Arabische Muziek
Nassima en ensemble Arabo–Andalusische muziek dinsdag 22 april 2003
Samir Tahar . Marwan Abado . Adel Salameh De Arabische luit zondag 27 april 2003
Omar Sarmini en Ensemble Al-Kindi De Kruistochten gezien vanuit het Oosten zaterdag 10 mei 2003
Arabische Muziek
Nassima en ensemble Arabo–Andalusische muziek dinsdag 22 april 2003
Samir Tahar . Marwan Abado . Adel Salameh De Arabische luit zondag 27 april 2003
Omar Sarmini en Ensemble Al-Kindi De Kruistochten gezien vanuit het Oosten zaterdag 10 mei 2003
redactie programmaboekje deSingel en Eli Van Dessel druk Tegendruk gelieve uw GSM uit te schakelen
Muziek uit de Arabische Wereld
Van Klein-Azië tot aan de Atlantische Oceaan vind je een veelheid aan muziekstijlen die sinds de zevende en achtste eeuw in meer of mindere mate beïnvloed zijn door de Islam. Het gros van deze muziek steunt op een orale traditie, waarbij improvisatie en variatie erg belangrijk waren. Nochtans waren er notatiesystemen, maar die werden vooral voor puur theoretische doeleinden gebruikt. Muziek maakte deel uit van een levende traditie en ernstige muzikanten zochten binnen de bestaande conventies van de muziek variaties en verrijkingen. De stem is altijd het belangrijkste instrument geweest in de Arabische wereld. De lineaire melodieën leefden bij gratie van een zuivere uitvoering, of net van verfijnde improvisaties op het thema. Door de eeuwen heen zijn de mogelijkheden van de menselijke stem uitgepuurd en ontwikkeld. Daarbij ontwikkelde men zowel de kracht als de kleinste nuances. Arabische muziek wordt in het westen al te vaak over dezelfde kam geschoren. Nochtans is de verscheidenheid van stijlen en sferen enorm. Sinds het begin van deze eeuw kende deze oude traditie (na 500 jaar Turkse invloeden) terug een enorme opgang in de Arabische wereld. Elk land zocht zijn eigen culturele identiteit terug en de Arabische muziek begon aan een nooit geziene renaissance. De klassieke Arabische muziek die, traditiegetrouw, alle leeftijden en sociale barrières doorbrak werd voortgestuwd door invloedrijke zangers en zangeressen. Immers poëzie en muziek zijn vaak onlosmakelijk met elkaar verbonden en het is de menselijke stem die er in de Arabische muziek de grote
drager van is. De status van deze artiesten neemt dan vaak ook bijna bovenmenselijke proporties aan. De Arabische muziek ontwikkelde zich volgens twee invloedssferen, die elk tal van stijlen herbergen. Enerzijds vind je in het Midden-Oosten (Bagdad) een bron van Arabische muziek die sterk beïnvloed werd door de Griekse, Turkse en Perzische traditie, anderzijds stond het Moorse Cordoba aan de wieg van de Arabo-Andalusische stijl. Een van de sleutelfiguren die beide stromingen vorm gaf was het muzikale genie Zyriab. Hij werd in de negende eeuw uit Irak verdreven door afgunstige musici en legde zich daarna in het door de Moren bestuurde Spanje toe op de ‘pure’ Arabische muziek. Deze tweespalt is ook nu nog duidelijk merkbaar in de muziek. Uiteraard herbergen deze twee grote richtingen talloze stijlen en een veelheid aan ritmen, die de rijkdom en de diversiteit van deze muziek enkel kunnen versterken. Arabische muziek is opgebouwd op basis van modi. Een term die hierbij steeds weer opduikt, en die aan de basis ligt van de muziek is de ‘maqam’. Een maqam is een specifieke toonladder waarin bepaalde noten benadrukt worden. Deze opeenvolging van tonen, of delen ervan, wordt steeds herhaald en vormt de basismelodie die wordt uitgewerkt en waarop men improviseert. Zo wordt het akkoord een thema, een melodie die met een welbepaald ritme de basis vormt voor de muziek.
