Masterscriptie
Gevangen in het huwelijk Een beter begrip van het probleem in de zoektocht naar een oplossing
Samir Moussaten 30 juli 2013
Masterscriptie
‘’Gevangen in het huwelijk’’ ‘’Een beter begrip van het probleem in de zoektocht naar een oplossing’’
Naam student:
Samir Moussaten
Studentnummer:
17.99.18
Opleiding:
Master Rechtsgeleerdheid
Onderwijsinstelling:
Universiteit van Tilburg
Studiejaar:
2012/2013
Plaats en datum:
Amsterdam, 30 juli 2013
Begeleider:
prof. mr. P. Vlaardingerbroek
Voorwoord In maart 2013 ben ik begonnen met de laatste uitdaging op weg naar mijn afstuderen. Deze uitdaging bestond uit het schrijven van een masterscriptie in het kader van de master rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Tilburg. Een aantal weken daarvoor wist ik al waar mijn scriptie in grote lijnen over zou moeten gaan. Ik was voornamelijk geïnteresseerd in hoe religie en recht elkaar ontmoetten. Na enkele concretiseringen, wijzigingen en verbeteringen van het onderwerp was de ‘’huwelijkse gevangenschap’’ uiteindelijk het resultaat. Dit was voor mij natuurlijk een logisch gevolg van mijn keuze om af te studeren in het privaatrecht en mijn religieuze achtergrond. Al gauw daarna had ik een duidelijk structuur voor ogen en wist ik welke kant ik op wilde gaan met mijn scriptie. De burgerlijke rechter zou een belangrijke rol spelen hierin. Daarnaast zou ik mij verdiepen in de religieuze rechtspraak in Nederland. Tijdens mijn onderzoeksperiode ben ik gelukkig niet op grote problemen gestuit. Veel informatie was na een zoektocht of tip van mijn scriptiebegeleider goed te vinden. Hierdoor heb ik een helder stuk in elkaar kunnen zetten waar ik meer dan tevreden over ben. Ik heb het gevoel dat ik het beoogde doel met mijn scriptie heb kunnen behalen en ik hoop dat iedereen die deze scriptie leest daar hetzelfde over denkt. Rest mij niets meer dan de lezers van mijn scriptie veel leesplezier toe te wensen.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
Hoofdstuk 1
De huwelijkse gevangenschap........................................................................................ 1
1.1
De echtscheiding conform het burgerlijk recht ...................................................................... 1
1.2
De echtscheiding conform de Sharia ...................................................................................... 3
1.3
Nikah ...................................................................................................................................... 4
1.3.1
Talaq ............................................................................................................................... 5
1.3.2
Khul ................................................................................................................................ 6
1.3.3
Faskh .............................................................................................................................. 6
1.4
De echtscheiding conform de Rooms-Katholieke Kerk ......................................................... 7
1.5
De echtscheiding conform de Rabbinale Kerk ....................................................................... 8
1.6
Oorzaak, gevolg en omvang van de huwelijkse gevangenschap ............................................ 9
1.7
Deelconclusie ....................................................................................................................... 11
Hoofdstuk 2
De civielrechtelijke oplossing ...................................................................................... 12
2.1
HR 22 januari 1982 .............................................................................................................. 13
2.2
HR 9 december 2005 ............................................................................................................ 14
2.3
Rb. Rotterdam 8 december 2010 .......................................................................................... 14
2.4
Rb. Amsterdam 10 april 2012 .............................................................................................. 15
2.5
Hof Den Haag 1 april 2009 .................................................................................................. 16
2.6
Conflicterende mensenrechten en de huwelijkse gevangenschap ........................................ 17
2.6.1 2.7
Horizontale werking van mensenrechten en de huwelijkse gevangenschap ................ 17 Deelconclusie ...................................................................................................................... 19
Hoofdstuk 3
Een buitengerechtelijke oplossing bij de huwelijkse gevangenschap .......................... 20
3.1
De Britse Shariaraad ............................................................................................................ 20
3.2
De juridische status van de Britse Shariaraad ...................................................................... 21
3.3
Religieuze rechtspraak in Nederland .................................................................................... 22
3.3.1
Arbitrage in Nederland ................................................................................................. 23
3.3.2
De joodse rechtbank in Nederland................................................................................ 24
3.3.3
De rooms-katholieke rechtbank in Nederland .............................................................. 25
3.4
Een Shariaraad in Nederland? .............................................................................................. 25
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
3.5
Deelconclusie ....................................................................................................................... 27
Hoofdstuk 4
Conclusies en aanbevelingen........................................................................................ 28
Aanbevelingen ................................................................................................................................... 33
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
Verklarende woordenlijst & afkortingen Verklarende woordenlijst Agoena: vrouw die niet kan hertrouwen omdat verblijfplaats en lot van haar verdwenen man onbekend zijn of omdat haar man geen scheiding wil Beet Dien: de joodse rechtbank. Faskh: ontbinding van het huwelijk via rechterlijke tussenkomst. Femmes for Freedom: organisatie die zich inzet voor de bevrijding van vrouwen uit de ‘’huwelijkse gevangenschap’’. Get: echtscheidingsbrief in de joodse echtscheidingsprocedure. Huwelijkse gevangenschap: het vasthouden van één der echtgenoten in het religieuze huwelijk door het weigeren van de medewerking, door de andere echtgenoot, aan een religieuze echtscheiding. Khul: echtscheiding op verzoek van de vrouw. Nikah: het islamitische huwelijk. Rabbinaat: waardigheid van een rabbijn. Sharia: de islamitische wetgeving die zijn oorsprong kent in vier rechtsbronnen: de Koran, de soenna van profeet Mohammed, de analogische redenatie en de consensus. Shariaraad: een raad die op basis van arbitrage geschillen beslecht met behulp van principes die voortvloeien uit de islamitische Sharia. Soenna: traditie, handelingen, gedragingen van profeet Mohammed. Talaq: echtscheiding door de man uitgesproken. Hiertoe moet de man drie maal, bij verschillende gelegenheden de ontbinding van zijn huwelijk uitspreken. Afkortingen BW: Burgerlijk Wetboek. EVRM: Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. GW: Grondwet. IVBPR: Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten. MvT: Memorie van Toelichting. NAI: Nederlandse Arbitrage Instituut. RO: Wet op de Rechterlijke Organisatie. RV: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
Inleiding Aan het begin van mijn master ben ik na gaan denken over mogelijke onderwerpen die interessant zouden kunnen zijn voor mijn masterthesis. Na mij wat ingelezen te hebben in verschillende actuele onderwerpen en de constatering dat ik de privaatrechtelijke kant op zou willen, wist ik al gauw wat ik zou willen doen. Om u een beter beeld te geven van mijn beweegredenen zal ik u eerst iets relevants over mijzelf vertellen alvorens ik het onderwerp onthul. De islam is mij met de paplepel ingegoten. Ik ben islamitisch opgevoed en kom elke dag in aanraking met deze religie. Om mijn masterscriptie dus een stukje van mijn eigen persoonlijkheid mee te geven heb ik bewust voor een onderwerp gekozen dat raakvlakken heeft met de toepassing van de islam binnen de wereld van het recht. Het recht is namelijk het tweede belangrijke stuk van mijn persoonlijkheid. Om deze twee werelden samen te voegen binnen de kaders van een democratische samenleving, heb ik gekozen voor het onderwerp van ‘’de huwelijkse gevangenschap’’. Bij de huwelijke gevangenschap moet worden gedacht aan de vrouw die wel volgens het Nederlands burgerlijk recht is gescheiden, maar volgens de religieuze regels nog steeds gehuwd is. Dit komt doordat de man weigert om mee te werken aan de ontbinding van het religieuze huwelijk. Medewerking van de man bij de ontbinding van het religieuze huwelijk is in veel gevallen wel vereist. Als deze medewerking ontbreekt, komt de vrouw in een situatie terecht die de ‘’huwelijkse gevangenschap’’ wordt genoemd. De ‘’huwelijkse gevangenschap’’ kent verschillende gevolgen. Zo raakt de sociale positie van de vrouw hierdoor in het geding. Zij wordt er door haar omgeving op aangekeken dat zij volgens het burgerlijk recht wel ontbinding van het huwelijk heeft weten te realiseren, terwijl zij dat volgens de religieuze regels niet mocht. Verder zijn er ook psychologische gevolgen. De vrouw zit ‘gevangen’ in een huwelijk en zij wordt gedwongen ‘gehuwd’ te blijven. Gehuwd blijven binnen de religie betekent dat aan de man verschillende huwelijkse rechten toekomen waaraan de vrouw gehoor dient te geven. Naast het sociale en psychologische aspect is er ook een praktisch probleem. De vrouw mag, zolang zij het religieuze huwelijk niet heeft ontbonden, niet opnieuw trouwen. Zij wordt hierdoor dus ernstig in haar vrijheid beperkt.1 Dit alles zorgt natuurlijk voor een groot probleem dat niet strookt met het leven binnen een democratische samenleving. Het is ook een probleem dat steeds vaker in de actualiteit verschijnt. Voor dit vraagstuk zijn verschillende oplossingen denkbaar, zowel gerechtelijk als buitengerechtelijk. Zo is het voor de rechter mogelijk om op verschillende manieren te proberen de man ertoe te bewegen mee te werken aan de ontbinding van het religieuze huwelijk. Dat is voor het eerst gebeurd in 1982, toen de weigering tot medewerking aan de ontbinding van het religieuze huwelijk door de man, werd aangemerkt als onrechtmatige daad door de Hoge Raad.2 Dit kan op zijn beurt weer met behulp van zowel privaatrechtelijke als strafrechtelijke sancties worden bewerkstelligd.3
1
‘Huwelijkse gevangenschap’, Femmes for Freedom, <www.femmesforfreedom.com/themas/huwelijksegevangenschap/>. 2 HR 22 januari 1982, NJ 1982, 489 3 ‘Beantwoording van Kamervragen over Nederlands- Pakistaanse vrouw in huwelijkse gevangenschap’, Minister Rosenthal, Rijksoverheid 26 juli 2012, <www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2012/07/26/beantwoording-kamervragen-over-nederlands-pakistaanse-vrouw-inhuwelijkse-gevangenschap.html>.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
Een buitengerechtelijke oplossing voor het probleem van de ‘’huwelijkse gevangenschap’’ wordt onder meer gevonden in het Verenigd Koninkrijk. Daar is na invoering van de ‘arbitration act’ in 1996 de mogelijkheid ontstaan om geschillen door middel van arbitrage te beslechten. Naar aanleiding hiervan is de Sharia Council opgericht, een islamitische raad die civielrechtelijke geschillen beslecht met gebruikmaking van de islamitische Sharia. Ook de ontbinding van het religieuze huwelijk wordt door deze Shariaraad afgedaan. De Sharia Council krijgt niet alleen geschillen van Britse onderdanen voorgeschoteld, ook moslims uit Nederland maken gebruik van deze mogelijkheid. Exacte statistieken zijn niet bekend, maar animo voor een dergelijke oplossing bestaat er volgens de voorzitter van de Sharia Council wel.4 Het doel van deze scriptie zal een beoordeling van de mogelijkheden zijn om het probleem van de ’‘huwelijkse gevangenschap’’ op te lossen. Hiervoor wordt de gerechtelijke mogelijkheid gebruikt die eerder tijdens deze inleiding is beschreven. In het kader hiervan zal aan de hand van een jurisprudentieonderzoek worden bekeken hoe de burgerlijke rechter met het probleem van de ‘’huwelijkse gevangenschap’’ omgaat. De tweede mogelijkheid zal bestaan uit een alternatieve vorm van geschillenbeslechting, namelijk arbitrage in de vorm van religieuze rechtspraak. Hiervoor zijn drie religies geselecteerd: Het rooms-katholicisme, het jodendom en de islam. Volgens statistieken zijn deze drie religies prominent aanwezig in Nederland.5 Omdat laatstgenoemde religie nog geen officiële religieuze raad heeft in Nederland wordt hiervoor gekeken naar hoe de Sharia Council in GrootBrittannië werkt.6 Daarna zal worden gekeken of een dergelijke raad ook in Nederland zou kunnen werken. Tenslotte zal worden gekeken naar de wettelijke regeling omtrent arbitrage. De reden hiervoor is dat de religieuze rechtspraak hierop is gebaseerd. Om dit doel te kunnen bereiken zal een antwoord worden gezocht op de volgende centrale vraag: •
In hoeverre is het mogelijk om het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ door de Nederlandse burgerlijke rechter op te laten lossen?
Deze centrale vraag is opgedeeld in de volgende subvragen: •
Wat houdt de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ in en hoe groot is dit probleem in Nederland?
•
Hoe lost de Nederlandse burgerlijke rechter het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ op?
•
Welk rol speelt de Shariaraad in het Britse rechtssysteem m.b.t. de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’?
•
Wat is de juridische status van de uitspraken van de Shariaraad?
In het eerste hoofdstuk zal het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ worden uitgelegd. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het probleem is ontstaan en wat de omvang van het probleem is. 4
‘Ook Nederland zou een Shariaraad moeten krijgen’, De Volkskrant 11 juni 2012 <www.volkskrant.nl/vk/nl/2664/Nieuws/article/detail/3269460/2012/06/11/Ook-Nederland-zou-een-sharia-raadmoeten-krijgen.dhtml>. 5 ‘Weinig Nederlanders gaan regelmatig naar kerk of moskee’, Webmagazine CBS: 2008 <www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/archief/2008/2008-2476-wm.htm>. 6 FORUM,‘Factsheet Sharia rechtspraak’, <www.forum.nl/Portals/Res/respdf/FORUM_factsheet_sharia_rechtspraak.pdf>.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
Daarnaast zullen de echtscheidingsprocedures van zowel het civiele recht als de drie geselecteerde religies worden uitgelegd. Dit alles wordt aan de hand van een literatuuronderzoek gedaan. In het tweede hoofdstuk wordt met behulp van een jurisprudentieonderzoek gekeken naar hoe de burgerlijke rechter tracht het probleem op dit moment op te lossen. Daarnaast worden deze oplossingen geëvalueerd en worden de voor- en nadelen van deze mogelijkheden beschreven en nader bekeken. Voorts zal in dit hoofdstuk worden gekeken naar de botsing tussen grondrechten op het moment dat de burgerlijke rechter een dergelijk geschil beslecht. Dit probleem wordt aan de hand van zowel literatuuronderzoek als jurisprudentieonderzoek besproken. Hiervoor zijn vijf uitspraken geselecteerd. Het gaat om: •
HR 22 januari 1982, NJ 1982, 489
•
HR 9 december 2005, LJN: AU5285
•
Hof Den Haag 1 april 2009, LJN: BI3841
•
Rb. Rotterdam 8 december 2010, LJN: BP8396
•
Rb. Amsterdam 10 april 2012, LJN: BW3800
In het derde hoofdstuk worden de religieuze raden/rechtbanken van de drie geselecteerde religies onderzocht. Voor de islam zal de Britse Sharia Council en de werking daarvan in het Verenigde Koninkrijk worden beschreven. Er wordt ook gekeken naar de juridische status van diens uitspraken in Groot-Brittannië. Vervolgens wordt gekeken naar mogelijkheden voor een dergelijk raad om zich in Nederland te vestigen. Dit laatste zal enkel op juridisch vlak gebeuren door te kijken naar de wettelijke regeling van arbitrage. Tenslotte zal in het laatste hoofdstuk een eindconclusie worden getrokken en zullen er eventueel aanbevelingen worden gedaan. Met het religieuze huwelijk wordt gerefereerd aan een huwelijk dat is gesloten volgens religieuze regels (de islam, het rooms-katholicisme en het jodendom) en parallel loopt aan het burgerlijk huwelijk. Daarnaast worden met gerechtelijke oplossingen alleen de civielrechtelijke oplossingen bedoeld. Het strafrecht komt hierbij niet aan de orde.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
Hoofdstuk 1
De huwelijkse gevangenschap
In dit hoofdstuk zal ik duidelijk maken wat de oorzaak van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ is. Om dit probleem te kunnen verduidelijken is het noodzakelijk om uit te leggen hoe men een huwelijk kan ontbinden. Dit zal zowel aan de hand van het burgerlijk recht als van de drie geselecteerde religies worden gedaan. Voorts zal ik aangeven wat de gevolgen van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ zijn. Naast de gevolgen zal ik in dit hoofdstuk ook aangeven hoe groot het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ in Nederland is. De informatie hiervoor zal worden verkregen uit literatuur over het onderwerp. Nadat duidelijk is wat de omvang en ernst is van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ in Nederland, zal duidelijk worden hoe groot de noodzaak is voor een goede en snelle oplossing. Dit zal uiteindelijk moeten bijdragen aan een versnelling van het proces waarin gezocht wordt naar een rechtstatelijke en duurzame oplossing voor de slachtoffers van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’. Allereerst zal de ontbinding van het huwelijk volgens het Nederlands burgerlijk recht worden besproken.
