Privacybeleid in wijkteams
10 tips voor goede mantelzorgondersteuning
Doorbraak in armoedevraagstuk?
14
22
36
Relatieblad voor het sociaal domein
juli 2015 * nummer 24
MOVISIES
Jan van Zanen
Outreachend werkende burgemeester
Nieuwe herziene editie!
Basisboek huiselijk geweld Het Basisboek huiselijk geweld is een standaardwerk dat een toegankelijk overzicht geeft van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze derde druk is geheel herzien en gaat o.a. in op de nieuwe rol van gemeenten, de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en de systeemgerichte benadering. In het eerste deel o.a. de aard, omvang, oorzaken en gevolgen van huiselijk geweld en kindermishandeling. In het tweede deel de instrumenten die professionals kunnen inzetten, zoals (keten)aanpak en regie op verschillende niveaus, met daarbij de relevante wetgeving. In deel drie komen vaardigheden en houdingsaspecten aan bod waarover professionals moeten beschikken. Het boek biedt handvatten voor het signaleren en bespreekbaar maken van geweld binnen gezinnen en voor het kiezen van een aanpak die aansluit bij wat de context vereist. Op de website bij het boek staat aanvullend materiaal, zoals signalenkaarten, een overzicht van de vestigingsplaatsen van Veilig Thuis en links naar relevante websites.
coutinho.nl - ISBN 978 90 469 0477 0 - € 28,50
Inschrijving Scriptieprijs 2015 Begeleidt u een student die voor 31 augustus afstudeert aan een Nederlandse hogeschool of universiteit? En heeft het onderwerp van de scriptie te maken met de decentralisaties in het sociale domein, zelfregie, zelfredzaamheid, weerbaarheid en/of participatie van burgers en de rol van professionals hierin? De student kan de scriptie insturen en meedingen naar de Movisie Scriptieprijs 2015! De Movisie Scriptieprijs heeft als doel het stimuleren van onderzoek naar de uitvoerende praktijk in de sociale sector. Hiermee wil Movisie studenten uitdagen een bijdrage te leveren aan de vraag hoe sociale vraagstukken aangepakt moeten worden en wat hierin de rol van sociale professionals is.
2
Meer informatie: movisie.nl/scriptieprijs.
Redactioneel Ontschotten op alle niveaus is het thema deze zomer. Of het nu de burger is die de schotten naar zijn omgeving slecht om zelf steun te organiseren of het wijkteam dat de schotten naar de wijk én de specialisten afbreekt om beter en sneller te kunnen reageren op een hulpvraag. Of de wethouder van Zaanstad die in deze Movisies aangeeft dat voor hem de decentralisaties pas geslaagd zijn als niet alleen de taken van Rijk naar gemeente zijn gegaan, maar ook de wijk naar de burger is gebracht. En dan is het ontschotten nog niet klaar. Van veel beleidsterreinen vervagen de grenzen. Want waar ligt nu de grens tussen werk & inkomen, participatie en ondersteuning? Of als we cultuur inzetten bij ouderenparticipatie, zijn dat dan sociale of culturele activiteiten? Of snijdt het mes dan aan twee kanten en doen we meer met minder? Ontschotten kost natuurlijk tijd. Het zijn vooral de cultuurveranderingen die in het begin schuren. De uitkomst en vorm staan nog niet vast. Dat maakt het ook zo boeiend en spannend. Hoe meer we durven loslaten, hoe sneller de schotten vervagen. In deze Movisies vindt u al tal van nieuwe oplossingen en vormen. Deze zomer gaan we actief met u op zoek om te kijken welke kennis nodig is en waar wij kunnen ondersteunen. In deze vraagverheldering werken we nauw samen met VNG, ZonMW en de Wmo-werkplaatsen. Afgelopen jaar verschenen 330 Movisie-publicaties: artikelen, handreikingen, methodieken en websites. Meestal direct inzetbaar in de dagelijkse praktijk van gemeenten, professionals én cliënten. Vaak ook halffabricaten waar lokale partners hun eigen invulling aan kunnen geven. Ontschotten is niet alleen maar iets weghalen. Het is ook de ander een handreiking doen, waarbij die ruimte krijgt voor een eigen couleur locale, toegesneden op de eigen realiteit.
Marijke Steenbergen, Raad van Bestuur Movisie
2014 z al Mov isie heuge n. Wet en waaro m? Bek ijk ons jaarbe richt 2 014. www.m ovisie .nl/ jaarbe richt2 014
In dit nummer
8
10
16
Het dorp als eigenaar van zorg
Het huis van de sociaal werker
Decentralisaties in Zaanstad
26
30
35
De multidisciplinaire aanpak
5 jaar Databank Effectieve
Leger des Heils gaat
bij huiselijk geweld
sociale interventies
‘krachtgericht werken’
Over Movisie op Twitter WIJKTEAMS
DE PROFESSIONAL
14 Is privacy een dilemma?
10 Het huis van de sociaal werker
16 Veel vrijheid voor wijkteams in Zaanstad
11 Wat als jouw probleem een oplossing
26 Nieuwe aanpak in de strijd tegen huiselijk geweld 30 Op weg naar Effectieve sociale interventies
wordt? 18 De aanpak van sociaal makelaars in Haarlemmermeer 24 Als professionals en mantelzorgers gaan samenwerken
VRIJWILLIGERS 6 Hoe zet de gemeente Utrecht vrijwilligers in? 28 Dé app voor online vrijwilligerswerk 29 In Veilige Handen vernieuwd 33 Inschrijving gestart: Meer dan Handen Vrijwilligersprijzen 2015
32 Een vraag aan het Kennisplatform
Van nadenken over je probleem, naar omdenken, @Movisie en @Omdenken helpen sociale professionals met omdenken: movisie.nl/omdenken. @anne_poppema, 17 mei Cijfers over seksueel misbruik verschillen per onderzoek, maar vallen nooit mee. De feiten via @Movisie. @domineeveerman, 12 mei
Integratie & Samenleving 34 Nieuw vragenspel brengt wijkbewoners in beweging
De toverformule voor geen beleid. @Movisie Iedereen wacht op de geboorte van het machtige wijkteam http://t.co/PKlxCxeYfT door @saskiasauce. @birdutterance, 14 mei 3
Jan van Zanen, burgemeester Utrecht over drie maatschappelijke vraagstukken in zijn stad 4
‘Ik wil de haarvaten van de stad voelen en zien’ Hoe werkt de stad Utrecht aan de oplossing van sociale vraagstukken als eenzaamheid, radicalisering en de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers? Welke rol kunnen effectieve aanpakken daarbij spelen? Movisies sprak daarover met burgemeester Jan van Zanen. ‘Het succes van een stad hangt af van de mate waarin inwoners dat succes met elkaar willen delen.’ Tekst: Lou Repetur en Olaf Stomp
We spreken hem in zijn werkkamer op de twintigste verdieping van het hagelwitte Utrechtse stadskantoor. Het uitzicht op de Domstad is indrukwekkend. Maar het is geen ivoren toren. Als er iemand is die zich hier niet opsluit, dan is het Jan van Zanen. De burgervader probeert zichtbaar te zijn in alle wijken. Een wandelend spreekuur. ‘Ik wil de haarvaten van de stad voelen en zien.’
Eenzaamheid
Ik wil niet dat uitgeprocedeerde asielzoekers eindeloos en zonder enig perspectief op straat lopen. Dat is voor hen vreselijk maar voor anderen ook.
Jan van Zanen is sinds 1 januari 2014 burgemeester van Utrecht. Sinds juni 2015 is hij voorzitter van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten).
Leg het demografisch en economische profiel van Utrecht onder een vergrootglas en je ziet op het eerste gezicht vooral een ondernemende en dynamische stad met veel jonge en bovendien hoogopgeleide inwoners. Met veel twintigers en weinig 45-plussers heeft Utrecht de specifieke leeftijdsopbouw van een universiteitsstad. Anderzijds kent de stad ook de typisch grootstedelijke vraagstukken en problemen zoals sociaal isolement en armoede, vooral in de wijken Overvecht, Kanaleneiland en Ondiep. De gezondheid van bewoners in deze ‘krachtwijken’ is gemiddeld lager dan die van Utrechters in het algemeen. Van Zanen benadrukt het belang van die aandacht in het beleid voor bewoners die niet mee kunnen in de kracht en de vaart die de stad voor een deel kenmerkt. ‘Onze stad heeft oog in woord en daad voor de mannen en vrouwen, en dat zijn er velen, die niet met de dynamiek meekunnen.’ Er is beleid, benadrukt hij, om die problemen te tackelen (kader, p. 7, red.). Daarvoor is het apparaat: de wethouders, de ambtenaren, de gemeenteraad als controlerend orgaan. Utrecht streeft naar een sterke civil society waarbinnen inwoners zich betrokken en verantwoordelijk voelen ten opzichte van elkaar en hun omgeving.
Negen procent van de Utrechters zegt, zo blijkt uit de Utrecht Monitor 2014, eenzaam te zijn. ‘Wat ik daar zelf aan doe? Op straat aanspreekbaar zijn voor iedereen. Door mijn houding, gedrag, teksten en uitstraling probeer ik mensen te bemoedigen.’ Eropaf dus. Voor Van Zanen is die persoonlijke touch een wezenlijke aanvulling op het beleid dat de gemeente voert. Doet hij als burgemeester ook een appèl op Utrechtse burgers om zelf een bijdrage te leveren aan die civil society? ‘Jazeker! En het beste werkt het als ik mensen wijs en verwijs naar initiatieven die er al zijn. Dan maak je het ook gemakkelijker om aan mensen te vragen zelf een handje te helpen.’
Radicalisering Utrecht heeft negentien personen in beeld als mogelijke jihadisten, zo liet de gemeente dit voorjaar weten. Na een inval in de ouderlijke woning van een 18-jarige jihadverdachte in Overvecht kwam het Utrechtse college met actuele informatie over radicalisering. ‘Een effectieve aanpak is uiterst lastig’, zegt Van Zanen. ‘Waren de signalen maar eenduidig over wie tot de risicogroep behoort. Bij sommigen is het voorspelbaar. Maar in andere gevallen zijn het juist de kansrijken die het goed doen op school en ineens naar Syrië vertrekken (kader, p. 7, red.). Het zijn er echter maar een paar. Wrang dat we ons op hol laten jagen door deze enkelingen.’ En even wrang, voegt hij er aan toe, is dat de beeldvorming niet wordt bepaald door het vele wat er goed gaat: in de moslimgemeenschappen zelf en in dialoog met de autochtone bevolking. Maar door incidenten als onlangs met de komst van een vermeend haatprediker in Overvecht. ‘Dat
5
wil niet dat zij eindeloos en zonder enig perspectief op straat lopen. Dat is voor hen vreselijk maar voor de anderen ook. Niet voor de mensen die het goed hebben, het dynamische deel van onze stad. Die lopen langs en gooien bij wijze van spreken een euro in de pet. Nee juist voor de mensen die het al moeilijk hebben en die zich zorgen maken over hun eigen toekomst en de toekomst van hun kinderen.’
nieuws vult de krantenkolommen.’ En dat die beeldvorming vervolgens leidt tot angst bij autochtone groepen. En de overgrote meerderheid van de moslims, vreedzame burgers, in de schaduw zet. Effectieve aanpak is dus lastig. Maar wat dan toch te doen? Van Zanen somt op wat de crux in de benadering moet zijn: zorgen dat jongeren aan het werk komen, extra impulsen daarvoor geven door werkgevers met werkervaringsplaatsen en stages. Onversaagd verder gaan met de dialoog met de moslimgemeenschap. ‘Maar dan nog: zelfs als we dat allemaal goed regelen, dan nog kan ik je niet garanderen dat er niet een enkeling radicaliseert.’ Maar het is allesbehalve moedeloos makend, vindt hij. ‘We geven niet op! Het kan zo ten goede omslaan. Wat daarbij helpt? Mooie voorbeelden, rolmodellen uit de eigen gemeenschap. Of het nou een voetballer is, een zangeres een ondernemer. En weet je wat moed geeft? Zo’n Charlie Hebdo-bijeenkomst op het Domplein begin dit jaar, dui-
zenden deelnemers met spontane bijdragen uit de Utrechtse moslimgemeenschap.’
Uitgeprocedeerde asielzoekers De opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers staat de laatste maanden in het brandpunt van de maatschappelijke belangstelling. En de uitvoering van beleid is momenteel een strijdpunt tussen kabinet en gemeenten. Van Zanen: ‘We hebben in Utrecht een traditie opgebouwd die zich kenmerkt door kleinschaligheid en opvangvoorzieningen die verder gaan dan wat nu het Rijk lijkt te voorzien. Dat hebben we voor dak- en thuislozen gedaan en dat doen we nu ook voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Met heel veel inzet van vrijwilligers in wijken en buurten. Daar sta ik achter.’ En dat beleid is effectief voegt hij eraan toe. 45 procent keert terug, 40 procent krijgt alsnog een verblijfsvergunning (kader onderaan deze pagina, red.). Maar er speelt voor hem als burgemeester ook het aspect van de openbare orde. ‘Ik
Zijn inspanningen als burgemeester richten zich sterk op de sociale cohesie. Niet dat hij de veelgeciteerde woorden (‘de boel bij elkaar houden’) van Job Cohen letterlijk in de mond neemt, maar Van Zanens missie lijkt daar sterk op. En hij ziet die verbindingen tussen bevolkingsgroepen volop om zich heen, vertelt hij. ‘Om een paar voorbeelden te geven: studenten als vrijwilligers in hospices voor stervenden, als vrijwilligers in de opvang voor asielzoekers, in allerlei projecten in de wijk.’ Aan het eind van het vraaggesprek komt hij terug op de twee gezichten van Utrecht: de succesvolle stad, vol dynamiek. Aan de andere kant de inwoners die het niet breed hebben, die minder kansrijk zijn. ‘Het succes van een stad hangt af van de mate waarin we dat succes met elkaar willen delen.’
Meer informatie over activiteiten van Movisie rond de besproken thema’s: Lou Repetur (
[email protected] of 030 789 21 17) en Saskia Keuzenkamp (
[email protected] of 030 789 20 34).
1- Inventarisatie beleid uitgeprocedeerde asielzoekers Movisie deed onderzoek naar het beleid van negen gemeenten, waaronder Utrecht. Hoe organiseren deze gemeenten de opvang en welke knelpunten ervaren ze? De meeste gemeenten bieden al jaren opvang en doen dit in allerlei verschillende vormen. Movisie voerde in februari en maart 2015 een inventarisatie uit aan de hand van telefonische interviews met negen gemeenten die een vorm van opvang bieden.
6
Uit de inventarisatie blijkt dat sommige gemeenten, zoals Utrecht, naast de drie B’s van Bed, Bad en Brood ook de extra B van begeleiding aanbieden. De gemeente werkt samen met maatschappelijke organisaties
en draagt er zelf toe bij dat de begeleiding zorgvuldig gebeurt. De gemeente geeft aan dat sinds ze opvang en begeleiding biedt er ook minder overlast op straat is. Zo draagt de gemeente ook bij aan een betere leefbaarheid van de stad. Gemeenten geven verder aan dat zij, door het bieden van opvang, zien dat het asielen terugkeerbeleid veel gebreken heeft en er nog te veel mensen zijn die niet terug kunnen. Daarmee geven ze aan dat het bieden van opvang ‘wel moet’. Dit laat zich ook in de praktijk zien, zoals in de gemeente Utrecht. Tussen 2010 en 2013
kon in deze gemeente alsnog veertig procent blijven. Utrecht begeleidt uitgeprocedeerde asielzoekers ook juridisch waardoor soms fouten in de procedures blootgelegd worden en het in sommige gevallen alsnog tot een verblijfsvergunning leidt. Bij de gemeente Utrecht is tussen 2010 en 2013 45 procent teruggekeerd. De gemeente constateert dat door het bieden van begeleiding procedures sneller verlopen.
Verder lezen: Opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers, Een inventarisatie bij gemeenten (publicatie te downloaden via movisie.nl/publicaties).
NK DATABA op weg naar
2 - Projectvormen tegen radicalisering Movisie onderzocht samen met de Universiteit van Tilburg de aannames van projecten tegen radicalisering. Er zijn vier soorten benaderingen: 1. Systeembenadering. Verbetering van de persoonlijke leefomstandigheden van radicaliserende jongeren via een samenhangend hulpverleningsaanbod. 2. Peermethoden. Risicojongeren worden aangesproken door peers in plaats van beroepskrachten. 3. Overbruggend contact. Het creëren van meer tolerantie door jongeren met verschillende achtergronden met elkaar in contact te brengen. 4. Weerbaarheidsversterking. Het weerbaar maken van jongeren tegen radicale gedachten of personen door het versterken van het gevoel van eigenwaarde.+
Wat is het meest effectief? De systeembenadering wordt nogal eens ludiek aangeduid met het tot stand brengen van de drie W’s: Wonen, Wijf en Werk. Deze methode blijkt echter het meest effectief tegen antisociaal en crimineel gedrag van jongeren. Het is wenselijk dat in de aanpak van jeugdradicalisme meer aandacht wordt besteed aan het gedrag van jongeren in samenhang met zijn sociale context en te werken aan verbetering van gezinsrelaties, interactie met leeftijdsgenoten, het functioneren op school en huisvesting. Dit vergt structurele hulp aan risicojongeren en hun gezinsleden. Overigens hoeft een ‘normaal’ leven van radicale jongeren niet automatisch te leiden tot afzwering van radicaal gedachtengoed. We kennen allemaal de voorbeelden van hoog-
5 JAAR
!
opgeleide terroristen met werk, een relatie en kinderen. Het is belangrijk dat eveneens de morele opvoeding onder de loep wordt genomen, waarbij met ouders en andere belangrijke personen binnen de sociale omgeving het gesprek wordt aangegaan over welke boodschappen zij uitdragen. Tot slot lijkt deze aanpak vooral aan te slaan bij de jeugdige meelopers en minder goed bij de harde kern van geradicaliseerde jongeren.
Meer informatie: Marijke Booijink (
[email protected] of 030 789 21 22) en kis.nl. Kennisplatform Integratie & Samenleving is het programma dat Movisie en Verwey-Jonker Instituut gezamenlijk uitvoeren in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
3 - Effectieve bestrijding eenzaamheid De gemeente Utrecht streeft naar een duurzame verbetering van de woon- en leefsituatie van bewoners in de krachtwijken Overvecht, Kanaleneiland, Ondiep en Zuilen-Oost. In samenwerking met bewoners, corporaties, organisaties en ondernemers werkt de gemeente aan deze verbetering op het gebied van wonen, werken, leren, integreren, veiligheid en gezondheid. Uit internationaal onderzoek blijkt dat eenzaamheid het beste kan worden voorkómen door het sociale netwerk van mensen uit te breiden en te verstevigen. Dit is terug te vinden in bijvoorbeeld de methode ‘Natuurlijk, een netwerkcoach!’ van Mezzo, waarbij een vrijwillige netwerkcoach in tien stappen werkt aan het sociale netwerk van burgers die risico lopen te vereenzamen. Wordt iemand toch eenzaam, dan werken methoden die negatieve verwachtingen van ontmoetingen tegengaan het beste. Tijdens de cursus ‘Vrienden maken’ kun je vereenzaamde volwassenen een actieve houding en realistische verwachtingen leren over het sluiten en onderhouden van vriendschappen. Deze cursus is ontwikkeld door Context Haaglanden. Ook vrijwilligerswerk helpt tegen eenzaamheid. Eenzame mensen ontmoeten op regelmatige basis andere mensen en krijgen een positiever zelfbeeld en een groter zelfvertrouwen. De methoden ‘Ongekend
talent’ van Pluspunt Rotterdam en ‘Senioren voor uw gemeente’ van Bureau Senia stimuleren vrijwilligerswerk onder ouderen. Vereenzaming vraagt om een structurele aanpak. Er zijn veel methoden die hier goed bij aansluiten. Een groot aantal daarvan is onder het thema eenzaamheid te vinden in de databank ‘Effectieve sociale interventies’ van Movisie. Er is veel kennis over wat werkt bij de bestrijding tegen eenzaamheid die nu vaak onbenut blijft.