Instrumenten uit de Arabische Wereld
Het woord luit, komt van het Arabische ‘al ‘ud’, wat eenvoudig ‘het hout’ betekend. De ‘ud’ maakt deel uit van de Arabische muziek sinds de rondtrekkende zangers er hun poëzie mee begeleidden. De ud speelde een belangrijke rol in de definitie en ontwikkeling van de muziek na de geboorte van de islam. Filosofen en wiskundigen definieerden de toonschalen, en dus de Arabische muziek op basis van dit instrument - zoals in het westen de piano als standaard gebruikt werd. Volgens de overlevering haalt de ud zijn muzikaliteit uit het gezang van de vogels die in de bomen wonen waarvan het hout gebruikt werd. Uit de ud ontwikkelde zich de luit, en later de gitaar, evenals vele snaarinstrumenten in het Middellandse-Zeegebied (bouzouki, saz, laoúto, gimbri, …) Het populairste strijkinstrument is de rabab, een primitieve viool, waarvan de klankkast met dierenhuid overtrokken is. De nek van het instrument wordt in hout vervaardigd en is vaak sterk versierd. In het westelijk deel van de Arabische wereld is de rabab vaak het toonaangevend instrument. De rabab heeft traditioneel slechts twee snaren en is daardoor wat beperkt. Daarom wordt onze klassieke viool meer en meer gebruikt in de klassieke Arabische muziek. De Arabische citer, de kanun, is een trapeze-vormige doos, met 70-100 snaren die per drie met plectrums worden bespeeld. De kanun rust op de knie, of op een standaard en wordt horizontaal bespeeld. Het stemmen en bespelen van het instrument is uiterst moeilijk en kanun-spelers genieten daarom veel aanzien. Er bestaat een grote variëteit blaasinstrumenten die tal van
lokale varianten hebben. De hobo-achtige ghaita is een dubbelrietinstrument dat vaak bij feestelijke gelegenheden wordt gebruikt en een heel luide klank heeft. Twee soorten fluiten zijn wijdverspreid. De kaval wordt vooral in volksmuziek bespeeld, de ney maakt deel uit van het klassiek orkest. Beide zijn erg moeilijk te bespelen, vaak met een ‘continuous breathing’-techniek. De arghul is een dubbele klarinet met een doedelzakachtige klank en wordt sporadisch nog gebruikt. De complexe ritmen in de Arabische muziek worden voortgezet door rijk assortiment van percussie-instrumenten. De populairste is de darbouka, een cilindervormige pot van gebakken aarde waarover een vel gespannen wordt. De tabl is een ronde houten drum met een vel aan beide zijden die langs één kant met de hand, en aan de andere kant met een stok bespeeld wordt. Er bestaan talloze tamboerijnachtige varianten, gaande van de vierkante, dubbelzijdige duff, tot de grotere ronde bendir.
Nassima en ensemble Arabo-Andalusische muziek
Nassima zang, mandoline Youssef Allali darbouka, tar Abderhamane Khalf darbouka, tar Jameleddine Allam mandoline Noureddine Alliane ud Kamel Labbaci ney Mounir Reffani altviool Mohamed Lakhal kanoun
Muurschildering van een traditioneel Arabo-Andalusisch ensemble
dinsdag 22 april 2003 begin concert 20.00 uur einde concert 21.30 uur geen pauze
Programma
•
Instrumentale intro op ney
•
Touchia Dit is een muzikale intro waarbij elke muzikant zich laat inspireren door zijn collega. De muziek die gespeeld wordt staat niet vast maar er ontstaat een onderlinge communicatie.
•
Instrumentale solo op altviool
•
M’saddar Yâ nâs a-mâ ta‘dhirûnî (goede mensen wees vergevingsgezind tegenover mij) Dit gedeelte van de nouba wordt beschouwd als het meest melancholische deel. Het is een traag adagio met lang uitgerekte akkoorden. Door dit trage tempo beschikt de muzikant over veel vrijheid om de melodie te versieren. Nassima experimenteert ook met haar eigen moderne interpretaties zoals het verdubbelen van de melodie met een octaaf.
•
Instrumentale solo op mandoline
•
B’tayhî Mâ dhâ nahît qalbî (vriend, ik heb mijn hart moeten afraden om lief te hebben) Ondanks het feit dat er een onderverdeling gemaakt wordt in verschillende deeltjes is dit voor de luisteraar heel moeilijk waarneembaar. Meer en meer zijn de verschillende onderdeeltjes in stijl naar elkaar toegegroeid.
