Museum-Praat 23ste jaargang nummer 77, september 2012
Van de redactietafel Weer ligt er een nieuwe Museum-Praat voor u. De redactie is er weer in geslaagd om een nummer vol te schrijven. Dat gaat overigens niet altijd helemaal vanzelf. Het is iedere keer weer zoeken naar onderwerpen die u zouden kunnen boeien. Wat dat laatste betreft staan we te allen tijde
open voor opmerkingen van uw kant. En mocht u zelf eens iets wetenswaardigs willen melden dan krijgt u natuurlijk in ruime mate de gelegenheid. Mits het past binnen de sfeer van ons museum. We wachten het maar even af. Ik wens u verder veel leesplezier.
Grachtweg 2a 2161 HN Lisse T (0252) 41 79 00 E
[email protected] W www.museumdezwartetulp.nl
Heropening ruimte 3, een bruisende bijeenkomst (door Marius Nieuwenhuis)
Het was donderdag 6 september om 16.00 uur weer een gezellige drukte in ons museum. En dat was geen wonder. We waren uitgenodigd om de heropening van ruimte 3 bij te wonen. Daarnaast zou de presentatie van het boekje ‘Lentepoëzie’ en de DVD van ons Radiocafé worden gepresenteerd. Bovendien zouden twee bijzonder actieve oud-vrijwilligers in het zonnetje gezet worden. Al met al dus vol-
Prent uit de eerste verkoopcatalogus van bloembollen. Immanuel Sweert, 1612 (collectie Nieuwenhuis)
doende gelegenheid om er een gezellige middag van te maken. Zoals gewoonlijk nam onze voorzitter Arie Breure als eerste het woord. Na een hartelijk welkom gaf hij eerst in het kort weer wat er allemaal deze middag zou gaan gebeuren. U hebt het in deze eerste alinea kunnen lezen.
Collectie
“Museum de Zwarte Tulp bruist” zo begon Arie zijn toespraak. Daarbij gaf hij aan hoe de stand van zaken is met betrekking tot TIM (Toekomstige Inrichting Museum). Daarin worden, zij het langzaam, toch stappen voorDe heer Anne Nieuwenhuis krijgt het eerste exemplaar van ‘De waarts gezet. Ons museum is in Krokus wijst beton zijn grens’ uit handen van Arie Breure contact gekomen met eigenaren 3. Een sluitende exploitatieopzet. van een prachtige kunstcollectie. Een colDe eerste twee voorwaarden hebben nalectie die helemaal is gerelateerd aan onze tuurlijk erg veel te maken met de derde. voorjaarsbloeiende bol- en knolgewasHet bestuur is van mening dat in de midsen. Er is met voornoemde eigenaren een delen om de expositie van deze collectie intentieovereenkomst gesloten om deze mogelijk te maken (uitbouw) in eigen becollectie langjarig in ons museum onder te heer kan worden voorzien. Het gaat hier brengen. Om dit mogelijk te maken moet om een éénmalige investering. Maar de aan drie belangrijke voorwaarden worden professionele medewerker is een strucvoldaan: turele kostenpost die zonder externe hulp 1. Het museum dient over een depot te niet mogelijk is. Daarom is de voorwaarde beschikken waar het niet ten toon gevan een sluitende begroting nog niet zo’n stelde materiaal ordelijk kan worden opeenvoudige. Om hier in te voorzien heeft geslagen. het bestuur een subsidieaanvraag inge2. Er dient een professionele medewerker diend bij het gemeentebestuur van Lisse. te worden aangetrokken.
Museum-Praat nr. 77 • pagina 2
De heer Henk Westerhof neemt de eerste DVD ‘Radiocafé’ in ontvangst “foto Arie in ’t Veld” Gezien de financiële situatie, ook van de plaatselijke gemeente, wordt dit een moeilijke zaak. Uiteindelijk gaat de gemeenteraad hierover en die zal op 25 oktober een besluit nemen. En het is allerminst zeker dat die subsidieaanvraag gehonoreerd zal worden. Het bestuur is ook met andere partijen hierover in gesprek en het hoopt dat de subsidie van de gemeente voor die andere partijen een extra stimulans zal zijn om zo de benodigde middelen binnen te halen. Daarnaast is het bestuur ook in gesprek met de heer Anne Nieuwenhuis, degene die de platen voor de huidige ‘Lentepoëzie’ ter beschikking heeft gesteld. De heer Nieuwenhuis beschikt over een hele grote, waardevolle collectie van historische bolbloemenplaten en wil die ook graag, op dezelfde voorwaarden als de eerder genoemde kunstcollectie, in ons museum onderbrengen. De inbreng van beide collecties betekent een bijzonder waardevolle uitbreiding van onze eigen collectie en zal de aantrekkingskracht van ons museum alleen maar kunnen vergroten.
De Krokus wijst beton zijn grens
Na zijn inleiding ging Arie over tot de presentatie van het boekje naar aanleiding van onze Lentepoëzie-tentoonstelling, met de titel: ‘De Krokus wijst beton zijn grens’. “Een prachtig boekje, wat tot stand kon komen door de inzet van Ineke van Eerdenburg en Gerrit van Oosten die samen met Anne Nieuwenhuis en wethouder Adri de Roon een selectie van de gedichten en platen hebben uitgezocht. Bij de uitvoering is dankbaar gebruik gemaakt van de expertise van Hans Seijlhouwer, archivaris van de VU. In één woord een pracht boekje. Hartelijk dank voor alle gepleegde inzet”. Daarna overhandigde Arie het eerste exemplaar aan Anne Nieuwenhuis. Die
nam dat dankbaar in ontvangst. Hij had er natuurlijk al eerder kennis van genomen en stak daarom zijn enthousiasme niet onder stoelen of banken: “Het is een prachtig boekje, een mooie omslag en een nog mooiere inhoud. Kortom, een juweeltje, waar veel mensen enorm veel plezier aan kunnen beleven. Ik hoop van harte dat dit boekje een groot succes en zo mogelijk een extra opstuwing voor de belangstelling voor ons museum zal betekenen. Ik wens u heel veel succes”. Het boekje is een eigen uitgave van ons museum en is in het museum voor € 12,50 te koop. Arie besloot dit gedeelte van de middag met de woorden: “Het tweede exemplaar is voor Wouter van Eerdenburg omdat zijn bedrijf, ons Gildelid Procura BV, het mogelijk heeft gemaakt dat wij aan alle Gildeleden dit mooie boekje cadeau kunnen doen”.
