www.overijssel.nl
Adviescommissie voor Sterke Steden en Vitaal Platteland
Postadres Provincie Overijssel Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Telefax 038 425 26 73
Uw kenmerk
Uw brief
Ons kenmerk RWB/2003/144
Bijlagen div.
Doorkiesnummer 425 16 54 425 16 60
Inlichtingen bij mw. G. Hendriks hr. J. Vos
Datum 28 01 2003
Onderwerp
Hoofdrapportage Koers voor het Stedelijk netwerk Zuid-Drenthe met voorgenomen intentieverklaring.
De behandeling van dit stuk is gepland voor de vergadering van de: - Adviescommissie Sterke Steden en Vitaal Platteland op 17 februari 2003 om 09.30 uur. Bijlagen I. Aanbiedingsbrief voorzitter de heer C. Bijl, burgemeester van de trekkende gemeente Emmen. II. Koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe, hoofdrapportage, december 2002 (ter inzage bij bibliotheek). III. Samenvatting getiteld “Stedelijk netwerk Zuid-Drenthe”. Genoemde bijlagen zijn op te vragen via e-mail ‘
[email protected]’ of te raadplegen via het Stateninformatiesysteem – SIS, onder kenmerk CSSVP/2003/12 of via www.overijssel.nl
Hierbij informeren wij u aan de hoofdrapportage “Koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe”, een onderzoeksrapport in opdracht van de zes gemeenten Steenwijk, Hardenberg, Meppel, Hoogeveen, Coevorden, Emmen en beide provincies Drenthe en Overijssel. De opdracht was de typologie van de betrokken gemeenten in beeld te brengen, bindmiddelen op te sporen en uit te werken en een protocol en beleidskompas voor het regionaal stedelijk netwerk Zuid-Drenthe op te stellen. In de komende vergadering van uw commissie van 17 februari 2003 willen wij graag informeren over de uitkomsten van het onderzoek en de vervolgstappen zoals de netwerkpartners deze zien en willen vastleggen in de intentieovereenkomst (laatste hoofdstuk van “Koers”). Een mondelinge toelichting zal worden verzorgd door de projectleider, de heer H. de Gruil van de gemeente Emmen, de “trekkende” gemeente van het netwerk.
Zoals ook uit de bijgaande aanbiedingsbrief blijkt, is de “Koers” eind oktober/begin november 2002 ter accordering ingebracht in de colleges van betrokken gemeenten en beide provincies. In het bestuurlijk overleg van het regionale netwerk Zuid-Drenthe is op 22 november 2002 unaniem overeenstemming bereikt over de definitieve versie van het rapport “Koers”. Het bestuurlijk overleg van het netwerk is voornemens de samenwerking in februari 2003 met de ondertekening van de intentieverklaring te bekrachtigen, na behandeling in alle raads- en statencommissies. Voorgeschiedenis en aansluiting Steenwijk en Hardenberg bij het Zuiddrentse netwerk In de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening is Zuid-Drenthe aangewezen als regionaal stedelijk netwerk. Via een gemeenschappelijke reactie op deze Nota is vanuit de Regiovisie Zuid-Drenthe/Noord-Overijssel gepleit voor aansluiting van de Overijsselse gemeenten Steenwijk en Hardenberg. In PKB deel 2 en 3 van de Vijfde Nota is deze aansluiting overgenomen. Het regionaal stedelijk netwerk Zuid-Drenthe bestaat nu uit de gemeenten Steenwijk, Meppel, Hoogeveen, Coevorden, Hardenberg en Emmen. Aansluiting van beide streekcentra werd door de gemeenten en beide colleges van Gedeputeerde Staten van belang geacht, omdat vanuit de opgaven van de Vijfde Nota diverse samenwerkings- en afstemmingsvormen zullen ontstaan en afspraken gemaakt zullen worden. Bovendien werken beide gemeenten in Regiovisieverband al nauw samen, onder andere op het gebied van afstemming bedrijventerreinen en (rail)infrastructuur1, en wordt via netwerkvorming deze samenwerking verder bestendigd en geïntensiveerd. Inhoud “Koers” Wij willen in deze brief de inhoud van “Koers” schetsen en daarbij kort ingaan op: a. de positionering en ambitie van het regionale netwerk Zuid-Drenthe; b. de vier ontwikkelingslijnen van het netwerk; c. de relevante uitkomsten voor Steenwijk; d. idem voor Hardenberg; e. netwerkvorming in relatie tot de toekomst van de Regiovisie Zuid-Drenthe/Noord-Overijssel. Sub a. De positionering en ambitie van het regionaal stedelijk netwerk Zuid-Drenthe Het netwerk Zuid-Drenthe wordt in de “Koers” gepositioneerd als één van de vijf economische kernzones van Noord-Nederland, zoals opgenomen in “Kompas van het Noorden”, samenwerkings-document van de drie samenwerkende noordelijke provincies. De Drentse steden vormen daarin “de poort van NoordNederland met een infrastructurele en economische schakelfunctie naar Oost- en West-Nederland” en tussen West-Nederland en Noord-Duitsland/Scandinavië/Baltische Staten. De positionering van het netwerk Zuid-Drenthe spoort met de ambities, zoals geformuleerd in het “Kompas”. Vanuit de provincie Overijssel gezien is dit netwerk complementair aan het stedelijk netwerk Zwolle/Kampen en ligt bovenstaande ambitie in het verlengde hiervan. Op nationaal niveau vervult netwerk Zwolle/Kampen een essentiële schakelfunctie tussen Noord-Nederland en de Randstad. Als afgeleide daarvan zal mogelijk ook een grensoverschrijdende vervoersstroom ontstaan over Emmen (A 28/A 37). Gedeputeerde Staten hebben daarom aangegeven dat vanuit deze complementariteit gezorgd moet worden voor een goede afstemming met het netwerk Zwolle/Kampen en, bijvoorbeeld over de A 28problematiek. Sub b. De vier ontwikkelingslijnen Er worden vier thematische ontwikkelingslijnen benoemd die fungeren als rode draad bij de opbouw van het netwerk. Dit zijn: (1) Werken en infrastructuur, (2) Wonen, water en landschap, (3) Toerisme, recreatie en omgeving en (4) Bestuurlijke samenwerking.
Project 1.2 Samenwerkingsverband bedrijventerreinen WEST: onlangs intentieverklaring getekend (22-11-02) voor afstemming en gemeenschappelijke profilering/promotie (Steenwijk, Meppel, Hoogeveen, De Wolden, Westerveld, Staphorst). Project 1.3 Samenwerkingsverband bedrijventerreinen OOST recent gestart op 18-09 02 (Hoogeveen, Coevorden, Hardenberg, Emmen) en project 5 uitwerking van de Railvisie 2020 ZwolleMeppen (met alle aan dit spoor grenzende gemeenten) 1
Vervolgens worden bindmiddelen voor het gehele netwerk beschreven, voor de westelijke driehoek (Steenwijk, Meppel, Hoogeveen) en voor de oostelijke driehoek (Hoogeveen, Coevorden, Hardenberg en Emmen). Deze worden uitgewerkt in drie prioritaire projecten. Samen met de Ontwikkelingsagenda, opgenomen in het uitvoeringsprogramma Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening, vormt dit document de agenda voor de aanpak van het Stedelijk Netwerk ZuidDrenthe. 1. Werken en infrastructuur In deze ontwikkelingslijn ligt de nadruk op het versterken van de economische hoofdstructuur met inzet op een goede hoofdinfrastructuur met verbindingen die het netwerk als totaal ontsluiten voor een versterkte economische groei. Uit het netwerkonderzoek kwam naar voren dat in het netwerk verschillen bestaan in de economische situatie en de druk op de ruimte. Zo kunnen twee driehoeken worden onderscheiden, waarin Hoogeveen het scharnierpunt vormt. Het westelijk deel kan profiteren, complementair aan Zwolle/Kampen, van de economische bloei, terwijl in de oostelijke driehoek sprake is van “onderdruk” en dit gebied zich kenmerkt door onder andere een eenzijdige werkgelegenheids-structuur. Dit vraagt een andere, meer offensieve inzet op “ontwikkelingsplanologie”. Voor infrastructuur zijn de bindmiddelen: (1) internationaal knooppunt A 37/A 31 met daarbij de A 28-problematiek tussen Hattemmerbroek en Meppel als gemeenschappelijk punt; (2) railverbindingen Hanzelijn+ en de railverbinding Zwolle-Coevorden, Duitsland/Emmen. Zowel de items “werken” als “infrastructuur” worden reeds opgepakt in projecten van de Regiovisie ZuidDrenthe/Noord-Overijssel en kunnen vanuit bestaand beleid worden onderschreven. 2. Wonen, water, landschap Deze tweede ontwikkelingslijn zet in op het behoud en ontwikkelen van een woon- en leefomgeving die aantrekkelijk is voor bewoners en nieuwkomers. Het stedelijk netwerk kan bouwen op kwaliteiten die nationaal gezien steeds schaarser worden. Hierin liggen kansen voor de regio om zich te onderscheiden van andere netwerken. De bindmiddelen voor het gehele netwerk zijn opgesplitst in een blauwe impuls en groene kwaliteit. Bij de beschrijving van de blauwe impuls wordt vooral ingegaan op de kwantitatieve berging van water en op de economische c.q. toeristische potenties. De waterkwaliteitskant wordt kort genoemd maar niet uitgewerkt. In paragraaf 5.4 onder bindmiddelen West (bij Steenwijk) wordt deze waterkwaliteitskant wel verder uitgewerkt. Het provinciaal waterbeleid van Overijssel wordt hierdoor onderschreven en uitgewerkt voor West. De waterschappen zijn betrokken geweest in de onderzoeksfase en worden in de tweede fase actief betrokken bij de uitwerking. Op het thema groene kwaliteit wordt in de Koers niet diep ingegaan. Gesproken wordt over een “offensieve landschapsstrategie” om natuurlijke en landschappelijke waarden te bewaren, versterken en in samenhang te ontwikkelen. Hiervoor willen de acht partijen zich inspannen. Beide items, blauw en groen, zullen in samenwerking met de provincies, waterschappen, maar óók in afstemming met de plattelandsgemeenten moeten worden uitgewerkt. De provincie heeft aandacht gevraagd intensieve betrokkenheid van de waterschappen en voor afstemming met de plattelandsgemeenten, hetgeen in de Regiovisie Zuid-Drenthe/Noord-Overijssel wel geregeld is. 3. Toerisme, recreatie en omgeving Via deze derde ontwikkelingslijn werkt het netwerk aan een toeristisch-recreatief netwerk om de kwaliteit van de leefomgeving te vergroten, waarbij de toeristische sector niet alleen bijdraagt aan de economische ontwikkeling van de regio, maar ook promotie betekent voor potentiële nieuwe bewoners en investeerders. De bindmiddelen zijn vooral gelegen in het “verknopen” van het aanbod tot een aantrekkelijk totaalaanbod met als streven bezoekers langer vast te houden. Bovendien is een goed recreatief aanbod een belangrijke impuls voor verbetering van de woonfunctie in het gebied.
4. Bestuurlijke samenwerking en intentie-overeenkomst Nauwe bestuurlijke samenwerking tussen de gemeenten, provincies, andere overheden en overige partijen is noodzakelijk voor de verdere ontwikkeling van het netwerk, omdat naar oplossingen gezocht moet worden die ieder voor zich niet kan realiseren. Bovendien kan het netwerk door nauwe samenwerking imago en gezamenlijke promotie verder uitbouwen. Wij staan positief ten aanzien van de intentieverklaring, omdat het gaat om een niet-vrijblijvende vorm van samenwerking tussen de partners. Netwerkvorming speelt in op de noodzaak tot ruimtelijke samenhang en afstemming in stedelijke gebieden (Perspectiefnota 2002). Sub c. De relevante uitkomsten voor Steenwijk Voor Steenwijk is van belang de uitwerking van het bundelingsgebied, zoals benoemd in de Vijfde Nota, in samenhang met Meppel verder uit te werken. Men spreekt van een grensoverschrijdend stedenbouwkundig ontwerp, waarin integraal woningbouw, bedrijventerreinen, waterbuffer, waterkwaliteit en toeristische elementen worden uitgewerkt (paragraaf 5.1). In paragraaf 7.3.1 wordt als prioritair project kort ingegaan op een geïntegreerde planvorming met de stroomgebiedsvisie als basis. Een dergelijke samenhangende beleidsontwikkeling werd beoogd bij de aansluiting van Steenwijk bij het stedelijk netwerk. De streekfunctie, zoals benoemd in het streekplan, biedt hiertoe ruimte, maar vormt tevens het kader waarbinnen de resultaten van een dergelijk onderzoek moeten vallen. Daarbij is van belang dat de positionering van het bundelingsgebied de kern Steenwijk betreft. Wij onderschrijven daarom een verdere uitwerking van de streekfunctie van Steenwijk in samenhang met haar omgeving en buurgemeente Meppel. Sub d. De relevante uitkomsten voor Hardenberg Uit het onderzoek blijkt dat de oostelijke kant van het netwerk, de driehoek Coevorden, Emmen, Hardenberg, zich vooral kenmerkt als “onderdrukgebied”. Ten aanzien van de diversificatie van de woonomgeving betekent dit voor Hardenberg inzet op het ontwikkelen van nieuwe en bijzondere woonmilieu’s en het benutten en versterken van de groene omgeving voor recreatie en toerisme (paragraaf 6.3 en 6.4). Als prioritair project wordt voorgesteld “Recreatieve woonomgeving Hardenberg” waarin voorgaande wordt samengevat (paragraaf 7.3.4). Hardenberg wordt in het kader van de convenant met de provincie gestimuleerd een gemeentelijke ontwikkelingsvisie te ontwikkelen en eveneens te komen tot een integrale gemeentelijke woonvisie. Het is bekend dat de gemeente inmiddels werkt aan deze ontwikkelingsvisie en naar verwachting medio 2003 hiermee gereed zal zijn. Wij vinden het van belang dat voorgesteld prioritair project 7.3.4 gebaseerd wordt op deze ontwikkelingsvisie met als basis de streekfunctie van Hardenberg, haar positionering in het netwerk Zuid-Drenthe en (als kern) in het bundelingsgebied van de Vijfde Nota. Sub e. Netwerkvorming in relatie tot de toekomst van de Regiovisie Zuid-Drenthe/Noord-Overijssel Voor de Regiovisie is de netwerkontwikkeling die momenteel plaatsvindt in Zuid-Drenthe en netwerk Zwolle/Kampen van groot belang. Hierbij zijn twee trends vast te stellen: (1) strategische regionale onderwerpen die voorheen alleen in Regiovisieverband op de agenda stonden worden nu in netwerkverband in beide netwerken opgepakt. (2) Regiovisieprojecten, zoals Samenwerkingsverband bedrijventereinen WEST en OOST en het Railvisieproject vormen in de toekomst een belangrijke input voor de uitwerking. Belangrijk verschil met de netwerken is dat de plattelandsgemeenten in Regiovisieverband ook partners zijn.
