Mondiale conflicten
Duitsland: Van een economische naar een politieke crisis Gaston Vandewalle
Het succes van het Rheinlandmodel Na de ineenstorting van de collectivistische ordening in Oost-Europa beweerde de Amerikaanse economist Francis Fukuyama in zijn boek The End of History dat voortaan bijna alle landen de kapitalistische ordening zouden aanvaarden. Hiertegen werd door verschillende auteurs ingebracht dat het kapitalistisch systeem geen eenvormige ordening is maar vele varianten ervan voorkomen. De Fransman M. Albert onderscheidde in zijn boek Capitalism versus Capitalism drie types van kapitalisme: het Amerikaanse, het Japanse en het Europese (M. Albert,1993, pp. IX-XI en 1-10). Zijn landgenoot, B. Amable, onderscheidde het Europese liberale model van het OostEuropese conservatieve model en het sociaaldemocratisch model (B. Amable, 2005, pp. 136-161). Duitsland zou het sociaaldemocratisch model benaderen door zijn systeem van sociale bescherming van de werknemers, regelmatig overleg tussen de werkgevers en de vakbonden en zijn sterke belastingsdruk op de hoge inkomens.
Ook als de prijzen in buitenlandse munten van de Duitse producten stegen, verkozen de meeste klanten deze goederen verder te kopen wegens hun hoge kwaliteit.
tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog een reeks boeken waarin hij opkwam voor een politiek gericht op de ontwikkeling van een groot aantal kleine en middelgrote bedrijven. Dit middenstandkapitalisme beschouwde hij als een garantie voor het voortbestaan van de politieke democratie. De overheid moest volgens hem de knapste arbeiders aanmoedigen om zich als zelfstandige ondernemer te vestigen (G. Vandewalle, 1990, pp.382-383). Deze politiek was aangepast aan de economische evolutie in het naoorlogse Duitsland. De meeste grote bedrijven waren door de oorlog vernield en vele Duitsers waren verplicht als zelfstandige een broodwinning te zoeken. Voor de kanseliers van de CDU (Christliche demokratische Union) namelijk Konrad Adenauer (1949-’61) en Ludwig Erhard (1963-’66) was een beleid gericht op de aangroei van de middenstand politiek voordelig, gezien vele van hun kieNa de oprichting van de Duitse Bondsrepu- zers tot die sociale klasse behoorden. bliek (11 oktober 1949) waren het niet de sociaaldemocraten die de regering vorm- In 1965 kende de Bondsrepubliek een kortden maar de christelijke partijen in coalitie stondige recessie, die de regering ten val met de liberalen en een partij van de vluch- bracht. De christelijke partijen, de C.D.U telingen uit de afgestane Oost-Duitse pro- en de Beierse C.S.U (Christliche soziale vincies. De ontwikkeling van wat nader- Partei) vormden toen een regering met de hand het Rheinlandmodel werd genoemd, Duitse sociaaldemocraten (SPD = Sociawas niet bepaald door een socialistische listische Partei Deutschland). Deze hadden ideologie maar door deze uitgaande van op hun congres te Bad-Godesberg (13-15 de zogenaamde School van Freiburg. De november 1959) afstand genomen van de voornaamste leden van deze school, name- marxistische leer van de onvermijdelijke lijk Walter Eucken, Franz Böhm, Leonard klassenstrijd. Alzo hadden ze de deur geMiksch en Wilhelm Röpke, trachtten reeds opend voor een samenwerking met burgertijdens het naziregime een alternatief te be- lijke partijen. In de coalitieregering werd denken voor de onder Hitler sterk gecentra- Willy Brandt, de burgemeester van Berliseerde Duitse economie (J. Bilger,1964, lijn, minister van buitenlandse zaken, en pp 71-75). Wilhelm Röpke publiceerde JAARGANG 44 NUMMER 2 I ZOMER 2010
Karl Schiller, een Hamburgse hoogleraar, minister van economische zaken. Schiller voerde een nieuw economisch beleid onder de leuze “Vrije markt als het kan, overheid als het moet.” Hij slaagde erin door onderhandelingen met de werkgeversgroeperingen en de vakbonden een bestendig overleg te organiseren tussen de patroons en de werknemers en stakingen te vermijden. Alzo bereikte hij de nodige sociale rust om buitenlandse (vooral Amerikaanse) investeringen aan te trekken. Bovendien ontwikkelden de Duitse banken zich snel en investeerden massaal in de Duitse industrie. In 1968 was van de 425 grootste naamloze vennootschappen 70 % van het kapitaal in handen van de banken (G. Denton, 1968, p. 68). Duitsland werd de locomotief van WestEuropa. Een regelmatig boni van de handelsbalans liet toe dat massa’s producten werden aangekocht in de andere lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap.
