VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN
INGRID LIETEN VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INNOVATIE, OVERHEIDSINVESTERINGEN, MEDIA EN ARMOEDEBESTRIJDING
Vraag nr. 148 van 11 januari 2013 van JURGEN VERSTREPEN
Internetverslaving bij jongeren - Beleidsvisie 27 procent van de Belgische jongeren tussen 9 en 16 jaar bezondigt zich af en toe aan overmatig internetgebruik. In minder dan 1 procent van de gevallen is er sprake van echte internetverslaving. Dat blijkt uit een bevraging van een representatieve steekproef van ruim 1000 jongeren door het Instituut voor Mediastudies van de KU Leuven. Jongeren brengen gemiddeld 86 minuten per dag online door. De onderzoekers pleiten ervoor om al van in de lagere school kinderen te tonen hoe ze veilig kunnen internetten. Ze willen ook dat digitale vaardigheden bij leerkrachten worden gepromoot. Het onderzoek is in februari 2012 van start gegaan. Tegen de zomer willen de onderzoekers al hun resultaten bekendmaken. Dan zullen ze ook een schatting geven van het aantal computer- en gameverslaafden. In de commissie Welzijn van 8 januari 2013 werd minister van Welzijn Vandeurzen hierover geïnterpelleerd (Stuk 489 (2012-2013)). Hij gaf mee dat er in Vlaanderen zes centra voor geestelijke gezondheidszorg zijn die een behandelingstool voor problematisch internetgebruik of gameverslaving testen. "In Limburg doen de Centra voor Alcohol- en andere Drugproblemen (CAD) dat", aldus minister Vandeurzen. De Drugslijn kreeg de voorbije jaren tussen de 30 en 50 vragen per jaar binnen over internet of gamen. De zelftest op www. hoeveelisteveel.be over internetgebruik is populairder. Die wordt ruim 5000 keer per jaar geraadpleegd. 1. In welke mate is er voor de minister een rol weggelegd bij deze problematiek, wetende dat mediawijsheid en belangrijk onderdeel is van zijn/haar beleidsprioriteiten? 2. Is er al regelmatig overleg geweest met minister Vandeurzen over problematisch internetgebruik en gameverslaving? Zo ja, wat waren de resultaten? N.B. Deze vraag werd gesteld aan de ministers Lieten (vraag nr. 148) en Smet (nr. 214).
INGRID LIETEN VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN INNOVATIE, OVERHEIDSINVESTERINGEN, MEDIA EN ARMOEDEBESTRIJDING
GECOÖRDINEERD ANTWOORD
op vraag nr. 148 van 11 januari 2013 van JURGEN VERSTREPEN
1. Voor velen en zeker voor jongeren zijn games, netwerksites, mobiele technologie en allerlei andere media een onlosmakelijk onderdeel geworden van hun leefwereld. Logisch, want deze bieden heel veel mogelijkheden en kansen. Zoals de vraagsteller terecht stelt, en zoals uit het door hem aangehaalde onderzoek ook blijkt, zijn er aan het gebruik van de nieuwe media niet alleen kansen, maar ook risico’s verbonden. De onderzoeksresultaten waarvan sprake zijn verworven in het kader van het Europese EU Kids Online onderzoek. Uit de onderzoeksresultaten die nu voorliggen blijkt dat we het op Europees niveau beter doen dan gemiddeld. Internetverslaving blijft gelukkig een uitzonderlijk fenomeen, overmatig internetgebruik is meer prominent aanwezig. Internetgebruik is één van de aandachtspunten binnen het mediawijsheidsbeleid van de minister van Media. Mediawijsheid is ook één van de beleidsprioriteiten van de minister van Onderwijs, op dit vlak is er ook voor het onderwijsbeleid een belangrijke rol weggelegd. De ministers van Media en van Onderwijs maakten rond dit beleid een conceptnota Mediawijsheid op. Deze werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 4 mei 2012. Hierin verwerkten we onze visie op de omgang met media en hun verwachtingen ten aanzien van de verschillende actoren op dit vlak. Verder lichtten we in de nota toe wat de krachtlijnen zijn van het mediawijsheidsbeleid. We hechten daarbij vooral belang aan vier zaken: het stroomlijnen en op elkaar afstemmen van het mediawijsheidsbeleid, de competentieontwikkeling, de aandacht voor gelijke kansen vanuit een e-inclusieve benadering en het creëren van een veilige en verantwoorde mediaomgeving. Dit laatste is dus één van de prioriteiten. Het gebruik van vooral nieuwe media houdt immers niet alleen kansen maar ook risico’s in. Via diverse sensibiliseringsinitiatieven dient de Vlaming meer bewust te worden gemaakt van de kansen en risico’s die bij mediagebruik bestaan. Dergelijke acties kunnen ook informeren en bewust maken over de instrumenten die mensen toelaten meer mediawijs om te gaan met media. Ook het Kenniscentrum Mediawijsheid dat recent van start ging, heeft hier een opdracht. Het centrum zal onder meer aan trendwatching doen en daarbij de evoluties inzake internetgebruik niet uit het oog verliezen. Ook het kennisplatform dat in ontwikkeling is zal aandacht besteden aan het thema. Daarnaast ontwerpt het Kenniscentrum een Toolkit Mediawijsheid waarbij goede praktijken bij het werken aan mediawijsheid worden ontsloten. Daarnaast levert tevens het Steunpunt Media een bijdrage in het onderzoek naar mediagebruik. Binnen de participatiesurvey voert het steunpunt Media het medialuik uit. Dit focust zich op het identificeren van patronen van media- en nieuwsgebruik, alsook op het peilen naar de graad van mediawijsheid. Drie dimensies van mediawijsheid staan daarbij centraal. Vervolgens ligt de focus op de kritische aspecten van mediawijsheid, meer bepaald de kritische inzichten van mediagebruikers ten overstaan van media en hun attitude met betrekking tot media-inhouden. Tenslotte wordt er aandacht besteed aan de strategische, creatieve en productieve aspecten van mediawijsheid, m.a.w. de wijze waarop media door gebruikers worden ingeschakeld voor actieve participatie in het productieproces van media-inhoud.
