museum ´t Fiskershúske, Moddergat
Collectie(beleids-)plan 2015-2018
inhoudsopgave pagina 2 2 2 3 3 4 5 5 6 6 7 7 7 8 9 9 10 10 11 11 11 12 12 13 13
1 1.1 1.2 2 2.1 2.2 2.3 2.4 3 3.1 3.2 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 5 5.1 5.2 5.3 6 6.1 6.2 7
Algemeen missie positionering Collectiebeschrijving collectiehistorie collectiesamenstelling, kern- en deelcollecties herkomst en eigendom cultuurhistorische waarde Registratie en documentatie registratie documentatie en onderzoek Behoud en beheer omschrijving bewaaromstandigheden depots omschrijving bewaaromstandigheden in vaste expositie preventieve (passieve) conservering actieve conservering en restauratie gebruik van de collectie Collectievorming verzamelen niet (meer verzamelen) afstoten Beleidsvoornemens conclusies en kosten prioriteiten Jaarplan 2015
2
1. ALGEMEEN Een museum is een permanente instelling in dienst van de gemeenschap en haar ontwikkeling, niet gericht op het maken van winst, die de getuigenissen van de mens en zijn omgeving verwerft, registreert, documenteert en wetenschappelijk onderzoekt, behoudt en presenteert voor doeleinden van studie, educatie en genoegen. Aan de basis van museum ´t Fiskershúske staan de statuten, vastgesteld tijdens de oprichting van de stichting museum ’t Fiskershúske in 1967. Als doel staat hierin omschreven het in stand houden van oude visserswoningen te Moddergat en het bijeenbrengen en tentoonstellen van een verzameling voorwerpen en bescheiden, betrekking hebbende op de oude kustvisserij en het leven van de kustbewoners en voorts al hetgeen met een en ander verband houdt. Per 1.1.2014 is het museum juridisch gefuseerd met de stichting streekmuseum Het Admiraliteitshuis te Dokkum. De doelstelling van 't Fiskershúske is daarbij niet veranderd, slechts gevoegd bij de doelstelling van het Admiraliteitshuis. 't Fiskershúske is bij de fusie de ontvangende stichting geworden, zodat de nieuwe museumstichting gevestigd is te Moddergat. 1.1. Missie Aan het doel van het museum volgens de staturen is gekoppeld de missie op langere termijn: zoveel mogelijk mensen (bewoners uit de regio en toeristen) de geschiedenis en de materiële cultuur van de oude Friese kustvisserij (met accent op de periode 1800-1950) vanaf Zoutkamp tot Harlingen te laten ontdekken en beleven. In de praktijk betekent dit dat de stichting zich bezig houdt met het behouden, beheren, verzamelen, onderzoeken van de collectie; met het presenteren en tentoonstellen ervan en met het uitoefenen van de museale bedrijfstaak. Een zeer sterk punt van het museum is dat de roerende collectie wordt bewaard op de plaats waar deze voorwerpen gefunctioneerd hebben, namelijk in de visserswoningen. Omdat voorts deze woningen staan in een beschermd dorpsgezicht aan de rand van het oorspronkelijke werkgebied van de vissers is de mogelijkheid zich in te leven in het museumthema bijna optimaal. In die zin is het museum een klein openluchtmuseum, waarin allerlei elementen, ook buiten het eigenlijke museum om, samenwerken om de beleving te optimaliseren. Heel duidelijk wordt dit door het museum te vergelijken met het veel grotere Zuiderzeemuseum in Enkhuizen, waar er alles aan is gedaan om die beleving juist na te bootsen, omdat de echte context ontbreekt. Tot de sterke punten in Moddergat horen tenslotte ook de kleinschaligheid en laagdrempeligheid van het museum, het aansprekende thema van de ramp van 1883, de opvallende plaatsnaam en het Friese karakter van het museum. 1.2 Positionering Museum ´t Fiskershúske is een museum van vooral regionaal belang en positioneert zich ook als zodanig. Een vergelijkbare museum op korte afstand vindt men alleen en pas sinds 1994 in Zoutkamp in een Betonningsloods. Hier is echter een ander accent gelegd, namelijk op vissersvaartuigen en op de algemene geschiedenis van het dorp Zoutkamp. De collectie van dit museum heeft niet een cultuurhistorisch belang vergelijkbaar met dat van museum ´t Fiskershúske. Tot doublures in het verzamelgebied heeft de aanwezigheid van dit museum niet geleid; afstemming vindt incidenteel plaats op het gebied van wisselexposities (zoals bijvoorbeeld in 2014 de expositie met als onderwerp visserstruien). Sinds 2014 is er ook samenwerking in groter verband met bijvoorbeeld de museale initiatieven in Termunterzijl (bordenproject 2015). Naar aanleiding van de vorige beleidsplannen is er vóór 2005 al tot een complete afstemming gekomen met het streekmuseum van Dokkum. Alle objecten in bruikleen werden aangekocht. Het vissersdiorama in het streekmuseum is ontmanteld en onderdelen er van zijn in de collectie van museum ´t Fiskershúske opgenomen. Alleen een houten model van een vissersschip heeft er tot 2005 in de vaste opstelling gestaan (en daarna in de museale uithof het Hellinghûs in
3 Dokkum) omdat museum ´t Fiskershúske dat vanwege de grootte niet in de opstelling kon opnemen. Door de fusie is de collectie inmiddels juridisch gezien niet meer gescheiden. Op het gebied van tijdelijke tentoonstellingen en collectievorming was er altijd al een optimale samenwerking tussen beide musea, daar zowel de directeur-conservator als de medewerker p.r. en educatie voor beide musea werkten. Al voor de juridische fusie was er bestuurlijke verbondenheid; per 1.1.2014 is er voor beide musea één bestuur en zijn de personeelsleden in dienst van één stichting. Tenslotte is er een samenwerking met de stichting It Fiskersskip, welke op het terrein van het garnalenfabriekje in Moddergat een replica bouwde van een 19de-eeuws, houten visserszeilschip. Dit fabriekje is ook onderdeel van de collectie van het museum. Ook hier is er bestuurlijke en inhoudelijke samenwerking tussen beide instellingen, waarbij de mogelijkheid bestaat dat te zijner tijd het schip aan het museum overgedragen zal worden. 2. COLLECTIEBESCHRIJVING. 