180
28 Na enkele leuke, maar slecht betaalde speelpleinseizoenen wilden mijn ouders dat ik als jobstudent meer verdiende, om bij te dragen in de studiekosten. Ik mocht aan de slag in Brouwerij Strubbe, een distributiecentrum voor bier en frisdranken. ‘s Zomers, door de toevloed van toeristen aan de kust, was het erg druk bij Strubbe en ik moest zonder boe of ba het arbeidersteam vervoegen. Bijna niemand nam de moeite om kennis te maken of zichzelf voor te stellen. De brouwersgasten hadden een vrij rudimentaire manier van samenwerken, waarbij vooral roepend en scheldend werd gecommuniceerd. Er waren best verstandige en beschaafde werknemers bij Strubbe, maar de toon werd gezet door de simpelsten die het meeste lawaai maakten. Die vloekten als ketters en ze hanteerden een heel ander taaltje dan de pastoors met wie ik dagelijks omgang had. Uitdrukkingen als ‘drink uit’ of ‘eet nog een hapje’ kenden deze arbeiders blijkbaar niet, ze zegden altijd ‘giet maar in je muil’ en ‘steek dat in je kop’. Ze hadden geen handen maar poten, geen keel maar een krop en ze waren met een wijf getrouwd, in de allereerste plaats om te vogelen. Ze gingen ook niet naar het toilet, ze zeikten of scheten, maar ze konden evengoed hun patatten afgieten of nog een beetje stront uit hun strop persen. Om de haverklap dreigden ze ermee je een schop in je balg te geven, wat enkel een onschuldig conversatiegrapje bleek te zijn. Enkele van de heren waren ronduit geobsedeerd door seks. Ze droomden voortdurend hardop over preuten en tetten, aten bij hun boterhammen bij voorkeur een stijve worst en een koppel Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
181
gekookte eieren en hun artistieke aspiraties beperkten zich tot het bespelen van de buikfluit of het oefenen met hun doedelzak. Tijdens de middagpauzes in Brouwerij Strubbe hield een bureaubediende toezicht in de personeelsrefter; een oude, zwijgzame man met een pijp. Ik veronderstel dat hij het deed in opdracht van de baas, om het zedelijk gehalte niet al te diep te laten zakken, zeker tijdens de zomermaanden wanneer er jobstudenten werkten. De uitgebluste pennenlikker had een prominente plaats aan tafel, in het midden van de groep, maar de vent zat er duidelijk tegen zijn zin, zwaarmoedig naar buiten turend of een wanhopige poging ondernemend om toch iets te lezen in de krant, ondanks het helse kabaal van een klein groepje etende werknemers. De lectuur van de seksmaniakken bestond uitsluitend uit goedkope magazines met afstotelijke pornofoto’s die ik ostentatief weigerde te bekijken – een houding die door de pijpman met een goedkeurende blik werd gewaardeerd. Een zeldzame keer, vooral om de jobstudenten in bescherming te nemen, schoot de ouwe bureaurat eens uit zijn krammen, maar dan was hij ook echt boos. ‘Is het nu genoeg? Bende vuilzakken’, schold hij. Een andere klassieker: ‘Smeerlap, er zitten jongens aan tafel.’ Dan werd het even stil en zaten de geobsedeerden met rode wangen te giechelen als schoolkinderen, om even later opnieuw te beginnen. In Brouwerij Strubbe werkte een arbeider uit de Franse grensgemeente Cattekote. Gilbert heette hij, een verstands- en gevoelsarme alcoholist die uit pure domheid altijd grijnsde als een Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
182
gek. ‘Hij lacht weer zijn eigen zelven uit’, zegden de anderen dan. Gilbert leverde in het toeristische seizoen dagelijks drank in een warenhuis aan de kust en daar werkte een bevallig meisje dat zijn lijfelijke lusten in hoge mate aanwakkerde. Enkele van zijn geile collega’s wilden hem best deskundig advies verlenen. Tijdens de middagpauzes werd de Nederlandsonkundige Gilbert met handen en voeten uitgelegd hoe hij het kwestieuze schepsel kon versieren en wat hij precies moest zeggen. Op een hete zomerdag legde Gilbert het plan ten uitvoer. Met valse voorwendsels lokte hij het meisje naar een eenzaam hoekje van het magazijn waar hij haar zonder boe of ba omhelsde, met als enige uitleg de poëtische liefdesontboezeming ‘ikke tette lek en pruime bijt’, waarop het kind zich gillend los spartelde en ijlings wegvluchtte, naar het kantoortje van haar baas. Dezelfde dag nog werd Gilbert ontslagen, na een klacht van de warenhuisdirectie, wat niet belette dat andere werknemers nog wekenlang kraaiden van plezier. Sinds dat voorval luidde hun levensmotto onveranderlijk ‘tette lek en pruime bijt’. Nadat ik in het magazijn van Brouwerij Strubbe dagenlang flessen had gesorteerd, een redelijk geestdodende bezigheid, mocht ik eindelijk mee met een vrachtwagen, als hulpje voor de bevoorradingsrondes in de kustgemeenten. ‘s Winters waren de badplaatsen nog rustige gemeenten, maar tijdens de zomer veranderden Zompe, Sint-Kristoffel, Groenduine en Zandekapelle in overbevolkte gekkenhuizen, vol toeristen die krampachtig probeerden af te wijken van de geijkte levenspatroontjes. In die Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
