Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen UvA • Jaargang 20 • nummer 5 • Februari 2012 • student.uva.nl/Babel
LuckyTV: ‘Ik verdien mijn geld met treiteren’
De boekenkast van Peter Buwalda
Zijn de Amsterdamse krakers lieverdjes geworden? Universiteit van Amsterdam
Faculteit der Geesteswetenschappen Februari 2012
1
cartoon
Beeld /// Kaj Brens
INHOUD 02 CARTOON 03 eerst even dit 04 Aan de tand Sander van de Pavert 07 opinie Literatuurwetenschap voor leken 08 de hort op
De collegehopper Babel test een interdisciplinair college
08 hersenspinsels
9
09 de collegehopper 10 Vers Talent Eva Bos 11 faculteitsfluisteraar 11 Column Borrel 12 reportage Amsterdamse krakersscene 14 Fictie 15 simone and the city
Koffie met een proffie David Rijser was genomineerd voor Docent van het Jaar
16 koffie met een proffie David Rijser
14
17 cult fiction Modern times & The great director
Om te creëren is soms eenzaamheid geboden. Kunstenaars sluiten zich nogal eens af van de wereld om te kunnen reflecteren op die wereld. Met een leven als kluizenaar – al dan niet van tijdelijke duur – tot gevolg. Aan Peter Buwalda’s lijvige roman Bonita Avenue, bedolven onder lovende kritieken, gingen jaren voorbij waarin hij zich niet in het daglicht waagde (pagina 22). Sander van de Pavert, de man achter LuckyTV (pagina 4-6), heeft ervoor gekozen zich vijf dagen per week terug te trekken op zijn zolderkamer. Een donkere ruimte, waar hij satirische filmpjes voor De Wereld Draait Door monteert, slechts bijgestaan door de geluiden uit zijn speakers, zijn eigen voice-overs en gelach. Schrijven is dan misschien een eenzaam proces, het is ook het verlangen gehoord te worden, reacties uit te lokken en een dialoog te voeren met de lezer. De lezer is tenslotte ook een soort kluizenaar, hoewel hij constant in tweegesprek is met de gedachten van de auteur. Het zou van grootheidswaanzin getuigen Babel een kunstwerk te noemen, maar ook wij lijden soms onder het eilandsyndroom dat veel kunstenaars, schrijvers en onderzoekers eigen is. Het ‘product’ maken we afgezonderd van de buitenwereld, maar het is die buitenwereld die ons doet produceren – ons bestaansrecht verliezen we zonder lezers. Dus Babellezer, wie ben jij? Wat denk je? Wat raakt je en wat stoort je? Laat het ons weten! Lucia Admiraal en Mina Etemad
18 reportage CREA 20 opinie De puinhopen van tien jaar populisme 22 De boekenkast Peter Buwalda 23 Babel selecteert
Simone and the city
Kluizenaarsbestaan
24 wat (b)lijkt
De hel is de Ander
15
Colofon
Reageren? Alle artikelen in Babel worden geschreven door FGw-studenten. Er wordt gestreefd naar kwaliteit van de teksten en een goede afweging tussen faculteitsgerelateerde onderwerpen en artikelen die aansluiten bij het studentenleven. Maar natuurlijk staan wij open voor reacties of commentaar. Wil je reageren op de inhoud in het algemeen of op een specifiek artikel, of is je iets anders opgevallen? Mail dan je reactie naar
[email protected].
Babel, Maandblad voor de Faculteit der Geesteswetenschappen, Spuistraat 134, kamer 112, 1012 VB Amsterdam,
[email protected] www.student.uva.nl/babel
Februari 2012
Hoofdredactie Lucia Admiraal, Mina Etemad Penningmeester Fien Vermeulen Redactie Daan Borrel, Julia Keers, Thomas Rueb, Simone van Saarloos, Carlijn Schepers, Sietske van der Veen, Fien Vermeulen Medewerkers Thomas Huisman, Quint Italianer, Christiaan Paauwe, Kim Schoof, Lieke van der Veer, Eline Visser, Francisca Wals, Fleur Willemsen Eindredactie Lisanne Buijze, Myrthe Geerts, Sabine Jansen, Marloes de Jong, Mariska Moerland, Niqué van den Tillaart, Vera de Sterke
Beeldredactie Thomas Huisman, www.thomashuisman.nl Fotografie Thomas Huisman, Marcel Vendrig Illustraties Kaj Brens, Guy Verbeek Redactieraad Yra van Dijk, Stéphanie Heeren, Iain de Jong, Reinier Kist, Everdien Rietstap, Floor Rusman Vormgeving Luke van Veen, www.lukevanveen.nl Druk Grafiplan Nederland BV, www.grafiplan.biz
Schrijven of illustreren voor Babel? Babel heeft regelmatig plaats voor nieuw schrijftalent, fotografen en illustratoren. Mail ons je cv en recent werk. Cover /// Thomas Huisman
3
‘Ik stop regelmatig cryptofascistische boodschappen in mijn filmpjes’ 4
Babel
aan de tand
LuckyTV
Maakt mensen bewust van zichzelf Sander van de Pavert (35) is het gezicht achter de hilarische en vaak absurde uitsmijters van De Wereld Draait Door: LuckyTV. In een Haags café vertelt hij over ethische kwesties en – vaak onderbroken door zijn eigen gelach – zijn ergernissen. Tekst /// Lucia Admiraal en Thomas Rueb Beeld /// Thomas Huisman
S
ander van de Pavert schokschoudert van het lachen. Hij verbergt zijn hoofd in zijn handen. Een aantal mensen in het café kijkt nieuwsgierig op van hun tafels. ‘Vorig jaar rond Sinterklaas was er een vissersboot omgeslagen en de opvarenden waren vermist’, giert hij uit. ‘Die nieuwsbeelden heb ik uitgeknipt en ik heb daar beelden tussen gezet van een aangespoelde Sinterklaasmantel. En ook van die dode, opgezwollen zwarte pieten die werden afgevoerd.’ Zijn lachen bedaart iets. ‘Maar mensen namen daar toen heel erg aanstoot aan. Om de nabestaanden van de vissers. Maar de grap ging helemaal niet over die kutvissers. Achteraf snap ik ze wel. Maar ik zou het zo weer doen.’
Onder de naam LuckyTV levert Van de Pavert iedere doordeweekse dag de filmische uitsmijter van De wereld draait door in de vorm van een satire op journaalberichten- en beelden, Tweede Kamerdebatten of televisieprogramma’s. Hij werkt alleen, vanuit de zolderkamer in zijn huis in Den Haag. Daar neemt hij tientallen televisieprogramma’s op. Tijdens het bekijken van deze opnames weet hij al snel wanneer hij een ‘Lucky’ in handen heeft. Vervolgens knipt en plakt hij in de bestaande televisiebeelden en voorziet deze van vaak hilarische en absurde voiceovers, allemaal van hemzelf afkomstig. Geert Wilders praat ineens als een ‘mocro’ tegen Mark Rutte in de Tweede Kamer, Gaddafi doet Donald Duck na voor zijn joelende soldaten en Adolf Hitler dramt dat hij wil bowlen als bedrijfsuitje.
You’ve got to see this shit
‘Het is allemaal ergernis-driven’, vertelt hij. ‘Wanneer ik vroeger televisie keek bedacht ik voice-overs en deed ik denkbeeldige regie. Nog steeds kijk ik op een vrij hysterische manier tv. Met een paar vriendinnen ga ik wel eens een avondje drinken en tv kijken. So You Think You Can Dance, afvalraces, Holland’s Next Topmodel – fantastisch om naar te kijken. Ik zit dan continu commentaar te leveren. Dat mensen zo blij worden om op televisie te zijn en zo graag exposure willen dat ze Februari 2012
zich tot werkelijk het laagste van het laagste laten verleiden!’
‘Toen ik tien jaar geleden afstudeerde aan de Rotterdamse kunstacademie kocht ik een betaalbaar digitaal videocameraatje. Binnen de kortste tijd had ik uren materiaal dat ik wilde laten zien.’ Hij zet een gek hoog stemmetje op. ‘Joh, we hebben allemaal een ecstasypil genomen en zijn naar de EO-jongerendag gegaan en we hebben alles gefilmd. You’ve got to see this shit.’ Daar bleef het niet bij. ‘Ik realiseerde me later dat ik hetzelfde kon doen met bestaand materiaal en begon Duitse spelshows op te nemen waarin ik ging zitten knippen. Op een bepaald moment had ik in een’ - hij vormt met zijn vingers aanhalingstekens in de lucht - ‘“spirituele bui” op een vel papier geschreven: ik wil televisie maken. Dat hangt nu ingelijst op een speciale plek thuis. Nee hoor, het hangt niet. Het zit wel in een lijstje.’ Hij grijnst. ‘Maar dat gebruik ik gewoon om coke vanaf te snuiven.’
Holocaust, kinderen en dieren, dat zijn de grote drie Kluizenaar Van de Pavert maakte in 2003 een demotape en stuurde die op naar de VARA. ‘Op VHS-band toen nog natuurlijk – ja, zo lang is dat geleden. Drie weken later zat ik bij de VARA aan tafel voor VARA laat, de voorloper van De wereld draait door.
Sindsdien ben ik daar niet meer weggegaan. In twee, drie maanden ging het van een beetje hobbyen naar een professionele televisieproductie.’ Dat laatste zegt hij met een plechtige, nasale stem.
Hij produceert zijn filmpjes thuis, één per dag, en stuurt ze aan het einde van de middag op naar de redactie van De Wereld Draait Door. Hij is niet vaak meer in de studio in Amsterdam. ‘Vroeger liep ik altijd de studio uit als mijn filmpje vertoond werd. Ik wilde de reactie van het publiek niet zien. Nu voel ik me wel eens een kluizenaar in mijn hokje. Maar dat vind ik ook wel een lekker gevoel.’ Zijn huis wil hij aanvankelijk liever niet laten zien. ´In mijn werkkamer staat niet veel meer dan…. ´ tot aan ´laat het mysterie maar intact.´
“Ik ruik kinderen!”
Alle toegevoegde voice-overs in de filmpjes spreekt hij zelf in. Ook de vrouwenstemmen. ‘Ik heb gewoon simpelweg niet de tijd om een actrice of een vriendin te gebruiken. Soms heb ik buitenlandse stemmen nodig, Russisch of Spaans bijvoorbeeld. Ik schakel dan een vriendin in die de vertaling stuurt per sms. En dan laat ik het door de computer voorlezen om de intonatie en de klemtonen te weten te komen. In mijn vorige huis had ik een studiootje in een uitbouw aan mijn huis, een soort veredelde schuur midden in een tuinblok. Daar zat ik dan bijvoorbeeld een mishandelingsscène op te nemen en heel hard te schelden en te schreeuwen. In mijn nieuwe huis heb ik daarom meteen briefjes rondgebracht: “Het kan zijn dat u zo nu en dan eens wat verontrustende geluiden hoort, niets aan de hand!” Nog steeds heb ik wel eens bezorgde buren aan de telefoon.’ Midden in zijn verhaal valt hij opeens even stil. Er komt een stel ouders met kinderen het café binnen lopen. Van de Pavert volgt ze met zijn blik. ‘Ik zie soms kinderen en dan denk ik: wauw, dat zou ik ook wel willen. Ik denk dat ik een heel leuke vader zou zijn. Ik kijk ook graag naar kinderprogramma’s op televisie. Daar word ik heel rustig en blij van. Zo lekker ongecompliceerd en dom.’ Hij lacht, hard en
5
Beeld /// Thomas Huisman
met wilde handgebaren. ‘Ik kan niet wachten tot ik kinderen heb die dan een liedje voor me instuderen. Kinderen zijn net als demente bejaarden, ze weten niet wat ze doen. Vroeger las ik in de GVR van Roald Dahl dat de reus zegt [hij zet een zware stem op] “Ik ruik kinderen!” Ik geloofde dat eerst niet, maar het is echt zo. Een weeïge lucht, een beetje viezig eigenlijk. Wacht, misschien kunnen we er even aan eentje ruiken. Ik ga erachteraan, ik ben zo terug.’ Hij veert op van zijn stoel en loopt naar de andere kant van het café, op de groep kinderen af. Hij loopt ze voorbij, gaat naar de wc. Als hij terugkomt ruikt hij aan zijn vingers en knipoogt. ‘Wat er daar gebeurde is tussen mij en hen.’
