Project in opdracht van het Bestuur van de Gezondheidszorg van het Ministerie van Sociale zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu inzake onderzoek en ontwikkeling
“Analyse van het verbruik en kostprijs van medische materialen bij PNVS/MRS-patiënten in een RVT” EINDRAPPORT
Oktober 2006
INHOUDSTAFEL
Hoofdstuk I – Voorstelling project 1. Doelstellingen 2. Financiering RVT ’s en comapatiënten
p. 3 p. 3 p. 3
Hoofdstuk II – Methodologie 1. Beschrijving stappenplan 2. Registratiemethode 3. Keuze van de deelnemende RVT 4. Timing project
p. 6 p. 6 p. 7 p. 8 p. 11
Hoofdstuk III – Resultaten gevoerde benchmarking 1. Benchmarking 2. Respons voorzieningen 3. Omschrijving van de doelgroepen binnen de RVT 4. Verbruiksmaterialen 4.1. De artikelomschrijving 4.2. Materiaalkost 4.3. Variabelen die invloed hebben op het verblijf 5. Prioriteiten voor een kwaliteitsvol verblijf 6. Infrastructuur RVT
p. 12 p. 12 p. 12 p. 14 p. 16 p. 16 p. 17 p. 20 p. 22 p. 23
Hoofdstuk IV – Conclusies
p. 24
Bibliografie
p. 25
Tabellen Grafieken
p. 26 p. 26
BIJLAGEN
p. 27
2
HOOFDSTUK I – VOORSTELLING PROJECT AC STRUCTU
1. DOELSTELLINGEN De studie “Analyse van het verbruik en de kostprijs van medische materialen” kadert binnen de werkzaamheden van het federaal deskundigenplatform “coma”, dat is opgericht in naleving van het protocol van 24 mei 2004 betreffende het gezondheidsbeleid t.a.v. patiënten in een persisterende vegetatieve status. Het project “Analyse van het verbruik en kostprijs van medische materialen bij pnvs of mrs patiënten in een RVT” heeft tot doel inzicht te bieden in het verbruik van medische materialen in functie van types RVT-patiënten (al dan niet PVS/MRS patiënt). Onderzoek naar de relatie tussen het verbruik en de kostprijs van medische materialen en de diagnose zullen het mogelijk maken indicatoren af te leiden die bruikbaar kunnen zijn bij het toetsen van huidige financieringswijze van deze medische materialen en die als basis kunnen dienen voor een mogelijke hervorming van deze financiering. De aandacht in de studie gaat dus eveneens naar de volgende variabelen: de wijze van verzorging, het aangewende materiaal en hulpmiddelen, de ingezette personeelsequipe, de infrastructuur, de diversiteit en variabiliteit van zorgen van de patiënten en de kostenelementen. De selectie van een voldoende grote aanvullende set van voorzieningen bij het bepalen van kosten voor het verbruik van medische materialen en het afleiden van indicatoren voor verbruik, voorkomt een specifieke bias in het systeem. Een multicentrische aanpak van de studie moet garant staan voor de representativiteit van de vastgestelde resultaten voor gans België.
2. FINANCIERING RVT’S EN COMAPATIËNTEN Voor de dagelijkse zorg en dienstverlening ontvangt een RVT hoofdzakelijk bijdragen van de bewoner en financiering van de overheid1. 1. Bijdrage van de bewoner Elke bewoner betaalt voor zijn verblijf een dagprijs. De hoogte ervan kan sterk verschillen naargelang de instelling. Aangezien het pakket diensten dat erdoor gedekt wordt niet voor elke instelling gelijk is, kan men deze bedragen niet zo maar met elkaar vergelijken. De conventie tussen de verzekeringsinstellingen enerzijds en de rust- en verzorgingstehuizen anderzijds bepaalt evenwel dat wie de conventie onderschrijft ermee instemt dat de dagprijs minimaal de logements- en hotelkosten, de kosten voor onderleggers en de kosten voor het onderhoud van het bedlinnen vergoedt. De regionaal uitgewerkte erkenningsnormen voor rusthuizen bevatten soms meer gedetailleerde en bijkomende bepalingen omtrent het dienstenpakket dat door de dagprijs gedekt moet 1
Verniest R., Zorg- en dienstverlening aan ouderen: een stand van zaken. In: Avalosse, H. e.a., De vergrijzing: een collectieve uitdaging. CM Themadossier nr. 5, mei 2005.
3
zijn. Voor de rest bepalen de voorzieningen zelf hoe de dagprijs is samengesteld. Zo zijn er al heel wat die de kostprijs voor het incontinentiemateriaal in de dagprijs verrekenen. Sommige instellingen rekenen zelfs een all-in prijs aan. Er is bepaald dat de dagprijs niet gedifferentieerd mag worden volgens de graad van zorgbehoevendheid van een bewoner. Een onderscheid naar kamertype is wel mogelijk. Aan de bewoners kunnen ook supplementen aangerekend worden voor diensten die niet vergoed worden via de dagprijs, noch via de tegemoetkoming ten laste van de verplichte ziekteverzekering. De meest voorkomende supplementen zijn deze voor persoonlijk kappersbezoek, pedicure, was en strijk van persoonlijk linnen, TV en telefoon. Omwille van het sociaal karakter van de sector zijn rusthuizen onderworpen aan de prijzenreglementering van het ministerie van Economische Zaken. Dit betekent dat elke ingreep in de prijzen – zowel dagprijzen als supplementen – die tot gevolg heeft dat een resident voor hetzelfde pakket aan diensten meer moet betalen, met een dossier aangevraagd moet worden op de Afdeling Prijzen en Mededinging van het ministerie van Economische Zaken. Recent is de reglementering aangepast waardoor een meer automatische procedure van prijsindexering is ingevoerd. Ten slotte betaalt een bewoner een bijdrage voor bepaalde prestaties gedekt door de ziekteverzekering, zoals consultaties door de huisarts: • Een vergoeding volgens de normale regels van de nomenclatuur der geneeskundige verstrekkingen, met eventueel een remgeld ten laste van de bewoner; • De zorgverlener kan boven op de officiële tarieven een supplement aanrekenen. Er is wel expliciet bepaald dat de prestaties die vergoed worden via het Riziv-forfait niet meer mogen worden aangerekend, noch aan de verzekeringsinstelling, noch aan de bewoner. 2. Overheidsfinanciering Bij opname in een RVT voorziet de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering een tegemoetkoming voor de verzorging en de bijstand in de handelingen van het dagelijks leven. Deze tegemoetkoming dekt: • De verzorging door verpleegkundigen en verzorgenden; • De logopedieverstrekkingen; • De bijstand in de handelingen van het dagelijks leven en elke handeling tot reactivatie en sociale reïntegratie, inclusief ergotherapie; • Een welomschreven pakket verzorgingsmaterialen; • De kinesitherapieverstrekkingen; • De taken van de raadgevend en coördinerend arts; • De inspanningen die geleverd worden met het oog op de uitbouw van een palliatieve zorgcultuur. Tot 2003 was het bedrag van de tegemoetkoming afhankelijk van de graad van zorgbehoevendheid van de bewoner. Hiertoe werd een bewoner op basis van zijn score op de afhankelijkheidsschaal KATZ ondergebracht in een bepaalde categorie waarbij elke categorie overeenstemde met een bepaald bedrag. Sedert 1 januari 2004 geldt een nieuw financieringsmechanisme en is de rechtstreekse link tussen de zorgbehoevendheidsgraad van een bewoner en het tegemoetkomingsbedrag voor die bewoner opgegeven. Voortaan wordt voor elke instelling globaal nagegaan wat tijdens een referentieperiode het gemiddeld afhankelijkheidsprofiel is. Dit gebeurt ook hier door de zorgbehoevendheid van de residenten te meten aan de hand van de KATZ-schaal. Op basis 4
van dit instellingsprofiel en de daaraan gekoppelde vereiste personeelsomkadering en bijkomende vereisten, wordt één enkel tegemoetkomingsbedrag per instelling berekend. Dit bedrag kan dan voor alle bewoners gefactureerd worden, ongeacht de graad van zorgbehoefte. 3. Financiering comapatiënten2 Als gevolg van het protocol van 24 mei 2004 betreffende het gezondheidsbeleid ten aanzien van patiënten in een persisterende vegetatieve status, kunnen sedert 1 juli 2004 binnen een aantal RVT ook een aantal ‘gespecialiseerde comabedden’ worden ingericht. Het betreft meer bepaald een speciale erkenning van bestaande RVT-bedden. Voor de zogeheten “comapatiënten” voor wie deze bedden bedoeld zijn, wordt een nieuwe afhankelijkheidscategorie Cc ingesteld. Onder comapatiënten verstaat men patiënten die, ingevolge een ernstig voorval (ernstig hersentrauma, hartstilstand, aderbreuk…), gevolgd door een coma waarvan de ontwakingstechnieken de toestand niet hebben kunnen verbeteren hetzij gedurende minstens drie maanden een persisterende neurovegetatieve status behouden, hetzij een minimaal responsieve status (MRS) behouden. Voor deze patiënten ontvangt een RVT vanuit de ziekteverzekering een supplementaire tegemoetkoming. Hiertoe is wel vereist dat aan een aantal voorwaarden wordt voldaan (vb. inzake personeelsomkadering, een overeenkomst met een deskundig ziekenhuiscentrum).
