Nederland Economie gevangen in begrotingsval De Nederlandse economie bleef in het eerste kwartaal in recessie en de economische activiteit nam in het tweede kwartaal waarschijnlijk nog verder af. Daarmee blijft de economische ontwikkeling achter bij onze eerdere verwachting. We voorzien voor 2013 een krimp van het BBPvolume met 1% en voor 2014 stagnatie. Dit
Figuur 1: BBP krimpt minder hard 3
%
%
3
heeft vooral te maken met de zeer zwakke binnenlandse bestedingen. De extra bezuini-
2
2
1
1
met de Europese richtlijnen te brengen, gijze-
0
0
len daarmee de Nederlandse groei.
-1
-1
-2 -3
-2
Nederlands BBP-volume, seizoensgecorrigeerd, k-o-k mutatie en bijdragen bestedingscomponenten
04
05
06
07
08
-3 09
Particuliere consumptie Overheidsbestedingen Voorraden en restpost
10
11
12
13
Private investeringen Netto-export BBP
gingen om het begrotingssaldo weer in lijn
Het Nederlandse BBP-volume kromp in het eerste kwartaal met 0,1% ten opzichte van het laatste kwartaal van 2012 (figuur 1). De recessie waarin de economie zich bevindt –de derde recessie sinds 2008- duurt dus vooralsnog voort. De omvang van de krimp viel
Bron: CBS
mee doordat de particuliere consumptie met 0,4% kwartaal-op-kwartaal toenam. Die groei was het gevolg van een sterke groei van het gasverbruik doordat het winterse weer lang aanhield. De overige binnenlandse bestedingen daalden fors. De investeringen krompen over de gehele linie flink en trokken 1%-punt van de BBP-groei af. De negatieve groeibijdrage van de voorraadvorming was 0,5%punt. De overheidsconsumptie daalde met 0,8% op kwartaalbasis. Een lichtpuntje was het uitvoervolume, dat met 1% toenam. Exportgroei blijft beperkt De exportgroei blijft dit en volgend jaar een bron van economische groei. Door de krimp van de werkgelegenheid en een niet evenredige daling van de productie en de lage loongroei nemen de arbeidskosten per eenheid product in tegenstelling tot vorig jaar naar verwachting niet verder toe. De verwachte waardestijging van de euro blijft dit en volgend jaar bovendien beperkt (zie Rente en valuta elders in dit Kwartaalbericht). Daardoor zal de prijsconcurrentiepositie redelijk op peil blijven. Vooral het gebrek aan volumegroei van de import van onze handelspartners houdt een meer uitbundige groei van de Nederlandse export tegen. Hoewel wij voor 2013 een iets sterkere groei van het wereldhandelsvolume verwachten dan in 2012, groeit de omvang van de exportmarkt voor Nederland door de economische problemen in het eurogebied (zie Eurozone elders in dit Kwartaalbericht) juist iets minder hard dan vorig jaar. Voor volgend jaar voorzien we weer economische groei in het eurogebied en hogere groei in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de opkomende economieën. Na een toename van 3,3% in 2012 verwachten wij voor 2013 en 2014 een groei van het exportvolume met respectievelijk 2½ en 3½%.
juni 2013
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
13
Nederland Huishoudens schroeven consumptie verder terug Het volume van de particuliere consumptie nam in 2012 met 1,4% af. In tegenstelling tot 2009 en 2011 was deze krimp volledig toe te schrijven aan een daling van het reëel beschikbare inkomen (figuur 2). Een afname van de macro-economische
Figuur 2: Lager inkomen, minder besparingen 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5 -6
%
%
Mutatie van het consumtievolume van Nederlandse huishoudens en de bijdragen van de verandering in het bruto reëel beschikbaar inkomen en de bruto besparingen van deze huishoudens. Een daling van de besparingen leidt tot een positieve bijdrage aan de verandering van de consumptie.
