NATUUR- EN GROENTECHNISCHE WETENSCHAPPEN DERDE GRAAD TSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS september 2011 VVKSO – BRUSSEL D/2011/7841/051 (vervangt D/ 2005/0279/052)
Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel
Inhoud INLEIDING.......................................................................................................................3 1
Beginsituatie........................................................................................................4
2
Studierichtingsprofiel...........................................................................................5
3 3.1 3.2 3.3
Attitudes en algemene doelstellingen..................................................................6 Algemeen kader ..................................................................................................6 Attitudes ..............................................................................................................7 Algemene doelstellingen .....................................................................................7
4 4.1 4.2
Leerplandoelstellingen ........................................................................................9 Gemeenschappelijke stam ..................................................................................9 Optioneel gedeelte ............................................................................................11
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8
Algemene pedagogisch-didactische wenken ....................................................12 Geïntegreerde aanpak ......................................................................................12 Verticale samenhang ........................................................................................12 Projectmatige aanpak en geïntegreerde proef ..................................................12 Stages ...............................................................................................................13 Integratie van informatie- en communicatietechnologie ....................................13 Aanschouwelijke aspecten ................................................................................13 Taalbeleid .........................................................................................................13 Veiligheidsfiches ...............................................................................................14
6 6.1 6.2
Evaluatie ...........................................................................................................14 Visie op evaluatie ..............................................................................................14 Hoe evalueren?.................................................................................................15
7
Minimale materiële vereisten.............................................................................16
8
Bibliografie ........................................................................................................17
9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 9.8 9.9 9.10 9.11 9.12 9.13 9.14
Indicatieve lijst...................................................................................................18 Vogels ...............................................................................................................18 Dagvlinders .......................................................................................................19 Nachtvlinders ....................................................................................................19 Zweefvliegers ....................................................................................................19 Waterjuffers en libellen......................................................................................19 Sprinkhanen ......................................................................................................20 Kevers...............................................................................................................20 Amfibieën ..........................................................................................................20 Reptielen ...........................................................................................................20 Zoogdieren ........................................................................................................20 Andere te kennen dieren...................................................................................21 Bomen...............................................................................................................21 Struiken .............................................................................................................21 Paddenstoelen ..................................................................................................21
2 D/2011/7841/051
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
INLEIDING Uitgangspunten bij het nieuwe leerplan Natuur- en groentechnische wetenschappen tso 3de graad De opdracht voor de leerplancommissie gaat uit van de volgende zes punten: –
het leerproces moet gekaderd zijn binnen een duidelijk studierichtingprofiel;
–
de studierichting moet uitdagend en aantrekkelijk onderwijs bieden voor jongeren;
–
er moet ruimte worden gecreëerd voor de eigen inbreng van scholen;
–
de moderne technieken moeten binnen het leren hun plaats krijgen;
–
er moet voldoende aandacht zijn voor preventie en milieu;
–
er moet integratie zijn van de theoretische, technische en praktische vorming. De vormgeving van dit leerplan is verschillend met de vroegere leerplannen, omdat we uitgaan van volgende structuur:
Studierichtingprofiel Î algemene doelstellingen Î leerplandoelstellingen Î ondersteunende kennis, vaardigheden en attitudes Î pedagogisch-didactische wenken Î vormen van evaluatie
In onderstaande tekst wordt vertrokken van een breed uitgeschreven studierichtingprofiel, met aandacht voor zowel de specifieke als de algemene vorming. Van daaruit worden de competenties voor de studierichting en de onderliggende leerplandoelstellingen uitgeschreven.
Situering van het leerplan Zie website van het VVKSO bij lessentabellen.
Dit leerplan omvat samen met de leerplannen -
Toegepaste biologie,
-
Toegepaste fysica,
-
Toegepaste chemie,
-
Toegepaste economie
het specifieke gedeelte van de studierichting.
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
3 D/2011/7841/051
1
Beginsituatie
De leerlingen die starten in de derde graad Natuur- en groentechnische wetenschappen tso komen hoofdzakelijk uit de tweede graad Plant-, dier- en milieutechnieken tso en Biotechnische wetenschappen tso. Deze leerlingen hebben al volgende voorkennis verworven: •
classificeren van levende wezens;
•
basisbeginselen van toegepaste chemie;
•
basisbeginselen van een eenvoudige biotoopstudie;
•
groei- en ontwikkelingsprocessen bij planten en dieren;
•
abiotische factoren die groei en ontwikkelingsprocessen bij planten en dieren beïnvloeden;
•
determineren van planten aan de hand van een flora op basis van uitwendige kenmerken.
Van leerlingen uit aso- of andere tso- studierichtingen is het niet zeker dat ze deze voorkennis bezitten. Ze zullen onder begeleiding hun voorkennis kunnen bijwerken. Van hen wordt verondersteld dat ze een ruime interesse bezitten voor alles wat biotoopstudie, natuurbeheer en ecologie betreft, zodat ze een mogelijke achterstand snel kunnen bijwerken. De samenhang tussen de doelstellingen van de tweede en derde graad is verder beschreven onder 5.2 ‘Verticale samenhang’.
