2014
Museumopdracht KUNSTGESCHIEDENIS SEMESTER 2 ROBBERT KOOIMAN DINAH SIEBERS BRAM BAKKER
Inhoudsopgave Opdracht 1: Belevingsinteractie ................................................................................................. 4 Opdracht 2: Meest aansprekend surrealistisch kunstwerk ....................................................... 6 Opdracht 3: De wegen naar abstractie ...................................................................................... 7 Stelling: “Het kunstbegrip van de l’art pour l’art moest wel leiden naar de abstractie als ultieme consequentie daarvan!” ............................................................................................ 7 Opdracht 4: Pop Art ................................................................................................................. 33 Opdracht 5: Het beeld tot de werkelijkheid............................................................................. 34 Noot .......................................................................................................................................... 35
Opdracht 1: Belevingsinteractie (Robbert) Dit kunstwerk sprak mij het meeste aan in de collectie in het museum. Ik ben van oorsprong niet zo’n kunstliefhebber, en meer geïnteresseerd in exacte wetenschappen. Natuurkunde is altijd al een favoriet van mij geweest, dus wanneer ik werken zie waar bepaalde natuurwetten in worden gebruikt sta ik altijd wat langer te kijken dan bij ‘nóg zo’n schilderij’. Dit kunstwerk sprak mij nog meer dan dat aan, omdat ik het een heel leuk voorbeeld vind van iets wat ik realistisch surrealisme zou willen noemen. Alles wat je ziet kan, en is mogelijk, dat wordt bewezen door het feit dat je niet naar een plaatje, maar naar een echte opstelling kijkt. Toch is het zo (en dat vond ik het knappe en interessante van dit kunstwerk) dat het lijkt alsof het niet mogelijk zou moeten zijn, de evenwichten die niet in evenwicht lijken, maar alsof ze vastgelijmd zijn. Toen ik thuiskwam heb ik meer over deze kunstenaar opgezocht, en hij heeft meer dingen gemaakt die ik erg kan waarderen, iets wat zelden voorkomt bij de traditionele kunsten die ik in musea of andere plekken tegenkom. Alexander Calder, Amerikaanse beeldhouwer
Opdracht 2: Meest aansprekend surrealistisch kunstwerk (Robbert) Zoals ik al uitgelegd heb val ik niet voor de meeste soorten kunst. Helaas is surrealisme een stroming die mij als één van de mindere ligt, dus het was moeilijk voor mij om iets te vinden dat mij echt aansprak. Toch heb ik iets kunnen vinden, namelijk deze tekening / schilderij. Bij de meeste van de schilderijen in het museum kon ik weinig vinden dat ze écht compleet uniek maakten. Bij dit werk is dat in één oogopslag duidelijk. Het staat volgens mij het verste weg van wat traditionele kunst betekent, en is daarom, volgens mij, één van de beste voorbeelden van surrealisme. Ik begin me af te vragen wat dit is, wat het doet, en wat je ermee kunt bouwen. Waar het een handleiding voor is, is een grote vraag die bij mij tevoorschijn komt. Ook mijn interesse voor dit werk zou je kunnen koppelen aan het feit dat ik bètavakken interessant vind. Ik begin me af te vragen wat de functie is, en dat heb ik niet bij andere werken, omdat er vaak geen functie, maar slechts een beeld of een gevoel bestaat. Bij dit werk begin ik daadwerkelijk nieuwsgierig te maken. Ik vind het knap dat iemand dat kan doen met zo’n simpel beeld. Ik heb helaas niet meer de naam van deze kunstenaar kunnen vinden, noch de naam van het kunstwerk.