Initiatieven in Utrecht Humanitas Utrecht organiseert een studiemaatjesproject voor studenten met een psychische beperking. Voor studenten die dat willen, wordt een maatje gezocht dat steun kan bieden als het bijvoorbeeld moeilijk is altijd alleen te studeren, geconcentreerd bezig te zijn en goed te plannen, studie en vrije tijd goed in te vullen. Humanitas koppelt studenten die steun vragen aan studenten die steun willen geven. Het gaat niet om hulpverlening maar om een gelijkwaardig contact tussen twee studenten. U Centraal (stedelijke welzijnsorganisatie) brengt via ‘Rechtstreeks’ 50-plussers uit de gemeente Utrecht met elkaar in contact om samen leuke dingen te kunnen ondernemen. 50-plussers die dat willen, worden
gekoppeld aan een vrijwilliger. Bij ‘Rechtstreeks’ staan ruim vierhonderd ouderen ingeschreven. Stichting Mentorschap Midden Nederland heeft voor de regio 350 vrijwilligers ter beschikking voor juridisch mentorschap. Zij kunnen mentor zijn voor een ieder die niet in staat is goede besluiten voor zichzelf te nemen en niemand heeft in het sociaal netwerk die zo’n rol op kan pakken. De mentoren zijn tevens vertrouwenspersonen en belangenbehartigers. Ze bieden informele steun aan een zeer kwetsbare groep.
Meer informatie: Marijke Booijink (
[email protected] of 030 789 21 23)
7
Het dorp als eigenaar van de zorg In Brabant is het allemaal begonnen. In die provincie ontstonden enkele jaren terug de eerste zorgcoöperaties waarbij bewoners zelf de zorg in hun dorp organiseerden. Movisie deed samen met Tranzo onderzoek bij drie Brabantse zorgcoöperaties. ‘Voor zorgvragers is dit een uitkomst.’
Zorgcoöperaties zijn burgerinitiatieven waar bewoners lid van kunnen worden en waarbij de zorgvragers en zorgverleners gelijkwaardig zijn. En dat biedt meerwaarde, zo blijkt uit het onderzoeksrapport ‘Gedeeld Eigenbelang’, een verkennend onderzoek naar de werkzame en belemmerende factoren van zorgcoöperaties. Voor zorgvragers is een coöperatie een uitkomst. Zorgcoöperaties slagen erin om mensgerichte zorg te verlenen, dus zorg die aansluit bij de manier waarop zorgvragers hun leven willen leiden. Zorgverleners vinden het op hun beurt prettig om binnen een zorgcoöperatie te werken omdat ze minder cliënten hebben en zelf hun rooster kunnen indelen.
is: snel starten met activiteiten waardoor de slagkracht van de coöperatie snel zichtbaar wordt en het balletje verder gaat rollen.
Werkzame factoren
Vanuit het hart
In het onderzoek is gekeken naar de werkzame factoren vanuit het perspectief van zorgvragers, zorgverleners en initiatiefnemers. Een trekker die partijen bij elkaar kan brengen, is cruciaal. Een andere succesfactor
Roos Sohier, beleidsadviseur bij de Provinciale Raad Gezondheid en lid van de klankbordgroep van dit onderzoek, is het met haar eens. ‘We maken nu de omslag naar een participatiemaatschappij. De
Wederkerigheid Aletta Winsemius van Movisie: ‘In het onderzoek is nog niet goed gekeken naar de wederkerigheid, dus het voor ons door ons-principe. Een zorgcoöperatie is een organisatievorm waarbij leden zowel producent als consument kunnen zijn. Wederkerigheid is de essentie van een zorgcoöperatie maar in de interviews kwam dit onderwerp niet ter sprake. Het zou interessant zijn om uit te zoeken hoe wederkerigheid een rol speelt bij zorgcoöperaties.’
Zorgcorporaties slagen erin om mensgerichte zorg te leveren.
verantwoordelijkheid, het eigenaarschap, wordt steeds meer door burgers opgepakt. Een zorgcoöperatie past bij deze trend. Voor mij is een zorgcoöperatie een organisatievorm waarbij het eigenaarschap bij de bewoners ligt en waarbij de vitaliteit van de gemeenschap wordt versterkt. We zien in Nederland momenteel zorgcoöperaties ontstaan die zich wel zo noemen maar waarbij het eigenaarschap bij de zorgaanbieder ligt. Dat is in mijn ogen geen zorgcoöperatie.’
Brabant De Provinciale Raad Gezondheid is blij met de uitkomsten van het onderzoek. ‘De opmars van zorgcoöperaties is een belangrijke ontwikkeling. De coöperaties zeggen dat het goedkoper is en dat er betere zorg wordt geboden. Dit onderzoek bevestigt dat.’ Dat de drie onderzochte coöperaties uit Brabant komen, is voor Roos Sohier geen toeval. ‘Op dit punt is Brabant koploper. De ouderen in deze provincie zijn relatief goed opgeleid. Er zijn bovendien veel kleine kernen met een sterk gemeenschapsgevoel. De ouderen willen tot het einde kunnen blijven wonen in het dorp waar ze zijn geboren en getogen. Zorgcoöperaties maken dat mogelijk.’
Betere zorg Roos Sohier vindt de gelijkwaardigheid tussen zorgverleners, zorgvragers en hun naasten het mooie van deze relatief nieuwe organisatievorm. ‘Daardoor zie je dat er ‘vanuit het hart’ wordt gewerkt. Mensen doen wat nodig is, niet wat het aanbod van de zorgorganisatie is. De zorgverleners willen iets goed doen maar het is ook goed geregeld. Dát is de kracht van zorgcoöperaties. Zorgcoöperaties bieden betere zorg, daarvan ben ik overtuigd. Ik hoop dat dit later ook in mijn eigen dorp mogelijk wordt. En anders mobiliseer ik mijn vrienden om samen voor onze zorg te zorgen.’
Meer informatie over zorgcoöperaties: Willem-Jan de Gast (
[email protected] of 030 789 21 01). Meer informatie over het onderzoek: Aletta Winsemius (a.winsemius@ movisie.nl of 030 789 20 66).
8
Kijk voor het onderzoeksrapport op movisie.nl/publicaties.
Doe-democratie
uurtcommunities zijn B moderne gemeenschappen ‘De nieuwe emancipatie is dat we ons weer willen verbinden met
Sms-alert
anderen, dat we aan gemeenschapsvorming doen,’ stelt Joachim
‘Een effect is ook dat zo’n functioneel netwerk de basis vormt van een sociaal netwerk dat ontstaat door dingen samen te doen. Zo kan een sociale gemeenschap ontstaan die niet moreel dwingend is, maar wel publieke verantwoordelijkheid neemt. Een fascinerend voorbeeld vind ik sms-alert in Amsterdam-Noord, de Molenwijk. Een groep bewoners besloot vanuit een gevoel van onveiligheid samen met de buurtregisseur en de huismeester er zelf wat aan te doen. Ze hebben een sms-netwerk opgezet. Als er onraad is, wordt er een sms’je uitgestuurd naar verschillende kringen. Wat ik mateloos fascinerend vind, is dat er in plaats van een soort burgerwacht iets heel anders is ontstaan. Mensen kwamen regelmatig bij elkaar om te overleggen en zo groeide er een aanspreekcultuur. Ze zijn elkaar en anderen weer gaan aanspreken: ‘Hé luister eens: je gooit nu wel je troep op straat maar wil je dat ook even opruimen? Die straat is van ons allemaal’.’
Meerkerk, programmamaker bij Pakhuis De Zwijger en één van de trekkers van het programma over Buurtcommunities. Tekst: Martin Zuithof Joachim Meerkerk stond met Mellouki Cadat (Movisie en de Indische Buurt-communities) en Firoez Azarhoosh (Buurtcentrum De Meevaart en de Indische Buurt-communities) aan de basis van het programma over Buurtcommunities in De Zwijger. De serie over Buurtcommunities past bij de programmering van De Zwijger dat gericht is op stedelijke vraagstukken. ‘We houden ons bezig met de verschuiving van posities en rollen van de burger, de overheid, het bedrijfsleven, instituties en het maatschappelijk middenveld. Die verschuiving komt niet uit de lucht vallen, maar is onderdeel van een nieuw politiek-ideologisch paradigma. De verschuiving heeft ook een technologische achtergrond, er spelen sociologische factoren zoals emancipatie en er zijn economische oorzaken. De samenhang en het samengaan van die ontwikkelingen maken dat dit een tijd lang van een krachtige transitie.’
Modern Volgens Meerkerk hunkert de samenleving naar verandering. ‘De individualisering die is ingezet met de emancipatie is doorgeschoten. Het is goed dat we niet meer in een keurslijf zitten van bepaalde moralistische opvattingen van gemeenschappen. Dat je zelf mag nadenken wat je van dingen vindt
en welke beslissingen je neemt over hoe je je leven inricht, is een groot goed. Ook is het een verworvenheid dat je jezelf kunt opwerken in de samenleving. Wat verloren is gegaan, is de onderlinge verbondenheid van mensen met elkaar. Het bekende verhaal dat je nog maar amper weet wie je buren zijn. Ik pleit er dus voor dat we gaan werken aan moderne gemeenschappen.’
Stadsdorpen En die kunnen zich op vele manieren manifesteren, zo ziet hij om zich heen. ‘Ik zie functionele netwerken ontstaan, zowel in de stad als op het platteland. Daarin zie ik een enorme kracht. Bijvoorbeeld de energiecoöperaties die zelf energie opwekken of de zorgcoöperaties in dorpen die zelf de inkoop van zorgdiensten regelen. Het zijn initiatieven waarmee mensen samen met anderen eigenaarschap creëren over het publieke deel van hun leven en dat van hun omgeving. Kijk naar Hogeloon, naar Austerlitz, naar de stadsdorpen in Amsterdam. Ze vormen netwerken van mensen die functioneel hun krachten bundelen en daarmee iets voor elkaar krijgen. In Austerlitz hebben ze er zo voor gezorgd dat de fysiotherapie voor het dorp behouden blijft omdat de bewoners dat zelf willen. Dat vind ik winst.’
Dit artikel is een verkorte versie van een reeks interviews met de organisatoren van Buurtcommunities, die gepubliceerd worden op movisie.nl.
Het programma Buurtcommunities, ‘communities als hedendaagse vorm van burgerschap’, komt tot stand door een samenwerking van de Indische Buurt Community, KrachtinNL, Movisie en Pakhuis de Zwijger. Kijk voor Buurtcommunities op dezwijger.nl/ programmareeks/buurtcommunities.
9
Op naar een sterke beroepsgroep!
Het huis van de sociaal werker Wat hebben sociaal werkers in welzijn en maatschappelijke dienstverlening met elkaar gemeen? Op 14 april 2015 zijn de gemeenschappelijke kenmerken verzameld tijdens een Sociaal Werk Olympiade. Het evenement was georganiseerd door Movisie in samenwerking met de branche- en beroepsverenigingen.
Vijftig verschillende sociaal werkers, docenten en managers hebben tijdens de Sociaal Werk Olympiade aangegeven wat de gemeenschappelijke kenmerken zijn van sociaal werkers. Via een elektronisch stemsysteem konden zij hun stem uitbrengen. Paul Vlaar van Movisie: ‘Hiermee is de basis van het sociaal werk goed in beeld gebracht. We weten nu wat elke sociaal werker in huis moet hebben.’ Het fundament van het huis van de sociaal werker is dus zo goed als klaar. In dat huis komen ook een aantal kamers voor vakspecifieke kwaliteiten voor de verschillende beroepsgroepen.
Beroepsvereniging De MOgroep is één van de bouwers aan het huis van de sociaal werker. Waarom doen zij mee? Marije van der Meij: ‘Werkgevers hebben een groot belang bij een sterke beroepsgroep: zij bepalen de kwaliteit van het sociaal werk. Wij willen het vakmanschap stimuleren. Er zijn momenteel allerlei beroepsverenigingen maar wij pleiten voor één vereniging voor alle sociaal werkers.’ Niko de Groot van BVJong, de beroepsvereniging voor kinder- en jongerenwerkers, kan zich hier in vinden. ‘Het is een manier
om de sociaal professionals sterker te maken. Er is veel onzekerheid, wat ben je nu? Een specialist, een generalist, een jongerenwerker? Ik vind het goed dat er een fundament ligt voor alle sociaal werkers en daar hoort een sterke beroepsvereniging bij. In het huis van de sociaal werker kunnen wij een kamer betrekken en daar de zaken regelen die voor onze sector belangrijk zijn.’
Beroepsregistratie Naast het opzetten van één beroepsvereniging voor sociaal werkers is het plan om beroepsregistratie te regelen. Marije van der Meij van de MOgroep: ‘Beroepsregistratie is één van de manieren om te laten zien dat je goed bent en je kennis op peil houdt. Het borgt en bewijst je vakmanschap. Dat is belangrijk voor jezelf, je werkgever, je collega’s en voor financiers.’ Niko de Groot van BVJong: ‘Beroepsregistratie is belangrijk maar op dit punt loopt het welzijnswerk achter. Er is lang gezegd dat het de verantwoordelijkheid is van de werkers zelf om je vak bij te houden. Daar ben ik het niet mee eens. Het is ook een verantwoordelijkheid van de sector, zo houd je grip op de kwaliteit.’
Wie doen mee? De bouw van Het Huis van de Sociaal werker is een initiatief van de NVMW, BVJong, Movisie en de MOgroep. Deze partijen werken samen binnen het Actieprogramma Professionalisering Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. professionalisereninwelzijn.nl
Tekentafel
Lies Schilder van de NVMW: ‘Ik ben een groot voorstander van beroepsregistratie, maar dan wel als middel en niet als doel. Registratie is een middel om je kwaliteit als beroepsgroep te toetsen. Als Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers zijn we druk bezig met het bouwen van ons eigen verenigingshuis. Binnenkort verandert onze naam in Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk, BPSW. We gaan verbreden en stellen ons open voor alle professionals in het sociaal werk. Dat is een goede ontwikkeling maar het is ook gecompliceerd. Het huis dat vanuit het Actieprogramma wordt gebouwd, is primair gericht op sociaal werkers binnen de Wmo. Ons eigen verenigingshuis biedt kamers aan zowel sociaal werkers als jeugdhulpverleners. Hoe we dat combineren met het huis van de sociaal werker? Daar denken we hard over na. ‘ 10
Hoe reageren sociaal werkers op het plan van beroepsregistratie? Marije van der Meij: ‘De meeste sociaal werkers zijn positief maar er klinken ook wantrouwende geluiden, de angst dat het zoveelste bureaucratische systeem wordt opgetuigd. En de angst dat het behalen van punten voor de registratie het doel wordt en niet bij bijhouden van je vak. Maar we zitten zelf aan de tekentafel: we bepalen zelf hoe betekenisvol of betekenisloos het wordt.’
Meer informatie: Paul Vlaar (
[email protected] of 06 51183161).
Omdenken met Movisie In de transformatie van het sociaal domein is een sleutelrol weggelegd voor de sociaal werker. Movisie stimuleert de professionalisering van de professional door het ontwikkelen en verspreiden van aanpakken en tools, zodat zij de omslag kunnen maken naar een nieuwe manier van werken. Die omslag is niet eenvoudig. Traditionele werkwijzen en structuren sluiten vaak niet meer aan op de verwachtingen en doelen van de transities. Movisie zoekt in 2015 samen met professionals naar de belemmeringen die professioneel gedrag in de weg staan. De meest voorkomende belemmeringen gaat Movisie te lijf met omdenken. Dat is een manier van denken waarbij gekeken wordt naar wat er is en niet naar wat er zou moeten zijn.
Wilt u een vraagstuk uit uw werk omdenken? Laat deze achter op onze website. Meer informatie: movisie.nl/omdenken.
Netwerken is het nieuwe roken Ik moet u iets bekennen. Ik vind dat niet makkelijk, maar ik moet afvallen. Zo, het hoge woord is eruit. Ik vind het moeilijk om af te vallen. Ik heb er eigenlijk geen zin in en ik red het zo ook wel. Maar in mijn omgeving zeggen ze dat het goed voor me is. Ik word er gezonder van, krijg meer zin in het leven en zal ook meer kunnen doen. U weet vast ook wel dat er heel veel methodes zijn om af te vallen. Wat vooral goed schijnt te werken, zijn die methodes waar je ondersteuning bij krijgt, want alleen is ook maar alleen. Ik ben daar overigens ambivalent over: het voelt niet goed dat anderen weten dat ik moet afvallen. Ik schaam me ook een beetje dat ik het niet op eigen kracht kan. Laatst hoorde ik iemand zeggen dat afvallen het nieuwe roken is. Voorheen moest je stoppen met roken, nu moet je afvallen. Ik moet u iets bekennen. Ik vind dat niet makkelijk, maar ik moet netwerken. Zo, het
hoge woord is eruit. Ik vind het moeilijk om te netwerken. Ik heb er eigenlijk geen zin in en ik red het zo ook wel. Maar in mijn omgeving zeggen ze dat het heel goed voor me is. Ik word er gezonder van, krijg meer zin in het leven en zal ook meer kunnen doen. U weet vast ook wel dat er heel veel methodes zijn om te netwerken. Wat vooral goed schijnt te werken, zijn de methodes waar je ondersteuning bij krijgt, want alleen is ook maar alleen. Ik ben daar overigens ambivalent over: het voelt niet goed dat anderen weten dat ik moet netwerken. Ik schaam me een beetje dat ik niet zo goed zelf kan netwerken. Laatst hoorde ik iemand zeggen dat netwerken het nieuwe roken is. Voorheen moest je stoppen met roken, nu moet je netwerken.
daar wel in vinden. De overheid laat steeds meer los en in zo’n samenleving is het gezond om meer zelf te doen. Als burgers, maar ook als professionals. Ik loop zo maar eens even bij mijn collega langs om wat advies te vragen.
Afvallen en netwerken: ze zijn op dit moment allebei trendy, ze worden allebei belangrijk gevonden. En eigenlijk kan ik me
Ton van Elst (
[email protected] of 030 789 21 57).
11
Hoogleraar Margo Trappenburg over de meerwaarde van maatschappelijk werk
Accepteer dat sommige mensen afhankelijk blijven ‘Maatschappelijk werk blijft nodig.’ Dat zegt Margo Trappenburg, hoogleraar Grondslagen van het maatschappelijk werk aan de Universiteit voor Humanistiek. ‘Zeker omdat de transitie van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving te veel van sommige burgers vergt.’ Tekst: Jan van Dam Ruim twintig jaar geleden vroeg Ischa Meijer aan Marie Kamphuis of maatschappelijk werk nog nodig was (VPRO radio 1992). U bekleedt een leerstoel die is ingesteld vanwege de Marie Kamphuis Stichting. Vindt u maatschappelijk werk nog nodig? ‘Een antwoord op die vraag kan niet om de transitie van de verzorgingsstaat naar de participatiemaatschappij heen. Door die overgang komt veel hulpverlening terecht bij de familie en het netwerk rond de patiënt of cliënt, een ontwikkeling waarover ik niet per definitie enthousiast ben. Je kunt je afvragen of het eerlijk is dat tegen mensen wordt gezegd: ‘U heeft een demente vader, dat is uw pakkie-an, dan had u maar geen demente vader moeten krijgen. Specifiek voor het maatschappelijk werk geldt dat de vraag naar hulp sterk is veranderd. Hadden mensen vroeger vaak één overzichtelijk probleem – een slecht huwelijk, schulden of niet kunnen wennen aan het wonen in Lelystad - nu krijgt de hulpverlener vooral te maken met cliënten die kampen met een veelvoud aan problemen die vaak niet of nauwelijks op te lossen zijn. Laten we deze mensen aan hun lot over? Afhankelijk van hoe we die vraag beantwoorden, hebben we maatschappelijk werk nodig.’
