NADERE VOOROPLEIDINGSEISEN IN HET HOGER ONDERWIJS
EEN ONDERZOEK NAAR DE TOEPASSING VAN DE WET- EN REGELGEVING EN INFORMATIEVOORZIENING AAN STUDENTEN
UTRECHT, augustus 2010
INHOUD
Conclusies 5 1
Inleiding 7
2 2.1 2.2
Wet- en regelgeving 9 WHW 9 Ministeriële regelingen 10
3 3.1 3.2 3.3
Doel en werkwijze onderzoek 13 Vraagstelling 13 Afbakening 13 Werkwijze 14
4 4.1 4.2
Nadere vooropleidingseisen: toelating conform profieleisen 17 Het wetenschappelijk onderwijs. 17 Het hoger beroepsonderwijs. 18
5 5.1 5.2
Nadere vooropleidingseisen: toelating conform vakkeneisen 19 Het wetenschappelijk onderwijs, sector Economie 19 Het hoger beroeps onderwijs, sector Economie (selectie) 20
6
Verificatie en procedure bij afwijkende toelatingen 23
7 7.1 7.2
Voorlichting op websites 25 Bevindingen wetenschappelijk onderwijs 25 Bevindingen hoger beroeps onderwijs 26
8 8.1
Conclusies en aanbevelingen 27 Aanbevelingen 28
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
de WHW 31 Toelating conform profieleisen 35 Toelating conform vakkeneisen 39
Conclusies
Inleiding Het vwo-diploma biedt toegang tot het wetenschappelijk onderwijs (wo) en het havo- en vwo-diploma tot het hoger beroepsonderwijs (hbo). Voor bepaalde opleidingen in het hoger onderwijs is daarbij van kandidaten uit het voortgezet onderwijs vereist, dat zij een bepaald profiel of bepaalde (keuze)vakken hebben gevolgd, de zogenaamde ‘nadere vooropleidingseisen’. Deze eisen zijn neergelegd in een ministeriële regeling. De nadere vooropleidingseisen zijn bedoeld om de inhoudelijke aansluiting vo-ho zo goed mogelijk te regelen. Een goede aansluiting is van groot belang voor de verdere studieloopbaan en het studiesucces van studenten in het hoger onderwijs. In een brief van 11 april 2008 aan de bekostigde instellingen voor hoger onderwijs kondigde het ministerie van OCW aan dat de inspectie een onderzoek zou doen naar het naleven/toepassen van de wet- en regelgeving met betrekking tot de toegang van het hoger onderwijs. Het ging het ministerie niet alleen om de naleving van deze regelingen, maar ook om heldere informatievoorziening op dit punt. Onderzoeksvragen Bovenstaande heeft geleid tot een onderzoek vanuit het uitgangspunt dat de instellingen de wet- en regelgeving correct naleven. De volgende onderzoeksvragen staan centraal: A Zijn er indicaties dat instellingen in het hoger onderwijs bij de inschrijving voor opleidingen voor het studiejaar 2008-2009 de relevante regelgeving met betrekking tot de nadere vooropleidingseisen niet correct toepassen? B Zijn er indicaties dat de voorlichting van instellingen met betrekking tot de nadere vooropleidingseisen niet in orde is?
Deze vragen zijn op onderstaande wijze onderzocht. Werkwijze In twee databestanden, het 1-Cijfer-HO bestand en het Onderwijsnummerbestand voortgezet onderwijs, is gekeken of en zo ja, hoeveel en bij welke opleidingen er per oktober 2008 studenten staan ingeschreven die op het moment van het behalen van het vo diploma niet aan de nadere vooropleidingseisen voldeden. Voor sommige opleidingen zijn in de regeling nadere vooropleidingseisen profieleisen opgenomen, voor andere opleidingen gelden (ook) vakkeneisen. Opleidingen waarvoor profieleisen gelden, zijn allemaal onderzocht. Opleidingen waarvoor vakkeneisen gelden zijn, vanwege de veelheid van opleidingen met vakkeneisen, in zowel in het wo als in het hbo onderzocht in de sector Economie. In deze sector studeert ongeveer 15 procent van de wo studenten en ruim 40 procent van de hbo studenten 1. Op grond van de analyse zijn vervolgens die opleidingen2 geselecteerd waarin de meeste studenten staan vermeld die eindexamen hebben gedaan in een profiel of met vakken die niet overeenkomen met de nadere vooropleidingseisen. Deze opleidingen zijn herleid naar instellingen. Vervolgens zijn die instellingen geselecteerd die meerdere opleidingen hebben met genoemde studenten.
1 bron: VSNU resp. HBO-raad 2 in de betekenis van een groep opleidingen met dezelfde isat-code Pagina 5 van 38
Deze geselecteerde instellingen zijn bevraagd over met name de procedure die de instelling heeft gevolgd bij de inschrijving van deze studenten. Vanwege een gering risico op niet naleving is hierbij afgezien van verificatie op de instellingen. Tot slot is op de websites van de geselecteerde instellingen gekeken of en zo ja, welke informatie te vinden is over de nadere vooropleidingseisen. Conclusies •
Aan veel opleidingen3 staan studenten ingeschreven die op het moment van het behalen van het vo diploma niet aan de vereiste profiel- of vakkeneisen voldeden. Instellingen kunnen deze studenten onder bepaalde voorwaarden inschrijven.
•
Er is geen reden te twijfelen aan de correcte hantering van deze voorwaarden. Instellingen waar deze studenten staan ingeschreven hanteren duidelijke inschrijfprocedures, toetsen of de desbetreffende studenten de deficiënties vóór inschrijving hebben weggewerkt en of dat is afgedekt met de daartoe vereiste documenten.
•
Opleidingen met genoemde studenten komen voor bij diverse instellingen en het gaat altijd om een zeer gering aantal en zeer lage percentages studenten per opleiding per instelling. Gemiddeld ligt het percentage rond de één procent en gaat het om (een) enkel(e) student(en) per opleiding per instelling.
•
Op de websites van de onderzochte instellingen is bij vrijwel alle opleidingen informatie te vinden over de nadere vooropleidingseisen. Deze informatie is vrijwel altijd gemakkelijk beschikbaar en duidelijk. De Onderwijs Examen Regeling (OER) is, zeker bij hbo instellingen niet altijd op de website beschikbaar.
Op grond van bovenstaande concludeert de inspectie dat er geen indicaties zijn dat de wet- en regelgeving op het gebied van de nadere vooropleidingseisen niet correct wordt toegepast of dat de voorlichting hierover niet in orde is. De inspectie ziet geen aanleiding om vervolgonderzoek te doen op instellingen. Vanzelfsprekend zal de inspectie, indien er signalen zijn over niet correcte toepassing van deze regelgeving of gebrekkige informatievoorziening hierover aan studenten, deze signalen behandelen volgens de bestaande signalenroute van de inspectie en zo nodig overgaan tot nader onderzoek. Op grond van het onderzoek heeft de inspectie enkele opmerkingen en aanbevelingen. Deze zijn te lezen in hoofdstuk acht. De aanbevelingen liggen op het gebeid van voorlichting, wetgeving en de relatie van de nadere vooropleidingseisen met het studiesucces van studenten.
3 Wat de profieleisen betreft, gaat het om 64 procent van de wo opleidingen en 49 procent van de hbo opleidingen met profieleisen. Wat de vakkeneisen betreft, gaat het om 0 procent van de wo opleidingen economie en 60 procent van de hbo opleidingen economie (vwo-ers) en 40 procent van de economie opleidingen (havisten). Meer informatie staat in bijlage 2 en 3. Het begrip ‘opleiding’ betekent hier een groep opleidingen met dezelfde ISAT-code in het CROHO. De opleiding wordt door meerdere instellingen aangeboden. Pagina 6 van 38
1
Inleiding
Het havo- en vwo-diploma bieden toegang tot het hoger beroepsonderwijs (hbo) en het vwo-diploma tot het wetenschappelijk onderwijs (wo). Voor bepaalde opleidingen in het hoger onderwijs is daarbij van kandidaten uit het voortgezet onderwijs vereist, dat zij een bepaald profiel en/of bepaalde (keuze)vakken hebben gevolgd, de zogenaamde ‘nadere vooropleidingseisen’. Deze nadere vooropleidingseisen zijn bedoeld om de aansluiting vo-ho zo goed mogelijk te laten verlopen. Een goede aansluiting is van groot belang voor de verdere studieloopbaan en het studiesucces van studenten in het hoger onderwijs. Aanleiding In een brief van 11 april 2008 liet het ministerie van OCW aan de colleges van bestuur van de bekostigde universiteiten en hogescholen weten, dat het bezig was met het verbeteren van de informatievoorziening ten aanzien van de toegang tot het hoger onderwijs. Het verzocht de instellingen na te gaan of de kennis met betrekking tot wet- en regelgeving en procedures rond toegang bij alle medewerkers toereikend is en of deze goed wordt toegepast. Aan het eind van de brief kondigde het ministerie aan dat de inspectie een onderzoek zal doen naar het naleven/toepassen van de wet- en regelgeving met betrekking tot de toegang van het hoger onderwijs. In de brief is een overzicht gegeven van instrumenten om de toegang tot het hoger onderwijs te regelen. Een van de instrumenten is de regeling ‘nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007’ en de daarbij horende ‘regeling aanwijzing opleidingen in het hoger onderwijs inzake toelating deficiënte studenten 2007’. Het gaat het ministerie niet alleen om de naleving van deze regelingen, maar ook om heldere informatievoorziening op dit punt. In voorliggend rapport doet de inspectie verslag van het onderzoek naar de naleving/toepassing van de wet- en regelgeving ten aanzien van de nadere vooropleidingseisen. Daarbij is ook gekeken naar de informatievoorziening op websites van een aantal instellingen/opleidingen. Leeswijzer In hoofdstuk één wordt de relevante wet- en regelgeving rond de nadere vooropleidingseisen toegelicht. Daarna volgen in hoofdstuk twee het doel en de werkwijze van het onderzoek. In hoofdstuk drie en vier zijn de bevindingen te lezen over de toelating van studenten conform profieleisen, respectievelijk vakkeneisen. Hoofdstuk vijf geeft de bevindingen weer over de procedures die instellingen hanteren bij de toelating van studenten met afwijkende profielen en/of vakken. In hoofdstuk zes is aandacht besteed aan de informatie die instellingen op de website geven over de nadere vooropleidingseisen. Tot slot staan in hoofdstuk zeven de conclusies en aanbevelingen.
