Ontwikkelingsprogramma Stadsvisie
MOP 2000-2004 Grotestedenbeleid Schiedam
Het Schiedamse MeerjarenOntwikkelingsProgramma
Schiedam, 1 november 1999
Ontwikkelingsprogramma
Inhoudsopgave Voorwoord
7
1. Het Schiedamse MeerjarenOntwikkelingsProgramma 1.1. Inleiding 1.1.1. Schiedamse Stadsvisie en MOP 1.1.2. Verantwoordingskader 1.1.3. Historische context 1.2. Samenhang en integratie 1.3. Private investeringen 1.4. Interactie 1.5. Slot
9 9 9 9 9 9 10 10 10
2. Beleidskader 2.1. Stadsvisie 2.1.1. Beleidsuitgangspunten 2.1.2. Beleidsdoelen 2.1.3. Inzet 2.2. Schiedam in zijn context 2.3. Schiedamse bevolking en stedelijke ontwikkeling 2.4. Schakelen tussen schalen 2.4.1. Regionale ontwikkelingen 2.4.2. Strategie, prioriteiten en planning 2.4.3. Wijkgericht werken 2.5. Wijk en gebiedsplannen 2.5.1. Nieuwe wijk en gebiedsplannen 2.5.2. Prioriteiten 2.5.3. Voorstel Wijkcarrousel 1999 2003 2.5.4. Overleg en besluitvorming
13 13 13 13 13 14 14 15 15 15 18 18 18 18 18 19
3. Volkshuisvesting, herstructurering en stadsvernieuwing 3.1. Doelstellingen 3.2. Volkshuisvesting 3.2.1. VINEX-taakstelling 3.2.2. Herstructurering Schiedamse woningvoorraad 3.2.3. Achterstand in Stadsvernieuwing 3.2.4. Lopende verplichtingen die voortvloeien uit de Stadsvernieuwingsperiode 3.2.5. Monumenten 3.2.6. Duurzame bouw en stedenbouw 3.3. Binnenstad 3.3.1. Inleiding 3.3.2. Revitalisering Binnenstad 3.3.3. Wonen 3.3.4. Meer kansen voor bedrijvigheid 3.3.5. Toeristische en culturele ontwikkeling 3.3.6. Herinrichting openbare ruimte, groen en water 3.3.7. Een veilig centrum 3.3.8. Bereikbaarheid centrum 3.3.9. Binnenstadspromotie 3.3.10. Investeringen in de binnenstad 3.4. Oude wijken 3.4.1. Schiedam-Oost 3.4.2. Schiedam-Zuid 3.4.3. Schiedam-West 3.5. Nieuwland 3.5.1. Regiegroep Sociale Wijkaanpak Nieuwland 3.5.2. Wijkontwikkelingsvisie Nieuwland 3.5.3. Parkrand 3.5.4. Nieuwland-West 3.5.5. Investeringen Woonplus Schiedam
21 21 21 21 23 23 23 23 26 26 26 26 27 27 28 28 28 28 28 30 30 30 31 32 32 32 32 33 33 33
2
3.7. 3.8. 3.9.
3.10.
33 33 34 34 34 35 35 35 35 35 35 36 36 36 36 36 36 37 37
4. Economie en werkgelegenheid 4.1. Analyse van de economische situatie 4.2. Doelstelling economisch beleid 4.3. Activiteiten op economisch gebied 4.3.1. Infrastructuur als economische kernkwaliteit 4.3.2. Herstructureren van bedrijfsterreinen 4.3.3. Historische binnenstad als economische kernkwaliteit 4.4. Ingezet beleid 4.4.1. Korte termijn (tot 2004): 4.4.2. Lange termijn (tot 2010): 4.5. Economische structuur van stad en wijken, functiemenging 4.6. Toerisme 4.7. Publiekprivate samenwerking 4.8. Stadspromotie (en acquisitie) 4.9. Telematica-infrastructuur 4.10. Etnisch ondernemersschap 4.11. Starters, MKB, technologie en innovatie 4.11.1. Eén loket voor ondernemers 4.11.2. Ondernemersverenigingen 4.12. Technocentra 4.13. Wonen boven winkels 4.14. Sluitende aanpak werkloosheid 4.14.1. Kernpunten van beleid 4.14.2. Sociaal-economische problematiek 4.14.3. Prestaties 4.15. Additioneel gefinancierde werkgelegenheid en toeleidende activiteiten 4.16. Wijkgerichte aanpak werkloosheid
41 41 41 41 41 42 42 44 44 44 44 44 45 45 45 45 45 45 45 46 46 46 46 46 48 48 49
5. Cultuur en Toerisme 5.1. Inleiding 5.2. Podiumkunsten 5.2.1. Festival als eindpunt van een kunsteducatief project 5.2.2. Professioneel gezelschap in eigen stad 5.2.3. Samenwerking 5.3. Visuele kunsten 5.3.1. Integraal ontwerp fysieke openbare ruimte 5.3.2. Communicatie/architectencafé 5.3.3. Stimulering vestiging jonge ontwerpers 5.4. Inspirerende ontmoetingen
53 53 53 53 54 54 54 55 55 55 55
3
Ontwikkelingsprogramma
3.6.
3.5.6. Op peil brengen en herinrichten woonomgeving 3.5.7. Leefbaarheid Groenoord 3.6.1. Wijkontwikkelingsvisie Groenoord 3.6.2. Uitvoering 3.6.3. Investeringen Woonplus Schiedam 3.6.4. Op peil brengen en herinrichten woonomgeving Sveaparken Woonwagenstandplaatsen Funderingsproblematiek 3.9.1. Omvang van de funderingsproblematiek 3.9.2. Relatie met de stadsvernieuwing 3.9.3. Ondersteuning van het Rijk 3.9.4. De aanpak op de korte termijn 3.9.5. De aanpak op de middellange termijn Functiemenging en intensief grondgebruik 3.10.1. Hoge concentratie van menselijke activiteit 3.10.2. Functiemenging 3.10.3. Intensief en meervoudig grondgebruik
Ontwikkelingsprogramma
5.5. Toeristische productontwikkeling 5.5.1. Schiedam over water 5.5.2. Schiedams Oudsten 5.5.3. Liduina basiliek 5.6. Cultuur en historische omgeving 5.6.1. Musea 5.6.2. Historische omgeving 5.7. Marketing en promotie 5.7.1. Versterking promotie 5.7.2. Evenementen 5.7.3. Geheim van Holland 5.7.4. Groepsarrangementenprogramma 5.7.5. Samenvattend
56 56 56 57 57 57 57 58 58 58 58 58 58
6. Perspectieven voor de jeugd 6.1. Algemeen 6.1.1. Beleid 6.1.2. Toegang tot informatie 6.2. Jeugd 6.3. Jeugdmonitor 6.4. 0-12 jarigen 6.5. GOA, Taalontwikkeling en opvoedingsondersteuning 6.5.1. Peuter + 6.5.2. Opstapje voor Turkse gezinnen 6.5.3. Taalbeleid 6.5.4. Centrale opvang neveninstromers 6.6. Onderwijs in Allochtone Levende Talen (OALT) 6.7. Schoolbegeleiding 6.8. Brede School 6.9. Sport in de wijk 6.10. Oudercontacten 6.11. Jeugdigen boven 12 jaar 6.12. Coördinatie Jeugdbeleid 6.13. Jeugdparticipatie 6.14. Voorzieningen voor jongeren tussen 12 en 23 jaar 6.15. Sluitende aanpak van onderwijs naar arbeid 6.15.1. Aanpak voortijdig schoolverlaten 6.15.2. Aanpak 1999 - 2002 6.16. Registratie en taalonderwijs
61 61 61 61 61 62 62 63 63 63 63 64 64 64 64 65 65 65 65 65 66 66 66 66 68
7. Veiligheid en leefbaarheid 7.1. Inleiding 7.1.1. Analyse veiligheid en leefbaarheid 7.1.2. Prioriteiten en doelstellingen 7.1.3. Doelstellingen 7.2. Algemeen 7.2.1. Integraal veiligheidsbeleid 7.2.2. Onderzoek naar criminaliteit en (on)veiligheid 7.3. Wijkbeheer 7.3.1. Wijkplannen 7.3.2. Handhaving 7.4. Jeugd en veiligheid 7.4.1. Criminaliteit voorkomen door vroegtijdige onderkenning van probleemgedrag 7.4.2. Crimineel gedrag sanctioneren en zorgdragen voor resocialisatie en reïntegratie 7.4.3. Het tegengaan en aanpakken van door bewoners ervaren overlast van jeugdigen 7.4.4. Onveiligheidsgevoelens bij jeugdigen zelf tegengaan 7.5. Bestrijding geweld
71 71 71 72 72 72 72 73 73 73 73 73
4
73 73 74 74 74
74 74 74
8. Sociale samenhang 8.1. Beleid in de afgelopen jaren 8.2. Speerpunten in de sociale pijler 8.3. Het in gang gezette beleid 8.4. Allochtonen R 8.5. Inburgeren oudkomers 8.5.1. Doelstelling 8.5.2. Werklozen 8.5.3. Opvoeders 8.5.4. Jongerenopbouwwerk "Van overlast naar participatie" 8.5.5. Thuis op Straat 8.5.6. Marokkaans mentorproject 8.5.7. Jongerenontmoetingsplaatsen 8.6. Maatschappelijke opvang 8.6.1. CAD-NWN-voorziening 8.6.2. Toeleidingsfunctionaris Nieuwland 8.6.3. Sociaal Pension 8.6.4. Kansbiedende hulp aan huurders 8.6.5. Maatschappelijke gezondheidszorg 8.7. Relaties tussen de sociale, de economische en de fysieke pijler
78 79 79 79 79 79 79 80 80 80 80 80 80 80 80
9. Groen 9.1. Uitgangspunten 9.2. Kwaliteit boven kwantiteit 9.3. Investeren in groen 9.4. Pilot- en verbeteringsprojecten 9.5. Groene parels
83 83 83 83 83 86
10.Kwaliteit van de openbare ruimte 10.1. Binnenstad 10.2. Restauratie en behoud van monumentale omgevingen 10.3. Woongebieden 10.4. Bedrijfsterreinen 10.5. Bijzondere locaties en werken
91 91 92 92 92 92
11.Verkeer en vervoer 11.1. Algemeen 11.2. Verkeersveiligheid en leefbaarheid 11.2.1. 30-km zones 11.2.2. Duurzaam Veilig Verkeer 11.3. De Fiets 11.4. Openbaar en collectief vervoer 11.4.1. Financiering 11.4.2. Flankerend beleid 11.5. Bereikbaarheid over de weg 11.5.1. Onderzoek 11.5.2. Binnenstad
95 95 95 95 95 95 96 96 96 96 96 96
12.Milieu: Duurzame Leefomgeving 12.1. Inleiding 12.1.1. Aanleg A4 12.1.2. Gewenste omgevingskwaliteit op wijk- en gemeentelijk niveau 12.2. Duurzame ontwikkeling 12.3. Bodembeleid 12.3.1. Verontreinigde grond 12.3.2. Bodemsanering (sterk verontreinigde bodem)
5
77 77 78 78
99 99 99 99 99 99 100 100
Ontwikkelingsprogramma
7.6. Overige initiatieven 7.6.1. Veiligheid en het bedrijfsleven 7.6.2. Samenvatting programma’s veilig & leefbaar
Ontwikkelingsprogramma
12.3.3. ISV-bodemprogramma 12.3.4. Bodemprogramma Schiedam 12.4. Geluid 12.4.1. Modernisering van Instrumentarium Geluidbeleid (MIG) 12.4.2. Geluidsanering bestaande woningbouw A en B-lijsten 12.5. Waterbeheer 12.6. Lucht
100 100 101 101 101 101 101
13.Innovatie plannen 13.1. De Nieuwe Haven Schiedam 13.1.1. Zuidvleugel 13.1.2. Kansen van het gebied 13.1.3. Gevarieerd woonmilieu 13.1.4. Ontwikkelingsstrategie 13.1.5. Beeldkwaliteit 13.1.6. Herinrichting openbare ruimte 13.1.7. Bereikbaarheid 13.1.8. Betrokkenheid 13.2. Knooppunt Schiedam-Centrum/Schieveste 13.2.1. Knooppunt Schiedam-Centrum/Schieveste 13.2.2. Bundeling van functies 13.2.3. Potenties en kwaliteit 13.2.4. Samenhangende ontwikkeling 13.2.5. Zorg over kwaliteit 13.2.6. Investeringen 13.2.7. Stedelijke vernieuwing op 3 pijlers
103 103 103 103 103 103 103 103 103 103 104 104 104 105 105 105 105 105
Overzicht kaarten Schiedam in de regio Wijk- en gebiedskaart Wonen Stedelijk kerngebied Binnenstad en omgeving: versterken woonfunctie Binnenstad en omgeving: winkels, diensten, ambachten Binnenstad en omgeving: culturele- en toeristische ontwikkeling Stedelijk kerngebied: centrum en ontwikkelingsrichtingen Binnenstad en omgeving: ontsluiting Knooppunten voor economische activiteiten Stedelijke groenstructuur De Nieuwe Haven Knooppunt Schiedam-Centrum/Schieveste
13 17 22 25 27 27 28 28 30 43 84 104 104
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
109 109 111 113 115 117 119 120 121 123 124 125 126 127 128 132 133 134
De Schiedamse bevolking Bevolking in cijfers Partnerschap voor de stad Samenhang in stedelijke problematiek en aanpak Letter of Intent: Woonplus Schiedam – Gemeente Schiedam Letter of Intent Initiatiefgroep Binnenstad Schiedam Wonen Economie Sociaal Analyse cijfers bestand sociale zaken Inspanningen / lopende trajecten ‘fase 4 cliënten’ Ontvangers van individuele huursubsidie (i.h.s.) naar wijk (jaar 1998) Overzicht gerecapituleerde tekorten en te verwachten inkomsten Stimulering kwaliteit Woningvoorraad Budgetten Concept gemeentelijk bodemsaneringsprogramma 2000 t/m 2023 Lijst met afkortingen
6
Het eerste Schiedamse MeerjarenOntwikkelingsProgramma, dat –met een doorkijkje naar 2010- de periode tussen 2000 en 2004 beslaat, komt voor de stad op een cruciaal en kritiek moment. Cruciaal, omdat de stad op een kantelpunt zit: doorzettend herstel of opnieuw verval. Kritiek, omdat veel overleg en beleids- en planontwikkeling het stadium bereikten van overeenstemming en besluitvorming, maar nog niet is afgerond. Alles bepalend is of de gemeente als partij in staat is (of zal zijn) om haar rol in dit proces waar te maken. De stad kent forse achterstanden in investeringen en een grote sociale en economische problematiek. Deze zijn het gevolg van het samenvallen van de problematiek van een voormalige industriestad, met de beperkingen van de concurrentie binnen het aaneengesloten grootstedelijk gebied Rotterdam/Rijnmond. Schiedam is in dit gebied geen centrumgemeente en worstelt met de noodzakelijke herstructurering op verschillende terreinen. Het stedelijk herstel blijft achter, zowel op het gebied van het wonen, het werken en het leven. Het slechte imago en de zwakke concurrentiepositie maakt dat de stad een geringe zogenaamde verdiencapaciteit kent en ook op dit punt een achterstand moet inlopen. Bij het proces dat via de Zelfanalyse en het ontwikkelen van de Stadsvisie uiteindelijk heeft geresulteerd in dit Programma, is meermalen samen met de partners geconcludeerd dat het van het grootste belang is dat nu eerst wordt gedaan wat tot nu toe niet kon worden gedaan (dus prioriteit geven aan nog niet uitgevoerde of gestagneerde plannen), om daarmee het vertrouwen in de stad en in elkaar te versterken. Vervolgens kunnen dan samen met partners vervolgplannen worden opgesteld en uitgevoerd. Onderdeel van deze strategie is het herstellen en verbreden van de wijk- en gebiedsgerichte aanpak, door het op gang brengen van een carrousel van strategische wijk- en gebiedsplannen. Hiermee wordt beoogd te komen tot een systematische en beleidsbrede meerjarige aanpak van gebieden, waarbij rekening wordt gehouden met de beperkte middelen en wordt gezorgd voor een verantwoord evenwicht tussen het inlopen van achterstanden, het investeren in structuurverbetering en het realiseren van vernieuwing. Het schakelen tussen schalen waarop maatregelen effectief zijn, het afstemmen van initiatieven op diverse beleidsterreinen en met ontwikkelingen in de regio, alsmede het bereiken van continuïteit zijn hierbij bepalende factoren. De daarin te volgen strategie voorziet in een voortschrijdende integratie van beleid, de ontwikkeling van nieuw partnerschap en toenemende financiële participatie door particulieren en bedrijfsleven. Daarom zet Schiedam in op een hoger, maar realistisch ambitieniveau dan op dit moment financieel (ook met Gsb/ISV-middelen) haalbaar is. Dit gebeurt om de bestaande achterstanden weg te werken, het vertrouwen te herstellen en een blijvende verbetering te bewerkstelligen. Deze aanpak vraagt tijd. Tijd om de noodzakelijke samenhang en continuïteit te verkrijgen, maar ook om resultaat en rendement te behalen. Het MeerjarenOntwikkelingsProgramma is daarom met recht een ingroeiprogramma en vraagt om een opstart- en ingroeiperiode. Dit is nodig om lopende beleidsen planontwikkeling af te ronden en binnen het Programma te concretiseren, om de nu nog aanwezige tekortkomingen in het voorjaar van 2000 weg te werken en de inzet op het Grotestedenbeleid zowel in de richting van ‘Den Haag’ als naar de (gespreks)partners in de stad waar te kunnen maken. De ambitie, het samenhangende beleid en de daarbij behorende strategie is verwoord in de Stadsvisie “Schiedam naar 2010, ... de daad bij het woord”; het MOP is de eerste vertaling ervan. In de hoofdstukken 1 en 2 wordt een korte toelichting gegeven van de opzet en de totstandkoming. Het weergeven van alle beleidsmatige interrelaties is ondoenlijk en maakt het stuk onleesbaar. Daarom wordt verwezen naar de Stadsvisie en de puntsgewijze overzichten rond enkele beleidsthema’s. En dat in de wetenschap dat samenhang niet moet worden beschreven maar moet worden bereikt in de uitvoering en met partners; daar gaat Schiedam voor en wil zij graag toe in staat zijn. Schiedam, oktober 1999
7
Ontwikkelingsprogramma
Voorwoord
Ontwikkelingsprogramma
8
1
Het Schiedamse MOP Interactie en integratie staan centraal In dit eerste Schiedamse MeerjarenOntwikkelingsProgramma (afgekort tot MOP), staan de beleidsvoornemens verwoord van de stad Schiedam voor de komende vier à vijf jaar. Vooralsnog naast de jaarlijkse cycli van begroting en meerjarenbegroting maar zo spoedig mogelijk hierin geïntegreerd, zal het MOP dienen als een planningsinstrument voor de activiteiten die de gemeente in samenspraak met de stedelijke partners wil ondernemen. Ook is het MOP een hulp- en sturingsmiddel bij de prioriteitsstelling binnen de gekozen programma's. Dit in relatie met de prioriteitsstelling - en waar nodig herprioritering - binnen de Meerjarenbegroting. 1.1.1. Schiedamse Stadsvisie en MOP
passen in het bereiken van de doelstellingen die in de Gsb-convenanten zijn afgesproken. Daarnaast is al van meet af aan geconstateerd dat veel beleidsinspanningen die de gemeente levert, naadloos kunnen worden opgenomen in de Gsb-gelabelde activiteiten, zonder dat daar eind 1997 een Gsb-stempel op stond. Op andere terreinen zijn er grote achterstanden; zowel in investeringen als in beleids- en plantontwikkeling. Met het doorstartconvenant, de grote wetgevingsoperaties rond het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) en het Fonds Werk en Inkomen, is aan rijkszijde duidelijk gemaakt dat het bij de Revitaliseringsoperatie van de (grote) steden in Nederland niet gaat om een aantal leuke projecten of een interessante aanvullende financieringsbron. Integendeel, het Grotestedenbeleid en het beleid rond Stedelijke Vernieuwing waarvoor ook Schiedam heeft gekozen - beogen nadrukkelijk de stad met een geconcentreerde inzet van middelen in de komende jaren een sterkere positie te verschaffen.
Samen met de Schiedamse Stadsvisie ‘Schiedam naar 2010, ... de daad bij het woord’ vormt het MOP een uniek document. In de Stadsvisie staan de ambities van de stad Schiedam voor de eerstkomende tien jaar op strategisch niveau beschreven. In het MOP wordt deze strategische visie geoperationaliseerd voor de eerste vier (Gsb) à vijf (ISV) jaar. Beide documenten kunnen niet los van elkaar worden gezien. In de Stadsvisie wordt meer ingegaan op het ‘waarom’ van de keuzes, het MOP richt zich meer op het ‘hoe’. Ook wordt in het MOP gewerkt met kwantitatieve doelstellingen, zodat voor alle partijen zichtbaar wordt of de geformuleerde doelstellingen worden gehaald. De Schiedamse ambities worden uiteraard geformuleerd met het voorbehoud dat de geplande middelen beschikbaar komen én dat de omstandigheden zich lokaal, nationaal of internationaal niet al te zeer zullen wijzigen.
1.1.2. Verantwoordingskader
1.2.
Behalve als planningsinstrument is het MOP ook op te vatten als verantwoordingskader naar de Rijksoverheid, aangezien een aanzienlijk deel van de middelen die voor de uitvoering van het MOP nodig zijn wordt verkregen uit de Rijkskas. Deze middelen komen niet zonder meer ter beschikking. In het doorstartconvenant Gsb dat tussen het Rijk en de 25 Grote Steden op 18 december 1998 is ondertekend, staat onder meer dat de inzet van middelen dient te worden gerelateerd aan de doelstellingen zoals deze in het Regeerakkoord zijn afgesproken en tussen Rijk en Steden zijn overeengekomen. Via een deels al bestaand en deels nog te ontwikkelen systeem van monitoring zullen de in de MOP verwoorde prestaties door het Rijk en door onszelf worden getoetst. Daarom zijn er hoge eisen gesteld aan de formulering van de onderscheiden doelstellingen, hun onderlinge samenhang en hun realiteitswaarde. Het MOP is het instrument dat beoogt de Stadsvisie om te zetten in concrete acties.
Samenhang en integratie
De turbulentie rond het beleid geldt eveneens voor de met het MOP gemoeide middelen. In mei, juli en oktober 1999 is door het Rijk een voorlopige indicatieve verdeling afgekondigd door middel van een Extracomptabele Staat. Deze ECO-staat is een indicator van de omvang van het in het MOP beschreven beleidsterrein. De omvang van de rijksbijdragen is echter niet gelijk aan de totale te verwachten investeringen. Deze belopen in een aantal gevallen het dubbele tot zelfs een veelvoud van de rijksbijdrage. De ECO-staat wordt voor een groot deel gevoed met rijksmiddelen waarvoor bestaande wetten en regelingen onverminderd van kracht blijven. Dat betekent dat de inspanningen zichtbaar dienen te blijven op het niveau van de afzonderlijke regelingen. Tegelijkertijd speelt op landelijk niveau een aantal grote wetgevingsoperaties: de Stedelijke Vernieuwingswet en de Overgangswet zijn onlangs naar de Raad van State gestuurd, terwijl door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt gewerkt aan een Fonds voor Werk en Inkomen.
1.1.3. Historische context Schiedam is in 1997 als één van de laatste steden toegetreden tot het Grotestedenbeleid. De stad heeft sindsdien op basis van de nota ‘Grotestedenbeleid, net op tijd’ een aantal projecten tot ontwikkeling gebracht die
Schiedam heeft als Gsb-stad gekozen voor een samenhangend MOP. Dat
9
Ontwikkelingsprogramma
bij het totstandkomen van de Stadsvisie hebben deze betrokkenen een nadrukkelijke rol gespeeld bij de analyse en richtingsbepaling, alsmede bij het becommentariëren en aanscherpen van de concept-versies. Het ligt daarom ook voor de hand het MOP met deze partijen te communiceren.
betekent dat de drie pijlers ‘economie, fysiek en sociaal' gezamenlijk een integraal deel van het MOP vormen. In verband met de leesbaarheid zullen de ambities per hoofdstuk zoveel mogelijk in relatie worden gebracht met de andere pijlers. Ook is gestreefd naar een hoofdstukindeling die zoveel mogelijk recht doet aan de verschillende aspecten op de drie pijlers. Dit leidt er soms toe dat een aantal zaken dubbel staan vermeld, terwijl het er soms ook de schijn van heeft dat bepaalde verbanden niet bestaan, c.q. niet opgemerkt zouden worden. De beperkte omvang van de stad en de siuatie en positie van Schiedam maken dat verbanden soms anders of zelfs niet gelegd (kunnen) worden.
1.3.
Gold bij de voorbereiding van het MeerjarenOntwikkelingsProgramma al de voorwaarde van interactieve beleidsvorming, dit zal nog sterker spelen bij de uitvoering. Het is niet voor niets dat de Stadsvisie de ondertitel ‘De daad bij het woord’ heeft meegekregen. De gemeente zal de in de Stadsvisie en het MOP verwoorde ambities waar moeten maken. Een voorwaarde voor het welslagen van interactief beleid is dat de gemeente zich daadwerkelijk communicatief opstelt. Goede communicatie door zowel bestuur als ambtenaren is van groot belang. Bij interactieve beleidsvorming liggen deze eisen nog hoger omdat de gemeente in samenspraak met burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven tot nieuw beleid komt. Interactief beleid vergt een communicatief bestuur, met een heldere visie dat in staat is aan betrokkenen uit te leggen welke belangen in het geding zijn. Voorts spreekt een communicatief bestuur met één mond. Het gezag boet aan kracht in als bestuurders beloften doen die door de gemeenteraad niet worden gedragen. In beginsel is iedereen in de ambtelijke organisatie - management, beleidsambtenaren en medewerkers van de publieksbalies in de Stadswinkel - verantwoordelijk voor de communicatie. De Zelfanalyse heeft in dit bewustzijnsproces duidelijk katalyserend gewerkt. Een concreet gevolg is geweest dat AMT en College in de evaluatiegesprekken over de tien verbeterpunten die daaruit voortkomen dit principe volledig hebben onderkend. Hoewel interactiviteit in grote mate een houdingsaspect is, mag niet worden verwacht dat het bij voorbaat budgettair neutraal verloopt. In een nog op te stellen ‘Notitie Operationalisatie en Monitoring MOP-Schiedam’ zal op de organisatorische en financiële consequenties van dit principe worden ingegaan.
Private investeringen
De beschikbare rijksmiddelen die op basis van de indicatieve verdeling zichtbaar worden, zijn bij lange na niet voldoende voor de stedelijke investeringsopgave. Dit wordt voor een deel ondervangen door investeringen te genereren uit bestaande en nieuwe samenwerkingsverbanden met marktpartijen, woningcorporaties, particulieren en bedrijven. De co-financiering zal in het MOP zichtbaar worden gemaakt. Dat is niet nieuw, aangezien ook in de huidige situatie bij projecten al vaak sprake is van co-financiering. Wel is nieuw dat deze co-financiering uitdrukkelijk onderdeel van de beleidscyclus zal gaan uitmaken en als zodanig moet zijn beschreven. Dit plaatst de opstellers van het eerste Schiedamse MOP voor een (groot) probleem. Het op veel terreinen nog lopende beleids- en planontwikkelingsoverleg is van dien aard en de tijdsdruk waaronder het MOP is geschreven is dusdanig hoog dat ‘handtekeningen’ van co-financierders vaak pas in een later stadium kunnen worden gevraagd. Desondanks wordt het meer op publiek-private samenwerking gerichte beleid op veel terreinen zichtbaar en geïllustreerd aan de hand van het in bijlage 3 opgenomen overzicht.
1.4.
Interactie
In het kader van de deelname aan het Grotestedenbeleid heeft Schiedam, evenals de andere G-21, ervoor gekozen de uitgangspositie van de stad te beschrijven in een Zelfanalyse-rapport. Dit rapport is door de gemeenteraad vastgesteld en vormde de basis voor een Visitatiebezoek van de commissie Brinkman op 22 en 23 april 1999. Tijdens het werkbezoek zijn de opvattingen uit het Zelfanalyse-rapport getoetst aan de opvattingen van Raad, ambtelijk apparaat en derden. Schiedam heeft bij het opwerken van dit proces gekozen voor interactieve beleidsvorming. Sleutelfiguren uit Schiedam zijn in het opwerkingsproces voor de Zelfanalyse en de Visitatie regelmatig door de ambtelijke samenstellers verzocht als klankbord en mede-ontwikkelaar op te treden. Ook
Schiedam gaat er van uit dat beleidsontwikkeling niet vanachter een bureau kan plaatsvinden, maar altijd in samenspraak met de betrokkenen dient te ontstaan. Toch is het goed deze basisopstelling in het kader van het MOP nog eens over het voetlicht te brengen.
1.5.
Slot
Dit eerste MOP is onder grote tijdsdruk tot stand gekomen. Toch is het gelukt om gezamenlijk een integraal MeerjarenOntwikkelingsProgramma te schrijven, waarvoor alle betrokkenen hartelijk dank wordt gezegd.
10
11
Ontwikkelingsprogramma
Ontwikkelingsprogramma
12
2
Beleidskader
Naar een carrousel van wijk- en gebiedplannen Teneinde Schiedam te kunnen plaatsen in de regionale context een tweetal citaten: gatie van de bevolking.”
"In het Rijnmondgebied is, in tegenstelling tot de rest van Nederland, de werkgelegenheid in de periode 1992 - 1996 gedaald. Schiedam vormt hier geen uitzondering op. De jeneverstad heeft echter wel een gezonde verdeling over de sectoren van de werkgelegenheid. De groeisector handel vormt een belangrijke steunpilaar van de stedelijke economie. De stijging van het armoede- en bijstandsniveau baart zorgen. De stijging blijft zich in 1997 doorzetten met tweehonderd extra bijstandsklanten erbij. Schiedam heeft het hoogste aandeel allochtonen buiten de grote vier steden".
(Crisislobby voor de Schiedamse Stadsvernieuwing, december 1998) Verzakking, zettingsverschijnselen en vervuiling van de bodem bemoeilijken het vinden van betaalbare oplossingen. Het huidige financieringsinstrumentarium is hiervoor ontoereikend. Bovendien kampt de stad met een hoge milieubelasting vanwege de ligging in het sterk geïndustrialiseerde Rijnmondgebied; dit levert in hoge mate beperkingen op bij het inzetten op economisch herstel. Het lage stedelijk inkomen heeft bovendien gevolgen voor de mogelijkheden om in te zetten op een stevig sociaal beleid.
"Afgemeten aan de sociaal-economische achtergrond van de stad steken de stijging van zowel het bijstands- als het armoedeniveau zeer ongunstig af".
2.1.
(Onafhankelijk onderzoeksinstituut Nyfer, april 1999)
Stadsvisie
Het MeerjarenOntwikkelingsProgramma heeft zijn bedding in een bredere beleidscontext, dat wordt gevormd door de Stadsvisie: ‘Schiedam naar 2010, ... de daad bij het woord’. Deze Stadsvisie is na een breed gedragen interactief proces op 13 september 1999 door de gemeenteraad vastgesteld.
“Schiedam heeft een zeer eenzijdige woningvoorraad: 75% van de voorraad betreft gestapelde woningen en een zelfde percentage van de voorraad betreft sociale woningen. De eenzijdige voorraad, met een vrij hoog percentage woningen van slechte kwaliteit, valt steeds meer samen met een toenemende concentratie van lage inkomensgroepen en een verdere segre-
13
Ontwikkelingsprogramma
2.1.1. Beleidsuitgangspunten
10. het bereiken van een duurzame stedelijke ontwikkeling, waarbij goed openbaar vervoer, een gevarieerd woning, werk en zorgaanbod, een gezonde leefomgeving en een verantwoord gebruik van ruimte, materialen en natuurlijke hulpbronnen belangrijke onderdelen zijn.
Het beleid dat in de Stadsvisie wordt aangegeven voor de komende jaren gaat uit van: • de bijzondere kwaliteiten van Schiedam als Oudhollandse stad met een grote historische binnenstad, de rivier en de oude havens, de vele monumenten en de stedelijke voorzieningen; • de strategische ligging en goede bereikbaarheid in de grootstedelijke regio van Rotterdam, alsmede het daar aanwezige grote klantenpotentieel; • het kleinschalige karakter, de diversiteit aan woonmilieus en de goede aanzetten tot een robuust en gevarieerd stedelijk groen; • bestaande plannen en afspraken die met bewoners, bedrijven en instellingen zijn gemaakt; • het versterken van de positie van Schiedam als woon-, werk- en leefstad; dit tegen de achtergrond van de positie in de grootstedelijke Rotterdamse regio.
2.1.3. Inzet Daarbij wordt ingezet op: 1. de herstart van het wijk of gebiedsgericht werken. In de loop van de jaren worden samen met bewoners, bedrijven en instellingen voor delen van de stad strategische, meerjarige wijk- of gebiedsplannen opgesteld en in een cyclisch uitvoeringsschema opgenomen; 2. het continueren en versterken van partnerschap met bewonersorganisaties, het bedrijfsleven en instellingen, waarbij over de inbreng en de verdeling van verantwoordelijkheden in plannen en projecten afspraken worden gemaakt; 3. een betere en opener communicatie met alle betrokken partijen, waarbij ook nieuwe communicatiemiddelen zullen worden benut, en 4. het bereiken van meer samenhang en wisselwerking in het beleid, waardoor volkshuisvesting zich bijvoorbeeld mede richt op leefbaarheid, onderwijs bijdraagt aan sociale cohesie, sport en cultuur bijdragen aan ontwikkeling en welbevinden, de politie een sociale functie vervult, het economisch beleid via werkgelegenheid jongeren nieuwe perspectieven geeft en er ook via die weg wordt geïnvesteerd in veiligheid en maatschappelijke ontwikkeling.