Opdracht 3: De wegen naar abstractie (Robbert) Stelling: “Het kunstbegrip van de l’art pour l’art moest wel leiden naar de abstractie als ultieme consequentie daarvan!” Deze stelling klopt, naar mijn mening. L’art pour l’art, of kunst om de kunst (vrij vertaald), betekent letterlijk het opgeven van traditionele redenen om kunst te maken, en het produceren van kunst, enkel met als reden de kunst zelf. Als je denkt aan traditionele redenen voor kunst, zijn dat bijvoorbeeld de kerk, aristocraten en geloof. In die kunst moesten dingen, personen en verhalen afgebeeld worden, en dat is waarom de kunst gemaakt werd. Het moest een beeld, een verhaal of een idee overbrengen naar de toeschouwer daarvan, maar dat beeld of verhaal was al gevormd. Daar was geen vrijheid of bewegingsruimte meer in. Als je die traditionele reden, die strikte redenen helemaal weghaalt, wat eigenlijk de essentie van l’art pour l’art is, dan blijven er geen vastgestelde beelden of restricties over. De kunstenaar is dan volledig vrij in het produceren van wat hij wilt. Zodra die instelling behaald is, hoeft er alleen nog maar veel geëxperimenteerd te worden om de stroming te bereiken die we tegenwoordig surrealisme noemen.
Opdracht 3b: Expressionisme (Dinah) Jackson Pollock – Weerspiegeling van de Grote Beer (1947)
Jackson Pollock (ook wel Jack the Dripper genoemd) was een Amerikaanse schilder die met wilde gebaren verf op het doek gooide. Hij deed dit meestal staand en gooide met grote kwasten dikke klodders verf op een doek die hij op de grond had liggen (action painting). Zijn stijl behoorde tot het Abstract Expressionisme en door puur op gevoel de verf op het schilderij te kwakken, leverde hij een belangrijke bijdrage aan het expressionisme. Bij het schilderen raakte zijn kwast niet eens het doek, deze manier van schilderen was heel vernieuwend in die tijd.
Jean Dubuffet – Vrolijke Figuur (1947)
Jean Dufuffet was een Franse kunstenaar. Naast zijn schilderijen heeft hij ook veel beeldhouwwerken gemaakt. De meeste van zijn schilderijen maakte hij in een stijl genaamt Art-Brut, ook wel outsiderkunst genoemd. Deze stijl is kenmerkend voor het “buiten de regeltjes om” werken. Schilders die deze stijl beoefenen houden zich niet aan de bestaande regeltjes binnen de kunst, maar passen hun eigen technieken toe. Dat Jean Dubuffet zijn eigen technieken toepaste is duidelijk te zien aan bijvoorbeeld het materiaal waarmee hij dit schilderij heeft gemaakt (gips). In deze tijd was het erg vernieuwend om op deze manier als kunsternaar te werk te gaan.
Karel Appel – De Wilde Brandweerman (1947)
Karel Appel maakte dit werk tijdens de periode dat hij bij de Cobra groep zat, een groep schilders die zich bezig hielden met moderne kunst. Hij zag in deze periode onder andere de schilder Jean Dubuffet (zie schilderij hierboven) als inspiratiebron. Jean Dubuffet maakte ruige werken van verschillende materialen, dit is in “De wilde brandweerman” van Karel Appel ook terug te zien. Tot 1944 heeft hij traditionele teken- en schilderkunst beoefend op de academie. Daarna (na de tweede wereldoorlog) heeft hij samen met Constant (zie later in dit verslag) veel gereist en samen geexposeerd.
Karel Appel – Drift Op Zolder (1947)
Zoals ik bij “De wilde brandweerman” hierboven had genoemd, heeft Appel Dubuffet als grote inspiratiebron gezien. Zijn manier van werken met verschillende grove materialen is in dit werk goed terug te zien. Drift op zolder heeft hij gemaakt door stukken van de houte luiken van de ramen van zijn zolderkamer te trekken en deze, samen met nog meer afval, bij elkaar tot een kunstwerk te brengen. De invloeden van Dubuffet zijn hier goed in terug te zien.
Theo Wolvecamp – Explosie (1948)
Nadat Theo Wolvecamp in 1947 gestopt was met zijn studie aan de kunstacademie te Arnhem, kwam hij bij de Experimentele Groep in Holland en sloot hij zich in 1948 aan bij de Cobragroep. Rond de tijd dat hij net bij de Cobragroep zat heeft hij dit schilderij gemaakt, “Explosie”. In deze tijd gebruikte hij Pablo Picasso als grote inspiratiebron. Dit zie je terug in de abstractie van de schilderijen die hij in deze tijd maakte. De abstractie van Wolvecamp gaat verder dan dat van Appel. Bij Appel zijn er nog duidelijke mens- en dierfiguren herkenbaar, terwijl bij Wolvecamp de dikke zwarte verflijnen en gekleurde vlekken niks voor lijken te stellen.
