Nationale landschappen 907.11
Natuurbehoud en natuurbeheer in het proefgebied Veluwe A. H. Dorresteyn Staatsbosbeheer
Inleiding
Op 9 mei 1980 werd In het Huls der Provincie te Arnhem een Veluwe-symposium gehouden, georganiseerd door o.m. de Gelderse MIlIeufederatie. Dit symposium omvatte een aantal lezingen plus aansluitende discussies over de gewenste Instandhouding en de ontwikkelIngsmogelIjkheden van het Centraal Veluws Natuurgebied. I.c. het proefgebied Nationaal Landschap(spark)' Veluwe, kortweg "de Veluwe". Wat In hoge mate opmerkelijk was op deze dag, was het feit dat het zeer goed mogelijk bleek zinnig van gedachten te wisselen over de Instandhouding van de Veluwe als gebied van grote natuurwetenschappelijke en landschappelijke betekenis, zonder direct In de confrontatie natuurbehoud-landbouw verzeild te raken. Het grote verschil tussen het proefgebied Veluwe en de overige vier proefgebieden in Nederland, Inclusief het andere Gelderse proefgebied Winterswijk, Is hiermede treffend geillustreerd. Immers, hoewel de Veluwe de qua oppervlakte grootste landschapsparkenproef betreft, zijn de problemen wezenlijk anders, In die zin dat de agrarische belangen relatief klein zijn. Hierdoor Is ook de samenstelling van dé Ingestelde Begeleidingscommissie voor het proefgebied anders en is de aard van de discussies anders. Hoewel begrijpelijk, gezien de grote agrarische belangen In Winterswijk of welk ander proefgebied dan ook, is het na enkele Jaren proefdraaien, teleurstellend te moeten constateren dat de discussie over het al dan niet instellen van een Nationaal Landschap in de meeste proefgebieden uitsluitend kan worden gekarakteriseerd als het op gang houden van een moeizame dialoog tussen natuurbeschermingsinstantles en agrarische belangenorganisaties. Deze dialoog zal hopelijk op de wat langere termijn vruchtbaar blijken te zijn door de totstandkoming van een voor beide belangen acceptabele (maar ook maatschappelijk acceptabele) synthese tussen landbouw en natuur-
• Als gevolg van een reCilnte beslissing van de Staatssecretaris van CulIuur, Re· creatie en MootschappelIJk Werk Is de naam "Landschapspark gewllzlgd In "Landschap". In dl! artikel Is deze la8tste formulering aangehouden. H
296
en landschapsbescherming; op dit moment echter wordt een even noodzakelijke discussie over de relatie en problemen tussen bijvoorbeeld de facetten natuur- en landschapsbescherming, bosbouw, infrastructuur (In de ruimste zin van het woordj en openluchtrecreatie er wat door overschaduwd. Dat een discussie over bijvoorbeeld de meer inhoudelijke kanten van bepaalde natuurbehoudsdoelstellingen, maar ook over de financiële consequenties van bepaalde vormen van natuurbeheer In bos- en natuur-
terreinen zinvol kan zijn, wil Ik In het hiernavolgende toegespitst op het proefgebied Veluwe trachten te illustreren. Naluurbehoud - Naluurbeheer De keuze iets "natuur" of "cultuur" te noemen, hangt nauw samen met de mate van menselijke beïnvloeding. De grens tussen belde begrippen is arbitrair. In zijn algemeenheid zou kunnen worden gesteld, dat de spontaniteit van de begroeiing beslissend Is. Met andere woorden een natuurgebied is een gebied waarin een geringe mate van slurende menselijke bel'nvloeding en een grote mate van spontane ontWikkeling van de begroeiing plaatsvindt. In extremo zou kunnen worden gesteld dat Iedereen die in het buitengebied bezig is met planten en dieren natuur "beheert". Dit gaat niet alleen op voor terrein beheerders, die maatregelen treffen Ier instandhouding van de Inheemse flora en fauna, maar In theorie betreft het ook degenen die gekweekte gewassen telen. Immers ook in het laatste geval zullen zich spontaan planten en dieren vestigen en eventueel handhaven. De ruimte die hieraan wordt gelaten is in dit geval echter gering; zeker als andere funclies (produktie, recreatie) in het terreinbeheer grote nadruk krijgen, wordt de ruimte voor flora en fauna vaak uiterst minimaal. Hoe minimaal dat wordt in 1980 treffend ge,llustreerd door de Veluwse snijmalsakkers, maar ook door een Willekeurige Veluwse wIldvoerakker of bijvoorbeeld het "doelengebied" op het Artillerie Schietkamp "Oldebroek". Dat het derhalve een wijdverbreid misverstand is dat natuurbeheer hetzelf-
de is als natuurbehoud en dat natuur beheren geen natuur behouden behoeft te betekenen, moge vooral in het kader van de Landschappendiscussie en de Relatienota-problematiek nog eens worden benadrukt.