4 D/2011/7841/051
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
2
Studierichtingsprofiel
Deze studierichting is gericht op leerlingen met een ruime interesse voor de natuur. Zij leidt op tot tewerkstelling in de dienstensector, meer bepaald in het segment groen-, landschaps- of natuurbeheer. Inhoudelijk verwerven de leerlingen kennis van fauna en flora, ecologie en landschap ter ondersteuning van de competenties die ze zullen verwerven. Zij leren een aantal biotopen van elkaar onderscheiden op basis van de heersende biotische en abiotische factoren in relatie tot het landschap. Zij hebben een ruime kennis van wilde fauna en flora. De leerlingen leren beheermaatregelen uitvoeren om de natuurwaarde of biodiversiteit te verhogen en begrijpen de noodzaak ervan. Ook verwerven ze competenties m.b.t. het uitvoeren van werkzaamheden in functie van de inrichting, het beheer en onderhoud van een groter domein of parkgebied. Vorming vertrekkend van een christelijk mensbeeld Het leren aan de hand van en met “levende” dieren en planten biedt ook een unieke kans en is een aanleiding om dieper in te gaan op “leven”, ethische waarden en normen, vertrekkend van of gekaderd binnen het christelijk opvoedingsproject van de school. Ons onderwijs streeft de vorming van de totale persoon na waarbij het christelijk mensbeeld centraal staat. Onderstaande waarden zijn dan ook steeds na te streven tijdens alle handelingen: •
respect voor de medemens
•
solidariteit
•
zorg voor milieu en leven
•
respectvol omgaan met eigen geloof, anders gelovigen en niet-gelovigen
•
vanuit eigen spiritualiteit omgaan met ethische problemen
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
5 D/2011/7841/051
3
Attitudes en algemene doelstellingen
3.1
Algemeen kader
Alle algemene leerplandoelstellingen van de gemeenschappelijke stam moeten worden gerealiseerd. Naast algemene doelstellingen van de gemeenschappelijke stam moeten ook de doelstellingen van één optie worden gerealiseerd. De vakwerkgroep gaat bij het kiezen van de optie doordacht te werk rekening houdend met de regionale context en de interesse en motivatie bij de leerlingen. Dit laat tevens differentiatie toe op klas- en leerlingenniveau. De leerplandoelstellingen worden zodanig aangeboden dat de theoretische, technische en praktische vorming van dit leerplan als één geheel wordt ervaren. Om de doelstellingen uit het leerplan te kunnen realiseren, is overleg noodzakelijk.
Gemeenschappelijke stam Algemene doelstellingen
Biotoopstudie Natuurbeheer Landschapsanalyse Ecologie
Optioneel gedeelte Doelstellingen afhankelijk van de gekozen optie Optie 1: Natuur- en boswachter
6 D/2011/7841/051
Optie 2: Park- en groenbeheer
Optie 3: Verdieping natuur- en landschapsbeheer
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
3.2
Attitudes
Het is belangrijk om onderstaande attitudes bewust en expliciet op diverse momenten als doelstelling na te streven: –
Erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een opgedragen taak nauwkeurig te voltooien.
–
Diervriendelijk omgaan met dieren.
–
Voor zijn (haar) mening en gevoelens durven uitkomen en deze op een beleefde manier formuleren en argumenteren.
–
Spontaan handelen volgens de regels en afspraken.
–
Erop gericht zijn, ondanks moeilijkheden, verder te werken om het einddoel te bereiken.
–
In staat zijn om op systematische wijze te beslissen welke stappen men bij de uitvoering van een taak zal zetten.
–
Zich inleven in de situatie waarin mensen zich bevinden, er begrip voor opbrengen en er tactvol mee omgaan.
–
Bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden (andere materialen, andere gereedschappen, nieuwe opdrachten).
–
Handelen met het oog op de tevredenheid voor zichzelf en voor de anderen.
–
Handelen met het oog op het vermijden van verspilling en respect voor het milieu.
–
Bereid zijn om informatie op te zoeken (levenslang leren).
–
Aandacht hebben voor de impact die het eigen gedrag en voorkomen op anderen kan hebben.
–
Bijdragen tot een leef- en werkomgeving als een gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen.
–
Handelen met de bekommernis om zichzelf, de anderen en het milieu optimaal te vrijwaren.
–
Bereid zijn om in team te werken.
3.3
Algemene doelstellingen
1. Wilde flora en fauna in verschillende biotopen herkennen, kennen, inventariseren en monitoren. 2. Biotische en abiotische factoren in een ecosysteem kennen en toepassen. 3. De invloed van de menselijke activiteiten op ecosystemen in verschillende biotopen opzoeken en herkennen. 4. In een biotoop de landschapsvormende factoren vanuit een historische context herkennen en verklaren. 5. Bestaande natuurbeheerplannen lezen. 6. De uitvoering van bestaande natuurbeheerplannen voorbereiden. 7. Bestaande natuurbeheerplannen uitvoeren. 8. Over de uitvoering van bestaande natuurbeheerplannen rapporteren en communiceren. 9. In teamverband werken binnen natuurbeheer. 10. Leiding geven aan een klein team bij het uitvoeren van natuurbeheerwerken.
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
7 D/2011/7841/051
11. Als natuur- en landschapsgids fungeren en verschillende doelgroepen sensibiliseren en informeren.
8 D/2011/7841/051
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
4
Leerplandoelstellingen
4.1
Gemeenschappelijke stam
1. Het belang van biodiversiteit in de vakgebieden biotoopstudie, natuurbeheer, ecologie en landschapsanalyse erkennen. 2. Tijdens lessen, excursies, uitstappen, stage, e.a steeds handelen in het belang van het behoud en herstel van de biodiversiteit.