U constateert dat de problematiek complexer is geworden. Is het maatschappelijk werk voldoende toegerust om de juiste hulp te bieden? ‘Voor een deel is het maatschappelijk werk nog bezig het hulpaanbod te ontwikkelen. Een goede stap in die richting is de keuze voor een integrale aanpak. Een gezin met een veelvoud aan problemen wordt niet langer opgezadeld met twaalf verschillende hulpverleners - een voor de verslaving, een voor de delinquente zoon, een voor de moeilijk lerende dochter en een voor de gokverslaafde vader - want daar wordt iedereen gillend gek van. De idee nu is te werken met één vaste hulpverlener. Dat hoeft niet de ultieme verslavingsdeskundige of de beste schuldhulpverlener te zijn, maar wel een vast iemand die samenhang in de hulp aan het gezin brengt. Niet elke hulpverlener zal dat meteen en vanzelf kunnen, maar de opleidingen zijn er hard mee bezig om hun studenten hierin te bekwamen. Het maatschappelijk werk heeft overigens een traditie op dit punt. Het unique selling point is altijd de generalistische aanpak geweest. Je zou kunnen zeggen dat het een aanpak is die past.’
Wie is Margo Trappenburg? Margo Trappenburg is bijzonder hoogleraar Grondslagen van het maatschappelijk werk aan de Universiteit voor Humanistiek. Sinds vorig jaar bekleedt Margo Trappenburg de leerstoel in Utrecht, die mogelijk wordt gemaakt door de Marie Kamphuisstichting. Ze is daarnaast hoofddocent bestuurs- en organisatiewetenschap aan de Universiteit Utrecht en schreef van 2001 tot 2008 een column in NRC Handelsblad. 12
Hoe kunnen we hierover kennis opbouwen? ‘We moeten naar manieren zoeken waardoor we van elkaar kunnen leren en informatie kunnen uitwisselen. Een databank (Effectieve Sociale Interventies, red.) zoals die van Movisie bijvoorbeeld is een nuttig hulpmiddel waarmee hulpverleners en anderen kunnen zien wat waar is uitgeprobeerd, welke resultaten dat opleverde en of iets achteraf wel of geen gelukkige aanpak is gebleken.’ En dan is daar de gemeente die zorg inkoopt en resultaten wil zien. Hoe komt het maatschappelijk werk aan haar eisen tegemoet? ‘Een deel van de taak van het maatschappelijk werk is dat het bij de gemeente aandacht vraagt voor wat er met kwetsbare groepen gebeurt als ze dit of dat doet. Hulpverleners moeten bijvoorbeeld benadrukken dat het een politieke keuze is om alles aan het netwerk van een patiënt of cliënt over te laten. Ook moeten zij erop wijzen dat als mensen niet goed functioneren en allerlei problemen hebben, dat dit ook vaak voor hun netwerk geldt. Dát signaleren is evenzo een taak van de professional.’ Schuurt dat niet? Een gemeente die wil dat zoveel mensen of gezinnen worden geholpen en de hulpverlener die kanttekeningen plaatst maar tegelijkertijd de opdracht wil? ‘Gemeenten moeten leren inzien dat sommige mensen nooit zonder hulp kunnen. Het is een politieke keuze om iemand te ontslaan als hulpverlener en hem of haar vervolgens te vragen als buur te zorgen voor Piet of Marie een huis verderop. Eén van de sterkste vormen van framing is suggereren dat ontwikkelingen onafwendbaar zijn, dat het vanzelf die kant opgaat. Daardoor verhul je dat het eerst en vooral om een politieke keuze gaat, waar nadelen aan kunnen kleven. Voor een hulpverlener is het niet altijd gemakkelijk om daar op te wijzen, hij wil ten slotte zijn baan of opdracht houden. Voor mij als
Het is een politieke keuze om een hulpverlener eerst te ontslaan en vervolgens hem te vragen om voor zijn buren te zorgen.
wetenschapper is dat een stuk eenvoudiger. Ik heb geen direct belang dat eventueel in de knel zou kunnen komen als ik mij kritisch ergens over uitlaat. Daar komt bij dat mijn kritische houding een legitimatie is voor wat ik ben en doe.’ Marie Kamphuis, naar wie uw leerstoel is genoemd, liet zich inspireren door de esthetiek. U ook? ‘Ik ontleen mijn inspiratie vooral aan hulpverleners en professionals. Een van mijn nevenactiviteiten is het voorzitterschap van de stichting Beroepseer, een verzameling mensen die praat over wat goed werk is en wat hen motiveert. Het is heel inspirerend om met mensen te praten die werk doen dat ik zelf niet zou kunnen. Het is boeiend om te luisteren naar hun verhalen, naar de problemen die ze ondervinden en hoe ze die oplossen. Een belangrijk deel van mijn onderzoek zal gaan over hoe het maatschappelijk werk zich in de praktijk ontwikkelt, hoe mensen die al een tijd meelopen in het vak het hebben zien veranderen. Hoe ze daarop hebben ingespeeld, wat ze hebben moeten loslaten en wat ze vast hebben kunnen houden. Ook wil ik kijken wat de versobering van de verzorgingsstaat betekent voor de burgers. Ik stel me zo voor dat er op een gegeven moment nieuwe maatschappelijke noden ontstaan, omdat het afschuiven van zorgtaken op familieleden, netwerken of buren tot spanningen leidt. Op het moment dat de politiek propageert dat volwassen kinderen voor hun oude ouders moeten zorgen, dan wek je eenzelfde soort schuldgevoel op dat ouders nu tegenover hun kinderen hebben als ze hun kroost vijf dagen per week naar de crèche brengen, maar dan in het kwadraat. Jouw moeder is de aller-zieligste moeder want die krijgt geen bezoek of is in een bejaardenhuis gedumpt terwijl andere kinderen wel voor hun oude ouders zorgen. Punt is dat de politiek normen oplegt die voor sommige mensen te zwaar zullen blijken, en dat die mensen zich op een gegeven moment gaan afreageren.’
En om dat te voorkomen hebben we het maatschappelijk werk straks dus ook nog nodig? ‘Ja, met dien verstande dat we moeten leren accepteren dat ook de professional niet alle problemen definitief kan oplossen. Sommige mensen hebben chronisch, levenslang professionele hulp nodig. Die redden het niet op eigen kracht. Politiek en samenleving moeten accepteren dat er mensen zijn die afhankelijk van hulp blijven. Daar moeten we wat belastinggeld voor over hebben.’
NK op weg naar
DATABA
5 JAAR
!
13
Dilemma
Privacy in wijkteams Wijkteams werken dagelijks met persoonlijke gegevens van inwoners. Om de ondersteuning en zorg goed te kunnen regelen, moeten professionals in wijkteams deze met collega’s kunnen delen. De juridische kaders en protocollen die zij meekrijgen vanuit hun moederorganisatie zijn echter vaak heel verschillend.
Medewerkers van wijkteams verzamelen, registreren, bewerken en delen gegevens van inwoners met collega’s in én buiten het team. Dat is nodig om de ondersteuning en zorg goed te kunnen regelen. Tegelijkertijd moeten de teams de privacy waarborgen. Zij hebben te maken met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en het juridisch kader van de Jeugdwet, Participatiewet en Wmo. Maar ook met het juridisch kader van de eigen beroepsgroep.
‘Soms botsen die wettelijke kaders’, constateert Anneke van der Ven, expert sociale wijkteams bij Movisie. ‘GGD- en GGZ-medewerkers mogen bijvoorbeeld vanuit hun eigen wettelijk kader – de Wet geneeskundige behandelovereenkomst – geen informatie delen met de gemeente. Maar binnen het wijkteam is dat juist nodig om samenhangende hulpverlening tot stand te brengen. Zo kunnen medewerkers van de wijkteams in een klem komen te zitten.’
Mieneke Calis: “Balanceren tussen veiligheid en privacy.” Mieneke Calis is gedetacheerd in het sociaal team in Westervoort. Ze komt uit de jeugdhulpverlening en krijgt vooral vragen die te maken hebben met jongeren: gezinsproblemen, schooluitval, problematisch gedrag en uithuisplaatsing. Zij werkt veel samen met andere organisaties en wisselt veel informatie uit. Mieneke is BAM-geregistreerd. Deze registratie staat voor bekwaamheid in de jeugdhulpverlening. Zij handelt in haar werk volgens de richtlijnen van de wet. Een nieuwe cliënt van Mieneke tekent een verklaring waarmee deze instemt met het uitwisselen van persoonlijke gegevens. Toch komt het voor dat Mieneke zonder medeweten of tegen de wens van de cliënt in informatie deelt. Zij balanceert dan tussen veiligheid en privacy. Zij wil de privacy van haar jongeren en hun gezin respecteren, maar stelt veiligheid boven alles. “Soms moet je onder druk van een escalerende situatie snel keuzes maken. Dan is de veiligheid van een jongere leidend. Ik doe de veiligheidscheck en overleg mijn keuze met de coördinator van het team. Als de cliënt achteraf klaagt over schending van de privacy, wordt zo’n klacht in behandeling genomen en krijg ik rugdekking van de gemeente.”
Gemeente aan zet
Vier tips voor privacybeleid: 1 Voer de privacyscan uit van de Verkenning Informatievoorziening Sociaal Domein (VISD). 2 Stel als gemeente een privacydeskundige aan voor het sociaal domein. 3 Stel een privacy-protocol op voor het wijkteam. Betrek daar uitvoerende professionals bij. 4 Regel de juridische status van wijkteams en medewerkers, zo nodig met een bewerkersovereenkomst. 14
Bij de voorbereiding op de decentralisaties is veel nagedacht over de organisatie van deskundigheid in wijkteams en minder over de implicaties daarvan voor de privacy. Anneke van der Ven: ‘De Wet bescherming persoonsgegevens gaat ervan uit dat de wettelijke plicht voor een juiste manier van persoonsregistratie en -uitwisseling bij de eerstverantwoordelijke ligt. Dat is in het geval van de wijkteams meestal de gemeente, soms een stichting of hybride constructie. In de meeste gevallen zijn gemeenten dus aan zet. Zij zijn genoodzaakt te analyseren op welke punten wettelijke kaders voor wijkteams conflicteren en daar beleid op
te maken. Een ander aandachtspunt is het regelen van een juridische status van het wijkteam én alle bij het wijkteam betrokken medewerkers. ‘Het kan noodzakelijk zijn dat er een bewerkersovereenkomst wordt afgesloten. Daarin wordt vastgelegd hoe de gebruikers – in dit geval de wijkteams – omgaan met gegevens van cliënten.’
Meer informatie: wijkteamswerken.nl of Anneke van der Ven (
[email protected] of 030 789 20 92).
De waarde van sociale ondernemingen voor gemeenten Met een goede samenwerking zouden sociale ondernemingen en gemeenten nog meer maatschappelijke waarde kunnen creëren. Bij sommige gemeenten gaat dat goed. Bij andere kan het beter. David Jansen is projectleider bij Milieuwerk, een sociale onderneming in Amsterdam. Kort gezegd zorgt hij dat mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt in de circulaire economie aan het werk komen. Dat doet hij samen met de gemeente Amsterdam en afvalverwerker AEB Amsterdam. ‘Met elkaar creëren we meerwaarde. Het Werkgeversservicepunt van de gemeente Amsterdam maakt een voorselectie van kandidaten die geschikt zijn voor deze sector. Wij zorgen vervolgens voor een externe leerstage. We leiden ze een half jaar op en bieden ze uiteindelijk een contract naar hun loonwaarde. Vervolgens gaan ze naar vermogen aan de slag bij bedrijven in regio Westpoort en met name in de recyclingsector.’
beschrijft Mark Hillen in het boek Iedereen Werk dat het werken met mensen met een arbeidsbeperking grote administratieve lasten met zich meebrengt die voor een ondernemer niet altijd te dragen te zijn. ‘Gemeenten moeten onderzoeken hoe ze deze lasten kunnen wegnemen.’ Soms dragen sociale ondernemingen bij aan verschillende maatschappelijke doelen. Binthout uit Zwolle bijvoorbeeld. Zij maken nieuwe producten van Nederlandse bomen door mensen die moeilijk aan het werk komen. Karst Klein is samen met Cor Wobma de drijvende kracht achter Binthout, ‘Wij werken veel samen met
nemingen. Zeker wanneer zij zoals Binthout meer maatschappelijke doelen dienen. Ze krijgen dan te maken met verschillende beleidsdomeinen en dat maakt het contact lastig. De afdeling Werk en Inkomen is enthousiast over een onderneming die mensen aan het werkt helpt, maar de afdeling Milieu heeft net haar beleid vastgesteld en geen ruimte voor nieuwe oplossingen. De ondernemer wordt ondertussen van het kastje naar de muur gestuurd.
gemeenten. Als er ergens tien bomen gekapt moeten worden, bedenken wij een plan voor herbestemming. We maken er bijvoorbeeld straatmeubilair van.’ De samenwerking met de gemeente verloopt soepel. ‘Het begint vaak met een paar enthousiastelingen. Gemeenten zien zelf ook het voordeel van hergebruik. Ze krijgen minder klachten van bewoners als duidelijk is dat de gekapte bomen terugkomen in hun wijk.’
vaak als opvolger van een vorm van zorg of doorstart vanuit een sociale werkplaats. In plaats van een nieuwe bedrijfsvorm waar sociale impact voorop staat. Maar dat leggen we met plezier uit.’ Zijn tip voor gemeenten? ‘Sta open voor nieuwe ideeën. Als je dat doet, kun je met dezelfde budgetten veel meer bereiken. En ga denken in producten. Geef ons bijvoorbeeld de opdracht om broodplanken te maken voor in het kerstpakket. Met die opdrachten kunnen we de jongens aan het werk houden.’
Klein merkt ook dat het per gemeente verschilt hoe er tegen sociale ondernemingen wordt aangekeken. Gemeenten zien ons
Hoge uitstroom En die formule werkt, zo blijkt uit de cijfers. ‘Er is meer dan genoeg werk dat aansluit bij de doelgroep. Wij hebben inmiddels zeventig man een dienstverband gegeven. In 2014 hadden we een uitstroom van 72 procent en dat zijn cijfers waar de gemeente blij van wordt. Met de gemeente hebben we een partnership dat voor beide partijen meerwaarde heeft.’ Zo’n goede samenwerking is niet altijd vanzelfsprekend. Zo
Gemeentecongres op 17 september Wilt u in uw gemeente ook meerwaarde creëren met sociale ondernemingen? Op 17 september 2015 organiseren Movisie en Social Enterprise NL hierover een congres. Waar wordt er gezamenlijke waarde gecreëerd? Wat kunt u hiervan leren? En hoe kunt u sociale ondernemers stimuleren? Kijk op movisie.nl voor aanmelding en het programma.
Onbekend Toch doet Binthout niet mee aan aanbestedingen. ‘We kunnen te weinig onderscheid maken. Het is lastig om de waarde van het verhaal achter onze Social Enterprise aan te tonen.’ Dat speelt voor veel sociale onder-
Meer informatie: Willem-Jan de Gast (
[email protected] of 030 789 21 01). 15
Ruimte geven en toch sturen 16
Jeroen Olthof is wethouder Zaanstad en voorzitter van de sociale pijler van het G32stedennetwerk. Hij staat midden in de transformatie. Hoe zijn in Zaanstad de decentralisaties verlopen? ‘In mijn ogen zijn de decentralisaties het antwoord op de nieuwe opgaven in het sociale domein: preventie op de eerste plaats en ondersteuning voor wie dat echt nodig heeft. We moeten uitgaan van de mogelijkheden van de hulpvrager en wat die en zijn sociale omgeving zelf kunnen doen. Steekwoorden zijn: participatie van iedereen, ruimte voor en ondersteuning van de mantelzorger en de vrijwilliger, maatwerk, in de wijk. De wijkteams draaiden al een tijdje, in die zin was 1 januari voor ons geen verandermoment. Belangrijker was de zorgcontinuïteit. Daar zijn we goed in geslaagd. Het is nog te vroeg om te zeggen of we slagen om eerder te signaleren en er uiteindelijk minder specialistische zorg nodig is. De plannen lijken goed aan te sluiten en de signalen die we krijgen uit de wijken zijn positief.’ ‘We geven de wijkteams veel vrijheid: er zijn afspraken gemaakt over budget en resultaten, maar de tevredenheid van de inwoners van Zaanstad is een belangrijk aspect. In de eerste onderzoeken scoren de wijkteams 3,7 op een schaal van 5 en de Jeugdteams 3,5. Wat vooral gewaardeerd wordt, is het persoonlijk contact: je wordt serieus genomen.’ ‘Als gemeente houden we afstand. De afspraken met de aanbieders zijn heel basaal. Ik ben heel benieuwd naar wat ontstaat. We hebben niet gezegd hoe ze het moeten doen of hoe vaak ze moeten vergaderen. Er komen veel disciplines samen in de teams, medewerkers komen van verschillende organisaties die samenwerken in het wijkteam. Dat is nieuw en kan spanning geven: mogelijk voelen ze zich straks minder betrokken bij de moederorganisatie, maar meer bij de wijk en het wijkteam. De traditionele domeinen worden losgelaten en er wordt meer integraal gewerkt. Per onderdeel kijken we wat onze rol is. Dat is soms zoeken.’
‘Vroeger bepaalden het geld en de regels het proces. Vanuit de gemeente geven we nu meer ruimte, maar we staan ook klaar om te helpen. We gaan best ver in het zoeken naar oplossingen. We hebben een vangnet van drie ambtenaren die kijken of regels beklemmend zijn en de hulpvraag in de weg zitten. De ambitie is vroegsignaleren en zorgen dat mensen weer de regie over hun eigen leven krijgen: hoe zorg je dat we dat samen voor elkaar krijgen? En je ziet goede oplossingen ontstaan. Bijvoorbeeld de buurthuizen: die draaien beter dan wij ooit met de welzijnsorganisaties voor elkaar kregen. De bezetting en de betrokkenheid is groter.’ ‘De eerste jaren worden de kosten hoger want je krijgt nu de lopende zorgkosten en de kosten die voortvloeien uit de vroegsignalering. Maar als wij de rust krijgen om ons beleid te ontwikkelen dan ben ik er vast van overtuigd dat onze aanpak uiteindelijk gaat leiden tot besparingen. Maar daar hebben we wel een paar jaar voor nodig. ‘Huiselijk geweld is een zorgpunt. Ik denk dat de wijkteams daar nu nog beperkt grip en zicht op hebben. Preventie is heel belangrijk. Huiselijk geweld ontstaat in mijn beeld vaak door de spanning en frustratie die voortkomt uit escalatie van een opeenstapeling van problematieken. Schulden en verslaving zijn de grote boosdoeners hier, daaruit ontstaan relatieen gedragsproblemen. En dat laten we vaak maar gebeuren. We laten het eerst een half jaar oplopen en dan gaan we specialisten inzetten om al die losse problemen op te lossen en de mensen te helpen. Hier moeten we vroegsignaleren. Dat is preventie. Ik hoop dat we hier door een andere werkwijze in slagen. We zijn in Zaanstad dan ook bezig met het herijken van het armoedebeleid. Zo wordt als pilot vier ton beschikbaar gesteld aan de wijkteams ter voorkoming van armoede.’