Pagina 7 van 38
Pagina 8 van 38
2
Wet- en regelgeving
2.1
WHW De Wet Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) kent een aantal wettelijke voorschriften met betrekking tot nadere vooropleidingseisen. Hieronder volgt de kern van deze wetgeving, een uitgebreide versie is te lezen in bijlage 1. Algemene vooropleidingseisen. In de aansluiting van het voortgezet onderwijs op het hoger onderwijs geldt als grondregel dat het havo- en vwo-diploma toegang bieden tot het hoger beroepsonderwijs (hbo), en het vwo-diploma tot het wetenschappelijk onderwijs (wo). Daarnaast is instroom vanuit ander beroepsonderwijs mogelijk: mbo-opleidingen geven toegang tot het hbo en een hbo-propedeuse geeft toegang tot het wo. Personen van 21 jaar en ouder die niet voldoen aan deze algemene vooropleidingseis kunnen worden toegelaten op grond van toelatingsonderzoek, een colloquium doctum. Studenten met een ander Nederlands of buitenlands diploma kunnen worden toegelaten indien het behaalde diploma als gelijkwaardig aan het Nederlands havo/vwo diploma is aangemerkt. Nadere vooropleidingseisen. Naast bovengenoemde algemene vooropleidingseisen bestaan er nadere vooropleidingseisen voor bepaalde hbo- en wo- opleidingen. Deze bestaan uit profieleisen en/of vakkeneisen. Voor de invoering van de Tweede Fase in het voortgezet onderwijs hadden de nadere vooropleidingseisen het karakter van bepaalde (combinaties van) vakken. Met de invoering van de Tweede Fase in 1998 werden vakkenpakketten in het voortgezet onderwijs geclusterd in vier profielen: Natuur en Gezondheid, Natuur en Techniek, Cultuur en Maatschappij en Economie en Maatschappij. Bepaalde opleidingen in het hoger onderwijs eisen sindsdien van kandidaten uit het voortgezet onderwijs dat zij een bepaald profiel en/of bepaalde (keuze)vakken hebben behaald. Voor kandidaten uit het mbo gelden vooralsnog geen nadere vooropleidingseisen. Er kunnen bij ministeriële regeling vakken en andere programmaonderdelen worden aangewezen, maar dit is tot nu toe niet gebeurd. Aanvullende eisen. De nadere vooropleidingseisen dienen niet verward te worden met de aanvullende vooropleidingseisen. Deze laatste zijn eisen die bepaalde opleidingen, onder meer opleidingen op het gebied van de kunst, aanvullend op de algemene vooropleidingseis kunnen eisen, omdat specifieke kennis en vaardigheden niet of niet in voldoende mate onderdeel zijn van het vo of mbo. Wat als iemand niet voldoet aan de nadere vooropleidingseisen? Een instelling kan een student die niet het vereiste profiel en/of vakken gevolgd heeft onder bepaalde voorwaarden toch inschrijven. De instelling moet dan middels een onderzoek geconstateerd hebben dat de kandidaat voldoet aan inhoudelijk vergelijkbare eisen. De student moet zijn deficiënties weggewerkt hebben vóór de aanvang van de opleiding. Dit is vastgelegd in WHW artikel 7.25, lid 4. In enkele (bij ministeriële regeling aangewezen) opleidingen kan de student zijn deficiëntie in de propedeutische fase wegwerken. Pagina 9 van 38
Interpretatieverschil Tijdens de loop van het onderzoek bleek er in het platform Landelijk Informatie- en expertiseCentrum hbo (LICA)4 een discussie over de interpretatie van artikel 7.25, lid 4. Het ging er om of het in dit lid genoemde instellingsonderzoek naar inhoudelijk vergelijkbare eisen slechts geldt voor kandidaten die niet aan de vereisten voldoen en door achtergrond of herkomst mogelijk aan vergelijkbare eisen voldoen of dat dit onderzoek ook geldt voor kandidaten die niet aan de vereisten voldoen omdat zij de vakken/profielen niet gevolgd hebben op het vo. Ook het begrip vergelijkbare eisen in vergelijking met de gestelde ‘profieleisen’ werd verschillend geïnterpreteerd. De kwestie was of een aspirant student, die op het moment van het eindexamen vo niet het vereiste profiel heeft gevolgd het volledige vereiste profiel moet inhalen of slechts enkele vakken uit dat profiel. De inspectie heeft hierover overleg gehad met OCW. Dit had tot resultaat dat er een verheldering op schrift is gesteld. 2.2
Ministeriële regelingen In aanvulling op de WHW bestaan er twee ministeriële regelingen ten aanzien van de nadere vooropleidingseisen. Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs5 In de ‘regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs’ is per sector voor elke in het CROHO geregistreerde opleiding in het hbo en wo vermeld welke profiel(en) en vakken vereist zijn om te kunnen worden ingeschreven voor een bepaalde opleiding. De regeling komt tot stand op basis van landelijke overeenstemming binnen de groep opleidingen met dezelfde Isat-code. De regeling bestaat uit een bijlage voor het wo en een voor het hbo. Omdat de profielen in het vo gewijzigd zijn per augustus 2007, zijn er vanaf die tijd bijlagen met eisen die bij de ‘oude’ profielen en bij de ‘nieuwe’ profielen horen. De oude profielengelden tot 2013. De regeling wordt jaarlijks aangepast. Dit is nodig omdat er nieuwe opleidingen starten, naamswijzigingen zijn, opleidingen beëindigd zijn en nadere vooropleidingseisen veranderen. Voor het onderzoek gebruiken we de regeling van oktober 2008. Hieronder volgen enkele voorbeelden uit deze regeling (nieuwe profielen).
4 Het LICA is een landelijk steunpunt voor vo instellingen en hbo instellingen. Zij onderhoudt en stuurt een platform aan van aansluitdeskundigen die elkaar maandelijks ontmoeten en informatie uitwisselen. 5 Bron: Minister van OCW: Regeling Nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007 aangepast van 1 oktober 2008, Staatscourant 22 oktober 2008, nr 205. Pagina 10 van 38
Opleiding wo
Natuur en Techniek Bewegingswetenschappe Biologie n Gezondheid en Toegang Maatschappij Opleiding hbo NT (havo) Bedrijfseconomie Toegang
Bouwkunde
Toegang
Bedrijfseconomie
NT (vwo) Toegang
Bouwkunde
Toegang
Natuur en Gezondheid Natuurkunde
Economie en Maatschappij Geen toegang
Cultuur en Maatschappij Geen toegang
Toegang
Toegang
NG (havo) Economie of Maatschappij &organisatie Natuurkunde of Natuur, leven&techniek NG (vwo) Economie of Maatschappij&o rganisatie Natuurkunde of Natuur, leven&techniek
EM (havo) Toegang
Wiskunde a of Wiskunde b CM (havo) (ec of m&o) + (wi a of wi b)
Wiskunde b + Natuurkunde
Geen toegang
EM (vwo) Toegang
CM (vwo) Ec of m&o∗
Natuurkunde∗
Geen toegang
∗ in alle vwo profielen is wiskunde een verplicht vak
Regeling aanwijzing opleidingen toelating deficiënte studenten6 Studenten die niet aan de eisen voldoen moeten hun deficiënties hebben weggewerkt voor aanvang van de opleiding. De ‘regeling aanwijzing opleidingen in het hoger onderwijs inzake toelating deficiënte studenten’ wijst een aantal opleidingen aan waarvoor geldt dat studenten in de gelegenheid gesteld worden de deficiënties in de propedeutische fase weg te werken. Opleidingen in het wo die in de regeling zijn aangewezen liggen op het gebied van de natuur en van de techniek, opleidingen in het hbo op het gebied van techniek. In dit onderzoek besloeg de toepassing van deze regeling een zeer klein deel en is niet nader onderzocht.
6
Bron: Minister van OCW: Regeling aanwijzing opleidingen in het hoger onderwijs inzake toelating deficiënte studenten 2007, van 17 juli 2007, Staatscourant 21 augustus 2007, nr 160. Pagina 11 van 38
Pagina 12 van 38
3
Doel en werkwijze onderzoek
3.1
Vraagstelling Op grond van de opdracht van het ministerie van OCW een onderzoek te doen naar het naleven/toepassen van de wet- en regelgeving met betrekking tot de toepassing van en voorlichting over de nadere vooropleidingseisen, heeft de inspectie een onderzoek verricht. Een onderzoek vanuit het uitgangspunt dat de instellingen de wet- en regelgeving correct naleven. De volgende onderzoeksvragen staan centraal: A
B
3.2
Toepassing van wet- en regelgeving: Zijn er indicaties dat instellingen in het hoger onderwijs bij de inschrijving voor opleidingen voor het studiejaar 2008-2009 de relevante regelgeving met betrekking tot de nadere vooropleidingseisen niet correct toepassen? Voorlichting: Zijn er indicaties dat de voorlichting van instellingen met betrekking tot de nadere vooropleidingseisen niet in orde is?
