Nederland en zijn oorlogen (De Eerste Wereldoorlog en buitenlands-politieke ontwikkelingen) “In de jaren 1917 en 1918 werd de voedselsituatie steeds moeilijker. Tot overmaat van ramp werd het land ook nog eens getroffen door de Spaanse griep die ruim dertig duizend Nederlanders het even kostte, een half procent van de bevolking. Het waren er bijna twee keer zoveel als tijdens de Hongerwinter van de Tweede Wereldoorlog en bijna twintig keer zoveel als tijdens de watersnoodramp van 1953. Na afloop van de Eerste Wereldoorlog verkeerde de internationale economie in een chaos. Betere tijden braken aan vanaf 1925, toen Duitsland tot overeenstemming kwam met de geallieerden. De internationale economie veerde op en Nederland profiteerde mee. Na de Tweede Wereldoorlog moest een land in puin worden opgebouwd. Wat buitenlands-politieke ontwikkelingen betreft steunde de koningin zoveel zij kon een beleid ter versterking van de defensie. In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog is een aantal belangrijke legerhervormingen doorgevoerd. Dat gebeurde vooral onder Colijn als minister van Oorlog in de jaren 1911-1913. In de loop van de Eerste Wereldoorlog kon via neutrale Nederlandse havens Duitsland nog bevoorraad worden tijdens de oorlog. De Duitsers kozen ervoor de Nederlanders neutraal te laten. Was het niet beter de Nederlandse kust maar te bezetten voordat de Britten er zouden landen? Ook de Britten moesten een afweging maken. Konden ze een neutraal and aanvallen terwijl de zeiden de neutraliteit van een ander klein land te willen beschermen? Zodra de vijandelijkheden begonnen, kwam een stroom vluchtelingen vanuit België naar Nederland op gang. De verbijsterde Nederlanders werden zo wel heel direct geconfronteerd met het oorlogsleed. Naarmate de strijd uitzichtlozer werd, raakte het geduld op van beide partijen met het neutrale Nederland steeds verder uitgeput. De Duitsers eisten zelfs vrij gebruik van spoorwegen over Nederlandse grondgebied. Daaraan kon Nederland uiteraard niet toegeven. De spanning steeg, het leger werd in paraatheid gebracht. De Britten vonden het risico te groot dat Nederland aan Duitse zijde in de oorlog betrokken zou raken. Tegen 1918 hadden de Nederlandse strijdkrachten de omvang van ongeveer 450000 soldaten bereikt. Veel antimilitaristen behoorden tot de sociaal-democraten, revolutionaire socialisten of anarchisten. Zij zagen het militarisme als uitwas van de burgerlijke maatschappij, waarin overheden de arbeidersklassen van verschillende landen als soldaten tegen elkaar opzetten. Mocht men voor het socialisme werken? Een vraag die actueel werd tijden de Spaanse burgeroorlog (1936-1939). Een linkse regering was aan de macht gekomen. In Spanje ontstond het strijdtoneel van een oorlog tussen fascisten en socialisten/communisten. De Sovjet-Unie steunde de Spaanse republiek, Hitler en Mussolini steunden de opstandelingen van Franco. In 1943 liet de Nederlandse SDAP haar principiële standpunt van nationale ontwapening varen. Investeren in luchtverdediging betekende aanschaf van luchtafweergeschut en vliegtuigen. De wapen industrie had het druk. De hoeveelheid wapens waarover het Nederlandse leger in 1939-’40 beschikte viel nogal tegen. Op 9 mei 1940 belde majoor Sas met een korte boodschap naar Den Haag dat een Duitse aanval op handen was. Het Duitse plan mislukte volledig. Vliegtuigen verongelukten in weilanden waar zij moesten landen. Voor de Duitsers zat er niets anders op dan een aanval over land. Over de strijd in 1940 wordt vaak gezegd dat de Nederlanders zo dom waren te vertrouwen op hun ouderwetse waterlinie, waar Duitse aanvallers natuurlijk zomaar overheen vlogen. Dat laatste mag zo zijn, maar de aanval die zij vanuit de lucht uitvoerden o het gebied achter de linie, is niet gelukt. Toen de Duitsers de Grebberberglinie doorbraken, leek de bezetting van de rest van het
