Naslagwerk Economie van Duitsland Hoofdstuk 11: Financiële en economische crisis in Duitsland 11.1 Overzicht Duitsland leed sterk onder de financiële en later economische crisis. Deze begon in 2007 op de Amerikaanse huizenmarkt. De hypotheken in de laagste prijsklassen werden gebundeld in pakketten en door banken onderling doorverkocht. Toen de huizenprijzen in hoog tempo daalden, zakte ook de waarde van de zogenoemde subprimehypotheken, waardoor banken vele miljarden moesten afschrijven en zelf in de financiële problemen raakten. Omdat financiële producten vaak nauw met elkaar verwant zijn, bleven de problemen niet beperkt tot hypotheken. Welke banken of financiële instellingen het hardst waren getroffen, was in het begin niet duidelijk. Door het onderlinge wantrouwen leenden banken elkaar ook geen geld meer uit, waardoor werd gesproken van een kredietcrisis. Aangezien wereldwijd wordt gehandeld in financiële producten groeide de kredietcrisis al snel tot over de grenzen van de Verenigde Staten. Keerpunt in september 2008 was het faillissement van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers, dat veel grotere gevolgen had dan verwacht. Ook Duitse banken hadden geld gestoken in Amerikaanse hypotheken en andere financiële constructies ‐ miljardeninvesteringen die door de crisis moesten worden afgeschreven. Het eerste Duitse slachtoffer was eind 2008 Hypo Real Estate (HRE), een Duitse bank die zich vooral toelegde op hypotheken. HRE kreeg al snel gezelschap van de IKB Industriebank, die kredieten aan het bedrijfsleven verleende. Opvallend was dat al snel een groot aantal deelstaatbanken, de Landesbanken, in de problemen kwamen (zie hoofdstuk Financiële stelsel, subkop Landesbanken). De grootste klap, zowel financieel als voor het vertrouwen, volgde toen in 2008 de een na grootste Duitse commerciële bank, de Commerzbank, door de kredietcrisis diep wegzakte. Net als in andere westerse landen die door de kredietcrisis werden getroffen, nam de Duitsland harde, maar vooral dure maatregelen. Het Duitse bankenstelsel moest worden gered om financiële chaos te voorkomen. De aangeslagen banken werden in leven gehouden door SoFFin (Sonderfonds Finanzmarktstabilisierung), een staatsfonds dat sinds 2008 garant staat voor de schulden en kredietwaardigheid van de betrokken banken. Voor deze doelen had SoFFin een budget van 480 miljard euro. Hoofdstuk 11: Financiële en economische crisis in Duitsland Juni 2012/ Kijk voor de actuele versie van het Naslagwerk Economie op www.duitslandweb.nl 1
Nadat het Duitse bankenstelsel was gered konden banken geen geld meer lenen van de staat. SoFFin heeft tot 2011 in totaal 26 banken leningen en garanties verstrekt van in totaal bijna 220 miljard euro. De Commerzbank deed met een lening van ruim 16 miljard euro het grootste beroep op het staatsfonds. Hoofdstuk 11: Financiële en economische crisis in Duitsland Juni 2012/ Kijk voor de actuele versie van het Naslagwerk Economie op www.duitslandweb.nl 2
11.2 Economische crisis De financiële crisis kon niet zonder gevolgen blijven voor de reële economie. Vanaf 2008 was er sprake van een kettingreactie. Bedrijven konden nauwelijks leningen afsluiten om verder te investeren. Ook hypotheken werden steeds terughoudender verstrekt. Dit had directe gevolgen voor de huizenprijzen, maar ook de bouw, de toeleveranciers en de makelaardij. Het voornaamste probleem was dat het consumentenvertrouwen afnam. Het gevaar dreigde dat door de financiële crisis banken het spaargeld niet meer konden garanderen. Aangezien ook de pensioenfondsen in de problemen kwamen, maakten consumenten zich zorgen over hun eigen financiële toekomst. Het gevolg van het afnemend consumentenvertrouwen was dat mensen minder geld uitgeven. Grote aankopen zoals een nieuwe koelkast of een auto werden uitgesteld. Producenten van deze en andere producten merkten dat vrijwel direct in de omzet. Omdat ook het bedrijfsleven werd meegesleurd in de crisis kwamen in Duitsland en in andere landen duizenden arbeidsplaatsen in gevaar. De stijgende werkloosheid leverde de Duitse overheid een nieuwe financiële tegenvaller op omdat steeds meer mensen een beroep deden op een werkloosheidsuitkering of op Kurzarbeit (deeltijd‐ww). Om de gevolgen en vooral de duur van de economische crisis te verzachten en te verkorten, greep de Duitse overheid actief in. Waar SoFFin het bankenstelsel moest redden, kwam de Duitse regering voor de reële economie in 2008 en 2009 met twee conjunctuurpakketten. De conjunctuurpakketten bestonden uit directe kapitaalinjecties in de economie van in totaal 68 miljard euro. Zo stak de Duitse overheid veel geld in infrastructurele projecten om de werkloosheid te bestrijden en aannemers opdrachten te bieden. Ook werden de mogelijkheden voor deeltijdwerk verruimd en werd er flink geïnvesteerd in de aanleg van breedbandnetwerken op het platteland. Hoofdstuk 11: Financiële en economische crisis in Duitsland Juni 2012/ Kijk voor de actuele versie van het Naslagwerk Economie op www.duitslandweb.nl 3