Biotoopstudie 3. De meest courante wilde flora op uiterlijke kenmerken herkennen, kennen, determineren, classificeren en inventariseren. 4. De meest courante wilde fauna op uiterlijke kenmerken herkennen, kennen, determineren, classificeren en inventariseren. 5. Verschillende monitoringtechnieken om fauna en flora te leren kennen in de bezochte biotopen gebruiken. 6. Verschillende determineermaterialen zoals verrekijker, loep, telescoop, net, fuik en veldgids gebruiken. 7. De nodige informatie i.v.m. biotoopstudie verwerven en verwerken (ICT, tijdschriften, veldgidsen, e.a.). 8. De informatie en kenmerken van een biotoop communiceren. Natuurbeheer 9. De opmaak van een beheerplan van een natuurgebied voorbereiden aan de hand van o.a. kaarten, excursieverslagen, rapporten. 10. Doelstellingen formuleren i.v.m. financiële en technische mogelijkheden rekening houdend met visies op natuurbeheer. 11. Doelstellingen formuleren i.v.m. het draagvlak (verschillende actoren en/of betrokken partijen). 12. Doelstellingen formuleren rekening houdend met het wettelijk kader. 13. Beheervormen zoals maaien, kappen, plaggen, begrazen, branden, kennen en toepassen. 14. Verschillende biotopen en types open ruimte (natuurgebieden, bossen, allerlei landschappen, parken en plantsoenen, wegbermen, oevers, stromend en stilstaand water en alle mogelijke biotopen zoals heide, grasland, slikken en schorren, kust, duinen) binnen het bestaande wettelijke kader beheren. 15. Beheerplannen lezen en opmaken. 16. Op verschillende terreinen beheerwerken uitvoeren en hierover rapporteren. 17. Monitoringsplan en beheerevaluatie opstellen om het gevoerde natuurbeheer te evalueren en indien nodig bij te sturen. 18. Met verschillende doelgroepen (o.a. landbouwers, recreanten) over het natuurbeheer communiceren.
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
9 D/2011/7841/051
19. Op een veilige manier machines en gereedschappen om natuurbeheer uit te voeren, onderhouden en gebruiken. Landschapsanalyse 20. Het ontstaan van bodemstreken aan de hand van de geologische geschiedenis verklaren. 21. Typische reliëfvormen via de geologische geschiedenis verklaren. 22. Bodemstreken en geografische streken op kaart lokaliseren. 23. Het landschapstype van een landschap bepalen. 24. De menselijke en fysische landschapscomponenten herkennen en hun ontstaan verklaren. 25. Geografische informatie voor landschapsanalyse opzoeken, selecteren en verzamelen via ICT, toponiemen en kaartmateriaal.
Ecologie 26. Invloed van biotische en abiotische factoren op het ecosysteem (op het terrein) onderzoeken. 27. De relatie tussen een organisme en zijn omgeving (op het terrein) onderzoeken (habitat, populatie, temperatuur en licht, predatie, concurrentie, voedsel). 28. Verschillende basisbegrippen i.v.m. ecologie verklaren en toelichten. 29. Water, lucht en bodem als element van het ecosysteem omschrijven. 30. Invloed van de mens op het ecosysteem omschrijven. 31. Verstoringen van de elementen water, lucht en bodem en de gevolgen (op het terrein) onderzoeken en opsporen: a) verzuring b) vermesting c) verdroging d) versnippering 32. Maatregelen formuleren in het kader van natuurbeheer om gevolgen van verstoringen van de elementen water, lucht en bodem in ecosystemen te verminderen of te vermijden. 33. De nodige info i.v.m. ecologie verwerven en verwerken (ICT, actualiteit, onderzoekcentra, tijdschriften, e.a.).
10 D/2011/7841/051
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
4.2
Optioneel gedeelte
OPTIE 1 Natuur- en boswachter De uitbreidingsdoelstellingen behandelen praktische en opdrachtspecifieke onderwerpen uit de volgende domeinen of vakgebieden: plantkunde, vegetatiekunde, houttechnologie, ecologie, natuurbeheer, boomsoorten, bosbescherming, bosbehandeling, bebossen en herbebossen, boseconomie, wetgeving, faunabeheer en visbestandbeheer. Voorbereiding om het examen natuur- en boswachter af te leggen. 1. 2. 3. 4. 5.
Bomen en bosbestanden opmeten. Bosbeheermaatregelen opstellen en uitvoeren. Inheemse bomen en struiken herkennen. Houtsoorten herkennen en de juiste houtsoort voor de juiste toepassing kunnen selecteren. De wetgeving rond bos, natuur, jacht, visserij en vogelbescherming kennen en kunnen toepassen.
OPTIE 2 Park- en groenbeheer Naast open gedeelten waaronder waterpartijen, grasvelden, bloemperken, wandelwegen en andere infrastructuren, bestaat een park uit een afwisseling van bosgedeelten en/of gedeelten begroeid met bomen, heesters en kruidachtige gewassen. Mensgerichte maatregelen 1. De functies van groen op de mens beschrijven. Natuurgerichte maatregelen 2. De natuurlijke processen kennen en toepassen. 3. Ingrepen en processen die de ecologische potenties vrijwaren kennen. om de bestaande biodiversiteit te behouden of te verhogen. 4. Landschapselementen beschermen en behouden met een aangepast beheer: a) open plekken in duinen, grasland, heide, bos open houden; b) waterrijke elementen zoals bron, poel, beek, sloot, vijver gepast onderhouden; c) puntvormige elementen zoals een knotboom, oude boom, hakhoutstoof gepast onderhouden. 5. Beboste gedeelten beheren volgens het principe van natuurgericht bosbeheer. Milieugerichte maatregelen 6. 7. 8. 9. 10.