2.1 Collectiehistorie De eerste tijdelijke expositie te Moddergat betreffende de kustvisserij en de visserscultuur werd in 1958 ingericht in een lokaal van de N.H. kerk te Paesens. Aanleiding was de onthulling van een visserijmonument op de zeedijk bij Moddergat naar aanleiding van de stormramp van 1883. Initiator en organisator van de expositie was D.J. Kamminga, die als bestuurslid en medeoprichter van de Dokkumer Oudheidkamer al jarenlang materiaal verzameld had. In 1962 hoorde het bestuur van het inmiddels streekmuseum Het Admiraliteitshuis geheten Dokkumer museum, dat er een karakteristieke visserswoning met gaaf interieur te koop was (Fiskerspaad 4). Tot dan toe werd het bewoond door de familie Lei, die echter een geschiktere woning voor het grote gezin kon krijgen. Met financiële hulp van een particulier werd het pand aangekocht en in 1965 geheel gerestaureerd voor het publiek opengesteld. Voor het beheer ervan werd in 1966 een stichting opgericht: Stichting 't Fiskershúske. Ook een tweede woning (Fiskerspaad 8) werd door het Dokkumer museum aangekocht. Een tussenliggende woning in eigendom van de gemeente brandde al in 1966 af, terwijl het hiervoor genoemde pand (nr.8) zo bouwvallig was, dat het na een storm instortte. Beide werden door de gemeente Westdongeradeel gereconstrueerd en in 1974 als museum in beheer van de Stichting ‘t Fiskershúske, opengesteld. De panden nr. 4 en nr. 8 waren door het streekmuseum inmiddels aan de gemeente overgedragen (1970). In 1970 kocht de stichting een perceel vóór de museumhuisjes, dat ingericht werd als parkeerterrein; de gemeente Westdongeradeel leverde daartoe het materiaal, de gemeente Oostdongeradeel de mankracht. In 1977 volgde de restauratie door 't Fiskershúske van een boethok, dat voor een symbolisch bedrag van het erelid Mej. K. van der Lei aangekocht kon worden. In 1987 liet het museum een nieuw expositiegebouw neerzetten op grond die daartoe voorheen al van de gemeente Westdongeradeel was aangekocht en in 1989 liet het een tweede boethok restaureren. Eind 1990 tenslotte kocht de stichting nogmaals een voormalige visserswoning aan (De Oere 36). Tot de onroerende zaken horen ook vier waterputten. Deze grondwaterputten werden na de aanleg van de waterleiding gedempt (1925-50). In de jaren 90 zijn ze weer leeggemaakt en is de hals gereconstrueerd. Nadat in 2001 het voormalige garnalenfabriekje en enige grond aangekocht was, werd in 2003 begonnen met de restauratie, die duurde tot 2004. Daarna werd op het terrein dat gedeeltelijk nog in bezit van de gemeente Dongeradeel was, een replica gebouwd van een 19de-eeuws vissersschip: de Wierumer aak WL19. Het grondbezit hier kon worden uitgebreid in 2014, toen de hele driehoek grond gelegen tussen de doorgaande weg en de weg It Grenaatfabryk, kon worden aangekocht.
4 De collectie voorwerpen, oorspronkelijk bijeengebracht door het Dokkumer museum, groeide in de loop der jaren vooral door schenkingen. Soms konden bijzondere stukken die langdurig in bruikleen waren aangekocht worden. Het verzamelterrein strekt zich uit over het waddenkustgebied van het Friese vasteland, van Zürich tot Zoutkamp, voor zover dit betrekking heeft op de oude kustvisserij en het leven van de kustbewoners in de meest uitgebreide zin. De historische periode, waarbinnen verzameld wordt loopt in principe tot ongeveer het midden van de 20ste eeuw. Er is in de praktijk echter een duidelijke piek in het aantal verzamelde voorwerpen uit de periode van circa 1850 tot 1925. 2.2 Collectiesamenstelling: kerncollecties en deelcollecties Er zijn circa 2000 geregistreerde voorwerpen van diverse aard en 1200 stuks geregistreerd textiel. Inclusief de onroerende objecten en een klein aantal nog niet geregistreerde voorwerpen bestaat de collectie uit circa 3.500 voorwerpen. De collectie Diversen bestaat voor 35% uit huishoudelijke voorwerpen; 16% vistuig, 7% onderdelen van schepen en netten, 7% persoonlijke objecten van vissersgezinnen, 7% afbeeldingen in verband met de visserij; 3% zaken betreffende reddingswezen, 2% volkskunst, 2% dijkgereedschap, 21% diversen. 37% van de collectie diversen heeft specifiek met de visserij (cultuur) te maken, te weten de onderdelen visserijgereedschap, persoonlijke objecten, afbeeldingen in verband met de visserij, onderdelen van schepen, boeien, seinen, netten, lijnen en touwen en onderdelen daarvan, en scheepsmodellen. Mede met de visserij hebben te maken de onderdelen huishoudelijke voorwerpen (van specifiek Fries tot algemeen Nederlands), de topografische kaarten waaronder zeekaarten, zaken betreffende het reddingwezen voor zover uitgeoefend door vissers, en volkskunst (van specifiek door vissers gemaakt tot algemeen Fries), in totaal 40% van de collectie diversen. Het onderdeel dijkgereedschap, 2%, is bewust verzameld omdat de zeedijk rechtstreeks van invloed is geweest op zowel de visserij en het reddingswezen als op het uiterlijk van de dijkvissersdorpen. Nauwelijks of niet heeft circa 21% van de collectie met het eigenlijke verzamelterrein te maken, te weten de onderdelen diversen, speelgoed, diverse afbeeldingen, een deel van het dierlijk materiaal en diverse gereedschappen. De collectie Textiel is ongeveer aldus opgebouwd. 47% vrouwen/meisjeskleding (meest vrouwen), 23% babykleding (ook kleine kinderen), 11% mannenkleding, 9% diversen , 6% beddengoed , 4% handwerken. Het museum heeft medewerking verleend aan het nationale Museuminventarisatie Project (MusIP). In 2005 waren 47 Friese musea opgenomen in deze database, die nationaal wordt beheerd en bijgewerkt. De collectie van museum ’t Fiskershúske, onderverdeeld in kerncollecties en deelgebieden, is anno 2015 nog steeds te raadplegen op de nationale website www.musip.nl. Het gaat hier om beschrijvingen, aantallen en enkele afbeeldingen. De kwantitatief belangrijkste onderdelen van de collectie worden gevormd door zaken, die met de wooncultuur te maken hebben, alsmede met het uiterlijk (sieraden, kleding), voorts door het visserijgereedschap, waaronder ook netten en tuigageonderdelen. Als aparte onderdelen zijn verder te onderscheiden de afbeeldingen (van visserijplaatsen, schepen e.d.), zaken betreffende het reddingswezen, volkskunst en gereedschap voor dijkwerkzaamheden. Op kwaliteit bekeken vallen vooral op: -huizen en hokken: 3 exterieurs van eind-18de eeuwse visserswoningen, l dito interieur, l fraai 19de eeuws boethok; 1 garnalenfabriekje. -originele objecten: collectie eenvoudige objecten zoals vistuig, zeemanskisten e.d. met initialen van kustvissers met name uit Moddergat en Wierum erop; een collectie werkkleding van de Friese kustvisser en zijn vrouw, waaronder zeer zeldzame onderdelen; kleine collectie volkskunst, waarvan met name die welke door de vissers zelf gemaakt werden (raamhorren,