‘Bestuurlijk zitten er ook uitdagingen aan. Omdat er meer afstand is, is ook de vraag hoe je bijvoorbeeld de gemeenteraad meeneemt. Daarvoor zijn we gestart met een 3D-carré: een informele setting waarin we met de gemeenteraad praten over de actualiteit en wat er speelt. We informeren elkaar en organiseren werkbezoeken. Als er iets in de samenleving ontstaat, zoals de discussie over respijtzorg voor mantelzorgers, dan pakken we dat samen op.’ Hoe het er over een half jaar uit ziet, weet ik niet, maar we willen ruimte bieden aan wat nodig is. Die openheid en flexibiliteit zijn belangrijk. Ik heb één ambitie en dat is dat de wijkteams over vier jaar van de wijk zijn. Dat de gemeenteraad dan een debat voert en dat de bewoners dan zeggen: ‘Afblijven: de wijkteams zijn van ons!’’
Het is een dubbele decentralisatie: je moet ook van gemeente naar de wijk. Pas als je echt dichterbij de mensen komt, kun je maatwerk leven.
‘Over de rol van de kennisinstituten kan ik duidelijk zijn: ik zou willen dat alle informatie en onderzoek in één portal wordt ondergebracht. Nu is het als gemeente ondoenlijk. Als ik wil weten hoe het zit met wijkteams of mantelzorg dan heeft Movisie eigen informatie, Vilans heeft een deel en als het over jeugd gaat heeft het NJi die. Ik zou al die informatie willen bundelen.’
Zaanstad experimenteert sinds 2011 met wijk- en jeugdteams. In 2014 kozen ze voor aanbesteding per wijk en gingen ze werken met 11 wijkteams en 5 jeugdteams. Per wijk werd een profiel gemaakt en werd gekeken welke aanbieder het beste aansloot. Het budget per wijk stond daarbij vast. Niet alleen gevestigde partijen kregen de opdracht: per wijk werd gekeken wie de beste contacten en plannen had. Zo kregen ook nieuwe partijen een kans. Zaanstad werkt nu met verschillende aanbieders: van een verzorgingshuis in een arbeiderswijk tot een samenwerkingsverband van RIBW, Odion en het Leger des heils. Sommige aanbieders werken met vaste teams, anderen met een flexibele schil. Wat telt is het resultaat. 17
Movisie-partner aan het woord
Sociaal makelen Relaties ontdekken, leggen en weer loslaten. Dat is sociaal makelen bij MeerWaarde, een maatschappelijke onderneming in Haarlemmermeer, waar sinds drie maanden twee sociaal makelaars aan de slag zijn. Annette Aukema en Nadia Fonteijne begeleiden de sociaal makelaars in een 2-jarige pilot. Chaos
Sociaal makelen is energiek bruggen bouwen en de sterke kanten van mensen koppelen aan de behoeften van anderen.
Annette Aukema
In een wijk in Haarlemmermeer is een wijktuin. Bewoners uit een andere wijk willen ook een tuin, maar weten niet hoe ze dit moeten aanpakken. Een sociaal makelaar koppelt die bewoners snel aan de actieve wijktuinders. Zo eenvoudig kan het zijn. Een sociaal makelaar is vraaggericht noch aanbodgericht, een sociaal makelaar is relatiegericht. Het gaat om vraag en aanbod dat er al is. Door de kansen die gezien worden, zal het sociale netwerk zich verdichten en sterker worden. Zo worden de wegen voor een bredere participatie van burgers gelegd.
Alleen nieuwe wetten creëren geen nieuwe samenleving. Jan Rotmans, hoogleraar aan de Erasmus Universiteit, stelt dat Nederland in een radicale transitie zit en dat de komende decennia redelijk chaotisch zullen verlopen. Nu de eerste decentralisaties doorgevoerd zijn en professionals druk bezig zijn om één en ander goed te laten landen, is dat een vermoeiend idee. De chaos komt, aldus Rotmans, omdat onze oude denkbeelden niet meer passen in de huidige participatiesamenleving. De overgang van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving - onder druk van de uit de pan rijzende kosten - gaat niet vanzelf. Decennia-chaos. Vermoeiend, maar ook stimulerend. Het spreekt ons eigenlijk enorm aan. De chaos prikkelt. We moeten niet alleen weer opnieuw nadenken. Er moet ook in de praktijk wat gebeuren. Zonder praktijkervaring komen we nooit uit de chaos. Denken, handelen en op zoek gaan naar mogelijkheden. Zo doen we dat als sociaal makelaars.
Oude wijn
18
Op het eerste gezicht lijken sociaal makelaars op opbouwwerkers oude stijl die immers ook de sociale infrastructuur wilden versterken. Dat is schijn. De beoogde effecten zijn vergelijkbaar, maar de maatschappelijke context is anders. De aanpak wordt dus ook anders. Opbouwerkers wilden burgers mondig maken en ze bagage meegeven om initiatieven te ontplooien. Dat is nu niet het belangrijkste. De moderne samenleving is complex, maar veel burgers kunnen die complexiteit hanteren. Onderwijs heeft burgers autonomer en mondiger gemaakt en veel kennis is ontsloten via internet. De uitdaging ligt nu op een ander front. De autonomie en digitalisering gaan hand in hand met toenemende individualisering. Dat maakt participeren zonder eigen belang niet vanzelfsprekend. Daarnaast zijn er mensen voor wie de lat in onze samenleving hoog
Door de aanpak van sociaal makelaars zal de behoefte aan professionele hulpverlening afnemen.
ligt en die moeite hebben om aansluiting te vinden bij de samenleving. De kloof is groot tussen burgers met een goed netwerk en burgers die in een kwetsbare situatie verkeren. Sociaal makelaars van Stichting Meerwaarde willen die kloof verminderen door burgers weer te laten ervaren dat het collectief waardevol is. Bij het leggen van relaties willen zij die waarde laten zien en werken aan een mentaliteitsverandering. Het gaat hen niet om burgers mondiger maken, het gaat om het stimuleren van nieuwe relaties. Nadia Fonteijne
Op pad Sociaal makelaars willen relaties ontdekken, relaties leggen en verdiepen, relaties gebruiken en wanneer mogelijk relaties loslaten. Dat betekent dat zij veel op pad zijn. We zoeken in onze pilotwijken burgers actief op. In de eerste maanden zijn al veel informele netwerken in kaart gebracht. Sociaal makelen vergt een bepaalde persoonlijkheid. Je vindt het leuk om overal op af te stappen en niet het probleem, maar de mogelijkheid neem je als startpunt. Het vergt ook vaardigheden zoals: lef hebben, kansen benutten, goed samenwerken, mogelijkheden creëren.
Vergadercultuur We zijn ruim drie maanden bezig en worden natuurlijk geconfronteerd met knelpunten. Het dreigende risico dat sociaal makelaars worden meegezogen in de gevestigde vergadercultuur en papieren werkelijkheid (voorstellen en rapporten) ligt op de loer. Het opbouwen van relaties kost tijd, meer dan men vaak denkt. Het lukt de sociaal makelaars om veel aanwezig te zijn in de wijk. Dat werpt zijn vruchten af, want ze worden nu al door velen gekend. Organisaties treden ons welwillend tegemoet. De netwerken die we in kaart hebben gebracht, willen meewerken en de burgers helpen die sociaal makelaars aandragen. Er is ook draagvlak om burgers met een sterk netwerk te
verleiden om een actievere rol te spelen in de participatiesamenleving.
Dichttimmeren We willen dus niet worden meegezogen in de papieren werkelijkheid. Maar we willen ons wel verantwoorden. We werken met belastinggeld en publiek geld vraagt om publieke verantwoording. De participatiesamenleving vraagt ook een andere houding van de subsidiegever. De gemeente zal de samenleving met professionals, vrijwilligers en burgers meer moeten faciliteren dan aansturen. Nodig is geen dichttimmerneiging en afrekencultuur, maar een open houding waarbij men bereid is om te luisteren naar het verhaal over wat er in de praktijk gebeurt en tot stand komt. Dat verhaal mag echter geen sprookje zijn. De sociaal makelaar moet daarom wel de feiten op een rijtje hebben. Het gaat om vertellen op basis van feiten. Wij denken dat door onze aanpak de behoefte aan professionele hulpverlening vermindert. Dat is ambitieus en niet zomaar bereikt. De beoogde tussenstappen kunnen we laten zien. We registreren systematisch het aantal contacten en het soort contacten. Vervolgens maken we het effect van contacten zichtbaar. Met die feiten gaan we ons verhaal vertellen op bijeenkomsten in wijken, aan de media,
via sociale media en natuurlijk ook aan onze subsidiegever de gemeente. Transparantie is essentieel bij het bewandelen van ongebaande paden.
Wijktuinders Wij denken dat het gesponnen sociale web in wijken problemen voorkomt. Het effect van een specifiek contact is echter niet aan te tonen. De wijktuinders uit het begin van ons verhaal zijn een goed en nuttig contact, zoals blijkt als we een man in een rolstoel tegenkomen die in een huis woont met een grote tuin. Hij houdt van tuinieren, maar kan het niet zonder hulp. De sociaal makelaar vraagt de wijktuinders of ze een maatje voor hem weten zonder moestuin, iemand die graag tuiniert. Het lukt en het contact wordt gelegd. Betekent dit dat een zekere gang naar de hulpverlening is voorkomen? Die vraag is niet te beantwoorden. We zijn er echter van overtuigd dat, als er in allerlei wijken in Nederland dit soort wegen tussen mensen begaanbaar gemaakt wordt, het beroep op professionals afneemt. Annette Aukema werkt als Manager Innovatie en Nadia Fonteijne als Projectmedewerker bij Meerwaarde.
Meer informatie: meerwaarde.nl
19
De notitie ‘Mantelzorgondersteuning is de basis’ bevat het kader voor gemeenten die vanuit de Wmo verantwoordelijk zijn voor mantelzorgers. Uitgangspunt zijn de vier V’s: vinden, versterken, verlichten en verbinden. Hoe past u die als gemeente toe?
Tien tips voor gemeenten mantelzorgondersteuning VINDEN Tip 1 Zoek de mantelzorgers dichtbij huis Veel gemeenten vragen zich af hoe zij meer mantelzorgers kunnen bereiken. Het sleutelwoord is: dichtbij. Zoek de mantelzorgers dichtbij huis en dichtbij de zorg die hun zorgvrager nodig heeft. Dichtbij huis wil zeggen dat jonge mantelzorgers bijvoorbeeld op school en via sportverenigingen kunnen
20
worden bereikt. En dat u ouderen wellicht vindt via een kerkgenootschap, ouderenbond of leesclub. Mantelzorgers bereikt u natuurlijk ook via zorgverleners: de huisarts, praktijkondersteuner, het ziekenhuis of verpleeghuis. Let wel: in de praktijk is het lastig om in contact te komen met mantelzorgers. Veel mensen zien zichzelf niet zo of willen er niet op worden aangesproken.
Tip 2 Gebruik de POM-methode POM staat voor Preventieve Ondersteuning Mantelzorgers. Het is een methode om al in een vroeg stadium contact te leggen met mantelzorgers en een relatie op te bouwen. Dat werkt zo. Zodra een zorgvrager zich meldt, neemt de professional het initiatief om met de mantelzorger in gesprek te gaan. In dit POM-gesprek – bij
Wat zegt de Wmo? De Wmo stelt dat de gemeenteraad in het beleidsplan moet opnemen hoe mantelzorgers worden ondersteund. In de verordening moet staan op welke manier het college zorgt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Gemeenten zijn verplicht om in ieder geval algemene voorzieningen te treffen die mantelzorgers ondersteunen. Wie dat nodig heeft, moet voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komen. In het keukentafelgesprek moet aan de mantelzorger worden gevraagd naar diens mogelijkheden, belastbaarheid en ondersteuningsbehoeften.
om goed te regelen de mantelzorger thuis – worden belasting en knelpunten in kaart gebracht en krijgt de mantelzorger een overzicht van alle ondersteuningsmogelijkheden.
VERLICHTEN
VERSTERKEN
Natuurlijk wilt u dat mantelzorgers het ook op de langere termijn volhouden. Daarom is het belangrijk dat u zorgvragers en mantelzorgers helpt om hun netwerk goed in kaart te brengen. Wie zijn er belangrijk in hun leven? De Mantelscan is één van de methoden om het netwerk stap voor stap in kaart te brengen. Maak er gebruik van!
Tip 3 Achterhaal de vraag achter de vraag Als een inwoner bij de gemeente ondersteuning vraagt, wordt zijn zelfredzaamheid in beeld gebracht. U versterkt mantelzorgers achter deze inwoner door hen te betrekken bij dit onderzoek. Anders gezegd: nodig de mantelzorger aan de keukentafel uit. Bedenk wel dat mantelzorgers zich niet altijd vrij voelen om hun grenzen aan te geven als de zorgvrager erbij zit. Eerst een gezamenlijk en daarna een apart gesprek werkt vaak beter.
Tip 4 Geef mantelzorgers waardering U heeft middelen om mantelzorgers te waarderen. Behalve het schenken van een bedrag kunt u denken aan een bon, een gemeentelijke mantelzorgpas met kortingen voor mantelzorgers of een jaarlijkse verwendag. Zorg dat u de mantelzorgers niet tegelijk met de vrijwilligers waardeert.
Tip 5 Vraag mantelzorgers voor de Wmo-adviesraad Een gemeente heeft mantelzorgers nodig om goed beleid te kunnen maken. Bied mantelzorgers een plek waardoor ze ook werkelijk invloed hebben. Dat begint met ervoor te zorgen dat mantelzorgers of ex-mantelzorgers in de Wmo-adviesraad zitten. Stel ook expliciet aan mantelzorgers vragen in het jaarlijkse Wmo-cliënttevredenheidsonderzoek.
Tip 6 Versterk het netwerk met de Mantelscan
Tip 7 Vergeet de praktische en materiële hulp niet Als mantelzorgers iets kunnen gebruiken, dan is het wel praktische en materiële hulp. Denk aan een parkeerpas, een woningaanpassing, reiskostenvergoeding, vergoeding voor kinderopvang, boodschappenservice of hulp bij administratieve klussen. Vaak komt deze hulp zowel de zorgvrager als de mantelzorger ten goede. Het eerder genoemde bonnenboekje kan hier uiteraard goed voor worden gebruikt.
Tip 8 Geef zelf het goede voorbeeld In uw eigen gemeente werken uiteraard ook mantelzorgers. Geef het goede voorbeeld en heb oog voor hen. Benoem de mantelzorgers in het personeelsbeleid en regel voorzieningen als zorgverlof of de mogelijkheid om flexibel te werken. Mantelzorgers met kinderen zijn vaak erg geholpen met een goede regeling voor kinderopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang. Meer informatie hierover vindt u op werkenmantelzorg.nl.
VERBINDEN Tip 9 Verbind professionals met mantelzorgers Als gemeente bent u in de positie om de formele en informele zorg gelijkwaardig met elkaar te laten samenwerken. Uiteindelijk hebben ze allebei hetzelfde doel, namelijk zo goed mogelijk zorg bieden aan de zorgvrager. De crux is dat professionals aansluiten bij de mantelzorgers. Mantelzorgers zijn immers expert: zij weten veel over de wensen en behoeften van de zorgvrager. Die kennis hebben professionals nodig om hun werk goed te kunnen doen. Bij de inkoop kunt u afspraken maken met zorginstellingen over bijscholing van professionals rond de samenwerking met mantelzorgers. Investeer ook in gezamenlijke deskundigheidsbevordering.
Tip 10 Pak de regie in samenwerking Zorgvragers en mantelzorgers willen graag de zorg thuis op eigen wijze vorm kunnen geven. Dat vraagt van allerlei zorgorganisaties dat zij onderling het zorg- en ondersteuningsaanbod op elkaar afstemmen. Als regisseur kunt u daarop de regie voeren. Maak op organisatieniveau afspraken bij de inkoop van zorg en ondersteuning via aanbesteding of subsidie over samenwerking met mantelzorgers. Wees u bewust van uw regisseursrol en faciliteer bijvoorbeeld een netwerkoverleg of platform voor alle partners in formele en informele zorg en welzijn om elkaar bij te praten. Denk na over financiële prikkels om de verbinding tussen formele en informele zorg te faciliteren.
De notitie ‘Mantelzorgondersteuning is de basis’ is te downloaden via expertisecentrummantelzorg.nl De notitie ‘Vrijwillige inzet is de basis’ is te vinden op movisie.nl/publicaties Meer informatie: Roos Scherpenzeel (
[email protected] of 030 789 20 65).
21
Instrumenten voor kwaliteitsbeleid in de Wmo Nu het stof van de transformaties begint de dalen, dringt de vraag zich op: hoe kun je de kwaliteit verbeteren? Hieronder ziet
ervaren. De uitdaging is om niet alleen de ervaringen te peilen van mensen die een maatwerkvoorziening krijgen, maar ook van mensen die door algemene voorzieningen en vrijwilligers geholpen zijn.
u welke aanknopingspunten de nieuwe Wmo biedt om de kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning te meten en te checken. Cliëntervaringsonderzoek Het cliëntervaringsonderzoek is een jaarlijks onderzoek onder cliënten die maatschappelijke ondersteuning ontvangen. Dit levert een beeld op hoe de gebruikers het beleid
Resultaatmeting Elke gemeente moet in haar beleidsplan een resultaatmeting opnemen. Hierin staat welke resultaten de gemeente wil bereiken, welke criteria de gemeente hanteert om resultaten te meten en welke (outcome) criteria zij gebruikt voor aanbieders. De resultaten moeten jaarlijks aan de gemeenteraad worden gerapporteerd. Ook moet een gemeente onderzoeken hoe de dienstverlening optimaal kan worden afgestemd op
Waarom kwaliteitsbeleid? Karin Sok van Movisie: ‘Mensen die aangewezen zijn op ondersteuning vanuit de Wmo moeten erop kunnen rekenen dat die steun van goede kwaliteit is. Hierbij zijn drie partijen betrokken: aanbieders, gemeenten en cliënten. Ieder heeft namelijk zijn eigen perspectief op wat kwalitatief goede ondersteuning is, waarbij het perspectief van cliënten natuurlijk een heel belangrijke is. Samen bepalen zij wat kwaliteit is, welke outcome gewenst is en hoe je dat kunt meten. Ze kunnen daarbij gebruik maken van allerlei instrumenten. Ook moeten gemeenten in een verordening bepalen welke eisen zij stellen aan de kwaliteit van voorzieningen. Deze eisen zijn bijvoorbeeld te gebruiken bij de inkoop of als toetsingskaders voor de nieuwe toezichthouders Wmo. Hier ligt een mooie kans om deze kwaliteitseisen in co-creatie op te stellen, samen met aanbieders en cliënten.’ 22
andere diensten die de cliënt ontvangt. Dat doet zij door samen te werken met zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Op welke manier de gemeente deze resultaatmeting vormgeeft, staat haar vrij. Zij kan genoegen nemen met een tevredenheidsonderzoek, maar kan dit ook aangrijpen om meer te doen. Een voorbeeld zijn de proeftuinen ‘Sturen op outcome’ die Movisie in zes gemeenten heeft uitgevoerd om in co-creatie outcome-indicatoren te ontwikkelen (zie kader).
