Bijlage I Overzicht van de prestatievelden binnen de Wmo en hun wettelijke basis. Daarbij een overzicht van het tijdpad waarin de verschillende onderdelen worden ingevoerd.
1
Bevorderen sociale samenhang en leefbaarheid
Welzijnswet
Wmo
Bestaande of nieuwe taak gemeenten Bestaand
2
Op preventie gerichte opvoedingsondersteuning
Welzijnswet
Wmo
Bestaand
3
Informatie, advies en cliëntondersteuning
Welzijnswet (deels)
Wmo
Bestaand en nieuw
Prestatieveld
4
5
Huidige wetgeving
Nà invoering Wmo
Gereed op 01-01-07
Proces is al gestart
Continu proces
a) Praktische regeling aansluitend bij de regelingen van Wvg welke ook adequaat zijn voor HV in natura en PGB. Per gemeente geregeld op 1-12007.
Ja
b) Gemeentelijke loket voor maatschappelijke ondersteuning als algemeen concept voor de 5 gemeenten.
Ja
c) Realisering van een lokaal Wmo-loket per gemeente als groeimodel naar de één-loket-gedachte vanuit een intensieve regionale samenwerking met als uitgangspunten een brede wwz-variant waarbij aanvraag wordt ingenomen en afgehandeld met een gezamenlijke opzet van een digitale sociale kaart en een uniforme digitale aanvraagprocedure voor Wmo-voorzieningen.
Nee
d) Cliëntondersteuning: WWZ-coördinatoren als specifieke vorm ervan: voorstel tot continuering afhankelijk van evaluatie en budgetten; specifiek aandachtspunt is de samenwerking met vrijwillige ouderenadviseurs
Ja
Ondersteunen van mantelzorgers, begeleiden naar respijtzorg en ondersteuning vrijwilligers:
Welzijnswet AWBZ
Wmo
Ja
b) Afstemming en samenwerking van werksoorten en afstemming budgetten.
Nee
Welzijnswet AWBZ Wvg
Wmo
Ja
Bestaand en nieuw
a) Voortzetting bestaande ondersteuningsafspraken voorzover budgetten voor steunpunt Mantelzorg en Praktische Thuishulp worden overgedragen.
Bevorderen deelname aan maatschappelijk verkeer en zelfstandig functioneren van specifieke doelgroep Wmo.
Gereed nà 01-01-07
Ja
Bestaand en nieuw
a) Overname lopende afspraken met de organisaties die deze taken uitvoeren voorzover budgetten (overgehevelde AWBZ-budgetten) dit toelaten. Voortzetting samenhangend welzijnsbeleid, dat door de welzijnsinstellingen en vrijwilligersorganisaties wordt uitgevoerd. b) Nieuwe kaders uitwerken m.b.t de nieuwe taken: - Invulling regeling diensten wonen met zorg - Invulling zorgvernieuwingsprojecten GGZ : Cosumer run projecten, - Invulling CVTM-regeling: Activerend huisbezoek, Oppasdienst, Alzheimercafé, Steunpunt Mantelzorg, praktische thuishulp
Ja
Nee Nee Nee
Ja Ja Ja
i
Prestatieveld
6
7
8
9
Verlenen van voorzieningen aan de specifieke doelgroep Wmo.
Huidige wetgeving
Nà invoering Wmo
Welzijnswet AWBZ Wvg
Wmo
Bestaande of nieuwe taak gemeenten Bestaand en nieuw
a) Overgangsregeling HV en voorzieningen gehandicapten (Wvg) overeenkomstig lopende afspraken voorzover budgetten dit toelaten. b) Nieuwe kaders: - Hoe richten we de indicatie bij individuele voorzieningen in - Hoe gaan we om met de keuzevrijheid van de klant rondom individuele voorzieningen in natura, financiële bijdrage en persoonsgebonden budget. - Voeren we een eigen bijdrage-systematiek in, en zo ja, welke. - Op welke wijze kopen we HV-zorg en Wvg-voorzieningen in. - Hoe gaan we cliëntparticipatie regelen. Bieden van maatschappelijke Welzijnswet Wmo Bestaand opvang en bestrijding huiselijk geweld. Middelen gaan naar de centrumgemeente Oss en voor vrouwenopvang naar Den Bosch. Beide gemeenten maken beleid in nauwe samenspraak met de regiogemeenten. Hiervoor bestaat een overlegstructuur Advies- en steunpunt huiselijk geweld en ouderenmishandeling gaat binnenkort van start.
Gereed op 01-01-07
Gereed nà 01-01-07
Ja Nee Nee
Ja Ja
Nee Nee Ja
Ja Ja
Staand beleid
Nieuw beleid is in gang gezet Bevorderen van openbare Welzijnswet Wmo Bestaand Staand geestelijke gezondheidszorg beleid Regionaal beleid op basis van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid. Er bestaat een convenant voor de regio Brabant Noordoost. Er is structureel overleg. Er zijn bemoeizorgteams voor de drie deelregio’s, dus ook voor het Land van Cuijk. Bevorderen van Welzijnswet Wmo Bestaand Staand verslavingsbeleid beleid Middelen gaan naar de centrumgemeente Oss, die beleid maakt in nauwe samenspraak met de regiogemeenten Er is een regionale overlegstructuur. Voorzieningenaanbod is regionaal verspreid;
25-4-2006
ii
Bijlage II
Huishoudelijke verzorging,Wvg en AWBZ-subsidieregelingen 1. Inleiding In deze bijlage zal de huidige situatie en het model worden toegelicht dat gebruikt zal worden tijdens de voorgestelde overgangsperiode, van invoeringsdatum Wmo t/m 31 december 2007. In paragraaf 2 wordt de verstrekking van Huishoudelijke Verzorging beschreven zoals dit momenteel onder de AWBZ geschiedt, en wordt beschreven hoe hierbij in het overgangsmodel zal worden aangesloten. Paragraaf 3 beschrijft de overgang van Wvg. Paragraaf 4 beschrijft tenslotte de AWBZ-subsidieregelingen die overkomen naar de gemeente. 2. Huishoudelijke verzorging vóór en na invoering van de Wmo 2.1 Huishoudelijke verzorging binnen de AWBZ Het huidige zorgstelsel in Nederland is complex. Er zijn verschillende compartimenten, verschillende sturingsregimes en de wereld van de zorg is bovendien sterk in beweging. Vanaf 01-01-2007 wordt de gehele huishoudelijke verzorging onderdeel van de Wmo. Vanaf die datum worden gemeenten verantwoordelijk voor de toewijzing en levering van huishoudelijke verzorging aan haar burgers. Om dit op een adequate manier te kunnen doen is inzicht in het huidige functioneren van de huishoudelijke verzorging binnen de AWBZ onontbeerlijk. In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen een beeld geschetst van de huishoudelijke verzorging binnen de AWBZ. Daarnaast treft u kerncijfers aan over deze huishoudelijke verzorging in de gemeenten in het Land van Cuijk. Wat is huishoudelijke verzorging? Het bieden van huishoudelijke verzorging in de AWBZ heeft als doel ‘het geheel of gedeeltelijk overnemen van activiteiten op het gebied van verzorging van het huishouden, met inbegrip van enige hulp bij de organisatie van het huishouden.’Huishoudelijke verzorging komt in beeld als disfunctioneren dreigt. De functie huishoudelijke verzorging is verbijzonderd naar activiteiten op de gebieden van: 1. huishoudelijke werkzaamheden, bijvoorbeeld stof afnemen, afwassen, ramen zemen, opruimen, sanitair schoonmaken, was of kleding opbergen, bed opmaken, verzorgen van planten en huisdieren en het bereiden van de maaltijd; 2. organisatie van de huishouding in verband met chronische ziekte of beperkingen; 3. het verzorgen en opvangen van jonge kinderen in verband met uitval van de primaire verzorger(s) en afwezigheid van informele zorg. Een beperkte mate van begeleiding kan deel uitmaken van huishoudelijke verzorging. Grondslag huishoudelijke verzorging De grondslag om in aanmerking te komen voor huishoudelijke verzorging is een somatische of psychogeriatrische aandoening of stoornis, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een psychiatrische stoornis of ernstig psychosociaal probleem, leidend tot disfunctioneren van de verzorging van het huishouden of van de leefeenheid waartoe de verzekerde behoort.