Germaine Richier – Het Onweer (1948)
Germaine Richier werd gezien als een van de belangrijkste kunstenaressen die na de tweede wereldoorlog abstracte kunst maakte. Dit beeld, gemaakt drie jaar na de tweede wereldoorlog, stelt een 80-jarige man voor. Hij ziet er dreigend, maar ook flink aangetast uit en verwijst naar al het gruwelijke van de tweede wereldoorlog. Ondanks dat ze bekend stond om haar abstracte kunst, liet ze meestal echte mensen poseren.
Eugene Brands – Teken In Orion (1948)
Eugene Brands heeft de jaren na de tweede wereldoorlog vrij hetzelfde pad bewandeld als Karel Appel. Zo heeft hij ook een tijdje in de Experimentele Groep in Holland gezeten, en heeft zich later ook bij de Cobrabeweging aangesloten. Ook heeft hij in 1946 geexposeerd in het Stedelijk Museum te Amsterdam, waar drie jaar latee Karel Appel en andere Cobra-leden een tentoonstelling hadden. Zijn stijl kenmerkt zich aan de typische “Cobra-trekjes” als felle kleuren, grote vlakken en abstracte vormen. De abstractie van Brands gaat verder dan die van Appel. Hij heeft ook veel kleuren composities gemaakt, die eruit zagen als hij klodders gekleurde verf op willekeurige manieren op het doek had uitgeveegd.
Karel Appel – Mens en Dieren (1949)
In 1948 richtte Appel, Constant, de broer van Constant, Theo Wolvecamp, Asger Jorn en nog een aantal kunstenaars de Experimentele Groep in Holland op. Omdat Constant ideeen had waar Appel zich niet bij thuis voelde, is hij zich gaan focussen op de kunst alleen, “l’art pour l’art” genaamd. De schilderijen die hij in die tijd maakte waren voornamelijk bedoeld om mensen zich verontwaardigd te laten voelen over het leed van een individu, in plaats van zich op het leed van een groep te focussen. In 1949 stelde hij deze schilderijen, samen met andere leden van de Cobra groep, tentoon in het Stedelijk Museum te Amsterdam. De tentoonstelling viel bij de Nederlandse bevolking niet in de smaak en Appel vluchte in 1950 naar Parijs.
Karel Appel – Vragende Kinderen (1949)
Op dit kunstwerk is weer duidelijk de invloed van Dubuffet te zien. Dit schilderij is heel lang niet geaccepteerd geweest, het Nederlandse volk vond het barbaars, wreed en geweldadig en het heeft geleid tot een grote rel. Het is onderandere gemaakt met blokkenehoud die kinderhoofden moeten voorstellen. Karel Appel heeft nooit volledig abstracte schilderijen gemaakt, maar is altijd herkenbaren vormen blijven gebruiken. In dit werk heeft hij bijvoorbeeld kinderen afgebeeld. Ondanks dat je er nog kinderen in kan herkennen, lijken ze totaal niet meer op realistisch uitziende kinderen. Zijn schilderstijl viel wel onder het Abstract Expressionisme, maar het is nog niet volledig abstract.
Karel Appel – Paar (1951)
Nadat Appel in 1950 naar Parijs is gevlucht vanwegen zijn afgang op de expositie in het Stedelijk Museum te Amsterdam, heeft hij nogmaals geexposseerd, maar dit keer in Parijs. Hier werden zijn werken meer gewaardeerd. In dit werk heeft hij twee mensen afgebeeld. Ze bestaan uit grote vlakken met dikke zwarte lijnen ertussen. Ondanks dat het er daardoor vrij abstract uitziet, zijn er nog wel twee mensen in te herkennen. Het ziet er daardoor vrij kinderlijk uit en door de felle kleuren erg vrolijk. Hij gebruikte vaak ongemengde kleuren en werkte niet precies binnen de lijntjes, om een soort oerkreet uit op te laten dringen.