2.1.2. Beleidsdoelen Kort samengevat is voor de uitvoering van de ambitie nodig: 1. het huisvesten van een meer gevarieerde bevolking naar zowel leeftijd, opleiding, inkomen als huishoudensituatie. Daarbij ligt het accent op het aantrekken en aan de stad binden van meer koopkracht; 2. het realiseren van een kwalitatief goed en gevarieerd woningaanbod, zowel op stedelijk als op wijk of stadsdeelniveau. Dit om een gevarieerde en meer stabiele bewoning te bevorderen en bij te dragen aan meer sociale cohesie; 3. het versterken van de stedelijke en regionale economie door middel van het behouden en aantrekken van nieuwe en meer gedifferentieerde werkgelegenheid, waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van knooppunten van verkeer en vervoer, mogelijkheden van de binnenstad en te herstructureren oude haven- en bedrijfsterreinen. Deze werkgelegenheid is voor zowel laag als hooggeschoolden, wordt waar mogelijk gecombineerd met wonen en is goed bereikbaar met het openbaar vervoer en voor langzaam verkeer. Het zoekgebied voor Schiedamse werklozen wordt door de aanleg van nieuwe regionale OV-lijnen vergroot; 4. meer kansen voor kwetsbare groepen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Opleiding en begeleiding, sociale activering, verruiming van kinderopvang en snellere openbaar vervoerverbindingen met werkgelegenheid elders in de regio zijn hierbij belangrijke instrumenten; 5. het bevorderen van de integratie van nieuwkomers in de multiculturele samenleving van Schiedam. Het uitgangspunt van beleid voor initiatieven, maatregelen en voorzieningen is daarbij ‘algemeen waar mogelijk en specifiek waar nodig’; 6. het voor zover mogelijk bieden van een goed en gevarieerd voorzieningenpakket op stedelijk en op wijk of stadsdeelniveau. De stedelijke voorzieningen worden daarbij mede afgestemd op de regionale positie van de stad en de functie van de binnenstad daarin; 7. het in en rond de binnenstad tot ontwikkeling brengen van een regionaal onderscheidend cultureel en toeristischrecreatief product. Dit is mede gebaseerd op een gevarieerde en aantrekkelijke binnenstedelijke woon en leefomgeving en daarop afgestemde voorzieningen, waaronder winkels en horeca. Schiedam gaat werk maken van toerisme; 8. het tot ontwikkeling brengen van het stedelijk kerngebied via een geconcentreerde aanpak. Het kerngebied bestaat uit de binnenstad met de drie ontwikkelingszones richting Station SchiedamCentrum en Schieveste, richting metrostation Parkweg en Nieuwland-Oost en richting de omgeving Plantage, de rivier en de Houthaven en omgeving. Het doel is de stad een economische impuls te geven door meer kwaliteit in cultuur, toerisme en wonen, meer koopkracht voor winkels en het realiseren van extra werkgelegenheid. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de spin-off van de grote projecten die in en rond het gebied worden uitgevoerd. Er wordt ingezet op het bereiken van meer uitstraling; 9. het versterken van het stedelijk groen - inclusief het behoud van de groene monumenten en natuurwaarden - en recreatieve voorzieningen;
2.2. Schiedam in zijn context Het MOP is toekomstgericht en blijft niet hangen in bestaande problemen. Desondanks meent Schiedam dat een korte schets van de specifieke positie van de stad verhelderend kan werken op de gekozen maatregelen. In de Zelfanalyse staat verwoord dat Schiedam - mede gelet op haar ontstaansgeschiedenis - als oude stad vergelijkbaar is met gemeenten als Dordrecht, Leiden en Gouda. In tegenstelling tot Schiedam hebben die gemeenten zich ontwikkeld tot regionale centra met regionale functies voor een eigen ommeland. In de Rotterdamse regio zijn aanvankelijk solitair langs de Nieuwe Waterweg gelegen dorpen en steden aaneengegroeid tot een van de grootste stedelijke agglomeraties van Nederland. Ook Schiedam is in dit grootstedelijk gebied opgenomen en kent na de 4 grote steden de hoogste concentratie van menselijke activiteit per eenheid grondoppervlak van Nederland (zie ook par. 3.10). De binnenstad die vroeger met haar stedelijke voorzieningen nog als stedelijk centrum fungeerde, is deze stedelijk verzorgende positie door de schaalvergroting voor een deel al kwijtgeraakt, terwijl andere delen onder grote druk staan. Daarnaast is in de afgelopen decennia de sociaal-economische situatie van Schiedam verslechterd. Het verdwijnen van duizenden arbeidsplaatsen, onder meer in de metaal- en scheepsbouwindustrie en het wegtrekken van mensen met hogere inkomens betekenden een forse aanslag op het economisch draagvlak van de stad. Het gemiddelde huishoudinkomen is, samen met een aantal centrale Rotterdamse deelgemeenten, het laagst in de regio. Het Schiedamse woningaanbod is sterk eenzijdig en weinig wervend. Er zijn weinig koopwoningen (28%) en eengezinswoningen (27%) in de stad. Naast het noodzakelijke herstel op sociaal, economisch en cultureel gebied, dient er ook hard te worden gewerkt aan het fysieke herstel van de stad. Zo heeft ruim 40% van de vooroorlogse particuliere woningvoorraad het predikaat ‘slecht’ en ligt nogal wat openbare ruimte er slecht bij.
2.3. Schiedamse bevolking en stedelijke ontwikkeling Het inwonertal van Schiedam nam na de oorlogsjaren snel toe van circa 67.000 tot ruim 83.000 in 1971. Als gevolg van de stagnerende woningbouw, een eenzijdig aanbod, sluiting en vertrek van bedrijven en concurrerende woningbouw in omliggende groeikernen, liep het inwonertal terug naar iets meer dan 69.000 personen in het midden van de jaren '80. Een sociaal-economisch en demografisch selectief bevolkingsverlies, waarbij beter opgeleide, jonge gezinnen de stad verlieten. Na een korte periode waarin het inwonertal zich stabiliseerde, trad als ge-
14
aanleg van de tweede Benelux-tunnel, de bouw van de metro, het ROMRijnmondproject ‘herstructurering Rivieroevers', de Midden-Delflandwig (stads-regionale groenstructuurschets), alsmede de herontwikkeling van bedrijfslocaties en de verkeers- en vervoersknooppunten bij Vijfsluizen, station Schiedam-Centrum (B- en C-locaties) en Harga. De herontwikkeling van het gebied langs de A-20 tussen Schiedam/Delfshavense Schie (inclusief Van Nelle-terrein) en de ontwikkeling van Tramplus en Randstadrail hangen hiermee nauw samen (zie de verschillende kaarten).
Veel van de Schiedamse stedelijke problematiek is direct en indirect terug te voeren op de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad. Een verouderde economische (infra)structuur en een bouwkundig slechte woningvoorraad met veel kleine huurwoningen hebben de stad in een lange reeks van jaren in een sociaaleconomisch en maatschappelijk zwakke positie gebracht. De kern van de Schiedamse problematiek wordt dan ook gevormd door een zwakke sociale structuur waardoor een gering economisch draagvlak is ontstaan met een aanzienlijke achterstand in investeringen, een beperkte concurrentiekracht en een slecht imago. Ofschoon de historische binnenstad, de goede regionale bereikbaarheid en het grote consumentenpotentieel op korte afstand van de stad goede kansen bieden, belemmert de slechte uitgangspositie van de stad het feitelijke herstel. Dat schetst nog eens de noodzaak om samenhangend en gedurende een langere tijd te (kunnen) investeren in de verbetering van de sociale, de economische en de fysiekruimtelijke structuur. In deze niet te verbreken combinatie van samenhang in het beleid en continuïteit van de uitvoering ligt voor Schiedam de oplossing.
Ook op sociaal en onderwijsgebied vindt veel van de gemeentelijke planning en afstemming in regionaal verband plaats. Het Regionaal Bestuur Arbeidsvoorziening, de GGD en de Regionale organisatie Gehandicapten, de Regionale Meld en Controle-functie (Voortijdig Schoolverlaten) vormen in dit verband belangrijke katalysatoren voor regionale afstemming van beleid. Uitwerking en afstemming van het beleid en de planontwikkeling op deelterreinen geschiedt in diverse gestructureerde en geïnstitutionaliseerde regionale of intergemeentelijke gremia.
Voor een meer inhoudelijke schets van de bevolkingssituatie en de stedelijke problematiek wordt verwezen naar de thematische teksten uit de Stadsvisie, te weten: 'De Schiedamse bevolking' en 'Samenhang in stedelijke problematiek en aanpak' die in bijlage 1 en 4 zijn opgenomen.
De gemeente Schiedam neemt deel in tal van vormen van regionaal overleg en planvorming op diverse schaalniveaus. Of het nu gaat om de Stadsregionale planning van de groenstructuur, het regionaal economisch overleg, het regionaal verkeer- en vervoersoverleg, het driestedenoverleg, het openbaar lichaam Volwassenen Educatie, er is in deze dichtbevolkte en dichtbebouwde regio geen beleidsterrein dat zich louter stedelijk ontwikkelt. Er is daarom in het kader van het MOP afgezien van een extra ronde consultatie 'stad en ommeland'. Het accent is gelegd op het binnen de regionaal afgestemde context bereiken van lokale samenhang, het maken van strategische keuzen en het verkennen van nieuwe mogelijkheden tot financiering. Overigens geldt nog dat in Stadsregionaal verband een discussie loopt over het budgethouderschap m.b.t. een aantal ISV-gerelateerde maatregelen.
2.4. Schakelen tussen schalen
2.4.2. Strategie, prioriteiten en planning Veel moeizamer is het om met de ontoereikende middelen te komen tot een goede lokale prioritering en het bereiken van de juiste mix en serie of parallelschakeling van investeringen. De complexe problematiek vraagt immers om zowel het inlopen van vaak forse achterstanden, als het min of meer tegelijkertijd doen van nieuwe en elkaar versterkende investeringen. Reden voor strategische keuzen en een werkwijze waarbij fasering en een geleidelijke opbouw belangrijke uitgangspunten zijn. Het gaat daarbij om een drieledige, eerder in de Stadsvisie al aangegeven strategie: 1. eerst doen wat tot nu toe niet kon. Eerder gemaakte afspraken en plannen alsnog nakomen en uitvoeren, daarmee vertrouwen herstellen en versterken, en vervolgens op grond van partnerschap met alle betrokken partijen aan nieuwe of vervo1gplannen werken. Voor een overzicht van inmiddels ontstane publiek private samenwerking, zie bijlage 3. 2. het bereiken van meer samenhang en continuïteit in het beleid door in een periode van enkele jaren voor de gehele stad beleidsbrede meerjarige strategische wijk en gebiedsplannen op te stellen en in uitvoering te nemen. Een fasering in de tijd is nodig omdat niet alles tegelijk kan, maar ook om op deelterreinen te kunnen experimenteren en nieuwe projecten en werkwijzen geleidelijk in te voeren. Dit MOP heeft daarom een hoog ingroei-gehalte; 3. het zodanig op elkaar afstemmen van investeringen op de verschillende beleidsterreinen dat over en weer versterking optreedt en goede condities voor vervolg-initiatieven ontstaan. Dat daarmee soms moet worden afgeweken van hetgeen onder 1 en 2 is aangegeven, is de prijs die voor effectiviteit en zorgvuldige inzet van schaarse middelen moet worden betaald. Het kan echter ook betekenen dat bijzondere kansen worden benut. De dynamiek van de stad laat zich immers niet vangen in structuren en methodieken. Bovendien kan het niet zo zijn dat in het ene gebied van alles gebeurt en in het andere niets.
2.4.1. Regionale ontwikkelingen De economische ontwikkeling van de Zuidvleugel van de Randstad blijft achter in vergelijking met Amsterdam en omstreken en de rest van Nederland. Bedrijfsmigratie, uitstoot van arbeid uit scheepsbouw, haven, industrie en een negatief vestigingsimago zijn factoren die hierbij een rol spelen. In dat licht wenst ook Schiedam, naast de landelijk spraakmakende initiatieven uit Rotterdam, bij te dragen aan een verbetering van de regio. Schiedam wil dit doen door stevig in te zetten op de lokale kwaliteiten en potenties en deze goed in de regionale context te plaatsen. Ofschoon de door Schiedam gewenste Stadsprovincie het (nog) niet heeft gered, is de regionale samenwerking de afgelopen jaren wel geïntensiveerd. Duidelijk is dat ontwikkelingen op regionaal niveau van grote invloed zijn op het functioneren van Schiedam. Gezien de grote samenhang met bovenlokale en regionale ontwikkelingen, is het gemeentelijk beleid er op gericht om plannen en processen zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen en mede te plaatsen in de context van de regionale ontwikkeling. Het Regionaal Geïntegreerd Ruimtelijk Plan is daarbij het ruimtelijk richtinggevende referentiekader voor het beleid terzake van de volkshuisvesting, verkeer en vervoer, economie, groen en milieu. Beleid dat op deelterreinen steunt op het VINEX-convenant, het Beleidsconvenant ROM (Ruimtelijke Ordening en Milieu Rijnmond), het Regionaal Verkeer en Vervoersplan (RVVP) en het Regionaal GroenStructuurPlan (RGSP). Ook de Stadsregionale nota ‘De haalbare kaart’ geeft daaraan uitdrukking, evenals het door GS van Zuid-Holland geactualiseerde Streekplan Rijnmond. Intergemeentelijke opgaven Op het grondgebied van de gemeente Schiedam liggen een aantal regionale en intergemeentelijke ruimtelijk-strategische opgaven. Hiervan is Hoekpunt Noord-West een zeer in het oog springende ontwikkeling en omvat een groot deel van het gemeentelijk grondgebied, met daarin projecten als de
15
Ontwikkelingsprogramma
volg van het ingezette herstelbeleid vanaf 1990 weer verbetering op. De bevolking bleef sindsdien jaarlijks toenemen. Op 1 januari 1999 telde Schiedam weer 75.168 inwoners. De samenstelling van de bevolking is in de periode 1970-1999 per saldo toch sterk eenzijdig en weinig draagkrachtig gebleven. Allochtonen vormen inmiddels 27% van de totale bevolking. Aan deze ontwikkeling ligt een groot aantal factoren ten grondslag die ook nu nog van grote invloed zijn op de (benarde) situatie van de stad en de mogelijkheid daarin verbeteringen te brengen.
Ontwikkelingsprogramma
Planning en financiering Omdat een samenhangende aanpak op meerdere terreinen gelijktijdige investeringen noodzakelijk maakt, zijn – behalve strategische keuzen - ook aangepaste planningen en combinaties van projecten en financiering noodzakelijk. Door zoveel mogelijk werkmetwerk te maken en (zonder verlies van de samenhang) een fasering in projecten aan te brengen, zullen per saldo toch meerdere projecten tegelijk kunnen worden uitgevoerd. Door aan te sluiten op werken van derden kan uiteindelijk meer worden gedaan. Tenslotte wordt bij overleg en planontwikkeling op voorhand uitgegaan van een naar omvang toenemende (mede)financiering door derden. Dat betekent andere werkwijzen en een herziening van taken en verantwoordelijkheden, waarbij een toenemende betrokkenheid en medeverantwoordelijkheid geldt van burgers, bedrijven en instellingen voor de kwaliteit van de stad en de samenleving. Deze nieuwe aanpak staat centraal bij de geleidelijke invoering van het wijkgericht werken en bij de opzet van nieuwe stedelijke projecten en initiatieven. Signalen uit de stad, het bedrijfsleven en organisaties en instellingen wijzen op een toenemende bereidheid tot participatie en betrokkenheid.
Keuzen Omdat het voorgaande op de diverse beleidsterreinen verschillend kan uitwerken en de keuzen uiteenlopende motiveringen kennen, zal per beleidsterrein worden aangegeven wat daarbij de overwegingen zijn. Er is een voorstel opgenomen voor de opeenvolging van aan te pakken wijken en gebieden, op grond van reeds aanwezige of in voorbereiding zijnde plannen, de situatie in de verschillende wijken en het reeds verrichtte voorwerk. Wijkgericht versus thematisch Tegen deze achtergrond is er voor gekozen om het MOP voor een deel wijkgericht en voor een ander deel thematisch te maken. Voor de binnenstad, Nieuwland en binnenkort Groenoord zijn er meerjarige ontwikkelingsplannen en visies en is een beschrijving van de aanpak in het betreffende gebied opgenomen. Voor het overige is voor een thematische insteek gekozen, met verwijzingen naar specifieke gebieden en omgekeerd. De keuze voor een geheel thematische opzet doet tekort aan de samenhang die voor diverse gebieden al meer of minder is bereikt, terwijl een keuze voor een volledig gebiedgewijze beschrijving op veel onderdelen vooruit loopt op wijk en gebiedsplannen die samen met belanghebbenden zullen worden opgesteld.
Ontwikkelingsstrategie en aanpak De ontwikkeling van Schiedam bevindt zich op een cruciaal en kritiek punt. Cruciaal in de zin van op een kantelpunt tussen doorzettend herstel en terugval in ontwikkeling en verder verval. Kritiek, omdat veel overleg en beleids- en planontwikkeling zich in een gevorderd stadium bevindt en overeenstemming en besluitvorming in het komende half jaar aan de orde is. Het eind 1999 moeten vaststellen van het Meerjarenontwikkelingsprogramma komt daarin voor Schiedam iets te vroeg. Oorzaken zijn de achterstand in investeringen en beleidsontwikkeling op veel terreinen. De sociaal-economische en fysiek-ruimtelijke situatie in de stad zijn daaraan mede debet. Het stedelijk herstel en vernieuwingsbeleid heeft zich de laatste jaren gericht op achtereenvolgend: • Het stoppen van negatieve trends en ontwikkelingen; • het consolideren van de situatie en versterken van de vertrekpositie; en • het inzetten van de vernieuwing. Het beleid richtte zich daarbij op het bereiken van een grotere efficiency bij de investeringen en een grotere spin-off (effecten op meerdere terreinen en vervolginvesteringen door derden) en het herstellen van het vertrouwen in de stad. Zowel bij de burgerij, als bij het bedrijfsleven en instellingen. De stad bevindt zich thans op het overgangsvlak van consolidatie naar vernieuwing. wat ook blijkt uit een toenemend aantal overeenkomsten met bedrijven, organisaties en instellingen voor een gezamenlijke aanpak. Zie ook bijlage 3. Op grond van het daarover met partijen in de stad gevoerde overleg en de reacties bij het ontwikkelen van de Stadsvisie en het aansluitende Meerjaren-ontwikkelingsprogramma is voor de jaren 2000 tot 2004 gekozen voor een aanpak die: 1. doet wat tot nu toe (door gebrek aan middelen of daadkracht) niet kon; 2. daarmee investeert in het versterken van het vertrouwen in de stad en rol van de gemeente daarbij 3. het samen met partners werken aan vervolgplannen (o.a. in de wijkcarrousel). Mede daarom is het eerste Meerjarenontwikkelingsprogramma van Schiedam een ingroei-programma. Een Programma waarvan de eerste jaren een mix van doorlopende 'oude' plannen en van nieuwe initiatieven te zien geeft. Een periode waarin planning en programmering verder op elkaar worden afgestemd en via de wijk-carrousel de beleidsintegratie ook in de vertaling naar wijken en gebieden inhoud en continuïteit krijgt. Tegelijkertijd wordt via een heldere en controleerbare aanpak het partnerschap met partijen in de stad versterkt en kunnen er toenemende particuliere investeringen worden gegenereerd. Tevens ontstaat de basis voor een lokaal monitoringsysteem dat jaarlijks zicht geeft op de voortgang en de resultaten van het `beleid en dat een solide basis schept voor het Ontwikkelingsprogramma voor de jaren 2004 en volgende. Maar ook het voorliggend Meerjarenontwikkelingsprogramma wordt reeds gekenmerkt door een sterke integratie van het beleid op de drie pijlers: economie, sociaal en fysiek-ruimtelijk. Een integratie die is afgestemd op de bijzondere situatie en positie van Schiedam als kleine grote stad in het aaneengesloten grootstedelijk gebied van de Rotterdamse regio
16
17
Ontwikkelingsprogramma
Ontwikkelingsprogramma
2.4.3. Wijkgericht werken Schiedam is bezig met een heroriëntatie op de gebiedsgerichte werkwijze die in het kader van de stadsvernieuwingsaanpak en het latere wijk- en buurtbeheer ontstond. Zij wenst de werkwijze te verbreden en tot de gehele stad uit te breiden. Bij de beschouwing van de wijkaanpak is daarom een nieuw begrip geïntroduceerd:
•
•
‘Naar een carrousel van wijk- en gebiedsplannen’
planvorming voor de kantorenlocatie Schieveste. Hier geldt ook een relatie met de ontwikkelingen in Rotterdam-West (Spaanse polder/van Nelle-terrein). Polderwetering en omstreken; Dit plan betreft voorstellen voor herontwikkeling, die onder meer zijn vertaald naar een voorontwerp voor een bestemmingsplan; Groene Long; het ‘Groenstructuurplan Schiedam’ (1995). Dit is een plan op hoofdlijnen dat in delen verder wordt uitgewerkt en uitgevoerd. Het vormt tevens de basis voor het bestemmingsplan ‘Groene Long’ dat in voorbereiding is.
Tenslotte zijn er de zogenaamde wijkveiligheidsplannen voor de wijken Oost en Nieuwland. Plannen die onderdeel gaan vormen van de integrale wijkplannen voor deze gebieden.
In de Stadsvisie is voorgesteld om door middel van wijkgericht werken te komen tot een meer samenhangende en beleidsbrede aanpak van gebieden en wijken. Voor wijken of gebieden worden integrale, meerjarige strategische plannen gemaakt en wordt invulling gegeven aan initiatieven en maatregelen in elk van de pijlers: sociaal, economisch en ruimtelijk-fysiek. Na een looptijd van 5 tot 7 jaar worden deze plannen geactualiseerd. Er ontstaat een carrousel waarin jaarlijks één of meerdere gebieden goed tegen het licht worden gehouden en in de jaren daarop de uitvoering van plannen en maatregelen in samenhang plaatsvindt. Naast woonwijken, moet het dan ook gaan om de binnenstad en bedrijven, sport en groengebieden 1. Voordelen zijn een meer systematische en geconcentreerde aanpak, kansen voor een verdergaande integratie en afstemming van beleid, grotere duidelijkheid voor de betrokken partijen en een grotere efficiency. Ofschoon er voor enkele wijken/gebieden al wijkplannen bestaan, zal voor grote delen van de stad nog aan plannen worden gewerkt.
2.5.1. Nieuwe wijk en gebiedsplannen De aard en inhoud van de wijk en gebiedsplannen zullen worden afgestemd op de situatie en de kenmerken van het gebied. In beginsel moeten de plannen beleidsmatig breed zijn, of door de tijd verder worden verbreed. Het uitgangspunt is per gebied een strategisch, meerjarig en op uitvoering gericht plan op te stellen, waarin een mix van maatregelen op ruimtelijk/fysiek, sociaal en economisch gebied is opgenomen. Het ontwikkelen van de plannen geschiedt in overleg en samenspraak met belanghebbenden. De gemeentelijke beleidsinbreng en latere verantwoordelijkheid voor de uitvoering berust bij de respectievelijke sectoren.
2.5.2. Prioriteiten Bij de keuze van achtereenvolgend aan te pakken wijken of gebieden geldt een aantal overwegingen, te weten: • de situatie in een wijk of een gebied; • de mate waarin een wijk of een gebied al met sectorale beleidsplannen of initiatieven is bedekt; • de mate waarin kan worden aangesloten op bestaande of nieuwe initiatieven in het gebied zelf of daaraan grenzend.
2.5. Wijk en gebiedsplannen Meerjarige, strategische en min of meer beleidsbrede wijk of gebiedsplannen bestaan er voor: • Schiedam-Nieuwland; het ‘Beheerplan Nieuwland’ (1993), met een looptijd tot 2003, wordt dit jaar geëvalueerd en tussentijds bijgesteld; • Schiedam-Zuid; voor het ‘Wijkperspectiefplan Schiedam-Zuid’ (1993) is geen looptijd aangegeven. Het plan is tussentijds tenminste één keer geëvalueerd. Actualisering is gewenst; • Binnenstad; ‘Een toekomst voor de oorsprong’ (december 1997) heeft een looptijd tot 2002. Het plan is met het ‘Aktieplan Binnenstad 19992003’ feitelijk pas in dit jaar operationeel geworden.
De aandacht richt zich in de eerste jaren met name op die wijken en gebieden waar sprake is van een samenvallen van problematiek en waar ingrijpende veranderingen noodzakelijk zijn. In een later stadium zullen ook andere, met name jongere wijken en recenter ingerichte gebieden in de wijkgerichte aanpak worden opgenomen. Verder geldt als uitgangspunt dat jaarlijks tenminste 1 woonwijk en 1 ander gebied worden aangepakt. Actualisering vindt naar vermogen en noodzaak tussentijds plaats.
In voorbereiding of in concept gereed zijn: • Groenoord; de ‘Wijkontwikkelingsvisie Groenoord 1999-2015’. Dit ontwerpplan is op dit moment onderwerp van inspraak en overleg. Begin 2000 zal deze visie worden vastgesteld en voor verdere uitwerking van deelplannen dienen. Tussentijdse evaluatie is voorzien in 2007/2008; • ‘s-Graveland-Zuid; ‘Herontwikkeling bedrijventerrein ‘s-GravelandZuid; plan op hoofdlijnen’. Afronding is mogelijk in samenhang met de
2.5.3. Voorstel Wijkcarrousel 1999 2003 Uitgaande van het afronden van lopende zaken, wordt voorgesteld om de komende tijd de volgende gebieden aan te pakken. Waar nodig wordt tussen haakjes toelichting of motivering gegeven.
1 Zie ook paragrafen ‘Wijk- en gebiewdsgericht werken’ en ‘Schakelen tussen schalen’ in de Stadsvisie.
18
Jaar
Wijk
1999
Groenoord*
afronden wijkvisie
Nieuwland*
opstellen geactualiseerd plan
2000
Activiteiten
Polderwetering* e.o.
in procedure brengen van ontwerpbestemmingsplan
Groene Long
ontwerpbestemmingsplan afronden en overleg starten
Schiedam-Oost*
opstellen wijkplan
’s-Graveland-Zuid
afronden herstructureringsplan, waarvan de ontwikkeling aansluit op herontwikkeling van Schieveste
Mathenesse
opstellen herstructurerings- en beheerplan. Het betreft diverse particuliere initiatieven – zoals de Glasfabriek en het voormalig V&D-complex - en herbestemming van het westelijk deel van het voormalig Gusto-terrein
Wilhelminahaven e.o. 2001
opstellen herstructurerings- en beheerplan
Schiedam-West (inclusief Slachthuisbuurt)*
opstellen wijkplan.
Schiedam-Zuid*
start met actualisering van het wijk(perspectief)plan, waarbij de invloed van ontwikkelingen in het gebied rond de Lange Nieuwstraat, de Nieuwe Haven en de Westerkade kan worden betrokken
2002
Hoekpunt Harga/Groenoord
opstellen gebiedsplan, waarbij kan worden ingespeeld op de ontwikkelingen rond het ziekenhuis dat dan in aanbouw is
Spaanse Polder
opstellen herstructurerings- en beheerplan, waarbij wordt aangesloten en afgestemd met de herstructurering in het aangrenzende Rotterdamse deel en wordt ingespeeld op de dan bekende ontwikkeling van Schieveste
2003
Woonwijk/-buurt PM
opstellen of actualiseren van een wijkplan (of deel daarvan) voor een nog aan te wijzen gebied
Binnenstad en omgeving*
actualiseren van beleids en actieplan
’s-Gravelandspolder-West
opstellen herstructurerings- en ontwikkelingsplan voor het gebied langs de spoorlijn (en onder de t.z.t. ondergronds te bren
(Fokkerstraat en
gen hoogspanningsleidingen) en de aansluitende stationslocatie
station Kethel e.o.) ’s-Gravelandsepolder-Oost
opstellen herstructurerings- en beheerplan. Nodig i.v.m. veranderende locatieeisen van bedrijven en noodzakelijke face-
(overige delen)
lift voor de openbare ruimte
* betreft woongebieden
2.5.4. Overleg en besluitvorming
De bewoningssituatie in Schiedam-Oost rechtvaardigt de prioriteit van het in 2000 op te stellen wijkplan. Bovendien zijn er in aangrenzende gebieden grote werken en ingrepen gaande (metro/ TramPlus/ binnenstad) waarop moet worden ingespeeld.
Na een eerste interne beoordeling zal de reactie van bewoners en andere belangenorganisaties worden gevraagd. Mede op grond daarvan zal besluitvorming op de prioriteitenstelling plaatsvinden. Tegelijkertijd zal een organisatie- en procedurevoorstel met betrekking tot de ontwikkeling van wijk en gebiedsplannen worden opgesteld en gecommuniceerd, waarna begin 2000 een start kan worden gemaakt met de ‘wijkaanpak nieuwe stijl’.
19
Ontwikkelingsprogramma
2.1 Wijkcarrousel 1999-2003
Ontwikkelingsprogramma
20
3
Volkshuisvesting en Stedelijke Vernieuwing Variatie in woonmilieus geeft consument keuzevrijheid Centraal in het Schiedamse volkshuisvestingsbeleid staat het revitaliseren van de stad in de grootstedelijke context en het realiseren van een gevarieerd woningaanbod voor alle bevolkingsgroepen. Het beleid is gericht op de bevordering van een gedifferentieerde bevolkingsopbouw naar leeftijd en inkomen op stads- en wijkniveau. Tevens staat het creëren van een steviger draagvlak voor het voorzieningenniveau centraal. Door middel van herstructurering zal een kwaliteitsimpuls worden gegeven aan de sociale en economische vitaliteit van de wijken en daarmee aan de stad als geheel. De nadruk zal in eerste instantie komen te liggen op de oude wijken en in tweede instantie op Groenoord en Nieuwland. 3.2.1. VINEX-taakstelling
In dit hoofdstuk is na een algemeen deel over nieuwbouw, herstructurering, stadsvernieuwing en monumenten, gekozen voor een gebiedsgerichte benadering vanuit de fysieke invalshoek. Eerst komt de binnenstad aan de orde. Vervolgens de vooroorlogse wijken Schiedam-Oost, Schiedam-Zuid en Schiedam-West. Daarna komen drie naoorlogse wijken aan bod. Met name Nieuwland, maar ook Groenoord, hebben met ontwikkelingen te maken die de wijken in een neerwaartse spiraal brengen. Het begin van een succesvolle aanpak bestond en bestaat uit de nauwe samenwerking tussen corporatie, bewoners, winkeliers en gemeente. Daarna volgen de ontwikkelingen van de laatste stadsuitbreiding in Sveaparken en de woonwagenstandplaatsen. Vervolgens is een ‘ISV-module funderingen’ toegevoegd. Schiedam heeft grote funderingsproblemen die de voortgang in de stadsvernieuwing ernstig belemmeren. Tot slot komen functiemenging en intensief grondgebruik aan de orde.
In het VINEX-convenant 1995-2004 heeft Schiedam de taak gekregen om minimaal 2.500 woningen netto toe te voegen aan de woningvoorraad. Dit betekent een bouwinspanning van circa 4.500 woningen (2.000 onttrekkingen in de VINEX-periode). Dit is in het Woningbouwscenario Stadsregio Rotterdam Herijking 1997 nog eens uitgewerkt en bijgesteld. Hierbij is bepaald dat Schiedam een voorlopig maximum heeft van 2.500 toe te voegen woningen aan de woningvoorraad bij een potentieel van maximum 3.300 woningen. Gegeven de opbouw van het aanwezige aanbod, zal op locaties van meer dan 500 woningen 15% worden gerealiseerd in de klasse ‘sociaal bereikbaar' en minimaal 50% van de totale productie (= uitbreiding + vervanging) in de marktsector, t.w. middelduur en duur. De op pagina 23 geplaatste tabel ‘gesubsidieerde woningbouwprojecten’ geeft inzicht in de woningbouwplannen die per wijk vanaf het jaar 2000 naar verwachting worden gerealiseerd. De genoemde plannen bevatten woningen die in aanmerking kunnen komen voor subsidie door het gebied waarin ze worden gebouwd en door een bepaalde hoogte van de huur of koopprijs op basis van de huidige normering Besluit Woninggebonden Subsidies 1999 (BWS). Daarnaast geeft onderstaand schematisch overzicht de woningbouwplanning voor de periode 1999-2004 aan. Het betreft de bekende plannen en initiatieven, zoals deze thans in de planningen zijn opgenomen. Verder geeft het een overzicht van onttrekkingen aan de woningvoorraad, zoals deze op basis van ervaringcijfers bekend zijn. Het gaat daarbij om het verlies aan woningen door samenvoeging en herbestemming. Daaraan zijn bekende en te verwachten sloopplannen toegevoegd. De afzonderlijke projecten zijn naar wijk gegroepeerd en afgerond.
3.2. Volkshuisvesting Schiedam heeft een zeer eenzijdige woningvoorraad: 72% van de voorraad betreft gestapelde woningen en een vergelijkbaar percentage van de voorraad bestaat uit huurwoningen. Een vrij hoog percentage van de woningen is van slechte kwaliteit en valt steeds meer samen met een toenemende concentratie van lage inkomensgroepen en een verdere segregatie van de bevolking. Inkomenshomogeniteit in de wijk hoeft niet negatief uit te pakken. Bij een vrijwillige keuze voor de wijk wordt homogeniteit juist op prijs gesteld. Maar waar eenzijdigheid leidt tot problemen met leefbaarheid, bijvoorbeeld een geringe gehechtheid aan de buurt, kan woningdifferentiatie een positieve bijdrage hebben. Tegelijkertijd is het, gelet op het draagvlak van de voorzieningen, van belang dat het inwoneraantal op peil blijft of nog wat verder stijgt. Het is alleen daarom al nodig dat Schiedam een forse bouwactiviteit ontwikkelt. Dit laatste wordt nog eens versterkt door het aantal onttrekkingen op basis van samenvoegingen en sloop. Kortom, Schiedam is het aan zichzelf verplicht om op meerdere fronten tegelijk aan verdere woningdifferentiatie te werken. De gemeente kan het zich dus niet permitteren om in sommige wijken niet aan de slag te gaan! Schiedam ziet in dit licht de VINEX woningbouwtaakstelling als een kans om de uitbreiding en herstructurering van de woningvoorraad gestalte te geven.
Op basis van deze planning wordt een uitbreiding van de voorraad met (per saldo) 2050 woningen gerealiseerd. Rekening houdend met planuitval, wordt de feitelijke netto uitbreiding op circa 1600 woningen geraamd. Samen met de in de periode 1995 tot 1999 reeds gerealiseerde uitbreiding, wordt de Vinextaakstelling gehaald. Ofschoon ook na 2004 nog woningbouwcapaciteit aanwezig is, zal de netto voorraaduitbreiding na die tijd sterk worden beïnvloed door de mate waarin de stad er in slaagt om de funderingsproblematiek in de oude wij-
21
Ontwikkelingsprogramma
22
nieuwbouwprogramma wijk
onttrekkingen
oplevering nieuwbouw
Aantal Woningen
1999
2000
2001
2002
2003
2004
1999
2000
2001
2002
2003
Centrum
450
0
0
0
0
0
0
75
150
200
25
0
2004 0
Oost
200
0
45
10
0
0
0
75
25
0
75
25
0 100
Zuid
750
0
0
0
0
0
0
0
50
200
200
200
West
100
0
0
0
0
0
0
0
0
50
50
0
0
Nieuwland
600
50
0
80
100
100
100
100
0
150
150
100
100
Groenoord
230
0
30
60
110
0
0
0
0
0
100
100
30
overige wijken Noord
120
0
0
0
0
0
0
0
20
0
0
50
50
1035
0
0
0
0
0
0
0
150
200
250
285
150
150
100
150
100
150
100
200
175
300
310
250
200
250
395
800
850
760
430
Sveaparken overige onttrekkingen totaal
3485
3.2 Streefprognose sloop/nieuwbouw, aanpasbaar bouwen en verkoop van woningen per wijk
ken op een goede manier op te lossen en veel extra sloop te voorkomen en de milieutechnische beperkingen (waar onder bodem en geluid) op te heffen. Met het bodembureau Vinex, inmiddels ondergebracht bij de DCMR Milieudienst Rijnmond, worden nadere afspraken gemaakt over bodemsaneringen in het kader van Vinex.
Streefprognose uitvoering per
Investeringen in
wijk in aantallen woningen
mln guldens
Wijk
2000-2004
2005-2010
2000-2004
Oost
535
390
Lopende proj.:6,0 Gemeentelijk: 6,5
3.2.2. Herstructurering Schiedamse woningvoorraad
Particulier: 8,0
Behalve de noodzakelijke herstructurering in de naoorlogse flatwijken, omvat de herstructureringsopgave in Schiedam ook nog grote delen van de vooroorlogse woningvoorraad. Dit naar type en eigendomsverhouding redelijk gevarieerd woningaanbod is voor een groot deel van slechte bouwkundige kwaliteit (inclusief funderingsproblemen) en bestaat uit relatief veel kleine woningen. Bij het uitblijven van maatregelen zal een belangrijk deel van deze voorraad verloren gaan en de diversiteit in aanbod (prijs en woningtype) aantasten. Dit vormt reden tot zorg, zeker omdat de noodzaak tot ingrijpende investeringen samenvalt met de noodzakelijk te nemen maatregelen in de eenzijdige woningvoorraad in de naoorlogse wijken Nieuwland en Groenoord.
