VOORUITGANGSTRAAT 323 BUS 1 – 1030 BRUSSEL – T 02/205 00 50 – F 02/205 00 60 –
[email protected] - WWW.VMC.BE
MOTIVATIEPLAN SCHOLARISATIE ROMA
Gerealiseerd door de Werkgroep Roma en Onderwijs Het Minderhedencentrum De Acht, Antwerpen Het Regionaal Integratiecentrum Foyer, Brussel Minderjarigenwerking Onthaalbureau Inburgering Antwerpen, Antwerpen Het Vlaams Minderhedencentrum
16 september 2008
1
Inhoudstafel 1. Wat staat er op het spel? 1.1 Inleiding 1.2 Doelstelling 1.3 Waarom is het belangrijk? 1.4 Belang van onderwijs wordt onderstreept door internationale instellingen 2. De gebrekkige onderwijssituatie van Roma-kinderen 2.1 In Europa 2.2 In België 3. Belangrijkste oorzaken van de moeizame scholarisatie 3.1 Precaire verblijfssituatie 3.2 Individuele voorgeschiedenis 3.3 Socio-culturele drempels 3.4 Onduidelijkheid over de leerplicht 3.5 Conclusie 4. De zoektocht naar oplossingen 4.1 Een kader: interne en externe motivatie a. Doelstelling = interne motivatie b. Hefboom = externe motivatie 4.2 Eerste stap: garanderen dat kinderen naar school gaan a. Een eenduidig overheidsbeleid over een afdwingbare leerplicht b. Een pro-actief toeleidingsbeleid c. School materieel interessant maken d. Wegwerken financiële drempels 4.3 Tweede stap: ervoor zorgen dat kinderen graag naar school blijven gaan a. Wat zijn schoolbemiddelaars? b. Wat zijn de resultaten? c. Inbedding van bemiddelaars d. Rol van de integratiecentra 5. Conclusie 6. Overzicht beleidsaanbevelingen 7. Contactgegevens 8. Bronnenlijst 8.1 Schriftelijke bronnen 8.2 Elektronische bronnen 9. Overzicht bijlagen
2
1. Wat staat er op het spel? 1.1 Inleiding Sinds het vervagen van de grenzen met Oost-Europese landen bevinden zich opmerkelijk meer Roma op het Belgisch grondgebied. Het Vlaams Minderhedencentrum schat hun aantal in Vlaanderen en Brussel op 20 000. Roma zijn voornamelijk ingeweken vanaf het einde van de jaren ‘80 van de vorige eeuw. Zij zijn dus een relatief nieuwe migrantengroep. We vinden de Roma vooral in steden (Brussel, Antwerpen, Gent, Sint-Niklaas, …). Ze verblijven hoofdzakelijk in huizen en appartementen, dit in tegenstelling tot rondtrekkende zigeuners of woonwagenbewoners. Vaak is hun verblijfssituatie precair. De laatste jaren worden vele sociale actoren, scholen, instellingen en Roma-werkingen geconfronteerd met een problematische scholarisatie van Roma-kinderen. Ondanks de inspanningen die geleverd worden door heel wat families, maar ook door scholen en omkaderende diensten, stelt zich een probleem van onregelmatigheid en schoolverzuim bij een heel aantal Roma-kinderen. Scholen met een belangrijk aantal Roma-kinderen (minstens 10) signaleren steevast de veelvuldige afwezigheden van deze kinderen als één van de moeilijk oplosbare knelpunten1. Schoolverzuim maar eveneens de reeds opgelopen leerachterstand leiden meestal tot duidelijk minder goede resultaten als bij de andere leerlingen2. Een deel van de minderjarige Roma zijn niet eens ingeschreven in een school. Hoeveel dit er zijn, is echter onmogelijk na te gaan, maar vermoed wordt dat het om een aanzienlijk aantal gaat. Door deze problematische schooldeelname zitten scholen en onderwijzend personeel, maar ook andere diensten, vaak met de handen in het haar.
1. 2 Doelstelling In de voorliggende nota willen we inzicht geven in de oorzaken van de moeilijke scholarisatie van Roma-kinderen. Vanuit deze analyse worden een aantal concrete aanbevelingen gedaan voor een doelgericht beleid ter integratie van deze kinderen in het onderwijs. Dit wil echter niet zeggen dat de Werkgroep Roma en Onderwijs voorstander is van een categoriaal onderwijsbeleid. In het kader van inclusief beleid dienen algemene maatregelen, geldend voor iedereen, rond o.a. scholarisatie en spijbelproblematiek de maatstaf te blijven. Toch merken we dat in de praktijk dergelijke maatregelen vaak niet werken bij Roma. De werkgroep Roma en Onderwijs is ervan overtuigd dat een specifieke aanpak en ondersteuning, aanvullend op het algemeen beleid, noodzakelijk zijn.
1 2
DE FOYER, De Roma van Brussel, Foyer, 2006 Nulmeting verricht door de Dienst Roma van de Foyer in 2006
3
1.3 Waarom is het belangrijk? Zowel sociaal als economisch is het in het belang van de ganse samenleving om te investeren in het onderwijs van Roma. Indien men deze groep niet op school krijgt, creëert men een nieuwe generatie van Roma die laag opgeleid en zwak tot niet gealfabetiseerd is. Binnen onze huidige maatschappij betekent dit hetzelfde als minder kansen op de arbeidsmarkt en kansarmoede. Het gebrek aan binding van Roma met de burgermaatschappij, die doorheen een geschiedenis van uitsluiting en marginalisatie gegroeid is, wordt op die manier gehandhaafd. De samenleving draagt hiervan de gevolgen, zowel financieel (leefloon, werkloosheidsuitkeringen, gederfde sociale zekerheidsbijdragen en belastingen) als sociaal (verhoogd risico voor nietschoolgaande Roma-kinderen om in criminele of prostitutiemilieus verzeild te raken). Ook hieraan hangt een groot prijskaartje vast (inschakeling van politie en justitie). Investeren in spijbelpreventie kan tevens de kwaliteit van het onderwijs ook voor anderen verbeteren.
1.4 Belang van onderwijs wordt onderstreept door internationale instellingen Vele internationale rapporten en Europese aanbevelingen manen voortdurend alle Europese lidstaten aan om dringend lokale maatregelen te nemen ter bevordering van de integratie van de jonge Romageneratie in het onderwijs. Het wordt aanzien als allerbelangrijkste hefboom om op lange termijn de maatschappelijke situatie van de Roma-kinderen te verbeteren en om de vicieuze cirkel van armoede en marginaliteit te doorbreken. Zo keurde het Europees Parlement op 31/1/2008 een resolutie goed over een “Europese Romastrategie”. “Art. 3: Het Europees Parlement, is van oordeel dat de EU en de lidstaten een gedeelde verantwoordelijkheid hebben voor de bevordering van de integratie van de Roma en de waarborging van hun grondrechten als Europese burgers en dat zij hun inspanningen om tot tastbare resultaten in dezen te komen, dringend dienen op te voeren3” “Art. 14: Het Europees Parlement, (…) dringt er bij de Commissie op aan een verdubbelde inspanning te leveren inzake de financiering en ondersteuning van acties in de lidstaten die erop gericht zijn Roma-kinderen reeds op jonge leeftijd in het reguliere onderwijs te integreren.4” Op 16 september 2008 werd in Brussel de allereerste Europese Roma Top gehouden. Hierin werd het verslag besproken dat op vraag van de Europese regeringsleiders werd opgesteld door de Europese Commissie over hoe over hoe bestaande beleidsmaatregelen en middelen efficiënter kunnen worden ingezet om de inclusie van Roma te verbeteren. Ook hier werden de individuele lidstaten opgeroepen dringend strategieën te implementeren om de onderwijssituatie van Romakinderen te bevorderen. Zo ook vraagt het VN-Comité voor Racismebestrijding in haar recent rapport van maart 2008 de Belgische staat meer nadruk te leggen op de onderwijs- en jobkansen van Roma. Ook in België werden deze bekommernissen omtrent Roma-kinderen in 2008 opgenomen in het 5jaarlijkse overheidsrapport betreffende het VN-verdrag inzake de rechten van het kind, uitgewerkt door de Nationale Commissie voor de Rechten van het Kind. Hierin nemen de Belgische overheden het engagement om de begeleiding van de Roma-families met het oog op een betere scholarisatie van de kinderen te intensifiëren door o.a. het verzekeren van materiële condities voor scholarisatie, intensieve schoolopvolging en omkadering van de families, met inbegrip van maatregelen voor het doen respecteren van de leerplicht.
3 4
EUROPEES PARLEMENT, Een Europese Roma‐strategie. Internet ( 2008) EUROPEES PARLEMENT, Een Europese Roma‐strategie. Internet (2008)
4
2. De gebrekkige onderwijssituatie van Roma-kinderen 2.1 In Europa De scholarisatie van Roma wordt op Europees niveau erkend als een algemeen en fundamenteel probleem. Ongeveer de helft van de Roma-kinderen in Europa gaat nooit naar school: “Problems connected to primary and secondary education of Romani children are the most acute, as a very high level of illiteracy amongst Roma population prevents them from breaking the vicious circle of poverty and social exclusion”5 Volgens het Roma-rapport (2002)6 van de United Nations Development Programme beëindigt slechts 1/3 van de Roma-kinderen in Oost-Europa de lagere school, 6 % het middelbaar en 1 % het hoger onderwijs. In datzelfde rapport staat dat 1/3 van de Roma-leerlingen naar speciale (Roma-) scholen gaan. In Roemenië bijvoorbeeld gaan slechts 17% van de Roma-kleuters naar school (tegenover 60 % van de totale bevolking), en slechts 70 % tussen 7 en 10 jaar (tegenover 94%). Ook in West-Europa duiden cijfers op een gebrekkige onderwijssituatie van Roma-kinderen: •
Frankrijk: Ongeveer 50% gaat niet naar school. Slechts 30 tot 40% doet dit met een zekere regelmaat.7
•
Zweden: Amper 1% van de Roma-kinderen in Stockholm behaalt een diploma secundair onderwijs. In Uppsala behaalde volgens de laatste cijfers geen enkele Roma een secundair onderwijsdiploma.8
•
Ierland: Slechts 30% van de Roma-kinderen participeert aan het onderwijs.9
•
Griekenland: Volgens schattingen leven er 300 000 Roma in Griekenland en is 80 tot 90% van hen analfabeet.10
2.2 In België De minderheden- en inburgeringsector stelt in haar dagelijkse praktijk vast dat in steden als Antwerpen, Brussel en Gent de onderwijssituatie van Roma problematisch is. Scholen met Romaleerlingen luiden reeds enkele jaren de alarmbel met betrekking tot bijzondere onregelmatigheden, schoolverzuim en afhaken van deze groep. Er wordt duidelijk aangegeven dat deze problematiek meer uitgesproken is voor Roma dan voor andere groepen van leerlingen in dezelfde situatie (bijvoorbeeld kinderen zonder wettig verblijf). 5
PARLIAMENTARY ASSEMBLY, Council of Europe, Legal situation of Roma in Europe. Internet (2008) PNUD BRC, The Roma in Central and Eastern Europe, Avoiding the Dependency Trap, Bratislava, 2002 7 LIEGEOIS, J.P. Roma, Gypsies, Travellers, Raad van Europa. Straatsburg, 2004. p. 203. Jean‐Pierre Liegeois is directeur van het Gypsy Research Centre aan de Université René Descartes in Parijs. 8 ROMER I SVERIGE – Tilsammans i förändering. Inrikensdepartement, 1997. p. 33. Zie www.regeringen.se 9 ROMA SUPPORT, Education. Internet (2008) 10 SAVE THE CHILDREN, Denied a future? The right to education of Roma/Gypsy and Traveller Children, 2001,. p. 74 6
5
Diensten die met Roma werken krijgen sinds enkele jaren ook zeer veel te maken met Romakinderen en -jongeren die nog nooit op een school waren ingeschreven.