1.1
De echtscheiding conform het burgerlijk recht
Het echtscheidingsrecht wordt in Nederland beheerst door het personen- en familierecht. De echtscheiding volgens het Nederlandse burgerlijk recht wordt in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek geregeld. In art. 1:149 sub c BW staat dat het burgerlijk huwelijk kan worden ontbonden door echtscheiding. Vervolgens staat in de tweede afdeling van Boek 1 BW uitgelegd hoe de echtscheidingsprocedure naar Nederlands recht in elkaar steekt. Vervolgens geeft art. 1:150 BW aan dat de echtscheiding wordt uitgesproken op het verzoek van één van de echtgenoten of op een verzoek door hun beiden. De rechtbanken in eerste aanleg nemen kennis van de echtscheidingszaken.7 Om de echtscheiding uit te kunnen spreken is het vereist dat er sprake is van een echtscheidingsgrond. Het Nederlands burgerlijk recht kent maar één echtscheidingsgrond: de duurzame ontwrichting.8 Duurzame ontwrichting houdt in dat de samenleving tussen de echtgenoten ondraaglijk is geworden. Er moet ook geen uitzicht op herstel van de echtelijke verhoudingen bestaan.9 Zoals hierboven besproken, kan in het Nederlands burgerlijk recht de echtscheiding eenzijdig worden verzocht door één der echtgenoten. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de vrouw of de man. De echtscheidingsprocedure moet sinds 1993 via een verzoekschriftprocedure worden ingegaan. Hiermee onderging het echtscheidingsrecht in Nederland een belangrijke herziening met als doel, de vereenvoudiging en versnelling van de echtscheidingsprocedure.10 Bij een eenzijdig verzoek zal de verzoekende partij de duurzame ontwrichting moeten stellen. Bij ontkenning door de wederpartij zal die de duurzame ontwrichting moeten bewijzen. Vervolgens stelt de rechter de toestand van de ontwrichting zelfstandig vast.11 Het eenzijdig verzoek tot echtscheiding dient te worden afgewezen, indien:
7
Art. 42 RO jo. art. 112 GW. Art. 1: 151 BW. 9 MvT Wet herziening echtscheidingsrecht van 6mei 1971, Stb. 290. 10 Wet van 1 juli 1992 tot herziening van het scheidingsprocesrecht, Stb. 1992, 373. 11 HR 22 maart 1974, NJ 1974, 354. 8
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
1
-
de duurzame ontwrichting van het huwelijk door de andere echtgenoot wordt bestreden en niet is komen vast te staan dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De verzoekende echtgenoot zal dan bewijs moeten leveren om aan te tonen dat het huwelijk wel degelijk duurzaam is ontwricht. Als de verzoekende echtgenoot dit niet kan bewijzen, dan wordt het verzoek afgewezen. Persisteert de verzoekende echtgenoot echter onder aanvoering van gronden en blijft hij stellen dat hij met de andere echtgenoot niet kan samenleven, dan moet dit door de rechter worden gezien als een ernstige aanwijzing dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.12
Ontbinding van het huwelijk door middel van een echtscheiding kan ook op verzoek van beide echtgenoten. In dit geval zijn zij beiden van oordeel dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.13 Partijen verliezen hun recht om hoger beroep in te stellen tegen het gemeenschappelijk gedane verzoek.14 Ieder van de echtgenoten kan in dit geval wel het verzoek intrekken zolang er nog geen uitspraak is gedaan.15
12
Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 158. Art. 1:154 lid 1 BW. 14 HR 4 juni 1999, NJ 1999, 535. 15 Art. 1:154 lid 2 BW. 13
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
2
1.2
De echtscheiding conform de Sharia
De islam kent vele voorschriften waaraan iedere moslim zich dient te houden. Deze voorschriften kennen hun oorsprong in verschillende bronnen. Eén daarvan is de Koran. Dit is het letterlijke woord van God. De soenna vormt de tweede bron van voorschriften. Deze tweede bron kan het best worden beschreven als ‘traditie’. Deze is gegoten in de vorm van overleveringen over de uitspraken en gedragingen van Profeet Mohammed en zijn meest directe volgelingen/metgezellen.16 De soenna maakt vooral duidelijk hoe de profeet de teksten in de Koran interpreteerde, maar geeft ook aanvullende of concretiserende regels. De derde bron van voorschriften vormt de consensus tussen de rechtsgeleerden over verschillende specifieke onderwerpen. De analogische redenatie vormt de vierde bron. Hierbij wordt een rechtsregel toegepast die eerder in een vergelijkbare situatie werd toegepast.17 Deze vier bronnen kennen een hiërarchische structuur. De voorschriften die hieruit voortvloeien vormen tezamen de Sharia. Naast deze definitie van de Sharia is het belangrijk om te weten dat er vier rechtsscholen zijn die ieder een verschillende interpretatie hebben van de Sharia. Tussen deze rechtsscholen bestaat geen hiërarchische structuur. Deze vier rechtsscholen kennen hun oorsprong in de sterke bevordering van de islamitische rechtsgeleerdheid nadat de islam zich over de hele wereld begon te verspreiden. 18 De rechtsscholen zijn gesticht door, in chronologische volgorde: •
Imam Abu Hanifa (699-767)
•
Imam Malik Ibn Anas (715-795)
•
Imam As Shafi’i (767-820)
•
Imam Ahmad Bin Hanbal ( gest. 855)19
Deze vier rechtsgeleerden, gebruikten voor het vaststellen van de voorschriften voor hun eigen periodes, idjtihaad. Dit betekent in principe, het leveren van een intellectuele inspanning ten einde een bepaalde vraagstuk zelfstandig op te kunnen lossen. Drie eeuwen na de stichting van de rechtsscholen is ervoor gekozen om de poorten naar zelfstandige idjtihaad te sluiten.20 Hierdoor mocht geen gebruik meer worden gemaakt van deze manier van rechtsontwikkeling om nieuwe voorschriften in het leven te roepen.
16
Zie blz. 27 van ‘Sharia in Nederland: een studie naar islamitische advisering en geschilbeslechting bij moslims in Nederland’, Radboud Universiteit Nijmegen <www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/sharia.aspx?cp=44&cs=6796>. 17 Zie blz. 28 van ‘Sharia in Nederland: een studie naar islamitische advisering en geschilbeslechting bij moslims in Nederland’, Radboud Universiteit Nijmegen <www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/sharia.aspx?cp=44&cs=6796>. 18 A. Alsulaiman ‘hervorming van de mudawwanah: correcte toepassing of contextualisering van de sharia?’, C.I.E. 2004 <www.cie.ugent.be/CIE2/alsulaiman1.htm>. 19 Idem. 20 Slomp 2001, p. 98.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
3
1.3
Nikah
Nu we deze basisprincipes die de Sharia kenmerken hebben besproken, kunnen we kijken naar hoe de echtscheiding er volgens de Sharia uitziet. In de Sharia wordt het huwelijk gezien als een contract tussen twee echtgenoten die bereid zijn te leven volgens en conform de voorschriften die zijn neergelegd in de bronnen van de Sharia. Dit wordt de nikah genoemd. Dit is het belangrijkste instituut waarlangs man en vrouw samen kunnen leven. Het huwelijk is hierbij de regel, ontbinding daarvan is een uitzondering op die regel. De profeet Mohammed heeft hierover gezegd dat het huwelijk zijn weg is, en dat degenen die hier vanaf wijken niet tot degenen behoren die zijn weg volgen.21 De Sharia is erop ingericht om het huwelijk zoveel mogelijk in stand te houden. Eigenschappen als geduld en tolerantie worden daarom veelvuldig benoemd als zijnde essentieel om een huwelijk in stand te houden. Men erkend dat er verschillen zijn tussen man en vrouw die voor agitatie en conflicten kunnen zorgen. De profeet Mohammed heeft daar daarom het volgende over gezegd: ‘’Geen gelovige man zou wrok tegenover zijn gelovige vrouw moeten koesteren. Als er een eigenschap van haar is waarover hij niet tevreden is, dan moet hij zoeken naar andere eigenschappen van haar waarover hij wel tevreden is.’’22 In het licht van het bovenstaande is het, voordat de echtgenoten overgaan tot ontbinding van het huwelijk, een vereiste om de weg van mediation te bewandelen. Hierbij is het wel belangrijk dat de echtgenoten, de bereidheid tonen zich te willen neerleggen bij de uitkomst van het bemiddelingsproces. Gebruikelijk is het dat van ieder der echtgenoten één van de familieleden bemiddelt in het conflict. Daarbij moeten alle omstandigheden in acht worden genomen. Als dit proces niet kan leiden tot een bevredigende uitkomst, kan ervoor worden gekozen om tot de echtscheiding over te gaan. Omdat moslims geloven dat wetten die door de mens zijn gemaakt, niet boven de wetten van God gaan, is het voor moslims essentieel dat een huwelijk dat is gesloten conform de Sharia, ook conform diezelfde Sharia wordt ontbonden. Een religieus huwelijk kan hierdoor niet worden ontbonden door de burgerlijke rechter door middel van een uitspraak. De Sharia kent drie manieren om een nikah te ontbinden. De khul, de talaq en de faskh.23 De talaq is daarbij een weg waarlangs de man van zijn vrouw kan scheiden. De khul is de weg die de vrouw moet bewandelen om van haar man te scheiden. De faskh is de ontbinding van het huwelijk door rechterlijke tussenkomst.
21
‘Islam does not hold triple talaq as lawful’, CPS International <www.cpsglobal.org/content/islam-does-nothold-triple-talaq-lawful>. 22 idem. 23 C. Proudman,’A practical and legal analysis of islamic marriage, divorce and dowry, Family Law week 2012 <www.familylawweek.co.uk/site.aspx?i=ed95364>.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
4
1.3.1
Talaq
De man kan het initiatief nemen tot de ontbinding van het huwelijk. Dit wordt een talaq genoemd. Talaq betekent ‘losmaken’ of ‘bevrijden’.24 De man heeft hierbij geen instemming van de vrouw nodig, noch heeft hij een goede grond nodig. De man hoeft hiervoor alleen de woorden ‘ik wil scheiden’ of ‘er is van jou gescheiden’ uit te spreken. Dit moet hij drie keer doen en tussen elke keer moet een maand zitten, dit opdat de man over de consequenties van zijn handelen kan nadenken.25 Deze periode wordt de iddah genoemd. Dit zijn drie menstruatieperiodes van de vrouw waarbinnen de man haar nog kan terugnemen. Het uitstrekken van deze procedure heeft tot doel om het aantal impulsieve echtscheidingen terug te dringen. Na de derde keer is de ontbinding van het huwelijk definitief. De echtscheiding dient evenals het huwelijk op een vredige wijze plaats te vinden, waarbij geen vijandigheden worden gecreëerd tussen de beide echtgenoten. In het kader daarvan is het de verantwoordelijkheid van de man om de talaq niet zomaar uit te spreken. De profeet Mohammed heeft hier immers over gezegd dat de echtscheiding, bij God de meest gehate doch toegestane zaak is. En dat de echtscheiding onder goede omstandigheden moet worden gerealiseerd waarbij concepten als redelijkheid, rechtvaardigheid en goedgezindheid in acht moeten worden genomen. Een andere belangrijke overlevering is die, waarin de profeet Mohammed heeft gezegd dat de besten, degenen zijn die het beste zorgen voor hun familie cq. gezin.26 Hetgeen bovenstaande is uitgelegd maakt duidelijk dat zelfs nu de man redelijk gemakkelijk van zijn vrouw kan scheiden, hij verschillende voorschriften in acht dient te nemen. Misbruik van dit recht betekent dat hij ingaat tegen de voorschriften die door de Koran en de soenna zijn geïntroduceerd. Zoals het intreden van een huwelijk belangrijke voorwaarden kent, kent ook het uittreden belangrijke voorwaarden die niet lichtelijk moet worden opgenomen.
24
Ramadan 2006, p. 120. ‘Islam does not hold triple talaq as lawful’, CPS International <www.cpsglobal.org/content/islam-does-nothold-triple-talaq-lawful>. 26 idem. 25
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
5
1.3.2
Khul
Een misvatting die in het Westen bestaat is dat het recht op echtscheiding alleen aan de man toekomt. Dit concept zou echter in strijd zijn met teksten die in de Koran en in de soenna zijn neergelegd, en die gelijkheid tussen man en vrouw voorschrijven. Een van de belangrijkste voorbeelden van het concept waarin de vrouw ook zelfstandig kan besluiten om het huwelijk te ontbinden, is neergelegd in een overlevering van profeet Mohammed. Het ging hierin om de vrouw van Thabit bin Qais. Zij kwam naar de profeet toe met het verzoek om van haar man te mogen scheiden. Als reden gaf zij op dat ze haar man niet meer kon aankijken, omdat hij haar deed walgen. De profeet gaf haar hierna toestemming om te scheiden. Zij moest hierbij wel datgene teruggeven dat zij van hem had gekregen, de zogenoemde bruidschat of een deel daarvan.27 Dit voorbeeld toont de gelijkheid van man en vrouw in de islam aan. De vrouw mag besluiten om te scheiden, maar heeft evenals de man een goede reden daartoe nodig. Verder moet zij de gehele bruidschat of een deel daarvan teruggeven alvorens zij van de khul gebruik kan maken. Hieruit volgt dat de man moet instemmen met deze vorm van echtscheiding, want partijen zullen namelijk overeenstemming moeten bereiken over hoe en of de bruidschat moet worden teruggegeven. Als de man weigert om zijn instemming te geven, kan de vrouw zich richten tot een instantie die de khul uit eigen hoofde kan uitspreken en het huwelijk kan ontbinden.28
1.3.3
Faskh
Naast de khul kan de vrouw er ook voor kiezen om het huwelijkscontract te ontbinden. Dit wordt faskh genoemd. Hierbij is rechterlijke tussenkomst vereist. De meest voorkomende gronden hiervoor zijn: •
Geweld, zowel fysiek als psychologisch
•
Niet voldoen aan de onderhoudsplicht
•
Ander gebrek van de man: psychische stoornissen, impotentie etc.