5 kerfsnee klokkastje), voorts algemeen Friese, zoals een 18de en 19de eeuwse bedbank, kerfsneeversierde kistjes; voorts enkele unica van de ramp van 1883. -modellen: collectie scheepsmodellen, op het oog gemaakt, van diverse scheepstypes waarmee sinds de 19de eeuw werd gevaren, met name de houten zeilschepen; alles geplaatst in twee diorama's. 2.3 Herkomst en eigendom Ruim 98 % van de collectie is eigendom van de stichting. Circa 1,5 % betreft langdurige bruiklenen van particulieren en instellingen, tezamen circa 35 stuks. Ongeveer driekwart van de verzameling werd of door particulieren geschonken of voor een klein bedrag van hen aangekocht. Minder dan een kwart werd uit de handel verkregen, aangekocht van museum Het Admiraliteitshuis (die de basis voor de collectie legde), of geschonken door collega musea en instellingen. 2.4 Cultuurhistorische waarde In het kader van het Deltaplan voor Cultuurbehoud zijn criteria voor het vaststellen van de cultuurhistorische waarde ontwikkeld. Deze wordt uitgedrukt in de letters A, B, C of D, die verwijzen naar vier categorieën. Bij categorie A gaat het om de top van het Nederlands cultuurbezit, om objecten die onvervangbaar en onmisbaar zijn. Tot categorie B behoren objecten die niet van het allergrootste cultuurhistorisch belang zijn, maar wel een hoge attractieof presentatiewaarde hebben. De C-categorie bestaat uit objecten die weliswaar tot het verzamelgebied van de instelling horen, maar geen grote cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen. Tot categorie D ten slotte behoren objecten die buiten het collectieprofiel van het museumvallen en voor afstoting in aanmerking komen. De A-B-C-D indeling wordt veel gebruikt en vergemakkelijkt de onderlinge vergelijking van deelcollecties. Toegepast op museum ´t Fiskershúske betekent dit het volgende. Een klein deel, met name de onroerende zaken zoals huizen, hokken en garnalenfabriekje horen landelijk gezien tot de categorie A. Het overgrote deel van hetgeen in de museumhuisjes getoond wordt hoort tot de B-categorie; het overgrote deel van de depotstukken tot categorie C. De rest hoort tot categorie D. Verschillende erfgoedsectoren hebben naar analogie van de Deltaplan criteria eigen criteria ontwikkeld, bijvoorbeeld voor industrieel erfgoed, foto’s, natuurhistorische en maritieme collecties.Bij het MUSeum Inventarisatie Project (MUSIP), waarin per provincie museale collecties op deelcollectie niveau worden geïnventariseerd, wordt een van de Deltaplancategorieën afgeleide indeling gebruikt. De MUSIP categorieën worden als volgt gedefinieerd: 1. top van de collectie, de pronkstukken 2. kerncollectie, actief presentatie- en verzamelbeleid 3. depotcollectie, maar mag niet weg 4. afstoten, past niet binnen doelstelling van museum Kerncollectie. De kerncollectie is kort gezegd dat deel van een collectie dat gezichtsbepalend is voor een instelling. Bij het bepalen van de kerncollectie zijn o.a. de volgende vragen belangrijk: Welke (delen van) deelcollecties zijn onmisbaar of van groot belang om de missie van te realiseren? Welke (delen van) deelcollecties worden permanent getoond? De missie van de instelling en de cultuurhistorische waarde van de deelcollecties bepalen samen wat de kerncollectie is. Als de missie en de cultuurhistorische waarde zijn bepaald, zal het vaststellen van de kerncollectie meestal betrekkelijk eenvoudig zijn. Het is zelden zo dat een collectie in zijn geheel samenvalt met de kerncollectie. Dit betekent overigens niet dat objecten of deelcollecties die buiten de kerncollectie vallen niet van belang zijn voor de instelling. Zij kunnen bijvoorbeeld als studie- of referentiecollectie dienen of de kerncollectie inhoudelijk ondersteunen. Voor wat museum ´t Fiskershúske zijn de volgende deelcollecties onderscheiden in de MusIPdatabase:
6 wooncultuur in vissersdorp (categorie 1 en 2), visgereedschap (cat. 2), diversen (cat. 2 en 3), persoonlijke objecten (cat. 2), beeldmateriaal met en zonder relatie tot de visserij (cat. 2,3,4), scheepsonderdelen (cat. 2,3), reddingswezen (cat. 2), topografische kaarten (cat. 2,3), volkskunst (cat. 2,3), scheepsmodellen (cat. 2), textiel (cat. 2,3,4), en dijkgereedschap (cat. 3). Voor een nauwkeuriger indeling wordt verwezen naar het rapport van de Musip dat over de collectie van museum ´t Fiskershúske werd opgesteld. De gehele collectie van museum ’t Fiskershúske, onderverdeeld in kerncollecties en deelgebieden, is te raadplegen op de nationale website www.musip.nl. 3 REGISTRATIE EN DOCUMENTATIE 3.1 Registratie. Doel van de collectieregistratie is het krijgen van een overzicht wat er in de verzameling aanwezig is, zodat bijvoorbeeld voor het maken van een expositie de juiste zaken gevonden kunnen worden. Een goede collectie-registratie is in feite de basis voor elke museale activiteit. Door objecten van een inventarisnummer te voorzien, kunnen collecties optimaal worden beheerd terwijl de objecten zo min mogelijk worden aangetast. Zo kan de informatie die de voorwerpen bevatten goed toegankelijk worden gemaakt, terwijl het behoud van de objecten daardoor niet wordt belemmerd. Na het nummeren volgt de beschrijving en fotografering; beide zaken gebeuren tegenwoordig zo veel mogelijk digitaal. Beschrijven van erfgoed is een essentiële schakel in de dienstverlening van erfgoedinstellingen. Voorlopig nog zijn tekstuele beschrijvingen onmisbaar in de communi-catie met de doelgroepen. Maar het volstaat niet om geheel naar eigen inzicht erfgoed te beschrijven en te fotograferen. Zoals standaard bestandsformaten nodig zijn om duurzame toegankelijkheid en hergebruik van data mogelijk te maken, is het gebruik van standaardmethoden voor inhoudelijke ontsluiting en identificatie van digitale erfgoedcollecties en -objecten van groot belang. Als geregistreerd museum sluit de Stichting Musea Noardeast