Toezichthouders De gemeente is wettelijk verplicht om mensen aan te wijzen die toezicht houden op naleving van de wet. Gemeenten beleggen dit bijvoorbeeld bij de GGD die hiervoor inspecteurs aanstelt. Het is daarbij de uitdaging toezicht in de Wmo anders te benaderen dan toezicht in de gezondheidszorg. Het is weinig zinvol om je bij de Wmo alleen op de wetten, regels, procedures en standaarden te richten. Zeker niet als dat ertoe zou leiden dat het zeer uitgebreide regelsysteem van de gezondheidszorg op de Wmo-wereld wordt geplakt. Dit vraagt om een ander toetsingskader.
Klachtenprocedure Elke gemeente heeft een klachtenprocedure. Cliënten die ontevreden zijn, kunnen een klacht indienen. Ook zijn er allerlei
Gemeente Woerden De gemeente Woerden heeft in een proeftuin ‘Sturen op outcome’ van Movisie een set indicatoren ontwikkeld waarmee kan worden gemeten of de zelfregie van bewoners met een ondersteuningsbehoefte is toegenomen. Lucy Kroes van de gemeente Woerden: ‘In Woerden zijn we volop bezig om het sociale domein opnieuw in te richten. Dan is het belangrijk dat je iets in handen hebt waarmee je kan meten of je beleid effect heeft. Daarom hebben we een set indicatoren ontwikkeld. Onze gemeente heeft zelfregie hoog in het vaandel staan. We hopen dat we met deze set indicatoren goed kunnen meten hoe het staat met de zelfregie van bewoners. Het mooie is dat de indicatoren zijn gemaakt vanuit drie perspectieven: inwoners, aanbieders en de gemeente. Het is dus niet vanachter een bureau bedacht. Inwoners hebben mee kunnen praten en dat is vooral voor mensen met een hulpvraag belangrijk. Overigens was het lastig om hiervoor nieuwe inwoners te vinden. Je komt al snel bij dezelfde mensen uit. Ik kan dit alle gemeenten aanraden: bekijk je beleid vanuit verschillende invalshoeken. Juist deze methodiek maakt dat je indicatoren vaststelt die door verschillende groepen ‘gedragen’ worden.’
monitors en meldpunten, zowel landelijk als lokaal, om bij te houden wat wel en niet goed gaat in de uitvoering van de nieuwe Wmo. Momenteel is er bij veel gemeenten angst voor allerlei klachten en meldingen van situaties waar de maatschappelijke ondersteuning nog niet goed vorm krijgt. Maar juist deze klachten en meldingen zijn belangrijk om de kwaliteit van dienstverlening te verbeteren. Dus benader ze positief, als een kans om met elkaar - als gemeente, aanbieder en cliënt - het doel te bereiken: namelijk het verbeteren van de kwaliteit van maatschappelijke ondersteuning. Bij deze subdoelen zijn indicatoren geformuleerd die een aanwijzing zijn dat het subdoel is gerealiseerd. Deze indicatoren kunnen we dus gaan meten.
Meer informatie: Karin Sok (
[email protected] of 030 789 20 76).
aan de keukentafel Jan Wijbenga, beleidsmedewerker van de gemeente Groningen. Hij schakelde Movisie in voor een proces met burgers om te komen tot een integrale adviesstructuur voor de nieuwe Wmo.
Je trekt niet zomaar een blik burgers open Wat was je vraag aan Movisie? ‘We wilden advies over een nieuwe, lichte structuur voor burgerbetrokkenheid. Groningen heeft nu een structuur met drie adviesorganen: de adviesraad voor het gehandicaptenbeleid, de ouderenraad en het Wmo-platform. Die oude structuur voldoet niet meer.’ Hoe ben je bij Movisie terecht gekomen? ‘Onze ouderenraad heeft een keer een traject met Movisie gedaan. Ze waren enthousiast en zeiden: als je de adviesraden wilt veranderen, doe dat dan met Movisie.’ Hoe heb jij Groningers actief betrokken bij dit traject? ‘De vraag was hoe we meer mensen kunnen betrekken bij advisering. Met deze pilot hebben we dit uitgeprobeerd in drie wijken. Dat was lastig. Je trekt niet zomaar een blik burgers open. Ik heb het eerst via collega’s geprobeerd maar die kennen vooral de bekende mensen. Met het digitale stadspanel hadden we meer succes. Dat zijn burgers die geregeld een digitale enquête invullen. Dat was een gouden greep. Dat heeft vijftig tot zestig burgers opgeleverd, mensen die je verder nooit ziet. Het nieuwe was dat ze ook naar bijeenkomsten wilden komen. ‘ Wat is je eigen kracht geweest in dit traject? ‘Ik heb veel tijd gestoken in het persoonlijke relatiebeheer, zowel in- als extern. Ik hou bij wie wat doet en zegt. Ik laat mensen merken dat ik ze zie, dat ik snap wat hun meerwaarde is, ik informeer ze tot het einde toe. Dan kun je ze bovendien nog eens vragen.’ Hoe heeft Movisie bijgedragen aan het realiseren van jouw doelen? ‘Zij organiseerden het programma. We hadden een goed samenspel. Movisie kan de zaken ook scherp analyseren en formuleren en theorie en praktijk met elkaar verbinden.’ Welke droom heb jij voor 2025? ‘Mijn droom is dat iemand vanuit de gemeente een vrije rol krijgt om goed relatiebeheer te doen. Iemand die niet overal rapportages over hoeft te schrijven, maar wel kan agenderen. De gemeente heeft nu vaak erg veel gezichten in de wijk. En toch hebben we moeite meer burgerbetrokkenheid te organiseren. ‘ Jouw advies voor collega’s in het land? ‘Zorg dat je als gemeente weet wat je zelf wilt regelen én wat je van burgers vraagt. En maak er geen punt van als dat laatste niet goed loopt. Verder adviseer ik elke gemeente om eerlijk en ontvankelijk te communiceren. Bewoners kijken heel anders tegen dingen aan dan jij. Als er iets mis gaat, kun je zeggen ‘dat hebben we zo niet bedoeld’, maar beter is om te zeggen ‘jullie hebben gelijk, dit was stom van ons’.
‘Aan de keukentafel’ is een nieuwe rubriek waarin Movisie aan tafel zit met een expert.
23
Goed voorbeeld uit de praktijk
Als beroepskrachten en mantelzorgens samenwerken Sinds september 2014 werkt zorginstelling Cello uit Brabant aan een innovatietraject waarbij mantelzorgers als partner worden betrokken bij de zorg. Movisie begeleidt hen vanuit het programma ‘In voor Mantelzorg’. Els Mulder van Cello: ‘Het contact wordt steeds makkelijker.’
Els Mulder is projectleider bij Cello, een zorginstelling voor mensen met een beperking in de regio Den Bosch-Zaltbommel. Waarom doen ze mee aan ‘In voor Mantelzorg’? ‘We willen bij Cello het contact met mantelzorgers verbeteren maar we weten zelf niet precies hoe we dat kunnen organiseren. Via dit traject krijgen we begeleiding van Movisie en die begeleiding is prettig. Daarnaast horen we ook hoe dit bij andere organisaties wordt aangepakt.’
komst waren ook medewerkers aanwezig. Tijdens deze bijeenkomsten is een vragenlijst ingevuld die Cello zelf heeft gemaakt. ‘Zowel mantelzorgers als medewerkers hebben de lijst ingevuld. Het is een nulmeting maar tegelijk ook een startpunt van het gesprek tussen medewerkers en mantelzorgers per woning. Wat zijn overeenkomsten en wat zijn verschillen in de opvattingen over onderlinge samenwerking en over het ondersteunen van mantelzorgers?’
Vragenlijst
Kleding kopen
Cello is gestart met twee informatiebijeenkomsten: één voor medewerkers en één voor mantelzorgers. Bij deze laatste bijeen-
De boodschap die Cello aan mantelzorgers geeft is helder: vanuit de overheid kunnen wij dit niet meer alleen doen. Els Mulder:
Handige hulpmiddelen Samenspelscan Hoe zit het met de samenwerking met mantelzorgers in uw organisatie? Met de Samenspelscan van het Expertisecentrum Mantelzorg weet u meer. Managers, mantelzorgers, cliënten en zorgverleners vullen de vragenlijst in. De uitkomst laat zien hoe het is gesteld met het samenspel tussen mantelzorgers en zorgverleners binnen uw organisatie. U krijgt concrete aanknopingspunten om de samenwerking te verbeteren. SOFA-model Het SOFA-model onderscheidt vier rollen die de mantelzorg kan hebben: die van collega-verzorgende, cliënt, 24
naaste én expert. De mantelzorger heeft vaak meerdere rollen tegelijk en wisselt vaak razendsnel tussen deze rollen. Als professional is het goed dat u zich bewust bent van deze rollen én dat u alle rollen de ruimte geeft in de samenwerking met de mantelzorger. Elke rol is gekoppeld aan een werkwoord, waarvan de beginletters het woord SOFA vormen. • Samenwerken: de mantelzorger als collega • Ondersteunen: de mantelzorger als schaduwcliënt • Faciliteren: de mantelzorger als naaste, in relatie tot de cliënt • Afstemmen: de mantelzorger als expert in het leven van de cliënt
Sinds Cello meedoet aan In voor Mantelzorg is het contact tussen medewerkers en mantelzorgers versterkt
‘Denk aan het begeleiden van cliënten bij uitstapjes, bij vakanties, bij het kopen van kleding. Medewerkers maken de omslag van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. Ze gaan niet meer zelf bijvoorbeeld kleding kopen maar ze bekijken of familie hier een rol in kan spelen. En dat lukt. Familieleden reageren vrijwel altijd positief. En als ze te ver weg wonen om kleding te kopen, dan bestellen ze het via internet.’
Aan de poort Sinds Cello dit traject doet, is het contact tussen medewerkers en mantelzorgers verbeterd. ‘Vooral het één-op-één-contact werkt goed. Bij sommige families zijn we
We kunnen niet alle zorg meer alleen uitvoeren.
zelfs thuis op bezoek gegaan. Ik noem dat wel ‘achterstallig onderhoud’ waarbij we vooral luisteren naar de verhalen van de familie. Sommige families hebben hun kind dertig jaar geleden aan de poort afgeleverd en mochten de eerste zes weken geen contact. Nu is dat omgedraaid en vragen we juist aan de familie om partner te zijn in de zorg. Als zorgverleners zijn wij passanten, de familie is de stabiele factor in het leven van een cliënt. Overigens is dat voor sommige families en medewerkers best even wennen.’
Familienet Cello communiceert niet alleen persoonlijk met de familie maar ook via nieuwsbrieven en via ‘Familienet’, een besloten online platform voor familieleden en betrokken medewerkers. ‘Door het plaatsen van foto’s en berichtjes krijgt de familie mee wat er
zoal op een woning gebeurt. Andersom zet de familie soms foto’s van vroeger erop zodat medewerkers meer te weten komen over de jeugd van een cliënt.’
Douchen Els is enthousiast over het traject. ‘Ik zie nu al dat, als je het netwerk rondom de cliënt sterker maakt, het welzijn van de cliënt wordt bevorderd. En dat is eigenlijk een veel sterker argument dan zeggen dat we dit doen vanwege overheidsmaatregelen. Je ziet mooie dingen gebeuren. In ons huis is een moeder die nu elke week haar dochter zelf komt douchen. Op haar eigen manier, zoals ze dat altijd heeft gedaan. De band tussen moeder en dochter is zó sterk. Als de dochter nu iets nieuws moet leren, bijvoorbeeld omgaan met een andere tillift, dan vragen we haar moeder om hierbij te helpen.’
Kracht Ilse de Bruijn begeleidt Cello bij hun In voor Mantelzorg-traject. ‘Wat ik sterk vind bij Cello is dat het als een gedeelde verantwoordelijkheid wordt gevoeld dat beroepskrachten en mantelzorgers gaan samenwerken. De persoonlijk begeleiders
hebben met alle mantelzorgers persoonlijk een gesprek gevoerd. Daarin hebben ze uitgelegd dat ze beter willen samenwerken. Ze hebben de mantelzorgers gevraagd wat ze vinden van de zorg die de professionals leveren en wat zij zelf daarin willen betekenen. Ze benaderen het als leerproces waarbij fouten gemaakt mogen worden. Dat werkt goed. Daarnaast heeft Cello een sterke projectgroep.
Daar zitten heel betrokken en deskundige mensen in. Die doen dit niet zomaar even erbij, die willen die samenwerking echt realiseren. Cello heeft het lef om hier tijd voor vrij te maken en erin te investeren. Daar kunnen andere zorginstellingen een voorbeeld aan nemen.’
Anita Peters, Movisie: “Ook interessant voor gemeenten.” ‘In voor Mantelzorg’ is een programma waar 80 zorgorganisaties uit allerlei sectoren aan meedoen, van thuiszorg en GGZ tot ziekenhuizen en revalidatiecentra. Ze doen mee omdat ze een betere samenwerking willen met mantelzorgers. Het programma ‘In voor Mantelzorg’ levert veel kennis en ervaring op die we via bestaande kennisplatforms delen. Ik zie dat er ook interessante informatie voor gemeenten boven tafel komt, bijvoorbeeld over wanneer je iets lokaal of juist regionaal moet organiseren. Daarom nodig ik gemeenten uit om contact op te nemen als ze bezig zijn met het bijstellen van hun beleid over
informele zorg en hier vragen over hebben. Lees verder op invoormantelzorg.nl.
Ik ben In voor Mantelzorg De Facebook-groep ‘Ik ben In voor Mantelzorg’ is voor beroepskrachten zorg en welzijn die het contact met mantelzorgers willen verbeteren. Lees verder op ikbeninvoormantelzorg.nl.
Meer informatie: Anita Peters (a.peters@ movisie.nl of 030 789 20 64) of Ilse de Bruijn (
[email protected] of 030 789 21 11).
25
Omdat het geweld in gezinnen niet zomaar stopt Schokkend: meer dan de helft van alle meldingen over huiselijk geweld die binnenkomen bij Veilig Thuis zijn ‘her-meldingen’. Het geweld in deze gezinnen stopt niet. Terwijl soms tientallen hulpverleners bezig zijn met deze gezinnen. Het VNG-programma Veilig Thuis vroeg Movisie en NJi om een advies voor een multidisciplinaire aanpak.
Bij de familie Van Leeuwen komen al jaren hulpverleners over de vloer. Een SPV-er steunt vader om hem van zijn depressie af te helpen. De aan alcohol verslaafde moeder krijgt hulp van verslavingszorg. Beide ouders brengen de zorg voor de kinderen nauwelijks op, ondanks toezicht van jeugdzorg en opvoedingsondersteuning. De hulpverleners en wijkagent overleggen
geregeld met elkaar, maar de situatie duurt al jaren. Het geweld vermindert niet, het wordt eerder ernstiger. Iedereen doet erg zijn best, maar werkt na en langs elkaar. Wat bij deze familie ontbreekt, is een gezamenlijke analyse en aanpak van hulpverleners, medici, politie en justitie, en waar het gezin over meepraat. Het gezin ziet door de bomen het bos niet meer en
missen een vaste contactpersoon die uitlegt wat er gebeurt en die alle hulp organiseert en op elkaar afstemt.
Twee vormen van hulp De gemeenten zijn vanaf 2015 verantwoordelijk voor de aanpak van kindermishandeling, huiselijk geweld en seksueel geweld. De Centrumgemeenten Vrouwenopvang hebben op zich genomen om de kwaliteit te verbeteren door een landelijk dekkende infrastructuur te realiseren voor multidisciplinaire aanpak van complexe geweldsproblematiek. Het VNG-programma Doorontwikkeling Veilig Thuis ondersteunt de realisatie daarvan. Movisie en NJi hebben in co-creatie met professionals een advies hiervoor geschreven. Het advies gaat over twee vormen van hulp: hulp na een acute ernstige (seksueel) geweldssituatie en hulp voor gezinnen waarin langdurig onveiligheid speelt. In Nederland zijn hiermee al enkele positieve ervaringen.
Multi probleemgezinnen hebben een multidisciplinaire aanpak nodig. Dan is de hulp meer effectief. Wicher Pattje, VNG-programma Doorontwikkeling Veilig Thuis
Advies
26
In beide gevallen komen de professionals naar het slachtoffer of het gezin toe in plaats van andersom. Alle hulp wordt onderling afgestemd, ook met het slachtoffer. De acute hulp wordt op één centrum geboden, een vaste contactpersoon staat het slachtoffer bij. Deze casemanager verstrekt alle informatie over uitkomsten en vervolgstappen. Het slachtoffer hoeft niet onnodig vaak het verhaal te vertellen. Bij structureel geweld stemt het multidisciplinaire team, inclusief Veilig Thuis, met elkaar het veiligheids- en behandelplan af
en met het slachtoffer, het gezin. Ook het sociaal netwerk en eventueel het sociaal wijkteam worden hierbij betrokken. Het uiteindelijk doel is om nieuw geweld en nieuw slachtofferschap te voorkomen.
Bij een multidisciplinaire aanpak wordt het ijzer
COLUMN De Stopera van Amsterdam op zijn kop
gesmeed als het heet is. Op de dag zelf of op de volgende werkdag wordt al contact gelegd met het gezin. De onmacht die betrokkenen ervaren is enorm en door deze snelheid is de bereidheid tot verandering groter. Gerianne Rozema, manager Veilig Thuis Midden-Brabant/ Family Justice Center Tilburg
Vervolgstappen De wethouders van de centrumgemeenten hebben ingestemd met het advies. Movisie en NJi gaan met het VNG-Programma Doorontwikkeling Veilig Thuis deze zomer om de tafel met beleidsambtenaren en instellingen in de 26 Veilig Thuis-regio’s. Gespreksonderwerpen zijn: de regionale stand van zaken rond multidisciplinaire aanpak, de plannen en de mogelijke ondersteuningsbehoefte bij de uitvoering. Hierna wordt een voorstel voor multidisciplinaire aanpak geschreven dat aan de wethouders wordt voorgelegd. Wellicht krijgen gezinnen als de familie Van Leeuwen dan hulp van een vaste contactpersoon en van hulpverleners die samen met hen bedenken wat hen echt helpt.
Meer informatie: Hilde Bakker (
[email protected] of 030 789 20 81).
Cijfers * Van alle vrouwen en mannen tussen de 18 en 70 jaar is 45 procent ooit slachtoffer is geweest van huiselijk geweld. * Geschat wordt dat er jaarlijks in Nederland minstens 200.000 personen slachtoffer worden van (evident) huiselijk geweld. * Bijna 60 procent van alle meldingen over huiselijk geweld die binnenkomen bij Veilig Thuis zijn zogenoemde ‘her-meldingen’, het geweld in deze gezinnen stopt niet. * Van de gezinnen waar sprake is van ernstig huiselijk geweld en waar hulpverleners bij betrokken zijn, is in de helft van de gezinnen na anderhalf jaar nog altijd sprake van excessief geweld. * 60 procent van de kinderen die getuige is van huiselijk geweld krijgt geen hulp.
