: achtergrond en context 3. Methodiek A&A met korte oefeningen
So RKL, Drexhage V, Hendrikz T, Ridder JMM van de
4. Praktische toepassingen
Albert Schweitzer Ziekenhuis
5. Toekomstblik 6. Afsluiting met overall discussie
Appraisal en Assessment (A&A) is een breed kwaliteitsinstrument voor en door medisch specialisten.
Opbrengst 1. Kennismaking met achtergrond en context van A&A
De Orde van Medisch Specialisten beveelt in het kader
2. lnzicht in methodiek A&A
van het landelijke project “Individuele evaluatie Functio-
3. Toepassingen & tips
neren Medisch Specialist (IFMS)”deze ‘Appraisal en Assessment’ methodiek van harte aan.
Maximaal aantal deelnemers: 25 - 30
Concreet gaat het hierbij om zelfreflectie en om 360-gra-
Trefwoorden: competenties, evaluatie
den feedback organisatiebreed, waarbij de zeven Can-
Wijze van presentatie: workshop
MEDS-competenties centraal staan. Einddoel is het continue verbeteren van de kwaliteit van het medisch
Correspondentie-adres:
handelen en professionaliteit met aandacht voor per-
R.K.L. So
soonlijke ontwikkeling. De lijn ingezet in de modernise-
Maarten Dijkshoornlaan 29
ring van de medische vervolgopleiding, waarbij de AIOS
3055 AS Rotterdam
inzicht krijgt in het eigen leerproces door portfolio, korte
E-mail:
[email protected]
klinische beoordelingen en feedback, wordt na de opleiding aldus doorgetrokken naar de medisch specialisten door middel van 360 graden feedback en zelfreflectie. Doel Het doel van deze workshop is de aanwezigen kennis te laten maken met A&A als methodiek voor de individuele evaluatie van medische professionals, hen inzicht te geven de mogelijkheden die het competentie-gericht evalueren kan bieden, en om ervaringen uit te wisselen hoe je A&A maximaal zou kunnen benutten bij het opleiden van medisch specialisten, bij werving en selectie van Congresboek 2010 | NVMO
106
medische professionals en bij het continue blijven leren en ontwikkelen als medische professional. Doelgroep Medisch specialisten, A(N)IOS, co-assistenten en overig geïnteresseerden; deze workshop is bewust bedoeld voor zowel degenen met, als voor degenen zonder ervaring met deze methodiek van competentie gericht evalueren.
Donderdag 11 november, tussen 17.15-18.30 uur | Ruimte 401 | Sessie C14
Fringe C14.1 Kaartspel: kleur bekennen
Wijze van presentatie: fringe
Buis CAM
Correspondentie-adres:
Foreest Medical School
C.A.M. Buis Foreest Medical School
Thema
Medisch Centrum Alkmaar
Het delen en leren van ervaringen leidt er in de praktijk
Wilhelminalaan 12
toe dat a(n)ios elkaar meer opzoeken en consulteren.
1815 JD Alkmaar
Hoe kun je stimuleren dat a(n)ios van elkaar leren over
E-mail:
[email protected]
thema’s als je professioneel opstellen omgaan met lastige communicatieve situaties, omgaan met dilemma’s etc. In deze workshop bieden wij een methode hiervoor. Opzet workshop Het spel dat wij ontwikkeld hebben is gebaseerd op ‘Kleur Bekennen’ en op maat gemaakt voor aios. Het doel is dat spelers in een ongedwongen sfeer discussiëren over gewenst en ongewenst gedrag en zo leren van gezamenlijke ervaringen. Dit gebeurt aan de hand van situatiebeschrijvingen en thema’s die op kaartjes staan. Deze actuele thema’s kwamen bij coaching en intervisie van a(n)ios aan bod. Het spel wordt onder andere inge-
C
zet tijdens introductie van aios en bij studenten geneeskunde in de Masterfase 1. U gaat dit spel ervaren tijdens de workshop en ziet welke verschillende vormen er mogelijk zijn. Doel U ervaart een werkvorm speciaal ontwikkeld voor a(n)ios en u komt op ideeën hoe deze werkvorm op verschillende manieren in uw organisatie te gaan toepassen. Doelgroep met een werkvorm op maat. Maximum aantal deelnemers: 20 Tip De workshop sluit goed aan op de pre conference workshop “Introductie op de werkplek: van levensbelang” en de paper “Het organiseren van coaching”. Trefwoorden: a(n)ios, kleur bekennen, werkvormen
NVMO | Congresboek 2010
Iedereen die geïnteresseerd is in het actief kennismaken
107
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 522 | Sessie D1
Wetenschappelijke Paper Docenten en leeromgevingen D1.1 Het meten van opvattingen over onderwijs, bij docenten in de bacheloropleiding Geneeskunde in een studentgecentreerd curriculum
centgecentreerdheid (8 items), (2) verwerkingsactiviteiten (5 items), (3) relatie met beroepspraktijk (5 items) en (4) intelligentie (2 items). Bijbehorende parameters van CFA waren: CMIN/DF = 3.38, p = .185, RMSEA = .05, TLI = .96, CFI = .99, RMR = .18, GFI = 1.00 en AGFI = .97.
Jacobs JCG, VU medisch centrum
Hiermee wordt voldaan aan de eis dat de meerderheid
Luijk SJ van, VU medisch centrum
van de volgende criteria moet gelden: (1) CMIN/DF < 3
Berkel H van, MUMC
met een significante p-waarde; (2) RMSEA < 0.1; (3) TLI
Vleuten CPM van der, MUMC
en (4) CFI beide > 0.90; (5) RMR < 0.07; (6) GFI en (7)
Croiset G, VU medisch centrum
AGFI beide > 0.80. Cronbach’s alpha’s van de factoren
Scheele F, VU medisch centrum
waren respectievelijk .73, .57, .63 en .86. Wanneer we ons beperken tot deze vier factoren, resulteert dit in een
Probleemstelling
vragenlijst met 20 items over opvattingen over onderwijs.
Uit onderzoek in het hoger onderwijs blijkt dat opvattingen van docenten over onderwijs de effecten van do-
Discussie
centprofessionalisering beïnvloeden. (Postareff, 2008) In
Ondanks een matige respons en slechts twee participe-
medisch onderwijs krijgen deze opvattingen beperkt
rende UMC’s menen we een intern valide instrument te
aandacht. Beschikbare instrumenten zoals Approaches
hebben ontwikkeld met homogene factoren, om opvat-
to Teaching Inventory (Trigwell & Prosser, 2004), Tea-
tingen over onderwijs te inventariseren bij docenten in
ching Perspective Inventory (Pratt et al., 2001) en Inven-
een studentgecentreerde bacheloropleiding Geneeskun-
tory of Teaching Patterns (Donche & Van Petegem, 2007)
de. In vervolgonderzoek willen we met dit instrument
sluiten beperkt aan bij een studentgecentreerde bachelo-
nagaan wat de invloed is van persoonlijke factoren, con-
ropleiding Geneeskunde. De vraag is of voor dit domein
textuele factoren èn de onderwijspraktijk op opvattingen
een valide en betrouwbaar instrument te ontwikkelen is
over onderwijs. We zijn vooral geïnteresseerd in de impli-
om opvattingen over onderwijs van docenten te meten.
caties die dit heeft voor docentprofessionalisering.
Methode
Referenties
Na literatuuronderzoek kozen we voor het theoretisch kader
1. Postareff L, Lindblom-Ylänne S, Nevgi A. A follow-up study
van Bolhuis (2000) vanwege de onderwijskundige onderbou-
of the effect of pedagogical training on teaching in higher
wing. Dit model over opvattingen van docenten onderscheidt de factoren (1) regulatie van leren, (2) kennis, (3) leren als soci-
education. Higher Education 2008;56(1):29-43. 2. Bolhuis SM. Naar zelfstandig leren. Wat doen en
ale c.q. individuele activiteit, (4) intelligentie en (5) onzeker-
denken docenten? Proefschrift, Universiteit Nijmegen.
heidstolerantie. Na een bijeenkomst met experts op dit terrein
Uitgeverij Garant, Leuven-Apeldoorn, 2000.
en zes proefinterviews met docenten van diverse achtergron-
Congresboek 2010 | NVMO
den, ontwikkelden we een vragenlijst van 48 items (met
Trefwoorden: docentprofessionalisering: docentopvat-
5-punts Likert schaal) over opvattingen van onderwijs. De vra-
tingen
genlijst werd voorgelegd aan een Delphi panel (NVMO werk-
Wijze van presentatie: wetenschappelijk paper
groep docentprofessionalisering, N=9) en vervolgens elektronisch verspreid onder 645 docenten uit de bacheloropleiding
Correspondentie-adres:
Geneeskunde van twee UMC’s. Hierna werd de psychometri-
Mw. Drs. J.C.G. Jacobs
sche kwaliteit van het instrument vastgesteld en een confirma-
VU medisch centrum
torische factoranalyse uitgevoerd (AMOS 7.0).
Instituut voor Onderwijs en Opleiden Postbus 7057 (MF A-114)
Resultaten
1007 MB AMSTERDAM
321 Vragenlijsten werden ingevuld (50% respons). Het
E-mail:
[email protected]
veronderstelde model van Bolhuis kon niet bevestigd worden met confirmatorische factoranalyse, wel een al-
108
ternatief model. Dit model omvatte vier factoren: (1) do-
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 522 | Sessie D1
Promovendi lezing D1.2 Ontwerpen voor Leren. Een studie naar leeromgevingen in het hoger (beroeps) onderwijs vanuit een ontwerpperspectief
Correspondentie-adres: I. Zitter Hogeschool Utrecht Postbus 573
Zitter I
3500 AN Utrecht
Hogeschool Utrecht
E-mail:
[email protected]
Van het hoger (beroeps)onderwijs wordt verwacht dat er competente en levenslang lerende beroepsbeoefenaren worden opgeleid. Deze verwachtingen stellen hoge eisen aan de leeromgevingen in het competentiegerichte onderwijs. Onderwijsonderzoek zou hieraan een bijdrage moeten leveren in de vorm van systematische ontwerpkennis waarmee de praktijk uit de voeten kan. Met een ontwerpbril heeft promovendus Ilya Zitter gezocht naar ontwerpmodellen en ontwerplogica voor het ontwerpproces van competentiegerichte leeromgevingen in het innovatieve hoger (beroeps)onderwijs. Daartoe heeft Zitter in haar dissertatie ‘Designing for Learning. Studying learning environments in higher professional education from a design perspective’ vier generieke ontwerpkenmerken onderkend: 1. Rolverdeling tussen docenten/externen/(senior)studenten
D
2. Ruimtelijke aspect (fysiek en digitaal) 3. Instrumentele aspect (gereedschap geschikt voor werken en leren); 4. Temporele aspect (beschikbare tijd, versnellen/vertragen, onderbreken etc.) Met behulp van deze vier ontwerpkenmerken kunnen consistente taken worden ontworpen die in samenhang een leeromgeving vormen. Daarnaast heeft de onderzoevan meer klassieke kennisoverdracht naar leren door te participeren; de andere dimensie verloopt van een sterke reductie van de werkelijkheid tot volledig realistisch in al haar complexiteit. Op basis van de ontwerpkenmerken en de dimensies is ontwerplogica geformuleerd om leeromgevingen in het innovatieve hoger (beroeps)onderwijs beter te kunnen vorm geven. Trefwoorden: leeromgevingen
NVMO | Congresboek 2010
ker twee dimensies gehanteerd: de ene dimensie verloopt
Wijze van presentatie: promovendi lezing
109
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 525 | Sessie D2
Wetenschappelijke paper Studievoortgang en open-boek toetsen D2.1 Effect van dreiging van negatief Bindend Studieadvies en verplichte begeleiding op studievoortgang van geneeskunde studenten
Resultaten De BSa(n=809) en niet-BSa(n=809) cohorten verschilden niet significant van elkaar wat betreft het aantal vroege stakers, het propedeuserendement na 3 jaar en
Stegers-Jager KM, Bresser PJC, Themmen APN,
het percentage nominale studenten na 1 jaar. Na 2 jaar
Splinter TAW
waren meer niet-BSa studenten nominaal(53.5%) dan
Erasmus MC
BSa studenten(43.9%, X2(1)=13.02; p<0.001). Dit verschil is na 3 jaar verdwenen. BSa studenten accepteer-
Probleemstelling
den vaker de vrijwillige begeleiding na 4 maanden dan
De uitdaging voor medische opleidingen is een studentge-
niet-BSa
richte effectiviteitverbetering, die vooral lijkt te liggen in een
X2(1)=43.95; p<0.001). BSa studenten die deze bege-
vervroegde studiebeëindiging en een verhoogde studeer-
leiding accepteerden haalden significant vaker hun pro-
snelheid. Hiervoor is het van belang studenten die proble-
pedeuse dan degenen die dit niet deden (79.7% vs
men hebben met de studie vroegtijdig te identificeren en
62.5%, X2 (1)=8.50; p<0.001). Deelname aan de ver-
hen tijdig begeleiding aan te bieden1 of te verwijzen naar
plichte begeleiding na 7 maanden had een vergelijkbaar
een andere studie. Een manier om dit te realiseren is de
effect (78.1% vs 33.3%, X2(1)=22.63; p<0.001).
studenten
(68.9%
tegenover
39.8%,
invoering van een Bindend Studieadvies(BSa)2. Doel van deze studie is na te gaan wat het effect hiervan is op de
Discussie
studievoortgang in de eerste 3 jaar in vergelijking met his-
De invoering van een BSa leidt niet tot vroegere studie-
torische controles.
beëindiging, een hoger propedeuserendement of een hogere studeersnelheid tijdens de eerste drie jaar van de
Methode
geneeskundeopleiding. De dreiging van een negatief
Twee cohorten vóór (2003/2004) en twee na invoering van
BSa verhoogt wel de deelname aan de aangeboden stu-
het BSa (2005/2006) zijn vergeleken op het aantal vroege
diebegeleiding tot bijna 70%. Hoewel deelnemers vaker
stakers (voor 1 februari), het propedeuserendement na 3
hun propedeuse halen dan niet-deelnemers is de huidi-
jaar en het percentage nominaal studerenden. Daarnaast is
ge studiebegeleiding niet voldoende om de algehele stu-
gekeken naar het effect van het accepteren van begelei-
dievoortgang te verbeteren. Vervolgonderzoek naar het
ding op het behalen van de propedeuse binnen 3 jaar. De
effect van aanvullende vormen van studiebegeleiding lijkt
begeleiding bestond uit individuele gesprekken met een
daardoor zowel mogelijk als gewenst.
studieadviseur. Tabel 1 geeft een overzicht van de doelgroep, frequentie en aard (vrijwillig/ verplicht) van de aange-
Referenties
boden begeleiding.
1
Yates J, James D. Predicting the ‘strugglers’: a case-control study of students at Nottingham University Medical School. BMJ. 2006;332:1009-13.
Tabel 1: Aangeboden begeleiding voor niet-BSa en BSa studenten Congresboek 2010 | NVMO
110
2
Tijdstip
Norm
(maand)
(% max ECTS)
4
<50%
7
<67%
10
<60%
12
<67%
Niet-BSa
BSa
Vrijwillig
Vrijwillig
Scheepers AWA. Evaluatie Bindend Studieadvies 1999-2000 t/m 2002-2003 Bedrijfskunde EUR. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam 2004.
Verplicht
Trefwoorden: studievoortgang Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
Vrijwillig Verplicht (4x in 2e jaar)
Correspondentie-adres: K.M. Stegers-Jager
Studenten in de BSa cohorten zonder propedeuse na 2 jaar
Erasmus MC
ontvingen een negatief Bindend Studieadvies; in geval van
Desiderius School, kamer GK 7-45
persoonlijke omstandigheden werd 1 jaar uitstel gegeven.
Postbus 2040
De verschillen in percentages zijn getoetst met een Chi-
3000 CA ROTTERDAM
kwadraat test.
E-mail:
[email protected]
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 525 | Sessie D2 Wetenschappelijke paper
D2.2 De impact van kleinschalig onderwijs op het propedeuserendement geneeskunde
examencijfer ≥7,5 boeken in G2010 en C2000 een vergelijkbaar resultaat als hun collega-studenten in C2000, terwijl studenten met een lager gemiddeld eindexamencijfer(<7,5)
Erich MH, Mulder, BF, Cohen-Schotanus J
in G2010 minder EC behalen (p<.001). Zowel vrouwelijke als
UMC Groningen
mannelijke studenten behalen in het nieuwe curriculum een slechter resultaat (p<.001). Het lagere studierendement in
Probleemstelling
G2010 wordt vooral veroorzaakt door het resultaat op het
Studierendement is een prioriteit van alle universiteiten.
tweede semester; G2010-studenten zakken vaker voor een
Studierendement wordt zowel door student- als oplei-
blok uit het tweede semester (X2(5)= 60,684;p<.001). Ana-
dingsfactoren beïnvloed. Bekende studentfactoren zijn
lyse van het programma laat zien dat het aantal contacturen
geslacht (vrouwen presteren beter dan mannen), leeftijd
in G2010 lager is dan in C2000; er is minder kleinschalig
(jonge studenten presteren beter) en voorgaande studie-
onderwijs en meer vrijblijvendheid in het 2e semester.
prestaties (met hoge eindexamencijfers betere resultaten) (1). Programmafactoren die van invloed zijn op het
Conclusie/Discussie
rendement zijn examenregels en onderwijsprogramme-
In de samenstelling van de studentenpopulatie van de
ring (2). Daarnaast zijn er steeds meer aanwijzingen dat
beide curricula is geen verklaring te vinden voor een da-
kleinschalig onderwijs een positief effect heeft op de stu-
lend propedeuserendement. Het verminderen van klein-
dievoortgang (3). Dit onderzoek richt zicht op de vraag
schalige onderwijsbijeenkomsten lijkt een belangrijke ver-
of vermindering van kleinschalige bijeenkomsten het stu-
klarende factor voor de daling van het studierendement
dierendement negatief beïnvloedt.
in het eerste jaar. Deze bevinding is in overeenstemming met eerdere studies waarin werd aangetoond dat vrijblijvendheid en grootschalig onderwijs een negatief effect
In 2003 is in Groningen een nieuw curriculum ingevoerd
hebben op het studiesucces (2,3) Vooral voor studenten
(G2010) met minder kleinschalig onderwijs dan in
met een gemiddeld of laag niveau bij aanvang van de
C2000. Het propedeuseprogramma van beide curricula
studie zal meer kleinschalig onderwijs en meer inspan-
is beschreven naar contacturen, werkvorm en verplich-
ningsverplichtingen bijdragen aan een hoger rendement.
D
Methode
tend karakter. Studierendement is gedefinieerd als het behalen van de propedeuse en het behaalde aantal EC
Literatuur
in het eerste studiejaar. Met behulp van Chi-kwadraat-
(1) Bruinsma M, Jansen E When will I succeed in my
en t-toetsen is nagegaan of er een verband bestaat tus-
first-year diploma? Survival analysis in Dutch higher
sen studierendement en curriculum. De analyse betreft
education. Higher Education Research & Develop-
G2010 (2003-2007; N=2436) en de laatste vijf cohorten
ment 2009;28(1):99–114. (2) Cohen-Schotanus J Student assessment and
van C2000 (1998-2002; N=1352). Met behulp van t-
examination rules. Med Teach 1999;21(3):318-321.
toetsen is nagegaan of verschillen tussen beide studen-
(3) Schmidt HG, Cohen-Schotanus J, Arends LR Impact
tenpopulaties wat betreft leeftijd, eindexamencijfer of
of problem-based, active learning on graduation rates
geslacht konden worden uitgesloten.
for 10 generations of Dutch medical students. Med Educ 2009 Mar;43(3):211-218.
Resultaten Het studierendement van G2010 is significant lager dan dat
Trefwoorden: studierendement
van C2000. G2010-studenten haalden minder vaak hun pro-
Wijze van presentatie: wetenschappelijk paper
pedeuse binnen 1 jaar (X2(1)=79,574);p<.001) en haalden in hun eerste jaar minder EC (t(3067)=6,047;p<.001). Dit resul-
Correspondentie-adres:
taat is niet te verklaren door veranderde cohortsamenstellin-
Drs. M.H. Erich
gen: G2010-studenten zijn gemiddeld een half jaar jonger
UMC Groningen
(p<.001), maar toch minder succesvol. Het gemiddelde
Deusinglaan 1
eindexamencijfer en de verhouding man-vrouw verschilden
9713 AV Groningen
niet van die in C2000. Studenten met een gemiddeld eind-
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2010
eerstejaars studenten van de eerste vijf cohorten van
111
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 525 | Sessie D2
Promovendi lezing D2.3 Open-boek toetsen: kwaliteit, leergedrag, toetstijd en prestaties
Open-boek toetsen passen bij de zich snel ontwikkelende, op kennis gerichte samenleving. Bij het gebruik van open-boek toetsen hebben wij geen negatieve invloeden
Heijne-Penninga M, Kuks J, Cohen-Schotanus J,
aan kunnen tonen op toetskwaliteit en het uiteindelijke
Hofman A
kennisniveau van studenten. Er lijkt nog leerwinst te beha-
UMC Groningen
len te zijn door de voorbereiding van studenten te optimaliseren. Op welke manier dat het beste kan moet verder
De groeiende en zich snel ontwikkelende hoeveelheid
onderzocht worden.
kennis, het formuleren van leerdoelen in termen van competenties en veranderingen in de wijze waarop huidige
Trefwoorden: open-boek toetsen
studenten informatie verwerken, vragen om de opname
Wijze van presentatie: promovendi lezing
van open-boek toetsen in examenprogramma’s. Correspondentie-adres: In de literatuur zijn verschillende opvattingen en verwach-
M. Heijne-Penninga
tingen over open-boek toetsen te vinden, die echter niet
UMC Groningen
worden ondersteund door empirische gegevens. In dit
Antonius Deusinglaan 1
proefschrift wordt een aantal onderzoeken gerapporteerd
9713 AV Groningen
betreffende de invoering van open-boek toetsen. Het uit-
E-mail:
[email protected]
eindelijke doel van dit proefschrift is een bijdrage te leveren aan de vraag waarom moeten open-boek toetsen wel/niet worden ingevoerd? Open-boek toetsen blijken even moeilijk te zijn als gesloten-boek toetsen en voldoende betrouwbaar. In tegenstelling tot de verwachtingen bereiden studenten zich diepgaander voor op gesloten-boek toetsen dan op open-boek toetsen. Mogelijke verklaringen voor deze onverwachte uitkomst zijn een lagere motivatie bij studenten om een open-boek toets voor te bereiden of dat andere strategieën en gedragingen belangrijker en geschikter zijn. Verder leidt diep leren niet tot betere toetsresultaten. Studenten met een hoge need for cognition, de persoonlijke
voorkeur
om
met
cognitieve
en
informatie-
verwerkingsactiviteiten bezig te zijn, halen daarentegen wel betere resultaten. Op korte termijn leidt het gebruik Congresboek 2010 | NVMO
van open-boek toetsen tot een lager kennisniveau zowel vergeleken met een probleem gestuurd (PBL) als een traditioneel curriculum. Op de langere termijn (het vijfde en zesde studiejaar) scoren studenten uit het PBL curriculum met open-boek toetsen echter beter dan hun collegastudenten uit de andere twee curricula waar alleen gesloten-boek toetsen worden gebruikt. Studenten uit het traditionele curriculum presteerden het minst goed op de langere termijn. Er zijn aanwijzingen dat restrictie van de invultijd van een open-boek toets het voorbereidingsgedrag van studenten positief zou kunnen beïnvloeden. Voor optimale resultaten is verder onderzoek naar maxi-
112
male toetstijd essentieel.
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Lamoraalzaal | Sessie D3
Symposium Iucidium Abeundi D3.1 Iudicium Abeundi (IA)
Correspondentie-adres: Dr. S.J. van Luijk
Luijk SJ van, VU medisch centrum
VU medisch centrum
Bonke B, Erasmus MC
Instituut voor Onderwijs en Opleiden, A-114
Cornel M, VU medisch centrum
Postbus 7057
Krol M, AMC/UvA
1007 MB Amsterdam
Hoeven A van der, UU
E-mail:
[email protected]
Brouwer T, KNMG Thema Per 1 september treedt de nieuwe wet “versterking besturing”in werking. In deze wet is ondermeer geregeld dat studenten een iudicium kunnen krijgen dwz dat de student middels het weigeren van de inschrijving dan wel door het uitschrijven van de student het onmogelijk wordt de studie aan de instelling voort te zetten. Een dergelijk drastische maatregel heeft consequenties voor vele bij het onderwijs betrokkenen zowel bestuurders, docenten en studenten. In dit symposium wordt het iudicium voor al deze betrokkenen besproken vanuit het perspectief van de onderwijskundige, de Examencie, de student en de jurist. Verschillende sprekers zullen de consequenties van het IA vanuit de verschillende perspectieven toelichten. Doel
D
Informatie omtrent achtergronden en uitgangspunten van het IA en de consequenties ervan voor de verschillende betrokken partijen. Essentiële aspecten van de wet worden toegelicht aan de hand van praktische voorbeelden. Met name is het de bedoeling om met de aanwezigen na te gaan welke punten uit de wet ons kunnen helpen bij een verdere implementatie van professioneel gedrag binnen de opleiding.
Beleidsmedewerkers, onderwijskundigen, docenten, bestuurders en studenten Trefwoorden: Iudicium Abeundi Wijze van presentatie: symposium
NVMO | Congresboek 2010
Doelgroep
113
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 530 | Sessie D4
Papers Toetsen D4.1 Inzet van een digitale ingangstoets ter stimulering van voorbereiding voor Neurologie vaardigheidsonderwijs
de toets met voldoende resultaat afgelegd. Gemiddeld deed een student 2,8 pogingen voordat een voldoende voor de toets werd gehaald. 21% van de studenten heeft meer dan 3 pogingen nodig gehad. De indruk van
Doets M, Kooten F van
de docenten was dat de studenten beter voorbereid aan
Erasmus MC
het vaardigheidsonderwijs begonnen dan in voorgaande jaren. Er was geen aantoonbaar verband tussen het
Probleemstelling
tentamencijfer en de resultaten of het aantal pogingen
In het derde jaar van de studie geneeskunde aan het
voor de ingangstoets.
Erasmus MC volgen studenten het verplichte vaardigheidsonderwijs ‘Neurologisch Onderzoek’. Een groot
Conclusie / discussie
deel van de studenten bleek zich onvoldoende voor te
Docenten waren positief over de nieuwe opzet van het
bereiden, waardoor een deel van de oefentijd verloren
onderwijs. Ze hoefden zich minder te richten op het uit-
ging met het uitleggen van basisconcepten. Daarom
leggen van basisconcepten en het vaardigheidsonder-
ontwikkelden we een methode om studenten te stimule-
wijs verliep efficiënter. Een groot deel van de studenten
ren zich beter voor te bereiden.
(46%) heeft aan één toetspoging voldoende en deze groep heeft zich waarschijnlijk vooraf aan de toets voor-
Methode
bereid middels de literatuur en de e-learningmodule. Een
Vanaf 2009 hebben we ter voorbereiding op het onder-
kleinere groep (21%) bereidt zich niet voor en probeert
wijs een zelfstudieopdracht beschikbaar gesteld, be-
de toets net zo lang totdat een voldoende resultaat is
staande uit relevante hoofdstukken uit een leerboek, een
behaald. Voor deze groep heeft de toets dus niet het
videofragment van het basisneurologisch onderzoek en
gewenste effect. Ze zijn echter wel bezig met de stof,
een e-learningmodule met oefenvragen en veel beeld-
waardoor ze minder onvoorbereid op het onderwijs ko-
materiaal. Daarnaast werden studenten verplicht via de
men. Een verbetering voor volgend jaar is het plaatsen
elektronische leeromgeving Blackboard een digitale in-
van een tijdlimiet op de toets, waardoor studenten de
gangstoets te maken, bestaande uit 10 vragen willekeu-
vragen gedurende de toets niet meer kunnen opzoeken.
rig gekozen uit een bestand van 41 meerkeuzevragen. In de toets werd gebruik gemaakt van videofragmenten,
Trefwoorden: voorbereidingstoets vaardighedenonderwijs
deels ook in de zelfstudiemodule getoond. Studenten
Wijze van presentatie: paper
mochten de ingangstoets zo vaak herkansen als nodig
Congresboek 2010 | NVMO
was, maar ze kregen steeds andere vragen en er werd
Correspondentie-adres:
geen feedback verstrekt op de gegeven antwoorden.
M. Doets
Studenten moesten 80% van de vragen goed hebben
Erasmus MC
om toegang te krijgen tot het vaardigheidsonderwijs.
Postbus 2040
Met studenten die de toets niet hadden gehaald, werd in
3000 CA Rotterdam
2009 soepel omgegaan, maar ze werden wel op hun ge-
E-mail:
[email protected]
drag aangesproken. In 2010 werden studenten die de toets niet gehaald hadden, als absent geregistreerd voor het verplichte onderwijs, waardoor ze geen studiepunten ontvingen voor de onderwijsperiode. Het vaardigheidsonderwijs werd niet apart getoetst, maar geïntegreerd in het tentamen aan het eind van de onderwijsperiode. Resultaten In 2010 telde het derde jaar 435 studenten die het vaar-
114
digheidsonderwijs moesten volgen. 373 (85%) hebben
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 530 | Sessie D4 Paper
D4.2 De betrouwbaarheid van toetsen met gecombineerde stellingvragen
Resultaten De betrouwbaarheid van subtoetsversie B (28 juist-onjuist vragen) bleek hoger dan die van subtoetsversie A (14 vier-
Laat JM de, Vervoordeldonk MM, Boer WH, Cate
keuzevragen): Cronbach’s alpha 0.63 resp 0.56. Ook
ThJ ten
bleek de gemiddelde score van studenten op subtoets-
UMC Utrecht
versie B (N=149) hoger dan die van de studenten op subtoetsversie A (N=155): 10,6 (SD 1,7) respectievelijk 8,4
Probleemstelling
(SD 2.5), P<0.001, uiteraard na halvering van de somsco-
De gangbare kennistoetsvraag kent vier alternatieven,
res bij de 28 stellingvragen. Opmerkelijk was dat de B
waarvan één juist en drie onjuist. Het is niet eenvoudig
studenten voor de overige toetsvragen gemiddeld juist
om vier goede alternatieven te verzinnen. Daarom wor-
iets lager scoorden dan studenten met toetsversie A.
den soms vierkeuzevragen opgebouwd uit twee stellingen met vier opties: I juist en II onjuist; II juist en I onjuist;
Discussie en conclusie
beide juist; beide onjuist.
Splitsing van vragen met combinatiestellingen levert een grotere betrouwbaarheid en een hogere score op. Dat
Zulke vragen kunnen worden gesplitst in twee afzonder-
was verwacht. Immers, twee stellingvragen meten geza-
lijke stellingen. Het is de vraag of de kennis van studen-
menlijk nauwkeuriger dan één vierkeuzevraag. Er zijn im-
ten nauwkeuriger wordt gemeten met combinatie-vier-
mers 0, 1 of 2 punten te verdienen, in plaats van slechts
keuzevragen of met gesplitste stellingvragen. Stellingen,
0 of 1. Ook de tweede bevinding is niet onverwacht. Im-
i.e. 2-keuzevragen, hebben een grotere raadkans en
mers, waar de student partiële kennis heeft zal hij of zij
daardoor een geringere betrouwbaarheid dan 4-keuze-
één stelling juist beantwoorden en de andere niet, terwijl
vragen, maar omdat daarmee het aantal vragen verdub-
een combinatievragen dan geheel fout is moet worden
belt neemt de toetsbetrouwbaarheid toe. In de literatuur
gerekend. Conclusie: splits gecombineerde stellingvragen
wordt verondersteld dat gesplitste vragen een grotere
altijd in twee afzonderlijke stellingvragen.
betrouwbaarheid opleveren en de vraag is of dat in de Trefwoorden: betrouwbaarheid toetsen
D
praktijk optreedt.
Wijze van presentatie: paper Onze hypothese is dat de betrouwbaarheid van toetsen in de praktijk wordt vergroot indien meerkeuzevragen die
Correspondentie-adres:
meerdere stellingen en/of onderwerpen in één antwoord
J.M. de Laat
behandelen, worden opgedeeld in verschillende juist-
UMC Utrecht
onjuist vragen.
Universiteitsweg 98 3584 CG Utrecht
Methode
E-mail:
[email protected]
Utrechte geneeskundeprogramma is de betrouwbaarheid van twee alternatieve meerkeuzetoetsen onderzocht. De eindtoets in versie A bestond uit 80 vierkeuzevragen waarvan 14 geconstrueerd als combinatiestellingen in één vraag. Voor versie B van de toets werden de 14 opgesplitst in twee afzonderlijke juist-onjuist-vragen met identieke inhoud als de vierkeuzevragen. Onder de studenten (N=304) werd at random toetsversie A (14 vierkeuzevragen met meerdere stellingen) of toetsversie B (28 juist/onjuist vra-
NVMO | Congresboek 2010
In de eindtoets van een tweedejaars onderwijsblok in het
gen) uitgedeeld. Toegezegd werd dat er een eventueel verschil in gemiddelde eindscore zodanig zou worden gecorrigeerd dat iedereen gelijk werd behandeld.
115
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 530 | Sessie D4 Paper
D4.3 De voortgangstoets als meetinstrument voor kennisontwikkeling van het basisvak farmacologie
van de vraagtekenoptie bij het maken van de farmacologievragen. In vergelijking met andere basisvakken is de score op farmacologie laag en het percentage vraagtekens hoog.
Dubois EA Krommenhoek C LUMC
Discussie Gezien het lage aantal farmacologievragen per VGT en
Probleemstelling
het hoge gebruik van de vraagtekenoptie zijn de gevon-
Docenten kunnen de resultaten van hun vakgebied in de
den scores onvoldoende betrouwbaar om de gestelde
voortgangstoets (VGT) gebruiken om na te gaan hoe
vraag te kunnen beantwoorden. Het hoge percentage
goed hun vak/onderwijs het in het curriculum ervan af
vraagtekens suggereert, dat de studenten onzeker zijn
brengt . Het verloop van de kennisontwikkeling kan de
over hun farmacologiekennis of dat hun kennis onvol-
docent indicaties geven over of de kennis voldoende is en
doende is om de vragen te beantwoorden. De scores en
beklijft en hoe deze zich verder ontwikkelt. In het LUMC is
invulstrategie voor farmacologie komen niet overeen met
er - naast geïntegreerd onderwijs in farmacologie (FC) en
die van een basisvak, maar suggereren eerder dat het
farmacotherapie (FT) in de preklinische blokken - sinds
een klinisch vak is. De farmacologievragen in de VGT
2008 een blok Farmacologie (uitgespreid van sep-dec in
dekken niet de stof van de farmacokinetiek en farmaco-
jaar 2) waarin de basale concepten in de vorm van farma-
dynamiek, maar behoren tot de geïntegreerde klinische
cokinetiek en -dynamiek aan bod komen. Is er een direct
farmacotherapie.