6
3. Belangrijkste oorzaken van de moeizame scholarisatie 3.1 Precaire verblijfssituatie Het verblijfsstatuut van de meeste Roma is problematisch. De meerderheid heeft geen verblijfsstatuut en bijgevolg geen recht op OCMW-uitkering, legaal werk of kinderbijslag. Steeds meer Roma uit recent toegetreden EU-landen regelen een verblijfsstatuut op basis van een beroepsactiviteit als zelfstandige, maar vaak raken ze met hun activiteiten nauwelijks aan een minimumloon. Velen leven dan ook in een acute kansarmoede-situatie. Hun precaire financiële situatie noopt hen tot overlevingsstrategieën (bedelen, bloemenverkoop, informele activiteiten, …) waarbij jongeren vaak worden ingeschakeld om mee voor een inkomen te zorgen. Hun woonsituatie is weinig stabiel en er is een enorm verloop (frequente verhuizingen, slachtoffer van huisjesmelkers, uithuiszettingen enz). Het probleem van het betalen van de huur wordt door de Roma aangehaald als grootste financiële drempel. Hiervoor oplossingen zoeken is voor hen de grootste prioriteit. De kinderen naar school sturen is in zulke situatie niet prioritair. Bovendien hebben ze vaak te kampen met gezondheidsproblemen ten gevolge van hun ongezonde woning, voedselonzekerheid, enz. Door hun precaire verblijfssituatie ontbreekt bij deze mensen een perspectief dat georiënteerd is op het gastland. Men zit in een overlevingslogica met korte termijn-doelstellingen die botsen met de lange termijn-doelstellingen van het onderwijs. In een overlevingslogica is de school geen prioriteit. Als ze hun kinderen naar school sturen, is het vaak vanuit een pragmatische houding. Sommige ouders zijn reeds erg tevreden als hun kinderen vaardigheden aanleren die echt nodig en direct bruikbaar zijn (taal, lezen, schrijven, rekenen).
3.2 Individuele voorgeschiedenis Roma hebben bij hun aankomst meestal een lage scholingsgraad en dus een leerachterstand. Ook is het analfabetisme bij Roma-gezinnen zeer hoog. Ten gevolge van armoede, discriminatie en racisme komen Roma in hun land van herkomst zeer vaak in getto-scholen terecht, dikwijls scholen voor bijzonder onderwijs. Of ze worden geplaatst in klassen voor kinderen met een mentale handicap en leermoeilijkheden.11 Heel wat Roma hielden er een negatieve schoolervaring en schoolbeeld aan over. Ook worden kleuters hierdoor minder snel naar school gestuurd. Omwille van discriminatie op de arbeidsmarkt ervoeren ze trouwens zelden enig nut van schoollopen. Bijgevolg beginnen heel wat jonge Roma in België pas op een latere leeftijd dan de doorsneeleerling school te lopen. De leerachterstand en het daaruit voortvloeiende leeftijdsverschil werkt demotiverend voor het vervolg van de schoolcarrière.
11
AMNESTY INTERNATIONAL, Slovakije: Roma kinderen gediscrimineerd. Internet (2007)
7
3.3 Socio-culturele drempels Roma-ouders zijn dikwijls niet vertrouwd met onze schoolcultuur. Dit uit zich in een gebrek aan interesse voor de school, vooral wanneer dezen uit een traditioneel milieu komen en zelf analfabeet zijn. De thuisomgeving is dikwijls schoolonvriendelijk en motiverende referentiepersonen zijn niet aanwezig. Het taalprobleem bemoeilijkt een vlotte integratie op school. Buiten de school wordt de aangeleerde taal niet vaak gebruikt. Er zijn ook verschillen in waarden en normen. Zo wordt bijvoorbeeld het collectieve welzijn van de familie vaak belangrijker geacht dan de individuele ambities van het onderwijs. Sommige families verkiezen hun kinderen een eigen opvoeding te geven binnen de grenzen van hun eigen realiteit en cultuur. Vooral bij de overgang naar de secundaire school haakt een significant aantal af. Roma treden op deze kritische leeftijd toe tot de volwassenenwereld. Meisjes nemen heel wat huiselijke taken op zich met het oog op een eventueel huwelijk voor 18 jaar. De jongens gaan met de vader mee op pad om te leren hoe ze geld kunnen verdienen. Doorheen hun eeuwenlange geschiedenis van uitsluiting en discriminatie ontwikkelde zich bij Roma een culturele identiteit gebaseerd op het onderscheid tussen Roma en niet-Roma. Hierdoor wordt de relatie tussen beide in belangrijke mate beheerst door wederzijds wantrouwen. Bij een aantal Romagroepen wordt school bijgevolg negatief geassocieerd met de burgersamenleving. ‘School belangrijk vinden en uw kinderen daarin aanmoedigen' wordt in sommige kringen zelfs misprijzend gezien als gadje12-gedrag, waardoor ze sociale erkenning binnen de Roma-gemeenschap kunnen verliezen.
3.4 Onduidelijkheid over de leerplicht De leerplichtwet geldt voor alle kinderen die in België verblijven en stelt dat de minderjarige vanaf het kalenderjaar waarin hij 6 jaar wordt, leerplichtig is. De leerplicht geldt tot de 18de verjaardag van de jongere of tot 30 juni van het kalenderjaar waarin de jongere 18 wordt. De leerplicht geldt ook voor kinderen met een vreemde nationaliteit vanaf de 60ste dag na de inschrijving in het vreemdelingenregister, bevolkingsregister of wachtregister. Vanaf dat moment zijn ouders verplicht hun kinderen in te schrijven en ervoor te zorgen dat ze op regelmatige basis onderwijs volgen. Kinderen van ouders zonder wettig verblijf (zoals hierboven beschreven hebben vele Roma in Vlaanderen geen wettig verblijf) zijn vaak niet gekend in één van de bovenstaande registers. Voor het ministerie van Onderwijs blijven ze echter leerplichtig. Voor niet-begeleide minderjarigen of minderjarigen zonder wettig verblijf is er geen uitzondering voorzien. Voor hen is de leerplicht onverkort van toepassing en krijgt men dus geen uitstel van 60 dagen.13 Een vergelijkbare houding vindt men aan Franstalige kant.14 Vanuit het ministerie van Justitie wordt deze interpretatie niet herhaald, en lijkt het of men ervan uitgaat dat deze kinderen enkel een leerrecht hebben maar geen leerplicht indien men niet in het vreemdelingenregister, bevolkingsregister of wachtregister voorkomt.
12
Gadje betekent in het Romanes letterlijk ‘boeren’ of ‘niet‐zigeuners’ Antwoord van Departement Onderwijs aan Interdepartementale Commissie voor Etnisch‐Culturele Minderheden 2002. 14 Antwoord van de Direction générale de l’Enseignement obligatoire aan de Foyer op 26/9/2005 13
8
Op het eerste zicht lijkt dit een steriel juridische discussie maar in de praktijk heeft dit verregaande gevolgen: •
Doordat er onduidelijkheid is vanuit het ministerie van Justitie, heerst er een gebrek aan systematische controle en opvolging. Sommige parketten en jeugdbrigades komen niet in actie als het gaat over minderjarigen zonder wettig verblijf.
•
Een actief beleid dat meer minderjarigen zonder wettig verblijf op de schoolbanken wil krijgen, heeft geen ruggensteun indien men enkel spreekt van leerrecht en niet van leerplicht. In de praktijk wordt er door Roma-werkers en hulpverleners vaak zeer veel energie verspild in het motiveren van moeilijke families die er zich van bewust zijn dat er vaak geen opvolging wordt gegeven aan het spijbelgedrag van hun kinderen en die het systeem uiteindelijk niet ernstig nemen.
3.5 Conclusie Verschillende oorzaken liggen aan de basis van een gebrekkige scholarisatie van Roma-kinderen in België: een precair verblijfsstatuut, de individuele voorgeschiedenis, cultuurspecifieke elementen en de onduidelijkheid rond de leerplicht. Vele Roma zitten vast in een vicieuze armoedespiraal. Gebrek aan kansen zorgde ervoor dat de ouders laaggeschoold zijn. Ze hebben daardoor weinig kansen op de arbeidsmarkt, waar in heel wat landen bovendien uitgesproken discriminatie heerst ten aanzien van Roma. Men is genoopt om te leven van sociale bijstand en/of valt terug op overlevingsstrategieën. De kinderen worden noodgedwongen hierin eveneens ingeschakeld, hetgeen ook voor hen de kansen op een degelijke onderwijsloopbaan in het gedrang brengt. De hefboom-functie van onderwijs voor een betere maatschappelijke integratie van Roma is dan ook van wezenlijk belang. Verschillende Europese instellingen en de Verenigde Naties roepen de individuele lidstaten steevast op om dringend lokale acties te ondernemen om de scholarisatie van Roma-kinderen te bevorderen.
