AANTEKENEN WNL omroepvereniging T.a.v. het bestuur Rietlandpark 301 1019 DW AMSTERDAM
Datum 22 januari 2013
Onderwerp Nevenactiviteit – toestemming cluster 4
Uw kenmerk
Ons kenmerk 27959/2012013694
Contactpersoon mr. drs. Ronald van den Broek
Doorkiesnummer +31 (0) 35 773 77 53
Geacht bestuur, Bij brief van 30 juli 2012, verzocht WNL het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) om goedkeuring voor de nevenactiviteit “Het in licentie geven van fragmenten aan mediabedrijven buiten de publieke mediadienst overeenkomstig de fragmentenregeling zoals gehanteerd door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid”. Bij e-mail van 7 augustus 2012 heeft het Commissariaat WNL om aanvullende informatie gevraagd. Bij e-mails van 28 augustus en 10 september 2012 heeft WNL deze informatie en een concept licentieovereenkomst overgelegd. Op grond van de hiernavolgende toetsing wordt WNL toestemming verleend voor de nevenactiviteit “Het verkopen of in licentie geven van programma’s, programmaformats of programmafragmenten aan (media)bedrijven” (cluster 4). Zoals volgt uit onze brief van 15 september 2009 (kenmerk 18571/2009013905) vormt cluster 4 een uitzondering op de systematiek van de cluster vervolgmelding en vindt er voor iedere nevenactiviteit in dit cluster separate toetsing plaats.
A. De activiteit 1.
1
De nevenactiviteit van WNL bestaat uit “Het in licentie geven van fragmenten aan mediabedrijven buiten de publieke mediadienst overeenkomstig de fragmentenregeling zoals gehanteerd door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid”. Het verlenen van een licentie aan mediabedrijven buiten de publieke mediadienst wordt niet aangemerkt 1 als een onderdeel van de publieke mediaopdracht. Hierdoor is er sprake van een nevenactiviteit.
Op grond van de beleidsregels nevenactiviteiten 2009 is er geen sprake van een nevenactiviteit indien de activiteit het verkopen (in licentie geven) van fragmenten binnen de publieke mediadienst betreft en de fragmenten overeenkomstig de fragmentenregeling van de publieke omroep, houdende bepalingen gebruik archiefmateriaal Beeld en Geluid worden verkocht. In dat geval is er sprake van de uitvoering van de publieke media-opdracht.
2.
WNL merkt op dat haar media-aanbod dat bestaat uit nieuws en actualiteiten en interessant is voor nieuwsorganisaties en andere mediabedrijven, zoals RTL, SBS, kranten/websites (Telegraaf, Elsevier, Nu.nl) en audiovisuele producenten (Blue Circle en IDTV). Deze verkoop laat overigens onverlet dat deze partijen op grond van het 2 citaatrecht gebruik zullen kunnen maken van fragmenten van WNL. Dit gebeurt veelvuldig, niet alleen bij WNL-aanbod maar bij het media-aanbod van alle andere publieke media-instellingen.
3.
Onderhavige nevenactiviteit betreft een generieke toestemming voor het in licentie geven van fragmenten aan mediabedrijven buiten de publieke mediadienst overeenkomstig de fragmentenregeling zoals gehanteerd door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Deze generieke toestemming heeft uitsluitend betrekking op de gebruikelijke praktijk van levering en gebruik van fragmenten op incidentele basis. Wanneer de levering van fragmenten aan één bepaalde partij, of het gebruik door die partij naar zijn aard en omvang meer omvat dan, of afwijkt van deze omschrijving, dient dit te worden gemeld bij het Commissariaat en zal voor deze nevenactiviteit afzonderlijk toestemming moeten worden verkregen alvorens de levering kan plaatsvinden. Hiervan is in ieder geval sprake wanneer het gaat om een grote hoeveelheid fragmenten, de levering een structureel karakter heeft, of een fragment voor een specifiek, evident commercieel doel wordt verstrekt, zoals het maken van een reclamespot.
4.
