Caraad Belastingadviseurs B.V. mr. D. (Douwe) Plantinga Emmaplein 4 9711 AP Groningen Postbus 11008 9700 CA Groningen Tel: 06 – 224 663 31 www.caraad.com
[email protected] Handelsregister: 011 436 79 BTW: NL8217 81 790 801
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen Rapportage goodwillvraagstuk
Inleiding In opdracht van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen is een analyse gemaakt van het zogenoemde goodwillvraagstuk. De aanleiding hiervoor is de toenemende aandacht voor goodwill in het licht van het aflopen van het beheersmodel per 31 december 2014 en de invoering van integrale tarieven per 2015. Deze analyse is bedoeld om inzicht te verkrijgen in de aard van de problematiek, waaronder de onderliggende feiten en recente ontwikkelingen en oplossingsrichtingen te verkennen. Leeswijzer In hoofdstuk 1 van deze analyse zal worden beschreven wat onder goodwill wordt verstaan, hoe goodwill wordt berekend, hoe financiering en fiscaliteit hiermee samenhangen en tot slot wordt beschreven wat de impact is van goodwill op de interne verhoudingen binnen een maatschap van vrijgevestigd medisch specialisten. Hoofdstuk 2, goodwill als transitievraagstuk, geeft een beschrijving van een aantal knelpunten van goodwill, huidige knelpunten en knelpunten die zich meer zullen manifesteren in de toekomst. In hoofdstuk 3 wordt aangegeven hoe een oplossing van het goodwillvraagstuk er uit zou kunnen zien als het goodwillvraagstuk gezien zou worden als een probleem. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens een aanbeveling gedaan. Conclusies Per (sub)paragraaf van de analyse is een conclusie getrokken. Deze conclusies zijn hieronder weergegeven. De nummering verwijst naar de (sub)paragrafen. 1 Beschrijving van de praktijk van goodwill bij medisch specialisten 1.1 Bedrijfseconomisch is goodwill de contante waarde van de toekomstige overwinsten van de onderneming; 1.2 Goodwill bij medisch specialisten heeft een tweeledig karakter, te weten enerzijds sleutelgeld en anderzijds een vergoeding voor overwinst. De hoogte is veelal gebaseerd op een beperkt aantal financiële parameters; 1.3 Op grond van de gebruikelijke methodiek wordt de goodwill gerelateerd aan de omzet na aftrek van maatschapskosten; 1.4 Bancaire financiering van goodwill is moeilijker geworden. Op sommige plekken in het land wordt de financiering overgenomen door de maatschap middels creatie van in- en uitverdienregelingen; 1.5 Voor medisch specialisten die voldoen aan de voorwaarden gesteld in de ruling, is het investeren in goodwill fiscaal niet relevant; 1.6 Hoewel de goodwill in principe een zaak is van uittreder en toetreder, zijn de overblijvende maten in de praktijk indirect partij bij de overdracht en dus de goodwill. Dit niet alleen voor wat betreft de selectie van de kandidaat, maar ook in financiële zin.
1
2 Goodwill als transitievraagstuk 2.1.1 In de aanloop naar integrale tarieven bestond er grote onzekerheid over de fiscale positie van de vrijgevestigd medisch specialisten; 2.1.2 Voor de jaren 2012-2014 is de medisch specialist die voldoet aan de voorwaarden van het convenant fiscaal ondernemer. Omdat de ruling is gekoppeld aan het beheersmodel en dit model eindigt op 31 december 2014, dient vanaf dat moment voldaan te worden aan de reguliere criteria voor het fiscale ondernemerschap; 2.1.3 Voor medisch specialisten die voldoen aan de gewone criteria voor het fiscale ondernemerschap verandert er niets in hun positie door invoering van integrale tarieven per 1 januari 2015; 2.1.4 In een systeem van integrale tarieven is geen ruimte voor via declareren en derhalve is voortzetting van het fiscale ondernemerschap op basis van een ruling niet mogelijk; 2.1.5 Als er sprake is van einde van het fiscaal ondernemerschap, dan zal afgerekend moeten worden met de fiscus. Dat betekent dat belasting verschuldigd is over de meerwaarden en dat boekverliezen aftrekbaar zijn. Verder vervalt het recht op ondernemersfaciliteiten zoals MKB winstvrijstelling en zelfstandigenaftrek. Dit leidt tot een aanzienlijk hogere belastingdruk; 2.1.6 Indien de praktijkuitoefening plaatsvindt via een BV dan heeft invoering van integrale tarieven geen impact op de fiscaliteit en de goodwill. Echter een BV is minder aantrekkelijk vanuit fiscaal perspectief en derhalve veelal geen vergelijkbaar alternatief voor een vrijgevestigd medisch specialist; 2.1.7 Ingeval van fiscaal ondernemerschap worden de goodwillkosten voor meer dan de helft door de fiscus betaald; 2.1.8 Einde van het fiscaal ondernemerschap betekent een verdubbeling van de kosten van goodwill. Zeer waarschijnlijk zal dit een daling van de goodwill tot gevolg hebben; 2.2 De toenemende onzekerheid in combinatie met het gebrek aan mogelijkheden om substantieel invloed te kunnen uitoefenen op de hoogte van de omzet zorgen voor een vermindering in de bereidheid van toetreders tot het vrije beroep om te betalen voor goodwill bij praktijkovername; 2.3 Goodwill is soms een belemmering voor herschikken portfolio; 2.4 Fusie van maatschappen van gefuseerde ziekenhuizen wordt soms belemmerd door de aanwezigheid van goodwill; 2.5 Als het gewenst zou zijn te komen tot een differentiatie in beloning tussen de medisch specialisten, bijvoorbeeld langs lijnen van senioriteit en ervaring, dan lijkt het beëindigen van het gebruik om goodwill te bedingen daarbij behulpzaam te zijn; 2.6 Het verlies van goodwill is een belemmering voor de huidige vrijgevestigd medisch specialist om te kiezen voor loondienst. Omgekeerd geldt dit ook voor de dienstverbander; 2.7 Goodwill bij medisch specialisten heeft een tweeledig karakter. Het is enerzijds sleutelgeld en anderzijds een vergoeding voor overwinst. Hierdoor is te verklaren dat goodwill (nog) relatief beperkt geraakt is door de daling van de (over)winst. Het overaanbod van bepaalde beroepsgroepen leidt er namelijk toe dat deze specialisten bereid zijn relatief veel te betalen voor goodwill. 3 Als het goodwillvraagstuk een goodwillprobleem is: de oplossingen 3.1 De medisch specialisten zijn de financieel en contactueel betrokken partijen bij het systeem van goodwill. Ziekenhuizen, zorgverzekeraars, VWS en ook de Belastingdienst worden slechts geconfronteerd met de effecten van goodwill op gedrag van betrokken medisch specialisten en zijn als zodanig geen directe partij; 3.2 Met het invoeren van een in-en uitverdienregeling wordt slechts een van de knelpunten van het goodwillsysteem opgelost. Met een systeemoplossing wordt een einde gemaakt aan het gebruik om goodwill te bedingen bij toe- en uittreding; 2
