Nanuru, MH (Anna) Van: Verzonden:
Aan: Onderwerp: Bijlagen:
Meienhorst, D (Dennis)
woensdag 29 juli 2015 12:11
Boukes, AEW (Arnold); Statengriffie; Wiggers, R (Renee) SER Overijssel advies provinciaal arbeidsmarktbeleid human capital SER Overijssel advies provinciaal arbeidsmarkt human capital.pdf
Geachte griffie, Bijgevoegd is ter kennisname aan PS: -
Advies namens SER Overijssel aan GS inzake "Provinciaal arbeidsmarktbeleid/Human Capital"
Met vriendelijke groet, Dennis Meienhorst, secretaris SER Overijssel
PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL Reg.nr. T ^ / X o i ^ / Ó X - i Dat.ontv.:
3 0 JUL 2015
*
Aan Gedeputeerde Staten van Overijssel t.a.v. dhr. Y.J. van Hijum Postbus 10078 8000 GB Zwolle
Ons nummer: S 1874
Datum: 9 juli 2015
Onderwerp: provinciaal arbeidsmarktbeleid, Human Capital
Geachte heer van Hijum, De Sociaal Economische Raad Overijssel (SER Overijssel) heeft in aanloop naar de huidige bestuursperiode via een brief1 aan de informateur een aantal onderwerpen aangegeven die in deze periode nadrukkelijk aandacht behoeven. Van de elf in de brief aangereikte punten werd werkgelegenheid prioritair genoemd. Meer dan ooit zal prioriteit moeten liggen bij het scheppen van een goed investeringsklimaat voor het bedrijfsleven. Dat levert de beste kansen op voor uitbreiding van de werkgelegenheid. Van belang is dat werkgelegenheid over de volle breedte van de arbeidsmarkt groeit. Daarbij is aandacht nodig voor goede condities om aan de onderkant van de arbeidsmarkt aanvullend werkgelegenheid te creëren. Uw college onderschrijft dit door in het coalitieakkoord2 ‘het versterken van de regionale economie’ als belangrijkste opgave te bestempelen. De economische crisis heeft de Overijsselse arbeidsmarkt hard geraakt. Vooral in de jaren 2012 en 2013 is de werkloosheid sterk gestegen, zowel in Nederland als in Overijssel. In 2014 bedraagt het werkloosheidspercentage van Overijssel 8,6% tegenover 8,3% landelijk. Ter vergelijking, in 2008 bedroeg de werkloosheid in Overijssel en Nederland nog respectievelijk 3,8% en 4,1%. De werkloosheid is dus in zes jaar tijd meer dan verdubbeld3. In de meest recente regionale prognose van juni 2015 (ING Economisch Bureau4) wordt een lichte afname van de werkloosheid verwacht over 2015. In de regio’s Zwolle en Stedendriehoek een iets sterkere afname dan in Twente. Gezien de majeure opgave(n) op het terrein van werkgelegenheid, het behoud daarvan, het creëren van nieuwe banen, de thematiek van innovatie en arbeidsmarkt heeft de SER Overijssel aangegeven het van belang te vinden dat een groter gedeelte van het totale provinciale budget wordt gereserveerd voor het beleidsterrein economie5. Gedeputeerde Staten hebben aan dat advies inhoud gegeven door in de komende periode 108 miljoen euro extra te willen investeren in economie en werkgelegenheid bovenop de bestaande geplande investeringen van 118 miljoen euro voor 2015-20196. 1
SER Overijssel (2015), Brief informateur, nr. S 1871, 2-3-2015, pag. 1. Coalitieakkoord 2015-2019, Overijssel Werkt! Verbinden, versterken en vernieuwen. pag. 7. 3 Bron APO-nieuwsbrief provincie Overijssel (2015), thema aansluiting onderwijsarbeidsmarkt 4 ING Economisch Bureau (2015), Regio’s in 2015 (update juni 2015) 5 SER Overijssel (2015), Brief informateur, nr. S 1871, 2-3-2015, pag. 1 en 2. 6 Coalitieakkoord 2015-2019, Overijssel Werkt! Verbinden, versterken en vernieuwen. pag. 16. 2
1
Een goed functionerende arbeidsmarkt bevordert de ontwikkeling van de regionale economie, zeker nu productie en dienstverlening steeds meer van de kwaliteiten van mensen afhankelijk zijn. Ook dempt een goed functionerende arbeidsmarkt (langdurige) werkloosheid en uitkeringsafhankelijkheid. Dit alles in een context die zeer dynamisch is gezien de snelle technologische ontwikkelingen, maar ook in relatie tot een vergrijzende samenleving met gevolgen voor zowel de oudere werknemer als het ontstaan van nieuwe banen en markten (andere toerismevraag, zorgtechnologie, innovatieve bouwtoepassingen etc.)7. De provincie heeft in de afgelopen decennia een steeds wisselende rol op het domein van het arbeidsmarktbeleid aangenomen. Deze provinciale rol moet worden verhelderd. In ieder geval dient provinciaal arbeidsmarktbeleid in deze periode in de ogen van de SER Overijssel een belangrijk onderdeel te zijn van het totale regionaal economisch beleid. U heeft ons gevraagd om via voorliggend advies de rol van de provincie op dit domein te verhelderen en aanbevelingen te formuleren. 1.