•
Afwezigheid zonder reden of gevangenschap
Imam Malik Ibn Anas en imam Ahmed Bin Hanbal29 zijn van mening dat de vrouw het huwelijk kan ontbinden als de man haar slaat of haar veelvuldig beledigt, waardoor instandhouding van het huwelijk niet meer van haar kan worden gevergd. Imam Abu Hanifa en imam As Shafi’i zijn echter van mening dat hierbij niet te snel naar een ontbinding van het huwelijk moet worden gegrepen. Zij vinden dat de man in eerste instantie bijv. een geldboete moet betalen aan de vrouw of gevangen moet worden genomen.30 Voor wat betreft de onderhoudsplicht zijn er ook enige verschillen tussen de verschillende rechtsscholen. Abu Hanifa vindt dat het niet voldoen aan de onderhoudsplicht geen reden voor ontbinding van het huwelijk moet zijn. Zij maken wel een onderscheid tussen de welvarende man en 27
Ramadan 2006, p. 120. ‘Separation through Khul: is agreement of both couple necessary?’. <www.onislam.net/english/ask-thescholar/family/separation/175527>. 29 Zie hoofdstuk 1.2. 30 Ramadan 2006, p. 121-122. 28
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
6
de man in armoede. Voor wat betreft de welvarende man is het mogelijk om zijn bezittingen te verkopen, en de opbrengsten daarvan aan de vrouw te geven om zichzelf te onderhouden. Een andere remedie is, volgens Abu Hanifa, het in gevangenschap nemen van de man. Hiermee wordt benadrukt dat de ontbinding van het huwelijk ultimum remedium moet zijn.31 Er moet immers eerst worden gekeken naar alternatieve sancties en/of oplossingen. De andere drie imams vinden een schending van de onderhoudsplicht wel een geldige reden om te scheiden van de man.32 Dit zou namelijk in strijd zijn met Koranische voorschriften die voorschrijven dat de man verplicht is om voor zijn vrouw en kinderen te zorgen. Omtrent de afwezigheid zonder reden of gevangenschap, vinden imam Malik Ibn Anas en imam Ahmad Bin Hanbal dat dit een geldige reden is om het huwelijk door middel van rechterlijke tussenkomst te ontbinden. De schade als gevolg van de afwezigheid moet al bestaan. Het moet niet gaan om schade die zich in de toekomst zou kunnen voordoen. Bijv. aantasting van de eer van de vrouw. Imam Ahmad Bin Hanbal vindt dat de afwezigheid op zijn minst zes maanden moet bedragen. Imam Malik Ibn Anas vindt dat dit minimaal één jaar moet zijn. De afwezigheid moet daarnaast geen geldige reden hebben.33
1.4
De echtscheiding conform de Rooms-Katholieke Kerk
In de Rooms-Katholieke Kerk wordt nog steeds uitgegaan van het huwelijk als een verbond voor het leven. Dit is voornamelijk gebaseerd op het Bijbelcitaat ‘Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden’. Dit geldt overigens niet alleen voor rooms-katholieke huwelijken, maar voor alle huwelijken. Het huwelijk wordt door deze Kerk gezien als iets dat van nature bij de mens hoort.34 De echtscheiding bestaat niet binnen deze Kerk. De reden hiervoor is dat het huwelijk wordt geacht onontbindbaar te zijn. Als er zich problemen voordoen binnen het kerkelijk huwelijk, kan in de praktijk echter worden besloten om deze huwelijksband voortijdig te beëindigen. Binnen de Rooms-Katholieke Kerk is de enige oplossing hiervoor, de ongeldigverklaring.35 Iemand die ingeschreven staat bij de RoomsKatholieke Kerk en niet officieel is uitgetreden, is verplicht om naast het burgerlijke huwelijk een kerkelijk huwelijk te sluiten. Als dit laatste niet wordt gedaan wordt het burgerlijke huwelijk geacht ongeldig te zijn.36 Iemand die na een burgerlijke echtscheiding ook wil scheiden voor de Kerk, moet een verzoek doen tot ongeldigverklaring van het kerkelijke huwelijk. Als dit niet wordt gedaan kan deze niet opnieuw huwen voor de Kerk. Dit verzoek kan door zowel de vrouw als de man worden ingediend bij een officialaat.37 Dit verzoekschrift wordt pas behandeld nadat de burgerlijke rechter de civiele echtscheiding heeft uitgesproken.38 Deze stelt dan drie rechters en een verdediger van de huwelijksband aan die zich over het verzoek buigen. In het geval dat het verzoek wordt verworpen kan binnen tien dagen beroep worden ingesteld. In het geval dat het verzoek wordt aanvaardt, wordt een 31
Ramadan 2006, p. 122. Zie hoofdstuk 1.2. 33 Ramadan 2006, p. 123. 34 O. Boelens, ‘Opinie: Scheiding en nietigverklaring in de RK Kerk’, Kerknieuws: 2012 <www.kerknieuws.nl/nieuws.asp?oId=23517>. 35 Idem. 36 Zie punt 1, Rorate,’Canoniek recht’ <www.rorate.com/kerkrecht/kr_show.php?id=230>. 37 Zie punt 2.1, Rorate,’Canoniek recht’ <www.rorate.com/kerkrecht/kr_show.php?id=230>. 38 Zie punt 5.1, Rorate,’Canoniek recht’ <www.rorate.com/kerkrecht/kr_show.php?id=230>. 32
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
7
onderzoek naar de ongeldigheid van het huwelijk ingesteld. Dit onderzoek richt zich op het feit of de huwelijkssluiting aan de kerkelijke voorwaarden heeft voldaan. Er wordt dus gezocht naar gronden voor de vaststelling van ongeldigheid. Hierbij wordt gekeken naar ondermeer de levensloop en de ontwikkeling van het huwelijk. Ook getuigen kunnen hierbij worden opgeroepen. In dit onderzoek is het de plicht van de verdediger van de huwelijksband om gronden aan te leveren die tegen de ongeldigverklaring van het huwelijk pleiten.
1.5
De echtscheiding conform de Rabbinale Kerk
Ook in het jodendom wordt het huwelijk gezien als de te volgen weg. Dit heeft vooral een existentiële, maar ook een psychologische reden. Het huwelijk is een essentiële stap op weg naar verwekking en daarmee continuering van het menselijk geslacht. Daarnaast zit het in de aard van de mens om het leven met een partner te spenderen. Er kan tenslotte alleen sprake zijn van een joods huwelijk indien beide partners joods zijn. Als het huwelijk strandt, kent het jodendom de echtscheiding als oplossing. Deze procedure wordt ingegaan doordat de man de opdracht geeft om een echtscheidingsbrief op te stellen, de zogenaamde get. Dit gebeurt onder toezicht van een rabbinale rechtbank. Deze brief wordt daarna overhandigd aan de vrouw. Zij moet meewerken aan de echtscheiding. Door de get zijn beiden vrij een nieuw religieus huwelijk aan te gaan. Als de vrouw de echtscheiding wil, maar de man niet, dan ontstaat er een probleem. De vrouw kan namelijk geen echtscheidingsbrief op laten stellen. Zonder deze brief blijft het huwelijk in stand, als zij toch uit elkaar gaan wordt de vrouw een agoena genoemd. Dit laatste kent ook consequenties voor eventuele kinderen die worden geboren als de vrouw toch een nieuw huwelijk besluit aan te gaan. Haar kinderen worden dan namelijk mamzer genoemd. Zij zullen veel moeilijkheden treffen indien zij later besluiten een joods huwelijk te sluiten.39 Nu we hebben gezien hoe de echtscheiding is gereguleerd volgens het burgerlijk recht en de verschillende religies, kunnen we kijken naar hoe het dan daadwerkelijk zit met de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’. Wat zijn hiervan de oorzaken en wat zijn de gevolgen?
39
M.W. Vrijhof, ‘Onder de choepa: over het joodse huwelijk’, Vrede over Israel: 2009, jrg. 53, nr.3 <www.kerkenisrael.nl/voi/voi53-3b.php>.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
8
1.6
Oorzaak, gevolg en omvang van de huwelijkse gevangenschap
De ‘’huwelijkse gevangenschap’’ is een vorm van huwelijksdwang waarbij de vrouw wordt gedwongen om religieus gehuwd te blijven.40 Wij hebben gezien dat vrouwen volgens het burgerlijk recht, op eigen initiatief, relatief gemakkelijk aan een echtscheiding kunnen komen.41 Echter kan de burgerlijke rechter het religieuze huwelijk niet ontbinden, omdat deze in Nederland niet wordt erkend. Dit volgt uit Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.42 De burgerlijke echtscheiding betekent voor vrouwen die ook conform religieuze principes zijn getrouwd, dus niet een einde van hun religieuze huwelijk.43 Van hun wordt vereist dat zij ook conform de religieuze principes scheiden. Anders zouden zij namelijk niet op een later moment in een nieuw religieus huwelijk kunnen stappen.44 Wij hebben gezien dat de Sharia twee procedures kent die kunnen worden ingeleid op initiatief van de vrouw.45 Zonder instemming van de man is hier echter tussenkomst van een imam, rechter of enige andere bevoegde instantie nodig.46 Deze bevoegdheid wordt ontleend aan de acceptatie van partijen om zich aan de beslissingen te onderwerpen. Dit laatste kan meebrengen dat, bij gebrek aan een dergelijke instantie, sommige vrouwen naar het buitenland moeten reizen om een religieuze echtscheiding te realiseren.47 Dit probleem speelt ook binnen het jodendom. De agoena kunnen geen echtscheidingsbrief opstellen bij de joodse rechtbank en zijn zo aangewezen op de medewerking van de man. Als deze weigert kan zij echter niets doen en blijft zij vastzitten in het religieuze huwelijk. Als zij hierna toch een andere relatie aangaat waaruit kinderen worden geboren, krijgen deze kinderen een stigma voor het leven.48 De Rooms-Katholieke Kerk draagt bij aan de ‘’huwelijkse gevangenschap’’ van vrouwen, omdat deze volgens de organisatie Femmes for Freedom bijna nooit meewerkt aan de ongeldigverklaring van het huwelijk.49 Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de echtscheiding niet mogelijk is en er daarom vanuit wordt gegaan dat ook de ongeldigverklaring alleen in uitzonderlijke gevallen mag worden toegelaten. Wat de exacte omvang is van het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ kan niet duidelijk worden aangegeven. Deze vorm van huwelijksdwang is nooit eerder geregistreerd. Wel heeft de organisatie die zich hiervoor inzet, Femmes for Freedom, een meldpunt opgestart voor deze vrouwen. Volgens schattingen van deze organisatie zouden jaarlijks om en nabij de twintig vrouwen met dit probleem te maken hebben.50
40
Huwelijkse gevangenschap,’wat is huwelijkse gevangenschap?’, Femmes for Freedom <www.femmesforfreedom.com/themas/huwelijkse-gevangenschap/>. 41 Zie hoofdstuk 1.1. 42 Art. 1:68 BW. 43 Huwelijkse gevangenschap,’wat is huwelijkse gevangenschap?’, Femmes for Freedom <www.femmesforfreedom.com/themas/huwelijkse-gevangenschap/>. 44 Zie blz.760 van Dr. S.W.E Rutten’ Het recht van de gescheiden vrouw om verlost te worden uit het huwelijk’, NJCM Bulletin: Nederlands tijdschrift voor de mensenrechten, jrg. 33, nr. 6 2008. 45 Zie hoofdstuk 1.3. 46 Zie hoofdstuk 1.3.2 en 1.3.3. 47 ‘Pleidooi voor Sharia- raad’, NOS 11 juni 2012, <www.nos.nl/artikel/382618-pleidooi-voor-shariaraad.html>. 48 Zie hoofdstuk 1.5. 49 Huwelijkse gevangenschap,Huwelijkse gevangenschap in Nederland’, Femmes for Freedom <www.femmesforfreedom.com/themas/huwelijkse-gevangenschap/>. 50 Huwelijkse gevangenschap,Huwelijkse gevangenschap in Nederland’, Femmes for Freedom <www.femmesforfreedom.com/themas/huwelijkse-gevangenschap/>.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
9
Vrouwen die het religieuze huwelijk niet ontbinden kunnen zelfs na een burgerlijke echtscheiding niet opnieuw trouwen conform de Sharia.51 De vrouw mag immers maar met een man tegelijkertijd getrouwd zijn. Dit is een ernstig gevolg van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ dat ook een psychologische weerslag heeft op de vrouw. Er zijn daarnaast situaties denkbaar waarin de man wel met meerdere vrouwen getrouwd is, dit wordt hem immers toegestaan door de Sharia. Het komt ook voor dat de man in een ander land woont of regelmatig in een ander land verblijft bij een tweede vrouw, met wie hij volgens de Sharia ook getrouwd is.52 Voor de vrouw is het onmogelijk om geheel onafhankelijk hieraan te ontsnappen. Als zij toch ontsnapt en met een andere man trouwt, wordt dit gezien als ‘overspel’ zolang zij ook niet volgens de Sharia is gescheiden.53 In verschillende landen wordt dit strafrechtelijk gesanctioneerd.54 Nog een probleem is het dat de vrouwen in een ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ weigeren te procederen vanwege de sterke sociale druk die er op hen wordt uitgeoefend.55 Hiermee wordt nog maar eens duidelijk wat het belang is van een goede oplossing voor het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’. Tenslotte dient hierover te worden gezegd dat de ‘’huwelijkse gevangenschap’’ als een ‘’gevangenschap’’ wordt ervaren, omdat de vrouw niet opnieuw religieus kan trouwen alvorens zij religieus is gescheiden. Zij zou dus wel zoals gewoonlijk volgens het burgerlijk recht kunnen trouwen. Het belang dat deze vrouwen hechten aan de religie die zij aanhangen speelt hierbij een belangrijke rol in de beleving van de ‘’huwelijkse gevangenschap’’.
51
Zie blz.760 van Dr. S.W.E Rutten’ Het recht van de gescheiden vrouw om verlost te worden uit het huwelijk’, NJCM Bulletin: Nederlands tijdschrift voor de mensenrechten, jrg. 33, nr. 6 2008. 52 Huwelijkse gevangenschap,’Verschillende varianten van huwelijkse gevangenschap’, Femmes for Freedom <www.femmesforfreedom.com/themas/huwelijkse-gevangenschap/>. 53 Huwelijkse gevangenschap,’Noodzaak van religieus scheiden’, Femmes for Freedom <www.femmesforfreedom.com/themas/huwelijkse-gevangenschap/>. 54 Idem. 55 Huwelijkse gevangenschap,’Sociaal juridische effect van scheiden en huwelijkse gevangenschap’, Femmes for freedom <www.femmesforfreedom.com/themas/huwelijkse-gevangenschap/>.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
10
1.7
Deelconclusie
Gedurende dit hoofdstuk hebben we kennis gemaakt met het burgerlijke echtscheidingsrecht.56 Daarnaast hebben we ook gekeken naar de wijze waarop het echtscheidingsrecht conform de islam, het jodendom en het rooms-katholicisme is geregeld.57 Hieruit is gebleken dat mediation in de islam een belangrijke rol speelt ter voorkoming van een echtscheiding.58 De echtscheiding is in de drie religies ultimum remedium. De weg naar een echtscheiding kent verschillende hordes die moeten worden genomen. Zo moet in het jodendom een echtscheidingsbrief worden opgesteld door een rabbinale rechtbank. Alleen de man kan hiertoe het initiatief nemen.59 De islam kent verschillende mogelijkheden die op initiatief van de vrouw kunnen worden ingeleid. Deze procedures vereisen echter wel de tussenkomst van een bevoegde instantie of een imam.60 In het rooms-katholicisme heerst de opvatting dat men een huwelijk niet kan ontbinden. De enige mogelijkheid is de ongeldigverklaring van het huwelijk. Hierbij wordt gedaan alsof het huwelijk nooit heeft plaatsgevonden.61 De ongeldigverklaring kan door middel van een verzoekschrift worden verzocht bij een officialaat. Dit zijn stuk voor stuk procedures die tot doel hebben om het huwelijk in stand te houden. Toch zijn het ook procedures die verschillende gevolgen kunnen hebben voor de vrijheid van de vrouw om opnieuw religieus te huwen. Daarnaast kent het jodendom bijv. ook gevolgen voor de kinderen die worden geboren uit een nieuw huwelijk, terwijl de joodse vrouw nog niet religieus is gescheiden.62 De islamitische vrouw die niet religieus is gescheiden en toch opnieuw trouwt kan daarnaast worden blootgesteld aan strafrechtelijke sancties.63 Wat betreft de vrouw die conform het rooms-katholicisme trouwt is het probleem dat deze rechtbank zich terughoudend opstelt tegenover een ongeldigverklaring van het huwelijk.64 Tevens hebben wij vastgesteld dat de ‘’huwelijkse gevangenschap’’ vooral een psychologische ‘gevangenschap’ is. In feite heeft de vrouw de mogelijkheid om zelfs na de weigering van een religieuze echtscheiding opnieuw te trouwen conform het burgerlijk recht.65 Het religieuze huwelijk wordt ingevolge art. 1:68 BW niet erkend door het burgerlijk recht. Hierdoor kan de burgerlijke rechter de religieuze echtscheiding niet zelf uitspreken. In de hiernavolgende hoofdstukken zal duidelijk worden hoe de burgerlijke rechter dit gebrek aan autoriteit probeert op te vangen.