Afbakening Het kernbegrip in de vraagstelling is ‘nadere vooropleidingseisen’. Deze eisen spelen met name een rol bij de toelating van studenten uit het vwo en de havo. We richten ons in het onderzoek op deze groep, concreet: het gaat om de groep studenten die in 2008 een diploma havo of vwo heeft behaald en in het studiejaar 2008-2009 is ingeschreven in het bekostigd hoger onderwijs. Deze groep vormt overigens het overgrote deel van het totaal aantal ingestroomde studenten in het hoger onderwijs in 2008-2009. Buiten het onderzoek vallen de volgende groepen: • Studenten met een mbo-opleiding en een hbo-propedeuse. Voor deze studenten bestaat geen ministeriële regeling ten aanzien van nadere vooropleidingseisen. De inspectie vindt dit opmerkelijk en is van plan dit aspect mee te nemen in het onderzoek naar de aansluiting mbo-hbo in 2011. • Studenten van 21 jaar en ouder die niet voldoen aan de algemene vooropleidingseis en studenten met een buiten Nederland afgegeven diploma. Voor deze groepen gelden andere regelingen. • Studenten die ingeschreven staan in het niet bekostigd onderwijs. Van deze studenten staan geen gegevens in het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO). De vraag of er indicaties zijn dat instellingen de regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007 niet correct toepassen, is als volgt gespecificeerd: • Zijn er in het studiejaar 2008-2009 studenten ingeschreven aan opleidingen met nadere vooropleidingseisen die op het moment van het behalen van het vo diploma niet aan de nadere vooropleidingseisen voldeden? • Als deze studenten ingeschreven staan: o Heeft de instelling middels onderzoek vastgesteld dat betrokken studenten bij inschrijving voldoen aan eisen die vergelijkbaar zijn met de wettelijke nadere vooropleidingseisen?
Pagina 13 van 38
o
3.3
Is in die gevallen aan de eisen voldaan vóór de aanvang van de opleiding?
Werkwijze Toepassing wet- en regelgeving Om erachter te komen of er in 2008-2009 havo/vwo studenten zijn geregistreerd die op het moment van het behalen van het vo diploma niet voldeden aan de vereiste profielen en vakken, zijn twee databestanden geanalyseerd. Het eerste is het 1Cijfer-HO bestand. Dit is een extract uit het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO). In dit bestand staan alle inschrijvingen van studenten in het bekostigd hoger onderwijs (wo en hbo)7. Aan de hand van dit bestand valt te achterhalen in welk profiel de studenten (die bij een bacheloropleiding in het hoger onderwijs staan ingeschreven) examen hebben gedaan. De gegevens van studenten in het niet bekostigd onderwijs staan niet in het CRIHO en konden daarom niet meegenomen worden in het onderzoek. Het tweede bestand dat is gebruikt, is het Onderwijsnummerbestand voortgezet onderwijs. Hierin is per leerling na te gaan in welke vakken examen is gedaan. De regeling nadere vooropleidingseisen kent een onderscheid in profieleisen en vakkeneisen. • Profieleisen: opleidingen waarbij studenten met bepaalde profielen niet toelaatbaar zijn. Zo geeft bijvoorbeeld het profiel Economie en Maatschappij geen toegang tot de wo opleiding Biologie. Opleidingen met profieleisen bevinden zich in de sectoren Gezondheidszorg, Landbouw & Natuurlijke Omgeving en Natuur in het wo en in de sectoren Landbouw, Onderwijs en Techniek in het hbo. In de overige sectoren zijn geen opleidingen waarvoor profieleisen gelden. • Vakkeneisen: opleidingen waarbij studenten met bepaalde profielen toelaatbaar zijn mits zij een of meerdere vakken hebben gevolgd. Zo is bijvoorbeeld voor de hbo opleiding Integrale Veiligheidskunde bij de profielen Natuur en Techniek, Natuur en Gezondheid en Cultuur en Maatschappij het vak Economie vereist. In vrijwel alle sectoren in het wo en hbo zijn er opleidingen waarvoor vakkeneisen gelden. De opleidingen waarvoor profieleisen gelden, zijn allemaal onderzocht. Voor de opleidingen met vakkeneisen is vanwege de veelheid van opleidingen een beperking aangebracht. Zowel in het wo als in het hbo is de sector Economie onder de loep genomen. Hiermee doen we uitspraken over een relatief grote sector: in het wo bestaat ongeveer 15 procent van alle studenten uit economiestudenten en in het hbo ruim 40 procent 8. De economiesector is gekozen omdat er binnen deze sector veel opleidingen zijn met diverse vakkeneisen. In deze sector zijn alle wo opleidingen met vakkeneisen onderzocht. Voor het hbo is een selectie gemaakt van tien (van de dertig) opleidingen met vakkeneisen. Op grond van de analyse zijn vervolgens die opleidingen9 geselecteerd waarin de meeste studenten staan vermeld die eindexamen hebben gedaan in een profiel of met vakken die niet overeenkomen met de nadere vooropleidingseisen. Deze 7Het bestand komt tot stand middels een samenwerking tussen universiteiten, VSNU, HBORaad, CBS, DUO (voorheen CFI en IB-groep) en Ministerie van OCW. De gegevens uit het bestand zijn gebaseerd op registraties door de universiteiten zelf, aangevuld met elders beschikbare studentgegevens. Bron: VSNU (website). Feiten & cijfers. 8 bron: VSNU resp. HBO-raad 9 in de betekenis van een groep opleidingen met dezelfde isat-code Pagina 14 van 38
opleidingen zijn herleid naar instellingen. Vervolgens zijn die instellingen geselecteerd die meerdere opleidingen hebben met genoemde studenten. Met deze instellingen is contact opgenomen. Allereerst zijn de resultaten van de analyse voorgelegd. Naast een check van de cijfers is toelichting gevraagd over de achtergrond en de toelatingsprocedure van deze studenten. De instellingen hebben vervolgens de vragen schriftelijk beantwoord en toegestuurd aan de inspectie. Vanwege een gering risico op niet naleving is hierbij afgezien van verificatie op de instellingen. Voorlichting De inspectie heeft een aantal websites van instellingen bekeken om zicht te krijgen op de vraag of de voorlichting over de nadere vooropleidingseisen op orde is. Het betrof de websites van die instellingen die geselecteerd waren vanwege meerdere opleidingen met studenten die niet voldeden aan de nadere vooropleidingseisen (dit is dezelfde groep als hierboven is vermeld). De onderzoeksvraag of er indicaties zijn dat de voorlichting van instellingen met betrekking tot de nadere vooropleidingseisen niet in orde is, is beantwoord aan de hand van de volgende criteria: is de informatie aanwezig, gemakkelijk beschikbaar en helder? In de hoofdstukken drie en vier zijn de analyses van de databestanden van toelating met profiel- en vakkeneisen te lezen. Hoofdstuk vijf gaat in op de procedures van instellingen bij de toelating van studenten die in de registraties niet voldoen aan de vereiste profielen of vakken en in hoofdstuk zes staan de bevindingen ten aanzien van de voorlichting over de nadere vooropleidingseisen.
Pagina 15 van 38
Pagina 16 van 38
4
Nadere vooropleidingseisen: toelating conform profieleisen
Hieronder volgen de resultaten van de analyse van het 1- Cijfer- HO bestand ten aanzien van vo-studenten die aan een bepaalde opleiding staan ingeschreven en een profiel op het eindexamen vo vermeld hadden dat volgens de regeling geen toegang biedt tot die opleiding. Het betreft studenten die staan ingeschreven in het studiejaar 2008-2009 aan voltijd opleidingen in het bekostigd onderwijs. In paragraaf 3.1 zijn de bevindingen over het wo te lezen en in 3.2 over het hbo. Alle opleidingen in het wo en hbo waarvoor profieleisen gelden zijn onderzocht.