Radiocafé
Na de presentatie van het boekje werd de DVD van het Radiocafé gepresenteerd. U weet het vast nog wel. Ter gelegenheid van ons 25 jarig bestaan is in vier sessies een Radiocafé georganiseerd. Daarbij werd een gesprek gevoerd door een aantal bloembollen vakmensen, die vanuit het verleden naar het heden toe het wel en wee van het bollenvak bespraken. Hier zijn toen opnames van gemaakt en de plaatselijke filmclub ‘Amfi’ heeft dat alles in een viertal Dvd’s samengevat tot een bijzonder interessant document. Dit alles kon tot stand komen mede dankzij de medewerking van Hannie Zandvliet en Frank Rietdijk. Arie overhandigde het eerste exemplaar aan Henk Westerhof, directeur van Anthos, de belangenbehartiger van handelaren in bloembollen en boomkwekerijproducten met de woorden: “Hopelijk kunnen
we over 23 jaar, bij ons 50 jarig jubileum, deze DVD nog eens bekijken om te zien wat er in al die jaren is veranderd”. Henk Westerhof kon het op zijn beurt niet nalaten om daarop te reageren: “Ik ben er van overtuigd dat wij over 23 jaar ook nog over een gezonde bloembollensector zullen beschikken. Veel is aan verandering onderhevig. Kortgeleden werd ons IBC opgeheven. Een instituut wat o.a. de internationale promotie van bloembollen verzorgde, maar vanwege regelgeving niet langer meer kon en mocht worden georganiseerd. De sector heeft hier op bijzonder professionele wijze gereageerd door zelf, privaatrechtelijk, deze taak op zich te nemen en hiervoor gelden in te zamelen”. In dit verband pleitte hij voor één sterke organisatie voor het gehele bloembollenvak om zo kwekerij, handel maar ook toerisme krachtig te faciliteren. Alle deelnemers aan het radiocafé kregen de DVD uitgereikt.
Heropening ruimte 3
Tenslotte was de heropening van ruimte 3 aan de beurt. “Dankzij de inzet van Frank Rietdijk, de adviezen van Annemarie Vels Heijn en conservator John Blaak heeft ruimte 3 een geweldige gedaantewisseling ondergaan. Samen met een ‘dreamteam’ dat het timmeren en schilderen voor zijn rekening nam en de adviseurs Klaas Cammelbeek en Rob Clemens (verlichting) is ruimte 3 weer helemaal klaar voor de komende tijd. Het is toch het hart van ons museum en toont de teelt en verwerking van bloembollen”. Aan Sjaak Langeslag, de voorzitter van de bloembollenkwekersvereniging (KAVB) was de eer om deze ruimte te openen en met een slag met de bestuurshamer van ooit de Bond van Bloembollenveilingen op een hakblok werd deze ruimte voor geopend verklaard. Vanuit zijn functie vertelde Sjaak waar de KAVB zich zoal mee bezig houdt. Daarbij gaf hij aan dat het heel belangrijk is dat oudere kwekers hun kennis delen met de jongere generatie. “Wellicht kan het museum hier een rol in vervullen”, zo zei hij. Zo gaf hij aan dat bv. vanuit het Gilde scholen zouden kunnen worden geadopteerd en dat op die manier de jeugd kennis zou kunnen maken met de sector.
Hapje en een drankje
Voorzitter Arie Breure en Frank Rietdijk met twee gasten bij de heropening: Henk Westerhof en Sjaak Langeslag. “foto Arie in ’t Veld”
De bijeenkomst werd besloten met een bezoek aan de heringerichte ruimte 3 waarbij menigeen langere tijd bleef hangen om onder het genot van een hapje en een drankje nog wat na te praten.