Karel Appel – Vogel en Mens (1952)
Dit schilderij gaat nog een stuk verder de kinderlijke richting op. Ruwe lijnen en “slordig” ingekleurde vlakken laten duidelijk zien dat hij veel op zijn gevoel tekende, net als geestelijkgehandicapte en kinderen rond een jaar of zes zouden doen. Dit was een van de meest kenmerkende elementen aan de stijl waarin Appel werkte. Ook gebruikte hij maskers uit Afrika als inspiratiebron. Dat is in dit werk te zien aan het mens dat hij getekend heeft. Het gezicht laat alles zien, twee ogen, een neus en een mond, alles is heel duidelijk weergegeven, net als bij Afrikaanse maskers.
Constant – Meisje en Hond (1952)
Constant Anton Nieuwenhuijs, beter bekend als Constant, was een belangrijk lid van de Cobrabeweging. Hij heeft veel met Karel Appel samengewerkt en de invloeden van Appel zijn ook duidelijk te herkennen in zijn schilderijen. In dit schilderij is nog duidelijk een mensachtig figuur en een hond te herkennen. Net als van Appel was de schilderstijl van Constant abstract, maar wel herkenbaar. Een verschil tussen de schilderstijlen van Appel en Constant is dat Constant vaak minder felle kleuren gebruikte.
Jean Dubuffet – Latafel (1957)
Dit schilderij stelt een tafel voor met lades er in. Zoals ik al eerder noemde beoefende Jean Dubuffet de stijl Art-Brut, het buiten de vaste schilderregeltjes werken. Dit is in dit schilderij goed te zien aan het perspectief van de tafel. Het is zowel van boven als van voren geschilderd. Hierdoor zou je op het eerste gezicht niet meteen zeggen dat het een tafel is (ik vond het zelf eest op een olifant lijken). Pas als je de titel hebt gelezen kan je er een tafel in herkennen. De grove schilderstijl van Dubuffet is duidelijk herkenbaar aan de “vieze” grijze vegen en vlekken op de tafel, in plaats van een schoon wit vlak voor de tafel te schilderen.
Asger Jorn – De Reiziger uit Munchen (1959)
De schilderstijl van Asger Jorn (Asger Oluf Jorgensen) is zeer abstract, maar niet helemaal. Er is in zijn schilderijen meestal niet echt herkenbaar iets afgebeeld, al zou je er wel dingen in kunnen gaan zien als je wat langer kijkt. Dit schilderij moet een reiziger voorstellen. Op het eerste gezicht zijn het gewoon een paar willekeurige verfklodders, maar als je wat langer kijkt zou je in de zwarte lijnen een gezicht het een lichaampje en twee benen kunnen herkennen. De mate van abstractie zit dus een beetje tussen dat van Karel Appel en Theo Wolvecamp in.
Karel Appel – Twee Uiltjes (1984)
Naast schilderen heeft Appel ook aan beeldhouwen gedaan. Deze twee uitjes, gemaakt uit hout, heeft hij ongeveer 28 jaar nadat hij gestopt was bij de Cobragroep gemaakt. Nadat Appel weg was gegaan bij de Cobragroep is hij steeds meer de kant van abstractie opgegaan. Hij werd in zijn thuisland Nederland steeds meer gewaardeerd en in 1968 kreeg hij zijn eigen tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam, dit keer wel succesvol.
Opdracht 3b: Kubisme (Bram) Georges Braque – Broc Et Trois Bouteilles, 1908
Georges Braque schilderde het arcerend in sobere, gedempte kleuren: okers, groenen en grijzen. In 1908, het jaar waarin dit stilleven ontstond, had Braque net zijn eerste kubistische schilderijen voltooid. De invloed van Cézanne was nog sterk aanwezig. Braque en ook Picasso, lieten het lineaire perspectief voorgoed achter zich, vanuit het besef dat het daarbij maar om één manier van kijken ging, die onmogelijk de volheid van de visuele ervaring kon weergeven. Hoewel Cézanne in zijn werk trouw bleef aan de zichtbare werkelijkheid, gebruikte Braque het stilleven als een beginpunt voor zijn schilderkunstig onderzoek naar de weergave van de tastbare ruimte. ‘Broc et trois bouteilles’ heeft een afgevlakt volume, een wisselend perspectief en voorwerpen zijn gereduceerd tot geometrische vormen. Deze kenmerken die impliciet al aanwezig waren in het werk van Cézanne, zouden karakteristiek worden voor het kubisme.