De Regiovisie is ingegaan voor een termijn van 5 jaar. In juni 2004 loopt deze termijn af. In 2003 zal geëvalueerd worden en bovengenoemde trends meegenomen worden. Mogelijk dat zowel qua strategische beleidsafstemming als qua projecten de functie van de Regiovisie door de netwerkvorming op termijn anders wordt. De stand van zaken van de Regiovisie heeft op de agenda van de commissie WIBO van 15 januari 2003 gestaan en is de commissie gevraagd evaluatiepunten aan te dragen. Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter,
griffier,
Raadhuisplein 1 7811 AP Emmen Telefoon (0591) 68 55 55
Correspondentieadres: Postbus 30001 7800 RA Emmen
Aan de colleges van B&W, Aan de colleges van GS. Dienst Stadsontwikkeling
ons kenmerk
uw brief van/kenmerk
bijlage(n)
afdeling
Onderzoeksrapport
ROG
behandeld door
telefoon
fax
Emmen,
B.Derksen
(0591)68 53 57
(0591)68 53 58
7 januari 2003
onderwerp
Koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe
Geacht College, bestuursleden, In de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening is Zuid-Drenthe aangewezen als regionaal stedelijk netwerk 1 . Vorig jaar is een ambtelijke werkgroep bego nnen om de mogelijkheden en uitgangspunten voor een stedelijk netwerk tussen de gemeenten Emmen, Coevorden, Hardenberg, Hoogeveen, Meppel en Steenwijk, met ondersteuning van de provincies Drenthe en Overijssel, te onderzoeken. De voortgang is bewaakt door het Bestuurlijk Overleg waarin bestuurlijke vertegenwoordigers uit bovengenoemde gemeenten en provincies zijn vertegenwoordigd. Het bestuurlijk en ambtelijk trekkerschap is verzorgd door de gemeente Emmen. Het bestuurlijk traject van het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe heeft er tot op heden als volgt uitgezien: § oktober 2001 Instemming startnotitie; § februari 2002 Instemming over opstarten onderzoek PAU en financiële bijdrage; § mei 2002 Werkconferentie ten behoeve van inhoudelijke koers Stedelijk Netwerk; § juni 2002 - instemming brief aan Statenleden inzake de Zuiderzeelijn; - bespreking concept-rapportage ‘Koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe; § november 2002 overeenstemming over definitieve versie van het onderzoeksrapport en de intentieverklaring. 1
In het eerder verschenen Kompas voor het Noorden werd Zuid-Drenthe eveneens aangewezen als economische kernzone met Emmen als prioritaire stad.
-2-
Onderzoeksrapport Koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe (PAU) In februari 2002 heeft het Bestuurlijk Overleg aan onderzoeksbureau PAU opdracht gegeven om de typologie van de gemeenten in beeld te brengen, bindmiddelen 2 op te sporen en uit te werken en een protocol en beleidskompas voor het Stedelijk Netwerk op te stellen. Na de zomer bleek dat het Bestuurlijk Overleg zich op hoofdlijnen kon vinden in het door PAU opgestelde rapport “Koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe”. In de Koers zijn de ambities van het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe uitgesproken, vier thematische ontwikkelingslijnen benoemd en de bindmiddelen geformuleerd en uitgewerkt in drie prioritaire projecten. Zie voor een beschrijving van deze onderdelen het bijgevoegde rapport “Koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe”. In het bijbehorende werkdocument ‘Achtergronden en analyses’ staan de belangrijkste achtergronden van het onderzoek beschreven en is het kaartmateriaal opgenomen. Deze twee documenten vormen de agenda voor de aanpak van het Stedelijk Netwerk ZuidDrenthe samen met de Ontwikkelingsagenda, die is opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening,. De start van het Stedelijk Netwerk is daarmee tevens een feit. Samenwerking De leden van het Bestuurlijk Overleg hebben de conceptversie van de Koers eind oktober cq. begin november ter accordering ingebracht in hun colleges, in een aantal gevallen met kennisneming aan de gemeenteraad. Op 22 november jongstleden is vervolgens in het Bestuurlijk Overleg unaniem overeenstemming bereikt over de definitieve versie van het rapport “Koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe”. Tevens is unaniem de intentie uitgesproken om te komen tot samenwerking in het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe op basis van het programma dat in de Koers is opgenomen. Alle bestuurders van het Stedelijk Netwerk zien voldoende kansen om de regionale samenwerking verder te intensiveren. Het Bestuurlijk Overleg is voornemens om de samenwerking in februari 2003 met de ondertekening van een intentieverklaring te bekrachtigen. De intentieverklaring is opgenomen in het bijgevoegde rapport ‘Koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe’.
2
Onder bindmiddelen wordt verstaan: realistische ontwikkelingsmogelijkheden voor het netwerk op basis waarvan de samenwerking verder gestalte krijgt.
-3-
Namens het Bestuurlijk Overleg vraag ik of u uw besturen en de betrokken leden van de raden en staten wilt informeren over de definitieve versie van het rapport ‘Koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe’, waarbij ik u adviseer de ‘Koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe’ ter kennisneming aan te bieden.
Hoogachtend, C. Bijl, Voorzitter Bestuurlijk Overleg Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe
Koers voor het
Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe
Hoofdrapportage STATUS DEFINITIEF
december 2002 Bureau PAU Groningen / Den Haag
2
Inhoud 1
Positionering Zuid-Drenthe................................................................................5
2
Stedelijk Netwerk in ontwikkeling.....................................................................7
2.1
Ontstaansgeschiedenis van Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe................................................................ 7
2.2
Start Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe........................................................................................................ 7
2.3
De westelijke en oostelijke driehoek ........................................................................................................10
2.3
Emmen, prioritaire stad voor het netwerk ...............................................................................................11
3
Ambities .............................................................................................................12
3.1
Ambitie Stedelijk Netwerk..........................................................................................................................12
3.2
Vier ontwikkelingslijnen..............................................................................................................................13
4
Bindmiddelen voor het Stedelijk Netwerk......................................................14
4.1
Internationaal knooppunt infrastructuur A37/A31..................................................................................14
4.2
Railverbindingen..........................................................................................................................................15
4.3
Blauwe impuls..............................................................................................................................................16
4.4
Groene kwaliteit...........................................................................................................................................17
4.5
Toerisme.......................................................................................................................................................17
4.6
Profilering.....................................................................................................................................................18
5
Bindmiddelen voor westelijke driehoek.........................................................19
5.1
Combinatie en diversificatie bedrijvigheid en woningmarkt.................................................................19
5.2
Herontwikkeling stationsgebieden............................................................................................................20
5.3
Realiseren voldoende woonkwaliteit........................................................................................................20
5.4
Waterproblematiek......................................................................................................................................21
5.5
Vitalisering binnensteden...........................................................................................................................22
5.6
Ontspannen in het buitengebied...............................................................................................................23
6
Bindmiddelen voor oostelijke driehoek.........................................................24
6.1
Stimuleren logistieke bedrijvigheid, overslagfuncties en zakelijke diensten.....................................24
6.2
Herontwikkeling stationsgebieden............................................................................................................25
6.3
Diversificatie woonomgeving.....................................................................................................................26
6.4
Waardevolle groene omgeving versterken en benutten voor recreatie en toerisme.......................26
6.5
Vitalisering binnensteden...........................................................................................................................27
7
Van bindmiddelen naar projecten...................................................................29
7.1 Knooppunt 2005.........................................................................................................................................29 7.1.1 Optimaliseren infrastructuur............................................................................................................29 7.1.2 Stimuleren bedrijvigheid..................................................................................................................30 7.1.3 Versterken voorzieningencentrum Emmen..................................................................................30 7.1.4 Vervolgstappen.................................................................................................................................31 7.2 Stationsomgevingen...................................................................................................................................31 7.2.1 Stationsomgeving Hoogeveen.......................................................................................................32 7.3 Waterberging en de aantrekkelijke omgeving gecombineerd met wonen.........................................32 7.3.1 Meppel – Steenwijk..........................................................................................................................33 7.3.2 Water en wonen Coevorden...........................................................................................................33 7.3.3 Water en wonen Hoogeveen..........................................................................................................33 7.3.4 Recreatieve woonomgeving Hardenberg.....................................................................................34
8
Naar uitvoering..................................................................................................35
Intentieverklaring ..........................................................................................................36
3
4
1
Positionering Zuid-Drenthe
De Zuid-Drentse gemeenten Emmen, Coevorden, Hoogeveen en Meppel, de NoordOverijsselse gemeenten Hardenberg en Steenwijk en de provincies Drenthe en Overijssel presenteren in dit document hun gezamenlijke koers voor regionale ontwikkelingen binnen het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe. In de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening is Zuid-Drenthe aangewezen als regionaal stedelijk netwerk. Het belang van een stedelijk netwerk is vooral gelegen in de samenwerking en afstemming op economisch, sociaal en ruimtelijk vlak. Daardoor krijgt het stedelijk netwerk meer betekenis dan de som van de afzonderlijke steden. Ooit waren de kerkelijke grenzen of stroomgebieden de maat voor doen en denken, maar inmiddels wordt op regionale, nationale en internationale schaal gedacht en gehandeld. In Noord-Nederland werken de provincies Drenthe, Groningen en Friesland nauw samen aan de ontwikkeling van het Noorden. In het ruimtelijkeconomisch programma Kompas voor het Noorden heeft Noord-Nederland de ambitie geformuleerd om in 2010 het economische faseverschil met de rest van Nederland te hebben ingelopen. Zuid-Drenthe is een van de vijf economische kernzones in NoordNederland waar deze extra groei moet worden gerealiseerd. De gemeenten in NoordOverijssel zijn nauw verbonden met deze noordelijke ontwikkeling. Het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe is een jong netwerk met een eigen, herkenbare positie in Noord-Nederland en met goede ontwikkelingsmogelijkheden. Van oudsher vormen de steden van het netwerk de poort van Noord-Nederland met een infrastructurele en economische schakelfunctie naar Oost- en West-Nederland. Door de A28/A37 is hier de schakelfunctie tussen West-Nederland en NoordDuitsland/Scandinavië/Baltische staten aan toegevoegd.
Kaart 1.1
Het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe
5
Poort van Noord-Nederland Van oudsher lopen de wegen vanuit Centraal- en Oost-Nederland naar het Noorden via Meppel en Steenwijk en via Coevorden, Sleen en Emmen. Hierdoor ontstonden er tussen de steden bilaterale relaties, maar tegelijkertijd bleef er ook een traditionele rivaliteit bestaan. Tussen het westelijk en oostelijke deel van Zuid-Drenthe bestond eeuwenlang een non-relatie door de ontoegankelijkheid van het middengebied. Pas in de tweede helft van de 17e eeuw kwam daar met de turfwinning verandering in. De stedelijke en infrastructurele ontwikkeling is pas sinds de tweede helft van de vorige eeuw echt goed op gang gekomen. Nog tot in 1930 volgde het hoofdwegennet de oude routes van paard en wagen naar het Noorden. Pas omstreeks 1960 ontstonden infrastructurele verbindingen in oost-westelijke richting en in de jaren zeventig werden de A28 en de N37 aangelegd. Mede door deze korte tijdspanne hebben de relaties tussen de steden dan ook niet vanzelfsprekend tot een stedelijk netwerk geleid. Inmiddels zijn de steden uitgegroeid tot centra van bestuur, voorzieningen en verzorging voor een groot omliggend gebied. Via bestuurlijke herindelingen is getracht recht te doen aan de economische en sociale schaalvergroting. Met de afnemende invloed van ‘Den Haag’ als centraal gezag in Europa, is de herkenbaarheid op een hoger schaalniveau een belangrijk issue geworden.
Op sociaal-economisch gebied gaan nu met name stedelijke regio’s of stedelijke netwerken in internationaal verband met elkaar de concurrentie aan. De concurrentie tussen regio’s wordt dominanter dan die binnen regio’s (cq. tussen gemeenten). De noodzaak om samen te werken in regionaal verband wordt daarmee steeds groter. Met de ontwikkeling van moderne infrastructuur tussen de steden kreeg ook de regionale ontwikkeling steeds meer inhoud en betekenis. De zes steden in het netwerk hebben elkaar opgezocht en de relaties geïntensiveerd, ondersteund door de provincies Drenthe en Overijssel. Door intensiever samen te werken creëren de steden een veelbelovende maar ook noodzakelijke gezamenlijke concurrentiepositie, van waaruit de competitie met andere regio’s in Nederland en Europa kan worden aangegaan.
Opbouw van de koers Hoofdstuk 2 geeft uitleg over het begrip stedelijk netwerk en de opgaven waar ZuidDrenthe voor staat. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de ambities en de ontwikkelingslijnen voor het netwerk gepresenteerd. Hierbij staat een evenwichtige ontwikkeling tussen de ‘blauwe’, ‘groene’ en ‘rode’ elementen centraal. In de hoofdstukken 4, 5 en 6 worden de bindmiddelen voor het gehele stedelijke netwerk en voor respectievelijk het westelijk en oostelijk deel beschreven. Vervolgens worden in hoofdstuk 7 de prioritaire projectprogramma’s geformuleerd. In hoofdstuk 8 wordt ten slotte aangeven welke werkzaamheden opgepakt moeten worden om tot projectrealisering te komen. Het laatste onderdeel van de Koers is de intentieverklaring waarin de bestuurlijke vertegenwoordigers van het Stedelijk Netwerk de inhoudelijke koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe onderschrijven.
6
2
Stedelijk Netwerk in ontwikkeling
Het begrip ‘stedelijk netwerk’ verwijst naar de veranderende samenleving waarin mensen en bedrijven steeds meer in netwerken gaan opereren. De aansluiting van een ruimtelijk concept op deze netwerksamenleving is niet eenvoudig en levert veel discussie op1 . In de visie van het Rijk organiseren deelnemers van een stedelijk netwerk gezamenlijk een compleet spectrum aan woon- en werkmilieus, voorzieningen en de inrichting van het buitengebied. Door de deelnemers wordt een samenhangende ruimtelijke visie ontwikkeld, waarin wordt bepaald op welke plek specifieke functies en milieus terechtkomen.