I
Onderscheid HV 1 en HV 2 Er is in het huidige systeem een onderscheid in Huishoudelijke Verzorging 1 (HV 1) en Huishoudelijke Verzorging 2 (HV 2). De verschillen zijn: • ingezette niveau van medewerkers – HV 1: alfahulpen – HV 2: thuiszorgmedewerkers • aard van de werkzaamheden – HV 1: alleen de echte huishoudelijke werkzaamheden – HV 2: ook organisatie van het huishouden en het verzorgen en opvangen van kinderen Bij HV 1 wordt verondersteld dat de cliënt in staat is tot zelfregie over de planning van de activiteiten en dat de cliënt bereid en in staat is de werkgeversrol te vervullen. Enkelvoudige en meervoudige huishoudelijke verzorging De functie huishoudelijke verzorging is onder te verdelen in enkelvoudige en meervoudige huishoudelijke verzorging. Enkelvoudige huishoudelijke verzorging is huishoudelijke verzorging die niet geïndiceerd is in combinatie met andere AWBZ-functies. Mensen met een indicatie voor enkelvoudige huishoudelijke verzorging hebben dus alléén een aanwijzing voor huishoudelijke verzorging. Wanneer mensen naast de indicatie voor huishoudelijke verzorging ook een indicatie hebben voor een andere AWBZ-functie – zoals persoonlijke verzorging, ondersteunende en activerende begeleiding – spreken we van meervoudige huishoudelijke verzorging. Tarifering huishoudelijke verzorging Het huidige maximumtarief voor huishoudelijke verzorging is dus afhankelijk van het soort huishoudelijke verzorging die men ontvangt. Voor ‘huishoudelijke verzorging 1’ geldt een door het College Tarieven Gezondheidszorg vastgesteld uurtarief van € 14,60 en voor ‘huishoudelijke verzorging 2’ is het tarief van € 24,30 van toepassing. 2.2 Thuiszorg In het Land van Cuijk is een grote organisatie voor thuiszorg actief, de stichting Thuiszorg Brabant Noordoost. Deze organisatie bedient nu meer dan 95% van de markt. Daarnaast zijn er enkele kleine organisaties werkzaam, maar met een beperkt bereik. De inzet van medewerkers van de thuiszorg is afhankelijk van de indicatie en de zorgvraag van de cliënt. Ten aanzien van het aspect van huishoudelijke verzorging wordt een onderscheid gemaakt tussen alfahulpen en thuishulp niveau A. Verschil alfahulp en medewerker HV Een medewerker HV is in dienst van de thuiszorg. Hij/zij besteedt naast de huishoudelijke taken ook aandacht aan de sociale omgeving. Hij/zij heeft een interne opleiding gevolgd waarin bijvoorbeeld aspecten centraal staan als bejegening, klantafspraken, bevorderen van zelfredzaamheid en het op een verantwoorde manier bieden van zorg. Alfahulpen zijn niet in dienst van de thuiszorgorganisatie maar sluiten als zelfstandig ondernemer een contract af met de cliënt. De cliënt betaalt dus de alfahulp. Dit heeft consequenties want als een alfahulp ziek is dan moet de cliënt zes weken het salaris doorbetalen, behoudens de eerste twee werkdagen. De cliënt ontvangt overigens een subsidie voor het betalen van het salaris van een alfahulp. Bovendien krijgt de cliënt in de eerste drie weken van de ziekte van de alfahulp geen vervangende hulp. Ook tijdens vakanties van de alfahulp is er geen vervanging. Alfahulpen worden door de thuiszorgorganisaties vaak ingezet daar waar sprake is van een stabiele gezinssituatie en er vaak sprake is van alleen huishoudelijke verzorging. Ondersteuning bieden bij de noodzakelijke opvang van kinderen wordt dan ook niet door alfahulpen gedaan.
II
Wanneer wordt een alfahulp ingezet en wanneer een medewerker HV? Door het indicatieorgaan CIZ wordt de functie Huishoudelijke Verzorging geïndiceerd. Vervolgens bepaalt de zorginstelling op basis van de situatie van de klant of er een alfahulp of thuishulp wordt ingezet. De volgende criteria worden hiervoor gebruikt door de zorgaanbieder: 1. de cliënt kan en wil de werkgeversrol vervullen door zelf te zorgen voor een goed verloop van de hulpverlening, de uitbetaling van het loon aan de alfahulp en het invullen van de werkstaten; 2. de cliënt kan 4 weken zonder hulp; 3. het gaat om HV-indicaties met maximaal twee kalenderdagen zorg per week. Een alfahulp mag wettelijk gezien niet meer dan twee dagen (maximaal 12 uur) bij een cliënt werken; 4. het gaat om indicaties die voor een langere periode zijn afgegeven (> 3 maanden) Alfahulpen worden ingezet bij indicaties voor huishoudelijke verzorging die voor langere tijd zijn afgegeven. Bij kortdurende indicaties zou de alfahulp elke paar maanden een andere werkgever krijgen. De afrekening door het Zorgkantoor vindt plaats op basis van de gerealiseerde uren HV 1 (alfahulp) en HV 2 (thuishulp A). 2.3 Indicatiestelling Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) is een onafhankelijke organisatie die beoordeelt of burgers in aanmerking komen voor AWBZ-zorg. Er zijn in Nederland verschillende regionale bureaus voor indicatiestelling voor de AWBZ. Het CIZ hanteert bij haar indicatiestelling de definitie volgens het Besluit zorgaanspraken (d.d. 01-11-2004) van huishoudelijke verzorging: Huishoudelijke verzorging omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem dat leidt of dreigt te leiden tot het disfunctioneren van de verzorging van het huishouden van de verzekerde dan wel van de leefeenheid waartoe de verzekerde behoort, te verlenen door een instelling. In de definitie wordt gesproken over ‘de verzekerde’. Dat heeft te maken met het verzekeringskarakter van de AWBZ. De AWBZ biedt dus ‘rechten’. Na overheveling naar de Wmo vervalt dat karakter. Verder wordt gesproken over ‘een instelling’. Dat heeft te maken met de systematiek dat de uitvoering van AWBZ-functies moet gebeuren door erkende instellingen, tenzij sprake is van een persoonsgebonden budget. De definitie benoemt ook het argument waarom iemand de ondersteuning kan krijgen. Aanvraag bij het CIZ Op het moment dat burgers een zorgvraag hebben en professionele zorg willen ontvangen kunnen ze contact opnemen met het regiobureau van het CIZ. Het CIZ bekijkt samen met de zorgvrager de gezondheidssituatie en de leef- en woonomgeving. Deze indicatiestelling doet zij in drie stappen: de aanvraag, het onderzoek en het indicatiebesluit. De aanvraag waarbij de situatie direct helder is kan soms telefonisch worden afgehandeld. Bij meer complexe vragen wordt aan de hand van een aanvraagformulier de zorgvraag in kaart gebracht. Professionals als een huisarts, verpleegkundige of ziekenhuis kunnen daarbij indien noodzakelijk behulpzaam zijn. Soms is een persoonlijk gesprek wenselijk. In april 2005 is het protocol Gebruikelijke zorg in werking getreden. De status van dit protocol is dat de indicatiestellers van het CIZ de richtlijnen dienen te gebruiken bij de vaststelling van omvang van de aanspraak op AWBZ-zorg en de zorg die men van elkaar mag verwachten binnen het eigen gezin of huishouden. De AWBZ-zorg komt dus pas in beeld op het moment dat binnen het gezin of eigen huishouden de noodzakelijke zorg niet op een verantwoorde manier geboden kan worden. Het bepalen van aard en omvang van gebruikelijke zorg in relatie tot een eventuele aanspraak op zorg vanwege de AWBZ heeft alleen betrekking op de functies Huishoudelijke Verzorging, Persoonlijke Verzorging en Ondersteunende Begeleiding.