land nog maar een kwestie van tijd. Daarom werd besloten de regeringszetel naar Londen te verplaatsen. Het bombardement op Rotterdam maakte een verpletterende indruk. De opperbevelhebber Winkelman realiseerde zich dat hij de capitulatie van de Nederlandse strijdkrachten moest aankondigen om verdere leed te besparen. Aan het hof van de regering werd Rijkscommissaris Seys-Inquart aangesteld. De nazi’s namen Colijn in hechtenis. Hij stierf in 1944 in Duitse gevangenschap. De Quay richtte samen met anderen de Nederlandse Unie op. Een bundeling van alle krachten. Uiteindelijk werden in december 1941 alle politieke organisaties, op de NSB na, verboden. De Duitsers wilden drie doelen bereiken. In de eerste plaats wilden ze de Nederlandse medeGermanen winnen voor het nationaal-socialisme. Het tweede doel was inschakelen van Nederland voor oorlogsinspanning. Nederlandse bedrijven voerden opdrachten uit voor de Duitse oorlogsindustrie. Het derde doel van de bezetters was in Nederland – net als overal elders in het door de nazi’s gecontroleerd gebied – de joodse bevolkingsgroep uit te roeien. Dat laatste gebeurde vrijwel onmiddellijk na het begin van de bezetting. In oktober 1940 werd de ariërverklaring ingezet. De registratie werd ook nog vergemakkelijkt door de efficiënt werkende Nederlandse ambtenarij. Na de registratie begon de uitsluiting. Om de beginnen werden de joden uit overheidsdiensten en uit het onderwijs ontslagen. Als protest tegen de razzia in februari 1941 ontstond de Februaristaking. De bezetters reageerden met harde maatregel. De moderne bewapening die na de industrialisatie kon worden ontwikkeld, maakte de wereldoorlogen van de twintigste eeuw dodelijker dan ooit. Het inzetten van luchtbombardementen zorgde ervoor dat bevolkingscentra bij de oorlog betrokken raakten. Nederland kreeg tijdens de Tweede Wereldoorlog te maken met de totale oorlogvoering. Actief verzet tegen de bezetters bestond voor het overgrote deel uit het ontduiken van de arbeidsinzet in Duitsland. Er ontstond een ondersteunend netwerk dat zich bezig hield met de voedselvoorziening buiten de distributie om en met het vervalsen van persoonsbewijzen. Illegale bladen zoals Vrij Nederland, Het Parool en Trouw werden gedrukt en verspreid. Henk van Riandwijk kwam aan het hoofd te staan van de redactie van het Vrij Nederland. Hij was een van de meest door de bezetters gezochte Nederlanders. De bevrijding van het Westen vond plaats middels de in Wageningen op 5 mei getekende capitulatie van de Duitse strijdkrachten. Het kostte moeite de beginselen van een rechtsstaat weer tot leven te wekken. Onder de eerste veertigdie ter dood werden gebracht bevonden zich NSB-leider Anton Mussert en de bekende NSB’er Max Bokzijl die met radiopraatjes propaganda gemaakt had voor het nationaal-socialisme. Met de Duitse capitulatie op 5 mei 1945 was de Tweede Wereldoorlog voor Nederland nog niet afgelopen. De capitulatie van Japan was pas in augustus 1945. Na de Japanse overgave ontstond onder de Indonesische bevolking een steeds sterkere nationalistische gevoelens. Tegen het eind van de oorlog werden jonge Indonesiërs getraind om voor de onafhankelijkheid te vechten. Steeds eer Nederlandse militairen werden naar Indonesië gestuurd en ondertussen moest met Indonesië onderhandeld worden over de toekomst. Gestreefd werd naar een Verenigde Staten van Indonesië. Maar als snel ontstonden er problemen over de uitvoering. Op 20 juli 1947 begon een militaire operatie om het gebied van de Republiek te veroveren (begin van de politionele acties).”