Cryptofascistische boodschappen
Als kind was Van de Pavert druk, en naar eigen zeggen een pestkop. ‘De commentaren op mijn rapporten luidden telkens: “Is heel slim, maar is alleen maar aan het zieken.” Terugkijkend was dat zieken van mij echter een heel slimme manier om mensen bewust te maken van zichzelf. Dat getreiter van vroeger heb ik nu omgezet in iets 6
waar ik centen mee verdien.’ Over de getreiterden in zijn filmpjes voelt hij zich niet schuldig. Het filmpje waarin PvdA-fractieleider Job Cohen zogenaamd door een volle Tweede Kamer wordt uitgelachen, werd na de uitzending een grote hit
Ik zou veel liever Wilders hard te grazen nemen dan Job Cohen
op internet. ‘Dat heeft Cohen zeker imagoschade toegebracht. Het heeft veel stof doen opwaaien. Maar het is zijn eigen schuld. We hebben het hier over een politicus. Ik zet niet de eerste de beste lul op televisie voor schut. Cohens publieke optreden is gewoon ontzettend slecht. Ergens baalde ik er van, ik heb wel sympathie voor die man. Ik zou veel liever Wilders hard te grazen nemen dan Cohen.’
‘Ik sta niet echt open voor inbreng van buitenaf. Ik kan niet goed tegen kritiek. Althans, ik kan niet tegen teréchte kritiek. Maar die krijg ik niet’, grinnikt hij. ‘Wel word ik overstelpt met boze reacties zoals: “Er is iemand verkracht of doodgeschoten, daar mag je geen grap van maken.” Dat soort kritiek krijg ik dagelijks. Mensen zien de nuance vaak helemaal niet. Maar ik maak de filmpjes natuurlijk wel met het publiek in mijn achterhoofd. Met vrienden wil er wel eens een Holocaustgrapje voorbij komen, maar bij De Wereld Draait Door moet je dat natuurlijk niet doen. Kinderverkrachting, incest, pedofilie... En dieren liggen ook gevoelig. Holocaust, kinderen en dieren, dat zijn de grote drie.’ Hij fluistert geheimzinnig. ‘Ik weet niet of het iemand ooit is opgevallen, maar ik stop regelmatig cryptofascistische boodschappen in mijn filmpjes. Maar daar ga ik natuurlijk niets over vertellen.’ Hij begint keihard te lachen. Weer trekt hij de blikken van de andere cafégangers. ‘Ik ben kunstenaar. Ik probeer niet zoals een journalist heel gebalanceerd te zijn. Integendeel.’ Babel
opinie
Literatuurwetenschap voor leken Niet bij alle verplichte vakken in het eerste jaar is het even duidelijk wat we leren. Zoals bij Inleiding literatuurwetenschap, een vak dat inhoudelijk niet past binnen een wetenschappelijke studie, betoogt Christiaan Paauwe. Tekst /// Christiaan Paauwe Beeld /// Thomas Huisman
Vitae discimus ’Non scolae, sed vitae discimus’, stelt een oud Latijns gezegde. Deze woorden zijn vrij te vertalen als ‘men leert voor het leven en niet voor school’ en hebben waarschijnlijk genoeg studenten eens verveeld. Het klinkt misschien als iets wat je voornamelijk van je ouders hoort, maar het is wel een wijsheid die menig UvA-student ter harte zou moeten nemen. Bij de meeste vakken tenminste. Helaas zijn er vakken waar het nog maar de vraag is of deze leus erop van toepassing is. Bij Inleiding Literatuurwetenschap leer je voor de school, en niet voor het leven.
Paaseieren vinden
Laten we beginnen bij de contacturen. Het vak bestaat uit één hoorcollege van twee uur dat iedere twee weken gegeven wordt. Daarnaast moeten alle studenten om recht te hebben op een herkansing één werkgroep volgen. Dit betekent niet dat je elke week een werkgroep hebt en de student bij één van deze werkgroepen aanwezig moet zijn. Nee, iedere student wordt in het hele semester ingedeeld bij één werkgroep waar hij eenmalig verwacht wordt. Dit betekent dat aan elke student gedurende een heel semester in totaal maar liefst veertien college-uren aangeboden wordt, wat in werkelijkheid neerkomt op iets meer dan twaalf uur les. En dat voor een vak waar een student vijf studiepunten voor krijgt. Je kunt je afvragen of de student alle informatie van dit overvloedige aanbod aan kennis kan verwerken. Het vak is dit jaar gelukkig enigszins verbeterd ten opzichte van vorig jaar: toen kwam het voor dat de docent een cartoon liet zien tijdens het college, terwijl niemand wist wat hij daarmee duidelijk wilde maken. Inleiding Literatuurwetenschap is opgedeeld in vijf hoofdonderdelen met de volgende onderwerpen: de avonturier, de reporter, de spin doctor, de operator en de speculant. Als je je afvraagt wat deze termen te maken hebben met de literatuurwetenschap, dan stel je een terechte vraag die ook menig ander student herhaaldelijk bezig heeft gehouden. Elk van deze personages zou een bepaald facet van de literatuurwetenschapper moeten vertegenwoordigen. Leuk bedacht, of gewoon vergezocht, aangezien de studenten Februari 2012
uiteindelijk eigenlijk alleen maar bezig zijn met het vinden van een door de docenten zelf verstopt paasei. Je vindt het ei na lang met tegenzin zoeken wel, maar je hebt geen idee waarom je het zou willen vinden. In plaats van een gestructureerd verhaal over de verschillende facetten van de literatuurwetenschap, komt het neer op een aaneensluiting van onduidelijke vergelijkingen. Op een universiteit zijn wij bezig met wetenschap, en zo dient er ook met de te behandelen stof om te worden gegaan: serieus en zonder te veel eigen interpretatie.
Uitdagen
Nu rijst de volgende vraag: hoe wordt een dergelijk vak nog enigszins met inhoud geëxamineerd? En hoe bereid je jezelf voor op een dergelijk examen? Twintig procent van het cijfer wordt bepaald door een opdracht die vóór de te volgen werkgroep ingeleverd moet worden. Tegelijk wordt ook de inzet van de student in die ene werkgroep meegenomen in de beoordeling. De meeste studenten doen daarom hun uiterste best, ondanks dat het vak misschien verder onduidelijk is. En de opdracht? Daarin moet de student overeenkomsten tussen
een van de figuren en de literatuurwetenschapper vinden, oftewel het paasei vinden dat door de docenten zelf verstopt is. Gelukkig kost deze opdracht maar een uurtje. De andere tachtig procent wordt bepaald door het tentamen, dat verbazingwekkend genoeg nog wel inhoud heeft. Fijn aan het tentamen is dat studenten een groot deel van de gevraagde kennis al gewoon geleerd hebben op de middelbare school. De rest kan uit een studieboek worden gehaald, wat goed uitkomt aangezien men het niet moet hebben van de colleges.
De UvA moet en kan studenten uitdagen. Er zijn genoeg vakken waar studenten hard voor werken en waarbij ze geprikkeld worden om het uiterste van hun kunnen te bereiken. Binnen de literatuurwetenschap is er genoeg interessante stof om studenten net zo uit te dagen en op een hoger niveau van kennis te brengen. De docenten zijn daar zeker toe in staat. Echter, met de hoeveelheid college die het vak aanbiedt en de weinig wetenschappelijke aanpak, volgen studenten het vak nu omdat het een verplicht onderdeel van de studie is en dus niet voor het leven dat na de universiteit op hen wacht. 7
de hort op
Tekst /// Fleur Willemsen
Exotische geluiden Op een luchtige, ontspannen manier uitbrakken op de zondagmiddag: elke derde zondag van de maand wordt er in de Westergasfabriek een MC Studio Sessions-middag gehouden. Nieuwe talenten jammen live met gevestigde namen op het gebied van afro-jazzmuziek. Het is een initiatief van Fra Fra Sound in samenwerking met Mo Music Activation. Deze maand vindt de muziekmiddag plaats op 19 februari. Wat: MC Studio Sessions Waar: Westergasfabriek Wanneer: 19 februari Toegang: € 7,50 Info: www.westergasfabriek.nl
Even slikken Het BNN-programma ‘Spuiten en Slikken’ krijgt een eigen, gelijknamige theatershow. Onder leiding van Sanne Vogel beelden onder anderen Tygo Gernandt, Egbert-Jan Weeber en Geza Weisz een verschillende drug uit. Een jonge cast dus, die probeert om op een luchtige manier te vertellen over zowel de positieve als negatieve gevolgen van alcohol en drugs. Dit toneelstuk wordt deze maand meerdere malen opgevoerd in het DeLaMar-Theater. Wat: Toneelstuk Waar: DeLaMar-Theater Wanneer: 16 t/m 19 februari Toegang: v.a. € 19 Info: www.delamar.nl
Op vakantie met Grunberg Voor Arnon Grunberg betekent op vakantie gaan met je gezin iets heel anders dan lekker ontspannen: ‘Een gezin op vakantie is een gezin in oorlogsgebied, of beter gezegd in een oorlogssituatie.’ De fascinatie voor de gezinsvakantie zette hij om in een fotoproject met beeldend kunstenaar Wendela Hubrecht. Nadat verschillende gezinnen geauditeerd hadden, koos hij ervoor om samen met de familie Van der Poel op vakantie te gaan naar het Griekse eiland Lefkas. De vakantiekiekjes zijn te bewonderen in het Foam. Wat: Les vacances de Monsieur Grunberg Waar: Foam Wanneer: 9 februari t/m 18 maart Toegang: € 7,50 Info: www.foam.org
hersenspinsels
Net als in de film
Met mijn haar ingevlochten en mijn buik gebruind was ik er helemaal klaar voor om in de stijl van Lara Croft de Atlantische oceaan te trotseren. Samen met mijn vriendje holde ik over de stenen, richting de woeste golven, klaar om met een sierlijke duik in de diepte te verdwijnen, toen een golf een flinke lading losse keien op mijn voeten wierp. Met tranende ogen maakte ik hinkend rechtsomkeert naar het strand. ‘Au! Ik ga terug hoor!’
De eerste poging om als vrouwelijke Indiana Jones indruk op mijn vriendje te maken was jammerlijk mislukt, maar ondanks m’n blauwe voet was ik er een half uur later opnieuw klaar voor. Lara Croft liet zich ook niet door een steen op haar voet uit het veld slaan. Met herzamelde moed waadde ik 8
Wetenschappelijke fraude onder de loep Op de universiteit word je opgeleid tot wetenschapper. Je leert om zelf onderzoek te doen en op basis van verkregen resultaten uitspraken te doen. Maar tegenwoordig lijkt het alsof gegevens steeds vaker verzonnen worden. Ondermijnt dit de status van de wetenschap? Zijn wetenschappelijke bronnen nog wel betrouwbaar? Onder leiding van Martijn van Calmthout wordt er wederom olie op het wetenschappelijk vuur gegooid. Wat: KennisCafé Waar: De Balie Wanneer: 20 februari Toegang: € 5 met studentenkaart Info: www.debalie.nl
in het water, tot mijn vriendje op een kwal wees die een eindje verderop rustig voorbij dobberde. Zo’n prehistorisch en slijmerig blubberding dat ook nog steekt. ‘Aaaargh!’ Opnieuw wist ik niet hoe snel ik terug bij mijn handdoek moest komen.