2.1
Ontstaansgeschiedenis van Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe
De basis voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe is gelegd met het Kompas voor het Noorden. Daarin is Zuid-Drenthe aangewezen als economische kernzone met Emmen als prioritaire stad. Deze stad bezit voldoende dichtheid en massa om als concentratiepunt van verdere ontwikkeling te fungeren. Bredere regionale samenwerking kwam tot stand in het kader van de Regiovisie Zuid-Drenthe/NoordOverijssel, waaraan de gemeenten Coevorden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Westerveld, de Wolden, Dalfsen, Hardenberg, Kampen, Ommen, Staphorst, Steenwijk en Zwolle, de provincies Drenthe en Overijssel, de Regio IJssel-Vecht en de Stedenkring Zwolle-Emsland deelnemen. In eerste instantie bestond het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe uit de Drentse gemeenten Emmen, Coevorden, Hoogeveen en Meppel. Op basis van de bestaande relaties tussen de Overijsselse gemeenten Steenwijk en Hardenberg en Zuid-Drenthe, hebben beide gemeenten en beide provincies zich aangesloten bij het Stedelijk Netwerk met als opgave de verstedelijking te bundelen en af te stemmen. Naast het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe is ook het Stedelijk Netwerk Zwolle-Kampen in de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening door het rijk aangewezen en van start gegaan. Met de aanwijzing van deze twee stedelijke netwerken is de Regiovisie dé plaats geworden waarbinnen de afstemming plaatsvindt over complementariteit van beide netwerken.
2.2
Start Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe
Het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe bevindt zich in de startfase en is vooral gebaseerd op de bestuurlijke intentie meer met elkaar samen te werken. De samenwerking krijgt invulling door uitwerking en realisering van bindmiddelen. Onder bindmiddelen wordt verstaan: realistische ontwikkelingsmogelijkheden voor het netwerk op basis waarvan de samenwerking verder gestalte krijgt. Behalve via de bindmiddelen zelf, krijgt de samenwerking tussen de zes gemeenten en de twee provincies verder gestalte door de meer herkenbare positie die de stedelijke netwerken innemen in het nationaal beleid, maar ook in het landsdelig beleid voor Noord- en Oost-Nederland.
1
Het werkdocument gaat verder in op de verhouding tussen de begrippen ‘netwerksamenleving’ en ‘netwerksteden’.
7
De acht overheden van het Stedelijk Netwerk zien voldoende kansen om de regionale samenwerking te intensiveren. Zij hopen vanuit dat perspectief bovendien effectiever fondsen in te kunnen zetten. Het Stedelijk Netwerk biedt de kans meer diverse en gespecialiseerde stedelijke centra in samenhang te ontwikkelen en de vitaliteit van de steden te vergroten. Voor de kracht en de positie van de steden moet er voldoende ruimte zijn voor de verstedelijking vooral in, rond en bij de steden. Het Uitvoeringsprogramma van de Vijfde Nota geeft de eerste aanzet voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe. Er worden acht onderwerpen gepresenteerd voor wat de Vijfde Nota dan nog noemt ‘het regionaal stedelijk netwerk Zuid-Drentse stedenband’. Deze onderwerpen moeten nu verder worden uitgebouwd en aangevuld tot bindmiddelen. De onderstaande ontwikkelingsagenda geeft aan voor welke opgaven het Stedelijk Netwerk staat:
8
Ontwikkelingsagenda Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe Bron: Uitvoeringsprogramma Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening Het stedelijk netwerk Zuid-Drentse stedenband [nu: Stedelijk Netwerk ZuidDrenthe] is een samenwerkingsve rband tussen de steden Meppel, Hoogeveen, Emmen en Coevorden met de Noord-Overijsselse steden Hardenberg en Steenwijk. Afstemmingsrelaties vinden plaats met stedelijk netwerk Zwolle -Kampen en de Duitse centra Meppen, Cloppenburg en Nordhorn. In noordelijk verband (SNN) vindt afstemming plaats tussen de Zuid Drentse ste denband en de andere stedelijke netwerken in het noorden en tussen Emmen, Groningen, Assen en Leeuwarden. Emmen is de grootste industriestad in het Noorden en vervult een belangrijke werkgelegenheids- en verzorgingsfunctie (onder andere HBO). Een belangrijk ruimtelijk kenmerk van de Zuid-Drentse stedenband is dat ruimte op twee manieren beschikbaar is: de verstedelijking tussen de stedelijke centra is gering en levert grote groene ruimte op en tegelijkertijd is in de bundelingsgebieden voldoende ruimte voor economische ontwikkeling. Opgave is de verstedelijking te bundelen en af te stemmen. Daarbij wordt voorrang gegeven aan ontwikkeling van Emmen als een van de vier hoofdcentra van het Noorden. Bovendien is het van belang infrastructuurplannen (zoals ombouw N37, aanleg Hanzelijn, voltooiing Emslandlinie, uitbreiding spoor Zwolle-Emmen, nieuwe halte Emmen-Zuid) optimaal te benutten en tijdig in te spelen op de ontwikkelingsmogelijkheden die zich daarin voordoen. Opgave is eveneens om de waardevolle groen gebieden zoals de stroomgebieden van de Eems, Vecht en Reest en de nationale pa rken Weerribben, het Drents-Friese Wold en Dwingelerveld te versterken en waar nodig de samenhang te verstevigen. Door het stedelijke netwerk zijn de volgende onderwerpen op de agenda gezet: § § §
§ § § § §
Opvang van verstedelijking in de bundelingsgebieden Meppel-Steenwijk, Hoogeveen en Emmen/Coevorden/Hardenberg, waarbij Emmen met voorrang wordt ontwikkeld. Modernisering van de industriële sector, diversificatie van de economie en verdere ontwikkeling van de glastuinbouwconcentratie in Emmen. Vitalisering en transformatie van de binnenstad (waaronder herontwikkeling van het stationsgebied) en herstructurering van de naoorlogse wijken in Emmen, met behoud van het stedenbouwkundig erfgoed. Optimalisering van de externe openbaar vervoer verbinding (personen en goederen) met het stedelijk netwerk (uitbreiding spoorlijn Zwolle -Emmen) Verplaatsen en ontwikkeling voorstadhalte Emmen-Zuid (Bargeres). Verdere ontwikkeling multimodale overslagcentra in Meppel en ROC Coevorden. Aanleg van de robuuste ecologische verbindingszone Holterberg-Drents Plateau. Keuze om Zuid-Drenthe te ontwikkelen als Provinciaal Landschap.
9
2.3
De westelijke en oostelijke driehoek
Uit analyse blijkt dat er binnen het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe verschillen bestaan in de economische situatie en druk op de ruimte. Er kan momenteel een westelijke driehoek (Steenwijk, Meppel, Hoogeveen) en een oostelijke driehoek (Hoogeveen, Hardenberg, Coevorden, Emmen) worden onderscheiden, waarin Hoogeveen het scharnierpunt vormt. In hoofdstuk 5 wordt de westelijke driehoek in detail besproken, in hoofdstuk 6 de oostelijke driehoek. West In de westelijke driehoek groeit de druk op de ruimte, mede door overloop van stedelijke en economische activiteiten uit het westen van Nederland. Deze overloop voert de druk in Zwolle en omstreken op en heeft van daaruit een uitstralingseffect op Meppel, Steenwijk en in mindere mate op Hoogeveen. Nieuwe bewoners vestigen zich eerst en worden pas later gevolgd door bedrijven. De ambitie voor de westelijke driehoek is het steeds meer fungeren als “voorportaal” van het netwerk voor overloop van stedelijke en economische activiteiten vanuit West-Nederland. Door een pro-actieve planningsstrategie blijven kwetsbare gebieden onaangetast en kunnen andere gebieden verder worden ontwikkeld. Het westelijk deel schakelt vooral het midden en westen van ons land aan het noordelijke landsdeel. De relatie tussen het Stedelijk Netwerk Zwolle-Kampen en het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe krijgt dus vooral gestalte via de westelijke steden. Vooral voor Steenwijk en Meppel ligt er daarnaast een relatie met de (economische) ontwikkeling in het stedelijk netwerk Zuid-Friese Stedenzone.
Oost In de oostelijke driehoek is de economische dynamiek geringer. Deze driehoek heeft een eenzijdige economische structuur en een grotere vertegenwoordiging van sectoren met minder goede perspectieven. De ambitie voor de oostelijke driehoek is de modernisering en diversificatie van de relatief traditionele economische structuur. Hierbij kan ook worden ingezet op het afleiden van de druk vanuit Zwolle richting het Vechtdal (oost) en noordelijker. In de oostelijke driehoek is het noodzakelijk om anders om te gaan met investeringen en beleidsinzet. Het vereist een offensieve inzet op ontwikkelingsplanologie, waarbij de sterke punten van het gebied worden benut. Dit vereist een actieve opstelling en de beschikbaarstelling van financiële middelen. De ontwikkeling van bijvoorbeeld bedrijventerreinen of woningen moet gestructureerd worden benaderd (differentiatie en profilering). Daarna dient fasering en nauwe afstemming op de werkelijke vraag plaats te vinden. De steden aan de oostkant hebben relatief sterke relaties met het Stedelijk Netwerk Groningen-Assen in het noorden en het Stedelijk Netwerk Twente in het zuiden. Tegelijkertijd fungeren de oostelijke steden als internationale schakel (naar Meppen, Cloppenburg, Nordhorn en verder).
10
2.3
Emmen, prioritaire stad voor het netwerk
De stad Emmen neemt in het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe vanwege haar stedelijke massa een prioritaire positie in. Voor de gemeente Emmen en voor het netwerk is het van belang om deze positie als centrumstad verder uit te bouwen. Enerzijds gaat het om het versterken van de gehele stad als één van de vier economische hoofdkernen van en voor Noord-Nederland. Anderzijds gaat het om de fysieke, ruimtelijke ontwikkeling van het hart van Emmen met centrum stedelijke woonmilieus, winkels met een landelijke uitstraling, kantoren voor hoofdvestigingen en culturele voorzieningen. Emmen staat voor de opgave om fors te (blijven) groeien in inwonertal en werkgelegenheid. In de Intentie-afspraken Verstedelijking met het rijk is vastgelegd dat Emmen tot 2010 de woningvoorraad met 5.400 woningen moet uitbreiden. Verder dient Emmen voor een versterking van de economische structuur tot 2020 nog eens 2.500 woningen en 7.500 banen extra te realiseren boven op de autonome groei. Deze stedelijke doelstellingen sluiten aan bij het door het rijk geïnitieerde grotestedenbeleid dat zich richt op een integrale –economische, fysieke en socialeaanpak van de problemen en kansen in de steden, om uiteindelijk de ‘complete stad’ te verwezenlijken. Emmen heeft ervoor gekozen om haar grotestedenbeleid helemaal te richten op het versterken van de Emmense economie. Eén van de hiervoor opgestelde integrale programmalijnen is gericht op het behouden en versterken van de vitale stedelijke en regionale positie. Daartoe werkt de gemeente aan kwaliteit, verscheidenheid en de infrastructuur; belangrijke succesfactoren voor een aantrekkelijke stad. Het vergroten van de attractiviteit van Emmen fungeert als katalysator voor de economische ontwikkeling en sociale revitalisering van de stad en het netwerk.
11
3
Ambities
In de Vijfde Nota is een aanzet gegeven voor de opgaven waar het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe voor staat. De ambitie van het Stedelijk Netwerk reikt echter verder. Op basis van analyse gebaseerd op feitelijke eigenschappen en ontwikkelingen in het Stedelijk Netwerk en zijn omgeving is de positie van het Stedelijk Netwerk bepaald. De positie, de kenmerken en de ontwikkelingskansen van het gebied hebben de input geleverd voor het formuleren van de ambitie. Voor de uitwerking van de ambitie zijn vier ontwikkelingslijnen benoemd die moeten leiden tot een evenwichtige ontwikkeling van blauwe (waternetwerk), groene (natuur en landschap) en rode (wonen, werken en recreëren) functies. De bindmiddelen (definitie zie § 2.2) moeten de ontwikkelingslijnen ondersteunen, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt tussen het gehele netwerk en het westelijk en oostelijk deel.
3.1
Ambitie Stedelijk Netwerk
De acht deelnemers aan het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe willen gezamenlijk uitwerking geven aan de volgende ambitie voor het gebied: Het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe streeft ernaar om het gebied verder te ontwikkelen op basis van haar eigen kwaliteiten en op basis van de schakelfunctie van het netwerk tussen Noord-Nederland en Oost-Nederland en tussen West-Nederland en NoordDuitsland/Scandinavië/Baltische staten. Ingezet wordt op een betere infrastructurele ontsluiting van het gebied, het diversifiëren van de structuur van economische bedrijvigheid, het versterken van de kwaliteiten van landschap, natuur en water en het benutten van deze kwaliteiten voor wonen, recreatie en toerisme. Om de ambitie van het netwerk verder inhoud te geven, is gezocht naar realistische kansen die de regio heeft en op basis waarvan de samenwerking verder inhoud krijgt. In de volgende hoofdstukken wordt hier nader op ingegaan. Een gezamenlijke koers ontwikkelen betekent onderling afstemmen en keuzes maken. Niet alles kan in iedere gemeente en niet alles kan tegelijk. De koers voor het netwerk geeft een kader aan voor de inspanningen die de gemeenten op regionale schaal willen doen. Om de interne samenhang en afstemming tussen de deelnemende gemeenten verder te versterken, zijn de volgende uitgangspunten voor samenwerking gehanteerd: •
•
•
12
Samenwerking in het totale netwerk: De zes gemeenten en twee provincies van het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe werken aan regionale ontwikkeling, aan de hand van bindmiddelen met een gezamenlijke meerwaarde op (boven)regionaal niveau. Strategische allianties: Daarnaast is op subregionaal niveau (twee of meer gemeenten) intensievere samenwerking mogelijk op specifieke terreinen (de gebiedsspecifieke bindmiddelen). Eigen gemeentelijke ontwikkelingsmogelijkheden: Het is de ambitie van de betrokken gemeenten om balans te brengen in de samenwerking op netwerkniveau (bovenregionaal, regionaal en subregionaal) en het optimaliseren van de eigen gemeentelijke ontwikkelingsmogelijkheden.
3.2
Vier ontwikkelingslijnen
Bij de uitwerking van de ambitie wordt een onderverdeling in vier thematische ontwikkelingslijnen gehanteerd. Deze lijnen fungeren als rode draad bij de opbouw van het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe. Zij moeten leiden tot een evenwichtige ontwikkeling tussen rode, blauwe en groene functies in het netwerk.