4.1
Het wetenschappelijk onderwijs. In het wo zijn er in totaal elf opleidingen10, gespreid over twee sectoren11 waartoe op grond van de regeling een of meer vwo-profielen geen toegang bieden. De opleidingen komen voor in de sector Gezondheidszorg en de sector Natuur. Van de opleidingen in de beide sectoren vormt het aandeel studenten dat direct na het vwo in het wo instroomt het overgrote deel van het totaal aantal ingestroomde studenten. Onderstaand overzicht toont het percentage van het totaal aantal vwoers dat ingeschreven is met een profiel dat geen toelating biedt. Schema 1. Aandeel vwo studenten met afwijkend profiel, sector Gezondheidszorg, Landbouw & Natuurlijke Omgeving en Natuur in 2008-2009
WO Gezondheidszorg 7 opleidingen WO Landbouw & Natuurlijke Omgeving en Natuur 4 opleidingen
Aantal vwo studenten (directe instroom) 3035 745
Directe vwo instroom, met afwijkend profiel 32
Percentage vwo instroom met afwijkend profiel tov totaal vwo instroom
10
1,1 1,3
Spreiding over universiteiten In totaal zijn er in het wo in 2008-2009 42 studenten ingeschreven die op het moment van het eindexamen vo niet het vereiste profiel hadden. Instellingen kunnen deze studenten alléén onder bepaalde voorwaarden inschrijven. In hoofdstuk vijf wordt hier nader op ingegaan. Deze 42 studenten zijn gespreid over negen opleidingen (isat-codes). Deze opleidingen worden aan meerdere universiteiten gegeven. Het gaat altijd om een gering aantal studenten per opleiding per universiteit. Zo gaat het bij grote universiteiten in totaal om zeven tot dertien studenten in de diverse opleidingen, bij de kleinere instellingen zijn het in totaal minder dan vier studenten. Specifieke informatie over de verdeling van de studenten over de verschillende opleidingen is te vinden in bijlage 2a. 10 in de betekenis van een groep opleidingen met een bepaalde isat-code 11 Met het begrip ‘sector’ wordt de HOOP-sector bedoeld. Pagina 17 van 38
4.2
Het hoger beroepsonderwijs. Met betrekking tot het hbo wordt in de regeling onderscheid gemaakt tussen instroom met een havo-diploma en instroom met een vwo-diploma. In het hbo zijn er in totaal 47 opleidingen12, verspreid over drie sectoren waartoe op grond van de regeling een of meer profielen geen toegang bieden. De opleidingen komen voor in de sectoren Landbouw en natuurlijke omgeving, Onderwijs en Techniek. Van sommige opleidingen zijn geen gegevens beschikbaar in het 1-Cijfer-HO bestand. Ook hebben enkele opleidingen geen eerstejaars studenten met een vwoachtergrond, zodat hierover geen gegevens kunnen worden verstrekt. In totaal is informatie over 43 opleidingen geanalyseerd. In de betreffende opleidingen in het hbo vormt het aandeel studenten dat direct na het vo in het hbo instroomt het overgrote deel van het totaal aantal ingestroomde studenten. Onderstaand overzicht toont het percentage van het totaal aantal havisten en vwo-ers dat ingeschreven staat met een - op het moment van het eindexamen behaald - profiel dat geen toelating biedt tot de opleiding. Schema 2. Aandeel havo/vwo studenten met afwijkend profiel, sectoren Landbouw, Onderwijs en Techniek in 2008-2009
Aantal havo/vwo studenten (directe instroom)
Hbo Landbouw 8 opleidingen Hbo Onderwijs 3 bèta opleidingen Hbo Techniek 32 opleidingen
Directe havo/vwo instroom, met afwijkend profiel
Percentage havo/vwo instroom met afwijkend profiel tov totaal havo/vwo instroom havo vwo 1,1 5,2
havo 474
vwo 77
havo 5
vwo 4
54
11
-
-
-
-
4859
607
64
8
1,3
1,3
Spreiding over de hbo-instellingen In totaal zijn in de drie sectoren in het hbo 81 studenten ingeschreven met een profiel dat geen toegang biedt. Instellingen kunnen deze studenten alléén onder bepaalde voorwaarden inschrijven. In hoofdstuk vijf wordt hier nader op ingegaan. De 81 studenten zijn gespreid over 21 opleidingen (isat-codes). Deze opleidingen worden aan meerdere hogescholen gegeven. Het gaat altijd om een gering aantal studenten per opleiding per hogeschool. Bij de meeste instellingen staan in totaal minder dan zes studenten met een niet toegestaan profiel ingeschreven. Percentueel zijn er meer vwo-ers met een afwijkend profiel ingeschreven: 5,2 procent. Het gaat echter maar om vier vwo-ers. Deze vwo-ers komen voor aan twee opleidingen (isat-code). Deze opleidingen komen voor bij meerdere hogescholen. Het komt er op neer dat het gaat om gemiddeld één vwo-student met een afwijkend profiel per opleiding per instelling. Specifieke informatie over de verdeling van de studenten over de verschillende opleidingen is te vinden in bijlage 2b.
12 In de betekenis van een groep opleidingen met een bepaalde isat-code Pagina 18 van 38
5
Nadere vooropleidingseisen: toelating conform vakkeneisen
In onderstaande paragrafen volgen de resultaten van de analyse van het Onderwijsnummer bestand voortgezet onderwijs ten aanzien van het aantal studenten dat ingeschreven staat bij opleidingen in het ho waarvoor vakkeneisen gelden. In het Onderwijsnummerbestand is te lezen in welke vakken van het vo de kandidaat examen heeft gedaan. In paragraaf 4.1 zijn de bevindingen over het wo te lezen en in 4.2 over het hbo. Er is gekeken of er studenten ingeschreven staan die op het moment van het vo examen niet de vereiste vakken hadden behaald. Het betreft de studenten die in 2008-2009 ingeschreven staan aan voltijd opleidingen in het bekostigd onderwijs. Onderzoeksgroep In vrijwel alle sectoren in het wo en hbo zijn er opleidingen waarvoor vakkeneisen gelden. Vanwege de veelheid van opleidingen met vakkeneisen is in dit bestand voor zowel het wo als het hbo dezelfde sector onder de loep genomen, namelijk de sector Economie. Hiermee doen we uitspraken over een relatief grote sector. De economiesector is gekozen omdat er binnen deze sector veel opleidingen zijn met diverse vakkeneisen. In deze sector zijn alle wo opleidingen met vakkeneisen onderzocht. Voor het hbo is een selectie gemaakt van tien (van de dertig) opleidingen met vakkeneisen. Meer informatie over deze selectie is te lezen in bijlage 3.
5.1
Het wetenschappelijk onderwijs, sector Economie De regeling. In totaal zijn er 24 bacheloropleidingen13 in de wo sector Economie. Al deze opleidingen hebben vakkeneisen. Studenten met het profiel Natuur en Gezondheid en het profiel Economie en Maatschappij moeten bij vijf opleidingen wiskunde b gevolgd hebben. Studenten met het profiel Cultuur en Maatschappij moeten voor toelating tot alle economische bacheloropleidingen aan vakkeneisen voldoen: bij vier opleidingen is dat wiskunde b en bij de overige opleidingen (20) is dat wiskunde a of wiskunde b. Studenten die het profiel Natuur en Techniek hebben gevolgd worden zonder vakkeneisen toegelaten tot alle economische bacheloropleidingen in het wo. Het vak economie is niet vereist van studenten met de profielen Natuur en Techniek, Natuur en Gezondheid en Cultuur en Maatschappij. Bevindingen. In de wo sector Economie vormt het aandeel studenten dat direct na het vwo in het wo instroomt het overgrote deel (99 procent) van het totaal aantal ingestroomde studenten. Onderstaande tabel toont het percentage van het totaal aantal vwo-ers dat ingeschreven is zonder dat zij bij het behalen van het vo diploma aan de vereiste vakken voldeden.
13 In de betekenis van een groep opleidingen met een bepaalde isat-code. Pagina 19 van 38
Schema 3. Aandeel vwo-instroom zonder vereiste vakken,, sector Economie in 2008-2009
Directe vwo instroom WO Economie 24 opleidingen
3970
Vwo instroom zonder vereiste vakken -
Percentage vwo instroom zonder vereiste vakken / totaal vwo instroom -
Analyse van de ingeschreven studenten laat zien dat alle geregistreerde vwo-ers op het moment van het eindexamen voldeden aan de nadere vakkeneis(en).
5.2
Het hoger beroeps onderwijs, sector Economie (selectie) De regeling. De hbo sector Economie telt 40 opleidingen. De vakkeneisen zijn per opleiding zeer verschillend. Het valt op dat in de regeling: • Voor hbo-opleidingen economie doorgaans meer vakken vereist zijn dan voor wo opleidingen in de sector Economie. Zo wordt aan havo studenten met een profiel Cultuur en Maatschappij niet alleen wiskunde a of b, maar ook economie of management&organisatie geëist. Ook aan studenten met profielen Natuur en Techniek en Natuur en Gezondheid wordt bij een aantal opleidingen een tweede moderne vreemde taal geëist. • Bij enkele opleidingen de vakken Economie of Maatschappij & organisatie niet van vwo-ers en wel van havisten (met hetzelfde profiel) vereist worden. • Tien opleidingen zonder nadere vakkeneisen toegang bieden aan havisten en zestien opleidingen aan vwo-ers. • Studenten met het profiel Economie en Maatschappij niet altijd worden toegelaten zonder nadere vakkeneisen. Er zijn vier hbo opleidingen waar een tweede moderne vreemde taal vereist wordt. Bevindingen. In de geselecteerde tien hbo opleidingen komt ruim 92 procent van het totaal aantal studenten rechtstreeks van de havo en ruim zeven procent komt van het vwo. Hieronder volgt het gedeelte van de havo/vwo studenten dat ingeschreven staat aan de tien opleidingen en op het moment van het behalen van het vo diploma niet aan de vereiste vakkeneisen voldeed. Schema 4. Aandeel havo/vwo instroom zonder vereiste vakken, tien opleidingen sector Economie in 2008-2009
Directe havo/vwo instroom
HBO Economie 10 opleidingen
havo 7791
vwo 546
Havo/vwo instroom niet voldaan aan vakkeneisen havo vwo 8 24
Percentage havo/vwo instroom niet cf vakken tov totaal havo/vwo instroom havo vwo 0,1 4,4
Spreiding over hbo-instellingen. In totaal zijn aan de tien onderzochte opleidingen14 in de hbo sector Economie 32 studenten ingeschreven die op het moment van het behalen van het vo diploma niet voldeden aan de vakkeneisen. Instellingen kunnen deze studenten alléén onder bepaalde voorwaarden inschrijven. In hoofdstuk vijf wordt hier nader op ingegaan. 14 in de betekenis van een groep opleidingen met dezelfde isat-code Pagina 20 van 38
De 32 studenten zijn gespreid over verschillende instellingen. Het aantal studenten dat bij het eindexamen vo niet aan de vakkeneisen voldeed is per instelling niet groter dan drie en verschilt tussen de betrokken instellingen niet veel, behalve waar het ging om een instelling waar Hoger toeristisch en recreatief onderwijs een belangrijke plaats inneemt. Het percentage havisten dat ingeschreven is aan de tien genoemde economie opleidingen en bij het eindexamen vo de vereiste vakken niet gevolgd te had, is gemiddeld lager (0,1 procent) dan het percentage vwo-ers ( 4,4 procent). Specifieke informatie over de verdeling van de studenten over de verschillende opleidingen is te vinden in bijlage 3.