Tegen het einde van de dag had ik pijnlijke voeten, een verbrande neus, droge lenzen en een hoop mislukte duikpogingen achter de rug. Ik mopperde. Lara Croft heeft nooit last van dat soort dingen. Niet in haar films. En ze moppert ook nooit. Soms loop ik volledig onder de indruk uit Tuschinski, geïnspireerd en bevlogen, wetende dat ik mijn leven zal gaan veranderen. Dat ik zal transformeren. Maar wanneer ik mezelf daadwerkelijk in een film waan, wanneer ik door een elfjesjachtig bos of over het strand loop, blijkt pas
hoe ontzettend veel ingewikkelder de werkelijkheid in elkaar zit. Want in een film hoef je nooit te niezen. Je hebt geen knorrende maag of jeuk aan je billen. En als je al vergeten bent om iets mee te nemen, heeft dat een goede reden, namelijk omdat het lot iets belangrijks voor je in petto heeft. Bovendien krijg je niet te horen dat je lijkt op een hamster wanneer je probeert dapper te kijken. Die dingen zijn ontmoedigend. De realiteit is vermoeiend. Maar toch, iedere keer wanneer ik weer een film met een archeoloog, heksje of andersoortig superheldin zie, laait de hoop weer op. Op een dag zal ik misschien wel nét zo zijn. Ik moet alleen nog even oefenen. Tekst /// Julia Keers
Babel
De collegehopper
Gezelligheid kent geen tijd Heftige discussies of duf aantekeningenvoer? Babel test het onderwijs aan de FGw en schuift in de collegebanken aan. Deze maand: Carte Blanche. Tekst /// Francisca Wals
N
ogal geheimzinnig lijkt het Instituut voor Interdisciplinaire Studies. Alsof je er alleen binnenkomt via Perron Negen Driekwart. Maar anders dan op Zweinstein, is iedereen er welkom, met als enige voorwaarde dat je met SIS om kan gaan. Het IIS verzorgt ‘interdisciplinair onderwijs waarbij je leert over de grenzen van je vakgebied te kijken’. Hierbij moet je denken aan vakken als Big History, China – opkomende supermacht of Quantumlessen. Sommige vakken zijn alleen toegankelijk voor honoursstudenten. Zo ook het vak Carte Blanche, gedoceerd door Sander Bais, emeritus hoogleraar Theoretische Natuurkunde. Toen hij vorig jaar tot docent van het jaar was verkozen, vroeg het IIS hem een vak te doceren. ‘Oké,’ zei Bais, ‘maar alleen als ik carte blanche krijg.’ Het vak en zijn naam waren geboren. Carte Blanche bestaat uit een reeks van negen colleges, met als rode draad ‘creativiteit in de wetenschap’. Dat dit thema nogal breed opgevat mag worden blijkt uit de diversiteit van onderwerpen die in de colleges aan bod zijn gekomen. Onder anderen schrijfster Nelleke Noordervliet en Volkskrant wetenschapsjournalist Martijn van Calmthout kwamen langs, en onderwerpen als urbanisatie, symmetrie en wetenschappelijk integriteit passeerden de revue.
hij niet door al zijn slides heen komt, vertelt hij me later. Vaak zaten ze tot half elf te discussiëren, totdat ze er van de portier uit moesten. ‘Wat ik belangrijk vind, is dat ik mijn studenten prikkel, dat ze geboeid raken. Dan kan niet als je een les op de automatische piloot er doorheen jaagt. Dat is wat er nou zo verschrikkelijk misgaat in dit onderwijssysteem.’ Aan multiple choice heeft hij een hekel. Liever geeft hij zijn studenten bijzondere opdrachten. Zo hebben ze een krantenartikel over iets binnen hun vakgebied moeten schrijven en hebben ze een voorwerp waarin symmetrie een rol speelt, moeten maken. Gemor klinkt wanneer Bais aankondigt dat ook aan dit college een opdracht verbonden is. De bedoeling is dat de studenten entropie betrekken op hun eigen vakgebied. Het meisje naast me heeft geen idee. Bais: ‘Ja hallo, dit is wel voor zes punten hier hè. Jullie krijgen ook nog taart enzo… het is hier veel te gezellig!’
Op een woensdagavond druppelen tegen de klok van zeven de studenten het lokaal in het gebouw van het Amsterdam University College binnen. Het groepje van zestien bestaat uit ongeveer evenveel mannen als vrouwen. Iedereen kletst en Bais doet gezellig mee. Voorafgaand aan het college zijn ze met zijn allen uit eten geweest bij de pizzeria om de hoek. Een meisje heeft een taart meegenomen, omdat het de laatste les is. Vanavond zal het college over entropie gaan. ‘Het wordt wat technischer dan de rest’, waarschuwt Bais. Het meisje dat naast me zit kijkt paniekerig. Ze studeert Italiaans en dit is onbekend terrein: ‘Er zitten hier veel studenten uit de biomedische hoek, die snappen al dat technische gedoe veel beter dan ik.’ De collegeslides zoeven voorbij. Bais vertelt gepassioneerd over het heelal, de gedragingen van deeltjes en informatiesystemen. Entropie komt er in het kort op neer dat alles in de kosmos van orde tot chaos vervalt. Om deze reden dijt het heelal steeds sneller uit, maar wordt ook bijvoorbeeld je thee na verloop van tijd koud. Met voorbeelden uit de biologie, economie en sociologie probeert Bais natuurkundige verschijnselen uit te leggen. Een ware interdisciplinair. De tweede helft van het college loopt minder soepel. Er verschijnen meer en meer wiskundige formules in de slides en het meisje naast mij kijkt alsmaar benauwder. Alleen de natuurkundestudent in het gezelschap schrijft nog driftig mee. Blijkbaar is het voor Bais lastig in te schatten wat het bètaniveau van zijn studenten is: ‘Weten jullie eigenlijk wat een maximum is? En een logaritme?’ En: ‘Misschien is het allemaal te makkelijk voor jullie, weet ik veel.’ Als er een ingewikkelde formule verschijnt, probeert hij de groep gerust te stellen: ‘Hier staat een beetje een moeilijke formule, maar eigenlijk is hij heel simpel.’ Geroezemoes. ‘Nou ja… je moet er natuurlijk een beetje doorheen kijken!’ Als eenmaal één studente haar vinger omhoog steekt, barst het vragenvuur los. Bais beantwoordt ze allemaal uitvoerig. Het maakt hem niet zoveel uit als Februari 2012
College: Carte Blanche Onderwijsinstituut: het Instituut voor Interdisciplinaire Studies Docent: Prof.dr.ir. F.A. Bais en gastdocenten Inhoud: thema’s die de docent aanspreken met als rode draad ‘creativiteit in de wetenschap’ Publiek: honoursstudenten uit diverse hoeken van de universiteit Eindcijfer: 8
9
vers talent
Opvrolijken, inspireren of steunen Eva Bos (21) won vorig jaar het Amsterdams Studentenfestival (ASF) in de categorie singer-songwriter. Samen met een celliste, percussionist en bassist vormt ze nu de band EVA. Na haar studie Psychologie aan de UvA wil ze zich volledig richten op de muziek. Tekst /// Carlijn Schepers Beeld /// Marcel Vendrig Hoe was het om mee te doen aan het ASF en te winnen? ‘Een vriendin kwam met de tip om deel te nemen, dus ik stuurde een zangopname in voor de categorie singer-songwriter. Vervolgens moest ik auditie doen, maar dat ging helemaal niet goed. Ik stopte midden in mijn liedje, hilarisch was het. Gelukkig vonden ze me toch goed genoeg om te mogen deelnemen. Totaal onverwacht won ik toen. Ik werd zelfs een beetje emotioneel. De prijs was een optreden in café Noorderlicht en een radiouitzending bij Amsterdam FM. Maar het beste wat ik eraan heb overgehouden, is dat ik vaker gevraagd word om op te treden. Bijvoorbeeld op het winnaarsfestival van het ASF en ik mocht komen zingen op de culturele vrijdagavond van het Van Gogh Museum.’
Ik schrijf gedichten die ik soms omzet in een lied
Hoe werd je de zangeres die je nu bent?
‘Als kind speelde ik dwarsfluit, maar op m’n tiende vond ik zingen eigenlijk veel leuker. En aangezien je beide dingen niet tegelijk kan doen, koos ik voor het laatste. Ik nam zanglessen en leerde gitaar en piano spelen. Nu kan ik mezelf begeleiden en dat helpt me bij het schrijven van nummers. Ik zat in verschillende bandjes waarmee we soul en motown maakten. Tegenwoordig valt mijn muziek vooral binnen het genre pop/folk. In mijn stem probeer ik kracht en intensiteit te combineren met kwetsbaarheid. Verder kom ik uit een muzikaal gezin: mijn broers zijn ook muzikant en afgestudeerd aan het conservatorium. Zij gaven mij het goede voorbeeld.’
Waarom ben jij niet naar het conservatorium gegaan?
‘Dat wilde ik ook toen ik zeventien was. Ik had mijn demootje al klaar. Toch hield een sterk gevoel me 10
ste ronde afgevallen. Het was altijd al mijn plan om Psychologie in deeltijd ernaast te gaan doen, dus besloot ik voltijd te gaan studeren.’
Je schrijft je eigen nummers. Waar haal je de inspiratie daarvoor vandaan?
‘Vaak begint het met een ingeving die ik plotseling krijg. Maar ik schrijf ook gedichten die ik soms omzet in een lied. Of ik begin gewoon met het opschrijven van een gevoel na een gebeurtenis. Vaak verschijnt er dan vanzelf een bijpassende melodie in mijn hoofd. Ik probeer clichés, zoals de liefde, zoveel mogelijk te vermijden. Ik probeer zo’n thema dan vanuit een ander perspectief te benaderen. Bijvoorbeeld een gesprek tussen een moeder en haar kind, dat niets snapt van de liefde. Ik heb ook veel teksten waar ik nog niets mee heb gedaan. En eigenlijk zitten er ook nog veel melodieën in m’n hoofd. Misschien moet ik die eens combineren, haha.’
Wat wil je bereiken met je muziek?
tegen. Om er even tussenuit te gaan, ben ik gaan reizen door Australië en Nieuw-Zeeland. Daarna ging ik een oriëntatiejaar doen in Amsterdam. Ik deed de vooropleiding voor het conservatorium, een scholarship bij het Amsterdam Dance Center en ik zat bij het Amsterdams Studententoneel. Vervolgens werd me door mijn zangcoach op het conservatorium geadviseerd toch auditie te doen. Maar daar verwachtten ze van mij dat ik alleen voor de muziek zou gaan. Ik zou ongelukkig worden als ik niet meer kon toneelspelen of dansen, dus dat wilde ik niet. Uiteindelijk ben ik in de laat-
‘Ik wil mensen ermee helpen. Ik wil ze opvrolijken, inspireren of juist steunen in moeilijke tijden. Hopelijk krijgen ze hetzelfde gevoel dat ik soms ervaar als ik een concert bezoek: dan is mijn hart vol vrede en wil ik iedereen wel een kus geven. Ook ervaringen en gevoelens delen met anderen vind ik belangrijk. Zo liep ik laatst nieuwsgierig rond op het terrein van Occupy met m’n gitaar nog op de rug. Even later zat ik daar met de mensen muziek te maken. Een geweldige ervaring. Na mijn studie ben ik van plan volledig voor de muziek te gaan. Ik zou het supervet vinden een cd te maken, die te presenteren in Bitterzoet en vervolgens een theatertour te doen. Maar niets staat nog vast, hoor!’
Eva Bos is te vinden op Facebook en op www.reverbnation.com/evabos
Babel
de faculteitsfluisteraar n zó eng.’ ‘Vrouwelijke docenten zij
‘Hahaha! Zij wel ja. Met dat vingertje. En die stem!’
‘Zo’n Thatcher-achtige, pad-achtige…’
‘Zou ze een gezin hebben?’ t iets ‘Gescheiden waarschijnlijk. Ze heef was?’ mooi ze dat stel , goed Maar . tragisch ‘Lastig voor te stellen.’
‘Welke mooie vrouwen zijn nou, zeg maar, echt intell ectueel?’
ozy? Die is mooi.’ ‘Hoe heet ze, die vrouw van Sark
‘Ja, maar nee, die kan ook zingen.’
BORREL
Familiezaken
Mijn moeder en broertjes zijn bij mij op bezoek. Ik heb ze meegenomen naar een hippe tent in de Pijp, wat nog best een gedoe bleek te zijn zonder fiets. Maar dat maakt niets uit, want vanavond is een speciale avond. Mijn moeder wil namelijk ‘wat’ bespreken met haar – alle drie bijna – volwassen kinderen. ‘Wat’ blijkt geldzaken te betreffen. Ze begint hakkelend te vertellen dat zij bepaalde eigenschappen van haar ouders heeft overgenomen en dat ze deze ook weer terug ziet in ons. Een bepaalde gierigheid. Altijd denken en doen alsof er geen geld is, terwijl dat er wel is. En daarom wil mijn moeder ons op deze koude, donkere avond vertellen hoeveel geld er nog precies is voor mij en mijn gebroeders. Zodat we die eigenschap kunnen loslaten, denk ik. Mijn oudste broertje begint meteen olijk allerlei activiteiten en reizen op te sommen die hij van het bedrag kan gaan ondernemen. Ik erger me daar aan. Het gaat mij om het emotionele aspect van het verhaal; kunnen we daar niet over door praten, dat met die karaktereigenschappen? Mijn jongste broertje kijkt zwijgend met zijn meest chagrijnige gezicht in zijn bierglas. Als mijn moeder uiteindelijk vraagt wat hij er nou van vindt, antwoordt hij nors dat het verdomme toch helemaal niet om geld gaat. Toen hij nog bij pap woonde, hadden ze het geen enkele keer over geld gehad. Het blijft ijzig stil aan onze tafel. Gelukkig kwam daar al snel het voorgerecht.
