Naar het Hageland Onze eerste reis in een opgewarmd klimaat
1
Waarom heet de plek waar Sterre's babyborrel plaats vond 'Bekaf' vraagt Natia. Daar had ik niet meteen een antwoord op. Terwijl Natia de garage in 'strand' verft, stoot ik in onze boekenkast op een oud keurig verzorgd, maar door de tand des tijds aangetast manuscript van een onbekende schrijver over Aarschot. ' Toen Caesar op zijn veroveringstocht in onze streek aanbelandde bleef hij verstomd over de pracht van het landschap, dat hij vanop de hoogte van de Cauterberg te aanschouwen kreeg, als bedwelmd staan. Hier wilde hij uitrusten. Plots zweefde er een arend boven zijn hoofd. Dat kon de trotse heerser niet verdragen. Hij nam pijl en boog, schoot en trof het dier. De arend viel met den bek afgeschoten op het 'Bekaf'. Tot zover de versie van vermoedelijk tante Jeanne. Wegens de gerezen twijfel over het feit of Julius Caesar onze streken wel bezocht, heeft men op het net Caesar's plaats laten innemen door Aurelianus. Verder in het boek, lees ik dat Aarschot een knooppunt van verkeerswegen is met regelmatige treinverbindingen naar Lier en Antwerpen, Leuven en Brussel, Diest en Hasselt, Herentals en Turnhout. Onze 'Strandgarage' ziet er ondertussen keurig uit en we besluiten die verkeersader per fiets te verkennen. Woensdag 18 juli 2007 om half negen is de grote dag aangebroken, zonder GPS maar met een kaart van de fietsknooppunten vertrekken we op onze Norta en Batavus.
2
We zijn amper in Tielen (Kasterlee) of we zien de eerste reiger. Daarvoor hoeven we dus ook niet meer naar Frankrijk te gaan. In Lichtaart, een andere deelgemeente van Kasterlee, draait Bobbejaanland zijn attracties met de wind,
en na een lange rit langs de Kempische kanaal bereiken we de jachthaven van Herentals.
Ernstiger werk wordt geleverd door de duwvaart in het Albertkanaal vlak bij de jachthaven. 3
En zo belanden we uiteindelijk op het oude treintraject van Herentals naar Aarschot dat voor de fietslustigen als fietspad behouden werd.
4
Hier en daar ligt nog een stuk spoorrail en de huisjes langs de weg zijn net de oude stationsgebouwen, een kaartje hoef je niet te kopen, trappen maar... Op dit fietspad krijg je opnieuw het gevoel dat je als fietser als een volwaardig burger beschouwd wordt.
Terwijl het bucolische landschap voorbij flitst denk ik reeds aan het bezoek aan de in 1277 begonnen bouw in 'bruinen ijzerzandsteen' van de Onze-LieveVrouwkerk met haar rijk interieur, door tante Jeanne zorgvuldig beschreven. Naast het miraculeuze mariabeeldje, valt het oksaal waarvan de beelden 'in witten hardsteen gebeiteld zijn' op te merken en ten slotte mogen we de mystieke wijnpers zeker niet vergeten. Het trajekt Herentals-Aarschot is veel te kort en van een laatste bank maken we gebruik om onze boterhammetjes met eieren van Jef zijn kippen waarvoor we tijdens zijn vakantiereis zorgen te verorberen. 5
Dan komt Aarschot aan de beurt. Noodgedwongen verlaten we de knooppunten route maar via het Schaluin en de Amerstraat belanden we vlot aan de collegiale kerk die langs alle kanten gesloten blijkt te zijn. Natia moppert dat ik maar een heel kwade brief naar de burgemeester moet schrijven maar ik raad reeds zijn antwoord: 'Het spijt mij bijzonder voor de onprettige ervaring bij uw bezoek aan Aarschot maar wegens personeelsschaarste konden wij niemand vinden om de toegangskaartjes te verkopen'. Zonder deze stad nog maar een enkele foto te gunnen, wordt ook de zoektocht naar de Aarschotse bruine geschrapt. Midden in het bouwverlof geeft dit voorval ons wel een idee hoe onze beleidsmensen echt denken over de hardwerkende vlamingen. Het duurt even voor we terug op de knooppunten route geraken. We rijden langs de baan Aarschot-Leuven tot in Wezemaal, beseffen dan dat we te ver zijn en slaan een zijweg in die ons meteen weer op de knooppunten brengt. Ons volgend doel is het kasteel van Horst maar vooraleer we daar aankomen moet er eerst duchtig geklommen worden. Alhoewel ik mijn dosis Ventolin genomen heb, kom ik adem te kort en moet ik afstappen. Een hagelander die ons per auto volgde parkeert zijn voertuig in een appelboomgaard en zegt dat het klimmen is. Er zijn er hier op de berg al veel dood gevallen vervolgt hij, vooral mensen die nog werken. Ik kan me dus gerust voelen. Wat verder zien we inderdaad iets wat op een kerkhof lijkt met tal van houten kruisjes.