sen gehanteerd. In tegenstelling tot andere vormen van grondbeheer waarbij de functie produktie een rol speelt, is de verwijdering tussen de verschillende aan de diverse functies gekoppelde doelstellingen bij het beheer van bossen kennelijk in veel mindere mate
Het beheer van de natuur op cultuurgronden in het moderne agrarische cultuurlandschap heeft om ver-
opgetreden. Binnen een bepaald terrein kunnen ech-
schillende redenen helaas een zodanige vorm aangenomen dat, wil men enigszins gestalte geven aan de doelstelling natuurbehoud, verwerving van deze cultuurgronden door een natuurbeschermingsinstantie een basisvoorwaarde is voor het handhaven dan wel het ontwikkelen van wilde planten en dieren die in dit
gebied "thuishoren". Of, anders gezegd, om een recente uitspraak van de Natuurwetenschappelijke Commissie van de Natuurbeschermingsraad, gedaan met betrekking tot het Winterswijkse, aan te halen: Moderne agrarische produktiemethoden zijn onverenigbaar met het streven naar behoud van natuurlijke waarden op dezelfde grond (1). Dat dit niet geldt voor alle gronden, waarop bepaalde vormen van produktie
plaatsvinden, komt tot uitdrukking biJ de Nederlandse bossen. Theoretisch kan zelfs worden gesteld dat bossen een uitzondering vormen op de regel. Immers, het merendeel van de Nederlandse bossen is multifunctioneel en bij het beheer van een bos wordt het mogelijk geacht meerdere functies te handhaven, dan wel te ontwikkelen (2). Door velen wordt dan ook een meervoudige doelstelling in het beheer van bos-
ter niet alle functies gelijkwaardig zijn. Of overal en altijd alle functies te combineren zijn is dan ook zeker de vraag. Een vraag die Juist met betrekking tot de Veluwe wel nadere aandacht verdient, misschien zelfs wel duidelijk moet worden beantwoord. Bossen (maar ook natuurgebieden in het algemeen) kunnen verschillende functies vervullen. Dat is op de
Veluwe op dit moment het geval, dat is heel evident in het verleden zo geweest en gezien datgene wat in het vastgestelde Streekplan Veluwe (3) is gesteld, is het klaarblijkelijk de bedoeling dat dat ook in de toekomst zo blijft. Het is theoretisch mogelijk om het beheer zodanig uit te voeren dat alle verschillende functies gehandhaafd blijven. Het is in dit kader echter ook verdedigbaar, gezien bijvoorbeeld de hoofddoelstelling van wederom het Streekplan Veluwe, te veronderstellen dat nu én in de toekomst er gebieden op de Veluwe zullen zijn, waar het hoofdaccent in het beheer op het natuurbehoud zal liggen, waar zelfs natuurbehoud de dominante functie dan wel de enige functie zal zijn. Misschien dat het in dit kader goed is om de functie natuurbehoud te verduidelijken. Hierbij wordt uitge-
VerblijfsrecreatIe aan de rand van meer en minder
kwetsbare natuurgebieden.
Kootwijk.
297
Zand. bossen, hogere en
lagere landbouwgronden vormen één samenhangend geheel. Hulshorsterzand.