Het vluchtelingenbeleid in Nederland 1933-1940 ‘De vluchtelingenproblematiek moet men los zien van hetgeen er na 1940 in opdracht van de Duitse bezetter met de joden in Nederland is gebeurd, en los van de uiteindelijke massamoord ver buiten de Nederlandse landsgrenzen. De beleidsontwikkeling en de beleidsvoering in de jaren dertig is een zuiver Nederlandse aangelegenheid geweest. Het asielrecht heeft van oorsprong een godsdienstig karakter gehad. In de Middeleeuwen namen de kerken en kloosters de rol van toevluchtsoord over. Nederland was niet het enige land dat dergelijke vluchtelingen opnam. Overal binnen West-Europa ontsloot men de poorten voor vervolgde geloofsgenoten. Asielverlening werd politiek-religieus en ook door economische motieven bepaald. Ook in Nederland trad de Inquisitie op tegen protestanten, joden en ‘nieuw-christenen’- met name tijdens het bewind van de strenge landvoogd Alva, die onder meer as jodenhater te boek stond. Het verschil met Duitland lag hierin dat Nederland niet vanaf de Romeinse tijd, maar vanaf het einde van de 16e eeuw, toen de zeven noordelijke gewesten zich aaneensloten in de Unie van Utrecht, een grote toevloed van joden kreeg te verwerken. Na de afkondiging van wetten tegen de socialisten door Bismarck in 1878 vluchtten ook Duitse socialisten naar ons land, onder wie veel joden. De rechten van vluchtelingen werden in de koninkrijk der Nederlanden bepaald door het vreemdelingenrecht dat er gold, en niet door een algemene consensus over een recht op gastvrijheid. De wetgeving voor vreemdelingen was vastgelegd in een groot aantal voorschriften, waarbij willekeurig van de hun eigenbelang dienende magistraten vrijelijk een rol kon spelen, juist bij het al of niet toekennen van asiel. De buitenlandse, met name protestantse, werden geweerd en als vagebonden vervolgd. De attitude van de Nederlandse overheid ten aanzien van de eerste grote golf joden die in 1933 uit Duitsland de landsgrenzen overspoelde, hoeft gezien het verleden geen verbazing te wekken. Het waren de plaatselijke hoofden van politie die toezicht, toelating en verblijf van vreemdelingen controleerden. Zij stonden onder verantwoordelijkheid van de procureurs-generaal en de Koninklijke Marechaussee. In de joodse vluchtelingenproblematiek van Nederland in de jaren ’30 zijn twee duidelijke gebeurtenissen aan te wijzen, verbonden met de jaartallen 1933 en 1938. In ’33 de overname van de macht door Hitler en wat daaruit voortkwam. In iets mindere mate de afkondiging van de Neurenberger wetten in 1935. Het beleid ten aanzien van de vluchtelingenstromen valt in drie stadia uiteen. Allereerst probeerde men internationaal tot een oplossing te komen. Toen dat mislukte verharde het beleid. Voor 30 mei 1934 waren een geldig paspoort en financiële onafhankelijkheid voldoende om Nederland binnen te komen. Een visum was onnodig. Men stelde later in het voorjaar aparte eisen aan de toelating van Duitse vluchtelingen. Vanaf 7 mei ’38 gold de Nederlandse grens als gesloten. Omdat deze maatregel niet afdoende bleek, kwam de regering tot het besluit de vluchtelingen in kampen onder te brengen, onder de verantwoordelijkheid van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie. Met de verplichte kampopname hoopte men te bereiken de vluchtelingen verder te doen emigreren, te voorkomen dat ze concurrenten op de arbeidsmarkt zouden gaan vormen, in het algemeen meer greep op de vluchteling te krijgen en assimilatie met de Nederlandse bevolking te verhinderen. Men hield Adolf Hitler zo goed mogelijk in de gaten. Het belangrijkste motief is natuurlijk geweest dat men door internering in een kamp de vluchtelingen wenste te scheiden van de bevolking om aldus meer greep op de vluchtelingenproblematiek te krijgen. Onder beheer van de Befehlshaber van de SD ontstond Westerbork. De regering deed naar buiten voorkomen alsof ze zich kosten noch moeite spaarde om de vluchtelingen gastvrijheid waar mogelijk te bieden, terwijl men in de beslotenheid het leed van duizenden mensen in een rekensommetje omzette. De vluchtelingen zagen Westerbork als een concentratiekamp bij de Nederlands-Duitse grens waar ze gedwongen zouden worden te werken, waar zij geen bewegingsvrijheid zouden genieten en onder strakke censuur zouden moeten leven. Er kwam een evacuatieplan, maar het bleef, aangaande de