Pagina 21 van 38
Pagina 22 van 38
6
Verificatie en procedure bij afwijkende toelatingen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de procedures die instellingen volgen bij de inschrijving van studenten die ten tijde van het eindexamen vo niet aan de vereiste profielen of vakken op het vo-diploma voldeden. Met andere woorden: er wordt antwoord gegeven op de vraag of er indicaties zijn dat instellingen WHW artikel 7.25 lid 4 (over een instellingsonderzoek naar het voldoen aan vergelijkbare eisen) niet correct toepassen. Werkwijze Uit de analyse van de databestanden is gebleken dat er in 2008 een zeer gering percentage studenten stond ingeschreven dat op het moment van het behalen van het vo diploma niet aan de vereiste profielen of vakken had voldaan. Uit de data zijn die opleidingen geselecteerd waar de meeste van deze studenten staan ingeschreven. Deze opleidingen zijn herleid naar instellingen. Vervolgens zijn die instellingen geselecteerd waar bij meerdere opleidingen studenten ingeschreven stonden die op het moment van het behalen van het vo diploma niet aan de vereiste vooropleidingseisen voldeden. Uiteindelijk zijn drie instellingen in het wo en drie in het hbo geselecteerd. Bij deze zes instellingen ging het om totaal 21 opleidingen, waar genoemde studenten ingeschreven waren. Het gaat om de volgende opleidingen: • In het wo: Biomedische wetenschappen, Geneeskunde, Bewegingswetenschappen, Biologie, Diergeneeskunde en Gezondheid & Leven. • In het hbo: Maritiem officier, Elektrotechniek, Werktuigbouwkunde, Biotechnologie, Civiele techniek, Logistieke en technische vervoerskunde, Engineering, Design & Innovation, Commerciële economie en Hoger toeristisch en recreatief onderwijs. De geselecteerde instellingen zijn door de inspectie benaderd met de vraag: • in hoeverre zijn de door de inspectie geconstateerde aantallen juist; • wat is de verklaring van de instelling van het feit dat deze studenten zijn ingeschreven zonder dat zij, op het moment van het behalen van het vo diploma, voldeden aan de nadere vooropleidingseisen; • welke procedure wordt bij de instelling gevolgd om te onderzoeken of kandidaten die niet de vereiste profielen of vakken gevolgd hebben, voldoen aan inhoudelijk vergelijkbare eisen. De inspectie heeft bovengenoemde vragen aan de instellingen voorgelegd en toegelicht. De antwoorden op de vragen zijn door de instellingen schriftelijk toegestuurd. Zij heeft de wijze waarop de instellingen aan het onderzoek hebben meegewerkt als zeer vertrouwenwekkend ervaren. De inspectie heeft er van afgezien de antwoorden van de instellingen op de door haar gestelde vragen te verifiëren. Het risico op niet naleving is gering; het aantal studenten dat bij het eindexamen vo niet voldeed aan de nadere vooropleidingseisen is zeer klein. Ook zouden de gevonden (lage) percentages niet in verhouding staan tot de toezichtlast die verificatie op de instellingen met zich mee zou brengen. Al eerder bleek dat er bij de universitaire economische opleidingen alleen studenten stonden ingeschreven die eindexamen hadden gedaan in de vereiste vakken. Daarom gaat het in onderstaande bevindingen over het wo alleen over gegevens met betrekking tot toelating van studenten die bij het eindexamen niet aan de Pagina 23 van 38
profielen voldoen. Bij de bevindingen over het hbo betreft het gegevens met betrekking tot toelating van studenten die op het vo diploma òf niet aan de vereiste profielen òf niet aan de vereiste vakken voldeden. De instellingen lieten weten dat de vragen van de inspectie lastig te beantwoorden waren zonder nummers of namen van de studenten met afwijkende vooropleidingkenmerken. Het is de inspectie namelijk in beginsel niet toegestaan van deze nummers kennis te nemen en door te geven (in verband met de Wet bescherming persoonsgegevens). Ondanks deze beperking waren de zes instellingen royaal bereid medewerking te verlenen en zij hebben hun toelatingsadministratie met betrekking tot de desbetreffende opleidingen doorgenomen. Zij hebben de aantallen studenten, die hen door de inspectie ter verificatie waren voorgelegd, mede opgevat als een aanleiding om voor zichzelf nogmaals na te gaan, of er in het studiejaar 2008-2009 sprake is geweest van enige onterechte toelating. Bevindingen De voorgelegde aantallen van in eerste instantie deficiënte studenten werden grotendeels door de instellingen herkend. In de meeste gevallen kwamen de cijfers in orde van grootte overeen. De instellingen (buiten een hierna nog te noemen geval) constateerden dat er in alle gevallen waarin aanvankelijk sprake was van deficiënties, deze vóór inschrijving waren weggewerkt en dit formeel was afgedekt met daartoe vereiste documenten. De door de inspectie voorgelegde cijfers duiden naar hun zeggen dan ook niet op onterechte toelating. De cijfers geven immers de gekwalificeerdheid weer van de kandidaat op het moment dat hij voor het eindexamen vo is geslaagd. Tussen dat moment en het moment van inschrijving verrichten deficiënte kandidaten nog de nodige studie- en toetsactiviteit om aan de gestelde eisen te voldoen, zo lieten de instellingen weten. Examencommissies beoordelen inhoudelijk of een kandidaat aan de eisen voldoet. Aan de studentenadministratie moet de kandidaat uiteindelijk de vereiste bewijsstukken overleggen als voorwaarde voor inschrijving. Instellingen melden dat de administratieve kant van de toelating van studenten met deficiënties volgens vaste procedures wordt uitgevoerd door de afdeling die belast is met de inschrijvingen, meestal de studentenadministratie of het studentenservicebureau genoemd. De instellingen wezen er op dat bij opleidingen met een numerus fixus de administratieve kant van de procedure grotendeels ligt bij DUO (voorheen IBG). Op basis van wettelijke voorschriften (Onderwijscontroleprotocol OCW) voeren een interne controller en de accountant controles uit. Dit houdt niet in dat er geen fouten gemaakt kunnen worden; al is het maar omdat controles plaats vinden op basis van steekproeven. Bij een van de instellingen is bij de beantwoording van het informatieverzoek van de inspectie door de instelling een enkele fout ontdekt. Een functionaris bleek niet conform de vaste procedure toestemming te hebben gegeven voor toelating (dat wil niet zeggen dat de student inhoudelijk niet aan de eisen voldeed). De instelling zei dit hiaat onmiddellijk te zullen dichten. Er zijn ook voorzieningen om de vereiste gekwalificeerdheid te bereiken, zoals met betrekking tot de opleidingen Geneeskunde en Biomedische wetenschappen centrale commissies voortentamen wiskunde, natuurkunde, scheikunde en biologie; dit zijn samenwerkingsverbanden van verscheidene Nederlandse universiteiten. Een andere kwalificatiefaciliteit die vaker werd genoemd is het James Boswell instituut (onderdeel van de Universiteit Utrecht). Studenten maken daarnaast gebruik van de mogelijkheden die de ROC’s bieden.
Pagina 24 van 38
7
Voorlichting op websites
Twijfels over de kwaliteit van de voorlichting door instellingen/opleidingen op hun website over de nadere vooropleidingseisen waren voor het ministerie van OCW reden de inspectie te verzoeken ook de informatievoorziening in het onderzoek mee te nemen. Met betrekking hiertoe heeft de inspectie een onderzoek uitgevoerd. Methode Het onderzoek richtte zich op de drie wo instellingen (elf opleidingen) en de drie hbo instellingen (eveneens elf opleidingen) waar bij meerdere opleidingen studenten waren geregistreerd die een aanvankelijk afwijkend vooropleidingkenmerk hadden (zie vorig hoofdstuk). Nagegaan is of op de website: • informatie voorkomt over de nadere vooropleidingseisen en deze makkelijk beschikbaar is • de nadere vooropleidingseisen (profielen en vakkeneisen) zoals in de regeling vermeld expliciet worden weergegeven; • de wijze van toelating van kandidaten met afwijkende vooropleidingkenmerken expliciet wordt vermeld; • er een faciliteit wordt geboden ter verkrijging van nadere informatie over toelating en, zo ja, welke; • de geldende OER op de website is in te zien; • in de OER die op de website is in te zien, bepalingen voorkomen over nadere vooropleidingseisen.
7.1
Bevindingen wetenschappelijk onderwijs Op de website van de drie geselecteerde wo instellingen en hun opleidingen is expliciete informatie te lezen over nadere vooropleidingseisen (profielen en vakkeneisen) zoals in de regeling opgenomen. Deze informatie is gemakkelijk te vinden. Meestal is er een apart kopje “Toelating”, waaronder de informatie vermeld staat. Ook staan altijd faciliteiten vermeld waar nadere informatie verkregen kan worden over de toelating (studieadviseur, studentendecaan). Bij één instelling wordt op de website van alle opleidingen expliciet vermeld wat de toelatingsprocedure is voor kandidaten met vooropleidingkenmerken die afwijken van de eisen van de regeling. Bij een andere instelling gebeurt dit bij alle opleidingen op één na, zij het dat bij die ene opleiding wordt verwezen naar de Studentenservice; bij de derde instelling gebeurt dit gedeeltelijk of niet, met verwijzing naar een brochure. Hoewel niet altijd even gemakkelijk te vinden, is op de website van alle drie de instellingen de geldende OER in te zien. Deze is opgenomen bij alle opleidingen van die instellingen op één na. In dat ene geval wordt wel naar de vindplaats van de OER verwezen, maar bleek het document niet vindbaar. In de OER die op de website is in te zien komen bij de meeste opleidingen bepalingen voor over nadere vooropleidingseisen. Bij twee opleidingen van twee verschillende instellingen zijn geen bepalingen opgenomen, in één van deze twee gevallen staan deze wel in de studiegids.