9
4. De zoektocht naar oplossingen 4.1 Een kader: interne en externe motivatie Aan de hand van een denkkader rond interne en externe motivatie15, reiken we hier oplossingspistes aan. Motivatie kan intern of extern zijn. Interne motivatie komt vanuit de persoon zelf. Externe motivatie heeft te maken met belonen en/of straffen van buitenaf. De ultieme doelstelling van dit motivatieplan is de ontwikkeling van interne motivatie voor onderwijs. Dit betekent ervoor zorgen dat, door positieve schoolervaringen en de gunstige gevolgen ervan, kinderen graag naar school blijven gaan. Dat zij intern gemotiveerd zijn voor onderwijs. Maar als noodzakelijke aanvulling hierop blijkt dat als (ultieme) hefboom externe motivatie nodig is, en dit om ervoor te zorgen dat kinderen tenminste naar school gaan. Vanaf dan kan ook interne motivatie opgebouwd worden. a. Doelstelling = interne motivatie De Belgische samenleving gaat uit van de veronderstelling dat iedereen intern gemotiveerd is om zijn/haar kind onderwijs te laten volgen. Men gaat er van uit dat hoe meer een individu leert, hoe breder de toegangspoort tot de samenleving wordt. Dit besef van “onderwijs als toegangspoort tot de samenleving” is slechts in beperkte mate (of soms helemaal niet) aanwezig binnen Roma-gemeenschap. Voor vele Roma valt het plafond van wat ze in een samenleving proberen te bereiken samen met het kunnen vervullen van de basisoverlevingsbehoeften. Eenmaal deze overlevingsbehoeften vervuld, lijkt men meer gericht op het bestendigen van dit niveau dan op de ontwikkeling van meer persoonsgerichte behoeften om hoger op de sociale ladder van de burgersamenleving te klimmen. De interne motivatie bij zeer veel Roma is dus laag. Dit geldt ook voor andere kansengroepen maar bij Roma is dit explicieter aanwezig. Het ingebakken gevoel van wantrouwen tegenover de burgermaatschappij speelt hier mee. De ontwikkeling van interne motivatie is bijgevolg een langdurig proces. b. Hefboom = externe motivatie Motivatie kan gestimuleerd worden door middel van pull- en push-factoren. Men spreekt dan van externe motivatie, dit zijn hefbomen die gebruikt worden om te garanderen dat de kinderen naar school gaan. Dit blijkt in vele gevallen nodig om op termijn interne motivatie de kans te geven zich te ontwikkelen. De school is – naast het gezin – de belangrijkste plaats waar kinderen en jongeren hun vaardigheden kunnen ontwikkelen. Ook bepaalde waarden worden via de school meegegeven. Bijgevolg is het voorzien van pull-factoren binnen het onderwijs een prioriteit. Door de aantrekkingskracht van de school te vergroten, gaan kinderen zich immers aan hun school hechten en kan de vicieuze cirkel doorbroken worden. Daar waar pull-factoren of begeleiding niet helpt, ligt de prioriteit in het creëren van push-factoren. Dit zijn meer dwingende maatregelen die dienen als hefboom om jongeren op school te krijgen.
15
Kader aangebracht door Ann Huybrechs, Ondersteuningsteam Allochtonen Bijzondere Jeugdbijstand Antwerpen
10
Voor het stimuleren van motivatie voor onderwijs stellen we hieronder enkele concrete pistes voor. Eerst en vooral dient ervoor gezorgd te worden dat kinderen op school geraken. Daarnaast dienen maatregelen te worden genomen opdat deze kinderen graag naar school blijven gaan. We benadrukken ook het belang dat de verschillende pistes samen worden uitgewerkt aangezien ze complementair zijn. Een praktijkvoorbeeld van de Minderjarigenwerking Onthaalbureau Inburgering Antwerpen vindt u in bijlage 1.16
4.2 Eerste stap: garanderen dat kinderen naar school gaan Om te garanderen dat kinderen naar school gaan, dienen hefbomen van externe motivatie ontwikkeld te worden. Dit kan aan de hand van push- en pull-factoren. a. Een eenduidig overheidsbeleid over een afdwingbare leerplicht (= push-factor) Een voorwaarde opdat sociale maatregelen effectief zouden zijn, is dat ze geruggensteund worden door een rechtlijnig beleid, vastgelegd in een wettelijk kader. Het recht op onderwijs is een fundamenteel mensenrecht. Dit wordt gestaafd door internationale verdragen en de grondwet. De Werkgroep Roma en Onderwijs vindt dat ieder kind recht heeft op leerplicht. Maar we stellen vast dat er momenteel geen sluitend wettelijk kader is wat de leerplicht betreft voor kinderen zonder wettig verblijf. In de praktijk heeft dit als gevolg dat actoren geen stok achter de deur hebben bij hardnekkige spijbelaars (zie supra: 3.4). Wij vragen daarom een éénzijdig standpunt en communicatie met betrekking tot de leerplicht voor kinderen zonder wettig verblijf vanuit de diverse overheidsdiensten. De leerplicht moet kunnen worden afgedwongen, ook voor kinderen zonder wettig verblijf. Hiertoe is een wettelijk kader nodig dat duidelijk een regeling omschrijft voor een consequente en actieve toeleiding naar en controle en opvolging van deze kinderen met betrekking tot onderwijs. De medewerking van de Jeugdbrigades, het Comité bijzondere jeugdzorg, de Jeugdbescherming en het Parket is hierbij onontbeerlijk. Prioriteit hierbij blijft een sociale aanpak, net zoals dit gebeurt voor kinderen met wettig verblijf.
Voorstel 1 Æ Een duidelijk standpunt met betrekking tot de leerplicht voor kinderen zonder wettig verblijf, de controle en de opvolging van hun schoolsituatie dient te worden bepaald door het ministerie van Justitie. Æ Dit standpunt dient duidelijk gecommuniceerd te worden naar relevante gerechtelijke diensten.
b. Een proactief toeleidingsbeleid (= push-factor) Diensten die met Roma werken krijgen sinds enkele jaren vaak te maken met Roma-kinderen en jongeren die nog nooit op een school waren ingeschreven. We zijn van mening dat deze kinderen actief moeten opgespoord en toegeleid worden naar een school. Een praktijkvoorbeeld hiervan vindt men in de Minderjarigenwerking Onthaalbureau Inburgering Antwerpen (zie bijlage 1).
16
Zie bijlage 1: Interne en externe motivatie in de praktijk een voorbeeld van de Minderjarigenwerking Onthaalbureau Inburgering Antwerpen
11
Ook hier is een sociale aanpak prioritair. De inzet van bemiddelaars die dichtbij de gemeenschap staan is hier onontbeerlijk. Deze brugfiguren kunnen snel en flexibel worden ingezet om nietschoolgaande kinderen op te sporen en toe te leiden naar een aangepaste school. Ze hebben eveneens een belangrijke taak van informatie en sensibilisering van de ouders. De bemiddelaars werken nauw samen met andere structuren (onderwijs, maatschappelijk welzijn, justitie, inburgering, …). In een proefproject van de Brusselse Foyer zorgden vorig schooljaar twee bemiddelaars die zelf Roma waren er op die manier voor dat een 70-tal niet ingeschreven kinderen naar scholen toegeleid werden.
Voorstel 2 Æ Een proactief toeleidingsbeleid van nieuw- en oudkomers naar het onderwijs dient ontwikkeld te worden, met een actieve opsporing van leerplichtige kinderen. Dit kan bijvoorbeeld opgenomen worden door onthaalbureau’s, naar het voorbeeld van de Minderjarigenwerking Onthaalbureau Inburgering Antwerpen.Æ Teams van schoolbemiddelaars die als brugfiguren dicht bij de gemeenschap staan, dienen gecreëerd te worden en voornamelijk ingezet in grote steden waar veel Roma verblijven. Lokaal kan bekeken worden hoe deze bemiddelaars een inbedding kunnen krijgen in bestaande spijbelstructuren. (Voor meer info over de taken van deze bemiddelaars verwijzen we naar voorstel 4 en de bijlage)
c. School materieel interessant maken (= pull-factor) Een pull-factor van belang is het materieel aantrekkelijk maken van scholarisatie. Hierdoor zet men de families in een vragende positie en kan men een win-win-situatie creëren. Scholen kunnen ouders verschillende materiële voordelen aanbieden zoals bijvoorbeeld gratis schoolmaaltijden, gebruik van douches of wasmachines en andere materiële voordelen. Dit kan in afspraak met lokale partners zoals sommige scholen reeds doen bij de bedeling van voedselpakketten. Deze maatregelen kosten scholen echter geld. Wij pleiten er dan ook voor dat gemeentes schoolfondsen ondersteunen, zoals het o.a. het geval is in Sint Niklaas met het participatiefonds, die de schoolinterne kosten kunnen opvangen. d. Wegwerken financiële drempels (= pull-factor) Er zijn ook schoolexterne kosten zoals toneelbezoek, sportactiviteiten, schooluitstappen van één dag,… We waarderen de inspanningen die o.a. de Vlaamse minister van Onderwijs doorgevoerd heeft om het onderwijs financieel haalbaar te maken, zoals bijv. de maximumfactuur. Deels zullen kinderen zonder wettig verblijf ook genieten van een aantal van deze maatregelen. Maar voor sommige ouders (waaronder vele Roma ouders) zullen de kosten van het onderwijs, nog steeds moeilijk om dragen zijn. We menen echter dat voor deze groep extra specifieke maatregelen nodig zijn om de financiële drempels naar school te verlagen. Voor minder gegoede gezinnen komt er vanaf dit schooljaar een schooltoelage voor het basisonderwijs. Deze schooltoelage kan ouders helpen om de kosten van de maximumfacturen en de basisuitrusting mee te helpen betalen. Maar gezinnen zonder wettig verblijf komen hiervoor niet in aanmerking.
12
Ook bij de toekenning van de schoolpremie vallen gezinnen zonder papieren uit de boot. De schoolpremie is een aanvullende toelage die wordt uitgekeerd door het kinderbijslagfonds. En kinderen zonder wettig verblijf komen hier niet voor in aanmerking. Naar analogie van de Dringende Medische Hulp voor mensen zonder wettig verblijf (voor het recht op gezondheidszorg) denken we aan een soort van ‘Dringende Onderwijs Hulp’ (voor het recht op onderwijs): een wettelijke financiële ondersteuning voor de scholarisatie van kinderen zonder wettig verblijf. Dit zou kunnen geregeld worden via een aanpassing van de OCMW-wet. Sommige OCMW’s zoals o.a. in Molenbeek verlenen reeds een dergelijke steun, via de scholen zelf.