vluchtelingen geheim. Uiteindelijk werden meer dan zevenhonderd vluchtelingen allen naar Westerbork teruggeleid. Het kernpunt van de vluchtelingenproblematiek in Nederland is geweest dat men willens en wetend in de vluchteling in eerste en in laatste instantie de ‘vreemdeling’ heeft willen zien. Men concentreerde de vluchtelingen vanwege het sociale motief – geen antisemitisme aanwakkeren – en het economische motief – de werkloosheid niet nog eens te vergroten - , terwijl men heel wel wist dat verschillende Duitse vluchtelingen zaken hadden opgebouwd. Om de Duitsers toch maar van dienst te zijn, moest er dus een juridisch argument worden gevonden om de geïnterneerden in het land te concentreren in Westerbork. De openbare orde zou in gevaar komen wanneer men de gevangen gehouden joodse vluchtelingen van Westerbork de vrijheid in een gastgezin zou geven. Met dit alles was door de Nederlandse gezagsdragers, zonder slag of stoot, de eerste stap gezet om het lot van de in Nederland wonende joden te bezegelen.’
De vlucht van kroon en kabinet; de secretarissen-generaal en de Hoge Raad. ‘Met koningin Wihelmina vluchtte op 13 mei 1940 niet alleen het staatshoofd naar Engeland, maar ook het hoogste gezag de facto en de jure; in haar naam werd immers recht gesproken. Daarbij kwam dat de koningin gevoelsmatig door het overgrote deel van het volk als de spil van het land, als moeder des vaderlands werd beschouwd. Vandaar dat haar vlucht een verpletterende slag betekende, niet alleen voor het moreel van de troepen die nog volop in gevechthandelingen verwikkeld waren, maar ook voor het algemeen moreel. Men voelde zich als natie opgegeven en bitter in de steek gelaten. Het heengaan moet voor de kroonprinses wel heel onverwacht gekomen zijn. Dat was uiteindelijk moment van vertrek voor koningin Wilhelmina op zichzelf misschien ook, maar de plannen om het land te verlaten lagen bij haar al langer vast, alsook de bestemming: Londen. Omstreeks vijf uur ’s middags van diezelfde dertiende mei zette koningin Wilhelmina behouden voet aan wal om zich bij haar dochter en kleinkinderen te voegen op Buckingham Palace, waar zij als gasten van de Engelse koning drie weken gastvrijheid genoten. Het koninklijk gezin is in feite als geheel op de vlucht geslagen. Het is gebruikelijk dat belangrijke personen gescheiden reizen. Voor de vlucht van de familie betekende dat: in verschillende voertuigen vertrekken. Pas de dag na de vlucht stelde opperbevelhebber generaal Winkelman het Nederlandse volk officieel op de hoogte van het vertrek van de Koninklijke familie. De vlucht van de koningin met achterlating van het regeringsgezag heeft de staatsrechterlijke basis voor het Duitse civiele bestuur geschapen. Op 29 mei 1940 werd Seyss-Inquart officieel geïnstalleerd. Toen in juli 1942 de deprotaties begonnen was de helft van de ‘oude’secretarissen-generaal al vervangen. Slechts drie daarvan zijn niet betrokken geweest bij de maatregel tot registratie en isolatie die aan de deportaties voorafgingen en die daarvan een onmisbaar onderdeel vormden. Toch mag niet vergeten worden dat door de vlucht van de koningin naar een land dat niet tot haar rijk behoorde, de bezetters nieuwe mogelijkheden zag om de greep op Nederland bestuurlijk, justitieel, ideologisch en economisch te verstevigen en het haar wil op te leggen.’