•
Istikhbar Salâmun ‘alâ al-ahbâbi (dag vrienden …) Dit gedeelte wordt in een strikt ritmisch patroon gezongen. Zo zijn er bijvoorbeeld momenten waarop een fragment herhaald wordt en dit moet door de uitvoerder gevolgd worden. Er is een afwisseling tussen zang en instrumentaal gedeelte.
•
Darj Hibbî al-ladhî rânî na‘shaqu (de teerbeminde waarop ik verliefd werd) Dit gedeelte heeft een veel sneller tempo dan de voorgaande.
•
Insirâf Tuwayyarî masrâr (mijn klein vogeltje met de verborgen charme) Dit is het moeilijkste gedeelte. Vooral de ritmiek is hier erg belangrijk. De muzikanten spelen in een regelmatig ritme met accentverschuivingen waardoor een onregelmatig ritme lijkt te ontstaan. Het zijn deze wisselingen die het zowel voor de luisteraar als de muzikant ingewikkeld maken omdat het een ‘gevoelsaanpak’ vergt om dit gedeelte te spelen.
•
Dlidla Ifarraj rabbî (God zal troost brengen) Dit is een intermezzo tussen twee delen
•
Insirâf Lâ taqta ‘ rajâk (liefde wanhoopt nooit)
•
Khlâs Qabbaltu yadâ-h qâla lî (ik heb zijn handen gekust) Dit gedeelte heeft zijn eigen ritme maar soms wordt ook het ritme van het voorgaande deel overgenomen. Het is een tamelijk snel dansritme met een afwisseling tussen 3/4 en 6/8. Soms wordt er van een regelmatig ritme overgegaan in een onregelmatig ritme 5/8.
•
Khlâs Yâ man darâ (wie kan mij zeggen)
•
Khlâs Dîr al ‘uqâr (geef de wijnglazen aan)
Nassima
Arabo-Andalusische muziek
Nassima is geboren in Blida (tegen Algerije). Haar echte naam is Nacéra Chabane. Naast het spelen op de ud en de mandoline is zij een begaafde zangeres, wat duidelijk wordt bij haar interpretaties van traditionele liederen. Zij is mezzosopraan. Nassima kreeg zanglessen van Master Sadek Bejaou. Zij studeerde muziek bij El Hadj Medjebeur. Zij sloot zich aan bij het Arabo - Andalusische ensemble van El Widadia. Vooral het feit dat zij meewerkte aan verschillende televisieprogramma’s leverde haar een grote bekendheid op. Zij maakte verschillende opnames met het ensemble Mustapha Skandrani. De integratie tussen Arabo-Andalusische en westerse muziek leidt bij haar zo ver dat zij zelfs liederen van Mozart en Rossini zingt.
Er is geen éénduidige terminologie voor de Arabo-Andalusische muziek die dus evengoed Andalusisch, AndalusischMagrebijns genoemd wordt. Dit zorgt voor een behoorlijke verwarring omdat het in principe telkens over dezelfde muziek gaat maar steeds met gebruik van een andere naam om de muziek aan te geven. De oorsprong van deze verwarring is terug te brengen tot het feit dat de geografische verspreiding niet direct leidt tot een duidelijke bepaling waar deze muziek voorkomt. Zowel in Magreb, Algerije, Tunesië en Libië wordt deze muziek uitgevoerd. Vandaar dat er vandaag een nieuwe algemene benaming bedacht is, namelijk ‘instrumentale muziek’ (= musiqa al - ala). Het ontstaan van deze muziek wordt teruggebracht tot Ziryab, dit is de eerste muzikant die de Arabo-Andalusische muziek liet horen. Hij is afkomstig uit Bagdad (822). Alle hedendaagse afgeleide muziekvormen stammen af van zijn melodisch systeem. Dit betekent dus dat alle modi en toonsoorten die na 822 ontstaan zijn, allemaal zijn afgeleid van de oorspronkelijk modus van Ziryab. Dit betekent ook dat de Arabo-Andalusische muziek een grote traditie kent en de oorsprong van de muziekstukken teruggaat tot de middeleeuwen. De aansluiting tussen de westerse muziek en de Arabo-Andalusische muziek gaat terug tot het Spaanse Andalusië van de middeleeuwen waar aan het hof van Alfonso XIII liederen gezongen werden met begeleiding van de luit. Ook in de Arabo-Andalusische muziek vinden we dezelfde instrumenten terug.