Marktpartijen: 68,0 West
337
750
Lopende proj.:5,6 Gemeentelijk: 4,5 Particulier: 11,0 Marktpartijen: 39,0
Zuid
746
1.215
Lopende proj.:1,5 Gemeentelijk: 10,5 Particulier: 25,0 Marktpartijen: 160,0
Groenoord
1.282
1.281
Gemeentelijk: 3,0
Nieuwland
1.210
1.210
Gemeentelijk: 2,0
Particulier: 123,0
Aanbod gevarieerde woonmilieus Bij de ontwikkeling van de wijkplannen wordt extra aandacht gegeven aan het bieden van meer keuzemogelijkheden zowel in de bestaande als de nieuwe woningvoorraad. Andere woningtypen, meer eigen woningbezit, bijzondere woningen (o.a. voor ouderen, gehandicapten waar onder focuswoningen en groepswonen), aanpasbaar bouwen en een betere omgevingskwaliteit dragen daar aan bij. Dit heeft tot doel om meer wooncarriëremogelijkheden binnen de eigen wijk te bieden en negatieve selectie op basis van een te eenzijdig aanbod tegen te gaan. Het draagt bij aan behoud van sociale verbanden en maakt buurten en wijken minder kwetsbaar voor sociale en fysieke achteruitgang. Waar sprake is van versnelde achteruitgang van buurten (i.c. een daling op de sociale achterstandsscore) worden extra maatregelen genomen, zowel op fysiek terrein (sloop/nieuwbouw, verbouw en aanpassing) als op sociaal-economisch en maatschappelijk terrein. Tegelijkertijd vindt op stedelijk niveau een verdere differentiatie naar woonmilieus plaats, waarbij bijzondere woonkwaliteit wordt gerealiseerd aan de rivier, in de binnenstad, langs de havens en grachten, in Sveaparken en langs de randen van het stedelijk groen. Meer differentiatie: dit is nodig voor meer stedelijke woon- en leefkwaliteit en een versterking van het economisch draagvlak van de stad en de daar aanwezige voorzieningen.
Particulier: 190,0 Sveaparken
200
Gemeentelijk: 2,0 Particulier: nnb
sen van bestaande woningen. Initiatieven, niet alleen gericht op het bieden van meer passende huisvesting en betere verzorging en voorziening, maar ook om de doorstroming uit schaarse eengezins- en benedenwoningen te bevorderen en ruimte te scheppen voor andere groepen. Passend in de bestaande en nog op te stellen wijkvisies, die mede op basis van aanbevelingen uit de conceptnota ‘Ouderenhuisvesting Schiedam’ inzetten op de levensloopbestendige wijk. Ouderenhuisvesting is daarmee een integraal onderdeel van de herstructurering en object van veel initiatieven van de woningstichting Woonplus Schiedam, de zorginstellingen (inclusief diensten aan zelfstandig wonenden) en de markt. Uit de Seniorenscore 1996 blijkt een groot tekort in alle woningcategorieën. Met name door de slechte toegankelijkheid (trappen en portieken), de te kleine woningen en de constructieve beperkingen. Het tekort aan geschikte woningen voor vitale ouderen wordt zelfs zorgwekkend genoemd. Schiedam is in feite genoodzaakt om op meerdere fronten tegelijk de verbetering, vernieuwing en uitbreiding van de stedelijke voorraad aan te pakken. Daarbij zal, zoals ook verwoord in de ‘prestatieafspraken’ en de ‘Letter of Intent’ tussen de gemeente en Woonplus Schiedam, met name in de vooroorlogse wijken meer inzet worden geleverd op de particuliere woningverbetering. Juist hier betreft het een segment van de woningmarkt waarop de (semi)overheden nauwelijks of geen invloed hebben. Door te investeren in overleg, de planontwikkeling, de begeleiding van bewoners en eigenaren bij onderhoudsingrepen en in beheerplanningen (bijvoorbeeld via VVE-constructies) kan er beleidsmatig meer worden opgepakt.
Ouderenhuisvesting Onderdeel van de herstructurering is de huisvesting van bijzondere groepen. De ouderen zijn daarvan de grootste groep en staan in huisvestelijke zin bij de herprogrammering van het woningaanbod in wijken en stadsdelen centraal. Uitgaande van meer zelfstandig wonen in de nabijheid van zorgvoorzieningen, winkels en openbaar vervoer en in een aantrekkelijke omgeving wordt steeds op wijkniveau vastgesteld welke maatregelen nodig zijn. Zowel in de vorm van vervangende nieuwbouw (appartementen, service- en aanleunwoningen in koop- en huur), als via verbouw en opplus-
23
Ontwikkelingsprogramma
3.1 Woningbouwplanning per wijk (1999-2004)
Ontwikkelingsprogramma
culiere woningverbetering opgenomen waarvoor reeds besluiten zijn genomen, dan wel waarvoor beschikt is. Vooralsnog is hiervoor ƒ 1.920.000,per jaar geraamd. Ook dient tot en met 2003 rekening te worden gehouden met de huidige bijdrage uit het Stadsvernieuwingsfonds van ƒ 600.000,- per jaar ter dekking van het exploitatietekort op het Beheerplan Nieuwland, terwijl aan procesen uitvoeringskosten een bedrag van ƒ1.400.000,- (inclusief bewonersondersteuning) per jaar wordt uitgegeven. In de tabel aan het einde van het hoofdstuk staan deze bedragen verwerkt.
Meetbare beleidsdoelen woningvoorraad De beleidsinzet bij de herstructurering van de woningvoorraad richt zich naar 2010 op: • uitbreiding van 34.900 woningen nu, via 36.000 in 2005, naar 37.000 in 2010, • vergroting van het aandeel eengezinshuizen van 27% naar 30%, • verruiming van het eigen woningbezit van 28% naar 35%. Naast de netto uitbreiding met nieuwbouw op uitbreidings- en functieveranderingslocaties, zal herstructurering plaatsvinden via verkoop en door verbouw en vervanging van woningen in de goedkope en incourante huursector en slechte particuliere eigen- en huurvoorraad. De uitwerking geschiedt in nieuwe en te vernieuwen wijkplannen. Tevens wordt ingezet op de vernieuwing en de uitbreiding van het aanbod voor zelfstandig wonende ouderen. In de periode tot 2005 zullen via nieuwbouw en verbouw/aanpassing 620 woningen voor ouderen aan de voorraad worden toegevoegd.
3.2.5. Monumenten Schiedam heeft in haar grote historische binnenstad 175 rijksmonumenten en bijna 200 gemeentelijke monumenten. Dat zullen er na afronding van de diverse aanwijzingsprocedures (waaronder het beschermd stadsgezicht) naar schatting respectievelijk 250 en 500 zijn. Hiertoe behoren woonhuizen, kerken, grote openbare gebouwen, molens en veel gebouwen die herinneren aan de scheepsbouwindustrie en de jeneverindustrie, zoals pakhuizen en branderijen. Cultuur-historisch erfgoed dat van groot belang is voor de verdere ontwikkeling en regionale positionering van de stad en voor het versterken van de economie en het toerisme. Groot knelpunt in de Schiedamse ambities is het zeer beperkte budget dat voor de monumenten kan worden ingezet. Het behoud kan alleen daadwerkelijk worden gerealiseerd als voor deze monumenten andere bestemmingen worden gevonden.
3.2.3. Achterstand in Stadsvernieuwing De laatste jaren heeft Schiedam zich sterk gemaakt voor een extra rijksbijdrage voor de stadsvernieuwing, met name voor het opheffen van knelpunten in de vooroorlogse voorraad. Eind 1997 werd in de Tweede Kamer een motie aangenomen die de regering verzocht bij de instelling van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing per 1 januari 2000 een deel van de aanvullende middelen af te zonderen ter grootte van 5%. Deze middelen zouden kunnen worden aangewend voor de uitzonderlijke stadsvernieuwingsopgaven van een beperkt aantal steden die door oorzaken buiten hun schuld ver achter blijven bij de stadsvernieuwingsopgave. De grote achterstanden in Schiedam en het moeizaam herstel zijn terug te voeren op een aantal basisoorzaken: 1. de demografisch eenzijdige en sociaal-economisch zwakke bevolkingssamenstelling, waardoor een beperkt bevolkingsdraagvlak en gering bestedingsvermogen zijn ontstaan; 2. de zwakke economische structuur, gekenmerkt door een relatief eenzijdige opbouw van de economie en veel ondoelmatige bedrijfshuisvesting en bedrijfssituering; 3. het eenzijdige en nog weinig wervende woningaanbod. Er zijn weinig koopwoningen en eengezinswoningen en relatief veel kleine en slechte woningen; 4. de hoge bebouwingsdichtheid in oud industrieel stedelijk gebied. Veel vernieuwing en herontwikkeling is pas mogelijk na verplaatsing, sloop en bodemsanering; 5. ruimtelijke beperkingen. Ingeklemd tussen Vlaardingen, Rotterdam, Nieuwe Maas en natuurgebied Midden-Delfland is Schiedam gedwongen tot binnenstedelijke woningbouw, herstructurering van oude stadsindustrie en bedrijfsterreinen. Kosten hiervan bedragen vier tot zes maal die van weide-locaties; 6. de slappe veenbodem. Grote delen van de vooroorlogse woningvoorraad zijn niet op palen, maar op ‘staal’ gefundeerd. De huizen verzakken door sterk wisselende grondwaterstanden en zettingsverschijnselen; 7. de relatieve positie van Schiedam. Hiervoor is al verwoord hoe de oude stad Schiedam zich door de ‘economies-of-scale’ van Rotterdam niet heeft kunnen ontwikkelen tot een centrum met regionale functies. De historische, geografische en sociaal-economische factoren, onderliggend aan de nog resterende stadsvernieuwingsopgave, hebben ertoe geleid dat de toenmalige en huidige staatssecretarissen van VROM, de heren Tommel en Remkes, schriftelijk aan het stadsbestuur hebben laten weten dat zij het logisch achten dat Schiedam in aanmerking kan komen voor een bijdrage uit het 5%-knelpuntenbudget. In het begin van het jaar 2000 wordt hierover definitief uitsluitsel verwacht.
Herbestemmen van monumenten Het herbestemmen van monumenten voortgebracht door de oude stadsindustrieën levert naast behoud ook een belangrijke bijdrage aan het creëren van een meer gevarieerd woonmilieu en een gunstiger vestigingsklimaat. Gelijktijdig leveren de monumenten een grote bijdrage aan de levendigheid en uitstraling van het gebied in en om de binnenstad. De ambities op dit terrein worden onder meer concreet gemaakt in de plannen voor de ‘Zuidvleugel' in hoofdstuk 13, paragraaf 13.1. Gebruik van grote monumenten De grote monumenten drukken zwaar op de algemene middelen van Schiedam. In tegenstelling tot vergelijkbare oudhollandse steden maken regionale instellingen hier niet of nauwelijks gebruik van grote monumenten, maar vestigen zich in de centrale stad (Rotterdam). Daar zal binnenkort weer enige verandering in komen met de komst van het designcentrum van Jan des Bouvrie in de Korenbeurs aan de Dam en de voormalige bibliotheek aan de Lange Haven. Dit zal ongetwijfeld een positieve uitstraling hebben op het omliggende gebied en een stimulans zijn voor de economie van de stad. Aandacht voor kerken Schiedam heeft een rijk bezit aan grote historische kerken, waaronder de Havenkerk, Liduinabasiliek, de Grote Kerk, de Lutherse Kerk en de Oudkatholieke Kerk waarvan de onderhoudstoestand een voortdurende bron van zorg is. Na de succesvolle restauratie van de Liduinabasiliek, moeten nu extra inspanningen worden gericht op het behoud van de midden in het centrum gelegen Grote Kerk. De kapconstructie is ernstig aangetast door de bonte knaagkever en de veiligheid is in het geding. Omdat de kerk vele maatschappelijke functies heeft en voor het toerisme van groot belang is, heeft restauratie hoge prioriteit. De kosten liggen rond de ƒ 5,5 miljoen. Dit bedrag kan in Schiedam nauwelijks worden gevonden, terwijl een gefaseerde aanpak bij de huidige problemen niet mogelijk is. Verder moet worden geconstateerd dat de (Lange) Havenkerk en de Jacobuskerk (Kethel) dringend aan restauratie toe zijn. Kosten hiervoor bedragen ongeveer ƒ 8 miljoen. Voor het herstel van deze grote monumenten zal een beroep worden gedaan op het onlangs ingestelde fonds van staatssecretaris Van der Ploeg. De zogenoemde Kanjers in Schiedam voldoen aan de vereiste van het Rijk dat met de individuele restauratie investeringen van meer dan ƒ 3 miljoen nodig zijn.
3.2.4. Lopende verplichtingen die voortvloeien uit de Stadsvernieuwingsperiode In de budgetten die gedekt moeten worden met een bijdrage uit het ISV, dient ook rekening te worden gehouden met lopende verplichtingen uit de Stadsvernieuwingsperiode. In de planning staan diverse projecten parti-
24
25
Ontwikkelingsprogramma
Ontwikkelingsprogramma
Kansen en potenties De Grote Markt met het Stadhuis en de Grote Kerk is een potentiële toeristische trekker van formaat. Herstel van deze monumenten nabij de Hoogstraat en Broersveld en het stimuleren van bedrijvigheid in deze panden geeft Schiedam een unieke positie in vergelijking met omringende steden. Vanaf 2000 hebben de monumenten rondom de Grote Markt prioriteit. De restauratie van het stadhuis vergt een investering van f 5,0 miljoen en wordt gedekt uit gemeentelijk middelen.
3.3. Binnenstad 3.3.1. Inleiding De binnenstad wordt begrensd door de Nieuwe Haven in het westen, de Noordvestgracht in het noorden, en de Singel en Buitenhaven in het oosten. De Plantage en het Stadserf (als aanzet voor de corridor naar het station Schiedam-Centrum) hoort er ook bij. In het centrum wonen ongeveer 3500 mensen. De binnenstad is het hart van Schiedam. Meer dan zeven eeuwen geschiedenis worden vertaald in grachten, havens, stratenpatronen, gebouwen en namen. Beeldbepalend zijn de prachtige grachten, de vele monumenten en de vijf unieke stellingmolens. Alles komt in dit centrum samen: wonen, winkelen, werken, uitgaan, cultuur en toerisme. De binnenstad heeft dan ook vele gebruikers, met verschillende verwachtingen, ideeën en wensen.
Inschakelen marktpartijen Na het maken van een cultuurhistorische effectrapportage en haalbaarheidsonderzoeken kan doelgericht worden gezocht naar marktpartijen. Investeren in monumenten is behouden van cultuurhistorische waarden en het benutten van waardevolle culturele en toeristisch-recreatieve potenties. Dat is één van de centrale opgaven bij het revitaliseren van de binnenstad.
3.3.2. Revitalisering Binnenstad Financiën Voor de monumenten zijn drie financieringsbronnen, te weten de al eerder genoemde marktpartijen, de al in Raadsbesluiten vastgelegde bedragen afkomstig van het ministerie van OC&W (subsidies BRRM 1999-2004) en het investeringsbudget stedelijke vernieuwing. De vastgelegde bedragen voor de categorieën woonhuizen, kerkgebouwen en andere gebouwen zijn voor de periode 1999-2004 in totaal ƒ 2.344.137.
De binnenstad staat aan de vooravond van een vergaande herstructurerings- en revitaliseringsoperatie. Voor het centrum bestaat sinds december 1998 een beleidsbrede en interactief tot stand gekomen gebiedsaanpak ‘Een toekomst voor de oorsprong, 1998-2002’. Daarin is een mix van maatregelen op ruimtelijk-fysiek, sociaal en economisch gebied opgenomen. Dit gebiedsplan is met het ‘Actieplan Binnenstad’ feitelijk sedert medio 1999 operationeel. Overleg met alle betrokken partijen vormt het richtsnoer voor het uitwerken van deelplannen en het gefaseerd in uitvoering nemen daarvan.
3.2.6. Duurzame bouw en stedenbouw Het doel van duurzaam bouwen is tweeledig: een duurzame kwaliteit van de leefomgeving en het voorkomen dat de milieudruk naar de toekomst wordt afgewenteld. In maart 1999 is door de gemeenteraad voor dit beleid (inclusief energiebesparing) besloten het convenant Duurzaam Ontwikkelen, Bouwen en Beheren Regio Rotterdam als uitgangspunt te nemen voor nieuwbouw en renovatie. Daarnaast is voor beide onderdelen een lijst vastgesteld van maatregelen die in de Schiedamse situatie tenminste dienen te worden toegepast, in aanvulling op de zogenaamde vaste maatregelen. Het regionale convenant is gebaseerd op het nationale pakket duurzaam bouwen. Bij alle projectovereenkomsten die door de gemeente worden gesloten, wordt dit als uitgangspunt gehanteerd.
Stedelijk kerngebied De kansen op succes zijn ruim aanwezig, maar vereisen een samenhangende aanpak, waarbij actief wordt ingespeeld op de mogelijkheden en ontwikkelingen in drie aangrenzende gebieden: 1. verbinding met het nieuwe interregio-station Schiedam-Centrum en Schieveste (knooppunt van verkeer en openbaar vervoer en kantoorlocatie aan spoor- en rijksweg), (zie hoofdstuk 13, paragraaf 13.2) 2. de relatie tussen de binnenstad en het te herstructureren gebied Nieuwland(-Oost) en te bouwen metrostation Parkweg, 3. het tot een hoogwaardig binnenstedelijk woongebied te herontwikkelen monumentale gebied De Nieuwe Haven. Zie hoofdstuk 13, paragraaf 13.1.
Het doel van het gemeentelijk energiebeleid is het energieverbruik in de bebouwde omgeving te verminderen door passende maatregelen te nemen. De ondergrens is bepaald op het basisniveau van de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen. In elk wijkplan dat volgt uit de wijkcarrousel zal een energievisie worden ontwikkeld die in goed overleg met Woonplus Schiedam, de energiebedrijven en particuliere huiseigenaren tot stand komt. In de plannen zal worden ingegaan op het stedenbouwkundig niveau (optimale energie infrastructuur) en het gebouwniveau (energie prestatie advies). Daarnaast is de gemeentelijke subsidie voor het plaatsen van zonneboilers in de bestaande bouw of nieuwbouw van woningen het vermelden waard. Per zonneboiler wordt een gemeentelijke subsidie verstrekt van ƒ 500 (met een maximum van 40 zonneboilers per jaar). Er wordt meegelift in de regionale zonneboiler-actie van energiebedrijf Eneco. Ruwweg kan worden gesteld dat bewoners die een zonneboiler aanschaffen op de totaalprijs tweederde zelf investeren en een derde door middel van subsidie vergoed krijgen. Naast het duurzaam (laten) bouwen van woningen zal ook bij herstructurering meer aandacht worden gegeven aan integrale kwaliteit. Integrale kwaliteit wordt gekenmerkt door een samenbundeling van leefbaarheid, veiligheid, gebruikskwaliteit en duurzaamheid. Integrale kwaliteit in ruimtelijke ontwikkelingen vindt nog onvoldoende plaats. Het nationale pakket Duurzame Stedenbouw is daarom de leidraad voor het invullen het element duurzaamheid in ruimtelijke planvorming.
Dit zijn gebieden die samen met de binnenstad het stedelijk kerngebied vormen en die bij een geconcentreerde aanpak de stad een forse economische, toeristische en culturele impuls kunnen geven. Publiek-private samenwerking Door een meer marktgerichte benadering zal de inzet van de gemeente minder regulerend en meer voorwaardenscheppend zijn. Zo zal bij een strategischer inzet van middelen optimaal gebruik worden gemaakt van de geleidelijk toenemende investeringsbereidheid van marktpartijen. De publiekprivate Stichting Centrummanagement Schiedam speelt hierbij een centrale rol. Sinds 1994 bestaat een publiek-privaat samenwerkingsverband gericht op de centrumontwikkeling. Met ingang van 1 september 1998 is die samenwerking sterk verbreed en ondergebracht in de Stichting Centrummanagement Schiedam die zich het stimuleren van het economisch functioneren van het centrum van Schiedam in de ruimste zin van het woord ten doel stelt. Het bestuur bestaat onder anderen uit vertegenwoordigers van winkeliersverenigingen, eigenaren van (winkel)panden, het plaatselijke bankwezen, de horeca, de culturele instellingen, de VVV-Schiedam en de gemeente Schiedam. In het ‘Beleids- en Actieplan 1999-2000’ van het Centrummanagement worden een aantal belangrijke aandachtspunten voor het centrum genoemd, waaronder parkeergelegenheid en autobereikbaarheid, een actieve en samenhangende promotie, meer uitwisseling tussen detailhandel en culturele instellingen en een grotere veiligheid. Naast het centrummanagement is een aantal bij de binnenstad betrokken marktpartijen (ontwikkelaars, beleggers, de woningcorporatie en een makelaar) in overleg met middenstandsorganisaties en de gemeente doende om te komen
26
een waardevolle aanvulling op de bestaande woningvoorraad en versterking van het economisch en cultureel draagvlak van de (binnen)stad. Door de compacte bouw in de binnenstad is er bij nieuwbouw en verbouw van woningen, in relatie tot nieuwe en bestaande bedrijven, aandacht voor de Wet Milieubeheer.
Prioriteiten In samenwerking met de stichting Centrummanagement Schiedam is een aantal prioriteiten voor de eerste ISV-periode geformuleerd : 1. meer variatie in het woningaanbod en verbetering van het verblijfsklimaat (incl. bereikbaarheid, menging van wonen en werken en herstel van het wonen boven winkelruimte); 2. herstructurering van het winkelaanbod, de horeca en de diensten (vernieuwen, verbeteren, herbrancheren en verdere beperking en concentratie); 3. stimulering van de toeristische ontwikkeling en de verbetering van het cultureel aanbod; 4. verbetering van de openbare ruimte en de monumentale bebouwing.
In de binnenstad en in een ruim gebied rondom het centrum kunnen tenminste nog 1000 woningen worden gerealiseerd. Dit vormt een onderdeel van de Vinex-afspraken in de regio. Voor diverse nog nader aan te geven locaties zijn of worden door particulieren en de gemeente initiatieven genomen. Woonplus Schiedam overweegt in het centrum de komende periode 50 woningen aan te kopen en te renoveren. Deze zullen voor een deel worden verhuurd en voor een deel worden verkocht (zie bijlage 5). Daarnaast wordt jaarlijks een bedrag geraamd van ƒ 160.000 ten behoeve van het stimuleren van wonen boven winkels (zie tekst in hoofdstuk 4.12).
3.3.4. Meer kansen voor bedrijvigheid Het in de Stadsvisie aangegeven beleid richt zich de komende jaren op het aantrekken van nieuwe en meer gedifferentieerde werkgelegenheid. Het betreft werkgelegenheid voor zowel laag- als hooggeschoolden, alsook in deeltijd of op variabele basis. Dit gebeurt met het doel jongeren, lager opgeleiden of mensen met zorgtaken nieuwe perspectieven te bieden. Via deze weg wordt tevens geïnvesteerd in maatschappelijke ontwikkeling en veiligheid. Tegelijkertijd wordt in de binnenstad geïnvesteerd, zodat via herinrichting en afwerking van delen van het centrum de aantrekkelijkheid kan worden vergroot. Daarmee worden de kansen voor meer bedrijvigheid vergroot en wordt – na herstructurering – bijgedragen aan het herstel van de winkelfunctie.
3.3.3. Wonen Schiedam-Centrum heeft een achterstand in de stedelijke ontwikkeling. Gelukkig is het aantal woningen in en direct rond het centrum de laatste jaren flink toegenomen. De versterking van de woonfunctie moet de komende jaren echter met kracht worden voortgezet, met name door toevoegingen in de middeldure en dure sectoren. Daarmee hoopt Schiedam ook meer koopkrachtig publiek aan te trekken en bij te dragen aan een betere ambiance en groter gebruik van het cultureel, recreatief en horeca-aanbod. Er liggen kansen in het restaureren van monumenten en het verbouwen van monumentale bedrijfspanden. Daarnaast liggen er kansen in functieverandering via nieuwbouw in de Westmolenstraat, achter de Lange Nieuwstraat, op het Land van Belofte, in de Brandersbuurt, langs de Nieuwe Haven, de Westerkade, de Houthaven en langs de Buitenhaven. Het gaat om
27
Ontwikkelingsprogramma
tot een ‘ontwikkelingsmaatschappij voor de binnenstad’. De potenties van de oude binnenstad en de noodzaak om snel tot aanvullend instrumentarium en extra investeringen te komen zijn daarvoor de aanleiding. De verwachting is dat dit particuliere initiatief in het voorjaar van 2000 tot een overeenkomst leidt. Zie ook bijlage 3 en bijlage 6.
Ontwikkelingsprogramma
wordt een projectgroep samengesteld waarin ondernemers, bewoners en gemeenteambtenaren zitting hebben. Voor en tijdens de uitvoering is veel aandacht voor communicatie met alle betrokkenen en wordt waar mogelijk aangesloten op verbeterings- en nieuwbouwactiviteiten in de belangrijkste straten en pleinen in het winkel-, cultureel en toeristisch kerngebied. Tevens wordt aangesloten op verbeteringen en uitbouwen van het openbaar vervoersnet als metro en TramPlus, terwijl uiteraard de verkeerstechnische bereikbaarheid voor hulpdiensten gewaarborgd dient te blijven. Omdat beperkte middelen en wisselingen in de uitvoering van projecten dwingen tot zorgvuldige planning en afstemming, wordt het uitvoeringsschema periodiek getoetst en in overleg met partners bijgesteld (zie Aktieplan Binnenstad). Mede op grond daarvan ligt het in de bedoeling de herinrichting Dam/Korenbeurs iets naar voren te schuiven zodat daar begin 2000 na de vestiging van Des Bouvrie mee kan worden begonnen. In het jaar daarna moet de herinrichting starten van de Grote Markt en eind 2001 worden gevolgd door de Lange Kerkstraat. In aansluiting op het gereedkomen van de bebouwing aan het Land van Belofte kunnen in 2002 het plein en vervolgens de omgeving Boterstraat/ Herenstraat worden aangepakt.
Gebrekkig draagvlak Het draagvlak voor winkelvoorzieningen is ernstig aangetast door het gebrek aan koopkracht, de aanzuigende werking van Rotterdam en de te traag verlopende herstructurering van de binnenstad. De huidige middelmatige kwaliteit van het winkelbestand is voor velen een motief om de binnenstad te mijden. En daardoor mist Schiedam ook voor de musea, de theaters en de horeca interessant publiek. Daarvoor zullen alle betrokkenen, zowel bedrijfsleven, instellingen, bewoners als gemeente op korte termijn een plan van aanpak formuleren. De beleidsnota voor de binnenstad geeft daarvoor het samenhangend kader.
3.3.5. Toeristische en culturele ontwikkeling Het historische stedenbouwkundig kader, het cultuurhistorisch erfgoed en de gevestigde culturele instellingen bieden samen een goede basis voor de ontwikkeling van een aantrekkelijk en regionaal onderscheidend toeristisch en cultureel aanbod. Onder gevestigde culturele instellingen vallen de musea, theaters, galeries maar ook het ambacht en de horeca. De ontwikkeling van dit aanbod is een welkome extra impuls voor de lokale economie en draagt bij aan de werkgelegenheid en de kwaliteit van de stedelijke woon- en leefomgeving. Samen met de te versterken woonfunctie is deze ontwikkeling in feite de belangrijkste bestaans- en overlevingsbasis voor de oude binnenstad en het daar aanwezige cultuurhistorisch erfgoed (zie ook hoofdstuk 5: Cultuur en Toerisme).
De in tabel 3.3 genoemde bedragen zijn globale ramingen met een onnauwkeurigheidsmarge van 15%, herleid van de feitelijke kosten van twee recente projecten (Hoogstraat en Broersveld). Voor het pleingedeelte van het Land van Belofte is uitgegaan van het (hoge) kwaliteitsniveau van het Stadserf. Overigens wordt opgemerkt dat voor dit laatste project de kosten nog verrekend moeten worden met de grondexploitatie zodat het eindbeeld er anders uit kan komen te zien.
3.3.6. Herinrichting openbare ruimte, groen en water Kwaliteitsverbetering van de binnenstad geschiedt ook door herinrichting van de belangrijkste straten en pleinen. Het betekent een verbetering van de woon- en leefomgeving voor de eigen bevolking en aantrekkelijker en gastvrijer omgeving voor bezoekers. Het verbeteren van de kwaliteit gaat om een duurzame herbestrating (gebakken klinkers), plaatsen van duurzaam en functioneel meubilair, bloembakken en het op elkaar afstemmen van vormgeving en kleur van inrichtingselementen. Voor elk deelproject
Groen en water in het centrum Het Schiedamse groenbeleid richt zich op het versterken van stedelijk groen, inclusief het behoud van de groene monumenten en natuurwaarden, en recreatieve voorzieningen. De inzet is: ‘kwaliteit boven kwantiteit'. Hoog
28
Vermoedelijke investeringen in ƒ Herinrichting Dam/Korenbeurs
1999
blz. 32 2000
2001
2002
2003
2004 bestaand/nieuw
775.000 w.v. 630.000 gedekt
B/N
Herinrichting Grote Markt
715.000
Herinrichting Lange Kerkstraat
N
1.180.000
Herinrichting Land van Belofte
N 3.700.000
Herinrichting Boterstraat/Boterplein/Herenstraat Herinrichting Kop Plantage
200.000
N 1.100.000
N
200.000
B
onveilig voelen, is dat voor bewoners van het centrum 62%. In de komende ISV-periode van 2000-2004 zal het veiligheidsgevoel drastisch moeten worden verbeterd door het nemen van eerder genoemde fysieke en economische ingrepen en elders genoemde sociale ingrepen. In 2004 moet de sociale infrastructuur in het centrum dermate zijn verbeterd dat het veiligheidsgevoel van de centruminwoners zich boven de 55% zal bevinden. Een dergelijke verbetering kan vanzelfsprekend alleen tot stand komen in nauw overleg tussen de politie, het Centrummanagement en bewoners (zie ook hoofdstuk 7).
in het vaandel staan daarbij respect voor historische gegevens, functionaliteit van het groen en het typische karakter van de binnenstad. In het Groenstructuurplan staat daarom een aantal projecten die moet bijdragen aan de verbetering van de woon- en leefkwaliteit in de binnenstad en de toeristische ontwikkeling. Naast herstel van groen gaat extra aandacht naar parken en bijzondere plekken. Dit herstel moet in samenhang plaatsvinden met het programma voor herinrichting van de openbare ruimte en het gefaseerd tot ontwikkeling brengen van aantrekkelijke oevers. Prioriteit ligt bij de afronding van de renovatie van de Plantage, de aanleg van groen bij de ruïne, het herstel van groen langs kaden en de aankleding van binnenstadspleinen. Schiedam heeft altijd veel met water gehad: de Schie, het water van de Lange en Korte Haven en de Nieuwe Maas. Reden om het water, de kaden en oevers ook bij de verdere ontwikkeling van de binnenstad een bijzondere plaats te geven. Een interessant plan van Stichting de Schiedamse Molens en Stichting Exploitatie Schiedamse Musea In Bedrijf is de walkant in de omgeving van Molenmuseum De Nieuwe Palmboom opnieuw te bestraten ter versterking van de toeristische wandelroute. De onlangs verschenen nota ‘Kunst in de openbare ruimte' bevat hiervoor het onderliggende kader. Enkele geïnteresseerde marktpartijen zijn bereid in samenwerking met de gemeente deze en andere ideeën uit dit plan te financieren. Het water speelt bovendien een belangrijke rol in het toeristisch en recreatief product bij de herontwikkeling van voormalige stadsindustriegebieden achter de Lange Nieuwstraat, langs de Nieuwe Haven, Westerkade en Houthaven. Dit zijn gebieden met een bijzondere locatie- en beeldkwaliteit, die voor de versterking van de woonfunctie belangrijk zijn. Oevers en kaden zullen zoveel mogelijk publiek domein zijn.
3.3.8. Bereikbaarheid centrum Bereikbaarheid en een goede omgevings- en verblijfskwaliteit moeten in een stedelijke omgeving een goed evenwicht vinden. De verblijfskwaliteit bestaat onder meer uit goede luchtkwaliteit en zo min mogelijk geluidsoverlast. De gemeentelijke milieu-ambities inzake het toenemende verkeer zijn verwoord in hoofdstuk 12, paragrafen 12.4 en 12.6. Het vergroten van de bereikbaarheid zal worden gezocht in een systeem van gedifferentieerde ontsluiting en parkeren, alsmede selectief gebruik van vervoermiddelen. Parkeren door bewoners en ondernemers is via een systeem van 'belanghebbenden-parkeren' geregeld en naar omvang zoveel mogelijk beperkt. Goederenleveranties zijn gedurende een bepaalde tijd toegestaan. Bezoekers van de binnenstad kunnen kiezen uit diverse mogelijkheden. Er is autobereikbaarheid tot de randen van het centrum en in de nabijheid van het belangrijkste winkelgebied. Daar wordt parkeergelegenheid geboden in drie parkeergarages: de ‘Nieuwe Passage’, het ‘ABC-complex’ en het ‘Stadserfcomplex’. In het binnenkort te bouwen winkelcomplex aan de Buitenhavenweg is tevens een parkeergarage gepland. Aanvullend is er gespreid betaald parkeren mogelijk langs de openbare weg in het centrum, onder meer langs de Broersvest en Lange Haven. Voor de parkeerontsluiting van het (noord-)westelijk deel van de binnenstad wordt een parkeerstudie uitgevoerd en is extra parkeergelegenheid voorzien. Voetgangers en fietsers bereiken de binnenstad via daartoe beter in te richten voet- en fietsverbindingen. Bij diverse toegangen tot het centrum - zoals Koemarkt, Land van Belofte, Grote Markt en Vismarkt/Appelmarkt – komen bewaakte fietsenstallingen of worden bestaande voorzieningen uitgebreid.
Investeringen groen in de binnenstad Met het vergroten van de aantrekkelijkheid van de binnenstad wil men meer mensen naar de stad trekken. Dit rechtvaardigt een hoger investerings- en onderhoudsniveau dan in andere delen van de stad. Dit komt tot uitdrukking in de aanwezigheid van bijzondere bestrating , hoogwaardig straatmeubilair, fraaie bloembakken en intensief onderhouden groen. Enkele van de vele aandachtspunten zijn: • behouden van het stenige beeld van de oude havens; • beschermen van de beeldbepalende linden langs deze havens; • behouden en gedeeltelijk herstellen van het beeld van de Westvest en de Noordvest door het aanbrengen van strakke grastaluds met een bomenrij; • herinrichten van het Stadspark De Plantage tot een open stadspark met groepen bomen in het gras en enkele bijzondere accenten zoals speelplekken en bloemperken; • aanpassen van de inrichting van het Oude Kerkhof. Een speciaal project zijn de binnenstadsentrees (stadspoorten). Het is niet mogelijk op de historische plaatsen de stadspoorten terug te bouwen. Er wordt nu gestreefd bij alle huidige binnenstadsentrees met behulp van bijzondere beplanting en kunstwerken het poorteffect te bereiken (zie verder voor financiering hoofdstuk 9).