Marc Chagall – L’autoportrait aux sept doigts, 1912
Marc Chagalls Zelfportret met zeven vingers is geen naturalistische voorstelling, toch toont het veel van Chagall als persoon en als kunstenaar. Het werk dateert uit 1912-1913, kort na zijn verhuizing van Rusland naar Parijs. Kubistische invloeden zijn te zien in de gebroken vlakken die het gezicht van de kunstenaar vormen. Chagall beeldt zich in dit kleurrijke schilderij verder uit als gevangen tussen twee werelden door bovenin het doek in het Hebreeuws ‘Parijs’ en ‘Rusland’ te schrijven. Chagall’s linkerhand heeft zeven vingers. Het nummer zeven is van grote betekenis voor hem, omdat hij in 1887 op de zevende dag van de zevende maand was geboren.
Marc Chagall – Le violoniste
Marc Chagall voltooide De Violist vlak nadat hij van St. Petersburg naar Parijs was verhuisd. Het is een goed voorbeeld van het werk dat hij in deze periode maakte. De vioolspeler is een onderwerp dat vaak terugkeert in het werk van Chagall. De grote figuur van de muzikant in dit schilderij staat met één voet op het dak van een gebouw en met de andere op een lage heuveltop, waardoor een tweedimensionaal effect ontstaat. Kubistische invloeden vindt men terug in zowel de platte vlakken en geometrische vormen als in het niet-traditionele perspectief.
Piet Mondriaan –Tableau III: compositie in ovaal, 1913
Op dit schilderij is te zien hoe Piet Mondriaan zoekende is naar de bekende stijl die hij later zal ontwikkelen. Mondriaan was geïnspireerd door Picasso en George Braque toen hij in 1911 naar Parijs vertrok. Mondriaan zag het Kubisme meer als een reis in zijn voortgang, niet zozeer als zijn doel. Mondriaan ontwikkelt later een stijl die gebruik maakt van sterke abstractie, die hier zeker al te vinden is.
Kazamir Malevich – Suprematistische compositie, 1915
Deze blauwe pijl op zwart vlak door Kazimir Malevich is een van meerdere schilderijen met basis vormen. Kazamir probeert met de simpele vormen doeken te maken waar geen duidelijk idee aan hangt. Kazamir stond ook bekend om het veelal schuin te zetten van de geometrische vormen. Een extreme vorm van kubisme. Kazamir is het meest erkend van zijn grote zwarte vierkant.
Fernand Léger –Les trois camarades, 1920
Nadat Fernand in contact was gekomen met Paul Cézanne, die door sommigen de brug tussen het expressionism en het kubisme wordt genoemd, besloot hij ook kubistische werken te gaan maken. Op deze, “De Drie Kamaraden” is te zien hoe hij ook na de Tweede Wereldoorlog nog duidelijk beinvloed was door de kubistische stroming. Het werk is vrij abstract, maar als de kijker weet naar wat hij moet zoeken dan zal hij zien dat er duidelijk drie hoofden en drie handen zichtbaar zijn.
Pablo Picasso – Gitaar, compoteschaal en druiven, 1924
Ook hier is weer te zien hoe Picasso graag zijn objecten in het platte vlak afbeeld. En hoewel in 1924 de Kubistische stroming al weer op een lager pitje staat in 1924 blijft Picasso zijn stijl in deze stroming ontwikkelen. Intrigerend is hoe hij de objecten uit elkaar heeft laten vallen om alsnog de vormen terug te laten komen. Wat bijzonder is aan dit schilderij is dat er een sterke schaduwwerking in zit waardoor er alsnog diepte in het schilderij lijkt te zitten.
Pablo Picasso – Femme assise au chapeau en forme de pois
Een kubistisch schilderij door Pablo Picasso. Picasso was een vader van het kubisme, een kunstenaar die met “Les Demoiselles d’Avignon” het begin maakte aan een stijl die een groot contrast had met de schilderkunst van die tijd. Hier is te zien hoe vrijwel alle diepte ontbreekt in het schilderij. Ook lag er in Picasso’s tijd, het begin van de 20e eeuw, een grote nadruk op kloppende verhoudingen en vormen. Deze richtlijnen konden Picasso niet tegenhouden om een unieke, onnatuurlijke stijl te maken. De mensen die niet bekend zijn met kunst kunnen zijn werk vrijwel altijd herkennen aan de neuzen van de figuren die altijd op vreemde hoeken staan.