Museum-Praat
nr. 77 • pagina 3
Een gepassioneerd verzamelaar Anne Nieuwenhuis vertelt over zijn bollenprenten (door Wout Koster)
Op dit moment (en ook de komende maanden) is in ons museum een tentoonstelling te zien met als titel Lentepoëzie. Adri de Roon, wethouder van Lisse, heeft hiervoor een selectie gemaakt uit zijn grote verzameling gedichten over bolbloemen, zoals, de tulp, de hyacint, de krokus, de narcis of het sneeuwklokje. Maar een expositie van louter en alleen gedichten zou niet echt boeiend zijn. Daarom kwam Joop Zwetsloot, een van de oprichters van de Zwarte Tulp, op het idee om Anne Nieuwenhuis te benaderen, van wie hij wist dat die over een gigantische collectie bloemenprenten beschikt. Die zouden de expositie kunnen opfleuren. Nieuwenhuis, telg uit de bekende bollenfamilie Nieuwenhuis uit Lisse, vond het een uitgelezen kans om zijn unieke collectie te exposeren. Ons museum beleeft daarmee een primeur, want nog nooit eerder werd de Nieuwenhuis-collectie tentoongesteld. Reden genoeg voor de redactie van Museum-Praat om met Nieuwenhuis (1939) te gaan praten over zijn bijzondere hobby. Nieuwenhuis: ‘Na de middelbare school in Haarlem ging ik in Amsterdam economie studeren. maar ik had niet zoveel zin om in het bedrijf van mijn vader te gaan. Na mijn studie ben ik gaan werken voor Ahold, waar ik het altijd erg naar mijn zin heb gehad. Maar de interesse voor bollen is altijd gebleven en in 1973, toen mijn zoon werd geboren, dacht ik hem als herinnering iets bijzonders te moeten geven en dat werd een bollenprent. Zo werd mijn belangstelling gewekt voor oude bollenprenten en kwam ik in een heel specifiek wereldje terecht dat ik voor die tijd helemaal niet kende. Op vakanties ging ik altijd op zoek naar winkeltjes waar ik van die prenten zou kunnen vinden. Zo kwam ik een keer in Florence langs een zaak waar ik dacht zeker iets op de kop te kunnen tikken, maar ze hadden niets. Ik liep even verder en in een achterafstraatje vond ik in een klein winkeltje wel iets van mijn gading. Die spanning om onverwachts iets te vinden, zal iedere verzamelaar wel kennen.’ Bollenprenten zijn vooral in omloop gekomen na de uitvinding van de boekdrukkunst. Nieuwenhuis: ‘Oorspronkelijk werden ze een voor een door monniken gemaakt, maar de uitvinding van Gutenberg heeft ervoor gezorgd dat er van één
prent meerdere konden worden gedrukt die makkelijker konden worden verspreid.’ Bij de opbouw van zijn verzameling prenten is Anne Nieuwenhuis vooral gefascineerd geraakt door de vraag door wie en wanneer ze gemaakt zijn: ‘De tekening van zo’n bloem vertelt iets over de periode waarin hij is gemaakt. Soms kan ik ontroerd worden als ik zie hoe de tekenaar heeft geprobeerd om de essentie van zo’n bloem te laten zien. Dat raakt me dan.’ In de loop der tijden hebben bloemenprenten verschillende functies gehad. Het is duidelijk dat Nieuwenhuis daar veel van weet en er boeiend over kan vertellen: ‘Oorspronkelijk waren al die prenten opgenomen in kruidboeken. De doelgroep bestond dan ook uit apothekers en artsen die hun medische kennis wilden uitbreiden. Op de expositie Lentepoëzie ligt zo’n kruidboek, uit 1597, in een vitrine tentoongesteld. Maar men gebruikte voor een en dezelfde plant allerlei namen door elkaar. Pas veel later, in de achttiende eeuw, heeft de Zweedse botanicus Linnaeus een bruikbaar en wetenschappelijk verantwoord systeem van bloemen en planten opgesteld.’ In de zestiende eeuw was men niet meer alleen geïnteresseerd in het nut van planten, maar kreeg men ook belangstelling voor de schoonheid ervan. Daarover vertelt Nieuwenhuis een wetenswaardig verhaal: ‘Toen de Vlaming Busbecq, de eerste keizerlijke ambassadeur in Constantinopel, in 1555 op reis was in Turkije, zag hij tulpenvelden die daar werden beschouwd als lusthoven. Bloemen werden daar om hun schoonheid gewaardeerd. Dat kende men in Europa niet. De Turken die Busbecq begeleidden, staken een tulp in hun tulband. Daarop wijzend riepen zij: “tulipan”, het Turkse woord voor tulband. Busbecq dacht dat ze de hem onbekende bloem bedoelden en zo werd bij ons ‘tulp’ de algemene naam van de bloem. Hij stuurde wat tulpenbolletjes naar zijn vriend Clusius die ze later in de Hortus Botanicus in Leiden plantte. En zo is de tulp in West-Europa en in ons land terechtgekomen.’ In de zeventiende en achttiende eeuw kregen de bloemenprenten nog een andere functie. Nieuwenhuis: ‘Veel rijke lieden lieten in die tijd prachtige tuinen aanleggen
met de meest uiteenlopende bloemen en planten. Daarmee pronkten ze graag. En niet alleen met de tuinen zelf, maar ze lieten tekenaars ook de bijzondere bloemen ‘portretteren’, die vanaf die tijd ook werden ingekleurd. Bezoekers konden dan die ‘bloemenportretten’ bewonderen. En zo waren de bloemenprenten een statussymbool geworden.’ Wat maar weinig mensen weten is dat er al in de vroege zeventiende eeuw bloemenprenten werden gemaakt voor een catalogus waaruit mensen bollen konden bestellen. Daarover zegt Nieuwenhuis: ‘Voor die afbeeldingen was het natuurlijk zaak dat de bloemen heel precies en nauwgezet waren weeggegeven, want een koper moest natuurlijk wel de bol van een bloem krijgen zoals die in de catalogus stond afgebeeld. Bekend is de catalogus van Immanuël Sweert uit 1612 die met zijn bollen én catalogus naar de jaarmarkten van Frankfurt en Amsterdam ging.’ Vrijwel iedere avond is Anne Nieuwenhuis te vinden in zijn werkkamer, waar niet alleen zijn prachtige collectie ligt, maar waar hij nauwgezet werkt aan het documenteren en catalogiseren ervan. Van iedere prent staan alle gegevens in de computer opgeslagen: het jaar waarin hij is gemaakt, de maker, de afmetingen, de botanische naam, de beschrijving van de bloem, de vindplaats, enzovoort, wat je noemt monnikenwerk. En dan te weten dat Nieuwenhuis dat allemaal uitsluitend voor zichzelf doet. Want hij gaat er niet mee op internet: ‘Ik heb eigenlijk geen tijd en ook geen zin om te reageren op allerlei vragen en opmerkingen.’ Het museum de Zwarte Tulp heeft er wel veel baat bij gehad, want voor de inrichting van de tentoonstelling Lentepoëzie hoefde Nieuwenhuis alleen maar de bestanden van zijn computer te openen om alle gegevens van de tentoongestelde prenten tevoorschijn te toveren.