Tenslotte vindt uitbreiding plaats van het openbaar vervoer. Behalve met tram en bus, zal het centrum binnenkort nog beter bereikbaar zijn met metro en TramPlus. Vanwege het historische karakter van de binnenstad met de vele watergangen, zijn bruggen zeer belangrijk voor het verkeer. In 1998 heeft de gemeenteraad de Bruggennota vastgesteld. Hierin is een meerjarig plan van aanpak uitgewerkt voor het onderhoud, de renovatie en de bouw van bruggen. Zo ook voor de bruggen in en rond de binnenstad, waaraan in de komende jaren aanzienlijke investeringen noodzakelijk zijn.
3.3.9. Binnenstadspromotie Het centrum van Schiedam komt in ruimtelijk-fysiek opzicht langzaam op orde. Schiedam maakt een overgang van een koopcentrum naar een ‘leef en beleef’-centrum. Er wordt stevig ingezet op de sociale infrastructuur en op het toeristisch-recreatief en cultureel terrein. Het is tijd om de producten van de stad beter voor het voetlicht te brengen en een gecoördineer-
3.3.7. Een veilig centrum Uit cijfers van een veiligheidsanalyse van de Schiedamse wijken blijkt dat de centrumbewoners vaker onveiligheidsgevoelens hebben dan bewoners van andere wijken. Terwijl 49% van de Schiedammers zich soms tot vaak
29
Ontwikkelingsprogramma
3.3 Investeringsraming herinrichting openbare ruimte, groen en water
Ontwikkelingsprogramma
de integrale stedelijke promotie op te zetten en uit te voeren. Zowel bij de bevolking als bij andere doelgroepen bestaat onvoldoende bekendheid met de nieuwe ontwikkelingen in de (binnen)stad en de mogelijkheden van Schiedam. Dit betekent dat directe en indirecte doelgroepen moeten worden geïnformeerd over de ontwikkelingen en mogelijkheden van de stad en de binnenstad. Onder directe doelgroepen vallen projectontwikkelaars, investeerders, makelaars en verhuurders. Onder indirecte doelgroepen worden burgers, politici en ambtenaren verstaan. Tot slot kan meer worden samengewerkt in regionaal verband. De promotie kan zich richten op het grootstedelijk gebied Rijnmond. De overlegpartijen zijn gebaat bij een overkoepelende regiopromotie, waarin de sterke punten van de regio tot uitdrukking komen en op elk van de partijen afstralen. Overleg hierover is gaande.
meld. In de Letter of Intent (zie bijlage 5) is opgenomen dat Woonplus Schiedam voor de komende vijf jaar per jaar 20 tot 40 woningen in de oude wijken zal aankopen met het doel deze te herstellen en te verkopen dan wel te verhuren. Voor de komende vijf jaar is daarmee een bedrag van ƒ 12,5 miljoen gemoeid. Veel van de aanpak in de oude wijken wordt bepaald door de situatie in de particuliere voorraad en de mogelijkheden om de grootschalige funderingsproblematiek aan te pakken. In de paragrafen over de wijken Schiedam-Oost, -Zuid en -West is beknopt aangegeven waar investeringen worden verwacht. Een meer gedetailleerde beschrijving van de wijken, waarin visies en integrale aanpak van de wijken worden uiteen gezet, gebeurt in de wijkperspectiefplannen. In paragraaf 2.5 is opgenomen wanneer de wijkplannen voor elke wijk worden gemaakt.
3.3.10. Investeringen in de binnenstad
3.4.1. Schiedam-Oost
Concreet betekent het voor de binnenstad in de eerste ISV-periode de hiernaast vermelde investeringen. Zoals is te zien in tabel 3.4, wordt een aanzienlijke financiële impuls verwacht vanuit de marktsector.
De bewoners van de wijk Schiedam-Oost hebben te maken met een verscheidenheid aan problemen. In totaal staan er in de wijk 5350 woningen waarvan 1500 in corporatiebezit zijn en de rest in particulier eigendom. Uit het Leefbaarheidsonderzoek 1998 blijkt dat de verloedering in Oost hoog is en de perceptie van de sociale kwaliteit laag. Het overwegend vooroorlogse woningbestand kenmerkt zich door een versnipperde eigendomssituatie en is eenzijdig van opbouw, sterk verouderd en van matige tot slech-
3.4. Oude wijken De aanpak van de oude wijken sluit aan op de gebiedsgerichte werkwijze uit de stadsvernieuwingsperiode. Deze werkwijze gaat uit van stadsvernieuwingsplannen per buurt of deelgebied binnen een totaalvisie voor de gehele wijk. Nog niet voor alle wijken is een integraal wijkplan beschikbaar (zie paragraaf 2.5.). Voor Schiedam-Zuid en de binnenstad is dat al wel het geval. Voor Schiedam-Oost en Schiedam-West worden de komende jaren wijkplannen opgesteld. Lopende stadsvernieuwingsplannen zullen worden uitgevoerd en waar nodig geleidelijk worden opgenomen in de op te zetten of te actualiseren wijkplannen. In de tussenliggende periode kunnen uiteraard bijzondere of noodzakelijke projecten worden ingevoegd. Enkele daarvan worden hierna ver-
3.4 Investeringen in de binnenstad Financiering door:
30
1
Investeringen particulieren (monumenten en verbouw)
2
Investeringen bedrijfsleven
Investering in ƒ: 15.000.000
(winkels/commerciële ruimten/p-garage)
19.000.000
3
Investeringen particulieren (woningbouw Vinex)
45.000.000
4
Verkeer en vervoer (incl. Tramplus)
5
Gemeentelijke investeringen (incl. openbare ruimte)
6
Wonen boven winkels
PM 9.000.000 800.000
Hoge prioriteit Hoewel in Oost een wijkveiligheidsplan operationeel is, moet een integraal wijkplan nog worden opgesteld. In paragraaf 2.5 is aangegeven dat een spoedige aanpak in Oost hoge prioriteit verdient. Daarom wordt volgend jaar met woningcorporatie Woonplus Schiedam, de Bewonersvereniging Schiedam-Oost en andere betrokkenen begonnen met het opstellen van een integraal wijkplan. In dit plan worden milieuaspecten vanaf het begin meegewogen. Via een actief stimulerings- en aanschrijvingsbeleid zullen eigenaren worden aangezet tot het in uitvoering nemen van achterstallig onderhoud.
3.4.2. Schiedam-Zuid De wijk Schiedam-Zuid ligt aan de Nieuwe Maas, ingeklemd tussen industriegebieden. De wijk dateert uit het einde van de 19e eeuw. In Zuid wonen 6.500 mensen en de woningdichtheid is zeer hoog. De woningvoorraad (circa 3000 woningen) is voor 90% vooroorlogs en bestaat uit boven-/benedenwoningen en kleine eengezinswoningen. Evenals in het Centrum en Oost is in Zuid een ruime meerderheid van de woningvoorraad in particulier bezit. Aan de randen van de wijk zijn in het kader van de stadsvernieuwing appartementen gebouwd. In hoofdstuk 3.2.2. staat globaal de planning woningverbetering en nieuwbouw weergegeven. De enigszins geïsoleerde ligging draagt ertoe bij dat de wijk een hecht sociaal klimaat kent. Criminaliteit en gevoelens van onveiligheid vormen nauwelijks een probleem. Uit het Leefbaarheidsonderzoek 1998 blijkt dat Schiedam-Zuid ten opzichte van de andere Schiedamse wijken op veel onderdelen sterk voor de dag komt. In de algemene evaluatie van de buurten scoort Zuid het hoogst. Winkels voor de dagelijkse boodschappen, voorzieningen voor kinderen en jongeren scoren hoog. Duidelijk minpunt is de bereikbaarheid, met name met het openbaar vervoer. Hierop scoort Zuid het laagst in Schiedam. In samenwerking met actieve bewoners en de bewonersvereniging is het integrale hondenbeleid ontwikkeld en uitgevoerd. Begin 2000 wordt het beleid geëvalueerd. Tevens wordt dan bekeken of het beleid kan worden opgeschaald naar andere wijken. Structureel is voor Zuid een bedrag van ƒ100.000 beschikbaar. Voor uitbreiding naar andere wijken zullen additionele middelen nodig zijn.
Partnerschap Het zal niet langer vanzelfsprekend zijn dat de overheid het voortouw neemt bij het particuliere woningherstel. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid waarbij de overheid voorwaardenscheppend beleid ontwikkelt en marktpartijen en particuliere eigenaren het leeuwendeel van de organisatie en financiering voor hun rekening nemen. Meer instrumenten zullen zijn gericht op het stimuleren van eigenaren, (zie ook bijlage 13) het verlenen van bepaalde faciliteiten, en vervolgens het toezicht houden op de wijze waarop de eigenaren aan hun verantwoordelijkheid inhoud geven. Deze benadering vraagt om een veelzijdig instrumentarium, dat op maat kan worden ingezet en in een bijlage in het MOP nader is beschreven. Investeringen in Schiedam-Oost Evenals in andere wijken, zal in Oost een duurzame ontwikkeling van het leefmilieu op gang worden gebracht. Inpassing van gerichte investeringen in ruimte, vastgoed en infrastructuur zijn voor de gemeente belangrijke beleidsdoelstellingen. Het voortzetten van de aanpak in de Galileïstraat heeft komend jaar hoge prioriteit. 3.5 Investeringen in Schiedam-Oost Noodzakelijke investeringen zijn: 1
Lopende projecten in 2000
2
Integraal wijkplan in 2000
3
Investering in ƒ:
Wijkperspectiefplan Hoewel de kwaliteit van de woningvoorraad niet beter is dan in bijvoorbeeld Oost, worden de woningen en de sociale infrastructuur in Schiedam-Zuid in een iets latere fase aangepakt. Het wijkperspectiefplan Schiedam-Zuid wordt in 2001 geactualiseerd. Grote nadruk komt daarbij te liggen op de herontwikkeling in het gebied Nieuwe Haven, Westerkade en aansluitend Houthaven e.o., waar in de eerste ISV-periode circa 450 nieuwe en duurdere woningen kunnen worden gerealiseerd. Doel van deze nieuwbouw is een grotere woningdifferentiatie, meer woon- en leefkwaliteit en een versterking van het economisch draagvlak voor voorzieningen. Op basis van het wijkperspectiefplan wordt de wijk vanaf 2002 aangepakt.
1.000.000 100.000
Uitvoeren maatregelen van 2001 tot 2005: Gemeentelijke investeringen (nieuw)
6.000.000
Investeringen particulieren
8.000.000
Investeringen marktpartijen
6.000.000
Op particulieren en marktpartijen zal in Schiedam-Oost een steeds groter beroep worden gedaan als het gaat om betrokkenheid, organisatie en financiële inspanningen. Franklinstraat en omgeving In de eerste ISV-periode zal Woonplus Schiedam zich in Schiedam-Oost, naast reguliere onderhouds- en beheertaken, voorlopig beperken tot het aanpakken van het bezit in de Franklinstraat en omgeving. Het plan bestaat om 45 woningen van het begin van deze eeuw te slopen en te vervangen door 29 nieuwbouw woningen. In 2000 wordt hiermee een begin gemaakt. Van de nieuw te bouwen woningen zullen er 10 in de huursector worden gerealiseerd en 19 in de koopsector. Van de huurwoningen zijn er 11 bestemd voor ouderenhuisvesting. Tevens wordt een beperkte bedrijfsruimte gerealiseerd, waarin een wijkpost of wijkservicepunt zal worden gevestigd.
Investeringen in de Groenelaan Van bijzondere betekenis voor de wijk en voor delen van Schiedam-West is het winkelgebied aan de Groenelaan. Uit onderzoek van MKB Reva blijkt dat de winkels het niet slecht doen. Desondanks is er sprake van een aantal bedreigingen die de economische vitaliteit (kunnen) aantasten. Parkeerproblemen, onvoldoende bereikbaarheid, de teruglopende kwaliteit van het openbaar gebied, vervuiling en met name een gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden van winkels zijn daaraan debet. Deze negatieve omstandigheden kunnen niet tot 2001 voortduren maar moeten zo snel mogelijk worden aangepakt. Winkeliers, bewonersvereniging Schiedam-Zuid en de gemeente zullen in 1999 een werkgroep instellen die medio 2000 met
31
Ontwikkelingsprogramma
Leefbaarheid en sociale wijkaanpak Behalve aandacht voor de fysieke aspecten zal in Oost accent worden gelegd op de sociale wijkaanpak. Het verbeteren van de peuteropvang is hiervan een onderdeel. Zo is capaciteitsuitbreiding en kwaliteitsverbetering voor kinderen uit kwetsbare doelgroepen in zogenoemde peuterplus projecten een aandachtspunt. Ook zal een pilot ‘Brede School’ worden gestart om de onderwijskansen van kinderen uit achterstandsgroepen verder te verbeteren. In samenhang met de ideeën van de Brede School zullen de bestaande en succesvolle initiatieven van Sport in de Wijk worden voortgezet en uitgebreid (zie hoofdstuk 6). In Oost worden de activiteiten van de wijkserviceteams voortgezet. Veiligheidsassistenten en onderhoudsmedewerkers houden toezicht en verrichten beheerwerkzaamheden in openbaar gebied om de leefbaarheid en veiligheid in de wijk te verbeteren. Het plan van aanpak van de Bewonersvereniging en de daarin beschreven verbeteringen - onder meer het invoeren van 30-kilometer zones en het instellen van een leefmilieuverordening - worden daarbij betrokken.
te kwaliteit. Het achterstallig onderhoud aan de woningen in particulier eigendom is groot en de noodzakelijke investeringen in woningen en openbaar gebied zijn niet of nauwelijks bijeen te brengen. In contrast vinden in Oost en aangrenzende gebieden grote infrastructurele werken plaats ten behoeve van Metro en TramPlus. Het NS-station Schiedam-Centrum en omgeving ondergaan een uitgebreide facelift. In hoofdstuk 3.2.2. staat globaal de planning woningverbetering en nieuwbouw weergegeven.
Ontwikkelingsprogramma
Investeringen West Voor de periode van 2000 tot 2004 zijn de volgende investeringen gepland:
een plan van aanpak zal komen. Betrokkenen zullen met elkaar een convenant afsluiten waarin prestatieverplichtingen worden aangegaan. De gemeente zal een duidelijk voorwaardenscheppend beleid voeren en investeringen doen in de openbare ruimte. De winkeliers zullen eensgezind een investeringsbereidheid tonen waarmee de uitstraling van winkel en inventaris worden vergroot. Het beleidsdoel van de gemeente is in partnerschap met winkeliers aan de Groenelaan en betrokken bewoners de Groenelaan als economisch hart van Schiedam-Zuid en delen van West te behouden, te versterken en aantrekkelijk te maken voor ontwikkelaars en ondernemers. Met behulp van actief beheer, stimuleringsmaatregelen en aanschrijvingsbeleid zal de gemeente voor de jaren 2000 en 2001 een bedrag van maximaal ƒ 0,5 miljoen vrijmaken. Daartegenover staat een investering van particuliere eigenaren van ongeveer ƒ 3 miljoen.
3.7 Investeringen in Schiedam-West Noodzakelijke investeringen zijn:
Begin maken Groenelaan in 2000 Afronden ontwikkeling in 2001 Investeringen marktpartijen
2
Actualiseren wijkplan in 2001:
3
Uitvoeren maatregelen van 2002 tot 2005:
135.000.000
100.000 4.000.000 500.000 PM 25.000.000
Investeringen particulieren
3.000.000
Investeringen Woonplus Schiedam
1.000.000
Nieuwland is een herstructureringswijk ‘avant la lettre’ met (eind jaren ’80) 7.100 overwegend flatwoningen, waarvan 80% in de sociale huursector. In 1993 is het integrale Beheerplan Nieuwland vastgesteld. Het doel van dit breed gedragen Beheerplan was het technisch èn sociaal verval tegen te gaan, meer omgevingskwaliteit en koopkracht toe te voegen en verdere sluiting van voorzieningen tegen te gaan. Deze sluiting was het gevolg van de afnemende bevolkingsomvang, de veranderende bevolkingssamenstelling en koopkrachtverlies. Inmiddels zijn 602 overwegend kleine flatwoningen gesloopt en bedrijfsterreinen gesaneerd, zijn 800 koop (voornamelijk eengezins-) en ouderenwoningen (huur) gebouwd en werden 1974 woningen verbeterd en/of aangepast. Voorts is energie gestoken in het oprichten en stimuleren van wijken buurtcentra, het herstructureren van het winkelareaal, het opzetten van (leefbaarheids)activiteiten en verbetering van de woonomgeving. In hoofdstuk 3.2.2. staat globaal de planning woningverbetering en nieuwbouw weergegeven.
100.000
Investeringen marktpartijen
2.000.000
3.5. Nieuwland
250.000
3.000.000
Aanpak West 2002 tot en met 2004:
Investering in ƒ:
Met de gemeentelijk investeringen van ƒ 6,6 miljoen wordt een multiplier effect verwacht van circa ƒ 30 miljoen.
3.000.000
4.000.000
3
Investeringen projectontwikkelaars
250.000
Investeringen particulieren
Wijkontwikkelingsplan in 2001:
Aanpassing inzake geluid en andere milieu-aspecten
Investering in ƒ:
Gemeentelijke investeringen(nieuw)
2
Aanpassing groen
3.6 Investeringen in Schiedam-Zuid Noodzakelijke investeringen zijn:
Lopende projecten in 2000:
Gemeentelijke investeringen
Investeringen in Schiedam-Zuid Voor de jaren 2002 tot en met 2004 zal het investeringsbeleid van gemeente en marktpartijen in Schiedam-Zuid moeten neerkomen op het volgende:
1
1
3.4.3. Schiedam-West De wijk Schiedam-West telt ruim 4.400 woningen en bijna 11.700 inwoners. De wijk dateert evenals de wijken Oost en Zuid voor het grootste deel (98%) uit de jaren '20 en '30. Het zuidelijk deel van de wijk bestaat voornamelijk uit ruime vooroorlogse herenhuizen in de dure koopsector. In hoofdstuk 3.2.2. staat globaal de planning woningverbetering en nieuwbouw weergegeven. Het inkomensniveau is hoog, de werkloosheid laag. In het noordelijk deel van de wijk treffen we meest gestapelde woningen aan die gemiddeld veel kleiner zijn. In sommige delen van de wijk zijn in het verleden in het kader van de stadsvernieuwing grootschalige renovatie en sloop/nieuwbouwprojecten uitgevoerd. Het woningbezit van Woonplus Schiedam is beperkt en nogal verspreid. De wijk heeft te maken met grootschalige funderingsproblemen: 40% van de voorraad is verzakt, waarvan 20% zware verzakkingen. Het inkomen in dit deel van West is vrij laag, de werkloosheid is er meer dan gemiddeld hoog.
De in het voorjaar van 1999 opgestelde Tussenrapportage Nieuwland heeft echter duidelijk gemaakt dat de inspanningen op sociaal-economisch en maatschappelijk gebied geen gelijke tred hebben gehouden met de ingrepen in de gebouwde omgeving. Het Beheerplan wordt thans geactualiseerd.
3.5.1. Regiegroep Sociale Wijkaanpak Nieuwland Talrijke stedelijke en wijkgerichte organisaties en instellingen hebben hun betrokkenheid bij de revitalisering van de wijk Nieuwland uitgedrukt door tijdens brede sessies mee te denken over projecten ter verbetering van de sociale cohesie in de wijk. Het belang van dergelijke sessies is gelegen in het scheppen van momenten waarop ervaringen kunnen worden uitgewisseld, de inzet en de betekenis van verschillende initiatiefnemers voor elkaar helder worden, de activiteiten onderling kunnen worden gecoördineerd en lacunes in de totaalaanpak kunnen worden gesignaleerd. Behoefte aan een grotere continuïteit op dit vlak heeft geleid tot de oprichting van een Regiegroep Sociale Wijkaanpak. In deze regiegroep, waaraan ook de wijkwethouder deelneemt, wordt periodiek gerapporteerd over de voortgang van de diverse projecten en programma's.
Integraal wijkontwikkelingsplan In West is nog niet eerder een wijkplan opgesteld, terwijl de behoefte aan een integrale aanpak van de wijk groot is. In samenwerking met marktpartijen zal Schiedam in 2001 een wijkontwikkelingsplan opstellen waarbij centraal staan: het herstel van de vooroorlogse woningvoorraad, het versterken van groen in de wijk, het aanpassen van woningen die te maken hebben met geluidsoverlast, de aanpak van de openbare ruimte en het versterken van het particuliere bezit. Ook de invloed van de nieuwbouw op de locaties Nieuwe Haven, Westerkade en Houthaven op de grens met Schiedam-Zuid (zie par. 3.4.2) zal bij dit plan betrokken worden. In de jaren 2001 en 2002 zullen in overig West in het kader van VINEX 100 nieuwe woningen aan de voorraad worden toegevoegd. Een aantal belangrijke ontwikkelingen met grote invloed op de investeringen zoals de herontwikkeling van de vrijkomende lokatie na verplaatsing van het ziekenhuis en een mogelijke aanpak van de Slachthuisbuurt zijn voorlopig buiten de planning gehouden.
3.5.2. Wijkontwikkelingsvisie Nieuwland De woningmarkt is sinds het opstellen van het Beheerplan Nieuwland ingrijpend veranderd. Van kwantitatieve woningnood is nog nauwelijks sprake. Uit onderzoek van Woonplus Schiedam naar de marktpositie van haar woningbezit is gebleken dat met name in Nieuwland veel wooncomplexen een kwetsbare positie hebben. Het gaat hier om complexen waar nog geen vernieuwing of aanpassing heeft plaatsgevonden, anderzijds gaat het om complexen die in het kader van het Beheerplan al zijn verbeterd. Woningzoekenden zijn, meer dan in het verleden, kritisch en stellen (hoge) eisen
32
Geraamde investeringen in ƒ
2001
2002
Op peil brengen Nieuwland omgeving Burg. Stulemeijerlaan
1999
2000
330.000
300.000
Ophogen binnenterreinen Nieuwland (diverse)
350.000
400.000
2003
2004 best./nieuw B
350.000
500.000
N
Reconstructie Burg. Van Haarenlaan tussen Vlaardingerdijk en Schaepmansingel
288.000
B
Reconstructie Burg. Van Haarenlaan tussen Nieuwlandplein en Parkweg
100.000
985.000
B
Reconstructie Burg. Van Haarenlaan tussen Parkweg en Plein 40-45
792.000
B
tere variatie in woningtypen.
aan de kwaliteit van de woning en woonomgeving. De huidige grote in- en uitstroom van bewoners ondermijnt de bestaande beperkte samenhang, en frustreert de pogingen om de wijk aantrekkelijk te maken en bewoners vast te houden. Daarom wordt ingezet op het versterken van de sociale cohesie. Die moet aangrijpen op verschillende niveaus van het wijkniveau, en via het buurt- en straatniveau tot op het niveau van het individu. Een belangrijke succesfactor is de mate waarin kader in de wijk, de buurt of de straat beschikbaar is. Op basis van nieuwe inzichten wordt op dit moment een ‘update’ van de wijkontwikkelingsvisie voor Nieuwland opgesteld. Het doel van deze aangepaste visie is het realiseren van een woonmilieu met toekomstwaarde. Dit moet leiden tot een complex- of gebiedsgerichte aanpak, waarbij maatregelen op zowel sociaal, economisch als fysiek terrein worden gecombineerd.
Dit deel van Nieuwland kan een prettig en voor meerdere doelgroepen geschikt woongebied zijn. De eenzijdige bevolkingsopbouw en een bepaald soort bewonersgedrag is een belangrijk punt van aandacht. De dicht op elkaar gebouwde flatblokken hebben een negatieve invloed op de woon- en leefkwaliteit. Ook daar waar gebouwen al technisch verbeterd zijn, komt het voor dat vanwege de beperkte middelen (van zowel bewoners als corporatie) de aangebrachte verbeteringen onvoldoende zijn om de woningen aantrekkelijk te houden.
3.5.5. Investeringen Woonplus Schiedam In de periode van 2000 tot 2005 zal Woonplus Schiedam, uitgaande van de door haar gepresenteerde inzichten en plannen, in Nieuwland ongeveer ƒ 190 miljoen investeren, waarvan ƒ 95 miljoen onrendabel. Voor dit bedrag worden: 1. 1.650 woningen verbeterd (upgrading en mutatiewijzers); 2. 380 woningen gesloopt; 3. 330 woningen gebouwd, waarvan 200 huursector, 130 koopsector; 4. 60 verzorgingsunits gerealiseerd voor Turkse ouderen (nabij Thurlede).
De woningstichting Woonplus Schiedam heeft daartoe inmiddels in drie notities met de titel ‘Kijk op de wijk’ haar visie op de toekomst beschreven. In aansluiting op deze visie wordt door de gemeente aangestuurd op een intensivering van de aanpak van de wijk door middel van een heroriëntatie op het perspectief voor de verdere aanpak. Het is voor de toekomst van de wijk-als-totaal noodzakelijk om herkenbare buurten te scheppen en de buurtgerichte aanpak daarop af te stemmen. In 1997 is Nieuwland bij het ministerie van VROM aangemeld als ‘Stad en Milieu project’. Het project is aangewezen als een van de vijfentwintig experimenten. Ruimtelijke ordening en milieu, en met name wetgeving op de twee terreinen, worden in samenhang met elkaar bekeken. Knelpunten die ontstaan, worden in beeld gebracht en opgelost. Het grootste knelpunt voor ontwikkeling van Nieuwland is de geluidhinder van de rijksweg A20. Oplossingen voor dit probleem, zoals het plaatsen van eegeluidsscherm, worden bekeken.
3.5.6. Op peil brengen en herinrichten woonomgeving Met name de naoorlogse stadsuitbreidingsgebieden zijn zettinggevoelig. De verzakkingen zijn op verschillende plekken zodanig dat dit niet meer kleinschalig kan worden opgelost. In de komende periode moeten daarom bestratingen, rioleringen, kabels en leidingen worden opgehaald en de woonomgeving worden heringericht in delen van de wijken Nieuwland, Groenoord, Spaland en Kethel. In de wijk Nieuwland wordt dit op peil brengen waar mogelijk afgestemd op de herstructureringsmaatregelen en de aanleg van de Beneluxlijn die deze wijk doorsnijdt.
3.5.3. Parkrand 3.5.7. Leefbaarheid
Het vigerende Beheerplan voorziet in een beperkte aanpak van het gebied Parkrand. Dit gebied werd eerder aangeduid als Parkweg-Noord en behelst het gebied ten noorden van de Burgemeester van Haarenlaan. Inmiddels blijkt dit deel van Nieuwland snel achteruit te gaan. Een meer ingrijpende integrale aanpak is noodzakelijk om het verval te keren. In het Beheerplan werd nog uitgegaan van laag-niveau-renovaties en de mogelijkheid tot het bijplaatsen van liften. De veranderende marktomstandigheden maken in combinatie met de huidige, in de ogen van Woonplus Schiedam en de gemeente, ongewenste eenzijdige sociale en economische structuur van dit deelgebied, een verdergaande ingreep noodzakelijk. Over de aard en omvang van de aanpak is inmiddels overleg gestart.
Op individueel en gezinsniveau is er sprake van complexe problemen waar met name huisartsen concreet mee worden geconfronteerd. Voor veel bewoners van Nieuwland ontbreekt een perspectief. Dit is het gevolg van elkaar versterkende belemmeringen van financiële, opvoedkundige, onderwijskundige en gezondheidsgerelateerde aard. Perspectief bieden vereist dan een gecoördineerde aanpak van hulp- en dienstverlenende actoren, die alert zijn op de negatieve èn positieve effecten die afzonderlijke maatregelen op elkaar kunnen hebben. Dit betekent maatwerk en kennis van elkaars mogelijkheden. Wanneer voldoende wijkbewoners zicht hebben op verbetering van hun persoonlijke woon- en leefsituatie, kan een beroep op hun inzet voor buren, straat en wijk kansrijk zijn.
3.5.4. Nieuwland-West Onderwijs Een belangrijke impuls voor de sociale infrastructuur kan het intensieve peuterprogramma hebben. Allochtone kinderen hebben vaak een betere start nodig bij de intrede in groep 3 van de basisschool. In Nieuwland wordt nu aan de verbetering van de startcondities met vier groepen gewerkt (zie hoofdstuk 6). De ideeën rond de Brede School zullen in Nieuwland extra financieel worden gestimuleerd. Vergroten van de onderwijskansen, grotere sociale vaar-
Naast de Parkrand geeft Woonplus Schiedam prioriteit aan NieuwlandWest: het gebied rondom de Goeman Borgesiuslaan. Hier is het grootste deel van de woningvoorraad van Woonplus Schiedam in de wijk gevestigd. In het Beheerplan is de bedoeling verwoord om variatie in de monotone woningbouw te brengen. Deze doelstelling is voor een groot deel al gerealiseerd en wordt na de oplevering van de laatste nieuwbouw in de omgeving van het dr. Wibautplein nog beter. Ook de cijfers bevestigen inmiddels dit beeld, gezien de toename van het aantal eigenaar-bewoners, en de gro-
33
Ontwikkelingsprogramma
3.8 Investeringen in Nieuwland
Ontwikkelingsprogramma
3.9 Investeringen in Groenoord Geraamde investeringen in ƒ
2002
2003
2004 best./nieuw
Op peil brengen Groenoord-Zuid + binnenterreinen
1.260.000
250.000
N
Op peil brengen Bachplein-Zuid
2.000.000
1.085.000
Op peil brengen Groenoord-Zuid 1e fase (zuid)
1999
2000
2001
1.050.000
B
Op peil brengen Groenoord-Midden westelijk deel
N
p.m.
Op peil brengen Groenoord-Noord omgeving Smetanalaan Op peil brengen Groenoord-Midden (2e fase)
N 600.000
670.000
N
p.m.
p.m.
N
800.000
N
Op peil brengen Groenoord-Noord omgeving Verdistraat, Puccinistraat en Rossinistraat (zgn. I-blokjes) Gefaseerde inrichting van een wijkpark in Groenoord-Midden Afbouw/reconstructie Pr. Beatrixlaan nabij bad Groenoord
275.000
digheden bij de kinderen en verbreden van de zorg- en buurtfunctie zullen in het te starten experiment (pilot) belangrijke doelen zijn.
p.m.
N
275.000
B
van Bol'Es. De mutatiegraad is hoog (12%) waardoor hechting aan de buurt en betrokkenheid van de bewoners zich moeilijk ontwikkelt. Onlangs hebben verschillende partijen een convenant afgesloten met het doel het aanzicht van de straten in Groenoord-Zuid te verbeteren en de betrokkenheid van de bewoners bij de buurt te continueren en te stimuleren. Dat gebeurt onder meer door de introductie van leefbaarheidsaandelen. Als bewoners aandeelhouder worden, ontvangen zij een 'Aandeelcertificaat' en een sticker op de brievenbus als bewijs dat zij aandeelhouder zijn. Woonplus Schiedam houdt per maand tien gulden van de huur apart. Dat bedrag wordt in het aandelenfonds gestort. Tijdens de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering wordt met eenvoudige meerderheid van stemmen vastgesteld waaraan het geld wordt besteed. Deze aanpak vereist van bestuurders en professionals een omslag in denken: in plaats van 'klassiek' aanbodsgericht, moeten zij nu vraaggericht kunnen werken. De partners in het Project Leefbaarheid Groenoord-Zuid zijn de Bewonersvereniging Leefbaar Groenoord-Zuid (i.o.), de gemeente Schiedam, politie, Openbare Nutsbedrijven Schiedam (ONS), het Stedelijk Gymnasium, Stichting De Blauwe Brug en Woonplus Schiedam.
3.6. Groenoord De wijk Groenoord is een na-oorlogse wijk met circa 4.700 woningen, waarvan 95% flatwoningen. Van de woningen is 96% in de verhuur terwijl 73% in het bezit is van een corporatie. Aansluitend op de aanpak in Nieuwland is sinds 1997 in breed verband (woningcorporaties, gemeente, bewoners, particuliere verhuurders waaronder Vesteda en anderen) onderzoek en overleg gaande om te komen tot een integrale visie voor de wijk Groenoord.
3.6.1. Wijkontwikkelingsvisie Groenoord De in een breed overleg opgestelde (concept) Wijkontwikkelingsvisie Groenoord 1999-2015 is op dit moment onderwerp van afrondende inspraak en overleg en zal eind 1999 of begin 2000 moeten worden vastgesteld. Overleg over de financiële, juridische en organisatorische samenwerking tussen partijen is nog gaande. Uitkomsten van dit overleg moeten tenminste de uitwerking en uitvoering van de eerste deelprojecten in de periode 20002004 mogelijk maken. Het betreft hier verbouw, aanpassing, milieumaatregelen, sloop, nieuwbouw en maatregelen gericht op verbeteringen in de sociale leefomgeving.
Behalve de maatregelen ten behoeve van de leefbaarheid, zal de herontwikkeling van Groenoord-Zuid in de vorm van vervangende nieuwbouw van woningen in de middeldure en dure koopsector een grotere variatie in de woningvoorraad bieden en het draagvlak voor scholen en de nieuwe geconcentreerde buurtwinkelvoorziening (1.400 m2) vergroten. Voorts wordt geïnvesteerd in scholen, uitbreiding van kantoren en in een party-boederij. De nieuwbouwwoningen zullen worden gebouwd overeenkomstig het Convenant duurzaam bouwen van de Stadsregio Rotterdam (1998). Gezichtsbepalend voor de buurt zijn de semi-openbare binnenterreinen die groene oases gaan vormen in de dichtbebouwde wijk. Om de invloed van geluidsoverlast (A20 en A4) te verkleinen is in overleg met een geluidsadviseur het stedenbouwkundige plan zo uitgewerkt dat er kan worden voldaan aan de aangepaste Wet geluidshinder 1999. De planopzet en -organisatie gebeurt in nauwe samenwerking tussen Woonplus Schiedam, de gemeente Schiedam, de klankbordgroep van gezamenlijke bewonersorganisaties en andere belanghebbenden. Het plan maakt onderdeel uit van de totaalvisie voor de gehele wijk Groenoord.
Uitgangspunten van de Wijkontwikkelingsvisie zijn: • het behouden en stimuleren van de sterke betrokkenheid van de bewoners bij de wijk; • creëren van een meer gedifferentieerd woningaanbod dat is afgestemd op de woonwensen van de huidige en toekomstige bewoners, waardoor het ook mogelijk wordt om binnen de wijk naar een ander type woning door te stromen en sociale verbanden in stand te houden; • verbeteren van de woonomgeving (groen en verkeer); • verhogen van de veiligheid in en rondom de woning en in het openbaar gebied; • behouden, aanpassen en waar nodig verbeteren van de spreiding van de voorzieningen, waaronder de mogelijke herallocatie van scholen. Het plan richt zich op behoud en verbetering van de woon- en leefkwaliteit van de wijk. Belangrijke instrumenten zijn het bieden van passende huisvesting voor ouderen, het toevoegen van koopeengezinshuizen en -appartementen en de verkoop van flatwoningen. Het plan is opgebouwd uit meerdere deelplannen. Naast sloop/nieuwbouw, renovatie en verbouwplannen gaat het om een sociaal plan (inclusief woonruimteverdeling), plannen voor de woon- en leefomgeving, verbetering van de verkeersstructuur en parkeergelegenheid, voorstellen voor de herstructurering van de winkelvoorziening en de uitbreiding van de dienstverlening aan met name ouderen. Deze plannen sluiten aan op eerdere initiatieven tot herstructurering van het onderwijsaanbod, maatregelen gericht op jongeren en de opzet van een wijkservicepunt (beheer en toezicht).
