NEDERLANDS GEREFORMEERDE KERK te BREUKELEN Predikant ds Zwarts - Zondag 1 oktober 2000(nm)
Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden… wordt sedert de schepping der wereld uit Zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. Rom.1:20 ORDE VAN DIENST: - mededelingen en ps.81:1,2,4 - votum en groet - Lb.209 + 33 - gebed - lezen: Rom.1:16-23 - preek - gez.168 - Jes.40:21-26 - gez.30:5,6 - Openb.14:6,7 - ps.2:4 - gebed - collecte - ps.8:3,4 (OB) - zegen - Lb.99:2 OPENBARING (2) Iedereen kent God. Er staat hier in de tekst dat iedereen God kent maar dat niet iedereen Hem ook eert en dankt. Een ingrijpende tekst waardoor ons denken en voelen wordt bijgeschaafd en gecorrigeerd. 1) Drie maal openbaring. God heeft Zich bekend gemaakt aan de mensheid. In vers 17 staat dat Hij bekend maakt hoe je gered kunt worden. In vers 18 staat dat God Zijn toorn openbaart en in vers 19 dat Hij Zichzelf openbaart in Zijn scheppingswerk. De mens verkeert in een volstrekt hopeloze situatie. Het licht is uitgegaan en een enorme onweersbui komt dreigend opzetten. De toorn van God openbaar zich van de hemel. Dat is nog niet de komende toorn (1Tess.1:10) maar al eerder hoe Hij reageert op de goddeloosheid van de mensen (vs.24vv). Maar door alle duisternis heen schiet de lichtstraal van de redding: Je kunt gered worden door het geloof in Jezus. Dat is de tweede openbaring. Maar de derde, daar gaat het nu vooral om nl. dat God in de schepping voortdurend signalen afgeeft van Zijn bestaan. En dat dringt ook tot mensen door, ze weten het. Maar de meesten hebben de neiging om deze waarheid weg te duwen want anders
moeten ze er wat mee. Zij ontlopen de verantwoordelijkheid. Mens, waar zijt gij? Ps.8:3,4 (OB) Sla ik naar ’t ruim der heldre hemelbogen, Dat heerlijk werk van uwe vingren d’ogen, Zie ik bedaard de glans der zilvren maandag en ’t sterrenheir, door U geschapen aan. Mijn God, wat is de mens dan op deez’ aarde! De broze mens, hoe klimt hij tot die waarde, dat Gij aan hem in zoveel gunst gedenkt en ’s mensenzoon uw teerste liefde schenkt!
2) Hoe reageren wij? Gods zendt Zijn signalen uit maar mensen negeren dat. Zij ontlopen Hem en eren en danken Hem niet. Zij ruilen hun Eer in voor iets anders (Ps.106:20). God is hun Eer. Hij verdient alle eer maar ook de zin van ons eigen bestaan staat of valt met het erkennen van de Schepper. Dat hoort wezenlijk bij het menszijn. Nu is het zo dat de Gods toorn en Zijn scheppingswerk zomaar op ons afkomen, van de hemel. Maar de boodschap van redding door Christus moet door boodschappers gebracht worden (Rom.10:14). God schakelt ons in hoewel Hijzelf verantwoordelijk blijft voor dit werk. Die verantwoordelijkheid is voor ons te zwaar. Hij baant wegen en opent harten zodat wij het kunnen vertellen. Dan blijkt inderdaad het evangelie een kracht Gods tot behoud.