11.3 Casus: crisis in de auto‐industrie De afzet van Duitse automerken groeien sinds 2010 explosief; BMW en Mercedes gaven begin dat jaar aan de vraag niet meer te kunnen bijbenen. Volkswagen is intussen vast van plan het Japanse Toyota van de troon te stoten als grootste autofabrikant ter wereld. Mooie cijfers, maar de Duitse auto‐industrie is uit een diep dal gekropen veroorzaakt door de economische crisis van 2009. Vooral bij de luxemerken BMW en Mercedes kwamen de klappen hard aan. Zo zag Mercedes‐fabrikant Daimler in 2009 de winst met 92 procent afnemen en moest noodgedwongen personeel ontslaan of gedwongen op vakantie sturen. Ook andere merken moesten diep in eigen vlees snijden. Volkswagen kon als groot concern de klappen nog wel opvangen terwijl Opel op de rand van een faillissement balanceerde. Omdat het Amerikaanse moederbedrijf van Opel (GM) nauwelijks het hoofd boven water hield, behoedde de Bondsregering het noodlijdende Opel met miljardengaranties van de ondergang. De politieke partijen konden zich in de aanloop naar de verkiezingen van 2009 geen faillissement van de Duitse autobouwer veroorloven. De ingreep leverde de Duitse regering veel kritiek op van de Europese Unie die het als verkapte staatssteun zag, maar uiteindelijk besloot de EU Duitsland hiervoor niet te beboeten. Ook de slooppremie holde de Duitse schatkist aanzienlijk uit. Om de Duitse auto‐ industrie te helpen, stimuleerde de Duitse regering de autoverkoop in 2009 door de sloop van auto’s ouder dan negen jaar te subsidiëren. Voor de zogenoemde Abwackprämie werd 5 miljard euro uitgetrokken, ofwel 2500 euro per gesloopte auto. De regeling werd een groot succes. Vooral Volkswagen en Opel zagen hun afzet weer stijgen. Duurdere merken als BMW, Mercedes en Audi merkten door de toch al hoge aanschafprijs van hun auto’s weinig effect van de slooppremie. Hoewel de auto‐industrie voor Duitse economie van groot belang is, is de sector wel gevoelig voor conjuncturele schommelingen. Iedere recessie heeft vrijwel direct haar weerslag op deze bedrijfstak, zoals in 2009 is gebleken. Als de groeimarkten van China, Rusland en India het door een recessie laten afweten, hebben de Duitse autobouwers een acuut probleem: driekwart van de Duitse autoproductie is bestemd voor de export. Daarnaast heeft iedere autoproducent baat bij lage staal‐ en olieprijzen. Hoofdstuk 11: Financiële en economische crisis in Duitsland Juni 2012/ Kijk voor de actuele versie van het Naslagwerk Economie op www.duitslandweb.nl 4
11.4 Herstel De recessie bereikte in Duitsland een dieptepunt gedurende de laatste maanden van 2009. Met een krimp van 4,7 procent van het bruto binnenlands product (bbp) verkeerde de Bondsrepubliek in de diepste economische crisis sinds jaren. Des te opvallender is de economische groei die Duitsland in 2011 beleefde. In het crisisjaar 2010 nam het Duitse bbp met 3,6 procent toe. Deze onverwachte groei is de grootste toename sinds de Duitse eenwording in 1990. In 2011 was de groei iets minder, 3 procent, maar nog steeds robuust. Of Duitsland daarmee de motor van het Europese herstel wordt is nog de vraag. Omdat de consumenten in Duitsland ook in 2011 de hand op de knip hielden, is de economische vraag in Duitsland nog niet hoog. Er zijn twee belangrijke redenen waarom de Duitse economie zo snel uit het dal is gekropen. Ten eerste zijn de Duitse lonen sinds 2002 nauwelijks gestegen, waardoor Duitsland weer concurrerend is geworden. Ten tweede hebben Duitse bedrijven sterk geïnvesteerd in research and development. Hoogwaardige Duitse producten zijn vooral in trek bij de opkomende economieën zoals China. Duitsland profiteert daardoor snel van het gestage herstel van de wereldeconomie. Ook het actief ingrijpen van de overheid tijdens de crisis heeft geholpen: door rente‐ en belastingverlagingen, subsidies en conjunctuurpakketten is de Duitse consument voor bijna 24 miljard euro ontlast. Hoewel dat bedrag niet geheel ten goede komt aan de Duitse economie ‐ door consumentenbesparingen en investeringen in het buitenland ‐ heeft het wel de juiste zet gegeven. Dat het overheidsingrijpen heeft geholpen blijkt ook uit de autoverkopen in Duitsland. Door de slooppremie en enkele belastingtechnische voordelen, steeg de autoverkoop in Duitsland nog gedurende het crisisjaar 2010 met 23 procent. Ook op sociaaleconomisch gebied was het beleid succesvol. Door de subsidiëring van deeltijdwerk en goede afspraken met zowel de vakbonden als werkgevers zijn massaontslagen voorkomen. Dit is goed voor de economie aangezien consumenten met een vast dienstverband meer uitgeven en voor grotere belastinginkomsten zorgen. De vooruitzichten voor de Duitse export zijn goed. De belangrijkste reden hiervoor is dat Duitsland hoogwaardige producten levert tegen een relatief lage prijs waardoor ze tegemoet kunnen komen aan de toenemende vraag uit China. Hoofdstuk 11: Financiële en economische crisis in Duitsland Juni 2012/ Kijk voor de actuele versie van het Naslagwerk Economie op www.duitslandweb.nl 5