3.6.2. Uitvoering De uitvoering bestaat uit een eerste fase van 2000 tot 2007 en na een herijking in 2008 uit een tweede fase van 2008 tot 2015. De eerste fase omvat: 1. sloop/nieuwbouw van 401-448 woningen; 2. aanpassing voor ouderen van 487 woningen; 3. verbetering bij mutatie van 527 woningen; 4. ingrijpende verbetering van 70 woningen; 5. verkoop van 630 woningen. De nieuwbouw betreft de bouw van eengezinswoningen, maisonnettes, patiowoningen, appartementen en woningen gecombineerd met kantoor of bedrijfsruimte. Circa 16% van de nieuwbouw bevindt zich in de goedkope huursector. Voorts wordt uitgegaan van de inrichting van een wijkpark en
Groenoord-Zuid Groenoord-Zuid is een wijk met 423 woningen, over het algemeen portiekwoningen zonder lift. De wijk grenst aan de Churchillweg en de Laan
34
Sveaparken is gelegen aan de rondweg in Schiedam-Noord die twee verbindingen heeft met het zuidelijk stadsdeel. Deze rondweg zorgt voor een vlotte doorstroming van verkeer richting Schiedam-Centrum en de A20. Openbaar vervoer bestaat nu nog uit bus en tram (halte in Spaland). In de toekomst wordt de tramlijn doorgetrokken naar het nieuw te ontwikkelen NS-station Schiedam-Kethel aan de lijn Rotterdam-Den Haag. In aansluiting op Sveaparken zullen nabij dit station nog 200 à 300 woningen en enige (geluid)afschermende kantoorbebouwing worden gerealiseerd. De bouwplannen hiervoor starten rond 2002 en maken deel uit van het Vinex-deelconvenant.
3.6.3. Investeringen Woonplus Schiedam In de periode 2000 tot 2005 heeft Woonplus Schiedam de intentie in Groenoord ƒ 123 miljoen te investeren, waarvan ƒ 36 miljoen onrendabel. Het gaat om de verbetering van 950 woningen, de sloop van 300 woningen en de bouw van 320 woningen, waarvan 70 in de huursector en 250 in de koopsector. In diezelfde periode zal Woonplus Schiedam 375 woningen verkopen, waardoor de onrendabele investeringen in deze wijk naar ƒ 21 miljoen kunnen worden teruggebracht. De huurders van de te slopen of ingrijpend te verbeteren woningen krijgen een tegemoetkoming in de verhuiskosten. Dit betekent dat in Groenoord een bedrag van naar raming ƒ 3 miljoen extra nodig is. In overleg zal worden vastgesteld welk deel daarvan uit andere middelen beschikbaar wordt gesteld. Ook in Groenoord zal een aanzienlijk bedrag door Woonplus Schiedam worden geïnvesteerd in de leefbaarheid van de wijk. Het gaat vooralsnog om een bedrag van ongeveer ƒ 3 miljoen.
3.8. Woonwagenstandplaatsen Na het intrekken van de Woonwagenwet blijft thans nog voor Schiedam een taakstelling voor benodigde woonwagenstandplaatsen gelden. Nader onderzoek en overleg kunnen leiden tot het oordeel dat Schiedam nog 15 plaatsen moet realiseren. In dat geval biedt Spaland-West daarvoor een mogelijkheid. De kosten die hieruit voortkomen bestaan uit: • de grondkosten, • kosten voor de wagens zelf, • kosten ten behoeve van het onderheien, • de nutsvoorzieningen en • het exploiteren van het woonwagencentrum.
3.6.4. Op peil brengen en herinrichten woonomgeving Net als Nieuwland en Schiedam-West is Groenoord zettingsgevoelig. In de periode 2000 tot 2005 moeten bestratingen, rioleringen, kabels en leidingen op het gewenste peil worden gebracht en kan de omgeving worden heringericht.
Voor 15 standplaatsen bedragen de kosten ƒ 2.185.000. Hiervan is volgens de huidige regelingen ƒ 450.000 subsidieerbaar.
3.9. Funderingsproblematiek 3.7. Sveaparken
De vertegenwoordigers van Schiedam en drie andere steden hebben met staatssecretaris Remkes op 5 juli 1999 de afspraak gemaakt dat zij hem uiterlijk op 1 november 1999 middels het MOP zullen informeren over de funderingsproblematiek en de benodigde financiële inspanning in de periode 2000-2004. Voor zover er sprake is van een substantiële problematiek, die niet door eigenaren en gemeente gezamenlijk kan worden opgelost, is een rijksbijdrage in het vooruitzicht gesteld.
In juli 1999 is de eerste paal geslagen voor de nieuwe wijk Sveaparken in Schiedam-Noord. Deze laatste (Vinex-)stadsuitbreiding is ontwikkeld naar een Zweeds woonconcept met gevarieerde woningbouw, milieubewust- en duurzaam bouwen, veel groen en water en een autoluw karakter. Doel: meer woon- en leefkwaliteit realiseren en koopkracht voor de stad behouden (doorstroming) of nieuwe koopkracht aantrekken. Sveaparken krijgt in totaal 1.035 woningen verdeeld over vier buurten, waarvan 200 goedkope woningen. De eerste woningen komen medio 2000 beschikbaar, de laatste medio 2004. De wijk Sveaparken wordt door drie projectontwikkelaars en de gemeente gezamenlijk gerealiseerd. Daartoe is een samenwerkingsovereenkomst gesloten en een grondexploitatiemaatschappij opgericht.
3.9.1. Omvang van de funderingsproblematiek De omvang van de funderingsproblematiek kwam in beeld ten tijde van de aanpak van de stadsvernieuwing. De problematiek was bepalend bij de keuze voor herstellen of slopen. In deze periode werden een groot aantal funderingsonderzoeken gedaan en vond in beperkte mate funderingsherstel plaats. Bovendien werd bij de inventarisatie naar de kwaliteit van de woningvoorraad bevestigd dat er op grote schaal funderingsproblemen bestaan. De KWR-inventarisatie van de vooroorlogse woningvoorraad maakte zichtbaar dat woningen in de koopsector de grootste funderingsgebreken vertonen (45%), gevolgd door de woningen in de particuliere huursector (37%) en woningen in de sociale sector (22%). Funderings- en peilbusonderzoeken in onder meer de wijken Oost en West tonen aan dat de fundering voor ongeveer eenderde deel van het jaar droog staan, wat aantasting van het bovenste gedeelte van de fundering tot gevolg heeft. Uit gemeentelijk KWR-onderzoek en onderzoek in stadsvernieuwingsprojecten blijkt dus een aanzienlijk probleem met de funderingen te bestaan, dat zich kenmerkt door grootschaligheid, complexiteit en urgentie.
De architectuur van de woningen is afwisselend maar goed op elkaar afgestemd. Verschillende materialen worden door elkaar gebruikt: hout, stucwerk en in kleur gevoegd metselwerk. Het groene karakter wordt versterkt door de diepte van de privé-tuinen beperkt te houden tot vijf à zes meter en alleen lage tuinafscheidingen toe te staan. De tuinen sluiten aan op (semi-) openbaar gebied, zodat de tuinen en het openbaar gebied als één grote groene ruimte worden ervaren. Behalve de ruimtelijke waardering wil men met deze opzet op een natuurlijke manier de sociale samenhang in de buurt extra kansen geven en verschijnselen als overlast, onveiligheid en vandalisme tegengaan. In Sveaparken zullen ongetwijfeld veel jonge gezinnen gaan wonen. Voorzieningen van onderwijs en kinderopvang zijn al aanwezig nabij de wijk c.q. worden in de wijk nog gebouwd.
Grootschaligheid Bij 1.600 panden in met name de gestapelde vooroorlogse woningvoorraad zijn funderingsproblemen geconstateerd. Van nog eens 4.300 woningen zijn de funderingen verdacht.
De straten en paden in de wijk lopen niet recht maar slingeren tussen de woningen, het groen en het water door. Afgezien van het intieme karakter dat hierdoor ontstaat, wordt het hardrijden met auto's op een natuurlijke manier tegengegaan. Het wegprofiel is zo smal dat langs de stoeprand niet kan worden geparkeerd. Parkeren gebeurt op het eigen erf of op gemeen-
Complexiteit 1; feitelijke problemen: 1. droogstand, waardoor verrotting optreedt van jukken en kespen;
35
Ontwikkelingsprogramma
schappelijke parkeerterreintjes aan de rand van de buurt. Ook zijn er collectieve parkeergarages.
zal een servicepunt met serviceteam worden opgezet. Bovendien worden in samenwerking met belanghebbenden afspraken gemaakt over een intensivering van het beheer van de woningen en woonomgeving. Knelpunt in de ontwikkeling is de geluidhinder van rijksweg A20. De woningbouwmogelijkheden in de aangrenzende A4-corridor met een capaciteit van ongeveer 600 woningen zijn hier nog buiten beschouwing gelaten, maar bieden goede nieuwe mogelijkheden voor herstructurering. Voor het noodzakelijke geluidsscherm langs de A20 en het Kethelplein wordt verwezen naar hoofdstuk 12, paragraaf 12.4.
Ontwikkelingsprogramma
3.10 Planning funderingsherstel particuliere woningvoorraad 2000
2001
2002
2003
2004
Tot. 2000-2004
2005-2010
2010-2020
Totalen
Aantallen Oost
20
80
50
50
30
230
85
70
385
Aantallen West
20
20
40
60
80
220
180
220
620
Aantallen Zuid
20
40
60
120
81
65
266
Aantallen Centrum
20
20
20
20
30
110
45
45
200
Aantallen overig
30
40
70
60
40
170 440
1641
21.996.973
74.308.889
Aantallen totaal Gem.investeringen p.w./mon.
60
120
130
200
240
750
451
38.800
39.964
41.163
42.398
43.670
46.290
49.993 20.876.757
Totale investeringen
2.328.000
4.795.680
5.351.180
8.479.562
10.480.738
31.435.159
Bijdragen eigenaren
647.184
1.333.199
1.487.628
2.357.318
2.913.645
8.738.974
Bijdragen Gemeente (8% ISV)
504.000
504.000
504.000
504.000
504.000
2.520.000
15.000
25.000
25.000
25.000
25.000
115.000
1.191.816
2.983.481
3.384.552
5.643.243
7.088.093
20.291.185
Proces/onderzoekskosten Kosten excessief
2. aantasting van palen, door onder meer larven; 3. onvoldoende draagkracht van de paalfundering, door het inklinken van veenlagen; 4. in grote gebieden ontbreken van paalfundering; 5. in combinatie optreden van bovenstaande problemen.
de omdat de overlap tussen investeringen in funderingsherstel en in de stadsvernieuwing beperkt is. Funderingsherstel gebeurt nogal eens op plaatsen waar al eerder vanuit het stadsvernieuwingsfonds werd geïnvesteerd. Ook moet nu in buurten worden geïnvesteerd, die zonder funderingsproblemen pas veel later aan de beurt zouden zijn gekomen.
In de omgeving van onder meer de Vlaardingerdijk bevinden zich op palen gefundeerde panden die recht tegenover op 'staal' gefundeerde panden staan. De panden op staal zakken weg door inklinkend veen. In de Potgieterstraat is inmiddels een hoogteverschil ontstaan van 1.20 meter. Om sloop te vermijden, worden in de kruipkelders van de wegzakkende panden waterbakken aangelegd, zodat het grondwater niet in de woning komt. De droogstand veroorzaakt aan de overkant van de straat echter verrotting van de paalfunderingen van de niet-wegzakkende huizen.
3.9.3. Ondersteuning van het Rijk Al geruime tijd probeert het Stedenoverleg Funderingsproblemen, samen met de VNG, bij de staatssecretaris van het ministerie van VROM erkenning te vinden voor de funderingsproblematiek. Met name Haarlem, Zaanstad, Gouda, Dordrecht en Schiedam hebben laten weten dat herstel aan de funderingen de budgetten voor de nog grote stadsvernieuwingsopgave onevenredig zou belasten. Met name voor Schiedam geldt dat de achterstanden in de stadsvernieuwingsopgave zeer groot zijn. In de pleitnota van april 1999 heeft het Schiedamse stadsbestuur de staatssecretaris verzocht voor de periode 2000 tot en met 2004 een bedrag van circa 18 miljoen gulden vrij te maken. Dit bedrag kan door particulieren en gemeente gezamenlijk niet worden opgebracht. Toch moet dit noodzakelijk worden geïnvesteerd om de problemen in delen van de vooroorlogse woningvoorraad aan te pakken.
Complexiteit 2; eigendomssituatie: De eigendomssituatie in de gestapelde bouw is sterk versnipperd. De meeste eigenaren blijken weinig kapitaalkrachtig. Aangezien funderingsherstel in de particuliere voorraad altijd straatgericht moet plaatsvinden, zijn er telkens veel eigenaren bij de oplossing van het probleem betrokken. Het tijdsbeslag en de onderhandelingskosten om over de aanpak overeenstemming te bereiken, zijn daarom hoog.
3.9.4. De aanpak op de korte termijn Voor de periode 2000 tot en met 2004 wil Schiedam, inclusief de lopende projecten, 750 woningen aanpakken. De meest urgente locaties zullen waar mogelijk wijkgericht worden aangepakt. Uitgaande van de wijkcarrousel gaat het in Oost om de Professor Kamerlingh Onneslaan en de Singelbuurt. In West gaat het om de Burgemeester Knappertlaan, het Rubensplein, de Rembrandtlaan en de Alberdink Thymstraat en omgeving. In Zuid betreft het de Lange Nieuwstraat, de Westerkade en de Nieuwe Maasstraat en omgeving. Een daadkrachtige aanpak van de 1.641 bekende ernstige funderingsgevallen betekent dat herstel aan 750 woningen nog vóór de aanvang van de tweede ISV-periode in gang zal zijn gezet. Als wordt uitgegaan van gemiddeld ƒ 40.000 aan herstelkosten per woning, is met funderingsherstel een investeringsbedrag gemoeid van globaal 30 miljoen gulden. Hiervan is naar raming ongeveer 7,5 miljoen afkomstig uit de particuliere sector. De gemeentelijke investeringen zullen circa 2,5 miljoen gulden bedragen. Dat laat op de korte termijn een substantieel tekort zien van circa 20 miljoen gulden; 2 miljoen meer dan eerder werd berekend.
Urgentie door sociale problematiek Funderingsproblemen met een omvang zoals in Schiedam ondermijnen het aanzien van hele buurten en wijken. Eigenaren worden onzeker over de toekomst en stellen de investeringen in het onderhoud uit. In veel gevallen proberen zij probleemwoningen te verkopen. Als niet tijdig wordt ingegrepen ontstaat een negatieve spiraal. Funderingsproblematiek is daarom niet alleen een technisch probleem, maar in veel gevallen ook een sociaal probleem. Maatschappelijk probleem De verantwoordelijkheid voor herstel ligt in eerste instantie bij de eigenaren en in tweede instantie bij de gemeente. De benodigde particuliere investeringen zijn in Schiedam echter door veel eigenaren niet op te brengen. Ook de gemeente ziet geen kans de noodzakelijke aanpak te bekostigen uit de middelen van het stadsvernieuwingsfonds of uit de reguliere ISV-gelden die vanaf het jaar 2000 beschikbaar komen. In feite is sprake van een excessief financieel tekort. Met de VNG kan dan ook worden geconstateerd dat in Schiedam sprake is van een groot maatschappelijk probleem, dat zonder financiële verantwoordelijkheid van het Rijk niet beheersbaar is.
3.9.5. De aanpak op de middellange termijn In de periode 2005 tot en met 2009 zal de versnelde aanpak van de funderingsproblematiek uit de eerste ISV-periode worden doorgezet. Rekening houdend met enige uitval zullen in de tweede ISV-periode eveneens 750 woningen worden aangepakt. Evenals in de eerste ISV-periode is een substantiële rijksbijdrage van circa 20 miljoen gulden noodzakelijk.
3.9.2. Relatie met de stadsvernieuwing Er bestaat maar een beperkte relatie tussen de bovengenoemde investeringen en het stadsvernieuwingsgeld. Ten eerste omdat in het sv-fonds met de funderingsproblematiek maar zeer beperkt rekening is gehouden. In de berekening van de totale stadsvernieuwingsopgave in het kader van Belstato zijn de problemen met funderingen niet meegerekend. En ten twee-
3.10. Functiemenging en intensief grondgebruik 3.10.1. Hoge concentratie van menselijke activiteit.
36
het scheiden van werk- en woonfuncties waar deze elkaar niet verdragen. Milieuhinderlijke activiteiten worden naar meer geschikte locaties verplaatst; het behouden en stimuleren van winkels, horeca en diensten op strategische locaties in de wijken en bij knooppunten van verkeer en vervoer. het waar mogelijk in naoorlogse wijken, en met name op het maaiveldniveau in de onderbouw van hoge woongebouwen, bieden van kleine kantoor-, bedrijfs-, praktijk- of atelierruimten.
•
•
3.10.3. Intensief en meervoudig grondgebruik. Het Schiedamse beleid richt zich al geruime tijd op intensieve benutting van de schaarse ruimte. Daar waar mogelijk en uit een oogpunt van woon- en leefkwaliteit verantwoord wordt verdere verdichting nagestreefd. Op andere locaties in de stad wordt ruimte gelaten voor sport, recreatie en groen. Steeds op zorgvuldig gekozen locaties en in stedelijke zones (i.v.m. locatiekwaliteit, de bereikbaarheid en de afstand tot het wonen) en waarbij bundeling en meervoudige bruikbaarheid en kwaliteit de voorkeur heeft boven versnippering. Zie ter zake ook het stedelijk Groenstructuur plan.
3.10.2. Functiemenging. Menging van wonen, werken en verzorging is in Schiedam in hoge mate realiteit. Niet zozeer door menging van wonen en werken in woongebieden, maar door het grote oudstedelijke gebied rond de binnenstad met traditionele functiemenging en de geringe afstanden tussen woon- en werkgebieden. Desondanks is de inzet gericht op het instandhouden en waar mogelijk bevorderen van een verdere menging, voor zover de milieu- en omgevingskwaliteit daardoor niet wordt geschaad. De beleidsdoelen daarbij zijn het beperken van de mobiliteit, efficiënt grondgebruik, het vergroten van de toegankelijkheid van de arbeidsmarkt (dagindeling en zorg + arbeid), jobcreation en het vergroten van de stedelijke kwaliteit (diversiteit, ambiance en veiligheid).
Dubbel grondgebruik richt zich voornamelijk op het concentreren van parkeren in garages, de bundeling van functies (w.o. wonen boven scholen en kinderopvang), de ondergrondse metrobouw en (het streven naar) de aanleg van een busstation boven de stationshal. Schiedam ondervindt daarbij evenwel de kostenverhogende gevolgen van de hoge grondwaterstand en de vrijwel overal in de oude stad voorkomende bodemverontreiniging. Aanleiding voor veel investeerders en opdrachtgevers (ook regio, rijk en provincie!) om af te zien van ondergronds bouwen. Desondanks richt het beleid zich op intensief en waar mogelijk en nodig dubbelgrondgebruik. Voorbeelden daarvan zijn het oplossen van de te verwachten parkeerdruk in het noordwestelijk deel van de binnenstad, de ontwikkeling van de stations- en kantorenlocatie Schiedam-centrum/Schieveste en de beoogde woningbouw en groen- en recreatievoorzieningen ter plaatse van het tracé van de A4-noord.
Het beleid richt zich, zoals ook in de Stadsvisie en in par. 4.5. van dit MOP is aangegeven, op: • het in overeenstemming brengen van het aanbod aan winkelruimte met de toekomstige vraag en het benutten van vrijkomende ruimte voor dienstverlening, kantoor-aan-huis en bedrijfs-, praktijk- en atelierruimte;
3.11 Overzicht geraamde kosten Volkshuisvesting, herstructurering en stadsvernieuwing Volkshuisvesting, herstructurering en stadsvernieuwing
2000
2001
2002
2003
2004
dekking
3.2.5. Monumenten Aandacht voor kerken Grote kerk;restauratie:dekking:beroep op kanjerfonds Rijk
5.500.000
Kanjerfonds Rijk
8.000.000
Kanjerfonds Rijk
(Lange) Havenkerk en Jacobuskerk;restauratie:dekking: beroep op kanjerfonds Rijk Subsidie monumentenzorg ministerie van OC & W(subsidies BRRM 1999-2004 van in totaal 2.344.137,-; subsidiestroom loopt via het nationaal restauratiefonds: zie bijlage 13, 1999 en 2000 Samengeteld
870.589
401.481
398.029
437.019
237.019
100% subsidie via regeling BRRM;subsidie stroom via Nationaal Restauratiefonds
Stadhuis Grote Markt;kolom later opgeteld bij 2004
200.000
875.000
875.000
875.000
2.175.000
650.000
681.000
1.010.000
1.345.000
1.670.000
MJB post 99027
Stadsvernieuwing: monumenten en beeldbepalende panden; zie bijl.13,1999 en 2000 samengeteld;niet gedekt
In begroting 2000 VROM functie 821.03 is 300.000 geraamd t.l.v s.v. fonds
Idem gedekt:zie mjb post 54111
250.000
250.000
250.000
250.000
250.000
20.000
20.000
20.000
20.000
20.000
3.2.6. Duurzame bouw en stedenbouw Plaatsing zonneboilers;gemeentelijke subsidie van 500,-; jaarlijkse budget is 20.000,-.Per jaar subsidiering van maximaal 40 zonneboilers mogelijk.Raadsbesluit VR 55/280699. Betekent ruwweg: tweederde kosten voor de bewoner en eenderde gesubsidieerd.
Bij VR 55 raad 280699 is structureel 20.000,beschikbaar gesteld vervolg op blz.36
37
Ontwikkelingsprogramma
•
Schiedam herbergt op een beperkt grondgebied een groot aantal functies. Zij staat daarmee na de vier grote steden op de vijfde plaats in Nederland als het gaat om de zogenaamde CBS omgevingsadressendichtheid. Dit is de mate van concentratie van menselijke activiteiten per eenheid grondoppervlak. Wat ook nog eens blijkt uit de plaats die Schiedam, samen met slechts twee andere Gsb-gemeenten (Amsterdam en Den Haag), in de top10 van Nederland inneemt als het gaat om de bevolkingsdichtheid en de woningdichtheid. Beide zijn maatstaf voor de stedelijkheid. Feiten die bij slechts weinigen bekend zijn, maar die de aanpak van de Schiedamse stedelijke problematiek zeer compliceren. Het gaat in Schiedam immers om noodzakelijk te nemen maatregelen in een zogenaamde 'gesloten vat' situatie. Vrijwel geen vrije ruimte beschikbaar en daarmee onvermijdelijk een vernieuwingsaanpak met hoge proces- en uitvoeringskosten.
Ontwikkelingsprogramma
(vervolg)
2000
2001
2002
2003
2004
160.000
160.000
160.000
160.000
160.000
dekking
3.3. Binnenstad 3.3.3. Wonen Wonen boven winkels
In begroting 2000 VROM op functie 821.03 is 65.000,- geraamd t.l.v.
3.3.6 Herinrichting openbare ruimte,groen en water s.v fonds Kwaliteitsverbetering binnenstad: Herinrichting Dam/Korenbeurs
145.000
idem: dekking mjb 2000-2004 post 21008
Geen dekking 630.000
MJB post 21008
1.500.000
1.500.000
1.500.000
investeringen particulieren: 8 milj= per jaar 2 miljoen
2.000.000
2.000.000
2.000.000
2.000.000
Geen dekking Particulieren
investeringen marktpartijen: 6 milj= per jaar 1,5 miljoen
1.500.000
1.500.000
1.500.000
1.500.000
Marktpartijen
100.000
100.000
100.000
100.000
3.4.2. Schiedam-Zuid Integraal hondenbeleid.Begin 2000 evaluatie. Structureel is voor Zuid een bedrag beschikbaar van 100.000,-.Voor uitbreiding naar andere wijken zijn additionele middelen nodig.
100.000
In begroting 2000 VROM op funkt. 723.99 geraamd
Investeringen in Schiedam-Zuid 1.Economische impuls Groenelaan.Met behulp van actief beheer,stimuleringsmaatregelen en aanschrijvingsbeleidl zal de gemeente voor de jaren 2000 en 2001 een bedrag van ƒ 500.000 vrijmaken investeringen marktpartijen 3 miljoen= 1,5 milj per jaar
250.000
250.000
1.500.000
1.500.000
2.Actualiseren wijkplan in 2001
-
Geen dekking Marktpartijen
100.000
-
Geen dekking
3.Uitvoeren maatregelen van 2002 tot en met 2004: gemeentelijke investeringen: 3 milj= 1 milj. per jaar
1.000.000
1.000.000
1.000.000
Geen dekking
investeringen particulieren: 4 milj= 1,3 milj. per jaar
1.300.000
1.300.000
1.300.000
Particulieren
45.000.000
45.000.000
45.000.000
Marktpartijen
investeringen marktpartijen 135 miljoen= 8,3 milj per jaar 3.4.3. Schiedam-West Investeringen in West 1.Lopende projecten in 2000.
2.000.000
2.Wijkontwikkelingsplan in 2001
S.V. fonds 100.000
Geen dekking
3.Aanpak West 2002 tot en met 2004: gemeentelijke investeringen: 4 milj = 1,3 milj. per jaar
1.300.000
1.300.000
-
-
1.300.000
Geen dekking
investeringen projectontwikkelaar:25 milj =8,3 milj.per jaar
8.300.000
investeringen particulieren: 3 milj. = 1 milj. Per jaar
1.000.000
8.300.000
8.300.000
Marktpartijen
1.000.000
1.000.000
300.000
300.000
300.000
Woonplus Schiedam
38.000.000
38.000.000
38.000.000
38.000.000
Woonplus Schiedam
330.000
300.000
aanpassing inzake geluid en andere milieu-aspecten: p.m
investeringen Woonplus Schiedam:1 milj= 0,3 milj.p. jaar
Particulieren
3.5 Nieuwland 3.5.5. Investeringen Woonplus Schiedam In de periode 2000 tot en met 2004 zal Woonplus Schiedam in Nieuwland ongeveer 190 miljoen investeren waarvan 95 miljoen onrendabel. Per jaar 190/5 = 38 milj.
38.000.000
3.5.6. Op peil brengen en herinrichten woonomgeving Op peil brengen Nieuwland omgeving Burg.Stulemeijerpl. Ophogen binnenterreinen Nieuwland(diverse)
-
350.000
Geen dekking
-
-
400.000
350.000
MJB post 21001 p.m. 500.000
Geen dekking
Reconstructie Burg.van Haarenlaan tussen Vlaardingerdijk en Schaepmansingel
288.000
MJB post 21002
Reconstructie Burg.van Haarenlaan tussen Nieuwlandplein en Parkweg
100.000
985.000
MJB post 21003
Reconstructie Burg. Van Haarenlaan tussen Parkweg en Plein 40-45
792.000
MJB post 21004
3.6 Groenoord 3.6.3. Investeringen Woonplus Schiedam In de periode 2000 tot en met 2004 zal Woonplus Schiedam in Groenoord 123 miljoen investeren waarvan 21 miljoen onrendabel. Per jaar 123/5 = 24,6milj. leefbaarheid van de wijk. 3 milj. = per jaar 0,6 milj.
24.600.000
24.600.000
24.600.000
24.600.000
24.600.000
600.000
600.000
600.000
600.000
600.000
1.260.000
250.000
Woonplus Schiedam Geen dekking
3.6.4. Op peil brengen en herinrichten woonomgeving Projecten Groenoord Op peil brengen Groenoord-Zuid 1e fase
1.050.000
MJB post 21005
Op peil brengen Groenoord-Zuid + binnenterreinen
38
Geen dekking
2000
2001
Op peil brengen Bachplein (2e fase)
2002
2003
2004
pm
pm
pm
600.000
670.000
Op peil brengen Groenoord-Midden westelijk deel
dekking tlv. Grondexploitatie Geen dekking: 2002 p.m
Op peil brengen Groenoord-Noord omgeving Smetenalaan Op peil brengen Groenoord-Midden ( 2e fase)
Geen dekking 2003 en 2004 p.m
Op peil brengen Groenoord-Noord omgeving Verdistraat, Puccinistraat en Rossinistraat(zgn. I-blokjes)
800.000
Afbouw/reconstructie Pr. Beatrixlaan nabij bad Groenoord.
275.000
275.000
Geen dekking;2003 p.m MJB post 21006
3.8. Woonwagenstandplaatsen Realiseren 15 standplaatsen in Spaland-West Volgens de huidige regelingen is 450.000,- subsidieerbaar
1.735.000
Geen dekking
450.000
Subsidie Rijk
waardoor de netto-investering 1.735.000,- wordt 3.9. Funderingsproblematiek Voor de periode 2000 tot en met 2004 750 woningen x 40.000,- per woning is globaal 30 miljoen. Investering eigenaren
647.184
1.333.199
1.487.628
2.357.318
2.913.645
eigenaren
investering gemeente ( 8% ISV)
504.000
504.000
504.000
504.000
504.000
gemeente gemeente
proces/onderzoekskosten
15.000
15.000
15.000
15.000
15.000
noodzakelijke bijdrage rijk
1.191.816
2.893.481
3.384.552
5.643.243
7.088.093
600.000
600.000
600.000
600.000
rijksbijdrage
Voor de periode 2005-2010 geldt eenzelfde opstelling (rijksbijdrage ongeveer 20 miljoen en 750 woningenVoor de periode 2010-2020 idem In totaal zijn bij 1600 panden funderingsproblemen geconstateerd. Van nog eens 4300 woningen zijn de funderingen verdacht. 3.2.4. Lopende verplichtingen die voortvloeien uit de Stadsvernieuwingsperiode Uitvoering beheerplan Nieuwland
Tot 2003 VR 108/1993 Geen dekking; 2000 s.v
Particuliere woningverbetering
1.920.000
1.920.000
1.920.000
1.920.000
1.920.000
Geen dekking; 2000 s.v
Overhead c.q uitvoeringskosten
1.400.000
1.400.000
1.400.000
1.400.000
1.400.000
Geen dekking; 2000 s.v
Totaal geplande uitgaven hoofdstuk 3 AF: rijksbijdrage Dekking in begroting Dekking in mjb Dekking marktpartijen
107.958.589 147.763.161 156.444.209 159.026.580 114.022.757 15.141.816
2.893.481
3.384.552
5.643.243
120.000-
120.000-
120.000-
120.000-
7.088.093120.000-
1.500.000
3.210.000
2.585.000
1.325.000
2.425.0009.800.000-
1.500.000-
48.000.000- 54.800.000-
54.800.000-
Dekking particulieren/eigenaren
12.647.184-
16.633.199- 17.787.628-
18.657.318- 17.913.645-
Woonplus Schiedam
65.100.000-
65.100.000- 65.400.000-
65.400.000- 65.400.000-
Niet gedekt zonder inzet Gsb-middelen Gsb stadseconomie fysiek; nummer 2 Gsb ISV + lokale milieuhinder; nummer 10 Subsidies monumentenzorg; nummer 13;zie ook 3.2.4 Stadsvernieuwing;alleen 2000 en 2001 ; nummer 12 Herstructurering woningvoorraad; nummer 14 Per saldo geen dekking
11.949.589
11.806.481
12.367.029
13.081.019
200.000-
200.000-
400.000-
600.000-
800.000-
1.200.000-
5.000.000-
5.600.000-
8.600.000-
8.500.000-
870.589-
401.481-
398.029-
437.019-
237.019-
4.500.000-
1.200.0005.969.000
3.444.000
1.739.000
400.000-
500.000-
4.779.000
4.505.000
39
11.276.019
Ontwikkelingsprogramma
(vervolg)
Ontwikkelingsprogramma
40
4
Economie en werkgelegenheid Maximaal uitbuiten van de economische kernkwaliteiten Op grond van negatieve ervaringen uit het verleden met economische specialisatie en de gevolgen van een eenzijdige werkgelegenheidsstructuur, kiest Schiedam voor diversificatie van de werkgelegenheid. Het economisch (her)ontwikkelingsbeleid richt zich daarbij op herstructurering van verouderde bedrijfsterreinen en optimale benutting van locatiekwaliteiten en locatievoordelen. 4.1.
Analyse van de economische situatie
Het behoud van werkgelegenheid, het verplaatsen en bieden van kansen voor in de stad gevestigde bedrijven en het aantrekken van nieuwe bedrijven krijgen hierbij gelijke aandacht. Doel van alle activiteiten die op het terrein van de economische ontwikkeling van de stad worden ondernomen (zie paragraaf 4.3 en verder), is het scheppen van werkgelegenheid, onder andere voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt en het versterken van de economische infrastructuur. Door deze activiteiten moet het aantal arbeidsplaatsen in Schiedam van circa 24.500 in 1998 groeien naar 27.000 in 2004 en 30.000 in 2010. Deze doelstellingen zijn enerzijds gebaseerd op de verwachte totstandkoming van arbeidsplaatsen op kantoorlocaties en bedrijfsterreinen en anderzijds op de verwachte werkgelegenheid in die sectoren waar kansen en potenties voor Schiedam liggen. In deze perioden worden diverse kantoorlocaties en bedrijfsterreinen uitgegeven en geherstructureerd. De berekening van het aantal verwachte arbeidsplaatsen is mede gebaseerd op de ervaring met de gerealiseerde gemiddelde dichtheid aan arbeidsplaatsen op de reeds ontwikkelde bedrijfsterreinen en kantoorlocaties. Daarnaast liggen er voor Schiedam kansen op het gebied van handel, dienstverlening, verzorging, toerisme en recreatie.
De kern van de economische problematiek in Schiedam wordt deels gevormd door een stagnerende ontwikkeling van de werkgelegenheid (1). Eind jaren zeventig zijn veel arbeidsplaatsen verloren gegaan door bedrijfssluitingen in de scheepsbouw en de metaal. Door een combinatie van een laag scholingsniveau, langdurige werkloosheid en een beperkt lokaal en regionaal aanbod aan laag gekwalificeerde arbeidsplaatsen, is er sprake van een hoge en structurele werkloosheid onder grote groepen werkzoekenden (40% van het cliëntenbestand van Sociale Zaken). Voor deze groepen werkzoekenden is bijna geen perspectief om aan een betaalde baan te komen. Door de lange duur van de werkloosheid is er voor de betrokken groepen sprake van structurele inkomenstekorten. Tevens worden de ontplooiingsmogelijkheden van de met deze groepen verbonden huishoudens over langere termijn belemmerd. Dit schept het gevaar van 'generatie op generatie'-werkloosheid. De hoge structurele werkloosheid, gekoppeld aan een laag scholingsniveau voor een groot deel van de beroepsbevolking, tast het economisch draagvlak van de stad aan (2). Winkelcentra en voorzieningenniveau staan hierdoor onder druk. Dit proces is ingezet in de jaren zeventig toen de meer draagkrachtigen de stad verlieten op zoek naar een betere woonomgeving. Het wordt versterkt door ontwikkelingen op regionaal niveau. Dit heeft een instroom van eveneens kwetsbare groepen tot gevolg vanuit de gemeenten rond Schiedam. De grote voorraad aan goedkope huurwoningen heeft een aanzuigende werking op deze groepen. De op regionaal niveau functionerende woonruimteverdeling biedt bijna geen mogelijkheden tot sturing.
4.3. Activiteiten op economisch gebied Om de eerder genoemde doelstelling te kunnen bereiken worden de volgende activiteiten uitgevoerd: • de uitgifte van deels na herstructurering van verouderde terreinen beschikbare bedrijfsterreinen en kantoorlocaties (max. 48 ha); • het behouden en gericht aantrekken van werkgelegenheid rondom knooppunten van verkeer en openbaar vervoer; hierbij is ca 120.000 m2 vloeroppervlak voor kantoren en diensten realiseerbaar; • de verdere ontwikkeling van het Toeristisch Product Schiedam; • de sluitende aanpak van de werkloosheid. Deze activiteiten worden ondersteund door de uitvoering van voorwaardenscheppende activiteiten, zoals die op het gebied van promotie en marketing en het tot stand brengen van een betere relatie tussen overheid en bedrijfsleven.