We waren bijeen om bij te dragen aan het preventieplan van de regio Amsterdam en zaten in een nogal verhit zaaltje aan de Weesperstraat. Op deze bijeenkomst waren gemeenteambtenaren van verschillende diensten, professionals van onder andere de GGD, van Veilig Thuis en maatschappelijk werk aanwezig, plus enkele vertegenwoordigers van zelforganisaties. Ook wij, mijn collega van het NJi en ik, waren er. Nog voordat de bijeenkomst begonnen was, ontstonden er aan de tafeltjes geanimeerde gesprekken. Goed idee dus, zo’n ontmoeting. Regio Amsterdam bestaat uit een groot aantal wijken en buurten en op het niveau van de centrale stad zijn vele afdelingen en diensten. Dat betekent dat het niet vanzelfsprekend is dat ambtenaren van emancipatie de ambtenaren tegenkomen die verantwoordelijk zijn voor huiselijk geweld vanuit Wmo-perspectief. Toch zijn die verschillende perspectieven interessant, juist bij preventie. Want bij preventie gaat het erom dat problemen gezien worden wanneer ze dreigen te ontstaan, of wanneer ze nog niet uit de hand gelopen zijn. Huiselijk geweld voordat het huiselijk geweld is. Preventie moet dus op het netvlies staan van ambtenaren die juist niet gespecialiseerd of gefocust zijn op huiselijk geweld. In een stad als Amsterdam is het bovendien onmogelijk om op gemeenteniveau op de hoogte te zijn van alle initiatieven en ontwikkelingen in de hele stad. Maar voor wie die in wijken en buurten werkt, valt veel winst te boeken door wel van elkaar te weten en van elkaar te leren. Eén aanwezige ambtenaar coördineerde de contacten met de vele migranten- en vrouwenorganisaties in de stad. We raakten in gesprek over de mogelijkheid om vrijwilligers te ondersteunen die ook nu al veel zien en horen. Het gaat er niet om hen in te zetten als veredelde opsporingsambtenaren, maar wel om hen te helpen om met hun zorgen om te gaan. Kunnen we niet zorgen dat huiselijk geweld, net als bijvoorbeeld eenzaamheid en armoede, nog veel meer een maatschappelijk probleem wordt? Dus een probleem dat je niet alleen oplost met passende hulpverlening, maar waar de overheid, dienst- en hulpverleners maar ook maatschappelijke organisaties en individuen een rol in spelen? Kunnen we niet met zijn allen de Stopera op zijn kop zetten: iedereen die wil werken aan het voorkómen van huiselijk geweld, komt bij elkaar. We maken de beleidsstukken super concreet en leren ondertussen van elkaars bestaan en van elkaars ervaring en ambities. Ik kreeg er ter plekke zin in!
Saskia Daru Projectleider huiselijk geweld Zie ook de publicatie: ‘Gemeentelijk preventiebeleid huiselijk geweld’, movisie.nl/publicaties
Uit: Tijdschriftkindermishandeling.nl 27
De App voor... online vrijwilligerswerk
Op online gebied zijn er volop nieuwe ontwikkelingen die vrijwilligerswerk stimuleren. Een voorbeeld is ‘Be my eyes’. Dit is een Deense app waarbij je - zoals de naam al aangeeft - de ogen van een ander bent. Mensen met een visuele beperking kunnen een oproep doen aan mensen die wel goed kunnen zien. Om bijvoorbeeld te vragen of de melk nog goed is. Of welke kant ze vanuit station Amsterdam CS moeten lopen om bij de pont naar Noord te komen. Mensen kunnen zich via de app aanmelden als ‘sighted’ (met zicht) of ‘blind’ (slecht/ niet ziend). Wanneer iemand met slecht zicht iets wil weten, start hij/zij een live videostream op (via de app, dus niet met heel veel gedoe), waarop een melding komt bij iemand met zicht. Hij/zij kan dan via de video zien wat het antwoord op de vraag is en dat vertellen aan de persoon in kwestie. Hoe gaaf is dat! Helaas momenteel alleen nog voor de iPhone, maar hopelijk snel ook voor Android.
Meer informatie over sociale technologie: Brechtje Walburgh Schmidt (b.walburgschmidt@ movisie.nl of 030 789 22 47).
Participeren? Eerst daten! Niet zo lang geleden kreeg ik een telefoontje van een medewerker van een gemeente. Of we konden adviseren over burgerparticipatie en het stimuleren van burgerinitiatieven. Natuurlijk kunnen we dat, ik vroeg of ze hiervoor ook al vrijwilligersorganisaties in haar gemeente had benaderd. Ze reageerde verbaasd, daar had ze nog niet aan gedacht.
28
Ik zie meer gemeenten worstelen met de participatiesamenleving. Ze willen een beweging op gang brengen, maar hebben ook te maken met een bezuinigingsopdracht. Hoe activeer en motiveer je burgers? Moet je loslaten of juist actief bemoeien? Of iets er tussen in. En waar vind je die actieve burgers eigenlijk? Veel vrijwilligersorganisaties zetten zich al sinds jaar en dag in voor een krachtige civil
society. Zo stimuleren ze de participatie van burgers op thema’s als cultuur, natuur en sport of zetten zich in voor de ondersteuning van kwetsbare mensen. Ze activeren mensen om zich maatschappelijk in te zetten en weten veel over groepen met uiteenlopende achtergronden. En: ze zijn inventief als het gaat om iets voor elkaar krijgen met weinig middelen! Een ideale partner voor de gemeenten!. Hoe smeed je zo’n huwelijk? Organiseer eens een speeddate! Breng gemeente en vrijwilligersorganisaties met elkaar in contact en laat ze kijken wat ze voor elkaar kunnen betekenen. Zo zijn al mooie initiatieven ontstaan. Zo kregen een museum en de wijkraad het voor elkaar dat jongeren met een uitkering de ouderen uit de buurt meenamen op museum-
bezoek. En een gemeente en de muziekvereniging die ouderen en migranten bij elkaar brachten om te musiceren. Dit leverde mooie muziek en tal van nieuwe contacten op voor beide groepen. Michaëla Merkus
Nieuwe directeur NOV Joost van Alkemade:
Al kunnen we maar één kind deze ellende besparen Joost van Alkemade is sinds 1 juni 2015 de nieuwe directeur van Vereniging NOV (Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk). Het tegengaan van seksueel grensoverschrijdend gedrag in vrijwilligerswerk, heeft voor hem prioriteit. ‘Ik heb bij scouting gezien wat er kan gebeuren. Al kun je maar één kind deze ellende besparen, dan is het al de moeite.’ Jouw advies aan vrijwilligersorganisaties? ‘Kinderen moeten hun seksualiteit kunnen ontdekken, zeker tieners. Tegelijk wil je als samenleving en als vereniging helder zijn over wat er wel en niet kan. Als vrijwilligersorganisatie zal je die twee kanten moeten verbinden. Seksualiteit moet iets zijn waar je met tieners, begeleiders en ouders het gesprek over kunt voeren. Ongewenst gedrag kun je voorkomen door met elkaar grenzen af te spreken en door elkaar erop aan te spreken in de dagelijkse omvang. Dit is de kern van het voorkomen van ongewenst gedrag. Het lastige is dat er nog veel gêne is om hier met elkaar over te praten.’
Wat doet Vereniging NOV hieraan? ‘Vereniging NOV staat voor goed en veilig vrijwilligerswerk in Nederland. Dat gaat om arbowetgeving, gezondheid, maar dus ook om het voorkomen van seksueel ongewenst gedrag. Aan de ene kant pleiten we voor regels omdat die soms gewoon nodig zijn. Aan de andere kant willen we zo min mogelijk regeldruk voor het vrijwilligerswerk. Een samenleving gedijt op basis van
vertrouwen, totdat het tegendeel bewezen is. Dat is een belangrijke sociale waarde. Op een aantal thema’s moeten we - bijna tegen onze natuur in - maatregelen nemen tegen mensen die over grenzen heen gaan. Dat zal altijd wringen. Daar blijven we het gesprek over aan gaan.’ Inveiligehanden.nl
Nieuwe website In veilige handen De begeleider die een kind apart neemt en betast. De fotograaf die niet alleen foto’s maakt voor de nieuwsbrief, maar ook voor zijn eigen plezier. De stagiaire die onder de douche de deelnemers uitlacht om het formaat van hun geslachtsdeel. De vrijwilliger die de deelnemer niet wil afwijzen op Facebook, maar daardoor steeds meer verstrikt raakt in het delen van intimiteiten. Wat moet je daar als organisatie mee? Eind mei is de nieuwe website inveiligehanden.nl de lucht in gegaan. Vereniging NOV en Movisie werken samen aan het toegankelijk maken van informatie over het voorkomen en aanpakken van seksueel grensoverschrij-
dend gedrag in vrijwilligersorganisaties. Op de nieuwe site kunnen organisaties een actieplan op maat krijgen door enkele vragen in te vullen. Daardoor komt de site tegemoet aan de grote verschillen tussen organisaties: sommige organisaties beginnen net, anderen hebben al veel geregeld. De afgelopen jaren hebben de ministeries van V&J en VWS een aantal projecten van het vrijwilligerswerk ondersteund in het kader van ‘In veilige handen’. Op dit moment wordt bovendien campagne gevoerd voor het invoeren van de Verklaring Omtrent Gedrag voor vrijwilligers die met kinderen of mensen met een
verstandelijke beperking werken. De slogan is: Maak er een punt van! Vrijwilligersorganisaties kunnen zich sinds januari 2015 aanmelden om gebruik te maken van de gratis VOG voor vrijwilligers. Een VOG is een onderdeel van een breder beleid waarin een organisatie met vrijwilligers en andere betrokkenen vaststelt welk gedrag wenselijk en onwenselijk is. Organisaties zorgen dat er iemand aanspreekpunt is, dat ze zorgvuldig omgaan met het werven van vrijwilligers en dat ze het onderwerp steeds weer op de agenda zetten. Een VOG hoort daarbij, maar zou niet op zichzelf moeten staan.
29
Vijf jaar Databank Effectieve sociale interventies De databank Effectieve sociale interventies bestaat vijf jaar en is geheel vernieuwd. In die vijf jaar is opmerkelijk veel bereikt. Een gesprek met de trotse ouders van de jubilaris, Marijke Booijink en Peter Rensen.
Waar ze trots op zijn? ‘Op de meer dan 100 sociale interventies in de databank, op de ruim 1.000 unieke maandelijkse bezoekers en op de 10.000 downloads per jaar. We zijn er trots op dat we duidelijk een kennisfunctie zijn gaan vervullen voor sociale professionals, gemeenten en hogescholen. In de databank staan interventies die een verschil kunnen maken. Die bijvoorbeeld eenzaamheid structureel helpen verminderen en aansluiten bij wat op basis van internationale inzichten bekend is over wat werkt. Interventies die goede bedoelingen kunnen verzilveren door een serieuze aanpak van een ernstig probleem. Nu leiden goede bedoelingen in onze ogen nog te vaak tot een weinig doordachte
aanpak, waardoor eenzame mensen hooguit een tijdelijke opkikker krijgen, maar zich daarna misschien nog eenzamer voelen dan daarvoor.’
Twijfels Het initiatief kwam ruim vijf jaar geleden van Radboud Engbersen, toen manager bij Movisie, nu bij Platform 31. Peter Rensen kreeg als projectleider opdracht een databank te ontwikkelen die een belangrijk kennisfundament voor de sociale sector zou worden. Marijke Booijink is vanaf het begin bij de opzet van de databank betrokken. De twee twijfelden of het starten van een databank met effectieve interventies voor
de sociale sector wel haalbaar zou zijn. Of er überhaupt voldoende overdraagbare sociale interventies zijn in de sociale sector. Zij besloten dat overdraagbaarheid een belangrijk criterium voor opname in de databank zou zijn: er moest een handboek zijn en de interventies moest ten minste twee jaar door meer dan één instelling in de praktijk zijn gebracht. In juni 2010 vond de lancering plaats van de databank Effectieve sociale interventies met vijftien interventies.
Zeven databanken Vanaf het begin is contact onderhouden met bestaande collega-databanken - zoals de databank Effectieve jeugdinterventies
Vijf stappen
NK op weg naar A B A T A D 5 JAAR 30
!
Sociale professionals worden gestimuleerd om via vijf stappen toe te werken naar effectieve interventies: 1. Het beschrijven van de interventie. 2. H et onderbouwen van de interventie. 3. H et evalueren van de praktijkervaringen. 4. H et monitoren van de behaalde resultaten met de interventie. 5. H et doen van effectonderzoek naar de interventie.
VIJF VRAGEN OVER… Nieuw Sinds kort worden de interventies beoordeeld door een onafhankelijke erkenningscommissie. In de nieuwe databank staan beoordeelde interventies bovenaan in het overzicht. Zo is meteen duidelijk op welk niveau een interventie positief beoordeeld is. Verder vindt de bezoeker op de homepage handige links tussen bijvoorbeeld de transformaties of het werken in sociale wijkteams en de interventies in de databank. movisie.nl/databank-effectievesociale-interventies
van het NJi en de databank Preventieve gezondheidsinterventies van het RIVM. ‘Vanwege de herkenbaarheid voor gebruikers sluiten we aan bij hun werkwijze en taalgebruik. Die contacten zijn uitgemond in een officieel samenwerkingsverband Effectieve sociale interventies, met zeven databanken van de kennisinstituten NJi, RIVM, NCJ, NISB, Vilans, Trimbos en Movisie. Deze samenwerking is ontzettend waardevol. We wisselen ervaringen uit, houden elkaar scherp en zorgen er samen voor dat het erkenningssysteem zich op basis van de opgedane ervaringen en nieuwe ontwikkelingen verder ontwikkelt.’
Een maatje voor iedereen? Het maatjesproject is één van de populairste interventies in het huidige sociaal domein. Voor steeds meer doelen en doelgroepen worden deze projecten ontwikkeld. Maar werken ze ook? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat maatjesprojecten effectiever worden in het behalen van hun doelen? In de publicatie ‘Maatje voor iedereen’ is gezocht naar wat bewezen is als het gaat om effectiviteit van maatjesprojecten.
Lees verder op movisie.nl/publicaties
‘Samen misbruik de baas’ is onlangs erkend als Goed Onderbouwd door de erkenningscommissie Maatschappelijke ondersteuning, participatie en veiligheid. Interventie-eigenaar Lindy van den Muijsenberg van ASVZ is er blij mee.
1 2 3 4 5
Wat doet ‘Samen misbruik de baas’? ‘De interventie ‘Samen misbruik de baas’ richt zich op vrouwen met een verstandelijke beperking die slachtoffer zijn van seksueel misbruik. Doel is de regie over het eigen leven terugkrijgen en contact met anderen herstellen. Dit gebeurt via een lotgenotengroep.’
Wat levert het traject op? ‘Het is goed om kritisch naar de interventie te kijken. Zo levert de procesevaluatie input voor inhoudelijke aanscherping. Bovendien gaat de interventie meer leven als je ook de cliënten zelf hoort over wat het voor hen betekent. We zien dat de interventie in de praktijk net zo verloopt als in het handboek beschreven staat.’
Wat betekent de erkenning voor jullie? ‘Het geeft erkenning voor ons werk. Bovendien willen we er naartoe werken om meer bij gemeenten in beeld te komen. Als goed onderbouwde interventie levert dit ons mogelijkheden op in onze profilering.’
Een aanrader? ‘Het is altijd goed om te weten wat je doet en waarom je dat doet. Voor de buitenwereld, maar ook voor jezelf. Alleen is er vaak een drempel om dit soort trajecten zelfstandig op te starten. Voor ons als organisatie was het ondersteuningstraject de stok achter de deur om er echt mee aan de slag te gaan. Ondanks dat ik het traject wel een beetje heb onderschat, was het de moeite waard.’
En nu? ‘We gaan de commentaren en suggesties van de erkenningscommissie Maatschappelijke ondersteuning, participatie en veiligheid en de resultaten van de procesevaluatie gebruiken om te werken aan verdere kwaliteitsverbetering. Intern, maar vervolgens ook naar buiten toe. Zodat de interventie nog beter bij verwijzers terechtkomt.’
Deze ‘Vijf vragen aan…’ is de eerste van een reeks artikelen waarin verschillende betrokkenen bij en gebruikers van de databank Effectieve sociale interventies vertellen over hun ervaringen.
31
DE VRAAG VAN… SAÏDA HAMDI
Hoe maak je migrantenjongeren weerbaar tegen ervaren discriminatie? ‘Zie je nou wel mama, jij luistert niet. Ze zijn wél tegen ons.’ De woorden van de zoon van de Marokkaans-Nederlandse Saïda Hamdi na een akkefietje op school. Hamdi merkt aan haar eigen kinderen hoe gevoelig deze generatie is voor uitsluiting en ervaringen met discriminatie. Aan Jamila Achahchah, projectleider van Kennisplatform Integratie & Samenleving, vraagt ze hoe deze jongeren beter en reëler met dergelijke gevoelens om leren gaan. HET ANTWOORD ‘Toen ik jong was, voelde ik me nooit gediscrimineerd’, licht Hamdi haar vraag toe, ‘maar door het voorval met mijn zoon zie ik dat de maatschappij wat is veranderd. De jonge Marokkanen voelen zich niet begrepen door Nederlanders maar ook niet door Marokkanen zelf. Ze ervaren snel uitsluiting en hebben het idee dat ze in een hoekje worden gedreven. Als betrokken moeder kan ik mijn zoon goed helpen om hier sterker uit te komen. Ik leer hem relativeren en niet zo zwart-wit te denken, iets waar pubers sowieso erg goed in zijn. Ik weet echter dat niet alle ouders de energie of capaciteit hebben om dat aan hun kinderen mee te geven. Hoe kunnen we dan ervoor zorgen dat deze jongeren methoden aangereikt krijgen om te leren omgaan met dergelijke frustraties én er sterker uit komen?’
Moslimjongeren uit verschillende etnische groepen worstelen met hun identiteit binnen de Nederlandse samenleving. Uit diverse studies blijkt dat door gevoelens van uitsluiting het risico bestaat dat zij zich gaan afzetten tegen de maatschappij en zich terugtrekken in de eigen groep. Bij enkelen leidt het zelfs tot vervreemding. Op lokaal niveau bestaan er verschillende initiatieven om jongeren te leren omgaan met vooroordelen en discriminatie, en ze ook weerbaarder te maken. Jamila Achahchah zocht daar dan ook het antwoord: ‘In de gemeente Utrecht, waar Saïda woont, leg ik verbindingen met lokale initiatieven en netwerken waar we deze thematieken kunnen aankaarten. Een voorbeeld is stichting Salaam 4 You die bezig is met een traject waarin zeer kwetsbare jongeren letterlijk en figuurlijk op reis gaan om weerbaarder te worden.’
Stel uw vraag aan Kennisplatform Integratie & Samenleving Kennisplatform Integratie & Samenleving is een programma van Verwey-Jonker Instituut en Movisie. Het doet onderzoek, adviseert en biedt praktische adviezen over vraagstukken rond integratie en diversiteit. Heeft u een vraag over integratie en diversiteit? Wordt er volgens u te weinig aandacht aan een onderwerp besteed? Of kan iets beter? Breng uw vraag in op kis.nl/vraag-en-antwoord en wij geven antwoord. Naar aanleiding van een vraag kunnen we besluiten tot diepgaander onderzoek. De resultaten leiden tot nieuwe kennis die wij uiteraard met u delen op de website. 32
Weerbaarheid van jongeren versterken, is ook het doel van de campagne This is Me! van Kennisplatform Integratie & Samenleving. Deze campagne biedt met ‘peer-educatie’ moslimjongeren de tools om vooroordelen en vormen van discriminatie te ontkrachten. De benadering is positief: jongeren leren op een constructieve manier om gevoelens van uitsluiting te relativeren. Toch is de vraag van Hamdi volgens Achahchah niet eenvoudig te beantwoorden: ‘Jongeren weerbaar maken, is een langdurig proces. Met een training alleen volsta je zeker niet. Wij willen dat professionals en ouders in ieder geval de juiste middelen hebben om het gesprek aan te gaan met jongeren. Hiervoor zetten we onze kennis in evenals een netwerk van experts en wetenschappers om ze zo goed mogelijk te ondersteunen. Ook de jongeren zelf worden uiteraard betrokken in dit proces om een positieve beweging te realiseren.’ In de afgelopen decennia zijn al veel aanpakken ontwikkeld om discriminatie te bestrijden. Kennisplatform Integratie & Samenleving brengt in 2016 bestaande effectieve interventies in kaart en maakt dit toegankelijk voor gemeenten en professionals.