De traditionele Algerijnse muziek: San’a
Vooral in Algerije en Tlemcen vind men de traditie terug van deze muziekvorm. Het woord San’a staat voor traditie en artisanaal werk. Dit betekent dat men deze muziekvorm beschouwt als een uiting van de allerindividueelste gevoelens van de allerindividueelste mens. Dit heeft tot gevolg dat de muziek zo sterk betrokken is bij de uitvoerder dat in de muzikale traditie wel de liederen bewaard zijn gebleven maar niet de namen van de uitvoerders, die bleven meestal anoniem. Cordoue was in 822 het culturele en politieke centrum van de muzelmannen in het Oosten. Ziryab was de favoriete muzikant van de emir. Hij mocht het muzikale gebeuren aan het hof bepalen. Enkele eeuwen later ontstaan er verschillende muzikale en literaire genres: muwashshah en zajal. De meest bekende tekstschrijver was Ibn Bajja. Hij schreef de meest bekende gedichten van de Arabische wereld. In de dertiende eeuw was de invloed van de Arabische wereld in Spanje zo groot dat dit zowel politieke als culturele gevolgen had. De slag bij Granada van 1492 zorgde ervoor dat de culturele en politieke invloed van de Arabische wereld een duidelijke slag kreeg. De cultuur versnipperde over de verschillende Arabische dorpen. Er ontstaan drie verschillende culturele vormen: in Marokko âla in Algerije san‘a in Tunesië malouf. Thomas Shaw (13e eeuw) en Filippo Pananti (14e eeuw) waren de twee belangrijkste troubadours uit de Arabische overheersing. Zij brachten de cultuur in de verschil-
Tiemcem rond 1900, Algerije
lende hoven. De invloed van het westen op de Arabische muziek is duidelijk voelbaar. Zo worden de traditionele instrumenten zoals rebab en tar vervangen door cello en piano.
Samir Tahar . Marwan Abado . Adel Salameh De Arabische luit zondag 27 april 2003
begin concert Samir Tahar 20.00 uur pauze 20.45 uur begin concert Marwan Abado 21.00 uur pauze 21.45 uur begin concert Adel Salameh 22.00 uur
Ud
Samir Tahar
Het muziekinstrument dat centraal staat op dit drieledige concert is de ud (Arabische luit). Dit instrument is vergelijkbaar met een gitaar en de westerse luit. Belangrijk bij de ud is dat ze fretloos is. De tonen moeten dus met de vingers genomen worden zonder dat de verschillende toonafstanden zijn aangeduid. De achterkant van de ud bestaat uit een grote ronde klankkast uit hout. Om het instrument te stemmen zijn er stemsleutels aan de bovenzijde en een opvallend kenmerk is dat de hals een knik vertoont waardoor de snaren strak worden aangespannen. In totaal zijn er elf snaren. Vijf hiervan zijn sympathisch. Dit betekent dat zij meeklinken terwijl er een bepaalde toon een octaaf hoger gespeeld wordt. Dit zorgt ook voor de typische volle klankkleur die de ud produceert. De snaren worden aangetokkeld met een plectrum. De ud is één van de belangrijkste instrumenten uit de Arabische wereld, vooral omwille van de grote invloed van de ud op de Europese snaarinstrumenten. Bijna alle snaarinstrumenten in het Westen zijn immers afgeleiden van de ud.