Pagina 25 van 38
7.2
Bevindingen hoger beroeps onderwijs Evenals in het wo komt in het hbo op de website van de drie geselecteerde instellingen/opleidingen expliciete informatie voor over nadere vooropleidingseisen (profielen en vakkeneisen) zoals in de regeling opgenomen. Deze is gemakkelijk te vinden, meestal onder de rubriek “Toelating”. Ook hier zijn faciliteiten vermeld waar nadere informatie verkregen kan worden over toelating (studieadviseur, studentendecaan). Op de website van alle opleidingen van de drie instellingen wordt de wijze van toelating van kandidaten met vooropleidingkenmerken die afwijken van de eisen van de regeling expliciet vermeld, zij het dat de informatie bij één opleiding van één instelling summier is. De geldende OER is echter op geen enkele website van de drie hbo-instellingen te vinden. Eventuele bepalingen in de OER over nadere vooropleidingseisen zijn langs deze weg dus niet te vernemen. De inspectie heeft al eerder15 geconstateerd dat weinig instellingen wettelijk voorgeschreven documenten als de OER op de websites hebben geplaatst. Hoewel de OER mogelijk op de intranetsite is te vinden, is het van belang dat studenten voorafgaand aan de inschrijving informatie kunnen lezen over hun rechten en plichten.
15 ‘Competent erkend?’. Inspectierapport 2009-33, november 2009. Pagina 26 van 38
8
Conclusies en aanbevelingen
De inspectie concludeert op grond van het onderzoek naar de naleving van en de voorlichting over de nadere vooropleidingseisen het volgende: •
•
•
•
Aan veel opleidingen16 staan studenten ingeschreven die op het moment van het behalen van het vo diploma niet aan de vereiste profiel- of vakkeneisen voldeden. Instellingen kunnen deze studenten onder bepaalde voorwaarden inschrijven. Er is geen reden te twijfelen aan de correcte hantering van deze voorwaarden. Instellingen waar deze studenten staan ingeschreven hanteren duidelijke inschrijfprocedures, toetsen of de desbetreffende studenten de deficiënties vóór inschrijving hebben weggewerkt en of dat is afgedekt met de daartoe vereiste documenten. Opleidingen met genoemde studenten komen voor bij diverse instellingen en het gaat altijd om een zeer gering aantal en zeer lage percentages studenten per opleiding per instelling. Gemiddeld ligt het percentage rond de één procent en gaat het om (een) enkel(e) student(en) per opleiding per instelling. Op de websites van de onderzochte instellingen is bij vrijwel alle opleidingen informatie te vinden over de nadere vooropleidingseisen. Deze informatie is vrijwel altijd gemakkelijk beschikbaar en duidelijk. De OER is, zeker bij hbo instellingen niet altijd op de website beschikbaar.
Dit overwegende concludeert de inspectie dat er geen indicaties zijn dat de wet- en regelgeving op het gebied van de nadere vooropleidingseisen niet correct wordt toegepast of dat de voorlichting hierover niet in orde is. De inspectie ziet geen aanleiding om vervolgonderzoek te doen op instellingen. Vanzelfsprekend zal de inspectie, indien er signalen zijn over niet correcte toepassing van deze regelgeving of gebrekkige informatievoorziening hierover aan studenten, deze signalen behandelen volgens de bestaande signalenroute van de inspectie en zo nodig overgaan tot nader onderzoek. Een aantal opmerkingen is te maken bij de toepassing van en de voorlichting over de nadere vooropleidingseisen. De toepassing: • In het hbo zijn er iets meer opleidingen waar vwo-ers zonder de vereiste profielen of vakken geregistreerd staan dan opleidingen waar havisten zonder de vereiste profielen of vakken vermeld staan. • Enkele opleidingen in het hbo hebben een relatief hoog percentage studenten dat zonder de vereiste profiel- en vakkeneisen geregistreerd staat. Het gaat dan meestal om studenten met een vwo-achtergrond. De voorlichting: • Bij de onderzochte instellingen in het hbo is het niet mogelijk de Onderwijs en Examen Regeling (OER) op de website te bekijken. Specifieke informatie over
16 Wat de profieleisen betreft, gaat het om 64 procent van de wo opleidingen en 49 procent van de hbo opleidingen met profieleisen. Wat de vakkeneisen betreft, gaat het om 0 procent van de wo opleidingen economie en 60 procent van de hbo opleidingen economie (vwo-ers) en 40 procent van de economie opleidingen (havisten). Meer informatie staat in bijlage 2 en 3. Het begrip ‘opleiding’ betekent hier een groep opleidingen met dezelfde ISAT-code in het CROHO. De opleiding wordt door meerdere instellingen aangeboden. Pagina 27 van 38
bepalingen in de OER over de nadere vooropleidingseisen ontbreekt daardoor. In het wo is de OER meestal beschikbaar, hoewel niet altijd gemakkelijk te vinden. Tijdens de loop van het onderzoek bleek er in het Landelijk Informatie- en expertiseCentrum hbo (LICA)17 een discussie over de interpretatie van artikel 7.25, lid 4. Het ging er om of het in dit lid genoemde onderzoek naar inhoudelijk vergelijkbare eisen slechts geldt voor kandidaten die niet aan de vereisten voldoen en door achtergrond of herkomst mogelijk aan vergelijkbare eisen voldoen of dat dit onderzoek ook geldt voor kandidaten die niet aan de vereisten voldoen omdat zij de vakken/profielen niet gevolgd hebben op het vo. Ook de interpretatie van het begrip vergelijkbare eisen in vergelijking met de gestelde ‘profieleisen’ was verschillend. De kwestie was of een aspirant student, die op het moment van het eindexamen vo niet het vereiste profiel heeft gevolgd het volledige vereiste profiel moet inhalen of slechts enkele vakken uit dat profiel.
8.1
Aanbevelingen Op grond van het onderzoek naar de nadere vooropleidingseisen in het hoger onderwijs heeft de inspectie de volgende aanbevelingen: •
•
•
De rijksoverheid dient de verheldering van artikel 7.25 lid 4 te communiceren, bijvoorbeeld middels een wetsinterpreterende beleidsregel. Dit is van belang voor een eenduidige hantering van de eisen aan studenten die op het moment van het behaalde vo examen niet de vereiste profielen of vakken gevolgd hebben. Instellingen dienen de Onderwijs en Examen Regeling (OER) op hun websites te plaatsen. Deze informatie dient gemakkelijk beschikbaar te zijn. De OER is niet alleen van belang voor zittende studenten, maar ook voor aspirant studenten, zeker waar het gaat om de toelating. Instellingen dienen, bijvoorbeeld middels de aanwezige kwaliteitszorgsystemen, regelmatig de relatie tussen de gestelde nadere vooropleidingseisen en het studiesucces van studenten te evalueren, opdat de nadere vooropleidingseisen optimaal effect (blijven) sorteren.
17 Het LICA is een landelijk steunpunt voor vo instellingen en hbo instellingen. Zij onderhoudt en stuurt een platform aan van aansluitdeskundigen die elkaar maandelijks ontmoeten en informatie uitwisselen. Pagina 28 van 38
BIJLAGE
1
De WHW
Artikel 7.24. Vooropleidingseisen 1.Onverminderd het derde lid geldt voor de inschrijving voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs als vooropleidingseis het bezit van het diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. 2.Onverminderd het derde lid geldt voor de inschrijving voor een opleiding in het hoger beroepsonderwijs als vooropleidingseis het bezit van een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs of een diploma van een middenkaderopleiding of van een specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Met een diploma als bedoeld in de eerste volzin wordt voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld het diploma van de bij ministeriële regeling aangewezen vakopleidingen, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs. 3.Voor de inschrijving voor een opleiding of voor een onderwijseenheid behorend tot een opleiding, aan de Open Universiteit gelden geen vooropleidingseisen. Deze inschrijving voor een opleiding of voor een onderwijseenheid behorend tot een opleiding, staat open voor ieder die de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt. Artikel 7.25. Nadere vooropleidingseisen 1.Bij ministeriële regeling worden het profiel of de profielen, bedoeld in artikel 12 van de Wet op het voortgezet onderwijs, aangewezen waarop het diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs en het diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs betrekking moeten hebben om te kunnen worden ingeschreven voor een bepaalde opleiding of groep van opleidingen. 2.Bij ministeriële regeling kunnen tevens worden aangewezen, vakken en andere programmaonderdelen die deel moeten hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van een in het eerste lid bedoeld diploma om te kunnen worden ingeschreven voor een bepaalde opleiding of groep van opleidingen, indien het betreft: a. een diploma dat betrekking heeft op een profiel waarvan het profieldeel niet voor alle kandidaten dezelfde vakken en andere programmaonderdelen omvat; b. een diploma dat betrekking heeft op een ander profiel dan een krachtens het eerste lid aangewezen profiel; c. in bijzondere gevallen, een opleiding waarop geen enkel profiel zonder meer een goede voorbereiding geeft. 3.Bij de ministeriële regeling kunnen vakken en andere programmaonderdelen worden aangewezen die deel moeten hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van het diploma van een middenkaderopleiding of een specialistenopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder d onderscheidenlijk e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs dan wel een bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.24, tweede lid, aangewezen vakopleiding, om te kunnen worden ingeschreven voor een opleiding of groep van opleidingen aan een hogeschool. 4.Het instellingsbestuur kan bepalen dat de bezitter van een diploma, genoemd in het eerste of derde lid, die niet voldoet aan de in het eerste, tweede of derde lid bedoelde voorwaarden, toch wordt ingeschreven, onder de voorwaarde dat blijkens een onderzoek wordt voldaan aan inhoudelijk daarmee vergelijkbare eisen. Aan deze eisen moet zijn voldaan voor de aanvang van de opleiding, met dien verstande dat bij ministeriële regeling opleidingen kunnen worden aangewezen voor welke, in door het instellingsbestuur te bepalen gevallen en onder door het instellingsbestuur vast te stellen voorwaarden, aan de eisen kan worden voldaan uiterlijk bij afronding van Pagina 29 van 38