Museum-Praat nr. 77 • pagina 4
In memoriam Pieter Vermeulen (door J. Hein de Boer)
Toen ik aan het begin van dit jaar mijn archief aan een kritische blik onderwierp, kwam ik een boekje tegen met de welsprekende titel “Lissers, Kiepers en Paardetanden” geschreven door de heer Pieter Vermeulen, oud-voorzitter van de Bond van Bloembollenhandelaren. Vele,
zo niet alle van de door hem geschreven stukjes zijn door mij als “juweeltjes” ervaren en brachten mij op het idee de lezers van Museum-Praat zeker een aantal van de verhalen niet te onthouden. Op mijn vraag aan Vermeulen of ik daarvoor toestemming kon krijgen, was het antwoord een verrast en volmondig “Ja”. Tijdens dat gesprek vertelde Pieter mij dat hij, nadat hij mij al eerder had verteld ongeneeslijk ziek te zijn, uitbehandeld was. Hoe lang hij nog te leven had was hem op dat moment niet bekend.
De columns van Vermeulen zijn verwoord in een drietal bundels, waarvan de laatste in januari van dit jaar is verschenen. In het voorwoord van deze laatste bundel “Voor de kraam langs” schreef Pieter: “Op een keer houd je op met op de trommel slaan en schuif je de stokjes in de hoezen. Alleen de echo van mijn vroeger geroffel klinkt nog na. En dat geeft me wel een aangenaam gevoel”. Met goedkeuring van mevrouw Vermeulen klinkt de echo van Vermeulen nog enige tijd in MuseumPraat door.
Toen Museum-Praat, 23ste jaargang nummer 76, juni 2012 nog geen dag van de persen was gerold, bereikte ons het droeve bericht dat Pieter Vermeulen was heengegaan.
Moge hij ruste in vrede
EZELTJE-STREK-JE (door Pieter Vermeulen †) Het blijft mij verbazen, het gemak waarmee leken over de markt praten. Daar zijn bijvoorbeeld onze departementale beleidsmakers met hun visiepretenties. Zij houden ons voor dat wij marktgericht moeten denken en marktgericht moeten handelen. Daarmee beginnen zij rapporten en daarmee sluiten zij ze af. Al onze kwalen zijn te herleiden tot niet-marktgericht doen en laten, terwijl daarentegen bij een wèl-marktgericht optreden de gebraden hanen ons in de mond zullen vliegen. Wij zien niet wat zij zien, namelijk onze kansen, al die mogelijkheden, al die winsten. Heren ondernemers! De markt is Uw willige vriendin! Waarom wendt U dan toch zo hardnekkig het hoofd af? Vervolgens kijkt men naar zichzelf, stelt vast dat er drastisch omgebogen -lees bezuinigd- moet worden en denkt dan: Eureka! De markt! Is dat even prettig, ons probleem is opgelost: wat we kwijt willen sturen we gewoon de markt op. Al die onderzoekinstellingen bijvoorbeeld, en al die voorlichtings-inrichtingen, en al die onderzoekers, die wetenschappelijke medewerkers en die docerende geleerden die nu nog ten laste van de overheid komen. Hup! De markt op!
Twee voordelen: wij zijn van ze af, en we laten ze toch niet onverzorgd achter, want op de markt ligt het geld voor het oprapen. Let eens op: die instituten en die mensen die nu zo heftig stribbelen tegen de marktidee krijgen het straks veel beter dan ze ooit gehad hebben! De markt, dat is immers vissen in een volle vijver. De markt, dat is een van klontjes overlopende suikerpot, waar je maar je hand naar hoeft uit te steken om je een gelukkige klontbezitter te kunnen noemen. De markt meneer, dat is als die ezel uit het sprookje: als U hem op Uw aanwezigheid attent maakt zal het lieve dier vanzelf zijn staart optillen, en plop! daar leegt het reeds zijn darmen en vliegen u de goudstukken om de oren! De markt? Ezeltje-strek-je. Roept U maar! Steeds als de mensen die het door ons meegefinancierde onderzoek behartigen aan de overheid vragen; hoe had U gedacht ons te laten werken met al die miljoenen minder? is het minzame antwoord: schrijft U even een briefje naar de markt. Dan komt het wel in orde.
Dat komt dus niet in orde. De markt is geen ezel. O zeker, het kan wel verstandig zijn om onderzoekers los te wikkelen uit de veilige deken van een gegarandeerd budget. Het is niet verkeerd om hen die dat nog nodig hebben te doen begrijpen dat er voor hun geld gebuffeld, ik mag wel zeggen geëzeld, moet worden. Dat voorkomt hobby-isme, en bevordert efficiënt en effectief werken. Maar de medaille toont zo langzamerhand haar keerzijde. Onderzoeksresultaten laten zich niet afdwingen. Daar is rust voor nodig die nu ontbreekt. En er is ook onderzoek dat helemaal niet aan de markt màg worden blootgesteld. Dat is fundamenteel en strategisch onderzoek. Daar ziet de markt geen brood in. Dat duurt te lang, dat kost te veel geld, dat is hoogstens voor een enkeling weggelegd en de resultaten zijn slechts voor diezelfde enkeling toegankelijk. De markt voert zulk onderzoek niet, de markt draait het de nek om. En tenslotte: de snelheid waarmee onderzoek de markt wordt opgejaagd laat te weinig ruimte voor aanpassing aan die markt. Ik mag een ezel zijn als ik van zulk beleid iets begrijp.