6
Bij een volgende berg moet Natia ook afstappen. Een autochtoon heeft zijn optrekje op de top van de heuvel en heeft een afspanning met herten. De
beestjes zijn helemaal niet mensenschuw. Eentje komt zelfs aan de draad kijken naar de toeristen. Een jong stoeit in de wei, een ander jong is nog niet geboren maar heeft zijn pootjes reeds buitenboord gestoken. Er is geen twijfel aan, het landschap is duidelijk niet meer Kempisch.
7
Julius Caesar weet niet wat hij gemist heeft door dit land te mijden en in zijn jaarverslag de Belgae dan maar de dappersten te noemen onder de Galliërs. Geleidelijk wordt de streek minder heuvelachtig en weldra rijden we door dichte bebossing de vallei van de Wingebeek in en opeens is het daar, het kasteel van Horst. Door het schrappen van de Aarschotse bruine is onze dorst niet voorbijgegaan en gelukkig biedt de horeca in het wagenhuis een ruime keuze van trappistenbieren en dit geeft ons de gelegenheid om het kasteel vanop afstand te observeren. De naam Horst wordt reeds in 12° eeuwse bronnen vermeld. Uit documenten van 1263 en 1268 blijkt dat Jan van Thunen zich aldaar gaat vestigen. Niet in het kasteel natuurlijk maar er is sprake van een hoeve en een molen. ' Thof ter Horst metten woenighen boven ende beneden ende metten moelen daer binnen gelegen.....' Er is pas sprake van een burcht als Almeric Boote het goed gekocht heeft van een kleinzoon van Jan van Thunen. Almeric mag als bouwheer van het kasteel beschouwd worden. In 1422 komt het kasteel voor het eerst in handen van de familie Pynnock, een vooraanstaande patriciërsfamilie uit Leuven en in 1482
8
koopt Lodewijk van Pynnock het kasteel. Hij wordt de meest opgemerkte figuur uit de geschiedenis van Horst. Lodewijk kiest tijdens de Brabantse omwenteling partij voor Maximiliaan van Oostenrijk. De inwoners van Leuven stellen dit niet op prijs en branden zijn huis in Leuven af. Tijdens die woelige jaren wordt ook het kasteel door brand verwoest. Met de hulp van een Duits leger wint Maximiliaan de oorlog en Pynnock wordt beloond voor zijn loyaal gedrag en hij mag het kasteel heropbouwen. Lodewijk Pynnock stond ook bekend als fuifnummer en hij komt in financiële problemen. In 1521 komt het kasteel in handen van de spaarzamer familie Van Busleyden (Mechelen) maar toch moeten ook zij het kasteel van de hand doen in het begin van de 17° eeuw. In 1650 erft Maria van den Tympel het kasteel en zij wordt de laatste kasteelvrouw. Zij is verantwoordelijk voor het aanbrengen van het stukwerk in de zalen. De volgende decennia wordt het kasteel meermaals vererfd maar de eigenaars tonen weinig belangstelling en het kasteel wordt verlaten. Als de dorst gelest is gaan we het kasteel ook echt bezoeken. Met een audiofoon in de hand stappen we gezwind naar de toegangspoort van het kasteel maar daar wacht een bewaker ons op. Natia steekt hem spontaan de kaartjes toe maar dat is niet zijn eerste bekommernis. We moeten eerst op de nummertjes gaan kijken die buiten het kasteel gelegen zijn.