56
Zie hoofdstuk 1.1. Zie hoofdstuk 1.3, 1.4 en 1.5. 58 Zie hoofdstuk 1.3. 59 Zie hoofdstuk 1.5. 60 Zie hoofdstuk 1.3. 61 Zie hoofdstuk 1.4. 62 Zie hoofdstuk 1.5. 63 Zie hoofdstuk 1.3. 64 Zie hoofdstuk 1.6. 65 Idem. 57
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
11
Hoofdstuk 2
De civielrechtelijke oplossing
In het vorige hoofdstuk hebben we gezien wat onder de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ verstaan moet worden. We hebben gekeken naar de problemen die slachtoffers kunnen ervaren door de ‘’huwelijkse gevangenschap’’ en we hebben gezien hoe de echtscheidingprocedure er in zowel het burgerlijke recht als de islam, het rooms-katholicisme en het jodendom uitziet. In het tweede hoofdstuk van deze scriptie zullen we kijken naar hoe de burgerlijke rechter dit probleem probeert op te lossen. Tenslotte wordt er gekeken naar andere eventuele problemen waarmee de rechter zich geconfronteerd ziet bij het vinden van een oplossing voor dit probleem. Daarbij gaat het om de botsing tussen de grondrechten: de godsdienstvrijheid en het non-discriminatiebeginsel. Om dit te doen worden vijf verschillende uitspraken over de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ geanalyseerd. Het gaat hierbij om de volgende uitspraken: •
HR 22 januari 1982, NJ 1982, 489
•
HR 9 december 2005, LJN: AU5285
•
Hof Den Haag 1 april 2009, LJN: BI3841
•
Rb. Rotterdam 8 december 2010, LJN: BP8396
•
Rb. Amsterdam 10 april 2012, LJN: BW3800
In dit hoofdstuk zal voor de onderhavige problematiek geen onderscheid worden gemaakt tussen de geselecteerde religies. Dit met het oog op het creëren van een compleet plaatje over de manier waarop de burgerlijke rechter, met een geschil over de ontbinding van het religieuze huwelijk omgaat.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
12
2.1
HR 22 januari 1982
In dit arrest ging het om een vrouw die een vordering tot echtscheiding had ingediend. Daarbij had ze, ten einde haar toenmalige echtgenoot ertoe te bewegen haar een rabbinale echtscheiding te verlenen, een nevenvordering ingediend. Deze bestond uit een veroordeling tot betaling van levensonderhoud van 1000 gulden per maand, tot een maand na het verkrijgen van de rabbinale echtscheiding. Voorts werd de oplegging van een dwangsom van 100.000 gulden gevorderd, indien de man zijn medewerking aan de rabbinale echtscheiding weigerde. Deze twee maatregelen dienden de man ertoe te bewegen aan de rabbinale echtscheiding mee te werken.66 In eerste aanleg had de rechtbank de echtscheiding uitgesproken, maar de vordering tot levensonderhoud afgewezen. Hierdoor had de man er geen belang meer bij om aan de rabbinale echtscheiding mee te werken.67 Het Hof bekrachtigde dit vonnis en was eveneens van mening dat de vrouw niet-ontvankelijk was in haar nevenvorderingen.68 In dit arrest werd door de Hoge Raad bepaald dat een doelmatige procesvoering met zich meebrengt dat naast de vordering tot echtscheiding, ook nog een nevenvordering kan worden ingesteld. Hierbij was van belang dat de nevenvordering en de echtscheidingsvordering in nauw verband tot elkaar stonden. Oftewel enige verknochtheid tussen de vorderingen was wel vereist. Daarbij maakte het niet uit dat hier andere rechtsgangen voor mogelijk waren.69 Een ander belangrijk punt in dit arrest is te vinden vanaf rechtsoverweging II.1.70 De Hoge Raad is hierin van mening dat het Hof ten onrechte heeft aangenomen dat, nu de kerkelijke rechter niets kan doen om de man te dwingen zijn medewerking aan de religieuze echtscheiding te verlenen, de burgerlijke rechter deze bevoegdheid ook niet zou mogen hebben.71 De Hoge Raad vond hierin dat het wel degelijk bevoegd was de man te veroordelen, indien hij weigerde zijn medewerking te verlenen aan de verkrijging van de rabbinale echtscheiding.72 Op de vraag of de weigering onrechtmatig was, vond de Hoge Raad dat dit moest afhangen van de omstandigheden van het geval. Enkele voorbeelden van deze omstandigheden zijn de hoogte van de kosten, de aard en mate van de bezwaren die de man had tegen de verlening van zijn medewerking aan de kerkelijke echtscheiding, en de mate waarin de vrouw werd beperkt in haar levensmogelijkheden door de weigering.73 De Hoge Raad is tot de conclusie gekomen dat het oordeel van het Hof niet in stand kon worden gehouden, en dat deze de zaak opnieuw moest behandelen. Waarbij onder meer ook rekening dient te worden gehouden met het verweer van de man in verband met de kosten die bij de kerkelijke echtscheiding horen, de bereidheid van de vrouw om deze kosten geheel of gedeeltelijk te dragen, en de vermogenspositie van de partijen.74
66
Zie onder ‘voorgaande uitspraak’ van HR 22 januari 1982, NJ 1982, 489. Zie conclusie AG- mr. Biegman- Hartogh bij HR 22 januari 1982, NJ 1982, 489. 68 Zie r.o. 1 en 2 van HR 22 januari 1982, NJ 1982, 489. 69 Zie r.o. 3 van HR 22 januari 1982, NJ 1982, 489. 70 Zie r.o. II.1 van HR 22 januari 1982, NJ 1982, 489. 71 Zie r.o. II.2 van HR 22 januari 1982, NJ 1982, 489. 72 Zie r.o. II.6 van HR 22 januari 1982, NJ 1982, 489. 73 Zie punt 2 onder beoordeling middelen van HR 22 januari 1982, NJ 1982, 489. 74 Zie punt 3 onder beoordeling middelen van HR 22 januari 1982, NJ 1982, 489. 67
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
13
2.2
HR 9 december 2005
In het arrest van 9 december 2005 deed de Hoge Raad uitspraak in een zaak waarin de vrouw in cassatie ging, omdat zij vond dat met het uitspreken van de echtscheiding, haar rechten waren geschonden. Het ging hierin over de rechten die zijn vervat in art. 8 EVRM, art 9 EVRM, art. 17 IVBPR, art. 18 IVBPR en art. 10 Grondwet. 75 Het cassatiemiddel hield in dat het Hof het verweer had verworpen, waarin de vrouw stelde dat het huwelijk onontbindbaar was op grond van haar geloofsovertuiging.76 De vrouw vindt dat het Hof de geloofsleer van zowel de man als de vrouw en hun kerkgenootschap heeft miskend door de echtscheiding van partijen uit te spreken. Dit zou ook een schending zijn van haar persoonlijke levenssfeer.77 In een eerder door deze partijen gevoerde echtscheidingsprocedure, verwierp de Hoge Raad het cassatiemiddel van de vrouw met eenzelfde strekking. De Hoge Raad deed dit op de grond dat art. 9 lid 2 EVRM en art. 18 lid 3 IVBPR het recht geven om de vrijheden die voortvloeien uit deze artikelen te beperken, op grond dat deze beperking strekt tot de bescherming van rechten en vrijheden van anderen.78 Ook in het onderhavige arrest verwerpt de Hoge Raad dit verweer.79
2.3
Rb. Rotterdam 8 december 2010
In de onderhavige zaak ging het om een man en een vrouw die in 2002 hun burgerlijk huwelijk hadden voltrokken. In 2005 trouwden zij nogmaals volgens het islamitisch recht. Op 16 oktober 2009 werd het burgerlijk huwelijk ontbonden.80 In een kort geding verzocht de vrouw om de man te bevelen aan de ontbinding van het religieus huwelijk mee te werken.81 Dit deed zij op grond van art. 8 EVRM en art. 12 EVRM. Er zou sprake zijn van een onrechtmatige daad nu de man, de vrouw er opzettelijk van weerhield gebruik te maken van haar burgerlijke rechten en vrijheden.82 De vrouw heeft gesteld dat zij, door de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’, niet opnieuw zou kunnen trouwen zolang het religieuze huwelijk niet is ontbonden. Daarnaast zou zij, wanneer zij toch opnieuw zou huwen, strafrechtelijk vervolgbaar zijn in sommige islamitische landen.83 De man heeft zich hiertegen verweerd door te stellen dat er geen sprake was van een religieus huwelijk. Het huwelijk dat naar islamitisch recht is gesloten was conform het Pakistaanse recht en kon zodoende worden ontbonden nu de burgerlijke echtscheiding ook rechtsgeldig is in Pakistan.84 De man stelt zich op het standpunt dat er om bovenstaande redenen geen sprake is van een ‘’huwelijkse gevangenschap’’. De voorzieningenrechter deelt dit standpunt echter niet. De vrouw kon namelijk een bewijsstuk overleveren van de religieuze ceremonie, daarnaast waren er ook getuigen aanwezig. Voorts vond er een tweede ceremonie plaats waarvan foto’s zijn gemaakt. Tenslotte is meegewogen dat partijen het huwelijk pas hebben ‘geconsumeerd’ nadat het religieuze huwelijk is gesloten. Dit was 3 jaar nadat partijen naar burgerlijk recht waren getrouwd. Dit duidt erop dat partijen er belang bij hadden dat het 75
Zie punt 7 conclusie AG- mr. Strikwerda van HR 9 december 2005, JOL 2005, 717. Idem. 77 Zie punt 9 conclusie AG- mr. Strikwerda van HR 9 december 2005, JOL 2005, 717. 78 Zie r.o. 10 van HR 27 juni 2003, JOL 2003, 351. 79 Zie punt 11 conclusie AG- mr. Strikwerda van HR 9 december 2005, JOL 2005, 717. 80 Zie r.o. 2 van Rb. Rotterdam 8 december 2010, RFR 2011, 76. 81 Zie r.o. 4 van Rb. Rotterdam 8 december 2010, RFR 2011, 76. 82 Idem. 83 Idem. 84 Idem. 76
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
14
religieus huwelijk was gesloten en dat deze bijeenkomsten dus niet als onbelangrijk werden geacht door partijen. De ceremonies werden door de vrouw beschouwd als een religieus huwelijk op islamitische grondslag. De rechtbank sluit niet uit dat anderen uit de islamitische gemeenschap hier hetzelfde over hebben gedacht.85 De voorzieningenrechter maakt duidelijk onderscheid tussen het huwelijk naar burgerlijk recht, het huwelijk naar Pakistaans recht en het huwelijk conform de religieuze rituelen en voorschriften. Daarbij stelt de rechter dat het enkele feit dat de burgerlijke echtscheiding ook in Pakistan rechtsgeldig is, niet betekent dat er ook nog een religieus huwelijk is dat hieraan parallel loopt en eveneens dient te worden ontbonden.86 Om deze redenen oordeelt de voorzieningenrechter dat de man onrechtmatig handelt jegens de vrouw, door geen medewerking te verlenen aan de ontbinding van het religieus huwelijk. Wat betreft de sancties, is in mijn ogen niet geheel onbelangrijk te noemen dat de voorzieningenrechter achtte dat de gevorderde lijfsdwang een te zwaar dwangmiddel was. Daarentegen was een, op het inkomen van de man, afgestemde dwangsom wel toewijsbaar.87
2.4
Rb. Amsterdam 10 april 2012
Deze zaak betrof een kort geding dat werd aangespannen door de vrouw, om haar toenmalige man ertoe te dwingen mee te werken aan een rabbinale echtscheiding. Partijen zijn in december 2005 met elkaar gehuwd. Op 5 april 2011 heeft de Franse rechter de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het joods kerkelijk huwelijk was hierbij nog niet ontbonden. Voor de ontbinding hiervan heeft de vrouw de medewerking van de man nodig bij de rabbinale echtscheiding. Deze zou namelijk opdracht moeten geven om een echtscheidingsbrief op te stellen, een zogenoemde ‘get’.88 De man weigert echter een gesprek te houden met het Rabbinaat om de procedure in gang te zetten.89 De vrouw vordert de medewerking van de man op straffe van een dwangsom.90 De vrouw stelt tevens dat door de weigering mee te werken aan de rabbinale echtscheiding, de man onrechtmatig jegens haar handelt. Zij zou door deze weigering niet opnieuw een kerkelijk huwelijk kunnen sluiten, omdat zij volgens het jodendom nog steeds getrouwd zou zijn.91 De rechtbank oordeelt dat de weigering om medewerking te verlenen onrechtmatig kan zijn. De rechtbank heeft gesteld dat deze in strijd is met de zorgvuldigheid die hij in het maatschappelijk verkeer, ten aanzien van de persoon van zijn gescheiden echtgenote in acht behoort te nemen. Of er sprake is van onrechtmatigheid hangt af van de omstandigheden van het geval. Hierbij zijn onder andere van belang of de vrouw wordt beperkt in haar levensmogelijkheden. Daarnaast moet worden gelet op de aard en het gewicht van de bezwaren van de man tegen het verlenen van de medewerking.92 De vrouw zou ook al voornemens zijn een tweede joodse huwelijk te sluiten met een andere man.93
85
Zie r.o. 4 van Rb. Rotterdam 8 december 2010, RFR 2011, 76. Idem. 87 Idem. 88 Zie r.o. 2.1 van Rb. Amsterdam 10 april 2012, JPF 2012, 111. 89 Zie r.o. 2.4 van Rb. Amsterdam 10 april 2012, JPF 2012, 111. 90 Zie r.o. 3.1 van Rb. Amsterdam 10 april 2012, JPF 2012, 111. 91 Zie r.o. 3.2 van Rb. Amsterdam 10 april 2012, JPF 2012, 111. 92 Zie r.o. 4.2 van Rb. Amsterdam 10 april 2012, JPF 2012, 111. 93 Zie r.o. 4.3 van Rb. Amsterdam 10 april 2012, JPF 2012, 111. 86
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
15
De man stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een weigering tot medewerking aan het verlenen van de rabbinale echtscheiding. Hij zou hier alleen mee willen wachten tot nadat de boedelverdeling heeft plaatsgevonden. Daarnaast zou hij bang zijn dat de vrouw niet mee zou willen werken aan de boedelverdeling, zodra de rabbinale echtscheiding heeft plaatsgevonden. Verder is hij ook ontevreden over de hoge proceskosten en de mate waarin hij wordt betrokken bij de opvoeding van het kind die de man en de vrouw samen hebben.94 De rechter is van oordeel dat de verplichting tot medewerking aan de boedelverdeling en de verplichting tot medewerking aan de rabbinale echtscheiding, door de man als twee aparte verplichtingen moeten worden gezien. De boedelverdeling zou nog geruime tijd in beslag kunnen nemen. Daarom zou het onrechtmatig zijn om de vrouw gedurende die tijd in haar levensmogelijkheden te beperken. De vrouw is ook bereid gevonden om de proceskosten voor de rabbinale echtscheiding te voldoen, waardoor ook dit standpunt van de man geen stand kan houden. Ook heeft de vrouw een spoedeisend belang nu zij binnenkort een tweede joods huwelijk wil sluiten.95 Met inachtneming van het vorenstaande wordt de vordering van de vrouw, om de man te dwingen zijn medewerking aan de rabbinale echtscheiding te verlenen, toegewezen.
2.5
Hof Den Haag 1 april 2009
In deze uitspraak gaat het over een man en vrouw die in Colombia voor een kerkelijke instantie zijn getrouwd. In 2001 heeft de man geprobeerd dit huwelijk in Nederland in te schrijven, dit werd door de burgerlijke ambtenaar geweigerd. Deze was van mening dat er geen sprake was van een rechtsgeldig huwelijk. Hierna hebben partijen op 23 december 2002 een samenlevingsovereenkomst op laten stellen. Na het verbreken van de relatie tussen partijen, is de man een huwelijk aangegaan met een andere vrouw.96 Verweerster stelde zich op het standpunt dat er wel een rechtsgeldig huwelijk zou zijn. Zij heeft na het verbreken van de relatie dan ook een echtscheidingsprocedure in gang gezet.97 Een kerkelijk huwelijk heeft in Colombia, na legalisatie, dezelfde gelding als een burgerlijk huwelijk. Op grond van de Wet Conflictenrecht Huwelijk zou het huwelijk in kwestie, in Nederland als rechtsgeldig gesloten huwelijk moeten worden erkend. De vrouw heeft het huwelijk in Colombia laten legaliseren. De vrouw stelt verder dat zij niet wist dat het huwelijk in Nederland nog niet was ingeschreven. Zij heeft het huwelijk zelf laten inschrijven bij de burgerlijke stand alvorens het echtscheidingsverzoek te doen. Na deze inschrijving werd het huwelijk in Nederland erkend.98 Het hof heeft, nadat deze feiten zijn komen vast te staan, geoordeeld dat er sprake was van een duurzame ontwrichting van het huwelijk tussen de verzoeker en de verweerster. Omdat de verzoeker deze constatering niet heeft weersproken werd de echtscheiding uitgesproken.99
94
Zie r.o. 4.3 van Rb. Amsterdam 10 april 2012, JPF 2012, 111. Zie r.o. 4.4 van Rb. Amsterdam 10 april 2012, JPF 2012, 111. 96 Zie r.o. 4 van Hof Den Haag 1 april 2009, JPF 2009, 129. 97 Zie r.o. 5 van Hof Den Haag 1 april 2009, JPF 2009, 129. 98 Idem. 99 Zie r.o. 7 van Hof Den Haag 1 april 2009, JPF 2009, 129. 95
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
16
2.6
Conflicterende mensenrechten en de huwelijkse gevangenschap
Bij het ertoe bewegen van de man om mee te werken aan een religieuze echtscheiding, wordt via de burgerlijke rechter enige dwang toegepast. Deze dwang uit zich, zoals wij hiervoor hebben gezien, in de vorm van een dwangsom. Deze wordt op verzoek van één van de partijen toegewezen danwel afgewezen. Men kan zich hierbij afvragen of deze dwang, die door de burgerlijke rechter wordt toegepast, wel aanvaardbaar is. Naast deze bijzonderheid is er ook nog het non-discriminatiebeginsel van art. 14 EVRM. Deze houdt ook een belangrijk grondrecht in waar de burgerlijke rechter rekening mee dient te houden. Kan de rechter dit grondrecht zomaar passeren en het recht op vrijheid van geloofsovertuiging, op grond van art. 9 EVRM, van de man zomaar laten prevaleren? Op deze vraag komt in deze paragraaf een antwoord. Hierbij wordt naar de huidige dogmatiek gekeken.