Museum-Praat
nr. 77 • pagina 5
NK Tulpenkeuren . . . Waar gaat dat over? (door Marius Nieuwenhuis)
Al langere tijd wordt tijdens het Holland Flowers Festival (HFF) het Nederlandse Kampioenschap Tulpenkeuren gehouden. Zoals u wellicht weet is het HFF de voortzetting van de vroeger zo bekende WestFriese Flora en die na een aantal jaren van omzwerven dit jaar voor het eerst weer in de CNB-hallen in Bovenkarspel werd gehouden. Maar waar gaat het nu precies om bij dit Nederlandse Kampioenschap? Hier volgt in het kort een verslag hoe zoiets vanuit het veleden heeft kunnen uitgroeien tot het huidige nationale gebeuren. In de 50er jaren van de vorige eeuw bevond zich aan de Zuider Leidse Vaart in Hillegom een bedrijf wat zich bezig hield met proeven om bloembollen geforceerd in bloei te trekken: Ruibro’s Broeiproevenbedrijf. De naam Ruibro was ontleend aan de oprichter er van, dhr. Ruigrok. Daar werden met name hyacinten, tulpen en narcissen in bloei getrokken en geshowd en de resultaten ervan vastgelegd. Rond die show verzamelden zich destijds een groot aantal vakmensen. Dit leidde ertoe dat de geshowde bolgewassen gebruikt werden voor een sortimentherkenningswedstrijd. Voor veel vakgenoten is dat een hele uitdaging om in bloei getrokken bolgewassen op naam te benoemen. Behalve die sortimentherkenningswedstrijd werd soms ook overgegaan tot een kwaliteitsbeoordeling. Daarbij worden cijfers gegeven aan opgeplante bolbloemen die de kwaliteit er van wergeven. En dat was de voorloper van de huidige tulpenkeuringswedstrijden. In de 60er jaren werd de functie van Ruibro langzamerhand over genomen door Van den Hoeks Broeiproevenbedrijf in ’t Veld. Ook daar werden op grote schaal bolgewassen geforceerd in bloei getrokken voor keuringen en tentoonstellingen. Ook werden daar nieuwe variëteiten van veredelingsbedrijven getest en ook daar kwam een groot aantal vakmensen op af. Met name in de jaren tussen 1960 en 2000 werd daar ook volop handel gedaan in nieuwe soorten zodat kwekers hun ‘kraam’ up to date konden houden. En ook in ’t Veld ging men over op Tulpenkeuringswedstrijden. Die wedstrijden gaan altijd over 10 potten met in bloei getrokken en opgeplante Tulpen. De kwaliteit ervan wordt op een
viertal criteria beoordeeld: De poot (het onderste deel van de stengel, onder het eerste blad), het blad, de bloemvorm en de algemene stand. Die criteria zijn uit de praktijk van de Tulpenbroeierij gekomen. De poot moet lang genoeg en recht zijn om er een goede bos van te kunnen maken. Ook het blad moet in de verwerking niet te lastig Keuren tijdens het NK 2012 “foto René Faas” zijn, een strak rechtopDoor een gezamenlijke jury probeert men staand blad heeft de voorkeur. De bloem die verschillen te nivelleren. Nu moet u moet groot, goed op kleur en gaaf van niet denken dat de senioren met hun grovorm zijn. De algemene stand tenslotte tere vakkennis de prijzen wel weg zullen moet goed ogen. slepen en dat de junioren geen kans krijHet is gebruikelijk dat eerst een jury van gen. Niets is minder waar. Ook de junioren 3-4 vakmensen aan ieder te beoordelen doen mee voor de hoofdprijs. Dit jaar werd onderdeel een cijfer geeft, tussen 1 en 10 zelfs een junior Nederlands Kampioen. (in de praktijk tussen 2 en 9). Dus in totaal 40 cijfers. Daarna moeten de deelnemers Om e.e.a. in goede banen te leiden is enook cijfers geven en proberen de jury zo kele jaren geleden de Stichting Nederlands dicht mogelijk te benaderen. Degene met Kampioenschap Tulpen Keuren (www.nkde minste strafpunten is de winnaar. Na tulpenkeuren.nl) in het leven geroepen. afloop ontstaan dikwijls hele discussies Alle medewerkers, zoals de bestuurs- en met de jury. Waarom dat cijfer en niet een juryleden zijn vrijwilligers. Toch zult u kunpuntje hoger of lager? Toch komt het renen begrijpen dat zoiets niet zonder finangelmatig voor dat de betere deelnemers ciële support mogelijk zou zijn, bv. voor de niet meer dan 10 strafpunten hebben. Ik aankoop van prijzen, organisatiekosten en kan u zeggen dat een afwijking van een reiskosten. De Stichting mag zich gelukhalve punt per onderdeel helemaal niet kig prijzen dat een aantal sponsoren deze verkeerd is en 40 halve strafpunten is altijd activiteit wil ondersteunen: CNB, Hobaho, nog een score van 20. Flora-Holland, Interpolis, Productschap Tuinbouw, BloembollenVisie en Flynth. In de loop der jaren is op een achttal locaties een eigen competitie ontstaan. Per Wat is nu de lol van het geheel? Natuurlijk, locatie wordt in een vier- tot tiental afleals je Nederlands Kampioen tulpenkeuren veringen gekeurd. Daarbij zijn alle teeltbent is dat een hele eer. Maar het gaat er gebieden vertegenwoordigd: Breezand/ meer om dat met andere ogen naar (vooral Anna Paulowna , West Friesland, Noordde nieuwere variëteiten) gekeken wordt. oostpolder, Kennemerland, Zuidwest Op deze manier wordt wekelijks door Nederland en de Bollenstreek. In totaal zo’n 500 mensen heel intensief gekeurd, doen zo’n 500 deelnemers mee. Daarbij is maar vooral ook enthousiast gediscussisprake van een senioren en een junioren eerd over de kwaliteit van tulpen en van groep. het tulpenassortiment. Op die wijze worden de deelnemers echte tulpenkenners, Vanuit iedere competitie worden de beste echte vakmensen. En vooral vanwege het senioren en junioren afgevaardigd naar het feit dat er zo veel jongeren aan meedoen Nederlandse Kampioenschap. Dat wordt wordt zo de kennis van het sortiment door altijd eind februari tijdens het HFF gehougegeven aan een volgende generatie. den. De jury bestaat dan uit leden vanuit Sinds twee jaar kunnen ook de bezoekers iedere competitie. Het kan niet anders van het HFF aan een speciale wedstrijd dan dat in de verschillende competities voor bezoekers deelnemen. afwijkingen in de beoordeling voorkomen.