Art.2; Rom.1:16-23; 1-1-2000(nm) Gemeente van de Here Jezus,
Er stond toevallig deze week een heel toepasselijk stukje in het Nederlands Dagblad. Dat ging over de hersens van een teek. Wij zijn deze zomer op vakantie geweest in een bos en elke dag moesten we elkaar onderzoeken op teken. Ze schijnen een ziekte te kunnen overbrengen die op den duur zelfs dodelijk kan zijn. Best wel eng zo’n teek. Het zijn van die merkwaardige beestjes die zich uit een boom laten vallen, zich in je huid boren en dan lekker gaan zitten drinken. Nu blijkt dat zo’n teek heel ingewikkelde processen uitvoert. Eerst een soort verdoving zodat je het niet merkt, een bloedverdunnend middel inspuiten enzovoort. Je raakt er diep van onder de indruk van wat daar allemaal gebeurt. En het is zo’n onooglijk klein ding. En dan zou Paulus hier zeggen dat dat nou bv. iets is waardoor een mens iets gewaar wordt van God. Het viel me op toen we nog maar net in Breukelen waren dat je ’s avonds de sterren kon zien. In Amsterdam is dat eigenlijk nauwelijks mogelijk. Veel teveel licht. Dus het zien van de sterren, dat overkwam ons in feite alleen als we op vakantie waren. En nu kon ik bij ons eigen huis de sterren zien. “Aanschouw ik uw hemel, het werk van Uw vingers, de maan en de sterren die Gij bereidt hebt”, zo staat het dan in Ps.8. Dat machtig indrukwekkende heelal. Paulus zegt hier: daardoor leer je God kennen. En hij is daar vrij stellig in. Iedereen kent God. Ieder mens kent God. Daar komt dit gedeelte op neer. Maar lang niet iedereen reageert met eer en dank. Deze tekst is heel ingrijpend. Je moet het ook echt even op je laten inwerken. Het valt niet mee om in een keer alle consequenties te doorzien. Daarom is het goed om eerst maar eens gewoon te kijken wat er nu eigenlijk staat. En dan ga ik er vanuit dat dit iets is dat God ons wil duidelijk maken. Dus het komt binnen als informatie van God, het komt bij ons binnen en dan stuit het natuurlijk onmiddellijk op allerlei dingen die wij zelf al hadden bedacht. Het stuit op dingen die wij voelen. En dan gaat het erom dat wij ons laten corrigeren. Dat we ons laten bijstellen. Wij hebben een nieuw bed in elkaar gezet en er stond in de gebruiksaanwijzing dat je na een tijdje alle schroeven weer eens moest aandraaien. Dus door alle beweging raken die schroeven een beetje los, raakt alles uit z’n verband en dan moet je het nog weer eens extra aanschroeven. Zoiets is het als je de Bijbel op je in laat werken. Je wordt weer eens extra aangeschroefd. Want zelf heb je de neiging steeds weer uit het verband te raken. We gaan eens naar de tekst kijken.
1
1) En dan wil ik er eerst op wijzen dat Paulus het drie keer over openbaring heeft. Er zijn drie dingen die God openbaart. De vorige keer ben ik begonnen met openbaring, dat God Zich openbaart, dat Hij Zich bekend maakt. Wij kunnen God kennen en dat is omdat Hij Zich laat kennen. En het is echt nodig om dat tegenwoordig nog weer eens goed te benadrukken. Er is ons heel erg in gestampt dat je nooit iets van God merkt. Dat je niets over Hem kan weten. Dat Hij ver weg en onbekend is. Maar hier beweert de Bijbel dus het tegendeel. Ieder mens kent God. Dus niet eens: Ieder mens zou God kunnen kennen, maar: Ieder mens kent God wel degelijk. Je komt hier drie keer het woord openbaren tegen. Eerst gaat het in vers 17 over, ik zal maar zeggen, dat God openbaart hoe je gered kan worden. In vers 18 gaat het over de openbaring van Gods toorn. En in vers 19 gaat het over dat God Zich openbaart in Zijn werken. Het is goed deze drie even te onderscheiden. God maakt bekend hoe je gered kunt worden, God maakt bekend dat Hij alle goddeloosheid beslist niet kan hebben en God maakt bekend dat Hij er is. Die eerste hoofdstukken van Romeinen zijn helemaal niet aangenaam. Daar staan echt heftige dingen in. Dingen ook waar wij niet meer zo over durven spreken, die wij liever een beetje verdoezelen, waar we soms ook geweldige moeite mee kunnen hebben. En toch staan ze er. We kunnen er niet onderuit en we moeten ze toch maar weer eens proberen door te laten dringen. Het gaat hier over de volstrekt hopeloze situatie waarin de mens verkeert. Het licht is uitgegaan in de wereld. Net alsof er een enorme onweersbui aan zit te komen. Dan wordt ook alles opeens donker, onheilspellend, beangstigend. “Toorn van God openbaart zich van de hemel.” Het is donker geworden. Geestelijk gezien is de wereld er zo aan toe. Ook christenen moeten het zien vol te houden in zo’n wereld, een wereld waarin het donker is geworden. “Toorn van God openbaart zich van de hemel.” Een vreselijke situatie. Je zou er liever niet over nadenken. We zijn niet eens meer gewend om zo over God te denken. Dat Hij toornig kan zijn. Dat goddeloosheid en ongerechtigheid Hem niet onverschillig laten. Dat Hij daar wel degelijk op reageert. En zo is de mens voortdurend omgeven door een dodelijk gevaar. De toorn van God. Of je het je nu bewust bent of niet. Het is er. Dit is trouwens iets anders dan het laatste oordeel. Dat komt ook. De Bijbel noemt dat de komende toorn. 1Tess.1:10 “Jezus die ons redt van de komende toorn.” Het gaat hier over dat God nu al Zijn toorn over de wereld laat komen. Waar zie je dat dan aan? Daar gaat het vanaf vers 24 over en dan wordt daar vooral genoemd dat God mensen overgeeft aan de zonde, dat Hij ze daarin laat vastlopen, dat ze er helemaal in verstrikt raken.