1 2 3 4
Ontwikkelingslijnen Werken en infrastructuur Wonen, water en landschap Toerisme, recreatie en omgeving Bestuurlijke samenwerking
De eerste ontwikkelingslijn werken en infrastructuur legt de nadruk op het versterken van de economische structuur van het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe. Ingezet wordt op een goede hoofdstructuur van verbindingen, die het Stedelijk Netwerk als totaal ontsluit met als doel een versterkte economische groei. De tweede ontwikkelingslijn wonen, water en landschap zet in op het behoud en ontwikkelen van een woon- en leefomgeving die aantrekkelijk is voor de huidige bewoners én nieuwkomers. Het Stedelijk Netwerk kan bouwen op kwaliteiten die nationaal gezien steeds schaarser worden. Het biedt kansen voor de regio om zich te onderscheiden van concurrerende netwerken. Via de derde ontwikkelingslijn toerisme, recreatie en omgeving werkt het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe aan een toeristisch-recreatief netwerk om de kwaliteit van de leefomgeving te vergroten. De toeristische sector draagt niet alleen bij aan de economische ontwikkeling van de regio, maar zij geeft ook het visitekaartje af aan potentiële nieuwe bewoners en investeerders. Deze hoofdlijn kan katalyserend werken op de eerste en tweede ontwikkelingslijn. Voor het werken aan de geformuleerde ambities is bestuurlijke samenwerking noodzakelijk, deze vormt dan ook de vierde ontwikkelingslijn. De essentiële schakel voor de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk is draagvlak bij en nauwe bestuurlijke samenwerking tussen de gemeenten, provincies, andere overheden en overige partijen. In netwerkverband zoeken de partners samen naar oplossingen die ieder voor zich alleen niet kan realiseren. Dat vraagt om afstemming, om coördinatie en samen investeren. Via de ontwikkelingslijn bestuurlijke samenwerking werkt het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe eveneens aan het uitbouwen van haar imago en gezamenlijke promotie.
13
4
Bindmiddelen voor het Stedelijk Netwerk
De ambitie voor samenwerking in het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe krijgt handen en voeten door aan te geven wat de zes gemeenten nu bindt of kan binden. Daartoe zijn per ontwikkelingslijn één of meer bindmiddelen geformuleerd. Vooralsnog zijn zes bindmiddelen (zie tabel) onderscheiden die van belang zijn voor het gehele Stedelijke Netwerk. Deze worden in dit hoofdstuk beschreven.
1
Ontwikkelingslijnen werken en infrastructuur
2
wonen, water en landschap
3 4
toerisme, recreatie en omgeving bestuurlijke samenwerking
• • • • • •
Bindmiddelen Stedelijk Netwerk internationaal knooppunt infrastructuur A37/A31 railverbindingen: Zwolle-Coevorden/Duitsland Emmen en Hanzelijn-plus blauwe impuls groene kwaliteit toerisme netwerkbreed profilering
§ 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
De gebiedsspecifieke bindmiddelen tussen de steden in de westelijke en oostelijke driehoek komen respectievelijk in hoofstuk 5 en hoofstuk 6 aan de orde.
4.1
Internationaal knooppunt infrastructuur A37/A31
Rond 2005 komt een nieuw internationaal knooppunt van autosnelwegen gereed. In het verlengde van de A28 is dan de verdubbeling van de N37/E233 tot A37 vanaf Hoogeveen/Emmen tot aan de A31 (Meppen, Duitsland) voltooid. Ook zal het nu nog ontbrekende deel van de Duitse A31 (Emslandlinie) dan zijn aangelegd. Deze autosnelweg verbindt de noordelijke Duitse (haven)regio’s en het Ruhrgebied met elkaar. De A28, de toevoerlijn vanuit West-Nederland, vormt een knelpunt voor de bereikbaarheid van het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe. De dichtslibbing van de A28 tussen Hattemerbroek en Meppel vraagt op zeer korte termijn om een verbetering van de capaciteit en de verkeersafwikkeling. Door het gereedkomen van het internationaal knooppunt zal de bereikbaarheid van het Stedelijk Netwerk vanaf 2005 aanzienlijk worden verbeterd. Daarmee verbetert ook de schakelfunctie die het gebied vervult (onder meer richting Noord-Duitsland, OostEuropa, Scandinavië en de Baltische staten). Het goederentransport zal naar verwachting sterk toenemen. Voor het Stedelijk Netwerk betekent dat kansen voor logistieke bedrijvigheid en overslag. De gewenste toekomstige uitbouw van de doorgaande route Emmen-Bremen (E233 Meppen - Cloppenburg A1) tot een hoogwaardige auto(snel)weg zal eveneens een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de distributiesector. Door de verbeterde ontsluiting kan ook sterker worden ingezet op de toeristischrecreatieve mogelijkheden die het gebied heeft. Door de sterk verbeterde reistijden en -condities wordt immers het potentieel aantal bezoekers aan het gebied fors uitgebreid.
14
Koers Het Stedelijk Netwerk wil optimaal profiteren van de verbeterde mogelijkheden voor bedrijvigheid. Daarvoor zijn acties nodig: • profileren van de verbeterde vestigingsfactoren van het gebied; • ontwikkelen van een gerichte acquisitiestrategie; • stimuleren van een netwerk van logistieke bedrijvigheid, met naast inzet op logistieke en overslagfuncties ook op nieuwe impulsen voor verwante industriële productie en dienstverlening. Verder worden de capaciteitsverruiming van de A28, de aanleg van de volledige kortsluiting van de A28/A32 en de uitbouw van de route E233 tot hoogwaardige auto(snel)weg met kracht gesteund.
4.2
Railverbindingen
Zwolle-Coevorden/Duitsland-Emmen De spoorontsluiting van de oostelijke driehoek is qua strategische en sociale functie van groot belang. Het bereikbaarheidsprofiel Noord-Nederland zet hierop in onder het centrale thema ‘aansluiting’. Aansluiten in de zin van het inhalen van economische achterstand en aansluiten van de economische kernzones op de (inter)nationale hoofdstructuur. Dit betekent concreet voor de spoorinfrastructuur dat er wordt ingezet op het afmaken van een aantal schakels in de basisinfrastructuur. De aansluiting Hanzelijn-Zwolle-Coevorden/Duitsland-Emmen (uitvoering deels voor 2010) maakt hiervan onderdeel uit. De inzet op de spoorverbinding Zwolle-Emmen is complementair aan de wegverbindingen. Koers Het Stedelijk Netwerk streeft een integrale verbetering van de spoorlijn na. Dit houdt in snelheidsverhoging, frequentieverhoging, comfortverbetering, punctualiteitsverbetering, overstapverbetering en het geschikt maken van de verbinding voor goederenvervoer via het traject Hanzelijn-Zwolle-Coevorden. De gezamenlijke inzet is om eventuele negatieve effecten van de Zuiderzeelijn of Hanzelijn-plus op de oostelijke bereikbaarheid per spoor te compenseren, teneinde een evenwichtige ontwikkeling van het landsdeel Noord te bevorderen. Hanzelijn-plus Van Schiphol naar Noord-Nederland wordt een snelle spoorverbinding aangelegd, óf langs de Zuiderzeelijn óf via de Hanzelijn en de Hanzelijn-plus (Zwolle - Leeuwarden / Groningen). De effecten van de verschillende trajecten en treinverbindingen zijn onderzocht2 . Elke variant leidt volgens de modellen tot positieve effecten voor Groningen en Friesland, maar Drenthe daarentegen zal banen en inwoners verliezen. Gerelateerd aan de autonome groei van de noordelijke provincies betekent dit een versterkte groei voor Friesland en Groningen, en een verminderde groei voor Drenthe. Bij de Zuiderzeevarianten ontstaat ten opzichte van de Hanzelijn-plus een nog sterkere relatieve achterstand doordat de Drentse steden cq. gemeenten niet aan de spoorroute liggen (naar schatting verlies van ca. 1350 banen en bijna 5000 inwoners).
2
Achtergrondinformatie over de berekende effecten is te vinden in het werkdocument bij dit rapport.
15
Koers De zes gemeenten van het Stedelijk Netwerk pleiten samen voor een spoorverbinding met zo min mogelijk negatieve effecten voor (Zuid-)Drenthe. Dit is een gezamenlijk belang van de zes gemeenten. Dit betekent in de praktijk dat zij (en de provincie Drenthe) het SNN-standpunt voor een Zuiderzeelijn ondersteunen, maar dat er compensatie nodig is voor (Zuid-)Drenthe tegenover de bijdrage van de provincie Drenthe aan het SNN. Alle partijen zetten zich ervoor in dat de Hanzelijn er vóór 2009 komt.
4.3
Blauwe impuls
Water is een bindend element in het gehele Stedelijk Netwerk en het omliggende gebied. Watersystemen houden niet op bij een gemeente- of provinciegrens; het vormt één groot systeem. Beken, kanalen, plassen en meren zorgen voor een fijne ‘blauwe’ dooradering. Het is van belang dat de waterhuishouding in het gebied op orde is en dat ruimtelijke ontwikkelingen ermee in evenwicht zijn. Het water heeft verder een economische betekenis door de beroepsvaart en de watergebonden recreatie. De noodzaak groeit om het watersysteem ook als één systeem te benaderen en beter af te stemmen met de ruimtelijke ordening. De overstromingen van 1998 lieten zien dat de waterafstroom (vanaf het Drents Plateau via de beekdalen naar de Vecht, Regge en Reest) nog veel knelpunten vertoont. Vooral benedenstrooms ontstonden problemen in de laaggelegen gebieden (veelal natuurgebieden, maar ook stedelijke gebieden). De overstromingen leidden ook in hooggelegen gebieden tot economische schade aan land- en tuinbouwgronden. Om noodsituaties als in 1998 te voorkomen moet het water volgens de Commissie Waterbeheer 21 e Eeuw vooral bovenstrooms meer vastgehouden worden. Naast de kwantiteit is de waterkwaliteit van belang voor het watersysteem. Het Stedelijk Netwerk kent waardevolle watersystemen met hoge landschappelijke en ecologische potenties waarbij het wenselijk is in te zetten op een zo natuurlijk mogelijk watersysteem en het saneren van vervuilende bronnen uit het stroomgebied. Koers Er liggen kansen om watermaatregelen zoals noodberging en kwaliteitsverbetering te combineren met ander functies, zoals natuurontwikkeling, landbouw, recreatie of wonen. Deze uitdaging wordt in het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe opgepakt in overleg met de betrokken waterschappen. Er kunnen drie koerslijnen worden onderscheiden: 1. Goede waterberging en afstroom vertragen De Stroomgebiedvisie Vecht/Zwartewater, die onder meer op alle zes gemeenten van het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe betrekking heeft, pakt de waterafvoerproblematiek zowel vanuit het water als vanuit de ruimtelijke ordening op. Deze visie op het stroomgebiedniveau vormt een randvoorwaarde voor de ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk. Daar waar verdichting van bebouwing of verstedelijking plaatsvindt, zijn maatregelen nodig om het water in het gebied vast te kunnen houden. 2. Toeristische waterwegen in netwerk koppelen. Het Stedelijk Netwerk wil de waterwegen en meren zoveel mogelijk onderling verbinden. Het gaat daarbij om het investeren in het totaalpakket voor het gebied en 16
niet zozeer in de waarde van één voorziening. Dit betekent investeren in het bevaarbaar maken van meer kanalen, beken en meren (afgezien van bijv. natte natuurgebieden), zodat het toeristische Toervaartnetwerk in Noord- en OostNederland wordt gecompleteerd. Waar mogelijk vindt een koppeling plaats met andere functies zoals natuur en wonen. 3. Economisch benutten van waterinfrastructuur De waterwegen hebben als transportroute ook een economische functie. Voldoende diepte en breedte en goede waterontsluiting van havens en industrieterreinen zijn van belang voor de ontwikkeling van ‘natte’ bedrijvigheid. Een goede waterinfrastructuur kan voor de economische ontwikkeling van het netwerk een plus zijn, als aanvulling op de wegen- en railinfrastructuur. Om deze economische voordelen in Meppel en Coevorden te stimuleren, zet het Stedelijk Netwerk in op een verbetering van de vaarverbindingen Meppel-Ramspol en Almelo-Coevorden.
4.4
Groene kwaliteit
Het landschap van het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe kan grofweg met drie categorieën worden getypeerd: in het oosten en zuiden veenkoloniaal landschap; centraal het Drents plateau met het karakteristieke esdorpenlandschap; in het westen een sterk gevarieerd landschap met afwisselend hoge en lage delen, droge en natte gedeelten, rijke en arme bodems. In het bijzonder de overgangsgebieden met sterke afwisseling van deze drie typen landschappen worden nu hoog gewaardeerd. Versnippering van natuur en doorsnijding van landschappelijke eenheden door uitdijende stedelijke functies is een proces dat ook in dit Stedelijk Netwerk bestreden wordt. De groene elementen leveren immers een wezenlijke bijdrage aan de kwaliteit van het Stedelijk Netwerk. In dit kader is het gewenst om op een zo hoog mogelijke schaal samen te werken en de inspanningen gericht samen te brengen. Koers De acht partijen zetten zich in om de natuur en het landschap juist als kwaliteit van het Stedelijk Netwerk te benutten. Zij willen zich niet alleen inspannen voor de bescherming en het onderhoud van natuur en landschap, maar willen ook een kwaliteitssprong maken. Met een ‘offensieve landsc hapsstrategie’ wil het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe natuurlijke en landschappelijke waarden bewaren, versterken en ontwikkelen, om zo de samenhang tussen de gebieden te vergroten en het onderscheidend karakter ten opzichte van andere delen van Nederland te behouden.