1
effect van de basiscursus zichtbaar in het verloop van de kennisontwikkeling van farmacologie t.o.v. de andere fa-
Referentie
culteiten? En hoe verhoudt deze kennisontwikkeling zich
1
t.o.v. die van andere basisvakken?
Muijtjens AM, Timmermans I, Donkers J, Peperkamp R, Medema H, Cohen-Schotanus J, Thoben A, Wenink AC, van der Vleuten CP. Flexible electronic
Opzet
feedback using the virtues of progress testing. Med
De VGT-resultaten van de eerste 2 LUMC cohorten ge-
Teach. 2010;32(6):491-5. (http://prof.ivtg.nl)
neeskundestudenten (2007 en 2008) die het farmacologieblok hebben doorlopen in hun tweede jaar (sep, dec,
Trefwoorden: voortgangstoets
feb) zijn geanalyseerd met het Progresstest Feedback
Wijze van presentatie: paper
systeem (ProF) en vergeleken met de referentiegroep
Congresboek 2010 | NVMO
(andere faculteiten). (Gegevans van eerdere cohorten
Correspondentie-adres:
zijn helaas niet beschikbaar). De longitudinale scores op
Dr. E.A. Dubois
farmacologie (telkens 8 vragen uit 200) zijn onderzocht
LUMC, Directoraat Onderwijs & Opleidingen
evenals de gecumuleerde scores ter correctie van meet-
Onderwijs Expertise Centrum, Postzone V7
fouten. De score en invulstrategie zijn vergeleken met
Postbus 9600
die van andere basisvakken.
2300 RC Leiden E-mail: e.a.
[email protected]
Resultaten Cohort 2007 vertoont een duidelijke stijging in de longitudinale score op de VGT rondom het farmacologieblok in jaar 2 (van -2,5 in sep, via 8 in dec tot 14 in feb). Cohort 2008 laat een daling in de score zien (van 17, via 12,5 naar 9) over dezelfde periode. De referentiegroepen (beide cohorten) stijgen van sep naar dec en dalen in feb. Omgerekend naar gecumuleerde scores tonen beide cohorten (vergelijkbaar met de referentiegroepen) een gestage progressie: cohort 2007 van 4 naar 5,5; cohort
116
2008 van 6 naar 7,5. De studenten maken veel gebruik
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 530 | Sessie D4 Paper
D4.4 Beoordeling van de relevantie van vragen uit de Voortgangstoets
Resultaten De gemiddelde relevantiescore voor de dagelijkse praktijk was 9.8, die voor de wetenschappelijke betekenis
Wenink ACG, Krommenhoek T, Dekker FW
7.8, en die voor het begrip 9.2. De gemiddelde beoorde-
LUMC
ling van de relevantie van de door Leiden aangeleverde vragen (10.3) verschilde van die van de andere vragen
Probleemstelling
(9.5) (t-toets: p = 0.029). Tussen de door het panel toe-
De Voortgangstoets (VgT), die 4 maal per jaar wordt afge-
gekende relevantiescores en de door de Leidse studen-
nomen, bevat 200 feitelijke meerkeuzevragen die door de
ten behaalde toetsresultaten werd geen associatie ge-
UMC’s van Groningen, Nijmegen, Maastricht en Leiden
vonden (correlatiecoëfficient 0,052).
gezamenlijk worden aangeleverd. De vragenmakers baseren zich op het Raamplan. Omdat eerder is vastgesteld
Discussie
dat de ouderejaars studenten uit Leiden gemiddeld lagere
Het beoordelende panel was klein. In dat opzicht kan dit
scores behalen dan hun collega’s bij de andere UMC’s, is
onderzoek als een pilot worden beschouwd, en de basis
de vraag gesteld naar de eventuele samenhang van hun
vormen voor een nieuw onderzoek met een groter aantal
scores met de door een panel beoordeelde relevantie van
beoordelaars. De door de Leidse studenten behaalde
individuele toetsitems. Omdat slechts 25% van de vragen
resultaten vertoonden geen correlatie met de door het
door Leidse auteurs werden geformuleerd, terwijl het
Leidse panel beoordeelde relevantie van de VgT-items.
Leidse panel alle vragen op relevantie heeft gescreend,
Dit onderzoek geeft dan ook geen aanwijzingen voor lo-
zouden lokaal verschillende accenten in de curricula ertoe
kaal verschillende accenten in het curriculum of in de
kunnen leiden dat het relevantie-oordeel een samenhang
eisen die de opleidingen aan de kennis van studenten
vertoont met de herkomst van de toetsitems. Bovendien
stellen. De Voortgangstoets sluit daarmee aan bij de in-
zouden de scores van de Leidse studenten afhankelijk
zichten van alle deelnemende opleidingen.
kunnen zijn van de door het Leidse panel beoordeelde Trefwoorden: voortgangstoets
sitems gevonden? Vertonen de scores van de Leidse stu-
Wijze van presentatie: paper
D
relevantie van de items. Hoe relevant worden de toetdenten een samenhang met de herkomst van de toetsitems, en vertonen hun scores een samenhang met het
Correspondentie-adres:
relevantie-oordeel?
A.C.G. Wenink LUMC
Methode
Postzone S-1-P, Kamer T1-11
De 800 vragen uit de 4 VgTen van het jaar 2008-2009
Postbus 9600
werden door een panel beoordeeld op hun relevantie. Het
2300 RC Leiden
panel bestond uit de voorzitter van de Voortgangstoets-
E-mail:
[email protected]
naar aanleiding van de discipline per vraag, en een panel van 6e jaars studenten. Elke vraag werd beoordeeld door 4 personen. Per vraag werd de relevantie beoordeeld voor de dagelijkse praktijk van de basisarts, voor zijn wetenschappelijke achtergrond, en voor zijn begrip van onderwerpen uit de geneeskunde. Voor elk van deze criteria kon een cijfer tussen 1 en 5 worden toegekend. De maximum relevantiescore per toetsitem was daardoor 15. Hiernaast werden uit de toetsresultaten de scoreverschil-
NVMO | Congresboek 2010
beoordelingscommissie, experts die werden gekozen
len tussen de Leidse studenten en die van de partneropleidingen per vraag in kaart gebracht.
117
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 531 | Sessie D5 Paper
Studentgecentreerd onderwijs D5.1 Emotionele ervaringen tijdens een eerstejaars verpleegstage
hadden met het eigen contact met patiënten zoals overlijden, pijn, angst en boosheid, maar ook genezing, blijdschap en dankbaarheid. Frequent (15-20%) waren ook
Helmich E, Derksen E, Laan R, Bolhuis S,
de beschrijvingen van situaties waarin professioneel ge-
Koopmans R
drag in het gedrang kwam.
UMC St Radboud Conclusie Probleemstelling
Deze studie laat zien dat een eerstejaars verpleegstage
Geneeskunde studenten worden in de praktijk geconfron-
in ziekenhuis of verpleeghuis een zeer emotionele erva-
teerd met allerlei indrukwekkende gebeurtenissen. Potenti-
ring kan zijn waarin potentieel stressvolle en positieve
eel stressvolle ervaringen krijgen hierbij over het algemeen
gebeurtenissen elkaar afwisselen. Dit onderzoek vormt
de meeste nadruk, omdat deze zouden leiden tot een af-
daarmee een eerste basis voor het krijgen van meer in-
name van empathie en een frequenter optreden van de-
zicht in de emotionele ontwikkeling van studenten.
pressie en burnout.(1) De eerste kennismaking met de praktijk kan echter ook allerlei interessante en motiverende
Referenties
ervaringen opleveren, die kunnen leiden tot een vergroting
(1) Thomas MR, Dyrbye LN, Huntington JL, Lawson KL,
van het persoonlijk welzijn en daarmee tot een toename van
Novotny PJ, Sloan JA, Shanafelt TD How do
empathie bij medisch studenten.(1) Zowel voor het eigen
distress and well-being relate to medical student
welbevinden als voor de kwaliteit van de beroepsuitoefe-
empathy? A multicenter study. J Gen Intern Med.
ning lijkt het belangrijk dat studenten als onderdeel van hun
2007 Feb;22(2):177-83.
professionele ontwikkeling op een goede manier leren om-
(2) Fredrickson BL What Good Are Positive Emotions?
gaan met de emoties die het werken in de medische prak-
Review of General Psychology 1998, Vol. 2, No. 3,
tijk met zich meebrengt. Daarbij lijkt niet alleen het (leren)
300-319.
omgaan met negatieve emoties, maar ook het (leren) herkennen en versterken van positieve gevoelens van belang.
Trefwoorden: emotionele ervaringen
Hoewel bekend uit de positieve psychologie (2), krijgt dit
Wijze van presentatie: paper
gegeven vooralsnog weinig aandacht in onderzoek en de inrichting van het medisch onderwijs. Onze studie heeft tot
Correspondentie-adres:
doel inzicht te krijgen in de positieve en negatieve emotio-
E. Helmich
nele ervaringen van geneeskundestudenten tijdens een eer-
UMC St Radboud
stejaars verpleegstage in een ziekenhuis of verpleeghuis.
Interne post 117 Postbus 9101
Methode
6500 HB Nijmegen
Een prospectieve kwalitatieve survey is uitgevoerd onder
E-mail:
[email protected]
eerstejaars studenten die deelnamen aan een verplichte Congresboek 2010 | NVMO
vierweekse verpleegstage (N=347). Studenten kregen een vragenlijst voorgelegd met open vragen over verwachtingen (vooraf) en de meest indrukwekkende en de meest vervelende ervaring (achteraf). We hebben een kwalitatieve en kwantitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd, waarbij de initiële data gecodeerd zijn door twee onderzoekers. Resultaten Vooraf waren er grote verschillen in verwachtingen die studenten hadden van een stage in het verpleeghuis of in het ziekenhuis. Achteraf bleken de ervaringen op beide werkplekken vergelijkbaar. Het grootse deel van de
118
studenten (70%) beschreef gebeurtenissen die te maken
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 531 | Sessie D5 Paper
D5.2 Waardenweb.nl - een innovatief onderwijsinstrument voor artsen (in opleiding)
ondernemers. Bovendien zijn binnen deze groep vrijwel alle UMC’s van Nederland vertegenwoordigd. Reeds tijdens de pilotfase is een klankbordgroep opgericht met
Roosmalen SLC van, Zwieten MCB van
vertegenwoordigers uit alle gebruikersgroepen. In 2010
AMC/UvA
wordt tot slot ook aandacht besteed aan PR, disseminatie, vertaling naar het Engels (moralmap.com) en lance-
Probleemstelling
ring van de website binnen de AMC-portal.
Artsen staan vaak voor lastige, morele afwegingen. Om deze afwegingen goed te kunnen maken, is het van be-
Resultaten en discussie
lang de eigen waarden en opvattingen kritisch te onder-
Tijdens het congres zal een demonstratie van Waarden-
zoeken en ontdekken. In de geneeskunde- en specialis-
web.nl gegeven worden waarin tevens aandacht is voor
tenopleidingen ligt de nadruk binnen het ethiekonderwijs
mogelijkheden voor toepassing binnen verschillende op-
meestal op ethische besluitvorming en het bespreken van
leidingen. Waardenweb.nl is gratis beschikbaar op het
dilemma’s met collegae. De website Waardenweb.nl
internet voor alle geïnteresseerde gebruikers zoals de
vormt als instrument voor morele reflectie een aanvulling
Nederlandse geneeskunde opleidingen en medische
op het huidige ethiekonderwijs. Waardenweb.nl biedt
vervolgopleidingen. Zie www.waardenweb.nl (inloggen
voor artsen in opleiding en geneeskundestudenten een
met Gast en Welkom - beginnend met een hoofdletter)
omgeving waarin zij kunnen reflecteren op hun persoon-
voor de pilot-versie.
tijk te maken hebben of krijgen. Het doel van de website
Enkele quotes van gebruikers
Waardenweb.nl is het aanzetten tot reflectie over de vraag
Docent: Het is belangrijk na te denken over je eigen nor-
‘waar sta ik in moreel opzicht?’ De website Waardenweb.
men en waarden en te beseffen dat die kunnen afwijken
nl bestaat concreet uit thematische opdrachten. De ge-
van die van je patiënt. Alleen zo kun je verschillen over-
bruiker gaat aan de slag met opdrachten rondom één
bruggen.’ AIOS huisartsopleiding: Als je nadenkt over je
thema (zoals vergankelijkheid, veerkracht , keuzevrijheid
eigen waarden, begrijp je ook beter waarom je op een
etc.) en werkt daarbij aan een black-box- en een portfo-
bepaalde manier op een vraag van een patiënt reageert.
lio-opdracht. De black-box opdracht is bedoeld om de
Het komt de communicatie ten goede, want je handelt
gebruiker het betreffende thema in moreel opzicht te laten
bewuster.’
D
lijke waarden ten aanzien van thema’s waar zij in de prak-
verkennen, de portfolio-opdrachten leveren output op voor onderwijsbijeenkomsten. De opdrachten op de web-
Trefwoorden: normen en waarden
site zijn voorzien van een onderwijshandleiding voor do-
Wijze van presentatie: paper
output van Waardenweb.nl aan de slag te gaan. Het doel
Correspondentie-adres:
van de opdrachten op Waardenweb.nl is de gebruiker uit-
S.L.C. van Roosmalen
nodigen om stil te staan bij en te laten reflecteren op het
AMC/UvA
standpunt dat hij/zij inneemt over het betreffende thema.
Meibergdreef 15
Beeld is hierbij de belangrijkste ingang om tot morele zelf-
1105 AZ Amsterdam
reflectie te komen.
E-mail:
[email protected]
Methode/Opzet Na de ontwikkelfase (2006-2007) is Waardenweb.nl als pilot in de huisartsopleiding van het AMC gebruikt. In 2010 wordt Waardenweb.nl voltooid. Hiertoe zijn allereerst zogenoemde gastdocenten geworven: mensen die
NVMO | Congresboek 2010
centen waarin suggesties aan bod komen om met de
rondom één thema een complete opdracht voor de website ontwikkelen. De gastdocenten vormen een gemêleerd gezelschap: docenten, huisartsen, trainers, geestelijk verzorgers, onderzoekers, een kunsthistorica,
119
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 531 | Sessie D5 Paper
D5.3 Factoren van invloed op het leren in werkcolleges in het preklinische onderwijs
kelijk om verbetering aan te brengen in de diverse aspecten van de zelfstudie. Bovendien zal een betere planning en een betere samenhang tussen de verschil-
Spruijt A, Universiteit Utrecht
lende onderwijsvormen (hoorcolleges, zelfstudie en
Jaarsma ADC, Universiteit Utrecht
werkcolleges) in het rooster het leren tijdens de werkcol-
Wolfhagen HAP, Universiteit Maastricht
leges verbeteren.
Beukelen P van, Universiteit Utrecht Scherpbier AJJA, Universiteit Maastricht
Discussie Om het leren in werkcolleges te optimaliseren zijn vol-
Probleemstelling
gens studenten niet alleen, zoals eerder in de literatuur
Onderwijs in kleine groepen wordt bepleit omdat het die-
beschreven, het gedrag van de student, de docent, de
per leren en de ontwikkeling van handvaardigheden en
groep, de toets en het onderwijsmateriaal van belang,
een professionele houding bevordert. Zowel medische
maar blijkt vooral de zelfstudie en de organisatie van het
als veterinaire curricula maken gebruik van onderwijs-
onderwijs
vormen voor kleine groepen, zoals het werkcollege. In
planning rooster) van grote invloed. Al zijn de studenten
een werkcollege wordt gedurende twee uur met 25 stu-
optimaal gemotiveerd, geeft de perfecte docent onder-
denten onder leiding van een inhoudsdeskundige, voor-
wijs en zijn de materialen van voortreffelijke kwaliteit, als
af bestudeerde literatuur besproken aan de hand van
de zelfstudie en het onderwijs niet duidelijk en goed ge-
opdrachten. Het doel van deze onderwijsvorm is dieper
organiseerd zijn, zal het dieper leren van studenten niet
leren te bevorderen door interactief met elkaar bezig te
bereikt kunnen worden.
(afstemming
onderwijsvormen
onderling,
zijn. Uit onderzoek van Jaarsma (2009) blijkt dat dit doel niet bereikt wordt. Reden om in deze studie te onder-
Referenties
zoeken welke factoren van invloed zijn op het leren in
Visschers-Pleijers (2006) Student perceptions about the
werkcolleges in geïntegreerd, preklinisch onderwijs.
characteristics of an effective discussion during the reporting phase in problem-based learning. Medical
Methode
Education 40: 924-931.
In deze studie is gebruik gemaakt van semigestructu-
Steinert (2004) Student perceptions of effective small
reerde focusgroepen om de perceptie van studenten
group teaching. Medical Education 38:286-293.
over het leren in de werkcolleges te inventariseren. Drie focusgroepen met tweedejaars studenten (N= 6, N = 6,
Trefwoorden: studentgecentreerd onderwijs
N = 9) zijn twee maal samengekomen om onder leiding
Wijze van presentatie: paper
van een ervaren gespreksleider en een observant over
Congresboek 2010 | NVMO
dit onderwerp te discussiëren. Deze focusgroepen zijn
Correspondentie-adres:
opgenomen op band en letterlijk getranscribeerd. Met
A. Spruijt
behulp van ATLAS-ti is de tekst door de eerste onder-
Universiteit Utrecht
zoeker (AS) geheel gecodeerd en gedeeltelijk ook door
Faculteit Diergeneeskunde
een tweede onderzoeker (ADCJ) om de betrouwbaar-
Yalelaan 1
heid te verhogen. Alle studenten en de observant heb-
3584 CL Utrecht
ben samenvattingen van de sessies ter goedkeuring
E-mail:
[email protected]
ontvangen waarbij zij werden uitgenodigd om eventuele onvolkomenheden aan te geven. Resultaten De kwalitatieve data-analyse heeft geleid tot een onderscheid in zeven hoofdthema’s die van invloed zijn op het leren in werkcolleges. Het betreft: 1) Zelfstudie; 2) Groep; 3) Student; 4) Docent; 5) Toetsing; 6) Werkcollege mate-
120
riaal 7) Rooster. Volgens studenten is het vooral noodza-
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 531 | Sessie D5 Paper
D5.4 Zelfstandige training in consultvoering: studenten leren van elkaar en van de simulatiepatiënt
ren de simulatiepatiënten deels het verloop van de sessie. 60 studenten namen deel aan het proefproject waarbij alle sessies werden opgenomen op video. Deze opnames worden gebruikt om de simulatiepatiënten ver-
Aper GI, Reniers J, Haeck K, Hugelier F, Derese A
der te trainen. Na het doorlopen van de twee stations
Universiteit Gent
werd er een nabespreking georganiseerd met een skillslabdocent. Studenten konden in deze groep medisch
Probleemstelling
inhoudelijke problemen, vragen omtrent de consult-
In het 4e, 5e en 6e jaar Geneeskunde aan de UGent
structuur of communicatieve twijfels bespreken. Op dat
worden er trainingen in consultvoering georganiseerd.
moment werd de werkvorm ook geëvalueerd (mondeling
Deze omvatten een integratie van klinische, communica-
en aan de hand van een vragenlijst).
tie- en redeneervaardigheden en vormen een voorbereiding op het echte patiëntencontact in de voltijdse stage.
Ervaringen/ evaluatie
Aan de hand van een theoretische leidraad wordt de
Deze zelfstandige training werd bij een eerste evaluatie
consultstructuur ingeoefend via klein groepsonderwijs:
positief onthaald door de studenten. Het doorlopen van
in groepjes van drie studenten, met een simulatiepatiënt
de twee stations helpt hen de structuur van het consult
(1) (SIP) en onder supervisie van een arts. Door het ar-
in te oefenen waarbij zowel de feedback van de simula-
beidsintensieve karakter van de werkvorm, de toene-
tiepatiënt als de medestudent waardevol worden bevon-
mende studentenpopulatie en het beperkt aantal docen-
den. De observatielijsten, video-opnames en evaluatie-
ten kan deze training slechts éénmaal per jaar
lijsten worden nog verder verwerkt om de werkvorm te
plaatsvinden. Studenten zijn echter vragende partij voor
optimaliseren.
alternatieve methode om de training in consultvoering
Implicaties voor de praktijk
op een effectieve (leereffect) en efficiënte (tijdsbelasting
Het zelfstandig trainen met simulatiepatiënt zal vanaf nu
docenten) te intensifiëren.
een vaste plaats krijgen binnen het curriculum.
Methode/opzet
Literatuur
Ervaren skillslabdocenten werkten een scenario uit voor
(1) Barrows HS. An overview of the uses of standardi-
een docentonafhankelijke training met simulatiepatiën-
zed patients for teaching and evaluating clinical
ten. Studenten doorlopen in duo twee stations waarbij
skills. Academic Medicine, 1993; 68(6): 443-451
D
meer oefenkansen. Hierdoor werd er gezocht naar een
één student de artsrol op zich neemt terwijl de tweede student observeert. In het volgende station draaien de
Trefwoorden: consultatievaardigheden
rollen zich om. Het hele consult wordt opgedeeld in drie
Wijze van presentatie: paper
advies en planning/afsluiten. Na elk onderdeel is er een
Correspondentie-adres:
time-out volgens een vast verloop: de student-arts start
G.I. Aper
met een reflectie over wat goed/minder goed ging. Hier-
Universiteit Gent
op haakt de simulatiepatiënt in: heeft hij/zij dit ook zo
De Pintelaan 185, UZ 3K3
ervaren tijdens het consult? Nadien komt de medestu-
9000 Gent België
dent aan bod met medisch-inhoudelijke opmerkingen.
E-mail:
[email protected]
Zowel de simulatiepatiënt als de medestudent maken gebruik van een observatielijst om bij het feedback geven doelgericht te focussen op aspecten van het consult. Binnen deze werkvorm krijgen de simulatiepatiën-
NVMO | Congresboek 2010
delen: opening/anamnese; klinisch onderzoek; uitleg,
ten een drievoudige rol toebedeeld. De SIP’s spelen allereerst op een spontane manier hun rol volgens een welbepaald script. Ten tweede geven ze feedback vanuit hun patiëntgevoel aan de student-arts. Tot slot modere-
121
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 532 | Sessie D6 Paper
Beroepsrollen van de arts D6.1 Behoefte aan onderwijs in management bij Nederlandse arts-assistenten in het nieuwe, competentiegerichte curriculum
35%) onze enquête ingevuld, waarvan 171 reacties bruikbaar zijn voor verdere analyse. Van de 171 arts-assistenten, geeft 85% (n=86) aan behoefte te hebben aan onderwijs in managementcompetenties. Het merendeel van de
Brouns JWM, Universiteit Maastricht
arts-assistenten wil onderwijs krijgen over onderhande-
Berkenbosch L, Universiteit Maastricht
lingsvaardigheden (71%), opbouw van een maatschap
Ploemen-Suijker FD, Atrium Medisch Centrum
(63%), carrière planning (58%) en het Nederlandse zorg-
Busari JO, Atrium Medisch Centrum
stelsel (57%). Een workshop, gegeven door een medische specialist of extramurale docent, geniet de meeste
Introductie/probleemstelling
voorkeur als onderwijsmethode. Een grote meerderheid
Vanaf 25 januari 2005 is de vervolgopleiding van Nederland-
van de arts-assistenten geeft aan onderwijs te willen krij-
se arts-assistenten gebaseerd op een competentiegericht
gen tijdens het arts-assistentschap in opleiding (A.I.O.S.-
curriculum. Net als in het CanMEDS curriculum1 worden er
functie). Er is geen afhankelijke relatie tussen behoefte
zeven competenties beschreven waarover arts-assistenten
enerzijds en anderszijds geslacht, specialisme of werk-
zouden moeten beschikken ten tijde van afstuderen. Een
plaats (alle p-waardes > 0.05, berekend met behulp van
van deze competenties is ‘de arts als manager’, welke in
Chi-square analyses of Fisher exact tests).
vergelijking met de andere competenties weinig aandacht krijgt in het curriculum van zowel de medische basisoplei-
Discussie en conclusie
ding als de vervolgopleiding. Het doel van deze studie is te
Nederlandse arts-assistenten geven aan behoefte te
onderzoeken of er een behoefte is aan managementonder-
hebben aan onderwijs over managementcompetenties.
wijs bij Nederlandse arts-assistenten. Tevens wordt onder-
Een specifieke interventie zou ontwikkeld moeten wor-
zocht wat de gewenste interventie zou zijn om manage-
den om in deze behoefte te voorzien, waarbij rekening
mentcompetenties te ontwikkelen tijdens de medische
wordt gehouden met de gewenste onderwijsmethodes
vervolgopleiding.
(bijvoorbeeld: een serie workshops waarin topics als onderhandelingsvaardigheden, opbouw van een maat-
Vraagstelling/doelstelling
schap, carrièreplanning en het Nederlandse zorgstel aan
Is er behoefte aan onderwijs in management bij arts-assis-
bod komen).
tenten? Zo ja, welke onderwijsmethode geniet de voorkeur? Is er daarnaast een relatie tussen behoefte aan on-
Referenties
derwijs enerzijds en geslacht (man versus vrouw),
1
. CanMEDS 2005 Framework. Royal College of
specialisme (beschouwend versus snijdend) of werkplek
Physicians and Surgeons of Canada, 2009. (Ac-
(perifeer versus academisch) anderzijds?
cessed February 18, 2010, at http://rcpsc.medical. org/canmeds/CanMEDS2005/index.php.)
Methode
2
. Busari JO, Berkenbosch L, Brouns JWM. Physicians
Congresboek 2010 | NVMO
Op basis van een literatuurreview van Busari et al.2 over
as managers of health care delivery and the implicati-
de rol van de competentie ‘manager’ in medisch onder-
ons for postgraduate medical training: a literature
wijs, waarin een literatuursearch gedaan werd naar be-
review. In. Heerlen: Atrium Medisch Centrum Heerlen;
hoeftes en interventiemethodes, is een enquête ontwik-
2010.
keld om de behoefte aan onderwijs in management en de gewenste onderwijsmethode te inventariseren. Er zijn
Trefwoorden: vervolgopleiding; beroepsrollen
506 arts-assistenten benaderd via e-mail binnen ver-
Wijze van presentatie: paper
schillende specialismen in vier verschillende Nederlandse ziekenhuiscentra. De resultaten van de enquête
Correspondentie-adres:
werden geanalyseerd met behulp van beschrijvende sta-
J.W.M. Brouns
tistiek en Chi-square analyses of Fisher exact tests.
Koestraat 23 6211 HR Maastricht
Resultaten
122
Van de 506 hebben 177 arts-assistenten (responserate
E-mail:
[email protected]
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 532 | Sessie D6 Paper
D6.2 De evaluatie van de eigen managementvaardigheden door Nederlandse artsassistenten in het gereviseerde competentiegerichte curriculum
bouw en financiering van maatschappen (75%). De assistenten hadden het meeste vertrouwen in het eigen kunnen om diagnostische middelen en behandelingen toe te wijzen op basis van evidence-based medicine (81%), om met feedback om te gaan (85%) en om met
Berkenbosch L, Universiteit Maastricht
medische informatiedatabases te werken (95%). Onge-
Brouns JWM, Universiteit Maastricht
veer een derde van de assistenten gaf zichzelf neutrale
Heyligers I, Atrium Medisch Centrum
scores op de volgende vaardigheidsgebieden: carrière-
Busari JO, Atrium Medisch Centrum
onderhandelingen, prioriteiten stellen, competentie als leidinggevende en kennis op het gebied van gezond-
Introductie en probleemstelling
heidsrecht en medische fouten.
Vanaf januari 2005 worden alle arts-assistenten in Nederland verplicht opgeleid door middel van het com-
Conclusie en discussie
petentiegerichte curriculum. Net zoals het CanMEDS
De resultaten laten een gebrek aan kennis en vaardighe-
model in Canada, bestaat het nieuwe curriculum uit ze-
den zien op een aantal essentiële medische manage-
ven competenties, welke een assistent zou moeten be-
mentonderdelen. Aangezien er steeds meer druk komt
zitten op het moment dat hij of zij de opleiding tot speci-
op de Nederlandse gezondheidszorg om efficiënt en
alist heeft afgerond. De arts als manager is één van deze
kostenbesparend te werken, worden deze kennis en
competenties en in vergelijking met andere competen-
vaardigheden steeds belangrijker. De bevindingen uit
ties, zoals de arts als medisch expert, krijgt de mana-
deze studie benadrukken de noodzaak van manage-
gersrol relatief minder aandacht gedurende de opleiding.
mentonderwijs als een verplicht onderdeel van de oplei-
Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen hoe
ding tot medisch specialist. Aanvullend onderzoek is
arts-assistenten hun eigen kennis en vaardigheden op
opgestart om te onderzoeken of er ook een vraag onder
het gebied van medisch management beoordelen.
de arts-assistenten bestaat naar managementonderwijs en hoe dit onderwijs er volgens hen uit zou moeten zien.
Om de ingeschatte kennis en vaardigheden van de arts-
Trefwoorden: vervolgopleiding, beroepsrollen
assistenten te evalueren, is een vragenlijst ontworpen
Wijze van presentatie: paper
D
Methode
Deze gebieden zijn: 1. de balans tussen patiëntenzorg
Correspondentie-adres:
en persoonlijke ontwikkeling, 2. effectiviteit en doelma-
L. Berkenbosch
tigheid binnen een gezondheidszorgorganisatie, 3. het
Universiteit Maastricht
verantwoord besteden van beschikbare middelen in de
P. Debyelaan 25
patiëntenzorg en 4. het gebruik van informatietechnolo-
6229 HX Maastricht
gie voor optimale patiëntenzorg. De vragenlijst bestond
E-mail:
[email protected]
uit 29 stellingen die door middel van een Likert-scale beantwoord konden worden. 506 arts-assistenten uit vier opleidingsziekenhuizen werden via de email uitgenodigd om te participeren in een online-enquête. Resultaten Van de 506 arts-assistenten, hebben 177 assistenten (35%) de enquête ingevuld. Zestig procent van de assistenten voelt zich onzeker over zijn of haar vaardighe-
NVMO | Congresboek 2010
die ingaat op vier verschillende managementgebieden.
den tijdens contractonderhandelingen. Meer dan de helft van de respondenten stelde dat ze niet voldoende kennis bezitten over zowel de opbouw en financiering van het Nederlandse zorgstelsel (56%) als over de op-
123
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 532 | Sessie D6 Papers
D6.3 Beroepsrollen, het Raamplan 2009 en de Leidse Bachelor
municator werd beschreven, gaven de studenten aan
Voogd AY de, Beaufort AJ de, Bolk JH, Tilmans FH
Conclusie
LUMC
Vrijwel alle studenten beschreven de rol van medisch
behoefte te hebben aan meer scholing in deze rol.
deskundige en communicator. De overige rollen werden Probleemstelling
minder frequent en minder uitgebreid beschreven. Het
In 2009 is een nieuw Raamplan voor de artsopleiding
merendeel geeft aan behoefte te hebben aan meer
geïntroduceerd. Hierin staan de verschillende rollen be-
scholing in klinische vaardigheden en communicatie.
schreven die een basisarts moet vervullen. Welke rollen vervult een 3e jaars student geneeskunde, volgens de
Discussie
3e jaars van het LUMC?
Het doel van de opdracht was studenten, met de eindtermen van de artsopleiding als referentie, te laten reflec-
Methode
teren op de vraag: waar staan we nu en waar zouden we
Doel groep: 3e jaar Bachelor studenten geneeskunde in
moeten staan?. Bij het verbeteren van het curriculum
Leiden. Tijdens een werkgroep professioneel gedrag
geneeskunde, is een belangrijke vraag op welke manier
(Lijn Klinisch Onderwijs) kregen studenten de opdracht:
de bachelor fase kan voorzien in klinisch onderwijs. On-
beschrijf in groepjes welke rollen een 3e jaars student
derzoek toont aan dat bij vroege praktijk contacten,
geneeskunde zou moeten vervullen conform het Raam-
naast het theoretisch onderwijs, kennis beter beklijft.
plan 2009 en geef aan waar het Leidse curriculum ge-
Daarnaast werkt het motiverend voor studenten en on-
neeskunde wel, en waar het niet voorziet in onderwijs in
dersteunt in het ontwikkelen van een professionele hou-
deze rollen. Als voorbereiding kregen de studenten
ding. In deze studie werd het Leidse curriculum bekeken
hoofdstuk 5 en 6 van het raamplan te lezen, waarin de
vanuit student perspectief. Duidelijk wordt dat ook stu-
eindtermen van de master zijn geformuleerd. Het doel
denten aangeven behoefte te hebben aan meer patiënt
van de opdracht was dat studenten zouden reflecteren
gerelateerd onderwijs.
op hun leerproces. De opdrachten zijn in een data base ingevoerd. Hieruit werd berekend hoe vaak de verschil-
Referenties
lende rollen beschreven werden en werden feedback-
Raamplan artsopleiding 2009.
punten
‘How can experience in clinical and community settings
gescoord
op
frequentie
van
voorkomen.
contribute to early medical education?’, Dornan T, e.a., Resultaten
systematic review, BEME collaboration.
237 studenten in 71 groepen namen deel. De groepsgrootte varieerde van 1 tot 6 personen. De beschreven
Trefwoorden: basisopleiding; beroepsrollen
rollen waren conform de beschreven rollen van het
Wijze van presentatie: paper
raamplan. De rollen van medisch deskundige en comCongresboek 2010 | NVMO
municator werden in respectievelijk 92 en 93 % van de
Correspondentie-adres:
opdrachten beschreven. De overige rollen werden in de
A.Y. de Voogd
volgende percentages beschreven: samenwerker in
LUMC
72%, organisator in 69%, gezondheidsbevorderaar in
Postbus 9600
58%, academicus in 65% en beroepsbeoefenaar in
2300 RC Leiden
56%. In alle opdrachten werden de rol medisch deskun-
E-mail: a.y
[email protected]
dige en communicator het meest uitgebreid beschreven. In 80 % van de opdrachten waarin de rol medisch deskundige werd beschreven, werd aangegeven dat de studenten behoefte hadden aan meer scholing in anamnese, lichamelijk onderzoek en EHBO. Hiervan geeft 83% aan dit te willen in de vorm van patiënt gerelateerd on-
124
derwijs. In 47% van de opdrachten waarin de rol com-
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 533 | Sessie D7
Workshop Medische consultvoering
D7.1 Is deze coassistent bekwaam om zelfstandig een consult te voeren? Longitudinaal trainings- en beoordelingsprogramma consultvoering UMCG
Doelgroep
Hegge HHM, Dekker MJ, Cohen-Schotanus J
Opzet workshop
UMC Groningen
Eerst wordt kort ingegaan op de vorm en inhoud van het
Iedereen die te maken heeft met het beoordelen van coassistenten/ AIOS en andere klinisch werkende professionals.
programma van consultvoering. Probleemstelling
Daarna volgt het zelf beoordelen van examenconsulten.