Schade aan het milieu voorkomen, beperken, herstellen. De principes van een gesloten mineralenkringloop (importen en verliezen beperken) kennen. Een bodemanalyse/onderzoek doen en een aangepaste bodemverbetering beschrijven. Alle beheerdaden zo uitvoeren dat verontreiniging maximaal wordt tegengegaan. Het begrip verdroging kennen om de impact van verharde oppervlakten in te schatten.
OPTIE 3 Verdieping natuur- en landschapsbeheer In de optie “natuur- en landschapsbeheer” worden de leerplandoelstellingen van de gemeenschappelijke stam uitgediept om te komen tot een betere samenhang of het vlotter gebruiken van kennis en vaardigheden. Om dit te bereiken kunnen extra biotopen en/of complexere beheertechnieken aan bod komen.
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
11 D/2011/7841/051
5
Algemene pedagogisch-didactische wenken
5.1
Geïntegreerde aanpak
De leerplandoelstellingen dienen binnen de derde graad gerealiseerd te worden. De leraren streven er naar de ondersteunende kennis zo geïntegreerd mogelijk te behandelen. Het is vanuit pedagogisch-didactisch standpunt absoluut noodzakelijk om een degelijke samenhang tot stand te brengen tussen praktijk en theorie. Dit betekent dus dat er geen afzonderlijk leerplan theorie en praktijk werd gemaakt. De leerplandoelstellingen en leerinhouden worden zodanig aangeboden dat de praktijk en de theorie als één geheel worden ervaren. Het is aangewezen dat de verschillende betrokken leraren voor toegepaste wetenschappen (toegepaste fysica, toegepaste biologie en toegepaste chemie) en algemene vakken als Nederlands (gidsen, communiceren, verslagen maken), Geschiedenis (historiek van het landschap), Aardrijkskunde, Engels en Frans (informatie opzoeken in andere talen) in overleg de leerplandoelstellingen realiseren en eventueel opnemen in gezamenlijke jaarplannen voor de 3de graad, 1ste en 2de leerjaar. De vakwerkgroep is hiervoor de aangewezen weg. De lestijden kunnen worden gegroepeerd om praktische oefeningen en projecten mogelijk te maken.
5.2
Verticale samenhang
Het leerplan Natuur- en groentechnische wetenschappen vertoont een verticale samenhang over de graden heen. Om de verticale opbouw optimaal te verzekeren, is het noodzakelijk om naast de eigen doelstellingen ook deze van de 2de graad Biotechnische Wetenschappen tso en Plant- dier- en milieutechnieken tso te kennen. Tweede graad: op een onderzoekende manier de noodzakelijke transfereerbare basiskennis, basisvaardigheden, inzichten en attitudes verwerven van belang bij processen bij het herkennen, verzorgen, beheren en produceren van planten en dieren en bij het realiseren van duurzame dierlijke en plantaardige productie. In de derde graad Natuur- en groentechnische wetenschappen worden de doelstellingen in verband met wilde fauna en flora en de groene ruimte verruimd en uitgediept. De klemtoon van de vorming ligt op het kunnen toepassen van de verworven kennis, inzichten en vaardigheden in concrete praktijksituaties. De doelstellingen in de derde graad zijn ook gericht op het maken van keuzes en het nemen van beslissingen. De leraar gaat er van uit dat de leerlingen die komen uit aso- of andere tso- studierichtingen (buiten het studiegebied Land- en tuinbouw) voorkennis bezitten vanuit hun ruime interesse voor de natuur en groen. Hun kennis hebben ze zelfstandig verworven. De leerlingen worden begeleid om een eventuele achterstand snel in te halen.
5.3
Projectmatige aanpak en geïntegreerde proef
Het leerplan leent zich tot projectmatig werken. Met een project wordt bedoeld: een geïntegreerde oefening of thema dat door één of meer leerlingen wordt uitgevoerd. De school kan ook het leerplan Project/Seminaries binnen de lessentabel opnemen. Dit leerplan biedt de mogelijkheid het zelfstandig leren bij leerlingen aan te moedigen en gestalte te geven binnen het schoolgebeuren. Hoewel er steeds begeleiding nodig zal zijn (leerkracht als coach), moet elke kans om de leerling zelfstandig te laten werken, aangegrepen worden. Het project mag nooit een doel op zich worden. Het is niet de bedoeling om via het leerplan Project/Seminaries bijkomende ondersteunende kennis aan te bieden. Het is wel de bedoeling dat leerlingen zelfstandig informatie verwerven en verwerken en een concreet
12 D/2011/7841/051
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
project realiseren. Daarnaast is het gewenst dat vakoverschrijdende vaardigheden worden ingeoefend en geïntegreerd. In het tweede leerjaar van de derde graad kan binnen het leerplan Project/Seminaries gewerkt worden aan de concretisering van de Geïntegreerde Proef. Hierbij kunnen onderwerpen die verband houden met het leerplan Natuur- en groentechnische wetenschappen worden uitgewerkt.
5.4
Stages
De doelstellingen die een school kan realiseren binnen stages zijn opgenomen in dit geïntegreerde leerplan. De school beslist zelf hoe zij dit organiseert. Dit kan via praktische oefeningen in de natuur, educatieve centra, tijdens stage, e.a.. De doelstellingen die men wenst te realiseren via stages worden opgenomen in de activiteitenlijst die bij het begin van het schooljaar samen met de stagebegeleider en stagementoren wordt opgemaakt. Voor de stage moeten alle verplichtingen opgelegd door de stagereglementering gevolgd worden.1
5.5
Integratie van informatie- en communicatietechnologie
De leerlingen kunnen informatie opzoeken (via Internet) over wilde fauna en flora en hun natuurlijke omgeving en websites raadplegen van diensten en verenigingen die voorlichting en ondersteuning verschaffen. Ze kunnen geprogrammeerde formulieren en eenvoudige software gebruiken om op een actieve manier kennis en inzicht te verwerven. Er dient opgemerkt dat de programma’s die men aanwendt zo gebruiksvriendelijk zijn dat de klemtoon ligt op de te verwerven leerplandoelstellingen en zeker niet op de beheersing van een of ander softwarepakket.