Conform de clusterindeling zoals vermeld in onze brief van 23 december 2008 (kenmerk SBO-007582-yw) valt deze nevenactiviteit in cluster 4; Het verkopen of in licentie geven van programma’s, programmaformats of programmafragmenten aan (media) bedrijven.
B. Relevante bepalingen 5.
Artikel 2.132 Mediawet 2008 1. De publieke media-instellingen mogen alleen na voorafgaande toestemming van het Commissariaat nevenactiviteiten verrichten. 2. Nevenactiviteiten zijn activiteiten, directe of indirecte deelnemingen in rechtspersonen daaronder begrepen, die niet rechtstreeks verband houden met of ten dienste staan van de uitvoering van de publieke media-opdracht, met uitzondering van verenigingsactiviteiten. 3. Toestemming kan alleen worden gegeven als een nevenactiviteit verband houdt met of ten dienste staat van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht en direct gerelateerd is aan het media-aanbod van de publieke omroep, op marktconforme wijze wordt verricht en ten minste kostendekkend is.
6.
Voorts wordt verwezen naar de Regeling van het Commissariaat voor de Media van 10 april 2009 houdende beleidsregels omtrent nevenactiviteiten publieke mediainstellingen (hierna: beleidsregels nevenactiviteiten 2009).
2
Onder een aantal voorwaarden is het citeren uit een werk (o.a. het tonen van een fragment waarvan een ander rechthebbende is) in een aankondiging, beoordeling, etc. Hiervoor hoeft geen vergoeding te worden betaald. blad 2
C. Status 7.
Volgens artikel 2, onderdeel c, van de beleidsregels nevenactiviteiten 2009 is een nevenactiviteit een activiteit als bedoeld in artikel 2.132, tweede lid, van de Mediawet 2008.
8.
Op grond van artikel 2.132, tweede lid, van de Mediawet 2008, worden alle activiteiten, directe of indirecte deelnemingen in rechtspersonen daaronder begrepen, die niet rechtstreeks verband houden met of ten dienste staan van de uitvoering van de publieke media-opdracht, met uitzondering van verenigingsactiviteiten, aangemerkt als nevenactiviteiten.
9.
Het in licentie geven van fragmenten aan mediabedrijven buiten de publieke mediadienst overeenkomstig de fragmentenregeling zoals gehanteerd door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid houdt niet rechtstreeks verband met en staat niet rechtstreeks ten dienste van de uitvoering van de publieke media-opdracht van WNL en is evenmin een verenigingsactiviteit.
10. De activiteit is derhalve een nevenactiviteit als bedoeld in artikel 2.132, tweede lid, van de Mediawet 2008.
D. Toetsing 11. Op grond van artikel 2.132, derde lid, van de Mediawet 2008 kan toestemming alleen worden gegeven als een nevenactiviteit verband houdt met of ten dienste staat van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht en direct gerelateerd is aan het mediaaanbod van de publieke media-instelling, op marktconforme wijze wordt verricht en ten minste kostendekkend is.
Relatietoets 12. Op grond van artikel 3, eerste lid, sub c, van de beleidsregels nevenactiviteiten 2009, houdt een nevenactiviteit verband met of staat deze ten dienste van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht indien de betrokkenheid van gebruikers bij het mediaaanbod of de publieke media-instelling met de nevenactiviteit wordt vergroot. In deze gevallen dient de activiteit op grond van artikel 3, tweede lid, van de beleidsregels nevenactiviteiten 2009, tevens aantoonbaar inhoudelijk aan te sluiten bij het mediaaanbod of de publieke media-instelling. 13. Onderhavige nevenactiviteit betreft het in licentie geven van fragmenten aan mediabedrijven buiten de publieke mediadienst overeenkomstig de fragmentenregeling zoals gehanteerd door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Daarmee wordt de betrokkenheid van gebruikers bij het media-aanbod of de publieke media-instelling vergroot nu aannemelijk is dat de nevenactiviteit ertoe kan leiden dat de gebruiker gebruik gaat of blijft maken van het media-aanbod, dan wel zich meer dan daarvoor betrokken voelt of gaat voelen bij de publieke media-instelling.