Fryslân (Museum Dokkum) aan bij wat via de Museumfederatie en Nederlandse Museumvereniging als noodzakelijk wordt geacht: daar is veel literatuur over te vinden, zodat hier volstaan wordt met daar naar te verwijzen. Museale objecten worden genummerd, zakelijk beschreven en gefotografeerd: in die zin zijn ze inderdaad ‘object’. Maar in zekere zin zijn ze ook ‘subject’ doordat ze drager zijn van informatie over functie, gebruik, betekenis en wat dies meer zij. Maar pas door ontsluiting via de collectieregistratie kunnen ze hun verhalen goed vertellen. Aan de basis van het collectiebeheer en –beleid staat dus een goede registratie en documentatie. Alle voorwerpen worden bij binnenkomst ingeschreven, genummerd en vervolgens beschreven (objectnaam, datering, materiaal, verwerving, toestand, vindplaats, maten, verdere omschrijving) op een inventariskaart. De aanwinsten werden van 1966 tot en met 2007 gepubliceerd in het jaarverslag dat aan overheid en donateurs werd toegezonden. Daarna werd hiervan afgezien, maar toch is de registratiegraad op deze wijze bijna 100%. De collectie is daarnaast tot het jaar 2000 geregistreerd in het museale database programma Q&A (Question and Answer). Dit programma was verouderd in de zin dat het een DOSprogramma is en vrijwel alleen nog op oudere computers te raadplegen. Hoewel het om te zetten was naar een windowsversie is inmiddels een groot deel van de museale wereld overgegaan op de applicatie ADLiB, gemaakt voor collectie- en informatiebeheer in musea, bibliotheken en archieven, dat draait onder Windows. De investering die met de introductie gepaard ging was vrij aanzienlijk. Bovendien beschikte het museum door de grote projecten vanaf 2000 niet over de mensuren om de introductie te begeleiden noch over medewerkers die het kunnen onderhouden. Vooralsnog heeft vanaf 2000 de objectregistratie plaats gevonden via Word voor Windows met als voorbeeld de aloude inventariskaart, met daarnaast een aparte database voor afbeeldingen. Beide databasen zijn gecombineerd in een geprinte versie die op chronologische volgorde gerangschikt in ordners opgeborgen is.
7 De voordelen van het ADLiB programma zijn met name dat zoeken vergemakkelijkt wordt, combinaties met fotobestanden en andere links te leggen zijn en dat de uitwisseling van informatie tussen andere collecties via internet mogelijk wordt. De doelstelling op lange termijn is het volledig beschrijven van de collectie en een verkorte versie daarvan met een foto (of meerdere foto’s) op internet toegankelijk te maken voor de geïnteresseerde. Op die wijze kunnen de objecten zelf of in samenhang met andere objecten kennis opleveren over een onnoemelijke hoeveelheid onderwerpen. Er zijn musea die er alleen naar streven om de belangrijkste objecten, de kerncollectie, op die wijze te publiceren. Hier is het einddoel om alle voorwerpen te zijner tijd op dezelfde wijze te behandelen. Waarbij op internet uiteraard ook een structuur in zoeken kan worden aangebracht, zodat men niet omkomt in de informatie. De doelstelling op korte termijn: Er is gekozen voor het eerst op internet toegankelijk maken van de omstreeks 900 voorwerpen die geëxposeerd worden in de min of meer ‘vaste’ expositie. Aanvankelijk werd dit op eigen initiatief gedaan; daarna werd overwogen dit in samenhang met de Stichting Markant Friesland te doen. In de loop van het jaar 2014 werd duidelijk dat er provinciaal een inhaalslag mogelijk gemaakt zou worden in het kader van Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018. Daartoe zullen ook middelen worden verstrekt die de inhaalslag voor 't Fiskershúske mogelijk zal maken. In 2015 zal een aanvraag ingediend worden bij het digitaliseringsproject van de provincie Fryslân: Kolleksjes Tichtby. 3.2 Documentatie en onderzoek Achtergrondinformatie over voorwerpen uit de collectie wordt soms kort weergegeven op de inventariskaart. Daarnaast werd sinds decennia jaar een knipselarchief bijgehouden met artikelen over onderwerpen, voorwerpen en personen met relatie tot de collectie. Sinds de introductie van gedigitaliseerde online krantenarchieven is dat niet meer noodzakelijk gebleken. Een kleine verzameling publicaties is met hetzelfde doel aangelegd. Knipselarchief en boeken zijn op speciaal verzoek te raadplegen door niet-museummedewerkers, waarvan op bescheiden schaal gebruik wordt gemaakt, meest door journalisten en onderzoekers, soms door particulieren voor genealogisch onderzoek. Door tijdelijke exposities en het onderzoek dat daartoe gedaan wordt door de directeurconservator, komen vaak extra gegevens over voorwerpen naar boven. Deze worden vrijwel altijd vastgelegd in een publicatie (catalogus of boekje) bij de expositie. Ook worden door de conservator en gastauteurs artikelen jaarverslagen of andere periodieken geschreven, die documentaire waarde hebben. Tenslotte kan ruim gebruik gemaakt worden van documentatie aanwezig in het museum te Dokkum. Het beleid zal er op gericht zijn om in zijn algemeenheid de bestaande koers te vervolgen. Verder wordt aan onderzoek in de huidige beleidsperiode geen prioriteit gesteld. 4 BEHOUD EN BEHEER 4.1 Omschrijving bewaaromstandigheden depots. De depotsituatie kan in zijn algemeenheid gekwalificeerd worden als zeer matig. Versnipperd, vol, moeilijk te bereiken en te beheren, ongeconditioneerd en moeilijk te beschermen tegen aantasting door insecten (houtworm, spinnen). Binnen de beperkingen wordt er alles aan gedaan de collectie schoon en in goede staat te houden. * Zolderdepot Fiskerspaad 4 wordt bereikt middels een zolderluik; hier staat ook de verwarmingsketel. Het dak is niet geïsoleerd. Het beleid is er op gericht zijn om hier alleen enkele grotere netten en touwen te bewaren, die zelden gebruikt worden voor expositie. * Zolderdepot Fiskerspaad 8 wordt bereikt via een houten vlizotrap en een kruipgat van hoog 95 x breed 75 cm. Hier is het grootste deel van de collectie diversen ondergebracht. Er is geen