In eerste aanleg geen rol van de provincie op de ‘inclusie-agenda’, maar huidige inzet op de Human Capital Agenda vraagt verbreding.
Het bestaande arbeidsmarktbeleid van de provincies in Nederland is autonoom beleid en is inhoudelijk gekoppeld aan de provinciale kerntaak op het gebied van de regionale economie en innovatie. Van de 12 provincies voerden er 10 in de afgelopen bestuursperiode arbeidsmarktbeleid, vaak ondersteunend aan de topsectoren via een Human Capital agenda. Zuid-Holland en Utrecht voeren in de bestuursperiode 2011-2015 geen arbeidsmarktbeleid8. Wanneer we kijken naar de belangrijkste opgaven op de provinciale arbeidsmarkt in relatie tot een eventuele rol van de provincie ziet de SER Overijssel (in navolging van de SER Brabant9) twee overstijgende thema’s voor de komende jaren: a.
Inclusie-agenda: de opdracht om alle inwoners van de provincie een productievere status te geven dan “werkloos-thuis-op-de-bank” (Participatiewet, afspraken Sociaal Akkoord, arbeidsgehandicapten, Nuggers, parttimers etc etc)
b.
Dynamiekagenda: de opdracht om maximaal bij te dragen aan het aanpassingsvermogen en de innovatiekracht van bedrijven (Human Capital agenda topsectoren, Smart Industry, Techniekpact)
Naar het oordeel van de SER Overijssel ligt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de inclusie-agenda (in eerste aanleg) in de arbeidsmarktregio’s. In de arbeidsmarktregio’s zijn de afgelopen tijd ook regionale werkbedrijven gevormd, samenwerkingsverbanden die de schakel vormen tussen mensen met een arbeidsbeperking en de extra banen die werkgevers voor deze doelgroep hebben afgesproken. De taakopvatting van de werkbedrijven verschilt echter wel per arbeidsmarktregio. In Twente gaat bijvoorbeeld het werkbedrijf (gemeenten, werknemers en werkgevers) alleen over het organiseren van de extra garantiebanen. De garantiebanen zijn extra banen die beschikbaar worden gesteld 7
Lezenswaardig is in dit verband: Trendbureau Overijssel (2015), “Waar verdient Overijssel zijn geld mee in 2030?” (http://trendbureauoverijssel.nl/verkenningen/lopende-verkenningen/waar-verdientoverijssel-zijn-geld-mee-in-2030) 8 Rekenkamer Oost-Nederland (2014), Smaken verschillen, onderzoek naar de betekenis van de POA’s voor het provinciaal arbeidsmarktbeleid. 9 SER Brabant (2015), MLT-advies 2015-2020, Brabantse Groeiagenda; focus op innovatie en verbinden, pag. 21. 2
door het bedrijfsleven en de overheid voor mensen die staan geregistreerd in het zogenaamde doelgroepenregister10. Met betrekking tot de opgave in relatie tot deze garantiebanen heeft de provincie geen rol. Werkgevers en werknemers zijn daar direct bij betrokken en zij hebben (met gemeente en UWV) de sleutel in handen om verbindingen te leggen cq te versterken. Hier kan de provincie geen echte toegevoegde waarde leveren. Dit uitgangspunt werd nog eens algemeen door de verschillende partners onderstreept tijdens de ronde tafel Human Capital Agenda van 29 mei jl. in Zwolle11. De inclusieagenda is echter breder dan louter de hierboven genoemde garantiebanen. De totale doelgroep voor de inclusieagenda is immers veel groter: specifieke doelgroepen als mensen die wel een minimumloon kunnen verdienen maar tijdelijk wat hulp nodig hebben (re-integratie, bijscholing), mensen die aangewezen zijn op beschut werken (door de ondergrens van het doelgroepenregister zakken), Nuggers, etc etc. Meer algemeen zonder te spreken over