gaan van dat wat in de Structuurvisie natuur- en landschapsbehoud uit 1977 over natuurgebieden (I.c. gebieden met de hoofdfunctie natuurbehoud) wordt gezegd (4). In genoemde nota Is de volgende omschriJving gegeven: "Het bevorderen van zodanige voorwaarden en omstandigheden dat verscheidenheid en samenhang in natuur en landschap worden gewaarborgd en dat natuurwaarden en cultuurwaarden en waarden in de sfeer van de menselijke beleving op een kwalitiatief optimaal peil worden gehandhaafd dan wel worden ontwikkeld". Deze algemene formulering is nader uitgewerkt voor die gebieden die als natuurterre/nen (Inclusief bossen met hoofdfunctie natuurbehoud) zullen worden beheerd. Een en ander heeft de volgende beleidsuitgangspunten voor natuurgebieden opgeleverd: Het onverlet blijven of herstellen van de geomorfologische structuur, de geologische gesteldheid, de waterhuishouding, de (micro)klimatologische omstandigheden, de kwaliteit van water, bodem en lucht, elementen van cultuurhistorisch en/of oudheidkundig belang en de karakteristieke structuur van het landschap. 2 Het behoud c.q. de regeneratie van de in het natuurgebied van nature thuishorende levensgemeenschappen, plant- en diersoorten in de voor hen meest geschikte milieus. 3 Het waar mogelijk tot ontplooiing brengen van de
298
natuurlijke potentie van het gebied door verbetering van de bestaande of herstel van binnen het gebied verdwijnende of verdwenen milieuomstandigheden. 4 Het scheppen van mogelijkheden voor de mens om zIch te ontspannen, om te genieten van de aanwezige waarden en om kennis daarvan te vergroten, voorzover in overeenstemming met de beheersbeginselen 1 tlm 3. Voor het beheer van voornoemde gebieden is een tweetal richtingen te onderscheiden. Daarnaast is een aantal nieuwe Ideeën in ontwikkeling die enerzijds als een aanvulling op de bestaande twee richtingen kan worden beschouwd, anderzijds wellicht als een derde richting voor het beheer van natuurterreinen (en bossen met de hoofdfunctie natuurbehoud) kan worden betiteld. De eerste richting is dat gekozen wordt voor het ontstaan of voortbestaan van een spontane levensgemeenschap. Dit houdt in dat alle in het ecosysteem plaatshebbende processen autonoom (kunnen) verlopen. Het behoud van de zelfstandige regulatiemogelijkheden van de levensgemeenschap staat voorop. Het bos bijvoorbeeld is in deze situatie niet zozeer een verzameling van interessante wilde planten en dieren, maar een plaats waar zich natuurlijke processen kunnen voltrekken. Uit een oogpunt van natuurbehoud is het wenselijk deze vorm van beheer te kiezen in gebieden waar zich
zeer rijk geschakeerde levensgemeenschappen kunnen ontwikkelen. Vertaald naar de Veluwe is te denken aan plaatsen die al eeuwenlang bos hebben gedragen, ook al is dit bos in hevige mate door de mens bel"nvloed. Het beheer van een spontane levensgemeenschap staat overigens niet gelijk aan "'niets doen". Het is van bijzonder groot belang er zorg voor te dragen dat van het te behouden systeem de levensvoorwaarden niet worden aangetast. Zo zullen Invloeden van buiten door beheersmaatregelen moeten worden tegenge-
gaan. De tweede richting kan worden omschreven als het instandhouden van vervangingsgemeenschappen. Dit kan gebeuren door voortzetting van de van oudsher gebruikelijke exploitatiemethoden, eventueel met moderne technieken. De aldus onder invloed van menselijke bemoeienis ontstane halfnatuurlijke v"rvangingsgemeenschappen behoren in Nederland tot de soortenrijkste levensgemeenschappen. Bovendien geven ze veelal inzicht in de wijze waarop onze voorouders de natuur hebben benut. Vervangingsgemeenschappen kunnen voorkomen
in nagenoeg ieder stadium van de successie. De als meest interessant beoordeelde ziJn echter die vervangingsgemeenschappen, die zich tussen het pIonierstadium en een climaxstadium bevinden. Menselijke dynamiek, samen te vatten in het woord exploitatie,
heeft in het stadium van het pioniergezelschap nauwelijks invloed. In stabiele climaxvegetaties is exploitatie veelal storend. Het instandhouden van vervangingsgemeenschappen ten behoeve van natuurbehoud is uit ecologisch oogpunt een niet altijd voor de hand liggende keuze. Daarentegen Is de keuze voor een vervangingsgemeenschap uit cultuurhistorisch
en landschappelijk oogpunt zonder meer te motiveren. Dit houdt dan echter wel expliciet een functietoekenning in die vooraf moet gaan aan de keuze van de beheersvorm. Ieder pleidooi tot handhaving van de huidige situatie op de Veluwe voor wat betreft de verdeling in verschillende terrreintypen is dan ook heel duidelijk primair een landschappelijke en cultuurhistorische keuze en zeker geen ecologische. Ook als de hoofdfunctie natuurbehoud is, kan In ecologisch opzicht een vervangingsgemeenschap een zinvol alter-
natief zijn, bijvoorbe'oId op die plaatsen waar sponta-
Grote wegen vormen een zeer grote ingreep in het natuurgebied van de Veluwe.