Marlow Moss – Rood, blauw, geel en wit, 1957
Zoals het Kubisme Mondriaan inspireerde, zo inspireerde Mondriaan Marlow Moss (al beweren sommige bronnen dat dit andersom is). Hier is duidelijk te zien dat de abstractie zo goed als compleet is. Niet alleen is het werk zonder enige aanduiding van diepte en realisme, ook heeft Moss geen poging gedaan om iets herkenbaars af te beelden, tot de titel aan toe.
Bart van de Leck –De Drinker, 1919
Leck toont hier door minimale hoekige egale vormen te gebruiken een man die van een drankje geniet. Door middel van strak en sterk geometrisch gebruik en juiste keuze aan kleuren zijn de onderdelen van het karakter toch duidelijk onderscheidbaar, tot op een tevreden blik toe. Geen van de vormen komen over elkaar heen. Door goed gebruik van primaire kleuren weet van de Leck goed de nadruk te leggen op de belangrijke delen die het karakter maken. Van de Leck staat bekend om deze stijl. Hij paste dit niet alleen maar toe op kunst werken, maar is ook de maker een kubistisch font vernoemd naar hem gebaseerd op sans-serif.
Opdracht 4: Pop Art (Robbert) Dit kunstwerk behoort volgens mij tot pop art. Dit vind ik omdat het een lichtgewicht stuk is dat gemakkelijk op te nemen is, ook voor mensen die niet regelmatig kunst beschouwen. Er ontstaan geen moeilijke vragen wanneer je naar dit werk kijkt. Er is niets overgelaten om zelf in te vullen. De verhaallijn is zelfs letterlijk ingevuld, klaar om door een lezer opgenomen te worden. Dit maakt het een erg ‘makkelijk’ kunstwerk om te beschouwen. Ook is het duidelijk in de stijl van de stripboeken uit die tijd, met de geschreven knalgeluiden, de felle, egale kleuren en de dikke zwarte lijnen. Ik heb niet kunnen vinden of dit daadwerkelijk een deel van een bestaand stripboek is, maar dat zou zomaar kunnen. Dat is de essentie van pop art, dat er gebruik gemaakt wordt van dingen die er al waren om kunst te maken.
Opdracht 5: Het beeld tot de werkelijkheid (Robbert) My name as though it were written on the moon (1968) by Bruce Nauman Voor deze opdracht heb ik dit neon-kunstwerk gekozen. Dit is één van de weinige surrealistische werken die eigenlijk best voor zou kunnen komen in de echte wereld, maar toch blijf je er bij staan om te denken wat er nou bedoeld zou zijn, en dat vind ik mooi gedaan. Het is een heel echt object, niet alleen een schrift of iets dergelijks, en het is een object die we tegenwoordig gewend zijn en vaker tegenkomen, maar toch hebben we het nog nooit zo gezien. Ook helpt het natuurlijk dat je het apart van de drukte van de stad ziet. Dat zorgt er ook voor dat je er heel anders naar gaat kijken. Ten slotte is het natuurlijk de tekst zelf die de aandacht trekt. Je snapt dat het een uitgerekte “Bruce” is, maar wat wordt er mee bedoeld? Is het een kreet om hulp? Of gewoon het opschrijven van een naam? Of is het misschien pop-art, gebaseerd op de amerikaanse comics, waar vaak letters herhaald werden?
Noot Gericht aan Martin Lacet, onze docent: Ik heb bij de eerste versie van deze opdracht slechts een deel van de opdracht gemaakt. Dit was natuurlijk niet de bedoeling en heb daarom een onvoldoende gekregen. Bij de herkansing heb ik gelukkig wel een samenwerkingsgezelschap gevonden en heb daardoor de opdracht in zijn volledigheid af kunnen ronden. De mensen waarmee ik samenwerk, Dinah en Bram, hebben al wel zelf een eigen verslag afgemaakt, dus voor dit specifieke document behoor alleen in beoordeeld te worden. Dinah en Bram zouden als het goed is een eigen exemplaar ingeleverd moeten hebben.
Robbert Kooiman