3.3 De in het verleden door de cie Biesheuvel (1993-1994) voorgestelde landelijke oplossing voor goodwill is niet gerealiseerd. De belangrijkste reden hiervoor leek te zijn dat er geen commitment was van de toenmalige goodwillgerechtigden om een (financiële) bijdrage te leveren aan de oplossing. Dit wellicht omdat er toen geen gemeenschappelijk gevoel voor noodzaak en urgentie was om te komen tot een oplossing. Het lijkt er momenteel op dat op meerdere locaties goodwill nu wel degelijk als een belemmering wordt ervaren en hierdoor lijkt de bereidheid van de goodwillgerechtigden om zelf een financiële bijdrage te leveren toe te nemen. Omdat een en ander afhankelijk is van de lokale omstandigheden lijkt een plaatselijke oplossing voor de hand te liggen; 3.4 Een oplossing van het goodwillvraagstuk door overname van de goodwill door het ziekenhuis ligt niet in de rede; 3.5.1 Ingeval de goodwill wordt afgeschaft door een systeemoplossing conform de huisartsen, worden de goodwillrechten overgedragen aan een fonds en krijgen ze het karakter van een pensioenaanspraak; 3.5.2 Funding van het fonds door toetreders, zonder bijdrage van de huidige goodwillgerechtigden leidt tot een (te) lange periode van funding, hetgeen onwenselijk is; 3.5.3 Een goodwillfonds zal, rekening houdend met de lokale omstandigheden, moeten worden gedetailleerd voor wat betreft in aanmerking te nemen aanspraak, financiering en funding; 3.5.4 Het zelf oplossen van het goodwillvraagstuk op lokaal niveau staat niet in de weg aan het kunnen deelnemen aan een landelijke oplossing op een later moment ten laste van de Overheid; 3.6 De huisartsenoplossing is volledig voor rekening gekomen van de beroepsgroep als geheel. Zowel de goodwillgerechtigden als de toetreders hebben hier gedurende maximaal 16.5 jaar aan meebetaald. De goodwillgerechtigden zijn daarom niet gekort op hun goodwillaanspraak. Ziekenfondsen en ziektekostenverzekeraars hebben de (voor)financiering voor hun rekening genomen en de Overheid heeft de fiscale kaders gecreëerd waardoor een en ander fiscaal gefaciliteerd is; 3.7 Voor het omzetten van goodwillrechten in pensioenrechten is een fiscale ruling nodig. Aan deze ruling zal in samenwerking tussen de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën inhoud gegeven moeten worden. Aanbeveling Alles overziend leidt het ingeburgerde systeem van goodwillbetaling binnen de vrijgevestigde medisch specialistische praktijk in toenemende mate tot fricties en vaak ook tot problemen. Met de invoering van integrale tarieven zullen de gesignaleerde problemen naar verwachting verder toenemen. Desalniettemin verdient het ook zonder de invoering van integrale tarieven aanbeveling om lokaal dan wel regionaal initiatieven te ontplooien om te komen tot een oplossing van het goodwillvraagstuk. Hoewel de problemen niet overal dezelfde verschijningsvorm hebben, ligt het voor de hand dat een goodwillfonds conform de huisartsenoplossing voor de meeste lokale situaties de beste oplossing is. Voorwaarde hiervoor is de totstandkoming van een landelijke fiscale ruling voor een dergelijk goodwillfonds. Het verdient aanbeveling dat er een landelijke ruling komt om dergelijke goodwillfondsen te faciliteren.
3
Analyse goodwillvraagstuk 1 Beschrijving van de praktijk van goodwill bij medisch specialisten Dit onderdeel van de analyse kent de volgende opbouw: 1.1 Goodwill bedrijfseconomisch; 1.2 Goodwill bij medisch specialisten; 1.3 Berekeningsmethodiek; 1.4 Financiering van goodwill; 1.5 Fiscale aspecten van goodwill; 1.6 Goodwill in relatie tot de verhoudingen binnen de maatschappen. 1.1 Goodwill bedrijfseconomisch Goodwill is een Engelse term die in de financiële wereld wordt gebruikt om dat gedeelte van de marktwaarde van een onderneming aan te duiden dat niet direct toewijsbaar is aan de activa en passiva. Goodwill (of badwill) komt in de meeste gevallen slechts bij een overname tot uitdrukking. Het wordt beschouwd als de meerwaarde van een onderneming boven het netto vermogen. In deze zienswijze vertegenwoordigt de goodwill de contante waarde van toekomstige overwinsten van de onderneming. Stel dat na onderhandeling onderneming B wordt overgenomen voor een som van € 250.000, terwijl het netto vermogen € 100.000 bedraagt, is er derhalve sprake van € 150.000 goodwill (overnamesom van € 250.000, minus het eigen vermogen van € 100.000). Conclusie: bedrijfseconomisch is goodwill de contante waarde van de toekomstige overwinsten van de onderneming. 1.2 Goodwill bij medisch specialisten Zoals is aangegeven in paragraaf 1.1, is goodwill een vergoeding voor de winstgevendheid van de onderneming. Van oudsher wordt er goodwill bedongen bij de overdracht van een medisch specialistische praktijk. Het is een ingeburgerd systeem. De basis voor de goodwill is hier gelegen in het krijgen van de mogelijkheid om een praktijk uit te oefenen als vrijgevestigd medisch specialist. In die zin zou het begrip goodwill binnen de medische praktijk ook vertaald kunnen worden als een soort “sleutelgeld” voor intrede in een medisch praktijk. Met deze praktijk wordt uiteraard ook inkomen gegenereerd waarbij sprake kan zijn van “overwinst”. De betaling voor goodwill heeft in de praktijk derhalve veelal een tweeledig karakter, te weten enerzijds sleutelgeld en anderzijds een vergoeding voor overwinst. De hoogte van de goodwill wordt veelal gebaseerd op een beperkt aantal financiële parameters. Daarnaast zullen ook adherentie, kwaliteit van de vakgroep, imago van de vakgroep en het ziekenhuis, demografische ontwikkelingen ed. een rol spelen bij de overwegingen van de toetreder. Conclusie: goodwill bij medisch specialisten heeft een tweeledig karakter, te weten enerzijds sleutelgeld en anderzijds een vergoeding voor overwinst. De hoogte is veelal gebaseerd op een beperkt aantal financiële parameters.
4
1.3 Berekeningsmethodiek Hoewel de hoogte van de goodwill uiteindelijk wordt bepaald door uitkomst van vraag en aanbod, is er in de praktijk ook behoefte aan handvatten. Die handvatten worden vaak gevonden in de zogenoemde “OMS-Methode”. De methode is als volgt beschreven op de site van de OMS:
Maatschapsomzet - maatschapskosten = maatschapswinst; Maatschapswinst x deelgerechtigdheid in maatschap = inkomen medisch specialist; Goodwill = (in te schatten)inkomen = maatschapswinst x deelrecht in maatschap.