2
“Toorn van God openbaart zich van de hemel.” Dus die dikke duisternis die over de wereld gekomen is. Maar daar doorheen ook die enorme lichtstraal. De zon die er toch doorheen komt. Zo’n bundel licht door de wolken heen. En dat is dan dat je gered kunt worden door het geloof in Jezus. Ook dat is geopenbaard. Eerlijk gezegd zijn dat de hele Bijbel door al de twee hoofdlijnen van wat God doet. Zijn toorn en Zijn genade. Dat Hij de zonde echt bloedserieus neemt maar dat Hij ook kan verrassen met Zijn genade. De openbaring van Zijn genade in de Here Jezus. Dat je kunt ontsnappen aan de komende toorn. Dat is de tweede openbaring. Maar dan gaat het me nu vooral om die derde. Dat zien we in vers 19 en verder. Daar lees je dan dat de hersens van een teek je aan het denken zetten. Dat dat gigantische heelal je ergens op wijst. God geeft voortdurend signalen af dat Hij er is. Dat gaat maar door, elke dag weer, vanaf de eerste scheppingsdag. En mensen weten dat. Het is in hen openbaar, staat er in vers 19, ze doorzien het met hun verstand, eigenlijk staat er dat het diep doordringt in hun wezen: Er is een God, er is Iemand met eeuwige kracht en goddelijkheid. Er is Iemand. Het ingewikkelde proces van hoe planten licht omzetten in energie, de hele structuur van de atomen en zo, de menselijke geest, de sterrenstelsels. Ieder mens staat er middenin en weet: Er is Iemand. “Zodat zij geen verontschuldiging hebben.” Geen excuus. Iedereen weet van het bestaan van God. Dat is wat hier staat. En dan denk je bij jezelf: Is dat wel zo? Is dat nu de praktijk? Je hebt toch ook mensen die nergens in geloven, die zeggen dat er niks is? Moet je dan tegen deze mensen gaan zeggen: Ja, dat zeg je nou wel maar je vergist je, je weet heel goed dat er een God is, dat moet wel, dat staat in de Bijbel. Je hebt geen excuus. Het staat hier wel heel algemeen. En ik denk toch dat het goed is daar aan vast te houden. Want er staat nog iets bij. Nl. dat mensen ook voortdurend de neiging hebben om deze waarheid weg te duwen. Er staat: In ongerechtigheid ten onder houden. Er een hoop menselijke dingen overheen gooien. De waarheid over God diep wegstoppen. En dan moet er eerst weer heel diep gegraven worden voordat je het weer vindt. Ik denk even aan dat je ’s avonds op straat loopt en dat je ziet dat iemand wordt aangevallen. Een stelletje tuig neemt een voorbijganger flink te pakken. Je ziet het net in dat kleine straatje gebeuren. En meteen draai je je hoofd weg. Ik heb het niet gezien. En een tijdje ben je nog opgewonden, je voelt je schuldig maar dat ebt wel weg. En opeen gegeven moment denk je er niet meer aan. Ik heb het niet gezien, ik heb het niet geweten. Zoiets moet dat zijn dat mensen de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden: Ik weet nergens van. Is er een God, wat zeg je, dat heb ik nooit geweten. Jawel, je weet het wel maar je hebt het weggestopt, je hebt er overheen geleefd. 3
Want ja, als je echt ziet dat iemand afgetuigd wordt dan moet je er wat mee. Dan moet je wat doen. En zo is dat ook met de waarheid over God. Als je echt luistert naar dat besef in je dat God er is dan moet je daar wat mee, dan kun je daar niet voor weglopen. Mens, waar ben je? Mens, waarom leef je aan Mij voorbij? 2) Dat is het tweede punt. Onze reactie op God. Hij maakt Zich dus bekend, door de schepping krijg je iets te zien van Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid en dat is niet zomaar, dat is om een reactie uit te lokken. Het zijn signalen die om een antwoord vragen, verantwoording. Iedereen kent God maar van het begin af aan zijn velen erop uit geweest om Hem te ontlopen. Mens, waar zijt gij? Vers 21: “Hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt en gedankt.” En dat is steeds erger geworden. Ze zijn God gaan vervangen door andere dingen. Daar citeert Paulus uit ps.106. Daar staat dat zij hun Eer vervangen hebben. Zij hebben hun Eer vervangen. Een prachtige uitdrukking. Het geeft ook in alle