Toen ik twee jaar geleden op reis ging, wilde ik vooral mijn familie ontlopen. In mijn ogen was het een stelletje malloten waar aan iedereen wel iets mankeerde. Behalve aan mij, natuurlijk. Nu weet ik wel beter. Eigenlijk is niemand echt ‘normaal’. Zelfs ik niet. Mijn oudste broertje heeft – soms ten nadele, maar meestal ten voordele – echte dromen. En veel ook. Mijn jongere broertje is wat nuchterder en raakt langzaam meer vertrouwd met de wonderlijke wereld. Moeder en vader blijken ook gewoon mensen met angsten en verlangens te zijn. We zijn allemaal anders, en toch lijken we zo op elkaar. Februari 2012
Beeld /// Thomas Huisman
Mijn oudste broertje blijft gelukkig doorpraten over zijn toekomstige plannen, terwijl hij nog eens grinnikend net iets te hard door de tent roept: ‘Rondje van de zaak, haal maar af van mijn X [het betreffende geldbedrag].’ Mijn andere broertje zegt nog steeds niet veel, maar dat doet hij wel vaker niet. Hij ziet er moe uit. Mijn moeder eigenlijk ook. Ze kijkt een beetje beteuterd naar buiten, zo had ze het zich vast niet voorgesteld. We doen allemaal zo ons best. Als ze uiteindelijk op de tram stappen, steek ik snel een sigaret op.
Tekst /// Daan Borrel
11
Reportage
Koken en yoga in de OT301 Lieverdjes waren het niet, de Amsterdamse krakers in de jaren tachtig. Ze gooiden rookbommen naar Beatrix en de ME ging hen met tanks te lijf. Wat is er veranderd sindsdien? Deel 1 van een serie over de Amsterdamse krakersscene van nu. Tekst /// Francisca Wals Beeld /// Thomas Huisman Kookles Een winterse maandagavond, zes uur. In het vroegere filmacademiegebouw op de Overtoom nummer 301 wordt kookles gegeven in het veganistische eetcafé De Peper, op de begane grond. De rest van de week kunnen mensen hier voor zo’n acht à negen euro drie gangen zonder dierlijke producten eten. Vandaag maken we met een groepje van vier pompoensoep, couscousballetjes met spinazie en veganistische chocoladetaart. Het wekelijkse klasje okidoyoga mag het straks samen met ons komen opeten. De Macedonische Marika doet ons voor hoe we de pompoen het beste kunnen snijden. Ze is producent, fotograaf, regisseur en ze kookt vaak in De Peper. Koken doet ze al van jongs af aan, ze heeft het van haar oma geleerd. Ze is pas tien maanden in Nederland, daarvoor woonde ze in Skopje en in Boekarest. Op de bonnefooi trok ze naar Amsterdam en tijdens een wandelingetje in de buurt van haar logeeradres liep ze langs de OT301: ‘Het zag er wel tof uit, dus ik liep naar binnen. Ik maakte een praatje met wat mensen en ik kon die nacht meteen in de kamer van een Serviër blijven slapen. Hij ging een paar maanden weg.’ Ze kon als kok aan de slag in De Peper en al snel werd de OT301 haar thuis: ‘Je hebt hier echt alles. Het is
12
weleens voorgekomen dat ik twee weken het gebouw niet heb verlaten. Het is een zelfvoorzienend eiland.’ Marika is member van de OT301, wat wil zeggen dat ze hier mag werken en wonen. In ruil hiervoor moet ze wel huur betalen aan de EHBK (‘Eerste Hulp Bij Kunst’), de groep die het gekraakte pand in 2006 van de gemeente kocht, na gedoe over huur en onderhoud. Dat zat zo: in 1999 kraakte de EHBK de toen nog leegstaande filmacademie aan de Overtoom. De gemeente had plannen om het gebouw te slopen en er een fietspad neer te leggen. ‘En dat terwijl er 50 meter verderop al een fietspad lag. Belachelijk!’, vertelt Colin van de EHBK. De krakers maakten het gebouw tot een culturele vrijplaats, maar het verkeerde in zo’n slechte staat dat er hulp van het stadsdeel nodig was. Het stadsdeel schonk de EHBK 770.000 euro om het gebouw brandveilig en wind- en waterdicht te maken. Daarnaast bood het de krakers een vierjarig huurcontract aan voor een lage prijs. Zij stemden ermee in en werden zo legale huurders. Toen het stadsdeel de huur fors dreigde te verhogen en zich bovendien volgens de bewoners te veel met het reilen en zeilen van de OT301 bemoeide, zagen de bewoners nog maar één uitweg: ze kochten het pand. Sindsdien worden ze door een deel
van de Amsterdamse krakersscene geboycot, omdat ze geen ‘echte’ krakers meer zouden zijn. De evenementen en workshops die de OT301 organiseert, worden niet op radar.squat.net opgenomen, dé evenementensite van de krakersscene.
Als we de couscousballetjes staan te draaien, komt de Poolse Monika binnenlopen. Monika – geschoren hoofd, houten oorbellen – kwam met het idee van de veganistische kookles. Zij runt de in de OT301 gevestigde Movement Academy, waar shiatsutherapie-, yoga- en circuslessen worden gegeven. Ook geeft ze yoga- en danslessen aan kinderen. ‘Ik kom jullie vertellen hoe jullie het beste kunnen staan: rechtop, en niet te veel met je schouder bewegen als je snijdt. Het is belangrijk dat je goed voor je lichaam zorgt, ook als je kookt.’ En: ‘Denk bij het snijden van de groente ook aan waar het vandaan komt, aan de boeren, de distributie. Wees dankbaar.’ Iedereen knikt. Marika vindt het duidelijk onzin en pakt een biertje.
Weg uit Polen
Monika woont al sinds 1999 in de OT301. Daarvoor: overal en nergens. ‘Toen ik Polen in 1995 verliet was ik twintig, zwanger, de vader was ervandoor gegaan en mijn moeder wilde me niet
Babel
Monika (links) geeft yogales, zelfs aan politieagenten
meer zien als ik niet zou trouwen. Ik had gehoord dat ze in Amsterdam wél normaal deden tegen punkers, dat ze daar in gekraakte hotels woonden. Daar wilde ik heen.’ En ze ging, hoogzwanger, zonder dat ze een woord Nederlands of Engels sprak. De weeën begonnen in een kraakpand op het Leidseplein: ‘Het was idioot, ik lag daar en beneden was een punkconcert aan de gang.’ Ze kon terecht bij Villa Omval, aan de Amstel. Ze had geen verzekering, dus geen vroedvrouw. De krakers van De Omval hadden geld ingezameld om een vroedvrouw te kunnen betalen. Ze kreeg een zoon, ze noemde hem Boris. Om geld te verdienen stond Monika als vuurspuwer op het Leidseplein. ‘Het moest allemaal heel stiekem. ’s Ochtends konden straatartiesten intekenen op een lijst, die ergens onder het vuilnis lag. Hierop stond wie wanneer aan de beurt was. We moesten vooral zorgen dat de politie ons niet te pakken kreeg, want we waren allemaal illegaal en spraken geen Nederlands.’ Villa Omval was inmiddels ontruimd en Monika en haar zoontje trokken van kraakpand naar kraakpand: ‘Nieuwezijds Voorburgwal, Keizersgracht, de Pijp, naast Carré, we hebben overal gewoond. Elke keer weer kwam de ME en moest ik Boris uitleggen waarom we de ramen aan het dichttimmeren waren. En daar ging ik weer, met mijn tas in mijn ene hand en Boris in de andere.’ In 1999 leerde Monika mensen van de EHBK kennen. Zij hadden het plan om het oude filmacademiegebouw op de Overtoom te kraken. Dit lukte. Monika woonde op dat moment in het oude OLVG-gebouw: ‘Het was winter en ijskoud. Zelfs de Februari 2012
olijfolie was bevroren. Toen een paar krakers van de Overtoom op vakantie gingen, mocht ik in hun kamer. Daar was tenminste verwarming en het lekte er niet.’ Na een tijdje kwam er een kamer vrij. Monika kon blijven.
We gaan het echt niet winnen van de politie, kom op zeg
Breuk Monika: ‘De docent drinkt bier, dat is mooi! Marika, weet je wel hoe ongezond dat is?’ Marika: ‘Zij kan een hele nacht op alleen water. Ik niet hoor, ik gebruik wel eens wat.’ Later, als Monika terug is naar haar yogaklasje: ‘Monika is een health freak. Zo zijn we hier niet allemaal hoor. Op feestjes kan het er heftig aan toe gaan. En eigenlijk willen we van De Peper een vegetarisch restaurant maken. Bijna niemand is hier veganistisch.’ De yogales is afgelopen en langzaam loopt De Peper vol. Marika stelt voor de yogaleerlingen wijn of bier aan te bieden, maar Monika wil niet dat er vanavond alcohol geschonken wordt. ‘Je ziet, er zijn grote verschillen tussen mensen, ook binnen de OT301. Soms is het moeilijk om hier te wonen, stressvol. Er wonen hier veel mensen dus het is altijd druk. We hebben regelmatig vergaderingen met alle bewoners. Mensen zijn het vaak niet met elkaar eens en raken geïrriteerd.’ Het yogagroepje bestaat uit hele gewone mensen.
Monika: ‘Iedereen is welkom hier, daar hoef je niet per se antikapitalist voor te zijn. Laatst kwam er een politieagent naar me toe om te vragen of hij wel welkom was in mijn les. Ik zei: “Natuurlijk, maar dat uniform hoef ik niet te zien.” Kijk, misschien is het zo dat de samenleving ons verdeelt, maar we zijn uiteindelijk allemaal mensen.’ Ze snapt niet dat een deel van de Amsterdamse krakers de OT301 boycot sinds de koop van het gebouw. ‘Ik zie het verschil dat zij zien niet. Zij vinden ons hypocriet, maar we delen dezelfde waarden en we leven hier hetzelfde als andere krakers. Ik leef ook in een gemeenschap, ik deel een douche en overal ligt troep.’ ‘Maar ja, hier zie je de breuk binnen de krakersscene. Sommige mensen kiezen voor vreedzaam verzet. Anderen willen relschoppen. Ik loop mee in demonstraties, maar we gaan het echt niet winnen van de politie, kom op zeg.’ Leuzen als fuck the system zeggen Monika niks. Als mensen de wereld willen veranderen, moeten ze bij hun eigen leven beginnen, vindt ze. ‘Daarom werk ik zo graag met kinderen. De toekomst ligt in hun handen. Ademhalen is het belangrijkste dat ik ze kan leren. Ze hebben genoeg zuurstof nodig om rustig te blijven in deze gekke wereld. Ze moeten leren dat wie ze zijn belangrijker is dan wat ze hebben. Ik hoop dat ik mijn zoon dat goed heb bijgebracht.’ Iedereen is uitgegeten en de afwas staat klaar. Marika staat te roken in de rokersruimte. Monika komt naast me staan. ‘Je gebruikt te veel water. Kijk, als je alles eerst met een sponsje schoonmaakt en aan het eind schoonspoelt, ben je veel zuiniger.’ 13
fictie
Erg lang en heel gelukkig E
r leefde eens, in een land hier heel, heel ver vandaan, een jongen met stroblonde haren en diepdonkerbruine ogen. Zijn vader was de koning, en dus was hij een prins. Zijn naam was Flavius, hij droeg een rode tuniek, afgezet met gouddraad, en een kleine zilveren kroon prijkte bovenop zijn hoofd. Eén van Flavius’ geliefde bezigheden was het rijden op zijn wolkenwitte merrie – hij kon uren rondgalopperen en genieten van de fluisterende stilte van het woud. Af en toe hield hij halt en bestudeerde met gefascineerde blik de levende wezens om hem heen. Boogschieten deed hij graag, hij kende alle talen en wetenswaardigheden die hij behoorde te kennen, en de etiquetteregels waren met zijn persoonlijkheid verweven. Op het oog leek Flavius dus een prins zoals alle andere sprookjesprinsen – maar dat was niet het geval. Ondanks zijn uiterlijke kwaliteiten had hij één ernstige afwijking die hem niet tot de prins op het witte paard maakte waar alle meisjes van droomden: hij had geen charme. Misschien had hij nog een zekere innemendheid over zich in de buurt van zijn vader, zijn beste vrienden en de voedster die zijn moeder verving. Zodra hij echter in de buurt van vrouwelijk schoon kwam, ging alles mis. Flavius struikelde als hij niet al viel, braakte beledigingen uit zonder dat hij het wilde, en kreeg een hoogroze kleur als hij een meisje in het vizier kreeg dat te mooi was om de ware voor hem te zijn. Het leek wel een vloek, maar het is onzin om te denken dat het dat was. Niet elk sprookje bevat een boze heks met gemene toverspreuken, en zo ook dit verhaal niet.