blad 3
14. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Beleidsregels nevenactiviteiten houdt een nevenactiviteit geen verband met of staat deze niet ten dienste van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht indien zij deze publieke media-opdracht op andere wijze schaadt of kan schaden. In de toelichting op dit artikel is opgenomen dat in die gevallen waarin de Raad van Bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep op grond van artikel 2.133 van de Mediawet 2008 een oordeel kan geven over of de nevenactiviteit in strijd is met het gemeenschappelijk belang van de landelijke publieke mediadienst, het Commissariaat niet beoordeelt of de nevenactiviteit op andere wijze schade toebrengt aan de verwezenlijking van de publieke mediaopdracht. Nu er in deze een rol is voor de Nederlandse Publiek Omroep, is die er niet voor het Commissariaat. Het Commissariaat wijst WNL op de te volgen procedure zoals door de NPO bekend gemaakt in zijn Beleidslijn nevenactiviteiten NPO 2011. 15. Verder sluit de nevenactiviteit inhoudelijk aan bij het media-aanbod of de publieke mediainstelling. De te licentiëren fragmenten zijn eerder door WNL uitgezonden. 16. Het Commissariaat is dan ook van oordeel dat de nevenactiviteit verband houdt met of ten dienste staat van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht zoals bedoeld in artikel 2.132, derde lid, van de Mediawet 2008.
Marktconformiteit 17. Overeenkomstig artikel 7, van de beleidsregels nevenactiviteiten 2009 wordt bij de beoordeling of het verrichten van de nevenactiviteit marktconform is, de hoogte van de licentievergoeding als uitgangspunt genomen. Een publieke media-instelling dient voor haar nevenactiviteiten een marktconforme licentievergoeding te hanteren. De publieke media-instelling heeft derhalve een zorgplicht om deze eis van marktconformiteit mee te nemen in de onderhandelingen voorafgaand aan de totstandkoming van de nevenactiviteit. Op grond van artikel 7, tweede lid, van de beleidsregels nevenactiviteiten 2009 kan het Commissariaat bij de beoordeling of het verrichten van de nevenactiviteit marktconform is, ook het imago van de publieke media-instelling betrekken. Onder imago wordt in ieder geval verstaan beeldmerk of logo. 18. Het Commissariaat is vooralsnog van oordeel dat de nevenactiviteit, op basis van de nu bekende feiten en omstandigheden, aan deze voorwaarde voldoet. Hierbij heeft het Commissariaat het volgende overwogen. 19. WNL heeft een standaard licentieovereenkomst overgelegd waaruit blijkt dat het in licentie geven van fragmenten aan mediabedrijven overeenkomstig de fragmentenregeling zoals gehanteerd door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid geschied. Het Commissariaat acht vooralsnog de vergoedingen die in de fragmentenregeling zijn opgenomen als marktconform. Hierbij gaat het Commissariaat ervan uit dat bijgevoegde standaard licentieovereenkomst zal worden gehanteerd bij alle in de toekomst door WNL af te sluiten overeenkomsten inzake het licentiëren van fragmenten. 20. WNL heeft aannemelijk gemaakt dat, gelet hierop, de door haar te hanteren licentievergoedingen marktconform zijn. blad 4
21. Het Commissariaat ziet, mede in het licht van eerder bij het Commissariaat aangemelde vergelijkbare nevenactiviteiten, voorshands geen reden om aan te nemen dat de licentievergoeding niet marktconform is. 22. Het Commissariaat is vooralsnog dan ook van oordeel dat de nevenactiviteit marktconform wordt verricht zoals bedoeld in artikel 2.132, derde lid, van de Mediawet 2008.