94 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 Beschikbaar inkomen
Besparingen
Consumptie
6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5 -6
individuele bruto besparingen van huishoudens heeft een nog sterkere krimp van de consumptieve bestedingen voorkomen. Die lagere besparingen zijn opmerkelijk. Door de daling van de woningprijzen met bijna 20% heeft tussen de 13 en 25% van de huishoudens met een eigen woning een netto-hypotheekschuld die hoger is dan de waarde van het onderpand1. Huishoudens die willen verhuizen zullen proberen om hun schuld terug te brengen, zodat ze hun huis zonder of met een kleinere restschuld kunnen verkopen. Ook voor huishou-
Bron: CBS
dens zonder verhuiswensen kan de waardedaling aanleiding zijn het consumptieniveau terug te brengen. Meer in het algemeen kan de onzekerheid over de economische situatie, de hoogte van de pensioenuitkeringen en de toekomst van de sociale zekerheid en het zorgstelsel ertoe leiden dat huishoudens hun schulden willen reduceren of extra vermogen op willen bouwen. Toch zien we hier getuige de gedaalde besparingen nog weinig van terug. In box 1 gaan wij hier verder op in. Voor dit en volgend jaar verwachten wij door een verdere daling van de werkgelegenheid, een daling van de reële lonen en een forse lastenverzwaring door de overheid opnieuw een daling van het reëel beschikbare inkomen. Hoewel de inflatie volgend jaar fors lager zal zijn dan dit jaar door het wegvallen van de BTW-verhoging uit de inflatieberekening, zal de loongroei door de stijging van de werkloosheid gematigd blijven. Daardoor voorzien wij een verdere daling van de reële lonen. De werkgelegenheid krimpt in 2014 naar verwachting ook nog licht. Bovendien ligt een verdere lastenverzwaring voor gezinnen door aanvullende ombuigingen door de overheid voor de hand, die het beschikbare inkomen verder onder druk zet. De verdere daling van het reëel beschikbare inkomen zal vermogensopbouw en schuldafbouw net als vorig jaar bemoeilijken. Maar een verdere daling van de besparingen is niet waarschijnlijk. Daardoor zullen de consumptieve bestedingen naar verwachting dit en volgend jaar in lijn met de daling van het beschikbare inkomen krimpen. Voor dit en volgend jaar verwachten wij een krimp van het consumptievolume met respectievelijk 1½ en 1¼%.
1
Schilder, F. & J. Conijn (2013), Financierbaarheid van restschuld. ASRE Paper 2013-01. Ministerie van Binnenlandse zaken (2013), Wonen in ongewone tijden.
juni 2013
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
14
Nederland Box 1: Over besparingen, vermogen en schuld De macro-economische besparingen vatten het bestedingsgedrag van alle huishoudens samen. Een deel van die huishoudens consumeert minder dan het beschikbare inkomen en bouwt op die manier vermogen op of schulden af. Een ander deel consumeert meer dan het beschikbare inkomen door schulden op te bouwen of in te teren op vermogen. In 2012 was de opbouw van financieel vermogen vanuit het inkomen exclusief de pensioenfondsen iets lager dan in het voorgaande jaar (figuur 3). Huishoudens investeerden bovendien minder in woningen en andere vaste activa. Hoewel de toename van de spaardeposito’s in 2012 groter was dan in het jaar ervoor nam het saldo op de betaalrekeningen af, waardoor de groei van het totaal aan banktegoeden minder groot was. De afname van beleggingen in obligaties en aandelen was door het verbeterde sentiment op de financiële markten minder groot dan een jaar eerder. Per saldo is er in 2012 door huishoudens niet aan extra vermogensopbouw gedaan ten opzichte van 2011. De opbouw van schulden was echter hoger dan een jaar eerder (figuur 4). De groei van de uitstaande leningen was in 2012 aanmerkelijk minder groot dan in de voorgaande jaren. Huishoudens steken zich dus met minder hoge vaart verder in de schulden. Dit komt door een krimp van het uitstaande bedrag aan consumptief krediet maar vooral door een minder sterke groei van het uitstaande bedrag aan hypotheekleningen. Door een zeer snelle groei van de post ‘handelskredieten en transitorische posten’, die wij voor huishoudens vooral interpreteren als onbetaalde rekeningen, was de groei van de totale schulden van huishoudens in 2012 echter toch hoger dan in 2011. Hoewel aan de schuldenkant dus meer dan aan de vermogenskant tekenen zijn van de wens om schulden af te bouwen of minder hard op te bouwen, heeft een deel van de huishoudens het consumptievolume niet teruggebracht in lijn met het dalende beschikbare inkomen, met schuldopbouw via onbetaalde rekeningen als gevolg. Dit is de belangrijkste verklaring van de lagere besparingen in 2012.