Zoals dat van tijd tot tijd gebeurde in dat land hier heel, heel ver vandaan, werd er op een klaarlichte lentedag een schone jonkvrouw gevangen genomen door een draak. Hoog in een toren werd dit meisje, dat Livia heette, opgesloten met niets anders om handen dan het weven van een bruidskleed op een primitief weefgetouw. De draak had haar deze taak met opzet toebedeeld omdat hij dacht dat Livia toch nooit zou trouwen nu ze in zijn bezit was – en hij lachte in zijn klauw.
Hij zou als natte klei in haar kundige handen zijn De koning besloot in plaats van zijn gehele riddermacht op de draak af te sturen, zijn zoon Flavius op te dragen Livia te redden. Ergens was dit een roekeloze beslissing, maar de koning was het geloof in zijn enige en dierbare zoon nog niet verloren. En dus reed Flavius uit, gewapend met een lans, een zwaard en een erg lang touw. Zijn eigen motieven om Livia te verlossen waren nietbestaand, maar misschien dat hij ergens diep van binnen toch hoopte dat de jonkvrouw de liefde van zijn leven zou blijken. De draak woonde aan de rand het woud, waar de gevangenentoren stond op een veld omzoomd met hoge, donkere bomen. Brullend van woede en zelfvertrouwen stormde de draak op Flavius af – maar hoewel het paard van de prins haar manen aan het vuur verloor, stak Flavius de draak zijn lans door 14
de keel voordat het beest nog meer kwaad kon doen. Toen die klus geklaard was, begon de prins aan de lange klim naar het bovenste puntje van de toren. Jonkvrouw Livia liet zich vooralsnog niet zien. Toen Flavius zijn hoofd door het raam stak en haar zag, bloosde hij als nooit tevoren. Hij klom over de vensterbank, haakte met zijn rijbroek achter een spijker en verloor zijn evenwicht. Nadat hij verlegen zijn gescheurde kleding bij elkaar had gepakt en schoorvoetend naar het meisje was gelopen, verwachtte hij haar dankbetuigingen en daarom boog hij diep voordat hij haar aankeek.
Dankbaarheid was echter niet Livia’s voornaamste emotie. Als een kenau viel ze uit tegen Flavius, schold hem de huid vol. Hij was te laat, hij had de draak met zijn zwaard moeten doden en niet met zijn lans, hij had dat lullige kroontje af moeten zetten en haar in zijn armen moeten nemen als een echte prins. Flavius strekte zijn knieën en keek naar haar op alsof hij het licht had gezien. Dit meisje kende geen giecheligheid, geen flirterij en geen valse bescheidenheid – ze zou hem rondcommanderen, hem temmen, hem bijsturen als hij dat nodig had. Peinzend staarde hij Livia aan terwijl zijn onzekerheid zo snel verdween als kippenbouten in de mond van zijn gulzige vader. Ze was wat hij nodig had, en hij was dat voor haar: niemand anders dan hij zou zich zo graag op zijn kop laten zitten. Hij zou als natte klei in haar kundige handen zijn. Tekst /// Sietske van der Veen
Hier had jouw foto of illustratie kunnen staan
V
.ind je het leuk om illustraties te maken? Of ben jij creatiever met een fotocamera in je hand? Als je graag je werk gepubliceerd wilt zien in Babel, dan zijn wij op zoek naar jou! Stuur vóór 1 maart je cv en recent werk op naar
[email protected]
Babel
Simone and the City
Knus in de kast
Simone van Saarloos, rugbyster, condoomspecialist en studente Filosofie en Literatuurwetenschap, verblijft een half jaar aan de New School in New York City. Vanuit de Big Apple overziet ze haar Amsterdamse leven en deelt haar overpeinzingen met de lezers van Babel. Deze maand de laatste aflevering. Tekst /// Simone van Saarloos Beeld /// Thomas Huisman
I
k zeg mijn kast gedag. De taxi staat klaar en mijn koffers zijn ingepakt. Ik wurm mij voor de laatste keer tussen minibed en muur de kamer uit. Een paar maanden geleden verhuisde ik vrijwillig naar een slaapplek met de afmetingen van een MRI-scanner. Mijn voorgaande kamer in Brooklyn werd met achting ‘Chateau’ genoemd en toch was ik blij om in deze kast in de bruisende buurt Chelsea te gaan wonen. Mijn eerste dag als Manhattanbewoonster begon inderdaad ‘bruisend’. Onderweg naar school trof ik een man besmeurd met zijn eigen bloed. Donkerrode spetters kleurden de grote grijze stoeptegels. Zelf zat hij lachend met een Coca-Cola op de grond. Er was geen ambulance aanwezig, maar de brandweer was al bij hem – misschien om de stoep schoon te spuiten. Ik moest omlopen via Union Square waar juist de Farmers Market stond en men even onthaastte om een brood of groenten te kopen. Zodoende kwam ik te laat voor mijn college over Sartre’s toneelstuk Huis Clos. Er was juist een discussie gaande over de befaamde zin: ‘De hel is de Ander.’ Nou índerdaad, dacht ik, nog steeds chagrijnig van de drukte op straat. Toen de discussie vervolgens verzandde in een soort wellesnietes-spel was ik iedereen en ‘de Ander’ even helemaal zat.
wakker werd, begon de gekte. Bij het voelen van de houten wanden die mijn bed omsloten, dacht ik dat er iemand naast me lag – de kamergenoot die mij van streaker-taferelen in Cambodja had behoed, bijvoorbeeld. Met een gerustgesteld gevoel viel ik weer in slaap. In de maanden die volgden, ontwaakte ik geregeld om de wand naast me aan te raken. Ik voelde me, kortom, knus en veilig in mijn kast, dankzij de aanwezigheid van een onzichtbaar gezelschap. De onbekende Ander is zo erg nog niet.
Ik zeg mijn kast gedag, sluit de deur en stap de taxi in. Op weg naar het vliegveld vertelt de chauffeur trots over zijn oudste dochter; zij is net aan haar eerste jaar op de universiteit begonnen. ’Als ze maar geen Sartre leest’, zeg ik. ’Zij leest alles’, glundert hij. Ik glimlach hem gedag.
Onzichtbaar gezelschap
Mijn eerste nacht in mijn nieuwe kamer moest ik denken aan een nachtmerrie die ik tijdens een reis door Cambodja had. Onder invloed van malariapillen droomde ik dat ik opgesloten zat in een donkere grot. In paniek rende ik naar de deur, waar ik aan de klink begon te rammelen in de hoop dat ik toch de grot uit kon komen. Gelukkig riep mijn kamergenoot op dat moment: ‘Hé, wat doe je?’, waardoor ik wakker werd vlak voordat ik naakt de gang van het hostel was opgerend. Gelukkig is de kast geen grot en viel ik gauw in een droomloze slaap. Pas toen ik ’s nachts even Februari 2012
was dat de Ander ons vormt, ongemakkelijk doet voelen en ons abnormaliseert, is de voortdurende aanwezigheid van anonieme Anderen in New York juist heel geruststellend. Wanneer je om drie uur ’s nachts samen met andere studenten in de bibliotheek zit, motiveert dat. Wanneer je een obscure lezing organiseert in een verscholen boekwinkel, komt er toch publiek op af – in een stad van tien miljoen zijn er altijd wel geïnteresseerden. Wanneer je tijdens de spits in de metro tussen de mensen staat geperst, glimlach je: je bent tenminste niet de enige die lijdt. Wanneer je, tegen beter weten in, een Ben & Jerry’s-bar binnenstapt, verdwijnt je schuldgevoel onmiddellijk bij het zien van de lange rij zondaars die ook een bak vol Chocolate Fudge Brownie willen. De hel is niet de Ander. Integendeel, de voortdurende aanwezigheid van de Ander voorkomt schaamte, zelfhaat, introspectie en andere narigheid waardoor je je niet knus en veilig zou voelen.
Anonieme anderen In mijn allereerste column vanuit New York schreef ik over emotionele eenzaamheid in de stad. Lichamelijke eenzaamheid is op Manhattan in ieder geval onmogelijk. Er zijn altijd en voortdurend Anderen. Terwijl Sartre er van overtuigd
In het vliegtuig heb ik pech: de stoel naast mij blijft vrij en dus is het, na zes maanden drukte, tijd voor introspectie. Acht uur later arriveer ik in Amsterdam. Het miezert en de straten zijn leeg. Ik kijk uit naar mijn studio in de binnenstad: naar een thuis groter dan een kast. Vriendinnen komen langs, we eten en drinken, thuiskomen voelt knus en veilig. ’s Nachts lig ik in mijn kingsize bed, dankbaar dat ik me over een breedte en lengte van twee bij twee kan uitstrekken zonder belemmerende muren. Maar wanneer ik midden in de nacht ontwaak, schrik ik. Ik voel geen wand naast me, geen onzichtbaar gezelschap. De hel is de lege plek naast me in bed. 15
Koffie met een proffie
Academische bureaucratie Nog geen maand na zijn nominatie voor de Docent van het Jaar-verkiezing kan classicus David Rijser zijn biezen pakken. De docent doet een boekje open over onderwijskwaliteiten en academische prioriteiten die hem en zijn collega Piet Gerbrandy de kop dreigen te kosten. Tekst /// Kim Schoof Beeld /// Thomas Huisman David Rijser, 55 jaar Gaf sinds 1985 klassieke talen op middelbare scholen en doceert sinds 2005 op academisch niveau Getrouwd met Jacqueline Klooster, eveneens classicus aan de UvA
D
at de titel op het nippertje aan zijn neus voorbij ging, verbaast de docent niet. Zijn excentriciteit kan in een dergelijke verkiezing een één zijn of een nul, meent Rijser. Zijn gauw daarop volgende ontslag verbaast des te meer: Rijser is oneindig enthousiast over de materie die hij wordt geacht over het voetlicht te brengen, een kwaliteit die hem onderscheidt van menig ander. ‘Over het algemeen zijn classici zuinige mensen die vaak een gereformeerd stempel dragen en heel formalistisch en hiërarchisch zijn. Het is geen broeikas van experiment en waaghalzerij. Mijn collega Gerbrandy en ik vormen hierop wellicht een kleine uitzondering.’ Toch beschouwt Rijser deze eigenschap tevens als zijn achilleshiel: zijn enthousiasme gaat soms ten koste van rigide methodiek. ‘Ik ben net een kind in een speelgoedwinkel. Ik zie allemaal leuke dingen die ik wil proberen. Dan kom ik in de stemming en voor je het weet, wil ik alleen nog maar airplane glue.’ Rijser wijzigde bijvoorbeeld regelmatig een syllabus tijdens een collegereeks. Lachend voegt hij toe: ‘Maar weet je, Voltaire heeft over Shakespeare gezegd dat hij zo goed is, omdat hij zo slecht is – juist omdat hij de regels met voeten trad.’
manier van emotioneel en persoonlijk maken mij veel te ver gaat. Dan hoor je al gauw de galm van dominee Wawelaar: “Dit gaat over ú!”.’ De afweging die gemaakt moet worden tussen objectiveren en de esthetische waarde overbrengen betreft alle docenten aan de Faculteit der Geesteswetenschappen. ‘Wij alpha’s zijn nog altijd erfgenamen van de negentiende eeuw met positivistische uitgangspunten over bewijsbaarheid. Maar de wereld is onderhand aanzienlijk veranderd. Ik voel me iemand die midden in een paradigmawisseling zit. Ik probeer juist nu manieren te vinden om esthetische ervaringen in een bepaald formeel kader te plaatsen, zodat men er toch op een zinvolle en controleerbare manier over kan spreken.’