Kostendekkendheid 23. Overeenkomstig artikel 11 van de beleidsregels nevenactiviteiten 2009, is er geen sprake van kostendekkendheid indien de nevenactiviteit direct of indirect wordt bekostigd uit of anderszins ten laste komt van de publieke omroepmiddelen. 24. Het Commissariaat is van oordeel dat de nevenactiviteit aan de voorwaarde van kostendekkendheid voldoet. Hierbij heeft het Commissariaat het volgende overwogen. 25. De kosten voor deze nevenactiviteit die worden gemaakt door WNL zijn minimaal en worden ruim gedekt door de licentievergoeding. Tevens blijkt uit de standaard licentieovereenkomst dat WNL als licentiegever door de licentienemer wordt gevrijwaard voor alle aanspraken van derden, rechthebbenden, collectieve beheersorganisaties of andere belanghebbenden. WNL loopt derhalve geen enkel financieel risico. 26. Het Commissariaat is dan ook van oordeel dat de nevenactiviteit kostendekkend wordt verricht zoals bedoeld in artikel 2.132, derde lid, van de Mediawet 2008. 27. Het Commissariaat zal de kostendekkendheid controleren aan de hand van de jaarrekening.
E. Besluit 28. Op grond van bovenstaande toetsen is de nevenactiviteit “Het in licentie geven van fragmenten aan mediabedrijven buiten de publieke mediadienst overeenkomstig de fragmentenregeling zoals gehanteerd door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid” toegestaan op grond van artikel 2.132, derde lid, van de Mediawet 2008. 29. Het Commissariaat merkt hierbij op dat dit besluit is gebaseerd op de feiten en omstandigheden zoals beschreven in onderhavig besluit. Toestemming wordt hierbij slechts verleend voor zover WNL bij het afsluiten van overeenkomsten inzake het licentiëren van fragmenten gebruik maakt van de standaard licentieovereenkomst die WNL bij de melding heeft overgelegd. 30. Bovendien wordt toestemming slechts verleend voor zover de levering betrekking heeft op de gebruikelijke praktijk van levering en gebruik van fragmenten op incidentele basis. Wanneer de levering van fragmenten aan één bepaalde partij, of het gebruik door die partij naar zijn aard en omvang meer omvat dan, of afwijkt van deze omschrijving, dient dit te worden gemeld bij het Commissariaat en zal voor deze nevenactiviteit afzonderlijk toestemming moeten worden verkregen alvorens de levering kan plaatsvinden. Hiervan is blad 5
in ieder geval sprake wanneer het gaat om een grote hoeveelheid fragmenten, de levering een structureel karakter heeft, of een fragment voor een specifiek, evident commercieel doel wordt verstrekt, zoals het maken van een reclamespot. 31. Het Commissariaat merkt verder op dat toestemming voor het uitvoeren van deze nevenactiviteit onverlet laat het verbod van dienstbaarheid en het sponsorverbod.
F. Register 32. De nevenactiviteit is als “Het verkopen of in licentie geven van programma’s, programmaformats of programmafragmenten aan (media)bedrijven” met daaronder vermelding van “Het in licentie geven van fragmenten aan mediabedrijven buiten de publieke mediadienst overeenkomstig de fragmentenregeling zoals gehanteerd door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid” opgenomen in het openbare Register nevenactiviteiten, te vinden op de internetsite van het Commissariaat (www.cvdm.nl).
G. Publicatie 33. Op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur besluit het Commissariaat de volledige tekst van dit besluit twee weken na bekendmaking daarvan op zijn website te publiceren. Het Commissariaat heeft het algemeen belang bij onverkorte openbaarmaking van het besluit afgewogen tegen het belang van WNL. Aan het algemeen belang dat door (onverkorte) openbaarmaking wordt gediend, komt een groot gewicht toe. Mede gelet hierop is het Commissariaat van oordeel dat de belangen van WNL door onverkorte openbaarmaking van dit besluit niet onevenredig worden benadeeld. Een afschrift van dit besluit wordt verzonden aan de NPO.
Hilversum, 15 januari 2013
COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA,
prof. mr. dr. Madeleine de Cock Buning commissaris
drs. Eric Eljon commissaris
Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt bezwaar maken bij het Commissariaat voor de Media, Postbus 1426, 1200 BK te Hilversum.
blad 6