Figuur 3: Minder vermogensopbouw uit inkomen € mrd
€ mrd
Figuur 4: Onbetaalde rekeningen lopen hard op
60
60
50
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
60
0 -10 -20
0 -10
Financiële vorderingen van Nederlandse huishoudens en IZW, mutatie door financiële transacties
90
92
94
96
Bankrekeningen Overig Totaal ex pensioenfondsen
98
00
02
Beleggingen Pensioenfondsen
04
06
08
€ mrd
€ mrd
Schulden van Nederlandse huishoudens en IZW, mutatie door financiële transacties
50
40
40
30
30
20
20
10
10
-20 10
12
Overig pensioen Totaal
0
0 90
92
94
Leningen
Bron: CBS
96
98
00
02
04
06
08
Overige schulden
10
12
Totaal
Bron: CBS
juni 2013
60
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
15
Nederland Investeringen dalen verder De zwakke binnenlandse dynamiek was in het eerste kwartaal goed zichtbaar in de maakindustrie, waar de bruto toegevoegde waarde in het eerste kwartaal met 1,3% kromp ten opzichte van het kwartaal ervoor; de grootste krimp sinds de mondiale recessie van 2009. De bezettingsgraad daalde in april naar 75,6%, ruim onder het maximale niveau van na 2009 (80,6%, medio 2011). De toegevoegde waarde in de maakindustrie ligt momenteel 5,7% lager dan begin 2008. Ook andere sectoren hebben te maken met productieniveaus die nog steeds onder die van voor de grote recessie liggen (figuur 5), waardoor minder behoefte bestaat aan vervangingsinvesteringen (laat staan uitbreidingsinvesteringen). De bedrijfsinvesteringen lagen in het eerste kwartaal 21% onder het niveau van begin 2008 en de woninginvesteringen 37%. Door investeringsgroei in de exportgerichte sectoren verwachten wij voor 2014 een beperkte groei van de bedrijfsinvesteringen. Omdat de woninginvesteringen verder dalen, nemen de totale private investeringen slechts met 1% toe. Werkloosheid stijgt verder De werkloosheid loopt al geruime tijd hard op en kwam volgens de internationale definitie in april 2013 uit op 6,5% van de beroepsbevolking (figuur 6), het hoogste niveau sinds 1996. De werkloosheid is sinds medio 2011 vooral opgelopen doordat het arbeidsaanbod flink toenam terwijl de werkgelegenheid licht daalde. De laatste maanden krimpt de werkgelegenheid juist hard. De druk op de bezettingsgraad en die op de winstgevendheid zorgen ervoor dat bedrijven steeds vaker personeel ontslaan. Ook bij de overheid zijn inmiddels banen verdwenen. Door het nagenoeg ontbreken van economische groei zal waarschijnlijk tot eind 2014 de werkgelegenheid niet toenemen. Wij verwachten daardoor een verdere stijging van de werkloosheid. Voor dit jaar verwachten wij een gemiddelde werkloosheid van 6¾% en voor volgend jaar 7½%.
