1
29 mei Toen ik vanochtend in De Volkskrant het bericht las dat je binnenkort waarschijnlijk ook niet in je tuin of op je balkon mag roken, dacht ik onmiddellijk aan Somberman. Ik stelde me voor dat die gebeld wordt door een oude schoolvriend die na al die jaren weer eens op bezoek wil komen. De oude schoolvriend zegt: `Dan gaan we weer eens ouderwets lachen, gieren, brullen.’ Hij kondigt aan nu op de trein te stappen, dan is hij binnen een uurtje of twee bij Somberman. Somberman is zo verbluft dat hij geen woord heeft kunnen uitbrengen. Hij herinnert zich niet dat hij ooit aan ouderwets lachen, gieren, brullen heeft gedaan. Met grote zorg denkt hij aan het naderend bezoek, maar dan schiet hem een oplossing te binnen. Hij gaat op het balkon staan roken. Als hij het pakje half op heeft, hoort hij in de nabije verte een sirene en even later wordt hij als oud slachtafval in een politiebusje gesmeten. Uiteraard weet ik niet of Remco Campert Somberman zo zou laten handelen, maar zijn Somberman heeft in velen van ons een eigen Somberman gevestigd. En het is soms verhelderend namens hem te denken. Ik kom daar dadelijk op terug. Eerst iets anders. Vaak als ik over straat loop, heb ik zin snel weer thuis te zijn
2
om een gedicht van Remco Campert te lezen. Mijn humeur wordt beter, ik versnel mijn pas. Met geen enkele schrijver heb ik dat. Wel met muziek. Dan kan ik ook denken: snel naar huis en dan naar Bill Evans luisteren of naar The Kinks of Bob Dylan.Bij schrijvers is dat alleen Remco Campert. En dat heb ik al heel lang, ik denk vanaf mijn vijftiende. Zijn werk is al 47 jaar bijna dagelijks in mijn leven. De organisatie van deze avond vroeg me te spreken over de humor van Remco Campert en zijn invloed op mijn werk. Over zijn invloed op mijn werk kan ik kort zijn: het is dezelfde invloed als die van de plaatsen waar ik leefde, de mensen met wie ik omging en van wie ik hield, de paar bruikbare inzichten die ik verwierf. Als ik het heb over zijn invloed op mij als schrijver zeg ik, maar dat is al zo vaak over Remco Campert gezegd, maar ik kan niet anders dan het te herhalen: vooral zijn lichtheid, ook als hij ernstig is. Vanaf het moment dat het tussen mij en mijn schrijven menens werd, wist ik: zo moet het, de lichtheid van Campert. En dat is een heel werk. Want het moet natuurlijk je eigen lichtheid zijn, je kunt de zijne niet overnemen. Ik schakel snel over op de humor. Het voornaamste effect van humor is dat die verzachtend werkt. Humor kan je verzoenen met alles wat je omringt. Een van de geestigste boeken die ik ken is van Remco Campert, het heet Wie doet de koningin. Het is dertig jaar oud, maar het had vandaag geschreven kunnen zijn. Het hoort in ieder huis thuis, gebonden en met leeslint, want heel Nederland zit erin. Drs. Mallebroodje speelt er nog geen rol in. Die studeerde toen misschien nog. Vaak zie ik in het dagelijks leven de personages uit dit boek en ik moet zeggen dat die het leven tintelend maken.
3
Een voorbeeld. Paar dagen geleden zat ik in de stiltecoupé in de trein van Amsterdam naar Breda. Een mooie herfstmiddag met veel goud in de hemel. In Den Bosch hoor ik wat onrustig, metalig lawaai op het balkon achter de coupé en even later kom er een man tegenover me zitten, een enigszins gezette man, ver in de middelbare leeftijd met een jeugdige, bijna kinderlijke uitstraling die nog versterkt wordt doordat hij in wielerkleding is gehuld, wielerkleding die er gloednieuw uitziet. Om hem heen hangt een dwingende lijfgeur met lichte accenten van niet de eerste de beste aftershave. Hij heeft op zijn glimmende kale hoofd een fietshelm, die net iets te klein is, lijkt me. En het opmerkelijke is dat hij die niet afzet, nu hij in de trein zit. Misschien denk hij: als het mogelijk is van de fiets te vallen, kan het ook in de trein. Af en toe verlaat hij de coupé om naar de fiets te lopen, die op het balkon staat. Hij loopt licht wuftswingend, zoals een slecht acteur een homoseksueel kan nadoen. Hij glimlacht de hele tijd ingetogen, het kost hem zichtbaar moeite niet in praten uit te barsten, maar ja, het is een stiltecoupé. En ineens weet ik het: Baron von Vonk, uit Wie doet de koningin, de vrolijke kwant die het maar niet lukt de erfenis van zijn ouders op te maken. Ik wist wel dat ik hem kende. Hij heeft de fiets vast van zijn vrouw gekregen, de baronesse. Die vindt zo’n fiets goed voor zijn gezondheid. Bovendien heeft zij, als hij fietst, meer tijd om ’s middags uit winkelen te gaan en de volgende ochtend pas weer op te dagen, haar hoedje scheef op haar verwilderd kapsel. Ze zegt dat ze de hele nacht heeft zitten praten met een vriendin wier naam haar helaas is ontschoten. Mijn treinreis werd een andere treinreis en ik vroeg me af waarom de baron zijn hoofd ook alweer kaal heeft laten scheren.