Op het gebied van onderzoek naar internetgebruik deed de minister van Media nog een bijkomende inspanning. Zij maakte in 2011 middelen vrij om extra onderzoek te doen op de Vlaamse data van EU Kids Online. In februari 2012 organiseerde ze een studiedag waarin uitgebreid werd ingegaan op de resultaten ervan. De minister van Media wil in dit verband ook inzetten op de rol van de ouders, die zij extra wil ondersteunen bij hun opvoedingstaak inzake internetgebruik. Er wordt bekeken of hier nog specifieke acties – aanvullend aan de reeds geformuleerde acties in de conceptnota - wenselijk zijn. Binnen het reguliere ICT-beleid voor het onderwijs is de aandacht voor veilig en verantwoord ICT-gebruik al langer een prioriteit. Net omdat aspecten van ICT-veiligheid steeds deel uitmaken van technologiegebruik, kunnen scholen er niet om heen om dergelijke zaken ook in hun pedagogische aanpak te integreren. Meer zelfs, het is een kernopdracht om dit te doen. Daarom werd bij de invoering van de eindtermen ICT in 2007 en mediawijsheid in 2010 ook aandacht besteed aan aspecten van veilig ICT. E-safety is daarmee expliciet opgenomen in de eindtermen. Scholen hebben hiermee een kader én een verplichting om rond veilig ICT-gebruik te werken. Eindtermen ICT (lager onderwijs en eerste graad SO) • De leerlingen kunnen ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier te communiceren. • De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren. • De leerlingen gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier. Eindtermen mediawijsheid (SO) • De leerlingen gaan alert om met media; • De leerlingen participeren doordacht via de media aan de publieke ruimte; Het overheidsbeleid is er verder op gericht om scholen te ondersteunen bij de invoering van de ICT-eindtermen. In het beleid en de acties was er aandacht voor het verantwoord en veilig omgaan in een meer algemene zin. Internet- en gameverslaving komen daarbij weliswaar aan bod zij het naast diverse andere aspecten van e-safety zoals cyberpesten, online identiteit en privacy en auteursrechten. De belangrijkste lopende en geplande acties vanuit onderwijs zijn de volgende:
De educatieve portaalsite Klascement www.klascement.be verspreidde lesmaterialen uit de verschillende sensibiliseringscampagnes. Momenteel bevat de databank van Klascement meer dan 600 leerobjecten die te maken hebben met veilig ICT-gebruik. Deze worden ontsloten via een subsite www.veiligonlineopschool.be waarvan het beheer gedeeld wordt tussen Klascement en Child Focus. e-Safety label. Vlaanderen participeert samen met 6 andere landen/regio’s aan een internationaal pilootproject “e-safety label” waarbij aan scholen instrumenten voor zelfevaluatie worden aangereikt met als doel de visieontwikkeling en sensibilisering omtrent ICT-veiligheid en de ontwikkeling van veilig ICT beleid op schoolniveau te stimuleren. Scholen kunnen een veilig ICT-label behalen. De resultaten van dit pilootproject worden verwacht tegen midden 2013. Ouders en opvoeders sensibiliseren (2012) Een sensibilisatiecampagne over omgaan met media als ouder. De campagne sluit aan op het Europese jaarthema van Safer Internet Day 2012: “Connecting generations and educating each other”. Concreet financiert de overheid met deze campagne de organisatie van een 120-tal ouderavonden over veilig ICT-gebruik in leerplichtscholen. Het doel is ouders en opvoeders bewust te maken van allerhande risico’s, waaronder overmatig ICT-gebruik.