Duitsland onder het bewind van een coalitie van de sociaaldemocraten en de liberalen Willy Brandt verwierf een grote populariteit door zijn stelselmatig streven naar een politieke ontspanning tussen de Duitse Bondsrepubliek en de landen van het Warschaupact. Karl Schiller slaagde erin de minicrisis van de jaren 1965-’66 te overwinnen. Op 28 september 1969 won de SPD de verkiezingen voor de Bundestag … Ze vormde een coalitieregering met de liberalen. Willy Brandt werd op 21 oktober 1969 door de leden van de Bundestag verkozen tot kanselier met een meerderheid van slechts drie 9I
stemmen. Hij slaagde erin de Sovjet-Unie te bewegen tot het uitoefenen van druk op de leiding van de DDR om overeenkomsten tot samenwerking met de Bondsrepubliek af te sluiten. Brandt onderhandelde met de Oost-Duitse leider Willi Stoph te Erfurt en naderhand te Kassel. In 1972 kwam een overeenkomst tot stand waarbij beide staten elkaar de facto erkenden en burgers van de Bondsrepubliek als toerist de DDR konden bezoeken mits ze per dag een bepaald bedrag aan Oost-Duitse marken aankochten. Burgers van de DDR konden van hun regering een toelating bekomen om de Bondsrepubliek te bezoeken, maar dit voorrecht bleef voorbehouden aan partijleden en personen met familie in de DDR, waarvan men zeker was dat ze naar hun land zouden terugkeren. Brandts “Ostpolitik” maakte hem niet alleen populair in de Bondsrepubliek maar ook in de DDR. Deze populariteit werd door de leiding van de DDR aangevoeld als een bedreiging en belette dat een verregaandere samenwerking tot stand kwam (P.Windsor,1971, pp. 356-359). Willy Brandt nam op 6 mei 1974 ontslag als kanselier omdat een van zijn naaste medewerkers een spion bleek van de DDR. Hij werd opgevolgd door Helmut Schmidt. Deze trachtte door de Duitse mark te revalueren de prijsstijging, die voorvloeide uit de petroleumcrisis, te beperken. De inflatie die in 1973 6 % bereikte, daalde tot 3 % in 1978. Het pleitte voor de efficiency van de Duitse economie dat ondanks de revaluatie het excedent op de handelsbalans nooit daalde beneden de 3 procent van het BBP (J.P. Thomas,1990, p.151). Ook als de prijzen in buitenlandse munten van de Duitse producten stegen, verkozen de meeste klanten deze goederen verder te kopen wegens hun hoge kwaliteit. Schmidt aanvaardde in 1978 dat Duitsland verder de rol vervulde van locomotief van Europa door de belastingen te verlagen en de sociale uitgaven te verhogen, hetgeen aanleiding gaf tot meer import. Bovendien verminderde hij de druk op de vakbonden om de stijging van de lonen beperkt te houden. Het uitbreken van de oorlog tussen Iran en Irak op 17 september 1980 leidde tot een sterke stijging van de petroleumprijzen en
I 10
een deficit op de begroting van 3 procent afgeschoten. Dit verwekte in de meeste van het BBP (Ibidem, p. 152). betrokken landen heftige reacties. Men vreesde dat de raketbasissen een mikpunt Schmidt wou zijn expansief inkomens- zouden worden voor de vijand en dat daarbeleid voortzetten maar zijn liberale part- enboven de afgeschoten vijandelijke raketners in de regering waren het hiermede ten in de Europese landen heel wat schade niet eens. Op 17 september 1982 moest zouden aanrichten. De Duitse regering Schmidt aftreden en vormden de liberalen van de christelijke partijen en de liberamet de christelijke partijen een nieuwe re- len slaagde erin met 286 stemmen tegen gering onder het kanselierschap van Hel- 226 de plaatsing van de raketten door de mut Kohl (CDU). Bundestag te doen goedkeuren (KHA, 23 maart1984, p.180). De leden van de SPD De regering van Helmut Kohl in de en de Groenen stemden tegen. Vooral de moeilijke jaren tachtig Groenen voerden een harde oppositie tegen de plaatsing van de raketten. Ze wonnen bij De sterke stijging van de petroleumprijzen de bevolking heel wat aanhang. Bij de verleidde tot een minder gunstige economi- kiezingen van 1983 behaalden ze 27 zetels. sche evolutie. De werkloosheid nam toe Binnen de Groene partij ontstond een strijd en de betrekkingen tussen de DDR en de tussen de zogenaamde Fundamentalisten, Bondsrepubliek verbeterden niet. De lei- die een toetreding tot een regering met een ding van de DDR trachtte in het kader van traditioneel programma afwezen, en de de gesloten overeenkomst deviezen aan de Realisten. Laatstgenoemden onder leiding Bondsrepubliek te ontfutselen door zoveel van Joschka Fischer wezen op de noodzaak mogelijk West-Duitsers te doen betalen in toe te treden tot een linkse regering om een West-Duitse marken voor hun verblijf in de beleid te realiseren dat van aard is een alDDR. gemene ontwapening op gang te brengen. De val van de rechtse regering scheen in De oppositie tegen de regering ging niet 1985 niet langer utopisch omdat ze niet alleen meer uit van de SPD maar ook van alleen werd geconfronteerd met de vijandeen nieuwe partij “die Grüne”, die opkwam schap van een groot deel van de bevolking voor een bescherming van het milieu tegen wegens de plaatsing van de raketten maar de bezoedeling door de grote industriële ook met een reeks grote langdurige stakinsector. Een Groene groepering was voor gen. Deze vonden hun oorzaak in de vrij het eerst opgekomen in 1979 bij de verkie- hoge werkloosheid (ongeveer 8 procent zingen voor het parlement van de deelstaat van de actieve bevolking), waaraan de synBremen en had enkele zetels verworven. dicale organisaties wouden verhelpen door In 1980 werd ze te Berlijn als een natio- een verkorting van de werkduur zonder nale partij opgericht. Ze vond aanvankelijk loonverlies. Op 17 april 1985 werden de aanhangers in alle geledingen van de maat- onderhandelingen tussen het syndicaat IG schappij. Toen een verkiezingsprogramma Metall en de ondernemersgroepering Gewerd opgesteld dat opkwam tegen het kapi- samtmetall afgebroken. De ondernemers talistisch streven naar steeds meer econo- wilden niet horen van een reductie van de mische groei, zonder rekening te houden werkweek van 40 naar 35 uur. Op 14 mei met de weerslag op het milieu, keerden 1985 legden 13.000 arbeiders het werk de meeste rechtse kiezers de partij de rug neer in autofabrieken van de streek rondom toe. De Groenen werd een antikapitalisti- Stuttgart, en op 21 mei volgden 33.000 mesche partij die concurreerde met de SPD taalarbeiders uit Hessen dit voorbeeld. De voor de stem van de linkse kiezers. Bij de werkgevers reageerden met het sluiten van verkiezingen van september 1980 behaalde de fabrieken, waar werd gestaakt. Hierdoor ze niet de vereiste 5 procent om zetels te werden 65.000 arbeiders werkloos. Het verwerven. federale bureau voor arbeid maakte op 18 mei 1985 bekend dat geen werkloosheidsDe president van de Verenigde Staten vergoeding zou betaald worden aan arbeiRonald Reagan vroeg in 1983 aan meer- ders van fabrieken, die werden gesloten dere West-Europese staten kruisraketten wegens staking. De rechtbanken dwongen te plaatsen (KHA,18 maart 1984, p. 169). evenwel het bureau dergelijke vergoedinVijandelijke raketten gericht op doelen in gen toe te kennen op individuele basis aan de Verenigde Staten zouden ermee worden werknemers die door de sluiting van hun VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Duitsland: Van een economische naar een politieke crisis - Gaston Vandewalle
fabriek hun inkomen hadden verloren. De patroonsorganisaties tekenden hiertegen beroep aan, maar moesten in augustus 1985 aanvaarden dat aan 200.000 à 300.000 uitgesloten werknemers een werkloosheidsvergoeding werd toegekend (KHA,10 oktober1985, pp. 650). De stakingsgolf breidde zich uit tot andere bedrijfstakken. In de grafische nijverheid werd herhaaldelijk gestaakt. Pas in mei 1990 werd een definitieve overeenkomst bereikt, waarbij de lonen werden verhoogd met 10,5 procent en een geleidelijke vermindering van de arbeidsduur werd voorzien. Met ingang van 1 april 1995 zou slechts 35 uur per week worden gewerkt (KHA, augustus 1990, p.501). Ook de journalisten, het luchtvaartpersoneel en de bedienden uit de verzekeringssector staakten tussen april en juni 1985 voor het verwerven van betere arbeidsvoorwaarden (Ibidem, p. 651).
zich verbond aan de burgers van de DDR de mogelijkheid te verlenen een einde te stellen aan de communistische dictatuur. Vele Duitsers waren overtuigd dat kanselier Kohl van Gorbachev had bekomen dat de Duitse eenmaking kon gerealiseerd worden. Dit gaf een krachtige opstoot aan zijn populariteit. Wat Gorbachev betrof: hij werd de populairste politicus van de Duitsers. De gevaarlijke Russische beer was een brave teddybeer geworden (KHA, juni 1989, p. 386-387).