2.6.1
Horizontale werking van mensenrechten en de huwelijkse gevangenschap
Grondrechten hebben in principe alleen een verticale werking en leggen zo een plicht op om iets te doen of na te laten, ter bescherming van particulieren, op de Staat. Tegenwoordig kunnen mensenrechten echter ook een horizontale werking hebben.100 Een bekend arrest waarin een indirecte horizontale werking werd aangenomen, is het arrest Goeree tegen Van Zijl.101 Hierin ging het over de vraag naar de mogelijkheid om het recht op vrijheid van meningsuiting te beperken, ten gunste van het non-discriminatiebeginsel. De Hoge Raad oordeelt in deze zaak, dat onder andere art. 6 lid 1 Grondwet en art. 9 lid 2 EVRM, een beperking toelaten op de vrijheid van meningsuiting.102 Fundamentele rechten zoals de godsdienstvrijheid en het non-discriminatiebeginsel, worden doorgaans via open normen, zoals de onzorgvuldigheid, de goede zeden of de openbare orde gewogen door de burgerlijke rechter. In Nederland moet de godsdienstvrijheid het echter vaak afleggen tegen andere fundamentele rechten, via de norm van de openbare orde.103 Zo worden polygamie en verstoting nooit toegestaan en wordt deze beperking van de godsdienstvrijheid gestoeld op de bescherming van de openbare orde.104 Zoals wij eerder hebben gezien laat de Hoge Raad alle omstandigheden van het geval meewegen in zaken, waarin de man weigert om mee te werken aan de religieuze echtscheiding.105 Deze omstandigheden moeten leiden tot de constatering of er al dan niet een zorgplicht bestaat voor de man, om de belangen van zijn ex-echtgenote in acht te nemen.106 Bij de dwang die er wordt opgelegd om de man ertoe te bewegen medewerking te verlenen aan de religieuze echtscheiding, moet worden gekeken of deze dwang zijn godsdienstvrijheid ingevolge art. 9 EVRM daadwerkelijk beperkt. Zowel de islam als het jodendom kennen de echtscheiding en verplichten de man niet om te weigeren zijn medewerking te verlenen aan een echtscheiding. Sterker nog, de islam stelt dat er tijdens de echtscheiding rechtvaardig en vredig met de vrouw moet worden 100
S. Rutten,’Het recht van de gescheiden vrouw om verlost te worden uit het huwelijk’, NJCM Bulletin 2008, jrg. 33, nr. 6 blz. 763. 101 HR 2 februari 1990, NJ 1991, 289. 102 R.o. 3.2 van HR 2 februari 1991, 289. 103 S. Rutten,’Het recht van de gescheiden vrouw om verlost te worden uit het huwelijk’, NJCM Bulletin 2008, jrg. 33, nr. 6 blz. 764. 104 S. Rutten,’Het recht van de gescheiden vrouw om verlost te worden uit het huwelijk’, NJCM Bulletin 2008, jrg. 33, nr. 6 blz. 765. 105 Zie hoofdstuk. 2.1. 106 S. Rutten,’Het recht van de gescheiden vrouw om verlost te worden uit het huwelijk’, NJCM Bulletin 2008, jrg. 33, nr. 6 blz. 765.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
17
omgegaan.107 De man heeft de keus om te scheiden wanneer de omstandigheden het niet meer toelaten om getrouwd te blijven. Deze omstandigheden zijn zeker aanwezig op het moment dat er conform het burgerlijk recht al een echtscheiding is geweest. Zodoende is een weigering met een beroep op de godsdienstvrijheid moeilijk te rechtvaardigen, aangezien de vrijheid van godsdienst hierdoor niet in het geding komt. Een fundamenteel recht dat door de dwang wel in het geding komt is dat van de vrije wil, het recht op de autonomie om zelf tot privaatrechtelijke rechtshandelingen over te gaan. Een beperking van dit recht moet zorgvuldig gebeuren, waarbij de belangen van de man per geval in overweging moeten worden genomen. Dit betekent waarschijnlijk ook dat enkel de weigering niet kan leiden tot het plegen van een onrechtmatige daad jegens de vrouw. Het lijkt erop dat de man zijn weigering in sommige gevallen kan rechtvaardigen.108 Hoe de burgerlijke rechter hier precies mee omgaat moet in de toekomst blijken. Van een onrechtmatige daad is bijv. wel sprake als de man en vrouw na hun civiele echtscheiding afspreken om mee te werken aan een religieuze echtscheiding, maar de man uiteindelijk zijn afspraak niet nakomt. Voor de overige gevallen moeten de belangen van zowel de man als de vrouw worden meegewogen. Hierbij lijkt het belang van de vrouw om opnieuw te trouwen, te prevaleren boven elk ander belang van de man bij zijn weigering om medewerking aan de echtscheiding te verlenen.109 Ook Alkema schrijft in zijn noot op het arrest van 2 februari 1990 dat de afweging tussen grondrechten per concreet geval dient te worden beoordeeld.110
107
Zie hoofdstuk 1.3.1. Zie hoofdstuk 2.1. 109 S. Rutten,’Het recht van de gescheiden vrouw om verlost te worden uit het huwelijk’, NJCM Bulletin 2008, jrg. 33, nr. 6 blz. 766. 110 Zie noot Alkema bij HR 2 februari NJ1991, 289. 108
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
18
2.7
Deelconclusie
In de voorgaande paragrafen heb ik, aan de hand van verschillende uitspraken van de civiele rechter, laten zien hoe deze omgaat met de religieuze regels volgens welke partijen zijn gehuwd. Er is in het bijzonder gekeken naar de problemen die deze religieuze regels met zich meebrengen wanneer hier door een der partijen misbruik van wordt gemaakt. Voorts is er gekeken naar de juridische problemen die deze vervlechting van regels met zich meebrengen. De problemen die door deze vervlechting tot stand komen, worden op dit moment opgelost door de oplegging van sancties aan de man die weigert om mee te werken aan ontbinding van het religieuze huwelijk, terwijl hij daarbij onrechtmatig handelt jegens zijn ex-echtgenote.111 Veelal bestaan deze sancties uit een dwangsom. Deze dwangsom moet de man dan bewegen tot het verlenen van zijn medewerking aan de religieuze echtscheiding. De burgerlijke rechter doet dus in feite niet veel aan het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’. Hij beoordeelt alleen of de man een onrechtmatige daad pleegt door zijn vrouw gevangen te houden in het religieuze huwelijk. Om te beoordelen of de man een onrechtmatige daad pleegt wordt gekeken naar alle omstandigheden van het geval.112 Deze hoofdlijn die al in 1982 werd geformuleerd, is nog steeds de leidende regel tijdens de rechterlijke toetsing van het geschil. De weigering om medewerking te verlenen aan de religieuze echtscheiding, wordt door de man vaak gegrond op de vrijheid van godsdienst van artikel 9 EVRM. Deze vrijheid van godsdienst komt feitelijk gezien echter niet in het geding door de dwang die er via de rechter wordt opgelegd aan de man.113 Het recht op autonome privaatrechtelijke vrijheid komt wel in het geding, maar deze kan worden gerechtvaardigd door het belang van de vrouw om bevrijd te worden uit haar religieuze huwelijk. Het bijzondere van het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’, is de manier waarop de civiele rechter zich opstelt op het moment dat het civiele recht in aanraking komt met het religieus recht. Dit kan in mijn ogen worden verklaard doordat bijvoorbeeld de mensenrechten in het gedrang komen. Zo kan worden gedacht aan art. 9 EVRM, art. 8 EVRM en art. 14 EVRM. Tevens kan worden gedacht aan open normen in het Nederlands recht als de openbare orde en de maatschappelijke zorgvuldigheid. Hij spreekt dan in feite enkel recht over burgerlijke zaken, waarover hij wel rechtsmacht heeft.114 Het is daarom nog onduidelijk of de Nederlandse rechter zich wel wil bevinden op de grens tussen het religieus recht en het burgerlijk recht, of dat deze het burgerlijk recht en het religieuze recht gescheiden wil houden.115 Laatstgenoemde lijkt echter het geval te zijn.
111
Zie voor een voorbeeld hoofdstuk 2.3. Zie hoofdstuk 2.1. 113 Zie hoofdstuk 2.7.1. 114 Art. 112 GW jo. art. 42 RO. 115 S. Rutten,’Het recht van de gescheiden vrouw om verlost te worden uit het huwelijk’, NJCM Bulletin 2008, jrg. 33, nr. 6 blz. 769. 112
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
19
Hoofdstuk 3
Een buitengerechtelijke oplossing bij de huwelijkse gevangenschap
In dit hoofdstuk zal worden gekeken naar hoe de Britse Shariaraad te werk gaat in het Verenigd Koninkrijk. Hierbij wordt ook gekeken naar wat de status is van diens uitspraken. Verder zal er worden gekeken naar hoe de religieuze rechtspraak in Nederland is geregeld. Tenslotte zal er worden gekeken naar de mogelijkheid van een dergelijke Shariaraad in Nederland, en diens mogelijke betekenis in de strijd tegen het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’.
3.1
De Britse Shariaraad
In het Verenigd Koninkrijk bestaat de Shariaraad, een instantie met een adviserende, arbitrerende en bemiddelende rol. Deze zorgt ervoor dat moslims, met aan de religie gerelateerde problemen, een erkende instantie hebben waar ze geholpen kunnen worden bij het vinden van een oplossing voor deze problemen. Naar schatting bestaan er inmiddels meer dan 85 van dit soort instanties in het Verenigd Koninkrijk.116 De eerste Shariaraad in het Verenigd Koninkrijk werd in 1982 opgericht. Er worden onder andere zaken behandeld die betrekking hebben op het familierecht en het erfrecht. In de meeste gevallen gaat het echter om verzoeken van jonge vrouwen die een echtscheiding willen. Sinds 2010 heeft de Shariaraad voor laatstgenoemd verzoek een stappenplan opgezet. Deze houdt onder meer in dat het koppel volgens het burgerlijk recht gescheiden moet zijn. Deze vereist ook dat de vrouw garandeert dat de man, de kinderen kan blijven zien als hij de biologische vader is. Daarnaast vereist het stappenplan dat de vrouw bereidt moet zijn om de bruidschat terug te geven.117 Tenslotte moet er een jaar zitten tussen de civiele echtscheiding en het verzoek om op religieuze gronden te scheiden.118 Door de islamitische gemeenschap in het Verenigd Koninkrijk wordt de Shariaraad vooral gezien als een manier om zowel islamitische als culturele normen en waarden intact te houden. De Shariaraad dient dan ook mede als bindingsmiddel tussen de immigranten en de cultuur en religie die grotendeels achter is gebleven in het land van herkomst. Daarnaast wordt het gezien als een goede vorm van geschilbeslechting. De redenen hiervoor zijn de lagere kosten en het gemak waarmee een procedure kan worden doorlopen. Daarnaast bezit de Shariaraad specifieke kennis die partijen kan helpen om het onderlinge conflict op te lossen.119
116
Zie blz 257 van R.E. Maret,’Mind the gap: The equality bill and Sharia arbitration in the United Kingdom’, Boston College International and comparative law review 2013, Volume 36, aflevering 1. <www.lawdigitalcommons.bc.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1696&context=iclr>. 117 Zie hoofdstuk 1.3.2. 118 Zie blz 259 van R.E. Maret,’Mind the gap: The equality bill and Sharia arbitration in the United Kingdom’, Boston College International and comparative law review 2013, Volume 36, aflevering 1. <www.lawdigitalcommons.bc.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1696&context=iclr>. 119 Zie blz 260 van R.E. Maret,’Mind the gap: The equality bill and Sharia arbitration in the United Kingdom’, Boston College International and comparative law review 2013, Volume 36, aflevering 1. <www.lawdigitalcommons.bc.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1696&context=iclr>.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
20
3.2
De juridische status van de Britse Shariaraad
Wat is nu precies de juridische status van de uitspraken van deze Shariaraad in het Verenigd Koninkrijk? Een antwoord op deze vraag volgt in deze paragraaf. De Shariaraad in het Verenigd Koninkrijk is gebaseerd op ‘The Arbitration Act’ van 1996. Deze regeling biedt de mogelijkheid om geschillen op een alternatieve wijze te beslechten, bijv. met de gebruikmaking van religieuze principes.120 In het Verenigd Koninkrijk bestaat de misconceptie dat deze een juridische status zou hebben en daarom als een, aan het Engels recht, parallel lopende rechtsorde kan worden gezien.121 Dit is echter niet juist. De uitspraken van de Shariaraad hebben geen juridische binding. Partijen kunnen ervoor kiezen zich aan deze wijze van arbitrage te onderwerpen. Hiervoor moet overeenstemming worden bereikt. In dat geval onderwerpen partijen zich ook aan de uitspraak die uit de procedure resulteert. Vervolgens kunnen partijen, met de uitspraak van de Shariaraad in de hand, naar de Engelse civiele rechter toe en vragen om bekrachtiging van de uitspraak. Hierna is de uitspraak afdwingbaar en wordt deze juridisch bindend tussen de partijen.122 Enkele geschillen kunnen niet voor een Shariaraad worden gebracht. Het betreft bijv. de ontbinding van een burgerlijk huwelijk en zaken op het gebied van het strafrecht.123 Er zijn ook uitspraken geweest van Engelse rechtbanken die aantonen wat de geaccepteerde rol van de Shariaraad in het Verenigd Koninkrijk is. Een voorbeeld is te vinden in de zaak Halpern v. Halpern. Hierin werd door rechter, Justice Waller, aangegeven dat een geschil dat voor een religieuze rechtbank wordt gebracht, met behulp van religieuze principes mag worden beslecht.124 Een ander voorbeeld is te vinden in de zaak van Uddin v. Choudhury, deze zaak vond plaats in 2009. Het ging in deze zaak over een geschil betreffende een stukgelopen gearrangeerd huwelijk. De huwelijksvoltrekking vond alleen plaats tijdens een islamitische huwelijksceremonie. Een civiele huwelijksvoltrekking conform het Engels recht werd achterwege gelaten. In 2004 deed de vrouw een verzoek bij de Shariaraad om haar van een echtscheiding te voorzien. De Shariaraad ontbond het huwelijk. In 2005 spande de toenmalige echtgenoot een civiele zaak aan waarin een vergoeding van 25000 pond werd verzocht, het zou gaan om de bruidschat. De vrouw diende hierbij een eis in reconventie in. Zij diende een verzoek in voor een vergoeding van 15000 pond en stelde zich daarnaast op het standpunt dat de bruidschat nog helemaal niet was betaald. De civiele rechter vroeg om advies aan een deskundige op het gebied van de Sharia. Dit was gerechtvaardigd, omdat het een geschil betrof die zijn totstandkoming kende in het door de partijen gesloten huwelijk, dat met behulp van religieuze principes werd voltrokken. De rechter in eerste aanleg heeft het advies gevolgd van de deskundige en besliste in het nadeel van de toenmalige echtgenoot. Daarnaast werd het verzoek van de vrouw, bestaande uit de bruidschat ter waarde van 15000 pond, toegewezen. De civiele rechter stelde zich op het standpunt dat het ging om een huwelijkscontract dat geldig tot stand kwam. In dit contract werd door de man toegezegd om de bruidschat aan de vrouw te betalen. Ook in beroep hield deze uitspraak stand. Het Hof stelde zich op het standpunt dat de rechter in eerste aanleg de religieuze principes omtrent het huwelijk en de 120
F. Cranmer,’Sharia Law, the Arbitration act and the Arbitration and Mediation services Bill’, Law and Religion UK 2012. <www.lawandreligionuk.com/2012/10/24/sharia-law-the-arbitration-act-1996-and-thearbitration-and-mediation-services-equality-bill/>. 121 Morrish Sollicitors LLP,’Sharia Law in the UK’. <www.morrishsolicitors.com/resource/family/sharia-law-inthe-uk>. 122 Idem. 123 Art. 81 Arbitration Act 1996 <www.legislation.gov.uk/ukpga/1996/23/data.pdf>. 124 Zie blz 264 van R.E. Maret,’Mind the gap: The equality bill and Sharia arbitration in the United Kingdom’, Boston College International and comparative law review 2013, Volume 36, aflevering 1. <www.lawdigitalcommons.bc.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1696&context=iclr>.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
21
bruidschat correct had toegepast. Het Hof was van oordeel dat, hoewel het ceremoniële huwelijk niet werd erkend door het Engelse recht, het huwelijkscontract wel geldig tot stand was gekomen en deze dus ook juridisch bindend was.125 Er is dus geen sprake van een parallel rechtsstelsel, maar van een aanvullende en enigszins alternatieve vorm van geschillenbeslechting. Deze streeft ernaar, om met overeenstemming van beide partijen, een rechtvaardig oordeel te vormen binnen een geschil, gebaseerd op de religieuze principes die voortvloeien uit de Sharia.126 De voormalige hoogste rechter in het Verenigd Koninkrijk127 en de aartsbisschop van Canterbury, Rowan Williams pleitten in 2008 beiden voor een rol van de Sharia binnen het Engels recht. Waar de principes uit de Sharia niet in conflict kwamen met het Engels recht, moest het mogelijk zijn om een autoriteit te hebben die met behulp van religieuze principes bepaalde geschillen beslecht. Hieronder vallen onder andere geschillen betreffende een echtscheiding.128
3.3
Religieuze rechtspraak in Nederland
In de vorige paragrafen hebben we gezien hoe de Shariaraad zijn plaats heeft gevonden in het Britse rechtssysteem. Voorts hebben we bekeken hoe deze functioneert en hebben we vastgesteld hoe en waarom deze wordt geraadpleegd. Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistieken was in 2005/2006 negenentwintig procent van de bevolking rooms-katholiek. Negentien procent was protestants, vijf procent was islamitisch en vijf procent was onder meer joods of hindoeïstisch.129 Hoe is het gesteld met de religieuze rechtspraak in Nederland? In deze paragraaf zal hier een antwoord op volgen. Er zal bovendien worden nagegaan of het Nederlandse recht plaats biedt aan een dergelijke Shariaraad. Hierbij zal als eerste worden gekeken naar hoe de wettelijke regeling omtrent arbitrage eruitziet. Er zal tevens worden onderzocht of er überhaupt sprake kan zijn van religieuze rechtspraak in Nederland. Daarnaast zal worden gekeken naar de potentie van deze mogelijkheid om als oplossing te fungeren voor het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’. Dit zal enkel op juridisch vlak gebeuren. Het bespreken van praktische bezwaren zal grotendeels achterwege worden gelaten.