specifieke doelgroepen,‘de onderkant van de arbeidsmarkt’. Ook voor dit gedeelte van de inclusieagenda geldt dat de verantwoordelijkheid ligt bij de arbeidsmarktregio’s. De provincie heeft hier geen formele functie of wettelijke taak. Deze lijn werd door het vorige College van GS vrij strikt afgebakend. Ondanks het feit dat arbeidsmarktbeleid geen formele of wettelijke taak van de provincie is, zijn wij altijd van mening geweest dat provinciale betrokkenheid (ook met de onderkant van de arbeidsmarkt) wenselijk is vanuit de verantwoordelijkheid voor de regionale economie. In vele adviezen12 in de afgelopen jaren heeft SER Overijssel aangegeven dat provinciaal arbeidsmarktbeleid een belangrijk randvoorwaardelijk onderdeel van regionaal economisch beleid is. De rol van de provincie kan in algemene zin worden gekenschetst als het in aanvulling op en in afstemming met het rijks- en lokaal beleid accommoderen van projecten en activiteiten die de toegang tot de arbeidsmarkt dan wel de werking van de arbeidsmarkt verbeteren. In de brief aan de informateur heeft de SER Overijssel al aangegeven dat we van mening zijn dat alleen inzetten op de Human Capital Agenda (ondersteunend aan) de gekozen (regionale) topsectoren, momenteel onvoldoende oplossingen biedt voor de problematiek aan de onderkant van de arbeidsmarkt13. Een kanttekening trouwens die SER Overijssel al eerder heeft gemaakt in de advisering over het Uitvoeringsprogramma Human Capital 2012201514. De verbreding van de provinciale agenda is niet alleen noodzakelijk in termen van uitbreiding van inzet, waarover later in dit advies meer, maar is eveneens beredeneerd vanuit het feit dat de huidige Human Capital Agenda hangend onder de aangewezen regionale topsectoren, niet de overlap heeft met sectoren als bijvoorbeeld bouw en detailhandel, waar juist in de afgelopen jaren een grote uitstroom van arbeid zichtbaar is geweest.
10
Iemand komt in het doelgroepenregister als de verwachting is dat hij/zij nooit meer dan 80% van het minimumloon kan verdienen (keuring door UWV). 11 Ronde Tafel Human Capital, 29 mei 2015, Doepark De Nooterhof Zwolle, georganiseerd door provincie Overijssel. Deelnemers waren o.a. vertegenwoordigers van de besturen van de Regionaal Werkbedrijven (IJssel-Vecht, Twente en Stedendriehoek), gedeputeerde Van Hijum, wethouders, werkgevers- en werknemersorganisaties, de SER Overijssel en enkele Statenleden. 12 Zie oa SER Overijssel en SER Gelderland (2009), Oost-Nederland aan de slag, Advies provinciaal arbeidsmarktbeleid Gelderland en Overijssel. SER Overijssel (2013), Advies Uitvoeringsprogramma Human Capital 2012-2015. SER Overijssel (2008), Regionaal Arbeidsmarktbeleid, nr. S 1840 13 SER Overijssel (2015), Brief informateur, nr. S 1871, 2-3-2015, pag. 2, 3. 14 SER Overijssel (2013), Advies Uitvoeringsprogramma Human Capital 2012-2015, nr. S 1864. 3
In het algemeen kan worden gesteld worden dat, los van de bovengenoemde sectorale verbreding, er geen discussie is over het belang van de provinciale inzet op de human capital agenda zoals die de afgelopen periode heeft plaatsgevonden. Deze (lees de dynamiekagenda) moet in de ogen van de SER Overijssel doorgaan. Ons verdere advies richt zich op de mogelijke extra inzet van de provincie richting de onderkant van de arbeidsmarkt, zonder zich daarbij rollen aan te meten waarmee andere actoren, die primair verantwoordelijk zijn, in de weg worden gezeten. 2.