In de afgelopen periode is er onzekerheid ontstaan over het voortbestaan van het vrije beroep in de vorm zoals tot op heden te doen gebruikelijk is. Mede in dat kader worden er in de praktijk meer en meer “afslagen” toegepast op de hiervoor beschreven berekeningswijze. Hierbij kan gedacht worden aan afslagen van 10-15%. Conclusie: op grond van de gebruikelijke methodiek wordt de goodwill gerelateerd aan de omzet na aftrek van maatschapskosten. 1.4 Financiering van goodwill Bancaire financiering van goodwill is in de afgelopen periode moeilijker geworden. De oorzaak heeft enerzijds te maken met het huidige economische klimaat. Anderzijds heeft dit te maken met de specifieke omstandigheden van de medisch specialistische zorg. Door teruglopende resultaten en onzekerheid over het voortbestaan van het zelfstandig beroep stellen banken andere (lees zwaardere) eisen dan voorheen aan de financiering van goodwill. Ook vragen zij meer inzicht in de totstandkoming van de goodwillvergoeding. Om met het laatste te beginnen. De berekeningen waarop de goodwill veelal wordt gebaseerd houden maar beperkt rekening met risico’s in de toekomst, bijvoorbeeld risico’s voortvloeiend uit de toenemende kwantitatieve eisen (waardoor het zorgaanbod verandert) en de risico’s van verandering in de regelgeving met ingang van 1 januari 2015. De banken eisen veelal kortere aflossingstermijnen en hogere rente-opslagen. Ook gaan ze over tot het verplichten van inbreng van eigen middelen. Uitvloeisel van de stringentere eisen die gesteld worden, is dat de goodwill die partijen overeenkomen soms niet gefinancierd kan worden. Om oplossingen te bieden voor de financieringsbelemmering is op sommige plekken in het land een alternatieve betalingsmethodiek ontwikkeld. Kort gezegd komt deze methodiek (in- en uitverdienregeling) erop neer dat de uittredende maat nog een jaar lang een (groot deel van) het winstaandeel behoudt en dat de intreder een aantal jaren gekort wordt op het winstrecht. Aldus wordt de bancaire financiering de facto overgenomen door de maatschap en vindt de aflossing in termijnen plaats ten laste van het winstaandeel van de toetreder. Conclusie: bancaire financiering van goodwill is moeilijker geworden. Op sommige plekken in het land wordt de financiering overgenomen door de maatschap middels creatie van in- en uitverdienregelingen.
5
1.5 Fiscale aspecten van goodwill Voor wat betreft de fiscale aspecten van goodwill dient onderscheid gemaakt te worden tussen enerzijds goodwill (al dan niet) als voorwaarde voor het fiscaal ondernemerschap en anderzijds de fiscaliteit ten aanzien van (baten en lasten) van goodwill. Het fiscale ondernemerschap van medisch specialisten is voor de meesten van hen niet een uitvloeisel van fiscale grondbeginselen, maar gebaseerd op de ruling d.d. 1 november 2011. In deze ruling is kort gezegd bepaald dat een medisch specialist die met het ziekenhuis een overeenkomst sluit die overeenkomt met het MTO en ook daadwerkelijk daar naar handelt, in fiscale zin als ondernemer wordt aangemerkt. Implicatie van deze ruling is dat de medisch specialist fiscaal ondernemer is, ongeacht hoe de feitelijke bedrijfsuitoefening gestructureerd is, mits maar aan de gestelde voorwaarden is voldaan. In dit kader bestaat er geen separate verplichting tot het doen van investeringen. Conclusie: voor medisch specialisten die voldoen aan de voorwaarden gesteld in de ruling, is het investeren in goodwill fiscaal niet relevant. Als geen gebruik wordt gemaakt van de ruling, dan zal aan de hand van de fiscale grondbeginselen bepaald moeten worden of een medisch specialist kwalificeert als ondernemer. De regels voor het ondernemerschap zijn redelijk vaag. In de fiscale wet- en regelgeving is slechts bepaald dat het moet gaan om een “organisatie van arbeid en kapitaal” die duurzaam deelneemt aan het economische verkeer met het oogmerk om winst te halen, welke winst ook objectief te verwachten is. Als gevolg van de onduidelijkheid zijn veel situaties voorgelegd aan belastingrechters. Op basis van deze jurisprudentie komen onder meer de volgende elementen van ondernemerschap naar voren:
Het hebben van meerdere opdrachtgevers; Het plegen van investeringen; Het lopen van (ondernemers)risico.
Het gaat hierbij altijd om een combinatie van elementen. Dat betekent dat het uitsluitend investeren in goodwill niet voldoende zal zijn voor het ondernemerschap, maar dat dit wel een van de dragende elementen van het ondernemerschap van een medisch specialist kan zijn. Als ook andere elementen van het ondernemerschap zijn ingevuld. Als er geen sprake zou zijn van investering in goodwill, dan kan investering in apparatuur of andere (on)roerende zaken daarvoor in de plaats komen. Conclusie: goodwill is niet essentieel voor het behoud van het fiscaal ondernemerschap, maar kan er wel aan bijdragen. Aangekochte goodwill vormt voor de medisch specialist een zogenoemd immaterieel actief. Als dit wordt verkocht (dan wel als dit verdwijnt/verdampt bij het einde van het fiscaal ondernemerschap), dan wordt het verschil tussen de (opbrengst)waarde en de boekwaarde fiscaal in aanmerking genomen. Dat wil zeggen: dan wordt het positieve of negatieve verschil bij de bepaling van het belastbaar inkomen meegerekend. Op aangekochte goodwill mag worden afgeschreven. De afschrijvingstermijn voor goodwill is minimaal 10 jaar. Het jaarlijkse afschrijvingsbedrag is een aftrekpost. 6
Ter toelichting: Ingeval een goodwill van stel € 200.000 volledig in aftrek zou zijn gebracht middels afschrijving, dan is door deze belastingaftrek maximaal circa € 100.000 van de oorspronkelijke aankoopprijs van de goodwill voor rekening gekomen van de fiscus. De netto kostprijs na belastingaftrek bedraagt derhalve nog € 100.000. Alleen als zeker is dat de aangekochte goodwill aanzienlijk minder waard is dan de boekwaarde, dan mag onder bepaalde omstandigheden de goodwill worden afgewaardeerd naar de zogenoemde bedrijfswaarde. Conclusie: de goodwill is voor de medisch specialist een zogenoemd immaterieel actief. Een boekverlies hierop is aftrekbaar van het inkomen en een boekwinst is belast. 1.6 Goodwill in relatie tot de verhoudingen binnen de maatschappen Goodwill komt aan de orde bij toe-en uittreden tot de maatschap. De maatschapscontracten zijn vormvrij en er is geen verplicht voorgeschreven model. In de praktijk wordt echter vaak aansluiting gezocht bij de modelovereenkomst van de OMS. Deze modelovereenkomst dateert van 2006. In deze modelovereenkomst komt goodwill op twee plaatsen aan de orde, te weten bij ontbinding van de maatschap gedurende de proefperiode en bij de bepalingen met betrekking tot het einde van de maatschap. Zoals gezegd is er niet een standaard voorgeschreven maatschapsovereenkomst. Toch overheersen in de praktijk overeenkomsten met de volgende kenmerken: Bij het einde van de maatschap bestaat er geen verplichting voor de overblijvende maten om de goodwill over te nemen: er is sprake van een overnamerecht; Als de overblijvende maten geen gebruik maken van hun recht tot overname, dan is het maatschapsaandeel vrijelijk over te dragen aan andere partijen; Als de maatschap wordt opgezegd gedurende de proefperiode, dan zijn de overblijvende maten verplicht de goodwill van de vertrekkende maat over te nemen tegen de prijs die hij/zij heeft betaald bij toetreding. Op het eerste gezicht lijkt de goodwillproblematiek slechts de uittredende en de toetredende maten aan te gaan. Dit is echter niet correct. De overblijvende maten zijn in de praktijk wel degelijk partij. In de eerste plaats hebben zij belang bij een adequate opvolging. Adequaat in de zin van kwaliteit maar ook in attitude en cultuur. De opvolger moet met andere woorden passen binnen het maatschapsverband, binnen het team. Als de overblijvende maten geen gebruik maken van hun recht tot overname, bijvoorbeeld doordat er geen overeenstemming wordt bereikt over de omvang van de goodwill, kan de overdragende maat het aandeel in principe aanbieden aan de partij naar keuze, ook al zou deze niet passen binnen het profiel van de maatschap. Dit maakt dat de overblijvende maten de facto in een “dwangpositie” kunnen komen te verkeren. Of ze nu willen of niet, ze moeten partij worden. Dit zal zeker spelen ingeval er bepaald is dat bij ontbinding gedurende de proefperiode er een verplichting tot overname rust op de overblijvende maten. Conclusie: hoewel de goodwill in principe een zaak is van uittreder en toetreder, zijn de overblijvende maten in de praktijk indirect partij bij de overdracht en dus de goodwill. Dit niet alleen voor wat betreft de selectie van de kandidaat, maar ook in financiële zin.