2
Omzendbrief RVT 2005/3 - Gespecialiseerde comabedden in sommige rust- en verzorgingstehuizen - Koninklijk en ministerieel besluit van 28 februari 2005
5
HOOFDSTUK II – METHODOLOGIE 1. BESCHRIJVING STAPPENPLAN In een eerste stap werd er voor geopteerd om de diverse doelgroepen per verpleegeenheid binnen een RVT te onderscheiden. In een tweede stap wordt er een afbakening gemaakt van een set aan medische materialen en de benodigde data. De onderzoeker onderzocht een aantal pistes ter afbakening van de set gefinancierde medische materialen alsook de voordelen en nadelen van een al of niet boekhoudkundige benadering. De invalshoek ‘boekhouding’, geeft de kosten weer op het moment dat ze in de boekhouding worden opgenomen. De volgende kostenrekeningen werden weerhouden: inkopen steriele producten, inkopen synthesemateriaal, inkopen disposables en klein medische materiaal, inkopen medische gassen, inkopen niet steriele verbanden. Het voordeel hiervan is dat de boekhoudkundige informatie beschikbaar is in alle RVT’s. Maar er zijn tevens enkele nadelen. Het detailniveau na de minimumindeling is vrij te kiezen. Dit leidt tot verschillen in wijze en plaats van boeken, wat op zijn beurt leidt tot niet vergelijkbare informatie tussen RVT’s. De informatie is ook niet tot op het niveau van de verbruikende verpleegeenheid beschikbaar. Het voordeel van de afbakening op basis van een artikelindeling en de datasets inzake afgeleverde goederen is dat er per artikel gedetailleerde informatie van volume en stukprijs is. Een nadeel is dat niet elke RVT beschikt over deze informatie (of niet op verpleegeenheidsniveau). Bovendien noodzaakt het detailniveau van artikelen een uniforme indeling in types van materialen. De artikelindeling groepeert verschillende artikels hiërarchisch in: a) een hoofdartikelsoort b) een artikelsoort In bijlage 1 worden de beschikbare hoofdartikelsoorten en artikelsoorten weergeven. Volgens het onderzoeksteam is een uniforme indeling van de artikels de enige manier om over RVT’s heen een zicht te krijgen op het materiaalverbruik. Een belangrijk effect dat speelt wanneer kosten vergeleken worden is het geheel van de aankoopvoorwaarden van het RVT. In een derde stap wordt daarom het aankoopvoordeel / nadeel van elke RVT ingeschat. Er wordt meer bepaald geprobeerd om per RVT een correctiefactor te bepalen om dit prijseffect uit te schakelen. Dit wordt gedaan aan de hand van een relevante set aan materialen. Eén van de uitgangspunten bij het onderzoek is dat een gedeelte van het verbruik van medische materialen wordt verklaard door specifieke medische en verpleegkundige activiteiten uitgevoerd op de verpleegeenheden. Het identificeren van deze activiteiten is in dit onderzoek gebeurd aan de hand van interviews en observaties. Bij de interviewmethode interviewt de onderzoeker een weloverwogen selec6
tie van medewerkers uit de instelling en/of de zorgeenheid. De interviews namen per instelling minstens 2,5 uur tot 1,5 werkdag in beslag. De analyse van het verbruik van medische materialen in verpleegeenheden behelst het bekijken van verschillende beïnvloedende factoren. Voor eerst kan men verwachten dat de casemix verschillen in gebruik van materiaal verantwoordt.
2. REGISTRATIEMETHODE De doelstelling van de enquête is om een zicht te krijgen op het verbruik en de kostprijs van medische materialen voor patiënten/ bewoners binnen de RVT-sector. Deze enquête wordt in drie onderdelen opgesplitst. Deel 1 Ten eerste werd informatie opgevraagd over het aantal plaatsen binnen de RVT, de organisatiestructuur, de omschrijving van de verpleegafdelingen met vermelding van de totale personeelsomkadering (aantal voltijdse equivalenten verpleegkundigen, paramedici inclusief diensthoofden) en de diagnosegroepen. Deel 2 In het tweede deel werden de verbruiksgegevens in kaart gebracht aan de hand van registratiegegevens. De set aan materialen waarover bijkomende informatie zou worden opgevraagd, werd ontwikkeld door de consultant en werd afgetoetst bij een paar leden van de subwerkgroep die dit project hebben begeleid. Meerdere criteria werden gehanteerd bij het opzetten van dit registratiesysteem: de aanwezigheid van reeds bestaande registratiesystemen, de haalbaarheid en de graad van detail. Betreffende de haalbaarheid werd gezocht naar een evenwicht tussen de bijkomende werkdruk voor het personeel belast met de registratie enerzijds en de minimaal vereiste kwaliteit van de geregistreerde gegevens anderzijds. De artikelindeling werd vervolgens getest door een proefregistratie in twee RVT’s. Op basis van deze proefregistratie werden enkele aanpassingen doorgevoerd in de artikelenlijst. Bovendien werd geconcludeerd dat de indeling in 23 hoofdartikelgroepen niet werkbaar bleek en werd er geopteerd voor 11 hoofdartikelgroepen. Aan de RVT’s werd gevraagd volgende variabelen te registreren: RVT-nummer voor dit project, erkenningsnummer RVT, naam RVT, nummer hoofdartikel, omschrijving artikel, artikelnummer (intern nummer), eenheid van het artikel (vb. stuk, doos, cm), aantal artikelen (eenheden), eenheidsprijs (incl. BTW), totale kostprijs en verbruik per jaar. Aangaande het herbruikbaar materiaal wordt de kostprijs verrekend volgens het theoretisch aantal malen hergebruik. De uniformiteit van de geregistreerde gegevens wordt op meerdere niveaus nagestreefd. Vooreerst werden duidelijke specificaties vastgelegd. Het overgrote deel van de materialen werd geregistreerd door de externe expert. Tabel 8 (zie verder) bevat de gedetailleerde lijst van de te registreren medische materialen gegroepeerd volgens hoofdartikelsoort. 7
Deel 3 In het derde deel werd de aanwezigheid van hulpmiddelen nagegaan en werden de instellingen bevraagd over de noodzakelijke middelen om een kwaliteitsvol verblijf van hun diverse bewoners mogelijk te maken.