Het medisch consult, bestaande uit anamnese, lichame-
- Het beoordelen van video opnames met modelstatus
lijk onderzoek en beleidsgesprek, is de basis van elk contact tussen dokter en patiënt. Het leren consulten voeren is een complexe taak die evenveel communica-
met en zonder reflectieverslag. - Het bespreken van feedback en normering (beoordeling op inzicht; uitvoering en reflectie)
tieve als medisch inhoudelijke aspecten kent, die geïnte-
Nadien volgt een nabespreking op de inhoud van dit (en
greerd toegepast moeten worden. Het voeren van een
uw) programma consultvoering.
goed consult is een vaardigheid die tijdens de opleiding èn carriere gaandeweg wordt geleerd en geperfectio-
Trefwoorden: medische consultvoering
neerd. In Groningen wordt sinds de start van G2010, het
Wijze van presentatie: workshop
curriculum met BaMa structuur, op verschillende momenten onderwijs gegeven in consultvoering. Tijdens
Correspondentie-adres:
M1, de junior coassistentschappen, wordt dit geïnte-
Drs. HHM Hegge,
greerd tot het doen van een volledig consult. Gedurende
UMC Groningen
de junior coassistentschappen is er sprake van een dui-
AA42; Postbus 30001
delijke overgang van de theorie uit de bachelorfase naar
9700 RB Groningen
praktijk. Er zijn dan afwisselend perioden met onderwijs
E-mail:
[email protected]
D
in het klinisch trainingscentrum (KTC) en coschappen in de kliniek.Tijdens de KTC weken is er, in 4 blokken gedurende het jaar, gericht onderwijs in de medische consultvoering. Studenten leren hoe ze adequaat een medisch consult kunnen voeren en oefenen dit op het KTC met simulatiepatienten en in de kliniek. Ze bespreken indiviuele ontwikkelpunten en er volgt meerdere malen geobserveerde beoordeling door professionals en zelfbeoordeling (zelfreflectie op opgenomen consult). Aan het staat uit het doen van een volledig consult met een simulatiepatient opgenomen op DVD ( max 20 min); het uitwerken van de modelstatus mbv de video-opname en het schrijven van een reflectieverslag op dit consult en de ontwikkeling in de consultvoering. Doelen - ervaringen uitwisselen tav onderwijs in de consultvoering. - “do’s en dont’s” van deze onderwijsvorm bespreken
NVMO | Congresboek 2010
einde van het M1 jaar volgt het examenconsult. Dit be-
- kennismaken met het gebruik van zelfreflectie op observeerbaar gedrag bij de beoordeling van lijnonderwijs en het bespreken van de rol van reflectie in de beoordeling.
125
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 536 | Sessie D8
Workshop Consensusprocedure; beroepsrollen D8.1 Bij welke taak kan ik welke competentie observeren? Kennismaking met een consensusprocedure om CanMEDS competenties te koppelen aan taken van medisch specialisten
deelnemers een consensusprocedure uit om gezamenlijk vast te stellen wat de meest relevante CanMEDS competentie(s) is (zijn) bij een selectie concrete taken uit het takenpakket. De consensusprocedure zal meerdere rondes beslaan en ruimte geven voor discussie. De opbrengst voor de deelnemers van de workshop is (1) een
Bakker HB, Pols J, Remmelts P, Mooij JJA
duidelijk inzicht in de meest relevante CanMEDS compe-
UMC Groningen
tenties bij concrete werkzaamheden van de medisch specialist en (2) inzicht in de gebruikte consensusprocedure.
Thema Modernisering medische vervolgopleiding
Maximum aantal deelnemers: 25 - 30
Doel
Trefwoorden: consensusprocedure; beroepsrollen
In het kader van het project “Aansluiting tussen opleiding
Wijze van presentatie: workshop
en beroepsuitoefening van medisch specialisten”is het mogelijk gebleken een valide takenpakket voor medisch
Correspondentie-adres:
specialisten op te stellen. De aanleiding om dit te doen,
H.B. Bakker
was de behoefte aan een instrument om zicht te krijgen
UMC Groningen
op de aansluiting tussen vervolgopleidingen en de zelf-
Hanzeplein 1
standige beroepsuitoefening. Bij de modernisering van
9700 RB Groningen
de medische vervolgopleiding speelde de introductie
E-mail:
[email protected]
van de CanMEDS-competenties een centrale rol. Door de koppeling tussen taken en competenties wordt het mogelijk na te gaan in hoeverre de jonge klare op de diverse competenties is voorbereid. Per taak zal worden vastgesteld welke CanMEDS competentie(s) daarbij het meest van belang is (zijn). Als dat gebeurt kan het takenpakket ook veel directer van nut zijn voor de vervolgopleidingen. Bijvoorbeeld om taken te selecteren voor beoordeling tijdens een KPB. Nog praktischer zou het zijn om ook gericht taken te kunnen selecteren waarbij specifieke CanMEDS competenties te observeren zijn. Doel van de workshop is (1) het leggen van een koppeling tussen het takenpakket van de medisch specialist en de CanMEDS competenties en (2) de deelnemers kennis Congresboek 2010 | NVMO
laten maken met een gemodificeerde Delphi-consensusprocedure. Doelgroep Specialisten, a(n)ios, en onderwijskundigen, bekend met de CanMEDS competenties en de inhoud van het werk van een medisch specialist. Opzet workshop: activiteiten, opbrengst Bij vrijwel elke taak uit het takenpakket zijn alle zeven competenties aan de orde, welke daarvan de meest relevante is, is niet altijd duidelijk. Na een korte introductie op
126
het takenpakket en consensusprocedures voeren de
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 537 | Sessie D9
Paper Curriculum en voorbereiding vervolgopleiding D9.1 Waarmee denken studenten in opleiding tot medisch specialist te komen en wat vinden opleiders belangrijk?
bijdragend gezien. In totaal vulden 314 (39%) opleiders de elektronische enquête in. De meeste opleiders vonden de presentatie tijdens het het sollicitatiegesprek (94%)belangrijk, gevolgd door de sollicitatiebrief (79%),
Langereis EJ, Kleine Schaars I, Rijsingen I van
wetenschappelijke publicaties (77%) en een goede refe-
KNMG
rentie (70%). Ook klinische ervaring werd door meer dan de helft van de specialisten als waardevol beschouwd.
Probleemstelling
Minder opleiders hechtten waarde aan buitenlanderva-
Na de opleiding geneeskunde kan bij verschillende me-
ring (41%) en bestuurswerk (41%).
dische vervolgopleidingen maar een beperkt deel van de geïnteresseerde basisartsen in opleiding komen tot me-
Conclusie
disch specialist. Hierdoor solliciteren vaak veel artsen op
Uit de studie blijkt dat de meeste geneeskunde studen-
een beperkt aantal opleidingsplekken en gaan er tijdens
ten al bezig zijn met extra activiteiten naast hun studie,
de geneeskunde studie al veel verhalen rond over de
om zo hun kans op een opleidingsplek te vergroten. Veel
door opleiders gestelde eisen. Zijn geneeskunde stu-
van de aspecten waarvan de student verwacht dat de
denten gedurende hun geneeskundeopleiding al bezig
opleider dit belangrijk zal vinden worden ook door het
met hun curriculum vitae (CV) en wat denken zij dat van
merendeel van de opleiders als belangrijk ervaren. Laatst
belang is om in opleiding tot medisch specialist te ko-
genoemden hechten aan presentatie tijdens het sollicita-
men? Wat is het waar opleiders op letten bij het selecte-
tiegesprek en in de sollicitatiebrief vaker belang dan aan
ren van nieuwe aios?
aspecten van het CV zoals klinische of wetenschappelijke ervaring.
Methode In november 2009 werden 11.556 studentleden van de
Trefwoorden: extra curriculaire activiteiten basisopleiding
KNMG per e-mail uitgenodigd voor een digitale enquête,
Wijze van presentatie: paper
gesteld. Onder andere werd gevraagd wat studenten
Correspondentie-adres:
dachten dat nodig was voor het bemachtigen van een
E.J. Langereis
opleidingsplek en welke extra activiteiten tot nu toe wa-
Nieuwe Kerkstraat 103E
ren ondernomen om een opleidingsplek te verwerven.
1018 VH Amsterdam
Tevens werd aan de 812 bij de KNMG als opleider gere-
E-mail:
[email protected]
D
waarin ook vragen over andere onderwerpen werden
gistreerde specialisten in een korte enquête gevraagd wat zij belangrijke eigenschappen van kandidaten vinden bij het selecteren van nieuwe aios.
In totaal hebben 4000 geneeskundestudenten de enquête volledig ingevuld (responspercentage 35,5%). Het respondentenprofiel is representatief voor de Nederlandse geneeskundestudentenpopulatie wat betreft de verdeling naar universiteit, geslacht en studiejaar. Van de bijna afgestudeerde studenten was 90% al bezig geweest met CV-building, zoals het behalen van hoge cijfers, relevante bijbaantjes en onderzoek. De belangrijkste selectiecriteria waren volgens de studenten motivatie
NVMO | Congresboek 2010
Resultaten
(80%) en sociale vaardigheden (66%). Tevens wordt klinische ervaring (46%) als bijdragend gezien, op de voet gevolgd door het doen van onderzoek (43%). Buitenlandervaring (10%), bestuurswerk (9%) werden als minder
127
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 537 | Sessie D9 Paper
D9.2 De disbalans op de vervolgopleidingenmarkt: studenten en hun opleidingsvoorkeuren tegenover het werkelijke aantal beschikbare opleidingplekken
neeskunde (16%) en daarna kindergeneeskunde (15%). Opvallend is dat 10% van de vrouwen aangeeft het specialisme van eerste voorkeur op het moment van de enquête nog niet te weten. Grote discrepanties in vraag en aanbod blijken te bestaan bij de specialist voor ouderen-
Struik JA, KNMG
geneeskunde. Een 0,5% van de studenten koos hier-
Heijkant F van den, E KNMG Studentenplatform.
voor, terwijl 5,4% van de totale instroomplekken hiervoor
Langereis EJ, KNMG Studentenplatform
beschikbaar is. Anders ligt het bij kindergeneeskunde,
Vlemminx MWC, KNMG Studentenplatform
waar 14,8% voorkeur aangeeft. Hiervoor is 1,8% van het totaal aantal opleidingsplekken gereserveerd.
Probleemstelling Tijdens de geneeskundestudie hebben de meeste stu-
Discussie
denten al een voorkeur voor een vervolgopleiding. Be-
Uit de resultaten blijkt dat er voor sommige specialismen
paalde specialismen zijn meer in de trek dan andere. Hier-
een enorme discrepantie is tussen de voorkeur van de
door
hun
student en het aantal opleidingsplaatsen. Het KNMG
plaatsen nauwelijks gevuld, terwijl andere opleidingen een
Studentenplatform is van mening dat hier iets aan moet
overschot aan kandidaten hebben. De RVZ pleit in haar
worden gedaan. Dit kan door bepaalde medische ver-
laatste rapport voor verhoging van de numerus fixus om
volgopleidingen aantrekkelijker te maken door bijvoor-
ook minder populaire specialismen van voldoende kandi-
beeld taakinhoud te veranderen (minder administratieve
daten te voorzien. Het KNMG Studentenplatform onder-
werkzaamheden), salaris te verhogen en ook door an-
zocht de opleidingsvoorkeuren van de studenten en ver-
dere (onbekende) medische vervolgopleidingen meer
geleek dit met het aanbod aan opleidingsplekken.
aan bod te laten komen tijdens de studie. Als hier goed
krijgen
sommige
specialistenopleidingen
1
op wordt ingespeeld kan dit mogelijk het artsentekort in Methoden
bepaalde medische specialismen vervolgopleidingen-
In november 2009 werden 11.556 studentleden van de
specialismen verminderen.
KNMG per e-mail uitgenodigd voor een digitale enquête, waarin ook vragen over andere onderwerpen werden
Literatuurverwijzingen
gesteld. Onder andere werd gevraagd naar de vervolg-
1
uit een lijst met alle 41 erkende medische vervolgopleidingen en de opties ‘weet niet’ en anders namelijk´. Om
RVZ: Numerus Fixus Geneeskunde: Loslaten of vasthouden? Den Haag 2010.
opleiding van eerste voorkeur. Studenten konden kiezen 2
CBOG: Definitief Afwegingskader Toewijzingvoorstel 2010 1e en 2e tranche zorgopleidingen.
aanbod en vraag met elkaar te vergelijken werden de door studenten ‘gewenste’ instroomaantallen omgezet
Trefwoorden: vervolgopleiding; opleidingsplaatsen
in een percentage en vergeleken met het daadwerkelijke
Wijze van presentatie: paper
aantal instroommogelijkheden volgens het CBOG.2 Congresboek 2010 | NVMO
Correspondentie-adres: Resultaten (en conclusie)
J.A. Struik
In totaal hebben 4000 geneeskundestudenten de en-
Burmandwarsstraat 51
quête volledig ingevuld (responspercentage 35,5%). Het
1091 SL Amsterdam
respondentenprofiel is representatief voor de Nederland-
E-mail:
[email protected]
se geneeskundestudentenpopulatie wat betreft de verdeling naar universiteit, geslacht en studiejaar. Huisartsgeneeskunde blijkt bij 14% van de respondenten eerste keus. Hierna volgen kindergeneeskunde (13%) en interne geneeskunde (9%). Bij mannen was interne geneeskunde het meest populair (11%), gevolgd door heelkunde (9%) en huisartsgeneeskunde (8%). De vrouwelijke
128
geneeskundestudent kiest bij voorkeur voor huisartsge-
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 537 | Sessie D9 Paper
D9.3 Het Ideale Curriculum; De beste stuurlui staan aan wal
zou in het ideale curriculum meer klinische vaardigheden aan bod moeten komen, terwijl ouderejaars graag meer farmacotherapie in het curriculum zien.
Osch WAY van, Buiten MS, Konings EEM, Kleine Schaars I
Conclusie
KNMG Studentenplatform
Uit dit onderzoek blijkt dat de verdeling van aandacht over de diverse competenties, zoals geneeskunde stu-
Probleemstelling
denten deze ervaren, grotendeels overeenkomt met hun
Het KNMG Studentenplatform heeft voorgaande jaren
ideaalbeeld hiervan. Jongerejaars zouden - zoals men
frequent gepleit voor meer aandacht binnen het genees-
zou mogen verwachten - graag meer onderwijs krijgen in
kunde curriculum voor onder andere medisch inhoudelij-
klinische vaardigheden en ouderejaars meer farmaco-
ke kennis , SEH onderwijs en farmacotherapie. Vanwege
therapie en minder communicatietraining.
1
een beperkte hoeveelheid tijd voor alle competenties is het belangrijk de aandacht voor deze competenties zo
Referentie
goed mogelijk te verdelen. In het kader van “de beste
1
Lambregts M, Warris L, Buiten MS. Geneeskundestu-
stuurlui staan aan wal” vroeg het KNMG Studentenplat-
denten kritisch over eigen kennis: ‘vroeger waren co’s
form de geneeskunde student of het onderwijs voldoet
veel beter’. Medisch Contact 64(8);2009.
aan de wensen. Trefwoorden: curriculum Methode
Wijze van presentatie: paper
de KNMG per e-mail uitgenodigd voor een elektronische
Correspondentie-adres:
enquête, waarin ook vragen over andere onderwerpen
W.A.Y. van Osch
werden gesteld. Aan de respondenten werd gevraagd:
KNMG Studentenplatform
100 procent, welke studielast voorstelt, te verdelen over
Arksteestraat 6-II
diverse onderdelen van de studie, gekozen aan de hand
6511 MZ Nijmegen
van het CANMEDS model. Doel: inzicht krijgen in de hui-
E-mail:
[email protected]
D
In november 2009 werden alle 11.556 student-leden van
dige aandachtsverdeling binnen de curricula. 100 procent te verdelen zoals het in de ideale situatie zou moeten zijn. Daarnaast werd de mening van de respondent gevraagd met betrekking tot de stelling ‘er is teveel communicatieonderwijs’ middels een multiple choice methode met antwoordopties in een schaal van helemaal mee eens, hele-
Resultaten In totaal hebben 4000 geneeskunde studenten de enquête ingevuld (35,5%). De verdeling tussen de huidige situatie/ideale situatie volgens de student binnen het curriculum uitgedrukt in procenten (een representatie van de studielast) is: medische basiskennis 33/33, communicatietraining 13/10, klinische vaardigheden 13/15, professioneel gedrag 10/8, wetenschappelijk gedrag 9/9 en farmacotherapie 8/10. Tevens werden de resultaten uit-
NVMO | Congresboek 2010
maal mee oneens.
gesplitst naar jaren. Jongerejaars menen meer onderwijs te krijgen in farmacotherapie (resp. 9 en 7%), terwijl vijfdeen zesdejaars een hoger percentage toekennen aan communicatietraining (resp. 14 en 12%). Volgens jongerejaars
129
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 537 | Sessie D9 Paper
D9.4 Studenten en hun interesses door de jaren heen: wat vindt een geneeskunde student belangrijk aan zijn toekomstig vakgebied?
en 2, naar 18% in jaar 5 en 6, terwijl dit bij kindergeneeskunde afneemt van respectievelijk 19% naar 9%. Veruit het belangrijkste aspect in het bepalen van de voorkeur voor een medische vervolgopleiding is dat het vakinhoudelijk interessant is (78% ). Ook belangrijk zijn het heb-
Fleur F, Langereis EJ, Struik JA, Vlemminx MWC
ben van veel patiëntencontact en leuke collegae. Het
KNMG Studentenplatform
minst bepalend zijn hoog salaris en status. De aspecten ‘leuke collegae’, ‘makkelijk om in opleiding te komen’ en
Probleemstelling
‘mogelijkheid tot onderzoek doen’ worden gedurende
Na een studie geneeskunde zijn er veel keuzemogelijk-
de studie belangrijker.
heden voor basisartsen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de uiteindelijke keuze voor een specialisatie af-
Discussie
hankelijk is van studentkenmerken, kenmerken van het
Uit onze enquête blijkt dat de meeste studenten me-
specialisme en de aantrekkelijkheid van het beroep voor
disch specialist of huisarts willen worden. De voorkeur
studenten. De preferentie voor sociaal geneeskundige
van studenten wat betreft hun vervolgopleiding veran-
beroepen is laag en deze daalt gedurende de opleiding
dert naarmate de studie vordert en is afhankelijk van een
nog verder1. Het KNMG Studentenplatform wilde weten
aantal factoren. Het KNMG Studentenplatform vraagt
hoe het is gesteld met de interesses van geneeskunde-
zich af welke factoren ervoor zorgen dat de voorkeur van
studenten wat betreft hun toekomstig vakgebied.
studenten tijdens de opleiding verandert.
Methode
Bronnen
In november 2009 werden alle 11.556 studentleden van
1 M.B.M. Soethout. Career preference of medical
de KNMG per email uitgenodigd voor een digitale en-
students and career choice of recent graduates :
quête, waarin ook vragen over andere onderwerpen
Factors influencing the preference for a choice of a
werden gesteld. Er werd gevraagd naar de vervolgoplei-
medical speciality in general and in public health in
ding van voorkeur. Studenten konden kiezen uit een lijst
particular. 2007. Amsterdam: Vrije Universiteit.
met alle 41 erkende medische vervolgopleidingen en de opties ‘weet niet’ en ‘anders namelijk [3DOTS]”. Tevens
Trefwoorden: voorkeur opleidingsplaatsen tijdens basis-
is gevraagd hoe belangrijk een aantal voorgelegde as-
opleiding
pecten zijn geweest in het bepalen van hun voorkeur
Wijze van presentatie: paper
door gebruik te maken van een vijf-puntsschaalverdeling. Daarna is gevraagd naar de factor die de grootste
Correspondentie-adres:
invloed heeft op hun voorkeur, zoals bijvoorbeeld het
F. Fleur
hebben van leuke collegae en het gemak waarmee je in
KNMG Studentenplatform
opleiding kan komen, etc.
Stationsstraat 23A
Congresboek 2010 | NVMO
6221 BN Maastricht Resultaten en conclusie In totaal hebben 4000 geneeskunde studenten de enquête volledig ingevuld (responspercentage 35,5%). Het respondentenprofiel is representatief voor de Nederlandse geneeskundestudentenpopulatie voor wat betreft de verdeling naar universiteit, geslacht en studiejaar. Uit onze enquête blijkt dat huisartsgeneeskunde het meest populair is (14% eerste keuze), waarna kindergeneeskunde (13%) en interne geneeskunde (9%) volgen. Deze top drie verandert als de resultaten worden uitgesplitst naar geslacht. Door de studiejaren heen neemt de inte-
130
resse voor huisartsgeneeskunde toe van 10% in jaar 1
[email protected]
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 557 | Sessie D10
Rondetafelsessie Interne audit vervolgopleiding D10.1 Interne Audit bij de Medisch Specialistische Vervolgopleidingen
Opzet 1. Voorstelronde met inventarisatie bekendheid met Interne Audit;
Ridder JMM van de, Oostenbroek RJ
2. Korte inleiding over Interne Audit en de PDCA-cyclus;
Albert Schweitzer Ziekenhuis
3. Uitwisseling van ervaringen en suggesties per thema,
Thema
4. Afsluiting met samenvatting van de gegeven sugges-
aan de hand van stellingen en/of praktijkvoorbeelden; De Interne Audit, of “proefvisitatie”heeft tot doel de kwali-
ties.
teit van de Medische Specialistische Opleidingen te monitoren en te borgen; terecht wordt hij daarom als kwali-
Deelnemers: maximaal 25
teitsindicator aangemerkt [1]. Uit literatuur blijkt dat Audit gecombineerd met feedback een effectieve methode is
Literatuur
om (gedrags)veranderingen te bewerkstelligen [2]. Tijdens
[1] Scherpbier AJJA, et al. Eindrapportage Projectgroep
de Interne Audit visiteren opleiders van onlangs gevisiteerde afdeling hun collega’s (opleiders en AIOS) van een
Kwaliteitsindicatoren. CBOG 2009. [2] Jamtvedt G, Young JM, Kristoffersen DT, O’Brien
andere vakgroep binnen het ziekenhuis. Dit gebeurt on-
MA, Oxman AD. Audit and feedback: effects on
geveer een jaar voorafgaand aan de werkelijke visitatie.
professional practice and health care outcomes.
Het vertrekpunt voor de gesprekken vormen de door de
Cochrane Database Syst.Rev. 2006 Apr 19;(2)
Medisch Specialisten Registratie Commissie (MSRC) ge-
(2):CD000259.
formuleerde voorwaarden, zwaarwegende adviezen en aanbevelingen zoals gegeven bij de erkenning van de op-
Trefwoorden: Interne audit vervolgopleiding
leiding. Daarnaast is de Plan-Do-Ceck-Act (PDCA)-cyclus
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
een belangrijke leidraad. Deze methodiek bereidt de opleidingsgroep adequaat voor op de werkelijke visitatie.
Correspondentie-adres: Albert Schweitzer Ziekenhuis
Het doel van deze rondetafelsessie is de aanwezigen
Postbus 444
kennis te laten maken met de methodiek van Interne
3300 AK Dordrecht
Audit zoals gehanteerd in het Albert Schweitzer zieken-
E-mail:
[email protected]
D
J.M.M. van de Ridder Doel
huis (ASz) te Dordrecht. Deelnemers wisselen ervaringen uit ten aanzien van de volgende thema’s: a) weerstanden bij de organisatie, implementatie en uitvoering van de Interne Audit, b) voorbereiding van betrokkenen, c) de inhoudelijke punten die tijdens de Interne Audit besprokomsten, d) de kwaliteitsborging: wat wordt er met de uitkomsten gedaan, en e) de tijdsinvestering van de betrokkenen. Doelgroep Medisch specialisten, A(N)IOS, co-assistenten en overig geïnteresseerden; deze rondetafelsessie is bewust bedoeld voor zowel degenen met, als voor degenen zonder ervaring met deze methodiek.
NVMO | Congresboek 2010
ken worden, c) de wijze van terugkoppeling van de uit-
131
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 558 | Sessie D11 Rondetafelsessie
Docentprofessionalisering D11.1 Formatieve en summatieve beoordeling van docenten: wat vinden ze er zelf van?
vant kunnen de groepen worden samengesteld op basis van gemeenschappelijke kenmerken, zoals klinisch vs niet-klinische docenten of docenten met vooral uitvoe-
Werkgroep Docentprofessionalisering
rende dan wel vooral coördinerende taken. De resultaten van de groepsdiscussies zullen plenair worden terugge-
Thema
rapporteerd.
Onderwijs en opleiden wordt steeds meer gezien als een belangrijke professionele activiteit binnen universiteiten
Referenties
en gezondheidszorginstellingen. Bij professionalisering
1. Berk,R.A., Survey of 12 strategies to measure teaching
hoort een gedegen systeem van kwaliteitszorg en carri-
effectiveness, Int.J.Teaching and Learning in Higher
èrebeleid voor docenten. Uit een eerste landelijke inven-
Education 17:48 - 62; 2005. http://www.isetl.org/ijtlhe.
tarisatie blijkt evaluatie van docenten vooral te bestaan
2. Berk,R.A., Using the 360-¦ multisource feedback model
uit studentevaluaties die zich richten op het functioneren
to evaluate teaching and professionalism, Med.Teach.
van docenten op de werkvloer. Hoewel deze zeker waar-
31:1073 - 1080; 2009. http://www.scopus.com/
devol zijn, hebben ze duidelijke beperkingen: veel onder-
inward/record.url?eid=2-s2.0-72049128322&partnerID
wijsactiviteiten vinden achter de schermen plaats en
=40&md5=247ef28342e52d2dae336337f8cc645d.
vaak zijn de aantallen respondenten en/of observaties klein. Bovendien vormen studentoordelen als enige bron
Trefwoorden: docentprofessionalisering
voor carrièrebeleid een zwakke basis. Binnen het be-
Wijze van presentatie; rondetafelsessie
drijfsleven en ook in de klinische praktijk wordt veel gebruik gemaakt van de 360o feedback, waarbij beoorde-
Correspondentie-adres:
lingen door diverse betrokkenen vanuit verschillende
W.M. Molenaar
perspectieven gegeven worden. Wellicht is een dergelijk
Voorzitter werkgroep docentprofessionalisering
systeem voor docentbeoordelingen ook toepasbaar
UMC Groningen
(1,2). Een belangrijk aspect daarbij is dat zowel de for-
Huispostcode FC 40
matieve beoordeling (feedback) als de summatieve be-
Postbus 196
oordeling (gekoppeld aan carrièrebeslissingen) van de
9700 AD Groningen
docenten acceptabel is voor henzelf, als direct belang-
E-mail:
[email protected]
hebbenden. Doel Inventariseren welke aspecten van beoordeling docenten zelf belangrijk en acceptabel vinden en hoe, door wie en wanneer zij beoordeeld willen worden. Hierbij zal onderscheid worden gemaakt tussen formatieve en sumCongresboek 2010 | NVMO
matieve beoordelingen. De werkgroep zal de resultaten van de ronde tafelsessie, in samenwerking met de werkgroep Kwaliteitszorg, gebruiken om een voorstel te ontwikkelen voor een systeem van docentevaluaties. Doelgroep Docenten in het hoger initiële onderwijs (basisopleidingen). Opzet Na een korte inleiding over verschillende vormen van docentbeoordelingen zal in kleine groepen worden gedis-
132
cussieerd over bovengenoemde aspecten. Indien rele-
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 559 | Sessie D12
Symposium Wetenschappelijke vorming D12.1 Wetenschap in de kliniek I: ervaringen in de coschappen
Doel is uitwisseling van bestaande praktijken, die al dan niet onderwijskundig en/of medisch-inhoudelijk zijn opgezet, waarbij disciplinaire of thematische benaderingen wor-
NVMO Werkgroep Wetenschappelijke vorming
den gebruikt, waarin studenten opdrachten moeten vervullen en waarbij wetenschappelijke vorming getoetst wordt.
Thema De NVMO werkgroep Wetenschappelijke Vorming wil uitwis-
Opzet
seling bevorderen van kennis en ervaring op het gebied van
Dit symposium vormt een forum voor presentatie van in-
wetenschappelijke vorming in het medische opleidingsconti-
formatie rond wetenschappelijke vorming tijdens co-
nuüm. In 2010 met een symposium én een rondetafelsessie
schappen. Het is de tweede activiteit in een serie van drie
rond wetenschappelijke vorming in de kliniek. Kennismaken
die op dit NVMO Congres 2010 worden georganiseerd
met, toepassen en toetsen van wetenschap in de kliniek zijn
rond het thema ‘Wetenschap in de kliniek’. De eerste ac-
belangrijke onderdelen van de wetenschappelijke vorming
tiviteit, de workshop ‘Critical Appraisal of a Topic’, is ge-
van de arts. De bachelor geneeskunde wordt geschoold in
richt op het schrijven van een patiëntpresentatie, formule-
theorie en methoden van wetenschappelijk onderzoek. In de
ren van klinische vragen, systematisch zoeken van
masterfase wordt ongeveer twee jaar besteed aan coschap-
literatuur, kritisch lezen, en een antwoord vinden op klini-
pen en wordt zelfstandig onderzoek uitgevoerd tijdens een
sche vragen. De workshop CAT wordt georganiseerd
wetenschapsstage. De student maakt zo in de masterfase
door Carin de Brouwer en Christel van Gool. Tijdens de
kennis met de wijze waarop wetenschappelijke vragen voort-
derde activiteit, de rondetafelsessie ‘Wetenschap in de
komen uit patiëntproblemen en hoe onderzoeksresultaten
kliniek II: best practices voor wetenschappelijke vorming
vertaald kunnen worden naar de patiëntenzorg. In de ver-
in de coschappen?’, wil de werkgroep W.V. op interac-
volgopleidingen zal de AIOS meer ervaring opdoen met we-
tieve manier duidelijk krijgen hoe opleiders en studenten
tenschap en medisch-wetenschappelijk onderzoek.
een optimale wetenschappelijke vorming van masterstudenten in de kliniek kunnen bereiken en hoe dit vertaald kan worden naar competentie-ontwikkeling, zoals be-
- Op welke wijze wordt de coassistent wetenschappelijk
schreven in het Raamplan Artsopleiding 2009.
D
Thema’s voor het symposium zijn gevormd? - In welke mate ervaart de basisarts in opleiding ook daadwerkelijk wetenschap in de kliniek? - Hoe wordt wetenschappelijke vorming in de coschappen gewaarborgd en getoetst?
Doelgroep Betrokkenen uit UMC’s en andere medisch-wetenschappelijke instellingen in Nederland en Vlaanderen worden uitgenodigd tijdens dit interactieve symposium schap in de kliniek kunnen leren. Opleiders, coassisten-
De werkgroep beoogt met dit symposium een inventarisatie
ten, coschapbegeleiders, bachelors geneeskunde, se-
van bestaande concepten en praktijken voor wetenschap-
mi-artsen, AIOS, clinici en biomedische wetenschappers,
pelijke vorming in de kliniek. De aandacht wordt niet gericht
die betrokken zijn bij wetenschap in de kliniek.
op ‘produceren’, maar op kritisch ‘consumeren’ van wetenschap tijdens de coschappen. Deze vorm van evidence-
Trefwoord: wetenschappelijke vorming
based medicine betekent leren van o.a.:
Wijze van presentatie: symposium
- wetenschappelijke benadering van diagnostiek, prognose, behandeling en preventie; - de (kritische) manieren waarop de arts omgaat met we-
Correspondentie-adres: A.F.P.M. de Goeij
tenschappelijke informatie en het gebruiken van weten-
MUMC – FHML
schappelijke resultaten in de patiëntenzorg;
Postbus 616
- het vertalen van patiëntproblemen naar vragen die wetenschappelijk beantwoord kunnen worden;
NVMO | Congresboek 2010
te presenteren op welke manier coassistenten wetenDoel
6200 MD Maastricht E-mail:
[email protected]
- hoe de arts het belang van nieuwe wetenschappelijke resultaten leert inzien en daar uitvoering aan geeft.
133
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Abdijzaal | Sessie D13
Workshop Mind-body medicine, professionalism D13.1 Mind-body medicine skills to foster professionalism in medical students and faculty
Trefwoorden: mind-body-medicine, professionalism Wijze van presentatie:workshop Correspondentie-adres:
Haramati A
Prof.dr. Aviad (Adi) Haramati Georgetown University
Congresboek 2010 | NVMO
134
Ten tijde van het drukken van dit boek was er helaas
School of Medicine
geen tekst beschikbaar
Washington DC USA
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 401 | Sessie D14 Workshop
Onderwijsschema’s D14.1 Het maken van schema’s voor het onderwijs: hands on ervaring met twee schematiseertechnieken
van ongeveer 3 of 4 deelnemers met één van de twee methodes aan de hand van een instructie. Na deze hands on ervaring worden de schema’s met elkaar vergeleken om de invloed van de instructie op vorm en inhoud van het sche-
Vink CC, Universiteit Leiden,
ma te beoordelen. Tevens wordt nabesproken hoe het pro-
Broek PJ van den, LUMC
ces van schematiseren is ervaren. Welke fase van het construeren was interessant en stimuleerde uitwisseling van
Thema
informatie, welke fase leidde tot verdieping van het begrip
In schema’s kan kennis die nodig is om een onderwerp te
van het onderwerp? In welke onderwijssituaties lenen de
begrijpen, expliciet worden gemaakt. Er zijn verschillende
twee methoden van schematiseren zich?
soorten schema’s. Zo wordt in het (medisch) onderwijs gebruik gemaakt van beslisbomen (handelingsschema’s),
Referenties
maar ook schema’s die te typeren zijn als ‘gevisualiseerde
Edmondson KM (1995). Concept mapping for the develop-
kennisnetwerken’ komen voor. Voorbeelden daarvan zijn
ment of medical curricula. Journal of Research in Science
concept maps (en afgeleide vormen daarvan) en diagnosti-
Teaching (32) 7: 777-793.
sche schema’s. Deze gevisualiseerde kennisschema’s zul-
Mandin H, Jones A et al. (1997). helping students learn to
len centraal staan in de workshop. Het construeren van een
think like experts when solving clinical problems. Acaade-
schema door een klein groepje mensen -dat kunnen stu-
mic Medicine 72 (3): 173-179.
denten of docenten zijn- is vaak een leerzaam proces. De makers worden uitgedaagd verbanden tussen begrippen
Trefwoorden: onderwijsschema’s
nauwkeurig te beschrijven en hiërarchische structuren tus-
Wijze van presentatie: workshop
vanuit verschillende disciplines (klinische en/of biomedi-
Correspondentie-adres:
sche) expliciet met elkaar in verband worden gebracht en
C.C. Vink
daarmee kan schematiseren een hulpmiddel zijn om inter-
LUMC
disciplinair onderwijs te ontwikkelen.
Wassenaarseweg 65A
D
sen begrippen aan te brengen. In een schema kan kennis
2300 AX Leiden Doel
E-mail:
[email protected]
In deze workshop wordt met twee manieren van schematiseren gewerkt; een aangepaste vorm van conceptmapping en de methode van diagnostische schema’s. Deze twee methoden worden met elkaar vergeleken in termen van opbrengst (wat zijn de kenmerken van de resulterende schema’s?) en proceskenmerken (wat voor soort discussies roepen beide manieren discussies?). Na de workshop hebben de deelnemers een beeld van de waarde van het construeren van schema’s bij zowel de ontwikkeling als de uitvoering van onderwijs. Doelgroep Deze workshop is gericht op iedereen met ervaring met het medisch onderwijs, zowel in de rol van onderwijsgevende (clinicus en biomedicus) als in de rol van student.