8 controle mogelijk op luchtvochtigheid en de verwarming c.q. koeling laat zeer te wensen over. De doelmatigheid als depot kan gewaardeerd worden op matig. Het beleid was en blijft er op gericht zijn om alle voorwerpen anders dan van ijzer, steen, glas of aardewerk elders onder te brengen. * Het zolderdepot in huisje De Logger is gedeeltelijk tevens een weinig gebruikte kantoorruimte. In de praktijk dient het vooral als tijdelijke opslag van nieuw verworven objecten, die ingeschreven moeten worden. Daarnaast zijn er enkele metalen ladekasten met papieren objecten en is de fotocollectie van het museum er ondergebracht. * Zolderdepot De Oere 36 is bereikbaar via een vaste trap. Hier bevindt zich de textielcollectie, hangend aan rekken en verpakt in dozen. De ruimte wordt verwarmd door een gaskachel, en is redelijk geïsoleerd. Alleen in de zomer kan het er te warm worden. Er is luchtconditionering in de vorm van een ontvochtigers. Ook hier geldt net als bij de andere zolderdepots dat de effectieve ruimte door de schuine wanden tot aan de vloer gering is. Het depot is te vol voor een optimaal beheer. * Zolderdepot Garnalenfabriek is bereikbaar via een vlizotrap. Hier is als noodmaatregel het merendeels ijzeren gereedschap afkomstig van de smederij van Faber (legaat 2004) ondergebracht. De ruimte is hiervoor redelijk geschikt, warm en droog, maar niet als zodanig er voor bedoeld. Ook is de beveiliging niet optimaal, mede doordat eigen toezicht ontbreekt (het pand wordt verhuurd aan derden). * De opslag in de twee boethokken is volstrekt ongeschikt, maar wordt gebruikt bij gebrek aan alternatieven. Het enige dat hiervan gezegd kan worden is dat de objecten (stoelen, kachels, netten, alle categorie D) er afgesloten en tegen regen beschut staan. Nadat een deel van de collectie in Leeuwarden enkele jaren ondergebracht was in een tamelijk goede depotsituatie, is de collectie vanwege geldgebrek vanaf 2012 overgebracht naar het oude archiefdepot aan de Rondweg te Dokkum; hier was de huur een stuk lager. In 2014 moest het depot, dat gedeeld wordt met het Admiraliteitshuis, verhuizen naar een kelder in hetzelfde pand. Hier staan nu hoofdzakelijk objecten van categorie D en enkele uit categorie C. Plannen om mee te doen aan een centraal provinciaal depot in Leeuwarden gingen niet door omdat de kosten daarvan te hoog bleken voor de musea in Dongeradeel. 4.2 Omschrijving bewaaromstandigheden in vaste expositie. Fiskerspaad 4 is een met huisraad ingerichte voormalige visserswoning, bestaande uit twee kleine vertrekken van 4 x 4 en 3 x 4 meter verbonden door een smalle gang. Er is geen tochtportaal. De twee vertrekken kunnen afgesloten worden maar in de regel is het onmogelijk om meerdere mensen in de gang te laten en dan pas de kamerdeur te openen. In de praktijk is er dus een voortdurend sprake van een periodieke open verbinding tussen buiten en binnen. Gepaard aan vocht dat een groep mensen in de vertrekken afgeeft is het duidelijk dat van een constant gehouden relatieve luchtvochtigheid nooit sprake kan zijn. Tijdens de seizoenssluiting – die 3 maanden duurt - is er wel conditionering door middel van hete lucht verwarming en een daar aan gekoppelde bevochtiginginstallatie. Deze is aangebracht in de jaren 70 na langdurig meten door het toenmalige Centraal Laboratorium in Amsterdam. Fiskerspaad 6 is een met een aantal gesloten vitrines ingerichte ruimte van 6 x 8 meter. Ook staan hier achter een glaswand, maar verder open, scheepsmodellen opgesteld. Bezoekers vallen letterlijk met de deur in huis. Qua luchtconditionering geldt hier hetzelfde als bij nummer 4, alleen is hier geen luchtbevochtigingsinstallatie gekoppeld aan de hete luchtverwarming. Fiskerspaad 8 herbergt geen museale objecten in vaste opstelling. Fiskerspaad 8A bevat een tentoonstellingsruimte van 45 m2, in open verbinding met een kleine diaruimte waar 30 mensen kunnen zitten. Vrijwel alle voorwerpen zijn hier altijd in vitrines opgesteld, wat een zekere mate van buffering oplevert. Er is een tochtportaal, maar de invloed
9 van de buitenlucht is net zo groot als in de andere huisjes. In deze ruimte wordt tijdens exposities ontvochtigd en de luchtvochtigheid wordt gemeten. De Oere 36 is net als Fiskerspaad 4 een volledig ingerichte woning. Er is door een entreehok iets meer bescherming tegen de elementen dan bij nummer 4, maar verder zijn de condities vergelijkbaar. Doordat dit huisje vrij staat is er meer invallend zonlicht, waardoor verkleuring van voorwerpen plaats vindt. Doordat het echter om huisraad gaat dat al vele jaren is gebruikt is de schade daardoor gering. Bovendien zijn er in 2007 uv-werende folies op de ruiten aangebracht. Dit na aanleiding van een door de consulent behoud en beheer van de museumfederatie gemaakte notitie met aanbevelingen betreffende de licht en uv-situatie. In de winter wordt het huisje verwarmd door gevelgaskachels; apparatuur voor ontvochtigen of bevochtigen is er niet omdat de vertrekken niet of nauwelijks van de buitenlucht afgesloten kunnen worden tijdens openstelling voor publiek. 4.3 Preventieve (passieve) conservering. Preventieve conservering is gericht op het scheppen van een zo goed mogelijke omgeving voor het bewaren en exposeren van objecten. Te denken valt aan schoonmaak, monitoring (periodieke controle), onderhoud van klimaatapparatuur, regels op het gebied van de omgang met objecten, toegang tot het depot en (bij)scholing van het personeel op het gebied van behoud. Door de specifieke aard van de tentoonstelling in kleine, oude huisjes waar men letterlijk met de deur in huis valt, is het behoud van de museale voorwerpen en inrichting moeilijk. Het best is de situatie in Fiskerspaad 8A, omdat dit een nieuwbouw betreft uit 1985, geïsoleerd en met een tochtporaal. Er is een duidelijk spanningsveld tussen de wens van een zo authentiek mogelijke beleving door een open opstelling, normale zonlichtinval e.d. en de wens om de voorwerpen in een zo goed mogelijke conditie te houden. Verkleuring van textiel en houten voorwerpen, vervuiling door stof, spinnenpoep e.d., slijtage van vloerkleden en andere voorwerpen proberen de museummedewerkers zoveel mogelijk in de hand te houden, maar komen voor. De voorwerpen in gesloten vitrines blijven het beste intact. Voor alle huizen geldt, dat de relatieve luchtvochtigheid en temperatuur nauwelijks te