4
Als ik weer thuis ben raadpleeg ik snel Wie doet de koningin. Ja, daar staat het: het is hem, de baron dus, opgevallen dat de vrouwtjes de laatste tijd minder aandacht aan hem besteden. Daar moet iets op gevonden worden. Daarom gaat hij naar de kapper. Zijn hoofd moet helemaal kaal. Hij heeft immers ergens gelezen dat een kale kop bij vrouwen geheid de seksuele driften losmaakt. Briljante conversatie schijnt helemaal niet nodig te zijn -‐gewoon een kaal hoofd. Nogmaals, het boek verscheen in 1984. In die tijd zagen we nog niet veel te veel mannen met veel te kale hoofden. Waarschijnlijk wist Remco Campert dat de baron een voorbeeldfunctie had. Ik vind al die kale mannen vaak moeilijk te verdragen,zeker omdat een briljante conversatie meestal het laatste is waaraan je moet denken,maar als ik erbij denk dat ze er zo uitzien om bij de vrouwtjes in de smaak te vallen, is het best te doen. De humor van Remco Campert is verzachtend, ik zei het al. Je wordt er echt door geholpen. Ik keer even terug naar Somberman. Ik verheug me altijd op De Volkskrant van donderdag. Ieder bericht over Somberman vind ik belangrijk binnenlands nieuws. Ook Somberman helpt ons, alleen mag hij dat echt niet weten. De Campert-‐Somberman heeft voor vele ander Sombermannen gezorgd, de Sombermannen in ons allemaal. Soms hadden we last van een schemerige stemming In ons hoofd, in ons hart, waarmee we niet uit de voeten konden, maar nu weten we het: daar zit Somberman achter. Het bewustzijn van de aanwezigheid van Somberman in je kan grote dingen veroorzaken. Ik geef weer een alledaags voorbeeld. Gisterochtend, maandagochtend, ben ik al om acht uur in de supermarkt. Ik moet yoghurt kopen, althans iets wat op yoghurt lijkt.
5
En ik nam me voor tegelijkertijd wat andere levensmiddelen aan te schaffen. Dan hoef ik daarvoor de deur niet meer uit. Maar als ik de yoghurt heb gepakt, weet ik ineens niet wat voor levensmiddelen ik wil. Dat komt door Somberman in me. Die is ook wakker geworden, iets later dan ik, maar nu is hij weer bij de les. Er zijn ook veel te véél levensmiddelen, denkt hij namens mij, misschien wel veel te veel voor één leven, althans voor het leven dat je nog voor de boeg hebt. Zo lang duurt dat niet meer. Eigenlijk zou je alleen maar een levensmiddel moeten kopen als je zeker weet dat dat levensmiddel een middel is om van je leven een beter leven te maken. Misschien een fles wijn, maar ja, is wijn wel een levensmiddel? Is dat niet meer iets voor erbij? In de war geraakt door al die levensmiddelen besluit ik, of Somberman in mij, het alleen maar bij de yoghurt te houden. Daarmee loop ik naar de kassa. Daarachter zit een mevrouw die de supermarkt speciaal voor de vroege ochtend in dienst heeft genomen. Laat ik haar zo samenvatten: na haar valt alles mee. Ik zet de yoghurt op de lopende band, maar een beetje aan de rand. Ik vind het nogal pretentieus één levensmiddel midden op de lopende band te zetten, zo van: kijk eens wat ik heb gekocht! Ik weet niet wat ik doe, maar ik doe het niet goed. Het valt namelijk op de grond en onmiddellijk maakt de yoghurt zich los uit de verpakking, het lijkt wel een lichte explosie. Ik zet een stap naar voren om aan de mevrouw achter de kassa uit te leggen dat het pak yoghurt per ongeluk is gevallen, een trefzeker voorbeeld van een overbodige mededeling, maar glijd uit in de yoghurt en struikel achterover en kan mijn val alleen maar voorkomen door me vast te grijpen aan de plastic boodschappentassen die ik daardoor uit hun hanghengsel trek.
6
Als ik weer rechtop sta, zegt de mevrouw achter de kassa, met zo’n zware Jordanese tongval: `Het is je dag niet, hè mop.’ Somberman in mij knikt juichend. Ze had het niet mooier kunnen zeggen. En dat ze me ook nog mop noemt. Kan een dag nog beter beginnen? Ja, het kan nog beter, want als ik voorstel de yoghurt te betalen en de rommel even op te ruimen, zegt ze: `Je moet maar gauw maken dat je wegkomt, voordat je hier alles afbreekt.’ Even gromt het in me: ja, alles afbreken, wat een ultiem genot. Maar dan maak ik dat ik wegkom en als ik buiten sta, denk ik: in feite ben ik de supermarkt uitgezet! Yes! Wie overkomt dat? Beter kan niet. Wat zal dit een topmaandag worden. En bijna spinnend loop ik door het zachtmoedige herfstlicht naar huis waar ik een gedicht van Remco Campert ga lezen. Beste Remco, dank je voor heel veel. Thomas Verbogt