Samir Tahar ud en zang
programma • • • •
Maqam Raast Maqam Nhawand Maqam Bayati Lied Verliefd op jou
Het solo-programma van Samir Tahar bestaat uit verschillende maqams. Deze zijn vergelijkbaar met de Indiase Raga’s. Elke maqam heeft immers zijn eigen typerende klank en het is aan de solist om een bepaalde stemming en sfeer te bepalen door het spelen van de verschillende maqam. De opeenvolging van drie verschillende maqam duidt dus ook op het ontwikkelen van een bepaald gevoel met de luisteraar: de muzikant en het publiek worden één door de beleving van een bepaalde toonsoort. Dit wordt ook aangegeven in de uitwerking van de maqam. Eerst worden de tonen afzonderlijk aangezet waardoor de luisteraar mee is met de toonsoort en de verschillende tonen los goed tot hun recht komen. Daarna wordt dit omgezet in een ritmisch patroon waarbij er gebruik gemaakt wordt van dezelfde tonen. Bij de eerste maqam ‘raast’ verwijst de titel naar ‘ordelijkheid, geregeldheid’. Dit betekent dat tijdens dit concert al vanaf het begin gestreefd wordt naar een duidelijke eenheid en structuur bij het eerste muziekstuk. De ontwikkeling van een maqam is niet alleen muzikaal maar ook emotioneel. Dit betekent dat er getracht wordt om een
bepaalde sfeer en emotie los te maken bij de luisteraar. De maqam ‘raast’ wordt zo vergeleken met passie, met de kleuren rood en robijn en soms met een tikkeltje agressiviteit. De ambitus, het bereik van de tonen, is twee octaven boven de grondtoon do. Mi en si zijn daarbij de tonen die de specifieke klank van de maqam bepalen. Zij zijn verlaagd met een halve toon. De de tweede maqam ‘nahawand’ is het tegengestelde van de eerste maqam ‘raast’. Bij deze tweede maqam wordt in plaats van agressiviteit juist zachtheid en rust gestimuleerd. Het woord melancholie is hier echter goed op zijn plaats aangezien er duidelijk een triestige sfeer gecreëerd wordt doordat de tonen mi, la en si verlaagd zijn met een halve toon. De ambitus strekt zich hier slechts uit over anderhalf octaaf van do tot sol. Bij deze tweede maqam wordt er verwezen naar de kleuren donkergroen en de steen jade. De derde maqam ‘bayati’ is terug vergelijkbaar met de snelheid en het ritme van de eerste maqam ‘raast’. Wat onmiddellijk opvalt, is dat de ambitus ten opzichte van de raast één noot minder heeft. Dit zorgt er dus voor dat de basisgrondnoot do vervangen wordt door een re, met als gevolg dat de ‘bayati’ minder op een fundament gebouwd is. De sfeer die met deze maqam gecreëerd wordt, is er één van hoop en eenvoud. Als kleur is er een vergelijking met goud en ook de vergelijking met de maansteen wordt opgeroepen. Tot slot zing Samir Tahar een liefdeslied begeleid door de ud.
Marwan Abado ud en zang Peter Rosmanith percussie
programma ‘Marakeb’ In Marakeb (schepen) gaan Marwan Abado en Peter Rosmanith op een lange muzikale reis waarin ze een Weense kameel ontmoeten, Mufti bezoeken, van een waterpijp genieten met tabak die geparfumeerd is met appelsmaak, naar de zanggeluiden van de regen luisteren en naar de liederen over koffiemalers van een Bedoeïnenfamilie die graag een klok uit de Alpen wil – impressies van een reis langs duinen in maanlicht en druipende gletsjerkloven. Op het einde vemengen zand en sneeuw zich tot een ondeelbaar geheel.
Marwan Abado Marwan Abado is een Palestijnse zanger, componist en udspeler. Zijn roots liggen in de klassieke Arabische muziek. Hij specialiseerde zich vooral in het spelen van de ‘taksim’. Deze muziekvorm is er vooral op gericht om de luisteraar in de stemming te brengen voor de muziek. Hierdoor leert het publiek de maqam kennen die het te horen krijgt. Het is vooral de overgang tussen de verschillende tonen die hierbij een rol speelt en het hele toonspectrum wordt uitgespeeld. Het ritme is hierbij van ondergeschikt belang. De muziek die hij brengt is een vermenging van traditionele met westerse elementen. Zo brengt hij ook protestliederen op hedendaagse Arabische poëzie en liederen die hoop uitdrukken. Marwan Abado maakte zowel film- en theatermuziek. Daarnaast maakte hij fusionmuziek met jazzmuzikanten. Hij zorgde ook voor de integratie van moderne gedichten met AraboAndalusische muziek. Essentieel bij zijn concerten, en eigenlijk ongebruikelijk bij Arabische muziek, is de intense relatie
Marwan Abado & Peter Rosmanith
die opgebouwd wordt met het publiek dat aandachtig naar de teksten en de zachte melodieën luistert. De poëtische kracht die van zijn concerten uitgaat is uniek.
Peter Rosmanith Peter Rosmanith is de vaste begeleider en percussionist van Marwan Abado. Hij speelde samen met Otto Lechner, Klaus Trabitsch, Liederlich Spielleut en Christina Zurbrügg. Hij componeerde ook verschillende muziekstukken voor de radio en het theater.