Koningin Wilhelmina en Radio Oranje ‘Een van de belangrijkste argumenten van de koningin om niet naar Nederlands Oost-Indië te gaan was haar persoonlijke veiligheid. Een kleine minderheid van het kabinet kon met het argument van het grote gevaar doordrukken dat men in Engeland bleef. Zij had nog een tweede argument om niet naar Indië te gaan. Zij was van plan koste wat het kost aan de zijde van de geallieerden te blijven en zonodig samen met de Engelse regering naar Canada uit te wijken. Bij de keus van haar verblijfsplaats waren overigens niet alleen veiligheidsoverwegingen van belang. Het was wel koningin Wilhelmina die het vertrek en de bestemming bepaalde. Zij is zeer te
prijzen om de vastberadenheid en standvastigheid waarmee ze zich achter de geallieerde zaak is blijven stellen, en om haar hartgrondige afkeer van defaitisme. Maar de regeling van het vertrek van haar dochter naar Canada was een autocratische daad, die bovendien niet bepaald vleiend was voor de Engelse koning. Het was voor de gevluchte Koninklijke familie van belang als bevrijder Nederland binnen te komen en hopelijk weer aanvaard te worden. Of koningin Wilhelmina de staatsrechterlijke gevolgen van haar vlucht al spoedig volledig besefte valt te betwijfelen. Zo voelde het volk het en zo heeft zij het zelf achteraf gevoeld. Haar zelfverwijt waren er niet voor niets. Zij is de eerste Nederlandse staatshoofd geweest dat in volle oorlogstijd zijn land in de steek liet, nog voordat er sprake was van een capitulatie. De ‘dadenloze’ koningin moet zich in Londen diep geschaamd hebben tegenover haar volk. Zeker is dat zij zich in haar redevoeringen pas in tweede instantie met de slachtoffers heeft beziggehouden. Terwijl tijdens haar radioredes meer dan een miljoen radiotoestellen op Londen afgestemd waren en zij via het gesproken woord juist zoveel had kunnen doen.’ ‘Op 29 maart 1941 wijdde Radio Oranje een uitzending aan de Februaristaking, die ruim een maand tevoren in Nederland had plaatsgevonden. Eigenlijk had de staking nauwelijks nieuwswaarde voor de Nederlandse regering in ballingschap. Een jaar later werd de Februaristaking door Radio Oranje herdacht. Na 1 november 1942 ging het er bij Radio Oranje al dadelijk heel wat directer aan toe. Op 11 december 1942 zendt Radio Oranje de ‘Verklaring der Geallieerde regering inzake de uitroeiing der Joden’. Uit alle bezette landen Joden in omstandigheden stuitend door hun afschuwelijke wreedheid, naar Oost-Europa overgebracht. In Polen, dat de Duitsers tot hun voornaamste abattoir hebben gemaakt, worden de Joden, met uitzondering van enkele, om de oorlogsindustrie noodzakelijk geschoolde arbeiders, systematisch weggevoerd uit de ghetto’s, die de Duitse indringers hebben ingesteld. In oktober 1943 komt men bij Radio Oranje op de situatie van de joden terug. In de winter en lente van 1945 kwamen er via Radio Oranje ook kleine berichten door over de kampen Auschwiz, Dachau, Celle en Bergen-Belsen. In de uitzending van 15 april 1945 wordt de toestand in Westerbork even aangestipt. Het meest treffende bij de bestudering van de uitzendingen van Radio Oranje is de constatering dat de regering zich eigenlijk van meet af aan heeft neergelegd bij de gang van zaken met betrekking tot de joden.’
Politie, spoorwegen en het kamp Westerbork ‘Hoewel er in het kamp volop gewerkt werd, was het in wezen een reservoir al naar gelang de capaciteit van de concentratie- en uitroeiingskampen in Duitsland en Polen. Na september 1943, toen de massale razzia’s waren opgehouden, werd Westerbork vooral een depot voor joden die op hun onderduikadres verraden waren. De Nederlandse Spoorwegen kwam onder curatele te staan van drie Duitse instanties: een spoorweg-technische, een militaire en een politieke instantie. Een grootse daad van verzet is de spoorwegstaking in september ’44 niet geweest in die zin van opoffering. Over het algemeen heeft de Nederlandse bevolking niets voor de joden gedaan. Voor de oorlog heerste een milde antisemitische houding onder de Nederlandse bevolking. Toen na de oorlog eenmaal bekend werd welke gruwelijkheden de joden hebben moeten doorstaan, ebte dit weg. Toch was het een en al een deceptie voor de overgebleven joden die na de oorlog terugkeerden naar Nederland.