NVMO | Congresboek 2010
van schematiseren in de groep op en wat valt op aan deze
Opzet Na een korte inleiding over de twee soorten schema’s en de onderwijstoepassingen ervan gaan de deelnemers zelf aan de slag met een medisch onderwerp. Zij werken in groepen
135
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 403 | Sessie D15 Workshop
Kwalitatief onderzoek D15.1 Het bestuderen van taal en interactie; een praktische introductie in de Conversation Analysis.
Trefwoord:
Conversation
Analysis,
naar onderwijs Wijze van presentatie: workshop
Croix A de la Erasmus MC
Correspondentie-adres: A. de la Croix
Thema
Erasmus MC
We voeren de hele dag gesprekken: met collega’s, part-
Gebouw Rochussenstraat 51
ners, kinderen, studenten, vrienden, maar ook met on-
Burg. S’jacobsplein 51
bekenden. Conversation Analysis (CA) is een weten-
3015 CA Rotterdam
schappelijke manier om naar gesprekken te kijken en
E-mail:
[email protected]
patronen te zoeken in interacties. CA richt zich op relaties tussen mensen, de structuur van een gesprek, de invloed van context en het verband tussen deze aspecten. Gespreksanalyse kan zeer nuttig zijn voor de medische onderwijskunde, om beter inzicht te krijgen in gesprekken tussen arts & patiënt, student & patiënt, student & simulatiepatiënt, docent & student(en), etc . Doel Na een overzicht van de theorie zullen deelnemers stilstaan bij de data-analyse voor gespreksanalytisch onderzoek en volgt een transcriptie-oefening, gesprekken moeten immers op papier gezet worden voor analyse. Vervolgens gaan we aan de slag met (Engelstalige) transcripts om de werkwijze van CA beter te begrijpen. Na de workshop zullen de deelnemers een goed beeld hebben van de achtergrond van CA, van CA als onderzoeksmethode en zullen ze begrijpen wat nodig is om een CA-studie op te zetten. Doelgroep Mensen zonder ervaring met CA, maar met interesse in gespreksanalyse. Deze workshop is bedoeld als introCongresboek 2010 | NVMO
ductie. Opzet workshop: - Presentatie van achterliggende ideeën en belangrijke concepten in de CA - Transcriptie oefening & vragen over dataverzameling - In groepen aan de slag met een groep teksten - Nabespreking en presentatie van bevindingen en ervaringen - Overzicht van software, websites en literatuur die kunnen helpen bij gespreksanalyse
136
Maximum aantal deelnemers: 20
taalwetenschap,
kwalitatieve data-analyse, methodologie, onderzoek
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | Ruimte 404 | Sessie D16 Workshop
Feedback in de klinische fase D16.1 Implementatie van een verbeterde feedbacksystematiek voor de klinische fase
Doelgroep Deze workshop is interessant voor mensen die betrokken zijn bij de begeleiding en beoordeling van coassis-
Hubers STT, Jousma F, Visser BM, Beekman-Evers M
tenten en voor mensen die geïnteresseerd zijn in het tot
Erasmus MC
stand brengen van een andere kijk op het geven van (schriftelijke) feedback binnen hun organisatie.
Thema Al vanaf 2007 wordt in het Erasmus MC aan coassistenten
Opzet workshop
schriftelijke feedback gegeven met behulp van het ‘Feed-
Het implementatieproces zal worden besproken met de
backzakboekje’. Belangrijkste doel van de implementatie
vraag: hoe zou het in uw organisatie aangepakt moeten
van dit boekje was het stimuleren van feedback aan coas-
worden? Er zal wordt geoefend met het geven van feed-
sistenten volgens de CanMEDS competenties. Uit evalua-
back aan co-assistenten op basis van videomateriaal.
ties zijn een aantal verbeterpunten naar voren gekomen.
Ingevulde boekjes zullen worden gebruikt om te laten
Allereerst had de feedback een prominente rol in de beoor-
zien hoe coassistenten met deze feedback omgaan.
deling, waardoor het vragen van feedback door veel coassistenten als onvoldoende veilig werd ervaren. Ten tweede
Maximum aantal deelnemers: 24
werd het verzamelen van feedback door de coassistenten teveel als doel op zich gezien: het ontbrak aan een
Trefwoorden: co-schappen, feedback
leercyclus, waarin de coassistenten door middel van re-
Wijze van presentatie: workshop
vaardigheden en realiseren van gedragsverandering
Correspondentie-adres:
konden komen. In samenwerking met de verschillende
S.T.T. Hubers
stakeholders (opleiders, coassistenten, onderwijskundi-
Erasmus MC
gen) is er een veranderingtraject in gang gezet om de ge-
Burg. S’ Jacobsplein 51
constateerde verbeterpunten aan te pakken. Dit heeft
3015 CA Rotterdam
oa.geleid tot een nieuw boekje dat reflectie meer stimu-
E-mail:
[email protected]
D
flectie tot concrete (plannen) voor het ontwikkelen van
leert, het doorvoeren van veranderingen in de beoordelingsystematiek maar ook tot een training voor coassistenten én tot een voorlichtingscampagne om te komen tot een andere houding van opleiders met betrekking tot het werken met het boekje. Doel Het doel van de workshop is tweeledig: Allereerst gaan welke interventies zijn/waren nodig om de gehele organisatie verder te helpen: hoe kan het geven van feedback worden uitgebouwd van een (be)oordelend commentaar naar de kern van een tot gedragsverandering leidende leercyclus? Deelnemers worden hierbij uitgedaagd na te denken over wat hun aanpak en rol zou kunnen zijn bij een dergelijk proces in hun eigen organisatie. Vervolgens gaan we naar aanleiding van eigen (evaluatie)onderzoek aan de slag met hoe coassistenten feedback (kunnen)
NVMO | Congresboek 2010
we in op het opzetten en verloop van het veranderproces:
verwerken in reflectie en plannen voor eigen gedragsverandering. Items uit de ‘Feedback Workshop’ ,die samen met de coassistenten ontwikkeld is, worden ingezet om zelf te oefenen met het geven van feedback.
137
Vrijdag 12 november, tussen 10.45-12.00 uur | van Speykzaal | Sessie D17 Workshop
Fringe D17.1 Tai Chi
blijven trainen en ermee mediteren. Het correct beoefenen van Tai Chi kan naar verluidt ook leiden tot het ver-
Wat is Tai Chi? (bron: wikipedia) Tai Chi is een bewegings-
dwijnen van ouderdomskwaaltjes, rug- en nekklachten en
activiteit die van oorsprong gevechtshandelingen betrof,
hoofdpijn.
gebaseerd op de oosterse leer van yin en yang, van drukpunten en meridianen.
De workshop zal worden geleid door ervaren Tai Chi docenten.
Er bestaan binnen het Tai Chi verschillende groepen, stijlen genaamd, waarbij de yang-stijl voornamelijk langzaam
Benodigdheden: (zo mogelijk) dikke sokken
wordt uitgevoerd en de chen-stijl ook explosieve momenten in zich heeft. Deze stijlen zijn vaak weer onderverdeeld in diverse substijlen van leraren die er hun eigen kennis, vaardigheid en ervaring aan hebben toegevoegd. De bewegingen worden in een vaste volgorde uitgevoerd. De Tai Chi beoefenaren spreken van ‘De Vorm’. Elke stijl kent zijn eigen vormen, die van leraar op leerling worden overgedragen. De langzame bewegingen, die vanuit de buik en vooral zeer ontspannen uitgevoerd worden, zijn kenmerkend voor Tai Chi. De meest prominente doelstellingen van Tai Chi zijn tegenwoordig: gezondheid, ontspanning en balans. Deze doelstellingen worden bereikt door een bepaalde vorm van inwendige energie, de ‘Chi’, goed te laten stromen. Die Chi stroomt in de meridianen van de aarde naar de hemel en omgekeerd door en langs het lichaam. In de verschillende vormen leert men de stroming van Chi te beheersen. Er zijn enkele verdiepingsniveaus, waarbij de doelstellingen van de beoefenaar mee veranderen. De student begint met het leren beheersen van de nodige basis (correcte lichaamshouding, correct plaatsen van de voeten en het openen van de liezen) en het uitvoeren van de Tai Chi bewegingen zonder het gebruik van spierkracht. Daarna Congresboek 2010 | NVMO
ligt het accent meer op de innerlijke beleving van de bewegingen, met aandacht voor de Chi-stroming in de meridianen. Uiteindelijk resulteert dit in ‘innerlijke kracht’, die wordt gekenmerkt door het vermogen mee te gaan in elke beweging van een tegenstander zonder dat je zelf je balans verliest. Zo ver hoeven beoefenaren niet te gaan. Al in het begin levert Tai Chi de beoefenaren een beter evenwichtsgevoel op. Na enig trainen leert men ook het gevoel van stromende Chi herkennen. Zowel jonge als oude mensen kunnen deze bewegingskunst beoefenen. Men kan er le-
138
nig mee blijven, tot op hoge leeftijd het evenwichtgevoel
Maximum aantal deelnemers: ca. 40
139
NVMO | Congresboek 2010
D
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 522 | Sessie E1
Wetenschappelijke paper Curriculum-ontwikkeling, feedback, simulatiepatiënten E1.1 Analyse prestatieniveau van Bachelorstudenten op het gebied van evidencebased practice (EBP) bij drie paramedisch opleidingen
gen over stap 3 (kritisch beoordelen literatuur) gaven studenten gemiddeld slechts 28% goede antwoorden. Het gemiddelde prestatieniveau tussen de opleidingen verschilde niet significant van elkaar. Voor afzonderlijke stappen binnen het EBP-proces werden wel significante
Groot M de, Flap E, Bouwma CI
verschillen tussen de opleidingen gevonden (P<0.01).
Hanzehogeschool
Voor opstellen onderzoeksvraag scoorden studenten MZK en MBRT voldoende (72% en 70%) en was het
Probleemstelling
prestatieniveau van VD-studenten lager (47%). Voor lite-
Studenten aan paramedische beroepsopleidingen leren
ratuur zoeken scoorden studenten van alledrie de oplei-
tijdens het evidence-based practice (EBP) onderwijs hoe
dingen voldoende (MZK 73%, MBRT 74% en VD 61%),
zij in vijf stappen beslissingen kunnen nemen op basis
maar was het gemiddelde prestatieniveau van VD-stu-
van wetenschappelijk bewijs, klinische expertise en
denten lager.
voorkeur van de patiënt. Het is echter ondoorzichtig hoe effectief het EBP onderwijs bij verschillende opleidingen
Discussie
is. Om meer inzicht te krijgen in het prestatieniveau van
Bachelorstudenten in de huidige paramedische curricula
Bachelorstudenten op het gebied van EBP worden in
zijn voldoende in staat om een onderzoeksvraag op te
deze studie drie verschillende paramedische curricula
stellen en bijbehorende literatuur te zoeken. Het ont-
binnen één hogeschool met elkaar vergeleken. Het doel
breekt ze echter aan kennis en vaardigheden om de lite-
van deze analyse is om vast te stellen met welke kennis
ratuur te beoordelen. Het is onbekend in hoeverre stu-
en vaardigheden op het gebied van EBP Bachelorstu-
denten in staat zijn hun bevindingen te implementeren
denten de opleiding verlaten .
en te evalueren. De uitkomst van deze studie biedt aanknopingspunten voor gerichte onderwijsontwikkeling op
Methode
het gebied van EBP onderwijs.
Het onderzoek vond plaats binnen de academie voor gezondheidsstudies van de Hanzehogeschool Gronin-
Referenties
gen. Het betrof de curricula van mondzorgkunde (MZK),
1. Ramos KD, Schafer S and Tracz SM Validation of the
medische beeldvorming en radiotherapeutische technie-
Congresboek 2010 | NVMO
140
Fresno test of competence in evidence based
ken (MBRT) en voeding & diëtetiek (VD). De prestaties
medicine. BMJ 326 (7384):319-321, 2003.
van vierdejaars studenten werden gemeten met een
2. Spek Spek B De Modified Fresno: validering van een
aangepaste versie van de Fresno assessment tool, de
evaluatie-instrument om effecten van onderwijs in
zogenaamde ‘modified Fresno’ (1,2). De test beoogt de
evidence-based practice te meten bij studenten in
kennis en vaardigheden op de eerste drie van de in to-
gezondheidszorg disciplines binnen het hoger
taal vijf stappen van het EBP proces te meten. De ce-
beroepsonderwijs. Paper geaccepteerd voor NVMO
suur voor een voldoende werd gesteld op 60% goede
2010
antwoorden. De uitkomsten werden met elkaar vergeleken middels een ANOVA.
Trefwoorden: paramedisch opleidingen, evidence-based practice, onderwijsontwikkeling
Resultaten
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
In totaal deden 15 MZK studenten (respons 50%), 43 MBRT studenten (respons 53%) en 13 VD studenten
Correspondentie-adres:
(respons 16%) mee aan het onderzoek. Gemiddeld
M. de Groot
scoorden alledrie de opleidingen onvoldoende voor de
Hanzehogeschool Groningen,
modified Fresno. Slechts 3 (MBRT) studenten van alle
Lectoraat Transparante Zorgverlening
vierdejaars behaalden een voldoende. Op afzonderlijke
Postbus 3109
stappen gaven studenten gemiddeld wel voldoende
9701 DC Groningen
goede antwoorden, namelijk 66% voor een onderzoeks-
E-mail:
[email protected]
vraag opstellen en 71% voor literatuur zoeken. Op vra-
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 522 | Sessie E1 Wetenschappelijke paper
E1.2 Gepercipieerde leerzaamheid van feedback in de klinische setting: de ontwikkeling en validering van een vragenlijst
Resultaten De uitkomst van factoranalyse resulteert in negen schalen (46 items; k). Drie schalen hebben betrekking op het onderwijsgedrag van de feedbackgever: doelgericht en
Ridder JMM van de, Albert Schweitzer Ziekenhuis
betrouwbaar (k=8); betrokken (k=6) en afstandelijk (k=5).
McGaghie WC, Feinberg School of Medicine
Twee schalen zijn gerelateerd aan de zelfbeoordeling
Cate TJ ten, UMC Utrecht
van de taakuitvoering door de feedbackontvanger: lage
Stokking KM, Universiteit Utrecht
zelfbeoordeling (k=4) en hoge zelfbeoordeling (k=4). Een schaal betreft de duidelijkheid van de feedbackbood-
Probleemstelling
schap (k=8). Drie schalen zijn geassocieerd met de feed-
Informatie over percepties is belangrijk; percepties bepalen
backcontext: privacy (k=4); formatieve feedback (k=4)
en sturen het menselijk gedrag. Systematisch onderzoek
en de kritische aard van de taak (k=3). De interne con-
naar de gepercipieerde leerzaamheid van feedback in de
sistentie van de schalen variëert van = 0.61 tot 0.76.
klinisch setting ontbreekt. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk
Significante verschillen op de schaalscores tussen sub-
of de leerzaamheid van feedback in verschillende (sub)cul-
groepen zijn gevonden voor leeftijd, geslacht, nationali-
turen -landen, specialismen, opleidingsfasen- verschillend
teit, senioriteit en medisch specialisme.
wordt beleefd. Feedbackgevers kunnen met behulp van informatie over gepercipieerde leerzaamheid van feedback
Conclusie
richtlijnen formuleren waarmee de wijze van feedbackge-
De conclusie op basis van deze resultaten is dat met be-
ven afgestemd wordt op de feedbackontvanger [1].
hulp van de ontwikkelde vragenlijst de gepercipieerde leer-
inhoudelijk goed interpreteerbaar, en vormen een goede re-
zien van de leerzaamheid van feedback ontvangen in de
presentatie van het feedbackproces. De schalen lijken be-
klinische setting, om zodoende ‘culturele’ verschillen in
trouwbaar -de interne consistentie varieert van redelijk tot
(sub)groepen inzichtelijk te maken. Dit instrument is ge-
goed. Met behulp van de schalen kan een onderscheid ge-
baseerd op een beschrijvend model waarin de fasen van
maakt worden tussen verschillende subgroepen, dit is een
het feedbackproces centraal staan: de taakuitvoering, de
indicator van de validiteit. Suggestie voor vervolgonderzoek
taak observatie, de feedback communicatie, de feedback
is een verdere validatie van de FICS, met behulp van be-
ontvangst en de herhaling van de taakuitvoering.
staande gevalideerde vragenlijsten.
Methode
Literatuur
Een acht stappen methodiek is gebruikt om de Feed-
[1] Ilgen DR, Fisher CD, Taylor SM Consequences of
back Instructiveness in the Clinical Setting (FICS) vra-
individual feedback on behavior in organizations. J
genlijst te ontwikkelen [2]. Dataverzameling heeft plaats
Appl Psychol. 1979; 64: 349-371.
gevonden in Nederland en de Verenigde Staten. De res-
[2] Comrey AL Factor analytic methods of scale
pons van co-assistenten en arts-asisstenten (n = 644) is
development in personality and clinical psychology.
geanalyseerd door middel van factoranalyse (PCA, vari-
J Consult Clin Psychol. 1988; 56: 754-761.
max rotatie). In een iteratief proces zijn schalen bepaald op basis van ondermeer de uitkomsten van factoranaly-
Trefwoorden: feedback, vragenlijst, validering
se. Per schaal is nagegaan met behulp van bivariate cor-
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
relaties en ANOVA’s (p<0.006) of de schaalgemiddelden verschilden binnen subgroepen. Deze subgroepen zijn
Correspondentie-adres:
gebaseerd op leeftijd, geslacht, nationaliteit, senioriteit
J.M.M. van de Ridder
en medisch specialisme.
Albert Schweitzer Ziekenhuis
NVMO | Congresboek 2010
en valide gemeten kan worden. De schalen van de FICS zijn
instrument om percepties van lerenden te meten ten aan-
E
zaamheid van feedback in de klinische setting betrouwbaar Het doel van dit onderzoek is de ontwikkeling van een
Postbus 444 3300 AK Dordrecht E-mail:
[email protected]
141
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 522 | Sessie E1
Promovendi lezing E1.3 Innovative use of simulated patients for educational purposes
Correspondentie-adres: Lonneke Bokken UMC St. Radboud
Lonneke Bokken
Kindergeneeskunde, huispostnummer 833
UMC St Radboud
Postbus 9101 6500 HB Nijmegen
Simulatiepatiënten, gedefinieerd als “normale personen die getraind zijn symptomen van echte patiënten te presenteren”, worden veel toegepast in het medisch onderwijs. Er zijn vele voordelen van simulatiepatiënten (SP) beschreven. Bijvoorbeeld de mogelijkheid feedback te geven aan studenten of de mogelijkheid de rol aan te passen aan specifieke onderwijs doelen. Bovendien kunnen mensen van verschillende leeftijden, inclusief adolescenten, getraind worden als SP. Een nadeel van SP is dat ze negatieve effecten kunnen ondervinden van het spelen van rollen, bijvoorbeeld vermoeidheid. Verder is gesuggereerd dat SP nooit de contacten met echte patiënten kunnen vervangen. Ondanks het omvangrijke onderzoek naar het gebruik van SP, is er weinig onderzoek gedaan naar de praktische implicaties van de veronderstelde voor- en nadelen van het gebruik van SP. Ook is er weinig bekend over de additionele waarde van het gebruik van SP ten opzichte van echte patiënten. Kennis hierover is essentieel om het gebruik van SP en echte patiënten in het onderwijs te kunnen optimaliseren. De onderzoeksvragen in het proefschrift waren: 1) Wat zijn de praktische implicaties van de vermeende voor- en nadelen van het gebruik van SP in het medisch onderwijs? 2) Wat zijn de voor- en nadelen van SP ten opzichte van echte patiënten en welk contact vinden studenten meer leerzaam: met een echte patiënt of met een SP? Congresboek 2010 | NVMO
142
Tijdens de lezing zal worden ingegaan op de belangrijkste conclusies van het proefschrift met betrekking tot de praktische implicaties van de voor- en nadelen van simulatiepatiënten en echte patiënten. Trefwoorden: simulatiepatiënten Wijze van presentatie: promovendi lezing
E-mail:
[email protected]
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 525 | Sessie E2
Wetenschappelijke paper Toetsing, competenties E2.1 Een tussentoets gedurende het kernblok Algemene Pathofysiologie leidt tot een hoger bloktoetsresultaat: een prospectief gerandomiseerde studie
Discussie Deelname aan een tussentoets door bachelorstudenten gedurende het kernblok Algemene Pathofysiologie leidt tot een hogere score op de bloktoets, met name van de deelscore die betrekking heeft op het thema van de vra-
Olde Bekkink M, Ruiter D, Donders R, Muijen G van
gen van de tussentoets. Aangezien dit optreedt zonder
UMC St Radboud
feedback zijn er ook andere factoren in het spel die leren bevorderen na toetsen, zoals versterkte motivatie en oe-
Probleemstelling
fening van de studenten. Het lijkt erop dat studenten
Er zijn aanwijzingen dat het deelnemen aan tussentijdse
door deelname aan een tussentoets meer uitgedaagd
toetsen het leren bevordert (1). Het wetenschappelijke
worden om beter te leren. Dit onderzoek ondersteunt de
bewijs hiervoor is tot op heden echter relatief beperkt,
gedachte dat een tussentoets gezien kan worden als
met name op het gebied van medisch onderwijs (1). Om
een educatief instrument (2).
deze reden hebben wij het effect van een tussentoets gedurende een lopend kernblok Algemene Pathofysiolo-
Literatuur
gie onderzocht.
1. Larsen, D.P., Butler, A.C. & Roediger, H.L. (2008). Test-enhanced learning in medical Education. Med
Methode Een prospectief gerandomiseerd onderzoek waarbij stu-
Educ, 42, 959-966. 2. Krupat, E. & Dienstag, J.L. (2009). Commentary:
denten in twee groepen werden gerandomiseerd met
Assessment is an educational tool. Acad Med, 84,
stratificatie voor geslacht en studierichting. Het betrof
548-550.
326 studenten Geneeskunde en 91 studenten Biomedische Wetenschappen. De interventiegroep nam deel
Trefwoorden: pathofysiologie, tussentijdse toets
aan een tussentoets en de controlegroep nam hieraan
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
meerkeuzevragen bestond, geschiedde op basis van
Correspondentie-adres:
het geen bezwaar principe (99% deelname). De tussen-
M.Olde Bekkink
toets vond drie dagen voorafgaand aan de bloktoets
UMC St Radboud
plaats. Er werd geen feedback gegeven over de ant-
Postbus 9101
woorden van de tussentoets. De bloktoets bestond uit
6500 HB Rotterdam
vijftien meerkeuzevragen overeenkomstig aan die van de
E-mail:
[email protected]
E
geen deel. Deelname aan de tussentoets, die uit zeven
tussentoets en zeven open vragen. Uitkomstmaten waren: cijfer van de bloktoets, deelcijfer van de vragen gekoppeld aan het thema van de laatste week, en deelcijuitgedrukt in een schaal van één tot tien. Statistische analyse werd uitgevoerd met behulp van linear mixed models volgens het intention to treat principe. Resultaten Studenten die deelnamen aan de tussentoets scoorden 0,288 punten hoger op de bloktoets dan studenten uit de controlegroep (p=0,037). De score voor de vragen gekoppeld aan het thema van de laatste week bleek
NVMO | Congresboek 2010
fer van de overige vragen. Cijfer en deelcijfers werden
0,465 punten hoger te zijn (p=0,007), en 0,169 punten voor de overige vragen (p=0,262).
143
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 525 | Sessie E2 Wetenschappelijke paper
E2.2 Transfer van opleiding naar praktijk: het competentieprofiel van de pasafgestudeerde dierenarts
zeven hoofdcompetenties en 21 deelcompetenties. De hoofdcompetenties zijn geformuleerd als: veterinair handelen, samenwerken, communiceren, ondernemerschap, gezondheid en welzijn bevorderen, persoonlijke ontwikke-
Bok GJ, Universiteit Utrecht
ling en wetenschappelijk handelen. Elke deelcompetentie
Jaarsma ADC, Universiteit Utrecht
wordt kernachtig beschreven door middel van een
Teunissen PW, Universiteit Maastricht
samengevatte weergave van de codes afkomstig uit de
Vleuten CPM van, Universiteit Maastricht
data-analyse.
Beukelen P van, Universiteit Utrecht Discussie Probleemstelling
Uit het focusgroeponderzoek zijn opvallende resultaten
De overgang van opleiding naar de veterinaire professie
naar voren gekomen. In tegenstelling tot de meeste me-
is momenteel niet optimaal. Uit recent onderzoek van
dische competentieprofielen zien we competenties met
Jaarsma et al.1 is gebleken dat diergeneeskundige
betrekking tot ondernemerschap zeer duidelijk naar vo-
alumni zich ten aanzien van diverse competenties (o.a.
ren komen in het profiel. Het opzetten en managen van
communiceren) niet goed voorbereid voelen en dat er
een bedrijf worden expliciet als belangrijke bekwaamhe-
een toenemende behoefte is aan meer praktijkgericht en
den genoemd voor een pasafgestudeerde dierenarts.
longitudinaal samenhangend onderwijs gedurende de
Daarnaast komt de rol als intermediair tussen de volks-
opleiding. Medische (vervolg)opleidingen maken in toe-
gezondheid en de diergezondheid in de competentiebe-
nemende mate gebruik van competentieprofielen in het
schrijving duidelijk naar voren. Vervolgonderzoek door
kader van curriculumontwikkelingen, in het onderwijs en
middel van een Delphi-onderzoek met experts uit het
bij het opzetten van de toetsing om te definiëren welke
beroepsveld zal plaatsvinden voor een nadere validering
bekwaamheden beheerst dienen te worden.2 Binnen de
van het competentieprofiel.
veterinaire wereld ontbreekt op dit moment een dergelijk competentieprofiel. Dit onderzoek is opgezet om duide-
Literatuur
lijkheid te verkrijgen over de competenties die een pa-
Jaarsma ADC, Dolmans DHJM, Scherpbier AJJA,
safgestudeerde dierenarts dient te bezitten en derhalve
Beukelen P van Preparation for practice by veterinary
gedurende de opleiding ontwikkeld en getoetst dienen
school: A comparison of the perceptions of alumni from
te worden. In deze bijdrage wordt de ontwikkeling van
a traditional and an innovative veterinary curriculum.
een competentieprofiel voor de pasafgestudeerde die-
J Vet Med Educ. 2008;35:431-438.
renarts beschreven.
Frank JR, Danoff D The CanMEDS initiative: Implementing an outcomes-based framework of physician
Methode
competencies. Med Teach. 2007;29:642-647.
Middels kwalitatief onderzoek is tot de constructie van
Congresboek 2010 | NVMO
een competentieraamwerk gekomen. In totaal zijn er zes
Trefwoorden: competentieprofiel, diergeneeskunde
focusgroepen georganiseerd met 54 deelnemers; drie
Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper
met pasafgestudeerde dierenartsen werkzaam in een dierenartsenpraktijk, één met pasafgestudeerde dieren-
Correspondentie-adres:
artsen werkzaam in andere sectoren binnen het veteri-
Drs. G.J. Bok
naire beroepsveld, één met eigenaren van gezelschaps-
Faculteit Diergeneeskunde
dieren en één met eigenaren van bedrijfsmatig gehouden
Universiteit Utrecht
dieren. De dierenartsen waren alle tussen een half en vijf
Yalelaan 1
jaar werkzaam in het beroepsveld. Door middel van
3584 CL Utrecht
kwalitatieve data-analyse met behulp van Atlas TI is het
E-mail:
[email protected]
competentieprofiel opgesteld. Resultaten
144
De kwalitatieve analyse heeft geleid tot een profiel met
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 525 | Sessie E2 Wetenschappelijke paper
E2.3 De Voortgangstoets Radiologie (VGTR), een betrouwbare en constructvalide kennistoets?
alfa berekend. Als indicatie voor de constructvaliditeit werden per toets verschillen in “goed-min-fout-toetsscores” (GF-scores) van assistenten uit de vijf verschillende opleidingsjaren met one-way ANOVA getoetst (afhankelijke variabele is
Ravesloot CJ, UMC Utrecht
G-F-score; onafhankelijke variabele is opleidingsjaar). Aan-
Schaaf MF van der, Universiteit Utrecht
vullend werden post-hoc scheffé analyses uitgevoerd.
Cate ThJ ten, UMC Utrecht Kruitwagen CLJJ, UMC Utrecht
Resultaten
Haaring C, UMC Utrecht
2427 toetsresultaten van in totaal 525 assistenten radiologie
Beek FJA, UMC Utrecht
uit 26 verschillende opleidingsziekenhuizen werden geanaly-
Schaik JPJ van, UMC Utrecht
seerd. Cronbach’s alfa voor ieder van de toetsen lag rond 0.90. Per opleidingsjaar per toets variëerde alfa van 0.73 tot
Doel
0.88. Bij elke VGTR was de gemiddelde goed-min-fout (G-
Voor de ontwikkeling tot medisch specialist is uitgebreide
F-)score significant hoger naarmate de assistenten langer in
specialistische kennis noodzakelijk1. Het evalueren van de
opleiding waren (F-waarden (4,227-299) variëren van 37,0
kennisontwikkeling tijdens de opleiding is daarom van groot
tot 91,5; p < 0,001). Aan het eind van de opleiding vlakt de
belang. Voortgangstoetsing, een veelgebruikt toetsinstrument
kenniscurve af. Tussen de laatste twee opleidingsjaren werd
in de geneeskunde opleiding, zou hiervoor geschikt kunnen
bij acht van de negen toetsen geen significant verschil in
zijn2,3,4,5. Bij voortgangstoetsing wordt op reguliere tijdstip-
gemiddelde G-F-score meer gevonden.
pen tijdens het curriculum kennis over de volle breedte van het vakgebied op eindniveau getoetst. Op deze manier kan
Discussie
de kennisontwikkeling van individuen en groepen tijdens de
De gevonden resultaten geven een indicatie van de betrouw-
opleiding worden geëvalueerd, ongeacht de precieze invulling
baarheid en constructvaliditeit van de VGTR. Vooral in de eer-
en opbouw van het curriculum. In medische vervolgopleidin-
ste opleidingsjaren nemen de G-F-scores toe, maar aan het
gen waar een grote diversiteit aan opleidingscentra bestaat,
eind van de opleiding lijkt deze groeicurve af te vlakken. Dit is
biedt dit mogelijkheden voor landelijke vergelijking. Immers,
conform de bevindingen van andere in de literatuur beschre-
niet alleen kan het kennisniveau van een individuele assistent
ven voortgangstoetsen 2,3,4. Voortgangstoetsing lijkt een
vergeleken worden met andere assistenten in zijn opleidings-
bruikbaar toetsinstrument in medische vervolgopleidingen.
resultaten van hun assistentengroep gebruiken om hun oplei-
Referenties:
ding te evalueren. Sinds 2003 leggen assistenten radiologie in
1. Vleuten CPM van der The assessment of professional
Nederland verplicht tweemaal per jaar de Voortgangstoets
competence: Developments, research and practical im-
Radiologie (VGTR) af. Deze studie is gericht op de evaluatie
plications. Advances in Health Sciences Education 1996; 1(1):41-67.
het bijzonder op betrouwbaarheid en de constructvaliditeit.
2. Vleuten CPM van der, Verwijnen GM. Fifteen years of ex-
Een indicatie voor constructvaliditeit vormen de toetsscores
perience with progress testing in a problem-based lear-
van assistenten in verschillende fasen van hun opleiding. Het
ning curriculum. Medical Teacher 1996; 18(2):103.
valt te verwachten dat specialistische kennis toeneemt naar-
3. Verhoeven BH, Verwijnen GM, Scherpbier AJ, Vleuten
mate assistenten meer ervaring hebben in een specialistisch
CPM van der Growth of medical knowledge. Med Educ
domein en dus dat ouderejaars assistenten meer specialisti-
2002 Aug;36(8):711-7.
sche kennis hebben dan jongerejaars. We verwachten dat bij
4. Blake JM, Norman GR, Keane DR, Mueller CB, Cunning-
een constructvalide VGTR ouderejaars hoger scoren dan jon-
ton J, Didyk N: Introducing progress testing in McMaster
gerejaars.
University’s problem-based medical curriculum: psychometric properties and effect on learning. Acad Med 1996;
Methoden
71(9):1002-1007. McHarg J, Bradley P, Chamberlain S,
De resultaten van negen toetsen van 2005 tot 2009 werden
Ricketts C, Searle J, McLachlan JC: Assessment of pro-
geïncludeerd. Voor bepaling van de betrouwbaarheid wer-
gress tests. Med Educ 2005; 39(2):221-227.
den per toets, en per opleidingsjaar per toets, Cronbach’s
NVMO | Congresboek 2010
van voortgangstoetsing in de medische vervolgopleiding, in
E
jaar of met het beoogde eindniveau, ook opleiders kunnen de
145
Figuur 1: Gemiddelde procentuele G-F-score per opleidingsjaar per toets Trefwoorden: vervolgopleiding, radiologie, voortgangstoets Wijze van presentatie: wetenschappelijke paper Correspondentie-adres: C.J. Ravesloot UMC Utrecht Heidelberglaan 100 3584 CX Utrecht E-mail:
[email protected]
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Lamoraalzaal | Sessie E3
Symposium Serious gaming E3.1 Serious gaming in medisch onderwijs
Opzet Na een drietal presentaties zal aan de hand van stellingen een
Congresboek 2010 | NVMO
146
NVMO werkgroep Simulatie en Skills
interactieve discussie over serious gaming plaatsvinden.
Thema
Presentaties
In dit syposium staan een aantal ‘spraakmakende’ presen-
- Prof. dr. Jan Borleffs: Serious gaming in medisch
taties van het voorjaarscongres van de Dutch Society for Simulation in Healthcare over serious gaming in medisch onderwijs op het programma.
onderwijs: nieuw onderwijskundig concept? - Prof. dr. Ivo Broeders: Endoscopische chirurgie en serious gaming - Drs. Mary Dankbaar: E-learning en serious gaming:
Doel
effectiviteit en integratie in het curriculum
Laten zien wat het belang van serious in medisch onderwijs kan zijn en discussie over hoe je dat kunt implementeren.
Trefwoorden: serious gaming Wijze van presentatie: symposium
Doelgroep Medisch specialisten, opleiders, coördinatoren van onder-
Correspondentie-adres:
wijs in de basisopleiding, onderwijskundigen, leerhuismana-
NVMO werkgroep Simulatie en Skills
gers, onderzoekers op het gebied van simulatieonderwijs.
E-mail:
[email protected]
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 530 | Sessie E4
Paper Co-schappen, toetsing E4.1 Co-assistenten VUmc zijn in staat succesvol een farmacotherapeutisch consult uit te voeren bij poliklinische patiënten
goed. Eenenzeventig procent van de co-assistenten vond het programma goed of zeer goed te combineren met andere werkzaamheden. Vierennegentig procent vond het prettig of zeer prettig om de patiënt tijdens een tweede
Unen RJ van, Schneider AJ, Nanayakkara PWB,
consult terug te zien en zevenenzestig procent zou graag
Thijs A, Vries ThPGM de
of zeer graag vaker een therapeutisch consult uitvoeren.