De universiteit is een enorme, amorfe, anonieme kolos geworden
Universitaire ambtenarij
Waarderen of objectiveren
Voltaires uitspraak lijkt ook van toepassing op de manier waarop Rijser lesgeeft. De wetenschap heeft door het verlangen naar objectiviteit, beargumenteerbaarheid en falsificatie de esthetica heel ver weggedrukt, meent Rijser. Deze esthetische waardering wil Rijser bij zijn studenten activeren. Hij steekt het geluk, de woede en de verliefdheid die teksten hem doen voelen niet onder stoelen of banken, maar zorgt ervoor dat de materie de studenten ook persoonlijk aanspreekt. ‘Dat is in feite sterk experimenteel wetenschappelijk.’ Door te objectiveren sla je de teksten op een bepaalde manier dood: je moet een tekst ook naar de mensen toebrengen. ‘Dat deden predikanten vroeger ook met de Heilige Schrift, hoewel die 16
worden gemotiveerd. Het is bovendien ook zeer de vraag of de mening van studenten er in dit systeem toe doet. Volgens Rijser hangt dit samen met de toegenomen pluriformiteit van de academische deelgebieden: ‘De verschillende wetenschappelijke methodes zijn appels en peren geworden. Er zijn zoveel inhoudelijke manieren om te denken, dat men maar niet begint aan een gewogen vergelijking ervan. Dan biedt de bureaucratie uitkomst. Mijn collega Gerbrandy en ik passen daar niet in. Wij verzorgen onderwijs waar veel waardering voor is, waar mensen veel uit halen. Niet dat louter prestatiegerichte. Een verkiezing als die voor de Docent van het Jaar is daarom een waardevolle manier om een tegengeluid te laten horen: een stem in onze richting had in die zin een proteststem kunnen zijn geweest.’
2012: ondergang van de universiteit? Niet alleen Rijser zit midden in een paradigmawisseling, het hele academische klimaat trilt naar zijn idee mee. Zijn twijfels over de houdbaarheid van het academisch systeem zoals het nu functioneert zijn aanzienlijk en zijn dreigend ontslag draagt daar vanzelfsprekend toe bij. De universiteit wordt meer en meer hiërarchisch en hanteert in toenemende mate formele criteria in plaats van inhoudelijke; en het zijn formele criteria op grond waarvan zijn ontslag en dat van zijn collega
Het ironische aan de situatie is dat het voorgenomen ontslag Rijsers mening over de ontwikkelingen aan de universiteit bevestigt. Het vakgebied waarin hij werkzaam is aan de UvA fuseert binnenkort met de VU. Om die fusie cachet te geven, mikt men op wetenschappelijk prestige, niet op didactische of algemeen vormende kwaliteit. Dat de universiteit bij die afweging een zeer gewaardeerd docent verliest, à la. Rijser: ‘Ik vind het belachelijk dat een onderwijsinstelling niet naar de inhoud kijkt maar alleen naar formele criteria. Dat is de definitie van bureaucratie. De universiteit is een enorme, amorfe, anonieme kolos geworden. Daarin is juist vuur, enthousiasme en grote passie belangrijk.’
Vind jij dat de kaalslag bij de afdeling Klassieke talen een halt moet worden toegeroepen? Onderteken dan de petitie op www.intellectueleuitverkoop.nl
Babel
Me tr
op oli M s( o 19 Th de 27 r eG n ) re Tim at e Di s (1 cta 9 to 36) r( 19 Cit 40 ize ) nK an e( 19 41 ) Re a C bel W au se ithou (19 t Dr .S 55 t ra ) ng elo On ve (19 Tim ce U 64 e I pon ) nT A he We On st e (19 Th e C Flew 68 ) uc Ov ko e o’s r Ne st (19 75 ) Tax iD riv er (19 Th 76 eD ) ee rH un ter (19 78 ) Fe ste n( 19 98 )
Cult Fiction
Modern Times & The Great Dictator Iedereen kent de titels, maar wie heeft ze gezien? Iedere maand recenseert Babel een filmklassieker om te bepalen of ze nog de moeite waard zijn. Tekst /// Thomas Huisman
I
n een reeks filmklassiekers mag Charlie Chaplin natuurlijk niet ontbreken. Hij is zo bepalend geweest in het interbellum dat deze maand zelfs twee films worden gerecenseerd. Allereerst zijn laatste ‘stomme’ film, Modern Times en daarna de Hitlersatire The Great Dictator. Zo’n tien jaar nadat de geluidsfilm haar intrede had gedaan kwam Modern Times uit. De hoofdpersoon was het beroemde vagebondtypetje van Chaplin (the Tramp). Chaplin was bang dat de vagebond zijn universele karakter zou verliezen als hij Engels zou gaan praten en daarom besloot hij om de film toch zonder dialoog te maken. Wel werd er een synchroon lopende geluidsband met geluidseffecten gemaakt bij de film. Het enige gesproken woord in de film komt uit apparaten als een videofoon of radio.
De krachtige openingsshots maken meteen de boodschap van de film duidelijk. Nadat er een kudde schapen voorbij dringt, zien we beelden van hordes mensen die de metro uit komen lopen. De vergelijking met Fritz Langs Metropolis (recensie in vorige Babel) is snel gemaakt. Chaplin werkt aan een lopende band in een fabriek die steeds sneller draait, totdat Chaplin zelf doordraait en de hele fabriek op stelten zet. Na tal van hilarische capriolen en aanvaringen met de politie wordt hij verliefd op een straatschoffie (gespeeld door Chaplins toenmalige vrouw Paulette Goddard) waarmee hij uiteindelijk de geïndustrialiseerde massamaatschappij ontvlucht. De kritiek van Modern Times – gemaakt tijdens de Grote Depressie – op het fordisme en de mechanisatie is dan ook evident. Aan het eind van de film horen we de stem van Chaplin voor het eerst, maar alleen terwijl hij een liedje in het koeterwaals zingt. In zijn volgende film, The Great Dictator, zou Chaplin zijn stem veel serieuzer gebruiken. Februari 2012
Chaplin begon aan het script van The Great Dictator kort na de aansluiting van Oostenrijk bij het Derde Rijk en voltooide het script op de dag dat de nazi’s Polen binnenvielen. Hij was gefascineerd door de overeenkomsten tussen hemzelf en Hitler. Ze leken niet alleen qua uiterlijk op elkaar, maar hadden bijvoorbeeld ook een vergelijkbare jeugd en een passie voor Wagner. Chaplin moest de film bijna helemaal zelf financieren; de V.S. waren nog niet in oorlog met Duitsland en toen de plannen voor de film uitlekten zorgden die voor een diplomatieke rel. Er was geen financier die hier zijn vingers aan wilde branden en Engeland had aangekondigd dat de film verboden zou worden. Toen de film in oktober 1940 klaar was, werd The Great Dictator echter als welkome propaganda binnengehaald.
De film begint met enkele korte scènes waarmee de waanzin van de Eerste Wereldoorlog feilloos op de hak genomen wordt. Daarna wordt er naar het ‘hedendaagse’ Tomainia (Duitsland) overgeschakeld, waar een joodse kapper het mikpunt is van de stormtroepen in het getto. Tegelijkertijd wordt Hynkel (Hitler) gevolgd in zijn dispuut met dictator Napaloni van Bacteria (Mussolini) over de inval van Osterlich (Oostenrijk). Naast enkele hilarische slapstickscènes weet de film de stijlen van Hitler en Mussolini en de propagandatrucs genadeloos te persifleren. Zo is er zelfs een Venus van Milo die een Hitlergroet geeft. Toch heeft Chaplin het beste voor het laatst bewaard. Waar de dialogen vooral in de verhaallijn met de joodse kapper wat houterig overkomen, gooit Chaplin in de laatste scène alle schroom van zich af. De rede die hij houdt werd pas kort na de val van Frankrijk opgenomen, Chaplin deed er maanden over voordat hij tevreden was. Hij houdt een vurig pleidooi tégen de haat en vóór humaniteit, dat na meer dan zeventig jaar nog steeds niet aan kracht ingeboet heeft. Na een leven van stomme films wist hij het beste moment te kiezen om zijn mond open te doen. 17
Reportage
Huiskamersferen CREA is de uitgelezen plaats om na een geestdodend of enerverend college te borrelen, een cursus te volgen of een debatavond bij te wonen. Maar sinds december is CREA verhuisd van het Turfdraagsterpad naar Roeterseiland. Op de laatste dag in het oude gebouw vroegen wij: verhuizen jullie mee? Tekst /// Fien Vermeulen & Fleur Willemsen Beeld /// Thomas Huisman
Marieke van den Engel (24) & Hillie Bosma (22) - Studenten Corporate Communication Voor Hillie is het de tweede keer dat ze in CREA komt, maar dat maakt het volgens haar niet minder jammer dat ze gaan verhuizen: ‘Het is zo’n leuke locatie en er hangt een hele gezellige sfeer. Echt jammer dat het weggaat, net nu ik hier mijn stamcafé van wilde gaan maken! De nieuwe locatie van CREA is voor mij te ver weg, helaas.’ Marieke durft zichzelf wél een vaste klant te noemen. ‘Ik lunch hier regelmatig, ik ga het erg missen. Mijn favoriete broodje met gegrilde aubergines en de lekkere sapjes, de kneuterige huiskamersfeer overdag en de losbandigheid ‘s avonds. Ik denk dat ik de nieuwe locatie van CREA wel ga bezoeken, maar niet zo veel meer. Het was juist zo relaxed dat het op een steenworp afstand lag van mijn faculteit. Ook weet ik niet of ik me er nog thuis voel straks: er zullen vast meer psychologie- en economiestudenten komen. Ik vond het juist zo leuk dat CREA een plek was voor de creatievelingen!’
Mark Punt (38) - Barman CREA ‘Ik werk al zes jaar bij CREA. Al zes jaar fiets ik twee dagen per week dezelfde route naar de bijzondere locatie op het Turfdraagsterpad. De oude locatie is misschien wat ik het meest ga missen. Door die locatie kwam er in het café altijd een mix van studenten en toeristen, wat erg gezellig was. Dat zal bij de nieuwe locatie anders worden: toeristen gaan daar minder snel naar toe. Maar ik maak me er niet al te druk om, toplocatie of niet, de mensen zelf maken CREA. En ik hoor van veel vaste klanten dat ze met ons meeverhuizen, dus dat moet goed komen! Verder nemen we een groot deel van de meubels mee, dat voelt prettig. Hoewel het personeel het jammer vindt dat we gaan verhuizen, zitten er ook leuke kanten aan. Zo krijgen we bijvoorbeeld een veel groter terras. Ik ben bang dat ik de eerste paar werken na de verhuizing af en toe te laat op mijn werk ga komen. Ik fiets vast onbewust gewoon naar de oude locatie toe!’ 18
Babel
Melvin (25) - Student Preservation and Presentation of the Moving Image ‘Ik kom hier al ruim vijf jaar, eigenlijk vanaf het begin van mijn studie. Regelmatig ging ik na een college naar het Turfdraagsterpad om een kopje koffie te drinken. Die koffie ga ik dan ook het meest missen: het heeft een hele bijzondere smaak. Maar ik ga niet meeverhuizen. Ik vind de nieuwe locatie onhandig en ik ben bang dat het publiek dat in CREA komt erg zal veranderen. Er kwamen vooral culturele types, veel geesteswetenschappers. Bovendien ben ik na dit semester afgestudeerd. Maar ik heb warme herinneringen aan het oude CREA-gebouw. Ik heb hier ook een aantal cursussen gevolgd, zoals creatief schrijven. Ook ging ik wel eens naar speciale avonden, zoals een avond over jonge schrijvers. Dat is denk ik wel de leukste avond die ik hier beleefd heb.’
Fabienne (23) - Studente Sociaal-Juridische Dienstverlening ‘Zo vaak kwam ik hier niet, maar het nieuwe gebouw zal ik sowieso niet meer gaan bezoeken. Zelf studeer ik aan de Hogeschool van Amsterdam, dat ligt niet echt handig ten opzichte van de nieuwe locatie aan de Nieuwe Achtergracht. Als ik tentamens heb, leer ik vaak in het Binnengasthuis. Dan is CREA een fijne plek om even te lunchen of een kopje koffie te drinken. De broodjes zijn er superlekker, evenals de huisgemaakte soepjes. Heel fijn als je tussen het studeren door even snel iets gezonds wilt eten. De eerste keer dat ik hier kwam, was er een toneelvoorstelling, dat was heel leuk. Daarna is het er nooit meer van gekomen om weer naar zo’n soort avond te gaan. Wel ben ik in december naar de Babel Live avond geweest, die in CREA gehouden werd. Ik vind het jammer dat ik nu niet snel meer naar een soortgelijke avond zal gaan, puur omdat de locatie niet op mijn route ligt.’