Samenwerking met Child Focus. Child Focus coördineert in België het Saferinternet initiatief via het BINSI-project (=Belgian Integrated Network Safer Internet). Dit initiatief wordt door de Europese Commissie gefinancierd. Child Focus ontwikkelt in dat kader sensibiliseringsmateriaal voor onderwijs en coördineert tal van acties. De opvolging gebeurt via een stuurgroep waarin ook het departement Onderwijs en Vorming vertegenwoordigd is. Alle materialen die door Child Focus ontwikkeld worden, komen via het departement bij de scholen terecht. De voorbije jaren werden o.a. volgende lespakketten met steun van het departement naar de scholen verstuurd en gepubliceerd op Klascement.
Verder is er naast de aandacht voor veilig ICT-gebruik binnen het ICT-beleid en de aandacht voor mediawijsheid ook een link met het gezondheidsbeleid dat van de scholen verwacht wordt. De Vlaamse gezondheidsdoelstellingen en de vak-/leergebiedoverschrijdende eindtermen of ontwikkelingsdoelen vormen de fundamenten voor dit beleid. Scholen worden in het gezondheidsbeleid verondersteld om kinderen en jongeren kennis, vaardigheden en attitudes bij te brengen waarmee ze gezond door het leven kunnen gaan. De schoolomgevingen dienen daarbij zo ingericht te worden dat voor kinderen en jongeren gezonde keuzes voor de hand liggen. Het verstandig leren omgaan met o.a. moderne communicatietechnologie en games kan daar dus een onderdeel van uitmaken. Minister P. Smet bevoegd voor jeugd ondersteunt de jeugdsector waarin verschillende initiatieven worden genomen op het terrein van het werken met nieuwe media. De gloednieuwe vzw Mediaraven (de fusie van Jeugdwerknet en Javi-tv, die trouwens onderdeel gaan uitmaken van het nieuwe Kenniscentrum Mediawijsheid) en Apestaartjaren spelen uitdrukkelijk in op bewustmaking rond risico’s en verslaving. Zij worden structureel ondersteund via het decreet vernieuwd Vlaams jeugd- en kinderrechtenbeleid. Daarnaast subsidieert hij het mediawijsheidsproject van Mediaraven (in samenwerking met het Ethercentrum). Het loopt van 1 juni 2012 tot 31 mei 2013 onder de naam I @ school. De initiatiefnemers ontwikkelen een vormings- en opleidingsaanbod rond mediawijsheid voor tieners (scholieren eerste graad secundair onderwijs) en leerkrachten. In verschillende steden zal er een scholenredactiewedstrijd worden georganiseerd. Na afloop van het project zullen de betrokken organisaties aan de scholen een pakket 'mediawijsheid voor twaalf- tot veertienjarigen' kunnen aanbieden. Via Apestaartjaren informeert Mediaraven over de mening van jongeren t.o.v. internetverslaving en hun bescherming (13 filmpjes op You Tube). Ethercentrum en CHIPS vzw laten jongeren kennismaken met mediawijsheid door hen de productiekant van de media te tonen. Via het Vlaams Jeugdbeleidsplan draagt de Vlaamse Regering zorg voor de gezondheid van kinderen en jongeren (OD 5.4) en stimuleert ze mediawijsheid bij kinderen en jongeren (OD 12.1). Via de site “veiligonline.be” van Child Focus en de Gezinsbond wordt aandacht gevraagd voor de mogelijkheid van verslaving. Aangezien er uitdrukkelijk ook een rol is weggelegd voor ouders in de media-opvoeding van de jeugd, en aangezien het sociaal-cultureel werk voor volwassenen hier op inspeelt, is ook collega minister Schauvlieghe betrokken. 2. Vooralsnog hebben de ministers Lieten en Smet nog geen expliciet overleg gehad met minister Vandeurzen over problematisch internetgebruik en gameverslaving. De Vlaamse Overheid heeft sinds 2009 een informatieve website over gaming. Deze site richt zich zowel tot jongeren als tot ouders en opvoeders. Eén van de rubrieken van de site heeft als titel ‘gaming en gezondheid’ en bespreekt onder andere de thema’s verslaving, gewelddadigheid en andere sociale gevaren. Tevens bevat de site informatie en tips over het bewaken en bijsturen van het internetgebruik door jongeren. De website is eenvoudig te vinden via Google en bevindt zich op volgende locatie: http://www.cjsm.vlaanderen.be/gaming
Ook het Kenniscentrum Mediawijsheid werkt rond gaming. Hierrond brengt het in 2013 een praktijkgids uit. Deze gids is prioritair bedoeld voor ouders, leerkrachten en jeugdwerkers en wordt in nauw overleg ontwikkeld met bestaande organisaties die reeds ervaring hebben met de beoogde doelgroepen. Het Kenniscentrum Mediawijsheid zorgt voor een op maat valorisatie van deze praktijkgids in functie van de beoogde doelgroep.