4.5
Toerisme
De toeristisch-recreatieve sector krijgt een steeds belangrijkere economische betekenis. Steeds meer mensen hebben steeds meer vrije tijd, besteden meer geld tijdens toeristische en recreatieve activiteiten en willen ook steeds meer beleven. Kwaliteit en onderscheidend vermogen spelen daarbij een belangrijke rol: toeristen klagen niet meer, maar blijven weg als deze eigenschappen ontbreken. Het Stedelijk Netwerk heeft een unieke afwisselende omgeving en biedt attracties voor bezoekers en bewoners. Het Noorder Dierenpark vormt de grootste attractie met 1,7 miljoen bezoekers per jaar, daarna volgen de Weerribben en Wieden (1-1,5 miljoen), Giethoorn (1,25 miljoen) en Attractiepark Slagharen (1,1 miljoen). Daarnaast telt de 17
Huttenheugte 1,1, miljoen en het totale Vechtdalgebied ca. 2,5 miljoen overnachtingen op jaarbasis. Het bevorderen van stedelijk recreëren en cultuurtoerisme draagt bij aan het verbeteren van de economische structuur. Het kan extra werkgelegenheid creëren, in het bijzonder voor lager opgeleiden. Koers Het versterken en verder tot ontwikkeling brengen van het toerisme in landelijk en stedelijk gebied, is bij uitstek een punt om als geheel netwerk op te pakken. Voor de toerist is een volledig, kwalitatief goed en gevarieerd toeristisch-recreatief aanbod van belang. Het Stedelijk Netwerk zet in op het zo goed mogelijk verknopen van het aanbod, zodat er een toeristisch-recreatief netwerk ontstaat. Door de verblijfs- en dagrecreatie onderling te verbinden creëert men een aantrekkelijk totaalaanbod. Ook wordt gestreefd naar het langer vasthouden van bezoekers die al naar het gebied toekomen. Goede recreatieve mogelijkheden zijn bovendien aantrekkelijk voor eigen bewoners: investeren in de omgeving en recreatieve voorzieningen kan dus indirect een impuls betekenen voor de woonfunctie van het netwerk.
4.6
Profilering
Voor succesvolle samenwerking in het Stedelijk Netwerk is heldere communicatie tussen de deelnemende partijen nodig. De interne afstemming van ontwikkelingen moet in de planvorming en uitvoering geïntegreerd zijn, waardoor het als smeermiddel kan fungeren. Als de interne afstemming goed is en alle partners één front vormen, wordt de profilering van het netwerk en de promotie van de gezamenlijke activiteiten naar buiten toe ook gemakkelijker. Communicatie is een wezenlijk onderdeel van het proces van netwerkontwikkeling en wordt daarom als bindmiddel voor het gehele netwerk als apart aandachtspunt genoemd. Koers Het Stedelijk Netwerk schenkt expliciet aandacht aan de interne en externe communicatie. Het netwerk gaat draagvlak organiseren voor gezamenlijke presentatie van het gebied naar buiten toe. De inzet is een intensievere samenwerking en het uitdragen van de kwaliteiten van het netwerk op bestuurlijk niveau. Zo ontstaat ook een basis om gezamenlijk te trekken aan financiering en aan de realisatie van projecten.
18
5
Bindmiddelen voor westelijke driehoek
Door een overloop van stedelijke en economische activiteiten uit de Randstad zal de westelijke driehoek steeds meer als voorportaal van het netwerk en het noorden van het land gaan fungeren. De druk op de ruimte neemt toe en vraagt om een pro-actief beleid dat kwetsbare gebieden beschermt en andere gebieden de mogelijkheid geeft om zich verder te ontwikkelen. Daarbij zijn zes bindmiddelen te onderscheiden die voor de westelijke driehoek van belang zijn.
1
Hoofdlijn Infrastructuur en werken
2
Wonen, water en landschap
3
Toerisme, recreatie en omgeving Bestuurlijke samenwerking
4
5.1
bindmiddel netwerkbreed • internationaal knooppunt infrastructuur A37/A31 • railverbindingen: ZwolleCoevorden/Duitsland-Emmen en Hanzelijn-plus • blauwe impuls • •
toerisme netwerkbreed groene kwaliteit
•
profilering
bindmiddel west • Combinatie en diversificatie 5.1 bedrijvigheid en woningmarkt 5.2 • Herontwikkeling stationsgebieden • • • •
Realiseren voldoende woonkwaliteit Waterproblematiek Vitalisering binnensteden Ontspannen in het buitengebied
5.3 5.4 5.5 5.6
Combinatie en diversificatie bedrijvigheid en woningmarkt
Steenwijk en Meppel streven ernaar om een regionale meerwaarde te creëren door hun stedelijke ontwikkelingen meer te gaan combineren op basis van sectoren, complementariteit en differentiatie. De ontwikkelingen in Meppel en Steenwijk kunnen elkaar goed aanvullen op het gebied van lokale en regionale bedrijventerreinen, woningbouw en de relaties tussen woongebieden, binnensteden en voorzieningen. Door samen te werken kan een kwalitatief hoogwaardig gebied ontstaan nabij één van de mooiste natuurgebieden van Nederland. Daarbij vervaagt de traditionele grens tussen wonen en werken, net zoals in de netwerksamenleving wonen, werken, zorgen en recreëren steeds meer in tijd én ruimte verweven raken. Het uitgangspunt verschilt voor beide steden. Meppel wil haar beknelde positie in de ruimtelijke structuur, tussen snelwegen, spoorlijnen en verouderde bedrijventerreinen, trachten te doorbreken. Met het oog hierop dient er een verbinding te worden gerealiseerd tussen de A28 vanuit de richting Hoogeveen en de A32 naar Leeuwarden. Eerder opgestelde plannen voor woningbouw aan het water kunnen nu ook in een breder regionaal verband worden opgepakt. Steenwijk wil onder andere met de Drentse Poort bedrijven aantrekken en een wervend woonmilieu creëren, waarmee ook een groter draagvlak ontstaat voor diverse voorzieningen in de stad. Koers In een grensoverschrijdend stedenbouwkundig ontwerp kan de combinatie van verschillende functies (woningbouw, bedrijventerreinen, waterbuffer en toeristische elementen) verder worden uitgewerkt. Er is dan sprake van een bundelingsgebied met een interprovinciaal zoekgebied rond Steenwijk (o.a. Drentse Poort) en eventueel ten noordoosten van Meppel (Noord 4). Ook een eventuele ruimtebehoefte van bedrijventerreinen kan in de ontwikkelingen in de zone tussen Meppel en Steenwijk worden meegenomen. 19
Bij de planuitvoering wordt zoveel mogelijk gestreefd naar (experimenten met) integratie van arbeids- en privé-omgevingen: nieuwe woon-werkcombinaties, thuiswerken, gemengde gebieden, satellietwerkplekken aan het water etc.
5.2
Herontwikkeling stationsgebieden
In de westelijke driehoek kan de aanleg van de Hanzelijn-plus grote gevolgen hebben voor de economische ontwikkeling van de stedelijke kernen en hun omgeving en voor de stadsstructuren en stationsomgevingen. Per stad verschillen de mogelijkheden om in te spelen op kansen die de Hanzelijn-plus kan bieden. Koers Hoogeveen Voor een hogere treinsnelheid over het Hanzelijn-plustracé is een bochtafsnijding noodzakelijk, waarvoor het spoor circa 100 meter naar het noorden moet opschuiven. Dit biedt kansen voor het ontwikkelen van nieuwe functies op de locatie van de oude sporen. Hoogeveen wil een kwaliteitssprong maken door deze nieuwe ruimte en de aantakking aan een snelle spoorverbinding goed te benutten, onder andere door de vernieuwing van het stationsgebied. Momenteel wordt gewerkt aan een ontwikkelingsvisie voor het Hoogeveense stationsgebied. Deze visie vormt het ruimtelijk kader dat als basis dient voor de verdere ontwikkeling van het stationsgebied Hoogeveen tot hoogwaardige kantorenlocatie. Meppel De Hanzelijn-plus heeft relatief weinig gevolgen voor het station van Meppel zelf, maar wel ruimtelijke gevolgen door de verlegging van het tracé. De stad Meppel loopt momenteel tegen de grenzen van haar ruimtelijke structuur aan. Zij ligt ingeklemd tussen snelwegen, spoor, water en (verouderde) bedrijventerreinen. De aanleg van de Hanzelijn-plus kan een nieuwe impuls geven aan de stedelijke ontwikkeling. Meppel werkt momenteel plannen uit voor herontwikkeling van de stationsomgeving, waarbij aan meerdere functies wordt gedacht, zoals kantoren, scholen, wonen, sport en leisure. Steenwijk Alle (intercity)treinen op het traject Zwolle-Leeuwarden stoppen op het station in Steenwijk . Het is zaak om deze situatie vast te houden en de voordelen voor de stad te verzilveren. Steenwijk is al bezig met het opwaarderen van de stationsomgeving, zowel in de trant van voorzieningen en een aantrekkelijke openbare ruimte als ook verbetering van de verbinding met de binnenstad. Er wordt ook een (recreatie)transferium ontwikkeld dat als fysieke schakel kan functioneren in het toeristisch netwerk van “het Drentse Plat en het Kopse Nat”.
5.3
Realiseren voldoende woonkwaliteit
De westelijke driehoek anticipeert op de toenemende vraag naar landelijke woongebieden. Die druk neemt toe, zowel vanuit de eigen kernen zelf als vanuit Zwolle en omstreken en de Randstad. De druk is het sterkst merkbaar in Meppel en Steenwijk, maar ook in Hoogeveen bestaat behoefte aan landelijk wonen. Landelijke woonmilieus kennen een lagere dichtheid dan vijftien woningen per hectare. 20
Villawijken aan de randen van de stad en dorpen vallen hieronder, evenals wonen in buurtschappen, landgoederen en vrijkomende boerderijen. Koers Om te voorkomen dat deze vraag de komende jaren beantwoord wordt met ad hoc beleid, stellen de gemeenten een gezamenlijke strategie op om die behoefte te sturen en nieuwe bewoners te (ver)leiden. Deze houding is nodig om zo de meest kwetsbare buitengebieden te vrijwaren van bebouwing. Met een pro-actieve houding kan ook iets extra’s met die woonvraag gedaan worden, bijvoorbeeld in de sfeer van architectuur en stedenbouw, de combinatie met landschapsversterking (omgeving Fluitenberg Hoogeveen), gemeenschappelijke voorzieningen of water. Een voorbeeld vormen de plannen in Steenwijk voor `waterwonen’. Daarbij wordt een combinatie gezocht met diverse ontwikkelingen: nieuwe verblijfsaccommodaties en waterrecreatie ten westen van Steenwijk en deels aan het water gelegen (landgoed)woningen in het gebied Drentse Poort.
5.4
Waterproblematiek
De grootste knelpunten ontstaan vooral in de omgeving van Meppel. Hier komen de Reest, Wold Aa, de Oude Vaart, de Hoogeveense Vaart en de Drentse Hoofdvaart bij elkaar. Het meest voor de hand liggend is om het water bovenstrooms vast te houden. Hiervoor zijn maatregelen nodig. Het waterschap Reest en Wieden denkt in dit kader aan circa 40 hectare inundatiegebied ten noorden van Hoogeveen (omgeving Stuifzand). Een knelpunt vormt de herbestemming van gronden die geschikt zijn voor een combinatie van tijdelijke waterberging en bijv. veeteelt. Daarbij zijn financiële vergoedingen, die functiecombinaties voor de betrokkenen acceptabel moeten maken, tevens een knelpunt. Een andere bovenstroomse oplossing is om wateropvang aan de zuidkant van het Dwingelderveld te combineren, waardoor het grootste natte natuurgebied van Nederland ontstaat. De mogelijkheden hiervoor worden onderzocht in een ecohydrologisch model, evenals de mogelijke gevolgen voor bijvoorbeeld de lokale waterzuivering. Meppel beschikt zelf over te weinig grondgebied om een volledige hydrologische oplossing binnen haar grenzen te realiseren. Dat de situatie erg kwestbaar is blijkt uit de overstromingen in 1998. Meppel wil de waterproblemen in en rond de stad, die na voorgaande mogelijke oplossingen zich alsnog kunnen voordoen voordoen, oplossen3 . Koers In principe wordt getracht om zoveel mogelijk gebiedseigen water bovenstrooms vast te houden. Daarbij kan de afstroom ook bij te grote hoeveelheden water ‘onderweg’ worden vastgehouden in retentiebekkens, totdat de hoge waterstanden voorbij zijn.
3
In de ontwikkelingsvisie Meppel 2030 is tussen Meppel en Nijeveen een woongebied met maximaal 5300 woningen geprojecteerd, waarbij in een waterfunctie met een totale omvang van 60 hectare is voorzien (dit is inclusief Bremenbergerplas). Aan de oostkant van de A32 is ruimte voor een gemengd bedrijventerrein, een ecologische verbindingszone en een oplossing voor het waterkwantiteitsprobleem gereserveerd.
21
Voor deze maatregelen is afstemming met partijen en plannen in dit bovenstrooms gebied noodzakelijk. Ondanks de hiervoor genoemde maatregelen is het niet ondenkbeeldig dat er zich in Meppel bij extreem hoge waterstanden alsnog problemen voordoen. Om aan deze noodgevallen het hoofd te bieden komen zoeklocaties ten noorden en noordoosten van Meppel mogelijk in beeld. Ook de gebieden aan weerszijden van de A32 (Meppel, Steenwijk) zijn hydrologisch gezien geschikt. Dit gebied ligt wel lager dan het IJsselmeer, waardoor in regionaal verband extra inspanningen nodig zijn om het water afgevoerd te krijgen. Om voldoende buffercapaciteit te realiseren moeten retentiebekkens een groot oppervlak krijgen. Daarbij moet ook worden gelet op de ondergrond (reliëf en bodemsoort). Om de waterproblematiek voor nu en in de toekomst op te lossen werken waterschappen en provincies aan zogenaamde stroomgebiedsvisies. Deze visies spreken over een zoekruimte van circa 1500 hectare voor het gehele gebied MeppelSteenwijk-Hoogeveen. De partners in het gebied kunnen samen zoeken naar combinatiemogelijkheden die van de nood een deugd maken. Zo kunnen grote wateroppervlakken worden gecreëerd tot voordeel van waterretentie én recreatie. Gebieden in NoordwestOverijssel die zich volgens het Gebiedsgericht Beleid op de toeristische ontwikkeling en toename van het aanbod verblijfsaccommodatie richten, komen hier wellicht voor in aanmerking. Ook op een lager schaalniveau kan men functies integreren, waarbij win winsituaties ontstaan. Zo is een koppeling van waterproblematiek met woonkwaliteit (§ 5.3) mogelijk, primair in de zin van het voorkómen van wateroverlast in woongebieden door wateropvang ter plekke. Naast de kwantiteit is de waterkwaliteit van belang voor het watersysteem. In het gebied liggen waardevolle watersystemen met hoge landschappelijke en ecologische potenties. De Reest slingert als blauwe ader door het gebied. Voor het stroomgebied van deze rivier wordt ingezet op een zo natuurlijk mogelijk watersysteem. Vervuilende bronnen uit dit stroomgebied worden gesaneerd en de hoge kwaliteiten worden ontsloten voor een gepast rec reatief medegebruik. Een andere parel is het plassen en meren gebied in Noord-West Overijssel.