4.2. Doelstelling economisch beleid De inzet van het beleid op de terreinen economie en werkgelegenheid voor de periode naar 2010 is gericht op: Werkgelegenheid • diversificatie van de economische structuur, • uitbreiding van het aantal arbeidsplaatsen van 24.500 in 1998 naar 27.000 in 2004 en naar 30.000 in 2010. Kantoor- en bedrijfsterreinen • het via herstructurering en herontwikkeling opnieuw uitgeefbaar maken van 22 ha in de periode naar 2004 en nog eens 26 ha naar 2010. • het realiseren van ca. 120.000 m2 vloeroppervlak voor kantoren en diensten.
4.3.1. Infrastructuur als economische kernkwaliteit Afgezien van de in paragraaf 4.2. genoemde kwantitatieve werkgelegenheidsdoelstelling, is het economisch beleid sinds het begin van de jaren tachtig gericht op het tot stand brengen van een gedifferentieerde werkgelegenheidsstructuur. De stad heeft immers negatieve ervaringen gehad met economische monoculturen als de scheepsbouw en de metaal in de periode na de Tweede Wereldoorlog, wat heeft geresulteerd in economische
De knooppunten van openbaar vervoer en aansluitingen op de rijks- en hoofdwegenstructuur en de binnenstad zijn hierin belangrijke speerpunten. 1 2
De gemiddelde groei van het aantal arbeidsplaatsen in 1998 in Rijnmond b edroeg 5%, voor Schiedam was dit 1%. Het aantal werkzame personen in Schiedam bedroeg in 1995 24.971 personenkl, in 1996 24.244, in 1997 24.377 en in 1998 24.605 personen. 51% van de beroepsbevolking in Schiedam heeft een beroepsopleiding basisonderwijs/lbo/mavo ten opzichte van 39,7% op landelijk niveau. 41
Ontwikkelingsprogramma
42
's-Graveland en Mathenesse De gemeente kiest er in principe niet voor om toekomstige herstructureringsoperaties volledig in eigen beheer uit te voeren. In het kader van het realiseren van de werkgelegenheidsdoelstellingen op de korte termijn zijn dit soort operaties te voorzien in de gebieden 's-Graveland-Zuid en Mathenesse. Anders dan bij Vijfsluizen het geval was, is er in deze gebieden sprake van een zittend bedrijfsleven dat nauw bij de ontwikkelingen betrokken dient te worden. De gemeente zal de herstructureringsoperaties op deze terreinen dan ook in nauw overleg met dit zittende bedrijfsleven vormgeven. Hierbij wordt tevens gekeken naar de duurzame aspecten van de terreinen. In dit kader wordt bijvoorbeeld gedacht aan de samenwerking tussen de daar gevestigde bedrijven op het gebied van afvalpreventie en energiegebruik. Zo mogelijk wordt hierbij aangehaakt bij het provinciale stimuleringsproject met betrekking tot duurzame bedrijfsterreinen. Kosten Zoals blijkt, moeten de bovengenoemde herstructureringsprojecten nog starten. Ruimtelijk-economische visies moeten verder worden ontwikkeld, er moet overleg worden gevoerd, besluiten moeten worden genomen, en dit alles moet leiden tot uitvoering. Voor de ontwikkeling van de ruimtelijkeconomische visies wordt uitgegaan van een benodigd budget van ƒ 100.000 per gebied. Hoewel er nog geen uitgebreide financiële verkenningen hebben plaatsgevonden, worden de kosten van de herstructureringsoperaties geschat op circa ƒ 10 miljoen per gebied. Een vooralsnog onbekend deel hiervan zal uit de (her)exploitatie van de gebieden kunnen worden ‘teruggewonnen'.
Schiedam kan nog meer voordeel uit haar ligging en bereikbaarheid halen door de potenties maximaal uit te buiten die zich op infrastructureel gebied aandienen. Deze potenties bestaan uit de aanleg van de Benelux-metrolijn en de verdubbeling van de spoorlijn naar Delft. De realisatie van vier metrostations in Schiedam biedt de mogelijkheid om rondom deze stations economische functies tot stand te brengen en biedt omwonenden een snelle verbinding met werkgelegenheid elders. Dat laatste geldt met name voor de metrostations Parkweg en Troelstralaan waardoor als het ware werkgelegenheid in de wijk wordt gebracht, zonder dat daarmee hinder voor de buurt ontstaat. Metrostation Parkweg biedt bovendien een goede ontsluiting voor het toeristisch interessante noordwestelijke deel van de binnenstad.
Wilton-Fijenoord Een eerste herstructureringsoperatie op het terrein van Wilton-Fijenoord heeft enkele jaren geleden geleid tot de vestiging op dit terrein van de bedrijven Huisman-Itrec en (gedeeltelijk) Van Seumeren. Medio 1999 is een aanvang gemaakt met een tweede, grootschaliger herstructureringsoperatie. Deze operatie heeft tot doel op het terrein van voormalig WiltonFijenoord de komst van scheepswerf YVC mogelijk te maken, alsmede de uitbreiding van Huisman-Itrec en de (totale) vestiging van Van Seumeren. Met deze tweede herstructurering is een overheidsinvestering gemoeid ten behoeve van de infrastructuur van circa ƒ 20 miljoen. In dit bedrag zal worden voorzien door bedragen van het Ministerie van Economische Zaken, de Provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam en de gemeente Schiedam. De bijdrage van Schiedam bedraagt hierin circa ƒ 2,5 miljoen. Met de verplaatsing van de scheepswerf YVC naar Schiedam en de uitbreidingen van Huisman-Itrec en Van Seumeren, is een particuliere investering gemoeid van circa ƒ 100 miljoen. De betrokken partijen (overheid en particuliere bedrijven) hebben zich in een convenant verplicht deze investeringen tussen medio 1999 en 2003 te plegen. In termen van werkgelegenheid betekent de komst en uitbreiding van de genoemde bedrijven een toename van circa 1.400 arbeidsplaatsen.
Een belangrijke bron van werkgelegenheid is de verwachte bouw van het fusieziekenhuis voor Schiedam en Vlaardingen/Maassluis in de periode 2000 - 2002. Bij het bepalen van de locatie voor dit ziekenhuis heeft ook de aanwezige infrastructuur een belangrijke rol gespeeld. Het ziekenhuis wordt gebouwd op een locatie direct achter het NS-station SchiedamNieuwland, gelegen aan het RET-tramnet en nabij de A20.
4.3.2. Herstructureren van bedrijfsterreinen Een knelpunt bij de realisatie van werkgelegenheid en de diversificatie van de werkgelegenheidsstructuur, is de afnemende voorraad aan uitgeefbare bedrijfsterreinen. Met het huidige uitgiftetempo zal de bestaande voorraad, afgezien van de grootschalige kantoorlocatie Schieveste, binnen enkele jaren zijn uitgeput. Om te kunnen blijven beschikken over een courant aanbod komt daardoor de nadruk op de korte termijn meer en meer te liggen op de herstructurering van de bedrijfsterreinen die tientallen jaren geleden tot ontwikkeling zijn gebracht.
4.3.3. Historische binnenstad als economische kernkwaliteit
Schiedam heeft de nodige ervaring opgedaan met de problematiek van de herstructurering van verouderde bedrijfslocaties. Eind jaren tachtig is een groot deel van het terrein van scheepswerf Wilton-Fijenoord van dit bedrijf teruggenomen en door de gemeente in eigen beheer ontwikkeld tot het bedrijfsterrein Vijfsluizen. Dit is gebeurd met financiële hulp van andere overheden. Medio jaren negentig is een ander deel van Wilton-Fijenoord ten behoeve van de vestiging van de bedrijven Huisman-Itrec en Van Seumeren geherstructureerd. Bij deze activiteiten is nog eens vastgesteld dat herstructurering doorgaans een ingewikkelder, tijdrovender, en daarmee duurder proces is dan het realiseren van een ‘verse’ bedrijfslocatie. De herontwikkelingskosten van de oude bedrijfsterreinen worden doorgaans niet goedgemaakt door de te realiseren opbrengsten. Specifieke herstructureringsproblemen zijn bijvoorbeeld bodemsanering, geluidhinderproblematiek waardoor functiewijzigingen geblokkeerd kunnen worden, verplaatsing van
Schiedam beschikt in feite als enige stad in het Rijnmondgebied over een uitgebreid historisch centrum. In 1990 is een beleid ingezet om dit historisch centrum in toeristisch-recreatief opzicht uit te buiten. Primair doel was en is het scheppen van werkgelegenheid in de toeristisch-recreatieve sector in Schiedam. Het gebied waarin de toeristisch aantrekkelijke elementen als musea, molens en historische gebouwen zich bevinden, grenst aan het kernwinkelapparaat in het centrum van Schiedam. Daarom zijn afgeleide doelstellingen het vergroten van het draagvlak voor deze (detailhandels)voorzieningen en het scheppen van werkgelegenheid in deze sector. Het beleid dat is gericht op de (verdere) vormgeving van het Toeristisch Product Schiedam, wordt de komende jaren voortgezet (zie hoofdstuk 5). Daarnaast investeert de gemeente blijvend in de publiek-private samenwerking rond het Centrummanagement.
43
Ontwikkelingsprogramma
bedrijven en omvangrijker bouwrijpmakingswerkzaamheden zoals het weghalen van oude bovengrondse en ondergrondse infrastructuur.
kwetsbaarheid. Ter voorkoming van die kwetsbaarheid wordt dit diversificatiebeleid voortgezet. Bij het realiseren van deze doelstelling en dit beleid beschikt Schiedam over een belangrijk voordeel en uit te buiten economische kernkwaliteit: de ligging ten opzichte van de infrastructuur. Schiedam beschikt immers over belangrijke bereikbaarheidsvoordelen als haar ligging binnen de Ring van Rotterdam, twee spoorlijnen, het RET-tramnet, de in aanleg zijnde Benelux-metrolijn en de Nieuwe Maas. Meer in het bijzonder hebben de bedrijfs- en kantoorlocaties in Schiedam nagenoeg allemaal verschillende liggings- en bereikbaarheidskwaliteiten, waardoor ze ‘als vanzelf’ aantrekkelijk zijn voor diverse typen bedrijvigheid. Voorbeelden in dit verband zijn: • locatie Schieveste: gelegen aan A20 en NS- en metro-station Schiedam-Centrum, geschikt voor grootschalige kantoren en diensten (zie ook par. 13.2); • locatie 's-Graveland: gelegen aan A20, geschikt voor handel, transport en industrie; • locatie Wilhelminahaven: gelegen aan de Nieuwe Maas, geschikt voor industrie en op- en overslagbedrijven; • locatie Wiltonhaven: gelegen aan de Nieuwe Maas, geschikt voor maritieme transportactiviteiten.
Ontwikkelingsprogramma
4.4. Ingezet beleid
van de economische functies en het wonen in de wijk Groenoord wordt daarvan reeds uitgegaan.
Het beleid voor de kortere termijn tot 2004 en de langere termijn tot 2010, is gericht op het maximaal uitbuiten van de geschetste economische kernkwaliteiten en het bestaande potentieel. De vestiging van economische activiteiten met de daarbij behorende werkgelegenheid wordt hierbij in hoofdzaak gerealiseerd op te herstructureren bedrijfsterreinen in en rond het centrum en, voor zover mogelijk, bij de metro- en NS-stations. Mede hierdoor ontstaat een gedifferentieerd aanbod aan kantoor- en bedrijfslocaties waarmee een gedifferentieerde werkgelegenheidsstructuur kan worden gerealiseerd.
Kosten Afhankelijk van de aard en de schaal waarop de herstructurering van de economische activiteiten in Nieuwland, Zuid en Groenoord zich afspelen, is een bedrag per gebied nodig van circa ƒ 500.000 (Zuid) tot ƒ 1.000.000 (Nieuwland). Omtrent de kosten voor Groenoord is nog overleg gaande.
4.6. Toerisme Schiedam beseft dat het ‘Toeristisch Product Schiedam’ een bron van werkgelegenheid kan zijn. Daarom voert de gemeente sinds het begin van de jaren negentig een beleid dat is gericht op de ontwikkeling en het aan de man brengen van dit product. Het beleid, dat intussen gestoeld is op twee nota's, wordt gevoerd vanuit de gedachte dat Schiedam op toeristisch-recreatief gebied iets te bieden heeft: • een historisch centrum met veel cultuurhistorische objecten uit het jeneververleden van Schiedam, • buitengebieden met landschappelijke waarden (zie ook Groenstructuurplan). Bijkomend voordeel van het historisch centrum is dat het cultuurhistorische erfgoed ruimtelijk geconcentreerd voorkomt en direct grenst aan het kernwinkelapparaat. Hierdoor kan een onderlinge uitwisseling en versterking plaatsvinden van zowel het kernwinkelapparaat als het toeristisch kerngebied.
4.4.1. Korte termijn (tot 2004): Concreet worden de volgende activiteiten opgezet (zie kaart): • herstructurering ´s-Graveland-Zuid; • herstructurering Spaanse Polder (Schiedam); • herstructurering Mathenesse-Zuid; • herstructurering Wilhelminahaven e.o.; • herstructurering werfterrein vml. Wilton-Fijenoord; • voltooiing bedrijfsterrein Vijfsluizen (bedrijven en kantoren); • ontwikkeling kantorenlocatie Schieveste; • afronding binnenstad, met: • ontwikkeling laatste vrije kavels t.b.v. economische functies (w.o. Land van Belofte); • verbetering van de kwaliteit van het openbaar gebied; • verdere ontwikkeling Toeristisch Product Schiedam; • aanbod van winkelruimten afstemmen op de vraag zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht; • realisatie regionaal ziekenhuis nabij NS-station Schiedam-Nieuwland; • herstructurering Rivieroevers (ROM); • promotie (en acquisitie) van Schiedam.
De realisatie en verdere uitbouw van het Toeristisch Product Schiedam heeft een achterliggend doel: door het naar Schiedam halen van bezoekers, hun verblijfsduur zo lang mogelijk en hun bestedingen zo hoog mogelijk te laten zijn, krijgt het toeristische bedrijfsleven een stimulans en kunnen arbeidsplaatsen worden gecreëerd.
4.4.2. Lange termijn (tot 2010): • • •
• • • •
Concreet worden de volgende prestaties voorgesteld: • het uitbreiden van het toeristisch groepsbezoek aan de binnenstad van 305 groepen in 1998 naar 550 in 2002 en 750 in 2004; • een ruime verdubbeling die ook geldt voor individueel toeristisch bezoek, waarbij een te verwachten groei van het recreatief winkelend publiek (gericht op het designcentrum van Jan des Bouvrie) niet is meegerekend; • het uitbreiden van het aantal stadsgidsen van 10 in 1999 naar 25 in 2001 en 30 in 2004. Arbeid in deeltijd, flexibel voor uiteenlopende soorten werkzoekenden, alsmede voor vrijwilligers; • een versterking van het toeristisch-recreatief en cultureel bedrijfsleven en een uitbreiding van de werkgelegenheid.
herstructurering (delen van) ´s-Graveland-Midden; herstructurering overige delen van Mathenesse; realisering economische functies in het gebied Hoekpunt Noordwest (Harga / Groenoord), e.e.a. in combinatie met werkzaamheden aan de A4; voltooiing kantorenlocatie Schieveste; realisatie van kantoren in ´s-Graveland-Noord nabij het te realiseren NS-station Schiedam-Kethel aan de spoorlijn Schiedam-Delft; herstructurering Rivieroevers (ROM); promotie (en acquisitie) van Schiedam.
4.5. Economische structuur van stad en wijken, functiemenging
Omdat Schiedam tot voor enkele jaren op dit vlak nog weinig ontwikkeling kent, is hierbij in feite sprake van werkgelegenheid in een nieuwe sector van de locale economie. In de afgelopen jaren heeft de nadruk met name gelegen op het tot stand brengen van de toeristisch-recreatieve infrastructuur. Samen met andere overheden en particulieren heeft de gemeente veel geïnvesteerd in bijvoorbeeld de herbouw van De Nieuwe Palmboom, de totstandkoming daarin van het Nederlands Malend Korenmolenmuseum, de realisatie van het Nationaal Gedistilleerd Museum De Gekroonde Brandersketel en de wederopbouw van molen De Walvisch. In de komende jaren ligt er een uitdaging om deze infrastructuur van gebouwen (de ‘hardware’) aaneen te smeden tot een Toeristisch Product. Dit kan door deze elementen onderling te koppelen, de kwaliteit ervan te verhogen, ze verder te marketen en te promoten en er arrangementen omheen te organiseren(de ‘software'). Op deze wijze moet een grotere stroom toeristen en bezoekers naar Schiedam op gang worden gebracht, leidend tot meer bestedingen, meer werkgelegenheid in de toeristische sector en daaraan gekoppeld - de (detailhandels)voorzieningen in met name het centrum.
Om een aangenaam woon- en verblijfsklimaat te realiseren, voert Schiedam al lang een beleid dat is gericht op het scheiden van woon- en werkfuncties waar deze elkaar niet verdragen. Daarom zijn de afgelopen jaren de 'milieuhinderlijke' bedrijven uit de woonwijken verplaatst naar de bedrijfslocaties. Dit zijn locaties die overigens op korte afstand van de woongebieden liggen. In de wijken zijn winkels, horeca en kleinschalige kantoren achtergebleven en is de zakelijke dienstverlening geconcentreerd op strategische posities. Een duidelijk voorbeeld is de Nolenslaan. Hier is tevens het openbaar gebied kwalitatief verbeterd en zijn woningen toegevoegd in de duurdere prijsklassen. Aangezien dit proces in de stadsvernieuwingswijken Oost, Zuid en West, een positieve waardering heeft gekregen, zal dit beleid worden voortgezet. Ook in Nieuwland zal het aanbod van winkelruimten in overeenstemming worden gebracht met de (toekomstige) vraag, waarbij de vrijkomende ruimten worden benut voor zakelijke dienstverlening en kleinschalige, niet-hinderlijke bedrijvigheid. Een ontwikkeling die waar mogelijk wordt versterkt door in de onderbouw van flatgebouwen kleine kantoor- of bedrijfsruimten op te nemen en koppelingen met naast- of bovengelegen woningen mogelijk te maken. Hierdoor ontstaan interessante mogelijkheden voor ‘werk aan huis’, startende ondernemers, wijkdiensten, etc. Bij de herstructurering
44
Ter ondersteuning van ondernemers van etnische afkomst wordt sinds enige jaren voor deze groep eenmaal per week een spreekuur gehouden. Door middel van dit spreekuur worden (potentiële) etnische ondernemers in contact gebracht met de juiste gemeentelijke sectoren als ook instanties daarbuiten (bijvoorbeeld de Kamer van Koophandel). Financiële steun juist ter bevordering van etnisch ondernemerschap wordt niet gegeven en onderscheid tussen ondernemers van autochtone afkomst en van allochtone afkomst wordt niet gemaakt. Dit uitgangspunt vindt zijn grond in het feit dat de Schiedamse samenleving pluriform is.
4.7. Publiekprivate samenwerking Bij de ontwikkeling en uitvoering van de diverse projecten wordt de laatste jaren steeds meer samengewerkt met diverse private partijen. Sommige samenwerkingsverbanden richten zich niet alleen op de uitvoering van het project, maar ook op de ontwikkeling daarvan. Voorbeelden zijn de ontwikkeling van Sveaparken (stadsuitleg), projecten van de Vernieuwde Stad Schiedam (stadsvernieuwing)en herstructureringen aan het werfterrein Wilton-Fijenoord. Bij deze drie projecten is een duidelijke financiële betrokkenheid en risico inbreng van andere partijen. Daarnaast is er sprake van samenwerking en financiële deelname door derden in projecten op het terrein van o.m. groen, cultuur en toerisme. Omdat de ontwikkeling en uitvoering van projecten en vernieuwingsprocessen een gezamenlijke verantwoordelijkheid is, zal ook in toenemende mate een financiële inbreng van de andere (markt)partijen worden verlangd.
4.11. Starters, MKB, technologie en innovatie Met betrekking tot starters voert Schiedam een indirect stimuleringsbeleid. Er wordt medewerking gegeven aan het totstandkomen van kleinschalige bedrijfshuisvesting in uiteenlopende categorieën om er voor te zorgen dat startende ondernemers in Schiedam passende huisvesting kunnen vinden. Dergelijke bedrijfsverzamelcomplexen zijn gerealiseerd op bedrijventerreinen als Vijfsluizen, aan de Admiraal Trompstraat en in ’s-Graveland. Via de reguliere kanalen wordt de marktvraag gepeild zodat op deze vraag kan worden ingespeeld.
4.11.1. Eén loket voor ondernemers
4.8. Stadspromotie (en acquisitie)
Om (startende) ondernemers op een snelle en adequate wijze te kunnen bedienen (huisvesting, vergunningen etc), wordt in het voorjaar van 2000 een ‘Ondernemersloket' ingesteld in de Stadswinkel. Dit is conform de uitspraken in het College werkprogramma. Via dit loket worden ondernemers en bedrijven met vacatures of vragen over subsidieregelingen ook in contact gebracht met het Arbeidsbureau of het Bureau voor Werk en Scholing.
Schiedam moet in promotioneel opzicht nog op de kaart worden gezet. Dit is nodig om het proces van stedelijke herstructurering en vernieuwing te versnellen, daaraan meer kwaliteit te geven en het rendement op de (overheids)investeringen te vergroten. Voor een goede promotie en acquisitie is gedurende een aantal jaren jaarlijks een investering van circa ƒ 100.000 nodig.
4.11.2. Ondernemersverenigingen
4.9. Telematica-infrastructuur
Om de contacten tussen het bedrijfsleven en het gemeentebestuur (verder) te verstevigen vindt een tweetrapsbenadering plaats. Naar voorbeeld van de Belangengroep Wilhelminahaven zal per bedrijfsterrein een ondernemersvereniging of referentiegroep worden geformeerd, die periodiek overleg voert met de gemeente over de gang van zaken op dat bedrijfsterrein.
Bij de herontwikkeling van bedrijfslocaties in Schiedam heeft ook de telematica-infrastructuur de aandacht. De bestaande infrastructuur en de mogelijkheden om hierin verbeteringen aan te brengen, worden onderzocht.
4.1 Herstructurering van bedrijfsterreinen Economie en werkgelegenheid
2000
2001
2002
2003
2004
dekking
50.000
50.000
50.000
50.000
pm
pm
pm
pm
pm
20.000.000
20.000.000
20.000.000
20.000.000
20.000.000
3.500.000
3.500.000
3.500.000
3.500.000
3.500.000
500.000
500.000
500.000
500.000
500.000
Geen dekking
300.000
300.000
300.000
300.000
300.000
Geen dekking
4.3.2. Herstructurering van bedrijfsterreinen 's-Graveland en Mathenesse Planontwikkeling terreinen; kosten ruimtelijke economische visies
Geen dekking
Kosten herstructureringsoperaties circa 10 milj per gebied is totaal 20 milj/5 =4 milj.per jaar
tlv. grondexploitatie
Er wordt van uitgegaan dat de te maken kosten worden opgevangen binnen de (her)exploitatie van de gebieden Wilton-Fijenoord Convenant herstructurering Wilton-Fijenoord marktpartijen investering 100 milj./ 5 = 20 milj. per jaar
Marktpartijen
overheid excl. Aandeel Schiedam investering 17,5 milj/5 = 3,5 milj. per jaar Aandeel Schiedam 2,5 milj./5 = 0,5 milj. per jaar
Subsidies;o.a. Stirea
4.5. Economische structuur van stad en wijken Herstructurering economische activiteiten in Nieuwland, Zuid en Groenoord = 500.000,- voor zuid, 1 milj. voor Nieuwland en Groenoord wordt nog onderzocht. Een bedrag van 1,5 miljoen/5 = 0,3 miljoen per jaar 4.8. Promotie (en acquisitie) Gedurende een aantal jaren is jaarlijks 100.000,- nodig
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
Geen dekking
4.11.1. Eén loket voor ondernemingen
50.000
20.000
20.000
20.000
20.000
Geen dekking
Centrummanagement
50.000
50.000
50.000
50.000
50.000
50.000
50.000
100.000-
100.000-
150.000-
Begroting 2000 EZ Gsb stadseconomie niet-fysiek, nummer 1; 50% resterende 50% bij hoofdstuk 5.6
45
Ontwikkelingsprogramma
4.10. Etnisch ondernemersschap
In het kader van de kwaliteitsverbetering van de toeristische infrastructuur en het verder aan de man brengen van het Toeristisch Product, zullen veel activiteiten worden ondernomen. Voor het toeristisch ontwikkelingsprogramma wordt verwezen naar hoofdstuk 5 waarin het Toeristisch Product in samenhang met de culturele infrastructuur wordt beschreven.
Ontwikkelingsprogramma
Voor personen die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben, (fase 4) voert de gemeente een beleid dat gericht is op sociale activering. Dat dit succesvol is, blijkt uit het medio 1999 verschenen rapport van het VerweyJonker Instituut ‘Perspectief door samenwerking en solidariteit, sociale activering in Schiedam’. Hierin wordt het gemeentelijk beleid op dit gebied geëvalueerd en positief beoordeeld. Er wordt aanbevolen om in de komende jaren dit beleid te continueren en uit te breiden. Daarnaast is het Schiedamse armoedebeleid de afgelopen jaren geïntensiveerd, wat rechtstreekse gevolgen heeft voor de inkomenspositie van Schiedamse huishoudens op het minimumniveau. Financiële belemmeringen om te gaan werken (de armoedeval) worden met dit beleid zoveel mogelijk vermeden.
Hierbij zullen met name ruimtelijk-fysieke onderwerpen aan de orde komen. Daarnaast wordt een groep ondernemers geformeerd die periodiek met het gemeentebestuur van gedachten wisselt over meer abstracte, beleidsmatige zaken. Daartoe zijn de nodige contacten gelegd met de Maatschappij Voor Nijverheid en Handel, departement Waterweg-Noord, die voor Schiedam de belangrijkste ondernemersvereniging is voor met name de grotere, industrieel georiënteerde bedrijven.
4.12. Technocentra Schiedam gaat lokale en regionale initiatieven op het gebied van Technocentra ondersteunen. Gedacht kan worden aan het stimuleren van projectmatig samenwerken van bedrijven waarme synergie kan worden bereikt. Bestaande bedrijfslocaties worden onderzocht op realiseringsmogelijkheden. Indien dit niet of onvoldoende het geval is, wordt nagegaan of de locaties zodanig kunnen worden ontwikkeld dat aan de vestigingsvoorwaarden van technocentra kan worden voldaan.
4.14.2. Sociaal-economische problematiek De gemeentelijke invloed op sociaal-economische ontwikkelingen of op verhuisprocessen op de regionale woningmarkt is beperkt. Voor een substantieel deel van de Schiedamse uitkeringsgerechtigden blijft het moeilijk om aan de slag te komen, ook in deze periode van hoogconjunctuur. Onderstaande beschouwingen van het uitkeringsbestand van Sociale Zaken bevestigen dit beeld.
4.13. Wonen boven winkels Ruimten boven winkels komen steeds meer leeg te staan. Door filialisering van de detailhandel en veranderende woonwensen van de ondernemer wordt steeds minder boven de winkel gewoond. De woning die veelal alleen toegankelijk is via de winkel, wordt nu gebruikt als kantoor of opslagruimte. Het wegvallen van de woonfunctie heeft een aantal nadelige gevolgen op economisch, fysiek en sociaal terrein. In de Schiedamse binnenstad worden zo circa 100 ruimten niet gebruikt, waardoor naast verlies aan koopkracht, er minder onderhoud van de panden plaatsvindt, de sociale controle op de omgeving is afgenomen en de veiligheid op straat achteruit gaat. Vernielingen en toenemende onveiligheidsgevoelens zijn het gevolgd. Deze neerwaartse spiraal moet worden doorbroken door wonen boven winkels te stimuleren. Daartoe zijn maatregelen nodig als het wijzigen van toegangen, trapportalen en splitsing van technische installaties. Aangezien de onderhoudstoestand van de bovenetages vaak zeer slecht is, wegen de investeringen niet op tegen de opbrengsten en is een stimuleringsbijdrage van derden onontbeerlijk. Zie hiervoor ook hoofdstuk 3.3.
• Uitkeringsbestand van Sociale Zaken Het uitkeringsbestand Abw (18-65 jaar) en het IOAW-bestand fluctueert sterk in de afgelopen jaren. Vanaf 1 januari 1999 is er sprake van een licht dalende trend, maar of die trend zich doorzet, is zeer de vraag. 4.2 Aantal ABW-uitkeringsgerechtigden van 1995 t/m 1999 Aantal
01-10-1995
3910
01-09-1996
3478
31-12-1997
3505
31-12-1998
3453
01-07-1999
3211
• Bestandsverharding Er is sprake van een toenemende bestandsverharding voor werklozen die langer dan 3 jaar werkloos zijn. Al lijkt het erop dat deze trend zich in 1999 in percentages niet verder doorzet.
4.14. Sluitende aanpak werkloosheid Naast het beleid dat is gericht op versterking van de structuur van de stedelijke economie, voert Schiedam al een aantal jaren een integraal beleid dat gericht is op de vermindering van de werkloosheid. Dit beleid is een aantal jaren geleden in zeven trajecten onderverdeeld. Hierin wordt met een mix van maatregelen gewerkt aan optimale startcondities van de Schiedamse werklozen.
4.14.1.
Datum van meting
4.3 Aantal werkzoekenden naar uitkeringsduur van 1995 t/m 1999 (in %) SZ-uitkering
1/1/95
1/1/96
1/1/97
1/1/98
1/1/99
1/7/99
< 1 jaar
27%
24%
25%
18%
18%
19%
> 1 jr - < 3 jr
31%
31%
30%
24%
27%
29%
> 3 jaar
42%
45%
45%
58%
55%
52%
Kernpunten van beleid
Om de werkloosheid te verminderen wordt gewerkt aan een sluitende aanpak voor alle jongeren beneden de 23 jaar en aan een groei naar een sluitende aanpak voor personen boven deze leeftijd. Dit gebeurt onder meer door een optimale inzet van instrumenten die kunnen worden ingezet voor arbeidsreïntegratie – zoals inkoopgelden G86 - en door diverse additionele werkgelegenheidsmaatregelen via WIW, In- en Doorstroombanen en WSW. In het Centrum voor Werk en Inkomen in Schiedam waar werkzoekenden zich kunnen melden, geldt het principe 'werk boven inkomen'. Werkzoekenden die ouder zijn dan 23 jaar, worden direct bemiddeld naar werk of krijgen een arbeidsmarktgericht toeleidingstraject aangeboden.
• Grote afstand tot de arbeidsmarkt Het bovenstaande neemt niet weg dat veel cliënten van Sociale Zaken een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Begin september 1999 is een actuele uitdraai vervaardigd van de fase-indeling van cliënten van Sociale Zaken. Dit geeft de meest actuele stand aan op basis van het laatste wettelijk uitgevoerde heronderzoek. Mede op basis van het overleg met het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening (RBA)is de fase-indeling verder aangescherpt. In het overzicht zijn tevens een leeftijdsoverzicht en de uitkeringsduur opgenomen.
4.4 SZ-cliënten naar fase-indeling, leeftijd en uitkeringsduur Resultaat gesprekken RBA met 115 SZ-cliënten trajectactiviteiten
(nog) geen traject aangeboden door het RBA vanwege:
- reïntegratietraject loopt, echter: inmiddels werk gevonden
- zorgtaken
6%
16 %
- zorgtrajecten
6%
- overige
5%
- zwanger/ziek psychische klachten
29 %
- nader onderzoek of reïntegratietraject zinvol is
27 %
- volgen al activeringstraject (o.a. bij RBA en BVWS)
11 %
of binnenkort aan het werk
46
4.5 Resultaat gesprekken RBA met 115 SZ-cliënten Leeftijd Uitk.Duur 18-22 jr
23-40 jr
41-57 jr
58-65 jr
Fase 0
Fase 1
Fase 2
Fase 3
< 1 jr
17
10
6
17
23
1-3 jr
2
0
0
0
0
> 3 jr
35
18
12
15
30
54
28
18
32
53
< 1 jr
103
65
44
47
111
1-3 jr
143
95
37
98
209
> 3 jr
150
48
22
187
254
396
208
103
332
574
< 1 jr
22
19
18
18
56
1-3 jr
36
34
7
35
133
> 3 jr
121
31
11
125
412
179
84
36
178
601
61
0
0
1
1
1-3 jr
46
2
0
1
17
25% Meervoudige problematiek: hulpverlening aan de orde blijft fase 4
> 3 jr
282
0
0
2
38
6%
389
2
0
4
56
20% géén arbeidsplicht
< 1 jr
Totaal
Fase 4 Totaal
1018
322
157
546
1284
= 30%
= 10%
= 5%
= 16%
= 39%
185
• Cliënten in fase 4 Voor cliënten in fase 4 is in het beleidsplan ABW 1999 opgenomen dat de circa 1100 ‘fase 4 cliënten’ via dossieronderzoek nader zullen worden gescreend op (arbeids)mogelijkheden. Op 22 juni waren 750 dossiers onderzocht. Uit dit onderzoek bleek het volgende:
1613
1078
4.6 (arbeids)mogelijkheden SZ-cliënten in fase 4 451
3327
25% heeft mogelijkheden tot soc.act. / scholing etc.
blijft fase 4
15% kunnen wellicht richting arbeidsmarkt
blijft fase 4
9%
toeleiding naar arbeidsmarkt mogelijk
wordt fase 2/3 wordt fase 0
op basis van dossieronderzoek niet duidelijk welke (on)mogelijkheden er zijn
wordt fase ?
Verwacht wordt dat deze resultaten representatief zijn voor de totale doelgroep van 1100 personen.
Afstand tot arbeidsmarkt Fase 0 : géén arbeidsplicht Fase 1 : geen / direct bemiddelbaar
• Meervoudige problematiek ‘fase 4 cliënten’ Bij veel cliënten in fase 4 wordt gesignaleerd dat er sprake is van meervoudige problematiek, waardoor de afstand tot de arbeidsmarkt groot blijft. Bij 135 ‘fase 4 cliënten’ is onderzocht hoe vaak dat voorkomt. Investeren in arbeidsmarktgerichte trajecten zou dan weinig zinvol zijn. Evident is dat eerst moet worden gewerkt aan de sociale of medische problematiek (zie ook bijlage 11). De bevindingen uit dit onderzoek zijn in het kort: • 1 op de 5 ‘fase 4 cliënten’ heeft één belemmering • 4 op de 5 ‘fase 4 cliënten’ heeft méér belemmeringen • (1 op de 3 cliënten heeft zelfs 3 belemmeringen) • een grote groep tot 35 jaar scoort uitsluitend op taalproblemen (veelal allochtonen) • cliënten met problemen van psychische aard, verslaving en opvoeding zijn over het algemeen bekend bij de hulpverleningsinstellingen (AMW, RIAGG, Bouwman kliniek, Jeugdzorg St.Joris).