Voeg werkgelegenheid als prioritaire variabele toe in het afwegingskader in het brede spectrum van provinciale investeringen
In het hoofdlijnenakkoord wordt het versterken van de regionale economie en de werkgelegenheid als centrale opgave bestempeld. Dit vraagt in de ogen van de SER Overijssel meer dan louter provinciale inzet op deze kernopgave via regionaal economisch beleid. Zo is de afgelopen jaren het programma Nieuwe Energie uitgegroeid tot een omvangrijk pakket aan inzet en maatregelen. Het blijft echter de kunst te sturen naar een optimalisatie van het maatregelenpakket, zodanig dat dit aan de ene kant een zo groot mogelijk effect op het aandeel hernieuwbare energie heeft en aan de andere kant tegelijkertijd tot groei van werkgelegenheid leidt15. Een ander voorbeeld is het gedecentraliseerde natuurbeleid waar via het akkoord ‘Samen werkt Beter’ als overkoepelende uitdaging versterking van de synergie tussen economie en ecologie wordt nagestreefd, maar waar SER Overijssel nog steeds een gebrek aan een operationele strategie voor de versterking van deze synergie signaleert16. Andere terreinen met een werkgelegenheidselement (of economisch spin-off) in zich, zijn bijvoorbeeld cultuur, restauratie en monumentenzorg, evenementenbeleid, woonbeleid (verduurzaming woningvoorraad), logistiek (vervoer over water) en gebiedsprogramma’s als Ruimte voor de Vecht. Ondanks meerdere signalen vanuit zowel de politiek als vanuit de sociale partners blijven tot op heden ‘mono- doelstellingen vanuit de aparte portefeuilles’ de boventoon voeren.Wij denken dat een goede impuls zou kunnen zijn wanneer het College in de beleidsvorming en bij de verschillende voorstellen aan Provinciale Staten een aparte indicator “werkgelegenheidsbijdrage” bij zou voegen. Wij geven dat dan ook in overweging. Het stimuleert om al in de voorbeiding van beleid provinciebreed in de planvorming (behoud en uitbreiding van) werkgelegenheid een centrale plek te geven. Het maakt het beter mogelijk Provinciale Staten mee te nemen in de afwegingen die hierin zijn gemaakt en vergroot de mogelijkheid om hierop te sturen. 3.
Arbeidsmarkt in brede zin moet meer geïntegreerd worden in de regionale aanpakken. De zogenaamde regionale economische en sociale agenda’s zijn (nog) te gescheiden.
De regio is het niveau waarop de arbeidsmarkt functioneert. Zeker daar waar het gaat om banen voor laaggeschoolden en mensen met enige afstand tot de arbeidsmarkt, zoals arbeidsbelemmerden of langdurig werklozen. Dat de drie arbeidsmarktregio’s in Overijssel dus het schaalniveau is waarop de inzet moet worden gepleegd staat volgens SER Overijssel vast. Hetgeen overigens eveneens breed wordt onderstreept in de literatuur17. 15
Zie ook eerder advies SER Overijssel en SER Gelderland (2010), De winst van CO2reductie, sociaal economische effecten energie- en klimaatbeleid Gelderland en Overijssel. 16 SER Overijssel (2015), Advies Samen werkt Beter, economie en natuur. 17 Zie bijv. recent Dam, M. van (2015), Arbeidsmarkt: de claim van de regio, ERAC info paper (juni 2015); maar ook Planbureau van de Leefomgeving (2013), De veerkracht van regionale arbeidsmarkten, Den Haag. 4
De provincie kan toegevoegde waarde leveren door het organiserend vermogen in de regio’s op peil te houden (of te brengen). De provincie kan bij uitstek een rol vervullen wat betreft de uitwisseling van ervaringen tussen de regio’s en de bundeling en verspreiding van kennis over succesvolle arbeidsmarktacties en –instrumenten. Opvallend is de diversiteit tussen de regio’s in bestuurlijke inrichting, organisatie, ondersteuning en financiering tussen de drie regio’s. Dat maakt verbinding met het beleidsdomein economie in de regio’s tot een aandachtspunt. Er is te weinig sprake van het ontwikkelen van een arbeidsmarktagenda als integraal onderdeel van het innovatie- en economisch beleid18, hoewel er in Twente en de Stedendriehoek ondertussen wel belangrijke stappen zijn gezet. In het actieplan ‘Twente werkt!’ van de Twente-Board is het werken aan een duurzame arbeidsmarkt als één van de vier belangrijke actielijnen binnen een breder kader geïmplementeerd19. De Strategische Board Stedendriehoek heeft in haar strategische agenda en in de uitvoering al vanaf 201320 nadrukkelijk het thema onderwijs en arbeidsmarkt omarmd en loopt voorop wat betreft de integratie van de economische (innovatie)agenda met de opgaven op onderwijs en arbeidsmarkt. In de regio Zwolle was naast de Economic Board Zwolle tot voor kort een regionaal Platform Arbeidsmarkt (RPA) actief. Met de komst van de participatiewet en de daaruit voortvloeiende verplichting voor de oprichting van een Regionaal Werkbedrijf is het RPA omgevormd tot het RWB regio Zwolle. De Economic Board Zwolle heeft van de drie Overijsselse boards tot nu toe de meest ‘nauwe opvatting’ in relatie tot inzet op de arbeidsmarkt, namelijk louter een Human Capital opgave in relatie tot de regionale topsectoren. Wenselijk zou zijn ook hier te werken aan een verbreding van de onderwijs- en arbeidsmarktopgave binnen de bestaande economische agenda. Wij pleiten niet voor het uitrollen van één (organisatie)format voor de regio’s. Iedere regio dient te voorzien in een aanpak die past bij de eigen uitgangsposities, kenmerken en dynamiek. Maar afstemming via bestuurlijke participatie door de provincie in alle (!) drie Boards is in ieder geval van belang21, waarbij de provincie een rol heeft in de verbinding tussen de drie regio’s, bijv. bij uitwisseling van best practices. Daarnaast dient de provincie ervoor zorgen dat opgaven op het terrein van arbeidsmarkt en onderwijs nadrukkelijker geïntegreerd worden met de economische agenda’s van de boards. De SER Overijssel is bereid daarin desgewenst een rol te spelen. 4.