3. Keuze van de deelnemende RVT Voor het samenstellen van de steekproef werd gebruik gemaakt van de officieel erkende RVT’s zoals die bij het FOD Volksgezondheid op datum van maart 2006 gekend waren. Voor de steekproeftrekking worden de RVT’s eerst gegroepeerd volgens grootte van de instelling en de geografische spreiding. Vervolgens worden ad random instellingen geselecteerd. Tabel 1: Aantal en grootte van de voorzieningen in de sector RVT Instellingen Bedden Regio Aantal Percentage Aantal Percentage Vlaanderen 597 58,93% 28.465 62,13% Brussel 99 9,77% 5.021 10,96% Wallonië 317 31,29% 12.331 26,91% Totaal 1.013 100,00% 45.817 100,00% In 2006 bevindt 59 % van de RVT-voorzieningen zich in Vlaanderen. Deze 597 voorzieningen vertegenwoordigen 28.465 bedden. Dit komt overeen met 62,13 %. In Wallonië stijgt het aandeel van RVT-bedden en instellingen in de afgelopen 20 jaar. Het aandeel van RVT-bedden bedraagt er in maart 2006 27 %. Het aandeel van RVT-bedden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedraagt al enkele jaren 11 %. Tabel 2.Grootte instelling opgesplitst per regio
Regio Vlaanderen Brussel Wallonië Totaal
< 26 Percentage 139 23,28% 30 30,30% 89 28,08% 258 25,47%
Grootte instelling < 50 % 256 42,88% 29 29,29% 123 38,80% 408 40,28%
=> 50 202 40 105 347
Percentage 33,84% 40,40% 33,12% 34,25%
40,28 % of 408 RVT hebben een beddenaantal tussen 25 en 50 bedden. We vinden 347 instellingen met meer dan 50 bedden en 258 RVT met minder dan 26 bedden. Vlaanderen en Wallonië tellen percentagegewijs het meeste RVT’s met een beddenaantal tussen 25 en 50 bedden. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn er percentagegewijs het meest aantal RVT’s met een beddenaantal groter dan 50 bedden. De enquête werd gericht naar 90 RVT’s waarvan 30 RVT’s met comapatiënten en 60 RVT’s zonder comapatiënten.
8
De 90 voorzieningen werden schriftelijk aangeschreven met een vragenlijst. Het schrijven was gericht aan de directie van de instelling. Er werd uiteraard vooral gevraagd naar hun medewerking door het invullen van de vragenlijst. Daarnaast werd ook gepeild naar hun bereidheid om één van de onderzoekers te ontvangen voor een bezoek ter plaatse. De bevraagde instellingen worden gestratificeerd volgens: - type voorziening (al dan niet met comapatiënten); - regio waarin de voorziening gelegen is (Vlaanderen, Wallonië, Brussel); - grootte voorziening: 3 categorieën gebaseerd op frequentietabel van hun aantal erkende bedden. Tabel 3 bevat een aantal gegevens over de RVT’s met comabedden. Deze RVT’s liggen geografisch verspreid over het land. De meeste RVT’s met comabedden (80 %) hebben een beddencapaciteit van meer dan 50 bedden. Tabel 3. RVT met comabedden - Aantal en grootte van de instellingen
Aantal Regio Antwerpen 4 Vlaams Brabant 1 Limburg 2 West-Vlaanderen 4 Oost-Vlaanderen 3 Totaal Vlaanderen 14 Brussels hoofdstedelijk 3 gewest Waals Brabant 1 Luik 4 Namen 3 Henegouwen 3 Luxemburg 2 Totaal Wallonië 13 Totaal 30
Aantal bedden 486 120 197 257 180 1.240
<26
1 1
%
Grootte instelling <50 %
=>50
%
0,00% 0,00% 0,00% 25,00% 0,00% 7,14%
0,00% 0,00% 0,00% 25,00% 33,33% 14,29%
4 1 2 2 2 11
100,00% 100,00% 100,00% 50,00% 66,67% 78,57%
Aantal coma bedden 25 7 13 20 15 80
0,00%
3
100,00%
20
0,00% 25,00% 0,00% 33,33% 50,00% 23,08% 16,67%
1 3 3 2 1 10 24
100,00% 75,00% 100,00% 66,67% 50,00% 76,92% 80,00%
5 20 15 15 10 65 165
330
0,00%
90 232 189 250 89 850 2.420
0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 3,33%
0 1
1 1 2
1 1 1 3 5
Tabel 4 geeft de 60 RVT’s weer die ad random geselecteerd werden uit de groep van 1.013 erkende RVT’s. Aangezien de ad random selectie een goede geografische verdeling gaf van de instellingen volgens grootte werden er geen correcties uitgevoerd op deze wijze van selectie van RVT.
9
Tabel 4. RVT zonder comabedden - Aantal en grootte van de instellingen
Regio Antwerpen Vlaams Brabant Limburg West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Totaal Vlaanderen Brussels hoofdstedelijk gewest Waals Brabant Luik Namen Henegouwen Luxemburg Totaal Wallonië Totaal
Aantal 4 3 4 11 18 40 3 4 2 9 2 17 60
Aantal bedden <26 % 320 0,00% 221 1 33,33% 322 0,00% 548 1 9,09% 753 4 22,22% 2.164 6 15,00% 125 0,00% 0,00% 122 2 50,00% 78 0,00% 434 1 11,11% 55 1 50,00% 689 4 23,53% 2.978 10 16,67%
Grootte instelling <50 % =>50 2 50,00% 2 1 33,33% 1 1 25,00% 3 3 27,27% 7 9 50,00% 5 16 40,00% 18 2 66,67% 1 0,00% 2 50,00% 2 100,00% 5 55,56% 3 1 50,00% 10 58,82% 3 28 46,67% 22
% 50,00% 33,33% 75,00% 63,64% 27,78% 45,00% 33,33% 0,00% 0,00% 0,00% 33,33% 0,00% 17,65% 36,67%
De doelstelling was om uiteindelijk minstens 30 participerende RVT’s te hebben waarvan 15 RVT met comapatiënten en 15 RVT’s zonder comapatiënten. De verschillen in infrastructuur en gehanteerd materiaal worden bevraagd en in kaart gebracht. Er wordt nagegaan welke architectonische elementen er eventueel zijn aangebracht specifiek voor de behandeling van PVS-patiënten. Er wordt eveneens gekeken naar de aanwezigheid van volgende zaken: rolstoelen, rolzetels, tillift, hoog-laagbedden, aangepaste badof doucheruimte, hoog-laagbad, antidecubitusmatrassen, aspiratiemateriaal, pomp voor sondevoeding, medische gassen, … In een tweede stap worden waar mogelijk enkele gegevens ingezameld met betrekking tot de RVT-patiënten die in de instelling zijn opgenomen. Vooreerst wordt nagegaan op welke wijze men bestaande classificatiesystemen hanteert voor het toekennen van het statuut. Verder worden enkele concrete patiëntengegevens geïnventariseerd zoals leeftijd, geslacht, verblijfsduur, oorzaak van de ziektetoestand, … Voor iedere voorziening worden naast de personeelsbezetting per eenheid, ook de activiteiten geïdentificeerd. Alle activiteiten die een inzet van middelen vergen, worden voor elke RVT-patiënt geteld. Voor iedere activiteit wordt het werkingsmateriaal (sondevoeding, incontinentiemateriaal, verzorgingsmateriaal, …) bepaald. De activiteiten die geïdentificeerd zijn, kunnen op verschillende manieren geregistreerd worden. De meeste participerende RVT worden bezocht en er wordt ter plaatse gebruik gemaakt van de interviewmethode of de observatiemethode.
10
4. TIMING PROJECT De looptijd van het ganse project bedroeg zeven maanden. Het onderzoeksproject zelf liep in de periode van juni tot oktober 2006. De maanden april en mei werden gebruikt om de methodologie te ontwikkelen en te valideren. In de maand juni werden de enquêtes verstuurd. Aangezien de respons op de schriftelijke enquête heel laag was, werden die RVT’s bezocht die uit de groep blijk gaven aan dit project mee te willen werken. Bovendien werd tevens eind augustus en begin september een extra oproep tot medewerking gedaan naar de geselecteerde RVT zonder comapatiënten. Dit moest toelaten om nog nauwkeuriger vaststellingen te doen.Schema: opbouw en verloop van het project APR IL 2006
O n tw ikkling m ethodolo gie
M EI 2006
Valid atie m etho dologie d oor 2 rvt's
JU N I 2006
Verstu ren enquête
JU N I - SEPT EM B ER 2006
B ezoek instellin g
An alyse resultaten en feedback O K T O B ER 2006
11
HOOFDSTUK III – RESULTATEN GEVOERDE BENCHMARKING 1. Benchmarking In onze maatschappij is benchmarking een vaak gehanteerd evaluatie-instrument. Het begrip benchmarking verwijst naar een proces waarbij de prestaties van de eigen instelling geplaatst worden tegenover deze van de andere instellingen die op hetzelfde terrein actief zijn. Meer bepaald is het een techniek die de verschillende facetten van het interne organisatiegebeuren (met name kostobjecten, activiteiten, processen, ...) plaatst tegenover de op dit vlak best presterende organisatie, zoals in dit geval een RVT of entiteit. Dit geeft voor de ganse instelling of voor een afdeling ervan een goed beeld van de eigen efficiëntie en effectiviteit. Op basis van de vastgestelde verschillen kunnen de instellingen, indien gewenst en aangewezen, de eigen procedures en methodes dan aanpassen. In deze beperkte studie heeft de benchmarking louter een vergelijking tussen instellingen tot doel.