Veerle (20) - Studente Taal & Communicatie ‘Ik heb hier cursussen gevolgd, vorig jaar bijvoorbeeld klassiek ballet. Ook zit ik bij de toneelvereniging STA, daarmee repeteren we altijd in CREA. Koffiedrinken of borrelen deed ik hier ook. Vaak spreek ik niet van tevoren af om naar CREA te gaan, maar spontane tripjes zijn regelmatig voorgekomen. Dat is ook zo fijn aan de locatie bij het Binnengasthuis: het is gewoon een gemakkelijke plek als je al in het centrum bent, bijvoorbeeld om te studeren. Dat spontane zal er af gaan als CREA eenmaal verhuisd is. De nieuwe locatie ligt gewoon minder centraal, zeker voor geesteswetenschappers. Ik vind het jammer dat dit pand verlaten zal worden. Het gebouw heeft echt een bepaalde eigenheid. Daarnaast heerst er een soort huiskamersfeer, het is lekker kleinschalig. Ik heb gehoord dat het nieuwe gebouw juist vrij modern wordt. Ik ben benieuwd.’ Februari 2012
19
OPinie
De puinhopen van tien jaar populisme Het publieke debat is de afgelopen tien jaar langzaamaan omgeslagen. Hoewel de overgevoelige politieke correctheid van de jaren negentig zo haar nadelen had, is het debat nu wel heel erg versimpeld. Wordt het niet weer tijd voor wat meer bedachtzaamheid? Tekst ///Thomas Huisman Beeld /// Guy Verbeek
schepje bovenop deden in hun uitspraken om stemmen te winnen. Inmiddels zitten we met een surrogaatariër die de Koran ongestoord aan Mein Kampf gelijkstelt en die in de huidige gedoogconstructie (was hij daar niet juist zo tegen?) zelfs de machtigste positie heeft. In de retoriek van Wilders is de mening, of beter, het gevoel van de man op straat verheven tot waarheid. Dat hij geen werkbare oplossingen aandraagt deert zijn achterban niet, want hij zegt tenminste waar het op staat.
Meningencircus
V
.óór het ‘omslagjaar’ 2001, met 9/11 en de opkomst van Fortuyn, was de toon van het publieke en politieke debat haast compleet tegenovergesteld aan die van nu. Als je kritiek had op de Europese eenwording, of als je probeerde migrantenproblematiek aan de kaak te stellen, dan werd je al snel weggezet als populistische doemdenker of racist. Het was not done om melding te maken van hogere percentages allochtone jongeren in de kleine misdaadcijfers of om vraagtekens te zetten bij de manier waarop dingen ‘in Brussel’ geregeld werden. De morele politie die deze stemmen steevast smoorde stond bekend als de ‘linkse kerk’, een term die natuurlijk bewust gekozen was om de seculiere sociaaldemocraten te beledigen.
Zoektocht naar de burger
Dat de linkse kerk een verstikkende werking had op het publieke debat is inmiddels duidelijk. Jarenlang werd de onvrede van de man op straat (‘ik ben geen racist, maar…’) afgedaan als ongenuanceerde onderbuikgevoelens. Hierdoor werd de daadwerkelijke problematiek genegeerd en verslechterde de situatie in veel wijken. Pim Fortuyn was de eerste die sinds Paars met succes tegen de linkse kerk vocht en een substantieel aantal stemmen 20
wist te verwerven. Hij stond voor de mensen die het niet langer pikten om gebadineerd te worden door ‘Den Haag’. Wat eerst iets weg had van een tegenbeweging, zoals eerder de SP, de CD of de Boerenpartij, werd echter al snel gemeengoed in de Haagse politiek. Den Haag was het contact met de burger kwijtgeraakt en dat moest nu koste wat het kost weer gelegd worden. Er moest weer geluisterd worden naar het volk en de man op straat moest weer vertrouwen krijgen in de politiek.
Wat ooit politiek incorrect was is inmiddels politiek correct
Tijdens deze Haagse zoektocht naar de burger is over een periode van tien jaar het debat langzaamaan steeds verder verhard. Na het in elkaar storten van de LPF stonden er nieuwe leiders van het ‘ongenoegen van het volk’ op, die er steeds een
Het schrikbarendst is echter niet dat er iemand in de politiek rondloopt die dit soort uitspraken doet, maar dat zijn retoriek is verworden tot de standaard. In het huidige meningencircus roept iedereen maar wat hij vindt, deze meestal ongefundeerde mening om het hardst als feitelijke waarheid verkopend. Als je daarbij nuance aan de dag probeert te leggen, word je opzij geschoven als zuurpruim. Wat ooit politiek incorrect was is inmiddels politiek correct, en wat correct was is incorrect geworden. Milieu, kunst, multiculturaliteit en ontwikkelingshulp zijn verworden tot de zwarte schapen die worden weggezet als ‘linkse hobby’s’. Verdieping is volkomen uit den boze en als je kritiek uit op de nationalistische of simplistische retoriek, word je beschuldigd van demoniseren. Hier is niet langer sprake van een verbreding van het debat, hier is al een aantal jaar sprake van een rechtse kerk! Ik wil niet demoniseren, maar er zijn in de loop van de geschiedenis genoeg bewegingen en partijen geweest die het Volksempfinden tot ideologie hebben verklaard. Sommige van deze bewegingen hebben door hun electorale succes grote schade aan kunnen richten, andere gingen roemloos ten onder, maar nooit is dat ongenoegen onder het volk weggeweest. Onvrede onder een deel van de bevolking is een inherent gegeven van de vertegenwoordigende democratie. Er zullen altijd groepen blijven die zich buitengesloten zullen voelen door Den Haag. Dat er ook naar hun mening geluisterd moet worden staat als een paal boven water, maar die mening tot waarheid te bombarderen is het verstand uitschakelen, en zoals de onlangs overleden filosoof Jan Sperna Weiland zei: ‘Tegen echte domheid is geen kruit gewassen.’
Babel
Brood op de plank
Facebooken en twitteren als baan Hoewel menig geesteswetenschapper het veracht, zo lang mogelijk uitstelt of zelfs ontkent: er is leven na de faculteit. Ter inspiratie of puur uit interesse; iedere maand een blik door de ‘bril’ van een ex-FGw’er als heuse kostwinner. Tekst /// Quint Italianer Beeld /// Thomas Huisman
N
Geschiedenis studeren, wat vond je daarvan?
adat Lodewijk Bleijerveld eind 2010 was afgestudeerd, zocht hij maanden tevergeefs naar een baan. Na veel vrijwilligerswerk kwam hij uiteindelijk terecht bij de Partij van de Arbeid, waar hij inmiddels een halfjaar werkt als redacteur nieuwe media.
‘Ik heb het snel gedaan. In vier en een half jaar ben ik afgestudeerd. Het leukst vond ik de hoorcolleges. Door de regen naar de Oudemanhuispoort fietsen, gewoon gaan zitten en dan dampend naar al die mooie verhalen luisteren. De Romeinse tijd, falanxen (gesloten soldatenformaties, red.) en zo. En daarna meteen naar 300 gaan, die draaide toen in de bioscoop. Heel leuk.’
Redacteur nieuwe media, c’est quoi?
‘Om het simpel te zeggen: ik facebook en twitter voor de PvdA. Maar eigenlijk probeer ik de betrokkenheid bij de partij te vergroten. Dat doe ik samen met de redactie, die onder andere de website, het ledenblad en de nieuwsbrieven maakt. Er zijn veel mensen die de PvdA interessant vinden, maar voor wie lidmaatschap een stap te ver is. Met nieuwe media geef je mensen een kans om op laagdrempelige wijze de PvdA te volgen. Facebook en Twitter zijn redelijk nieuw in de politiek. Er is daarin nog een wereld te winnen. Uiteindelijk wil je dat die volger op Twitter ook lid wordt of op de PvdA gaat stemmen.’
Wat zijn moeilijkheden bij je werk?
Schets je gemiddelde werkdag.
‘Als ik op mijn werk kom, bekijk ik eerst de Twitterberichten die rechtstreeks aan de PvdA zijn gericht. Via een monitorsysteem kan ik alles zien wat er over de PvdA of over PvdA-politici wordt gezegd. En ik kijk wat de politici doen. Daarna maken we op de redactie een overzicht van wat er in de kranten en op opiniërende websites staat. Dan maken we een lijstje met berichten waar de Kamerleden naar kunnen kijken en eventueel op kunnen reageren. Daarna ga ik naar de PPC, de Permanente Politieke Campagne. Daar spelen we in op de actualiteit. We bepalen bijvoorbeeld wat we gaan doen met acties die gehouden worden, zoals een staking. Ik kijk wat we daarmee specifiek in de media kunnen doen. Verder geef ik ook sociale mediatrainingen aan nieuwe werknemers bij de PvdA.’
Hoe ben je aan deze baan gekomen?
‘Voordat ik Geschiedenis ging studeren heb ik de hbo-opleiding Communicatie gedaan. Voor die Februari 2012
Lodewijk Blijerveld 28 jaar Studie Communicatie en Geschiedenis Afstudeerjaar: 2010 Werk: Redacteur nieuwe media bij de PvdA (drie dagen) en barman Salaris: 1500 euro netto
studie heb ik stage gelopen bij de PvdA, tijdens de Europese verkiezingen van 2004. Ze kenden me dus al toen deze vacature opengesteld werd. Dat hielp om uitgenodigd te worden voor de sollicitatieronde.’
‘Het moeilijkst vind ik eigenlijk gestructureerd leven. Ik ben toch negen jaar student geweest, dan maak je je eigen uren. Nu wordt er van mij verwacht dat ik ergens op tijd ben. Ik ben negen uur lang geconcentreerd aan het werk, met vergaderingen en zo. Dat vond ik in het begin wel lastig. Na elke werkdag was ik kapot. Maar nu ben ik er wel aan gewend. En verder: de PvdA staat laag in de peilingen nu. We zijn de boksbal van de politiek op dit moment. Dat merk je zeker, ook op de sociale media. Dat vind ik wel lastig. Mensen zijn teleurgesteld en boos. Sociale media zijn ook heel direct: als mensen je vervelend vinden, zeggen ze dat meteen.’
Reageer je daar dan op?
‘Dat hoeft niet altijd. Als mensen gewoon hun frustratie willen uiten, reageer ik daar niet op. Maar soms ga ik wel de discussie aan. En dan link ik natuurlijk wel naar een opiniestuk van een Kamerlid. Ik praat namens de PvdA, niet op persoonlijke titel.’
Wat vond jij van het filmpje van LuckyTV waarin Job Cohen door de hele Tweede Kamer wordt uitgelachen?
‘Een heel leuk filmpje. Een beetje zelfspot moet kunnen hoor. Of Cohen er schade door heeft opgelopen? Nee hoor, helemaal niet. Ik vond het geniaal.’
21
De boekenkast
Imponerende keurigheid Hoewel hij anders blijft beweren, lijkt Peter Buwalda geen sloddervos. Zijn alfabetisch geordende boekenkasten tellen planken vol ongeschonden ruggen. Tekst ///Mina Etemad en Fleur Willemsen Beeld /// Thomas Huisman
A
l zijn ezelsoren of andere gebruikssporen wel in Buwalda’s boeken te vinden, de omslagen houdt hij het liefst zo gaaf mogelijk. Boeken uitlenen kan dan ook een doodvonnis betekenen. Toen zijn opa een keer Terug naar Oegstgeest van Jan Wolkers had geleend, wilde Buwalda het boek niet meer terug vanwege de leesrimpels die zich ineens in de rug hadden gegroefd. ‘Mijn vriendin is nu Huwelijk van Jeffrey Eugenides aan het lezen en ze is bang dat ik het boek daarna niet meer terugwil.’ Tweedehands boeken kiest hij dan ook uit op hun rug, al kan hij ook een aantal uitzonderingen aanwijzen: ‘Vrijheid van Jonathan Franzen is niet zo netjes.’ Quasinonchalant voegt hij er gauw aan toe: ‘Maar who cares, het is maar een detail.’