Fase 2 : kleine tot middelgrote afstand; extra dienstverlening nodig Fase 3 : grote afstand; individuele trajectbegeleiding nodig Fase 4 : (vooralsnog) onoverbrugbaar; hulpverlening of sociale activering nodig
Het aantal cliënten zonder arbeidsplicht bedraagt 30%. Het aantal cliënten dat nog voldoende kansen heeft op de arbeidsmarkt komt uit op 10%. Het percentage ‘fase 2 cliënten’ bedraagt 5% en het percentage ‘fase 3 cliënten’ dat is aangewezen op individuele trajectbegeleiding (ITB), komt uit op 16%. Juist deze groep behoort met de ‘fase 2 cliënten’ tot de doelgroep ‘dienstverlening RBA’ en wordt nagenoeg volledig gedekt. Het percentage ‘fase 4 cliënten’ omvat 39% van het totale bestand. Het totaal aantal personen dat niet direct of nooit bemiddeld kan worden richting arbeidsmarkt, bedraagt 69%. • Doorkijk in het bestand: Cliënten in fase 2 en 3 Cliënten in fase 2 en 3 zijn tot 1 januari 1999 verwezen naar het Bureau voor Werk en Scholing (BVWS). BVWS had tot die datum ook een taak op het terrein van de individuele traject-begeleiding. Rond 1 januari waren daar circa 400 cliënten in begeleiding. Vanaf 1 januari 1999 worden de ITB-activiteiten bij het BVWS afgebouwd en door het RBA verzorgd op basis van het inkoopcontract G86-gelden. Intentie was om in 1999 voor 144 cliënten een ITB-traject in te kopen met een kwalitatieve intake, scholing en begeleiding. Inmiddels blijkt dat veel cliënten die zijn ver-
Resumerend (momentopname september 1999, zie tabel 4.7) • Overige opmerkingen ten aanzien van het Sociale Zakenbestand: Scholing De indruk bestaat dat veel Nederlanders met een andere culturele achtergrond taalproblemen hebben. Cijfers zijn hier niet van bekend bij SZ om-
4.7 Activiteiten ten behoeve van het Sociale Zakenbestand per fase Activiteiten
Schatting van het % van het uitkeringsbestand
Fase 0 cliënten hebben géén arbeidsplicht; vooralsnog géén traject inspanning vanuit SZ/BVWS tenzij op verzoek van de cliënt.
30 %
Van fase 1 cliënten wordt verwacht dat ze zelf voldoende mogelijkheden hebben om aan het werk te komen; actie vanuit SZ actief volgen sollicitatieactiviteiten.
10 %
Nagenoeg alle fase 2/3 cliënten volgen een arbeidsgericht traject via BVWS of RBA.
20 %
775 fase 4 cliënten volgen een traject. (zie overzicht op blz. 4)
25 %
Van 300 fase 4 cliënten is bekend dat intensieve hulpverlening nodig is of dat ze vanuit de hulpverlening begeleid worden.
10 %
Bij 100 fase 4 cliënten wordt bezien of een BVWS traject in het kader van het project “Werkopstap” of gesubsidieerde arbeid mogelijk is.
3%
Het zal voor zowel SZ als BVWS de kunst zijn om direct of aansluitend aan de te volgen trajecten cliënten primair in te sluizen in de gesubsidieerde arbeid als men daarvoor geïndiceerd is.
2%
47
Ontwikkelingsprogramma
wezen, dusdanige problemen hebben dat de inkoop RBA zeer wordt bemoeilijkt. Uit overleg tussen Sociale Zaken en het Regionale Bureau Arbeidsvoorziening blijkt dat de meeste SZ-cliënten die zijn opgenomen in fase 2 of 3 in trajecten zitten bij BVWS of bij het RBA. Tevens bleek dat voor 151 SZcliënten in fase 2 en 3 nog geen trajectplan was opgesteld. Daarvan zijn er inmiddels 115 door het RBA gesproken. Dat leverde het volgende beeld op.
• Telling lopende posten per fase-indeling (bestand Abw/IOAW 18-65 jaar)stand 09-09-1999
Ontwikkelingsprogramma
beidsmarkt zoals deze via het CWI Nieuwe Waterweg Noord kunnen worden geregistreerd. Waar mogelijk wordt getracht de werkloosheid versneld terug te dringen. Een terugdringing van de werkloosheid in de richting van het landelijk gemiddelde wordt, gelet op de regionale context, niet realistisch geacht. Temeer daar de landelijke ontwikkeling sneller gaat dan de ontwikkeling in het Rijnmondgebied.
dat dit tot nu toe niet is geregistreerd. Cliënten met een taalachterstand die nieuw instromen worden bij heronderzoek direct doorverwezen naar het Regionaal Opleidings Centrum (ROC) voor het volgen van een taaltraject. Cliënten met een arbeidsverplichting krijgen voorrang bij plaatsing. Afgesproken is dat deze cliënten strak zullen worden gevolgd om uitval tegen te gaan (‘lik op stuk beleid’). In de eerste 6 maanden zijn 74 cliënten in dit kader gemeld bij het ROC. In totaal volgen 250 SZ-cliënten (exclusief nieuwkomers) een taaltraject bij het ROC, 88 SZ-cliënten staan op de wachtlijst van het ROC.
De inzet Er wordt in Schiedam gestreefd naar: 1. een afname van het in het CWI Nieuwe Waterweg Noord geregistreerde aantal werkzoekenden met gemiddeld 8% op jaarbasis (= handhaven trend). Aantal ingeschreven werkzoekenden: 1-1-1997: 6151; 1-1-1999: 5068; 2. een afname van het in het CWI Nieuwe Waterweg Noord geregistreerde aantal werkzoekenden met een opleidingsniveau lager dan MAVO/LBO met gemiddeld 10% op jaarbasis (4% boven trend). 1-1-1997: 4242; 1-1-1999: 3691; 3. een afname van het in het CWI Nieuwe Waterweg Noord geregistreerde aantal werkzoekenden van allochtone afkomst met gemiddeld 7,5% op jaarbasis (5% boven trend): 1-1-1997: 2151; 1-1-1999: 2041; 4. een afname van het in het CWI Nieuwe Waterweg Noord geregistreerde aantal werkzoekenden langer dan 1 jaar werkloos met gemiddeld 6% op jaarbasis (2% boven trend): 1-1-1997: 3712; 1-1-1999: 3418; 5. een afname van het aantal uitkeringsgerechtigden met een ABW/IOAZ/IOAW uitkering met 5 % op jaarbasis. Dit is gerelateerd aan een gemiddelde beperking van 5% op jaarbasis van de instroom van cliënten met een uitkering vanuit de randgemeenten van Schiedam. Per 31 augustus 1999 bedroeg het aantal gerechtigden met een ABW- of IOAW/IOAZ-uitkering 3440. De afgelopen jaren is het cliëntenbestand in geringe mate afgenomen. Voor een sluitende aanpak van jongerenonderwijs en arbeidsmarkt wordt verwezen naar paragraaf 6.15.
Tenslotte De opgave is om het bestand zodanig verder uit te kristalliseren dat per cliënt een duidelijk profiel wordt gecreëerd in het dossier. Voor nieuwe ingestroomde cliënten gebeurt dit al door de gestructureerde benadering via de ‘CWI pilot Waterweg Noord’. Voor de bestaande cliënten is de doorkijk in het ‘fase 4 bestand’ van groot belang geweest. Een substantieel deel van deze ‘fase 4 cliënten’ volgt een traject. Voor een ander deel van deze cliënten is het werken aan de meervoudige problematiek een absolute voorwaarde voor verdere stappen in de richting van arbeidsintegratie. Bij een grote groep cliënten is het echter zeer de vraag of investeringsbeslissingen op het gebied van reïntegratie nog aan de orde is. Voor hen zullen andere arrangementen moeten worden bedacht. Ook al beschikken we over een breed scala van reïntegratie-instrumenten, dan is het nog de vraag of deze op termijn kunnen worden ingevuld. Voorlopig gaan we uit van de inzet zoals die is genoemd in het MOP. Uit nadere analyse van het cliëntenbestand en de evaluatie moet blijken of de voorgenomen taakstellingen in het hoofdstuk ‘werk en economie’ reëel zijn. Daarom gelden drie belangrijke randvoorwaarden voor de te leveren prestaties in het kader van het werkgelegenheidsbeleid: 1. een gecontinueerde landelijke economische groei over de periode 1999-2003 van gemiddeld 2,5%; 2. vermindering van de instroom van langdurige (langer dan 3 jaar werkloos) werkloze werkzoekenden (met een uitkering) vanuit randgemeenten rond Schiedam met een afname van 5 % op jaarbasis. Als peildatum geldt 1 januari 1999. De vermindering is mede afhankelijk van het volkshuisvestingsbeleid van de gemeente, met name op het punt van het terugdringen van de eenzijdigheid van de woningvoorraad. Zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 en verder; 3. beschikbaarheid van voldoende uitkeringsgerechtigden waarvoor op verantwoorde wijze een investeringsbeslissing kan worden genomen ten behoeve van reïntegratie.
4.15. Additioneel gefinancierde werkgelegenheid en toeleidende activiteiten De kernactiviteiten tot 2003 voor de gemeente Schiedam zijn: Aanpak jongeren In een sluitende aanpak van jongeren van 16 tot 23 jaar is het doel ervoor te zorgen dat iedere jongere beschikt over een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. De inzet van de scholingsinstrumenten is gebaseerd op een analyse van het vacatureaanbod over langere termijn.
4.14.3. Prestaties Het onafhankelijk onderzoeksinstituut Nyfer heeft in april 1999 een atlas uitgegeven voor gemeenten. In deze atlas wordt over de sociaal-economische positie van Schiedam gezegd:
4.8 Gemeentelijk werkfonds.
"In het Rijnmondgebied is, in tegenstelling tot de rest van Nederland, de werkgelegenheid in de periode 1992 - 1996 gedaald. Schiedam vormt hier geen uitzondering op. De jeneverstad heeft echter wel een gezonde verdeling over de sectoren van de werkgelegenheid. De groeisector handel vormt een belangrijke steunpilaar van de stedelijke economie. De stijging van het armoede- en bijstandsniveau baart zorgen. De stijging blijft zich in 1997 doorzetten met tweehonderd extra bijstandsklanten erbij. Schiedam heeft het hoogste aantal allochtonen buiten de grote vier steden".
Financiering (x ƒ miljoen) 1999
2000
2001
2002
2003
5.0
5.3
5.3
5.3
5.5
Gemeentelijk Werkfonds (= vm JWG en banenpool)
Gemeente: structurele formatie WIW-uitvoeringsorganisatie
Opzet en uitbouw dienstverlening Schiedam verwacht op 1 januari 2001 een goed functionerend Centrum voor Werk en Inkomen gereed te hebben. Tot die tijd wordt in de opbouwfase van het Centrum geïnvesteeerd. Inzet is een snellere en effectieve koppeling van de vraag naar en het aanbod van vacatures. Uitgangspunt is de toepassing van het principe ‘werk boven inkomen’.
"Afgemeten aan de sociaal-economische achtergrond van de stad steken de stijging van zowel het bijstands- als het armoedeniveau zeer ongunstig af".
Financiering Stimuleringsregeling SWI : fl. 709.191 (t.b.v. ontwikkeling en uitbouw CWI Nieuwe Waterweg Noord). Betrokken partners (waarvan de gemeente Schiedam er een is) moeten de kosten nog verdelen. Gemeente: via structurele formatie Sociale Zaken.
Gelet op de sociaal-economische positie van de stad, haar inbedding in een zwakke regionale structuur en een geringe beïnvloedbaarheid, gaat Schiedam uit van een realistisch traject bij het terugdringen van de werkloosheid. Dit traject is gebaseerd op de actuele en feitelijke ontwikkelingen op de ar-
48
Trajecten sociale activering Voor langdurig werkloze cliënten met een bijna onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt (fase 4) worden op jaarbasis (vanaf 2000) 150 tot 200 lopende en nieuwe trajecten uitgevoerd die gericht zijn op sociale activering. De gemiddelde kosten per traject komen op ƒ 5.000 inclusief de eigen personeelslasten van de gemeente. De trajecten moeten voor 2/3 van de benaderde cliënten bijdragen tot een bevordering van de deelname aan maatschappelijke activiteiten.
Dit is exclsusief de nog te verwachten 76.1 banen in de zorgsector waarvoor de gemeente met ingang van 01-01-2000 verantwoordelijk wordt. Bij de invulling van deze banen wordt prioriteit gegeven aan de vorming van integrale wijkserviceteams (in het kader van toezicht en onderhoud). De wijkserviceteams zijn vanaf 1997 op succesvolle wijze in de wijken Nieuwland en Oost operationeel. Vanaf 2000 worden wijkserviceteams tevens ingezet in de onderwijs- en zorgsector. Het doel is wijkserviceteams in alle wijken van Schiedam per 2003 operationeel te hebben.
4.11 Trajecten sociale activering
Financiering (x ƒ 1.000) 1999
2000
2001
2002
2003
Gsb
65
?
?
?
?
ESF
648
500*
?
?
?
Gemeente (MJB)
117
117
?
?
?
*deels dekking via gebruikmaking van een deel (ƒ 200.000) van het Scholings- en activeringsbudget WIW
Sociale activering van Ouder-Kind Centrum Vanuit de cursus ‘Vrouwen op weg’, die in het kader van de sociale activering wordt gegeven, wordt in de wijk Nieuwland een Ouder-Kind Centrum opgezet. Dit centrum wordt een laagdrempelige, op de wijk Nieuwland gerichte voorziening, waar ouders in zelfbeheer met hun kinderen dagelijks terecht kunnen. Het is een ontmoetingsplaats voor (alleenstaande) ouders en hun (jonge) kinderen waardoor sociaal isolement wordt voorkomen of doorbroken.
Daarnaast zal een substantieel aantal WIW-detacheringsbanen, in het kader van de sluitende aanpak, door jongeren tot 23 jaar bezet zijn. 360 WSW-plaatsen zijn bezet door werkzoekenden met een arbeidshandicap (deze zijn geïndiceerd voor de WSW). 10% van de werknemers op de WIWdetacheringsbanen en de In-/Doorstroombanen dient binnen 1 jaar naar regulier werk uit te stromen. Voor mensen met een arbeidshandicap zullen het REA-instrumentarium en de REA-middelen ten volle worden benut. Het aandeel van allochtone werknemers op de In-/Doorstroombanen en WIW-detacheringsbanen zal jaarlijks worden verhoogd. Inzet is een aandeel dat conform is aan het aandeel in de beroepsbevolking per 2010. Voor de uitstroom naar regulier werk wordt bevorderd dat er jaarlijks 100 werkervaringsplaatsen in de marktsector worden gecreëerd.
4.12Sociale activering van Ouder-Kind Centrum 1999 Juliana Welzijnfonds VSB
Financiering: (x ƒ 1.000)
2000
2001
95
2002
2003
-
-
Nog onbekend
Gsb
Arbeidsreïntegratie gerichte trajecten Per jaar worden tenminste 500 arbeidsreïntegratie gerichte trajecten uitgevoerd voor werkzoekenden met een korte en wat langere (fase 2 of 3/4) afstand tot de arbeidsmarkt. Hiervan moet 65% naar regulier werk kunnen doorstromen. Voor de uitstroommogelijkheden naar werk in relatie tot de kwaliteit van het uitkeringsbestand moet een restrictie worden gemaakt. Uit onderzoek blijkt dat een groot aantal uitkeringsgerechtigden niet of slechts met zeer veel inspanning kunnen reïntegreren. Veelal liggen hier medische of sociale oorzaken aan ten grondslag. Dit heeft consequenties voor de jaarlijks te bepalen reïntegratietrajecten. Gemiddelde kosten per traject bedragen ƒ 7.500 tot ƒ 8.500 . Deze bedragen zijn exclusief de eigen personeelskosten.
Taakstellingen programma Het streven is dat iedere jongere van 23 jaar over een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt beschikt: 1. snelle en efficiënte ‘matching’ van vacatures en werkzoekenden in het kader van een sluitende aanpak voor werkzoekenden die zich bij het Centrum voor Werk en Inkomen aanmelden; 2. scheppen van tenminste 820 additioneel gefinancierde banen (WIW, WSW en In-/Doorstroombanen) in 2003 met een uitstroompercentage naar regulier werk van 10 % op jaarbasis voor de WIW-detacheringsbanen en de In-/Doorstroombanen. Streven is om jaarlijks 10% van de nieuwe In-/Doorstroombanen te benutten voor mensen met een arbeidshandicap. Daarnaast wordt voor deze groep het REA-budget maximaal benut; 3. uitvoeren van 500 arbeidsreïntegratie trajecten op jaarbasis met een uitstroom naar regulier werk van 65% (afhankelijk van de kwaliteit van het uitkeringsbestand); 4. uitvoeren van 175 trajecten sociale activering met een bevordering van de maatschappelijke participatie in 66% van de gevallen.
4.10 Arbeidsreïntegratie gerichte trajecten
4.16. Wijkgerichte aanpak werkloosheid
4.9 In-/Doorstroom en WIW-detacheringsbanen 1999
Financiering (x ƒ miljoen)
2000
2001
2002
2003
In-/Doorstroom-/Melkertbanen 5.4 7.9 9.8 11.8 12.7 Gemeente: via structurele formatie WIW-, WSW-uitvoeringsorganisatie en Buro voor Werk en Scholing
Financiering: ( x ƒ 1.000)
1999 2000 2001
2002 2003
Op de schaal van Schiedam is de wijk een te kleinschalig niveau om de werkloosheid effectief aan te pakken. Uiteraard wordt door Sociale Zaken waar mogelijk aangesloten bij initiatieven op wijkniveau. De dichtbebouwde Schiedamse wijken kunnen helaas onvoldoende bedrijvigheid herbergen om de werkloosheid binnen deze kaders op te lossen. De meeste Schiedamse (maar ook regionale) werkgelegenheidslocaties liggen echter dusdanig dichtbij dat het argument afstand slechts zelden een rol hoeft te spelen, zeker met het goede openbaar vervoernetwerk dat met de metro nog wordt verbeterd. Toch is het zinvol om op andere manieren in contact te treden met (groepen van) werkloze wijkbewoners waar gewerkt wordt aan
Aantal trajecten
Prestatiebudget Arbvo
?
265
Besluit inkoop dienstverlening 1.200 1.400 1.400 1.300 1.300
-
?
?
?
144
Sluitende aanpak
600
600
600
600
600
80
REA
430
465
?
?
?
30
Aantal trajecten ESF (onder voorbehoud) ? ? ? p.m. Gemeente: structurele formatie Sociale Zaken en Buro voor Werk en Scholing i.v.m. inkoopfunctie en bewaking uitvoering van ingekochte trajecten alsmede via gebruikmaking van een deel van het Scholings- en activeringsbudget WIW
49
Ontwikkelingsprogramma
(voor 1999: ƒ 1,9 miljoen) . De ESF financiering is additioneel en is in verband met de onzekerheden rond toekenningsbeleid ESF buiten beschouwing gelaten.
Gesubsidieerde banen Inzet van een substantieel aantal gesubsidieerde banen ten behoeve van langdurige werklozen. In 2003 zijn in de gemeente Schiedam tenminste 320 In-/Doorstroombanen en 160 WIW-detacheringsbanen bezet door werkzoekenden ouder dan 23 jaar en langer dan 1 jaar werkloos. Dit aantal is gebaseerd op de jaarlijkse vermeerdering van het aantal In-/Doorstroombanen door het Rijk: 1999 : 194 2000 : 235 2001 : 287 2002 : 320
Ontwikkelingsprogramma
Gesubsidieerde banen worden met name ingezet ter versterking van de leefbaarheid en het veiligheidsgevoel van de burgers in de wijken. De kern van de aanpak vormen integrale wijkserviceteams in alle wijken per 2003. Ter verbetering van de mogelijkheden tot arbeidsmarktparticipatie voor éénouder gezinnen, worden de mogelijkheden van kinderopvang, voor- en buitenschoolse opvang, openingstijden winkels en voorzieningen en openbaar vervoer geoptimaliseerd. De verbetering van de genoemde mogelijkheden tot arbeidsmarktparticipatie wordt ingepast in het kader van een experiment op grond van de landelijke stimuleringsmaatregel dagindeling.
revitalisering van wijken. Daarom wordt gewerkt aan het wijksgewijs benaderen van de beleidsdoelgroep, in aansluiting op ‘de carrousel van wijken’ (zie paragraaf 2.4). De volgende (voorzichtige) prestaties worden daarbij nagestreefd: 1 terugdringing van structurele werkloosheid met de eerder genoemde percentages voor de genoemde groepen in de wijken Oost en Nieuwland; 2 aanpak van 'generatie op generatie' werkloosheid, te starten in de wijken Oost en Nieuwland. In 2010 geldt de aanpak 'generatie op generatie' werkloosheid voor alle gezinnen met meerdere problemen; 3 de sluitende aanpak van de werkloosheid is ingebed in een wijkgerichte aanpak. De inzet van gesubsidieerde banen wordt betrokken in de opzet en uitvoering van wijkperspectiefplannen (hoofdstuk 2, paragraaf 2.4).
4.13 Overzicht geraamde kosten Economie en Werkgelegenheid Economie en werkgelegenheid
2000
2001
2002
5.300.000
5.300.000
5.300.000
2003
2004
5.300.000
5.300.000
dekking
4.14 Additioneel gefinancierde werkgelegenheid en toeleidende activiteiten: de sluitende aanpak Gemeentelijk werkfonds/WIW.
Begroting 2000 SWW
post 611.09 Gsb, gemeentelijk werkfonds/WIW; nummer 7
5.300.000-
5.300.000-
5.300.000-
5.300.000-
5.300.000-
7.900.000
9.800.000
11.800.000
12.700.000
12.800.000
Gesubsidieerde banen. In-/Doorstroombanen
Begroting 2000 SWW post 611.06. Voor 2000 hogere aantallen. T.z.t vindt wijziging van de begroting plaats
Gsb, instroom- en doorstroombanen; nummer 3
7.900.000-
9.800.000- 11.800.000-
12.700.000- 12.800.000-
d. Arbeidsreintegratie gerichte trajecten Besluit inkoop dienstverlening.
1.400.000
1.400.000
1.300.000
1.300.000
1.300.000
Beschikbaar gestelde bedragen worden afzonderlijk aan de begroting toegevoegd
Gsb, besluit inkoop dienstverlening; nummer 6
1.400.000-
1.400.000-
1.300.000-
1.300.000-
1.300.000-
Sluitende aanpak
600.000
600.000
600.000
600.000
600.000
Gsb, sluitende aanpak; nummer 4
600.000-
600.000-
600.000-
600.000-
600.000-
420.970
420.970
420.970
420.970
420.970
Reintegratie arbeidsgehandicapten (REA)
Nieuw Begroting 2000 SWW post 611.09
Trajecten sociale activering
117.000
Begroting 2000 SWW hlkpl 210 VR 44/1999
blz. 22 mjb 2000-2004.valt in 2001 117.000,- vrij omdat dan het experiment sociale activering eindigt.
141.000
258.000
258.000
258.000
258.000
Geen dekking
175 trajecten sociale activering
875.000
875.000
875.000
875.000
875.000
Geen dekking
41.303.970
43.268.970
45.073.970
45.973.970
46.023.970
Sociale activering van Ouder-Kind Centrum Totaal geplande uitgaven hoofdstuk 4 Dekking in begroting Dekking marktpartijen Dekking subsidies
95.000
Subs.Juliana Welz.fonds
587.970
470.970
470.970
470.970
470.970
20.000.000
20.000.000
20.000.000
20.000.000
20.000.000
3.500.000
3.595.000
3.500.000
3.500.000
3.500.000
Dekking Gsb regelingen
15.250.000
17.150.000
19.100.000
20.000.000
20.150.000
Totaal aan dekkingsmiddelen
39.337.970
41.215.970
43.070.970
43.970.970
44.120.970
1.966.000
2.053.000
2.003.000
2.003.000
1.903.000
Per saldo geen dekking
50
51
Ontwikkelingsprogramma
Ontwikkelingsprogramma
52
5
Cultuur en Toerisme Montmartre aan de Maas Schiedam is uniek in het Rijnmond gebied. Door haar goed bewaard gebleven historisch stadshart, het grootste in de regio, midden in een verstedelijkt gebied, heeft Schiedam een duidelijk onderscheidend product aan te bieden. Een oude binnenstad met een gevarieerde culturele infrastructuur, met vier musea, 2 theaters, beeldende kunst en ambacht, maar ook de tastbare geschiedenis van de jeneverindustrie in de vorm van 5 stadsmolens (de hoogste ter wereld), de pakhuizen, mouterijen, branderijen en monumentale woonhuizen langs de Schiedamse grachten en havens. De gemeente Schiedam onderkent de potenties van deze unieke combinatie voor de toeristisch-recreatieve en culturele ontwikkeling. Belangrijk voor de leefbaarheid van de stad en een bron van directe en indirecte werkgelegenheid en economische ontwikkeling. Dit vormt de basis voor een herkenbare identiteit en een hernieuwd zelfbewustzijn; een ‘Montmartre aan de Maas’ . De culturele en toeristisch-recreatieve ontwikkeling concentreert zich weliswaar in het toeristisch kerngebied van de binnenstad, doch kent ook elementen daarbuiten, in de wijken, langs de rivier en in het groen en de landelijke gebieden. Cultuur en toerisme vormen beleidsterreinen met een grote onderlinge samenhang en een sterke complementariteit. In hun ontwikkeling en interrelaties naar andere beleidsterreinen zijn het echter eigensoortige elementen die hierna een aparte beschrijving rechtvaardigen.
seizoen in Schiedam geeft de mogelijkheid om in de maand mei de faciliteiten van het VSB Theater a.d Schie in te zetten voor een productie in de 'buitenkamer': het Stadserf. Naast grote amateurproducties op locatie, zoals de Schat Producties, zijn professionele projecten mogelijk in de nog rijkelijk aanwezige oude industriële gebouwen in Schiedam. Te denken valt aan producties met de theatergroep Hollandia of aan een vaste werkplek voor een theatergezelschap in Schiedam. Deze theatergezelschappen kunnen de verplichting krijgen try-outs en premières in het VSB Theater a.d Schie te laten plaatsvinden. Schiedam streeft ernaar de ingeslagen weg van multidisciplinaire producties zoveel mogelijk te intensiveren. Voorbeeld is de Schatproductie Peer Gynt, waarin samenwerkingsverbanden tussen toneel-, muziek- en zangverenigingen en andere kunstuitingen tot stand kwamen.
Cultuur Cultuur levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van een stad. Een zogenoemde culturele infrastructuur met musea, schouwburg, muziekschool en centra voor beeldende kunst (de hardware), wordt als een positieve component gezien van het vestigingsklimaat. De cultuur van een stad en haar bewoners is meer dan de ‘hardware’, de gebouwen. Cultuur is de uitingsvorm van de som aan menselijke activiteiten in interactie met de omgeving. Deze activiteiten en interactie (de ‘software’) zijn minder grijpbaar, maar vormen uiteindelijk de cultuur van een stad. Door bestaande middelen als de musea, het theater en de amateurverenigingen, op een nieuwe manier met elkaar te verbinden, kan veel – maar niet genoeg - worden bereikt. Nieuwe acties en combinaties zijn nodig om de cultuur van Schiedam een plaats te geven in de samenleving waar ze een krachtige bijdrage kan leveren.
5.2.1. Festival als eindpunt van een kunsteducatief project In het kader van de Cultuurnota 2001-2004 zijn door de middelgrote gemeenten van Zuid-Holland en de provincie enkele voorstellen ingediend bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Één van de meest aansprekende voorstellen is het door Kunstgebouw, Stichting Kunst en Cultuur Zuid-Holland ontwikkelde X-Change. Het project X-Change startte zomer 1998 in Dordrecht, Spijkenisse en Zoetermeer. Het project richt zich op jongeren van 12 tot 18 jaar en gaat over de raakvlakken van wereldmuziek en popmuziek. Doelen zijn: • het bevorderen van kunstdeelname gericht op muziek, • uitwisseling en • het vergroten van toegankelijkheid van lokale culturele voorzieningen. In het project werken verenigingen, zelforganisaties en lokale instellingen samen. Een jaar lang worden activiteiten georganiseerd, waarna er aan het einde van het jaar een presentatie plaatsvindt van alle activiteiten. De activiteiten zijn afhankelijk van de lokale situatie, als bestaande instellingen en de samenstelling van de bevolking. Het is een driejarig project met een aantal vaste onderdelen en per gemeente minimaal één uniek onderdeel. Het unieke onderdeel voor Schiedam is een festival op bijvoorbeeld het Stadserf. Het project bouwt in de eerste drie jaren aan een lokaal netwerk van scholen (onderbouw voortgezet beroepsonderwijs), muziekscholen (kunstzinnige vorming), buurthuizen, het popcircuit en verschillende cul-
5.2. Podiumkunsten Het lokale en regionale succes van het VSB Theater a.d Schie kan verder worden uitgebouwd richting openbare ruimte van de stad. Gedacht wordt aan een nieuw festival waar de culturele diversiteit van Schiedam recht wordt gedaan. In de opzet van het theater en zijn omgeving is uitgegaan van het idee dat het theater een ‘binnenkamer’ en een ‘buitenkamer’ heeft. De buitenkamer, het nieuwe Stadserfplein, is in de plannen van het VSB Theater a.d Schie nog niet uitgewerkt. De vroege sluiting van het theater-
53
Ontwikkelingsprogramma
turele Hoofdstad 2001 worden gecoördineerd door ‘Kunstgebouw’. In de plannen zijn een aantal activiteiten in Schiedam genoemd die op de stedelijke dynamiek als thema aansluiten. De gemeente Schiedam heeft de genoemde mogelijkheden onderzocht en ziet kansen voor deelname met de onderstaande activiteiten:
turele verenigingen. Dit netwerk wordt door de gemeente overgenomen en uitgebouwd als basis voor het jaarlijks terugkerende festival. Gestreefd wordt naar actieve deelnemers uit het lokale netwerk: muziekschoolleerlingen en leerlingen voortgezet onderwijs, jongeren uit het buurthuis, bezoekers van wijk- of jongerencentra, jongeren uit het popcircuit en leden van verschillende culturele verenigingen. Het aantal actieve deelnemers in Schiedam kan gezien het hoge percentage jongeren hoog worden ingeschat. In Schiedam bestaat 23,7% van de inwoners uit jongeren, waarvan circa 37% met een andere culturele achtergrond. Het algemene publiek kan geschat worden op tien tot twintig duizend personen. Het festival vergt een opbouwfase van drie jaar en kan voor het eerst in 2003 worden gehouden. Behalve flinke bijdragen van het Rijk en de Provincie zijn de kosten voor de drie jaar durende opbouwfase ƒ 60.000 per jaar, waarvoor een beroep wordt gedaan op het Gsb. Voor het jaarlijks terugkerende festival worden de kosten geraamd op ƒ 250.000. De dekking hiervoor ligt bij de begroting evenementen, amateurkunst en culturele activiteiten en bij sponsoring.
• Schat Producties bij het Zakkendragershuisje Stichting Schat Producties werkt aan een nieuwe uitvoering. Kern van de synopsis is het tonen van de ontwikkeling van een plek door de tijd aan de hand van de belevenissen van een kunstenaar. De locatie is bij het Zakkendragershuisje en de periode loopt van 1258, 1455, 1770 tot 2001. De groei van de stad op deze plek is in het veranderend decor verwerkt. De kunstenaar, door de tijden heen uit dezelfde familie stammend, geeft in zijn belevenissen de veranderende omstandigheden weer van de tijd waarin hij leeft. De organisatoren zijn enthousiast over deelname aan Rotterdam Culturele hoofdstad 2001 en een bijdrage in organisatorische zin aan de productie is welkom. Ook de stadsbeiaardiers zien mogelijkheden om muzikaal bij te dragen aan deze manifestatie.
5.2.2. Professioneel gezelschap in eigen stad Naast het VSB Theater a.d Schie zou de vestiging van een professioneel theatergezelschap de stad Schiedam echt op de kaart zetten. Veel theatergezelschappen zijn door stadsvernieuwingsactiviteiten uit hun oefenruimtes verdreven. Zelfs in Rotterdam is oefenruimte schaars geworden. Schiedam is rijk aan oude industriële gebouwen waar nog geen nieuwe functies voor zijn gevonden.
• Breaking the Seales of Paradise De Professor van de Leeuw Stichting heeft een project gelanceerd met de titel ‘Breaking the Seales of Paradise’ waarin het begrip tijd en het denken daarover centraal staat. Een nog te vormen nieuwe stichting zal de verantwoordelijkheid voor dit project nemen. In 1999 is een besloten symposium gepland waarin met onder anderen een internationaal gezelschap kunstenaars het onderwerp en de mogelijkheden worden uitgediept. In 2000 en 2001 zal de uiteindelijke manifestatie plaatsvinden. Als bijdrage aan Rotterdam Culturele Hoofdstad 2001 is aan een combinatie gedacht van een kunstenaar uit ‘Breaking the Seales of Paradise’ met een opdracht in de openbare ruimte van Schiedam. De manifestatie zal afhankelijk van de uitkomst van het symposium - grotendeels een museaal karakter hebben. De opdracht in de openbare ruimte zal echter aardser zijn wat de verschillen in beleving van het begrip tijd betreft. Er kan worden gedacht aan een opdracht in relatie tot honderd jaar woningwetgeving, het begrip tijd in relatie tot een veranderende opvatting over wonen, eventueel in samenwerking met woningcorporatie Woonplus Schiedam. De bijdrage van de gemeente Schiedam aan deelname aan Rotterdam Culturele Hoofdstad 2001 met behulp van Kunstgebouw, Stichting Kunst en Cultuur Zuid-Holland is in financiële zin ƒ 1,50 per inwoner en het bieden van mogelijkheden tot sponsorwerving in het gebied van Schiedam. De bewoners van Schiedam kunnen deelnemen aan de Schiedamse evenementen in dit kader en aan de overall-projecten van Kunstgebouw en Rotterdam Culturele Hoofdstad 2001 die tevens in Schiedam zullen worden geprogrammeerd. De bijdrage van Schiedam zou ten goede moeten komen aan: • Stichting Schat Producties • ‘Breaking the Seales of Paradise’ • Openbare ruimteproject
Tegenover het aanbieden van een gebouw en een jaarlijkse subsidie van ƒ 250.000 (als aanvulling op een bijdrage uit het Kunstenplan van het Rijk) staat de verplichting try-outs en premières in het VSB Theater a.d Schie of het Vestzaktheater ‘de Teerstoof’ te plaatsen. De dekking voor dit bedrag moet deels bij het Gsb en deels bij een vaste sponsor worden gevonden.
5.2.3. Samenwerking De rol van Schiedam in regionaal verband krijgt onder meer gestalte in deelname aan Rotterdam Culturele Hoofdstad 2001. Het concept van Rotterdam Culturele Hoofdstad 2001 is te kenschetsen als het zichtbaar maken van het gegeven dat een stad vele gezichten heeft. ‘Rotterdam is vele steden’ is dan ook de subtitel. De organisatie tracht dit concept uit te werken door een indeling in domeinen zoals het fysieke domein, het multiculturele domein, het domein van jongeren en het domein van de podiumkunsten. De provincie Zuid-Holland speelde de bal terug met het thema ‘Vele steden maken Rotterdam’ dat vooral de stedelijke dynamiek laat zien van het stedelijk veld van Rotterdam, dat gevormd wordt door de regiogemeenten waaronder Schiedam. De dynamiek van bevolkingsgroepen binnen de Ring van Rotterdam heeft te maken met het vestigingsmilieu. Er is sprake van een voortgaand proces van suburbanisatie dat elke metropool maakt tot ‘een stad van vele dorpen’. Schiedam is ontegenzeggelijk deel van het stedelijk weefsel van Rotterdam met eigen problematieken en dynamieken. De cultuur van plek, stad en bewoners speelt hierin een wezenlijke rol. Cultuur is de uitingsvorm van de som aan menselijke activiteiten in interactie met haar omgeving. Onderdelen van het vestigingsklimaat zijn de mogelijkheden tot wonen, werken, bouwen en vorming. Maar ook de mogelijkheden te communiceren met medemensen door onder meer culturele activiteiten als scheppend of uitvoerend kunstenaar (amateur of professioneel) of als toeschouwer (actief of passief) zijn belangrijke motieven om zich hier te vestigen. Rotterdam Culturele Hoofdstad 2001 schept de mogelijkheid voor Schiedam om te laten zien dat zij een positief vestigingsklimaat heeft door middel van culturele activiteiten.