VU medisch centrum
Tachtig procent van de co-assistenten was tevreden of zeer tevreden over de begeleiding door de supervisor.
Probleemstelling
Drieëntachtig procent van de supervisoren was van me-
Een belangrijke taak van medisch specialisten samen met kli-
ning dat het programma niet te veel werk was, en twee-
nisch farmacologen is geneeskunde studenten te leren om
entachtig procent was het eens of zeer eens met de uit-
rationeel medicatie voor te schrijven en het effect te contro-
breiding van het co-schap met dit programma.
leren. In de pre-klinische fase van de geneeskunde opleiding aan het VUmc wordt succesvol een, op de WHO 6-step ge-
De gemiddelde scores van het behandelplan staan in fig 1.
baseerd, farmacotherapie-onderwijsprogramma toegepast 1,2. In de daaropvolgende klinische fase van de geneeskunde opleiding ligt van oudsher de nadruk echter op het verwerven van diagnostische vaardigheden. Er is tijdens deze fase vrijwel geen gestructureerd farmacotherapie-onderwijs, noch cursorisch noch praktisch tijdens patiëntcontacten. Daarom is een pilot farmacotherapie-onderwijsprogramma gestart voor coassistenten tijdens de poliklinische stage van het co-schap Interne Geneeskunde in het VUmc. De evaluatie van dit programma geeft antwoord op de vragen (1) zijn co-assistenten
Conclusie
in staat een poliklinisch therapeutisch consult uit te voeren (2)
De co-assistenten blijken in staat om, onder supervisie,
wat vinden de co-assistenten van het programma en (3) wat
een therapeutisch consult uit te voeren bij poliklinische
vinden de supervisoren van het programma?
patiënten en wensen dit ook vaker te doen. Men vindt de schap aan het VUmc met dit programma wordt door de
Van maart 2008 tot oktober 2009 hebben 50 co-assis-
supervisoren als nuttig ervaren.
E
werkbelasting acceptabel en de uitbreiding van het coMethode tenten twee poliklinische consulten uitgevoerd. Tijdens het eerste poliklinische bezoek werd het klinisch pro-
Literatuur
bleem in kaart gebracht en aanvullend onderzoek aan-
1. Vries, TP de, Henning RH, Hogerzeil HV & Fresle DA Guide
ve diagnose gesteld en vervolgens de therapie bepaald.
to Good Prescribing (WHO, Geneva, Switzerland, 1994). 2. Richir MC et al. A Context-Learning Pharmacotherapy
Voorafgaand aan dit tweede ‘therapeutisch’ consult
Program for Preclinical Medical Students Leads to More
stelden de co-assistenten een behandelplan op geba-
Rational Drug Prescribing During Their Clinical Clerkship in
seerd op de WHO 6-step1 en bespraken dit met de su-
Internal Medicine. Clin Pharmacol Ther. 84(4):513-6 (2008).
pervisor. Vervolgens is het consult gevoerd, waarna de supervisor het behandelplan en het consult heeft beoor-
Trefwoorden: co-schappen, farmacotherapeutisch consult
deeld. De co-assistenten hebben een vragenlijst inge-
Wijze van presentatie: paper
vuld over de werkbelasting en waardering voor het programma en de supervisoren een vragenlijst over de
Correspondentie-adres:
werkbelasting en nut van het programma.
R.J. van Unen
NVMO | Congresboek 2010
gevraagd. Tijdens het tweede bezoek werd de definitie-
VU medisch centrum Resultaten
De Boelelaan 1118
Zesennegentig procent van de co-assistenten scoorden
1081 HZ Amsterdam
voor de uitvoering van het consult een ruim voldoende of
E-mail:
[email protected]
147
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 530 | Sessie E4 Paper
E4.2 De coschappen: welk doel dienen zij?
(60,8%) coassistenten dit; bij 11 (14,9%) van hen was dit dezelfde keuze als bij aan¬vang de studie. Van de coas-
Jansen FAR
sistenten die aangaven het bij aanvang studie al gewe-
LUMC
ten te hebben waren 11 coassistenten (50%) van keuze gewisseld na de preklinische fase. Aan het eind van de
Het huidige Leidse curriculum kent in de master een
coschap¬pen wisten 67 (90,5%) coassistenten welke
vaste reeks coschappen van anderhalf jaar. Het laatste
vervolgopleiding hij/zij zou willen doen; bij 23 (31,1%)
master jaar bestaat uit de wetenschapsstage, keuze-
was dit dezelfde keuze als bij start coschappen. Van de
ruimte en de semi-artsstage. Verschillende UMC’s heb-
coassistenten die aangaven dat zij het bij aanvang co-
ben de vaste volgorde van de coschappen los gelaten.
schappen al wisten waren 22 coassistenten ( 48,9%)
In het licht van een eventuele herziening van het Leidse
gewisseld van keuze na de coschappen.
curriculum is de vraag of de huidige coschappen en hun volgorde gehandhaafd moet worden. Het doel van co-
Discussie
schappen is de coassistent (theoretische) kennis en
De coschappen lijken een aanzienlijke rol te spelen bij
vaardigheden in praktijk te laten brengen. Tijdens de co-
het maken van de keuze voor de vervolgopleiding van de
schappen bieden onder andere patiëntcontacten in
coassistent. Na het doorlopen van de coschappen weet
verschil¬lende disciplines de coassistent de gelegen-
90% van de coassistenten welke vervolg¬opleiding hij/
heid zich (verder) te bekwamen in het geneeskundig pro-
zij wil doen, tegen 60% bij aanvang coschappen. Echter
ces, klinisch redeneren, professioneel gedrag en het le-
bij bijna de helft van de coassistenten wijzigt deze keuze
ren kennen van de onderlinge samenhang van de
na de coschappenfase. In deze studie is de achtergrond
medische specialismen. Naast deze vakinhoudelijke rol
van een keuze en de reden tot keuzewijziging niet be-
van coschappen is het de vraag of coschappen ook een
trokken. Het is denkbaar dat het lopen van coschappen
rol spelen in het bepalen van de keuze voor een vervolg-
op verschillende afdelingen de keuze beïnvloedt, of dat
opleiding. In dat geval zou een beperking van de vaste
alleen het meelopen in de praktijk tot voortschrij¬dend
reeks reguliere coschappen mogelijk een nadelig effect
inzicht leidt; dit dient nader onderzocht te worden. Met
kunnen hebben op de keuze voor het vervolgtraject.
deze beperking is conclusie dat de coschap¬pen de keuze voor een vervolgtraject in belangrijke mate beïn-
Hypothese
vloedt.
De coschappen spelen een belangrijke rol bij het bepalen van een voorkeur voor een latere specialisatie van de
Trefwoorden: co-schappen, vervolgopleiding
coassistent.
Wijze van presentatie: paper
Doel
Correspondentie-adres:
Na te gaan of de vaste reeks coschappen invloed heeft
F.A.R. Jansen
op de specialisatie voorkeurkeuze van de coassistent.
De Constant Rebecquestraat 9A
Congresboek 2010 | NVMO
2518 RB Den Haag Opzet Tijdens centrale onderwijsmomenten in het laatste studiejaar vulden coassistenten een korte vragenlijst in. Zij gaven retrospectief hun specialisatie voorkeur op verschillende momenten in de studie aan: bij aanvang van de studie, bij aanvang en na doorlopen van de coschappen. Resultaten 74 Coassistenten vulden de vragenlijst in (response rate 100%). 22 Coassistenten (29,7%) gaven aan bij aanvang van de studie geweten te hebben welke vervolgopleiding
148
hij/zij zou willen doen; bij de start coschappen wisten 45
E-mail:
[email protected]
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 530 | Sessie E4 Paper
E4.3 Het inrichten van een stage (co-schap) huisartsgeneeskunde, psychiatrie en neurologie: wat vinden de studenten ervan?
(helemaal akkoord: 91% in 2007-2008 en 93% in 20082009) is er zeer sterke overtuiging van de toegevoegde waarde van het inrichten van deze stage en wordt de perceptie van de eerdere lacune in de opleiding weggewerkt.
Jonghe L De, Deketelaere A, Druine N, Groenen H,
Uit de kwalitatieve commentaren blijkt deze meerwaarde
Leyn P de
vooral uit een meer holistische benadering van de patiënt
KU Leuven
en een persoonlijke begeleiding door de huisartsen. Daarnaast bleek dat stagiairs de stage psychiatrie wilden laten
Probleemstelling
inkorten in het voordeel van een verlenging van de stage
Het voorlaatste jaar van de opleiding geneeskunde aan
neurologie. In verhouding tot andere stages vond 69%
de K.U.Leuven behelst het stagejaar met traditioneel de
(2007-2008) en 68% (2008-2009) de psychiatrie stage
stages inwendige geneeskunde, heelkunde, kinderge-
eerder lang of te lang. Wanneer we de resultaten op de
neeskunde en gynaecologie / verloskunde. Mede onder
dienstspecifieke vragen bekijken, valt het ons vooral op
impuls van de visitatiecommissie (Vlaamse Interuniversi-
dat 70% (2007-2008) en 74% (2008-2009) van de stagi-
taire Raad, 2005) werd vanaf 2007-2008 een bijkomende
airs helemaal akkoord zijn op de vraag naar een goede
stage huisartsgeneeskunde, psychiatrie en neurologie
begeleiding en opvolging in de huisartsenstage. Wanneer
(HPN-blok) ingevoerd. Gezien deze ingrijpende wijziging
we hier de stagiairs aan toevoegen die eerder akkoord
in het stagejaar was onze vraag wat de perceptie is van
waren, gaat het tot 93% (2007-2008) en 97% (2008-
de stagiairs over het inrichten van het HPN-blok.
2009). Stagiairs geven ook aan, zowel voor de huisartsenstage als de neurologie en psychiatrie stage, voldoen-
Methode
de variatie te zien in pathologie.
In het stagejaar wordt er een systematische bevraging Conclusie en implicatie voor de praktijk
opleidingsdiensten te meten. Met de intrede van de
De invoering van het HPN-blok wordt door de stagiairs
nieuwe stages, werd er voor deze disciplines een kortere
als een meerwaarde beschouwd. De stage psychiatrie
bevraging ontwikkeld met twee algemene vragen naar
wordt vanaf academiejaar 2010-2011 ingekort en de
de meerwaarde en de lengte van deze stage en met vier
stage neurologie verlengd. In een volgend onderzoek
dienstspecifieke vragen over de variatie in aanbod aan
willen we meer systematisch de impact van het verkor-
pathologie, het nuttig voelen op de dienst, de begelei-
ten van de traditionele stages nagaan.
E
gedaan om de kwaliteit van de opleiding op de perifere
ding en opvolging door de stagebegeleiders en het al dan niet aanbevelen van een bepaalde opleidingsplaats.
Trefwoorden: co-schappen, huisartsgeneeskunde,
Op het einde van de vragenlijst wordt er de mogelijkheid
psychiatrie, neurologie
geboden om via een open antwoordveld commentaar te
Wijze van presentatie: paper
van de stage en de opleidingsplaats. De bevraging
Correspondentie-adres:
wordt online afgenomen na het beëindigen van het
L. De Jonghe
HPN-blok en stagiairs worden gevraagd om voor elke
KU Leuven
discipline deze vragen aan de hand van een Likert-
O&NII Lokaal 05.301
schaal in te vullen. In 2007-2008 was er een respons
Herestraat 49 – bus 400
van 97% (N=261), in 2008-2009 van 90% (N=282). De
3000 Leuven België
analyse van de bevraging 2009-2010 zal in november
E-mail:
[email protected]
2010 beschikbaar zijn. Resultaten
NVMO | Congresboek 2010
geven en al dan niet suggesties te bieden ter verbetering
Wat betreft de algemene vragen mogen we stellen dat de stages psychiatrie, huisartsgeneeskunde en neurologie door de respondenten beschouwd worden als een meerwaarde. Vooral wat betreft de stage huisartsgeneeskunde
149
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 530 | Sessie E4 Paper
E4.4 Ontwikkeling en validering van richtlijnen voor het ontwerpen van toetsprogramma’s: een aangepaste Delphi-procedure
ning van de gebruiker. Een deel van de richtlijnen heeft gemeenschappelijke kenmerken, waaruit drie generieke richtlijnen zijn afgeleid, die het ontwerpproces als geheel ondersteunen. Deze hebben betrekking op proportionali-
Dijkstra J, Vleuten CPM van der, Schuwirth LWT
teit, benodigde expertise en argumentatie van beslissin-
Universiteit Maastricht
gen. Tenslotte is het model voor ontwerpen van toetsprogramma’s dat als uitgangspunt voor de ontwikkeling van
Probleemstelling
richtlijnen is gebruikt op enkele punten aangepast om tot
Een programmatische aanpak van toetsing begint lang-
een consistenter geheel van richtlijnen te komen.
zamerhand gezien te worden als voorwaarde om tot een hoge kwaliteit van toetsing te komen. Onderzoek naar
Discussie
kwaliteit van toetsing resulteert vaak in het formuleren
De ontwikkelde richtlijnen zijn breed toepasbaar in ver-
van kwaliteitscriteria. Dit geeft echter nauwelijks richting
schillende domeinen en bedoeld om toetsontwikkelaars
voor het ontwerpen van toetsprogramma’s. Bestaande
te ondersteunen bij het realiseren van kwalitatief hoog-
richtlijnen voor het ontwerp van toetsing beperken zich
staande toetsprogramma’s, ondermeer door het facilite-
vaak tot het construeren van toetsinstrumenten of vra-
ren van de onderbouwing van beslissingen. Een deel van
gen. Hieruit volgt de centrale vraag: Welke richtlijnen zijn
de richtlijnen kan onderbouwd worden met reeds gepu-
valide voor ondersteunen van het ontwerpproces van
bliceerd onderzoek naar de achterliggende mechanis-
toetsprogramma’s. Door middel van een consensusme-
mes, waar een ander deel op basis van ervaringen van
thode zijn in deze studie concrete richtlijnen voor het
experts gevalideerd is. Deze laatste categorie biedt inte-
ontwerpen van toetsprogramma’s ontwikkeld en gevali-
ressante richtingen voor verder onderzoek en validatie
deerd. Uitgangspunt hierbij is het eerder ontwikkeld mo-
van de richtlijnen in de praktijk, aangezien literatuur op
del (Dijkstra et al., 2009) bestaande uit vijf lagen: Pro-
dit terrein ontbreekt.
gram in action (informatie verzamelen, combineren, waarderen en vervolgacties); Supporting (ondersteuning
Referentie
op toetstechnische en politiek gebied); Documenting
Dijkstra J, Vleuten CPM van der, Schuwirth LWT (2009).
(beschrijven en vastleggen); Improving (continue verbe-
A new framework for designing programmes of assess-
tering); Justifying (verantwoording).
ment. Advances in Health Sciences Education, Published online in advance 10 October 2009.
Methode Een aangepaste Delphi-procedure is uitgevoerd met acht
Trefwoorden: toetsing, richtlijnen
experts afkomstig uit Noord-Amerika en Europa, die uit-
Wijze van presentatie: paper
gebreid hebben gepubliceerd over toetsing. Het betrof
Congresboek 2010 | NVMO
programmadirecteuren en/of leden van nationale toets-
Correspondentie-adres:
commitees, varierend van (post)doctoraal tot (re-)certifi-
J. Dijkstra
cering. In de ontwikkeling en validatie van de richtlijnen
Universiteit Maastricht
zijn drie fases onderscheiden: (1) Brainstorm: genereren
Postbus 616
van richtlijnen; (2) Interviews met experts: verheldering uit-
6200 MD Maastricht
gewerking en (deels) gevalidering. (3) Member-check (e-
E-mail:
[email protected]
mail discussie): aanscherpen formulering en bereiken consensus op nog ongevalideerde richtlijnen. Resultaten Circa 60 specifieke richtlijnen zijn gevalideerd door experts, waarvan het merendeel betrekking heeft op selectie van toetsinstrumenten en de praktischere dimensies van het model. De richtlijnen zijn verder uitgewerkt met additionele
150
informatie en/of een uitgewerkt voorbeeld ter ondersteu-
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 531 | Sessie E5 Paper
Huisartsenopleiding E5.1 De ‘patient mix’ van aios gedurende de opleiding tot huisarts
ziektes werden in de 6 onderzoeksmaanden door eerstejaars aios gemiddeld 120.5 (sd=56.7) keer gezien, derdejaars zagen deze gemiddeld 157.2 (sd= 78.4) keer.
Jong J de, Visser MRM, Wieringa-de Waard M
De aanwezigheid van een praktijkondersteuner en het
AMC / Universiteit van Amsterdam
werken in deeltijd bleek niet gecorreleerd met het aantal chronische patiënten. De praktijksoort (solo, duo of
Achtergrond
meermans) was dat wel enigszins (r=0.36, p=0.001).
Aios huisartsgeneeskunde zijn twee jaar van hun drieja-
Eerstejaars hadden gemiddeld 6.36 (sd=6.5) patiënten-
rige opleiding werkzaam in een huisartspraktijk waar zij
contacten die een maligniteit betroffen, voor derdejaars
opgeleid worden door een huisartsopleider. Er wordt van
was dat 13.08 (sd=15.4). Het aantal contacten over psy-
uitgegaan
gezondheidsproblematiek
chosociale ziektes was 49.3 (sd=25.0) voor eerstejaars
wordt gezien om de competenties te verwerven die be-
en 67.8 (sd=36.0) voor derdejaars. De genoemde ver-
nodigd zijn om na de opleiding zelfstandig als huisarts te
schillen zijn statistisch significant.
dat
voldoende
functioneren. Eerder onderzoek wees op mogelijke verschillen in patiëntenaanbod van aios en opleiders. Som-
Conclusies
mige gebieden, zoals chronische patiënten, zouden tij-
Deze studie geeft referentie aantallen voor de aios en de
dens de opleiding onderbelicht blijven. Dit onderzoek
opleidingsinstituten
werd gestart om een beter beeld te krijgen van het daad-
kan worden geconcludeerd dat de patient mix redelijk
werkelijke aanbod van aan patiënten en gezondheids-
verspreid is over de orgaansystemen behoudens enkele
problemen (patient mix).
uitzonderingen. Er waren over het algemeen weinig ver-
huisartsgeneeskunde.
Daarnaast
schillen tussen eerste en derdejaars behalve bij chroniOnderzoeksvraag
sche ziektes, maligniteiten en psychosociale problemen.
er verschillen tussen eerste en derdejaars aios? Zijn er
Trefwoorden: vervolgopleiding, huisartsgeneeskunde,
factoren identificeerbaar die gerelateerd zijn aan deze
patiëntenaanbod
verschillen?
Wijze van presentatie: paper
Methode
Correspondentie-adres:
Er werden 104 huisartsopleidingspraktijken benaderd
J. de Jong
om deel te nemen. Voor de datacollectie werd gebruik
AMC/UvA
gemaakt van de elektronische patiëntendossiers van de
Meibergdreef 15
deelnemende huisartsen (huisartseninformatie systeem,
1105 AZ Amsterdam
HIS) hiertoe werden software en extractieprocedures
E-mail:
[email protected]
E
Welke patient mix zien aios huisartsgeneeskunde? Zijn
ontwikkeld. De onderzoeksduur was 6 maanden. Iedere leeftijd en geslachtsverdeling van patiënten geëxtraheerd uit het HIS, geaggregeerd en geanonimiseerd. Resultaten In totaal werden 73 opleidingspraktijken geïncludeerd. Het gemiddelde coderingspercentage van de aios was 89% (sd= 11.9). Aios hadden gemiddeld 1138 (sd=318) patiëntencontacten per 6 maanden (43.8 per week), het eerste het derde jaar verschilde hierin weinig. Het meest
NVMO | Congresboek 2010
3 maanden werden ICPC codes en gegevens over de
werden aandoeningen van de huid, het bewegingsapparaat en de luchtwegen gezien. Ziektes van bloed of bloedvormende organen, psychosociale problemen en mannelijk genitaal werden het minst gezien. Chronische
151
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 531 | Sessie E5 Paper
E5.2 Prestatie-indictoren voor de huisartsopleiding
hun ervaringen en meningen m.b.t de inhoud en de haalbaarheid van de dataverzameling. Dit gebeurde aan de hand van een tevoren toegestuurde vragenlijst.
Visser MRM, AMC/UvA Braspenning JCC, UMC St Radboud
Resultaten
Dormans JHHG, UMC St Radboud
Het ontwikkelde prestatie-indicator systeem kent 11 di-
Hirsch R, R, UMC Utrecht
mensies waarvan er momenteel 5 zijn uitgewerkt op in-
Ram PM, UMC St Radboud
dicatorniveau (14 output- en 13 procesindicatoren) Het
Wieringa-de Waard M, AMC/UvA
bleek mogelijk om in ruim 4 weken gegevens te verzamelen. Scores voor twee indicatoren bleken niet goed te
Probleemstelling
beoordelen. Zes indicatoren waren niet geschikt om ver-
Prestatie-indicatoren leveren een bijdrage aan het meet-
schillen tussen opleidingen aan te tonen. Het systeem
baar maken van kwaliteit, het verhogen van transparan-
als geheel bleek wel voldoende onderscheidend vermo-
tie en zij bieden de mogelijkheid tot benchmarken. In lijn
gen te hebben. Het verzamelen van gegevens werd als
met de overige medisch-specialistische vervolgopleidin-
haalbaar beoordeeld, maar de validiteit van de domei-
gen is door de opleidingsinstituten huisartsgeneeskunde
nen, de indicatoren en de operationalisaties daarvan be-
in Nederland besloten een prestatie-indicator systeem te
hoeft verder onderzoek. Om de kwaliteitsbevordering op
ontwikkelen. Dit systeem moet kwaliteitsbevorderend
instituutsniveau te stimuleren worden normscores ge-
werken en als geheel valide zijn m.b.t. de kwaliteit van
prefereerd boven rangordescores. Naar voren gekomen
de opleiding. Daarnaast wordt onderzocht of de data-
“best-practices”worden beschikbaar gemaakt voor alle
verzameling haalbaar is voor de verschillende instituten.
opleidingen.
Methode
Discussie
Op grond van bestaande kwaliteitssystemen (PAUKH,
Bij de verdere uitwerking en validering van het systeem wor-
CBOG, WFME) werden keuzes gemaakt m.b.t. domeinen
den hoofden en medewerkers meer betrokken ter verbete-
die het systeem zou gaan bevatten. Er is een balans ge-
ring van zowel draagvlak als validiteit. Onderzocht wordt
zocht tussen validiteit (in termen van compleetheid) en
hoe er naast rangordescores gerichter informatie kan wor-
haalbaarheid (qua dataverzameling). Vervolgens zijn op
den gegeven over de relatie met kwaliteit(verbetering).
grond van literatuur, consensus binnen de onderzoeksgroep en draagvlak bij de opleidingshoofden indicatoren
Trefwoorden: huisartsgeneeskunde, prestatie-indicator,
met bijbehorende operationalisaties ontwikkeld, voor de
vervolgopleiding
verschillende domeinen. Voor het verzamelen van gege-
Wijze van presentatie: paper
vens zijn drie bronnen benut: (1) een landelijke enquête
Congresboek 2010 | NVMO
onder aios, (2) toetsgegevens verzameld door Huisarts-
Correspondentie-adres:
opleiding Nederland en (3) zelf- beoordelingen van oplei-
M.R.M. Visser
dingsinstituten aangevuld met documentatie ter onder-
AMC/UvA
bouwing. De instituten kregen 4 weken om de data aan te
Meibergdreef 15
leveren. De onderbouwingen van de zelfbeoordelingen
1105 AZ Amsterdam
werden door twee onderzoekers nagegaan. Bij een ver-
E-mail:
[email protected]
schil in oordeel kregen de opleidingsinstituten één keer de mogelijkheid hun zelfbeoordeling opnieuw te staven. De uiteindelijke beslissing lag bij de onderzoekers. Per indicator kregen de opleidingsinstituten een rangordescore. Door optelling van deze rangordescores werd een rangorde per domein bepaald. De “prestaties”werden per domein financieel beloond, waarbij de hoogst scorende opleidingen het hoogste bedrag kregen. Ter evaluatie zijn de
152
hoofden van de instituten telefonisch geïnterviewd over
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 531 | Sessie E5 Paper
E5.3 Waargenomen genetische onderwijsbehoeften en de rol van genetica in de eerstelijns zorg: een focusgroep studie met meerdere perspectieven
Vijf thema’s met subthema’s werden geïdentificeerd: gebrek aan genetische basiskennis, omgaan met familiegeschiedenis, inzicht in de regionale organisatie van de genetische patientenzorg en verwijssysteem en genetisch ethische dilemma’s. Deze thema’s reflecteerden
Houwink EJF, VU medisch centrum
een rolverschuiving van de genetica in de richting van de
Luijk S van, VU medisch centrum
eerstelijns gezondheidszorg en implicaties voor toekom-
Henneman L, VU medisch centrum
stig onderwijs.
Dinant GJ, MUMC Vleuten C van der, MUMC
Conclusie
Cornel MC, VU medisch centrum
De resultaten van deze studie suggereren een scholingsbehoefte op het gebied van genetica. De verantwoor-
Achtergrond
delijkheden die de eerstelijns gezondheidszorg heeft op
Eerstelijns gezondheidszorgmedewerkers worden ge-
het gebied van genetische patiënten zorg moet in de
confronteerd met snelle ontwikkelingen in de genetica
toekomst verder worden geïnventariseerd. Onderzoek
en genomics in de dagelijkse patiëntenzorg. Op dit ge-
naar de onderwijs prioriteiten van de individuele determi-
bied zijn postdoctorale en master opleidingen (d.w.z.
nanten zal worden gedaan om deze resultaten geschikt
huisartsen en verloskundigen) ontoereikend voorbereid
te maken voor postdoctoraal en master onderwijs van
om aan de toenemende vraag hiernaar te voldoen. Het
respectievelijk huisartsen en verloskundigen. Een Delphi-
doel van deze studie was om te inventariseren wat de
studie zal daarom de volgende stap zijn in ons project
onderwijsbehoeften zijn en wat de rol van genetica in de
om deze prioriteiten te identificeren.
eerstelijns gezondheidszorg is in Nederland. Trefwoorden: genetica, eerstelijnszorg, onderwijsbeMethoden
hoeften
Zeven focusgroep bijeenkomsten vonden plaats, waarbij
Wijze van presentatie: paper
mers werden verdeeld over drie soorten focusgroepen
Correspondentie-adres:
(huisartsen, verloskundigen en deelnemers met multidis-
Isa Houwink
ciplinaire achtergrond en een meta-visie op het onder-
VU medisch centrum
werp besproken). Discussies werden opgenomen op
BS7 D424, Postbus 7057,
audio-tape, getranscribeerd en geanalyseerd met be-
1007MB, Amsterdam
hulp van inhoudsanalyse. Terugkerende thema’s en sub-
E-mail:
[email protected]
E
een totaal van 44 deelnemers deelnamen. Deze deelne-
thema’s van alle groepen werden geïdentificeerd.
Huisartsen bleken niet voorbereid te zijn om in de dagelijkse praktijk genetische problemen met patiënten aan te pakken. Zij ervaren een behoefte aan onderwijs op het gebied van basale genetische kennis, en niet zozeer genetische vaardigheden (zoals neutraal adviseren over genetische testen of het tekenen van een stamboom). Verloskundigen daarentegen gaven aan geen behoefte te hebben aan extra onderwijs op het gebied van basale genetische kennis, maar gaven wel aan behoefte te heb-
NVMO | Congresboek 2010
Resultaten
ben aan extra vaardigheidstraining (genetische counseling). Een verandering en verbreding van het genetische onderwijs in de postdoctorale en master opleidingen werd aangegeven om aan deze behoeften te voldoen.
153
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 531 | Sessie E5 Paper
E5.4 Selectie voor de huisartsopleiding in Nederland
In Groningen 85,2% en in Utrecht 49,4%. Behalve deze verschillen zijn er verschillen in samenstelling commissie (vast/niet vast), de gescoorde selectie-
Vermeulen MI, Huisartsopleiding Utrecht
domeinen en beoordelingsschalen.
Tromp F, Huisartsopleiding Nijmegen Zuithoff NPA, UMC Utrecht
Conclusie
Pieters HM, Huisartsopleiding Utrecht
De selectie vertoont forse verschillen op lokaal niveau.
Bottema BJAM, Huisartsopleiding Nijmegen
De huidige selectie is gebaseerd op interviews die vol-
Graaf Y van der, UMC Utrecht
gens de literatuur niet voorspellend zijn1. Een meer be-
Kuyenhoven MM, UMC Utrecht
trouwbare en valide, bv een competentiegerichte selectie is nastrevenswaardig2.
Probleemstelling De selectie voor de huisartsopleiding in Nederland is ge-
Literatuur
baseerd op het Model Reglement voor de selectiecom-
1
Lee AG, Golnik KC, Oetting TA, Beaver HA, Boldt HC,
missies door de HVRC vastgesteld in 2007. De kandida-
Olson R, et al. Re-engineering the resident applicant
ten melden zich centraal aan bij de Huisartsopleiding
selection process in ophthalmology: a literature review
Nederland (HON). De selectie vindt lokaal plaats op ba-
and recommendations for improvement. Surv Ophthalmol 2008 Mar;53(2):164-76.
sis van solllicitatiebrieven en interviews. Ondanks de landelijke basis bestaat de indruk dat de selectie niet overal
2
Patterson F, Ferguson E, Norfolk T, Lane P. A new
hetzelfde verloopt. Het doel van deze studie was om de
selection system to recruit general practice registrars:
huidige selectie per instituut in kaart te brengen.
preliminary findings from a validation study. BMJ 2005 Mar 26;330(7493):711-4.
Methoden/ Opzet Opzet; observationele studie van alle kandidaten die
Trefwoorden: huisartsgeneeskunde, vervolgopleiding,
zich op hebben gegeven bij de HON voor de selectie in
selectie
oktober 2009 voor 7 instituten en in april 2010 voor de
Wijze van presentatie: paper
UVA. Data; persoonskenmerken als sexe, leeftijd, plaats opleiding, hoe vaak er eerder gesolliciteerd was en insti-
Correspondentie-adres:
tuutsgegevens als aantal plaatsen en aantal kandidaten
M.I. Vermeulen
werden verzameld. Van de selectie werd de uitkomst
Huisartsopleiding Utrecht
van de briefselectie, de scores van 3 commissieleden
Huispost pand de Bilt
(staflid, huisartsopleider en aios) na het interview en de
Dorpsstraat 12-14
uitkomst (al of niet aangenomen worden) verzameld. De
3732 HJ De Bilt
selectiedomeinen zijn motivatie, leerbehoefte, beroeps-
E-mail:
[email protected]
orientatie, persoonlijk eigenschappen, relevantie van het Congresboek 2010 | NVMO
CV, toekomstbeeld als huisartsen en communicatie. Resultaten Het percentage mannen verschilde per instituut van 22,7 (Nijmegen) tot 45,9% (Maastricht). De leeftijd mediaan was het laagste in Rotterdam (26) en het hoogst in Groningen (30). Het percentage niet westers opgeleid zijn was het laagst in Utrecht (3,7%) en het hoogst in Leiden (20,8%). In Leiden solliciteerde 50% voor de 1e keer, in Nijmegen was dit 83,3%. De ratio tussen het aantal kandidaten en het aantal plaatsen verschilde behoorlijk. In Groningen was dit 0.75 en in Utrecht 2.25. Dit werd
154
weerspiegeld in het percentage dat werd aangenomen:
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 532 | Sessie E6 Paper
Communicatievaardigheden E6.1 Peer-assessment in de beoordeling van gespreksvaardigheden van 2e jaars geneeskunde studenten. Nuttig of nodeloos?
releerden matig (r=0,24; p<.001). Docenten gaven 21 studenten (8,7%) een onvoldoende (12% van de mannen en 7% van de vrouwen). Peers gaven geen onvoldoendes en vooral zevens en achten. De peer-beoorde-
Hulsman RL, Peters JF, Fabriek M
lingen hingen significant samen met TIPI-Extraversie
AMC / Universiteit van Amsterdam
(r=0,14; p<.05), TIPI-Emotionele Stabiliteit (r=0,15; p<.05) en met Slimheid (r =0,24; p<.001 ). De docent
Probleemstelling
beoordelingen hingen significant samen met TIPI-Extra-
Sinds 2009-2010 heeft het AMC curriculum de BaMa
versie
structuur. Daarin worden in het 2e en 3e bachelorjaar ge-
(r=0,17; p<.01) en Slimheid (r =0,20; p<.01 ) als ook met
spreksvaardigheden summatief getoetst. Als experiment
TIPI-Zorgvuldigheid (t=2,1; p.<001). Van de studenten
ter voorbereiding op deze beoordeling zijn 2e jaars beoor-
was 92% het eens met het oordeel van de docent, en
deeld door een docent en een medestudent (Peer). Hoewel
95% met het oordeel van de peer. De meeste studenten
de docent in principe een expert is, kan een beoordeling
vonden het beoordelen makkelijk van: fatsoen en res-
subjectief gekleurd zijn. Wellicht kan de betrouwbaarheid
pect (87%), systematisch werken (69%), diagnostisch
worden vergroot door combinatie met peer-assessment,
spoor (63%), en hulpvraagspoor (50%). Studenten von-
zonder de werklast voor docenten te vergroten. Het doel
den het beoordelen van groepsgenoten iets moeilijker
van peer-assessment is om de betrokkenheid en accepta-
dan het beoordelen van studenten uit een andere groep
tie van de beoordelings-criteria bij de studenten te vergro-
(t=3,6; p<.001). Sommige studenten vinden peers niet
ten. Echter, peer-assessment kan gevoelig zijn voor ver-
capabel (11,4%) en niet eerlijk en verantwoordelijk
schillende vormen van bias, zoals friendship marking,
(12,6%) in het beoordelen van medestudenten.
(r=0,13;
p<.05),
TIPI-Emotionele
Stabiliteit
waarbij ‘aardig willen zijn’ de objectiviteit overheerst (Sluijsmans et al. 2001). Omdat studenten elkaar ook kennen uit
Discussie
andere leer-situaties kunnen halo-effecten van persoons-
Peer-assessment van gespreksvaardigheden is nuttig als
kenmerken een rol spelen in hun peer-beoordelingen.
leerstrategie het levert een bijdrage aan de acceptatie van
Vraagstelling: 1. Hoe verhoudt de peer-beoordeling zich tot
de beoordelingscriteria, maar is gevoelig voor friendship
het docenten oordeel? 2. Wat is de invloed van persoons-
marking en daardoor niet geschikt voor summatieve be-
kenmerken op de beoordeling?
oordelingen. Het is niet aangetoond dat studenten meer
E
vatbaar zijn voor halo-effecten dan docenten. Methode Een video opname van een anamnesegesprek met een
Referenties
simulatiepatiënt van alle tweedejaars geneeskunde stu-
1. Gosling SD, Rentfrow PJ, Swann WB A very brief
peer op vijf scores, gebaseerd op de Amsterdamse Attitude en Communicatie Schaal (AACS): een globaal oor-
measure of the Big-Five personality domains. Journal of Research in Personality 2003; 37(6): 504-528. 2. Sluijsmans DMA, Moerkerke G, Dochy F, Van
deel (cijfer), fatsoen en respect, diagnostisch spoor, hulp-
Merriënboer J Peer assessment in problem based
vraagspoor, systematisch werken (onder, op, of boven
learning. Studies in Educational Evaluation 2001; 27:
verwacht niveau). De peers beoordeelden de persoonlijk-
153-173.
heid van de student met de op de Big Five gebaseerde Ten Item Personality Inventory (TIPI) (Goslings et al. 2003)
Trefwoorden: peer-assessment, communicatie
en op Dominantie (dominantie, rebels, niet verlegen) en
Wijze van presentatie: paper
Slimheid (intelligentie, ijver, niet laks). Tevens vulden zij een evaluatie-vragenlijst in over peer-assessment.