Centimeters tellen
Buwalda moet er wel wat tijd en organisatievermogen insteken om de esthetiek van zijn boekenkast in stand te houden. Ongeveer eens in het halfjaar schuift hij de tafels in zijn woonkamer aan de kant en gebruikt de ruimte om alle recent aangeschafte boeken die nog zijn boekenkast in moeten, in stapels van A tot Z te ordenen. ‘Dit is heel erg’, verklaart hij voordat hij verder vertelt. ‘Dan meet ik elk stapeltje en tel alles bij elkaar op. Als ik uitkom op drie meter, weet ik dat ik bij de Z een gat van drie meter moet maken. Dan schuif ik letter voor letter alle boeken op, zet de nieuwe boeken ertussen en kom bij de A precies uit.’ Hij geeft toe: ‘Het is een beetje neurotisch, ja.’
met één plankje Nederlandse boeken. Daar heb ik twee boeken gekocht voor twee euro: de beroemde bloemlezing Vijf 5-tigers en de eerste druk van de eerste bundel van Lucebert. Toen ik terugkwam in Nederland, zag ik dat de laatste ook nog eens gesigneerd bleek te zijn.’ Later kwam Buwalda erachter dat de eerste directeur van De Bezige Bij, de uitgever van Lucebert, in Cork heeft gewoond, dus de kans is groot dat het boek ooit tot zijn collectie heeft behoord. Maar ook Buwalda heeft het niet meer in zijn bezit: ‘Toen ik mijn contract ging tekenen bij De Bezige Bij was ik natuurlijk heel opgewekt en heb het boek als cadeau aan hen aangeboden.’ Dat boek zullen bezoekers van Buwalda’s huis dus niet te zien krijgen, evenals zijn kasten met nonfictieboeken. Die staan een verdieping hoger en hij heeft daar niet opgeruimd, zo beweert hij. Hij herhaalt nog één keer dat hij ook echt wel slordig is. De imponerende keurige rijen boeken bewijzen stilzwijgend het tegendeel.
Ik was haast vastgegroeid aan die stoel aan de tafel Of Buwalda heeft simpelweg veel discipline. Dat blijkt ook uit zijn schrijfproces voor zijn succesvolle debuut Bonita Avenue. Deze roman schreef hij in vier jaar tijd waarin hij het huis overdag slechts luttele keren uit kwam. ‘Ik was haast vastgegroeid aan die stoel aan tafel. De boeken om me heen waren mijn enige referentie. Al is het een beetje overdreven om te zeggen, ik voelde ze haast op mijn kruin neerkijken. Soms zat ik vast of geloofde überhaupt niet in het nut van het schrijven. Niemand zat eigenlijk op mijn boek te wachten. Dan hoefde ik maar een goede roman te pakken en een bladzijde te lezen, en ik wist weer waarvoor ik het deed.’ Een van de romans die hij toentertijd las is De welwillenden van Jonathan Littell. Dit boek, van zo’n duizend compact opgemaakte pagina’s, las Buwalda in ongeveer twee maanden uit en zal hem voor altijd bijblijven, zegt hij. De ambitie die uit het boek sprak enthousiasmeerde hem om verder te schrijven aan zijn eigen roman.
Een uniek exemplaar
‘Als ik op vakantie ben, koop ik in de stad waar ik ben altijd een boek’, vertelt Buwalda. ‘In Cork in Ierland kwam ik terecht in een religieus boekwinkeltje, een soort pijpenla. Helemaal achterin stond een boekenkastje met literatuur, 22
Babel
Babel Selecteert
Klein, maar fijn
De lijst van beroemdheden die ooit Pasta e Basta bezochten is indrukwekkend: onder andere Mariah Carey, Bill Gates en Eros Ramazzotti hebben er een hapje gegeten. De prachtig vormgegeven site van het restaurant belooft ook veel goeds. Het eten móet hier wel heerlijk zijn.
Dit Italiaanse restaurant, dat zich richt op pasta en geen pizza serveert, ligt in het Spiegelkwartier: een historische buurt vol kunstateliers en antiekhandels. De vriendelijke sfeer van deze wijk past goed bij de gezelligheid en warmte die het restaurant uitstraalt. Door het geschilderde Italiaanse landschap op de muren, vele kandelaars met kaarsen en chic gedekte tafels is het alsof je even echt in Italië bent.
Betoverend rauw
Geboren als Elizabeth Grant, woonachtig in New York en een debuutalbum genaamd Kill Kill. Gaat er een belletje rinkelen? Waarschijnlijk niet: deze Amerikaanse singer-songwriter werd pas bekend toen haar management besloot haar lippen op te pompen en haar naam te veranderden in Lana Del Rey. Met de eerste single van haar tweede album Born to Die scoorde ze wereldwijd een enorme hit: ´Video Games´. Dit sprookjesachtige nummer vertelt het verhaal van een meisje dat tot over haar oren verliefd is. Het klinkt misschien wat saai, maar de doorleefde stem van Lana Del Rey maakt het betoverend mooi. Een veelbelovend kunstwerkje, dat direct de toon zet voor haar album.
Normaal gesproken kost een hoofdgerecht €37,50, maar op maandagavond serveert het restaurant een speciaal studentenmaal voor slechts €9,00. Hierbij kan je kiezen uit twee pasta’s. Deze keer is de keuze bolognese of aglio e olio (knoflook en olie). Bij de pasta krijg je een tomatensalade en brood dat je zelf kan garneren met olijfolie, peper en zout. Pluspunt: dit is bij de prijs inbegrepen. Dan begint het entertainment waar Pasta e Basta mede om bekendstaat: de zingende bediening. Eén voor één stellen de serveersters zich muzikaal voor. Ze lopen rond en zingen iedereen persoonlijk toe in verschillende muziekstijlen. Zo creëren ze een intieme sfeer. Intussen worden de pasta’s geserveerd. Ze smaken verrukkelijk. De
En dat blijkt ook zo te zijn: Born to Die staat vol met pareltjes. Niet alleen op muzikaal gebied is Lana Del Rey een verfrissend geluid, ook op tekstueel gebied zijn de nummers een aangename verrassing. Eenvoudig, maar juist het simpele maakt de songteksten extra doordringend. Zo zingt ze in het eigenzinnige nummer ´Off To The Races´: ´He doesn’t mind I have a Las Vegas past/ He doesn’t mind I have a LA crass way about me/ He loves me with every beat of his cocaine heart.´ Eigenlijk klopt alles aan deze cd: van haar persoonlijke favoriet ´Summertime Sadness´ tot het edgy nummer ´This Is What Makes Us Girls´, elk nummer geeft ze een eigen touch mee
Het voordeel van de twijfel Het toneelstuk In ongenade, naar het boek van J.M. Coetzee, begint zodra je de zaal binnenstapt. De gordijnen zijn al open en het podium is gevuld met wat even acteurs lijken, maar vervolgens poppen blijken te zijn die het decor vormen. Zij stellen de Zuid-Afrikaanse bevolking voor en trekken je meteen het verhaal binnen. Na Davids ontslag als hoogleraar aan de Kaapse Hogeschool wordt hij met zijn neus op de feiten van het nieuwe Zuid-Afrika gedrukt. Als ex-intellectueel en ex-flirt komt hij terecht op de boerderij van zijn dochter Lucy, waar hij zich bezighoudt met het laten inslapen van honden. David, duidelijk nog gewend aan zijn positie van vooraanstaande blanke, heeft het moeilijk met zijn nieuwe leven. Hij begrijpt niet dat zijn
Februari 2012
dochter tevreden is met haar status als pachter van het land van zwarten. Als Lucy op een avond overvallen en verkracht wordt, wordt nog eens duidelijk hoe groot de kloof tussen vader en dochter is. Zij is pragmatisch en gaat verder met haar leven, terwijl hij aandringt op een rechtszaak. Gijs Scholten van Aschat (David) acteert kaal en emotieloos in dit wat droge, verhalende toeneelstuk, wat het soms moeilijk maakt op te blijven letten. Gelukkig houdt Janni Goslinga (Lucy) het stuk boeiend met passievol en overtuigend acteerwerk. Het poppendecor wordt fantastisch gebruikt, bijvoorbeeld tijdens de overvalscène. De donkere acteurs verschuilen zich dan tussen de donkere poppen, om even later te voorschijn
portie is helaas erg klein, vooral voor een grote eter. Het is alsof ze een tipje van de sluier oplichten, maar dat je voor de echte ervaring wat langer zal moeten sparen.
Restaurant Pasta e Basta Nieuwe Spiegelstraat 8 Hoofdgerecht: €37,50 Studentengerecht op maandagavond: €9,00 www.pastaebasta.nl
Beoordeling: Tekst /// Carlijn Schepers
dankzij haar donkere stem. Ze noemt zichzelf de gangsterversie van Nancy Sinatra, maar wat mij betreft is ze gewoon Lana Del Rey: een zangeres met een album to die for. Artiest: Lana Del Rey Album: Born to die Label: Universal Music € 16,99
Beoordeling: Tekst /// Fleur Willemsen
te springen. Met gemengd acteerwerk en een geweldig decor krijgt In ongenade het voordeel van de twijfel.
Toneelgroep Amsterdam In ongenade Luc Perceval 1 t/m 11 februari Stadsschouwburg Amsterdam Prijs: € 10 met Sprintpas of € 21 2e rang met studentenkorting
Beoordeling: Tekst /// Eline Visser
23
wat (b)lijkt Rutger over Dafne ‘Dit is een onzeker, schuw type. Ze kijkt naar beneden. Het lijkt een ingetogen meisje te zijn. Ook is ze heel artistiek, ze studeert vast Europese Studies, of een studie die gericht is op cultuur. Als ik haar Facebookfoto vergelijk met de foto van de fotograaf, dan zie ik wel verschillen. Ik denk niet dat ze haar eigen foto heeft gephotoshopt, maar ze lijkt op die andere foto zelfverzekerder. Ik denk wel dat ze van uitgaan houdt, maar ik weet niet zeker wat haar stijl is. Ik ga voor alternatieve rockmuziek, ze lijkt een festivalganger. Maar op de andere foto lijkt ze meer een meisje dat ik zou tegenkomen in een kroeg met Top 40-muziek. Ik vind los haar beter staan bij haar, dat opgestoken haar vind ik niet leuk. Ze houdt van reizen. Niet ver weg, maar een roadtripje door Europa met vriendinnen. Haar vrienden zijn niet de types die in de zomer in het Vondelpark chillen met een jointje of aanwezig zijn op elk festival. Juist meer de bescheiden types die van andere culturen houden, zoals zij zelf. Amsterdamse is ze niet, want ze heeft niet die “Amsterdamse arrogantie”.’
Dafne
‘Ik ben totaal niet onzeker! Volgens mij denkt hij dat ik een muurbloempje ben, maar niks is minder waar. En Top 40? Dat is een belediging. Ik hou inderdaad van alternatieve rock. Een jointje op zijn tijd gaat er trouwens wel in, hoor. Cultuur en reizen vind ik inderdaad interessant. Ik studeer Kunstgeschiedenis en wil heel graag naar Zuid-Afrika. Arnhem is mijn geboortestad, maar daar ben ik juist weggegaan omdat het te burgerlijk was. Inmiddels ben ik dus wel Amsterdamse.’
24
Aan de hand van een Facebookfoto en een foto gemaakt door onze fotograaf proberen twee studenten zich een beeld te vormen van het leven van de ander. Facebookprofielfoto’s kunnen de werkelijkheid mooier maken, maar ook slechter. Wat blijkt waar te zijn? Tekst /// Fien Vermeulen Beeld /// Thomas Huisman
Dafne over Rutger ‘Als ik naar zijn Facebookfoto kijk, denk ik: jij bent lid van een studentenvereniging. Hij is honderd procent hetero en komt over als een player. Hij houdt niet van zachtmoedige meisjes. Op basis van die andere foto zou ik hem anders inschatten, minder extravert. Hij studeert denk ik iets met cijfers; economie of rechten. Zijn hobby is vrouwen versieren en dat doet hij het liefst op een goed dance- of trancefeest. Het type meisje waar hij op valt lijkt op Betty Boop: blond en met lekker veel make-up zou ik zeggen. Op mij zou hij dus nooit vallen. Ik denk dat hij heel mainstream is. Mijn advies aan hem: doe je haar wild! Hij heeft meer Rolling Stones nodig, stiekem is hij namelijk best braaf. Kerst viert hij bij zijn ouders op de bank met een Harry Potter-boek. Hij houdt volgens mij best van literatuur, maar komt daar niet echt voor uit.’ Rutger ‘Kom ik echt zo over? Ik ben best wel geschokt. Ze zit er helemaal naast! Studentenverenigingen zijn niet mijn ding, ik val op zachtmoedige meisjes die heel naturel zijn en ik studeer Geschiedenis. Ik ben ook echt niet van de one-night-stands, ik wil iemand graag leren kennen en ben meer het type voor een vaste relatie. Ik zou haar willen zeggen dat we misschien maar een keer wat moeten gaan drinken, zodat ik het beeld dat ze van me heeft recht kan zetten. Ik ga mijn Facebookfoto trouwens niet aanpassen!’
Babel