regelen zijn. Qua veiligheid vallen alle depotruimtes objecten in de vaste opstelling onder het algemene regime van veiligheid van de museumhuisjes (met uitzondering van het depot in de garnalenfabriek). Dat wil zeggen dat ze buiten openingsuren van het museum beveiligd zijn tegen inbraak met een alarmering via de alarmcentrale. Overdag zijn de depots afgesloten middels gewone deuren met een slot er op. In de publieksruimten is tijdens openingsuren een camerabewaking, die wel voldoet om de bewegingen van het publiek te volgen, maar die deze beelden niet vastlegt. Alleen de conservator gaat met de collectie om, soms geholpen door de medewerkers. In het verleden zijn de medewerkers getraind in het omgaan met museumvoorwerpen. De medewerkers worden intern begeleid in omgaan met museale voorwerpen door de conservator. Aangezien het personeelsbestand zeer stabiel is en de omgang door de medewerkers met de collectie gering, is extra scholing in behoud en beheer van eigen collectie en bruiklenen vooralsnog niet nodig. Een medewerker (anno 2015 nog steeds in dienst) is in 2004 getraind in het omgaan met en het onderhoud van de thermohygrograaf door de vakconsulent behoud en beheer van de Friese museumfederatie. De conservator houdt de relevante vaklitteratuur bij. Voor specifieke behoudof beheerskwesties wordt indien nodig extern advies gevraagd. Schoonmaak vindt regelmatig plaats, maar is gezien de aard van de depots, hierboven beschreven, en de te volle inrichting van de depots niet optimaal uit te voeren. 4.4 Actieve conservering en restauratie. In 2005 was de inschatting dat 10% van de collectie actieve conservering behoefde en 5% restauratie. Daarna leek het, mede door de geringe toename van de collectie, niet nodig om hiervoor een nieuw plan op te stellen. In de beleidsperiode 2015-2018 zal wel opnieuw geïnventariseerd worden wat op dit gebied nodig is en zullen zo nodig maatregelen genomen of gepland worden.
10 4.5 Gebruik van de collectie 4.5.1 Onderzoek en educatie, presentatie en exploitatie Sommige musea hebben deelcollecties die alleen voor onderzoek of educatie gebruikt worden. In museum ´t Fiskershúske heeft de gehele, geregistreerde collectie een museale functie. Enkele stukken kleding zijn nagemaakt voor educatieve- en vermaaksdoeleinden, terwijl enkele oude hoedjes en dergelijke in de opstelling zijn opgenomen om door het publiek tot hun vermaak ‘gebruikt’ te kunnen worden. Ook ankerfragmenten en dergelijke op het buitenterrein horen tot deze categorie. Deze objecten worden strikt gescheiden gehouden van de museale collectie en hebben geen inventarisnummer. Zonder dat dit een beleidsvoornemen is worden in de praktijk wel zoveel mogelijk de minder kwetsbare en eventueel vervangbare stukken gebruikt voor de aankleding van het interieur. Door hun aard kwetsbare stukken zoals textilia, papieren objecten en dergelijke worden minder vaak voor expositie uit het depot gehaald en dan in een meer geconditioneerde omgeving tentoongesteld. Het gebruik om bijvoorbeeld textiel uit te lenen voor modeshows is in een vorige gebruiksperiode al stopgezet; de vraag daarnaar komt nu vrijwel nooit meer voor. Een enkele keer worden museale voorwerpen gebruikt als een soort rekwisieten op beurzen en dergelijke. Het beleid is er op gericht dit te reserveren voor zeer speciale gelegenheden. Zo werden categorie D objecten in 2014 gebruikt voor museale promotie in het Aquaverium in Grou (Museumplein). 4.5.2 Bruikleenverkeer Bruiklenen worden alleen verstrekt aan andere musea, voor tijdelijke exposities. Er wordt in de regel alleen uitgeleend aan musea waarvan bekend is dat er de gebruikelijke museale normen gehanteerd worden; het keurmerk van geregistreerd museum kan hierbij helpen. De vraag om bruiklenen is gering, zodat er geen specifiek beleid voor is ontwikkeld. In 20142015 is er bijvoorbeeld aan het Museum Rotterdam een bruikleen gegeven van keramieke hondjes (visserssouvenirs). Er wordt gebruik gemaakt van een standaard bruikleenformulier, waar zaken als verzekering, transport, naamsvermelding e.d. op omschreven worden. Meestal worden bruiklenen zelf ingepakt en wordt het aan de collega’s overgelaten het uit te pakken. Dezelfde methode wordt gehanteerd bij bruiklenen die ontvangen worden, hetgeen veel vaker voorkomt. 5 COLLECTIEVORMING Onder collectievorming verstaan we niet alleen het beleid op het gebied van verzamelen, maar ook van selecteren en afstoten. Het doel is niet om ‘complete’ verzamelingen aan te leggen, temeer daar de expositie- en depotruimten beperkt zijn. Ruimte en middelen zijn altijd beperkt en vrijwel geen museum kan zich de luxe permitteren de collectie onbeperkt door te laten groeien. Het is dus van belang om weloverwogen keuzes te maken welke objecten worden verzameld en bewaard, en waarom, met andere woorden om prioriteiten in het verzamelbeleid te stellen. Dit komt zowel de inhoudelijke samenhang als het beheer van de collectie ten goede. Verzamelen kan zowel actief als passief geschieden. Actief verzamelen wil zeggen dat de instelling op zoek gaat naar objecten die binnen het verzamelbeleid passen en deze probeert te verwerven. Passief verzamelen houdt in dat de instelling objecten verwerft zonder er zelf moeite voor te doen, bijvoorbeeld door middel van schenkingen of legaten. Voordat een schenking wordt geaccepteerd, wordt bekeken of deze in het collectieprofiel past en of er geen sprake is van verdubbeling. De afgelopen 15 jaar bedroeg de jaarlijkse toename gemiddeld ongeveer 65 stuks. Bekend is dat er nog relevante stukken in familiebezit zijn en waarschijnlijk blijven. Via de handel kan alleen algemeen materiaal betreffende visserij aangekocht worden en daarvan is voldoende aanwezig. Het gevolg is dat de toename van de collectie vooral berust op toevallige schenkingen, vaak van kinderloze particulieren. Zo ontving het museum bijvoorbeeld relevant materiaal van een bejaarde broer en zus uit Wierum, laatste telgen van een vissersgeslacht met de naam (hoe kan het ook anders) Visser, broer en zus Post te Werkendam maar afkomstig uit Moddergat en een legaat van de kinderloze, laatste smid van Paesens/Moddergat.