5.5
Vitalisering binnensteden
De historische binnensteden van Steenwijk en Meppel zijn toeristische trekpleisters in het westelijk deel van het stedelijk netwerk. Het product ‘binnenstad’ zal dan ook meer moeten worden promoot onder recreanten. Het gaat er om de toeristen niet alleen op het platteland, maar ook in de steden en stadjes een goed aanbod te bieden. Juist de afwisseling van stad en land is interessant voor toeristen. Daarbij moeten de Weerribben, de Wieden, bossen en heidevelden beter verknoopt worden met horeca, stedelijke milieus en andere toeristische trekpleisters. Koers De gemeenten zetten zich in op het aantrekkelijk maken en houden van de binnensteden voor ‘funshoppen’ en recreatieve activiteiten. Door het uitbouwen van cultuurhistorische elementen en recreatieve mogelijkheden, maar ook door evenementen te organiseren en het straatbeeld te verlevendigen, moet de verblijfswaarde groeien. Deze inspa nningen komen ook ten goede aan de bewoners. 22
Meppel is op dit moment bezig met het aantrekkelijker maken van de binnenstad voor toeristen door te werken aan een heldere stedenbouwkundige structuur van het centrum en een goede inrichting van de openbare ruimte. In Steenwijk is de openbare ruimte van de binnenstad al verbeterd. Hier is het zaak om de levendigheid te vergroten.
5.6
Ontspannen in het buitengebied
De westelijke driehoek bevindt zich op de overgang tussen de open riet- en watergebieden, de heuvelachtige keileemopstuwing rond Steenwijk en het beboste Drentse Plateau. Giethoorn heeft enorme bezoekersaantallen (kwantiteit), ook de Wieden en de Weerribben vormen een unieke attractie (kwaliteit). De vele kanalen, vaarten, beken, riviertjes, meren en plassen en hun onderlinge verbindingen creëren een uitgestrekt netwerk met belangrijke toeristisch-recreatieve en natuurwaarden. De verbindingen voor de watertoervaart tussen Randmeer, IJsselmeer, Friese Meren en kanalen en beken meer landinwaarts worden geoptimaliseerd. Koers Vanuit het Stedelijk Netwerk kan de evenwichtige toeristische benutting van het natuurlijk potentieelworden nagestreefd. Goed onderhoud en ontwikkeling van de groene en blauwe kwaliteiten zijn daarbij basisvoorwaarden. Ingezet wordt op een gelijktijdige versterking van de bestaande robuuste groenblauwe structuur en een verdere ontwikkeling van de toeristisch-recreatieve sector.
23
6
Bindmiddelen voor oostelijke driehoek
In de oostelijke driehoek streeft men naar een modernisering en diversificatie van de relatief traditionele economische structuur. Door een geringere economische dynamiek is het noodzakelijk om in de oostelijke driehoek anders om te gaan met beleidsinzet en investeringen dan aan de westzijde. Het vereist een offensieve inzet op ontwikkelingsplanologie, waarbij de sterke punten van het gebied worden benut. Dit betekent echter niet dat alleen de stimulering van ruimtelijke transformatieprocessen wordt voorgestaan, ook zal in een goede balans bescherming van bestaande waarden moeten plaatsvinden. Er zijn vijf bindmiddelen te onderscheiden die voor de oostelijke driehoek van belang zijn.
1
2 3
4
6.1
ontwikkelingslijn bindmiddel netwerkbreed Infrastructuur en • internationaal knooppunt werken infrastructuur A37/A31 • railverbindingen:ZwolleCoevorden/DuitslandEmmen en Hanzelijn-plus Wonen, water en • blauwe impuls landschap Toerisme, recreatie • toerisme netwerkbreed en omgeving • groene kwaliteit Bestuurlijke samenwerking
•
Profilering
bindmiddel oost • Stimuleren logistieke bedrijvigheid, overslagfuncties en zakelijke diensten • Herontwikkeling stationsgebieden • Diversificatie woonomgeving • • •
§ 6.1
6.2 6.3
Waardevolle groene omgeving 6.4 versterken en benutten voor recreatie en toerisme 6.5 Vitalisering binnensteden
Stimuleren logistieke bedrijvigheid, overslagfuncties en zakelijke diensten
Het gereedkomen van het internationale wegknooppunt A37/A31 en de opgewaardeerde water- en spoorwegen bieden de oostelijke driehoek mogelijkheden om haar economie te versterken. De gemeenten richten zich op de kansen die ontstaan voor VAL-bedrijven (Value Added Logistics). Dit zijn bedrijven die producten en diensten op maat leveren bij de overslag van goederen en hieraan gerelateerde diensten. De VAL-bedrijven dragen bij aan de diversificatie van de economische structuren. Deze diversificatie is hard nodig in de oostelijke driehoek, want hier is nog altijd sprake van te eenzijdige productiestructuren met als gevolg dat het gebied bij economische tegenspoed erg kwetsbaar is. De VAL-bedrijven zullen een belangrijke uitstraling hebben op andere sectoren, zoals de zakelijke dienstverlening. Koers Het aantrekken en ontwikkelen van VAL-bedrijvigheid vergt vroegtijdige acties. In de oostelijke driehoek wordt een logische taakverdeling gehanteerd: in Coevorden stimuleert men de water- en spoorgebonden bedrijvigheid en in Emmen de weggebonden bedrijvigheid. Hardenberg richt zich op de meer zuidelijk georiënteerde bedrijvigheid zonder specialisatie op spoor, weg of water. Hoogeveen wil het bedrijventerrein Buitenvaart langs de A37 benutten om onder andere het zuivelpark verder uit te bouwen. De zakelijke dienstverlening zal zich hoofdzakelijk in Emmen en Hoogeveen vestigen. 24
Om de spoorgebonden bedrijvigheid te stimuleren moet de spoorlijn ZwolleCoevorden-Duitsland (via de Bentheimer Eisenbahn) in aansluiting op de Hanzelijn verbeterd worden voor goederenvervoer. Dit is noodzakelijk om de bedrijven te kunnen laten profiteren van de landelijke groeitrend. In het kader van de Railvisie Zwolle-Meppen 2020 maakt het Stedelijk Netwerk zich sterk voor een integrale verbetering van de spoorlijn door onder andere verlenging van de opstelstrook nabij Ommen en aanpassing van de wissels nabij Coevorden. Voor de ontwikkeling van Coevorden als Regionaal overslagcentrum (ROC) is naast het spoor, de ontsluiting via water en weg van belang, dit geldt ook voor Hardenberg. Hiertoe wordt ingezet op de opwaardering van het kanaal Almelo-Coevorden, de opwaardering van de N34 en de noord-zuid verbindingen van het spoor. Om goed in te kunnen spelen op de ontwikkelingspotenties die het gereedkomen van het internationale knooppunt van snelwegen in 2005 met zich meebrengt, zal een belangrijk deel van de lokale infrastructuur, bedrijventerreinen, woningbouw en voorzieningen op orde moeten zijn. Dit betekent dat in 2002 al gestart moet worden met de uitwerking en planvorming om dit inzicht te kunnen verwerven. Ook dient vroegtijdig met een publiciteitscampagne te worden begonnen om het gebied nationaal en internationaal onder de aandacht te brengen.
6.2
Herontwikkeling stationsgebieden
De uitbreiding van de spoorcapaciteit in de oostelijke driehoek is niet alleen nodig om de ontwikkelingen in het Stedelijk Netwerk in evenwicht te houden, maar ook om de groei van het reizigersvervoer per spoor op te vangen. De Railvisie 2020 gaat uit van een groei met 50% tot 2020. De (gedeeltelijke) verdubbeling van het traject Zwolle-Emmen biedt kansen voor de verbetering van het personenvervoer in het Stedelijk Netwerk. De oostelijke driehoek wil deze benutten voor de verdere stedelijke ontwikkelingen in stationsomgevingen, het opbouwen van voorzieningen die bijdragen aan een aantrekkelijk woonmilieu (forenzen naar o.a. Zwolle) en voor de toeristische ontwikkeling (regio op korte afstand, dagtochten, fietsenverhuur nabij stationslocaties). Koers Naast de integrale verbetering van de spoorlijn zet de oostelijke driehoek in op verbetering van de stationsvoorzieningen, onder andere ten aanzien van de ontsluiting en toegankelijkh eid van het station en op een verdere centrumontwikkeling (verstedelijking) rond de stationsomgevingen in het Stedelijk Netwerk. Meer dan in het verleden betekent centrumontwikkeling het mengen van functies (wonen, werken, recreëren, voorzieningen) in hoge bebouwingsdichtheden. Dit heeft bovendien een belangrijke postieve invloed op het aantal treinreizigers. Naast herontwikkeling van het centraal stationsgebied in Emmen, biedt de verplaatsing van voorstadshalte Emmen-Bargeres naar Emmen-Zuid nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden. Deze verplaatsing maakt onderdeel uit van de verstedelijkingsafspraken 2010 met rijk en provincie. In Coevorden wordt de herontwikkeling van het stationsgebied opgepakt als onderdeel van het centrumplan. In Hardenberg wordt gewerkt aan de verkeersfunctie van het station, in combinatie met kantoorontwikkeling, appartementen en een goede verbinding met het centrum. 25
Ook in Hoogeveen wordt gewerkt aan de herontwikkeling van het stationsgebied (zie bindmiddelen westelijke driehoek).
6.3
Diversificatie woonomgeving
Het aanbod van gevarieerde en aantrekkelijke woonmilieus wordt ingezet als vestigingsfactor: ‘Wij wonen waar u op vaka ntie gaat.’ Door diverse aantrekkelijke woonmilieus te creëren en tevens voor voldoende kwalitatieve voorzienin gen voor bewoners en bezoekers te zorgen, kan de woonfunctie een economische (ontwikkelings-)factor van betekenis worden. Dit zorgt voor nieuwe impulsen aan de dienstensector en via werkgelegenheidseffecten ook aan andere economische sectoren4 . De oostelijke driehoek kan daarbij voortbouwen op kwaliteiten die nationaal gezien steeds schaarser worden, zoals ruim, rustig en groen wonen. Om te voorkomen dat deze kwaliteiten onder- óf overbenut worden, moeten duidelijke prioriteiten worden gesteld voor de buitenruimte en het groen in de gemeenten. Koers De betrokken gemeenten zetten zich in voor het ontwikkelen van nieuwe en bijzondere (recreatieve) woonmilieus, waarmee nieuwe bewoners worden aangetrokken. Dit versterkt de basis voor handhaving en verbetering van het voorzieningenniveau in het Stedelijk Netwerk en de ontsluiting over weg en spoor. De gemeenten willen investeren in het ‘landschap als woonomgeving’ en bijbehorende voorzieningen. Noodzakelijk is het realiseren van een kwaliteitssprong in de voorzieningen voor dagrecreatie, stedelijke voorzieningen en bereikbaarheid over de weg en met het openbaar vervoer. Naar de oostelijk driehoek, en dan met name in Hardenberg, zal ook een deel van de stedelijke druk vanuit Zwolle en Twente worden afgeleid. Het landelijke gebied van Hardenberg, maar ook van Coevorden is een belangrijke vestigingsfactor. In Emmen wordt in het kader van het Grotestedenbeleid en de verstedelijkingsafspraken met rijk en provincie gewerkt aan het versterken van het centrumstedelijk wonen, het transformeren van de wijken en dorpen (door sloop, verkoop, verdichten bij de centra en verdunnen naar de randen toe) en het ontwikkelen van aantrekkelijke groenstedelijke milieus. In de periode tot 2010 wordt de woningvoorraad in de gemeente Emmen met 5.400 woningen uitgebreid.
6.4
Waardevolle groene recreatie en toerisme
omgeving
versterken
en
benutten
voor
De gemeenten in de oostelijke driehoek spannen zich in voor het versterken van het belang van de toeristische sector, als katalysator voor ec onomische structuurversterking. In de omgeving van Hardenberg, het oostelijke Vechtdal en het buitengebied van Coevorden vormen de kwaliteiten en de aantrekkingskracht van het landelijk gebied grote toeristische trekkers. De dichtheid van paden en voorzieningen bevestigt het belang van toerisme in deze gebieden. Ook in het veenkoloniale gebied wordt
4
Wonen is een belangrijke economische drager. Uit onderzoek, uitgevoerd op het Zeeuwse platteland, is gebleken dat drie nieuwe huishoudens via directe en indirecte werkgelegenheidseffecten een nieuwe baan oplevert.
26
vergroting van de landschappelijke diversiteit en de natuurwaarden nagestreefd, waarbij de cultuurhistorische waarde van het gebied wordt benadrukt. Landschap, bos, natuurterreinen en cultuurhistorie vormen samen een aantrekkelijk geheel dat met name geschikt is voor routegebonden vormen van recreatie, recreatief medegebruik en dag- en verblijfsrecreatie. Koers De oostelijke driehoek streeft een kwaliteitssprong na en zet in op een uitbreiding van voorzieningen om een optimaal recreatief netwerk te creëren. Tevens willen de gemeenten de recreatieve en toeristische ontwikkeling in samenhang bezien met natuur- en landschapsversterking en de cultuurhistorische kwaliteiten van de leefomgeving. In het oostelijk deel van het netwerk zijn door de rijksoverheid drie Belvedère gebieden5 aangewezen: Aalden en omstreken, Schoonebeek-Bargerveen en het Vechtgebied. Voor de versterking van de cultuurhistorische identiteit van deze gebieden wordt ingezet op natuurontwikkeling. Daarbij kan in delen van de gebieden een fucntieverandering plaatsvinden naar natuur, eventueel gekoppeld aan inrichtingsmaatregelen, recreatief medegebruik en eventueel een groei van verblijfsrecreatie. Bij de verbintenis tussen cultuurhistorie, recreatie en toerisme zijn kwaliteit, bereikbaarheid, toegankelijkheid en belevingswaarde belangrijke aspecten voor de ruimtelijke inrichting.
6.5
Vitalisering binnensteden
Emmen biedt met het Noorder Dierenpark een attractie van formaat, die een goede basis vormt voor een verdere stedelijke groei en ontwikkeling van de vrijetijdsindustrie. Dit draagt bij aan de diversificatie van de economische structuur. Ingrediënten voor een stedelijke groei zijn: een breed aanbod van voorzieningen (winkels, accommodaties etc.) met een goede kwaliteit, een divers cultuuraanbod en een toeristisch-recreatieve infrastructuur. Ook de oude binnensteden van Coevorden, Gramsbergen en Hardenberg zijn toeristische trekpleisters voor de oostelijke driehoek die verder moeten worden benut. Voor een sterkere toeristische ontwikkeling dient het aanbod van stedelijke voorzieningen in het oostelijk deel van het netwerk te worden gecompleteerd, dit versterkt ook direct het woonmilieu. Koers De steden in de oostelijke driehoek zetten in op het aantrekkelijk maken en houden van de binnensteden voor ‘fun-shoppen’ en recreatie. Door middel van het uitbouwen van cultuurhistorische elementen en recreatieve mogelijkheden, maar ook door evenementen te organiseren en het straatbeeld te verlevendigen, moet de verblijfswaarde groeien. Daar profiteren ook de eigen bewoners van. Hardenberg en Coevorden willen hun oude binnensteden meer als toeristisch product promoten naar recreanten toe. Het doel is om een hoge attractieve waarde te realiseren. Coevorden zal in 2003 daadwerkelijk met de aanpak van de binnenstad beginnen.