III
Onderscheid gebruikelijke zorg en mantelzorg Het ministerie van VWS hanteert de term ‘Gebruikelijke zorg’ als het gaat om gangbare activiteiten op basis van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van verwanten, c.q. huisgenoten, voor elkaar. De gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar speelt zich af binnen de leefeenheid die een gemeenschappelijk huishouden voert. Mantelzorg is de extra zorg – meer dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is – die mensen vrijwillig en onbetaald verlenen aan personen in hun familie, huishouden of sociale netwerk met vrij ernstig fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen. Mantelzorg is dus zorg die de “gebruikelijke zorg” overstijgt. Keuze tussen PGB en zorg in natura Op het moment dat een cliënt een indicatietraject heeft doorlopen heeft hij de mogelijkheid om bij een groot aantal AWBZ-functies te kiezen voor zorg in natura of een persoonsgebonden budget (PGB). Zorg in natura houdt in dat men zorg ontvangt van de reguliere zorginstellingen. Via een persoonsgebonden budget kan men zelf bepalen op welke wijze men de zorg wil organiseren. Men krijgt een vastgesteld geldbedrag om de zorg naar eigen inzicht in te kopen. Het is echter ook mogelijk om een gedeelte van de zorg in te kopen via een PGB en een ander gedeelte in natura te ontvangen. Zo kan men bijvoorbeeld dagbesteding krijgen in natura via een zorgaanbieder en huishoudelijke verzorging via een PGB. Zorg in natura Indien een cliënt kiest voor zorg in natura dan ontvangt deze cliënt zorg die wordt geleverd door een zorgaanbieder, bijvoorbeeld een thuiszorgorganisatie. Deze zorgaanbieder regelt dat er een zorgverlener aanwezig is en regelt de administratie rondom de zorgverlening. De cliënt krijgt de zorg, zonder kosten (behalve de in rekening gebrachte eigen bijdrage), in natura geleverd. Afspraken worden gemaakt over de manier waarop de zorg wordt verleend. De cliënt kiest zelf zijn zorgaanbieder. Meestal wordt dat bij de indicatiestelling al gevraagd. Het CIZ stuurt dan het indicatiebesluit ook naar de zorgaanbieder die de cliënt prefereert. Indien er bij de desbetreffende zorgaanbieder een wachtlijst bestaat dan zal het Zorgkantoor ervoor moeten zorgen dat er zo lang een goed alternatief wordt geboden. Het voordeel voor cliënten bij de keuze voor zorg in natura is dat zij nauwelijks met administratieve handelingen te maken krijgen. De cliënten krijgen ook steeds minder met wisselende personeelsleden te maken en de tijden waarop de zorg geleverd wordt vindt in toenemende mate plaats na overleg met de cliënt. Persoonsgebonden budget (PGB) Wanneer een cliënt zelf de zorgverlening wil organiseren is een PGB een uitstekend instrument. Een cliënt kiest vaak voor een PGB omdat hij of zij iemand in de directe omgeving kent die de zorg kan leveren. Of omdat men zelf de dagen en tijden wil afspreken waarop de zorgverlener komt. Veel mensen met een PGB waarderen bovendien dat ze met een vaste zorgverlener werken die ze zelf kiezen. Vaak is dit een bekende, zoals een buurvrouw of kennis, maar men kan ook een zorgaanbieder inhuren. Kiezen voor een PGB betekent ook dat cliënten een aantal verantwoordelijkheden hebben. Zo zal men zelf op zoek moeten gaan naar hulpverleners, zelf afspraken moeten maken met hulpverleners en overeenkomsten sluiten, zelf de hulpverleners uitbetalen en de financiële administratie bijhouden. Naast het gegeven dat men zorgvrager is, is men dus ook opdrachtgever of werkgever.
IV
Beheer van een PGB Wanneer iemand een PGB wil maar niet in staat is om zelf een PGB te beheren dan kan er: • een vertrouwenspersoon worden ingeschakeld of, • een organisatie (voor cliëntondersteuning) in de arm worden genomen of, • een particulier bureau ingeschakeld worden. Het merendeel van de budgethouders (circa 90%) beheert het budget echter zelf. Verder wordt ook ondersteuning geboden door de Sociale Verzekeringsbank op het gebied van salarisadministratie, arbeidsrecht en belastingrecht. Een persoon die beschikt over een PGB heeft een aantal vrijheidsgraden ten aanzien van de besteding. Als men bijvoorbeeld een PGB heeft voor huishoudelijke verzorging mag men deze middelen ook besteden voor de functie ‘ondersteunende begeleiding’. Het is eveneens toegestaan om middelen in te zetten voor het vergoeden van bemiddelingskosten. Men mag geen therapieën of permanent verblijf in een instelling financieren met een PGB. De hoogte van een PGB wordt vastgesteld op basis van de indicatie door het CIZ. Ten aanzien van de functie huishoudelijke verzorging gelden de onderstaande tarieven in 2005. Indicatie aantal uren HV per week e 1 klasse 0 – 1,9 e 2 klasse 2 – 3,9 uur e 3 klasse 4 – 6,9 e 4 klasse 7 – 9,9 e 5 klasse 10 – 12,9 e 6 klasse 13 – 15,9 e 7 klasse € 242,05 + aantal uren X
Bruto PGB per jaar (2005) € 870,-€ 2611,-€ 4788,-€ 7399,-€ 10.011,-€ 12.621,-€ 16.68,--
Uitleg bij tabel: indien men geïndiceerd wordt voor een jaar voor minder dan twee uur per week aan huishoudelijke verzorging dan staat daar een PGB-bedrag van € 870,- tegenover. Klasse zeven is bestemd voor mensen die meer dan 16 uur per week op jaarbasis huishoudelijke verzorging nodig hebben. De hierboven beschreven bedragen zijn bruto. Cliënten krijgen dit budget niet altijd volledig in handen. In een aantal gevallen dient men eerst een eigen bijdrage te betalen. De hoogte van die eigen bijdrage is afhankelijk van de leeftijd (alleen personen van 18 jaar en ouder betalen een eigen bijdrage), van de soort zorg die men krijgt (er geldt geen eigen bijdrage voor tijdelijk verblijf), van de hoeveelheid zorg, hulp en begeleiding die men krijgt en van het inkomen. Er is een plafond ingebouwd voor een maximum eigen bijdrage. Dit plafond is afhankelijk van het inkomen en de gezinssituatie. Voordelen PGB vanuit cliëntenperspectief Meer zorg op maat mogelijk omdat hulp verleend kan worden in nauwe afstemming met degene die de gebruikelijke zorg en/of mantelzorg verleent; De vrijheid om zelf te bepalen wie, wanneer en hoe, hulp verleent; Binnen de huidige afspraken kan flexibel met de zorg worden omgegaan omdat het budget aan alle zorgtaken mag worden besteed, onafhankelijk waarvoor geïndiceerd is; Met een PGB is ook kortdurend hulp mogelijk op een ander adres dan het woonadres. Nadelen PGB vanuit cliëntenperspectief Een cliënt moet zelf hulp werven en organiseren (ook bij ziekte of vakantie); Er moet een urenadministratie worden bij gehouden en verantwoording worden afgelegd; Een PGB-houder is altijd opdrachtgever en soms ook werkgever. Dit is het geval indien de zorgverlener meer dan twee dagen per week voor de PGB-houder werkzaam is ongeacht het aantal uren;
V
Financieel risico: wanneer men zich de gevolgen niet realiseert van wijzigingen in inkomen of omstandigheden die leiden tot indicering voor minder zorg, kan men achteraf voor (nare) verrassingen komen te staan.