Inschrijving gestart
Meer dan handen vrijwilligersprijzen Heeft u een inspirerend vrijwilligersproject of organisatie? Ding mee naar één van de Meer dan handen vrijwilligersprijzen. Vier winnaars uit 2014 vertellen wat zij met de prijs hebben gedaan. Eén van de winnaars uit 2014 is de Stichting Bewegingsplezier voor Ouderen en chronisch Zieken. De stichting kreeg de prijs voor haar initiatief om mensen in een verpleeghuis zelf een fietsroute te laten kiezen als ze op een hometrainer oefenen. Initiatiefnemer Ron Otten: ‘Mensen in verpleeghuizen komen zelden buiten. Ze bewegen nauwelijks, terwijl bewegen juist een van de beste medicijnen is voor ouderen. Met onze software lijkt het net of ze buiten fietsen.’ Otten is blij met de prijs. ‘Het betekent dat we op de goede weg zijn. We willen nu software laten maken en camera’s aanschaffen, zodat buurtbewoners de fietsroutes kunnen opnemen en uploaden. Zo’n prijs is voor ons een enorme opsteker!’
ners elkaar ontmoeten. Initiatiefnemer Audrey Sondeijker: ‘Sommige bewoners gaan samen wandelen, anderen drinken koffie of krijgen computerles. Aanmelden is niet nodig. Iedereen kan gewoon binnenlopen, meedoen of zelf iets organiseren. Deze prijs is de kroon op het werk. Het bevestigt dat het zinvol is wat wij ontwikkelen. We hebben van het geld wervingsmateriaal laten maken. Verder hebben we een lunch georganiseerd voor organisaties uit de wijk. Je ziet een sneeuwbaleffect: steeds meer organisaties bieden aan om mee te doen en hebben een aanlegplaats.’
Dementerenden Woonzorgcentrum Vissershaven in Bergen op Zoom heeft in 2014 de prijs gekregen voor een nieuw concept voor dementeren-
den. Jan Kees van Wijnen van de stichting TanteLouise-Vivensis: ‘Dementerende bewoners kunnen de tuin uit wandelen en zelfstandig de wijk in gaan. We hebben een groep vrijwilligers in de buurt die een oogje in het zeil houdt. Zodra een bewoner de tuin verlaat, krijgen zij een alert op hun mobiel met een foto van degene die de straat op is gegaan. Ze vangen de cliënt op en brengen hem of haar weer veilig terug.’ Van Wijnen kreeg de prijs uit handen van de staatssecretaris. ‘Dat was een eer. Hij heeft beloofd om onze nieuwe locatie officieel te komen openen. Het geld gaan we besteden aan onze vrijwilligers. Wij hebben een heel nieuwe groep vrijwilligers gekregen: buurtbewoners die graag iets doen voor onze cliënten. Hiermee kunnen we iets voor ze terugdoen.’
Nieuwe wervingsmethode Ook Ton Pillich van de stichting Gips Spelen & Leren is blij met de prijs. ‘Ik merk dat we serieuzer worden genomen. We zijn allemaal vrijwilligers en we gebruiken de prijs voor zaken die we niet zelf kunnen doen, zoals de vormgeving van het wervingsmateriaal.’ De stichting kreeg de Meer dan handen vrijwilligersprijs voor het project ‘Uit je stulp met wat hulp’, een methode om vrijwilligers te werven die niet actief meedoen in de maatschappij. Pillich: ‘We werken hierbij samen met maatschappelijke organisaties zoals de Limburgse Katholieke Vrouwenbeweging. We vertellen hen dat we op zoek zijn naar vrijwilligers al dan niet met een beperking. Kennen jullie iemand in je directe omgeving? We hebben op deze manier al 27 nieuwe vrijwilligers geworven, waarvan vier met een lichte verstandelijke beperking.’
Win ook 5.000 euro voor uw vrijwilligersproject! Schrijf u in voor de Meer dan Handen vrijwilligersprijzen 2015 op vrijwilligersprijzen.nl. De prijs bestaat onder andere uit een geldbedrag van 5.000 euro. Zowel landelijke als lokale organisaties en projecten kunnen meedoen. Ook is er een speciale prijs voor vrijwilligers. Inschrijven kan tot 18 september 2015 via vrijwilligersprijzen.nl. De prijsuitreiking is op 7 december 2015 door staatssecretaris Van Rijn op internationale vrijwilligersdag.
Aanlegplaats Samen CéraWyck won met het initiatief waarbij in drie wijken in Maastricht bewo-
@Meerdanhanden #mdh15.
facebook.com/vrijwilligersprijzen. 33
Nieuw vragenspel brengt wijkbewoners in beweging Transities, transformatie en bezuinigingen: er komt veel op sociale professionals en wijkbewoners af. Het moet anders, maar hoe? In Utrecht werd ‘Zet een Stap’ ontwikkeld. Een bordspel dat wijkbewoners helpt hun eigen wens concreet te maken én te realiseren. Waarom dit spel?
Hoe werkt het spel?
Astrid van den Broek, destijds wijkgezondheidswerker bij de gemeente Utrecht en projectleider van ‘Zet een Stap’: ‘Bewoners in kwetsbare wijken weten niet automatisch hoe zij aan de slag kunnen met een eigen vraag of wens. Tegelijkertijd verwachten we veel meer van de eigen kracht van mensen. Dit spel laat mensen op eenvoudige manier hun eigen kracht ervaren.’
‘Het spel begint met de vraag een associatiekaart te kiezen uit een set van veertig kaarten (stap 1). In de volgende stappen verwoordt de deelnemer zijn eigen wens in de groep (stap 2) en de weg daarheen (stap 3). In stap 4 helpen de groepsleden elkaar door elkaar complimenten en tips te geven. De groep eindigt met de vraag ‘Wat ga je hier morgen mee doen?’. Het is de bedoeling dat de groep verschillende keren bij elkaar komt over een periode van twee tot drie maanden om hetzelfde spel te doorlopen.’
Wat is ‘Zet een Stap’? ‘Het is een methodiek waarbij je in vier bijeenkomsten een groepje van vier tot vijf personen begeleidt bij het bewerkstelligen van een positieve verandering in hun leven. Bijvoorbeeld vrijwilligerswerk gaan doen, oude contacten weer oppakken of een cursus volgen. In korte tijd krijgen deelnemers de mogelijkheid om op een eenvoudige en veilige manier stappen te zetten. ‘Zet een Stap’ laat bewoners ervaren dat zij vanuit hun eigen kracht en met steun van elkaar een wens of doel kunnen bereiken.’
Zet een Stap is ontwikkeld door de Utrechtse organisaties: GG&GD Wijkgezondheidswerk, Vrijwilligerscentrale, Wijk & Co, Harten voor Sport, Overvecht Gezond! en Movisie, in opdracht van de gemeente Utrecht.
Voor wie? ‘De doelgroep zijn wijkbewoners met een sluimerende wens. Mensen die enigszins gemotiveerd zijn om stappen te ondernemen om de wens te vervullen. Hiervoor is een bepaalde mate van bewustzijn en reflectie bij de deelnemers nodig.
Kunnen buurtbewoners het spel zelf spelen? ‘De ‘spelleiding’ ligt in eerste instantie bij een hiervoor opgeleide wijkprofessional. Aansluitend kunnen gemotiveerde oud-deelnemers ook een scholing volgen tot spelleider om deze methodiek met een nieuwe groep deelnemers uit te voeren.’
Inmiddels hebben er diverse acties plaatsgevonden om ‘Zet een Stap’ verder uit te rollen. Het blijkt eenvoudig toepasbaar bij uiteenlopende groepen deelnemers. Zo raakten mensen bij een inloopgroep van ouders van basisschoolleerlingen gemotiveerd om samen op vaste tijdstippen te gaan wandelen. En heeft een groep wijkprofessionals ‘Zet een Stap’ intern gebruikt bij het oplossen van een werkuitdaging. We hebben het spel ook gebruikt bij een groep asielzoekers voor terugkeer naar hun eigen land bij uitzetting.’
Meer weten? Zie de website zeteenstap.nl. het spel is hier te bestellen voor € 29,99 excl. verzendkosten.
Werkt het? ‘De methodiek is op kleine schaal getest bij bewoners in de Utrechtse wijk Overvecht.
Meer informatie: Christine Kuiper (
[email protected] of 030 789 21 03)
Werken met jongeren: heb oog voor talent!
34
In april kwamen zestig jongeren en professionals die met jongeren werken bij elkaar voor de nodige inspiratie en uitwisseling over talentgericht werken. Innovator Colin Falconer van the Foyer Federation uit Engeland vertelde over 100% Talent: een succesvolle Engelse aanpak voor talentgericht werken met jongeren die met dak- en thuisloosheid te maken hebben. Een paar mooie quotes van de dag:
‘Ik ben een jongerenwerker, maar eigenlijk ook onderzoeker: ik wil weten hoe ik tot een situatie kan komen waarin een jongere zich kan ontwikkelen.’
‘Laten we wel oog blijven houden voor negatieve ervaringen, die kunnen heel waardevol zijn: Batman was geen Batman zonder vleermuizen.’
‘We moeten af van het wij/zij denken: alsof jongeren een heel ander ras zijn. We zijn allemaal mensen en we vallen en staan weer op.’
Lees voor meer inspiratie het 100% Talent Inspiratieboek: movisie.nl/publicaties.
Leger des Heils pakt begeleiding nu anders aan Dit voorjaar volgde het Leger des Heils in Rotterdam het ontwikkeltraject ‘Krachtgericht
nemen. Het is druk en dan gaat het sneller om iets zelf te doen. Nu doe ik dat niet meer. Ik betrek cliënten er zelf bij.’
werken’ van Movisie. Vier
Moestuintjes
maanden lang werkten twee
Alyan van Driel, persoonlijk begeleider bij de nachtopvang van het Leger des Heils, beaamt: ‘Vroeger deelden we de maaltijden uit en stonden de passanten van de nachtopvang daar op te wachten. Nu vragen we ze of ze mee willen helpen met boodschappen halen en eten koken. In het begin reageerden ze een beetje sceptisch maar je ziet dat steeds meer passanten mee gaan doen. Zo zijn we nu ook begonnen met het aanleggen van een moestuin. We beginnen klein, met de moestuintjes van AH, maar uiteindelijk willen we samen een echte moestuin aanleggen.’ Arie Huisman: ‘Wat ik nu ook anders doe, is het gesprek voeren met een cliënt. Cliënten hebben allerlei dromen: dat ze over een jaar zijn afgekickt en een eigen huis hebben bijvoorbeeld. Nu zeg ik: we gaan ermee aan de slag. En dan duurt het misschien niet één maar drie jaar, maar dat is oké.’
teams aan een andere manier om met cliënten in een kwetsbare situatie om te gaan. Het verschil? ‘Ik laat cliënten nu zelf met oplossingen komen.’ Dit is een goed traject voor maatschappelijke organisaties die de opvang van kwetsbare cliënten kracht- en herstelgericht willen aanpakken. Dat vindt Arie Huisman, persoonlijk begeleider bij het Leger des Heils in Gouda. Januari 2015 gingen hij en zijn team aan de slag met het ontwikkeltraject ‘Krachtgericht werken’ van Movisie. Het Leger des Heils koos bewust voor een gedragsveranderend traject – en geen snelle training - als start van een cultuuromslag. In dat traject is het hele proces vanaf de binnenkomst van een cliënt tot de uitstroom tegen het licht gehouden. ‘Wij zijn er goed in om voor cliënten te zorgen. In feite zijn we gewend om dingen over te
Traject Niet te snel zaken overnemen, maar met cliënten in gesprek blijven over hun
wensen om daar zelf kleine stapjes in te zetten. Dat is volgens Daan de Bruijn van Movisie de kern van het traject ‘Krachtgericht werken’. Het ontwikkeltraject bestaat uit vier fasen. In de verkenningsfase onderzoeken de deelnemers wat er al goed gaat en waar ze trots op zijn in hun manier van begeleiden. In de verbeeldingsfase wordt de gewenste situatie geschetst. Wat is het lonkend perspectief van een krachtgerichte begeleiding? Dit wordt in de vormgevingsfase concreet gemaakt door concrete verbeteracties en experimenten uit te voeren. In de laatste fase ligt het accent op verankering van de veranderingen. Het Leger des Heils zit in deze laatste fase. Petra van Leeuwen: ‘De omslag naar krachtgericht werken doe je niet van de ene op andere dag. Het mooie is dat ook de medewerkers zelf worden uitgedaagd om hun talent in te zetten. We vonden het een voorrecht om bij de start aanwezig te zijn.’
Meer informatie: Petra van Leeuwen (
[email protected] of 030 789 20 71) en Daan de Bruijn (d.debruijn@ movisie.nl of 06 55440528). 35
Gemeenten willen meer regie in afhandeling van complexe schuldsituaties De Doorbraakgroep Schuldhulpverlening wil regionale contactnetwerken opzetten van instanties als Belastingdienst, gemeenteambtenaren en schuldhulpverleners. De gemeente zou meer regie moeten krijgen bij complexe schuldsituaties. De doorbraakgroep wil de contactnetwerken via regionale conferenties een impuls geven.
inning. Wij hebben contactambtenaren van de gemeente, de schuldhulpverlening en ambtenaren van de Belastingdienst bij elkaar gezet. Met elkaar zitten ze om de tafel met de schuldenaar. Dan blijkt daar een heel groot probleemoplossend vermogen te zitten.’
Ondernemer Tekst: Martin Zuidhof
36
De gemeente Amsterdam is een van de initiatiefnemers van de Doorbraakgroep Schuldhulpverlening. In de groep zitten uitvoeringsorganisaties als de Belastingdienst, het CJIB, DUO, de SVB, het UWV en de gemeenten Alphen aan de Rijn, Alkmaar, Almelo en Amsterdam. ‘Al deze instanties worden in toenemende mate geconfronteerd met cliënten met betalingsachterstanden’, schetst Robert van Gerwen, voorzitter van de Doorbraakgroep Schuldhulpverlening en vertegenwoordiger van de gemeente Amsterdam daarbinnen. ‘Instanties opereren los van elkaar waardoor je als schuldenaar beslag kan krijgen van twee instellingen. Gemeenten worden vervolgens geconfronteerd met al die besla-
gen bij hun cliënten en moeten de boel weer ‘schoonvegen’ vanuit hun zorgplicht. Gemeenten zijn zodoende het afvoerputje.’
Afstemmen De Doorbraakgroep Schuldhulpverlening analyseerde zo’n zestig vastlopende zaken, deed een bestandsonderzoek naar mensen met problemen en heeft een contactennetwerk van instellingen en gemeenten geactiveerd. ‘Het idee is nu dat de uitvoeringsorganisaties en gemeenten, voordat mensen diep in de problemen komen, gaan samenwerken. Dan kunnen ze afstemmen over het sturen van aanmaningen, betalingsafspraken maken of besluiten tot tijdelijke stopzetting van een
Een schuldenaar komt nu vaak pas naar de gemeente als zijn schulden uit de hand zijn gelopen. ‘De inventarisatie van de situatie duurt vaak een half jaar voordat de hulpverlening begint. Door tijdig met de Belastingdienst en het CJIB contact op te nemen, valt er veel meer te regelen, zoals uitstel van betaling of correctie van beschikkingen. Als iemand een bedrijf heeft gehad maar geen omzet en geen opgave doet, kan hij wel worden aangeslagen voor omzet en belastingen. Als hij dan niks doet, krijgt hij automatisch een grote belastingschuld en beslaglegging. Vervolgens kan hij zijn huur niet betalen en ontstaan er nieuwe schulden en dreigt huisuitzetting. Maar als de Belastingdienst tijdig contact opneemt met de cliënt en de gemeente, kun je die vicieuze cirkel doorbreken.’
Belastingvrije voet Een andere aanbeveling is vereenvoudiging van de beslagvrije voet die bijvoorbeeld de Belastingdienst volgens Van Gerwen niet altijd juist toepast. ‘Mensen hebben in dat geval vaak geen cash meer om eten te kopen. Het kost veel tijd om dat te corrigeren: de Belastingdienst doet daar snel drie weken over, terwijl ze hierbij de wet negeren. De gemeente moet dit dan weer oplossen door de schuldenaar een voorschot te geven. Het niet juist toepassen van de beslagvrije voet is dus heel kostbaar.’
Zorgtoeslag Een aanbeveling is ook het ontzorgen van de burger bij toeslagen. ‘Neem de uitbetaling van het voorschot kindertoeslag aan de cliënt. Die moet vervolgens de rekening van de kinderopvang betalen waarbij op het einde van het jaar de verrekening langs komt, meestal een aanslag op een lege bankrekening. Voor veel mensen is dat onhandig, die hebben liever dat de facturen van de kinderopvang direct vanuit de Belastingdienst of de gemeente worden betaald. Dat kan ook gebeuren met de zorg-
toeslag of het betalen van de huur waarmee Amsterdam experimenteert.’
Mandaat Verder is de aanbeveling om de gemeente de regie te geven over het oplossen van complexe schuldensituaties. ‘Onze beoordeling is veel beter dan een geautomatiseerde beslissing van de Belastingdienst. Eigenlijk moet de gemeente zelfs de bevoegdheid hebben om schulden kwijt te schelden, in overleg met de schuldhulpverlening. De maatschappelijk werker zou, vanuit het ‘vier ogen principe’ in overleg met de contactambtenaar, het mandaat moeten hebben. Als we bijvoorbeeld denken dat iemand kan werken, kunnen we de schulden tijdelijk parkeren, aanmaningen stopzetten, en dan is zijn situatie voorlopig op orde.’
blemen, maar ook twee maanden inkomen voor iemand. Een warme frontoffice betekent dat je binnen drie weken kunt beginnen met een oplossing en perspectief op inkomsten en werk. Vergelijk het met de decentralisatie van de zorg: wij hebben die mensen aan tafel en helpen ze ook op andere gebieden. Geef ons dan ook de middelen om die mensen op het gebied van schulden sneller verder te helpen.’
Het initiatief ‘Besparen op schulden’ Movisie, de gemeente Amsterdam, het Tijdschrift Sociale Vraagstukken en Stichting Eropaf! werken samen in het initiatief Besparen op schulden. Met ‘Regionale Versnellingsconferenties’ en ‘Social Innovation Meet-up’s’ willen deze organisaties de samenwerking rond een effectieve aanpak van schulden versterken.
Warme frontoffice Staatssecretaris Klijnsma is blij met de aanbevelingen, want in de deelnemende pilotgemeenten is het een succes. ‘Dat scheelt niet alleen duizenden euro’s aan begeleiding, opvang en gerelateerde pro-
Wilt u betrokken zijn bij dit initiatief en uw kennis, expertise, ideeën, netwerk of faciliteiten delen? Neem dan contact op met Christine Kuiper (
[email protected] of 06 51628128).