Een foutieve aanpak van de Duitse eenmaking Gorbachev nam niet alleen tegenover de Bondsrepubliek een welwillende houding aan. Hij liet toe dat in Polen, Hongarije en Tsjechoslovakije de harde communistische leiders werden vervangen door meer reformistisch gezinde communisten. Het werd
voor de Oost-Duitsers in de zomer van 1989 mogelijk naar Warschau, Praag of Boedapest te reizen en daar een toevlucht te zoeken in de West-Duitse ambassade. Van daaruit kregen ze dan een pas om naar de Bondsrepubliek te reizen. De Hongaarse regering opende de grens met Oostenrijk. Aanvankelijk trachtten haar grenswachten te beletten dat Oost-Duitsers die grens overschreden. Toen bleek dat dit zonder gewelddaden niet realiseerbaar was, opende de Hongaarse regering op 19 augustus 1989 de grens voor alle buitenlanders. Duizenden Oost-Duitsers vluchtten langs Hongarije naar het Westen. De DDR verloor talrijke vakarbeiders, waardoor de werking van vele bedrijven werd in de war gebracht. De bevolking kwam in opstand. Te Leipzig werden elke week grote manifestaties gehouden met het oog op een liberalisatie van het regime en loonsverhogingen. Daaraan namen tot een half miljoen personen © Diane Moens
In de sector van de metaalnijverheid werden in de diverse gewesten waar grote bedrijven waren gevestigd in de loop van de jaren 1985-’90 overeenkomsten afgesloten met het oog op het beëindigen van langdurige en vaak wilde stakingen. De laatste overeenkomst kwam tot stand in Noord Württenberg op 4 mei 1990 tussen de vakbond IG Metall en de ondernemersgroepering Gesamtmetall. De overeenkomst voorzag dat de bestaande werkweek van 37 uur van 1 april 1993 af werd ingekort tot 36 uur en van 1 oktober 1995 af tot 35uur (KHA, augustus 1990, p.500-501). Helmut Kohl werd geconfronteerd met verkiezingsnederlagen in meerdere deelstaten. Hij kreeg evenwel steun uit een onverwachte hoek. Het hoofd van de communistische partij van de Sovjet-Unie, Mikhael Gorbachev, ondervond heel wat tegenstand bij het doorvoeren van hervormingen in de bedrijven met het oog op het verhogen van hun efficiency (de zogenaamde perestrojka- en glasnostpolitiek). Hij wenste technische en financiële hulp van bedrijven en banken uit de Duitse Bondsrepubliek. Van 12 tot 15 juni 1989 kwam hij naar Berlijn en ondertekende samen met Kohl elf verdragen voor samenwerking. Hierbij was er één waarin hij aan de Duitsers het recht toekende om zelfstandig de vorm te bepalen van hun staatsbestel. Dit was sensationeel, want het hield in dat de Sovjet-Unie JAARGANG 44 NUMMER 2 I ZOMER 2010
11 I
deel. De algemene secretaris van communistische partij der DDR, Erich Honegger, wou de peristroika niet invoeren in zijn land,waardoor hij in een gespannen verhouding leefde met Gorbachev. Deze zag het nut niet meer in om de DDR te ondersteunen. Helmut Kohl slaagde erin Gorbachev te overtuigen de Russische troepen uit de DDR terug te trekken in ruil voor $ 30 miljard in giften en leningen. Honegger leed aan kanker en moest het dagelijks beleid overlaten aan de leden van het Politbureau. Dit was door de regelmatige stakingen en manifestaties niet meer in staat een efficiënt beleid te voeren. Op 18 oktober 1989 werd Honegger door het Politbureau gedwongen ontslag te nemen. Zijn opvolger Egon Krenz kon ook de rust niet herstellen en liet uiteindelijk, om de gemoederen te bedaren, de muur die de DDR afsloot van de Bondsrepubliek, op 9 november 1989 openen. Ondertussen hadden zich meerdere politieke partijen gevormd die aanstuurden op vrije verkiezingen en de vorming van een democratische regering. De communist Hans Modrow, die op 13 november 1989 was aangesteld als opvolger van de minister-president van de DDR Willi Stoph, vormde een coalitieregering van de communisten met meerdere oppositiepartijen. De economische situatie was evenwel zo ellendig dat dit kabinet moest beroep doen op financiële steun vanwege de Bondsrepubliek. Kanselier Kohl eiste dat de communistische partij haar leidende positie opgaf. Er werden in de DDR verkiezingen gehouden, die een succes werden voor de oppositiepartijen. De communist Modrow werd als regeringshoofd vervangen door de christelijke democraat Lothar de Maizière. Deze stond aan het hoofd van de partij “Allianz für Deutschland” die een fusie met de Bondsrepubliek wou voorbereiden. Krenz trad als hoofd van de Staatsraad, het hoogste regeringsorgaan in de DDR, af op 6 december 1989. Hij werd vervangen door Manfred Gerlach van de liberale democratische partij LDPD (KHA, maart 1990, p.129). Hierdoor was de weg vrijgemaakt voor een fusie met de Bondsrepubliek. Op 3 oktober 1990 werd de gewezen DDR in de Bondsrepubliek opgenomen. Verblind door dit onverwacht succes onderschatte Kohl de moeilijkheden waarmee zijn regering zou kampen om de overheidseconomie van de gewezen DDR te integreren in deze van de Bondsrepubliek. Hij I 12
beging de fout de Oost-Duitse mark gelijk te stellen in waarde aan de West-Duitse. De Oost-Duitsers die veel geld hadden gespaard omdat hun regering regelmatig meer liquiditeiten in omloop bracht dan er goederen te koop werden aangeboden, gebruikten de nieuw verworven West-Duitse marken om westerse goederen aan te kopen. Dit leidde tot een kortstondige hoogconjunctuur in de oude Bondsrepubliek en verhoogde er de populariteit van Kohl. Hij won de parlementsverkiezingen van 2 december 1990.
te ondersteunen omdat ze de lagere lonen als een vorm van oneerlijke concurrentie beschouwden (O. Lafontaine, 1999, pp. 17-18). Om een volledige ineenstorting van de economie in de gewezen DDR te voorkomen was de regering verplicht grote bedragen te wijden aan tewerkstelling in openbare werken en in overheidsadministraties. Er ontstond een groot deficit op de begroting. Dit verplichtte Kohl de belastingsdruk te verhogen, waardoor hij ook in de WestDuitse deelstaten van de Bondsrepubliek aan populariteit inboette. Hij slaagde er nog in de verkiezingen voor de Bundestag van 1994 te winnen maar in 1998 was dit niet langer het geval. Gerhard Schröder, de sociaaldemocratische minister-president van de deelstaat Niedersachsen, werd kanselier van een coalitieregering van de SPD en de Groenen.