de propedeutische fase of, indien die fase niet is ingesteld, de eerste periode in die opleiding met een studielast van 60 studiepunten. De eisen worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling. Artikel 7.26. Aanvullende eisen 1.Indien de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop een opleiding voorbereidt, dan wel de organisatie en de inrichting van het onderwijs, specifieke eisen stelt ten aanzien van kennis of vaardigheden die niet of niet in voldoende mate onderdeel zijn van het voortgezet onderwijs of van het beroepsonderwijs, bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs” onderscheidenlijk specifieke eisen stelt ten aanzien van de eigenschappen van de student, kunnen bij ministeriële regeling in verband daarmee eisen worden gesteld in aanvulling op de eisen, bedoeld in artikel 7.24. Dit lid is niet van toepassing op opleidingen op het gebied van de kunst en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst. 2.Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld ten aanzien van welke opleidingen het eerste lid toepassing kan vinden. 3.Een krachtens het tweede lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Zij treedt in werking op een tijdstip dat nadat 30 dagen na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het in de algemene maatregel van bestuur geregelde onderwerp bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend en wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken. Artikel 7.26a. Aanvullende eisen voor opleidingen en lerarenopleidingen op het gebied van de kunst 1.Bij ministeriële regeling worden voor de opleidingen op het gebied van de kunst en voor de lerarenopleidingen op het gebied van de kunst in verband met de organisatie en inrichting van het onderwijs dan wel de kennis of vaardigheden van de aanstaande studenten en extraneï specifieke eisen gesteld in aanvulling op de eisen, bedoeld in artikel 7.24. Voor de inschrijving voor deze opleidingen geldt als eis het bezit van een bewijs van toelating als bedoeld in het vierde lid. 2.Met betrekking tot de opleidingen waarop het eerste lid van toepassing is, stelt het instellingsbestuur ter uitwerking van de in het eerste lid bedoelde specifieke eisen voor een opleiding criteria vast betreffende selectie en toelating van studenten en extraneï. 3.Voor elke opleiding stelt het instellingsbestuur een commissie in, die is belast met het onderzoek of aanstaande studenten of extraneï voldoen aan de in het eerste lid bedoelde eisen en de in het tweede lid bedoelde criteria. De commissie brengt het instellingsbestuur een gemotiveerd advies uit. 4.Het instellingsbestuur neemt ten aanzien van elke aanstaande student of extraneus een beslissing of deze voldoet aan de in het eerste lid bedoelde eisen en de in het tweede lid bedoelde criteria. Het instellingsbestuur bericht de student of extraneus over de uitslag van het desbetreffende onderzoek en reikt hem, indien het resultaat van het onderzoek daartoe aanleiding geeft, ten bewijze daarvan een bewijs van toelating uit. Artikel 7.28. Vrijstelling op grond van andere diploma’s 1.Degene aan wie een graad als bedoeld in artikel 7.10a is verleend, en de bezitter van een met goed gevolg afgelegd propedeutisch examen aan een instelling voor hoger onderwijs zijn vrijgesteld van de in artikel 7.24, eerste onderscheidenlijk tweede lid, bedoelde vooropleidingseisen, onverminderd het derde en vierde lid. Van de in de eerste volzin bedoelde vooropleidingseisen is eveneens vrijgesteld degene Pagina 30 van 38
die toegang heeft tot het wetenschappelijk onderwijs of het hoger beroepsonderwijs in het land van een verdragspartij die het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio (Trb. 2002, 137) heeft geratificeerd, onverminderd het derde en vierde lid en de artikelen 7.26, 7.26a en 7.27. 2.Het instellingsbestuur verleent vrijstelling van de in artikel 7.24, eerste onderscheidenlijk tweede lid, bedoelde vooropleidingseis aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat bij ministeriële regeling is aangemerkt als tenminste gelijkwaardig aan het in het desbetreffende lid bedoelde diploma, onverminderd het derde en vierde lid. Het instellingsbestuur kan vrijstelling verlenen van de in artikel 7.24, eerste onderscheidenlijk tweede lid, bedoelde vooropleidingseisen aan de bezitter van een al dan niet in Nederland afgegeven diploma dat niet in de in de eerste volzin genoemde ministeriële regeling is opgenomen, indien dat diploma naar het oordeel van het instellingsbestuur tenminste gelijkwaardig is aan het in artikel 7.24, eerste onderscheidenlijk tweede lid bedoelde diploma, onverminderd het derde en vierde lid. Indien het een buiten Nederland afgegeven diploma betreft, kan het instellingsbestuur bepalen dat geen examens of onderdelen daarvan worden afgelegd dan nadat ten genoegen van de desbetreffende examencommissie het bewijs is geleverd van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van het onderwijs. Het instellingsbestuur kan tevens bepalen dat betrokkene niet wordt ingeschreven zolang het in de voorgaande volzin bedoelde bewijs niet is geleverd. 3.Indien bij ministeriële regeling eisen als bedoeld in artikel 7.25, eerste, tweede of derde lid, zijn vastgesteld kan de bezitter van een diploma als bedoeld in het eerste dan wel tweede lid geen examens afleggen voordat hij op een door het instellingsbestuur te bepalen wijze op grond van een aanvullend onderzoek heeft aangetoond te beschikken over de kennis en vaardigheden waarop de eisen, bedoeld in artikel 7.25, betrekking hebben. 4.Het instellingsbestuur kan bepalen dat de bezitter van een diploma als bedoeld in het eerste dan wel tweede lid niet kan worden ingeschreven indien dat bestuur van oordeel is dat de eisen, bedoeld in artikel 7.25, van dien aard zijn dat redelijkerwijs verwacht kan worden dat niet tijdens het eerste jaar van inschrijving voor de opleiding op grond van een aanvullend onderzoek als bedoeld in het derde lid aangetoond kan worden dat betrokkene beschikt over de kennis en vaardigheden waarop die eisen betrekking hebben. Het instellingsbestuur bepaalt op welke wijze betrokkene op grond van een aanvullend onderzoek met het oog op de inschrijving vrijgesteld kan worden van die eisen. 5.De bij het onderzoek, bedoeld in onderscheidenlijk de leden twee tot en met vier, te stellen eisen worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling. Artikel 7.29. Vrijstelling op grond van toelatingsonderzoek 1.Het instellingsbestuur kan personen van eenentwintig jaar en ouder die niet voldoen aan de in artikel 7.24, eerste onderscheidenlijk tweede lid, bedoelde vooropleidingseis noch daarvan krachtens artikel 7.28 zijn vrijgesteld, van die vooropleidingseis vrijstellen, indien zij bij een onderzoek door een door het instellingsbestuur in te stellen commissie hebben blijk gegeven van geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs en van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van dat onderwijs. 2.De bij het onderzoek te stellen eisen worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling. 3.Het instellingsbestuur kan ten aanzien van een bezitter van een buiten Nederland afgegeven diploma dat in het eigen land toegang geeft tot een opleiding aan een instelling voor hoger onderwijs, afwijken van de in het eerste lid genoemde leeftijdsgrens. Van die leeftijdsgrens kan het instellingsbestuur ook afwijken, indien in bijzondere gevallen geen diploma kan worden overgelegd. Pagina 31 van 38
4.Het instellingsbestuur kan ten aanzien van opleidingen op het gebied van de kunst in bijzondere gevallen afwijken van de in het eerste lid genoemde leeftijd.
Pagina 32 van 38
BIJLAGE
2
Toelating conform profieleisen
Verdeling van studenten over de wo-opleidingen In het wo zijn er in totaal elf opleidingen18, gespreid over twee sectoren19 waartoe op grond van de regeling een of meer vwo-profielen geen toegang bieden. De opleidingen komen voor in de sector Gezondheidszorg (zeven opleidingen) en de sector Natuur (vier opleidingen). Van één opleiding in de sector Gezondheidszorg waren geen data beschikbaar. Van de opleidingen in de beide sectoren vormt het aandeel studenten dat direct na het vwo in het wo instroomt het overgrote deel van het totaal aantal ingestroomde studenten. Onderstaand overzicht toont het percentage van het totaal aantal vwoers dat ingeschreven staat met een profiel dat geen toelating biedt. (Instellingen kunnen deze studenten alléén onder bepaalde voorwaarden inschrijven). Schema 1. Aandeel vwo studenten met afwijkend profiel, sector Gezondheidszorg, Landbouw & Natuurlijke Omgeving en Natuur in 2008-2009
Aantal vwo studenten (directe instroom) WO Gezondheidszorg 7 opleidingen WO Landbouw & Natuurlijke Omgeving en Natuur 4 opleidingen
3035 745
Directe vwo instroom, geregistreerd met afwijkend profiel 32
Percentage vwo instroom met afwijkend profiel tov totaal vwo instroom
10
1,1 1,3
WO GEZONDHEIDSZORG Ruim 96 procent van de eerstejaarsstudenten, die in 2008-2009 ingeschreven stonden aan de zeven opleidingen met profieleisen in de sector Gezondheidszorg kwam rechtstreeks van het vwo. Van deze vwo-ers is een klein gedeelte geregistreerd met een profiel dat volgens de regeling geen toegang biedt (schema 1). De profielen die in deze sector geen toegang bieden zijn Cultuur en Maatschappij en Economie en Maatschappij. De 32 studenten die ten tijde van het vo eindexamen niet de vereiste profielen hebben, staan geregistreerd in vijf van de zeven opleidingen (isat-codes) in de sector Gezondheidszorg. De opleidingen komen voor bij meerdere universiteiten. Al met al gaat het dus om een zeer gering aantal studenten per opleiding per universiteit. Het grootste gedeelte staat vermeld aan de twee omvangrijkste opleidingen binnen de sector gezondheidszorg, namelijk Geneeskunde en Biomedische Wetenschappen. Daar zijn respectievelijk 0.7 procent (dertien studenten) en 1.7 procent (tien studenten) met een afwijkend profiel op het vo diploma ingeschreven. Deze studenten komen voor bij meerdere universiteiten. WO NATUUR
18 in de betekenis van een groep opleidingen met een bepaalde isat-code 19 Met het begrip ‘sector’ wordt de HOOP-sector bedoeld. Pagina 33 van 38
Iets meer dan 93 procent van de eerstejaarsstudenten die in 2008-2009 ingeschreven stonden aan de vier opleidingen met profieleisen in de sector Natuur kwam rechtstreeks van het vwo. Van deze vwo-ers is een klein gedeelte ingeschreven met een profiel dat geen toegang biedt (1,3 procent). De profielen die in deze sector geen toegang bieden zijn Cultuur en Maatschappij en Economie en Maatschappij. De tien studenten die ten tijde van het vo eindexamen niet de vereiste profielen hadden, zijn vermeld in twee van de vier opleidingen (isat-codes) in de sector Natuur. De opleidingen komen voor bij meerdere universiteiten. Ook in deze sector betreft het dus een gering aantal studenten per opleiding per universiteit. De verdeling over de opleidingen is: twee studenten (1,9 procent) in de opleiding Psychobiologie en acht studenten (1,4 procent) bij Biologie. Verdeling van studenten over de hbo-opleidingen Met betrekking tot het hbo wordt in de regeling onderscheid gemaakt tussen instroom met een havo-diploma en instroom met een vwo-diploma. In het hbo zijn er in totaal 47 opleidingen20 waartoe op grond van de regeling een of meer profielen geen toegang bieden. Van sommige opleidingen zijn geen gegevens beschikbaar in het 1-Cijfer-HO bestand. Ook hebben enkele opleidingen geen eerstejaars studenten met een vwo-achtergrond, zodat hierover geen gegevens kunnen worden verstrekt. De 47 opleidingen zijn in drie sectoren te vinden, te weten: • Landbouw en natuurlijke omgeving (negen opleidingen). Twee van deze opleidingen (Land-, water- en milieubeheer en Laboratoriumtechniek) stellen alleen profieleisen aan studenten met een havo-achtergrond, niet aan die met een vwo-achtergrond. Over de opleiding laboratoriumtechniek bevat het 1Cijfer-HO geen gegevens. • Onderwijs: docentenopleidingen scheikunde, techniek en natuurkunde (drie opleidingen). • Techniek (35 opleidingen). Eén van deze opleidingen (Gezondheidszorgtechnologie) stelt alleen profieleisen aan studenten met een havo-achtergrond. Over drie opleidingen zijn geen gegevens bekend in het 1 Cijfer HO bestand (waaronder Gezondheidszorgtechnologie). Resteren 32 opleidingen, die profieleisen stellen aan studenten met een havo en vwoachtergrond. Bij drie opleidingen (Hydrografie, AOT Techniek, Business Engineering) staan geen vwo-ers ingeschreven. In de betreffende opleidingen in het hbo vormt het aandeel studenten dat direct na het vo in het hbo instroomt het overgrote deel van het totaal aantal ingestroomde studenten. Onderstaand overzicht toont het percentage van het totaal aantal havisten en vwo-ers dat geregistreerd staat met een profiel dat geen toelating biedt tot de opleiding. (Instellingen kunnen deze studenten alléén onder bepaalde voorwaarden inschrijven).