Museum-Praat nr. 77 • pagina 6
Scholieren exposeren in de Zwarte Tulp (door Wout Koster)
In het kader van de tentoonstelling Lentepoëzie heeft Ria Enter, voorzitter van de onderwijscommissie, een aantal middelbare scholen benaderd met de vraag of ook leerlingen een lentegedicht wilden schrijven. Daarop hebben twee scholen gereageerd. Leerlingen uit 2 havo van het Fioretti-college (locatie Uitermeer) hebben een gedicht gemaakt met als thema ‘lente’. Deze gedichten zijn in de eerste maanden van de expositie tentoongesteld in de corridor. Ze hadden niet alleen gedichten geschreven, maar hadden ook prachtige tekeningen van lentebloemen gemaakt. Deze zijn nog steeds te bewonderen op de tentoonstelling. Ook het Bonavenura-college uit Leiden is benaderd. Docent Nederlands, Adinda
Slingerland, heeft de leerlingen van haar 2 vwo-klas gevraagd om ook een bijdrage te leveren. Een selectie van hun gedichten hangt op dit moment in de corridor en geeft een aardig beeld van hoe jonge leerlingen tegen de lente aankijken. Hieronder de bijdrage van Thomas Versteegen van het Bonaventura-college: Door de polders fiets ik blij, In de maanden maart, april en mei! Lentegeuren komen mij tegemoet, en de lammetjes spelen heel zoet. Zwanennesten zie je overal, en de koeien komen uit de stal! Lente is het mooiste seizoen, Fietsen door de polders, dat ga ik doen!
Boekje ‘De Krokus wijst beton zijn grens’ verkrijgbaar Naar aanleiding van de huidige wisseltentoonstelling ‘Lentepoëzie’ is een selectie van de gedichten en van de bloemenplaten samengebracht in een boekje, met als titel: De Krokus wijst beton zijn grens. Deze titel is ontleend aan één van de ingezonden gedichten. Het is een prachtige uitgave, in rood ingebonden, een aanwinst, niet alleen voor uw boekenkast, maar ook om het zo maar op te pakken en door te lezen. Kortom, een juweeltje en vooral ook een collectors item om zorgvuldig te bewaren voor het nageslacht. Aan dit boekje werkten mee Ineke van Eerdenburg, Gerrit van Oosten, Adri de Roon, Anne Nieuwenhuis en Hans Seijlhouwer. Het is in de museumwinkel te koop voor € 12,50.
Twee viend(inn)en voor het leven Tijdens de feestelijke bijeenkomst ter gelegenheid van de heropening van ruimte 3 vond nog een ander memorabel gebeuren plaats. Twee vrijwilligers, die onlangs als zodanig afscheid hebben genomen, werden in het zonnetje gezet. Het betrof Marleen van Grieken die jarenlang actief is geweest als beheerder, daarnaast Voorzitter Arie Breure met de twee vriend(inn)en voor het leven: Marleen van Grieken en Hannie Zandvliet “foto Arie in ’t Veld” zorgde ze maandelijks voor de verwerking van de financiële maandafrekeningen, was ze ook toezichthouder bij partijen enz. enz. De tweede dame die dit betrof was Hannie Zandvliet. Ook zo’n trouwe vrijwilligster die jarenlang, als beheerder, maar vooral ook Het museum verwelkomt onderstaande de verhuur van de comparitie voor partijen nieuwe gildeleden: en feesten voor haar rekening nam. Twee SNS Bank Lisse ex-vrijwilligsters die heel veel voor het muGebr. P & M Hermans, Voorhout seum hebben betekend. Het bestuur heeft LUBA Uitzendbureau, Rijnsburg besloten deze twee dames te benoemen ABS Brouwer Lisse, Noordwijk als ‘Vriend(inn)en voor het leven’. Technisch Bureau Gebra, Noordwijkerhout Marleen en Hannie, ook namens alle vrijwilligers: Bedankt voor alles, van harte geBij vergissing werd de naam van het ‘Gilfeliciteerd met deze benoeming en het ga delid ABNAMRO MeesPierson Wassejullie goed. naar’ in Museum-Praat nr. 76 verkeerd vermeld, waarvoor excuses.
Nieuwe Gildeleden
Nieuwe website in de maak Nadat er al heel lang over de website van het Museum wordt gesproken, heeft het bestuur van het museum enige tijd geleden besloten dat vernieuwing er van moet plaatsvinden. Er is inmiddels een echte start gemaakt met het realiseren van een nieuwe website, die aan de eisen des tijds voldoet. Daarbij zullen er ook mogelijkheden worden gecreëerd om de sociale media vanuit het museum te kunnen toepassen. Dat geeft wellicht nieuwe mogelijkheden om potentiële bezoekers aan het museum op de hoogte te brengen en te houden. De nieuwe website wordt ontworpen door Jos en Viktor Hachmang uit Noordwijkerhout en zal gebouwd worden door Paul van der Putten ( Pluslive) uit Hillegom. Als een en ander is gerealiseerd, zal Van der Putten de taak van de huidige webmaster Nico Valstar volgens afspraak met beiden overnemen. Niet alleen de website zal in een nieuw jasje worden gestoken. Ook de huisstijl zal een facelift krijgen. Inmiddels is er al een mogelijk nieuw logo ontstaan, maar daarover een volgende keer meer.