Voorstel 3 Æ De OCMW-wet dient aangepast te worden om via een extra financiële en geïndividualiseerde steun aan scholen het recht op onderwijs te garanderen voor elk kind ongeacht het statuut. (Zie hiervoor de nota in bijlage 2 over ‘Dringende Onderwijshulp aan mensen zonder wettig verblijf’)
4.3 Tweede stap: ervoor zorgen dat kinderen graag naar school blijven gaan Interne motivatie, de ultieme doelstelling, kan ontwikkeld worden wanneer de school een positieve ervaring blijkt te zijn voor de kinderen, maar ook voor de familie. Een essentiële voorwaarde voor succes is het creëren van een stevige band tussen de school en het thuismilieu. Wij pleiten dan ook voor de inzet van schoolbemiddelaars die ervoor zorgen dat er een goede afstemming is tussen school, thuis en welzijn. Bemiddelaars in Gent en Brussel tonen aan dat schooldrempels voor Roma kunnen overwonnen worden mits voldoende aandacht voor de vertrouwensrelatie tussen de ouders en het schoolpersoneel. We willen hier ook uitdrukkelijk verwijzen naar het initiatief genomen in 2006 door de vroegere minister van Maatschappelijke Integratie Dupont om 12 bemiddelaars aan te stellen in 5 Belgische steden om Roma-families te begeleiden om kinderen onderwijs te doen volgen als alternatief voor het bedelen in de straat. Helaas is dit toen aangekondigde project nooit van start gegaan. a. Wat zijn schoolbemiddelaars? Schoolbemiddelaars zijn brugfiguren die de band versterken tussen de ouders en de school van hun kinderen, door ouders zoveel mogelijk bij het schoolgebeuren te betrekken, maar ook door zeer kort op de bal te spelen bij spijbelgedrag. Ze hebben een essentiële taak in de opvolging en het hermobiliseren van onregelmatige leerlingen, in het bemiddelen bij conflicten en sensibiliseren en omkaderen van families om hen blijvend te motiveren voor onderwijs. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de andere relevante actoren. Een schoolbemiddelaar is:17 • een vertrouwensfiguur die de relatie tussen ouders en school versterkt 17
Zie bijlage 3: Taken en profiel van de schoolbemiddelaar.
13
• • • •
een communicatiekanaal en brugfiguur tussen school en ouders bij het toeleiden, aanhaken, bemiddelen, informeren, sensibiliseren en mobiliseren. een luisterend oor dat signalen en vragen van de familie op eerste lijn opvangt en zorgt voor een doorverwijzing naar reguliere diensten. een aanspreekpunt voor het netwerk van lokale partners (CLB’s, OCMW, jeugdbewegingen, sportclubs, jeugdbrigade, …). een buffer voor het onderwijspersoneel dat nu vaak overbevraagd wordt.
b. Wat zijn de resultaten? De inzet van schoolbemiddelaars bewijst momenteel reeds haar nut in meerdere Oost- en WestEuropese landen. In Nederland bijvoorbeeld, wordt binnen het kader van het doelgroepenbeleid dat de overheid op achterstandsbestrijding voert, gewerkt met owwz-consulenten18 (onderwijs aan woonwagen- en zigeunerleerlingen). Zij bemiddelen tussen woonwagenbewoners/zigeuners en officiële instanties, waaronder ook de scholen en trachten binnen hun regio een draagvlak te creëren van scholen en instellingen die betrokken zijn bij het onderwijs en welzijn van woonwagen- en zigeunerkinderen. Ook België kent enkele good practices in verband met schoolbemiddeling voor Roma. In het Brusselse werken twee bemiddelaars van Roma-origine in een tijdelijk proefproject19 van het Regionaal Integratiecentrum Foyer om de relatie te versterken tussen de talrijke aanwezige families en heel wat scholen. Hierbij wordt systematisch en intensief met deze scholen samengewerkt. Ook andere partners doen beroep op deze bemiddelaars in verband met de scholarisatie van Romakinderen bijvoorbeeld het comité voor bijzondere jeugdzorg, de sociale dienst van de jeugdrechtbank, sociale organisaties, jeugdbrigades, de Dienst Voogdij e.d. Door hun intensieve contacten met de Roma-gemeenschap slagen de bemiddelaars er in een band te creëren tussen de familie en de school, waardoor het schoolverzuim daalt en de schoolresultaten verbeteren. De deelnemende scholen zijn zeer enthousiast over de samenwerking met de bemiddelaars. Een verslag over de resultaten van dit project is terug te vinden in bijlage 4. In Gent staan eveneens brugfiguren lagere scholen bij om het contact met de Roma-families te bevorderen en de ouders beter te betrekken bij het hele schoolgebeuren. Ook daar werpt de inzet van deze brugfiguren daadwerkelijk vruchten af in termen van een verhoogde scholarisatiegraad van Roma-kinderen. In bijlage 5 vindt u een evaluatieverslag gemaakt dooreen Gentse brugfiguur. c. Inbedding van bemiddelaars In grote steden zoals Brussel, Gent, Antwerpen, Charleroi en Luik zijn er teams van schoolbemiddelaars nodig. Deze teams kunnen regionaal worden gecreëerd en ondersteund. Hun inbedding kan eveneens regionaal bekeken worden. Hierbij moet grondig nagedacht worden over profiel, taken en het al dan niet inschakelen van Roma zelf. Belangrijk is dat de bemiddelaar zijn taken efficiënt kan uitvoeren en lokaal systematisch kan samenwerken met de huidige ondersteuningsstructuren voor scholen (CLB’s, spijbelteams, onthaalbureau’s, structuren van ‘accrochage scolaire’ enz.). Deze bemiddelaars kunnen door een centrale federale cel aangestuurd en gecoördineerd worden. d. Rol van de integratiecentra 18
SCHOLEN LEREN VAN ELKAAR, OWWZ. Internet (2008) Persartikels over het bemiddelingsproject: http://www.foyer.be/spip.php?lang=nl&pageb=article&id_article=5751; een reportage van Ter Zake over de bemiddelaars is te bekijken op: http://www.foyer.be/spip.php?lang=nl&pageb=article&id_article=5779 19
14
De integratiecentra kunnen lokaal mee denken waar de bemiddelaars het beste thuishoren en kunnen een grote rol spelen in het mee aansturen en ondersteunen van de bemiddelaars. De centra kunnen vorming en coaching aanbieden voor dergelijke schoolbemiddelaars en voor de organisatie van waaruit ze opereren met betrekking tot hun specifieke taak, houding en aanpak.
Voorstel 4 Æ Teams van schoolbemiddelaars die als brugfiguren dicht bij de gemeenschap staan, dienen regionaal te worden gecreëerd en ondersteund, en voornamelijk te worden ingezet in grote steden zoals Brussel, Gent, Antwerpen en in steden in Wallonië waar veel Roma verblijven. Eventueel kunnen Roma zelf in dit proces betrokken worden als mogelijke schoolbemiddelaars.
15
5. Conclusie Al jaren wordt het onderwijs in Vlaanderen en Brussel geconfronteerd met de problematiek van de ondermaatse participatie van Roma-kinderen. Heel wat scholen zitten met de handen in het haar. Het is noodzakelijk dat de specifieke situatie van Roma erkend wordt zodat aangepaste beleidsmaatregelen kunnen worden genomen. We hebben in Vlaanderen, in België en in de rest van Europa echter al moeten vaststellen hoe uit-sluitend een inclusief beleid werkt naar Roma. De werkgroep Roma en Onderwijs is ervan overtuigd dat een specifieke aanpak en ondersteuning, aanvullend op het algemeen beleid, noodzakelijk blijven. Het bekende Mattheus-effect speelt zeer sterk in het minderhedenbeleid: algemene maatregelen komen veel meer ten goede aan de doelgroepen die het het minst nodig hebben, die zelf al actief op zoek gaan naar kansen. Groepen als de Roma doen dat veel minder tot helemaal niet. Vandaar de noodzaak aan het specifiek toewijzen van middelen voor deze doelgroepen. Hier en daar zien we positieve signalen en lopen er interessante projecten die wel degelijk resultaten behalen. Toch merken we dat deze individuele en losstaande initiatieven een te beperkte structurele impact hebben. De intussen opgebouwde expertise in de scholen leert ons dat er een globale aanpak nodig is. Hier ligt een duidelijke verantwoordelijkheid voor het beleid om meer impulsen geven. Onderwijs is uitermate belangrijk voor de toekomstige participatie aan en integratie van de Roma in de samenleving. Na het gezin is de klas de belangrijkste plaats waar kinderen zich waarden en vaardigheden kunnen eigen maken. Een positieve binding met een school is een eerste stap in een proces van toenemende binding met de burgersamenleving. Op lange termijn betekent dit ook voor de samenleving een winstsituatie.
16
6. Overzicht beleidsaanbevelingen Voorstel 1 Een duidelijk standpunt met betrekking tot de leerplicht voor kinderen zonder wettig verblijf, de controle en de opvolging van hun schoolsituatie dient te worden bepaald door het ministerie van Justitie. Dit standpunt dient duidelijk gecommuniceerd te worden naar relevante gerechtelijke diensten.
Voorstel 2 Een proactief toeleidingsbeleid van nieuw- en oudkomers naar het onderwijs dient ontwikkeld te worden, met een actieve opsporing van leerplichtige kinderen. Dit kan bijvoorbeeld opgenomen worden door onthaalbureau’s, naar het voorbeeld van de Minderjarigenwerking Onthaalbureau Inburgering Antwerpen. Teams van schoolbemiddelaars die als brugfiguren dicht bij de gemeenschap staan, dienen gecreëerd te worden en voornamelijk ingezet in grote steden waar veel Roma verblijven. Lokaal kan bekeken worden hoe deze bemiddelaars een inbedding kunnen krijgen in bestaande spijbelstructuren. (Voor meer info over de taken van deze bemiddelaars verwijzen we naar voorstel 4 en de bijlage)
Voorstel 3 De OCMW-wet dient aangepast te worden om via een extra financiële en geïndividualiseerde steun aan scholen het recht op onderwijs te garanderen voor elk kind ongeacht het statuut. (Zie hiervoor de nota in bijlage 2 over ‘Dringende Onderwijshulp aan mensen zonder wettig verblijf’)
Voorstel 4 Teams van schoolbemiddelaars die als brugfiguren dicht bij de gemeenschap staan, dienen regionaal te worden gecreëerd en ondersteund, en voornamelijk te worden ingezet in grote steden zoals Brussel, Gent, Antwerpen en in steden in Wallonië waar veel Roma verblijven. Eventueel kunnen Roma zelf in dit proces betrokken worden als mogelijke schoolbemiddelaars.