5.6
Aanschouwelijke aspecten
Er wordt tijdens de lessen Natuur- en groentechnische wetenschappen veel aandacht besteed aan het aanschouwelijke aspect. Het is evident dat de wilde fauna en flora tijdens de bespreking ervan zoveel mogelijk aanwezig zijn in de onmiddellijke leeromgeving. De leerlingen worden in contact gebracht met wilde fauna en flora in reële praktijkomstandigheden via praktische oefeningen, stages, bezoeken aan natuurgebieden, seminaries, natuurwandelingen, biotoopstudies e.a.
5.7
Taalbeleid
Omdat taalbeleid voor de hele school van belang is, wordt iedere leraar erbij betrokken. Werken aan een taalbeleid verhoogt immers de onderwijskwaliteit waardoor meer leerlingen het schoolcurriculum kunnen halen. Intensief werken aan taal, zeker ook in niet-taallessen kan via taalgericht vakonderwijs. Met taalgericht vakonderwijs kiest de school voor een visie op ondersteuning en ontwikkeling van de taalvaardigheid van de leerlingen in functie van leren. Essentieel hierbij is dat de leerling centraal staat. Taalgericht vakonderwijs staat voor een didactiek die gebruik maakt van het feit dat taal een belangrijke rol speelt bij het leren. Uitgangspunt is dat taal, leren en denken onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Taal1
Raadpleeg hiervoor de omzendbrief SO/2002/09. U surft naar www.ond.vlaanderen.be/edulex en klikt achtereenvolgens op “rubrieken omzendbrieven”, “secundair onderwijs” en “stages”. 3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
13 D/2011/7841/051
gericht vakonderwijs zoekt naar mogelijkheden om leren en taal aandacht te geven in de vaklessen. De vakinhoud staat voorop en daarover praat en schrijf je met elkaar in vaktaal. Aandacht voor taal betekent dan dubbele winst. Taalgericht vakonderwijs is te omschrijven als contextrijk onderwijs, vol interactie en met taalsteun. De begrippen context en interactie zijn niet specifiek voor taalgericht vakonderwijs. Alle leraren werken met contexten en samenwerkend leren levert veel zinvolle interactie. Voor vaktaalleren is aandacht voor beide echter onmisbaar. Door de leerlingen daarbij op verschillende manieren taalsteun te geven, is het leerproces te optimaliseren. Als we ‘goed’ onderwijs willen voor allen, dan is er aandacht voor (school)taal. Dat veronderstelt standaardtaal gebruiken, de juiste vaktermen toepassen (vaktaal), in de gepaste taal over de leerstof en het vak kunnen praten. In de lessen, bij taken en opdrachten komt daarbij ook de aandacht voor een heldere instructietaal. Op school én in de les betekent dit dat er een werking wordt opgezet om de schoolse taalvaardigheid te verhogen, om de slaagkansen en de kwaliteit van het onderwijs te garanderen.
5.8
Veiligheidsfiches
Bij elk werktuig, elke machine of trekker moet een veiligheidsinstructiefiche aanwezig zijn. Vooraleer men de bediening van een werktuig start, is het noodzakelijk dat elke leraar en/of leerling de veiligheids- en instructiefiche doorneemt en de veiligheidsvoorschriften toepast. De leerling moet technisch en praktisch bekwaam zijn om met een bepaalde machine zelfstandig en zonder toezicht of begeleiding te werken. Men laat bijvoorbeeld geen leerling zelfstandig en zonder toezicht met een motorkettingzaag werken als hij niet geslaagd is voor de theoretische leerinhouden en de praktische proef in verband met het gebruik ervan. Die afspraken en regels gelden ook voor alle werktuigen die op school en tijdens de stage aanwezig zijn.
6
Evaluatie
6.1
Visie op evaluatie
Onderwijs is niet alleen kennisgericht. Het ontwikkelen van leerstrategieën, van algemene en specifieke attitudes en de groei naar actief leren krijgen een centrale plaats in het leerproces. Hierbij neemt de leraar naast vakdeskundige de rol op van mentor, die de leerling kansen biedt en methodieken aanreikt om voorkennis te gebruiken, om nieuwe elementen te begrijpen en te integreren. Evaluatie is een onderdeel van de leeractiviteiten van leerlingen en vindt bijgevolg niet alleen plaats op het einde van een leerproces of op het einde van een onderwijsperiode. Evaluatie maakt integraal deel uit van het leerproces en is dus geen doel op zich. Evalueren is noodzakelijk om feedback te geven aan de leerling en aan de leraar. •
Door rekening te houden met de vaststellingen gemaakt tijdens de evaluatie kan de leerling zijn leren optimaliseren.
•
De leraar kan uit evaluatiegegevens informatie halen voor bijsturing van zijn didactisch handelen.
Behalve het bijsturen van het leerproces en/of het onderwijsproces is een evaluatie ook noodzakelijk om andere toekomstgerichte beslissingen te ondersteunen zoals oriënteren en delibereren. Wordt hierbij steeds
14 D/2011/7841/051
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
rekening gehouden met de mogelijkheden van de leerling, dan staat ook hier de groei van de leerling centraal. Evaluatie wordt zo een continu proces dat optimaal en motiverend verloopt in stress- en sanctiearme omstandigheden.