20 In de betekenis van een groep opleidingen met een bepaalde isat-code Pagina 34 van 38
Schema 2. Aandeel havo/vwo studenten met afwijkend profiel, sectoren Landbouw, Onderwijs en Techniek in 2008-2009
Aantal havo/vwo studenten (directe instroom)
Hbo Landbouw 8 opleidingen Hbo Onderwijs 3 bèta opleidingen Hbo Techniek 32 opleidingen
Directe havo/vwo instroom, geregistreerd met afwijkend profiel havo vwo 5 4
Percentage havo/vwo instroom met afwijkend profiel tov totaal havo/vwo instroom havo vwo 1,1 5,2
havo 474
vwo 77
54
11
-
-
-
-
4859
607
64
8
1,3
1,3
HBO LANDBOUW EN NATUURLIJKE OMGEVING Ruim 73 procent van de eerstejaarsstudenten die in 2008-2009 ingeschreven stonden aan een opleiding in de sector Landbouw kwam rechtstreeks van de havo en bijna twaalf procent kwam rechtstreeks van het vwo. Er is één profiel dat in deze sector geen toegang biedt, namelijk het profiel Cultuur en Maatschappij. Over één opleiding van de in totaal negen opleidingen in deze sector zijn geen gegevens bekend. De vijf havisten met een afwijkend profiel (op het vo diploma) staan ingeschreven aan vier verschillende opleidingen (isat-code) van de in totaal acht opleidingen met profieleisen in deze sector. Percentueel zijn er meer vwo-ers met een afwijkend profiel geregistreerd: 5,2 procent. Het gaat echter maar om vier vwo-ers. Deze vwoers komen voor aan twee opleidingen (Isat-code). Deze opleidingen komen voor bij meerdere hogescholen. Het komt er op neer dat het gaat om gemiddeld één student met een afwijkend profiel per opleiding per instelling. HBO ONDERWIJS Bijna 82 procent van de eerstejaarsstudenten, die in 2008-2009 ingeschreven stonden aan de drie bèta opleidingen in de hbo sector Onderwijs kwam rechtstreeks van de havo en ruim 16 procent kwam rechtstreeks van het vwo. De profielen Cultuur en Maatschappij en Economie en Maatschappij bieden geen toegang tot deze opleidingen. Uit het 1 Cijfer HO blijkt dat bij de drie opleidingen van deze sector havisten noch vwo-ers met een afwijkend profiel zijn geregistreerd. HBO TECHNIEK Ruim 84 procent van de eerstejaarsstudenten, die in 2008-2009 ingeschreven stonden aan een opleiding in de sector Techniek kwam rechtstreeks van de havo en ruim tien procent kwam rechtstreeks van het vwo. Van deze havisten en vwo-ers is een klein gedeelte met een afwijkend profiel op het vo diploma geregistreerd (1,3 procent). De profielen Cultuur en Maatschappij en Economie en Maatschappij bieden geen toegang tot opleidingen in de sector Techniek. De 64 havisten met een afwijkend profiel zijn gespreid over 17 van de 32 opleidingen (Isat-code) in de sector Techniek die profieleisen stellen. Het hoogste Pagina 35 van 38
percentage havisten met een afwijkend profiel is dat van de opleiding Maritiem officier (tien procent = negen studenten). De betreffende studenten zijn gespreid over drie instellingen. De acht vwo-ers zijn te vinden in drie van de 32 opleidingen. Dit zijn de opleidingen Bouwkunde, Ruimtelijke ordening en Planologie en Maritiem officier.
Pagina 36 van 38
BIJLAGE
3
Toelating conform vakkeneisen
Selectie hbo-opleidingen met vakkeneisen Binnen de hbo sector Economie is de volgende selectie van opleidingen gemaakt. Studenten met een havo-achtergrond moeten voor de toelating tot dertig opleidingen voldoen aan nadere vakkeneisen. Deze opleidingen zijn in het kader van het onderzoek eerst onderscheiden naar de volgende vier groepen economieopleidingen: ‘klassieke' economieopleidingen, opleidingen in de toeristische sfeer, communicatieopleidingen en overige opleidingen. Vervolgens zijn per groep economieopleidingen een of meer opleidingen gekozen met zowel een hoog studentenaantal als veel verschillende toelatingseisen tussen profielen. De volgende tien opleidingen zijn geselecteerd: • In de categorie ‘klassieke’ economieopleidingen: Accountancy, Bedrijfseconomie, Commerciële economie, International business and management studies, Management, economie en recht. • In de categorie toerisme: de opleiding Hoger toeristisch en recreatief onderwijs. • In de categorie communicatie: de opleiding Communicatie • In de categorie overig: de opleidingen Facility management, Small business & retail management en Vastgoed en makelaardij. In de betreffende opleidingen in het hbo vormt het aandeel studenten dat direct na het vo in het hbo instroomt het overgrote deel van het totaal aantal ingestroomde studenten. Onderstaand overzicht toont het percentage van het totaal aantal havisten en vwo-ers dat ingeschreven staat zonder dat zij voldaan hebben aan de vereiste vakken. (Instellingen kunnen deze studenten alléén onder bepaalde voorwaarden inschrijven). Verdeling studenten over hbo-opleidingen Economie Schema 4. Aandeel havo/vwo instroom zonder vereiste vakken, tien opleidingen sector Economie in 2008-2009
Directe havo/vwo instroom
HBO Economie 10 opleidingen
havo 7791
vwo 546
Havo/vwo instroom niet voldaan aan vakkeneisen havo vwo 8 24
Percentage havo/vwo instroom niet cf vakken tov totaal havo/vwo instroom havo vwo 0,1 4,4
De 32 studenten zijn gespreid over meerdere opleidingen (isat-code), met de volgende bijzonderheden: • de helft van deze studenten is aan één opleiding (isat-code) ingeschreven: 16 van de 32 studenten zijn vermeld bij de opleiding Hoger toeristisch en recreatief management. De studenten aan deze opleiding zijn gespreid over drie instellingen. De 16 studenten vormen 3,5 procent van het totaal aantal studenten (462) aan deze opleiding en zijn allen vwo-ers. • Zeven van deze studenten staan vermeld bij de opleiding Commerciële Economie (isat-code). Het betreft drie havisten en vier vwo-ers. Zij vormen 0,3 procent van het totaal aantal studenten van deze opleiding. De studenten aan deze opleiding zijn gespreid over vier instellingen. • Vier van deze studenten zijn geregistreerd aan de opleiding Small Business & Retail management (isat-code), drie vwo-ers en één havist. De studenten aan deze opleiding zijn verspreid over vier instellingen. Pagina 37 van 38
•
Het overgrote deel (21 van de 24) van de groep die vermeld staat zonder op het moment van het behalen van het vo diploma aan de vereiste vakken te hebben voldaan heeft het profiel Cultuur en Maatschappij gevolgd. De 21 studenten met dit profiel zijn allemaal vwo-ers. De havo-gediplomeerden met dat profiel voldeden in alle gevallen aan de vakkeneisen.
Pagina 38 van 38