2.4 Eigen bijdrage De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen van de cliënt (en van zijn partner). De eigen bijdrage wordt vastgesteld door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Zij sturen de rekening voor de eigen bijdrage naar de cliënt toe. Men betaalt nooit meer dan de maximale periodebijdrage. Dat is een maximumbedrag dat de cliënt per vier weken betaalt. De maximale periodebijdrage is nooit lager dan € 16,20 (drempelbedrag) of hoger dan €536,80 (maximumbedrag) per vier weken. Cliënten kunnen in bepaalde situaties hun eigen bijdrage terugvorderen. De overheid heeft namelijk regelingen getroffen om mensen met een laag inkomen of hoge zorgkosten tegemoet te komen. Enkele mogelijkheden zijn een aanvraag in te dienen voor bijzondere bijstand bij de gemeente of geld terug te vragen bij de belastingdienst. Vrijstelling van de eigen bijdrage Er zijn twee gronden op basis waarvan een cliënt in aanmerking komt voor vrijstelling van het betalen van een eigen bijdrage: 1. Indien één van de beide partners binnen een huishouden een eigen bijdrage betaalt voor intramurale AWBZ zorg; 2. Cliënten onder de 18 jaar hoeven eveneens geen eigen bijdrage te betalen. 2.5 Kengetallen HV Land van Cuijk Boxmeer 2004 Product Alfahulp Huishoudelijke verzorging overig Subtotaal Eigen bijdrage Pgb houders Totale uitgaven HV Bron: kernrapport Wmo
Cuijk 2004 Product Alfahulp Huishoudelijke verzorging overig Subtotaal Eigen bijdrage Pgb houders Totale uitgaven HV Bron: kernrapport Wmo
Aantal personen
567
Aantal zorguren x1000 26,2 26,8 53
157
Aantal personen
463 130
Aantal zorguren x1000 22,4 22,6 45
Kosten x €1000,370 703,7 1073,7 -/- 213,5 318,3 1178,5
Kosten x €1000,315,7 594,6 910,3 -/- 159,5 271,8 1022,6
VI
Grave 2004 Product
Aantal personen
Alfahulp Huishoudelijke verzorging overig Subtotaal Eigen bijdrage Pgb houders Totale uitgaven HV Bron: kernrapport Wmo
234
Aantal personen
Alfahulp Huishoudelijke verzorging overig Subtotaal Eigen bijdrage Pgb houders Totale uitgaven HV Bron: kernrapport Wmo
Land van Cuijk 2004 Product Alfahulp Huishoudelijke verzorging overig Subtotaal Eigen bijdrage Pgb houders Totale uitgaven HV
Kosten x €1000,93,4 388,3
21,4
481,7 -/- 88,8 150,4 543,3
Aantal zorguren x1000 9,5 12,3
Kosten x €1000,134,4 322,3
21,8
456,7 -/- 73,7 207,2 590,3
Aantal zorguren x1000 13,2 14,8
Kosten x €1000,185,9 388,2
27,9
574,1 -/- 94,0 162,6 642,7
Aantal zorguren x1000 77,9 91,3
Kosten x €1000,1099,4 2397,1
169,2
3496,5 -/- 629,5 1110,3 3977,4
71
Mill en St. Hubert 2004 Product Aantal personen Alfahulp Huishoudelijke verzorging overig Subtotaal 222 Eigen bijdrage Pgb houders 114 Totale uitgaven HV Bron: kernrapport Wmo St. Anthonis 2004 Product
Aantal zorguren x1000 6,6 14,8
240 69
Aantal personen
1726 541
VII
2.6 HV in het overgangsmodel In het overgangsmodel is de inrichting van de uitvoerig van Huishoudelijke Verzorging een verantwoordelijkheid van de uitvoeringsorganisatie, bijvoorbeel het Zorgkantoor. Voor de inrichting van de aanmelding en indicatiestelling van Huishoudelijke Verzorging wordt aangesloten bij huidige werkwijze binnen de AWBZ. Dit betekent dat de aanmelding door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt georganiseerd en de inning van eigen bijdragen door het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK). De uitvoeringsorganisatie sluit eveneens contracten met de zorgleveranciers. Definitie Huishoudelijke Verzorging In de Wmo wordt onder Huishoudelijke Verzorging verstaan: Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel een leefeenheid waartoe een persoon behoort. Huishoudelijke Verzorging wordt verleend aan ‘personen die daarop uit het oogpunt van deelname aan het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs zijn aangewezen’. Compensatiebeginsel Het compensatiebeginsel legt aan gemeenten de algemene verplichting op om beperkingen in de zelfredzaamheid op het gebied van het voeren van een huishouden, het zich verplaatsen in en om de woning en om zich lokaal per vervoermiddel te verplaatsen, weg te nemen. Onder zelfredzaamheid wordt in dit verband verstaan het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken. Onder normale deelname aan het maatschappelijke verkeer wordt in ieder geval verstaan het kunnen voeren van een huishouden; het normale gebruik van een woning; het zich in en om de woning kunnen verplaatsen; het zich zodanig kunnen verplaatsen dat aansluiting kan worden gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoerssystemen; het kunnen ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier te kunnen deelnemen aan het lokale sociaal-maatschappelijk leven. Voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk biedt een in de zorg gebruikelijke classificatie, de zogenaamde International Classification of Functioning Disability and Health (ICF), een uniform begrippenkader dat als grondslag kan dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen. Gemeenten kunnen bij het invullen van de compensatieplicht rekening houden met de aanwezige capaciteit van de burger om zelf zijn beperkingen te compenseren. In een verordening worden de regels vastgelegd onder meer over de door de college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen. Door het vastleggen van regels in verordeningen kunnen betrokkenen op eenvoudige wijze zien waarop ze aanspraak kunnen maken als het gaat om individuele voorzieningen. Om te voorkomen dat het collectief vervoer gevaar loopt door artikel 6 Wmo kunnen efficiencyoverwegingen onder “overwegende bezwaren” vallen voor mensen die met het collectieve vervoer kunnen, aldus de Memorie van antwoord van de regering aan de Eerste Kamer. Nieuwe taak van de uitvoeringsorganisatie in het overgangsmodel De gemeente sluit een contract met de uitvoeringsorganisatie voor de gehele uitvoering en regie van de Huishoudelijke Verzorging. In dit contract zal hiervoor een mandaatregeling worden getroffen. De uitvoeringsorganisatie maakt contractafspraken met het CIZ over de inrichting en de uitvoering van de aanmelding en indicatiestelling, en met het CAK over de inning van eigen bijdragen. Daarnaast sluit deze contracten met de zorgleveranciers. Het CIZ, het CAK en de zorgleveranciers leggen verantwoording af aan de uitvoeringsorganisatie. Deze legt vervolgens verantwoording af aan de gemeente. Het CIZ werkt samen met de zorgleveranciers. Deze kunnen de aanmelding van de klant aannemen en indienen bij het CIZ. Hierbij wordt gebruik gemaakt van Standaard Indicatie Protocollen (SIP’s) en beslisbomen.