6.2
Hoe evalueren?
6.2.1
De leerling centraal
Bij evalueren staat steeds de groei van de leerling centraal. De te verwerven kennis, vaardigheden en attitudes worden bepaald door de leerplandoelstellingen. Uit het voorgaande volgt dat de leraar zich bevraagt over de keuze van de evaluatievormen. Het gaat niet op dat men tijdens de leerfase het leerproces benadrukt, maar dat men finaal alleen het leerproduct evalueert. De literatuur noemt die samenhang tussen proces- en productevaluatie assessment. Een goede evaluatie moet gespreid zijn in de tijd en moet voldoen aan criteria van doelmatigheid en billijkheid. Een doelmatige evaluatie moet aan de volgende aspecten beantwoorden: validiteit, betrouwbaarheid en efficiëntie. Men kan spreken van een billijke evaluatie indien er sprake is van objectiviteit, doorzichtigheid en normering. Bij assessment nemen de actoren van het evaluatieproces een andere plaats in. De meest gebruikte vormen zijn zelfevaluatie, co-evaluatie en peerevaluatie. • Peerevaluatie (leerling – leerling) In het geval van peerevaluatie beoordelen de leerlingen elkaar. • Co-evaluatie (of collaboratieve evaluatie) (leerling – leraar) Bij co-evaluatie creëert men een evaluerende dialoog tussen de leraar en de leerling(en). • Zelfevaluatie (leerling) Hierbij evalueert de leerling zichzelf.
6.2.2
Rapportering
Wanneer we willen ingrijpen op het leerproces is de rapportering, de duiding en de toelichting van de evaluatie belangrijk. Indien men zich na een evaluatie enkel beperkt tot het meedelen van cijfers krijgt de leerling weinig adequate feedback. In de rapportering kunnen de sterke en de zwakke punten van de leerling weergegeven worden. Eventuele adviezen voor het verdere leerproces kunnen ook aan bod komen.
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
15 D/2011/7841/051
7
Minimale materiële vereisten
Om projectmatig te werken, dient de studierichting Natuur- en groentechnische wetenschappen over de mogelijkheid te beschikken om oefeningen te organiseren met wilde fauna en flora in reële praktijkomstandigheden via stages, bezoeken aan natuurgebieden, seminaries, natuurwandelingen, biotoopstudies e.a. Daarnaast zijn volgende lokalen, liefst aangrenzend, wenselijk: •
één klaslokaal met documentatiecentrum: om projectmatig en geïntegreerd te kunnen werken (= voortdurende interactie tussen theorie en praktijk) is een lokaal, voorzien van documentatie, met projectiemogelijkheid nodig. ICT-uitrusting is wenselijk. Een bibliotheek voorzien van enkele belangrijke standaardwerken is een meerwaarde;
•
een wasplaats en/of kleedkamer, voorzien van sanitaire installaties in functie van het aantal leerlingen;
•
bergruimte voor gereedschappen, al dan niet overdekt, voorzien voor het stapelen van materialen en het bergen van zwaar materieel.
Machines, gereedschappen, materiaal en uitrusting, eigendom van de school of bruikbaar op (praktijk)bedrijven (eigendom van particulieren) die nodig geacht worden om de leerplandoelstellingen te kunnen realiseren zijn o.a.: loep, verrekijker, fuik, telescoop, net, kruiwagen, antennehark, plagschop, spade, schoffel, riek, bosmaaier, kettingzaag, hakselaar, trekker, takkenschaar, bijl, bodem- en wateranalysekoffer De uitrusting en inrichting van de lokalen, inzonderheid de werkplaatsen (dierenverblijven, loodsen), de vaklokalen, de laboratoria, het gereedschap, de machines en de werktuigen dienen te voldoen aan de technische voorschriften inzake arbeidsveiligheid van de codex over het welzijn op het werk, van het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming (ARAB) en van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI).
) Leerplannen van het VVKSO zijn het werk van leerplancommissies, waarin begeleiders, leraren en eventueel externe deskundigen samenwerken. Op het voorliggende leerplan kunt u als leraar ook reageren en uw opmerkingen, zowel positief als negatief, aan de leerplancommissie meedelen via e-mail (
[email protected]). Vergeet niet te vermelden over welk leerplan u schrijft: vak, studierichting, graad, nummer. Langs dezelfde weg kunt u zich ook aanmelden om lid te worden van een leerplancommissie. In beide gevallen zal de Dienst Leerplannen zo snel mogelijk op uw schrijven reageren.
16 D/2011/7841/051
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
8
Bibliografie
Decleer, K. (Ed.) (2007). Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgisch deel van de Noordzee : habitattypen : dier- en plantensoorten. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, 2007(1). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek: Brussel : Belgium. ISBN 9789040302671. 584 pp. A.H.F. Stortelder, K.W. van Dort, J.H.J. Schaminée en N.A.C. Smits. (2001). Beheer van bosranden – Van scherpe grens naar soortenrijke gradiënt. KNNV uitgeverij Utrecht. ISBN 9050111300 den Ouden, J., B. Muys, F. Mohren & K. Verheyen. (2010). Bosecologie en bosbeheer Uitgeverij ACCO, Leuven, België, ISBN: 9789033477829. 680 pp. René Zanderik, Hans Ringnalda e.a. Grazers in grote en kleine natuurgebieden, Fontaine
, s.d., ISBN 9059560043. 112 p.