17
7. Contactgegevens Werkgroep Roma en Onderwijs Koen Geurts Regionaal Integratiecentrum Foyer Brussel
[email protected] Werkhuizenstraat 25, 1080 Brussel 02/411.87.32 Natasja Naegels Antwerps Minderhedencentrum de8 vzw
[email protected] Van Daelstraat 35 2140 Borgerhout 03/270 33 03 Norah Van den Daele Vlaams Minderhedencentrum vzw
[email protected] Aromagebouw Vooruitgangstraat 323 bus 1 1030 Schaarbeek 02/205 00 50
18
8. Bronnenlijst 8.1 Schriftelijke bronnen Publicaties DE FOYER, De Roma van Brussel, een overzicht van de situatie te Brussel van de Roma, afkomstig uit Oost-Europa. Hun leven 2003-2006. Brussel, de Foyer vzw, 2006. p 294. LIEGEOIS, J.P. Roma, Gypsies, Travellers. Raad van Europa. Straatsburg, 2004. p. 203. PNUD BRC, The Roma in Central and Eastern Europe, Avoiding the Dependency Trap, Bratislava, 2002. ROMER I SVERIGE – Tilsammans i förändering. Inrikensdepartement, 1997. p. 33 SAVE THE CHILDREN, denied a future? The right to education of Roma/Gypsy and Traveller Children. p. 74. Verslagen HUYBRECHS, A., e.a., “Roma motiveren voor onderwijs /Onderwijs motiveren voor Roma”. Verslag van Studiedag Roma, 25 oktober 2005
8.2 Elektronische bronnen AMNESTY INTERNATIONAL, Slovakije: Roma kinderen gediscrimineerd. Internet,2007, http://www.aivl.be/index.cfm?PageID=3598 EUROPEES PARLEMENT, Een Europese Roma-strategie. Internet, 2008, http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=TA&reference=P6-TA-20080035&language=NL PARLIAMENTARY ASSEMBLY, Council of Europe, Legal situation of Roma in Europe. Internet,2002, http://assembly.coe.int/Documents/WorkingDocs/Doc02/edoc9397.htm ROMA SUPPORT GROUP, Education. Internet, 2008 www.romasupport.ie/ SCHOLEN LEREN VAN ELKAAR, OWWZ. Internet, 2008, http://www.scholenlerenvanelkaar.nl/kennisOnLine/artikelen/index.asp?ArticleID=155&SubjectID= 19&ThemeID=0&
19
9. Overzicht bijlagen Bijlage 1: Interne en externe motivatie in de praktijk: het voorbeeld van de Minderjarigenwerking Onthaalbureau Inburgering Antwerpen (onthaalbureau minderjarige nieuwkomers Antwerpen) Bijlage 2: Dringende onderwijshulp aan mensen zonder wettig verblijf Bijlage 3: Functies van de schoolbemiddelaar Bijlage 4: Globale evaluatie project Roma-bemiddelaars in het kader van het Programma Preventie Schoolverzuim 2007-2008 Bijlage 5: Omschrijving werking Brugfiguur, vrije basisschool ’t Klimrek te Gent
20
Bijlage 1: INTERNE EN EXTERNE MOTIVATIE IN DE PRAKTIJK: HET VOORBEELD VAN DE MINDERJARIGENWERKING VAN HET ONTHAALBUREAU INBURGERING ANTWERPEN (VROEGERE PINA-18) De trajectbegeleider van het onthaalbureau (TB) werkte een stappenplan uit voor de toepassing van het motivatieplan. 1e stap Tijdens een eerste gesprek met een TB op het onthaalbureau worden drempels meestal snel duidelijk: huisvesting, kleding, mobiliteit, angst, gezondheid, hun precair verblijfsstatuut… Vrijwel onmiddellijk wijzen we ouders op de leerplicht. We maken duidelijk dat we niet discussiëren over het al dan niet naar schoolgaan: er is geen excuus om hun kinderen niet naar school te sturen. Op de problemen die zij aandragen, proberen we in de mate van het mogelijke wel een antwoord te bieden: school- en vervoersonkosten kunnen eventueel betaald worden door hun OCMW en/ of door materiële hulporganisaties. We verwijzen hen door naar vluchtelingenhulp, goedkope geneeskunde, enz. Door het creëren van randvoorwaarden, wordt de kans op slagen reeds veel groter. Samen met de ouders wordt een school gezocht die het nauwst aansluit bij hun verwachtingen: een school dicht bij huis, deeltijds onderwijs, broers en zussen zo veel mogelijk in dezelfde school. We maken een afspraak wanneer het gezin de kinderen zal inschrijven en gaan al dan niet mee, afhankelijk van onze eigen inschatting. 2e stap Pina-18 contacteert de school waarnaar doorverwezen werd. Ingeschreven: we vragen de school ons de eerste maand op de hoogte te houden vanaf blijkt dat de kinderen afwezig zijn. Op dat moment zullen we verdere stappen ondernemen (zie 3e en volgende stappen). Niet ingeschreven: we gaan op huisbezoek om te horen wat er is misgelopen en maken een nieuwe afspraak. 3e stap Het gezin draagt een heel aantal redenen en excuses aan om niet naar school te hoeven gaan. We maken nogmaals duidelijk dat er geen discussie is over het al dan niet naar school gaan en geven aan dat het niet schoolgaan ook opgemerkt zal worden door de jeugdbrigade of hun OCMW. We wijzen hen op de mogelijke consequenties van hun keuze: kinderbijslag van OCMW verliezen, bezoek van de jeugdbrigade tot plaatsing van kinderen… We blijven daarnaast onze ondersteunende rol benadrukken. 4e stap Dreigementen halen niets uit: gezin blijft beweren dat het voor hen onmogelijk is hun kinderen naar school te sturen. De TB bezorgt de familie een laatste aanmaning met een deadline om hun kinderen in te schrijven in een school 5e stap Ook deze aanmaning heeft niets uitgehaald en de deadline is verstreken. Indien OCMW: TB neemt hiermee contact op, licht hen in over onze inspanningen, wijst hen op hun verantwoordelijkheid en vraagt hen die stappen te ondernemen die in hun mogelijkheden liggen
21
Indien geen OCMW: De TB contacteert de jeugdbrigade en vraagt hen om een huisbezoek af te leggen. Indien problematische gezinssituatie: indien kindermishandeling en/ of ernstige verwaarlozing in het spel is, maakt de TB een gefundeerd verslag op en stuurt deze door naar het jeugdparket De TB maakt een dossier op voor administratie onderwijs, “dienst manifeste onwil” De TB meldt de situatie aan het centraal meldpunt 6e stap De verdere opvolging en begeleiding staat of valt met het vormen van een sluitend netwerk van hulporganisaties rond dit gezin. De TB engageert zich ertoe de verschillende organisaties bij elkaar te roepen op geregelde tijdstippen om een gezamenlijke strategie te kunnen afspreken teneinde het recht op onderwijs voor deze kinderen te garanderen.
22
Bijlage 2: DRINGENDE ONDERWIJS HULP AAN MENSEN ZONDER WETTIG VERBLIJF De (financiële) situatie van kinderen zonder papieren in het onderwijs Leerplicht In de Belgische wetgeving is het recht op onderwijs ingeschreven in de grondwet en geldt er leerplicht. In de Belgische Grondwet staat het recht op onderwijs omschreven in artikel 24, §3. “Ieder heeft recht op onderwijs, met eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden. De toegang tot het onderwijs is kosteloos tot het einde van de leerplicht.” Deze leerplicht is evenzeer van toepassing op kinderen zonder papieren. Omdat bleek dat sommige scholen de inschrijving van illegale minderjarige kinderen weigerden, werd dit recht geëxpliciteerd in een omzendbrief van 24 juni 1999, van toenmalig minister Baldewijns. Deze omzendbrief handelt over “Het recht op onderwijs voor minderjarigen zonder geldig verblijfsstatuut”20 en gaf een overzicht van organisatorische faciliteiten om dit recht te implementeren. Met de omzendbrief “Het recht op onderwijs voor kinderen zonder wettig verblijfsstatuut” van 24 februari 2003 wordt de vorige omzendbrief opgeheven. Er worden nogmaals concrete richtlijnen gegeven voor het garanderen van het recht op onderwijs van deze kinderen binnen het basisonderwijs en het secundair onderwijs, ditmaal expliciet verwijzend naar het Decreet betreffende gelijke onderwijskansen van 28 juni 2002 : “Het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen voorziet in een principieel inschrijvingsrecht voor alle kinderen in de school die het kind en zijn ouders verkiezen.(….) Een inschrijving kan niet geweigerd worden op grond van de loutere vaststelling dat het verblijfsstatuut van de kandidaatleerling of zijn ouders niet in orde is.”21 In de toelichting betreffende de leerplicht is deze omzendbrief echter niet sluitend. Immers er wordt verwezen naar de leerplicht voor minderjarigen van vreemde nationaliteit, die ingaat vanaf de zestigste dag na de dag waarop zij zijn ingeschreven in het vreemdelingen- of bevolkingsregister.22 Vanaf dan geldt voor hen evenzeer de leerplicht, en zijn zij dus ook onderworpen aan de controle op de leerplicht en de bijhorende sancties. Maar de omzendbrief laat impliciet een leemte in de leerplicht toe. Immers, wanneer het gaat om kinderen zonder wettig verblijf, die dus niét ingeschreven zijn in het bevolkings- of vreemdelingenregister wordt enkel nog geschreven over “recht op onderwijs”: “Het is echter niet omdat de wet op de leerplicht pas ingaat op de zestigste dag na de inschrijving, dat het recht op onderwijs niet vroeger kan afgedwongen worden. Kinderen van vreemde nationaliteit van de doelgroep zoals hierboven omschreven, hebben recht op onderwijs van zodra zij in ons land verblijven ongeacht of hun ouders al dan niet in een wachtregister of vreemdelingenregister ingeschreven zijn.”23 De Interdepartementale Commissie voor etnisch-culturele minderheden wilde hierover duidelijkheid en stelde het Departement Onderwijs onder bevoegdheid van toenmalig minister Vanderpoorten de vraag naar verduidelijking omtrent leerplicht versus leerrecht voor minderjarige zonder papieren. Het Departement 20
Omzendbrief betreffende het recht op onderwijs voor minderjarigen zonder geldig verblijfsstatuut van 24 juni 1999. www.ond.vlaanderen.be/edulex 21 Omzendbrief betreffende het recht op onderwijs voor kinderen zonder wettig verblijfsstatuut van 24 februari 2003. www.ond.vlaanderen.be/edulex 22 Wet op de leerplicht van 29 juni 1983, art.1 § 7 (www.ond.vlaanderen.be/edulex) 23 www.ond.vlaanderen.be/edulex
23
formuleerde een uitgebreid antwoord met als conclusie dat de leerplichtwet van 29 juni 1983 verwijst naar ‘de minderjarige’, “De leerplicht is dus onafhankelijk van (het ontbreken van) een juridisch statuut van de betrokkene.” Er wordt enkel een uitzondering voorzien voor minderjarigen van vreemde nationaliteit (pas na zestig dagen inschrijving in vreemdelingen-of bevolkingsregister leerplichtig). “Dit betekent dat er voor andere minderjarigen, zoals niet-begeleide of illegale minderjarigen, geen uitzondering is voorzien. De leerplicht is op hen onverkort van toepassing.”24 Elke minderjarige is leerplichtig, ongeacht zijn of haar verblijfstatuut. In de praktijk blijken de kosten van het onderwijs soms een drempel te zijn. Kosten De kosteloze toegang tot het onderwijs werd opgenomen in de grondwet. Maar naar school gaan, kost geld. Schoolbenodigdheden zijn duur. Er zijn officiële en niet-officiële kosten (schoolmateriaal, uitstappen, maar ook eten en kledij). Op 1 september 2007 trad het decreet op de kostenbeheersing in het basisonderwijs25 in werking. Basisscholen mogen aan de ouders geen kosten meer aanrekenen voor leermaterialen in verband met de ontwikkelingsdoelen en de eindtermen. Het decreet bevat een lijst met schoolmateriaal dat de school kosteloos moet voorzien. Kosten die de scholen wel nog aan ouders mogen doorrekenen voor bijvoorbeeld aangeboden diensten (maaltijden, drankjes, toezicht,…) moeten in verhouding staan tot de geleverde prestaties. Vanaf schooljaar 2008-2009 wil de minister een (scherpe) maximumfactuur invoeren voor een resem aan activiteiten zoals toneelbezoek, sportactiviteiten, schooluitstappen van één dag… maar ook voor de aankoop op school van materiaal als turnkledij, verplichte tijdschriften,…en een (minder scherpe) maximumfactuur voor activiteiten buitenshuis zoals de meerdaagse uitstappen. Op Vlaams niveau wordt ook nagedacht over de mogelijkheid om de schoolkosten voor het secundair onderwijs te drukken. Een maximumfactuur ligt echter moeilijker omdat de kosten tussen scholen, tussen en binnen studierichtingen sterk verschillen. Maar voor sommige ouders zullen de kosten van het onderwijs, hoezeer men die ook poogt te beperken, nog steeds moeilijk om dragen zijn. Voor minderbegoede gezinnen komt er vanaf 1 september 2008 een schooltoelage voor het basisonderwijs. Deze schooltoelage kan ouders helpen om de kosten van de maximumfacturen en de basisuitrusting mee te helpen betalen. Maar kinderen zonder papieren komen hiervoor niet in aanmerking. In het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap worden deze mensen duidelijk uitgesloten26. Ook bij de toekenning van de schoolpremie vallen gezinnen van mensen zonder papieren uit de boot. De schoolpremie is een aanvullende toelage die wordt uitgekeerd door het kinderbijslagfonds. En kinderen zonder wettig verblijf komen hier niet voor in aanmerking.