11 5.1 verzamelen: * Visserijgereedschap, voorzover gebruikt in het geografisch verzamelgebied en voorzover dit geëxposeerd en bewaard kan worden. Grote netten, boomkorren e.d. kunnen niet bewaard worden in Moddergat, maar beter in grote musea zoals het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen of het Visserijmuseum in Vlaardingen of ook naar het museum te Zoutkamp. Ook voor grote ankers, blokken en andere tuigageonderdelen is geen plaats en het heeft dus geen zin om deze systematisch te verzamelen. Wel kan het zeer kleinschalige materiaal verzameld worden, zoals een garnalenzeef, strikkenmolentjes, haken, loodpezen, harpoen voor robbenjacht e.d. * Huisraad: voorwerpen die afkomstig zijn uit interieurs van visserswoningen uit Paesens/Moddergat, Wierum en eventueel andere plaatsen aan de noordkust van Friesland van waaruit is gevist. Daarbij ligt de prioriteit op voorwerpen die specifiek zijn voor vissers, zoals bijvoorbeeld door hen gesneden raamhorren of horlogekasten. Algemene inrichting, zoals stoelen, tafels, siervoorwerpen die bijvoorbeeld in Dokkum werden gekocht, zijn alleen interessant voor de collectie als deze aantoonbaar gebruikt zijn door een vissersfamilie en als deze geen doublures in de collectie veroorzaken. Aangezien de huisjes al volledig ingericht zijn zal het veelal om doublures gaan, waarbij soms - als het geen kwalitatieve verbetering betreft - uit het oogpunt van documentatie toch overgegaan kan worden tot opname in de collectie. * Persoonlijke voorwerpen van vissers en hun gezin, zoals familiebijbeltjes met aantekeningen, sieraden en ook kleding. Ook hier geldt dat vooral de visserij-gerelateerde zaken van belang zijn, zoals een portefeuille gemaakt van het leer van een door de visser zelf geschoten zeehond. Een borduurwerkje op school gemaakt door een vissersdochter kan beter in de collectie van het Dokkumer streekmuseum bewaard worden. Daar past het beter in een context van handwerkonderwijs in de regio dan in de collectie van een visserijmuseum. Een uitzondering kan zijn als het handwerkje gemaakt werd door bijvoorbeeld Klaske van der Lei. Van haar als laatste vrouwelijke visafslager in Nederland wil het museum een zo compleet mogelijk beeld kunnen laten zien. * Voorwerpen die te maken hebben met het reddingswezen vanuit Moddergat en in beperkte mate materiaal dat als vergelijking kan dienen. Dit betreft met name oorkonden, medailles e.d., maar ook het boothuis zelf in Moddergat. * afbeeldingen (schilderijen, topografische kaarten e.d.) die rechtstreeks verband houden met het verzamelgebied of ter illustratie c.q. verduidelijking kunnen dienen. Dit kunnen bijvoorbeeld zijn: oude schoolprenten van vissoorten, schilderingen van het wad, tekeningen van vissers e.d. 5.2 Niet (meer) verzamelen: * Materiaal van het dijkwezen. Er is al een kleine collectie die het mogelijk maakt iets van het dijkwezen te laten zien tijdens een tijdelijke expositie. Voor een thema ‘dijkwezen’ in de vaste expositie is geen plaats. * Materiaal dat beter in het streekmuseum of het streekarchief van Dokkum thuis zou horen. Bijvoorbeeld materiaal van boerengemeenschappen (ook die uit Paesens), speelgoed met algemeen karakter, archiefstukken (bijvoorbeeld correspondenties van de begrafenisvereniging van Paesens/Moddergat) et cetera. 5.3 Afstoten: In de nieuwe beleidsperiode zal een selectie gemaakt worden van voorwerpen die afgestoten kunnen worden op grond van de aangescherpte verwervingscriteria. Daarbij wordt gekeken naar de mate waarin een object past binnen het collectieprofiel, de cultuurhistorische waarde, de fysieke staat, de ruimte in het depot en de beschikbaarheid van vergelijkbare objecten binnen de eigen collectie of elders. Nadat een selectie is gemaakt van af te stoten objecten moet worden bekeken welke vorm van afstoting het meest geëigend is: schenking, ruil, verkoop of vernietiging. Bij afstoting gebruik gemaakt worden van de Leidraad voor het afstoten van museale collecties van de Nederlandse Museumvereniging.