125
Zie blz 264-265 van R.E. Maret,’Mind the gap: The equality bill and Sharia arbitration in the United Kingdom’, Boston College International and comparative law review 2013, Volume 36, aflevering 1. <www.lawdigitalcommons.bc.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1696&context=iclr>. 126 Idem. 127 Lord Chief Justice Philips. 128 Zie blz. 266 van R.E. Maret,’Mind the gap: The equality bill and Sharia arbitration in the United Kingdom’, Boston College International and comparative law review 2013, Volume 36, aflevering 1. <www.lawdigitalcommons.bc.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1696&context=iclr>. 129 ‘Weinig Nederlanders gaan regelmatig naar kerk of moskee’, Webmagazine CBS: 2008 <www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/archief/2008/2008-2476-wm.htm>.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
22
3.3.1
Arbitrage in Nederland
Arbitrage is een vorm van alternatieve geschillenbeslechting. Deze is door de wetgever geregeld in het vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.130 De christelijke en joodse religieuze rechtspraak vindt in Nederland dan ook plaats op basis van deze regeling.131 In art. 1020 Rv. staat dat partijen in een overeenkomst kunnen afspreken om onderlinge geschillen door middel van arbitrage af te doen. Het belangrijkste in dit artikel staat in lid 3. Arbitrage mag niet leiden tot de vaststelling van rechtsgevolgen die niet ter vrije beschikking van de partijen staan.132 Aan arbitrage in Nederland zijn dus ook grenzen verbonden. In het algemeen wordt aangenomen dat zaken die van openbare orde zijn niet aan arbitrage kunnen worden onderworpen. Of een zaak van openbare orde is moet van geval tot geval worden bekeken. In het algemeen wordt aangenomen dat een indicatie hiervan kan worden gevonden in de manier waarop de wetgever een bepaald artikel heeft geformuleerd. Hieruit zou bijv. kunnen blijken dat alleen de overheidsrechter bevoegd is over die zaken recht te spreken. Daarnaast kan een indicatie worden gevonden in de ernst van de rechtsgevolgen die uit een geschil kunnen voortvloeien, of de rechtszekerheid die ermee in het geding is. Tot slot kan worden gekeken naar of het geschil alleen rechtsgevolgen kent ten opzichte van partijen of ten opzichte van een ieder.133 Voor het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ heeft het vorenstaande de hierna te bespreken betekenis. Over het algemeen wordt aangenomen dat zaken betreffende het familierecht van openbare orde zijn. Dit geldt ook voor de burgerlijke echtscheiding en de burgerlijke huwelijkssluiting. Deze zijn dus niet vatbaar voor arbitrage. Er zijn echter wel familierechtelijke geschillen die wel voor arbitrage vatbaar zijn. Het gaat hierbij om zaken in het huwelijkvermogensrecht en de zaken betreffende levensonderhoud.134 Wordt een zaak door arbitrage afgedaan terwijl deze hiervoor niet geschikt is, dan kan het arbitrale vonnis dat hieruit volgt worden vernietigt. Dit laatste gebeurd op grond van strijd met de openbare orde of op grond dat een geldige arbitrale overeenkomst ontbreekt.135 Verder worden verschillende zaken geregeld in Boek 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De hoofdlijn hierin is echter dat de partijen veel ruimte krijgen om te bepalen hoe, door wie en waar over de zaak zal worden gearbitreerd. Een voorbeeld hiervan vormt de benoeming van de arbiters ex. art. 1027 Rv. Ook het arbitraal hoger beroep van art. 1050 Rv. is hiervan een voorbeeld. Art. 1026 Rv. bepaalt dat het scheidsgerecht uit een oneven aantal moet bestaan, dit kan ook slechts één arbiter zijn. Art. 1023 Rv. bepaalt dat iedere natuurlijke persoon die handelingsbekwaam is als arbiter kan fungeren. Verder bepaalt art. 1039 Rv. dat de partijen gelijk moeten worden behandeld. In art. 1056 Rv. wordt de arbiter de bevoegdheid toegekend een dwangsom op te leggen. Tot slot bepaalt art. 1061 Rv. dat voor de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis verlof nodig is van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter wordt door deze bepaling dus altijd betrokken bij het geschil. Executie mag door
130
Art. 1020 Rv. e.v. FORUM,‘Factsheet Sharia rechtspraak’, <www.forum.nl/Portals/Res/respdf/FORUM_factsheet_sharia_rechtspraak.pdf>. 132 Art. 1020 lid 3 Rv. 133 HR 10 november 2006, NJ2007/561. 134 Meijer,’T&C Burgerlijke rechtsvordering, commentaar op art. 1020 Rv.,’ Tekst & Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering: 2012. 135 Art. 1065 Rv. 131
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
23
hem worden geweigerd indien het arbitrale vonnis of de manier waarop deze tot stand is gekomen in strijd is met de openbare orde of de goede zeden.136 De arbitrage als vorm van alternatieve geschillenbeslechting begint ook terrein te winnen op het gebied van het burgerlijke familierecht. Sinds 1 maart 2012 beschikt het Nederlandse Arbitrage Instituut (hierna: NAI) over een ‘familiekamer’.137 Het voordeel van arbitrage in het familierecht is te vinden in het belang die echtgenoten hebben bij een snelle en integrale oplossing van hun problemen. Daarnaast wordt ook de deskundigheid van arbitragecommissies gezien als een groot voordeel van deze vorm van geschillenbeslechting. Ook het steeds duurder worden van procedures bij de overheidsrechter zou hierbij pleiten voor arbitrage in familierechtzaken.138 Hierbij is het, zoals hiervoor al is aangegeven, wel belangrijk dat beide partijen akkoord gaan met de arbitrage.139 Overigens speelt arbitrage hier alleen een bemiddelende rol. Hiervoor is namelijk al uitgelegd dat alleen de overheidsrechter bevoegd is om, over zaken die van openbare orde zijn, te beslissen.140
3.3.2
De joodse rechtbank in Nederland
Verschillende Nederlandse gemeenten kennen het fenomeen van het joodse Rabbinaat, een officieel juridisch instituut. Dit wordt de Beet Dien genoemd. Deze spraken oorspronkelijk ook recht over zaken waarop lijfstraffen stonden. Tegenwoordig is dat echter anders. De rabbinale rechtbank spreekt recht in een beperkt aantal zaken. Het gaat dan onder meer over financiële geschillen, de zogenoemde spijswetten en verzoeken tot echtscheiding.141 Er wordt recht gesproken op basis van de Talmoed. Hierin staat een veelvoud aan regels over het intermenselijk verkeer.142 Deze gaan onder meer over de huwelijkswetten en het erfrecht. De joden geloven in het adagium, dina de machoeta, dit betekent dat de wet van de koning doorslaggevend is. Daar waar het joodse recht in strijd is met het civiele recht in Nederland, moet het civiele recht prevaleren volgens dit adagium. Deze regel geldt niet voor het personen- en familierecht. Dit brengt met zich mee dat joden toestemming aan deze joodse rechtbank dienen te vragen alvorens een echtscheidingsverzoek mag worden ingediend bij de burgerlijke rechter. Voordat joden bij de Beet Dien terechtkomen, ondertekenen zij een arbitrageovereenkomst. Hiermee onderwerpen zij zich aan diens beslissing. Zij kunnen later ook geen beroep aantekenen tegen een dergelijke beslissing van de joodse rechtbank. Als een beslissing in het nadeel van een van de partijen valt, zal deze niet snel bij de civiele rechter aankloppen, omdat dit als ‘oneervol’ wordt gezien. Voorts is het joden verboden om geschillen onderling uit te vechten voor de burgerlijke rechter. Zij zullen hiervoor altijd naar de Beet Dien moeten stappen.143
136
Art. 1063 lid 1 Rv. Blz. 1, L.H.M. Zonnenberg,’Arbitrage in het familierecht’, EB, tijdschrift voor scheidingsrecht:21 februari 2012, EB 2012/12. 138 Blz. 3 van idem. 139 Art. 1020 Rv. 140 Art. 1020 lid 3 Rv. 141 Hierin staat of Joden iets wel of niet mogen eten. 142 Blz. 104-105, A. Bruins, ‘Religieuze rechtspraak in Nederland?’, Mr-Online: 2013, nr.1 <www.mronline.nl/digimagazine/jan13/magazine.html?page=104>. 143 Blz. 108, A. Bruins, ‘Religieuze rechtspraak in Nederland?’, Mr-Online: 2013, nr.1 <www.mronline.nl/digimagazine/jan13/magazine.html?page=104>. 137
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
24
3.3.3
De rooms-katholieke rechtbank in Nederland
De Rooms-Katholieke Kerk heeft zes rechtbanken in Nederland. Deze rechtbanken werken samen en zijn ook actief op het gebied van het strafrecht. In 2011 werd een landelijke strafrechtbank opgericht bestaande uit een eerste en een tweede instantie. Deze spreken recht op grond van het Wetboek van Canoniek Recht 1983. De wetsartikelen die hierin staan gaan over een breed scala aan onderwerpen. Ieder bisdom kent zijn eigen regelgeving. Iedere bisschop heeft ook zijn eigen wetgevende bevoegdheid zolang deze niet in strijd is met hogere normen. De basis van het canoniek recht wordt gevonden in de Bijbel en de traditie van de Kerk.144 In beginsel geeft de Kerk, net als het Rabbinaat, voorrang aan de burgerlijke wetten van het land. Echter, dit gebeurt alleen als de burgerlijke wetten niet in strijd zijn met het canonieke recht. Verder kan een kerkelijke strafprocedure parallel lopen aan een strafprocedure voor de overheidsrechter. De kerkelijke rechtbank kan hierbij geen gevangenisstraf opleggen, maar iemand wel een kerkelijk recht ontnemen of hem uit het kerkelijk ambt ontzetten. De kerkelijke rechtbank houdt zich vooral bezig met de ongeldigverklaring van huwelijken. De ‘echtscheiding’ kent de Kerk niet. Als een huwelijk wordt ontbonden voor de burgerlijke rechter, kan een verzoek worden ingediend bij de Kerk om het religieuze huwelijk ongeldig te verklaren. Dit is dan ook de enige mogelijkheid die de Kerk kent. Tijdens de procedure tot ongeldigverklaring houdt de kerkelijke rechtbank zich niet bezig met een schuldvraag. Zij kijken enkel naar of het eerder gesloten huwelijk geldig tot stand is gekomen conform de kerkelijke bepalingen. Tijdens deze procedure wordt ook een verdediger aangewezen. Deze heeft tot taak om elementen aan te voeren die pleiten tegen de ongeldigverklaring van het huwelijk. Tegen het uiteindelijke oordeel kunnen zowel de man als de vrouw in beroep.
3.4
Een Shariaraad in Nederland?
Een officiële Shariaraad in Nederland is er op dit moment niet,145 maar zou deze er wel kunnen zijn? Op basis van de voorgaande paragrafen zou het antwoord bevestigend moeten zijn. Een juridische mogelijkheid is aanwezig in de wet, in de vorm van arbitrage.146 Wij hebben gezien dat andere religieuze rechtbanken zich op basis van arbitrage hebben gevestigd in Nederland.147 Deze zijn tegenwoordig vooral bezig op het gebied van het religieuze huwelijk en het gebied van de echtscheiding/ongeldigverklaring van het huwelijk. Hoewel de Rooms-Katholieke Kerk zich nog niet positief heeft kunnen opstellen met betrekking tot het probleem van de ‘’huwelijkse gevangenschap’’,148 heeft de joodse Beet Dien hier een nuttige rol kunnen vinden door middel van het invoeren van huwelijkse voorwaarden waarin door partijen wordt overeengekomen dat, als het burgerlijke huwelijk stukloopt, de man zijn medewerking zal verlenen aan een religieuze echtscheiding.149 Deze zouden dan een grond vormen voor het instellen van een civiele vordering. Daarnaast acteren zij ook als bemiddelaar tussen de echtgenoten. In het Verenigd Koninkrijk heeft de Shariaraad zijn plek in het Engelse rechtsstelsel sinds 1996 kunnen opeisen. Ook hier houdt deze zich voornamelijk bezig met familierechtelijke aangelegenheden. Onder andere slachtoffers van de 144
Blz. 110, A. Bruins, ‘Religieuze rechtspraak in Nederland?’, Mr-Online: 2013, nr.1 <www.mronline.nl/digimagazine/jan13/magazine.html?page=104>. 145 FORUM,‘Factsheet Sharia rechtspraak’, <www.forum.nl/Portals/Res/respdf/FORUM_factsheet_sharia_rechtspraak.pdf>. 146 Zie hoofdstuk 3.3.1. 147 Zie hoofdstuk 3.3.2 en 3.3.3. 148 Zie hoofdstuk 1.6. 149 NIK, ‘Agoena krijgt support’, <www.nik.nl/2011/12/agoena-krijgt-support/>.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
25
‘‘huwelijkse gevangenschap’’ kunnen hier terecht om een oplossing te vinden voor dit probleem.150 De Britse Shariaraad vervult hier eveneens een bemiddelende rol binnen conflicten die ontstaan tussen echtgenoten. Een Shariaraad zou zich op deze manier ook in Nederland kunnen profileren. Art. 1020 Rv. biedt hiertoe een goede juridische mogelijkheid. Daarnaast biedt art. 1061 Rv. de mogelijkheid om rechterlijke controle te kunnen uitoefenen over het proces dat heeft geleid tot het arbitrale vonnis van een Shariaraad. Hoewel uit literatuur en jurisprudentie is gebleken dat het burgerlijke familierecht niet voor arbitrage vatbaar is,151 zou men kunnen betogen dat de openbare orde juist vereist dat vrouwen een toegankelijke mogelijkheid krijgen om zich te bevrijden uit de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’. Des te meer, omdat het gaat om een religieuze aangelegenheid. Deze zou daarom zonder problemen naast het burgerlijk recht kunnen bestaan. Een dergelijke Shariaraad zou, door zijn religieuze expertise en de sociale acceptatie die het van zijn doelgroep geniet, van toegevoegde waarde kunnen zijn als aanvullende vorm van geschillenbeslechting binnen het Nederlandse rechtstelsel. Zij kunnen onder meer helpen bij het terugdringen van het aantal echtscheidingen. Daarnaast kunnen zij echtgenoten die onredelijk tegen hun vrouw handelen berispen en/of voorlichten. Nu arbitrage is voorzien van voldoende waarborgen, in de vorm van een bepaling die gelijke behandeling vereist en een bepaling die rechterlijk verlof vereist, zou het onverantwoord zijn om de totstandkoming van een Shariaraad in Nederland tegen te houden.152 Dit vooral met het oog op het bestaan van andere vormen van religieuze rechtspraak in Nederland. De Sharia geeft de vrouw verschillende mogelijkheden om een religieuze echtscheiding van haar echtgenoot te krijgen. Dit kan zowel met zijn instemming als zonder zijn instemming. Nu deze mogelijkheden er volgens de Sharia zijn, zou het de vrouw makkelijker kunnen worden gemaakt wanneer zij bij een officiële religieuze autoriteit haar religieuze echtscheiding kan regelen, zonder dat zij hiervoor naar de civiele rechter hoeft te stappen om de oplegging van een dwangsom te verzoeken voor haar weigerende echtgenoot.153 Zij zou daarbij bovendien de optie krijgen om gebruik te maken van een instantie die over de specifieke kennis en expertise beschikt om te bemiddelen binnen de in het huwelijk ontstane conflicten. Dit zou daarom als een goede mogelijkheid kunnen worden gezien om het probleem van de ‘’huwelijkse gevangenschap’’ op te lossen.