Correspondentie-adres: R.L. Hulsman
Resultaten
AMC / UvA
Gesprekken van 254 studenten (62% vrouw) kregen ge-
Postbus 226600
middeld een 7,1 (sd 1,1) van de docent en een 7,6 (sd
1100 DD Amsterdam
0,6) van een peer (t=6,2; p<.001). Docent en peer cor-
E-mail:
[email protected]
NVMO | Congresboek 2010
denten werden beoordeeld door een docent en door een
155
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 532 | Sessie E6 Paper
E6.2 Ontwikkeling van een Tutorprofiel voor de tutor Professioneel gedrag bij de Faculteit Diergeneeskunde
pen opgesteld, ingedeeld in de domeinen: deskundigheid van de tutor, sociale, communicatieve en coachings-vaardigheden, en de tutor als persoon. De tutortaken zijn niet voorgelegd aan tutoren en studenten,
Beukelen P van, Overmars L, Jaarsma ADC,
maar als beleid vastgesteld door de commissie PG. Op
Mastenbroek NJJM
grond van de enquêteresultaten werd een tutorprofiel
Universiteit Utrecht
met 10 competenties en 15 persoonlijke eigenschappen opgesteld.
Probleemstelling Sinds 2003 wordt onderwijs ‘professioneel gedrag’ (PG)
Discussie
geïntegreerd in het diergeneeskunde curriculum. De es-
De gekozen norm voor de enquêteresultaten heeft er toe
sentie van dit onderwijs is dat studenten, naast speci-
geleid dat 23 competenties en 10 persoonlijke eigen-
fieke PG-onderdelen (gespreksvaardigheden, feedback
schappen niet in het tutorprofiel zijn opgenomen. De ge-
geven en ontvangen, samenwerken), binnen de vakken
kozen norm kan ter discussie worden gesteld. Het defi-
van het curriculum PG-opdrachten uitvoeren, individueel
nitieve profiel zal worden opgesteld door de commissie
of als groep. Deze PG-opdrachten worden opgenomen
PG en worden vastgesteld door de onderwijsdirecteur.
in een portfolio, dat de basis vormt voor een halfjaarlijks
Door de onderzoeksopzet heeft het tutorprofiel draag-
individueel gesprek met een tutor. De tutor heeft tot taak
vlak onder studenten en tutoren. Het kan beleidsmatig
de student aan te zetten tot reflectie en tot het formule-
worden ingezet bij de werving van tutoren, bij de opzet
ren van leerdoelen en volgt de ontwikkeling van de stu-
van trainingen en voor de uitwerking van een evaluatie-
dent op het gebied van PG. Uit onderwijsevaluaties blijkt
instrument. Het uiteindelijke doel is kwaliteits-verbete-
dat studenten het nut van de tutorgesprekken als wis-
ring van het tutoraat.
selend en vaak onvoldoende ervaren. Dit is aanleiding voor dit onderzoek met als centrale onderzoeksvraag
Literatuurverwijzingen
“wat is het profiel (taken, competenties en persoonlijke
1. Tigelaar D, Dolmans DHJM, Wolfhagen I, Vleuten C
eigenschappen) van een tutor ‘Professioneel gedrag’ bij
van der The development and validation of a
de faculteit diergeneeskunde”.
framework for teaching competencies in higher education, Higher Education 2004, 48 (2): 253-268.
Methode Literatuur over het profiel van een PG-tutor is beperkt
2. Collins H, Mentoring Veterinary Students, Journal of veterinary medical education 2005, 32 (3): 285-289.
(1,2). Een eerste longlist van taken, competenties en eigenschappen van de PG-tutor is, op basis van de litera-
Trefwoorden: diergeneeskunde, professioneel gedrag,
tuur, verkregen middels drie focusgroepen: met studen-
tutorprofiel
ten, PG-tutoren en beleidsmakers (commissie PG). Deze
Wijze van presentatie: paper
longlist, te beschouwen als voorlopig tutorprofiel, is midCongresboek 2010 | NVMO
dels een digitale enquête voorgelegd aan alle PG-tuto-
Correspondentie-adres:
ren bachelorcurriculum (n=74; respons 61%) en een
P. van Beukelen
steekproef van tweede- en derdejaars bachelorstuden-
Universiteit Utrecht
ten (n=150; respons 53%). Op een likert scale 1-5 kon
Faculteit Diergeneeskunde
worden aangegeven of een competentie of eigenschap
Yalelaan 1
zeer onbelangrijk (1) of essentieel (5) werd bevonden.
3584 CL Utrecht
Competenties die door > 75% van tutoren en studenten
E-mail:
[email protected]
≥ 4 scoorden werden opgenomen in het uiteindelijke tutorprofiel. Resultaten Op basis van de focusgroepen werd een longlist van 7
156
taken, 33 competenties en 25 persoonlijke eigenschap-
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 532 | Sessie E6 Paper
E6.3 Kunnen stafleden de communicatieve competentie van aios beoordelen?
langrijkste knelpunt noemden de stafleden en de aios de
Wouda J, Wiel HBM van de
Conclusie
UMC Groningen
Na het volgen van de bijscholing bleken de stafleden vrij
tijdsinvestering.
goed in staat te zijn om de communicatieve competentie Probleemstelling
van aios te beoordelen en daarover gerichte feedback te
Op twee afdelingen van het UMCG geven de stafleden
geven. Het gebruikte beoordelingsinstrument gaf hen
de aios feedback over de communicatie met hun patiën-
daarbij voldoende houvast, maar de betrouwbaarheid
ten. Voor deze feedback worden poliklinische consulten
van hun oordeel is zeker voor verbetering vatbaar. Daar-
van een aios op video opgenomen. Een staflid en de be-
voor is extra bijscholing en/of begeleiding nodig. Deze
treffende aios beoordelen een selectie uit deze consul-
beoordelings- en feedbackprocedure is een aanwinst
ten. Hierna volgt een feedbackgesprek. De aios neemt
voor de opleiding van de aios omdat deze procedure
een verslag van deze feedback op in zijn portfolio. De
een systematische en onderbouwde documentatie van
stafleden van de afdelingen zijn bijgeschoold in het be-
de communicatieve competentie van de aios oplevert.
oordelen van en feedback geven over de communicatie
De invoering en de toepassing van de procedure vragen
van de aios. Wij vroegen ons af of deze bijscholing de
echter meer tijd van de stafleden dan bijvoorbeeld een
stafleden voldoende had voorbereid op dit nieuwe
Korte Praktijk Beoordeling waarin ook de communicatie
onderdeel van de opleiding. We wilden vooral weten of
wordt beoordeeld.
zij uit de voeten konden met het gebruikte beoordelingsinstrument. Tevens wilden we nagaan wat de stafleden
Trefwoorden: communicatie, vervolgopleiding, feedback
en aios zien als bevorderende en belemmerende facto-
Wijze van presentatie: paper
ren voor deze beoordelings- en feedbackprocedure. J. Wouda
De beoordelingen die de stafleden hebben gegeven voor
UMC Groningen
de consulten van de aios, zijn vergeleken met het oordeel
Postbus 30001
van de begeleider (eerste auteur) over dezelfde consulten.
Huispost FC33
In een schriftelijke evaluatie hebben de stafleden en de
9700 RB Groningen
aios hun mening kunnen geven over de bijscholing en
E-mail:
[email protected]
E
Correspondentie-adres: Methode
over de beoordelings- en feedbackprocedure. Resultaten Er hebben veertien stafleden deelgenomen aan de bijbackgesprekken met aios geweest. De stafleden vonden de bijscholing nuttig voor zowel het verbeteren van hun eigen communicatie met patiënten als voor het beoordelen van en feedback geven aan de aios. De stafleden gaven een iets hogere waardering voor de beoordelings- en feedbackprocedure dan de aios. De stafleden vonden dat ze goed overweg konden met het beoordelingsinstrument. De overeenstemming tussen hun beoordelingen en die van de begeleider was echter
NVMO | Congresboek 2010
scholing en er zijn zeventien beoordelingen van en feed-
matig. Het commentaar in de evaluatie van de stafleden en van de aios bevatte zowel waarderende opmerkingen als waardevolle suggesties voor het verbeteren van de effectiviteit en de efficiëntie van de procedure. Als be-
157
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 532 | Sessie E6 Paper
E6.4 Werken aan taal: broodnodig en liever digitaal!
online taaloefenprogramma met een eindtoets (deze sluit direct aan op de eerste taaltoets). Na 3 maanden wordt de score op de eindtoets gecontroleerd (een on-
Dankbaar MEW, Stegers-Jager K, Themmen APN,
voldoende blijft zichtbaar in het tentamenoverzicht, maar
Man R de
heeft geen consequenties). De academische schrijfop-
Erasmus MC
dracht wordt door verschillende docenten beoordeeld op inhoud en taalvaardigheid aan de hand van een van
Probleemstelling
tevoren doorgesproken set van criteria.
Het Erasmus MC besteedt in het geneeskunde curriculum vanaf 2008/09 extra aandacht aan een goede basis-
Resultaten
taalvaardigheid bij eerstejaars studenten. Aanleiding
Net als in 2008/09 hebben in 2009/10 bijna alle eerstejaars
hiervoor zijn:
de toets gemaakt (98%, n=408). Ook nu haalde 50% een
- Meer onderwijs in academisch redeneren en schrijven,
onvoldoende voor de taaltoets en werd het onderdeel “stijl”
o.a. met schrijfopdrachten.
het slechtst gemaakt. Achtentachtig procent van de stu-
- Raamplan 2009. Hierin wordt bij de rol van Medisch
denten met één of meer onvoldoendes gebruikte aanslui-
Deskundige gesteld: “kan met zorgverleners doeltref-
tend het online taaloefenprogramma en maakte binnen 5
fend communiceren in woord, geschrift en elektronisch
maanden de eindtoets in het programma voldoende. De
over de patientenzorg”.
relatie met de beoordeling van de schrijfopdracht zal op het
Sinds twee jaar wordt bij alle eerstejaars studenten een
congres worden gepresenteerd.
digitale taaltoets in een gecontroleerde omgeving afgenomen. Doel is studenten een diagnose-instrument te
Conclusie en discussie
bieden, waarna zij eventuele deficiënties in hun taalvaar-
De helft van de eerstejaars geneeskunde studenten
digheid kunnen bijspijkeren. In 2008/09 bleek de helft
heeft een onvoldoende taalvaardigheid. Afname van de
van de studenten op de taaltoets onvoldoende te sco-
taaltoets maakt hen bewust van hun tekorten en stimu-
ren. Niemand nam vervolgens deel aan de aangeboden
leert hen op het gewenste niveau van taalvaardigheid te
klassikale taalworkshops (3 uur, €30,-). Wel scoorden zij
komen, mits er laagdrempelige oefenmogelijkheden
na 5 maanden beter op een 2e afname van de toets: nog
worden geboden. Een online taaloefenprogramma
slechts 32% van de totale groep eerstejaars had een on-
wordt, in tegenstelling tot klassikale taalworkshops, wel
voldoende. In 2009/10 werd voor studenten met een
gebruikt en is effectief in het remedieren van taalvaardig-
onvoldoende een online taaloefenprogramma aangebo-
heid. Waarschijnlijk doordat het online programma kos-
den. De vragen die centraal staan zijn:
teloos is, thuis (dus ook anoniem) kan worden gebruikt
1. In hoeverre zet dit taalprogramma de studenten met
en interactief is, hetgeen aansluit bij het profiel van de
een onvoldoende wel aan tot oefenen en leidt dit tot
huidige studenten.
het gewenste taalniveau zoals gemeten door de eindtoets? Congresboek 2010 | NVMO
2. Is er een samenhang tussen de resultaten van de taaltoets en beoordeling van de schrijfopdrachten in het
taaloefenprogramma, digitale toets, studievoortgang. Wijze van presentatie: paper
kader van academische vorming? Correspondentie-adres: Methode en opzet
M.E.W. Dankbaar
De door het Taalcentrum van de Erasmus Universiteit
Erasmus MC Desiderius School, GK 664
Rotterdam gevalideerde taaltoets bestaat uit de onder-
Postbus 2040
delen basisnederlands, grammatica, spelling en stijl.
3000 CA Rotterdam
Deelname hieraan is sinds 2008/09 verplicht voor eer-
E-mail:
[email protected]
stejaars studenten geneeskunde. De studenten moeten voor elk onderdeel een voldoende behalen. Na afloop krijgen zij de score, waarna studenten met een onvol-
158
Trefwoorden: online taaltoets, taalvaardigheid, online
doende vanaf 2009/10 gratis toegang hebben tot een
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 533 | Sessie E7
Rondetafelsessie Docentprofessionalisering E7.1 Begeleidings- en opleidingsvaardigheden voor de klinische fase: ‘’t Beste van 2 Werelden’
Doelgroep
Leede BJA de, Bustraan J
Opzet ronde tafel
LUMC
Inleiding waarin het model van opleidingsrollen tijdens
Iedereen die een rol heeft in het opleiden/begeleiden in de klinische fase en de vervolgopleidingen.
de coschapfase toegelicht zal worden, met de (voorloThema
pige) ideen uit Leiden als startpunt. Bespreking casuïs-
Wie co-assistenten begeleidt, onderwijst en beoordeelt
tiek waarbij de stand van zaken in eigen OOR gespie-
en zich daarin wil ontwikkelen, valt in zekere zin tussen
geld wordt aan die van anderen. Opsporing van ‘‘witte
twee werelden in. Voor docentprofessionalisering is er de
plekken’’ in het professionaliseringsaanbod voor bege-
Basis Kwalificatie Onderwijs (BKO) met daaruit voortvloei-
leiders in de klinsche fase.
ende professionaliseringstrajecten. Hierbij valt echter op dat daarin nog weinig rekening wordt gehouden met het
Opbrengst
feit dat het leren van co-assistenten plaatsvindt in een
Na deze workshop hebben we meer zicht op de oplei-
werksituatie met een eigen dynamiek. Voor de opleidin-
dingsrollen in de klinische fase en kenmerken van en
gen tot medisch specialist heeft het Centraal College Me-
elementen in een bijbehorend stimulerend en effectief
dische Specialismen( CCMS) een competentieprofiel op-
professionaliseringsaanbod.
leider/ supervisor ontwikkeld wat wel uitgaat van leren op de werkplek. Voor het begeleiden van co-assistenten zijn
Trefwoorden: docentprofessionalisering, opleiderspro-
beide modellen deels te gebruiken als basis om tot een
fessionalisering, co-schappen
echt passend profiel en aanbod te komen voor het bege-
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
hiervoor een voorzet gemaakt, startend vanuit het com-
Correspondentie-adres:
petentieprofiel opleider/supervisor. Vanuit de verschillen-
B.J.A. de Leede
de rollen hebben we beschreven over welke competen-
LUMC
ties bijvoorbeeld een begeleider (meestal een aios) moet
Postbus 9600
beschikken en aan wellke kwaliteiten een beoordelaar of
2300 RC Leiden
co-schapscoordinator zou moeten voldoen. Daarop
E-mail:
[email protected]
E
leiden van de co-schapsfase. In het LUMC hebben we
voortbouwend beschrijven en ontwikkelen we een professionaliseringsaanbod waarbij we bekijken wellke deelkwalificaties vanuit de BKO daarmee behaald kunnen worden. Ervan uitgaand dat ook andere UMC’s met deze kwestie te maken hebben, lijkt het ons een goed idee om inzich- van elkaars expertise kunnen profiteren en geen wielen uitvinden waar die elders al blijken te ‘‘draaien’’; - uiteindelijk komen tot een werkwijze waarbij docenten die van het ene naar het andere UMC overstappen, hun eerder ontwikkelde competentiies kunnen meenemen en erkend zien door het ‘‘ontvangende’’ UMC. Doel Kennis maken met de opleidingsrollen voor de klinische
NVMO | Congresboek 2010
ten en eventueel ervaringen te delen, zodat we:
fase en nadenken over een optimaal professionaliseringsaanbod voor coschapbegeleiders, waarbij we koppelingen proberen te leggen met de BKO.
159
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 536 | Sessie E8
Workshop Ethische toetsing onderzoek E8.1 Ethische toetsing van onderwijs onderzoek.
Opzet workshop 1. Inleiding over het ethische toetsingsprotocol van en over de ervaringen met dit instrument in het 1e half
J.I.Eikelboom, UMC Utrecht J.J.M. van Delden, UMC Utrecht Th.J ten Cate, UMC Utrecht L. Schuwirth, Universiteit Maastricht
jaar na de start. 2. Uitwisseling van ervaringen van deelnemers die van de NVMO service gebruik gemaakt hebben. 3. Enkele elementen uit het protocol worden toegepast
A.D.C Jaarsma, Jaarsma UMC Utrecht
op eigen onderzoek en er wordt besproken hoe ethi-
A.N. Raat, Universiteit Groningen
sche voorwaarden bij de opzet van een onderzoek verwerkt kunnen worden.
Thema Internationaal is er toenemend aandacht voor ethische
4. Tot slot wordt geoefend met variaties in manieren om verantwoord informed consent te verkrijgen
toetsing van medisch onderwijskundig wetenschappelijk
Na deelname aan de workshop zullen de deelnemers
onderzoek. In geen enkel land bestaan specifieke regels
beter in staat zijn ethische aspecten binnen hun onder-
voor dergelijke toetsing. Internationale tijdschriften voor
zoek te herkennen en te verwerken met meer kans op
medisch onderwijs vragen steeds vaker om een verkla-
soepele en succesvolle ethische toetsing door de NV-
ring van een medisch ethische commissie. De medisch
MO-commissie (Ethische Toetsing Medisch Onderwijs
ethische toetsingscommissies in Nederland (METC’s)
Onderzoek- ETMOO).
geven echter in de regel aan dat dit type onderzoek buiten hun terrein valt. Zowel in Nederland als internationaal
Maximum aantal deelnemers: 30 personen
is er daardoor een behoefte ontstaan aan een eigen toetsingskader. De NVMO heeft in 2009 een commissie
Trefwoord: ethische toetsing
in het leven geroepen om een nationale ethische toet-
Wijze van presentatie: Workshop
singsprocedure met bijbehorend protocol te ontwerpen. Sinds medio mei 2010 wordt dit toetsingsinstrument als
Correspondentie-adres:
service van de NVMO aangeboden. In deze workshop
J.I. Eikelboom
zal aan de hand van het toetsingsprotocol ingegaan
Iependreef 10
worden op de ethiek van onderwijsonderzoek, en wordt
4851 BV Ulvenhout
met de deelnemers gewerkt aan het toepassen van de
E-mail:
[email protected]
toetsingscriteria bij het eigen onderzoek. Doel Het doel van deze workshop is om deelnemers: 1. inzicht te geven in ethische toetsingscriteria 2. vertrouwd te maken met het invullen van het ethisch Congresboek 2010 | NVMO
toetsingsprotocol van medisch onderwijs onderzoek. Wanneer is een onderzoek ethisch verantwoord opgezet? 3. te laten oefenen met het verwerken van ethische voorwaarden in eigen onderzoek en het verantwoord verkrijgen van informed consent. Doelgroep Onderzoekers op het gebied van medisch- of gezondheidszorgonderwijs of -opleiding, met name diegenen die (een concept) onderzoeksvoorstel voor ethische toetsing beschikbaar hebben.
160
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 537 | Sessie E9
Paper Curriculumvernieuwing E9.1 Hands-on onderwijs - de ontwikkeling en evaluatie van een nieuwe landelijke cursus klinisch onderzoek en klinisch redeneren bewegingsapparaat voor AIOS
en suggesties te geven voor verbetering. Tevens werd een kwalitatieve evaluatie gehouden onder de docenten met een enquête over onder andere de voorbereiding, het draaiboek en de ‘teach the teacher’ sessies. De vertegenwoordiger van het Concilium en de Kerngroep (lan-
Tepper M, UMC Groningen
delijke overlegorgaan AIOS revalidatiegeneeskunde) ga-
Corporaal L, AMC
ven hun beoordeling in een standaard format.
Keijser-Huijts B, PAOG Heyendael Dahmen R, Slotervaartziekenhuis
Resultaten, evaluaties en ervaringen 12 docenten, 86 AIOS, 1 concilliumvertegenwoordiger
Inleiding
en 46 patiënten participeerden in de cursusdag. Kwanti-
Gedurende hun 4 jarige opleiding genieten artsen in oplei-
tatieve evaluatie door de AIOS leverde een gemiddelde
ding tot revalidatiearts (AIOS) landelijk onderwijs. Het
score op van 4,5. Kwalitatieve evaluatie van de AIOS,
scholingsprogramma omvat 1e jaarscursussen en thema-
docenten en de beoordelingen van de Conciliumverte-
gerichte ouderejaarscursussen in een driejaarlijkse cy-
genwoordiger en Kerngroep toonden een eenduidig
clus. Vanuit de AIOS is de behoefte aan hands-on onder-
beeld: goede onderwijsvorm, verhelderende en uniforme
wijs en scholing in het klinisch redeneren aangegeven.
inbreng docenten, voldoende oefengelegenheid, hoge
Derhalve is een nieuwe cursusdag Klinisch Onderzoek
didactische opbrengst, een intensieve doch succesvolle
bewegingsapparaat opgezet met als doel het uniform
cursusdag. AIOS en docenten gaven het advies om
aanleren van het bewegingsonderzoek en klinisch rede-
deze vorm van onderwijs ook in andere landelijke cur-
neren. Hoe bereik je consensus tussen docenten oplei-
sussen terug te laten keren.
ders? Is patiënten rekrutering op deze schaal mogelijk? Evaluatie vond plaats bij deelnemende AIOS en docenten,
Discussie, implicaties voor vervolg
concilliumvertegenwoordiger en de Kerngroep om te be-
De hoge waardering voor deze nieuwe cursus klinisch
oordelen of de gekozen opzet/onderwijsvorm binnen het
onderzoek en klinisch redeneren rechtvaardigt een meer
nieuwe opleidingsprogramma een plaats moet krijgen.
prominente rol voor hands-on onderwijs in het scholingsprogramma binnen het lijn- en blokleren van het
Methode, onderwijsopzet en evaluatie
nieuwe opleidingsplan revalidatiegeneeskunde.
en reumatische voet werd een landelijke expert als
Trefwoorden: bewegingsapparaat, revalidatiegenees-
hoofddocent aangezocht. Door hen samengestelde
kunde, vervolgopleiding, klinisch redeneren, klinisch
draaiboeken met de structuur van het lichamelijk onder-
onderzoek
zoek en de klinische betekenis van de bevindingen,
Wijze van presentatie: paper
E
Voor de onderwerpen reumatische hand, schouder, rug
12 docenten (allen opleider). 12 groepen van maximaal 8
Correspondentie-adres:
AIOS volgden 4 verschillende onderwijssessies. Voor
M. Tepper
elke groep waren 2 patiënten per onderwerp aanwezig.
UMC Groningen
Elke sessie van 90 minuten besloeg demonstratie licha-
Hanzeplein 1
melijk onderzoek van docent; consultvoering in sub-
9700 RB Groningen
groepjes van maximaal 4 AIOS met patiënt, het opstellen
E-mail:
[email protected]
van een differentiaal diagnose; rapportage aan de andere subgroep van bevindingen en een afsluiting met een herhaling door de docent van de rode vlaggen in het klinisch redeneren. De cursus werd kwantitatief geëvalu-
NVMO | Congresboek 2010
vormden de basis van ‘teach the teacher’ sessies voor
eerd in een 5 punts vragenlijst met 4 vragen per onderwerp over de onderwijsvorm, de eigen inbreng en de kennistoename. Kwalitatieve evaluatie vond plaats door de AIOS uit te nodigen om te reflecteren op open vragen
161
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 537 | Sessie E9 Paper
E9.2 Curriculumvernieuwing in de praktijk: een werk van lange adem
tief uit over de integratie: de meeste thema’s worden als één geheel ervaren. Bovendien blijken leemtes en overlap meer en meer weggewerkt naarmate het themaon-
Druine N, Blieck L, Dermine A, Deketelaere A,
derwijs meer gestalte krijgt. M.b.t. werkvormen, appreci-
Jonghe L de
eren de studenten het frequenter gebruik van casussen
KU Leuven
in de lessen, maar vragen nog meer praktijkvoorbeelden en ook praktische oefening. Op vlak van studiemateriaal
Probleemstelling
is er nog werk en het grootste pijnpunt in meerdere
In 2006 werd in de masteropleiding Geneeskunde aan
OPO’s blijft wellicht de integratie van het examen. De be-
de K.U.Leuven gestart met een curriculumwijziging in de
sprekingen van de enquêteresultaten met de docenten
medisch
opleidingsonderdelen
hadden vaak tot gevolg dat initiatieven werden genomen
(OPO’s), m.n. de invoering van het ‘themaonderwijs’ bin-
voor aanpassingen in organisatie, werkvormen, inhou-
nen het spiraalvormig curriculum. De rationale achter
den, studiemateriaal en soms examenvormen.
wetenschappelijke
deze verandering was om via een systeemgebaseerde (i.p.v. disciplinegebaseerde) aanpak de integratie van in-
Discussie / implicaties voor de praktijk
houden te verbeteren en overlap in het curriculum te ver-
Een voorzichtig besluit is dat op enkele belangrijke uitzon-
mijden. Tegelijk hoopte men ook het gebruik van casus-
deringen na, de doelstellingen werden bereikt. Het terug-
gebaseerde werkvormen te stimuleren. Deze paper
koppelen van de resultaten uit de studentenenquêtes
beschrijft de diverse aspecten van de curriculumvernieu-
stimuleert docenten om aan hun onderwijs te werken en
wing en zoekt een antwoord op de vraag of de doelstel-
nieuwe initiatieven te nemen. Een goede omkadering en
lingen zijn bereikt.
ondersteuning van het hele curriculumproces en een actieve opvolging door de onderwijsverantwoordelijken zijn
Methode / opzet
nodig om blijvende kwaliteitsverbetering te garanderen.
Bij deze programmawijziging van 15 OPO’s in het 1ste en 2de masterjaar van de opleiding (350 à 400 studen-
Literatuurverwijzingen
ten per jaar) zijn een 130-tal docenten betrokken. Didac-
Harden RM, Stamper N (1999). What is a spiral curricu-
tische teams werden opgericht en mensen uit verschil-
lum? Medical Teacher, 21 (2), 141-143.
lende disciplines werden samen verantwoordelijk voor het onderwijs over een thema (bv. ademhaling, nier,
Trefwoorden: curriculumvernieuwing, studentenenquête
menselijk bewegingsstelsel). Leerdoelen, inhoud, werk-
Wijze van presentatie: paper
vormen, cursusmateriaal en examenvorm moesten op
Congresboek 2010 | NVMO
elkaar afgestemd worden. Alle OPO’s werden systema-
Correspondentie-adres:
tisch geëvalueerd door de studenten. Aanvankelijk (eer-
N. Druine
ste vier OPO’s) was er een bevraging via hearings(20-tal
KU Leuven
studenten per OPO). Om tegemoet te komen aan de
Herestraat49 – bus 400
vraag naar objectivering, is vervolgens een standaard-
3000 Leuven België
vragenlijst ontwikkeld die aan alle studenten werd aan-
E-mail:
[email protected]
geboden, hetzij op papier (afname in aula na een les) hetzij digitaal (via het elektronisch leerplatform). Deze enquête vergemakkelijkt de (kwantitatieve) vergelijking van de verschillende OPO’s en geeft docenten de kans zich te situeren in het ruimer geheel. Resultaten / conclusie De respons van de studentenenquêtes varieert en is beduidend hoger bij de collectieve, schriftelijke afnames (gemiddeld 53%) dan bij de elektronische (gemiddeld
162
28%). Over het algemeen laten de studenten zich posi-
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 537 | Sessie E9 Paper
E9.3 Aandacht voor infectiepreventie: e-learning modules voor studenten en medewerkers
Implicaties voor de praktijk Het herhaaldelijk onder de aandacht brengen van infectiepreventie, onder andere door de inzet van e-learning op verschillende niveaus in het LUMC, lijkt een postief
Riedstra AW, Maarleveld JJ, Broek PJ van den
effect te hebben op zowel de kennis van medewerkers
LUMC
als het gedrag op de werkvloer. Omdat Infectiepreventie een onderwerp is dat in alle ziekenhuizen speelt, zijn
Probleemstelling
er inmiddels neutrale versies van de e-learning modules
Patiëntveiligheid en daarmee ziekenhuishygiëne staan
gemaakt. Geïnteresseerde ziekenhuizen kunnen hier via
hoog op de agenda van elk ziekenhuis, ook in het Leids
de portal Medischonderwijs.nl toegang tot krijgen.
Universitair Medisch Centrum. Uit herhaaldelijk uitgevoerde quickscans in 2008 bleek echter dat men het in
Trefwoorden: e-learning, infectiepreventie, patiëntveilig-
de praktijk niet altijd even nauw nam met de regels be-
heid
treffende hygiëne. Vanuit de Sectie Preventie en bestrij-
Wijze van presentatie: paper
ding ziekenhuisinfecties in het LUMC is daarop actie ondernomen door onder andere de ontwikkeling van
Correspondentie-adres:
een aantal e-learning modules.
A.W. Riedstra LUMC
Methode / Opzet
Postbus 9600
In totaal zijn 8 e-learning modules ontwikkeld: een intro-
2300 RC Leiden
ductieles, een afsluitende toets en 6 inhoudelijke modu-
E-mail:
[email protected]
les over onderwerpen als handhygiëne, persoonlijke hygiëne, beschermingsmiddelen, reinigen en desinfecteren, bloedcontact en isolatiemaatregelen. Deze modules zijn een vast en verplicht onderdeel geworden van het tweedejaars geneeskunde blok Infectious Diseases. Ze zijn daarnaast ook opgenomen in een aantal verpleegkundige vervolgopleidingen (IC-, HC-, MC- en Cardiac Care)
E
en in het onderwijs in de co-schappen. Tijdens een grote Infectiepreventiecampagne in het voorjaar van 2009 zijn de modules aangeboden aan alle medewerkers die contact hebben met patiënten of patiëntmateriaal. Nieuwe medewerkers krijgen de modules standaard aange-
Resultaten Vrijwel alle studenten geneeskunde volgden de e-learning modules. Van de medewerkers heeft ongeveer 35% de modules gevolgd. De kennis op het gebied van ziekenhuishygiëne is hierdoor zeker opgefrist. Herhaaldelijk uitgevoerde quickscans laten daarnaast zien dat ook het gedrag op de werkvloer langzaam maar zeker verbetert, zowel onder verpleegkundigen als onder artsen. In de quickscan van april 2010 scoren de verpleegkundigen
NVMO | Congresboek 2010
boden in hun inwerkperiode.
gemiddeld zelfs boven 90% correct, artsen zitten op een percentage van 75% correct.
163
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 557 | Sessie E10
Symposium Communicatieonderwijs E10.1 Open bijeenkomst van de NVMO Werkgroep communicatieonderwijs: nieuwe ontwikkelingen in het medisch onderwijs
Correspondentie-adres: E.M. van Weel-Baumgarten UMC St. Radboud Postbus 9101
NVMO Werkgroep Communicatie
6500 HB Nijmegen E-mail:
[email protected]
Thema Er is steeds meer plaats voor onderwijs in communicatie en consultvoering en dit onderwijs ontwikkelt zich voortdurend verder. Dat betreft zowel de inhoud als de werkvormen en niet alleen de basiscurricula geneeskunde maar ook vervolgopleidingen en allerlei andere medische en paramedische opleidingen. Het is daarom moeilijk van alle ontwikkelingen op de hoogte te blijven. Doel Uitwisseling van nieuwe onderwijsontwikkelingen en ideeën, zowel rijp als groen. Doelgroep Iedereen met belangstelling voor communicatie en consultvoering in het medisch onderwijs. Opzet Korte presentaties gevolgd door discussie waarbij een actieve bijdrage wordt verwacht van de deelnemers. Het is de bedoeling dat belangstellenden zich tevoren voor dit symposium inschrijven. Bij de deelnemers wordt vervolgens schriftelijk geïnventariseerd welke nieuwe ontwikkelingen hebben plaatsgevonden in hun setting en of zij deze eventueel kort aan de hand van maximaal 3 PowerPoint dia’s zouden willen presenteren. De werkgroepleden voegen interessante nieuwe ontwikkelingen uit hun eigen faculteit hieraan toe. Door de werkgroepleden wordt uit alle ideeën een keuze gemaakt. De keuze Congresboek 2010 | NVMO
wordt zo gemaakt dat een grote variatie aan nieuw onderwijs de revue zal passeren tijdens het symposium. De geselecteerde ontwikkelingen zullen kort door de betreffende deelnemers die daarvan tevoren op de hoogte zijn gesteld, worden gepresenteerd en toegelicht. Na elke presentatie volgt een korte vragen- en discussieronde. Aantal presentaties maximaal 5. Aan het eind van de bijeenkomst is er minimaal 10 minuten over voor een algemene discussie. Maximum aantal deelnemers: 35 Trefwoord: communicatie, consultvoering
164
Wijze van presentatie: symposium
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 558 | Sessie E11
Rondetafelsessie Medezeggenschap in opleidingen E11.1 De ideale medezeggenschap. Realiteit of utopie?
Correspondentie-adres: L. Kollenstart BioMedisch Student Overleg
Kollenstart L, Scheurs J, Buijs J, Valburg M van,
Universiteitsweg 100
Ploeg K van der, Broek J, Agema M, Braem S, Uphoff
3584 CG Utrecht
N, Janssen E, Vlekke B
E-mail:
[email protected]
BioMedisch Student Overleg Thema Medezeggenschap is voor elke opleiding essentieel om de kwaliteit van het onderwijs en de opleiding te waarborgen. Het is dé manier om studenten en docenten inspraak te geven. De invulling van de medezeggenschap verschilt erg per opleiding, met voor elke structuur zijn eigen voor- en nadelen. Wat is nu eigenlijk de beste manier voor medezeggenschap? Is het mogelijk om bij verschillende opleidingen de best practices te kiezen en dit samen te voegen tot één model? En wie behoren hierbij betrokken te worden? Doel Aan de hand van een inventarisatie van medezeggenschapsmodellen wordt één ideaal model gemaakt. Dit model zal de aanleiding zijn voor een discussie over de voor- en nadelen van verschillende aspecten van medezeggenschap. Omdat de medezeggenschap op veel verschillende manieren in te vullen is, kunnen er veel
E
nieuwe inzichten verworven worden. Doelgroep Studenten, docenten, curriculumcoördinatoren, opleidingsdirecteuren en -coördinatoren en andere deelnemers die zich bezighouden met de organisatorische en
Opzet Het Biomedisch StudentenOverleg doet een inventarisatie van de verschillende vormen van medezeggenschap. Het ideaalmodel dat hieruit volgt zal ter discussie staan in de rondetafelsessie. Maximaal aantal deelnemers: 25
NVMO | Congresboek 2010
kwaliteitsaspecten van opleidingen.