12 Bij het vorige beleidsplan is er van uitgegaan, dat wat in het verleden was geaccepteerd in de collectie diende te blijven, ook al was er geen duidelijke connectie met het verzamelgebied. Voorbeelden zijn: een hakkebord dat opgevist werd maar geen enkele relatie heeft met de schepen van de kustvissers; een stoeppaal die gebruikt werd op de waddeneilanden. De selectie en afstoting zal hand in hand gaan met verbetering van de depotsituatie en controle op de staat van onderhoud. 6. BELEIDSVOORNEMENS: CONCLUSIES, KOSTEN, PRIORITEITEN. 6.1 conclusies, kosten 1. Collectievorming: 1.a passief verzamelen: streng selectief aannemen van schenkingen en legaten, volgens criteria verwoord in het collectieplan. Accent op relevante voorwerpen die meteen geëxposeerd kunnen worden; schenkingsvoorwaarden aanscherpen. 1.b actief verzamelen: opstellen van een notitie welke voorwerpen nog missen en via antiekhandel, veilingen e.d. aangeschaft kunnen worden. 1.c afstoten: notitie maken van welke voorwerpen alsnog afgestoten kunnen worden. Afstoten volgens richtlijnen in collectieplan. Afstotingsclausule opnemen in schenkingsformulier. 2. Behoud en Beheer 2.a algemeen * Depotsituatie: kan in zijn algemeenheid gekwalificeerd worden als onvoldoende. Versnipperd, te vol, slecht te bereiken en te beheren, ongeconditioneerd en matig te beschermen tegen aantasting door insecten (houtworm, spinnen). * Beleid: er zal voortdurend gezocht worden naar geschiktere en betaalbare depotruimte in de buurt van het museum. In combinatie met ontzameling waar mogelijk en het niet meer verwerven van depotstukken is dat de enige mogelijke optie. * Kosten: huidige externe depot jaarlijks circa 1.000 euro. * Er zal voortdurend geïnvesteerd blijven worden in meetapparatuur in bestaande depots (temperatuur, luchtvochtigheid). * Vaste opstelling, situatie: doordat de collectie wordt tentoongesteld in kleine, voormalige woonhuizen, is het beheer ervan moeilijk en het behoud niet optimaal mogelijk. * Beleid: bijhouden van de bestaande maatregelen (ontvochtigers). 2.b actieve conservering van objecten in expositie en in depot. Binnen de beleidsperiode zal gewerkt worden aan het actualiseren van het oude conservering- restauratieplan. * Situatie: aan de passieve conservering (bewaaromstandigheden) en actieve conservering (ontroesten, textiel naaien etc.) valt vrij weinig te verbeteren zolang de depotsituatie niet veranderd is. Over het algemeen is staat van de voorwerpen van diverse aard redelijk en van de textilia goed. * Beleid: Bij verhuizing van de depotstukken zullen eventuele noodzakelijke maatregelen voor conservering in zijn totaliteit geïnventariseerd worden in eigen beheer. * Kosten: p.m.. 3. Registratie en documentatie. 3.a documentatie en onderzoek. * Situatie: er is een knipselarchief en kleine bibliotheek met vaklitteratuur; bij wisselexposities wordt meestal een publicatie uitgegeven en er wordt in het jaarverslag gepubliceerd. * Beleid: zal er op gericht zijn om in zijn algemeenheid de bestaande koers te vervolgen. * Kosten: p.m. (te betalen uit externe fondsen of eigen vermogen). 3.b registratie. * Situatie: combinatie van Q&A en Word * Beleid: overgaan op nieuw registratiesysteem AdLib in combinatie met het Project Kolleksjes Tichtby van de provincie en Museumfederatie. * Kosten: er is maximaal 20.000 euro beschikbaar vanuit het Project. In de beleidsperiode zullen aanvragen ingediend worden.
13 3.c Scholing. * Situatie: de personele bezetting is zeer stabiel waardoor scholing nauwelijks aan de orde is. De medewerkers hebben voldoende kennis en ervaring en hun omgang met de collectie is beperkt. De directeur-conservator houdt vaklitteratuur bij. Samen met een medewerker heeft hij cursussen in AdLib gevolgd. * Beleid: waar nodig en gewenst incidenteel bijschaven van kennis. Verder geen specifieke scholingsprojecten op te zetten in de beleidsperiode. * Kosten: zijn gering en hoeven niet apart begroot te worden. 4. Gebruik van de collectie. 4.a museumcollectie: huidige beleid voortzetten. Nieuwe aanwinsten gedurende een jaar tentoonstellen in aanwinstenvitrine. Depotstukken gebruiken voor wisselexposities; vaste opstelling ongewijzigd laten. 4.b educatieve collectie: niet uitbreiden. 4.c bruikleenverkeer: op dezelfde voet voortzetten. Collectievorming. * Situatie: de collectie roerende objecten is gezien het beperkte verzamelgebied en dito aanbod zo compleet als maar kan zijn. Op het gebied van onroerende zaken zijn nog wensen voor de aankoop van twee specifieke panden. Het is echter niet bekend of en wanneer deze op de markt zullen komen. * Beleid: alert het eventuele aanbod van roerende en onroerende zaken volgen. Het beleid van fondsvorming door reservering van budgetoverschotten wordt op dezelfde voet voortgezet. * Kosten: p.m. Prioriteiten. In de beleidsperiode zal aan één punt prioriteit gegeven dienen te worden naast de gebruikelijke presentatie van de collectie in vaste opstelling en wisselexposities. Gezien de geringe personele bezetting en de aandacht die er gelegd moet worden op presentatie/publieksbegeleiding, zal er voor andere zaken weinig tijd over zijn. Prioriteit heeft de ontsluiting en publicatie via internet van een deel van de collectie, middels het project Kolleksjes Tichtby en op de wijze van AdLib.
7. JAARPLAN 2015 T.A.V. COLLECTIE 1. Doorgaan met normale zorg en registratie van museumvoorwerpen; er is nog enige achterstand voor wat de aanwinsten van 2014 betreft; streng selectief accceptatiebeleid doorvoeren ten aanzien van nieuwe aanwinsten. 2. Aanvragen indien bij project Kolleksjes Tichtby om een begin te maken met de ontsluiting van de collectie via AdLib. Aan het einde van de beleidsperiode zou de gehele kerncollectie die geëxposeerd wordt (minimaal 500 voorwerpen) te raadplegen moeten zijn via internet. 3. Behoefte aan conservering van de collectie onderzoeken, deels intern, eventueel extern. 4. Het meest unieke deel van het museum zijn de vissershuizen zelf. Het streven blijft erop gericht om de extremen in de relatieve luchtvochtigheid te minimaliseren door middel van goed onderhoud van de daken, de muren en de ramen en eventueel met het waar nodig en mogelijk in gebruik nemen van mobiel klimaatbeheer apparatuur. 5. Er zal een grote controle plaats vinden op stof, schimmels en plaagdieren in de textielcollectie.