5
In het kader van het project Belvedère is een landsdekkend overzicht vervaardigd van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden.
27
De stedelijke kern Emmen wil een totaalpakket aan voorzieningen bieden met een brede uitstraling op het Stedelijk Netwerk. De stad moet een impuls krijgen door het aantrekkelijker en gevarieerder maken van haar winkelhart (met landelijke uitstraling) en het ontwikkelen van een cultureel uitgaanscentrum (stadstheater, multiplexbioscoop, restaurants, cafés, terrassen en evenementen). Tevens wordt ingezet op de esthetische kwaliteiten van de stad, omdat die als katalysator werken voor economische groei. Hoogeveen wil door een koppeling te leggen met de diversificatie van woonmilieus het voorzieningenniveau opwaarderen. Momenteel kan het voorzieningenniveau zich net niet voldoende ontwikkelen voor exclusieve winkels. In zowel Emmen als Hoogeveen is een aanpak van de stedenbouwkundige structuur en investeringen in de openbare ruimte nodig om de aantrekkelijkheid van de steden te vergroten.
28
7
Van bindmiddelen naar projecten
De bindmiddelen voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe zijn geformuleerd. Samen met de beschreven ambities in hoofdstuk 3 is daarmee de koers voor Zuid-Drenthe bepaald. Niet alle bindmiddelen kunnen tegelijk worden opgepakt. Een nadere prioriteitstelling zal de uitvoeringsgerichtheid ten goede komen; liever een paar projecten met volle inzet aanpakken dan een brede agenda half afwerken. Bij het selecteren van deze ‘prioritaire projectprogramma’s’ staat het streven naar evenwichtige ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk tussen ‘groen’, ‘blauw’ en ‘rood’ centraal. Dit betekent dat tegelijkertijd wordt ingezet op een betere infrastructurele ontsluiting van het gebied, het diversifiëren van de structuur van economische bedrijvigheid, het versterken van de kwaliteiten van landschap, natuur en water en het benutten daarvan voor woonfuncties, recreatie en toerisme.
Prioritaire projectprogramma’s Door het Stedelijk Netwerk zijn de volgende drie prioritaire projectprogramma’s geformuleerd: 1. Knooppunt 2005 2. Stationsomgevingen 3. Waterberging en de aantrekkelijke omgeving gecombineerd met wonen Bij de keuze van deze programma’s is er op gelet dat het geheel bijdraagt aan de gewenste evenwichtige ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk. Elk project wordt in de onderstaande paragrafen kort beschreven, waarbij tevens een aanzet wordt gegeven voor de uitwerking. Om aan te geven welke vervolgstappen moeten worden ondernomen, is het eerste projectprogramma nader uitgewerkt.
7.1
Knooppunt 2005
Om de sterk verbeterde ontsluiting als gevolg van het gereedkomen van het in knooppunt A37-A31 in 2005 uit te kunnen buiten, zijn gezamenlijke inspanningen nodig. Inzet is nodig om het beleid te focussen op diversificatie en modernisering van de economische structuren. Daarbij is een sterke en heldere profilering van belang, zowel van het netwerk als geheel naar buiten toe (promotie) als tussen de steden onderling (afstemming). Dit projectprogramma kan worden opgedeeld in de volgende concrete onderdelen: 7.1.1 Optimaliseren infrastructuur Het is duidelijk dat voor de ‘modernisering van de industriële sector, diversificatie van de economie en verdere ontwikkeling van de glastuinbouwconcentratie in Emmen’ (Uitvoeringsprogramma Vijfde Nota RO) de bedrijfs- en glastuinbouwlocaties in 2005 gereed moeten zijn, evenals de infrastructuur daaromheen. De ingebruikname van het Knooppunt A37-A31 heeft immers ook zijn uitwerking op de verbindingen met andere stedelijke netwerken en binnen het Stedelijk Netwerk zelf. Dit vergt onvermijdelijke verbeteringen aan andere weg-, water- en railverbindingen.
29
Allereerst dient de verbinding met het netwerk Zwolle/Kampen die via de A28 tot stand komt te worden geoptimaliseerd door een capaciteitsuitbreiding tussen Hattemerbroek en Meppel. Voor een verbinding met Groningen/Assen is het oostelijk deel van het Stedelijk Netwerk nu nog aangewezen op N-wegen en deze vragen eveneens om een opwaardering. De volledige kortsluiting van de A28/A32 zal zorgen voor een goede verbinding met de Zuid-Friese Stedenzone en de Westergozone. De aanpassing van de N34 tot volwaardige stroomweg met ongelijkvloerse kruisingen en de aanpassingen van de N48 moeten de verbinding met Twente optimaliseren.
7.1.2 Stimuleren bedrijvighe id Vestigingsplaatsen met een uitstekende (inter)nationale ontsluiting zijn met name aantrekkelijk voor bedrijven die te maken hebben met distributie, transport, emballage en productie van halfproducten. In het jargon heten dergelijke bedrijven ‘Value Added Logistics’ (VAL-bedrijven). Er valt een onderscheid te maken tussen VAL-bedrijven die voornamelijk georiënteerd zijn op transport over de weg en bedrijven die zich richten op weg-, water- en/of over spoortransport. Voor de eerste categorie VAL-bedrijven heeft Emmen de meest optimale ligging, de tweede categorie kan uitstekend opereren nabij de multimodale overslagcentra in Meppel en Coevorden. De werkgelegenheid die uit de VAL-bedrijven voortvloeit, biedt diversificatie voor de traditionele productiestructuur van Emmen en Coevorden. De VAL-bedrijven zullen uitstraling hebben op de andere sectoren, zoals de zakelijke dienstverlening, die zich met name in Emmen en Hoogeveen zullen vestigen.
7.1.3 Versterken voorzieningencentrum Emmen Om VAL-bedrijven optimaal te kunnen bedienen, moet een goed productiemilieu tot stand worden gebracht. De steden vervullen hierin een belangrijk rol, omdat zij sociale en culturele voorzieningen, winkels, zorg etc. bieden. Het landelijk gebied vormt hier een aanvulling op met haar mogelijkheden voor recreëren en wonen. Emmen vervult door haar grote stedelijke massa de voornaamste rol in het Stedelijk Netwerk als het gaat om het bieden van een “complete leefomgeving”. Het stedelijk beleid in Emmen (GSB-programma) richten zich op het optimaliseren van het welzijn en de welvaart (economische groei) in stad en regio. Emmen staat voor de opgave om fors te (blijven) groeien in inwonertal en werkgelegenheid. De stad krijgt een impuls door het aantrekkelijker en gevarieerder maken van haar winkelhart (met landelijke uitstraling) en het ontwikkelen van een cultureel uitgaanscentrum (stadstheater, multiplexbioscoop, restaurants, cafés, terrassen en evenementen). Daarnaast wordt ingezet op de esthetische kwaliteiten van de stad. De stedelijke architectuur wordt hiervoor gestimuleerd en voldoende groenvoorzieningen, zoals parken en plantsoenen worden ontwikkeld. Verder zijn investeringen nodig op de volgende terreinen: • verbetering van de bereikbaarheid voor zowel auto, fiets als openbaar vervoer; • ontwikkeling van centrumstedelijke kantoorlocaties, met name voor hoofdvestigingen; • optimalisering van sportvoorzieningen; 30
•
samenwerking tussen de Hogeschool Drenthe met de RUG, de Hanzehogeschool, de Hogeschool van Leeuwarden en de TU Twente met als doel het ontwikkelen van drie nieuwe HBO-opleidingsrichtingen (zorgdiensten, leasure technology en tuinbouw).
7.1.4 Vervolgstappen De ontwikkeling van een acquisitiebeleid wordt opgehangen aan het jaar 2005 (‘planningstarget’). Wat moet er wanneer gebeuren? In het onderstaande overzicht staat het in omgekeerd-chronologische volgorde vermeld: 2006 2005
Het jaar van de gemeenteraadverkiezingen. De bevolking kan een oordeel geven over de daden van gemeenteraden en colleges. Het knooppunt van A37 en A31 komt naar verwachting medio 2005 gereed. Een behoorlijke publiciteitscampagne moet nu op het hoogtepunt zijn. Een dergelijke imagocampagne, vergelijkbaar met “Er gaat niets boven Groningen”, moet bedrijven aantrekken en levert tevens naamsbekendheid op bij het grote publiek. Daarmee worden ook mensen bereikt die mogelijk naar dit deel van Nederland willen verhuizen vanwege de woonomgeving, ruimte of voorzieningenniveau.
2004
Start van de publiciteitscampagne. Infrastructuur, bedrijventerreinen, woningbouw en voorzieningenniveau moeten voor een belangrijk deel op orde zijn. Een goede organisatie van voorlichting en begeleiding van potentiële vestigers vormt een belangrijk aandachtspunt. Deze mensen mogen niet van het ene naar het andere loket worden doorverwezen. Ook de gemeentelijke organisaties moeten dus op orde zijn.
2003/ 2002
Indien de gemeenten in aanmerking willen komen voor de subsidie voor Innovatie Projecten Stedelijke Vernieuwing (IPSV)6 moeten de plannen vroegtijdig bij het rijk worden ingediend. Een integrale analyse van de problematiek en de samenhang van projecten waaruit duidelijk de noodzaak en vernieuwing in aanpak blijkt is hiervoor noodzakelijk. Hiertoe kan een op uitvoering gericht plan worden opgesteld. Dit plan wordt dan een soort prestatiecontract dat de gemeenten aan zichzelf opleggen. Daarbij vraagt het oostelijk deel van het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe aan het Rijk en eventueel provincies ondersteuning.
7.2
Stationsomgevingen
De railverbindingen zijn voor het Stedelijk Netwerk van toenemende betekenis. De verbetering en verdubbeling van de spoorlijn Zwolle – Emmen (in aansluiting op de Hanzelijn) en de Hanzelijn-plus geven de stationsomgevingen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden. De stationsomgevingen zijn de ‘knopen’ in het Stedelijk Netwerk die geschikt moeten worden gemaakt voor kantoren, wonen, winkels en
6
Er valt een onderscheid te maken tussen kleine en grote projecten IPSV. De grote projecten betreffen met name grote stedelijke herstructureringsvraagstukken, waarbij de samenhang tussen projecten centraal staat. De kleine projecten betreffen meestal ideeën over vernieuwende aanpak op het gebied van stedelijke vernieuwing.
31
andere voorzieningen. De kwaliteit van de openbare ruimte, de bereikbaarheid van de stationsomgevingen over de weg en de parkeermogelijkheden vormen belangrijke randvoorwaarden voor een optimale ontwikkeling van deze gebieden. De aantrekkelijkheid als vestigingsplaats en als omgeving om in te investeren, wordt vergroot door de bereikbaarheid voor personen en goederen te verbeteren. De herontwikkeling van de stationsomgevingen is één van de programma’s die moet bijdragen aan de verstedelijking en daarmee aan de versterking van de vitaliteit van het Stedelijk Netwerk en de steden. Zowel de steden aan het Hanzelijn-plus-tracé (Meppel, Steenwijk, Hoogeveen) als de steden aan de spoorlijn Zwolle-Emmen (Hardenberg, Coevorden, Emmen) zetten in op een verdere ontwikkeling. Voor de stationsomgeving van Hoogeveen is reeds een start gemaakt met de herontwikkeling van het gebied. In Steenwijk is een aanzet gegeven voor de verdere uitwerking.
7.2.1 Stationsomgeving Hoogeveen Op het moment dat duidelijk wordt dat de Hanzelijn-plus wordt aangelegd is verlegging van het tracé door Hoogeveen noodzakelijk. Voor de aanleg van de Hanzelijn-plus zijn aanpassingen nodig van de railinfrastructuur om de treinen van 160 km per uur naar 200 km per uur te kunnen opvoeren. Door de noodzakelijke bochtaanpassing in Hoogeveen moet het station circa 100 meter worden verplaatst. Hierbij wordt een elektriciteitsknooppunt genaderd, dat wellicht ook moet worden aangepast of verplaatst. Het is aantrekkelijk om nabij het station Hoogeveen een transferium te ontwikkelen met fiets-, bus-, taxi- en autovoorzieningen, kantoorlocaties en eventueel winkelaanbod. De locatie is niet onomstreden, omdat langs Fluitenberg ook een voorkeurstracé van een ecologische verbindingszone ligt (zie projectprogramma 3). Een Ontwikkelingsvisie Stationsgebied is in voorbereiding om de mogelijkheden in kaart te brengen, de gebiedscontouren te formuleren en voorstellen voor de invulling van het stationsgebied uit te werken. In deze visie dient de ontwikkeling van kantoren op de locatie het primaire uitgangspunt te zijn. Verbeteringen aan het openbaar vervoer worden zoveel mogelijk meegenomen. Op basis van de Ontwikkelingsvisie Stationsgebied worden de bestemmingsplannen gefaseerd uitgewerkt en wordt concreet invulling gegeven aan de verschillende deelgebieden. Om de groeikansen op het gebied van bedrijvigheid voor het westelijk deel van het Stedelijk Netwerk te verzilveren worden in Hoogeveen, Meppel en Steenwijk stedelijke-plus-terreinen ontwikkeld. In dit kader zal Hoogeveen voor het project stationsomgeving inhoudelijke afstemming zoeken met de stedelijke-plus-terreinen in Meppel en Steenwijk.