Rolf Roos, Renee Bekker, Joke ’t Hart (2000) Het milieu van de natuur : herkennen van verzuring vermesting verdroging in de natuur. [Utrecht]: Stichting Natuur en Milieu. ISBN 90 7021150. 239 p. + CD-ROM Edo van Uchelen. (2006) Praktisch natuurbeheer/ Amfibieën en reptielen, KNNV uitgeverij Utrecht. ISBN 9789050112338. 160 p Dirk Groeendijk. (2001) praktisch natuurbeheer/ vlinders en libellen, KNNV uitgeverij Utrecht. ISBN 9789050111492
Nuttige links •
Instituut voor natuur- en bosonderzoek – Wetenschappelijke instelling van de Vlaams Gemeenschap : www.inbo.be
•
Aminal – de Vlaamse milieuadministratie: www.mina.be
•
Agentschap voor natuur en bos: www.natuurenbos.be
•
Natuurpunt: www.natuurpunt.be
•
Jeugdbond voor natuur & milieu: www.jnm.be
•
http://statbel.fgov.be
•
www.vlaanderen.be
•
www.milieueducatie.be
•
www.natuureducatie-cvn.be
•
www.emis.vito.be
•
www.natuuurapport.be
•
www.vlm.be
•
www.eu-milieubeleid.nl
•
www.inverde.be
•
www.vogelbescherming.be
•
www.vmm.be
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
17 D/2011/7841/051
•
www.detorenvalk.be
•
http://users.pandora.be/libellen
•
www.natuurgids.be
•
http://www.environment.fgov.be
•
http//www2.vlaanderen.be/ned/sites/ruimtelijk/rsv
•
www.proclam.be
•
www.west-vlaanderen.be
9
Indicatieve lijst
Tijdens het uitvoeren van praktische oefeningen en beheersactiviteiten zullen de leerlingen veel fauna en flora waarnemen. Zij moeten in staat zijn deze te determineren op basis van uiterlijke kenmerken aan de hand van veldgidsen en determinatietabellen. Hieronder volgen indicatieve lijsten. Het zijn lijsten van fauna en flora die in de regio vrij frequent voorkomen. Deze lijst helpt de vakwerkgroep bij het opstellen van de lijst “te kennen fauna en flora”.
9.1
Vogels
De leerlingen zijn in staat deze vogels te determineren als zij ze waarnemen. Van de meest courante vogels kunnen ze enkele opvallende kenmerken opnoemen. −
Vogels van park en bos De bonte vliegenvanger, boomklever, boomkruiper, bosuil, fazant, fluiter, gekraagde roodstaart, zwarte roodstaart, goudhaantje, grauwe vliegenvanger, grote bonte specht, groene specht, fitis, grote lijster, havik, heggenmus, houtduif, holenduif, kauw, koolmees, kuifmees, matkop, merel, nachtegaal, pimpelmees, ransuil, roodborstje, sijsje, sperwer, staartmees, tjiftjaf, tortelduif, vink, gaai, winterkoning, zanglijster.
−
Vogels van plas en moeras De aalscholver, bergeend, blauwborst, blauwe reiger, boomvalk, bruine kiekendief, fuut, grauwe gans, ijsvogel, kleine karekiet, kleine zilverreiger, kokmeeuw, kuiteend, kwak, lepelaar, meerkoet, nijlgans, oeverzwaluw, rietgors, rietzanger, roerdomp, smient, sprinkhaanrietzanger, visdief, waterhoen, waterral, wilde eend, zwarte stern.
−
Vogels van weiden en akkers De boerenzwaluw, buizerd, gele kwikstaart, graspieper, grutto, kemphaan, kerkuil, kievit, kneu, knobbelzwaan, koekoek, zwarte kraai, kwartel, ooievaar, patrijs, roek, scholekster, slobeend, steenuil, tapuit, torenvalk, tureluur, veldleeuwerik, velduil, watersnip, wintertaling, zomertaling, witte kwikstaart, wulp, grauwe kiekendief.
−
Vogels van duin en kust De blauwe kiekendief, bontbekplevier, eidereend, grote en kleine mantelmeeuw, grote stern, kluut, stern, steenloper, strandplevier, stormmeeuw, zilvermeeuw.
−
Vogels van stad en dorp De ekster, gierzwaluw, groenling, huismus, huiszwaluw, putter, spreeuw, tortel, zwarte roodstaart.
−
Vogels van de heide De geelgors, klapekster, roodborsttapuit, het paapje en het korhoen.
18 D/2011/7841/051
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
−
Vogels van halfopen landschap De boompieper, nachtzwaluw, graspieper.
−
Wintergasten Bonte strandloper, brandgans, grote zaagbek, goudplevier, Jan-van-gent, keep, kleine rietgans, kolgans, koperwiek, kramsvogel, kruisbek, nonnetje, pestvogel, pijlstaarteend, rietgans, rotgans, visarend, wilde zwaan, witgatje, zeekoet en de alk.
9.2
Dagvlinders
De leerlingen kunnen deze vlinders determineren: −
Pages De koninginnenpage.
−
Dikkopjes Zwartsprietdikkopje, geelsprietdikkopje, groot dikkopje, aardbeivlinder.
−
Witjes Oranjetipje, groot koolwitje, klein geaderd witje, citroenvlinder, klein koolwitje.
−
Blauwtjes Kleine vuurvlinder, eikenpage, boomblauwtje, icarusblauwtje, groentje, bruin blauwtje, bruine eikenpage.
−
Vossen Dagpauwoog, kleine vos, gehakkelde aurelia, landkaartje, kleine ijsvogelvlinder, atalanta, distelvlinder.