Zoveel mogelijk beleidsinspanning en uitvoering in bestaande regionale structuren en geen tijdelijke provinciale (of lokale) projecten die na afloop niet duurzaam zijn geborgd
De SER Overijssel is van mening dat het, zeker momenteel, niet wenselijk is om aparte provinciale arbeidsmarktprojecten “boven de regio’s” te gaan opzetten, of het nu gaat om specifiek doelgroepenbeleid of meer generieke arbeidsmarktprojecten met provinciale startsubsidie. De praktijk heeft uitgewezen dat de geringe financiële draagkracht van gemeenten het doorgaans moeilijk maakt om na de opstartfase een vervolg aan projecten te geven wanneer provincie zich terugtrekt. Bovendien zijn de noodzakelijke en verantwoordelijke partners op regionaal niveau georganiseerd. Bovenstaande opmerking geldt ook in relatie tot de incidentele ondersteuning de afgelopen jaren van lokale projecten. Wanneer de provinciale ondersteuning wegvalt en dergelijke projecten zijn niet geborgd via 18
Dit werd eerder ook al geconstateerd in Radar (2011), Dynamiseren en verbinden, onderzoek naar de provinciale rol ten aanzien van het onderwijs-arbeidsmarktbeleid 19 Twente Board (2014), Twente Werkt!, Actieplan voor een regio met toekomst. 20 Met het Akkoord van Beekbergen committeerden de verschillende partners zich begin 2013 al aan de opgave om uitvoering te geven aan de Strategische Agenda Stedendriehoek op het thema onderwijs & arbeidsmarkt (Stedendriehoek Werkt en Stedendriehoek Leert onder auspicien van de Strategische Board). 21 Tot op heden is de Overijsselse Gedeputeerde Economische Zaken geen lid van de Strategische Board Stedendriehoek. 5
de regionale structuren kunnen initiatieven voor de langere termijn niet levensvatbaar blijken. Het is in de ogen van de SER Overijssel dus verstandig, de beleidsinspanning en -uitvoering in dergelijke gevallen zoveel mogelijk via de bestaande regionale structuren te laten (lopen). 5.
Monitoring is een provinciale taak, breng nadrukkelijker mismatch in kaart
Het in beeld brengen van vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt en het monitoren van de resultaten van beleidsinspanningen is in de ogen van de SER Overijssel een belangrijke taak van de provincie. De provincie dient te blijven zorgen dat actuele regionale basisinformatie over de arbeidsmarkt in Overijssel beschikbaar blijft en onderzoek op dit gebied wordt voortgezet. Eenduidige definities, monitoring en harmonisatie van het onderzoek maakt ook vergelijk tussen de regionale ontwikkelingen mogelijk. Bezie op welke manier de gebruikswaarde van de uit onderzoek verkregen informatie voor partijen in de regio’s kan worden vergroot. Koppel deze aan de verschillende beleidsinspanningen zodat goed gefundeerd kan worden bijgestuurd wanneer noodzakelijk. Meer algemeen roept de SER Overijssel de provincie op innovatieve aanpakken en projectvoorstellen vanuit de arbeidsmarktregio’s op het gebied van de arbeidsmarkt te ondersteunen. Dit kan ook gelden voor innovatieve monitoringswijzen. De SER Overijssel wijst naar Brainport (het innovatieve samenwerkingsverband in de regio Zuid-Oost Brabant) en Rail (Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg) die samenwerken onder de projectnaam Let’s Connect, met als doel transparantie te creëren in de arbeidsmarktregio. Daarvoor is men bezig met een innovatief dashboard dat vraag en aanbod in de Brainport/Rail-regio inzichtelijk maakt vanuit de perspectieven van de werkzoekende, de werkgever en de beleidsmaker op een nieuwe wijze, waarbij naast de traditionele verdelingen in beroepen en opleidingen ook gebruik gemaakt wordt van competenties. Wat betreft de aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs gaat het in de kern om het beperken (bevorderen) van de instroom in/doorstroom naar minder kansrijke (wel kansrijke) opleidingsrichtingen. De aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt moet en kan beter. Voorkomen moet worden dat hele cohorten jongeren worden opgeleid voor banen die er (straks) niet zijn. Een goede afstemming tussen onderwijs en werkgevers over de gevraagde vaardigheden en competenties van