9
Op de achtergrond zie je nog een gedeelte van het Wagenhuis, waarin na de recente restauratie het streekgasthof en de erfgoedwinkel, waar je de hagelandse kwaliteitswijn kan kopen, gehuisvest zijn alsook het bezoekerscentrum waar je de kaartjes voor het bezoek aan het kasteel koopt.
De audiofoon wil ons ook een wandeling rond het kasteel laten maken. Dat gaan we niet doen hoe mooi die wandeling ook mag zijn. We blijven hier niet slapen. We bekijken wel even het kasteel in zijn geheel en merken de 'speklagen' (witte horizontale stenen) op van het gebouw dat tegen de donjon staat.
Dan komen we terug aan de brug en de toegangspoort waar de vriendelijke bewaker ons binnen laat. Merk de gleuf voor het valhek op.
10
Eenmaal binnen kan je de Donjon bezoeken alsook de Ovidiuszaal, zo genaamd omdat er antieke scènes van de Latijnse dichter Ovidius zijn afgebeeld. Typisch voor oude kastelen is dat men steeds door een kamer heen moet om een volgende te bereiken. Gangen kwamen pas later in gebruik. Wel was er een diensttrap voor het personeel die naar de keuken leidde.
De klim naar de top van de Donjon was ongetwijfeld het spannendst. Men gebruikte zeer smalle en intramurale steektrappen.
Aan ons verblijf in Horst komt een einde, terug de fiets op en via Houwaert komen we in Rillaar waar we bij Bonpa en Bomma verslag uitbrengen over onze tocht. Dan gaat het naar onze gastenkamer bij Liliane en André in Messelbroek waar de gastentafel een copieuze maaltijd biedt.
11
We hebben 80 kilometer op de teller. De nachtrust is uitstekend in onze in Zweedse kleuren geschilderde kamer in een Ikea bed. Ik slaap een uurtje langer dan gewoonlijk dus is het bijna zes uur als ik een wandeling door de tuin maak en een tijdje de vliegtuigen gadesla die hun landing op zaventem voorbereiden. Zoveel mensen die zich voor hun dagtaak duizend of meer kilometers verplaatsen of toeristen die verleid werden door advertenties met prijsvoordeel van easyjet of een andere Ryan, dimanche à Orly is ver weg. Het volgende uur duik ik in het stripboekje dat ik gisteren in Horst gekocht heb van de Rode Ridder met als titel: 'De heren van Rode'. Een enigzins gefantazeerd verhaal dat zich afspeelt omstreeks het einde van de dertiende eeuw en waarin Amelryc Pynnock, de burchtheer van Horst de hoofrol speelt. Pynnock blijkt een hardvochtige heerser te zijn die in zijn jaloersheid zijn verse bruid Amaranda poogt contact met de plaatselijke bevolking te ontzeggen. Hij slaagt daar natuurlijk niet in en het verhaal eindigt met moord op een onschuldige kapelaan die stervend voorspelt dat Almerycs ziel geen rust zal kennen.....
12
Natia heeft mijn discreet lawaai gehoord en weldra is iedereen uit de veren. Een stevig ontbijt en het is tijd om afscheid te nemen van ons gastgezin, de rekening valt overigens erg mee. We passeren het geboortehuis van Nest Claes en enige tijd later zijn we in Averbode.