2. Respons voorzieningen Zoals aangegeven werden in het totaal 90 voorzieningen aangeschreven en om hun medewerking gevraagd (zie tabel 5). Deze voorzieningen beschikken samen over 5.398 bedden. De globale respons bedroeg na twee maand 17 % bij RVT’s met comapatiënten en amper 2 % bij RVT’s zonder comapatiënten. Hierop werden een aantal directies van instellingen telefonisch gecontacteerd met de vraag of ze bereid waren het onderzoeksteam ter plaatse te ontvangen voor het inzamelen van een aantal gegevens. Na een aantal bezoeken aan de RVT’s werd de globale respons opgetrokken tot 17 RVT met comapatiënten (57 %) en 15 RVT (17 %) bij de RVT’s zonder comapatiënten (zie tabel 5).
Tabel 5. Totale respons Instellingen Regio Aantal Percentage Vlaanderen 19 100,00% Brussel 1 100,00% Wallonië 12 100,00% Totaal 32 100,00%
< 26 2 0 1 3
% 23,28% 30,30% 28,08% 25,47%
Grootte instelling (bedden) < 50 % < 100 % < 200 % 4 42,88% 10 33,84% 3 15,79% 0 29,29% 1 40,40% 0 0,00% 6 38,80% 4 33,12% 1 8,33% 10 40,28% 15 34,25% 4 12,50%
De respondenten worden gestratificeerd volgens: - type voorziening (al dan niet met comapatiënten); - regio waarin de voorziening gelegen is (Vlaanderen, Wallonië, Brussel); - grootte van de voorziening: 3 categorieën gebaseerd op frequentietabel van hun aantal erkende bedden.
12
Tabel 6 bevat gegevens over de respondenten ‘RVT’s met comapatiënten’. Van de 30 aangeschreven voorzieningen zijn er 17 die hun medewerking aan het project hebben verleend. We stellen vast dat er een goede geografische spreiding is van deze RVT’s. Ook bekwamen we een goede spreiding naargelang de grootte van de instelling. Tabel 6. Respons - RVT met comapatiënten Regio Antwerpen Vlaams Brabant Limburg West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Totaal Vlaanderen Brussels hoofdstedelijk gewest Waals Brabant Luik Namen Henegouwen Luxemburg Totaal Wallonië Totaal
Aantal 2 2 3 3 10 1 2 2 2 6 17
Aantal bedden 217 197 185 180 779 74 97 195 89 381 1.234
< 26 1 1 0 1
Grootte instelling < 50 < 100 1 1 1 1 1 2 2 5 1 1 1 1 1 1 3 2 5 8
< 200 1 1 2 1 1 3
Aantal comabedden 12 13 15 15 55 6 10 10 10 30 91
Voor RVT’s zonder comapatiënten stelden we vast dat de motivatie om deel te nemen aan dit project niet zo evident was als gedacht. Het was evenwel noodzakelijk dat zij participeerden omdat het belangrijk was om een controlegroep te hebben. De controlegroep bestaat uit RVT’s die geen comapatiënten hebben. Dankzij bijkomende inspanningen konden toch voldoende gegevens ingezameld worden. Tabel 7 bevat enkele gegevens voor de respondenten ‘RVT’s zonder comapatiënten’. Tabel 7. Respons - RVT zonder comapatiënten
Antwerpen Vlaams Brabant Limburg West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Totaal Vlaanderen Brussels hoofdstedelijk gewest Waals Brabant Luik Namen Henegouwen Luxemburg Totaal Wallonië Totaal
Aantal Aantal bedden 3 262 1 25 1 90 1 58 3 162 9 597 1 25 1 38 4 204 6 267 15 864
< 26 1 1 1 1 2
Grootte instelling < 50 < 100 1 1 1 1 1 2 2 5 1 2 2 3 2 5 7
< 200 1 1 0 1
13
Ook binnen de controlegroep hebben we een evenwichtige geografische spreiding gevonden van deelnemende RVT’s. Enkel voor het Brussel Hoofdstedelijk gewest zijn geen van de 6 geselecteerde RVT’s bereid gevonden om volledig te participeren aan het project.
3. Omschrijving van de doelgroepen binnen de RVT Data over de onderscheiden doelgroepen zijn vrijwel niet beschikbaar. Dit probleem wordt algemeen erkend. Aan de RVT’s werden informatie gevraagd betreffende de doelgroepen die aanwezig zijn binnen de voorziening, opgesplitst per verpleegeenheid. Op basis van de ontvangen informatie konden volgende doelgroepen onderscheiden worden: de comapatiënten (PVS), de personen met niet aangeboren hersenletsels (NAH) en dan meer specifiek de niet-degeneratieve vormen (TBI, CVA, andere), de dementerende patiënten en andere (bvb. Kankerpatiënten, hartpatiënten, sociale patiënten, …). NAH wordt gedefinieerd als een beschadiging van het hersenweefsel die na de geboorte is ontstaan. Bij de beschrijving van de doelgroep NAH beperken we ons in dit onderzoek tot de niet-degeneratieve vormen. Hieronder valt NAH met een acuut, plots ontstaan, verder onderverdeeld in: traumatisch NAH (na een ongeval, val,…) waaronder de PVS patiënt en niettraumatisch NAH. Tot deze laatste behoren hersenbloeding of –infarct (CVA of cerebrovasculair accident), langdurig zuurstoftekort of anoxie (bij hartstilstand, bijna-verdrinking, verhanging,…), een infectie (meningitis of encefalitis), een tumor, vergiftiging of intoxicatie (bv. alcohol, drugs,…). De niet-degeneratieve vormen maken binnen de studie over de hele lijn meer dan 20 % van het totaal aantal gerapporteerde personen uit, dit zowel in Vlaanderen, Brussel als Wallonië en over de sectoren heen. Grafiek 1 geeft een overzicht van het aantal gerapporteerde RVT-patiënten opgesplitst naar de onderscheiden doelgroepen. De studie richt zich naar alle RVT-patiënten zonder onderscheid te maken naar leeftijd. We stellen weinig verschillen vast tussen de testgroep (RVT’s met comabedden) en de controlegroep (RVT’s zonder comabedden). De grootste onderscheiden groep zijn de dementerende patiënten. Binnen de RVT met comapatiënten behoren 56 % van de patiënten tot de dementerende patiënten. Bij de RVT’s zonder comabedden is dit aandeel nog iets groter.
14
Grafiek 1: De onderscheiden doelgroepen 70,0% 60,0% 50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0%
PVS
Dementie
NAH
andere
RVTcoma
6,9%
55,8%
21,0%
16,3%
RVT
0,0%
58,4%
20,2%
21,4%
Diagnose
Voor 70 % van de deelnemende RVT met en zonder coma hebben we bovendien informatie verkregen over de afhankelijkheidscategorie van de patiënten die op 1 juli in de RVT’s verbleven.
Grafiek 2. Patiëntenpopulatie opgesplitst per afhankelijkheidscategorie 70,0% 60,0% 50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0%
B
C
Cd
RVTcoma %
16,7%
20,2%
63,1%
RVT %
17,4%
22,4%
60,2%
15
Binnen de RVT’s met comapatiënten is een grote meerderheid van de bewoners op basis van de KATZ-schaal ondergebracht in de categorie Cd (63,1 %). 16,7 % van de bewoners behoort tot de categorie B en 20,2 % tot de categorie C. Voor de RVT’s zonder comapatiënten hebben we voor de afhankelijkheidscategorieën B, C en Cd een aandeel van respectievelijk 17,4 %, 22,4 % en 60,2 % van de bewoners.