VIII
Het CIZ biedt ook de mogelijkheid om de aanmelding via lokale loketten te laten lopen. Hierover moeten aparte afspraken worden gemaakt tussen de gemeente en de uitvoeringsorganisatie. Deze verwerkt deze afspraken vervolgens in de overeenkomst met het CIZ. Het CIZ zorgt dan dat de loketten gebruik kunnen maken van de SIP’s en beslisbomen door het ter beschikking stellen van de benodigde applicatie. Rol van de gemeente in het overgangsmodel De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen en vaststellen van het Wmo-beleid. Voor de indicatiestelling moeten protocollen worden vastgesteld teneinde tot een transparante, objectiveerbare en daardoor toetsbare toegangsbewaking te komen. Het CIZ heeft een aantal protocollen ontwikkeld op het gebied van Huishoudelijke Verzorging en op het gebied van ‘Gebruikelijke Zorg’. In het overgangsmodel’ ligt het voor de hand dat de gemeenten deze (landelijke) protocollen overnemen. De gemeenten kunnen afspraken maken met de uitvoeringorganisatie over het organiseren van toetsingsmomenten, zoals interne en externe audits. De audits kunnen door de uitvoeringsorganisatie, een onafhankelijke derde of het CIZ worden uitgevoerd. De uitvoeringsorganisatie maakt met het CIZ afspraken over eventuele verbeteringen naar aanleiding van de audits. Ook hier geldt dat de gemeenten eindverantwoordelijk blijven. Daarnaast zullen de gemeenten zelf zorgdragen voor een goede regeling inzake bezwaar en beroep en de afhandeling daarvan in de praktijk. Eigen Bijdrage Gemeenten kunnen, binnen de gestelde Rijkskaders, zelf bepalen of zij een eigen bijdrage willen vragen aan burgers voor de diensten en voorzieningen die zij gaan leveren overeenkomstig het Wmo-beleid. Personen die reeds Huishoudelijke Verzorging afnamen via de AWBZ, zijn bekend met het betalen van een eigen bijdrage. Belangrijk om te constateren is dat het Rijk macro-economisch uitgaat van eigen bijdragen als financiering van de huishoudelijke verzorging, ook als deze over is gegaan van de AWBZ naar de Wmo. In het overgangsmodel wordt dan ook voorgesteld om eigen bijdragen te blijven heffen indien Huishoudelijke Verzorging wordt geleverd. Onder de Wmo zal de eigen bijdrageregeling echter wijzigen. De gemeentelijke vrijheid wordt zoals gezegd beperkt door uitgangspunten die het Rijk nog nader zal formuleren en in de wet dan wel een AMvB zal vastleggen. Persoongebonden budget en financiële tegemoetkoming Naast het verlenen van Huishoudelijke Verzorging in natura, zal deze voorziening ook als financiële tegemoetkoming of als Persoongebonden Budget worden geleverd. Momenteel kennen we reeds PGB’s binnen de Huishoudelijke Verzorging in de AWBZ. Een financiële tegemoetkoming (ook wel ‘forfaitair bedrag’ genoemd) houdt in dat iemand met een indicatie voor een individuele verstrekking in het kader van de Wmo een geldbedrag krijgt als tegemoetkoming in de kosten die gemaakt worden om die verstrekking aan te schaffen of de hulp te organiseren. Hij is vrij om zelf een aanbieder of leverancier te kiezen en afspraken te maken over invulling van de zorg of voorzieningen. Verantwoording achteraf is niet aan de orde, zoals dit wél bij het PGB dient te geschieden. Een financiële tegemoetkoming ligt in het verlengde van een PGB. De mogelijkheden voor eigen regie en verantwoordelijkheid zijn hetzelfde of zelfs nog groter, omdat de uitgaven vanuit de financiële tegemoetkoming niet verantwoord hoeven te worden. De burger kan de financiële tegemoetkoming dus maximaal flexibel inzetten.
IX
Nadelen zijn er ook, zowel voor de gemeente als voor de burger. Voornaamste bezwaar vanuit de gemeente, is dat men geen enkel zicht heeft op de besteding van de financiële tegemoetkoming en dus geen beleid kan baseren op het gebruik ervan. Voornaamste bezwaar voor de burger is dat een financiële tegemoetkoming – de naam zegt het al – over het algemeen niet de volledige kosten van de betreffende voorziening dekt. Het gaat immers om een tegemoetkoming in de kosten, en niet om een verstrekking die de kosten (eventueel na aftrek van een eigen bijdrage) volledig dekt. Een PGB heeft die zekerheid wel. In een combinatiemodel (met de mogelijkheid om te kiezen voor een verstrekking in natura) is het daarom alleen zinvol om een financiële tegemoetkoming aan te bieden in plaats van een PGB, als vast staat dat de tegemoetkoming de kosten van de verstrekking volledig dekt. Immers, in een combinatiemodel zal de verstrekking in natura zo veel mogelijk gelijkwaardig moeten zijn aan het alternatief, een PGB of een financiële tegemoetkoming. Onduidelijk is vooralsnog hoe Huishoudelijke Verzorging in de vorm van een financiële tegemoetkoming verstrekt zal moeten worden. Ook landelijk wordt hierover discussie gevoerd. In de besluitvorming over de implementatie van het voorgesteld overgangsmodel zal worden teruggekomen op verschillende wijzen van verstrekking van Huishoudelijke Verzorging. Overzicht overgangsregeling Huishoudelijke verzorging in de Wmo Soort klant Uitleg artikel 41 Wmo Bestaand Oude rechten en plichten m.b.t. HV lopen door gedurende de looptijd van het AWBZ-indicatiebesluit, doch ten hoogste tot 1 jaar ná inwerkingtreding van de Wmo; (art. 41 lid 3 Wmo) Burgemeester en Wethouders treden in plaats van de zorgverzekeraar van de betrokkene; (art. 41 lid 3 Wmo) Betrokkene is een eigen bijdrage verschuldigd aan B&W. (art. 41 lid 3 Wmo) Nieuw Regelgeving die gold vóór inwerkingtreding van de Wmo blijft van toepassing op nieuwe aanvragen tot 3 maanden nadat de gemeenteraad de verordening ‘individuele voorzieningen Wmo’ heeft vastgesteld, doch uiterlijk tot 1 jaar na inwerkingtreding van de Wmo; (art. 41 lid 4 Wmo) Burgemeester en Wethouders treden op als indicerend orgaan als bedoeld in art. 9 AWBZ. (art. 41 lid 4 Wmo) Bezwaar en beroep De AWBZ-regelgeving m.b.t. HV, zoals deze gold vóór inwerkingtreding van de Wmo, blijft van toepassing op gerechtelijke procedures m.b.t. HV. (art. 41 lid 6 Wmo)
X
3 de Wvg en het overgangsmodel De Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) wordt reeds sinds 1994 door de gemeenten uitgevoerd. Op grond van de Wvg hebben gemeenten de plicht zorg te dragen voor de verlening van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen aan mensen met een handicap. De verlening van deze voorzieningen dient verantwoord te zijn. Onder verantwoorde voorzieningen wordt verstaan: voorzieningen die doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden verleend. De gemeente mag bij het verstrekken van een voorziening het uitgangspunt “goedkoopst adequaat” hanteren. Verder zullen de voorzieningen gericht moeten zijn op de vergroting van de mogelijkheden van de gehandicapte tot maatschappelijke integratie. De gemeentelijke zorgplicht in het kader van de Wvg is erop gericht waar mogelijk de zelfstandige woon- en leefsituatie van gehandicapten te waarborgen. Hoe gemeenten concreet aan hun zorgplicht moeten voldoen is niet in de wet geregeld. Gemeenten hebben bij de uitvoering van de Wvg derhalve een zeer grote beleidsvrijheid. Gevolg is dat het Wvg-beleid per gemeente behoorlijk kan verschillen. De rechter toetst in individuele gevallen of een gemeente heeft voldaan aan haar zorgplicht. Gedurende het overgangsmodel zullen de regels die golden op basis van de Wvg van kracht blijven. De Wvg-verordening en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten worden integraal overgenomen in de op te stellen ‘Verordening individuele voorzieningen Wmo’. Eerder is aangegeven dat er in de Wmo een structurele compensatieplicht wordt opgenomen voor gemeenten. Het ziet er dan naar uit dat gemeenten, onder deze compensatieplicht, (minimaal) dezelfde voorzieningen moeten blijven bieden als momenteel onder de Wvg vallen (dus woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen (waaronder scootmobielen) en rolstoelen. Daarnaast dienen de voorzieningen, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan, op 3 verschillende manieren verstrekt te worden: in natura; in de vorm van een PGB of als financiële tegemoetkoming. Rolstoelen en scootmobielen worden momenteel enkel in natura verstrekt (via bruikleenconstructie). Diverse andere voorzieningen die onder de Wvg vallen worden reeds in de vorm van een financiële tegemoetkoming verstrekt (o.a. sportrolstoelen en individuele vervoersvergoedingen). Met het PGB is binnen onze gemeenten niet geëxperimenteerd. In de besluitvorming over de implementatie van het voorgesteld overgangsmodel zal worden uitgewerkt hoe wordt omgegaan met het verstrekken van voorzieningen in de vorm van een PGB en als financiële tegemoetkoming. Een tweetal bijzondere regelingen die van toepassing zijn op Wvgvoorzieningen gaan eveneens over naar de Wmo. Deze regelingen worden momenteel al door de gemeente uitgevoerd. Het betreft de volgende twee regelingen: 1 • Het Besluit Bijdrage AWBZ-gemeenten (BBAG): Het gaat bij de BBAG om extra middelen voor gemeenten met AWBZ-instellingen, vanwege het extra beroep van de bewoners van deze instellingen op Wvg-voorzieningen en rolstoelen. Subsidiering via het Rijk geschiedt op basis van het aantal AWBZ-bewoners binnen de gemeentegrens waarbij de gemeente een forfaitair bedrag krijgt per inwoner in een intramurale AWBZ-instelling (o.a. verpleeg- en verzorgingshuizen). 2 • Regeling verantwoording kosten Wvg-woonvoorzieningen (dure woningaanpassingen): Indien de gemeente Wvg-woningaanpassingen realiseert die hoger uitvallen dan 20.420 euro, dan worden deze door het Rijk gesubsidieerd. ± 10.000 euro per dure woningaanpassing blijft voor rekening van de gemeente, het meerdere wordt gesubsidieerd. Afrekening geschiedt jaarlijks op declaratiebasis. In de Wmo zullen deze middelen op basis van objectieve criteria naar de gemeente toekomen. Onduidelijk is vooralsnog hoe deze verdeelsleutel voor het Land van Cuijk zal uitpakken.