7
2 Goodwill als transitievraagstuk? Dit onderdeel van de analyse kent de volgende opbouw: 1 De impact van de invoering van integrale tarieven op goodwill; 2 De impact van kortingsmaatregelen op goodwill; 3 Goodwill in relatie tot het stellen van kwantitatieve eisen; 4 Goodwill in relatie tot fusie maatschappen; 5 Goodwill in relatie tot het verdeelmodel van collectieven; 6 Goodwill in relatie tot keuzevrijheid werkverhouding (vrijgevestigd of loondienst); 7 Goodwill in relatie tot vraag en aanbod van praktijken in vrije vestiging. 2.1 Impact van invoering integrale tarieven op goodwill Invoering van integrale tarieven zal indirect impact hebben op goodwill. Dit omdat hierdoor het fiscaal ondernemerschap op basis van een ruling niet meer mogelijk zal zijn. Onderstaand zal dit op hoofdlijnen worden toegelicht. 2.1.1 Fiscale status vrijgevestigd medisch specialist De fiscale status van de vrijgevestigd medisch specialist staat al geruime tijd onder druk. De oorzaak is dat in de loop der jaren een aantal voor het fiscaal ondernemerschap belangrijke elementen van de praktijkvoering is veranderd. Zo wordt de medische en secretariële ondersteuning in bijna alle gevallen ingehuurd van de ziekenhuisorganisatie, is er bijna nooit sprake van substantiële investeringen voor rekening van de medisch specialist en is het recht om te declareren overgegaan naar de ziekenhuisinstelling. Met name dit laatste element, het verlies van het zelfstandig declaratierecht heeft de discussie over de fiscale status van de vrijgevestigd medisch specialist “op scherp gezet”. Verwacht werd dat het Ministerie van Financiën niet bereid zou zijn om de fiscale ruling, de garantie dat vrijgevestigd medisch specialisten fiscaal kwalificeren als ondernemer, te continueren. Conclusie: in de aanloop naar integrale tarieven bestond er grote onzekerheid over de fiscale positie van de vrijgevestigd medisch specialisten. 2.1.2 Ruling voor fiscaal ondernemerschap voor 2012-2014 In 2011 hebben de OMS, NVZ en VWS een convenant “bekostiging vrijgevestigd medisch specialisten” gesloten. In dit convenant is een aantal afspraken gemaakt, waaronder de afspraak dat het fiscaal ondernemerschap gehandhaafd blijft voor de vrijgevestigd medisch specialist. Om dat ook daadwerkelijk te kunnen realiseren moest de NZa het mogelijk maken om de specialist toegang te geven tot het “via declareren”. Hierdoor wordt de medisch specialist geacht zelf te declareren bij de patiënten en niet meer slechts aan het ziekenhuis. Zodoende heeft de medisch specialist meerdere opdrachtgevers. De toegang tot het “via declareren” wordt de medisch specialist onder voorwaarden toegekend. Deze voorwaarden zijn kort gezegd dat de medisch specialist zich moet aansluiten bij een collectief, dat het collectief een verdeelmodel overeenkomt en dat er afspraken worden gemaakt tussen RvB en collectief over het variabele deel van het honorariumbudget.
8
In de eerder genoemde ruling van 1 november 2011 heeft het Ministerie van Financiën bepaald dat de medisch specialist die voldoet aan de voorwaarden van het convenant, de status van fiscaal ondernemer deelachtig wordt. De basis om deze ruling te mogen afgeven is het “via declareren”. Daarmee wordt de medisch specialist geacht meerdere opdrachtgevers te hebben en zo een belangrijk element van het ondernemerschap te hebben ingevuld. Conclusie: voor de jaren 2012-2014 is de medisch specialist die voldoet aan de voorwaarden van het convenant fiscaal ondernemer. Omdat de ruling is gekoppeld aan het beheersmodel en dit model eindigt op 31 december 2014, dient vanaf dat moment voldaan te worden aan de gewone criteria voor het fiscale ondernemerschap. 2.1.3 Gewoon fiscaal ondernemerschap blijft mogelijk Ook zijn er medisch specialisten die hun praktijkuitoefening zodanig hebben ingericht dat zij wel voldoen aan de gewone criteria voor het fiscaal ondernemerschap die voorvloeien uit de wet en de fiscale rechtspraak. Het betreft hier overigens een zeer beperkte groep. Hun fiscale status wordt niet beïnvloed door de invoering van integrale tarieven per 1 januari 2015. Conclusie: voor medisch specialisten die voldoen aan de gewone criteria voor het fiscale ondernemerschap verandert er niets in hun positie door invoering van integrale tarieven per 1 januari 2015. 2.1.4 Invoering integrale tarieven: geen via declareren, geen fiscaal ondernemerschap op basis van een ruling? Per 1 januari 2015 wordt overgegaan naar een systeem van integrale tarieven. Dan is niet langer sprake van een afzonderlijke honorariumcomponent in het tarief. De medisch specialist zal dan in overleg /onderhandeling met het ziekenhuis moeten over het aandeel voor hem in de door de zorgverzekeraar betaalde vergoeding. In het algemeen wordt er vanuit gegaan dat er in een systeem van integrale tarieven geen ruimte is voor via declareren en dat daarmee de mogelijkheid vervalt om een ruling af te geven op de situatie van de vrijgevestigd medisch specialist. Conclusie: in een systeem van integrale tarieven is geen ruimte voor via declareren en derhalve is voortzetting van het fiscale ondernemerschap op basis van een ruling niet mogelijk. 2.1.5 Gevolgen einde fiscaal ondernemerschap Zonder fiscale ruling zal de praktijkuitoefening van het overgrote deel van de vrijgevestigd medisch specialisten niet kwalificeren als fiscaal ondernemer. Het niet langer kwalificeren als fiscaal ondernemer heeft ingrijpende fiscale gevolgen.