verschrikking aan wat er aan de hand is. Hun Eer, dat is natuurlijk God. God die alle eer verdient. Maar er zit nog iets in. Het is ook een eer voor ons als wij Hem danken en eren. Daar groeit een mens van. Daardoor wordt hij pas echt mens. Als het schepsel zijn Schepper eert en dankt. Dat hoort wezenlijk bij het menszijn. Dus als je nu je eer gaat verruilen voor iets anders dan zitten daar twee kanten aan. Laten we even als voorbeeld nemen een zoon die zijn vader vaarwel zegt. Vader, ik wil u nooit meer zien, u bekijkt het maar. Dat is allereerst natuurlijk heel kwetsend voor die vader. En zo is het ook kwetsend voor God. Mensen zetten de Almachtige aan de kant: Weg met U, we hebben U niet nodig. Maar er zit nog een andere kant aan. Je snijdt ook jezelf in de vingers. Want stel dat die zoon nog jong is, nog helemaal afhankelijk van zijn vader. Dan kan hij helemaal niet zonder. En zo is het met de mens ook. Hij denkt wel dat hij zonder God kan, want hij denkt dat hij wijs genoeg is. Bewerende wijs te zijn, zegt Paulus, bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden. Je verruilt je Eer. Je loopt je leven mis. Een mens is ten dode opgeschreven zonder zijn Schepper. En dan kom je weer bij het begin van de tekst, die dreigende lucht, de toorn van God die over de aarde is gekomen. Een mens overleeft dat niet. Je moet je Eer niet verruilen voor iets anders, iets dat niets is, staat er letterlijk. Je snijdt jezelf in de vingers. Daar komt de tekst zo’n beetje op neer. U kunt zich misschien wel voorstellen dat dit een heel belangrijke tekst is. Een tekst met grote gevolgen. Ieder mens kent God. Niemand kan zeggen: Ja, sorry hoor, ik wist nergens van. Er is geen verontschuldiging. In ieder geval maakt dit duidelijk dat het zaak is dat toch zoveel mogelijk mensen wel wat te horen krijgen over die derde openbaring, over de mogelijkheid om gered te worden.
4
Want dat is het bijzondere. Die andere twee, Gods toorn en Zijn bestaan, dat gaat als vanzelf. Daar komen mensen zomaar achter. Maar dat er redding is, dat moet door andere mensen verteld worden. Anders komt niemand dat te weten. Hoe zouden ze geloven als er geen prediker is, staat in Rom.10 (14)? Er moeten predikers zijn, vertellers. En die vertellers weten hoe de zaken er voor staan. Die weten van de dreigende lucht, die weten dat er geen verontschuldiging is. En dan merk ik bij mezelf dat ik dat eigenlijk maar liever niet weet. Dat ik liever m’n hoofd afwend. Net doen alsof ik van niks weet. Gewoon doorlopen. Ik merk bij mezelf dat ik dat ook een te zware last vind. Dat ik me zou moeten realiseren dat mensen zonder Jezus verloren gaan. Daar spring ik niet van op maar dat slaat me neer. Dat is te groot, dat is te huiveringwekkend. Moet ik nu als een razende overal het evangelie gaan bekend maken? Moet ik mij verantwoordelijk voelen voor m’n hele straat? Misschien wel meer dan tot nu toe. Maar ik ken ook die geschiedenis van Lydia de verfverkoopster. Dat Paulus daar bij die gebedsplaats aan de rivier komt en in alle rust het evangelie gaat uitleggen. En dat er dan staat dat God haar hart opende. De verkondiging van het evangelie is een fijnzinnig samenspel tussen God en ons. Hij vraagt niet dat wij als een razende de aardbol over rennen en overal tractaatjes achterlaten. Er zijn meer dingen te doen dan alleen dat. Maar het kan wel gebeuren dat Hij een Lydia op mijn weg brengt. Iemand met een open hart. Iemand aan wie het alleen maar verteld moet worden. Zo en zo zit het. Zonder schaamte. Iemand die mij vraagt hoe dat nou toch zit met Jezus en zo. En dat we die kans dan niet voorbij moeten laten gaan. Een fijnzinnig samenspel tussen God en ons. Hij is verantwoordelijk voor de verkondiging van het evangelie maar soms schakelt Hij ons daarbij in: nou moet jij daar naartoe gaan, nu moet jij iets zeggen, nu is het de tijd. Laten we ons niet schamen voor het evangelie want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die geloof. AMEN
5