4. Verbruiksmateriaal Na validatie van de dataset wordt, ter hoogte van de onderzoekscel, overgegaan tot de dataanalyse. Om het verbruik van medische materialen weer te geven, wordt voor elke voorziening eerst de globale kostprijs voor medische materialen berekend. Vervolgens wordt de verdeling van de totale kostprijs over de verschillende hoofdartikelsoorten bepaald. 4.1. De artikelomschrijvingen De doelstelling van het project is om tot een methodologie te komen die kan toegepast worden in alle RVT’s. Aangezien elk RVT specifieke materialen gebruikt, hebben we de materialen ingedeeld volgens • •
Het volume (kwantiteit); De waarde (scheiding van de producten wanneer de eenheidsprijs te veel verschilt; wij hebben bijvoorbeeld een onderscheid gemaakt tussen de butterfy naalden en de andere naalden).
Wij bekomen op deze manier 11 hoofdcategorieën. Elke categorie wordt tevens onderverdeeld in subcategorieën. Tabel 8 geeft een overzicht van de onderscheiden hoofdcategorieën en de verdere opdeling in subcategorieën. Op basis van de Paretoanalyse hebben we de lijst kunnen opstellen van de materialen waarvoor een registratie interessant zou kunnen zijn. Tabel 8. Artikelomschrijving – hoofdcategorie en benaming product Benaming hoofdcategorie WONDZORG
COBENAMING PRODUCT DE 10001 NIET TERUGBETAALBARE ANTISEPTICA EN DESINFECTANTIA 10002 ONTSMETTINGSTOFFEN 10003 ZWACHTELS EN WINDSELS 10004 COMPRESSEN 10005 VERBANDSTOFFEN 10006 ZELFKLEVENDE VERBANDEN 10007 VERBANDSETS 10008 KLEEFMATERIALEN 10011 VERBANDEN
WONDZORG WONDZORG WONDZORG WONDZORG WONDZORG WONDZORG WONDZORG GASTROSTOMIE: VERBANDEN& MATERIALEN INSULINESPUITEN 10021 INSULINESPUITEN TRACHEOSTOMIE 10031 ASPIRATIESONDE TRACHEOSTOMIE 10032 VERBANDEN EN MATERIALEN
16
CODE TRACHEOSTOMIE 10033 TRACHEOSTOMIE 10034 IM EN SC INSPUITINGEN 10041 IM EN SC INSPUITINGEN 10042 PERFUSIEMATERIAAL 10051 PERFUSIEMATERIAAL 10052 ZUURSTOF – EN AËROSOL 10061 THERAPIE BEADEMINGSMATERIAAL 10071 BEADEMINGSMATERIAAL 10072 BEADEMINGSMATERIAAL 10073 INCONTINENTIEMATER. 10081 INCONTINENTIEMATER. 10082 INCONTINENTIEMATER. 10083 INCONTINENTIEMATER. 10084 INCONTINENTIEMATER. 10085 AROMATHERAPIE 10091 GLUCOSTICKS 10101 Benaming hoofdcategorie
BENAMING PRODUCT FIXATIEMATERIALEN SPECIFIEKE MATERIALEN SPUITEN NAALDEN CATHETER LEIDINGEN MATERIALEN LEIDINGEN FILTERS EN KUNSTNEUS BEVOCHTINGINGSMATERIAAL LUIERS BROEKJES CONDOOMSONDE BLAASSONDE URINEZAK ETHERISCHE OLIËN GLUCOSTICKS
Voor iedere activiteit wordt het verbruik van materiaal geregistreerd. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen de 11 categorieën. Iedere hoofdcategorie wordt verder onderverdeeld zoals voorgesteld in tabel 8. De aard van het gebruikte materiaal wordt bepaald door de aard van de handeling. In het gebruik van materialen zijn tussen de instellingen heel wat verschillen vastgesteld, zowel op het vlak van de omvang als op het vlak van de aard. Dit wordt veroorzaakt door verschillen in instellingscultuur en verschillen in zorgopdracht. Het spreekt voor zich dat deze verschillende wijze van werken voor verschillen zorgt in de kostprijs.
4.2. Materiaalkost Als maatstaf van centrale tendentie wordt, zowel voor de totale kostprijs als voor de verdeling per hoofdartikelsoort, de mediaan berekend. Aangezien het materiaalverbruik binnen de RVT’s vaak grote verschillen vertoont, wordt ervoor geopteerd om de mediaan en niet het gemiddelde te berekenen. Op deze manier wordt het effect van extreme waarden enigszins geneutraliseerd. Outliers trekken het gemiddelde immers in hun richting. Grafiek 3 geeft een aantal samenvattende statistieken weer over de materiaalkost per dag. Dit is gedaan in de vorm van boxplots die informatie geven over de mediaanwaarde, het 25ste percentiel, het 75ste percentiel, de minimum-en maximumwaarde die geen statische uitschieters vormen. Bovendien worden uitschieters (outliers en extreme waarden) weergegeven in de vorm van een ° of een *. Een outlier is een observatie waarvan de waarde ver verwijderd is van de meerderheid der observaties. Een outlier wordt gedefinieerd als een waarde waarvan de afstand tot het dichtst bijgelegen kwartiel groter is dan 1,5 keer de interkwartielafstand. Een extreme waarde is een waarde die 3 boxlengtes verwijderd is van de bovenste of onderste lijn van de box.
17
Grafiek 3: Gemiddelde materiaalkost per dag (in €) 20 1
18
2 13
16
Kostprijs (in euro)
14 12 10
5
8 6 4 2 0 PVS
DEMENTIE
NAH
Uit grafiek 3 kan vooreerst worden afgeleid dat de kostprijs voor materiaal bij de dementerende patiënten en de niet-degeneratieve NAH’ers de laagste mediaanwaarde heeft, zijnde respectievelijk 4,28 euro en 4,35 euro per dag. Bij de dementerende patiënten wijkt de mediaanwaarde 4,28 euro sterk af van het gemiddelde zijnde 5,40 euro. De lijn binnenin de box is de mediaanwaarde voor de groep van observaties. Bij de dementerende patiënten werd verder een minimumwaarde opgetekend van 1,35 euro en een outlier (maximumwaarde) van 18,82 euro. Uit de figuur blijkt duidelijk dat de spreiding het grootst is binnen deze doelgroep. Dit kan afgeleid worden uit de grote afstand tussen de beneden- en bovengrens van de box en de whiskers. De doelgroep NAH (niet degeneratieve) heeft een gemiddelde waarde 4,88 euro en als mediaanwaarde 4,35 euro. De doelgroep PVS kan beschouwd worden als het duurste te behandelen en verzorgen doelgroep voor wat betreft de materialen. De mediaanwaarde bedroeg 4,86 euro, de gemiddelde waarde 6,04 euro. De doelgroep ‘andere’ had een gemiddelde kostprijs van 2,94 euro met een mediaanwaarde van 2,28 euro. Omdat de doelgroep ‘andere’ bestaat uit een sterk onderscheiden populatie van patiënten is deze groep niet verder geanalyseerd. Grafiek 4 geeft weer hoe de totale kostprijs verdeeld is over de verschillende types materiaal.
18
De gemiddelde totale materiaalkost voor PVS-patiënten bedraagt 6,04 euro per dag. Daarvan neemt incontinentiemateriaal (1,99 euro) de belangrijkste deel voor zich. Vervolgens is het materiaal voor gastrostomie 1,70 euro en materiaal wondzorg voor een bedrag 1,22 euro. Deze bedragen zijn bekomen door gedurende een jaar het verbruik na te gaan van het medisch materiaal van de betrokken patiënten rekening houdend met de populatie op de verpleegafdelingen binnen de onderzochte RVT. De gemiddelde kost voor dementerende patiënten bedraagt 5,40 euro. Daarvan neemt het incontinentiemateriaal met 1,82 euro ook het grootste aandeel in. Ook bij de NAH-patiënten (niet-degeneratief) neemt het incontinentiemateriaal de grootste kost voor zich. De gemiddelde kost bij NAH-patiënten bedraagt 4,88 euro. Grafiek 4. Gemiddelde materiaalkost per dag, opgesplitst per artikel (in €) Glucosticks
7,00
Aromatherapie
Kostprijs (in euro)
6,00
Incontinentie
5,00
Beademing
4,00
Zuurstof- & aerosol
3,00
Perfusiemateriaal IM en SC inspuitingen
2,00
Tracheostomie
1,00
Insulinespuiten
0,00
Gastrostomie
nah
pvs
dementie
Wondzorg
In grafiek 5 wordt het aandeel van de diverse artikelen percentagegewijs weergegeven.