150
Zie hoofdstuk 3.2 en 3.3. Zie hoofdstuk 3.3.1. 152 Art. 1039 Rv. en Art. 1061 Rv. 153 Zie hoofdstuk 1.3.2 en 1.3.3. 151
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
26
3.5
Deelconclusie
In dit hoofdstuk hebben wij kennis gemaakt met de religieuze rechtspraak als mogelijke buitengerechtelijke oplossing voor het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’. Wij hebben tevens gekeken naar de Shariaraad in het Verenigd Koninkrijk. Wij hebben onderzocht hoe deze raad daar, op basis van arbitrage, zijn plek heeft gevonden binnen het Britse rechtssysteem.154 Ook is gekeken naar de juridische status van de uitspraken van deze Shariaraad. Wij hebben geconstateerd dat deze zijn juridische afdwingbaarheid ontleent aan de overeenstemming tussen partijen, om zich aan de uitspraak van de arbiters te onderwerpen. Bij weigering van een partij om gehoor te geven aan hetgeen is bepaald door de raad, kan de Britse rechter de uitspraak bekrachtigen. Hiermee houdt de civiele rechter enige controle en kan hij zich zodoende ervan vergewissen dat deze Shariaraad zijn bevoegdheid niet heeft misbruikt.155 Wij hebben ook vastgesteld dat, evenals in Nederland, het burgerlijke familierecht niet voor arbitrage vatbaar is in het Verenigd Koninkrijk.156 Hierna hebben we gekeken naar de religieuze rechtspraak in Nederland. In het kader hiervan hebben wij de joodse Beet Dien en de kerkelijke rechtbank van de Rooms-Katholieke Kerk onderzocht.157 Wij hebben gezien dat deze een rijke historie met verschillende bevoegdheden hebben binnen het Nederlandse rechtsstelsel. Wij hebben ook geconstateerd hoe deze zich verhouden tot het Nederlandse burgerlijk recht.158 Vervolgens hebben we gekeken naar hoe de arbitrage, als alternatieve vorm van geschillenbeslechting, in Nederland is geregeld. Hier hebben wij uit kunnen opmaken dat deze voldoende waarborgen bevat om rechterlijke controle uit te kunnen oefenen op de verschillende arbitragerechtbanken die dit land rijk is.159 Wij hebben tevens gekeken naar het fenomeen van de arbitrage in het burgerlijke familierecht. Hierbij zijn enkele belangrijke voordelen van de arbitrage als vorm van geschillenbeslechting aan het licht gekomen. Hieronder vallen onder meer de voortvarendheid van de procedure, de kosten van de procedure en de actieve bereidheid van de partijen om aan een oplossing te werken.160 Aan de hand van de arbitrageregeling hebben wij onderzocht of het juridisch mogelijk is om een Shariaraad in Nederland op te richten. Het antwoord hierop kan alleen maar bevestigend zijn nu er geen concrete en onoverkomelijke bezwaren kunnen worden gevonden, die zouden moeten leiden tot een ontkennend antwoord.161 De wettelijke regeling omtrent arbitrage kent voldoende ruimte toe aan de oprichting van een Shariaraad in Nederland. Deze Shariaraad zou zich dan, mits zij objectief zijn, bezig kunnen houden met het bevrijden van islamitische vrouwen uit het religieuze huwelijk. Daarnaast zou een Shariaraad een nuttige rol kunnen spelen in de bemiddeling in huwelijkse conflicten. Zij zouden hierbij zelfs echtscheidingen kunnen voorkomen door de rol van ‘voorlichter’ op zich te nemen bij echtgenoten die zich schuldig maken aan onredelijkheid en onrechtvaardigheid. Dit doel van de Shariaraad is ook conform de notie van het islamitische echtscheidingsrecht die bemiddeling voorschrijft alvorens tot een echtscheiding over te gaan.162
154
Zie hoofdstuk 3.1. Zie hoofdstuk 3.2. 156 Zie hoofdstuk 3.2 en 3.3. 157 Zie hoofdstuk 3.3.2 en 3.3.3. 158 Idem. 159 Zie hoofdstuk 3.3. 160 Zie hoofdstuk 3.3.1. 161 Zie hoofdstuk 3.4. 162 Zie hoofdstuk 1.3 en 3.1. 155
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
27
Hoofdstuk 4
Conclusies en aanbevelingen
Vijftien weken geleden ben ik begonnen met een zoektocht naar de oplossing voor het probleem van de ‘’huwelijkse gevangenschap’’. Hierbij heb ik de burgerlijke rechter als centrale instantie gebruikt. Logischerwijs heeft dit dan ook geleid tot een centrale vraag die als volgt luidt: •
In hoeverre is het mogelijk om het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ door de Nederlandse burgerlijke rechter op te laten lossen?
Om het antwoord op deze vraag te faciliteren heb ik vier verschillende subvragen geformuleerd. Deze subvragen luidden als volgt: •
Wat houdt de ‘’huwelijkse gevangenschap’’ in en hoe groot is dit probleem in Nederland?
•
Hoe lost de Nederlandse burgerlijke rechter het probleem van de ‘’huwelijkse gevangenschap’’ op?
•
Welk rol speelt de Shariaraad in het Britse rechtssysteem m.b.t. de ‘’huwelijkse gevangenschap’’?
•
Wat is de juridische status van de uitspraken van de Shariaraad?
Het onderzoek voor deze masterthesis was gericht op het vinden van een alternatief voor de burgerlijke rechter als mogelijkheid om het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ op te lossen. Dit buitengerechtelijke alternatief werd gezocht in het fenomeen van de religieuze rechtspraak. Om niet alle religies te hoeven behandelen heb ik me beperkt tot een drietal religies die volgens statistieken prominent aanwezig zijn in Nederland.163 Het rooms-katholicisme, de islam en het jodendom. Alvorens ik het onderzoek in kon duiken heb ik me moeten verdiepen in de echtscheidingsprocedures van zowel het burgerlijk recht als de drie gekozen religies. Tijdens dit onderzoek van de verschillende procedures ben ik meer te weten gekomen over de oorzaak van het probleem van de ‘’huwelijkse gevangenschap’’. Hierna heb ik zowel de gerechtelijke als de buitengerechtelijke oplossing kunnen analyseren en ben ik tot de volgende conclusie gekomen. In hoofdstuk 1 hebben we gezien dat de ‘’huwelijkse gevangenschap’’ wordt veroorzaakt door enkele problemen die tot stand komen na de botsing van het burgerlijk familierecht met het religieuze familierecht. In de islam is het bijvoorbeeld voor de man relatief makkelijker om van de vrouw te scheiden.164 De vrouw moet een lastigere procedure doorlopen waarbij zij de keuze heeft uit twee mogelijkheden. Zij kan zowel via de khul als de faskh scheiden op eigen initiatief.165 Bij de khul moet zij de man in de meeste gevallen echter de bruidschat teruggeven.166 Voor de faskh heeft zij een religieuze rechtbank nodig om te scheiden.167 Ook in het jodendom speelt een soortgelijk procedureel probleem. De vrouw kan zonder medewerking van de man geen echtscheidingsbrief laten opstellen door het Rabbinaat. Dit is wel een vereiste voor de echtscheiding.168 Het rooms-katholicisme kent de echtscheiding niet. Zij kennen alleen de ongeldigverklaring van het huwelijk. Hiervoor moet echter 163
‘Weinig Nederlanders gaan regelmatig naar kerk of moskee’, Webmagazine CBS: 2008 <www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/archief/2008/2008-2476-wm.htm>. 164 Zie hoofdstuk 1.3.1. 165 Zie hoofdstuk 1.3.2 en 1.3.3. 166 Zie hoofdstuk 1.3.2. 167 Zie hoofdstuk 1.3.3. 168 Zie hoofdstuk 1.5.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
28
ook een lastige procedure worden doorlopen bij de rooms-katholieke rechtbank. Volgens Femmes for Freedom is deze rechtbank erg terughoudend bij het verlenen van medewerking aan een ongeldigverklaring van het huwelijk.169 Dit komt voornamelijk vanwege de opvatting dat het huwelijk onontbindbaar is. De ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ kent verschillende gevolgen. Zo kan de vrouw niet opnieuw religieus trouwen alvorens zij volgens de religieuze principes gescheiden is. Als zij toch opnieuw trouwt wordt het beschouwd als ‘vreemdgaan’, hier staat een straf op volgens zowel de islam als het jodendom. Daarnaast heeft dit binnen het jodendom ook effect op de kinderen die worden geboren uit een dergelijke relatie.170 Tevens is geconstateerd dat de vrouwen die in een religieus huwelijk ‘gevangen’ worden gehouden, nog gewoon de optie hebben om burgerrechtelijk te scheiden. Hierdoor is duidelijk geworden dat de ‘’huwelijkse gevangenschap’’ vooral een ‘’psychologische gevangenschap’’ is. Dit neemt echter niet weg dat de bevrijding uit deze ‘gevangenschap’ belangrijk is, aangezien deze ‘gevangenschap’ wel betekent dat de vrouw onder andere niet opnieuw religieus kan trouwen zolang zij niet religieus is gescheiden. Zij wordt hierdoor dus in haar levensmogelijkheden beperkt. Een burgerrechtelijke oplossing voor de ‘’huwelijke gevangenschap’’ werd voor het eerst gezocht in 1982.171 Sindsdien werden verschillende procedures gestart door echtgenoten. Deze poogden om, via de burgerlijke rechter, hun echtgenoot ertoe te bewegen mee te werken aan een religieuze echtscheiding. Deze vordering wordt ingesteld op grond van de onrechtmatige daad.172 Om te beoordelen of de man onrechtmatig handelt jegens zijn vrouw, worden alle omstandigheden van het geval meegewogen. Deze hoofdlijn die in 1982 werd geformuleerd,173 wordt nog steeds gebruikt. Enkele voorbeelden van deze omstandigheden zijn de hoogte van de kosten, de aard en mate van de bezwaren die de man heeft tegen de verlening van zijn medewerking aan de kerkelijke echtscheiding, en de mate waarin de vrouw wordt beperkt in haar levensmogelijkheden door de weigering.174 Hiermee wordt mede duidelijk dat er gronden kunnen worden aangevoerd die de weigering ook kunnen rechtvaardigen. Voor de burgerrechtelijke oplossing zijn vijf uitspraken geanalyseerd. Aan de hand hiervan kan worden gezegd dat de burgerlijke rechter de dwangsom een goede mogelijkheid vindt om de man ertoe te bewegen, zijn vrouw te voorzien van een religieuze echtscheiding. Lijfsdwang daarentegen wordt door de civiele rechter te zwaar geacht.175 De bemoeienis van de burgerlijke rechter met religieuze aangelegenheden brengt een conflict tot stand tussen verschillende grondrechten. Deze bemoeienis vertaalt zich in de dwang die er via de rechter wordt toegepast, om de man ertoe te bewegen zijn medewerking aan de echtscheiding te verlenen. Hierdoor ontstaat een conflict tussen aan de ene kant de godsdienstvrijheid van art. 9 EVRM en aan de andere kant het non-discriminatiebeginsel van art. 14 EVRM. Uit literatuuronderzoek is echter gebleken dat de rechterlijke inmenging de godsdienstvrijheid van de man in de meeste gevallen niet in gevaar brengt. In zowel de islam als het jodendom mag de man namelijk scheiden van zijn vrouw.176 De Rooms-Katholieke Kerk ach het huwelijk onontbindbaar, hier kan de man dus niet van zijn vrouw scheiden. Wel kan het huwelijk dat tussen de echtgenoten is gesloten nietig worden verklaard. Het
169
Zie hoofdstuk 1.4. Zie hoofdstuk 1.6. 171 Zie hoofdstuk 2.1. 172 Art. 6:162 BW. 173 Zie punt 2 onder beoordeling middelen van HR 22 januari 1982, NJ 1982, 489. 174 Zie punt 2 onder beoordeling middelen van HR 22 januari 1982, NJ 1982, 489. 175 Zie r.o. 4 van Rb. Rotterdam 8 december 2010, RFR 2011, 76. 176 Zie hoofdstuk 1. 170
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
29
probleem is dat de Rooms-Katholieke Kerk hier erg terughoudend mee is.177 In dit geval zou de rechterlijke dwang, die op verzoek van partijen wordt toegepast, dus wel kunnen betekenen dat de godsdienstvrijheid wordt beperkt. De openbare orde zou hier echter met zich meebrengen dat het recht van de vrouw om opnieuw te huwen ex. art. 8 EVRM, zwaarder zou wegen dan het recht van de man op zijn godsdienstvrijheid.178 Verder is duidelijk geworden dat het religieuze huwelijk niet door de burgerlijke rechter wordt erkend. De burgerlijke rechter bevindt zich alleen op het terrein van het religieuze huwelijk wanneer laatstgenoemde huwelijk de burgerrechten en/of vrijheden beperkt.179 Als alternatief voor de gerechtelijke oplossing is er de buitengerechtelijke oplossing. Deze buitengerechtelijke oplossing vindt plaats op grond van arbitrage en uit zich in de vorm van de religieuze rechtspraak.180 De wettelijke regeling van de arbitrage is geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vanaf art. 1020 Rv. Wij hebben gezien dat hier verschillende bepalingen in staan die arbitrage vergemakkelijken. Wij hebben ook gezien dat de wetgever, de burgerlijke rechter mogelijkheden heeft gegeven om controle te houden op het arbitrale proces. Dit heeft zich onder meer geuit in het vereiste van rechterlijk verlof voor de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis. Ook is er de mogelijkheid om een arbitraal vonnis te vernietigen indien deze in strijd is met de openbare orde.181 Religieuze rechtspraak op grond van het rooms-katholicisme en het jodendom is een bekend fenomeen in Nederland. Deze twee religies hebben officiële rechtbanken in verschillende gemeenten van het land. Deze houden zich voornamelijk bezig met de voltrekking en ontbinding van religieuze huwelijken.182 Een Shariaraad daarentegen is er officieel nog niet. 183 Aan de hand van een analyse van de arbitrageregeling en de Sharia, is gebleken dat deze van toegevoegde waarde zou kunnen zijn voor het probleem van de ‘’huwelijkse gevangenschap’’. De Sharia geeft de vrouw namelijk verschillende mogelijkheden om van haar man te scheiden, indien het huwelijk niet meer te redden valt. Zij heeft hiervoor echter de hulp nodig van een religieuze instantie. Ditzelfde geldt voor het jodendom en het rooms-katholieke geloof.184 De rooms-katholieke rechtbank wil vanwege diens opvatting echter nog weleens moeilijk doen over het verlenen van medewerking aan de religieuze echtscheiding.185 Een ander groot voordeel van een Shariaraad in Nederland vindt men in diens bemiddelende functie. De Shariaraad heeft de mogelijkheid om te bemiddelen tussen echtgenoten alvorens over te gaan tot een religieuze echtscheiding.186 Dit kan veel huwelijken redden, maar ook de escalatie van huwelijkse conflicten voorkomen en/of oplossen. Voor wat betreft de rechterlijke oplossing van het probleem van de ‘’huwelijkse gevangenschap’’ kan het volgende worden gezegd: de controle van een onafhankelijke rechter over het arbitrageproces is een groot voordeel. De burgerlijke rechter heeft veel ervaring met de rechterlijke toetsing van onder andere de onrechtmatige daad. Voorts kan worden gezegd dat deze veel waarde hecht aan belangrijke 177