Museum-Praat
nr. 77 • pagina 7
Een beheerder verveelt zich bijna nooit, maar.... (door J. Hein de Boer)
Aan het woord is Frans van Eeden, zoon uit een bekend bloem bollenges lacht en afkomstig uit Noordwijkerhout. “Ik ben met de bloembollen opgegroeid,” aldus mijn gastheer, “en moest net als anderen al op jonge leeftijd meehelpen op het bedrijf van mijn vader. Wij woonden vlak bij Van Nobelen, de bouwer van veel machines, die in de sector werden gebruikt. Ik herken dan ook veel van de gereedschappen in het museum. Ik heb er immers vaak zelf mee moeten werken. Mijn vader”, aldus Van Eeden, “was een van de eersten, die de machines die Van Nobelen bouwde, in de praktijk uittestte en als loonwerker ook bij anderen deze wonderen der techniek mocht demonstreren”. Ik spreek dus met een vakman, maar ben natuurlijk niet gekomen om dat aan het papier toe te vertrouwen. Het gaat om de functie die Frans van Eeden vervult binnen Museum de Zwarte Tulp, namelijk die van beheerder.
Beheerder word je niet zo maar.
Na 40 jaar werkzaam te zijn geweest binnen het voortgezet speciaal onderwijs, besloot Van Eeden andere dingen te gaan doen. Na een korte periode van gewoon niets doen, werd na het lezen van een advertentie met verschillende functies contact gezocht met het Museum de Zwarte Tulp. Dat resulteerde op 1 september 2006 in een functie bij de presentatiecommissie. “Wellicht waren mijn talenten met klussen daar de reden voor”, aldus Van Eeden. “Mijn eerste activiteiten betroffen de opbouw van een wisseltentoonstelling over de Leidse Trekvaart. Die werkzaamheden vroegen ontzettend veel van mijn tijd. Toen ik daarop werd gevraagd, om als projectleider voor volgende wisseltentoonstellingen te willen gaan functioneren was mijn keuze snel gemaakt. Immers vrijwilligerswerk is niet hetzelfde als vrijblijvend dingen doen en ik realiseerde me dat ik wel tijd aan het Museum wilde besteden, maar niet zo veel tijd. In die periode had Jan van der Ham, beheerder en voorzitter of zo iets van de beheerders, besloten het museum te verlaten. Van der Ham heeft mij uiteindelijk gevraagd zijn functie
als beheerder te willen overnemen en dat heb ik toen gedaan. Voor het beheerdersschap behoef je geen opleiding te volgen, maar ik ben natuurlijk niet zo maar los gelaten. Na een periode van meedraaien met andere beheerders, om de kneepjes van het vak te leren, werd ik uiteindelijk een van hen”.
Vervelen is niet nodig, maar dagen zijn soms erg lang.
“De belangrijkste taak van de beheerder is tijdens zijn of haar “dienst” het museum te laten draaien. De beheerder is de verantwoordelijke persoon tijdens de openingsuren. Samen met meestal 2 gastheren of gastvrouwen wordt er voor de dagelijkse gang van zaken gezorgd. Voor de beheerder begint dat met de opening van het museum en het aanzetten van alle apparatuur die in het museum aanwezig is. Vervolgens moet de post worden doorgenomen en verdeeld en wordt de computer gestart. De inbox wordt vervolgens bekeken en ook daar vindt verdeling van de “post” plaats. Belangrijk is ook het beantwoorden van de telefoon. Afspraken worden gemaakt voor bijv. rondleidingen en mensen worden doorverwezen als zij informatie willen hebben over de huur van de comparitie of als zij die ruimte willen vastleggen. Soms ook komen er mensen langs, die spullen hebben en denken dat het museum daarvoor wel belangstelling kan hebben. Bij acceptatie van die spullen moeten er formulieren worden ingevuld. Daarbij is het heel belangrijk om te weten of men die spullen wil schenken of in bruikleen wil afstaan. Aan het einde van de dag dient de beheerder er voor te zorgen dat het museum weer netjes wordt afgesloten en dat de beveiliging wordt ingeschakeld. Een leek zou de indruk kunnen krijgen”, aldus Van Eeden, “dat er dus nogal wat werk te doen is. Dat is helaas niet elke keer het geval. Soms duren de dagen voor de 3 aanwezigen personen wel heel erg lang. Dat is vooral de laatste tijd het geval. De huidige tentoonstelling trekt veel te weinig bezoekers. Er zijn zelfs dagen dat er vrijwel niemand komt en dat is echt jammer, want ‘Lentepoëzie’ is het bezoeken echt waard”.
Beheerder zijn en andere activiteiten doen... “Ook al is het soms rustig, het beheerder
zijn is voor mij vanwege ander vrijwilligerswerk moeilijk te combineren met andere functies binnen het museum”, vindt Van Eeden. “Dat betekent niet dat ik niets anders doe hoor. Ik help nog op afroep om de comparitie in orde te maken voor bijeenkomsten en sta genoteerd als er na sluitingstijd door de beveiliging wordt gebeld. Dat gebeurde onlangs nog toen wij in het noorden van Noorwegen naar de prachtige natuur keken. Ik was vergeten om mij af te melden. Gelukkig is een en ander toch nog op z’n pootjes terecht gekomen”. Op mijn vraag of Van Eeden gemakkelijk met buitenlandse bezoekers om kan gaan, verneem ik dat dat met Engels en Duits nog redelijk lukt. “Ik ben echter jaloers op mensen die meerdere talen vloeiend spreken,” aldus Van Eeden.
Nog steeds met bloembollen bezig.
Tijdens ons gesprek blijkt dat Van Eeden nog steeds met de sector te maken heeft. Zijn schoonzoon en dochter hebben een eigen bedrijf en telen nog bloembollen. De kennis over het vak komt goed van pas, want regelmatig nodigt Van Eeden mensen uit om naar het museum te komen. Hij kan dan direct uiteenzetten dat daar geen bloeiende bollenvelden te zien zijn. Onderweg naar buiten worden er tussen vader en dochter, die inmiddels is gearriveerd, nog een paar afspraken gemaakt om bollen bij Koelhuis Hillegom op te halen en naar een bedrijf in Noordwijkerhout te brengen. Van Eeden leerde namelijk ooit een vrachtwagen te besturen en kan dat nog steeds. Vandaar.