Grafiek 5. Materiaalkost opgesplitst per artikel (in %) Glucosticks Aromatherapie
100%
Incontinentie
80%
Beademing Zuurstof- & aerosol
60%
Perfusiemateriaal
40%
IM en SC inspuitingen Tracheostomie
20%
Insulinespuiten
0% nah
pvs
dementie
Gastrostomie Wondzorg
Voor de doelgroep andere hebben we de kost van materialen berekend maar de diversiteit en variabiliteit van deze patiënten was te sterk verschillend.
19
Als we er vanuit gaan dat de kosten voor dementerende patiënten overeenkomen met 100 % dan stellen we in onderstaande figuur de verschillen vast voor PVS-patiënten en NAHpatiënten ten opzichte van de dementerende patiënten. Grafiek 6. Aandeel artikelen t.o.v. de dementerende groep (=100%) (in %) 140 120
PVS
NAH
DEMENT
Percentage
100 80 60 40 20
W on dz or g G as tr o st om ie In su li n es pu ite Tr n ac he os IM to en m ie SC in sp ui tin Pe ge rfu n si em at Zu er ur ia st al of -& ae ro so l Be ad em in g In co nt in en tie Ar om at he ra pi e G lu co st ic ks
0
Artikelenlijst
Bij de PVS-patiënten is de kostprijs voor materiaal in het kader van wondzorg 8 % hoger dan bij dementerende patiënten. Bij NAH-patiënten zijn er hier gemiddeld 4 % minder kosten dan bij de dementerende patiënten. Voor PVS-patiënten is er een opvallend hogere kost voor volgende verzorgingsmaterialen: gastrostomiemateriaal, insulinespuiten, tracheostomiemateriaal, zuurstof- en aerosolmateriaal, beademingsmateraal en incontinentiemateriaal. De kosten zijn evenwel lager voor aromatherapie en glucosticks. De NAH-patiënten genereren lagere kosten voor volgend verzorgingsmateriaal: gastrostomiemateriaal, beademingsmateriaal en incontinentiemateriaal. Binnen deze subgroep zijn de kosten dan weer hoger voor insulinespuiten.
4.3. Variabelen die invloed hebben op het verblijf Op basis van tabellen en grafieken kan een grondige analyse gemaakt worden van het materiaalverbruik binnen de RVT’s. Verschillen in materiaalverbruik worden duidelijk en er kunnen indicatoren beschreven worden die aan de oorsprong liggen van deze verschillen. Bij 14 participerende RVT’s is onderzoek gedaan naar de variabelen die invloed hebben op de kostprijs.
20
Het personeelsbestand, uitgedrukt in voltijds equivalent en per dertig rechthebbenden, is voor de afhankelijkheidscategorie C samengesteld uit ten minste vijf verpleegkundigen, ten minste zes leden van het verzorgend personeel, ten minste één kinesitherapeut en / of ergotherapeut (of geassimileerde) en / of logopedist; ten minste 0,5 lid van het aanvullend gekwalificeerd personeel dat taken vervult inzake revalidatie, reactivatie en sociale integratie. RVT’s met minstens één rechthebbende Cd moeten bijkomend beschikken over 0,5 lid van het verzorgingspersoneel per 30 van deze psychisch afhankelijke C-rechthebbenden. Het aanvullend personeel moet minstens over een kwalificatie van gegradueerde of licentiaat beschikken. De omvang van de totale personeelsequipe is een indicatie van de globale zorgzwaarte van de populatie in een instelling en dus onrechtstreeks ook van de hoeveelheid benodigd verbruiksmateriaal. Uit de onderzochte populatie blijkt echter dat er voor de comapatiënten geen relatie bestaat tussen verpleegkundige zorgintensiteit en de leeftijd van de patiënt. Er is evenzeer geen relatie tussen de materiaalkost en leeftijd van de patiënt. Voor de niet-comapatiënten daarentegen bestaat evenzeer geen relatie tussen de materiaalkost en leeftijd van de patiënt.
21
5. Prioriteiten voor een kwaliteitsvol verblijf Aan 32 deelnemende RVT werd een lijst voorgelegd van 8 mogelijke voorwaarden die vervuld moeten zijn met het oog op een zo kwaliteitsvol mogelijk verblijf in een RVT. Aan de ondervraagden werd gevraagd om binnen deze lijst een volgorde van belangrijkheid aan te geven. Score 1 gaat naar het item dat voor hem het meest noodzakelijk is. Score 8 wordt gegeven aan dat item dat het minst noodzakelijk is. Tabel 9 heeft een overzicht van de bekomen resultaten.
Tabel 9. Gemiddelde scores voor een kwaliteitsvol verblijf Noodzakelijke middelen om e en kwalite itsvol ve rblijf -
Nursing personeel Paramedisch personeel Aangepast medisch en verpleegkundig materiaal Medisch personeel Psychologen
- Specifieke opleiding voor personeel - Aangepaste lokalen - Begeleiding door ondersteunende expertisenetwerken
RVT met coma
RVT zonder coma
Totaal
1,0 2,2 3,6 5,8 5,1
1,6 3,4 4,5 3,2 5,3
1,3 2,7 4,0 4,6 5,2
4,8 5,3
5,7 6,6
5,2 5,9
6,5
5,7
6,1
Zowel in RVT’s met als RVT’s zonder comapatiënten ligt de nadruk op de aanwezigheid van voldoende verzorgend en verplegend personeel en ook paramedici. Alle 17 RVT met comapatiënten gaven aan dat het meest noodzakelijke het nursingpersoneel is. Dit is de reden waarom voor nursingpersoneel een gemiddelde score van 1 is bekomen (17 RVT x prioriteit 1 / 17 RVT = 1). RVT’s met comapatiënten plaatsen ‘specifieke opleiding voor hun personeel’ hoger in de rangschikking dan RVT’s zonder comapatiënten. Dit heeft wellicht te maken met het feit dat bij (een aantal) comapatiënten meer specifieke maar minder frequent voorkomende verzorgingstechnieken gehanteerd moeten worden. Ook over het omgaan met (jonge) comapatiënten en hun omgeving is soms bijkomende vorming nodig. De aanwezigheid van medisch en verpleegkundig materiaal, dat zowel de gepaste infrastructuur als verbruiksmateriaal omvat, werd bij de RVT’s met comapatiënten als derde prioriteit naar voren geschoven.
22
6. INFRASTRUCTUUR RVT De voornaamste hulpmiddelen die gebruikt worden zijn een rolstoel, een patiëntenlift, een alterneringsmatras, spalken ter hoogte van de onderste en bovenste ledematen en een tafel waarop de patiënt recht gezet wordt door de kinesitherapeut. Het gebruik van deze hulpmiddelen kan de verzorging vergemakkelijken voor de hulpverleners en comfort bieden aan de patiënt in een vegetatieve of minimaal responsieve toestand.
Tabel 10. Overzicht van de infrastructuur
Infrastructuur
RVT met coma
RVT zonder coma
Totaal
Aantal 9
% 52,9
Aantal 8
% 53,3
Aantal 17
% 53,1
Glijkussen
11
64,7
10
66,7
21
65,6
Aangepaste badkamer
15
88,2
12
80,0
27
84,4
Hoog-laagbad
16
94,1
11
73,3
27
84,4
Pomp sonde-voeding
16
94,1
12
80,0
28
87,5
Medische gassen
16
94,1
12
80,0
28
87,5
Antidecubitus matras
16
94,1
13
86,7
29
90,6
Rolstoel
17
100,0
15
100,0
32
100,0
Rolzetels
17
100,0
15
100,0
32
100,0
Tillift
17
100,0
15
100,0
32
100,0
Hoog-laagbedden
17
100,0
15
100,0
32
100,0
Aspiratiemateriaal
17
100,0
15
100,0
32
100,0
Douche-wagen
Van de 17 RVT’s met comapatiënten hebben 9 RVT’s een douchewagen (53 %). Voor de RVT’s zonder comapatiënten zijn er 8 van de 15 die een douchewagen in hun bezit hebben (53 %). De instellingen hebben allen voldoende rolstoelen, rolzetels, tilliften, hooglaagbedden en aspiratiemateriaal. Globaal worden weinig verschillen vastgesteld tussen RVT’s met en RVT’s zonder comabedden. Op dit vlak zijn er dus weinig verschillen in noden tussen subgroep bewoners / patiënten. Als we deze cijfers vergelijken met een studie van de Geneeskundige Stichting Koningin Elisabeth dan zien we een verbetering van de infrastructuur van de RVT’s. We stellen vast dat deze nog vandaag niet bij iedere RVT optimaal is.