Belang
24
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Departement onderwijs. Afdeling Beleidscoordinatie, Nota aan dhr. D.Vanderslycke, voorzitter ICEM, werkgroep opvangbeleid. 25 Decreet van 6 juli 2007 betreffende kostenbeheersing in het basisonderwijs www.ond.vlaanderen.be/edulex 26 Decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, art.9, §2 www.ond.vlaanderen.be/edulex
24
Nochtans is het zowel sociaal als economisch in het belang van de ganse samenleving om te investeren in het onderwijs van kinderen zonder papieren. Indien men deze groepen niet op school krijgt, creëert men een nieuwe generatie kinderen die laag opgeleid is en zwak tot niet gealfabetiseerd is. Binnen onze huidige maatschappij betekent dit hetzelfde als minder kansen op de arbeidsmarkt en kansarmoede. De samenleving draagt hiervan de gevolgen, zowel financieel (leefloon, werkloosheidsuitkeringen, gederfde sociale zekerheidsbijdragen en belastingen) als sociaal (verhoogd risico voor kinderen om in criminele of prostitutiemilieus verzeild te raken). Ook hieraan hangt een enorm prijskaartje vast (inschakeling van politie en justitie). Het grote belang van onderwijs als hefboom om een vicieuze cirkel van armoede en marginaliteit te doorbreken, maar ook voor een goede integratie in de samenleving, wordt trouwens voortdurend in de verf gezet door heel wat internationale instellingen27. Een investering nu biedt kansen op langere termijn. Ervan uitgaan dat deze mensen opnieuw verdwijnen, en niet geschoold hoeven te worden, is naïef. Ook als ze terugkeren naar hun thuisland, of verder migreren, is elke investering in onderwijs de moeite waard. Niet alleen voor de mensen zelf, ook voor de samenleving in zijn globaliteit. Dringende Onderwijs Zorg: over welke zorg gaat het ? Het recht op onderwijs is een recht op leerplicht. Om dit basisrecht ook voor mensen die illegaal in het land verblijven te garanderen, moet het recht op dringende onderwijs hulp ingeschreven worden in de OCMWwet, naar analogie met het recht op dringende medische hulp28. Het recht op onderwijszorg is een basisrecht voor iedereen. Naar analogie met DMH definiëren we deze zorg als: “hulp waarvan de dringendheid met een attest van de school wordt aangetoond”. - kosten voor aankoop materiaal, uitstappen, … - maaltijden, kledij,… - culturele en sportieve activiteiten29 Het is aan de school te bepalen welke onderwijsondersteuning noodzakelijk is. Het kan onder meer gaan om kosten voor materiaal, uistappen, kledij, eten, ... Het begrip ‘dringend’ dient begrepen te worden als ‘noodzakelijk om een volwaardige opleiding te garanderen’. Deze dringende onderwijszorg moet voorzien worden gedurende de ganse periode van de leerplicht.
Taak van het OCMW De OCMW’s hebben de taak ervoor te zorgen dat de dringende onderwijs hulp voor mensen zonder wettig verblijf in hun gemeente voorzien en toegankelijk is. Elk OCMW staat in voor het uitwerken van de regeling en het onderzoeken van de individuele aanvragen door middel van een sociaal onderzoek. Het OCMW neemt de kosten van de dringende onderwijs hulp ten laste en kan deze kosten terugvorderen van de overheid. 27
Zie o.a. Save The Children, United Nations, Unicef…. Art. 57, § 2 van de OCMW-wet van 8 juli 1976, concreet ingevuld door het Koninklijk Besluit van 12 december 1996 en een aantal omzendbrieven 29 Voor de installatie van douches, wasmachines, keukenmateriaal,… kan een systeem van schoolfondsen voorzien worden. 28
25
Het OCMW betaalt de dringende onderwijs hulp, indien aan drie voorwaarden is voldaan: 1) de persoon moet illegaal op het grondgebied verblijven 2) hij moet behoeftig zijn 3) er moet een attest van de school zijn waaruit blijkt dat het om dringende onderwijs hulp gaat Het OCMW van de plaats waar de betrokken leerplichtige verblijft is het bevoegd centrum. Het OCMW voert een sociaal onderzoek uit, waarbij vragen worden gesteld over de financiële situatie en de woonsituatie van de hulpvrager. Er zullen documenten gevraagd worden (bewijs van identiteit, huurcontract, bewijzen van verblijf in België, ...). Als het OCMW beslist dat het recht op ‘dringende onderwijs hulp’ kan ingeroepen worden, krijgt het gezin een waarborg. Dit is een attest met gegevens en foto erop. Aan de toekenning van de Dringende Onderwijs Hulp is een minimale aanwezigheid van de leerling op school verbonden. Naar analogie met de toekenning van schooltoelages, wordt een voldoende aanwezigheid verwacht.30 Bij een positieve beslissing van het OCMW betalen zij de kosten rechtstreeks aan de school. Er wordt geen geld aan de gezinnen gegeven, de school waakt over het correcte gebruik van het geld voor de schoolkosten. De positieve beslissing heeft een geldigheidsduur voor het resterende schooljaar. In het KB moet het vertrouwelijk karakter van de dringende onderwijs hulp gegarandeerd worden. De attesten mogen enkel gebruikt worden voor terugbetaling. Gegevens die afgeleid kunnen worden uit de schoolattesten worden vertrouwelijk behandeld. Mensen zonder papieren leven vaak in angst voor verwijdering. Dit financieringssysteem moet veilig zijn, en mag geen bedreiging vormen.
30
Aan de toekenning van de schooltoelage is een minimale aanwezigheid verbonden. In dit nieuwe systeem wordt een voldoende aanwezigheid verwacht : “voor lager en secundair onderwijs leggen we de lat op 30 halve dagen ongewettigde afwezigheid. Voor kleuteronderwijs mikken we op een minimale aanwezigheid dit stijgt met de leeftijd. Kleuters in de peuterklas zullen 100 halve schooldagen aanwezig moeten zijn. In de eerste, tweede en derde kleuterklas stijgt dit tot respectievelijk 150, 185 en 220 halve schooldagen. Bij onvoldoende aanwezigheid in twee opeenvolgende jaren wordt de toelage niet toegekend of teruggevorderd” Schooltoelage voor kinderen basisonderwijs, www.vlaanderen.be website van Frank Vandenbroucke.
26
Bijlage 3: FUNCTIES VAN DE SCHOOLBEMIDDELAAR Vertrouwensfiguur en herkenbaarheid Schoolbemiddelaars moeten de drempel naar de school verlagen door een vertrouwensrelatie op te bouwen met de gezinnen. De beschikbaarheid van de schoolbemiddelaar als aanspreekpunt en brugfiguur voor de gezinnen en voor de school is hier belangrijk. Door bijvoorbeeld iedere morgen aan de schoolpoort aanwezig te zijn zorg je voor een lage opstap voor de ouders. Door veelvuldige huisbezoeken te doen, wordt de school in de familiale thuisomgeving binnengeloodst. Communicatiekanaal voor de school De bemiddelaar is een communicatiekanaal en brugfiguur tussen school en ouders bij het opsporen, toeleiden, aanhaken, bemiddelen, informeren, sensibiliseren en mobiliseren. Via de schoolbemiddelaar kan informatie over het schoolsysteem, rapporten, uitstappen, enz… duidelijker worden overgebracht of toegelicht. Het briefje of de agenda dat met de leerling wordt meegegeven volstaat bij deze doelgroep vaak niet. Ouders kunnen door tussenkomst van een schoolbemiddelaar efficiënter gemobiliseerd worden naar de school voor oudervergaderingen, rapportuitreikingen enz… Ook in geval van problemen kan de schoolbemiddelaar optreden als tussenpersoon, als intercultureel bemiddelaar of tolk. Luisterend oor Bij vragen en problemen die families hebben in verband met andere levensdomeinen en die rechtstreeks of onrechtstreeks de scholarisatie van de kinderen beïnvloeden, kan de bemiddelaar voor een doorverwijzing zorgen naar reguliere diensten. Aanspreekpunt De schoolbemiddelaar is het knooppunt waarlangs de contacten met andere organisaties in de buurt verlopen. Doelgerichte doorverwijzing en samenwerking met externe partners als CLB, OCMW, jeugdbewegingen, sportclubs, jeugdbrigade enz… zijn kerntaken van de schoolbemiddelaar. Buffer voor het onderwijspersoneel Het onderwijspersoneel wordt door deze doelgroep vaak ook overbevraagd. Men krijgt vragen rond huisvesting, verblijfsstatuten, geldproblemen, enz… De schoolbemiddelaar kan hierin een belangrijke buffer spelen. Essentieel hierbij is een doeltreffende doorverwijzing en samenwerking naar en met het lokale netwerk. Ook vraagt het hermobiliseren van afwezige kinderen naar de school heel wat werk. Met de inschakeling van een schoolbemiddelaar kan er op kort op de bal worden gespeeld bij ongeldige afwezigheden en geboekte leerachterstand beperkt worden.