Niet alleen zijn dan de fiscale faciliteiten, zoals de MKB winstvrijstelling en zelfstandigenaftrek, niet meer in aanmerking te nemen, ook moet worden afgerekend over de zogenoemde meerwaarden en fiscale reserves. Afrekening houdt in dat over het verschil tussen de fiscale boekwaarde en de werkelijke waarde (de meerwaarden) belasting verschuldigd is. Denkbaar is overigens dat er “minderwaarde” is in situaties waarin geen vergoeding wordt ontvangen voor het nog niet afgeschreven deel van de goodwill. 9
In dat geval zal het einde van het fiscaal ondernemerschap van een medisch specialist tot een belastingteruggave kunnen leiden. Conclusie: als er sprake is van einde van het fiscaal ondernemerschap, dan zal afgerekend moeten worden met de fiscus. Dat betekent dat belasting verschuldigd is over de meerwaarden en dat boekverliezen aftrekbaar zijn. Verder vervalt het recht op ondernemersfaciliteiten zoals MKB winstvrijstelling en zelfstandigenaftrek. Dit leidt tot een aanzienlijk hogere belastingdruk. 2.1.6 Gevolgen einde fiscaal ondernemerschap bij praktijkuitoefening via een BV Het fiscale ondernemerschap is hiervoor beschreven voor de situatie waarin de medisch specialist het vrije beroep als privé persoon uitoefent. Het is ook mogelijk dat de medisch specialist werkt via een BV. De fiscale regels leiden dan tot een andere conclusie. Een BV drijft namelijk altijd bij wetsfictie een onderneming. Afrekening lijkt dan niet aan de orde te zijn, maar wel bestaan er mogelijk andere fiscale knelpunten. Het uitoefenen van het vrije beroep via een BV is bovendien vanuit fiscaal perspectief (aanzienlijk) minder aantrekkelijk dan het uitoefen van het vrije beroep als fiscaal (privé)persoon. Conclusie: indien de praktijkuitoefening plaatsvindt via een BV dan heeft invoering van integrale tarieven geen impact op de fiscaliteit en de goodwill. Echter een BV is minder aantrekkelijk vanuit fiscaal perspectief en derhalve veelal geen vergelijkbaar alternatief voor een vrijgevestigd medisch specialist. 2.1.7 Ingeval van fiscaal ondernemerschap zijn de kosten van goodwill aftrekbaar Ingeval de beroepsuitoefening aangemerkt wordt als een fiscale onderneming, dan zijn de kosten die verband houden met deze onderneming aftrekbaar. Als goodwill is aangekocht dan vormen de rentelasten en de afschrijving van de aankoopprijs (in 10 jaar) aftrekbare lasten. Bij een belastingtarief van 52 % betaalt de fiscus derhalve meer dan de helft van de (kosten van de) goodwill. Conclusie: ingeval van fiscaal ondernemerschap worden de goodwillkosten voor meer dan de helft door de fiscus betaald. 2.1.8 Einde fiscaal ondernemerschap in relatie met goodwill als sleutelgeld Ook indien er geen fiscaal ondernemerschap meer mogelijk zou zijn, zal er mogelijk nog steeds goodwill bedongen worden, maar dan wellicht in de vorm van sleutelgeld. Dit is uiteraard wel afhankelijk van de wettelijke en contractuele context op dat moment. In die situatie bestaat er echter geen mogelijkheid meer om de kosten van de betaling van goodwill in aftrek te brengen op het fiscaal belastbare inkomen. De afschrijvingslasten en de rentelasten van de financiering zullen dan uit het netto inkomen moeten worden voldaan. Hierdoor verdubbelen de netto lasten. Het is zeer waarschijnlijk dat dit gegeven een grote impact zal hebben op de prijs die toetreders bereid zullen zijn te betalen om een plek te verwerven van waaruit zijn hun beroep kunnen uitoefenen. Conclusie: einde fiscaal ondernemerschap betekent een verdubbeling van de kosten van goodwill. Zeer waarschijnlijk zal dit een forse daling van de goodwill tot gevolg hebben. 10
2.2 Impact van kortingsmaatregelen op goodwill De hoogte van de goodwill wordt sinds jaar en dag voor het grootste deel bepaald door de omzet van de praktijk in het verleden. In de afgelopen periode is duidelijk geworden dat de gemiddelde praktijkomzet substantieel is gedaald. Verder is de invloed van de individuele specialist op de hoogte van de zelf te genereren omzet beperkt door onder meer de gewijzigde bekostiging met de invoering van het beheersmodel. In dit licht kan de vraag worden gesteld of de gehanteerde waarderingsmethode nog wel aansluit bij de veranderde situatie. Conclusie: de toenemende onzekerheid in combinatie met het gebrek aan mogelijkheden om substantieel invloed te kunnen uitoefenen op de hoogte van de omzet zorgen voor een vermindering in de bereidheid van toetreders tot het vrije beroep om te betalen voor goodwill bij praktijkovername. 2.3 Goodwill in relatie tot het stellen van kwantitatieve eisen De aard en omvang van veel praktijken zal de komende jaren wijzigen. Dit heeft onder meer te maken met het in toenemende mate stellen van volume-normen aan de behandelingen. Verder zal de beweging van spreiding en concentratie hierbij een rol gaan spelen. Omdat de aard en omvang van de praktijk mede bepalend zijn voor de hoogte van de goodwill, raakt de hiervoor aangegeven beweging ook de goodwill van betrokken individuele medisch specialist. De eventuele impact op de hoogte van de eigen goodwill kan in de praktijk soms een belemmering zijn voor betrokken medisch specialisten om vrijelijk te participeren in de discussie en besluitvorming over deze ontwikkelingen. Conclusie: goodwill is soms een belemmering voor herschikken portfolio. 2.4 Goodwill in relatie tot fusie van maatschappen In de afgelopen jaren zijn veel ziekenhuisorganisaties gefuseerd. Niet altijd zijn de betrokken maatschappen ook gefuseerd. Hiervoor zijn diverse oorzaken aan te voeren. Naast vakinhoudelijke redenen was soms de goodwill de reden om (nog) niet te fuseren. Het kan zijn dat er een verschil was in de hoogte van de in aanmerking te nemen goodwill, maar ook komt voor dat de ene maatschap goodwilldragend is en de ander niet. In beide situaties is goodwill een belemmering om te komen tot de gewenste fusie. Conclusie: fusie van maatschappen wordt soms belemmerd door de aanwezigheid van goodwill. 2.5 Goodwill in relatie tot verdeelmodel collectieven Om gebruik te kunnen maken van de fiscale ruling is de medisch specialist verplicht om deel te nemen aan een collectief. Het vaste deel van het honorarium wordt verdeeld over de leden van het collectief conform het door het collectief en de RvB gezamenlijk vast te stellen verdeelmodel, leidend tot gelijke beloning bij gelijke werkbelasting en productiviteit. Het inkopen in een maatschap door betaling van goodwill heeft in zich dat iedereen zich verhoudt als gelijken. 11