23
HOOFDSTUK IV – CONCLUSIES De studie heeft toegelaten om een kost (gemiddelde en mediaan) per dag te bepalen, in termen van verbruik van medische materialen. Op basis van de analyses kan men concluderen dat de werkingskosten voor een RVT die PNVS / MRS -patiënten opneemt iets hoger zijn voor deze subgroep dan voor andere RVTpatiënten. Deze iets hogere werkingskosten hebben vooral te maken met verschillen in het benodigde verzorgingsmateriaal. Maar die meerkost is niet van die aard om een extra forfait voor medische materialen voor de doelgroep PVS te voorzien. Een dergelijk forfait zou dan aanvullend moeten zijn op wat wordt terugbetaald via de “gewone” nomenclatuur en bedoeld als extra tegemoetkoming voor specifieke kosten inzake verzorgingsmiddelen en hulpmiddelen. Gezien de vergelijkbare noden, zijn er weinig of geen verschillen in hulpmiddelen tussen de twee types RVT’s. Dus ook voor dit aspect is er geen behoefte aan een verschil in financiering. Deze conclusies moeten evenwel met de nodige voorzichtigheid worden benaderd omwille van een aantal tekortkomingen. Het eerste probleem betreft de gegevenssets die door enkele voorzieningen werden overhandigd. De meeste fouten werden uit de data uitgehaald maar niettemin stellen we grote verschillen vast die niet onmiddellijk te verklaren waren. Bij de RVT met comapatiënten stellen we vast dat men stapsgewijs de kwaliteit van verzorging aan het verhogen is. Deze studie komt vandaag iets te vroeg. Het kan best zijn dat bij een gelijkaardige studie binnen een aantal jaren we tot andere resultaten zouden kunnen komen. Ten slotte lijkt het ons ook aan te bevelen om niet zomaar voorbij te gaan aan de prioriteiten van de voorzieningen voor het realiseren van een kwaliteitsvol verblijf voor alle RVTbewoners.
24
BIBLIOGRAFIE
Boeken – tijdschriftartikelen Andrews K., Murphy L., Munday R., Littlewood C., Misdiagnosis of the vegetative state: retrospective study in a rehabilitation unit, BMJ, 1996, jul 6, 313 (7048), pp. 13-6 Childs Nancy L., Mercer Walt N., Childs Helen W., Accuracy of diagnosis of persistent vegetative state, Neurology, 43, pp.1465-1467. Danze F., Veys B., Lebrun T., J.C. Sailly, Sinquin J.P., Rigaux P., Lenne X., Parge F., Facteurs pronostics des états végétatifs post-traumatiques – 522 cas, Neurochirurgie, 1994, 6, 348-358 Guérit J.M., The persistent vegetative state, Acta Neurol.Belg., 1994, 94, pp.152-154 Higashi K., Sakata Y., Hatano M., Abiko S., Ihara K., Katayama s., Wakuta T., Okamura T., Ueda H., Zenke M., Aoki H., Epidemiological studies on patients with a persistent vegetative state, Journal of Neurology, Neurosurgery, and Psychiatry, 1977, 40, pp. 876-885 Larmuseau D., Kostencalculatie van levertransplantaties – Universitair ziekenhuis Leuven, Universitair ziekenhuis Gent, 1994, 124 pp. Larmuseau D., Kostprijs per pathologie, Internationale Schelde Faculteit, Vlissingen, 2001, pp. 128. Larmuseau D., Zorgunits voor patiënten in een Persisterende Vegetatieve Status, Studie naar de omkadering en werkingskosten, Geneeskundige Stichting Koningin Elisabeth, Brussel, 2003, pp.54. Sailly J.C., Economic aspects of the care of patients in the vegetative state, Acta Neurol. Belg., 1994, pp. 155-165. Vanden Broele, Sociale landkaart, Informatiewijzer federale en Vlaamse voorzieningen, Brugge, 2003, pp. 984. Verniest R., RIZIV-tegemoetkomingen in de rustoorden voor bejaarden, rust- en verzorgingstehuizen en centra voor dagverzorging. In: Bejaardenzorg, wetgeving en praktijk. Kluwer.
25
Tabellen Tabel 1. Aantal en grootte van de voorzieningen in de sector RVT Tabel 2. Grootte instelling opgesplitst per regio Tabel 3. RVT met comabedden – aantal en grootte van de instellingen Tabel 4. RVT zonder comabedden- aantal en grootte van de instellingen Tabel 5. Totale respons Tabel 6. Respons RVT met comapatiënten Tabel 7. Respons RVT zonder comapatiënten Tabel 8. Artikelomschrijving – hoofdcategorie en benaming product Tabel 9. Gemiddelde scores voor een kwaliteitsvol verblijf Tabel 10. Overzicht van de infrastructuur
Grafieken Grafiek 1. De onderscheiden doelgroepen Grafiek 2. Patiëntenpopulatie opgesplitst per afhankelijkheidscategorie Grafiek 3. Gemiddelde materiaalkost per dag (in euro) Grafiek 4. Gemiddelde materiaalkost per dag, opgesplitst per artikel (in euro) Grafiek 5. Materiaalkost opgesplitst per artikel (in %) Grafiek 6. Aandeel artikelen t.o.v. de dementerende groep (=100%) (in %)
26
BIJLAGEN Bijlage 1 – Lijst producten van KB 03/07/1996. Verzorgingsmateriaal in de rustoorden voor bejaarden, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de centra voor dagverzorging (1 oktober 2002) Lijst van de producten bedoeld in artikel 147 § 1, 5°, en § 2, 4°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996. a) Niet-terugbetaalbare antiseptica en desinfectantia (specialiteiten, magistrale bereidingen of producten in bulk (tabletten, crème, gel, poeder, zalf, zeep, oplossing, spray), met uitzondering van de producten voor gynaecologie, voor mond-en oogverzorging: - alle oplossingen op basis van merbromine - alle producten met de volgende werkzame bestanddelen: benzalkoniumchloride, chloorhexidine, chloorxylenol, hexamidinediisetionaat, natrium-of dinatriumeosine, natriumhypochloriet, natriumtosylchlooramine, nitrofural, povidon-jood, waterstofperoxide - de volgende associaties: chlorofeen en trolaminelaurylsulfaat, dodecloniumbromide en lidocaïnehydrochloride, p-chloor-m-cresol, p-chloor-o-benzylfenol en o-fenyl-fenol - alcohol, ether, jodiumtinctuur. b) Niet-geïmpregneerde verbanden Elastische windsels, katoenen windsels, gaaswindsels, linnen windsels, watten, zelfklevende verbanden, verbandset met het voormeld materiaal, alle kleefstoffen en bevestigingsmateriaal om verbanden vast te maken, met uitzondering van de steriele hechtingsstrip. c) Niet-geïmpregneerde steriele kompressen en die niet terugbetaalbaar zijn: - kompressen van neutraal steriel gaas - absorberende niet-klevende steriele kompressen - steriele kompressen, ongeacht de individuele afmetingen van de kompressen - set van kompressen met het voormeld materiaal. d) Set van verbanden en kompressen zoals bedoeld onder b) en c) e) Materiaal voor onderhuidse en/of intramusculaire injecties (met uitzondering van de insulinespuiten): - injectienaalden en –spuiten - fysiologische oplossingen en steriel water. De producten die niet op deze lijst voorkomen, mogen afzonderlijk aan rechthebbende worden aangerekend. Voor de producten die op deze lijst voorkomen en reeds het voorwerp uitmaken van een terugbetaling van de verplichte verzekering, kan enkel het remgeld aan de rechthebbende worden aangerekend.