Binnen de SPD heerste onenigheid over het te voeren beleid. De algemene secretaris van de partij, Oskar Lafontaine, had de leiding verwittigd voor de gelijkstelling van de Oost-Duitse met de West-Duitse mark. Hij wees erop dat het voor de meeste OostDuitse bedrijven een ondraagbare last zou inhouden en dus zou leiden tot ontslagen en een hoge werkloosheid. De meerderheid in de partijleiding wou evenwel de Oost- Schröder als Bondskanselier Duitsers ter wille zijn en keurde de gelijkstelling van de twee marken goed. Schröder erfde een Duitse economie in volle recessie. De overmatige afvloei van Lafontaine kreeg gelijk. De euforie in de kapitaal naar de gewezen DDR had geleid gewezen DDR was van korte duur. De tot een verhoging van de belastingsdruk en meeste ondernemingen in de DDR brach- een tragere economische groei. Schröder ten consumptiegoederen voort, die minder wou door het aanmoedigen van de investeaantrekkelijk waren dan die te koop in de ringen in de industrie de werkgelegenheid Bondsrepubliek. Ze moesten hun deuren uitbreiden. Dit leidde evenwel tot een grosluiten en duizenden arbeiders afdanken. tere inkomensongelijkheid en verwekte een Om de stijging van de werkloosheid tegen conflict met Oscar Lafontaine, de voorzitte gaan werd de “Treuhandanstalt” opge- ter van de SPD. Deze was voorstander van richt. Die zocht hoofdzakelijk in West- hogere belastingen op de grote inkomens Duitsland bedrijven die bereid waren de om de uitgaven voor de gezondheidszorg, Oost-Duitse ondernemingen over te nemen het onderwijs en de sociale voorzieningen en te moderniseren. Vele Duitse onderne- te financieren. Hij nam ontslag als minismers verkozen evenwel te investeren in de ter van financiën, voorzitter van de partij andere gewezen communistische staten, en lid van de Bundestag, als hij inzag dat waar de lonen veel lager waren. De over- Schröder niet bereid was een traditioneel heid moest in de meeste gevallen aan de sociaaldemocratisch beleid te voeren (O. kandidaat-overnemers subsidies beloven Lafontaine, op.cit., pp. 226-227). om ze ertoe aan te zetten de overname van een Oost-Duits bedrijf te overwegen. Kohl In juni 1999 publiceerde Schröder samen had beloofd dat de lonen in de vroegere met Tony Blair, de premier van GrootDDR geleidelijk op hetzelfde peil zouden Brittannië, een document genaamd “New gebracht worden als in West-Duitsland. Labour- die Neue Mitte”, waarin ze opkwamen voor een politiek gericht op aanHiervan wilden de overnemers niet horen moediging van het bedrijfsleven. want ze beweerden dat de productiviteit in de Oost-Duitse bedrijven lager was. Lafontaine wees er evenwel op dat Blair de bedrijven meer belastte dan Schröder Dit leidde tot stakingen in overgenomen en bovendien meer geld besteedde aan bebedrijven. De West-Duitse vakbonden strijding van de jeugdwerkloosheid en de waren geneigd deze stakingen financieel gezondheidszorg (Ibidem, pp. 185-186). VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Duitsland: Van een economische naar een politieke crisis - Gaston Vandewalle
Gerhard Schröder Schröders pro-bedrijfsbeleid bereikte niet de gestelde doeleinden omdat ook in de andere lidstaten van de Europese Unie de belastingsdruk op de bedrijven werd verlaagd om investeringen aan te trekken. Er ontstond een ongezonde concurrentie inzake belastingsverlaging onder de lidstaten met als gevolg een verhoging van de indirecte belastingen om het deficit op de begroting enigszins te beperken (Ibidem, p. 215). De populariteit van Schröder daalde, maar in augustus 2002 toen de Elbe grote gebieden overstroomde, slaagde hij erin door het leger in te zetten tijdig de bewoners van overstroomde huizen te evacueren en het aantal doden te beperken. Hij voorzag ook in onderkomen, voedsel en klederen voor de talrijke vluchtelingen. Naderhand deed hij door het parlement gulle vergoedingen goedkeuren voor de herstelling van de schade. Dit bracht een stijging van zijn populariteit, en in september van 2002 won hij de verkiezingen. De SPD bekwam drie zetels meer dan de christelijke partijen en kon met de Groenen een nieuwe regering vormen.
JAARGANG 44 NUMMER 2 I ZOMER 2010
De landen van de Europese Unie bevonden zich evenwel tijdens de jaren 2002-2003 in een recessie. In Duitsland daalde in 2003 het bruto binnenlands product (BBP) met 0,7 procent. De export, de voornaamste motor van de Duitse conjunctuur, groeide slechts aan met 1,1 procent, de uitgaven voor consumptie daalden met 0.2 procent, deze voor investeringen met 3,3 procent (KHA, februari 2004, p.77). De begroting vertoonde een groot deficit en de overheidsschuld nam toe. Schröder belastte een commissie onder voorzitterschap van Karl Hartz, een personeelschef van Volkswagen en actief lid van de SPD, te onderzoeken hoe de overheidsuitgaven konden verlaagd worden zonder het bedrijfswezen te schaden. Een deel van de voorstellen van deze commissie werd op 19 december 2003 door de Bundestag goedgekeurd. Het betrof volgende maatregelen:
3) een toename van de flexibiliteit op de arbeidsmarkt door lagere vergoedingen bij ontslag van werknemers; 4) een hervorming van het systeem van de lokale belastingen, teneinde heffingen op bedrijven te verlagen.