Frontliniewerkers over omgaan met armoede Op een aantal fronten moet meer aandacht komen voor een effectieve aanpak van armoede. Dat vinden de sociaal werkers die in de frontlinie staan van de maatschappelijke ondersteuning. Het oplossen van schulden alleen is niet de oplossing voor het probleem. Dit blijkt uit de frontliniepeiling ‘Omgaan met armoede. Frontliniewerkers aan het woord’.
Vrijwel alle respondenten van de frontliniepeiling ‘Omgaan met armoede’ krijgen in hun (vrijwilligers)werk te maken met armoedeproblematiek. Voor 50 procent van de respondenten is het hun werk om mensen die in armoede leven te ondersteunen. Voor 43 procent is het niet hun primaire taak, maar heeft het toch invloed op hun werk. Armoede is geen opzichzelfstaand probleem en vraagt dus om een brede aanpak.
Lenen en leren De frontliniewerkers zijn positief over de ontwikkeling dat gemeenten nu meer vrijheid hebben om hun armoedebeleid in te richten. Maar zij benoemen ook de verschillen die kunnen ontstaan tussen gemeenten en de
daarmee gepaard gaande onoverzichtelijkheid. Gemeenten kunnen (meer) naar elkaar kijken en van elkaar lenen en leren. Het wiel hoeft niet in iedere gemeente opnieuw uitgevonden te worden.
Bij de wortel Binnenlands Bestuur interviewde Bard Briels, projectleider Frontliniepeiling: ‘Volgens Briels heerst er onder de sociaal werkers realiteitsbesef. Zij verwachten niet dat uitkeringen of lonen omhoog gaan, maar realiseren zich dat oplossingen bij gemeenten en bij henzelf vandaan moeten komen. Zij willen graag de problematiek bij de wortel aanpakken, dus daar waar problemen beginnen en daar waar het gedrag of de vaardigheden van mensen
kunnen worden versterkt. Logisch, want op wet- en regelgeving kunnen frontlijners geen invloed uitoefenen.’ ‘Omgaan met armoede’ is gratis te downloaden via movisie.nl/publicaties.
Meer informatie: Bard Briels (
[email protected] of 030 789 21 33).
37
Cliëntenparticipatie kan ook anders Movisie gaat tien gemeenten volgen die cliëntenparticipatie integraal en toekomstbestendig willen aanpakken. Het gaat om gemeenten die toegang zoeken tot de bredere kennis en ideeën van cliënten/burgers. Waarom cliëntenparticipatie anders aanpakken? Tot nu toe vindt interactie tussen gemeente en cliënten/burgers vooral plaats via professionals, organisaties en geïnstitutionaliseerde verbanden, zoals adviesraden en belangenorganisaties. Veel
gemeenten en raden werken momenteel aan een brede, integrale raad voor het sociale domein. Zo kunnen zij verschillende perspectieven en beleidsterreinen combineren en integraal adviseren. Kanttekening hierbij is dat interactie met cliënten/burgers
nog steeds plaatsvindt via een raad en dat veel van deze brede raden zich in de systeemwereld blijven bewegen. Daarom zoeken steeds meer gemeenten en raden naar verbinding met de ervaringen in de praktijk van het dagelijks leven. Zij zoeken bewust naar leden die contacten in de samenleving hebben. Leden die signalen oppikken en netwerken hebben en leden die signalen kunnen vertalen naar gevraagd en ongevraagd advies en op basis daarvan met de gemeente mee kunnen denken: het zogenaamde vlindermodel. Andere gemeenten willen verdere vernieuwing in cliëntenparticipatie en zoeken veel meer naar overlap in de systeem- en leefwereld. Hoe kun je als gemeente veel meer in direct contact met cliënten/ burgers beleid vormgeven, hen ontmoeten en je laten voeden met hun ideeën? Deze gemeenten zoeken niet meer of niet alleen naar een adviesraad die beleidsmatig met hen mee kan denken en kan adviseren. Zij zoeken ook naar manieren om met een bredere groep cliënten/burgers in contact te komen en te blijven, bij hen te signaleren hoe beleid uitpakt in de praktijk en dit te gebruiken om het beleid te verbeteren. Een mooi voorbeeld is De Dialoog van Leeuwarden waarbij ervaringen van uitkeringsgerechtigden worden uitgewisseld met dienstverleners van de gemeente.
Meer informatie: Else Boss (e.boss@ movisie.nl of 06-55440523 of Karin Sok (
[email protected] of 030 789 20 76).
Het verschil tussen cliënten- en burgerparticipatie Cliënten zijn burgers maar niet alle burgers zijn cliënten. Dat maakt dat we zaken als cliëntenen burgerparticipatie niet op één hoop moeten gooien. Wat zijn de verschillen?
38
‘Het mobiliseren van meedenkkracht van wijkbewoners en het faciliteren van burgerinitiatieven is iets anders dan het organiseren van tegenkracht en medezeggenschap van cliënten/gebruikers van de Wmo, Jeugdwet en Participatiewet’, zegt Karin Sok van Movisie. ‘Burgerparticipatie spreekt burgers aan op hun rol als (co) producent. Cliëntenparticipatie daarentegen spreekt burgers aan op hun rol als
consument. Hun inspraak en medezeggenschap maakt het mogelijk de kwaliteit van de dienstverlening te vergroten en meer af te stemmen op de behoeften van de gebruiker. Toch hangt hier een zweem van last en klagen omheen en lijkt het organiseren van tegenkracht, inspraak en medezeggenschap iets wat ‘moet’ in plaats van iets wat waardevol is. Terwijl het een belangrijk onderdeel is van de verhouding tussen overheid en burger.’ Nog een verschil: het perspectief van de gemiddelde burger en dat van de cliënt/ gebruiker van de Wmo. Karin Sok: ‘De belangen liggen anders en daarmee ook de ideeën en aandachtspunten van mensen. Wanneer we bijvoorbeeld vrijwillige inzet in de zorg bekijken vanuit het perspectief
van de burger, noemen zij vaak het ‘noaberschap’ dat terug moet komen in hun wijk. Maar bekijken we die vrijwillige inzet vanuit het perspectief van cliënten, dan brengen zij aandachtspunten naar voren zoals de deskundigheid en afhankelijkheid van een vrijwilliger, privacy en de wens om geen vrijwilliger uit de eigen wijk te hebben die ondersteuning biedt. Beide perspectieven zijn waardevol en moeten dus ook gehoord en betrokken worden. Daarom is het belangrijk burger- en cliëntenparticipatie niet met elkaar te verwarren en beide goed te organiseren in de gemeente.’
Meer informatie: Karin Sok (
[email protected] of 030 789 20 76).
Colofon © Movisie, Utrecht 2015 Jaargang 9, juli 2015, nummer 24
Eindredactie: Communicatie Movisie, i.s.m. Tekstburo Gort Teksten: Movisie, Tekstburo Gort, Jan van Dam en Martin Zuithof Vormgeving: Ontwerpburo Suggestie & Illusie
Trainingen en bijeenkomsten
Train-de-trainer Werken met het Vlaggensysteem 6 oktober 2015 * € 2.000 Het Vlaggensysteem is een succesvolle methodiek om seksueel gedrag van kinderen en jongeren te duiden en er adequaat op te reageren. Wanneer gaat het om gezond experimenteergedrag en wanneer gaat het om grensoverschrijdend gedrag?
Fotografie: Jan Willem Groen (cover; pag 6); Robert-Jan Stokman (pag 2 en 29); Hollandse
Inhoud
Hoogte/ Joost van den Broek (pag 7); Truus
In deze vierdaagse train-de-trainer leert u professionals te stimuleren en te ondersteunen in het gebruik van het Vlaggensysteem. Deze train-de-trainer is het vervolg op de basistraining ‘Werken met het Vlaggensysteem’. De aanpak is dynamisch met afwisselende werkvormen. U oefent met het presenteren, het geven van voorlichting of training, het inzetten van diverse werkvormen en het omgaan met lastige situaties.
van Gog (pag 13); Bert Spiertz (pag 20); Robin Utrecht (pag 32); Arie Kievit (pag 37); Daan Stringer (pag 8); Corbis (pag 9); 123rf/ Christian Delbert (pag 10); Wavebreak Media Ltd (pag 14); Sergii Gnatiuk (pag 22); Norbert Waalboer (pag 11 en 28); Frank Muller – ZorginBeeld (pag 25); iStock (pag 26); Emil Jupin & Thelle Kristensen (pag 28); Dianne van der Velden (pag 35 en 36); MacSiers (pag 38)
Resultaat Na afloop van de train-de-trainer: • bent u op de hoogte van de manier waarop u het Vlaggensysteem kunt overdragen; • heeft u geoefend met diverse elementen van de overdracht op het niveau van kennis, attitude en vaardigheden; • heeft u (indien gewenst) een plan van aanpak voor de implementatie van het Vlaggensysteem in uw eigen instelling; • heeft u zicht op uw eigen waarden, normen en kwetsbaarheden ten aanzien van de problematiek.
Voor wie? Gedragswetenschappers, hulpverleners, beleidsmakers en andere professionals die de basistraining hebben gevolgd en deze willen overdragen aan collega’s en hierop beleid willen ontwikkelen.
Overname van (delen van) artikelen is toegestaan met bronvermelding. De afgebeelde personen op de foto’s hebben niet altijd een relatie met de tekst. ISSN: 1876-0422
Movisie Postbus 19129, 3501 DC Utrecht Catharijnesingel 47, 3511 GC Utrecht T 030 789 20 00 · F 030 789 21 11 Volg Movisie op Twitter @movisie
Inhoudelijke vragen:
[email protected]
Train-de-trainer teamworkshop Wmo-competenties en implementatie 14 oktober 2015 * € 295 In deze eendaagse train-de-trainer leert u de teamworkshop ‘Wmo-competenties’ verzorgen en krijgt u handvatten waarmee u deze competenties duurzaam kunt borgen in uw organisatie. Wat moeten uw medewerkers weten over de huidige ontwikkelingen? Over welke Wmo-competenties moeten ze beschikken? En hoe motiveert u ze om ermee aan de slag te gaan?
Gratis abonnement op Movisies aanvragen of beëindigen? Ga naar movisie.nl
Inhoud
--> Relatiekrant Movisies
U bent een (ervaren) teamleider, coach of opleidingsfunctionaris en u wilt met uw medewerkers concreet aan de slag met de tien competenties maatschappelijke ondersteuning. In deze training wordt u getraind om de teamworkshop zelf aan medewerkers in uw organisatie te geven.
Per e-mail op de hoogte blijven? Meld u aan via movisie.nl
Movisie is het landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke
Resultaat U krijgt kennis en handvatten aangereikt om op een praktische manier met medewerkers aan de slag te gaan met de Wmo-competenties. Na afloop van de teamworkshop die u zal geven, weten medewerkers welke competenties zij al goed inzetten in hun werk, welke competenties meer aandacht nodig hebben en welke eerste stap zij kunnen nemen in hun werk om de competenties onder de knie te krijgen.
Voor wie? (Ervaren) teamleiders, coaches of opleidingsfunctionarissen die de Wmo-competenties duurzaam willen borgen in de organisatie.
ontwikkeling. We bieden toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, zorg en sociale veiligheid. In ons werk staan vijf actuele thema’s centraal: huiselijk & seksueel geweld, kwetsbare groepen, leefbaarheid, mantelzorg en vrijwillige inzet.
Nieuwe site over bijscholing Wmo De databank bijscholing Wmo is vernieuwd. Alle informatie over opleidingen, cursussen, bij- en nascholing op het gebied van de Wmo is nu te vinden op bijscholingwmo. nl. De databank biedt een overzichtelijk aanbod van het landelijke professionaliseringsaanbod van verschillende aanbieders. Professionals, personeelsmanagers, managers en directeuren van organisaties die uitvoering geven aan alle prestatievel-
den van de Wmo kunnen er terecht. Op de vernieuwde site is informatie te vinden van allerlei aanbieders. Van Timpaan tot Wilde Kastanjes en van Movisie tot Jong & Zo. Bezoekers kunnen zoeken op trefwoord en thema, maar ook op opleidingsniveau, beroepsgroep, regio en sector. Zo vindt iedereen snel een passende opleiding. bijscholingwmo.nl
39
Publicaties MELDCODE EN DOSSIERVORMING
VEILIGHEIDSBELEID VOOR LHBT’S
Doel van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is een effectieve aanpak van signalen en vermoedens van geweld. De vijf stappen die de beroepskracht zet, moeten worden vastgelegd in een cliënt-, patiënt- of leerlingdossier of in een ander registratiesysteem. Dit factsheet gaat over het vastleggen van informatie in verband met de stappen van de meldcode.
Factsheet mei 2015
Meldcode en dossiervorming Hoe legt u de handelingen bij het doorlopen van de meldcode vast?
De stappen van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling ondersteunen beroepskrachten als bij hen een vermoeden ontstaat van kindermishandeling of huiselijk geweld1. Deze stappen leiden beroepskrachten door het proces vanaf het moment van signaleren tot aan het besluit over het al dan niet doen van een melding. Doel van de meldcode is een effectieve aanpak van signalen en vermoedens. De vijf stappen die de beroepskracht zet, moeten worden vastgelegd in een cliënt - patiënt, - of leerlingdossier of in een ander registratiesysteem. Dit factsheet gaat over het vastleggen van informatie in verband met de stappen van de meldcode.
1 De verplichting een meldcode te hanteren geldt in de gezondheidszorg, de jeugdhulp, het onderwijs, de kinderopvang en leerplicht, de maatschappelijke ondersteuning, de langdurige zorg, justitiële instellingen en het COA. Voor meer informatie over de meldcode zie: www.meldcode.nl
OUDEREN IN SOCIAAL ISOLEMENT Ouderen in sociaal isolement
Sociaal isolement is een belangrijk thema tegen de achtergrond van het overheidsbeleid dat gericht is op zelfredzaamheid en participatie. Mensen die in een sociaal isolement leven, beschikken niet over een netwerk van familie, vrienden of bekenden die zo nodig mantelzorg of andere vormen van steun kunnen bieden. Dit onderzoek gaat over de effectiviteit van persoonlijke begeleidingstrajecten voor sociaal geïsoleerde ouderen die te maken hebben met hardnekkige en complexe problematiek.
Anja Machielse
HaNDreIkINg LHBT-emaNcIpaTIe
Veiligheidsbeleid voor LHBT’s Uit cijfers blijkt dat lesbische vrouwen, homoseksuele mannen en transgenders zich vaker dan hetero’s onveilig voelen, vaker slachtoffer zijn van geweldsdelicten en minder sociale cohesie in de buurt ervaren. Dat geldt in mindere mate voor biseksuelen. Veel LH(B)T’s melden dat ze te maken krijgen met agressie en geweld, vooral in de woonomgeving, in het openbaar vervoer en het uitgaansleven. Ze worden uitgescholden, geïntimideerd, bedreigd, hun huis wordt met vuil besmeurd, de ruiten worden ingegooid. Naar verhouding melden zij maar weinig incidenten bij de politie. In deze handreiking vindt u de meest recente cijfers rond geweld en discriminatie tegen LHBT’s en tips om hun veiligheid te vergroten.
Ouderen in sociaal isolement
DE STEM VAN OUDERE LHBT’S BINNEN DE GEMEENTE Ervaren baat van hulp
20
CONTACT HOUDEN MET ELKAAR Een maatje voor iedereen?
‘Ik zou hen niet willen missen’, vertelt één van de respondenten. Samen met vier medecursisten vormt zij een GLANS-netwerkje. Ze hebben elkaar leren kennen door mee te doen aan de GRIP&GLANS groepscursus. Een effectieve sociale interventie gericht op meer eigen regie en welbevinden en minder eenzaamheid. Groepsvorming na afloop van de cursus lijkt een positief neveneffect. Dat neveneffect is in dit onderzoek onder de loep genomen. Gebleken is dat 30 procent van de cursisten elkaar na afloop blijft ontmoeten als (sub)groep zonder beroepsmatige inmenging van sociale professionals.
Uit cijfers blijkt dat lesbische vrouwen, homoseksuele mannen en transgenders zich vaker dan hetero’s onveilig voelen, vaker slachtoffer zijn van geweldsdelicten en minder sociale cohesie in de buurt ervaren. Dat geldt in mindere mate voor biseksuelen. Veel LH(B)T’s melden dat ze te maken krijgen met agressie en geweld. Vooral in de woonomgeving, in het openbaar vervoer en het uitgaansleven. Naar verhouding melden zij maar weinig incidenten bij de politie. In deze handreiking vindt u de meest recente cijfers rond geweld en discriminatie tegen LHBT’s, inclusief tips om hun veiligheid te vergroten.
Drs. D. Kuiper Dr. M. Goedendorp Dr. N. Steverink
Contact houden met elkaar
Een onderzoek naar het ontstaan van Informele Sociale Steunstructuren na afloop van de GRIP&GLANS groepscursus
22
SLUITENDE VERZORGINGSHUIZEN Met het sluiten van verzorgingshuizen vallen voor oudere bewoners in de omgeving belangrijke voorzieningen Sluitende verzorgingshuizen weg, zoals de gezamenlijke maaltijd, dagactiviteiten, ontmoeting en opvolging van personenalarmering. Dat geldt in het bijzonder voor bewoners van aanleunwoningen die niet meer tegen het verzorgingshuis aan kunnen ‘leunen’. Wie zijn aan zet om voor deze bewoners de sociale functie op te vangen? En op welke manieren kun je dat doen? Movisie deed een kwalitatief onderzoek bij een landelijk werkende woningcorporatie en zeven locaties. In deze publicatie worden de mogelijke oplossingen in kaart gebracht. Wie vangt de sociale functie op in de wijk?
Oudere LHBT’s (lesbisch, homo, biseksueel en transgender), ook wel roze ouderen genoemd, krijgen te maken met vergelijkbare uitdagingen als andere ouderen. Hun gezondheid gaat achteruit, ze zijn minder mobiel, ze komen minder onder de mensen en ze worden afhankelijk van zorg. Maar roze ouderen kennen daarnaast nog meer specifieke kwetsbaarheden. Deze handreiking wil Wmo-raden, lokale cliëntenraden, organisaties van roze ouderen en gemeenten inspireren om oudere LHBT’s een positie te geven in de lokale medezeggenschap en hen daarmee de mogelijkheid te geven om lokaal hun stem te laten horen.
HanDreiking LHBT-emancipaTie
De stem van oudere LHBT’s binnen de gemeente Deze handreiking is voor Wmo-raden, lokale cliëntenraden, organisaties van roze ouderen en gemeenten. Het doel: inspiratie bieden om oudere LHBT’s (lesbisch, homo, biseksuele en transgender, ook wel “roze ouderen” genoemd) een positie te geven in de lokale medezeggenschap, zodat ook zij de mogelijkheid krijgen om lokaal goed hun stem te laten horen.
WHITEPAPER SEKSUELE GRENSOVERSCHRIJDING EN SEKSUEEL GEWELD Seksueel contact dat over de grens gaat, noemden we tot op heden seksueel geweld. Maar nieuwe fenomenen als loverboys en seks via social media leveren ook verschillende gedragingen op: van seksueel getinte opmerkingen tot aanranding en verkrachting. Voor alle vormen en situaties gebruiken we voortaan seksuele grensoverschrijding als overkoepelende term. In dit whitepaper geven Movisie en Rutgers WPF een overzicht van recente studies naar de omvang van seksueel grensoverschrijdend gedrag in Nederland. We zoomen in op minderjarigen, mensen met een beperking en etnische groepen.
Deze publicaties zijn gratis downloadbaar op movisie.nl/publicaties