Onderscheid in beloning ligt dan niet voor de hand en in de praktijk is er dan ook weinig of geen variatie in beloning. Conclusie: als het gewenst zou zijn te komen tot een differentiatie in beloning tussen de medisch specialisten, bijvoorbeeld langs lijnen van senioriteit en ervaring, dan lijkt het beëindigen van het gebruik om goodwill te bedingen daarbij behulpzaam te zijn. 2.6 Goodwill in relatie tot keuzevrijheid werkverhouding (vrijgevestigd of loondienst) De bestaande praktijk van goodwillbetaling is een belemmering van de vrije keuze voor een arbeidsverhouding. Een vrijgevestigd medisch specialist met een goodwilldragende praktijk zal bij een overgang naar loondienst een vergoeding willen hebben voor het verlies van goodwill bij deze overgang. Momenteel zijn ziekenhuizen terughoudend in de overname van praktijken in combinatie met betaling van goodwill. Een transitie komt hierdoor moeilijker tot stand. Voor een medisch specialist in loondienst speelt het omgekeerde. Een keuze voor vrije vestiging betekent momenteel nog een verplichting tot betaling van goodwill. Conclusie: het verlies van goodwill is een belemmering voor de huidige vrijgevestigd medisch specialist om te kiezen voor loondienst. Omgekeerd geldt dit ook voor de dienstverbander. 2.7 Goodwill in relatie tot vraag en aanbod van praktijken in vrije vestiging Goodwill is bedrijfseconomisch te omschrijven als de gekapitaliseerde overwinst. Wanneer deze definitie geprojecteerd wordt op de vrije beroepsbeoefenaren, wordt er vaak een vergelijking gemaakt tussen de opbrengst die gegenereerd wordt bij vrije vestiging en het inkomen in loondienst. Het verschil tussen de beide bedragen, de overwinst, is de basis voor de goodwill. De overwinst wordt vermenigvuldigd met een kapitalisatiefactor. Die kapitalisatiefactor vertegenwoordigt de periode dat men verwacht dat de overwinst blijft bestaan. Beide partijen zullen daarbij de goede en de kwade kansen van die termijn in moeten schatten. Momenteel lijken de kansen voor overwinst richting toekomst beperkter te worden. Ook is de reguliere praktijkomzet in de afgelopen jaren fors gedaald. Desalniettemin daalt het bedrag dat momenteel bij opvolging aan goodwill betaald wordt maar beperkt. Een verklaring daarvoor zou kunnen zijn dat medisch specialisten genoegen nemen met een lager netto inkomen of bereid zijn meer te betalen om zo een werkplek te bemachtigen, in de hoop dat de toekomst meer brengt. Goodwill zou dan mogelijk gezien kunnen worden als het betalen van sleutelgeld. Dat goodwill meer en meer gezien wordt als sleutelgeld blijkt ook uit het volgende. Momenteel zijn er een aantal vakken aan te wijzen waar vraag en aanbod niet in evenwicht zijn. Zo is er momenteel een relatief groot aantal chirurgen en urologen op zoek naar een werkplek. Daarentegen zijn er erg weinig MDL-artsen beschikbaar om de opengevallen vacatures te vullen. De omstandigheid van schaarste heeft duidelijk invloed op de hoogte van de goodwillbedragen die momenteel kunnen worden bedongen. Conclusie: goodwill bij medisch specialisten heeft een tweeledig karakter. Het is enerzijds sleutelgeld en anderzijds een vergoeding voor overwinst. Hierdoor is te verklaren dat goodwill (nog) relatief beperkt geraakt is door de daling van de (over)winst. Het overaanbod van bepaalde beroepsgroepen leidt er namelijk toe dat deze specialisten bereid zijn relatief veel te betalen voor goodwill. 12
3. Als het goodwillvraagstuk een goodwillprobleem is: de oplossingen Dit onderdeel van de analyse kent de volgende opbouw: 1 2 3 4 5 6 7
Wat zijn de rollen van de te onderscheiden partijen bij een oplossing? Systeemoplossing versus oplossen enkele knelpunten; Landelijk of regionaal oplossen? Kan het ziekenhuis het oplossen? Systeemoplossing conform huisartsenoplossing; Feiten en fictie ten aanzien van huisartsenoplossing; Wat is nodig van de overheid?
3.1 Wat zijn de rollen van de betrokken partijen; medisch specialisten, het ziekenhuis, VWS, de zorgverzekeraar(s) en de Belastingdienst? Goodwill is in een ver verleden gecreëerd door de beroepsgroep zelf. Door de meesten werd het gezien als een alternatieve en aanvullende manier van pensioenvoorziening. Bij de goodwilltransactie is het ziekenhuis geen partij. De (financieel) betrokken partijen zijn naast de overnemer en de overdrager van de praktijk, ook de maten van de uittreder. Hoewel het ziekenhuis geen partij is, wordt ze veelal wel geconfronteerd met de problematiek. In onder meer de volgende gevallen is dit aan de orde: Indien de verkooptransactie een belemmering oplevert voor het realiseren van adequate vervanging; Indien er geschillen ontstaan binnen de maatschap over de gevolgen van de goodwilltransactie; Indien goodwill een belemmering is voor samenwerking met andere maatschappen; Indien goodwill een belemmering is voor portfoliokeuzes; Indien uittreden in het belang van maatschap en/of ziekenhuis wordt belemmerd door het aanwezig zijn van goodwill. Ook de zorgverzekeraar en VWS worden geconfronteerd met (de effecten van) goodwill. Goodwill kan namelijk belangrijke keuzes beïnvloeden. Niet alleen is goodwill een mogelijke belemmering om te komen tot een adequate keuze met het oog op het aanpassing van het zorglandschap, ook kan goodwill bijvoorbeeld een vrije keuze in de weg staan tussen vrij beroep en loondienst. Het financieel belang van de Belastingdienst bij instandhouding, dan wel bij afschaffing van goodwill lijkt beperkt te zijn. De huidige praktijk van goodwillbetaling in relatie tot het fiscale ondernemerschap betekent namelijk dat de Belastingdienst als geheel geconfronteerd wordt met enerzijds de aftrekbare afschrijvingslasten en anderzijds de belastbare boekwinsten ten gevolge van de verkoop van de goodwill. Aangezien de baten en lasten elkaar bij het voorbestaan van goodwill in evenwicht houden is er is geen belang vanuit financieel perspectief. Conclusie: de medisch specialisten zijn de financieel en contactueel betrokken partijen bij het systeem van goodwill. Ziekenhuizen, zorgverzekeraars, VWS en ook de Belastingdienst worden slechts geconfronteerd met de effecten van goodwill op gedrag van betrokken medisch specialisten en zijn als zodanig geen directe partij. 13
3.2 Systeemoplossing (afschaffen) versus oplossing knelpunt financiering (inverdienregeling) Met het creëren van een betalingsregeling voor goodwill in de vorm van een in- en uitverdienregeling wordt een belangrijk knelpunt van de goodwillproblematiek opgelost. In- en uitverdienregelingen komen er op neer dat het betalingsmoment van de koopsom van de goodwill wordt verschoven en vaak ook dat de betaling winstafhankelijk wordt gemaakt. De vertrekkende medisch specialist wordt de facto betaald door de nieuwe toetreder. Het is mogelijk om de vertrekkende medisch specialist een voorschot te geven op de koopsom die later wordt voldaan in de vorm van een lager winstaandeel. Dat voorschot kan bancair worden gefinancierd. Ook is het mogelijk de koopsom te laten voorschieten door de maatschap. In deze variant heeft de vertrekkende medisch specialist snel duidelijkheid en ook zekerheid. Hiervan is geen sprake voor de toetreder en de rest van de maatschap. Bij een dalende omzet zal de bijdrage van de nieuwe medisch specialist lager uitkomen. In dat geval wordt het risico van een dalende goodwill dus de facto neergelegd bij de maatschap en het is de vraag of dit wenselijk is. Ook is voor een dergelijke regeling een zekere omvang nodig. Dit om de risico’s te kunnen opvangen van tegenvallende omzetten en onvoorziene toe- en uittreding. Een systeemoplossing kan inhouden dat een maatschap of ziekenhuis volledig goodwillvrij wordt gemaakt in de zin dat er bij toe- en uittreding geen goodwill meer in rekening mag worden gebracht. Conclusie: met het invoeren van een in- en uitverdienregeling wordt slechts een van de knelpunten van het goodwillsysteem opgelost. Met een systeemoplossing wordt een einde gemaakt aan het gebruik om goodwill te bedingen bij toe- en uittreding. 