Vooral de Hartz IV-regeling botste op hard verzet omdat ze de werklozensteun verminderde van 54 à 57 procent van het voorheen verdiende loon tot een vast bedrag van € 345 per maand in de vroegere Bondsrepubliek en € 331 in de vroegere DDR. Het kindergeld werd verhoogd, zodat werklozen met meerdere kinderen voortaan meer verdienden dan vroeger, terwijl die zonder kinderen moesten inleveren (KHA, februari 2005, p. 73). De bedoeling was een einde te stellen aan gulle werkloosheidsvergoedingen, die veelal niet lager waren dan wat weinig geschoolde arbeiders in de 1) een reeks kortingen op de vergoedin- privésector verdienden. gen voor werkloosheid (zogenaamde Hartz IV-regeling); Deze regeling trad in op 1 januari 2005. De tegenstanders van de wet richtten op 23 2) strengere maatregelen om werklozen te januari 2005 een nieuwe partij op: “Stemaldwingen in te gaan op de vraag naar werk- ternatief voor Werk en Sociale Rechtvaarnemers vanwege ondernemingen; digheid” (WASG), die zich voorbereidde 13 I
Oskar Lafontaine om bij de volgende parlementsverkiezingen op te komen tegen de SPD (Ibidem, p. 72). Ze zocht samenwerking met de PDS (Partei des demokratischen Sozialismus), die in de vroegere DDR na de hereniging was opgericht. Daar waren niet alleen gewezen communisten tot toegetreden maar ook vele Oost-Duitsers die ontgoocheld waren over de resultaten van de hereniging. Op 30 mei 2005 nam Oskar Lafontaine ontslag als lid van de SPD en sloot zich aan bij de WASG.
In de lente van 2005 trad een economische herleving in. In het westelijk deel daalde de werkloosheid tot 9,9 procent van de actieve bevolking, in het oostelijk deel bleef ze zeer hoog, namelijk 19,7 procent van de actieve bevolking. Schröder was er evenmin als Kohl in geslaagd de armoede in dit deel van de nieuwe Bondsrepubliek te verlagen. Dit was koren op de molen voor de PDS, die bij meerdere verkiezingen in deelstaten van Oost-Duitsland meer stemmen behaalde dan de SPD en de CDU. De leiders van sommige Duitse vakbonden steunden niet I 14
langer Schröder maar sloten zich aan bij de WASG of bij de PDS. Andere trachtten door druk uit te oefenen op Schröder hem te bewegen een beleid te voeren dat beter de belangen van de werknemers diende. Toen Schröder met zijn oude vriend de voorzitter van de Deutsche Gewerkschaftbund, Michael Sommer, in de zomer van 2004 Ghana bezocht, vroeg hij bij het afscheid nemen op het vliegveld van Accra: “Zou u niet beter mijn vriend Michael hier houden, in Berlijn bezorgt hij mij veel last” (DW, 23 maart 2010, p. 3). Voor de verkiezingen van september 2005 vormden de PDS en de WASG een coalitie en behaalden een goed resultaat. De twee regeringspartijen, de SPD en de Groenen, verloren in vergelijking met de vorige verkiezingen veel stemmen. De christelijke partijen hadden als kandidaat voor het kanselierschap mevrouw Angela Merkel voorgedragen, de dochter van een protestantse dominee in de vroegere DDR. Hoewel ze had verklaard dat een verhoging van de BTW noodzakelijk was om de begroting in evenwicht te brengen, won ze nipt de verkiezingen. De
christelijke partijen verwierven 226 zetels, de SPD 222 de liberale FDP 62, de linkse coalitie 54 en de Groenen 51. Het succes van de linkse coalitie belette dat één van de twee groeperingen, namelijk de rechtse groep CDU-CSU-FDP of de linkse groep (SPD-Groenen) een parlementaire meerderheid bereikte. Na lange onderhandelingen werd uiteindelijk een coalitie gevormd van de twee christelijke partijen met de SPD. Mevrouw Merkel werd de nieuwe kanselierster, maar de SPD kreeg belangrijke ministeriële posten in de regering. Haar partijvoorzitter Franz Müntefering werd vicekanselier en minister voor arbeid en sociale zaken, Peter Steinbrück werd minister van financiën en Frans Walter Steinmeier minister voor buitenlandse zaken.
Succes en ondergang van de “Grote Coalitie” De SPD-ministers waren gewezen medewerkers van Schröder. Zoals hij wensten ze vooral de industriële ontwikkeling van Duitsland, die de bron is van de Duitse welvaart, in de hand te werken door het afremmen van een verdere stijging van de hoge Duitse lonen en sociale lasten en een VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Duitsland: Van een economische naar een politieke crisis - Gaston Vandewalle
verlaging van de belastingsdruk op de bedrijven. Daarenboven verlangden ze, zoals de kanselierster Angela Merkel, het deficit op de begroting weg te werken door hogere onrechtstreekse belastingen en geringere overheidsuitgaven. Dit beleid scheen reeds in 2006 op weg de gestelde doeleinden te bereiken. De export steeg dat jaar ten opzichte van het vorige met 2,5 procent. De verhoging van de BTW van 16 naar 19 procent en de stijging van de belastingsopbrengst door de toename van de inkomens en de handelsverrichtingen lieten toe het deficit te verlagen van 4,3 procent van het BBP in 2004 tot 1,7 procent in 2006 (KHA, juli 2007, p.376). Er was evenwel weinig ruimte voor maatregelen van aard de levensstandaard van de minderbegoeden te verbeteren. Müntefering kondigde in het begin van 2007 een hervorming van de Duitse Gezondheidszorg aan, die moest verhelpen aan de tekorten van de “Krankenkassen”. De voorziene bijdragen zouden verhoogd worden, maar niet langer evenredig toenemen met het inkomen. Dit zou vooral voordelig zijn voor de bedrijven, die aan goed opgeleide werknemers hoge lonen betaalden. Ze zouden niet langer op deze hoge lonen zware sociale lasten moeten vereffenen ( KHA, maart 2007, p. 135). Op 21 maart 2007 maakte hij bekend dat de pensioenen vanaf 1 juli van dat jaar zouden verhoogd worden. Gedurende drie jaar waren de pensionen niet aangepast geworden aan de stijging van de levensduurte en in juli zou de verhoging slechts 0,54 procent bedragen. Dit zou aan de Duitse staat slechts € 1,2 miljard kosten. Ongeveer 20 miljoen gepensioneerden zouden ervan genieten (KHA, april 2007, p.191). Onderwijl werden de lonen bijna stabiel gehouden. Van 2000 tot 2008 stegen ze slechts met 2,1 procent. In de andere lidstaten van de eurozone was de stijging veel hoger, namelijk gemiddeld 16,5 procent. Dit had ten gevolge dat de Duitse bedrijven tegen lagere kostprijzen konden werken dan hun concurrenten in de andere lidstaten van de euro, wat uiteraard de Duitse export in de hand werkte (DS, 22 maart 2010, p. 20).