7.3
Waterberging en de aantrekkelijke omgeving gecombineerd met wonen
Het beleid ten aanzien van waterberging is de laatste jaren in een stroomversnelling gekomen. Ook in het Stedelijk Netwerk bestaan belangrijke knelpunten. Het Stedelijk Netwerk wil de waterbergingsopgave en de aantrekkelijke omgeving benutten om koppelingen te maken met haar doelstellingen op het gebied van wonen, werken, natuur en recreëren. Door met name de ontwikkeling van gevarieerde en 32
aantrekkelijke woonmilieus in landelijke gebieden zal de woonfunctie in het Stedelijk Netwerk worden versterkt. 7.3.1 Meppel – Steenwijk Er is vanuit de stroomgebiedsvisies (waterschappen) behoefte aan wateropvang in de regio Meppel-Steenwijk-Hoogeveen. Er bestaan problemen met de waterafstroom vanaf het Drents Plateau richting Meppel. Een mogelijke oplossing vormt een nieuw retentiebekken waar het water in noodsituaties naar toegeleid kan worden. Het zoekgebied bevindt zich rond Steenwijk en Meppel. Op sommige plaatsen is een combinatie mogelijk van het retentiebekken met woon-, werk- of recreatiefuncties. Er kan bijvoorbeeld een combinatie worden ontwikkeld van waterwegen met tussenboezems. Woningbouw kan daarbij aansluiten op Steenwijk en Meppel, terwijl bedrijventerreinen in een zone langs de A32 komen te liggen. Een andere mogelijkheid is het creëren van grote wateroppervlakken voor recreatie en toerisme rond Steenwijk (passend in het Gebiedsgericht Beleid) in combinatie met wateropvang. 7.3.2 Water en wonen Coevorden Door waterberging in Coevorden en omgeving te realiseren kunnen overstromingen worden voorkomen. Bij beoordeling van de omgevingskwaliteiten springt het zoekgebied tussen Coevorden en Dalerveen er uit. Het ‘Beheersgebied Ruime Jas’ (zie kaart 6 werkdocument) tussen deze plaatsen wordt dan getransformeerd in een retentiegebied met woon- en recreatiefuncties. Hierbij is het mogelijk het kleine natuurontwikkelings- en reservaatgebied nabij de Westpolder te vergroten en woningbouw aan het water bij Coevorden en Dalen te realiseren. Door deze ontwikkeling zullen tevens de bestaande recreatiemogelijkheden rondom de Huttenheugte, het Stieltjeskanaal en het Drostendiep toenemen. 7.3.3 Water en wonen Hoogeveen De bestaande ideeën voor inundatiepolders ten noord(oost)en van Hoogeveen van in totaal circa 40 hectare, kunnen worden uitgebouwd tot een veel groter waterbergingsgebied. Het zoekgebied ligt tussen de stroomdalen van de Oude Diep en Wold Aa. Via een waterstelsel kan dit meer worden verbonden met de Hoogeveensche Vaart. Langs Fluitenberg loopt een voorkeurstracé van een ecologische verbindingszone. Wanneer het rijk voor de Hanzelijn-plus kiest, moet de spoorverbinding nabij Hoogeveen waarschijnlijk in de richting van deze zone worden verplaatst. Daarom is het noodzakelijk om voor dit kwetsbare gebied een goed doordacht inrichtingsplan te ontwikkelen. Er spelen dan twee grote projecten die elkaar kunnen versterken, namelijk: • verplaatsing van het spoor, in combinatie met de aanleg van een nieuw station Hoogeveen (zie projectprogramma 2) • de aanleg van een tussenboezem, waardoor het ecologische tracé wellicht kan worden verplaatst. Woningbouw en recreatieve projecten kunnen worden ontwikkeld in de landschappelijk minder kwetsbare gebieden (omgeving Stuifzand).
33
7.3.4 Recreatieve woonomgeving Hardenberg Investeringen in de groene en recreatieve omgeving van Hardenberg leiden tot een meer aantrekkelijke en gevarieerde woonomgeving die tevens een economische factor voor verdere ontwikkeling vormt. Passende woningbouw (dus vraag-georiënteerd) is nodig om hogere inkomensgroepen vanuit onder meer Zwolle en Twente te kunnen aantrekken. Ontwikkeling van de watergebonden recreatie vormt een versterking in de breedte van het recreatieve aanbod van Hardenberg. Deze ontwikkeling kan worden gekoppeld aan de kanaalzone van het Kanaal Almelo-Coevorden dat in de toekomst de verbinding vormt tussen Twente en het noordelijk vaargebied, tevens kan een koppeling worden gelegd met de woon-waterplannen in Coevorden. Door de aanleg van diverse voorzieningen voor de watersport, inclusief een grootschalige zeil- en surfplas, wordt het recreatieve aanbod in Hardenberg verbreed. Hieraan gekoppeld kunnen nieuwe aantrekkelijke woonlocaties worden ontwikkeld. Het Vechtdal biedt mogelijkheden voor wateropvang door benutting van oude rivierarmen. Door de aanleg van wandel- en fietspaden en andere recreatievoorzieningen zal dit gebied nieuwe mogelijkheden bieden voor diverse vormen van recreatie op en om het water. Rond de Vecht kunnen zich meerdere knooppunten van water en land ontwikkelen (zie kaart B werkdocument). Daarbij kunnen campings of andere recreatieprojecten tot stand worden gebracht. Hardenberg biedt door het versterken van de centrumvoorzieningen en door het aanbieden van aantrekkelijke (en ook nieuwe) woonconcepten een aantrekkelijke en hoogwaardige woonomgeving voor diverse doelgroepen. Kansrijke woonvormen als waterwonen en bijzondere wooncomplexen in het landschap op relatief korte afstand van Hardenberg, maar ook versterking van het centrumwonen in de nabijheid van voorzieningen zullen een belangrijke bijdrage leveren aan de woonkwaliteiten.
34
8
Naar uitvoering
De ambities zijn uitgesproken, de ontwikkelingslijnen en bindmiddelen zijn geformuleerd en uitgewerkt in vier prioritaire projecten. Deze vormen, samen met de Ontwikkelingsagenda (Uitvoeringsprogramma Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening), de agenda voor de aanpak van het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe. De start van het Stedelijk Netwerk is daarmee een feit. Hoe gaan we nu verder? ‘The proof of the pudding is in the eating’. De bindmiddelen en prioritaire projecten zullen nu verder moeten worden opgepakt en uitgewerkt om tot realisatie te kunnen komen. Per project zal een plan van aanpak voor uitwerking, concretisering en realisering moeten worden opgesteld. Praktische afspraken moeten worden gemaakt over doel en beoogd resultaat van het project, de realisatietermijn, de trekker en/of uitvoerder van het project, financiële aspecten en communicatie. Inhoudelijk geldt dat de weg van bindmiddel, project tot realisatie wordt afgelegd via verschillende, elkaar deels overlappende en opeenvolgende, stappen. Die stappen kunnen bestaan uit het voorzien in essentiële randvoorwaarden, uit nadere ruimtelijke uitwerking en planvorming en uit de verdere vertaling van de actiepunten voor iedere gemeente. Deze stappen moeten zorgvuldig in beeld worden gebracht en verankerd in gemeentelijk beleid. Dit geldt in het bijzonder voor de vertaling van de ‘Koers’ in het Drentse Provinciaal Omgevingsplan en het Overijsselse Streekplan. De hoge ambities voor het Stedelijk Netwerk en de bijbehorende opgaven voor de afzonderlijke gemeenten vragen om een herijking van het provinciaal beleid. Volgens afspraak is eerst gewerkt aan de inhoud van mogelijke samenwerking, de koers voor het netwerk. De logische volgende stap is het operationaliseren van de koers. De bestuurlijke en ambtelijke organisatie en een projectorganisatie vormen hiervoor de basis. De operationalisering zal worden beschreven in een uitvoeringsdocument, waarin wordt ingegaan op de uitvoeringsorganisatie, communicatie en de financiering. Nu de bindmiddelen voor de ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk geformuleerd zijn, kan aan de volgende fase worden begonnen. Aan het werk!
35
Intentieverklaring Het doel van de intentieverklaring is om een blijvende impuls te geven aan de verdere ruimtelijk-economische ontwikkelingen in Zuid-Drenthe e.o. door een effectieve en efficiënte samenwerking tussen de verschillende partijen. De bestuurlijke vertegenwoordigers van het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe onderschrijven de hiervoor beschreven koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe, dat rust op het evenwichtig ontwikkelen van het netwerk op basis van zowel haar schakelpositie tussen Randstad en Noord- en Oost-Nederland en Duitsland als de eigen groene, blauwe en rode kwaliteiten. De samenwerking spitst zich toe op vier ontwikkelingslijnen: 1. Werken en infrastructuur 2. Wonen, water en landschap 3. Toerisme, recreatie en omgeving 4. Bestuurlijke samenwerking De netwerkpartners zien voldoende toegevoegde waarde op het niveau van dit netwerk om te werken aan deze ontwikkelingslijnen en de geformuleerde bindmiddelen en spreken de intentie uit om deze verder tot uitvoering te brengen. De prioritaire projecten zijn hiertoe een eerste aanzet. Gemeenten spannen zich in om op basis van kennis en ambities gezamenlijk de relevante thema’s te agenderen, prioriteiten te stellen, plannen te maken en tot uitvoering over te gaan; zij spannen zich in om bij partners en inwoners draagvlak te creëren voor de aan te pakken ontwikkelingen. Provincies spannen zich in om zoveel mogelijk denkkracht en kennis in te zetten en om hun intermediaire functie ten opzichte van maatschappelijke partners, rijksoverheid en EU aan te wenden teneinde afstemming, integrale aanpak en een bundeling van middelen te bewerkstelligen. De bestuurlijke vertegenwoordigers van het Stedelijk Netwerk erkennen de potentiële meerwaarde van een bredere samenwerking. Het Stedelijk Netwerk staat dan ook open voor een constructieve inbreng van andere regionale overheden, (semi-)overheidsinstellingen, maatschappelijke partners en belangengroepen.
Ondertekening door: Gemeente Emmen, burgemeester C. Bijl Gemeente Coevorden, burgemeester B.P. Jansema Gemeente Hardenberg, burgemeester W. Meulman Gemeente Hoogeveen, burgemeester W.P.M. Urlings Gemeente Meppel, burgemeester P.E.J. den Oudsten Gemeente Steenwijk, burgemeester H.H. Apotheker Provincie Drenthe, gedeputeerde H. Weggemans Provincie Overijssel, gedeputeerde T. Bennink 36
Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe Het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe is een jong netwerk met een eigen positie in Noord-Nederland en met goede ontwikkelingsmogelijkheden. De groene omgeving en de beschikking over ruimte zijn kenmerkende kwaliteiten. De basis voor het Stedelijk Netwerk werd gelegd met het Kompas voor het Noorden, waarin Zuid-Drenthe is aangewezen als economische kernzone met Emmen als prioritaire stad. In de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening is Zuid-Drenthe aangeduid als regionaal stedelijk netwerk. Het Stedelijk Netwerk bestaat uit de Zuid-Drentse gemeenten Emmen, Coevorden, Hoogeveen en Meppel, de Noord-Overijsselse gemeenten Hardenberg en Steenwijk en de provincies Drenthe en Overijssel. Zij presenteren in de Koers voor het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe hun gezamenlijke koers voor regionale ontwikkelingen binnen dit Stedelijk Netwerk. Volgens afspraak is eerst gewerkt aan de inhoud van mogelijke samenwerking, De netwerkpartners zien nu voldoende toegevoegde waarde op het netwerkniveau om verder samen te werken. Het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe biedt de kans meer diverse en gespecialiseerde stedelijke centra in samenhang te ontwikkelen en de vitaliteit van de steden te vergroten. De logische volgende stap is dan ook het operationaliseren van de ‘Koers’. In februari 2003 zullen de deelnemers gezamenlijk een verklaring ondertekenen om de samenwerkingsintenties, zoals verwoord in de Koers, formeel te bekrachtigen. Het doel van deze intentieverklaring is om een blijvende impuls te geven aan verdere ruimtelijk-economische ontwikkelingen in Zuid-Drenthe e.o. door een effectieve en efficiënte samenwerking tussen de betrokken partijen. Het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe spreekt de ambitie uit om gezamenlijk het gebied evenwichtig te ontwikkelen, op basis van de eigen groene, blauwe en rode kwaliteiten en op basis van de schakelfunctie van het netwerk tussen Noord-Nederland en Oost-Nederland en tussen WestNederland en Noord-Duitsland/Scandinavië/Baltische staten. Het Stedelijk Netwerk zet in op een betere infrastructurele ontsluiting van het gebied, het diversifiëren van de structuur van economische bedrijvigheid, het versterken van de kwaliteiten van landschap, natuur en water en het benutten van deze kwaliteiten voor wonen, recreatie en toerisme. Vier thematische ontwikkelingslijnen gaan als rode draad fungeren bij de opbouw van het Stedelijk Netwerk. De samenwerking krijgt verder invulling door uitwerking en realisering van bindmiddelen; realistische ontwikkelingsmogelijkheden op basis waarvan de samenwerking verder gestalte krijgt.
1
Ontwikkelingslijnen werken en infrastructuur
2
wonen, water en landschap
3 4
• •
• • toerisme, recreatie en omgeving • bestuurlijke samenwerking •
Bindmiddelen Stedelijk Netwerk internationaal knooppunt infrastructuur A37/A31 railverbindingen: Zwolle-Coevorden/Duitsland Emmen en Hanzelijn-plus blauwe impuls groene kwaliteit toerisme netwerkbreed profilering
Het Stedelijk Netwerk wil ook inspelen op verschillen tussen het westelijk en oostelijk deel. In het westelijk deel van het stedelijk netwerk groeit de druk op de ruimte, mede door overloop van stedelijke en economische activiteiten uit het westen van Nederland. Door een pro-actieve planningsstrategie te voeren kunnen kwetsbare gebieden onaangetast blijven en andere gebieden verder worden ontwikkeld. In het oostelijk deel is de economische dynamiek geringer. Hier is een offensieve inzet op ontwikkelingsplanologie vereist, waarbij de sterke punten van het gebied worden benut. Hiervoor is een actieve opstelling en de beschikbaarstelling van financiële middelen noodzakelijk. Er zijn op grond van de bevindingen in de Koers drie prioritaire projectprogramma’s aangewezen die nu door de deelnemers worden opgepakt; Knooppunt 2005 (A37 / A31), Stationsomgevingen en Waterberging en de aantrekkelijke omgeving gecombineerd met wonen.
Het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe erkent de meerwaarde van een bredere samenwerking en hoopt vanuit dit perspectief bovendien effectiever fondsen in te kunnen zetten. Daarbij staat zij open voor een constructieve inbreng van andere regionale overheden, (semi-)overheidsinstellingen, maatschappelijke partners en belangengroepen. Stedelijke regio’s of netwerken gaan in internationaal verband steeds meer de concurrentie met elkaar aan, waarbij de concurrentie tussen regio’s dominanter wordt dan die binnen een regio. De partners in het Stedelijk Netwerk Zuid-Drenthe beogen met de samenwerking dan ook een herkenbare en solide positie in Nederland en Europa op te bouwen.