299
ne levensgemeenschappen slechts gebrekkig kunnen functioneren. Deze situaties zullen In de praktijk zeer frequent voorkomen bijvoorbeeld bij de onmogelijkheid om externe factoren te elimineren of als er sprake Is van een te kleine oppervlakte. De mogelijkheden voor vervangingsgemeenschappen zijn niet uitgeput met de toepassing van traditionele exploitatievormen. Deze exploItatievormen worden Immers in belangrijke mate bepaald door de maatschappelijke structuur In een bepaalde regio, alsmede door het aantal mensen dat er woonde. Los van deze historisch bepaalde exploitatie Is uit natuurbehoudsoogpunt een pleidooi te houden voor bepaalde beheerstechnieken die tot vervangingsgemeenschappen leiden. Begrazlng door vee is een fraai voorbeeld; als gevolg van zeer extensieve begrazlng is het mogelijk een reeks van mln of meer bekende vegetatietypen (van grasland tot bOs) In stand te houden dan wel te ontwikkelen In een volstrekt nieuwe ruimtelijke rangschikking met ecologisch zeer Interessante overgangen. Door manipulatie van de veebezettIng Is het mogelijk een bepaalde graad van afbraak te fixeren, een punt dat gekozen kan worden op grond van zijn interessante biologische eigenschappen. De overstap van bovengenoemde twee richtingen in het natuurbeheer naar recent veel gehoorde nieuwe
beheersldeeên (van bijvoorbeeld de Landelijke Werkgroep Kritisch Bosbeheer en de Stichting Kritisch Faunabeheer) Is slechts een kleine. Juist door onze toenemende kennis van het verloop van allerlei processen binnen een levensgemeenschap zijn we enigszins in staat tot manipuleren van deze processen. Het is derhalve denkbaar dat door de natuurbeheerder de structuur en de soortensamenstelling van een levensgemeenschap, bijvoorbeeld bos, in een bepaalde richting wordt gestuurd. De beheerder neemt in die situatie een deel van de werkzaamheden van de overige biotische factoren (bijvoorbeeld predatie, parasitisme, concurrentie) of abiotische factoren (storm, brand) over. De weg naar een "kunstmatig gevormde" levensgemeenschap met zich ""spontaan" vestigende wilde planten en dieren ligt geheel open. In feite werpt de beheerder zich op als architect van de te ontwikkelen levensgemeenschap, waarin hij nastreeft zoveel mogelijk reacties onder controle te houden. De keuze of men de rol van de mens ten behoeve van het natu~rbehoud op de Veluwe in het beheer wil continueren in de vorm van gebruiker (een situatie die de Veluwe heeft gemaakt tot wat zij nu Is), of dat men de mens In zijn rol als beheerder wil accepteren als buitenstaander (essentieel bij de ontwikkeling van spontane levensgemeenschappen) of voor een deel
300
ook als manipulator. Is een maatschappelijke keuze. Deze keuze zal onderwerp van discussie zijn in het overleg dat binnenkort In het kader van de Proefgebiedsstatus van de Veluwe tussen bestuurderen. eigenaren, beheerders en adviseurs op dezelfde'Veluwe zal worden gevoerd. Centraal In deze discussie zal. naar de mening van de auteur, moeten staan dat er veel meer ruimte zal moeten komen op de Veluwe voor andere dan tot nu toe gangbare beheersvormen In bos- en natuurterreinen. Los van de uit een oogpunt van natuurbehoud Interessante processen, die als gevolg van deze andere C.q. nieuwe beheersvorm en zullen optreden (met name in die situaties, waar de mens zich bewust onthoudt van beïnvloedIng van een levensgemeen-
schap). Is het financieel volstrekt onmogelijk die beheersvormen te continueren die van oudsher toegepast zijn en die hebben geleld tot de huidige vervangingsgemeenschappen en in meer of mindere mate kunstmatige levensgemeenschappen op de Veluwe. Alle extra gelden die kunnen worden ontleend aan de status Proefgebied Nationaal Landschap zullen aan die situatie weinig kunnen veranderen. De huidige verdeling in open en gesloten terreIntypen op de Veluwe is derhalve vanuit een oogpunt van natuur- en landschapsbescherming bij de verdere gedachtenvorming geen statisch gegeven en handhaving van de huidige verdeling Is dan ook geen "must". Het Is hooguit gewenst dat alle thans aanwezige terreintypen: helde (droog en nat), stuifzand, korstmossteppe, bos, etc. op de lange termijn aanwezig blijven. Wellicht dat, eventueel aangevuld met kosten/baten-analyses van verschillende (natuur)beheersvormen. juist deze discussie met eigenaren en bestuurderen over de instandhouding en het beheer van de niet-agrarische gronden In het proefgebied Veluwe duidelijk kan maken dat deze discussie in het kader van de totstandkoming van toekomstige Nationale Landschappen In Nederland zeker zo belangrijk is als het bereiken van een moeizaam vergelijk tussen landbouwers en natuurbeschermers. Literatuur Advies betreffende Winterswijk-Oost. 1979. Natuurwe-
tenschappelijke Commissie van de Natuurbeschermingsraad. Utrecht. 2
Structuurvisie op het bos en de bosbouw. ~1977. Ministe-
rie van Landbouw en Visserij/Staatsuitgeverij, 's-Graven_ hage. Streekplan Veluwe. 1979. Provinciale Staten van Gelderland, Arnhem. 4 Structuurvisie natuur- en landschapsbehoud. 1977. MInIsterie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werkl Staatsuitgeverij, 's·Gravenhage. 3