Adel Salameh ud Barbaros Erkose klarinet Asaf Sirkis bendir
programma • • • • • •
Blossom Les Ailes du desert Forgiveness Kanza Adeli Bronwen
Adel Salameh Deze Palestijnse udspeler volgde zijn muzikale vorming in Jordanië en Bagdad. Hij emigreerde daarna naar Europa. Net als Marwan Abado vermengt hij ook traditionele westerse muziekelementen met deze van de Arabo-Andalusische traditie. Bovendien verrijkt hij zijn muziek met elementen uit Turkse, Indische en Perzische muziek. Dit is niet zo verwonderlijk aangezien de Turkse overlevering zo’n grote rol gespeeld heeft in de beïnvloeding van de WestEuropese muziek. De muziek uit de Arabische wereld ligt dan ook aan de basis van de meeste westerse instrumenten. Muziek is voor Adel Salameh, net als voor Marwan Abado, een oproep tot meer verdraagzaamheid en de muziek heeft een sociaal-culturele functie. Barbados Erkose De Turkse klarinettist Barbados Erkose wordt beschouwd als een van de grootste solisten op zijn instrument in het Midden-Oosten. Hij werkte geregeld voor de Turkse radio en televisie en toerde over heel de wereld. Hij maakte cdopnamen in Turkije, Duitsland en de USA.
Adel Salameh
Asaf Sirkis De percussionist Asaf Sirkis is geboren in Tel Aviv en specialiseerde zich in Klezmer, Ashkenazische muziek en verschillende stijlen in het Midden Oosten. Hij bespeelt de bendir, een ronde tamboerijn uit islamitisch Noord-Afrika.
Omar Sarmini en Ensemble Al-Kindi De kruistochten gezien vanuit het Oosten Hommage aan Ousama Ibn al-Mounqidh
Omar Sarmini zang Julien Jalal Eddine Weiss kanun Ziyad Qadi Amin ney Mohammed Qadri Dalal ud Mohammed Gomar Al-Bawi joza Adel Shams el Din riqq Hicham Al-Khatib douff en naqarat
zaterdag 10 mei 2003 begin concert 20.00 uur einde concert 21.45 uur geen pauze
Programma
2. Suite volgens maqam Hijaz
1. Suite volgens maqam Bayati •
Instrumentale prelude Warshan ritme Nawakht Hindi ritme Aqsaq ritme Masmoudi saghir ritme Yourouk ritme
•
32/4 16/4 9/8 4/4 6/8
• • • • • •
• • • • • • • • • • • • •
Zang Mouwashshah: Hal ala al – astar 14/4 Zang Mouwashshah: Badat min al khidr 14/4,32/4,3/4 Improvisatie Taksim (ney) Instrumentale prelude 7/4 Zang Mouwashshah: Ijma’ou bi-l-qourb 7/4 Taksim en qasida Mawzouna 7/4 Instrumentale prelude Sama’i 10/8 Zang Mouwashshah: ayya muradi 10/8 ImprovisatieTaksim (kanun) Quasida (geïmproviseerd gedicht door Omar Sarmini) Zang Mouwashshah: wa-l-ladhi wallaka qalbi 13/8 Zang Mouwashshah: talafata azzabyou 10/8 Zang Mouwashshah: Mahmoudi qasad nakdi 3/4
• • • • • • • • • • •
Improvisatie Taksim (joza) Instrumentale prelude: Sama’i Sadah Douyak en masmoudi saghir Mourrabba’ ritme Nawakht ritme Moukhammas ritme Masmoudi ritme Moudawwar ritme Zang Mouwashshah: Fi-ka Koull ma ara ahsan Zang Mouwashshah: salla Fi-na al-ladha Taksim en qaca’id mawzuna Zang Mouwashshah: ma ihtiyali Improvisatie Taksim (ud) Qasida: geïmproviseerd gedicht door Omar Sarmini Instrumentale prelude: muhajjar ritme Zang Mouwashshah: hajarni Zang Mouwashshah: ahwa al-ghazal Zang Mouwashshah: ‘unq al-malih
10/8 8/8 13/4 7/4 16/4 8/4 6/4 10/4 17/8
9/8
14/4 14/4 3/4 3/4
Omar Sarmini en Ensemble Al-Kindi