XI
Overzicht Overgangsregeling Wvg naar Wmo Soort klant Uitleg artikel 40 Wmo Bestaande klanten Oude rechten en plichten m.b.t. Wvg-voorzieningen lopen door gedurende de looptijd van de beschikking, doch ten hoogste tot 1 jaar ná inwerkingtreding van de Wmo. Wvg blijft van toepassing bij Nieuwe klanten - ingeval de nieuwe aanvragen tot 3 aangevraagde voorziening maanden nadat de verplicht tot de gemeentelijke verordening ‘individuele zorgplicht wordt gerekend Indien, ná inwerkingtreding voorzieningen Wmo’ door de van de Wmo, met toepassing gemeenteraad is vastgesteld, van de Wvg bij beschikking doch uiterlijk tot 1 jaar ná een voorziening is verleend, inwerkingtreding van de Wmo gelden de rechten en plichten (art. 40 lid 1 onder d Wmo) die hieruit voortvloeien Wvg blijft van toepassing bij Nieuwe klanten - ingeval de gedurende de looptijd van de aangevraagde voorziening niet nieuwe aanvragen tot 3 beschikking, doch uiterlijk tot 1 tot de gemeentelijke zorgplicht maanden nadat het jaar ná inwerkingtreding van vierjarenplan Wmo door de wordt gerekend de Wmo. (art. 40 lid 2 Wmo) gemeenteraad is vastgesteld, doch uiterlijk tot 1 jaar ná inwerkingtreding van de Wmo (art. 40 lid 1 onder d Wmo) Bezwaar en beroep De Wvg-regelgeving, zoals deze gold voor intrekking van de Wvg blijft van toepassing op gerechtelijke procedures tegen Wvg-besluiten. (art. 40 lid 3 Wmo) 4. het overgangsmodel en de AWBZ-subsidieregelingen Met de komst van de Wmo gaat ook een aantal subsidieregelingen over vanuit de AWBZ. Het gaat zoals gezegd om de volgende subsidieregelingen: 1. • Diensten bij wonen met zorg 2. • Initiatieven openbare geestelijke gezondheidszorg 3. • Zorgvernieuwingsprojecten geestelijke gezondheidszorg 4. • Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg 5. • Aanpassingen in bestaande ADL-clusters De uitvoering van deze regelingen ligt nu nog bij het Zorgkantoor. De middelen die omgaan in bovengenoemde subsidieregelingen worden met de komst van de Wmo overgedragen aan gemeenten, aangezien de activiteiten die onder deze regelingen vallen, passen binnen de negen prestatievelden van de Wmo. De overheveling van de financiële middelen impliceert geen formele verplichting voor de gemeente om bepaalde taken uit te voeren aangezien er geen wettelijke zorgplicht op rust. Ook hoeven reeds aangegane verplichtingen in het kader van deze regelingen niet overgenomen dan wel gecontinueerd te worden. Aangezien de beleidsterreinen van de subsidieregelingen wél onder de prestatievelden vallen, is de gemeente wel verantwoordelijk voor het beleid op deze terreinen. Deze onderwerpen dienen dus wel in het Wmo-beleidsplan aan de orde te worden gesteld. Voor de overheveling van de CVTM-regeling naar de Wmo wordt een zorgvuldig overgangstraject in acht genomen. Dat traject voorziet er in dat geld in 2007 voor 100% wordt toebedeeld aan de gemeenten waar instellingen zijn gevestigd. In 3 of 4 jaar daarna wordt geleidelijk toegewerkt naar een systeem waarbij het geld op objectieve wijze over alle gemeenten wordt verdeeld. Zo staat te lezen in de antwoorden van de regering op vragen van de Eerste Kamer (Memorie van antwoord). Of een soortgelijke regeling er ook komt voor de regeling Diensten bij wonen met zorg en Zorgvernieuwingsgelden GGZ blijft onduidelijk. Gemeenten zullen in ieder geval een directe subsidierelatie aangaan met de subsidie-ontvangende organisaties en instellingen.
XII
4.1 Subsidieregeling 'Diensten bij wonen met zorg' Doel: Het bevorderen van een dienstenstructuur waardoor bestaande of geplande intramurale plaatsen kunnen worden omgezet naar zelfstandig wonen met zorg en dienstverlening; Mogelijk maken dat personen met een indicatie voor verblijf met zorg, ondanks relatief ernstige beperkingen, in staat zijn langer zelfstandig te blijven wonen. Uitvoerder: Zorgkantoor Inhoud: Binnen deze subsidieregeling worden in de gemeenten Land van Cuijk met uitzondering van Grave de WWZ-coördinatoren gesubsidieerd. De WWZ-coördinatoren bieden integrale ondersteuning op de gebieden wonen, welzijn en zorg. Ze onderzoeken samen met de cliënt welke behoeften er zijn op deze gebieden en leggen dit vast in een WWZ-plan. Welzijn en zorg vragen vaak de meeste ondersteuning. Behoeften op het gebied van welzijn en zorg zijn vaak door de cliënt minder makkelijk concreet te maken (in vergelijking met wonen). Het eerste contact ontstaat vaak vanuit een vraag op een van de terreinen. Door de integrale benadering van de WWZ-coördinator, blijkt later dat er vaak ook behoeften/ vragen op andere terreinen liggen. Het gaat vaak om ondersteuning in het ouder worden, verlies van partner, eenzaamheid en mobiliteitsproblematiek, waardoor sociaal contact minder wordt. Doelgroep: De doelgroep wordt gevormd door ouderen, die beschikken over een verblijfsindicatie voor de AWBZ maar zelfstandig of begeleid wonen (in de maatschappelijke opvang). Zij hebben echter wel ondersteunende diensten nodig om zelfstandig te kunnen blijven wonen. Feiten en cijfers: Landelijk gezien zijn er weinig historische gegevens over de regeling 'Diensten bij wonen met zorg' beschikbaar. In de huidige vorm bestaat de regeling sinds 2004. Uit die kerncijfers blijkt dat in 2004 niet het totale beschikbare budget gebruikt is, maar iets meer dan de helft (55%). Wel valt op dat er grote verschillen zijn tussen de regio's. Het gebruik van het budget varieert van 0% tot 104%. De meeste projecten blijken zich te richten op ouderen en dan met name op het langer zelfstandig kunnen laten wonen van ouderen. Slechts 10% van de projecten richt zich op het omzetten van intramurale plaatsen naar zelfstandig wonen met zorg. In 2005 is de subsidieregeling uitgebreid met diensten bij wonen met zorg voor mensen met een verblijfsindicatie die niet zelfstandig maar begeleid wonen, bijvoorbeeld in een instelling voor maatschappelijke opvang. Hiervoor is landelijk een budget van € 12 miljoen toegevoegd. Voor 2005 is landelijk in totaal een budget van € 61,8 miljoen beschikbaar. Hiervan is landelijk € 5 miljoen gereserveerd voor projecten die aangewezen kunnen worden door het ministerie van VWS. Op dit moment wordt dit bedrag gebruikt voor experimentele projecten. Over de overgang van dit bedrag moet nog een besluit genomen worden. De huidige middelen zijn over de zorgkantoren verdeeld op basis van het aantal 75-plussers in de regio.