‘Lentepoëzie’ verlengd De huidige wisseltentoonstelling is wegens succes verlengd tot en met 16 december 2012. Tot die datum kunt u nog genieten van de diverse (bloem)bollengedichten, luisterliedjes en van de bloemenplaten. De collectie bloemenplaten is medio september voor de tweede keer gewisseld, zodat nu voor de derde keer een selectie van de verzameling van de heer Anne Nieuwenhuis gepresenteerd wordt. Ga er nog van genieten zolang het kan.
Museum-Praat nr. 77 • pagina 8
Drukkerij van Lierop: Sterkste Schakel in de categorie Communicatie en Publieksprijs (door G. van Oosten) In de rubriek “Een Gildelid aan het Woord” dit keer een gesprek met de directie van drukkerij Van Lierop in Hillegom.
Drukkerij Van Lierop geeft hoog op over communicatie
Ze praten nog altijd met verve over hun vak: Frans en Ad van Lierop. Ook na veertig jaar leiding te hebben gegeven aan de drukkerij die hun naam draagt. Sinds elf jaar doen ze dat uit een fraai bedrijfspand op het industrieterrein Hillegom-Zuid. En ze hopen dat nog wel even vol te houden ook, ondanks dat de markt op z’n zachtst gezegd, niet meewerkt. Grootvader Van Lierop, zelf postbode, startte in 1925 een typeschool. Zijn zoon Jan nam in 1947 diens typeschool over en breidde de activiteit uit met het geven van steno en maakte zijn “Instituut van Lierop” zoals zijn zaak bekend werd, met de aanschaf van een stencilmachine compleet. Van de drie zonen en vier dochters waren het Frans (nu 62) en Ad (nu 59), die geacht werden hun vader te komen helpen. Er moest steeds meer werk worden verzet nadat in 1963 de eerste offsetpers werd aangeschaft, waarmee fraai drukwerk vervaardigd kon worden. De tot dan als ‘Erkende Copieerinrichting’ bekend staande zaak veranderde in ‘Drukkerij Van Lierop’. De beide zoons leerden het vak in eerste instantie in de praktijk en vulden later hun kennis van allerlei soorten drukwerk aan door het volgen van diverse opleidingen. Sindsdien groeide de drukkerij uit tot een solide onderneming, die nogal eens in Hillegom van pand moest verwisselen omdat de werkzaamheden toenamen. Elf jaar geleden werd verhuisd naar het industrieterrein Hillegom-Zuid, vanwaar men nu met in totaal zeven mensen de klanten bedient.
Moeilijke tijden
Van de veertig jaren, die de heren Van Lierop in het vak zitten, zijn de laatste jaren nu niet de beste. De intrede van de computer heeft heel wat papier verdrongen, zo laat firmant Frans weten. Men krijgt veel informatie thuis door e-mails en dat merkt ook PostNL. Daarnaast zijn papieren uitgaven verdwenen en worden nu als bv. een digitale nieuwsbrief aangeboden op websites. Ook de huidige economische situatie doet het aanbod van werk voor de drukkerij geen goed. Bedrijven gaan failliet en gaan dus als klant verloren. En sommige branches, zoals de vele garagebedrijven krijgen informatie centraal van hun dea-
lers aangeleverd. Bloembollenbedrijven daarentegen mogen de heren VanLierop gelukkig nog wel als hun clienten verwelkomen. Reclames met fraai drukwerk van bolbloemen in allerlei kleuren en prijscouranten doen het nog altijd goed. Ook het vervaardigen van een groot aantal kerken verenigingsbladen, huisstijlen voor veel lokale en regionale (MKB)bedrijven en familiedrukwerk, zoals geboorte- en trouwkaarten, behoren tot de dagelijkse activiteiten. Niettemin kan niet worden afgewacht of er werk zit aan te komen. Daarom vind je broer Ad nogal eens ’langs de weg’, zoals dat heet, om werk binnen te halen. ”En we leggen veel nadruk op communicatie met de klant. Niet het alleen maar aanpakken van werk, maar het meedenken hoe dat wat de cliënt wil, beter en mooier kan voor dezelfde prijs, doet mond-op-mond reclame ontstaan”
De Sterkste Schakel
De beide heren Van Lierop kunnen nog ontspannen voor hun bedrijfspand staan.
Colofon Redactieteam:
Marius Nieuwenhuis Wout Koster Hein de Boer Gerrit van Oosten
Opmaak/druk: Drukkerij van Lierop Hillegom
Die aanpak wordt gewaardeerd. Dit jaar kreeg drukkerij Van Lierop daarvoor als onderscheiding de penning ‘De Sterkste Schakel’, een onderscheiding van het zakenblad Rijnland Business, dat alle bedrijven in Rijnland en de Duin- en Bollenstreek op een aantal vakgebieden, waaronder communicatie onderzocht. En als klap op de vuurpijl kreeg men daarbij ook nog eens de publieksprijs toegekend. Voor de heren Van Lierop het bewijs dat ze op de goede weg zijn. Men blijft goed draaien, hebben ondanks de economische malaise geen personeel hoeven te ontslaan. En ze prijzen zich gelukkig dat ze behoren tot de 2600 drukkerijen die ons land nog rijk is. Dat mogen ze ook wel zijn, want het zijn er, tot zo’n drie jaar geleden, ooit bijna 4000 geweest. Behouden wat behouden kan en moet worden is ook de reden geweest Gildelid van het museum te worden. Dat men ook Museumpraat enkele keren per jaar drukt was geen voorwaarde, maar is wel mooi meegenomen.