Het ensemble Al Kindi werd door Julien Jalal Eddine Weiss opgericht in 1983. Weiss is de enige westerling die erkend wordt als meester van de kanun. Zijn ensemble speelt traditionele Arabische muziek en begeleidde de grote zangers van het klassieke Arabische repertoire. Het ensemble heeft als basis de traditionele instrumentale bezetting, ‘Takht Sharqi’ genoemd. De essentiële instrumenten hiervoor zijn: kanun (cither), ud (Arabische luit), ney (fluit) en riqq (tamboerijn met cimbaaltjes). Tijdens dit concert wordt de instrumentatie uitgebreid met joza (traditioneel snaarinstrument uit Syrië en Egypte) en traditionele percussie (douff en naqarat). Vaak wordt de Arabische muziek geassocieerd met een bepaalde manier van luisteren en niet met een bepaalde ideologie of religieuze overtuiging. Het is de ervaring van de luisteraar die op de voorgrond treedt. De Arabische muziek kent een geografische verspreiding die niet eenduidig tot één bepaald land toebehoort. Zo is er zowel in Turkije, Syrië, Egypte en Irak een verspreiding van Arabische muziek. Damascus is een van de centrale plaatsen voor de Islam. Het is ook daar dat de maqam en ritmes bewaard gebleven zijn van deze traditionele muziek. Opvallend is het feit dat deze muziek niet mag uitgevoerd worden in de moskee aangezien daar een verbod heerst op instrumentale muziek. Het Al-Kindi Ensemble maakt bewerkingen op de liederen die gezongen worden in de moskee. Een voorbeeld hiervan zijn de bewerkingen van moslimliederen gezongen door Munshid van de Ummayad (de mos-
kee in Damascus). Het ensemble begeleidt deze liederen met eigen instrumentale bewerkingen. Tijdens het concert van vanavond staat de zanger Omar Sarmini centraal. Hij werd geboren in 1963 in Aleppo. Hij studeerde bij zijn vader en weet met zijn unieke stem massa’s in vervoering te brengen.
De kruistochten gezien vanuit het Oosten Hommage aan Ousama Ibn al-Mounqidh
Ten opzichte van de westerse middeleeuwse muziek zijn er weinig veranderingen merkbaar bij de Arabische muziek. De bloeiperiode was tussen de elfde en twaalfde eeuw. De stijl was monodisch en er heerste vooral een mondelinge overlevering. Dit is ook één van de redenen waarom deze muziek gemakkelijk te reconstrueren is, aangezien ze tot op de dag van vandaag bestaat als een ‘levende traditie’ en dus nog steeds uitgevoerd wordt. Tijdens de verschillende muziekstukken is er steeds een onderverdeling in de uitvoering. Zo wordt er bijvoorbeeld op voorhand bepaald welk instrument de taksim zal spelen. Dit wordt gevolgd door een eerste keer het laten horen van de Maqam en uiteindelijk volgt er een ritmisch gedeelde, waarbij zowel de maqam als het specifieke ritme duidelijk te horen zijn. De melodieën worden altijd versierd met verschillende melismes. Deze worden vrij toegevoegd door de zanger. Opvallend is ook het feit dat de melodieën meestal versierd worden met triestige noten. Hierdoor ontstaat steeds een melancholisch gevoel. Soms worden deze gezangen aangevuld met instrumentale begeleiding door één van de muzikanten, zoals bijvoorbeeld een tremolo of een herhaald ritmisch patroon. Tekstueel wordt in dit programma de nadruk gelegd op de dichters van de twaalfde en dertiende eeuw, de periode van de Kruistochten. Ousama Ibn al Mounqidh is een van deze emblematische dichters, historici en kroniekschrijvers – ondermeer gekend via de romanschrijver van Amin Maalouf. Omar Sarmini en Al-Kindi vertolken een programma dat
werd samengesteld door Julien Jalal Addine Weiss en dat bestaat uit twee vocale en instrumentale suites. Het bindende elemlent is de maqam. Binnen ieder van deze suites zal een instrumentist een improvisatie (taksim) spelen met de bedoeling zowel de musici als het publiek in de juiste psychische stemming voor deze maqam te brengen. Ook de zanger krijgt improvisatieruimte met als vertrekpunt klassieke gedichten. Zijn aleatorische vocalises worden begeleid door verschillende instrumenten zonder ritmische ondersteuning. Daarna worden verschillende Muwahshahats vertolkt. Weiss wil met dit programma de archetypische Syrische muziekvormen een nieuw leven inblazen binnen een zo stijlgetrouw mogelijke historische vertolking.