−
Zandogen Bont zandoogje, argusvlinder, hooibeest, oranje zandoogje, koevinkje, bruin zandoogje, heivlinder.
9.3
Nachtvlinders
De leerlingen kunnen een aantal vlinders determineren van volgende families: Pijlstaarten, uilen, spanners, eenstaarten, tandvlinders, spinners, donsvlinders en wespvlinders
9.4
Zweefvliegers
Blinde bij, sluipwespen, blad- en houtwespen, galwespen, graafwespen, bijen, hommels en wespen
9.5
Waterjuffers en libellen
De leerlingen moeten weten dat onderstaande libellen en waterjuffers in Vlaanderen voorkomen. Het gaat om een lijst van 27 van de 69 in Vlaanderen voorkomende soorten. De leerlingen kunnen waargenomen libellen en waterjuffer uit deze lijst determineren: −
Waterjuffers
Zwervende pantserjuffer, gewone pantserjuffer, houtpantserjuffer, lantaarntje, vuurjuffer, watersnuffel, azuurwaterjuffer, grote roodoogjuffer en kleine roodoogjuffer.
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
19 D/2011/7841/051
−
Libellen
Blauwe glazenmaker, bruine glazenmaker, paardenbijter, grote keizerlibel, smaragdlibel, metaalglanslibel, platbuik, viervlek, gewone oeverlibel, vuurlibel, zwarte heidelibel, geelvleklibel, bloedrode heidelibel, bruinrode heidelibel, steenrode heidelibel.
9.6
Sprinkhanen
De leerlingen kunnen waargenomen sprinkhaansoorten determineren en in de juiste familie indelen. −
Sabelsprinkhanen Struiksprinkhaan, boomsprinkhaan, gewoon spitskopje, zuidelijk spitskopje, grote groene sabelsprinkhaan, duinsabelsprinkhaan, greppelsprinkhaan, bramensprinkhaan.
−
Krekels De veldkrekel, huiskrekel en de boskrekel.
−
Veenmol
−
Doorntjes Zeggedoorntje, zand of duindoorntje, gewoon doorntje.
−
Echte veldsprinkhanen Moerassprinkhaan, gouden sprinkhaan, bruine sprinkhaan, ratelaar, kustsprinkhaan, krasser,
9.7
Kevers
Groene zandloopkever, boszandloopkever, schorsloopkever, stinkende houtschildkever, doodgraver, lieveheersbeestje, olmenspintkever, boktor, snuitkever, gewone geelgerande watertor, driehoornige mestkever.
9.8
Amfibieën
Gewone pad, groene kikker, bruine kikker, kleine watersalamander, alpenwatersalamander, kamsalamander, vinpootsalamander, vuursalamander.
9.9
Reptielen
Levendbarende hagedis, hazelworm.
9.10 −
Zoogdieren
Vleermuizen Gewone dwergvleermuis, laatvlieger, grootoorvleermuis, rosse vleermuis, franjestaart.
−
Insecteneters Egel, mol, veldspitsmuis, huisspitsmuis, bosspitsmuis.
−
Haasachtigen Haas, konijn.
−
Knaagdieren Eekhoorn, woelmuis, veldmuis, aardmuis, woelrat, muskusrat, huismuis, bruine rat, eikelmuis, hazelmuis.
−
Roofdieren Wezel, hermelijn, bunzing, boommarter, steenmarter, das, vos.
20 D/2011/7841/051
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
−
Herkauwers Ree, hert
−
Alleseters Everzwijn
9.11
Andere te kennen dieren
Boskakkerlak, haften, steenvliegen, oorwormen, wantsen, cicaden, bladluizen, tripsen.
9.12
Bomen
Zomereik, wintereik, beuk, berk, esdoorn, linde, es, populier, wilg, kastanje, haagbeuk, els, taxus, jeneverbes.
9.13
Struiken
Hazelaar, sporkehout, kardinaalshoed, kornoelje, meidoorn, duindoorn, liguster, vlier, hulst.
9.14
Paddenstoelen
De leerlingen moeten weten dat ze met paddenstoelen omzichtig moeten omspringen (giftigheid van sommige soorten). Ook moeten ze de paddenstoelen in de drie ecologische groepen kunnen onderbrengen (symbionten, parasieten en saprofyten). Als ze één van de onderstaande soorten tijdens hun activiteiten waarnemen, moeten ze de bewuste paddenstoel kunnen determineren: Gele knolamaniet, stevige braakrussula, platte tonderzwam, witte kluifzwam, porceleinzwam, parelamaniet, roodbruine slanke amaniet, vliegenzwam, papagaaizwammetje, duifrussula, geelwitte russula, grofplaatrussula, nevelzwam, gewone, krulzoom, gewone heksenboleet, kastanjeboleet, berkenzwam, gele stekelzwam, grote stinkzwam, kleine stinkzwam, aardappelbovist, sneeuwzwammetje, zwart wordende wasplaat, gele knotszwam, paarse schijnridderzwam, rode koolzwam, gewone zwavelkop, geweizwammetje, hanekam, reuzenzwam, draadsteelmycena, fopzwammetje, vuurzwammetje, oorzwammetje, botercollybia, rimpelene melkzwam, dennenvoetzwam, koraalzwammetje, schubbige bundelzwam, grote sponszwam, mosklokje, radijsvaalhoed, glimmerinktzwam, grote kale inktzwam, moederkoren, gele korstzwam, plooivoetstuifzwam, eekhoorntjesbrood, dennenvlamhoed, witte satijnvezelkop, weidewasplaat, echte honingzwam.
3de graad tso Natuur- en groentechnische wetenschappen
21 D/2011/7841/051