Trefwoorden: medezeggenschap, onderwijskwaliteit Wijze van presentatie: rondetafelsessie
165
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 559 | Sessie E12 Rondetafelsessie
Wetenschappelijke vorming E12.1 Wetenschap in de kliniek II: best practices voor wetenschappelijke vorming in de coschappen?
De thematische discussie zal worden gericht op het optimaal leren van evidence-based medicine tijdens de coschappen: - wetenschappelijke benadering van diagnostiek, prog-
NVMO werkgroep Wetenschappelijke Vorming.
nose, behandeling en preventie; - de (kritische) manieren waarop de arts omgaat met we-
Thema De NVMO werkgroep Wetenschappelijke Vorming wil uitwisseling bevorderen van kennis en ervaring op het gebied van wetenschappelijke vorming in het medische
tenschappelijke informatie en het gebruiken van wetenschappelijke resultaten in de patiëntenzorg; - het vertalen van patiëntproblemen naar vragen die wetenschappelijk beantwoord kunnen worden;
opleidingscontinuüm. In 2010 met een symposium én
- de manier waarop de arts het belang van het gebruik
een rondetafelsessie rond wetenschappelijke vorming in
van nieuwe wetenschappelijke resultaten leert inzien
de kliniek. Kennismaken met, toepassen en toetsen van
en daar uitvoering aan geeft.
wetenschap in de kliniek zijn belangrijke onderdelen van de wetenschappelijke vorming van de arts. De bachelor
Opzet
geneeskunde wordt geschoold in theorie en methoden
Deze rondetafelsessie over best practices voor weten-
van wetenschappelijk onderzoek. In de masterfase
schappelijke vorming tijdens de coschappen behoort tot
wordt ongeveer twee jaar besteed aan coschappen en
de derde activiteit in een serie van drie die op dit NVMO
wordt zelfstandig onderzoek uitgevoerd tijdens een we-
congres 2010 worden georganiseerd rond het thema
tenschapsstage. De student maakt zo in de masterfase
‘Wetenschap in de kliniek’. De eerste activiteit, de work-
kennis met de wijze waarop wetenschappelijke vragen
shop ‘Critical Appraisal of a Topic’, is gericht op het
voortkomen uit patiëntproblemen en hoe onderzoeksre-
schrijven van een patiëntpresentatie, formulering van kli-
sultaten vertaald kunnen worden naar de patiëntenzorg.
nische vragen, systematisch zoeken van literatuur, deze
In de vervolgopleidingen zal de AIOS meer ervaring op-
kritisch te lezen, en een antwoord te vinden op de klini-
doen met wetenschap en medisch-wetenschappelijk
sche vragen. De workshop CAT wordt georganiseerd
onderzoek.
door Carin de Brouwer en Christel van Gool. De tweede activiteit is het symposium ‘Wetenschap in de kliniek I:
Thema’s voor de rondetafelsessie zijn:
ervaringen in de coschappen’. Doel hiervan is het inven-
- Kunnen we komen tot best practices voor weten-
tariseren van bestaande concepten en praktijken rond
schappelijke vorming van de coassistent en de toet-
wetenschappelijke vorming tijdens de coschappen.
sing daarvan? - Hoe wordt gewaarborgd dat best practices voor we-
Congresboek 2010 | NVMO
166
Doelgroep
tenschappelijke vorming en de toetsing daarvan vol-
De rondetafelsessie is gericht op participatie van oplei-
doen aan de opleidingseisen van het Raamplan Arts-
ders, coassistenten, studenten geneeskunde, AIOS, cli-
opleiding 2009?
nici en biomedische wetenschappers, die betrokken zijn
- Op welke manier kunnen de betrokken opleiders en
bij wetenschap in de kliniek.
coassistenten optimaal wetenschappelijke vorming en de toetsing daarvan realiseren?
Trefwoorden: co-schappen, wetenschappelijke vorming, best practice
Doel
Wijze van presentatie: rondetafelsessie
De werkgroep W.V. beoogt met deze rondetafelsessie te komen tot aanbevelingen voor best practices van we-
Correspondentie-adres:
tenschappelijke vorming en de toetsing daarvan tijdens
A.F.P.M. de Goeij
de coschappen. Het streven is om op een interactieve
MUMC – FHML
manier duidelijk te krijgen hoe opleiders en studenten ef-
Postbus 616
ficiënt en effectief wetenschappelijke vorming van coas-
6200 MD Maastricht
sistenten kunnen bereiken, die voldoet aan het Raam-
E-mail:
[email protected]
plan 2009.
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Abdijzaal | Sessie E13
Workshop Toepassing sociale media in onderwijs E13.1 The Use of Social Media Applications within Medical Education
Correspondentie-adres: Julie K Hewett International Association of Medical Science Educators
Hewett JK
626 Main St
International Association of Medical Science Educators
Barboursville, WV 25504 USA
(IAMSE)
E-mail:
[email protected]
Theme With over 450 million users worldwide, Facebook is being used as a communications tool within the medical school classroom but also throughout medical education. Other social media applications such as Twitter, LinkedIn and You Tube are also finding their way into the classroom. As with any new technology, questions arise as to the proper use of the application. Ethical issues have been raised regarding the faculty/student relationships online, especially when addressing the sharing of personal vs. private information. Institutions are struggling with the development of social media policies that can be followed. Students need to be provided with guidelines for acceptable use procedures that may impact their future success. Purpose of the workshop Participants should attend this session to gain a better understanding of how this application can be effectively used both in and outside of the classroom. Target group
E
General: teachers, students and policy makers Workshop design In our session, we will attempt to demonstrate the purpose of the application, and then specifically how it is being used by medical students, educators and health care profesapplications such as the development of personal profiles, review of security settings, and the use of Fan Pages or discussions groups. As medical students are actively using these platforms in their daily personal life, we will look at how educator’s can take advantage of the opportunity for increased communication. If WiFi/Internet access is available, participants are encouraged to bring their own laptops to explore the applications individually.
NVMO | Congresboek 2010
sionals. We will look at the various aspects of social medial
Maximaal aantal deelnemers: 30 Trefwoorden: sociale media, Facebook, Twitter, LinkedIn Wijze van presentatie: workshop
167
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 401 | Sessie E14
Workshop Communicatie-onderwijs E14.1 Emotioneel beladen onderwerpen respectvol, kort en adequaat te bespreken onder tijdsdruk
Activiteiten deelnemers
Wenisch A, Kreeke JJS van de
- Orienterend plenair rollenspel met acteur
VU medisch centrum
- Oefenen met acteur om onder hoge tijdsdruk emotio-
Uitleg theorie “tijdsbesparende gesprekstechnieken”. - Opdracht om je sterke en verbeterpunten te analyseren mbt het omgaan met tijdsdruk.
neel beladen onderwerpen van patienten bespreekKader
baar te maken en adequaat af te ronden.
Patiëntgerichte communicatie is een breed begrip waarvoor verschillende definities bestaan. In het algemeen
Doel workshop
staat hiervoor: het perspectief van de patiënt onderzoe-
- Inzicht krijgen in het openmaken/toedekken van emoti-
ken en bespreken, begrijpen van de psychosociale con-
oneel beladen onderwerpen in de consultvoering.
text van de patiënt, een respectvolle relatie kunnen onderhouden/begrip kunnen tonen en het stimuleren van
Doelgroep
autonomie (shared decision making). Uit onderzoek blijkt
Docenten (communicatie)onderwijs.
dat patiënten verschillen in de mate waarin zij behoefte hebben aan bovenstaande aspecten. Zo blijken bijvoor-
Maximum aantal deelnemers: 10
beeld patiënten die ouder zijn, een lage opleiding hebben, angstig zijn of een slechte prognose hebben, min-
Trefwoorden: communicatie, gevorderde gesprekstech-
der patiëntgecentreerde communicatie te wensen. Het
niek, tijdsdruk
begrip ‘patiëntgerichtheid’ is hierdoor de afgelopen jaren
Wijze van presentatie: workshop
aan het verschuiven van bovenstaande omschrijving naar het respecteren van de behoeften en waarden van
Correspondentie-adres:
de patiënt. In het communicatieonderwijs aan het VU
A. Wenisch
medisch centrum wordt dit vertaald naar: flexibel kunnen
VU medisch centrum
omgaan met patiënten, afgestemd op de behoeften van
Van der Boechorststraat 7
de patiënt. Bovendien worden ook de wensen en moge-
1081 BT Amsterdam
lijkheden van de arts (in opleiding) zelf serieus genomen:
E-mail:
[email protected]
steeds moet immers afgestemd worden wat mogelijk/ haalbaar en wenselijk is. Voor het omgaan met emoties is een nieuwe les ontwikkeld: niet alleen leren studenten hoe zij kunnen ingaan op emoties maar ook hoe zij deze juist kunnen laten afnemen. Tijdsdruk wordt daarbij als invalshoek genomen, zodat studenten gedwongen zijn de emoties ‘toe te dekken’in plaats van ‘open te legCongresboek 2010 | NVMO
gen’. De masterfase aan het VUmc bestaat grotendeels uit stages in de kliniek. Net als artsen ondervinden studenten de tijdsdruk in ziekenhuizen. Deze vorm van onderwijs wordt mede daardoor door de studenten als nuttig en bruikbaar gezien. Inhoud workshop In de workshop zal geoefend worden met elementen uit bovenstaande les. Deze technieken zijn onder andere: ‘positief heretiketeren’, ‘hier en nu’-gesprekstechniek en ‘versterkend werken’.
168
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 403 | Sessie E15 Workshop
Opleider-assessment E15.1 Assessment voor opleiders; een kijkje achter de spiegel
Opzet workshop De workshop bestaat uit drie onderdelen: * allereerst vindt een presentatie plaats over het
Baane JA, Fabriek M, Heineman MJ, Verbeek A
assessment: aanleiding, werkwijze en uitkomsten;
AMC
* daarna discussiëren verschillende subgroepen over
Thema
1. is een assessment een goed instrument bij de
enkele vragen, bijvoorbeeld: Een assessment voor opleiders maakt deel uit van het professionaliseringsprogramma Teach the Teacher in de
professionalisering van opleiders? 2. wordt de meerwaarde herkend van een combinatie
OOR AMC. Het is speciaal voor het AMC ontwikkeld in
van objectivering en coaching, assessment en
samenwerking met adviesbureau AVOP. 7 Opleiders na-
ontwikkeling (zoals bij het opleiden van aios)?
men deel aan een pilotstudie tijdens de ontwikkelfase, 22 opleiders ondergingen de definitieve versie van het assessment. Wij presenteren de aanleiding, werkwijze en onze eerste bevindingen. De groep opleiders toont on-
3. welke consequenties kan de uitkomst hebben voor de professionalisering van opleiders? 4. wat betekenen de uitkomsten voor het opleiden van aios?
derscheidende kwaliteiten en velen kunnen zich met recht
* plenaire afsluiting: conclusies over implementatie en
leermodel noemen. Opleiders blijken iets minder goed in
betekenis voor het opleiden en de professionalisering
‘het ontwikkelen van mensen (aios)’. Bekwaamheden die
van opleiders.
aandacht verdienen zijn: sensitiviteit, coachen, mensgericht leidinggeven en beïnvloeden.Het merendeel van de
Maximum aantal deelnemers: 25
deelnemers heeft het assessment als professioneel en leerzaam ervaren. De opleider kan niet alleen inzicht ver-
Trefwoorden: opleider-assessment, vervolgopleiding
groten en zich bewuster worden van ontwikkelpunten,
Wijze van presentatie: workshop
maar krijgt in het assessment feedback en kan experimenteren met nieuw gedrag. Het assessment is daarmee
Correspondentie-adres:
niet uitsluitend een objectiverend instrument, maar ook
Drs. J.A.Baane
een ontwikkel- of coachingsinstrument.
AMC/UvA 1100 DS Amsterdam
In deze workshop maken deelnemers kennis met de pro-
E-mail:
[email protected]
E
TtT Postbus 23213 Doel fessionele ontwikkeling en inzet van een assessment voor opleiders van specialisten in opleiding. Daarnaast vormen deelnemers zich een mening over de inzet van een dergelijk instrument bij de professionalisering van opleiders, bij SetQ (individuele feedback van AIOS aan individuele leden van de opleidingsgroep). Deelnemers formuleren gezamenlijk een antwoord op de vraag wat de betekenis van de uitkomst is voor de rol die opleiders vervullen en voor AIOS die in een moderne opleiding op grote schaal gebruikmaken van voorbeelden en rolmodellen. Doelgroep Opleiders, leden van opleidingsgroepen, AIOS en andere
NVMO | Congresboek 2010
voorbeeld naast andere evaluatieve instrumenten als
betrokkenen.
169
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | Ruimte 404 | Sessie E16 Workshop
Coaching AIOS E16.1 Individuele Klinische coaching voor AIOS
Resultaat U werkt concreet aan vormgeving van coaching in uw eigen organisatie en verlaat de workshop met een per-
Buis C, Eckenhausen M
soonlijk stappenplan om dit te verwezenlijken. U doet
Foreest Medical School Alkmaar
kennis op over verschillende vormen van coaching: met dit inzicht kunt u weloverwogen keuzes maken.
Achtergrond Persoonlijke coaching bij meer complexe persoonlijke
Doelgroep
thema’s van arts-assistenten in opleiding tot specialist
Opleiders, onderwijskundigen, psychologen, coaches,
(aios) hoeven geen primaire competentie van een oplei-
P&O-medewerkers
dend medisch specialist te zijn. Het ontwikkelen van de competenties samenwerken, professioneel gedrag en
Maximaal aantal deelnemers ; 20
communicatie (Canmeds) van de aios vraagt van de opleiders gerichte concrete feedback, tijd en expertise in
Tip
het doorvragen. Ook vraagt de toename van burn-out
De workshop sluit goed aan op de pre conference work-
onder aios en uitval tijdens de opleiding om doordachte,
shop “Introductie op de werkplek: van levensbelang”. De
professionele interventies. In het Medisch Centrum Alk-
combinatie van beide workshops biedt inzicht in een to-
maar (MCA) is hiervoor individuele klinische coaching
taalpakket voor het verwelkomen en behouden van a(n)
voor aios in het leven geroepen. Deze vorm van werk-
ios.
plekcoaching voor de aios kan uitkomst bieden. Onder begeleiding van een coach werkt de aios aan actuele
Trefwoorden: coaching aios
thema’s zodat in de opleidingsjaren (en daarna) blijvend
Wijze van presentatie: workshop
kan worden geprofiteerd van deze investering. Onze visie is dat coaching bijdraagt aan het leren in en van het
Correspondentie-adres:
werk. Bij Kindergeneeskunde MCA is het vanaf medio
C.A.M. Buis
2009 een standaardonderdeel:iedere a(n)ios krijgt (in-
Foreest Medical School
dien hij/zij een vraag heeft) werkplekcoaching naar be-
Medisch Centrum Alkmaar
hoefte en op maat. Deze workshop is de praktische
Wilhelminalaan 12
uitkomst van onze bevindingen met introductie a(n)ios in
1815 JD Alkmaar
de afgelopen jaren in het MCA. Eerder gaven we een
E-mail:
[email protected]
korte presentatie hierover op AMEE 2009 (Patil Award 2009) en verschenen publicaties in Medisch Contact en Opleiding & Ontwikkeling (vakblad onderwijskunde/ HRD/HRM)
Congresboek 2010 | NVMO
Inhoud workshop Coachen op de werkplek houdt in dat het (begin)thema waarmee de a(n)ios zich aanmeldt betrekking heeft op de werksituatie. In de coaching wordt gewerkt aan heldere doelen en resultaten. Er worden afspraken gemaakt over de wederzijde inspanningen tijdens het coachproces en het resultaat wordt geëvalueerd. Tijdens de workshop gaan we in op het opzetten van persoonlijke coaching binnen uw eigen ziekenhuis. De do’s en don’ts, welke spelers zijn nodig, het kostenplaatje en diverse ethische dilemma’s passeren in dit proces de revue. Hierbij worden cruciale keuzes die het succes van de
170
coach maken en breken belicht.
Vrijdag 12 november, tussen 13.15-14.30 uur | van Speykzaal | Sessie E17 Workshop
Fringe E17.1 Tai Chi
evenwichtgevoel blijven trainen en ermee mediteren. Het correct beoefenen van Tai Chi kan naar verluidt ook lei-
Wat is Tai Chi? (bron: wikipedia) Tai Chi is een bewe-
den tot het verdwijnen van ouderdomskwaaltjes, rug- en
gingsactiviteit die van oorsprong gevechtshandelingen
nekklachten en hoofdpijn.
betrof, gebaseerd op de oosterse leer van yin en yang, van drukpunten en meridianen.
De workshop zal worden geleid door ervaren Tai Chi docenten.
Er bestaan binnen het Tai Chi verschillende groepen, stijlen genaamd, waarbij de yang-stijl voornamelijk lang-
Benodigdheden: (zo mogelijk) dikke sokken
zaam wordt uitgevoerd en de chen-stijl ook explosieve momenten in zich heeft. Deze stijlen zijn vaak weer on-
Maximum aantal deelnemers: ca. 40
derverdeeld in diverse substijlen van leraren die er hun eigen kennis, vaardigheid en ervaring aan hebben toegevoegd. De bewegingen worden in een vaste volgorde uitgevoerd. De Tai Chi beoefenaren spreken van ‘De Vorm’. Elke stijl kent zijn eigen vormen, die van leraar op leerling worden overgedragen. De langzame bewegingen, die vanuit de buik en vooral zeer ontspannen uitgevoerd worden, zijn kenmerkend voor Tai Chi. De meest prominente doelstellingen van Tai Chi zijn tegenwoordig: gezondheid, ontspanning en balans. Deze doelstellingen worden bereikt door een bepaalde vorm van inwendige energie, de ‘Chi’, goed te laten stromen. Die Chi stroomt in de meridianen van de aarde naar de hemel en omgekeerd door en langs het lichaam. In de verschillende vormen leert men de stroming van Chi te
E
beheersen. Er zijn enkele verdiepingsniveaus, waarbij de doelstellingen van de beoefenaar mee veranderen. De student begint met het leren beheersen van de nodige basis (correcte lichaamshouding, correct plaatsen van de voeten en het openen van de liezen) en het uitvoeren van de Tai Daarna ligt het accent meer op de innerlijke beleving van de bewegingen, met aandacht voor de Chi-stroming in de meridianen. Uiteindelijk resulteert dit in ‘innerlijke kracht’, die wordt gekenmerkt door het vermogen mee te gaan in elke beweging van een tegenstander zonder dat je zelf je balans verliest. Zo ver hoeven beoefenaren niet te gaan. Al in het begin levert Tai Chi de beoefenaren een beter even-
NVMO | Congresboek 2010
Chi bewegingen zonder het gebruik van spierkracht.
wichtsgevoel op. Na enig trainen leert men ook het gevoel van stromende Chi herkennen. Zowel jonge als oude mensen kunnen deze bewegingskunst beoefenen. Men kan er lenig mee blijven, tot op hoge leeftijd het
171
Overzicht presentaties Plenaire lezingen M. Papadakis, Trends in the assessment of professionalism
16
B. Crul, Transparantie in de zorg
17
A. Hamarati, Why integrative medicine is essential for medical education
17
J.M. Buiting, De professional van de toekomst
18
Blok A A1
Klinisch redeneren / Wetenschappelijke papers en promovendilezing
A1.1
Onderwijsbehoeften van beginnende co-assistenten op gebied van klinisch redeneren
20
A1.2
Samenwerken in groepen: het effect van werkvorm en groepsgrootte op studentenoordeel
21
en toetsresultaten A1.3
Gebruik van authentieke taken voor het leren oplossen van klinische problemen
A2
Arbeidssatisfactie van artsen / Wetenschappelijke papers en promovendilezing
A2.1
Ontwikkeling van de arbeidssatisfactie van artsen gedurende hun loopbaan: een cohortstudie
23
A2.2
De jonge dierenarts en zijn motivatie: een arbeidspsychologisch model dat verklaart en voorspelt
24
A2.3
Individuele verschillen in leergedrag tijdens coassistentschappen
25
A3
VU Compas Masterfase / Symposium
A3.1
Masterjaar 1: van theoretisch leren naar praktijkleren VUmc compas in uitvoering;
26
A3.2
Het eerste masterjaar geneeskunde in een perifeer Opleidingsziekenhuis
27
A3.3
Masterjaar 1: Begeleiden en toetsen van professioneel gedrag
28
A4
Feedback AOIS / Papers
A4.1
De effecten van feedback en zelfevaluatie op het opleiden van arts assistenten in
22
29
de perceptie van anesthesiologen A4.2
Een additionele schakel; De toegevoegde waarde van een coach bij het helder
30
krijgen van de daadwerkelijke leerbehoefte van de aios A4.3
Hoe geven arts-assistenten feedback: een perceptie onderzoek
31
A4.4
De achtste CanMEDS-rol, ‘the person’ of ‘reflector’: een beschrijving van het verdwijnen
32
en weer verschijnen van deze rol A5
Curriculumontwikkeling / Posters
A5.1
Hoe geeft de Physician Assistant (PA) opleiding in Rotterdam vorm aan onderwijs in kwaliteitszorg?
33
A5.2
Een visie op onderwijsontwikkeling binnen de huisartsopleidingen: wat zijn noodzakelijke
34
communicatieve competenties voor de huisarts van de toekomst? Congresboek 2010 | NVMO
172
A5.3
Geneesmiddelen in de preklinische artsopleiding: Meer of minder?
A6
Curriculumontwikkeling / Posters
A6.1
Jenaplan aan de Oude Rijn: studenten uit verschillende studiejaren verzorgen
35 36
elkaars PLUSprogramma A6.2
Uitstelgedrag Bachelor Geneeskundestudenten; vrouwen en achtplus-studenten vertonen
37
bewust studievertragend gedrag A6.3
Engelstaligheid in medisch onderwijs
38
A6.4
Het benutten van talent: wat definieert de succesvolle student?
39
A7
Kwaliteitszorg curriculum / Posters
A7.1
Meten is weten, maar wat doen we er dan mee?
40
A7.2
Aanscherping van het kwaliteitssysteem simultaan aan de invoering van een nieuw curriculum
41
A7.3
Is het huidige keuze-onderwijs tijdens de bachelorfase voor geneeskundestudenten
42
wel doeltreffend?
A7.4
Computer supported collaborative learning met beeldmateriaal: een voorbeeld in practica
43
microscopie A8
Medische vervolgopleidingen / Papers
A8.1
Een onderbroken continuüm; onderzoek naar het effect van transities doorgelicht
44
A8.2
Hoe goed voelen jonge klaren zich voorbereid op hun zelfstandige beroepsuitoefening?
45
A8.3
Bezinning op competenties van gynaecologen met behulp van de werkvloer en de klant
46
A8.4
Kwaliteitszorg van specialistenopleidingen uit balans?
47
A9
Co-schappen, bijbaan, financiële status
A9.1
De financiele status van coassistenten en de mogelijke invloed hiervan op de geneeskunde-opleiding
A10
Fringe / Workshop
A10.1 Mindfullness A11
53
Toetsing, 2e taal en cultuur / Rondetafelsessie
A15.1 Toetsing in een 2e taal en een andere cultuur A16
52
Beoordelen portfolio’s / Workshop
A14.1 Beoordelen van portfolio’s A15
51
Professionalism / Workshop
A13.1 Trends in the assessment of professionalism A14
50
Fysische diagnostiek / Rondetafelsessie
A12.1 Onderwijs in de fysische diagnostiek, rituele handeling of Evidence Based Medicine? A13
49
Locaal opleidingsplan / Workshop
A11.1 Lokaal opleidingsplan: hoe maak ik dat? A12
48
54
CAT, trainingsplan / Workshop
A16.1 Critical Appraisal of a Topic; opmaat voor een trainingsplan op maat
55
Blok B B1
Reflecteren / Wetenschappelijke papers en promovendilezing
B1.1
Ontwikkeling en validering van een beoordelingsinstrument voor het faciliteren van reflectief
56
B1.2
Helpt groepsintervisie klinische docenten met reflecteren op studentenfeedback?
57
B1.3
Effectieve docentprofessionalisering: wat kan onderzoek ons leren?
58
B2
Patiëntveiligheid / Papers
B2.1
Kunnen bachelorstudenten geneeskunde op een eenvoudige manier gesensibiliseerd worden
59
voor patiëntveiligheid? B2.2
Het gebruik van vignetten om patiëntveiligheidsattittudes te meten.
60
B3
Visitatie nieuwe stijl / Symposium
B3.1
Visiteren en implementeren gaan hand in hand
B4
Feedback / Papers
B4.1
Het gebruik van feedback in het persoonlijk actie plan van huisartsopleiders
62
B4.2
Systematic Evaluation of Teaching Qualities (SETQ) – de onderliggende vragenlijsten van het
63
61
systeem tonen goede psychometrische kwaliteiten voor het evalueren van stafleden Gynaecologie
NVMO | Congresboek 2010
leren in kleine groepen
en Obstetrie B4.3
EFFECT* in de praktijk: AIOS geven hun supervisoren feedback
64
B4.4
Scan medische vervolgopleidingen
65
173
Overzicht presentaties
Blok B | vervolg B5
Co-assistentschappen; feedback / Posters
B5.1
Het dashboard van het digitaal competentiegericht portfolio; de AIOS en de opleider aan
66
de stuurknuppel B5.2
Wat heb je zojuist geleerd? Een onderzoek naar de leerpunten die studenten zelf rapporteren
67
na een module over het brengen van slecht nieuws B5.3
Feedback vragen: veilig? Een onderzoek naar het feedbackklimaat in de coschappen
68
B5.4
Interactief multimediapakket: meerwaarde voor het aanleren van consultatievaardigheden?
69
B6
E-learning / Posters
B6.1
De introductie van blended learning voor collegedocenten
B6.2
Webcast , een vorm van e-learning voor huisartsen om discussie punten in de zorg te behandelen
71
B6.3
Online nascholing door het Nederlands Huisartsen Genootschap. Welke opvattingen
72
70
hebben huisartsen over e-learning programma’s en de digitale leeromgeving? B6.4
Fast Track Training met simulatie en e-learning: de oplossing voor arbeidsmarktproblematiek
73
bij anesthesie medewerkers B7
E-learning / Posters
B7.1
Join Club Confabula! Pleidooi voor multidisciplinaire weblogs
74
B7.2
Computerondersteund Onderwijs - gericht versus facultatief.
75
B7.3
Proces- en productevaluatie bij het gebruik van wiki’s voor groepswerken
76
B7.4
Einthoven Science Project: een competitief wetenschappelijk element in de geneeskunde
77
bachelor fase in het Leids Universitair Medisch Centrum B8
Intervisie specialistenopleiding / Workshop
B8.1
Onderwerp: ‘persoon en beroep’. ‘Begeleide intervisie’ als onderwijsvorm binnen de
78
specialistenopleiding: een pilot bij de ‘opleiding obstetrie & gynaecologie’ in Nijmegen B9
Studentprofessionalisering / Rondetafelsessie
B9 .1 De student als docent: professionalisering van twee kanten bekeken B10
B10.1 Mindfullness B11
79
Fringe / Workshop 80
Integratie van verschillende onderwijs onderdelen / Rondetafelsessie
B11.1 Integratie van onderwijs in gesprek-, lichamelijk onderzoek- en reflectievaardigheden in
81
een medisch curriculum B12
Digitaal portfolio co-assistenten / Rondetafelsessie
B12.1 Digitaal competentiegericht portfolio voor co-assistenten B13
B13.1 Telefoon op tafel: consultvoering met een professionele tolk B14 Congresboek 2010 | NVMO
174
83
Multidisciplinair overleg intensive care; video-training / Workshop
B14.1 Video observaties in de opleiding tot intensivist B15
82
Consultvoering via tolkentelefoon / Workshop
84
Onderwijstraining / Workshop
B15.1 Leuker Lesgeven
85
Blok C C1
Professionele ontwikkeling / Wetenschappelijke papers en promovendilezing
C1.1
De invloed van sociale vergelijking op het inschatten van eigen kunnen door co-assistenten
86
C1.2
Percepties van continue professionele ontwikkeling door jongere en oudere verpleegkundigen:
87
een focusgroeponderzoek C1.3
Wired for Learning: hoe computers in het medisch onderwijs interactie bij leren in kleine groepen
88
kan ondersteunen C2
Simulatiepatienten / Workshop
C2.1
Variëren met werkvormen bij inzet van simulatiepatiënten.
C3
Vervolgopleiding / Symposium
C3.1
Didactische scholing van opleiders en opleidingsgroep: een achilleshiel voor het implementeren
89 90
van de modernisering!? C4
Wetenschappelijke vorming / Papers
C4.1
De Modified Fresno: validering van een evaluatie-instrument om effecten van onderwijs
91
in evidence-based practice te meten bij studenten in gezondheidszorg disciplines binnen het hbo C4.2
Wetenschappelijke stage: leerdoelen worden behaald
92
C4.3
Evaluatie van een gestructureerd stappenplan voor het vinden van ‘best evidence’ bij een
93
klinische vraag C4.4
Zichtbaar maken van de verwevenheid onderwijs en onderzoek in het curriculum van
94
wetenschappelijke vorming van de opleiding Geneeskunde C5
Kwalitatief onderzoek / Workshop
C5.1
016 Analyse van kwalitatieve data
C6
Selectie en studiesucces / Papers
C6.1
Selectie en studiesucces: ervaringen in de Master Arts-Klinisch Onderzoeker
96
C6.2
Evaluatie toelatingsvoorwaarden Master Physician Assistant
97
C6.3
Individuele gesprekken over studieplanning en verwachtingen bevorderen volgens docenten
98
95
motivatie en betrokkenheid van geneeskundestudenten C6.4
Gesprekken met patiënten over en rondom het levenseinde
C7
Vervolgopleiding / Workshop
C7.1
Het competentiedomein ORGANISEREN in de vervolgopleiding
C8
ICF (International Classification on Function, Disability and Health) model / Workshop
C8.1
Implementatie van het International Classification on Function, Disability and Health
C9
Communicatie / Workshop
C9.1
Motivational interviewing als instrument bij gedragsverandering
C10
Professioneel gedrag / Rondetafelsessie
99 100 101
model in het medisch onderwijs.
C11
C11.1 Digitale toetsing in het medisch onderwijs C12
104
Promotie / Rondetafelsessie
C12.1 SOS promotie: eerste hulp bij het doorlopen van een promotietraject C13
103
Digitale toetsing / Rondetafelsessie
105
Evaluatie medische professionals / Workshop
C13.1 ‘Bevordering van levenslang leren en ontwikkelen door individuele ‘Appraisal and Assessment’
106
van medische professionals’ C14
Fringe / Workshop
C14.1 Kaartspel: kleur bekennen
NVMO | Congresboek 2010
C10.1 Professioneel Gedrag in Cyberspace
102
107
175
Overzicht presentaties
Blok D D1 D1.1
Docenten en leeromgevingen / Wetenschappelijke papers en promovendilezing Het meten van opvattingen over onderwijs, bij docenten in de bacheloropleiding
108
Geneeskunde in een studentgecentreerd curriculum D1.2
Ontwerpen voor Leren. Een studie naar leeromgevingen in het hoger (beroeps)onderwijs vanuit
109
een ontwerpperspectief D2
Studievoortgang en open-boek toetsen / Wetenschappelijke papers en promovendilezing
D2.1
Effect van dreiging van negatief Bindend Studieadvies en verplichte begeleiding op
110
studievoortgang van geneeskunde studenten D2.2
De impact van kleinschalig onderwijs op het propedeuserendement geneeskunde
111
D2.3
Open-boek toetsen: kwaliteit, leergedrag, toetstijd en prestaties
112
D3
Iudicium Abeundi / Symposium
D3.1
Iudicium Abeundi (IA)
D4
Toetsen / Papers
D4.1
Inzet van een digitale ingangstoets ter stimulering van voorbereiding voor Neurologie
113 114
vaardigheidsonderwijs D4.2
De betrouwbaarheid van toetsen met gecombineerde stellingvragen
D4.3
De voortgangstoets als meetinstrument voor kennisontwikkeling van het basisvak farmacologie
116
D4.4
Beoordeling van de relevantie van vragen uit de Voortgangstoets
117
D5
Studentgecentreerd onderwijs / Papers
D5.1
Emotionele ervaringen tijdens een eerstejaars verpleegstage
118
D5.2
Waardenweb.nl - een innovatief onderwijsinstrument voor artsen (in opleiding)
119
D5.3
Factoren van invloed op het leren in werkcolleges in het preklinische onderwijs
120
D5.4
Zelfstandige training in consultvoering: studenten leren van elkaar en van de simulatiepatiënt
121
D6
Beroepsrollen van de arts / Papers
D6.1
Behoefte aan onderwijs in management bij Nederlandse arts-assistenten in het nieuwe,
115
122
competentiegerichte curriculum D6.2
De evaluatie van de eigen managementvaardigheden door Nederlandse arts-assistenten
D6.3
Beroepsrollen, het Raamplan 2009 en de Leidse Bachelor.
D7
Medische consultvoering / Workshop
D7.1
Is deze coassistent bekwaam om zelfstandig een consult te voeren? Longitudinaal
123
in het gereviseerde competentiegerichte curriculum 124 125
trainings- en beoordelingsprogramma consultvoering UMCG D8
Consensusprocedure; beroepsrollen / Workshop
D8.1
Bij welke taak kan ik welke competentie observeren? Kennismaking met een
126
consensusprocedure om CanMEDS competenties te koppelen aan taken van medisch specialisten Congresboek 2010 | NVMO
D9
Curriculum en voorbereiding vervolgopleiding / Papers
D9.1
Waarmee denken studenten in opleiding tot medisch specialist te komen en wat vinden
D9.2
De disbalans op de vervolgopleidingenmarkt: studenten en hun
128
opleidingsvoorkeuren tegenover het werkelijke aantal beschikbare opleidingplekken D9.3
Het Ideale Curriculum; De beste stuurlui staan aan wal
129
D9.4
Studenten en hun interesses door de jaren heen: wat vindt een geneeskunde student
130
belangrijk aan zijn toekomstig vakgebied? D10
Interne audit vervolgopleiding / Rondetafelsessie
D10.1 Interne Audit bij de Medisch Specialistische Vervolgopleidingen D11
131
Docentprofessionalisering / Rondetafelsessie
D11.1 Formatieve en summatieve beoordeling van docenten: wat vinden ze er zelf van?
176
127
opleiders belangrijk?