27
Bijlage 2 – Aangeschreven RVT Tabel A. RVT met comapatiënten Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Institutions Centre de Réadaptation du Heysel – G. Brugmann Senior’s Flatel Residentie Ter Kameren – La Cambre MRPS/MRS La Closière Lozanahof Woon – en Zorgcentrum De Regenboog Woon- en Zorgcentrum Ter Kerselaere Woon- en Zorgcentrum Den Olm VZW Imelda VZW St. Bernardus RVT Sint Anna OCMW Genk Rusthuis Heiderust MRS Les Tournesols Cliniques de L’IPAL Le Mont-Falise CHRM MRS St. Joseph MRS Philippe Wathelet Foyer St. Anne Association Notre Dame ASBL Les Centres d’accueil de Bouge Home Dejaifve SPRL Résidence le Royal MRS St. Gengoux St. Antoine Les Foyers St-Joseph Maison Marie Immaculée RVT Lindenhove Belgisch Zeeinstituut voor Orthopedie Woon-en Zorgcentrum H. Hart VZW RVT Sint Janshospitaal Woon-en Zorgcentrum De Vliet Woon- en Zorgcentrum H. Hart Woon- en Zorgcentrum Sint Elisabeth
Adresse Rue du Heysel 3
Postcode 1020
Gemeente BRUXELLES
Rue Colonel Bourg 74-78 Terhulpesteenweg 169
1030 1170
Chaussée de Bruxelles 62 Van Schoonbekestraat 54 Regenbooglaan 14
1300 2018 2070
BRUXELLES WATERMAEL – BOSVOORDE WAVRE ANTWERPEN ZWIJNDRECHT
Boonmarkt 27
2220
HEIST OP DEN BERG
Schoolstraat 55
2820
BONHEIDEN
Egenhovenstraat 22 Havenlaan 7 Weg naar As 58
3060 3582 3600
BERTEM BERINGEN GENK
Rue Basse-Wez 301
4020
LIEGE
Chaussée de Waremme 139 Rue de la Clinique 24 Borgoumont 103 Rue du Belvédère 44
4500 4850 4987 5000
HUY MORESNET LA GLEIZE NAMUR
Rue St. Luc 10
5004
BOUGE
Rue St. Brigide 43 Chaussée de Charleroi 115 Rue de la Clinique 15 Rue de Mageroux 55 Av. Baudouin De Constantinople 10 Grand Chemin 61 Bremlaan 5 Zeedijk 286-288
5070 6150 6690 6762 7000
FOSSES-LA-VILLE ANDERLEUS VIELSALM ST MARD MONS
7063 8300 8400
NEUFVILLES KNOKKE-HEIST OOSTENDE
Budastraat 30
8500
KORTRIJK
Steenakker 30 Koevliet 8
8940 9240
WERVIK ZELE
Marlboroughlaan 3
9700
OUDENAARDE
Tieltsesteenweg 25
9900
EEKLO
28
Tabel B. RVT zonder comapatiënten Nr. 1 2 3
Institutions MRS Residence Leopold SPRL Centre Iris Home St.-Lambert CPAS
Adresse Boulevard Leopold II 184 Chaussée de Wemmel 229 Rue de la Charette 27
Postcode 1080 1090 1200
4 5
RVT Rusthuis Sint-Felix VZW RVT Rusthuis residentie Koning Albert RVT Woon-en zorgcentrum SintRafael RVT OLV Van Antwerpen VZW
Lindestraat 3 Keperenberg 36
1540 1700
Gemeente MOL. SAINT JEAN JETTE WOLUWE SAINT LAMBERT HERNE DILBEEK
Kasteelstraat 14
1770
LIEDERKERKE
Pieter Van Hobokenstraat 3 Herentalsstraat 64 Kerkstraat 5 Kapellei 133 Salvatostraat 20 Meerlestraat 15
2000
ANTWERPEN
2300 2950 2980 3500 3560
TURNHOUT KAPELLEN ZOERSEL HASSELT LUMMEN
Havenlaan 7 3582 Dijk 20 3700 Av. De La Cite Wauters 71 4040
KOERSEL TONGEREN HERSTAL
Rue De La Fontaine 76 Hufengasse 2
4600 4700
VISE EUPEN
Av F Jerome 38 Rue Saint Martin 66 Rue Pont d'Amour 50 Rue de Gosselies 56B Rue des Vignes 47 Rue du Château 81 Rue Des Vignobles 2 Provedroux 28 Quartier des Ouyelies 10
4845 5060 5500 6040 6110 6150 6230 6690 6767
SART LES SPA SAMBREVILLE DINANT JUMET MONTIGNY LE TILLEUL ANDERLUES THIMEON VIELSALM ROUVROY
Chaussee de Braine 47 Faubourg De Binche 1 Rue de la Bienfaisance 12A AV Mozart 45 Rue du Bois Blanc 30
7060 7070 7090
SOIGNIES LE ROEULX BRAINE LE COMTE
7700 7900
MOUSCRON LEUZE EN HAINAIT
Dr E Moreauxlaan 322
8400
OOSTENDE
Berkenlaan 2
8570
ANZEGEM
Krommewalsstraat 9 Koninklijkebaan 18 Gasthuisstraat 24 Westlaan 123
8700 8660 8520 8800
TIELT DE PANNE KUURNE ROESELARE
R. Declercqstraat 9 Sint-Jozefdreef 5
8540 8020
DEERLIJK OOSTKAMP
Ooievaarslaan 3 Speelpleinlaan 37-39
8400 8310
OOSTENDE SINT-KRUIS
6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
RVT Rusthuis Sint-Lucia VZW RVT Rusthuis Zonnewende Verpleegtehuis Joostens RVT Salvatorrusthuis VZW RVT Rusthuis Het Meerlehof OCMW RVT Sint Anna VZW RVT Rusthuis Sint-Jacobus MRS Résidence le Doux Sejours I.P.A.L. MRS Claire Fontaine CPAS MRS Seniorenzentrum SintFranziskus MRS Les Cheveuw d’argent Les Glycines MRS Residence Sainte-Anne ASBL MRS Residence Jules Bosse CPAS MRS Eden Park Arfaga SA Residence Le Douaire MRS La Charmille ASBL MRS Home Marie Therese CPAS MRS Maison de la Sainte Famille ACIS Maison de repos CPAS MRS Ome Saint-Jaques CPAS MRS Home Rey CPAS MRS Residence Amadeus SA Maison de repos et de soin Le Manoir RVT Rusthuis Zeemanshuis Godtschalck RVT Sint-Vincentius Ter Berk VZW RVT Rusthuis Sint Andries VZW RVT Rusthuis ST bernardus VZW RVT rusthuis H Familie VZW RVT Woone en zorgcentrum Westerlinde VZW RVT Rusthuis H. Familie OCMW RVT Rusthuis Bejaardenzorg SintJozef RVT Rusthuis Sint Monica VZW RVT Rusthuis Westervlier BVBA
29
42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60
RVT Rusthuis De Pottelberg VZW RVT Rusthuis Sint-Anna VZW RVT Onze Lieve Vrouw Rusthuis OCMW RVT Rusthuis Wielkine OCMW RVT Najaarszon OCMW RVT Baronie Van Boelare VZW RVT Rusthuis Onze Lieve Vrouw Ter Rive VZW RVT Rusthuis Home Bloemenbos OCMW RVT Rusthuis Sint-Pieter OCMW RVT Rusthuis Sint-Petrus VZW RVT Rusthuis De Hopperank OCMW RVT Rusthuis Ter Bake CV RVT Rusthuis Residentie Stuivenberg CVBA RVT Rusthuis Meredal VZW VZW De Vroonstalle RVT woon en zorgcentrum St Eligius RVT Rusthuis Ter Durme OCMW WZC Sint Jozef VZW AZ Maria Middelares campus SintJozef
Pottelberg 1 Stationsstraat 165 Karel Picquelaan 49
8500 9450 9800
KORTRIJK HAALTERT DEINZE
Stropstraat 3 Kasteelstraat 50 Kasteeldreef 3 Sint-Pietersnieuwstraat 115 BJ Chalmetlaan 82
9810 9960 9800 9000
NAZARETH BRAKEL GERAARDSBERGEN GENT
9060
ZELZATE
Bosdreef 5B Ommegangstraat 22 Ninovesteenweg 121
9080 9770 9320
LOCHRISTI KRUISHOUTEM EREMBODEGEM
Steenweg 732 Elsle 44-48
9470 9940
DENDERLEEUW EVERGEM
Vijverstraat 38 Evergemseweg 151 St Elooistraat 56
9420 9032 9080
MERE WONDELGEM ZEVENEKEN
Polderstraat 2 Molenaarsstraat 34 Kliniekstraat 27
9160 9000 9050
LOKEREN GENT GENTBRUGGE
30