3.3 Landelijk of regionaal/plaatselijk oplossen Afhankelijk van de feitelijke en plaatselijke constellatie is goodwill in meer of mindere mate een issue dat oplossing behoeft. De hiervoor benoemde knelpunten spelen niet overal en niet overal in dezelfde mate. Uiteraard kan de weging van de (positieve en negatieve) elementen van het systeem van goodwill ook leiden tot de conclusie dat het systeem moet blijven bestaan. Het in rekening brengen van goodwill aan een opvolger kent immers ook positieve aspecten. Het meest genoemde positieve aspect betreft commitment. Door het aankopen van goodwill treedt de nieuwe specialist weloverwogen, zeer bewust en met een sterke financiële commitment toe tot zijn nieuwe werkomgeving. In het verleden is meermalen getracht een landelijke regeling te treffen voor de oplossing van de goodwillproblematiek. De meest serieuze poging daartoe was in de jaren 1993-1994. De cie Biesheuvel heeft toen onderzoek gedaan. Haar advies was dat de goodwillgerechtigden volledig gecompenseerd zouden worden. Hierbij werd uitgegaan van de feitelijk betaalde goodwill. De financiering van de af te kopen goodwillrechten zou volledig voor rekening moeten komen via een ingroeiregeling van jonge specialisten die zouden starten op circa 60-70 % van een volledig specialistenhonorarium en in 5 jaar zouden groeien naar 100 %. De duur van deze regeling, die voor alle toetreders in Nederland zou moeten gaan gelden, was 30 jaar. Voor wat betreft het rendement op het ingelegde geld werd uitgegaan van een te behalen rendement van 7 %. 14
De hiervoor beschreven landelijke oplossing is door verschillende oorzaken niet gerealiseerd. Een belangrijke oorzaak was dat er geen of weinig bereidheid bestond van de goodwillgerechtigde medisch specialisten om een financiële bijdrage te leveren aan de oplossing. Verder bestond er ook geen gezamenlijke opvatting over nut en noodzaak van het beëindigen van de bestaande praktijk van goodwill. Ook op dit moment lijkt er geen eensluidendheid over nut en noodzaak van oplossen van het goodwillvraagstuk te zijn. Dit verschilt per maatschap en dus ook per ziekenhuis. Maar een groot verschil met de jaren ‘90 van de vorige eeuw is de versnelling in de aanpassing van het zorglandschap. Dit vereist dat de medisch specialist meer mobiel wordt, niet alleen in de vorm door te werken op andere locaties, maar ook door de samenwerkingen met andere vakgroepen of met vakgenoten op andere locaties. Daar waar deze beweging meer tot ontwikkeling is gekomen, lijkt goodwill meer te worden ervaren als hindernis voor een andere/modernere manier van werken. Conclusie: de in het verleden door de cie Biesheuvel (1993-1994) voorgestelde landelijke oplossing voor goodwill is niet gerealiseerd. De belangrijkste reden hiervoor leek te zijn dat er geen commitment was van de toenmalige goodwillgerechtigden om een (financiële) bijdrage te leveren aan de oplossing. Dit wellicht omdat er toen geen gemeenschappelijk gevoel voor noodzaak en urgentie was om te komen tot een oplossing. Het lijkt er momenteel op dat op meerdere locaties goodwill nu wel degelijk als een belemmering wordt ervaren en hierdoor lijkt de bereidheid van de goodwillgerechtigden om zelf een financiële bijdrage te leveren toe te nemen. Omdat een en ander afhankelijk is van de lokale omstandigheden lijkt een plaatselijke oplossing voor de hand te liggen. 3.4 Kan het ziekenhuis het oplossen? In het verleden is het regelmatig voorgekomen dat het ziekenhuis de praktijk overnam in combinatie met indiensttreding van de tot dan vrijgevestigd medisch specialist. Het ziekenhuis betaalde dan een vergoeding voor de overname van de praktijk en dat betekende meestal ook een vergoeding voor de goodwill. Tot 1 januari 2012 werd een dergelijke overname van goodwill door de zorgverzekeraar gefaciliteerd. Er werd namelijk een extra budget toegekend, laatstelijk € 68.000. Met het toenemen van de onzekerheid ten aanzien van goodwill, met name voor wat betreft de verdiencapaciteit, zijn ziekenhuizen erg terughoudend geworden in het overnemen van goodwill. Als er al goodwill wordt overgenomen, dan zullen de kosten van de overgenomen goodwill 1 op 1 worden doorbelast naar de in dienst getreden medisch specialist, in de zin dat de ruimte in het voor verloning beschikbare budget wordt verlaagd. Overname van goodwill zonder gelijktijdige indiensttreding komt voor zover wij weten niet voor en vanuit het perspectief van het ziekenhuis is hier ook zelden aanleiding toe. Conclusie: een oplossing van het goodwillvraagstuk door overname van de goodwill door het ziekenhuis ligt niet in de rede.
15
3.5 Systeemoplossing conform de huisartsenoplossing van de jaren ‘80 3.5.1 Hoofdlijn In de door ons voorgestelde aanpak wordt het bestaande goodwillrecht beschouwd als een bijzondere vorm van pensioen en wordt dat pensioen overgedragen aan een fonds. De aanpak voor afschaffing van goodwill in relatie tot afwikkeling van de rechten van de goodwillgerechtigden is de volgende: De goodwillrechten worden overgedragen aan een fonds(stichting) in ruil voor een pensioenaanspraak; Deze pensioenaanspraak komt tot uitkering op een bepaalde datum; De uitkering is een bedrag ineens, welke uitkering kan worden gebruikt voor de aankoop van een pensioenverzekering. Conclusie: ingeval de goodwill wordt afgeschaft door een systeemoplossing conform de huisartsenoplossing, worden de goodwillrechten overgedragen aan een fonds en krijgen ze het karakter van een pensioenaanspraak. 3.5.2 Funding De funding van het goodwillfonds zal afhankelijk zijn van de afspraken op plaatselijk niveau. Voor de hand ligt dat er bijdragen worden geleverd door degenen die baat hebben bij de afschaffing. In de eerste plaats zijn dat de jonge specialisten die zich niet meer hoeven in te kopen en de huidige goodwillgerechtigden. Afhankelijk van de lokale en regionale omstandigheden kunnen ook anderen baat hebben bij het opheffen van de goodwillbelemmering en mogelijk een bijdrage willen leveren. De nieuwe medisch specialisten worden na toetreding tot het vrije beroep niet goodwillgerechtigd en toch wordt van hen een bijdrage gevraagd voor de oplossing. Is dit redelijk? In het voorgaande is aangegeven dat het goodwillvrij zijn van het medisch beroep een aantal belemmeringen wegneemt voor ontwikkelingen die in het belang zijn van de toekomstige inrichting van het zorglandschap. Uitgaande van de veronderstelling dat de nieuwe medisch specialisten profiteren van de nieuwe setting en dus belang hebben bij het wegnemen van de belemmeringen is het redelijk van hen een bijdrage te vragen voor de funding van de oplossing. Deze bijdrage dient echter nadrukkelijk in verhouding te staan tot hun belang bij een nieuwe setting. Ook degenen die in de toekomst in dienst treden bij het ziekenhuis kunnen baat hebben bij het goodwillvrij maken. Daarom zou het redelijk kunnen zijn ook hen een bijdrage te laten voldoen. Een dergelijke bijdrage zou via het ziekenhuis kunnen worden geleid. In dat geval gebruikt het ziekenhuis een deel van het “budget” dat beschikbaar is voor de kosten van de medisch specialist in loondienst om het fonds te funden.