27
Bijlage 4: GLOBALE EVALUATIE PROJECT ROMA-BEMIDDELAARS IN HET KADER VAN HET PROGRAMMA PREVENTIE SCHOOLVERZUIM 2007-2008. 1. Inleiding Het aantal personen van Roma-origine in Brussel wordt geschat op 600031. Meerdere studies tonen aan dat het zeer erg gesteld is met de onderwijssituatie van hun kinderen32. De hoge mate van schoolverzuim en afhaken is problematisch voor hun leerniveau, maar ook voor de scholen. Een aanzienlijk aantal Romakinderen die in Brussel wonen, zijn zelfs niet in een school ingeschreven. Tengevolge van de complexiteit van de problematiek van Roma-jongeren slagen reguliere diensten die ondersteuning aan het onderwijs bieden, diensten van jeugdbijstand en jeugdbescherming er niet in om een adequate en systematische opvolging te geven. Nochtans wordt op internationaal niveau veel belang gehecht aan inspanningen voor een betere sociale integratie van Roma-jongeren. Zo oordeelt het Europees Parlement in haar resolutie van 31/1/2008 over een Europese strategie ten aanzien van Roma dat de EU en haar lidstaten een gedeelde verantwoordelijkheid hebben om de integratie van Roma te bevorderen en om hun fundamentele rechten als Europese burgers te garanderen, en dat ze dringend de inspanningen verdubbelen om acties binnen de lidstaten te ondersteunen en te financieren om Roma-kinderen vanaf een zo jong mogelijke leeftijd in het educatief systeem te integreren. Zo ook roept het VN-comité ter bestrijding van rassendiscriminatie in haar rapport van maart 2008 de Belgische staat op om specifiek de nadruk te leggen op het creëren van gelijke onderwijskansen voor Roma-kinderen en kansen op tewerkstelling. Bovendien duidt het vijfjaarlijkse Belgische kinderrechtenrapport op het engagement van de verschillende Belgische regeringen om de begeleiding van Roma-families te intensifiëren met het oog op een verhoogde scholarisatiegraad33. In het kader van het Programma Preventie Schoolverzuim in de Regio Brussel waren 2 schoolbemiddelaars van Roma-origine actief in 4 scholen in Molenbeek en Sint Joost (3 lagere scholen, 1 secundaire school (deeltijds onderwijs)) tijdens het schooljaar 2007-2008 (totaal: 140 Roma-leerlingen). Als brugfiguren hadden de bemiddelaars als taak om de schoolaanwezigheid te verhogen door de banden tussen de school en de familie te versterken. Op vlak van het regelmatige bijwonen van de lessen en het betrekken van de ouders bij het onderwijs van hun kinderen, is deze aanpak een ‘good practice’ geworden die verder ontwikkeld dient te worden. 2. De doelstellingen 31
Schattingen van het Vlaams Minderhedencentrum en Foyer in 2004 Foyer, ‘De Roma van Brussel’, 2004, geactualiseerd in 2006 Joppart, C., 'Recherche relative au développement d'une réponse sociale à la question de la mendicité des enfants en Belgique', CODE, Brussel, 2003. Carpentier, S., en Van Houcke, F., ‘Recherche pilote sur la sensibilisation des autorités publiques à la Communauté Rom et sur l’intégration scolaire des enfants Roms’, CODE, Brussel, 2004 33 « Après examen de la question de la mendicité des enfants issus de la Communauté Rom, il est apparu que l’élément central permettant d’élaborer des solutions est l’accueil des enfants et l’accrochage scolaire des enfants. L’accompagnement des familles en vue d’une scolarisation plus large de ces enfants (en garantissant les conditions matérielles de scolarisation et en encadrant les familles dans cette démarche) sera donc poursuivi et intensifié. Des aménagements en matière de respect de l’obligation scolaire, tels que l’investissement dans une guidance et un suivi scolaire intensif, interviendront également dans ce sens. » 32
28
- De regelmaat van de scholarisatie van Roma-kinderen verhogen en spijbelgedrag verminderen - Roma-nieuwkomers en niet-schoolgaande Roma toeleiden van naar een school - De ouders betrekken in het scholarisatieproces van hun kinderen - De ouders overhalen om kleuters in te schrijven in een kleuterschool - De basisvoorwaarden verbeteren om kinderen naar de school te kunnen sturen - De kennis en het inzicht van het pedagogische team verhogen in verband met de situatie en de cultuur van de Roma 3. De methode Omwille van hun kennis van het Romanes en het Frans, omdat ze een goed contact hebben met de Romagemeenschap en omdat ze de gangbare problemen van deze bevolking zelf hebben meegemaakt, kunnen de bemiddelaars op een vlotte manier sterke vertrouwensbanden smeden met de families. De bemiddelaars ondernamen hun acties op vraag van en in rechtstreekse samenwerking met de directies en de sociaal assistenten van de scholen. De Dienst Roma en Woonwagenbewoners van de Foyer verzekerde de coördinatie en opvolging van de interventies van de bemiddelaars. Activiteiten: - Begeleiden (fysisch) van de familie om de kinderen naar school te sturen (huisbezoeken, …) - Smeden van vertrouwensrelaties tussen de familie en de school - Sensibiliseren van de ouders omtrent het belang van onderwijs, rechten en plichten - Informeren van de ouders over het functioneren en het reglement van de school, de veiligheid op school, de schoolactiviteiten enz - Mobiliseren van de ouders voor schoolactiviteiten (oudercomités, mondiale dagen, …) - Bemiddelen in geval van conflicten - Sociale omkadering van de familie en doorverwijzing naar reguliere diensten voor vragen en problemen in verband met andere levensdomeinen die indirect de scholarisatie van de kinderen beïnvloeden - Werken in netwerk met gemeentediensten en diensten die kinderen begeleiden 4. Resultaten Hetgeen volgt is een samenvatting van de evaluatie uitgevoerd door de betrokken scholen. In dit kader werd er aan de scholen gevraagd om een score te geven van 0 (= helemaal niet) tot 5 (= zeer goed) met betrekking tot de invloed van de Roma-bemiddelaars. Wij geven hier de gemiddelde scores weer: 1) Verbeterde scholarisatie van minderjarigen: snellere terugkeer naar school in geval van schoolverzuim, vermindering van de onregelmatigheden, minder minderjarige Roma die niet zijn ingeschreven in een school, vermindering van het aantal minderjarige Roma die op straat rondlopen en opgepakt worden door de politie. De vertrouwensband met de ouders was zeer sterk, maar ook tussen de bemiddelaars en de kinderen zelf. Er werd vastgesteld dat het positieve effect van de bemiddelaar op de schoolaanwezigheid van spijbelaars onrechtstreeks ook een gunstig effect had op de regelmaat van andere spijbelende Roma-leerlingen. -
invloed van de bemiddelaars op schoolverzuim: score = 4 Effect op het snel terug aanhaken van afwezige leerlingen: score = 4.25
2) Begeleiding en inschrijving van nieuwe kinderen die nog niet in een school waren ingeschreven (in totaal 70 kinderen van september ‘07 tot april ’08) 3) Betere betrokkenheid van de ouders in de scholarisatie van hun kinderen aan de hand van huisbezoeken, bemiddelingen, mobilisatie naar oudervergaderingen. Het contact en de overdracht van informatie tussen families en de school zijn vergemakkelijkt. Er ontstond sneller een vertrouwensband tussen familie en school. Na de bemiddelingen verliep het contact met de school vlotter, ook in afwezigheid van de
29
bemiddelaar. Men slaagde erin om het merendeel van de families te mobiliseren voor oudervergaderingen, daar waar voordien zeer weinig tot helemaal geen Roma-ouders naar dergelijke vergaderingen kwamen. -
Effect op de mobilisatie van de ouders: score = 4 Facilitatie van de communicatie / samenwerking tussen school en familie: score = 4.5
4) Tijdens de contacten met de families had de bemiddelaar ook oor voor de familiale problemen. Voor bepaalde problemen verwees de bemiddelaar de familie door naar andere sociale diensten of instellingen om te zoeken naar oplossingen (OCMW, sociale en juridische diensten, …). Soms waren hiervoor één of meer begeleidingen nodig. Zo konden bepaalde obstakels die een normale scholarisatie in de weg stonden, worden weggewerkt. 5) Aan de hand van een informatiesessie voor het personeel, maar ook door de veelvuldige contacten met de bemiddelaar werden de kennis en het inzicht over de situatie en cultuur van Roma verbeterd. 6) Door ervoor te zorgen dat spijbelende leerlingen snel terug aanhaakten en ouders gemobiliseerd werden naar vergaderingen, betekende het werk van de bemiddelaar een duidelijke ontlasting voor het schoolpersoneel. 7) In april 2008 werkten de bemiddelaars mee aan een reportage over de schoolbemiddelingen voor Roma (Canvas, Ter Zake). Deze is te zien op: http://www.foyer.be/spip.php?lang=nl&pageb=article&id_article=5779 Persartikels over het project zin te vinden op: http://www.foyer.be/?lang=nl&pageb=article&id_article=5751 5. Knelpunten - Voor schoolbemiddelingen misten de bemiddelaars een stok achter de deur om hun inspanningen voor scholarisatie ten aanzien van de meest problematische families te ondersteunen. - Het blijft moeilijk om ouders die zelf niet overtuigd zijn te overhalen om kleine kinderen in te schrijven in een kleuterschool, vooral voor de families die leven van bedelarij. Roma vertonen eveneens een culturele weerstand om hun kinderen naar een kleuterschool te sturen. - De impact van de bemiddelingen op voortdurende afwezigheden van zwangere leerlingen en jonge moeders was beperkt. Deze meisjes zijn heel moeilijk naar school terug te krijgen, ook al geldt er leerplicht. 6. Conclusies De onderwijssituatie van Roma-kinderen verbeteren is een werk van lange termijn. Er zijn ook voortdurend nieuwe families die in België aankomen. Daardoor stijgt het aantal Roma-leerlingen en de nood aan omkadering door een bemiddelaar. Het project moet op lange termijn worden versterkt. Om de impact van de bemiddelingen verder te versterken en om de resultaten verder te zetten, zal er intensief moeten gewerkt worden. Het zal onontbeerlijk zijn om het project te intensifiëren om de ouders en de kinderen regelmatig te kunnen samenbrengen om hen het belang van een regelmatige aanwezigheid op school uit te leggen. Eveneens om te tonen welk werk er dagelijks op school wordt verzet, en dat dit een absolute voorwaarde is om kansen te krijgen voor sociale emancipatie van de kinderen.