183
kleurrijke, psychiatrische drukte opereerden wij als drankenleveranciers voor cafés, restaurants, vakantiecentra en campings. ‘Moïse’ heette de chauffeur die ik vergezelde. Hij had een bijbelse naam, maar die deed Moïse zo weinig mogelijk eer aan. De man had niet alleen een aanzienlijk drankprobleem, hij was ook een onbeschaamde seksmaniak. Hoe hoger de temperaturen ‘s zomers, hoe interessanter voor Moïse, want dan liepen de kustdames er schaars gekleed bij. ‘Hoe heter, hoe beter’, vond Moïse. Elke jonge vrouw die er een beetje aantrekkelijk uitzag, deed zijn hormonenklieren op hol slaan. Als we met de vrachtwagen traagjes door een badplaats reden, floot of riep Moïse naar de dames als een boer naar zijn koeien en ter mijner attentie spuide hij de grofst mogelijke commenaar over de grootte of de vorm van de borsten en de dikte van de kont. We moesten vaak bierbakken en tonnen doorgeven via een keldergat en dan nam Moïse plaats op het trottoir en niet alleen om de exacte levering af te zetten. Op het voetpad kwam hij rechtstreeks in contact met de vrouwelijke wezens die er paradeerden. Ging het naar zijn mening om een lelijke draak, dan bromde hij allerlei beledigende opmerkingen. Een mooier exemplaar kreeg vunzige complimentjes. Er viel alleen een dreigende stilte als Moïse een oogverblindende vamp in het vizier kreeg. Dan begaapte Moïse zo lang mogelijk de uitgelezen prooi, met ogen die bol stonden van een vreemde, dierlijke begeerte, alsof hij zich moest beheersen om het slachtoffer niet ter plaatse te onteren. Die maand in Brouwerij Strubbe heb ik ervaren als een bizarre Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
184
droom. Van ‘s morgens vroeg dronken we bier, niet veel, maar net genoeg om permanent lichtjes beneveld te zijn. Eén iets heb ik zeker geleerd bij Strubbe: drinken. Het maakte je wat vrolijker tijdens het dagenlang versleuren van bierbakken en vaten, maar je werd er wel vreselijk loom van. Het jaar erop solliciteerde ik tijdig voor een job in het pretpark Flora, één van de oudste attractieparken van België, in een tijd dat pretparken veel bescheidener oogden dan nu, minder flitsend en niet zo grootschalig. Mensen waren vlugger tevreden, met minder spectaculaire dingen. In Flora kreeg ik een taak bij De Dansende Fonteinen, een spetterend waterballet met bijhorende klank- en lichtshow. Toen een heuse topattractie. De fonteinen dansten op de muziek van een hammondorgel en het repertoire bestond vooral uit evergreens en licht klassiek. Na korte tijd kon ik alle Weense walsen, marsen en polka’s meeneuriën, maar het sterkst was ik onder de indruk van de ouvertures van Franz von Suppé, zoals Dichter und Bauer en Leichte Kavalerie, misschien wel mijn eerste, zeer schuchtere kennismaking met theatermuziek. De talrijke kunstliefhebbers moesten het toverachtige waterballet bewonderen in een onversierde metalen loods met houten klapstoeltjes zoals in vooroorlogse bioscopen. Mijn taak bestond erin de toegangsdeur te bewaken, want eenmaal een voorstelling begonnen was, mocht er niemand meer binnen. De toestromende nieuwsgierigen moesten in de Florawinkel hun beurt afwachten. In de zomer stikte je er van de hitte en van de drukte. In die omstandigheden moest ik de toegangsbewijzen voor De Dansende Fonteinen controleren en door de voortdurende volkstoelopen leerde ik de mensheid kennen als een eindeloze, Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik
185
bizarre stoet van heel uiteenlopende creaturen: van beeldschone exemplaren tot wandelende vogelschrikken, olijkerds en brompotten, arrogante zakken en verlegen schijters, zeurende kinderen en kijvende ouders, verliefde paartjes en uitgebluste koppels... Ze stonken naar zweet, verhitte voeten, zonnecrème, bier en sigaretten, maar ook naar vanille-ijs, wafels met slagroom of friet met mayonaise, om nog te zwijgen van de volgekakte luiers. Was dat het Godsvolk? Moesten die allemaal in de hemel?
Een vent uit Plattevelde
Deel 1 – Noten in je buik