16
Indachtig het mislukken van het plan van de cie Biesheuvel lijkt afschaffing van het systeem van goodwillbetaling gepaard te moeten gaan met een bijdrage van degenen die nu goodwillgerechtigd zijn. Volledige compensatie zonder zelf daar aan bij te dragen lijkt niet haalbaar te zijn. Aan de hand van een voorbeeld kan dit worden toegelicht: Uitgangspunten 60 medisch specialisten; Carrière van 30 jaar in hetzelfde ziekenhuis; Goodwill € 200.000 pp; Goodwill dus € 12 miljoen; Geen indexering en rente. 1. Stel uitkering van volledige goodwillwaarde: fonds nodig van 12 miljoen Als alleen de toetreders funden in 10 gelijke jaarlijkse bijdragen en hun bijdrage is gelijk aan de huidige betaling: Uitkomst: De uitkeringsfase van het fonds is dan 30 jaar en de benodigde fundingsfase dient dan 40 jaar te bedragen . De toetreders/vervangers, in 30 jaar zijn dat er 60, betalen ieder € 200.000, te verdelen in 10 partjes van € 20.000. De laatst toetredende specialist begint te betalen op t=30 en betaalt tot t=40). Totale funding: 60 x 10 x € 20 = €12 miljoen. Is dit rechtvaardig? Geen goodwillrechten en toch hetzelfde betalen? 2. Stel toetreders krijgen een korting krijgen van 25% op hun bijdrage Uitkomst: Bij een uitkeringsfase van 30 jaar is de benodigde termijn voor funding 50 jaar. De toetreders/vervangers, in 40 jaar zijn dat er 80, betalen ieder € 150.000(75% x € 200.000), te verdelen in 10 partjes van € 15.000. De laatst toetredende specialist begint te betalen op t=40 en betaalt tot t=50). Totale funding: 80 x 10 x € 15 = €12 miljoen. Is dit reëel? 3. Ook goodwillgerechtigden betalen: door korting op goodwillaanspraak, stel korting van 25%: Fonds nodig van € 9 miljoen. Uitkomst: Uitkeringsfase 30 jaar en funding in 40 jaar. Totale funding: 60 x 10 x € 15 = € 9 miljoen. Uit dit rekenvoorbeeld blijkt dat met een korting van 25% op de bijdrage van de toetreders en een korting van 25% voor de huidige goodwillgerechtigden het 40 jaar duurt voor het fonds volledig gefund is. Conclusie: funding van het fonds door toetreders, zonder bijdrage van de huidige goodwillgerechtigden leidt tot een (te) lange periode van funding hetgeen onwenselijk is. 3.5.3 Detaillering In de lokale setting zal het plan in hoofdlijnen op maat moeten worden gemaakt. Deze detaillering zal moeten geschieden ten aanzien van de aanspraak zelf, ten aanzien van de financiering en de funding. 17
Er is in het verleden veel ervaring opgedaan met het opzetten en uitvoeren van systemen om de goodwillproblematiek op te lossen. Zo is de hiervoor beschreven oplossing toegepast in de jaren ’80 bij de huisartsen en in het decennium daaropvolgend hebben alle grote accountantskantoren op vergelijkbare wijze hun goodwillsysteem afgeschaft. Conclusie: een goodwillfonds zal rekening houdend met de lokale omstandigheden moeten worden gedetailleerd voor wat betreft in aanmerking te nemen aanspraak, financiering en funding. 3.5.4 Randvoorwaarde Binnen de medisch specialistische wereld wordt gespeculeerd over mogelijke schadeplichtigheid van de Overheid voor het verlies van goodwill als gevolg van/samenhangend met 2015. Als gevolg hiervan bestaat er enige terughoudendheid bij medisch specialisten om nu al zelf stappen te zetten in het oplossen van het goodwillvraagstuk. Men wil namelijk de mogelijkheid open houden om een “generaal pardon/een landelijke oplossing” deelachtig te worden. Vanuit het perspectief van (rechts)zekerheid is het mogelijk het goodwillfonds zodanig te structureren dat de medisch specialisten die deelnemen aan een dergelijk fonds in de gelegenheid zijn hun rechten geldend te maken ten opzichte van de overheid als er sprake zou zijn van een landelijke oplossing ten laste van de Overheid. Conclusie: het zelf oplossen van het goodwillprobleem op lokaal niveau staat niet in de weg aan het kunnen deelnemen aan een landelijke oplossing op een later moment ten laste van de Overheid. 3.6 Feiten en fictie ten aanzien van de huisartsenoplossing De afschaffing van de goodwill voor huisartsen in combinatie met de vervanging door een vordering op het goodwillfonds is ingegaan op 1 januari 1987. Aan de feitelijke invoering ging een lange periode van onderhandeling met diverse partijen vooraf. Anders dan velen nu denken kwam de funding van het goodwillfonds volledig voor rekening van de huisartsen zelf. De jaarlijkse storingen in het fonds werden weliswaar verricht door de ziekenfondsen en particuliere ziektekostenverzekeraars, maar die bijdragen werden gecompenseerd door een verlaging van het huisartsentarief met de elementen “beroepsrisico” en “rente goodwill”. Aangezien de funding een duur had van 16,5 jaar betaalden zowel de goodwillgerechtigden als ook degenen die een praktijk startte na de start van het goodwillfonds. De schadeloosstelling, de aanspraak die de huisarts kreeg op het fonds, was niet gebaseerd op de in het verleden feitelijk betaalde goodwill. In plaats daarvan werd er een berekening opgesteld van de goodwill per 1 januari 1987 volgens vaste rekenregels. Bepalend daarbij was de omzet in de jaren voorafgaand aan 1 januari 1987. Conclusie: de huisartsenoplossing is volledig voor rekening gekomen van de beroepsgroep als geheel. Zowel de goodwillgerechtigden als de toetreders hebben hier gedurende maximaal 16.5 jaar aan meebetaald. De goodwillgerechtigden zijn daarom niet gekort op hun goodwillaanspraak. Ziekenfondsen en ziektekostenverzekeraars hebben de (voor)financiering voor hun rekening genomen en de Rijksoverheid heeft de fiscale kaders gecreëerd waardoor een en ander fiscaal gefaciliteerd is.
18
3.7 Wat is nodig van de overheid; de fiscale ruling of meer? Het omzetten van goodwillrechten in pensioenrechten is fiscaalrechtelijk erg gecompliceerd. Een fiscaal onbelaste/onbelemmerde omzetting past evenwel binnen de fiscale wetgeving en systematiek. Gezien het grote individuele en collectieve belang is het noodzakelijk om voor een omzetting van goodwillrechten een fiscale ruling te hebben zodat er vooraf duidelijkheid is. Naar alle waarschijnlijkheid is het afgeven van een dergelijke ruling geen bevoegdheid van de regionale Belastingdiensten. Gezien het belang zal er coördinatie van beleid plaatsvinden en dat betekent dat aan een dergelijk ruling in samenwerking tussen de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën inhoud gegeven zal moeten worden. Conclusie: voor het omzetten van goodwillrechten in pensioenrechten is een fiscale ruling nodig. Aan deze ruling zal in samenwerking tussen de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën inhoud gegeven moeten worden.
19
4. Aanbeveling Alles overziende leidt het ingeburgerde systeem van goodwillbetaling binnen de vrijgevestigde medisch specialistische praktijk in toenemende mate tot fricties en vaak ook tot problemen. Met de invoering van integrale tarieven zullen de gesignaleerde problemen naar verwachting verder toenemen. Het verdient naar onze mening aanbeveling om lokaal dan wel regionaal initiatieven te ontplooien om te komen tot een oplossing van het goodwillvraagstuk. Hoewel de problemen niet overal dezelfde verschijningsvorm hebben, ligt het voor de hand dat een goodwillfonds conform de huisartsenoplossing voor de meeste lokale situaties de beste oplossing is. Voorwaarde hiervoor is de totstandkoming van een landelijke fiscale ruling voor een dergelijk goodwillfonds. Het verdient aanbeveling dat er een landelijke ruling komt om dergelijke goodwillfondsen te faciliteren.
20