JAARGANG 44 NUMMER 2 I ZOMER 2010
Vooral in de sector van de autoconstructie realiseerde Duitsland, ondanks de toenemende concurrentie uit de Aziatische industriestaten, schitterende resultaten. Hoewel de Duitse auto’s in de regel duurder waren dan de Franse, Amerikaanse en Japanse, werden ze wegens hun hoge kwaliteit en duurzaamheid massaal uitgevoerd. In 2006 steeg de uitvoer van auto’s met 4 procent tot een waarde van € 87,1 miljard. De Duitse invoer aan wagens bedroeg slechts € 31,4 miljard (KHA, mei 2010, p. 253). Aan deze gunstige evolutie kwam plots een einde in de zomer van 2008 toen bekend werd dat een reeks banken en hypotheekDe veel lagere lonen in landen als Rusland, China en India, maakten het aantrekkelijk om de Duitse fabrieken geleidelijk af te bouwen en de betere technologie te gebruiken in de betrokken nieuwe industrielanden. maatschappijen grote verliezen hadden geleden door de aankoop van Amerikaanse waardepapieren, die onvoldoende waren gedekt door hypotheken. In Beieren dreigde de hypotheekmaatschappij Hypo Real Estate failliet te gaan. Ze kreeg van de overheid op 14 december 2008 een lening van € 30 miljard (KHA, januari 2009, p. 15).Verschillende zogenaamde Landesbanken, die na de Tweede Wereldoorlog in diverse Duitse deelstaten waren opgericht, hadden ook veel Amerikaanse rommelkredieten aangekocht. Ze moesten door de betrokken deelstaten financieel geholpen worden. De tweede grootste Duitse handelsbank, namelijk de Commerzbank, was in financiële crisis omdat ze tegen een te hoge prijs de Dresdner bank had overgenomen en bovendien geld had verloren op Amerikaanse waardepapieren. De Duitse staat kocht voor 10 miljard aandelen aan van deze bank (KHA, februari 2009, p. 77). Bovendien werd de federale regering geconfronteerd met de noodzaak bedrijven uit de autosector ter hulp te komen, omdat door de daling van de buitenlandse en binnenlandse vraag naar wagens, vele autofabrieken in moeilijkheden geraakten. Vooral de perikelen betreffende de geplande verkoop door General Motors van de Opelfabrieken werden voor de regering een bron van zorgen. Er waren meerdere buitenlandse bedrijven, die belang toonden voor een
overname van deze bedrijven. Ze hadden evenwel de bedoeling de uitgebreide technologische kennis van Opel aan te wenden om in het buitenland betere auto’s voort te brengen. De veel lagere lonen in landen als Rusland, China en India, maakten het aantrekkelijk om de Duitse fabrieken geleidelijk af te bouwen en de betere technologie te gebruiken in de betrokken nieuwe industrielanden. In de Duitse Opelfabrieken werkten eind 2008 24.700 werknemers en bovendien telden vele toeleveringsbedrijven aan deze fabrieken heel wat personeel (EP, 24 september 2009, p. 5). De Duitse regering trachtte een overeenkomst af te sluiten met een overnemer, die in ruil voor overheidssteun de werkgelegenheid in de bestaande Opelbedrijven slechts in geringe mate zou verlagen. Magna, een Oostenrijkse-Canadese trust, was bereid op zo’n voorstel in te gaan. Magna was evenwel verbonden met een Russische bank, die hoofdaandeelhouder was van een Russische autofabriek. De Europese Commissie stond argwanend ten opzichte van dit reddingsplan, omdat de voorziene subsidies in het totaal ongeveer € 4,5 miljard zouden bedragen. Putin, meende de Commissie, zou de goede Opeltechnologie bekomen voor te weinig geld (DW, 24 september 2009, p. 10). In de Duitse coalitieregering waren de SPD-ministers het reddingsplan genegen maar niet alle CDU-CSU-ministers waren voor dit plan gewonnen. Ze moesten rekening houden met het verzet van de CDUministerpresidenten van deelstaten zonder zo’n autofabriek. Die konden ter compensatie subsidies vragen voor hun industriële ondernemingen en daarvoor was er geen geld. Toen de federale verkiezingen naderden, duidde de SPD Walter Steinmeier aan als haar kandidaat voor het kanselierschap. Deze maakte van de hulp aan de Opelfabrieken één van zijn verkiezingsbeloften. Hij stelde dat de 10 procent zeer rijke Duitsers meer lasten moesten dragen om toe te laten de werkgelegenheid in stand te houden in de voornaamste Duitse industrietakken (DS, 11 mei 2009, p. 97). Op 28 september 2008 hadden in de deelstaat Beieren verkiezingen plaatsgegrepen voor het “Landesparlement”. Voor het eerst sedert het einde van de Tweede 15 I
Wereldoorlog behaalde de CSU geen volstrekte meerderheid en moest op de liberale FDP beroep doen om een coalitie te vormen. De liberalen hadden door een belastingsvermindering te beloven 10,2 procent van de stemmen gewonnen. De voorzitter van de CSU was afgetreden en werd vervangen door Horst Seehofer, die een nieuwe elan wou geven aan de partij. Hij verweet aan mevrouw Merkel dat ze niet was ingegaan op het verzoek van de leiding van de CSU om belastingsvermindering op te nemen in het verkiezingsprogramma. Hij drong erop aan dat bij de volgende verkiezingen voor het federaal parlement de christelijke partijen samen met de liberalen een coalitie zouden vormen, die zo’n belastingsvermindering zou realiseren Mevrouw Merkel zag niet in hoe ze verder kon samenwerken met de Beierse CSU, indien ze aanvaardde de belastingen op de hoge inkomens te verzwaren. Voor de verkiezingen van september 2009 liet ze horen dat ze niet meer de grote coalitie kon hernieuwen en een regering wenste te vormen met de liberalen.
Gezien de christelijke partijen samen met de liberalen beschikten over een meerderheid in de Bundestag, vormden ze een coalitieregering. Mevrouw Merkel bleef kanselierster en de leider van de liberalen, Guido Westerwelle, werd minister van buitenlandse zaken.