XIII
In de loop van 2005 zijn er in het Land van Cuijk (exclusief Grave) 14 WWZ-coördinatoren aangesteld waarmee het volledige gebied van de 6 deelnemende gemeenten bediend wordt. Tabel 1: Overzicht inzet WWZ-coördinatoren per gemeente Gemeente Boxmeer Mill Cuijk Sint Anthonis Totaal
WWZ-coördinatoren 6 1 5 2 14
Formatie-uren 96 24 84 26 230
Bereikbaarheid via Meldpunt WWZ Zorgcentrum Aldenhorst Zorgcentrum Maartenshof Zorgcentrum ’t Hoogveld
De functie van WWZ-coördinator wordt vervuld door functionarissen van verschillende organisaties, deels met een welzijnsachtergrond (ouderenwerkers, professionele ouderenadviseurs), deels met een zorgachtergrond (voormalig steunpuntcoördinator, zorgcoördinator). Naast de uitvoering door Pantein-medewerkers, zijn ook medewerkers van Radius, Stichting Samenlevingsopbouw Cuijk en Stichting Thuiszorg Brabant Noord Oost voor de duur van het project bij Pantein V&V gedetacheerd. Hiermee is een praktische samenwerking in de uitvoering van de dienstverlening van woon-, zorg- en welzijnaanbieders gerealiseerd, één van de doelstellingen van de regeling Diensten bij Wonen met Zorg. Gemeentelijke taak Met het overhevelen van de middelen uit deze subsidieregeling vanuit de AWBZ naar de Wmo krijgen gemeenten de mogelijkheid om zelf te beslissen over de inzet van deze middelen. In 2005 was hiervoor € 190.690 beschikbaar voor de 4 gemeenten van het Land van Cuijk. De inkomsten volgens het voorlopige verdeelmodel zijn nog niet bekend. De gemeenten staan voor de keuze voor het al dan niet voortzetten van deze voorziening. De resultaten van de evaluatie van het huidige functioneren van de WWZ-coördinatoren enerzijds en de beschikbare financiële middelen hiervoor zullen bepalend zijn voor deze keuze. In de lijn van de overgangsregeling ligt het voor de hand om de huidige afspraken voort te zetten voor de overgangsperiode binnen het hiervoor bestemde financiële kader. Voor de regeling Diensten bij Wonen met Zorg, die in het Land van Cuijk door Pantein Verpleging en Verzorging wordt uitgevoerd, is Grave op de regio Maasland aangewezen. Daar zijn geen WWZ-coördinatoren werkzaam. Grave valt dus buiten de regeling van de vier overige gemeenten.
XIV
4.2 Subsidieregeling gezondheidszorg'.
'Initiatieven
op
het
gebied
van
de
openbare
geestelijke
Doel: Het ondersteunen en bevorderen van de ontwikkeling van initiatieven en de samenwerking tussen lokale partijen op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ). Uitvoerder: Zorgkantoor Inhoud Onder openbare geestelijke gezondheidszorg worden de activiteiten verstaan die niet op basis van een vrijwillige of individuele hulpvraag worden uitgevoerd. Het betreft de zorg aan individuen of groepen met een dreigende psychische stoornis of een verhoogd risico daarop, die zelf niet om hulp kunnen of willen vragen. Bij initiatieven op het gebied van de OGGZ is altijd sprake van het actief zoeken naar personen uit de risicogroep of het bieden van bemoeizorg (zorg waar de persoon zelf niet om heeft gevraagd) aan personen uit de doelgroep. Praktisch betekent het dat bijvoorbeeld meldpunten voor overlast of verwaarlozing ingericht worden en dat zorgmijders worden opgezocht om hen aan te melden voor zorg- of hulpverlening of om direct problemen op te lossen, zoals dreigende uithuisplaatsing. De subsidieregeling heeft het karakter van een start- en stimuleringsregeling. Zo moeten aanvragers het uitzicht op vervolgfinanciering aangeven. Doelgroep De doelgroep bestaat voornamelijk uit: dak- en thuislozen, mensen met een (chronische) psychiatrische aandoening, verslaafden, (alleenstaande) ouderen, mensen met een verstandelijke handicap, slachtoffers van huiselijk geweld en jongeren uit de jeugdhulpverlening. Het gaat hierbij niet alleen om mensen die zorg mijden, maar ook om mensen die geen passende zorg kunnen krijgen. Over het algemeen is er sprake van een situatie van overlast en/of een zorgwekkende situatie van verwaarlozing. Deze mensen kunnen tekorten hebben op diverse levensgebieden zoals: lichamelijke en psychische gezondheid, psychosociale redzaamheid, systeem/netwerk en maatschappelijke redzaamheid, ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) en HDL (Huishoudelijke Dagelijkse Levensverrichtingen). Feiten en cijfers De subsidieregeling voor initiatieven OGGZ bestaat sinds 1995. In onderstaande tabel is weergegeven wat de landelijke uitgaven en budgetten zijn geweest in 2003 en 2004. Meer gedetailleerde gegevens over bijvoorbeeld aantal en soort projecten zijn momenteel niet beschikbaar. Landelijke uitgaven en budget subsidieregeling OGGZ Totale uitgaven (€ mln.) Beschikbaar budget (€ mln.) Aantal projecten
2003 5,1 5,6
2004 6,4 6,4 106
In de regio Brabant Noordoost wordt op het terrein van de OGGZ nauw samengewerkt door gemeenten met zorgverleners, te weten: GGZ Oost Brabant, Novadic-Kentron, Verdihuis, maatschappelijk werk en GGD Hart voor Brabant Hiervoor is een convenant afgesloten en is er een overlegstructuur op bestuurlijk en ambtelijk niveau. De GGD Hart voor Brabant heeft in 2005 € 18.620 van het Zorgkantoor ontvangen voor het opzetten van bemoeizorgteams. Deze zijn intussen geformeerd en ook de gemeenten leveren hiervoor een structurele bijdrage.
XV
Gemeentelijke taak De gemeente speelde, op basis van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (WCPV), al een rol in het bevorderen van de OGGZ. De gemeente heeft tot taak om risicofactoren op het gebied van de OGGZ te signaleren en te bestrijden, om kwetsbare personen en risicogroepen te bereiken en te begeleiden, om als meldpunt te functioneren voor signalen van een (dreigende) crisis bij deze doelgroep en om afspraken tussen de betrokken organisaties over de uitvoering van de OGGZ tot stand te brengen. Maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en OGGZ zijn ook in de Wmo opgenomen.. Ook de AWBZ-middelen voor de OGGZ én de subsidieregeling OGGZ worden naar de gemeenten overgebracht. Er zijn grote verschillen tussen de 'zorgmijders' binnen de OGGZ. Ze vragen dan ook om zorg op maat die actief aangeboden wordt. Door de opname van de OGGZ in de Wmo, wordt het eenvoudiger om hierop in te spelen. Door het neerleggen van de initiatieven voor de openbare gezondheidszorg bij gemeenten wordt de regierol van de gemeenten versterkt op terreinen als huisvesting, schuldhulpverlening, arbeidsreïntegratie en dagbesteding. De gemeente krijgt meer mogelijkheden om zorg in te kopen. Met de overheveling van deze subsidiemiddelen krijgen gemeenten ook de mogelijkheid met hen (prestatie)afspraken te maken over deze zorg, bijvoorbeeld over het aantal zorgmijders dat hulp aanvaardt en van wie de overlast vermindert. Het doel is om op deze manier te bereiken dat meer zorgmijders hulp accepteren.