Figuur 5: Productie nog lager dan begin 2008 %
Figuur 6: Werkloosheid loopt snel op %
25
25
15
15
5
5
-5
-5
-15 -25
% beroepsbevolking
Aantal personen x1.000
9300
7
Seizoensgecorrigeerd (Eurostat definitie)
8900
6
8500
5
8100
4
7700
3
-15 Nederlandse toegevoegde waarde per sector, % verschil met 08K1
08
09
10
Niet-commerciële diensten Landbouw, delfstoffen, nuts Maakindustrie
11
-25 12
13
Commerciële diensten Bouwnijverheid Handel, vervoer, horeca
Bron: CBS
7300
2 03
04
05
Werkloosheid (r)
06
07
08
09
10
Werkgelegenheid (l)
11
12
13
Arbeidsaanbod (l)
Bron: CBS
juni 2013
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
16
Nederland Vasthouden aan 3% noopt tot extra ombuigingen Ondanks forse bezuinigingen en lastenverzwaringen zal het Nederlandse begrotingstekort ook dit jaar boven de 3% uitkomen. De kabinetten Rutte I en II hebben echter bepaald niet stilgezeten. De reeds Tabel 1: Kerngegevens Nederland
genomen maatregelen leidden in de afgelopen
jaar op jaar mutatie in %
'12
'13
'14
jaren tot een aanzienlijke verbetering van het
Bruto binnenlands product Particuliere consumptie Overheidsbestedingen Private investeringen Uitvoer goederen en diensten Invoer goederen en diensten
-1,0 -1,4 -0,2 -5,3 3,3 3,1
-1 -1½ -1½ -8¼ 2½ -½
0 -1¼ -¾ 1 3½ 3
Consumentenprijzen Werkloosheid (%) Begrotingssaldo (% BBP) Staatsschuld (% BBP) Saldo lopende rekening (% BBP)
2,8 5,3 -4,0 71,2 9,6
2¼ 6¾ -3¾ 75½ 10½
1 7½ -3 78 8½
Bron: CBS, Rabobank
structurele begrotingssaldo. Door de verslechterde economische omstandigheden vallen de belastinginkomsten echter tegen en lopen de uitgaven –vooral aan uitkeringen– harder op dan verwacht. Wel is de overheid succesvol in het terugdringen van de collectieve overheidsconsumptie, onder andere door de genoemde personeelsreductie. Onze raming voor 2014 geeft een negatiever economisch beeld dan dat waar het kabinet ten tijde van het Sociaal Akkoord rekening
mee hield. Hiermee zien we de ‘groene waas’ van premier Rutte dus geen realiteit worden. De Europese Commissie (EC) vraagt van Nederland om voor volgend jaar voor 6 miljard euro aan maatregelen te nemen om het tekort onder de 3%-BBP te brengen (zie ook Macro Comment 13/17 Obsessie met de 3% tekortnorm). In onze prognose zijn we er van uitgegaan dat de regering aan deze wens zal voldoen. Dat betekent dat het in maart gepresenteerde pakket maatregelen van 4,3 miljard euro voor Prinsjesdag nog zal worden uitgebreid. Deze aanvullende bezuinigingen zullen het beetje economisch herstel dat eerder voor 2014 nog door ons was voorzien in de kiem smoren. Omdat wij daarmee wat negatiever zijn over de vooruitzichten voor 2014 dan de EC denken wij dat het gewenste begrotingstekort van 2,8%-BBP niet zal worden gehaald. Recessie en bezuinigingen zeuren door Wij hebben al een aantal keer betoogd dat aanvullende bezuinigingen in de huidige economische omstandigheden onverstandig zijn (zie bijvoorbeeld Special 12/07 Tijd voor echt trendmatig begrotingsbeleid en Special 13/04 Mind the fiscal speed limit). Maar de politieke realiteit zorgt voor een blijvende focus op de tekortnorm van 3%. Daardoor blijft de negatieve spiraal van lage economische groei en bezuinigingen in stand en houdt de economische pijn in de vorm van hoge werkloosheid en een hoog niveau van faillissementen zeker tot in 2014 aan. Ook is het hierdoor voor huishoudens zeer moeilijk om schulden af te bouwen en te sparen. Van de beleidsmenukaart worden nu de gerechten van de recessie van de jaren tachtig geserveerd. Beter zou het zijn als huishoudens iets smakelijkers werd voorgeschoteld. Zodat zij niet alleen trek krijgen in consumeren, maar dat ook daadwerkelijk kunnen.
Theo Smid
[email protected]
juni 2013
Tim Legierse
[email protected]
Rabobank
Kennis en Economisch Onderzoek
17