schoolverlaters is hierbij een belangrijk aandachtspunt. Er ligt een belangrijke taak voor de Regionale Opleidings Centra’s (ROC’s) Wat betreft de samenwerking tussen de MBO instellingen is er de afgelopen periode een belangrijke stap gezet door het opzetten van een MBO-platform. Meer in het algemeen is een (nog scherpere) introductie van arbeidsmarktgerichte loopbaanoriëntatie en begeleiding bij het VO, VMBO en MBO gewenst. De provincie kan een rol spelen bij het agenderen van dit vraagstuk in de bestaande overleggen (in bijv. de boards en het MBO-platform) met het onderwijs. De provincie speelt in dit kader bijvoorbeeld al een belangrijke trekkende rol in het kader van Techniekpact. De uitvoering van het Techniekpact 2020 kent voor een deel een regionale uitvoering: de vijf landsdelen en de subregio’s daarbinnen zijn aan zet. De positieve trend van meer instroom in bètatechniek opleidingen zet zich dan ook door waarbij Overijssel bekend staat om zijn hightech regio waarin volop aandacht is voor de aansluiting van de Techniekpact op de Smart Industry agenda. 6.
Van werk naar werk, intersectorale mobiliteit in de regio aanmoedigen
Activiteiten om werkloosheid te voorkomen (preventief beleid), zoals scholing, zijn in veel gevallen effectief, maar kunnen vaker en eerder worden ingezet. Sociale partners ondernemen al goede initiatieven om werknemers van de ene naar de andere baan te begeleiden. Het gaat daarbij echter om initiatieven in een beperkt aantal regio’s en met name sectoraal georganiseerd (bijv. Transfercenter Logistiek Twente), en daarmee zijn ze niet voor iedereen toegankelijk. 6
De huidige arbeidsmarktinfrastructuur kent een scheiding tussen de fasen vóór en tijdens het beroep op de WW: in deze fasen zijn verschillende actoren en instanties actief en verantwoordelijk. In de periode vóór ontslag of het einde van het arbeidscontract spannen vooral werknemers, werkgevers, O&O-fondsen en sociale partners zich in. Daarna verschuift de verantwoordelijkheid naar UWV. Sociale partners zijn weliswaar goed op de hoogte van wat er in arbeidsorganisaties en op de werkvloer gebeurt, maar hebben weinig zicht op wat er gebeurt zodra werknemers in de WW komen en UWV verantwoordelijk is voor de begeleiding. Omgekeerd heeft UWV geen formele taak in de fase vóór de WW en is het daardoor zelden of slechts zeer beperkt bij van-werk-naar-werktrajecten betrokken. De overdracht van het sectorale naar het regionale niveau verloopt door deze scheiding nog niet soepel. Dit heeft mede tot gevolg dat mensen in de periode tussen ontslagdreiging of einde van het contract en instroom in de WW te weinig ondersteuning krijgen. In de fase vóór de WW weten van-werk-naar-werkprojecten mensen effectief naar ander werk te begeleiden, zo blijkt uit onderzoek.22 De projecten hebben nog wel onvoldoende bereik23. SER landelijk en SER Overijssel zijn van oordeel dat de initiatieven uitgebreid moeten worden. SER Overijssel vraagt de provincie te onderzoeken hoe nieuwe en bestaande projecten, gericht op intersectorale mobiliteit op regionaal niveau kunnen worden aangemoedigd. Zo bestaat in de Stedendriehoek reeds een intersectoraal mobiliteitscentrum (WerkendStedendriehoek), maar is in deze regio opschaling gewenst en worden experimenten en pilots met/in andere regio’s aangegaan. De provincie kan hier ondersteuning leveren. De landelijke SER stelt voor om in iedere arbeidsmarktregio een onafhankelijk adviescentrum op te richten voor ondersteuning van werk-naar-werk en begeleiding, primair gericht op het voorkomen van werkloosheid. Het voorstel sluit goed aan bij de verschuiving van diverse onderdelen van het arbeidsmarktbeleid naar het regionale niveau. Wij adviseren voor de uitwerking van een dergelijk plan een praktijkgerichte benadering: organiseer in Overijssel via de arbeidsmarktregio’s pilots om ervaring op te doen, maar zet in ieder geval geen extra structuur naast de bestaande. Wat betreft het voorgenomen kader van de uitwerking van deze pilots verwijst SER Overijssel naar de SER-brief24 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 2 juli jl. 7.