XVI
4.3 Subsidieregeling 'Zorgvernieuwingsprojecten geestelijke gezondheidszorg' Doel: Het stimuleren van cliënteninitiatieven voor zorgvernieuwing in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) Uitvoerder: Zorgkantoor Inhoud Via deze regeling kan een subsidie worden verleend voor cliëntgestuurde initiatieven die bestaan uit psychiatrische zorgonderdelen, zoals onderzoek, advisering, voorlichting, behandeling, begeleiding, verzorging, lotgenotencontact, vriendendiensten, inloophuizen, informatiewinkels en dergelijke. Bij deze initiatieven verlenen (ex-)GGZ-c1iënten hulp aan personen met een GGZindicatie. Om in aanmerking te komen voor een subsidie is een aantal voorwaarden opgesteld. Het moet een cliëntgestuurd project zijn. Dit project heeft de volgende kenmerken: • De (ex-)cliënten zijn voor meer dan de helft vertegenwoordigd in het bestuur van de rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het project. • Meer dan de helft van het project wordt door (ex-)cliënten uitgevoerd. • De invloed van de (ex-)cliënten is niet ondergeschikt aan de invloed van de professionals. Degene die verantwoordelijk is voor het project dient een niet-toegelaten aanbieder binnen de Ziekenfondswet of de AWBZ te zijn. Verder mag deze rechtspersoon op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, zowel organisatorisch als financieel, geen directe of indirecte relatie hebben met een toegelaten aanbieder. Het project bevat ten minste een van de onderdelen onderzoek, advisering en voorlichting, behandeling, begeleiding en verzorging. Alleen de feitelijke hulpverlening die betrekking heeft op deze zorgonderdelen wordt gesubsidieerd. Een aantal kosten komt in aanmerking voor subsidiëring, zoals vrijwilligersvergoedingen, huisvestingskosten, bijscholing van vrijwilligers en voorlichtingskosten. Doelgroep De doelgroep bestaat uit mensen die zijn geïndiceerd voor psychiatrische zorgaanspraken. Feiten en cijfers In het Land van Cuijk is de Stichting Door en Voor werkzaam, die gefinancierd wordt door het zorgkantoor en hiervoor in 2005 € 74.059 ontving. De Stichting bevordert, ondersteunt en versterkt vele initiatieven van cliënten en ex-cliënten van de geestelijke gezondheidszorg. Zij zoekt vooral naar de mogelijkheden in de maatschappij voor cliënten. Gemeentelijke taak Na invoering van de Wmo zal de subsidiëring van de zorgvernieuwingsprojecten worden stopgezet. De financiering van deze projecten wordt afhankelijk van het lokale beleid in het Land van Cuijk. Gemeenten kunnen beslissen welke projecten zij willen financieren en beslissen daarmee dus ook over het voortbestaan van de bestaande projecten. In de lijn van de overgangsregeling ligt het voor de hand om de huidige afspraken voort te zetten voor de overgangsperiode binnen het hiervoor bestemde financiële kader.
XVII
4.4 Subsidieregeling 'Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg' (CVTM-regeling) Doel: Het ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers op regionaal niveau door middel van het opzetten van goede uitvoeringsorganisaties op het gebied van de mantelzorg en de vrijwillige thuiszorg. Uitvoerder: Zorgkantoor Inhoud De subsidieregeling draagt bij aan de ondersteuning van de coördinatie van de steunpunten mantelzorg, de vrijwillige thuishulp, de vrijwillige terminale zorg (inclusief de zelfstandige hospices en de bijna-thuishuizen), de netwerken palliatieve zorg, buddyzorg en vriendenprojecten. De volgende kosten kunnen worden gesubsidieerd: • salariskosten van de coördinatiefunctie; • premies voor verzekering van wettelijke aansprakelijkheid van vrijwilligers en van de bij de mantelzorg betrokken hulpverleners binnen de uitoefening van hun werkzaamheden; • reiskosten van vrijwilligers en van bij de mantelzorg betrokken hulpverleners (tot maximaal de forfaitaire vrijstelling); • kosten voor de werving en training van vrijwilligers en bij de mantelzorg betrokken hulpverleners; • Kosten van overige activiteiten op het gebied van de mantelzorgondersteuning en algemene kantoorkosten ten behoeve van de coördinatie- en ondersteuningsfunctie. Doelgroep Mantelzorgers en vrijwilligers die vrijwillige hulp verlenen aan hulpvragers, zoals chronisch zieken, gehandicapten en terminale patiënten, en hun directe omgeving. Feiten en cijfers In het kader van de CVTM worden voor het Land van Cuijk de volgende projecten: Subsidieregelingen Ontvanger Activiteit Budget 2005 Uitvoering CVTM
RSWO
CVTM CVTM
STBNO Dichterbij
Act.huisbezoek Oppasdienst Alzheimercafé Stp. Mantelzorg Prakt.Thuishulp
41.570 35.000 7.050 92.999 232.320
Boxmeer/Cuijk Boxmeer/Cuijk Land van Cuijk Land van Cuijk Grote regio
Gemeentelijke taak Door de overheveling van de middelen uit deze subsidieregeling naar de Wmo zal de verantwoordelijkheid voor de verdeling van de middelen verschuiven van de zorgkantoren naar de gemeenten. Dit betekent dat gemeenten de beleidsvrijheid krijgen voor de invulling van de ondersteuning van de mantelzorg en vrijwillige thuiszorg. Gemeenten worden hiervoor verantwoordelijk op basis van prestatieveld 4 van de Wmo. De bestaande steunpunten mantelzorg, de coördinatiepunten vrijwillige thuiszorg en de projecten van buddyzorg en vriendendiensten kunnen bijvoorbeeld worden gesteund. Voor de overheveling van de CVTM-regeling naar de Wmo wordt een zorgvuldig overgangstraject in acht genomen. Dat traject voorziet er in dat geld in 2007 voor 100% wordt toebedeeld aan de gemeenten waar instellingen zijn gevestigd. In 3 of 4 jaar daarna wordt geleidelijk toegewerkt naar een systeem waarbij het geld op objectieve wijze over alle gemeenten wordt verdeeld. Zo staat te lezen in de antwoorden van de regering op vragen van de Eerste Kamer (Memorie van antwoord).
XVIII
4.5 Subsidieregeling 'Aanpassingen in bestaande ADL-clusters’ Doel en doelgroep: Deze regeling biedt mensen met een ernstige lichamelijke handicap ondersteunende mogelijkheden om onafhankelijk en zelfstandig te leven. De combinatie van een aangepaste woning met 24-uurs dienstverlening op afroep biedt vrijheid om een eigen leven te leiden. Uitvoerder: Zorgkantoor Inhoud In de Regeling subsidies AWBZ zijn drie subsidieregelingen opgenomen op het gebied van ADLclusters (ADL = Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) : • het verwezenlijken van ADL-clusters; • aanpassingen in bestaande ADL-clusters; • ADL-assistentie in ADL-clusters. Enkel de deelregeling ‘aanpassingen in bestaande ADL-clusters’ zal overkomen naar de gemeenten. Aanpassingen in bestaande ADL-clusters Naast de standaard aanpassingen (bijvoorbeeld de extra vierkante meters die nodig zijn om de kamers in een huis toegankelijk te maken voor rolstoelgebruikers) hebben veel cliënten extra voorzieningen nodig om zelfstandig te kunnen functioneren. Het kan gaan om deurmotoren, plafondlift, toiletspoel, föhninstallatie, etc. Deze extra voorzieningen komen pas voor subsidie in aanmerking zodra hiervoor een indicatie is afgegeven. Ter info: Voor bewoners van ADL-clusterwoningen is 24 uur per dag ADL-assistentie beschikbaar. Deze ADL-assistentie wordt geleverd vanuit de ADL-eenheid, een post in de nabijheid van de ADL-woningen, ingericht voor het personeel. Bij de meeste ADL-clusters wordt de zorg geleverd door Stichting Fokus (vandaar dat ADL-woningen ook wel Fokuswoningen worden genoemd. De combinatie van een aangepaste woning met 24-uurs dienstverlening op afroep biedt vrijheid om een eigen leven te leiden. De cliënt bepaalt zelf waarbij en het moment waarop de ADL-assistentie verleend wordt, om welke assistentie het gaat en (tot op zekere hoogte) hoe deze assistentie verleend wordt. Feiten en cijfers Aangezien de drie regelingen onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, is uitsplitsing per deelregeling (vooralsnog) niet mogelijk gebleken. Gemeentelijke taak De middelen voor onderhoud en vervanging van algemene voorzieningen zoals alarmintercomsystemen en hoog-laagbaden (die nu uit de subsidieregeling voor aanpassingen in bestaande ADL-clusters worden gefinancierd) zullen over komen naar de Wmo. De individuele aanpassingen uit de regeling zouden zonder veel bezwaar kunnen worden afgehandeld zoals aanvragen voor Wvg-voorzieningen, aangezien hier raakvlakken te vinden zijn. In het verleden ontstane afbakeningsproblemen tussen de subsidieregeling en de Wvg zullen dan met de komst van de Wmo tot het verleden behoren. 25-4-2006
XIX