132
D12
Wetenschappelijke vorming / Symposium
D12.1 Wetenschap in de kliniek I: ervaringen in de coschappen D13
Mind-body, medicine, professionalism / Workshop
D13.1 Mind-body medicine skills to foster professionalism in medical students and faculty D14
133 134
Onderwijsschema’s / Workshop
D14.1 Het maken van schema’s voor het onderwijs: hands on ervaring met twee
135
schematiseertechnieken D15
Workshop
D15.1 Wat, hoe en waarom? Een praktische introductie in de kwalitatieve data-analyse D16
D16.1 Implementatie van een verbeterde feedbacksystematiek voor de klinische fase D17
136
Feedback in de klinische fase / Workshop 137
Workshop Fringe
D17.1 Tai Chi
138
Sessie E E1
Curriculum-ontwikkeling, feedback, simulatiepatienten / Wetenschappelijke papers en promovendilezing
E1.1
056 Analyse prestatieniveau van Bachelorstudenten op het gebied van evidence-based practice
140
(EBP) bij drie paramedisch opleidingen E1.2
Gepercipieerde leerzaamheid van feedback in de klinische setting: de ontwikkeling en validering
141
van een vragenlijst E1.3
Innovative use of simulated patients for educational purposes
E2
Toetsing, competenties / Wetenschappelijke papers
E2.1
Een tussentoets gedurende het kernblok Algemene Pathofysiologie leidt tot een hoger
142 143
bloktoetsresultaat: een prospectief gerandomiseerde studie E2.2
Transfer van opleiding naar praktijk: het competentieprofiel van de pasafgestudeerde dierenarts
144
E2.3
De Voortgangstoets Radiologie (VGTR), een betrouwbare en constructvalide kennistoets?
145
E3
Serious gaming / Symposium NVMO werkgroep Simulatie en Skills
E4
Co-schappen, toetsing / Papers
E4.1
Co-assistenten VUmc zijn in staat succesvol een farmacotherapeutisch consult uit te voeren
146 147
bij poliklinische patiënten E4.2
De coschappen: welk doel dienen zij?
148
E4.3
Het inrichten van een stage (co-schap) huisartsgeneeskunde, psychiatrie en neurologie:
149
wat vinden de studenten ervan? E4.4
Ontwikkeling en validering van richtlijnen voor het ontwerpen van toetsprogramma’:
150
een aangepaste Delphi-procedure E5
Huisartsenopleiding / Papers
E5.1
De ‘patient mix’ van aios gedurende de opleiding tot huisarts
151
E5.2
Prestatie-indictoren voor de huisartsopleiding
152
E5.3
Waargenomen genetische onderwijsbehoeften en de rol van genetica in de eerstelijns zorg:
153
NVMO | Congresboek 2010
E3.1
een focusgroep studie met meerdere perspectieven E5.4
Selectie voor de huisartsopleiding in Nederland
154
177
Overzicht presentaties
Blok E | vervolg E6
Communicatievaardigheden / Papers
E6.1
Peer-assessment in de beoordeling van gespreksvaardigheden van 2e jaars geneeskunde
155
studenten. Nuttig of nodeloos? E6.2
Ontwikkeling van een Tutorprofiel voor de tutor Professioneel gedrag bij de
156
Faculteit Diergeneeskunde E6.3
Kunnen stafleden de communicatieve competentie van aios beoordelen?
157
E6.4
Werken aan taal: broodnodig en liever digitaal!
158
E7
Docentprofessionalisering / Rondetafelsessie
E7.1
Begeleidings- en opleidingsvaardigheden voor de klinische fase:
159
‘’t Beste van 2 Werelden’ E8
Etnische toetsing onderzoek / Workshop
E8.1
Ethische toetsing van onderwijs onderzoek.
E9
Curriculumvernieuwing / Papers
E9.1
Hands-on onderwijs - de ontwikkeling en evaluatie van een nieuwe landelijke
160 161
cursus klinisch onderzoek en klinisch redeneren bewegingsapparaat voor AIOS E9.2
Curriculumvernieuwing in de praktijk: een werk van lange adem
162
E9.3
Aandacht voor infectiepreventie: e-learning modules voor studenten en medewerkers
163
E10
Communicatieonderwijs / Symposium
E10.1 Open bijeenkomst van de NVMO Werkgroep communicatieonderwijs:
164
nieuwe ontwikkelingen in het medisch onderwijs E11
Medezeggenschap in opleidingen / Rondetafelsessie
E11.1 De ideale medezeggenschap. Realiteit of utopie? E12
Wetenschappelijke vorming / Rondetafelsessie
E12.1 Wetenschap in de kliniek II: best practices voor wetenschappelijke vorming in de coschappen? E13
170
Fringe / Workshop
E17.1 Tai Chi
Congresboek 2010 | NVMO
178
169
Coaching AIOS / Workshop
E16.1 Individuele klinische coaching voor aios E17
168
Opleider-assessment / Workshop
E15.1 Assessment voor opleiders; een kijkje achter de spiegel E16
167
Communicatie-onderwijs / Workshop
E14.1 Emotioneel beladen onderwerpen respectvol, kort en adequaat te bespreken onder tijdsdruk E15
166
Toepassing social media in onderwijs / Workshop
E13.1 The Use of Social Media Applications within Medical Education E14
165
170
Overzicht auteurs Naam
Sessie
Bladzijde
Agema M.
E11.1
165
Agsteribbe J
Pre conference,
14
Ainsworth LR
A7.1
40
Akkeren EA van
A6.2
37
Anema F
A5.3
35
Aper GI
B5.4; D5.4
69; 121
Arah OA
B4.2
63
Arnold AER
A1.1
20
Baane JA
Pre conference; E15.1
13; 169
Bakker HB
A8.2; D8.1
45; 126
Ballieux M
B6.2; B6.3
71; 72
Beaufort AJ de
B4.4; C10.1; D6.3
65; 103; 124
Beek FJA
E2.3
145
Beekman-Evers M
D16.1
137
Bekker ME
B14.1
84
Bergs W van den
A8.2
45
Bergsma S
B5.1; B12.1
66; 82
Berkel H van
Pre conference, D1.1
11; 108
Berkenbosch L
D6.1; D6.2
122; 123
Beukelen P van
A2.2; A6.4; A7.2; B1.2; D5.3; E2.2; E6.2
24; 39; 41; 57;120; 144; 156
Bleijendaal REF
B6.1
70
Blieck L
E9.2
162
Boer I de
A9.1
48
Boer WH
D4.2
115
Boerboom TBB
B1.2
57
Bok GJ
E2.2
144
Bokken L
Promovendi E1.3
142
Bolhuis SM
B4.3; D5.1
64; 118
Bolk JH
D6.3
124
Bonke B
B5.2; D3.1
67; 113
Boomars K
A15.1
53
Borel Rinkes IHM
B5.1
66
Borleffs JCC
A2.1
23
Bos N
A15.1
53
Bottema BJAM
B8.1; E5.4
78; 154
Bouwens Oostvogel AGM
B15.1
85
Bouwma CI
E1.1
140
Braak E ter
A14.1
52
Braat DDM
B8.1
78
Braem S
E11.1
165
Braspenning JCC
E5.2
152
Bresser PJC
D2.1
110
Brink GTJW van den
C6.2
97
Broek J
E11.1
165
Broek PJ van den
D14.1; E9.3
135; 163
A
B
NVMO | Congresboek 2010
Bombeke KB
179
Overzicht auteurs
Brouns JWM
D6.1; D6.2
122; 123
Brouwer CPM de
A16.1; C4.3
54; 93
Brouwer T
D3.1
113
Bruggeman EM
B8.1
78
Bruurs M
C6.2
97
Buijs J
E11.1
165
Buis CAM
A4.2; C14.1; E16.1
30; 107; 170
Buiten MS
A7.3; D9.3
42
Buiting JM
Plenaire lezing
18
Busari JO
D6.1; D6.2
122; 123
Bustraan J
E7.1
157
Cate ThJ ten
C1.2; D4.2; E1.2; E2.3; E8.1
87; 115; 141; 145; 160
Cellissen E
A5.1
33
Cessie S le
B7.4
74
Cleutjens J
A7.4
43
Cohen-Schotanus J
Pre conference, A2.1; B1.1; C1.1;
11; 23; 56; 86;
C
C6.3; D2.2; D2.3; D7.1
98; 111; 112; 125
Cornel MC
D3.1; E5.3
113, 153
Corporaal LJ
E9.1
161
Croiset G
A3.1; D1.1
26; 108
Croix A de la
B5.2; D15.1
67; 135
Crul B
Plenaire lezing
17
Daal XJ
A6.1
36
Daelmans HEM
A3.1
26
Dahmen R
E9.1
161
Dalen J van
Pre conference
11
Dankbaar MEW
E6.4
158
Deketelaere A
A14.1; E4.3; E9.2
52; 149; 162
Dekker FW
A6.3; C4.4; D4.4
38; 94; 117
Dekker H
A6.2; A14.1; B1.1
37; 52; 56
Dekker MJ
D7.1
125
Delden JJM van
E8.1
160
Delwig H
B14.1
84
Demerouti E
A2.2
24
Derese A
B5.4, B7.3; D5.4
69; 76; 121
Derksen E
D5.1
118
Deves MEW
C9.1
102
Dijkstra J
E4.4
150
Dinant GJ
E5.3
153
Doets M
D4.1
117
Dolmans DHJM
B1.2
57
Donders ATM
E2.1
143
Dormans JHHG
E5.2
153
Dorr J
A8.4
47
Drexhage V
C13.1
106
Driessen E
Pre conference, A14.1
13; 52
Druine N
E4.3; E9.2
149; 162
Dubois EA
D4.3
116
D
Congresboek 2010 | NVMO
180
E Eckenhausen MAW
A3.3; A4.2; E16.1
28; 30; 170
Ehrlich ND
C6.4
99
Eikelboom JI
E8.1
160
Elgersma AF
C6.3
98
Elswijk L van
B6.1
70
Erich MH
C6.3; D2.2
72; 111
Es JM van
B4.1
62
Essers GTJM
A5.2
34
Fabriek M
E6.1; E15.1
155; 169
Flap E
E1.1
140
Fleur F
D9.4
130
Fluit CRMG
B4.3
64
Fokkema J
A8.4
47
Geelkerken RH
B5.1; B12.1
66; 82
Gerhardus MJT
C6.2
97
Gobée P
Pre conference,
Goeij AFPM de
C6.1
96
Gool CJAW van
A16.1; C4.3
54; 93
Gorsia M
Pre conference,
Gosselink MJ
B7.1; B7.2; C10.1
74; 75; 103
Graaf Y van der
E5.4
154
Groenen H
E4.3
149
Grol R
B4.3
64
Groot M de
Pre conference, E1.1
140
Groot MWC de
B9.1
79
Guyaux J
C6.1
96
Haarhuis JCM
A7.2
41
Haaring C
E2.3
145
Haeck K
B5.4; D5.4
69; 121
Hamming JF
B5.1
66
Haramati A
Plenaire lezing; D13.1
17; 134
Have ECM ten
B14.1
84
Hegge HHM
D7.1
125
Heijkant F van den
D9.2
128
Heijne-Penninga M
Promovendi; A6.2; D2.3
37; 112
Heineman MJ
B4.2; E15.1
63, 169
Hellings J.
B2.1
59
Helmich E
D5.1
118
Hendrickx CMJ
C5.1
95
Hendrikz T
C13.1
106
Henneman L
E5.3
153
Hettinga A
Pre conference
12
Hewett JK
E13.1
167
Heyligers I
D6.2
123
Hirsch R
E5.2
152
Hodges BD
A4.4
32
Hoeven A van der
D3.1
113
Hoeven E ter
C9.1
102
F
G
NVMO | Congresboek 2010
H
181
Overzicht auteurs
Hofman A
D2.3
112
Houben KW
A4.1
29
Houwink EJF
E5.3
153
Hubers STT
D16.1
138
Hugelier F
D5.4
121
Hugenholtz M
B6.3
72
Hulsman RL
E6.1
155
Jaarsma ADC
A2.2; A6.4; B1.2; D5.3; E2.2; E6.2; E8.1
24; 39; 57; 120; 144; 156; 160
Jacobs JCG
A3.1; B6.1; D1.1
26; 70; 108
Jansen FAR
E4.2
148
Janssen E
E11.1
165
Jong J
E5.1
151
Jong M de
A9.1
48
Jong PGM de
Pre conference, B7.4; C10.1
12; 77; 103
Jonghe L De
E4.3; E9.2
149; 162
Jonkers-Jacobi FA
B6.2
71
Jousma F
B5.3; D16.1
68; 137
Kant IJ
C4.3
93
Karthaus AJM
B12.1
82
Kerckhoffs A
B4.4
65
Keijser B
E9.1
161
Klaassen TPFM
A1.2
21
Kleijnen W de
Pre conference
11
Klein JJ
B12.1
82
Kleine Schaars I
D9.1; D9.3
127; 129
KNMG
B3.1; C3.1
61; 90
Koens F
A3.1
26
Kollenstart L
E11.1
165
Konijn LCD
A7.3
42
Koning-Prins J de
Pre conference
13
Konings EEM
D9.3
130
Kooiman MAR
A3.1
26
Kool A
A6.4
39
Koole S
B5.4; B7.3; C12.1
69; 76; 105
Kooloos JGM
A1.2
21
Koopman-van Gemert A
Pre conference
11
Koopmans R
D5.1
118
Kooten F van
B5.3; D4.1
68; 114
Kreeke JJS van de
A4.4; E14.1
32; 168
Krol M
D3.1
113
Krommenhoek T
D4.3; D4.4
116; 117
Kruithof M
A15.1
53
Kruitwagen CLJJ
E2.3
145
Kruydenberg CL
A7.3
42
Kuks JBM
C1.1; D2.3
86; 112
Kuppeveld SMHF van
A1.2
21
Kuyenhoven MM
E5.4
152
J
K
Congresboek 2010 | NVMO
182
L Laan R
B4.3; D5.1
64; 118
Laat JM de
D4.2
115
Langereis EJ
D9.1; D9.2; D9.4
127; 128; 130
Lee N van der
A8.3
46
Leede BJA de
Pre conference, A8.4; B4.4; E7.1
13; 47; 65; 159
Leeuw RM van der
B4.2
63
Leliveld M
Promovendi; B1.3
58
Leng B de
Promovendi; A7.4; C1.3
43; 88
Levels MWM
B5.2
67
Leyn P de
E4.3
147
Lohuizen MT van
Promovendi; A2.1; A2.3; C12.1
23; 25; 105
Lombarts MJMH
B4.2
63
LMSO
Pre conference
14
Luijk SJ van
Pre conference, A8.4; A11.1; D1.1;
13; 47; 50; 108
D3.1; E5.2
113; 152
B8.1
78
Maan AC
B7.4
77
Maarleveld JJ
E9.3
163
Mainhard MT
A6.4
39
Majoor G
A15.1
53
Man AJM de
B7.2
76
Man R de
E6.4
158
Man S
B7.4
77
Marcus MA
A4.1
29
Mastenbroek NJJM
A2.2; E5.2
24; 152
McGaghie WC
E1.2
141
Meeuwen AM van
Pre conference, B5.3
14; 68
Meininger A
Pre conference
13
Mensink EJBM
B6.4
73
Merrebach M
A9.1
48
Michels NM
A14.1
52
Mierlo J van
B2.1; B2.2
59; 60
Molendijk M
A6.1
36
Mooij JJA
A8.2; D8.1
45; 126
Moonen L
B9.1
79
Muijen GNP van
E2.1
143
Muijtjens AMM
Pre conference, C6.1
11; 96
Mulder BF
C6.3; D2.2
98; 111
Mulder H
Pre conference
13
Mulder WMC
A5.3
35
Nanayakkara PWB
E4.1
147
Nieuwenhuizen NM
C6.4
99
Nieuwenhuyzen GM
A4.3
31
Norbart AF
B9.1
79
Communicatie Onderwijs
E10.1
164
NVMO werkgroep Diversiteit
B13.1
83
Docentenprofessionalisering
D11.1
132
NVMO werkgroep E-learning
C11.1
104
Luiten JCM
N
NVMO werkgroep
NVMO | Congresboek 2010
M
NVMO werkgroep
183
Overzicht auteurs
NVMO werkgroep Portfolio
A14.1
52
A12.1
51
C2.1
89
E3.1
146
D12.1; E12.1
133; 166
Olde Bekkink M
E2.1
143
Oostenbroek RJ
D10.1
131
Oppers MAC
B6.4
73
Osch WAY van
D9.3
129
Osei L
A9.1
48
O’Sullivan JF
A6.3
38
Oude Egbrink MGA
C6.1
96
Overeem K
Pre conference
13
Overmars L
E6.2
156
Papadakis M
Plenaire lezing; A13.1
16; 52
Peters JF
E6.1
155
Pieters HM
E5.4
154
Plattel-van Os E
Pre conference
12
Ploeg K van der
E11.1
165
Ploemen-Suijker FD
D6.1
122
Poell R
C1.2
87
Pols J
A8.2; D8.1
45
Pool IA
C1.2
87
Post CEJ van der
A5.2
34
Postma C
Pre conference, C6.2
12; 97
Raat AN
C1.1; E8.1
86; 160
Radhakishun NNE
A7.3; C4.2
42; 92
Ram PM
E5.2
152
Ramaekers S
Promovendi A1.3
22
Ravesloot CJ
E2.3
145
Remmelts P
D8.1
126
Reniers J
B5.4; D5.4
69; 121
Rethans JJE
B11.1
81
Ridder JMM van de
Pre conference, A4.3; C13.1; D10.1; E1.2
11; 31; 106; 131; 141
Riedstra AW
E9.3
163
Rietmeijer CBT
A5.2
35
Rijke R
A5.1
33
Rijsingen I van
D9.1
127
Rommers GM
C8.1
101
Roo NIA De
B7.3
76
Roosmalen SLC van
D5.2
119
Rooyen C den
A11.1
50
Ruiter DJ
E2.1
141
NVMO werkgroep Praktisch Medisch Onderwijs NVMO werkgroep Simulatie en Gestandaardiseerde Patiënten NVMO werkgroep Skills en Simulatie Technieken NVMO werkgroep Wetenschappeijke Vorming O
P
R
Congresboek 2010 | NVMO
184
S Schaaf MF van der
E2.3
145
Schaaf T van der
B2.1; B2.2
59; 60
Schaik JPJ
E2.3
145
Schalij MJ
B7.4
77
Schaub- de Jong MA
B1.1
56
Scheele F
Pre conference, A3.2; A8.3; A8.4; D1.1
13; 27; 46; 47; 108
Scherpbier AJJA
Pre conference, A4.1; A14.1, B1.2; D5.3
11; 29; 52; 57; 68
Scheurs J
E11.1
165
Schmit Jongbloed LJ
A2.1
23
Schneider AJ
E4.1
147
Schoenmaker S
A9.1
48
Schönrock-Adema J
B1.1
56
Schrooten W
B2.2
60
Schuwirth LWT
Pre conference, E4.4; E8.1
11; 150; 160
Selleger VJ
A4.4
32
Sluiter H
Pre conference
13
Sluijs FJ van
A7.2
41
Smit BIHM
A5.2
34
Snoek JW
B12.1
82
So RKL
C13.1
106
Soelen E van
A3.3
28
Spek B
C4.1
91
Spierenburg E
Pre conference
14
Splinter TAW
D2.1
110
Spruijt A
D5.3
120
Stalmeijer RE
A4.1
29
Stam F
A4.2
30
Stegers-Jager K
C12.1, D2.1; E6.4
105; 110; 158
Stokking KM
E1.2
139
Struik JA
D9.2; D9.4
128; 130
Swenne CA
B7.4
75
Tepper M
C8.1; E9.1
101; 161
Teunissen PW
A8.1; E2.2
44; 144
Thelen AMH
A7.2
41
Themmen APN
D2.1; E6.4
110; 158
Thijs A
E4.1
147
Tilmans FH
D6.3
124
Timmerman AA
A5.2
34
Timmerman JT
Pre conference
14
Toenhake C
A6.1
36
Trigt A
A15.1
53
Tromp F
E5.4
154
Tulleken JE
B14.1
84
Unen RJ van
E4.1
147
Uphoff N
E11.1
165
U
NVMO | Congresboek 2010
T
185
Overzicht auteurs
V Valburg M van
E11.1
165
Valburg MK van
A6.3
38
Vandersteen M
B2.1; B2.2
59; 60
Vegers MA
C6.4
99
Velden IHM van der
A5.1
33
Verbeek A
E15.1
169
Vereijken MCW
A1.2
21
Verhaaren H
Pre conference
12
Verheggen MM
A15.1
53
Verheule S
A15.1
53
Verkerk MA
B1.1
56
Vermeire E
C5.1
95
Vermeulen MI
E5.4
154
Verstegen DML
A7.4
43
Vervoordeldonk MM
D4.2
115
Vink CC
C10.1; D14.1
103; 136
Visser BM
D16.1
138
Visser MRM
B4.1; E5.1; E5.2
62; 151; 152
Vlekke B
E11.1
165
Vlemminx MWC
D9.2; D9.4
128; 130
Vleuten CPM van der
A14.1; D1.1; E2.2; E4.4; E5.3
52; 108; 144; 152; 153
Vliegen HW
B7.4
77
Voogd AY de
D6.3
72
Vorstenbosch MATM
A1.2
21
Vries ThPGM de
E4.1
147
Vught JAH van
C6.2
97
Wagenaar SF
Pre conference, C4.4
12, 94
Wagter JM
Pre conference, A1.1; A3.3
13; 20, 28
Weeda HWA
B7.4
77
Wegen MJM van
A3.2
27
Wenink ACG
D4.4
117
Wensing M
B4.3; E14.1
64; 168
Westerman M
A3.2; A8.1; A8.3
27; 44; 46
Whitehead CR
A4.4
32
Wiel HBM van de
E6.3
155
Wieringa - de Waard M
B4.1; E5.1; E5.2
62; 151; 152
Wijnen-Meijer M
Pre conference, A7.1
13; 40
Wingelaar TT
A1.1
20
Woert JNH van der
B6.4
73
Wolf GS de
C4.1
91
Wolfhagen HAP
D5.3
120
Wouda J
E6.3
157
Zee J van der
A6.1
36
Zhou X
A9.1
48
Zitter I
Promovendi D1.2
109
Zuithoff NPA
E5.4
154
Zwieten MCB
D5.2
119
W
Congresboek 2010 | NVMO
186
Z
Trefwoordenlijst A A(n)ios
C14.1
artsen
A2.1
assessment
A13.1
B bachelor
A6.2
bachelor-studenten
B2.1
basisopleiding
D6.3
beroepsrollen
D6.1; D6.2; D6.3; D8.1
beroepsuitoefening
A8.2
beschrijvende matrix
C5.1
best practice
E12.1
betrouwbaarheid toetsen
D4.2
bewegingsapparaat
E9.1
bijbaantje
A9.1
blended learning
B6.1
BW-plus programma
A5,4; A6.1
C canMeds-rol reflector
A4.4
CAT
A16.1
coach AIOS
A4.2
coaching AIOS
E16.1
codeboek
C5.1
coderen
C5.1
collegedocenten
B6.1
communicatie
C6.4; C9.1;E6.1; E6.3; E10.1; E14.1
communicatievaardigheden
A5.2
competentieprofiel
E2.2
competenties
C7.1; C13.1
competenties gynaecologen
A8.3
computermodules psychiatrie
B7.2
consensusprocedure
8.1
consultatievaardigheden
D5.4
consultvoering
E10.1
consultvoering via tolkentelefoon
B13.1
co-schappen
A1.1; A2.3; A9.1; B5.2; B5.3; C1.1;
cumputerprakticum anatomie
A7.4
curriculum
D9.3
curriculumvernieuwing
E9.3
D data analyse
C5.1
dierenarts
A2.2
diergeneeskunde
E2.2; E6.2
digitaal portfolio
B5.1
digitaal portfolio co-assistenten
B12.1
digitale communicatie
C10.1
digitale toets
E6.4
digitale toetsing
C11.1
NVMO | Congresboek 2010
E4.1; E4.2; E4.3; E7.1; E12.1
187
Trefwoordenlijst
disability and health
C8.1
docentopvattingen
D1.1
docentprofessionalisering
B1.3; D11.1; E7.1
docentprofessionalisering: docentopvattingen
D1.1
E ecg’s in bachelor
B7.4
eerstelijnszorg
E5.3
EFFECT
B4.3
einthoven project
B7.4
e-learning
B6.2; C11.1; E9.4
e-learning huisartsen
B6.3
emotionele ervaringen
D5.1
engelstaligheid in medisch onderwijs
A6.3
ethische toetsing
E8.1
evaluatie
C4.1; C4.3; C12.1; C13.1
evaluatie staf
B4.2
evidence-based
A12.1
evidence-based practice
C4.1; E1.1.
extra curriculaire activiteiten basisopleiding
D9.1
F Facebook
E13.1
farmacotherapeutisch consult
E4.1
feedback
B4.1; B5.3; E6.3; E1.2
feedback AIOS
A4.1; A4.3; B4.3;
feedback in klinische fase
D16.1
financiële status
A9.1
fringe
A10.1; B10.1; D17.1; E16.1
fysische diagnostiek
A12.1
G gedragsverandering
C9.1
geneesmiddelen
A5.3
genetica
E5.3
gevorderde gesprekstechniek
E14.1
groepsintervisie
B1.2
groepwerken
B7.3
H Congresboek 2010 | NVMO
188
huisartsen
B6.2
huisartsgeneeskunde
E4.3; E5.1; E5.2; E5.4
huisartsopleiding
A5.2; B4.1
I ICF: International Classification of function
C8.1
infectiepreventie
E9.4
interactief leren
C1.3
intergratie van verschillende onderwijs onderdelen
B11.1
internationale studenten
A15.1
interne audit vervolgopleiding
D10.1
intervisie spcialistenopleiding
B8.1
iudiceum abeundi
D3.1
J jonge klaren
A8.2
K keuzeonderwijs
A7.3
kleine groepen
B1.1
kleur bekennen
C14.1
klinisch
E9.1
klinisch redeneren
A1.1; A1.3; E9.1
klinische docenten
B1.2
klinische fase
C6.4
klinische praktijk
C1.1
kwalitatief onderzoek
C5.1; D15.1
kwaliteitssysteem in curriculum
A7.2
kwaliteitszorg specialistenopleiding
A8.4
L leeractiviteiten
C1.2
leergedrag
A2.3
leeromgevingen
D1.2
LinkedIn
E13.1
locaal opleidingsplan
A11.1
loopbaan
A2.1
M masterjaar 1: perifeer ziekenhuis
A3.2
masterjaar 1: praktijkleren
A3.1
masterjaar 1: professioneelgedrag
A3.3
medezeggenschap
E11.1
medische consultvoering
D7.1
medische vervolgopleidingen: scan
B4.4
mind-body-medicine
D13.1
motivatie
A2.2; C6.3
multie media: consultvaardigheden
B5.4
multiedisciplinair overleg intensive care; video-training B14.1
neurologie
E4.3
normen en waarden
D5.2
O onderwijsactiviteiten
C4.4
onderwijsbehoeften
E5.3
onderwijskwaliteit
E11.1
onderwijsontwikkeling
E1.1
onderwijsschema’s
D14.1
onderzoek
E9.2
online taaloefenprogramma
E6.4
online taaltoets
E6.4
ontdekken talent
A6.4
open-boek toetsen
D2.3
opleider-assessment
E15.1
opleidersprofessionalisering
E7.1
NVMO | Congresboek 2010
N
189
Trefwoordenlijst
opleidingsplaatsen
D9.2
opleidingsplan
C3.1
P paramedisch opleidingen
E1.1
pathofysiologie
E2.1
patiëntenaanbod
E5.1
patientveiligheid
B2.1; E9.4
patientveiligheidsvignetten
B2.2
peer-assessment
E6.1
physician assistant
A5.1
plan-do-check-act-cyclus
A7.1
portfolio’s
A14.1
preklinische fase
A5.3
prestatie-indicator
E5.2
professionalism
A13.1; D13.1
professionaliteit
C1.2
professioneel gedrag
C10.1; E6.2
promotie
C12.1
psychiatrie
E4.3
R raamplan
C4.2
radiologie
E2.3
ragenlijst
E1.2
refelcteren
B1.2
reflectief leren
B1.1
revalidatiegeneeskunde
E9.1
richtlijnen
E4.4
S
Congresboek 2010 | NVMO
190
samenwerken in groepen
A1.2
sarbeidssatisfactie
A2.1
selectie
C6.1; E5.4
serious gaming
E3.1
SETO
B4.2
simulatie en e-learning anaesthesie
B6.4
simulatiepatiënten
C2.1; E1.3
slechtnieuwsgesprek
B5.2
sociale media
E13.1
studentenenquête
E9.3
studentenprofessionalisering
B9.1
studentgecentreerd onderwijs
D5.3
studierendement
D2.2
studiesucces
C6.1; C6.2; C6.3
studievertraging
A6.2
studievoortgang
D2.1; E6.4
T taalvaardigheid
E6.4
tijdsdruk
E14.1
toelatingsvoorwaarden,
C6.2
toetsing
A14.1; A15.1; E4.4
trainingsplan
A16.1
transities in opleiding
A8.1
tussentijdse toets
E2.1
tutorprofiel
E6.2
Twitter
E13.1
U huisartsgeneeskunde
E4.3
V vaardighedenonderwijs
D4.1
validering
E1.2
vervolgopleiding
C7.1; D6.1; D6.2; D9.2; E2.3; E4.2; E5.1; E5.2; E5.4; E6.3; E9.1; E15.1
visitatie
C3.1
visitatie nieuwe stijl
B3.1
voorbereidingstoets
D4.1
voorkeur opleidingsplaatsen tijdens basisopleiding
D9.4
voortgangstoets
D4.3; D4.4; E2.3
webcast
B6.2
weblogs psychiatrie
B7.1
werkvorm
C2.1
werkvormen
C14.1
wetenschappelijke vorming
C4.2; C4.3; C4.4; D12.1; E12.1
wiki’s
B7.3
NVMO | Congresboek 2010
W
191
Reviewcommissie: Dr. D.H.J.M. Dolmans, Universiteit Maastricht Dr.ir. P.G.M. de Jong, Leids Universitair Medisch Centrum (voorzitter) Dr. K. Prince, VU medisch centrum Prof.dr. R. Remmen, Universiteit Antwerpen Dr. J. Schönrock-Adema, Universitair Medisch Centrum Groningen S. Vink, Leids Universitair Medisch Centrum
Reviewers Dr. A.A.Beaufort, Leids Universitair Medisch Centrum Dr. A.Beerthuizen, Erasmus Medisch Centrum Dr. S. Bolhuis, Universitair Medisch Centrum St. radboud (WECO-lid) Prof.dr. Th.J. ten Cate, Universitair Medisch Centrum Utrecht (WECO-lid) Prof.dr. J. Cohen-Schotaus, Universitair medisch Centrum Groningen (WECO-lid) Dr. A de la Croix, Erasmus Medisch Centrum Dr. E.J.F.M. Custers, Universitair medisch Centrum Utrecht (WECO-lid) Dr. H. Daelmans, VU medisch centrum Dr. J. van Dalen, Universiteit Maastricht Dr. F.W. Dekker, Leids Universitair Medisch Centrum Prof.dr. A. Derese, Universiteit Gent (WECO-lid) Dr. D.H.J.M. Dolmans, Universiteit Maastricht Dr. N. Druine, Katholieke Universiteit Leuven Drs. E.A. Dubois, Leids Universitair Medisch Centrum Drs. A.Govaerts, Universiteit Utrecht Dr. F. Grosfeld, Universitair Medisch Centrum Utrecht Dr. R.J.L. Hulsman, Academisch Medisch Centrum - Universiteit van Amsterdam A. Jacobs, VU medisch centrum Z. de Jong, Leids Universitair Medisch Centrum Dr. F. Koens, VU medisch centrum E. Kramer-Visser MSc, Erasmus Medisch Centrum Prof.dr. M.M. Levi, Academisch Medisch Centrum - Universiteit van Amsterdam Dr. E van de Lisdonk, Universitair Medisch Centrum Nijmegen Dr. M. Maas, Academisch Medisch Centrum - Universiteit van Amsterdam D.D. Mansvelder, Leids Universitair Medisch Centrum Prof.dr. W.M. Molenaar, Universitair Medisch Centrum Groningen Congresboek 2010 | NVMO
192
Dr. J. Pols, Universitair Medisch Centrum Groningen / Wenckebach Drs. J.M.M. van de Ridder, Universitair Medisch Centrum Utrecht Dr. P. Room, Universitair Medich Centrum Groningen Prof.dr. L.W.T. Schuwirth, Universiteit Maastricht (WECO-lid) Dr. M.B.M. Soethout, VU medisch centrum Drs. R.E. Stalmeijer, Universiteit Maastricht Prof.dr. C.P.M. van der Vleuten, Universiteit Maastricht (WECO-lid) Dr. L.N.A. Willems, Leids Universiteit, Medsich Centrum Prof.dr. M. van Winckel, Universiteit Gent Dr. H.A.P. Wolfhagen, Universiteit Maastricht
Wetenschappelijk comité NVMO Congres 2010 Dr. Sanneke Bolhuis, Universitair Medisch Centrum St Radboud Prof.dr. Olle ten Cate, Universitair Medisch Centrum Utrecht Dr. Janke Cohen-Schotanus, Universitair Medisch Centrum Groningen Dr. Eugène Custers, Universitair Medisch Centrum Utrecht Prof.dr. Anselme Derese, Universiteit Gent Prof.dr. Lambert Schuwirth, Universiteit Maastricht Prof.dr. Cees van der Vleuten, Universiteit Maastricht
Commissie NVMO Congres 2010 Prof.dr. Jan Bolk, Leids Universitair Medisch Centrum Drs. Griet Peeraer, Universiteit Antwerpen Dr. Benno Bonke, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam Drs. Debbie Jaarsma, Universiteit Utrecht Dr. Mascha Verheggen, Universiteit Maastricht Mw. Marijke Sterman-Vleeschdraager, NVMO
Sponsoren Bohn Stafleu van Loghum Elsevier / Reed Business IAMSE Mediview Consilium DCS B.V. OVID Technologies B.V. Virtual Proteins Qpercom Ltd. KNMG
NVMO | Congresboek 2010
3W-Informed
Dit programmaboek wordt u aangeboden door Bohn Stafleu van Loghum Grafisch ontwerp: Grafisch ontwerpbureau Emilio Perez
193
Bohn Stafleu van Loghum De kennisleverancier van het medisch onderwijs Wij geloven dat mensen uit de praktijk over de beste en meest actuele kennis beschikken. Vanuit deze overtuiging werkt Bohn Stafleu van Loghum samen met toonaangevende artsen en docenten binnen alle academische centra in Nederland en Vlaanderen. Om vervolgens te komen tot goed medisch onderwijs volgens de laatste inzichten. U kunt Bohn Stafleu van Loghum het beste zien als partner van het medisch onderwijs. Wij verbinden, denken mee en ondersteunen waar nodig. Wij verzorgen de overdracht van informatie – of die nou komt in de vorm van geschreven tekst, video of e-learning – voor u en uw studenten. De juiste informatie, op de juiste manier gebracht. U wilt kennis delen en mensen beter maken Schrijf mee met Bohn Stafleu van Loghum en versterk de kwaliteit van het medisch onderwijs. Neem contact op met Ime van Manen via
[email protected]
www.bsl.nl