Lobbyfunctie provincie (o.a. bij belemmeringen grensoverschrijdende arbeidsmarkt)
De provincie heeft een belangrijke belangenbehartigende functie voor de regios in de richting van het Rijk. De provincie moet op basis van analyse van ontwikkelingen, activiteiten en behoeften in de eigen regio’s nadrukkelijk aandacht bepleiten voor vraagstukken en ervaren knelpunten van regionaal arbeidsmarktbeleid op de nationale agenda. Een van de gremia daarvoor is het Interprovinciaal Overleg (IPO). Veel belemmeringen, bijvoorbeeld op het terrein van grensarbeid / grensoverschrijdende arbeidsmarkt, liggen immers niet binnen de oplossingssfeer van de provincie, maar op (inter)nationaal niveau.
22
Visscher, K., M. de Groot, S. van Eck, N. van Gestel, I. Borghouts (2012) Evaluatie Experiment Van werk naar werk: eindreportage. Capgemini Consulting & Universteit van Tilburg, pp. 53-56. 23 Meer hierover in SER (2015), Werkloosheid voorkomen, beperken en goed verzekeren. SER Advies 15/02. 24 SER (2015), Uitwerking pilots adviescentra en regie, Brief aan Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer L.F. Asscher. 2 juli 2015 7
8.
Maak waar mogelijk gebruik van beschikbare Europese middelen (ESF, EFRO). Met het Europaloket heeft de provincie een belangrijke kennisspil richting regionale partijen en gemeenten
Een belangrijke mogelijkheid om projecten mee te financieren bieden Europese fondsen als het EFRO en met betrekking tot de arbeidsmarkt met name het ESF. EFRO is het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Het operationeel programma EFRO Oost-Nederland richt zich oa op innovatiestimulering in de sectoren Agro & Food, Health, HTSM en op crossovers tussen deze sectoren en ICT, water, creatieve industrie, chemie en maakindustrie. Wat betreft de arbeidsmarkt biedt dit programma vooral kansen voor cofinanciering in onderdelen van de Human Capital Agenda voor de regionale topsectoren (ondersteuning productontwikkeling en vernieuwing). Het ESF (Europees Sociaal Fonds) is het belangrijkste Europese instrument om werkgelegenheid te ondersteunen. Eén prioriteit is het stimuleren van het aanpassingsvermogen van werknemers dankzij nieuwe vaardigheden, en van bedrijven dankzij nieuwe werkwijzen. Andere projecten richten zich op een betere toegang tot werk, door jongeren te helpen bij de overgang van school naar werk of door laag opgeleide werkzoekenden bij te scholen om zo hun arbeidskansen te verbeteren. De provincie dient de mogelijkheden bij partijen in de regio’s onder de aandacht te brengen en partijen eventueel bij aanvragen te ondersteunen, bijvoorbeeld via het Europaloket. De provincie kan op dit punt bovendien voor afstemming tussen gemeenten en regio’s zorgen. 9.
Signaleringsfunctie provincie succesvolle aanpakken en positie ouderen
De provincie heeft in de ogen van SER Overijssel ook een signaleringsfunctie. De huidige praktijk leert dat de drie arbeidsmarktregio’s weinig tot niet met elkaar communiceren en het gevaar bestaat dat overal het wiel opnieuw wordt uitgevonden. De provincie kan een rol spelen in het delen van kennis en kansrijke initiatieven en projecten. Door het volgen van de agenda’s en het inventariseren van projecten in de regio’s kan blijken dat er thematieken onderbelicht blijven cq geen aandacht krijgen. Zo bleek bijvoorbeeld in een eerdere inventarisatie van SER Overijssel25 dat de problematiek van oudere werknemers onderbelicht blijft in de actieprogramma’s en activiteiten. De provincie heeft een taak dit te signaleren en de regio’s daarop te attenderen. Specifiek over de ouderen als doelgroep / de positie van ouderen op de arbeidsmarkt; hierover heeft SER Overijssel al vele malen zijn zorg uitgesproken. Mocht blijken dat ook de komende tijd de arbeidsmarktregio’s onvoldoende aandacht hieraan schenken is te overwegen als provincie vernieuwende projecten op dit terrein met extra middelen te ondersteunen, bijvoorbeeld via middelen vanuit het provinciale budgetten ‘Sociale kwaliteit’. Blijft wel staan dat SER Overijssel vindt dat actie- en uitvoeringsprogramma’s op dit terrein via de agenda’s van de arbeidsmarktregio’s gestalte dienen te krijgen. 10.