30
Bijlage 5: OMSCHRIJVING WERKING BRUGFIGUUR, VRIJE BASISSCHOOL ’T KLIMREK TE GENT Waarom is het brugfigurenproject ontstaan ? Probleem Een bepaalde groep kinderen in basisscholen doet het minder goed. Zowel hun leerprestaties als hun sociaal-emotionele ontwikkeling blijven achter ten opzichte van wat we op basis van hun persoonlijke leercapaciteiten en hun persoon(lijkheid) zouden kunnen verwachten. Het betreft voornamelijk kinderen uit kansarme gezinnen, allochtone gezinnen en nieuwkomers. Onder de ‘Nieuwkomers’ bevinden zich de Roma’s. Oplossing Een doorgedreven communicatie en afstemming tussen beide is noodzakelijk maar hiervoor ontbreekt het zowel de ouders als de school aan de juiste methodieken en/of voldoende personeel. Een katalysator is nodig om dit proces op gang te brengen. VRIJE BASISSCHOOL ’T KLIMREK TE GENT Op deze basisschool zijn er 156 kinderen geregistreerd (cijfers schooljaar 2007-2008). Over een termijn van 5 jaar constateert de school een positieve groei van 110 kinderen naar 156 met vooral een toename van Bulgaarse kinderen en Roma-kinderen. Nationaliteit
Aantal
1
België
31
2
Bulgarije
31
3
Kroatië
2
4
Nederland
2
5
Pakistan
2
6
Slowakije
59
7
Tsjechië
4
8
Turkije
18
9
Montenegro
1
10
Senegal
1
11
Tunesië
1
12
Servië
3
13
Dominicaanse Republiek
1
Totaal aantal leerlingen: 156 • Aantal kinderen woonwagenbevolking: 74 • Aantal kinderen met wettig verblijf: 99 • Aantal kinderen zonder juiste papieren: 57 • Aantal kinderen met Belgische nationaliteit: 31 Deze groep zijn Belgische kinderen van allochtone afkomst met uitzondering van 1 autochtone leerling. Opvallend is de grote aanwezigheid van Roma-kinderen. Heel wat Roma-gezinnen vonden hun weg naar deze school doordat er verschillende jaren geleden een SIF-medewerkster van Roma-origine op de school werkte. Reeds 4 jaar is de
31
brugfiguur (vroeger de benaming SIF-medewerkster) van autochtone afkomst en tot vandaag blijven er Romanieuwkomers zich aanmelden. De kracht van deze school zit in 3 hoofdfactoren. Ten eerste is de school heel laagdrempelig : iedereen is welkom, gratis lesmateriaal, lage facturen en humanitaire hulp (gratis eten op school, kledij en boekentas) aan de dakloze en/of kansarme gezinnen. Een tweede belangrijke factor is een geengageerd schoolteam die met klasniveau’s werkt. Het lessenpakket verloopt in niveau’s waardoor het kind op zijn/haar tempo de leerstof aangeleerd krijgt. De derde factor is de aanwezigheid van een brugfiguur als vertrouwenspersoon tussen alle actoren : directie, leerkrachten, de kinderen en de buurt. Een inventaris van drempels die wij op school ondervinden Als de school zich wil openstellen naar ouders toe, is het van groot belang om grondig na te gaan waar de drempels zich bevinden. Kunnen ouders makkelijk in en uit? Raken ze wegwijs op school? Is er iemand die hun taal begrijpt? Kunnen ze een baby meebrengen op een ouderavond? Moeten er “ingewikkelde” formulieren worden ingevuld? Hieronder volgt een inventaris van mogelijke drempels: •
In scholen met veel allochtonen vormt de taal de grootste drempel. De communicatie (zowel schriftelijk als mondeling) loopt zeer moeilijk. Het betrekken van de ouders bij het schoolgebeuren is dan zeker niet evident.
•
Analfabetisme onder de ouders komt vaker voor dan men vermoedt. Ouders houden dit meestal verborgen waardoor dikwijls communicatiestoornissen ontstaan.
•
De gebruikte terminologie (bijv. “dyslexie”, CLB) kan zeker problemen geven bij laaggeschoolde ouders of bij ouders die het Nederlands nog niet voldoende beheersen.
•
(Allochtone) ouders zijn soms onbekend met het hele schoolsysteem. Inschrijvingen, aanwezigheid, doktersbriefjes, op tijd komen, vakanties,… dit is niet altijd voor iedereen duidelijk.
•
De school is voor sommige ouders een echte doolhof. Ouders hebben soms moeite met het vinden van de klas van hun kind, de directie, het secretariaat,…
•
Financiële moeilijkheden vormen dikwijls een grote drempel. Kinderen mogen niet mee op uitstap, ze mogen geen fotootjes kopen, … Het is niet altijd makkelijk om dit bespreekbaar te maken.
•
Ouders en leerkrachten hebben vaak onduidelijke verwachtingen naar elkaar toe. Verwachtingen die meestal onuitgesproken blijven maar die wel voor veel misverstanden kunnen zorgen.
•
Cultuurverschillen kunnen soms ook voor problemen zorgen zoals moeders die onderling samentroepen, allochtone moeders die niet naar bijeenkomsten mogen komen omdat er ook mannen aanwezig zijn.
•
Titels zoals “de directeur”, “de brugfiguur”, “de leerkracht”,… schrikken sommige mensen af.
•
Het gebrek aan opvang voor kleine kinderen kan ook schoolactiviteiten komen.
een reden zijn waarom ouders niet naar
De eigen schoolse ervaringen en de culturele schoolvisie van ouders spelen een heel belangrijke rol naar betrokkenheid. Een school die dit niet in rekenschap neemt zal een grotere weerstand ondervinden dan een school die de culturen respecteert met behoud van de eigen schoolcultuur.
De rol van de brugfiguur op deze school De rol van de brugfiguur is om eerstelijnshulp aan te bieden door een brug te maken tussen school, ouders en de buurt. 1. Schoolpoortmomenten Het creëren van een “welkom” sfeer op school is heel belangrijk. Door dagelijks aan de poort te staan ontstaat er een vertrouwensband. Deze momenten verlopen heel informeel waardoor het laagdrempelig is . De onmiddellijke stap naar een leerkracht of directie is dikwijls veel moeilijker.
2. Het contact tussen leerkracht en ouder stimuleren
32
De brugfiguur informeert de leerkracht over leerlingen, vanuit concrete situaties. De brugfiguur stimuleert en ondersteunt rechtstreeks contact tussen leerkrachten en ouders via oudercontacten, rapportmomenten, open-klasdagen, ouderactiviteiten,… Open klas-momenten : moment waarbij de ouders een voormiddag kunnen meedraaien in de klas . Huisbezoeken samen met de leerkracht of een hb om de ouders uit te nodigen op school. 3.Eerstelijnshulp aanbieden • Financiële situatie nagaan en in samenwerking met de stadsdiensten (ocmw, dienst Asiel-en Vluchtelingenbeleid, LOP, ING, De Tinten, vrijwilligersorganisaties,…..) zoeken naar een oplossing. • Aanvraag buspassen voor kinderen die NIET in het volksregister zijn ingeschreven. Dit wordt maandelijks nagekeken voor kinderen die 6 jaar worden. • Ouders informeren rond werking schooltoelagen, belastingsaangiften, vaccinatiebrieven,… Hiervoor nodigen we 6 verschillende tolken uit. • Tolken voorzien bij de meeste officiële contacten . • Contacten leggen voor de ouders met externe diensten : De Tinten, Transithuis, Leerpunt, Odice, wijkgezondheidscentrum, vzw Jong… • Huisbezoeken om de ouders uit te nodigen, mededelingen te doen, de thuissituatie te analyseren. Schoolintern zorgen dat er brood + beleg voorzien is voor kinderen die geen eten meekrijgen. Tweedhandskledij en schoenen voorzien in geval van nood. 4. Feedback aan schoolteam Wekelijks op het leerlingencel meldt de brugfiguur de eventuele problemen, plant ze huisbezoeken op vraag van de leerkracht, geeft advies rond een bepaalde problematiek. Driewekelijks op de vestigingsvergadering ,waar alle leerkrachten aanwezig zijn, zijn er eventuele meldingen rond families, info van het beleidsbeslissingen voor Anderstalige Nieuwkomers. 5. Samenwerking CLB Het opstellen en opvolgen van fiches problematische afwezigheden, maandelijks overleg met het CLB en huisbezoeken (eventueel in samenwerking met de spijbelpolitie). De thuissituatie analyseren en bekijken of het spijbelgedrag is of is de afwezigheid te verantwoorden wegens huisuitzetting, ziekte zonder doktersbriefje wegens financiële beperkingen, geen propere kleren, geen eten, geen transportmogelijkheid……. Eventuele assistentie bij medische onderzoeken op CLB afhankelijk van het aantal kinderen die nog nooit vaccinaties gekregen hebben. Opmerkelijk is dat de Roma-kinderen zelden in hun thuisland gevaccineerd zijn geweest. Opvolging toestemming ouders voor vaccinaties. 6.Buurtgericht werken De ontwikkelingskansen van kinderen vergroten en een uitgebreid netwerk rond het kind creëren door een betere samenwerking tussen volgende voorzieningen: Onderwijs – welzijnszorg - vrije tijd De brugfiguur is een partner in de netwerkopbouw. Via deelname aan het Welzijnsoverleg, buurtteam-overleg, Brede School en werkgroep Jeugd die voeling hebben met de wijk, kan de brugfiguur linken leggen tussen de school en de buurt. De brugfiguur bekijkt de thuissituatie van het kind en overlegt samen met de betrokken vrijetijdsorganisatie of er financiële tegemoetkoming mogelijk is. Bij aanvang gaat buitenschoolse activiteiten gaat de brugfiguur mee om zo een vertrouwen op te bouwen tussen de organisatie en de familie. 7. Coördinatie vrijwilligers De brugfiguur brengt de vrijwilligers in contact met de betrokken klassen, informeert hen over de schoolwerking, beantwoordt eventuele vragen en de brugfiguur houdt een jaarlijkse evaluatie. Wanneer er een project is zoals ‘boek op bezoek’ is de brugfiguur de bemiddelaar tussen de bibliotheek, de voorleesvrijwilligers en de betrokken gezinnen. Samen met de vrijwilliger gaat de brugfiguur bij het gezin aan huis ter kennismaking waardoor het contact vlotter verloopt tussen de betrokkenen.
33