Averbode is een Norbertijnenabdij omdat de stichter van de orde der Prémontré in het Noord-Franse Prémontré Norbert heette. Het witte habijt verklaart de naam 'witheren'. De volgelingen worden ook Prémonstratenzers genoemd. Averbode was aanvankelijk een dubbelklooster waarin zowel mannen als vrouwen leefden. Sinds 1999 is er tegenover de abdijhoeve een ecologisch waterzuiveringssation met riet- en andere plantenbekkens operationeel. Met de bouw van de huidige abdijkerk werd begonnen in 1664. Van 1969 tot 1979 werd het gebouw grondig gerestaureerd. De kerk vormt een merkwaardige synthese van barok en gotiek, al is voor mij het gotische niet zo duidelijk maar volgens de website is dat te merken aan de rijzige, in de hoogte gerichte constructie. Helaas was het koorgedeelte afgesloten en konden wij het barokke 13
koorgestoelte niet aanschouwen. Dan maar terug op de fiets naar de volgende abdij met de verfrissende dorstlessende naam: Tongerlo Het zijn nogmaals Norbertijnen die de abdij van Tongerlo bevolken. Hier zien we er ook echt een die de deur opent voor een pelgrim met herdersstaf en wijde jas op weg naar Compostella.
Jaren geleden op een vrijdagavond deed ik inkopen in Turnhout in de GB. Een Engels echtpaar was druk doende Belgisch bier in te slaan en ze vroegen me of ik geen typisch streekbier kende. Corsendonck schoot me toen niet voor de geest maar wel Tongerlo. Is it good? vroegen ze. Of course dat dronken ze op de last supper! De reden waarom we in Tongerlo halt hielden was de copie van Leonardo Da Vinci's laatste avondmaal en dat ik tot vandaag nog nooit gezien had. Het werk is ondergebracht in een afzonderlijk gebouw, het Da Vinci museum. Het werk kan in de namiddag bezocht worden. Dan is er nog tijd om even in de kerk binnen te lopen en vermits we niet per fiets naar Compostella gaan 14
durven we geen beroep te doen op de gastvrijheid van de paters maar zoeken onze toevlucht in het Torenhof dat overspoeld wordt met een buslading Waalse toeristen nu Leterme en zijn alliantiegenoot nog geen versperringen hebben aangelegd. De ober vraagt of we eerst iets willen drinken en als hij de frisse glazen Tongerlo brengt, verontschuldigt hij zich omdat het wel even kan duren vooraleer we kunnen eten want er is onaangekondigd veel bezoek. We nemen kip met ananas en als toetje een Weense capuccino. Het wachten valt reuze mee en is dank zij een tweede Tongerlo zo voorbij. Dat de koffie echt Weens is merken we aan het gebak dat ermee gepaard gaat. De walen zijn hoorbaar ook tevreden, alleen aan een tafeltje met Nederlanders was enig gemopper te horen of ze toch niet vergeten waren. De rekening viel minder mee.
Ondertussen is het museum opengegaan. Aan de ingang staat een bord met verboden te fotograferen. Ik trek een wat treurig gezicht en mag van de suppoost toch foto's nemen maar zonder flits. Sedert 1545 is de abdij van Tongerlo in het bezit van deze kostbare en meest betrouwbare replica van het Laatste Avondmaal dat Leonardo da Vinci schilderde in de eetzaal van Santa Maria delle Grazie te Milaan. Het originele fresco heeft in de loop der tijden zoveel geleden waardoor het laatste avondmaal van Tongerlo waardevoller geworden is. 15
Natia vindt dat de apostel Joannes het gezicht van Maria Magdalena heeft, dus dat vergroten we even uit en we beluisteren een tweede maal de geluidsband maar ook deze keer krijgen we hiervan geen bevestiging.
Johannes of Maria Magdalena? We nemen afscheid van Tongerlo en zetten koers naar Geel. Het begint stilletjes te regenen maar we mogen niet klagen. In juli 2007 hebben we anderhalve dag gefietst zonder regen.
16
Als we in de nabijheid zijn van het bakkerijmuseum te Geel, krijgen we terug zicht in de verte op de molen van Bobbejaanland. Voor de foto geven we ditmaal de voorkeur aan een andere. Wat verder bereiken deze toeristen hun bestemming en wij de Ark Van Noë waar we onze opgewarmde klimaatsreis besluiten met een dame blanche.
17
Een beetje later zijn we weer in Turnhout. De Kilometerteller staat op 142. Ik weeg nog 68 kilo en 500 gram.
18