Westerwelle wou een grondige belastingshervorming, die zou gefinancierd worden door een inkrimping van de ambtenarij (FAZ, 2 januari 2010, p. 1). Vooral in de bureaucratie die zorg moet dragen voor een eerlijk beheer van de financiële hulp aan de werklozen en aan de zieken, wou hij snoeien. Hij hield voor dat de hoge belastingsdruk en de te uitgebreide ambtenarij de ondergang heeft bewerkt van het Romeinse Rijk, en Duitsland dreigde dezelfde weg op te gaan. Het Gezondheidsfonds dat de vorige regering had opgericht om de stijgende uitgaven voor de gezondheidszorg te financieren, wou hij afschaffen. Hij hoopte met zo’n programma de steun te verwerven van vele kiezers die nu nog voor de CDU-CSU stemden. Deze partijen die opkomen voor de belangen van de minderbegoeden, zouEen gebrekkige regering geconfron- den naar zijn mening veel stemmen kunnen teerd met een onzekere toekomst winnen van de SPD en “die Linke”. De coalitie van de christelijke partijen met de Steinmeier had de wensen van de meer- liberalen zou een permanent rechts beleid derheid van de Duitse bevolking verkeerd met enkele sociale toetsen kunnen voeren ingeschat. Vele Duitsers, zelfs als ze als (DS, 22 februari 2010, pp. 18-24). werknemer hun brood verdienden, waren van mening dat het geen zin had miljarden Mevrouw Merkel was het niet eens met te besteden om bedrijven te redden in een deze doelstelling die een afbouw van haar sector waar overproductie heerste. De SPD machtspositie zou inhouden. Tijdens de onwerd de grote verliezer van de verkiezin- derhandelingen voor de regeringsvorming gen van 27 september 2009. Ze behaalde aanvaardde ze twee belastingsvermindeslechts 23 procent van de stemmen en ringen onmiddellijk na 1 januari 2010 voor verloor 76 zetels. De liberalen (FDP) be- te bereiden, namelijk een lagere BTW (7 kwamen 14,6 procent van de stemmen en procent in plaats van 19 procent) voor over93 zetels, zij een winst van 32 zetels. De nachtingen in hotels en een grotere aftrek christelijke partijen verloren wat maar ble- op het belastbaar inkomen voor gezinnen ven samen met 230 zetels de grootste groep met kinderen (FAZ, 10 november 2009, pp. in het parlement. 1 en 12 en DW, 24 november 2009, p. 1). Ook de voorzitter van de CSU, Horst SeeVele gewezen aanhangers van de SPD had- hofer, was geen voorstander van onmidden gestemd voor “die Linke”, de coalitie dellijke belastingsverlagingen. Hij stelde van de Oost-Duitse PDS met de West-Duit- dat hiermede moest gewacht worden tot de se WASG. Deze bekwam 76 zetels, zij 22 zomer van 2010. Dan zou men kunnen nameer dan in de vorige Bundestag. Er waren gaan of die geen aanleiding zouden geven ook stemmen voor de SPD verloren gegaan tot een te sterke stijging van het overheidsaan de Groenen, die 68 zetels behaalden, deficit (FAZ, 7 januari 2009, p. 2). zij 17 meer dan in 2005 (KHA, oktober 2009, p. 557). Bovendien ontstond weerstand tegen belastingverminderingen vanwege bepaalde CDU-ministerpresidenten van deelstaten. I 16
Gezien de federale overheid een deel van de opbrengst van sommige belastingen moet overmaken aan de deelstaten, hebben die minder inkomsten als de federale belastingen dalen. De ministerpresident van Schleswig-Holstein liet reeds in november 2009 horen dat hij in de Bundesrat zou stemmen tegen een belastingsvermindering, die de inkomsten van zijn deelstaat zou verlagen (FAZ int. 28 november 2009). De Bundesrat is samengesteld uit afgevaardigden van de deelstaten. Wetsontwerpen die een weerslag inhouden op het mogelijk beleid van de regeringen van de deelstaten, moeten vooraf door de Bundesrat worden aangenomen alvorens ze ter bespreking worden overgemaakt aan de Bundestag. Het verzet van enkele CDU-ministerpresidenten samen met dit van afgevaardigden van door andere partijen bestuurde deelstaten, kan dus elk fiscaal project doen sneuvelen. In maart 2010 was het voor de meeste Duitsers duidelijk geworden dat van een grote belastingvermindering geen sprake kon zijn. Een overheidsdeficit werd voorzien van 5,5 procent van het BBP en een openbare schuld van 76,5 procent van het BBP (FT, 18 maart 2010, p. 3). Dit is meer dan toegelaten is door de voorschriften van Maastricht. Die voorzien dat in de lidstaten van de euro het deficit slechts 3 procent mag bedragen van het BBP en de overheidsschuld 60 procent. De minister van financiën Wolfgang Schäuble (GDU) bereikte dat de regering besloot geen belastingsvermindering door te voeren voor de verkiezingen van 9 mei in de deelstaat Nordrhein-Westfalen (NRW) hadden plaatsgegrepen. Mevrouw Merkel dacht haar populariteit te verhogen door in de vergaderingen van de eerste ministers van de eurolanden aan te dringen op het opleggen aan de Griekse regering van grote besparingen alvorens financiële hulp te verlenen. Ze wist dat een meerderheid van de Duitsers er niets voor voelde leningen te verstrekken aan een regering met een overheidsdeficit van meer dan 10 procent van het BBP. De Duitse mieren moesten niet opdraaien voor de verkwistingen van de Griekse krekels. Zoals de gewezen SPD-ministers Steinbrück en Steinmeier aantoonden heeft dit evenwel geleid tot een getreuzel dat het VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT
Duitsland: Van een economische naar een politieke crisis - Gaston Vandewalle
Angela Merkel wantrouwen van de financiële markten deed toenemen. Griekenland kon geen obligaties meer uitgeven tegen een intrestvoet van minder dan 10 procent en dreigde geplaatst te worden voor een financiële crisis. Die kon zich uitbreiden tot andere landen met een groot overheidsdeficit zoals Spanje, Portugal en Ierland. Indien ook de rente op de leningen van sommige van die landen overmatig toenam, zou een algemeen wantrouwen ontstaan tegenover de waarde van de euro. Mevrouw Merkel was verplicht toe te treden tot een reddingsplan opgemaakt door alle eurolidstaten. Duitsland zal in de eerste drie jaar van dit plan voor 22,4 miljard euro aan kredieten moeten verlenen aan Griekenland (DS, 3 mei 2010, pp. 30-31 en FAZ, 4 mei 2010, p.1). Door deze evolutie is het vertrouwen van vele Duitsers in kanselierster Merkel gedaald, hetgeen heeft bijgedragen tot de nederlaag van haar partij bij de verkiezingen in de deelstaat Nordrhein-Westfalen. De CDU blijft weliswaar de grootste partij, maar ze verliest 10,2 procent van de stemmen in vergelijking met de vorige verkiezingen. Ze bekomt 67 zetels, evenveel als de SPD, die lichtjes achteruitgaat (-2,6 JAARGANG 44 NUMMER 2 I ZOMER 2010