Social Return on Investment (SROI)
Social Return is het maken van (al dan niet dwingende) afspraken met betrekking tot arbeids- en stageplaatsen bij inkoop en aanbesteding van diensten, werken en leveringen. Het uiteindelijke doel van social return is om zoveel mogelijk mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan werk of werkervaring te helpen. Overigens kan SROI ook breder gedefinieerd worden dan alleen mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst nemen (bijv. het bieden van stageplekken, werkleerplekken, plekken voor oudere werklozen/om en herscholing bevatten etc). Ondernemers in Overijssel worden geconfronteerd met diversiteit in de toepassing van SROI door verschillende overheden en 25
SER Overijssel en SER Gelderland, Oost-Nederland aan de slag. 8
geven daarbij aan dat SROI (als onderdeel van arbeidsmarktbeleid) en aanbestedingsbeleid verschillende zaken zijn die in feite oneigenlijk worden gekoppeld. Om onduidelijkheid en administratieve inspanning voor ondernemers te beperken raadt de SER Overijssel aan samen met de gemeenten een uniforme werkwijze vast te stellen. Gezien de goede ervaringen met het beleid van de provincie tot nu toe op dit gebied en de aanwezige kennis bij de provincie hebben de regio’s deze vraag onlangs ook gesteld in de afgelopen Ronde Tafel Human Capital van 29 mei jl. SER Overijssel heeft daar ook reeds de suggestie gedaan om een Overijssels platform SROI in te stellen. De Provinciale Staten hebben via amendement in de Provinciale Statenvergadering van 1 juli jl. de gewenste afstemming en integrale aanpak GS aanbevolen26. Verder formuleren overheden een social-returneis vaak als percentage van de aanneemsom, terwijl bij infrawerken gewoonlijk sprake is van een hoog percentage leveringen, wat leidt tot onrealistisch hoge percentages social return over het arbeidsdeel van de aanneemsom. Positief is het dan ook dat er in het hiervoor aangehaalde amendement sprake is van 5 procent van de loonsom. Echter, gezien het feit dat het drempelbedrag voor Overijssel al substantieel lager ligt (nl. 50.000 euro voor Diensten en Leveringen en 75.000 euro voor Werken, waar bijv. Gelderland uitgaat van 100.000 euro voor beiden) is het in de ogen van het Overijsselse bedrijfsleven van belang om Social Return-eisen van de gemeenten op dit niveau gelijk te schakelen naar een uniforme integrale Overijsselse aanpak27. Dat is in dit stadium effectiever dan verdergaande suggesties als het nog verder verlagen van het drempelbedrag of social return als voorwaarde voor subsidies in te voeren. Los van de praktische onmogelijkheden zou de provincie te ver vooruit/uit de pas gaan lopen met de gemeenten en andere aanbestedende diensten. Bij een eenduidige Overijsselse aanpak moet goed worden bewaakt dat de social return aanpak niet leidt tot ongewenste verdringing op de arbeidsmarkt. 11.
(In)richten van de provinciale organisatie.
Met recht hecht het College aan de prioriteit economische ontwikkeling en werkgelegenheid. De ambities zijn gelukkig groot. Wil een en ander slagen inclusief de hierboven door de SER Overijssel gegeven adviezen, dan verdient het aanbeveling, daarvoor in deze periode binnen de eigen organisatie kwalitatieve en kwantitatieve ruimte te organiseren gericht op het daadwerkelijk uitvoeren van deze belangrijke beleidsagenda. Graag blijven sociale partners met u in gesprek over het vervolg.
Hoogachtend,
Dr. A. Peters Voorzitter SER Overijssel 26
Provinciale Staten van Overijssel, Amendement Social Return, 1-7-2015 (agendapunt
9) 27
Door de Stichting van de Arbeid en de VNG wordt overigens landelijk in de Werkkamer gewerkt aan een serie gedeelde uitgangspunten voor de toepassing van SROI. Deze kan eventueel als basis dienen voor een voorgestelde uniforme Overijsselse aanpak.
9