Zie hoofdstuk 1.4. S.Rutten,’Het recht van de gescheiden vrouw om verlost te worden uit het huwelijk’, NJCM Bulletin 2008, jrg. 33, nr. 6 blz. 764. 179 Zie hoofdstuk 1.6. 180 Zie hoofdstuk 3. 181 Zie hoofdstuk 3.3. 182 Zie hoofdstuk 3.3.2 en 3.3.3. 183 Zie hoofdstuk 3.4. 184 Zie hoofdstuk 1.6. 185 De opvatting dat het huwelijk onontbindbaar is. 186 Zie hoofdstuk 1.3. 178
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
30
beginselen als de gelijkheid van partijen. Hierin zit tegelijkertijd ook een nadeel. De burgerlijke rechter heeft geen kennis van religieuze procedures. Daarnaast moet hij de vordering steeds inpassen in civielrechtelijke normen om zo over een geschil te kunnen rechtspreken. Dit komt doordat het religieuze huwelijk, juridisch gezien, niet wordt erkend.187 Een ander nadeel is dat hij geen kennis heeft over religieuze aangelegenheden en afhankelijk is van een deskundige op dat gebied. Dit is een tijdrovend en duur proces.188 Het grote voordeel van arbitrage door religieuze rechtbanken voor de oplossing van het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’, is gelegen in de sociale acceptatie die deze genieten. Zowel de moslims als de joden en de rooms-katholieken trouwen vanwege deze sociale en culturele acceptatie volgens die religieuze principes. Dit doen zij op geheel vrijwillige basis vanwege het belang dat zij aan de desbetreffende religie hechten.189 De geestelijken die werken binnen een religieuze rechtbank worden ook geacht de expertise te hebben om over dergelijke geschillen recht te spreken. Zij kennen de religieuze procedures en vereisten voor de religieuze echtscheiding. Daarnaast is een ander groot voordeel te vinden in het feit dat partijen vrijwillig instemmen met de uitspraak van de religieuze rechtbank. Dit doen zij zowel door middel van de arbitrageovereenkomst als de sociale acceptatie die een dergelijke rechtbank geniet van diens achterban. De religieuze rechtbank is ook toegankelijker vanwege de kosten van een procedure. Tot slot kunnen religieuze rechtbanken fungeren als bemiddelende instantie tussen echtgenoten die op het punt staan om het religieuze huwelijk te ontbinden. De religieuze rechtbanken kunnen de echtgenoten begeleiden in dit proces en mogelijk zelfs de naderende echtscheiding voorkomen. Een nadeel zou kunnen zijn dat de gelijke behandeling van partijen niet geheel kan worden bewaakt. Naar mijn inziens zijn hier echter voldoende waarborgen voor te vinden in de wet. Een arbitraal vonnis kan namelijk nietig worden verklaard op grond van de openbare orde. Daarnaast wordt gelijke behandeling tussen partijen hierbij ook door de wet vereist.190 De Sharia vereist ditzelfde en eist dat de man op vredige en rechtvaardige wijze van zijn vrouw scheidt.191 Om terug te komen op de centrale vraag van deze masterthesis, is het naar mijn mening een ingewikkelde zaak om de burgerlijke rechter het probleem van de ‘‘huwelijkse gevangenschap’’ op te laten lossen. Het gebrek aan specifieke kennis is hier de grootste oorzaak van. Daarnaast hebben we gezien dat de middelen van de burgerlijke rechter beperkt zijn. Deze beperkt zich tot het verwijzen naar een religieuze rechtbank met de vordering om, onder druk van een dwangsom, medewerking te verlenen aan de beëindiging van het huwelijk.192 Een vervolgstap is dus altijd vereist. Deze vervolgstap wordt tot op heden gezet in het verschijnsel van de religieuze rechtspraak.193 Het enige probleem is echter dat er voor de moslims in Nederland nog geen officiële autoriteit is die zich bezighoudt met arbitrage op grond van religieuze principes. Wij hebben gezien dat deze mogelijkheid er wel is. Juridisch gezien zou een Shariaraad zich in Nederland kunnen vestigen.194 In het Verenigd Koninkrijk is daarentegen wel al sprake van een Shariaraad. Deze raad heeft zichzelf een faciliterende plaats verschaft in het Engelse rechtsstelsel.195 Voor wat betreft de verhouding tussen het burgerlijk recht en de religieuze rechtspraak, kan echter worden gezegd dat de religieuze rechtspraak geen echt 187
Zie hoofdstuk 1.6. Zie hoofdstuk 2.8. 189 Zie hoofdstuk 1.6. 190 Zie hoofdstuk 3.3.1. 191 Zie hoofdstuk 1.3.1. 192 Zie hoofdstuk 2.8. 193 Zie voor een voorbeeld hoofdstuk 2.4. 194 Zie hoofdstuk 3.4. 195 Zie hoofdstuk 3.2. 188
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
31
alternatief biedt voor de burgerlijke rechter. Religieuze rechtspraak moet meer gezien worden als aanvulling op het burgerlijke recht. Deze moet naar mijn mening dan ook de ruimte krijgen om daar waar religie en recht elkaar raken, een aanvullende rol te vervullen om mogelijke botsingen te voorkomen. Alleen op deze manier kan de burgerlijke rechter daadwerkelijk iets betekenen voor het probleem van de ‘’huwelijkse gevangenschap’’. Nu duidelijk is aangetoond dat religieuze rechtbanken en de overheidsrechter naast elkaar kunnen fungeren zonder met elkaar in conflict te komen, kunnen deze in de toekomst gezamenlijk een rol spelen in een duurzame oplossing voor het probleem van de ‘’huwelijkse gevangenschap’’.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
32
Aanbevelingen Tot slot beveel ik aan om onderzoek te doen naar de mogelijkheid om de burgerlijke huwelijkssluiting bij een select aantal kerkelijke instanties mogelijk te maken. Een Moskee of Rooms-Katholieke Kerk is een dergelijke instantie die deze taak op zich zou kunnen nemen. Hierbij is het voordeel dat deze kerkelijke instantie daardoor de mogelijkheid heeft om zowel het burgerlijke huwelijk als het religieuze huwelijk tegelijkertijd in te schrijven in het huwelijksregister. Dit zou resulteren in dezelfde rechtsgevolgen voor beide huwelijksvormen. Verder zou het hierdoor makkelijker zijn om deze ook tegelijkertijd te ontbinden. Bovendien zou deze kerkelijke instantie de echtgenoten ook kunnen voorlichten over het religieuze huwelijk en de rechten en plichten die daarbij horen. De echtgenoten zouden met deze informatie een weloverwogen beslissing kunnen nemen over het trouwen volgens de religieuze principes en het maken en laten vastleggen van duidelijke afspraken hierover.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
33
Nawoord Door het schrijven van deze scriptie heb ik veel nieuwe kennis opgedaan met betrekking tot de religieuze rechtspraak in Nederland. Daarnaast heb ik ook veel geleerd over de betekenis van het huwelijk en de echtscheiding in zowel de verschillende religies als het burgerlijk recht. Belangrijker is echter, dat ik met deze scriptie hoop een belangrijke bijdrage te hebben geleverd aan de bevrijding van vrouwen uit de ‘’huwelijkse gevangenschap’’. Uiteindelijk is dat mijn doel geweest. Met het einde van mijn scriptie en het schrijven van dit nawoord ben ik mij er ook van bewust dat ik een belangrijke fase in mijn leven afsluit. Daarbij denk ik niet alleen aan mijn afstudeerfase, maar ook aan de lange periode die daaraan vooraf is gegaan. Ik heb een lange weg af moeten leggen alvorens ik bij deze laatste paar stappen ben aangekomen. Daarin heb ik mij nooit kunnen inbeelden dat ik uiteindelijk mijn master zou kunnen halen. Met veel inzet, passie, geduld en vastberadenheid is het dan toch gelukt en kan ik mijzelf straks eindelijk ‘meester in de rechten’ noemen. Het eind van een hoofdstuk betekent echter weer het begin van een nieuwe. Een waarin ik hoop net zoveel succes te boeken als in de vorige en waarin ik hoop mijn opgedane kennis in te kunnen zetten ten dienste van de maatschappij. Tot slot wil ik deze gelegenheid gebruiken om de verschillende personen te bedanken die me tijdens mijn weg hiernaartoe hebben begeleid, bijgestaan, gemotiveerd, geïnspireerd en gesteund. Het gaat om: Prof. mr. P. Vlaardingerbroek, mijn scriptiebegeleider. Alle docenten, leraren en professoren die mij in de loop der jaren veel hebben bijgebracht. Mijn familie. Mijn ouders en in het bijzonder mijn moeder.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
34
Literatuurlijst Boeken: Meijer 2012 G.J. Meijer, Tekst & Commentaar Burgerlijke Rechtsvordering: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering artikel 1020, Kluwer 2012 Ramadan 2006 H.M. Ramadan, Understanding Islamic Law: From classical to contemporary, Oxford: Altamira Press 2006 Slomp 2001 J. Slomp, Islam, Kampen: Kok 2001 Vlaardingerbroek e.a. 2011 P. Vlaardingerbroek e.a., Het hedendaagse personen- en familierecht, Deventer: Kluwer 2011 Internet: ‘Agoena krijgt support’ NIK, ‘Agoena krijgt support’. <www.nik.nl/2011/12/agoena-krijgt-support/>. ‘Arbitration Act 1996’ ‘Arbitration Act 1996’. <www.legislation.gov.uk/ukpga/1996/23/data.pdf>. ‘Canoniek recht’ Rorate,’Canoniek recht’. <www.rorate.com/kerkrecht/kr_show.php?id=230>. ‘CPS International’ ‘Islam does not hold triple talaq as lawful’, CPS International. <www.cpsglobal.org/content/islam-does-not-hold-triple-talaq-lawful>. ‘Divorce and dowry’ C. Proudman,’A practical and legal analysis of islamic marriage, divorce and dowry’, Family Law week 2012. <www.familylawweek.co.uk/site.aspx?i=ed95364>. ‘Een Shariaraad in Nederland’ ‘Ook Nederland zou een Shariaraad moeten krijgen’, De Volkskrant 11 juni 2012. <www.volkskrant.nl/vk/nl/2664/Nieuws/article/detail/3269460/2012/06/11/OokNederland-zou-een-sharia-raad-moeten-krijgen.dhtml>. ‘Factsheet Sharia rechtspraak’ FORUM,‘Factsheet Sharia rechtspraak’. <www.forum.nl/Portals/Res/respdf/FORUM_factsheet_sharia_rechtspraak.pdf>. ‘Hervorming van de mudawwanah’ A. Alsulaiman ‘hervorming van de mudawwanah: correcte toepassing of contextualisering van de sharia?’, C.I.E. 2004. <www.cie.ugent.be/CIE2/alsulaiman1.htm>.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
35
‘Huwelijkse gevangenschap’ ‘Huwelijkse gevangenschap’, Femmes for Freedom. <www.femmesforfreedom.com/?page=17 >. ‘Kamervragen Minister Rosenthal’ ‘Beantwoording van Kamervragen over Nederlands- Pakistaanse vrouw in huwelijkse gevangenschap’, Minister Rosenthal, Rijksoverheid 26 juli 2012. <www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2012/07/26/beantwoordingkamervragen-over-nederlands- pakistaanse-vrouw-in-huwelijkse-gevangenschap.html>. ‘Over het joodse huwelijk’ M.W. Vrijhof, ‘Onder de choepa: over het joodse huwelijk’, Vrede over Israel: 2009, jrg.53, nr.3. <www.kerkenisrael.nl/voi/voi53-3b.php>. ‘Pleidooi voor een Shariaraad’ ‘Pleidooi voor een Shariaraad’, NOS 11 juni 2012. <www.nos.nl/artikel/382618-pleidooi-voor-shariaraad.html>. ‘Radboud Universiteit’ ‘Sharia in Nederland: een studie naar islamitische advisering en geschilbeslechting bij moslims in Nederland’, Radboud Universiteit Nijmegen. <www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/sharia.aspx?cp=44&cs=6796>. ‘Religieuze rechtspraak in Nederland’ A. Bruins, ‘Religieuze rechtspraak in Nederland?’, Mr-Online: 2013, nr.1. <www.mr-online.nl/digimagazine/jan13/magazine.html?page=104>. ‘Scheiding en nietigverklaring in de RK Kerk’ O. Boelens, ‘Opinie: Scheiding en nietigverklaring in de RK Kerk’, Kerknieuws: 2012. <www.kerknieuws.nl/nieuws.asp?oId=23517>. ‘Separation through khul’ ‘Separation through Khul: is agreement of both couple necessary?’. <www.onislam.net/english/ask-the-scholar/family/separation/175527>. ‘Sharia Law’ F. Cranmer,’Sharia Law, the Arbitration act and the Arbitration and Mediation services Bill’, Law and Religion UK 2012. < www.lawandreligionuk.com/2012/10/24/sharia-law-the-arbitration-act-1996-and-thearbitration-and-mediation-services-equality-bill/>. ‘Sharia Law in the UK’ Morrish Sollicitors LLP,’Sharia Law in the UK’. <www.morrishsolicitors.com/resource/family/sharia-law-in-the-uk>.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
36
‘The equality bill and Sharia arbitration’ R.E. Maret, ’Mind the gap: The equality bill and Sharia arbitration in the United Kingdom’, Boston College International and comparative law review 2013, Volume 36, aflevering 1. <www.lawdigitalcommons.bc.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=1696&context=iclr>. ‘Webmagazine CBS’ ‘Weinig Nederlanders gaan regelmatig naar kerk of moskee’, Webmagazine CBS: 2008. <www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/vrije-tijd-cultuur/publicaties/artikelen/archief/2008/20082476-wm.htm>. Jurisprudentie: Hof Den Haag 1 april 2009, LJN BI3841 HR 10 november 2006, LJN AY4033 HR 9 december 2005, LJN AU5285 HR 4 juni 1999, LJN ZC2924 HR 2 februari 1990, LJN AB7894 HR 22 januari 1982, LJN AG4319 HR 22 maart 1974, LJN AC5424 Rb. Amsterdam 10 april 2012, LJN BW3800 Rb. Rotterdam 8 december 2010, LJN BP8396 Tijdschriften: Rutten 2008 S.W.E Rutten’ Het recht van de gescheiden vrouw om verlost te worden uit het huwelijk’, NJCM Bulletin: Nederlands tijdschrift voor de mensenrechten, jrg. 33, nr. 6 2008. Zonnenberg 2012 L.H.M Zonnenberg ’Arbitrage in het familierecht’, EB: Tijdschrift voor scheidingsrecht, EB 2012/12. Wet- en regelgeving: Tweede Kamer der Staten- Generaal 1971 Memorie van Toelichting Wet herziening echtscheidingsrecht, 6 mei 1971, Stb. 1971, 290. Tweede Kamer der Staten- Generaal 1992 Wijzigingswet tot herziening van het scheidingsprocesrecht, Stb. 1992, 373. Het Burgerlijk Wetboek.
Masterscriptie Samir Moussaten, Universiteit van Tilburg 2013
37