onderhandelen met de SPD om een grote coalitie te vormen, die beschikt over een stabiele parlementaire meerderheid. Hij wijst er evenwel op dat zijn partij meer stemmen behaalde dan de SPD en hij dus aanspraak mag maken op een behoud van het minister-presidentschap (Ibidem, pp 1 en 4). Hij heeft voor zijn verkiezingspropaganda een grote som aanvaard van een privévennootschap. Dit is door de Duitse wetgeving verboden. De fractievoorzitter van de SPD in de Bundestag, Steinmeier, heeft bij de president van de Bundestag een verzoek ingediend om na te gaan of Rüttgers de wet op de politieke partijen niet heeft overtreden (FAZ, 24 februari 2010, p. 1). Het wordt dus voor de SPD moeilijk hem nog als minister-president van de NRW te herkiezen. De voorzitster van de SPD in de regio, Hannelore Kraft, heeft daarom de droom niet opgegeven dat ze zijn plaats zou innemen. Mevrouw Merkel blijft evenwel de kandidatuur van Rüttgers steunen, want ze rekent erop dat die er zorg voor draagt dat de afgevaardigden van NRW in de Bundesrat verder de voorstellen van de regering goedkeuren of minstens zich bij de stemmingen onthouden. Van Hannelore Kraft kan ze dat niet verwachten. Welk procent) ingevolge de opkomst van “die compromis er zal uit de bus komen, is nog Linke”. Deze bekomt 5,6 procent van de niet duidelijk. stemmen en 11 zetels. Het grootste deel van de winst gaat naar de Groenen die 12,1 Ondertussen tracht mevrouw Merkel haar procent van de stemmen bekomen en 23 populariteit te verhogen door voor de pers zetels. De liberalen blijven ondanks een te verklaren dat Duitsland niet bereid is de geringe winst (+2,5 procent) een kleine stabiliteit van de euro in gevaar te brengen partij met 5,6 procent van de stemmen en door de Europese Centrale Bank toe te la13 zetels. ten Griekse overheidsobligaties aan te kopen. Met deze verklaring heeft ze het wanDe coalitie van de CDU en de liberalen be- trouwen van de financiers in de toekomst schikt slechts over 80 zetels op 181 en kan van de euro aangewakkerd. Zijn koers ten dus niet verder regeren. De twee grootste opzichte van het Pond Sterling en de dollar oppositiepartijen, de SPD en de Groenen, is fel gedaald. hebben samen 90 zetels, zij een tekort van één zetel om met een volstrekte meerder- Blijkbaar verkiest mevrouw Merkel haar heid te regeren. Indien deze twee partijen persoonlijke populariteit meer te dienen samen willen regeren, moeten ze de steun dan de toekomst van de Europese Unie. verwerven van “die Linke” die haar eisen kan stellen. Sommige Groene parlements- De moeilijke opdracht van een socileden willen hiervan niet horen. Ze wijzen aaldemocratische partij in een open erop dat “die Linke” in haar verkiezings- economie programma eisen heeft opgenomen, zoals een reductie van de werkweek tot 30 uur, De geschiedenis van de rol van de SPD in die niet verwezenlijkbaar zijn (DW, 11 mei de Duitse politiek illustreert de moeilijke 2010, p.1 en 4). opdracht om een sociaaldemocratische partij te leiden in een open economie. De huidige minister-president Jürgen Rüttgers (CDU) heeft zich bereid verklaard te 17 I
In Duitsland werkt ongeveer de helft van de werknemers voor het buitenland. Om ze werk te verzekeren moet men bijgevolg vermijden door te hoge belastingen en (of) sociale lasten de bedrijven ertoe aan te zetten hun activiteiten te delocaliseren. Het is evenwel, zoals Gabriel, de huidige voorzitter van de SPD, recent verklaarde, de basistaak van een sociaaldemocratische partij in samenwerking met de vakbonden de arbeiders te behoeden tegen overmatige werkdruk, te lage lonen en ongezonde werkomstandigheden. Bovendien moet het principe worden verdedigd dat voor gelijk werk gelijk loon wordt betaald, wat uitbuiting van inwijkelingen en vrouwen uitsluit (FAZ, 19 januari 2010, p.1). Om de werkloosheid laag te houden is het noodzakelijk veel aandacht te besteden aan het verbeteren van de kwaliteit van de producten. Ondanks de hogere lonen en bijgevolg hogere kostprijzen vinden de Duitse producten dan een goede afzet in het buitenland. Dit houdt in dat de overheid veel geld moet besteden aan wetenschappelijk en technologisch onderzoek en aan de opleiding van de toekomstige arbeidskrachten.
G. Vandewalle, De Geschiedenis van het economisch denken. Derde Uitgave, Kluwer Editorial, Antwerpen, 1990. P. Windsor, West Germany’s Ostpolitik, Britannica, Book of the Year 1971, W. Benton(ED), Londen, 1971. Gebruikte Afkortingen: DS: Der Spiegel DW: Die Welt EP: El Pais FAZ: Frankfurter Allgemeine Zeitung FAZ: int: idem artikel op internet KHA: Keesings Historisch Archief
Dit alles vereist een grote financiële inspanning, m.a.w. een hoge belastingsdruk, wat gedeproletariseerde werknemers aanzet bij rechtse partijen, die verlaging van de fiscale heffingen beloven, hun heil te zoeken. Bibliografie: M. Albert, Capitalism vs Capitalisme, How America’s Obsession with Individual Achievement and Short-time Profit has led to the Brink of Collapse, Four Wall Eight Windows,N Y ,1993. B. Amable, Les cinq capitalismes, diversité des systèmes économiques et sociaux dans la mondialisation, Editions Le Seuil, Parijs, 2005. T.G. Ash, History of the Present, Pinguin Books, Londen,1999. J. Bilger, La pensée économique libérale dans l’Allemagne contemporaine, Parijs, 1964. G. Denton, M. Forsyth en M Mclennan, Economic Planning and Policy in Britain, France and Germany, PEP, Londen 1968. O. Lafontaine, Das Herz schlägt Links, Econ Verlag, Munchen, 1999. J.P. Thomas, Les politiques économiques au XXième siècle, Armand Colin, Parijs, 1990. I 18
VLAAMS MARXISTISCH TIJDSCHRIFT