5.3. Visuele kunsten In veel steden bestaat een architectencafé dat actief discussies en lezingen organiseert. In Schiedam moet een dergelijk initiatief nog worden ontwikkeld. In Schiedam is al wel succesvol samengewerkt tussen architectuur, stedenbouw en beeldende kunst in de vormgeving van onder meer het Stadserf. Gestreefd wordt een dergelijke gezamenlijke productie tot vast beleid te maken in de vormgeving van de nieuwe bouw- en herinrichtingsprojecten. Naast architectuur en beeldende kunst vallen ook design en vormgeving onder de visuele kunsten. Met de vestiging van het designcentrum van Jan des Bouvrie in de Schiedamse Korenbeurs, kan in het kader van de nieuwe oriëntatie op de binnenstad gedacht worden aan een stimuleringsbeleid van cultuur en economie. Jonge vormgevers kunnen zich vestigen in
De plannen voor de deelname van de regiogemeenten aan Rotterdam Cul-
54
5.3.3. Stimulering vestiging jonge ontwerpers Door de vestiging van Des Bouvrie in De Korenbeurs zal een designgevoelig publiek Schiedam gaan bezoeken. Het streven is deze bezoekers langer in Schiedam vast te houden door een cultureel aanbod, maar ook door een gevarieerder winkelaanbod. Een positief vestigingsbeleid voor jonge ontwerpers kan een trekker worden voor Schiedam. De gemeente onderzoekt de mogelijkheden voor een nieuw beleid ten aanzien van ateliers en galeries en wil daarin het vestigingsbeleid voor vormgevers opnemen. Als voorbode voor deze extra aandacht is in oktober 1999 de Zuid-Hollandse Vormgeversprijs uitgereikt in het Stedelijk Museum Schiedam. Deze activiteit is een initiatief van de Provincie Zuid-Holland en wordt door Kunstgebouw uitgevoerd.
5.3.1. Integraal ontwerp fysieke openbare ruimte Er staan een groot aantal herinrichtings- en nieuwbouwprojecten op stapel in Schiedam. Het is in veel steden in Nederland een gegeven dat beeldende kunst in samenwerking met stedenbouw, architectuur en landschapsarchitectuur een inspirerende bijdrage levert aan de verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte. Integraliteit en partnership staan hoog in het vaandel van de Stadsvisie. De samenwerking heeft reeds in meerdere projecten gestalte gekregen en met name het Stadserf is voor velen een positieve ervaring geweest. Met het huidige jaarlijkse budget van ƒ 55.000 is het gewenste beleid afhankelijk van de goodwill van personen. De positie van de beeldende kunst heeft op deze manier niet een serieuze plek in het proces. Om de komende jaren aan een veelvoud aan projecten een zinnige bijdrage te kunnen leveren, moet de beeldende kunst in een vroegtijdig stadium aan tafel komen en gaan bijdragen aan meer kwaliteit van de stedelijke woonen leefomgeving. De komende jaren staan grote projecten op stapel bij het Land van Belofte, de Plantage, het Tramlusgebied bij het Stadserf, het NS-station Schiedam-Centrum, het Doelenplein en in de nieuwbouwwijk Sveaparken. De beeldende kunst krijgt een serieuze plek in het proces met een percentageregeling op bijvoorbeeld de kale bouw- of herinrichtingskosten. De partners worden zo procedureel aan elkaar verbonden, zodat het resultaat niet afhankelijk blijft van de goodwill van personen. De gelden die via een percentageregeling bestemd zijn voor de bijdrage van de beeldende kunst aan het bouwproject, vloeien uiteindelijk weer terug in de kwaliteit van het project.
5.4. Inspirerende ontmoetingen Kunsteducatie in traditionele vorm is kennisoverdracht om kunst toegankelijk te maken voor grote groepen mensen. In de kunst blijkt de confrontatie met de 'echte kunst en kunstenaar' het meest indringend. Het wennen aan kunst kan door kunstwerken te lenen bij de Artoteek. Steeds meer mensen weten door een reeks van wervende activiteiten van de Artoteek de weg te vinden naar de nieuwe locatie aan de 's-Gravelandseweg. De hedendaagse kunst toont een verrassende tendens waarin kunstenaars samen met publiek of bewoners werken aan bijvoorbeeld projecten voor een wijk. Deze kunstvorm die ook wel 'social sculpture' wordt genoemd, is door haar werkwijze impliciet educatief. Het terugbrengen van de kunstenaar naar het midden van de samenleving door vormgevingsprojecten in de openbare ruimte en door 'social sculpture', verdient meer aandacht.
5.3.2. Communicatie/architectencafé
Voor de autonoom ontwikkelde kunstwerken wordt een plaatsingsbeleid ontwikkeld. Er wordt niet gestreefd naar de traditionele beeldenroute, maar naar een plaatsing van sterke autonome kunst in de openbare ruimte waarmee een stadscollectie wordt aangelegd. Zoals iedere collectie zal ook deze door educatieve begeleiding toegankelijk worden gemaakt voor een groot publiek.
In meerdere steden leveren de zogenoemde architectencafé’s positieve bijdragen aan discussies over herinrichtingen, maar ook met rondleidingen in nieuwbouw een bijdrage aan de trots op de eigen stad. Met het ambiti-
Het zelf beoefenen van muziek, theater en beeldende kunst krijgt steeds meer belangstelling van de Schiedamse bevolking die uit verschillende cul-
5.1 Investeringen cultuur en toerisme Cultuur
2000
2001
2002
60.000
60.000
60.000
2003
2004
250.000
250.000
dekking
5.2.1. Stadserffestival Opbouwfase in 3 jaar Jaarlijks festival
Geen dekking Dekking binnen de begroting en sponsoring
5.2.2. Professioneel gezelschap in eigen stad Gedeelte financiering door sponsor: aanname: 50.000,Gedeelte financiering door gemeente: aanname: 200.000,-
50.000
50.000
50.000
500.000
50.000
200.000
200.000
200.000
200.000
200.000
Sponsoring Geen dekking
5.2.3. Samenwerking Deelname aan Rotterdam Culturele hoofdstad 2001 Gebaseerd op 1,50 per inwoner
100.000
Geen dekking
5.3. Visuele kunsten 5.3.1. Integraal ontwerp fysieke openbare ruimte Huidige jaarlijkse budget
55.000
55.000
55.000
55.000
55.000
Begroting 2000 CES funktie 540.02
Extra jaarlijks budget 5.3.2. Architectencafe
55.000
55.000
55.000
6.000
6.000
6.000
55.000
55.000
Geen dekking Begroting 2000 CES fonds beeldende kunst
55
Ontwikkelingsprogramma
euze bouwprogramma voor de komende jaren lijkt de start van een Schiedams architectencafé een goede vorm om de communicatie over de bouwactiviteiten ook via deze lijn op te zetten. De gemeente Schiedam zal het initiatief nemen en de opzet ter hand nemen. De kosten voor de eerste periode (2000-2003) zijn ƒ 6.000 per jaar. Dekking wordt gezocht in het fonds beeldende kunst. Zoals ook in andere steden is gebeurd, zullen de grotere architectenbureaus naar verwachting via sponsoring de kosten van het architectencafé gaan dragen.
het gebied van de Dam, het Spinhuispad en de Lange en Korte Haven. Voor veel mensen is het Filmhuis de locatie waar een eerste kennismaking met de niet commerciële film plaatsvindt. Vooral met dwarsverbindingen tussen popmuziek, video, theater en dans kan een nieuw jong publiek worden bereikt. Veel van deze disciplines zijn terug te vinden in de presentaties in het Stedelijk Museum Schiedam waar aandacht is voor de kunststromingen uit het nabije verleden, zoals Cobra, en voor de pogingen van de jongste generatie. De prachtige collectie moderne Nederlandse kunst van het museum verdient het om onder de aandacht van een breed publiek gebracht te worden. Om dit contact tot stand te brengen, zijn nieuwe initiatieven nodig. De kunstenaars die in Schiedam gevestigd zijn, kunnen actiever betrokken zijn bij de activiteiten op verschillende locaties.
Ontwikkelingsprogramma
men zoals de Voorhaven en de Spuihaven in Schiedam. Uitvoeringstermijn voor dit project is 2000-2001 en de kosten bedragen ƒ 120.000.
turele achtergronden is samengesteld. Een centrale plek om van elkaars prestaties kennis te nemen en elkaar te stimuleren, is aan te bevelen. Verschillende initiatieven op kunsteducatief en kunstzinnig vormingsgebied kunnen resulteren in een Centrum voor Kunst- en Cultuureducatie. Dit Centrum kan tevens informatie geven aan jongeren over mogelijke voorstellingen die zij kunnen kiezen in het kader van Culturele en Kunstzinnige Vorming.
d. Versterken gebruik water Om het bezoek over het water te versterken worden aanlegmogelijkheden gecreëerd voor de chartervaart en de watersport. Aan de Buitenhaven worden voorzieningen aangelegd voor de chartervaart. De chartervaart is een groeimarkt die zoekt naar aanlegplaatsen in ZuidHolland, omdat dit gebied hoog scoort bij buitenlandse toeristen die vanuit Amsterdam Nederland willen bekijken. Sinds 1998 bezoeken charterschepen met buitenlandse toeristen regelmatig Schiedam. Deze schepen kunnen afmeren in de Buitenhaven nabij de VVV. Om een permanente aanlegplaats voor deze schepen te creëren is echter behoefte aan voorzieningen als elektriciteit en water. Voor een goede invulling van deze locatie wordt samengewerkt met de Belangenvereniging voor de beroeps chartervaart. Uitvoering is gepland voor 1999-2000. De kosten bedragen circa ƒ 75.000, wat deels door de gemeente vanuit het toeristisch budget wordt gefinancierd.
Collectie van monumentale beelden De inventarisatie van bestaande beelden levert naast inzicht in achterstallig onderhoud ook inzicht in de 'collectie'. Vooral ‘figuratief brons’ en ‘jaren zeventig abstract’ is vertegenwoordigd in de Schiedamse openbare ruimte. Hierin zijn verschillende kwaliteiten te onderscheiden. De Advies Commissie Beeldende Kunst streeft naar uitbreiding met onder meer kwalitatief hoogwaardige figuratieve kunst. In de komende vijf jaar zullen één groot werk en twee middelgrote werken worden aangekocht.
Toerisme
e. Kleine pleziervaart De zwaaikom bij het Doelenplein wordt ingericht voor de aanleg van de kleine pleziervaart. Dit plan vormt een onderdeel van de reconstructie van de Broersvest tot de zogenaamde 'Stadsas'. Naast aanlegplaatsen voor de kleine pleziervaart wordt ook gedacht aan een ruimte voor boten- of waterfietsenverhuur op deze locatie. Deze verhuur leidt tot nieuwe werkgelegenheid. Uitvoeringstermijn is 2000 en de kosten bedragen ƒ 400.000. Financiering: Subsidie Stichting Recreatie Toervaart Nederland en provincie Zuid-Holland gezamenlijk ƒ 150.000, gemeente : PM (MJB 2000).
5.5. Toeristische productontwikkeling 5.5.1. Schiedam over water Het water moet meer onderdeel gaan vormen van het Toeristisch Product Schiedam. Het water kan enerzijds een extra ontsluitingsroute vormen door de toegankelijkheid over water te verbeteren. Anderzijds kan het gebruik van het water worden gestimuleerd door het creëren van aanlegplaatsen voor de plezier- en toeristische vaart.
Projecten:
f. Toegankelijkheid over water Eén van de knelpunten bij het gebruik van het water als toegangsroute naar de stad zijn de beperkte openingstijden van de bruggen. Deze zijn niet afgestemd op de behoefte van de pleziervaart. De mogelijkheden voor automatisering van een aantal bruggen worden onderzocht. Dit onderzoek zal inzicht geven in de kosten en de haalbaarheid van het verruimen van de openingstijden door het automatiseren van bruggen. Resultaten van dit onderzoek worden op korte termijn verwacht. Uitvoeringstermijn is 2000-2003, kosten zijn nog onbekend. Financiering: Er wordt een subsidieaanvraag ingediend bij de Stichting Recreatie Toervaart Nederland.
a. Vervoer over water Ten behoeve van het vervoer van toeristen en recreanten over water, is de aanleg van een steiger aan het Hoofd gepland. Deze steiger vormt een onderdeel van een regionaal netwerk van aanlegplaatsen: het zogenaamde Waternet. Waternet heeft inmiddels vijf pontons in de gemeente Rotterdam in gebruik en wil dit aantal westwaarts uitbreiden in de richting van de gemeenten Schiedam, Vlaardingen en Maassluis. Achterliggend doel bij het creëren van deze uitbreiding is het koppelen van de toeristisch-recreatieve producten van de hierin participerende gemeenten (Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis). Hieruit kunnen nieuwe arrangementen worden ontwikkeld, met positieve gevolgen voor het toeristisch-recreatieve bezoek en de werkgelegenheid in deze sector. De totale kosten voor de uitvoering van de steiger aan het Hoofd bedragen ƒ 575.000. Na aftrek van de toegezegde subsidies door het Rijk (KONVERsubsidie), resteert voor Schiedam een bijdrage van circa ƒ 350.000.
5.5.2. Schiedams Oudsten Schiedam beschikt over veel bijzondere gebouwen en objecten. Niet al deze panden en objecten worden als onderdeel van het Toeristisch Product volledig benut. Door het geven van een functie aan panden, het kwalitatief opwaarderen van panden en objecten én het ontwikkelen van nieuwe producten, kunnen bezoekersaantallen aan de stad worden vergroot en kan de verblijfsduur van de bezoeker worden verlengd. Het geven van een daadwerkelijk functie aan panden leidt ook tot vergroting van de werkgelegenheid, met name in de zin van beheer en toezicht. Projecten in dit kader zijn samengevoegd onder de term ‘Schiedams Oudsten’.
b. Versterken relatie rivier-binnenstad Om de bezoeker van de aanlegsteiger naar de binnenstad te brengen is aanvullend vervoer noodzakelijk maar moet ook de verbinding tussen rivier en binnenstad meer aantrekkelijker en herkenbaarder worden. In het kader van het regionale project 'De Westhoek van Zuid-Holland' zal dit project samen met de Waterweggemeenten worden uitgevoerd. Uitvoering is gepland voor 2000-2001. Voor het realiseren van een vervoersverbinding zijn reeds enkele belangstellenden in de markt. Financiering zal plaats vinden door de provincie Zuid-Holland en participerende gemeenten. Inzicht in de kosten kan pas gegeven worden wanneer een inventariserend onderzoek is afgerond.
Openstelling historische gebouwen a. Grote kerk, kerktoren, klokkenluiderswoning Het gebied Grote Kerk en kerktoren vormt een van de oudste gebieden van Schiedam. In 1997 is de tuin bij de kerk, het Oude Kerkhof, met Gsb-gelden heringericht tot een verblijfsgebied. De bedoeling is om ook de Grote Kerk en de kerktoren een belangrijker functie te geven in het toeristisch product.
c. Aanlegsteigers watertaxi's De gemeente Rotterdam werkt momenteel aan het opzetten van een netwerk van steigers voor watertaxi's. Zo worden naast het verbinden van toeristisch interessante locaties ook woon-werkverbindingen via het water tot stand gebracht. Een ondernemer zal de taxidienst gaan exploiteren. Ook locaties buiten Rotterdam zijn interessant om in de dienstregeling op te ne-
Voor de kerktoren worden momenteel plannen uitgewerkt om beklimming mogelijk te maken. De toren biedt een prachtig uitzicht en beschikt over een
56
verzoek voor ongeveer ƒ 400.000, dat door de gedistilleerd branche, de gemeente en anderen zou moeten worden gefinancierd. Verder wordt een extra structurele jaarlijkse bijdrage in de exploitatie gevraagd van ƒ 100.000. Een eerder verzoek om verhoging van het bedrag is alleen gehonoreerd voor de jaren 1998 en 1999.
b. Zakkendragershuisje Het Zakkendragershuisje is een belangrijk en beeldbepalend pand in de jenevergeschiedenis van Schiedam. Het pand wordt nu gebruikt als woonhuis en speelt daarom alleen als decor een rol in het toeristisch product. In de toekomst zou dit pand een meer toeristische functie kunnen herbergen. Hiervoor wordt een haalbaarheidsonderzoek opgestart. Planning: 2001.
5.6.2. Historische omgeving
Met behulp van externe ondersteuning van bureau Berenschot worden momenteel de potenties van deze musea onderzocht teneinde een gefundeerd besluit te kunnen nemen. Dit onderzoek zal medio november 1999 ter bespreking en besluitvorming beschikbaar zijn. De eerste lijnen van het advies gaan voor het Stedelijk Museum in de richting van een profilering rond Nederlandse moderne kunst met een koppeling naar educatieve activiteiten en creatieve bedrijvigheid in een daarbij passend ander bestaand dan wel nieuw gebouw waar de collectie in volle omvang te zien zal zijn. Voor het Gedistilleerd Museum wordt gedacht aan versterking van het huidige concept, dan wel de keuze voor ‘living-history-presentatie’.
Een bezoeker aan de stad brengt een belangrijk deel van zijn tijd door in de openbare ruimte. Deze ruimte moet een aangename sfeer uitademen waardoor verlenging van de verblijfsduur en herhalingsbezoek wordt gestimuleerd. Inmiddels worden verbeteringen in de fysieke omgeving aangebracht. Tevens wordt aandacht gegeven aan het afstemmen van de openingstijden van de bijzondere detailhandel (antiek, curiosa, snuffelwinkels), ambachtelijke bedrijfjes en galerieën op de behoefte van de bezoeker én aan versterking van contacten tussen diverse partijen in de stad. Binnen dit programma worden de volgende projecten opgezet:
5.5.3. Liduina basiliek De in 1990 door het Vaticaan tot basiliek van de Heilige Liduina en O.L.V. Rozenkrans verheven Singelkerk is in de afgelopen 5 jaar constructief hersteld (fundering) en ingrijpend gerestaureerd. De kerk staat aan het in 1998 opgeleverde nieuwe Stadserfplein (met bibliotheek, theater, archief, stadswinkel, horeca en diensten) en gaat een prominente rol spelen bij de toeristische ontwikkeling. Niet alleen door het schitterende interieur van de in september 1999 weer in gebruik genomen kerk, maar ook door het feit dat er zich veel relikwieën bevinden en een Liduinakapel is ingericht. Liduina, de heilige van Schiedam die na de restauratie van de basiliek voor velen weer aanleiding is om ter bedevaart te gaan. Reden voor de VVV om haar groepsarrangementenprogramma uit te breiden.
a. Verhoging kwaliteit openbaar gebied Aan het verhogen van de kwaliteit van de binnenstad wordt momenteel hard gewerkt door herinrichting van straten en pleinen. Een goede sfeer en uitstraling door kwalitatief goede terrassen, beperking winkeluitstallingen, terugdringen gevelreclame, mooie gevels e.d. zijn echter minstens zo belangrijk. Initiatieven daartoe zijn gekoppeld aan het actieplan voor de binnenstad. b. Versterking toeristische wandelroutes Minder interessante of verwaarloosde locaties in de historische stadswandeling worden aangepakt. Daarnaast wordt in 2002 nagegaan of aan de bestaande wandelroutes nieuwe themaroutes kunnen worden gekoppeld, zoals een 'ambacht en cultuur-route', een kunstroute en dergelijke.
5.6. Cultuur en historische omgeving 5.6.1. Musea Naast de cultuur-historisch interessante objecten sluiten culturele instellingen als de musea, maar ook galeries en ambachtelijke werkplaatsen, uitstekend aan op het toeristisch-recreatieve product. Schiedam beschikt over vier musea: a. het Stedelijk Museum; b. het Nederlands Gedistilleerd Museum “de Gekroonde Brandersketel”; c. het Nederlands Malend Korenmuseum; d. het Nationaal Coöporatiemusuem. Zowel het Stedelijk Museum als het Gedestilleerd Museum hebben te kampen met in verhouding tot het verleden c.q. het oorspronkelijke bedrijfsplan tegenvallende bezoekersaantallen. In beide musea zal de gemeente moeten investeren.
c. Historische bovenlichten en ornamenten Vele historische panden in Schiedam beschikken over bijzondere ornamenten en bovenlichten. Deze objecten zouden meer benadrukt moeten worden dan tot op heden het geval is. Het opknappen van deze objecten en het organiseren van een wandelroute hierlangs staat gepland voor 2002. d. Naamgeving historische gebouwen (na 2003) Door het geven van een naam aan gebouwen en het vertellen van de historie van het gebouw, ontstaat voor de bezoeker een beeld van een (levende) geschiedenis. Naast een stille getuige in de vorm van een bord of paneel bij het pand, kunnen gebouwen worden opgenomen in het project ‘Sprekende Gevels’ van het Geheim van Holland. Bij Sprekende Gevels gaan gebouwen daadwerkelijk spreken door middel van een CD-ROM die de bezoeker bij de VVV kan huren. Dit project is in 1999 gestart in Leiden. Na gebleken succes wil Schiedam in 2001 aanhaken. Voor het project sprekende gevels is van het ministerie van Economische Zaken subsidie ontvangen. Voor het uitwerken van het project in Schiedam wordt van de gemeente een bijdrage verwacht van ƒ 100.000 en van het bedrijfsleven van ƒ 150.000.
Voor het Stedelijk Museum geldt dit voor het inhalen van het achterstallig onderhoud aan het gebouw en in elk geval voor conserveren/restaureren van de op zich zeer waardevolle collectie (waaronder een omvangrijke Cobra-verzameling). Voor dit laatste is een financiële bijdrage van 250.000 Euro (ƒ 550.000) van de Europese Commissie ontvangen, wat de waarde die aan de collectie wordt toegekend nog eens accentueert. Tevens ligt er een ambitieus plan voor renovatie/uitbreiding van het huidige gebouw dan wel het bouwen van een nieuw museum. Kosten van deze opties worden geraamd op tenminste ƒ 20 miljoen. Hiervan is tot op heden ƒ 2,2 miljoen gedekt. Ook voor het Nederlands Gedistilleerd Museum ligt er een investerings-
e. Stegenplan De stegen tussen de oude havens en de hoofdwinkelstraat krijgen meer
57
Ontwikkelingsprogramma
historisch carillon. Naast beklimmingen voor toeristen en bewoners wordt ook een project voor scholen opgezet met informatie over het carillon. Vanaf de zomer van 1999 worden zomerconcerten gegeven. In eerste instantie moet worden geïnvesteerd in de veiligheid van de toren. Hiermee is een bedrag gemoeid van circa ƒ 25.000. Dit wordt bekostigd uit het gemeentelijk toeristisch budget. Het project wordt in 2000 uitgevoerd. Voor de Grote Kerk en het aangrenzende Klokkenluidershuisje bestaan plannen om een bezoekerscentrum met een permanente historische tentoonstelling in te richten. Onderdeel van deze tentoonstelling is het verhaal van twee belangrijke vrouwen uit de geschiedenis van Schiedam: Aleida en Liduïna. Het graf van Liduïna in de Grote Kerk zal zichtbaar worden gemaakt. De kosten voor dit project zijn afhankelijk van de exacte locatie van het bezoekerscentrum. Indien deze wordt geplaatst in het Klokkenluidershuisje, dan moet de binnenplaats worden overkapt en moet een verbinding naar de Grote Kerk worden gerealiseerd. De uitvoering staat gepland voor 20012002.
Ontwikkelingsprogramma
om in principe onder dezelfde condities als de jaren daarvoor verder te gaan. Dit betekent dat de gemeenten jaarlijks ƒ 50.000 voor het project op de begroting moeten vrijmaken. Van de VVV’s wordt een jaarlijkse bijdrage gevraagd van ƒ 12.000.
kwaliteit en veiligheid om een bijdrage te leveren aan het toeristisch-recreatief product en aan de kwaliteit van de woonomgeving. Planning: 2002-2003. Kosten zijn circa ƒ 1 miljoen.
5.7. Marketing en promotie 5.7.4. Groepsarrangementenprogramma.
Een kwaliteitsproduct alleen is nog geen garantie voor het verhogen van bezoekersaantallen. Het toeristisch product Schiedam dient onder de aandacht van de doelgroepen te worden gebracht. Goede toeristische marketing en promotie zijn hiervoor vereist. Projecten in dit kader zijn:
De ontwikkeling van het Toeristisch Product, de recente belangrijke toevoegingen daaraan (waar onder de gerestaureerde Liduina basiliek) en de productverbreding die plaatsvindt door koppelingen te leggen met verblijfsduurverlengdende branches als musea, horeca en theaters, heeft de VVV doen besluiten haar groepsarrangementenprogramma voor het jaar 2000 uit te breiden van 5 naar 10. Daarbij worden de nieuwe mogelijkheden van een bezoek aan de basiliek en andere plaatsen uit het leven van de heilige Liduina benut. Tevens is verder inhoud gegeven aan de samenwerking met Rotterdam, waarbij dagtochten objecten in Schiedam en Rotterdam combineren: de molens, de jeneverhistorie en de basiliek zijn daarin gecombineerd met de Euromast, de Spido en Delfshaven. Strategische product/marktcombinaties die een belangrijke extra impuls voor het Schiedamse toeristisch product zijn. Met de werving en opleiding van een groot aantal extra stadsgidsen is een begin gemaakt.
5.7.1. Versterking promotie Voor marketing en promotie op toeristisch-recreatief gebied is in eerste instantie de Stichting VVV-Schiedam verantwoordelijk. Jaarlijks ontvangt de VVV-Schiedam een subsidie van de gemeente Schiedam, die in 1999 ruim ƒ 360.000 bedraagt. Omdat van dit bedrag (en bedragen van derden) ook alle huisvestingslasten en personeelslasten moeten worden betaald, is het budget voor de uitvoering van marketing- en promotieactiviteiten beperkt. Daarom heeft de VVV-Schiedam in 1999 het gemeentebestuur verzocht de jaarlijkse subsidie met ƒ 50.000 structureel te verhogen. Aan de raad wordt voorgesteld met dit verzoek in te stemmen, waarbij tevens de gelegenheid wordt aangegrepen om op basis van een te sluiten contract tussen de VVV en de gemeente Schiedam de prestaties van de VVV helderder in beeld te krijgen.
5.7.5. Samenvattend Doordat jarenlang toeristische productontwikkeling en -promotie de schaarse middelen hebben moeten delen met noodzakelijke grote uitgaven op vele andere terreinen, zijn de budgetten steeds gering geweest en veel minder dan nodig en door gemeente èn partners gewenst. Met het leggen van een groter accent op de toeristisch-recreatieve ontwikkeling en het in de komende jaren toedelen van extra middelen is er voor de korte termijn gekozen voor het doorzetten en versterken van een aantal lopende projecten en programma’s. Tegelijkertijd wordt samen met de partners gesproken over een plan van aanpak voor het vervolg, waarbij de hiervoor genoemde projecten en initiatieven (par. 5.5 en par. 5.6) in strategische zin met elkaar in verband worden gebracht. De nog lopende programma’s en de constatering dat het op het toeristischrecreatieve ontwikkelingsterrein niet alleen gaat om financiële injecties, maar óók om investeringen in organisatie en draagvlak (ook bij de partners) is gekozen voor een geleidelijke opbouw en ingroei in het brede stedelijk ontwikkelingsbeleid.
Teneinde de steun van marktpartijen voor (het werk van) de VVV te vergroten en de communicatie tussen het (potentiële) toeristische bedrijfsleven en de VVV-Schiedam en gemeente Schiedam te verbeteren, wordt een ‘toeristische borrel' opgezet. Deze borrel wordt twee maal per jaar georganiseerd door gemeente en VVV en beoogt de informatieuitwisseling te bevorderen en de ontwikkeling van nieuwe en gezamenlijke arrangementen te stimuleren. Alle toeristische en culturele marktpartijen worden hiervoor uitgenodigd. Planning: 1999-2004. Kosten: jaarlijks ƒ 10.000.
5.7.2. Evenementen Evenementen spelen een belangrijke rol bij het vergroten van de naamsbekendheid van een stad. Schiedam heeft in 1999 een beleid ontwikkeld om de subsidiëring aan evenementen meer te stroomlijnen. Evenementen die een belangrijke economische bijdrage aan de stad leveren, worden ondersteund. Om de kwaliteit en waardering van de diverse evenementen te meten, wordt door de gemeente een monitoringsysteem opgezet. Voor een goede uitvoering van het evenementenbeleid is jaarlijks een bedrag nodig van circa ƒ 500.000. Uit de eigen begroting heeft de gemeente circa ƒ 400.000 beschikbaar.
Voor het toeristisch-recreatieve beleidsveld relevante meetbare beleidsdoelen wordt in eerste instantie verwezen naar het gestelde in par. 4.6. Toelichting bij de tabel: Voor enkele projecten is subsidie mogelijk of is reeds dekking in de begroting, waardoor de totale kosten van 3,5 miljoen gulden voor de periode 2000 tot en met 2003 kunnen worden teruggebracht met 1.5 miljoen tot 2 miljoen.
5.7.3. Geheim van Holland In de afgelopen jaren heeft Schiedam met vijf andere Oudhollandse steden geparticipeerd in het project ‘Geheim van Holland’. Dit project had ten doel de Toeristische Producten van deze steden in kwalitatieve zin te verbeteren en in collectief verband én individueel aan de man te brengen. Het project loopt in 1999 af. Eind 1999 zal worden nagegaan of er onder de partners (gemeenten en locale VVV's) voldoende animo bestaat om het project nog drie jaar voort te zetten. Het voorstel vanuit het projectsecretariaat is
Bij de uitvoering van bovengenoemde activiteiten wordt ook in financiële zin nauw samengewerkt met diverse andere overheden (gemeenten, Stadsregio en provincie Zuid-Holland) en met het bedrijfsleven.
58
Overzicht kosten toeristisch beleid
2000
2001
2002
2003
2004
dekking
5.5. Toeristische productontwikkeling 5.5.1. Schiedam over water a.vervoer over water
350.000
Dekking geregeld: zie nota EZ dd 7 oktober 1999 nr. 9900891: dekking t.l.v. eenmalige uitkering verster king stedelijke economie 1997 en 1998
b.versterken relatie rivier-binnenstad Aanvullend vervoer aanlegsteiger naar binnenstad: p.m c.Aanleg steigers watertaxi's 2000 en 2001
60.000
60.000
d.versterken gebruik water: aanname 25.000 tlv begroting
25.000
25.000
Geen dekking 25.000
25.000
25.000
Begroting 2000 EZ funktie 560.07
idem: aanname niet gedekt
50.000
50.000
50.000
50.000
50.000
Geen dekking
e.kleine pleziervaart;ruimte verhuur boten of waterfietsen gedeelte subsidie
150.000
Subsidie
gemeentelijk aandeel
250.000
Geen dekking
f.toegankelijkheid over water automatisering bediening bruggen p.m. 5.5.2. Schiedams Oudsten Openstelling historische gebouwen veiligheid kerktoren tbv. beklimming toren. Dekking vindt plaats uit het gemeentelijk budget toerisme
25.000
Begroting 2000 EZ funktie 560.07
Bezoekerscentrum: p.m. voor 2001-2002 5.6. Cultuur en historische omgeving 5.6.1. Musea Conserveren/restaureren waardevolle collectie.
550.000
Subsidie
renovatie/uitbreiding huidig museum dan wel nieuwbouw Niet gedekt gedeelte Gedekt gedeelte
pm 500.00
Geen dekking
1.700.000
Mjb post 54129
Gedistilleerd museum. Investeringsverzoek gemeentelijke bijdrage: aanname
100.000
Geen dekking
bijdragen derden: aanname
300.000
Derden
Gedistilleerd museum.Verzoek extra structurele jaarlijkse bijdrage
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
Mjb post 54128
5.6.2. Historische omgeving naamgeving historische gebouwen aandeel ministerie van Economische zaken; aanname
110.000
Subsidie Rijk
aandeel bedrijfsleven
150.000
Marktpartijen
aandeel gemeente
100.000
Geen dekking
stegenplan. 1 miljoen voor de periode 2002-2003 is per jaar 0,5 miljoen.
500.000
500.000
Geen dekking
5.7. Marketing en promotie 5.7.1. versterking promotie. Toeristische borrel
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
400.000
400.000
400.000
400.000
400.000
Geen dekking
5.7.2. Evenementen Dekking in de begroting
Begroting 2000 EZ funktie 560.05
Extra middelen
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
3.396.000
3.331.000
1.611.000
2.245.000
1.295.000
511.000-
486.000-
486.000-
730.000-
730.000-
50.000-
50.000-
50.000-
500.000-
50.000-
Dekking uitk.1997 en 1998 versterking sted.economie
350.000-
-
-
-
-
Dekking d.m.v. subsidie provincie e.d
700.000-
-
-
-
-
Dekking mjb posten
600.000-
1.800.000-
100.000-
100.000-
100.000-
Dekking d.m.v. bijdragen derden
300.000-
-
-
-
-
-
110.000-
-
-
-
-
150.000-
-
-
-
885.000
735.000
975.000
915.000
415.000
Totaal geplande uitgaven hoofdstuk 5 AF: Dekking in begroting Dekking d.m.v.sponsoring
Dekking subsidie Rijk Dekking d.m.v. bijdrage marktpartijen Niet gedekt zonder inzet Gsb-middelen Gsb stadseconomie niet-fysiek, nummer 1; 50% resterende 50% bij hoofdstuk 4
50.000-
50.000-
100.000-
100.000-
150.000-
Per saldo geen dekking
835.000
685.000
875.000
815.000
265.000
59
Geen dekking
Ontwikkelingsprogramma
5.2 Overzicht geraamde kosten toeristisch beleid
Ontwikkelingsprogramma
60
6
Perspectieven voor de jeugd Jeugdmonitor geeft zicht op wat jongeren beweegt De kern van de Schiedamse sociale problematiek is vergelijkbaar met de algemene grote steden problematiek. Het Grotestedenbeleid heeft er landelijk toe geleid dat de stedelijke vraagstukken met betrekking tot de sociale infrastructuur opnieuw worden doordacht. Het doel van het sociaal beleid in Schiedam was en is het bieden van nieuwe perspectieven aan verschillende groepen in Schiedam die in enige vorm kwetsbaar zijn of een achterstand hebben. Dit beleid moet leiden tot een Sociaal Structuurplan. sluiting. Om te komen tot een effectief aanbod, moeten de beroepskrachten via een scholingsprogramma goed zijn opgeleid. Daarnaast is samenwerking met organisaties in de wijk en in de regio voorwaarde om dit programma te kunnen uitvoeren. Denk in de wijk aan Brede Scholen en welzijnsinstellingen en in de regio aan de Gemeentebibliotheek Rotterdam, Volksuniversiteit Vlaardingen en Regionale Opleidingscentra. De bibliotheek neemt de regie op zich voor dit programma. Daar waar de activiteiten onder de noemer ‘Brede School’-activiteiten vallen, heeft het bureau GOA van de Dienst Educatie de regie. Het programma is begroot op ƒ 35.000 per jaar.
Behalve voor de hand liggende programma’s als taalontwikkeling en arbeidsinpassing, zijn ook programma’s nodig die zich richten op sociale redzaamheid en sociale binding. ‘Toegang tot informatie’ is onderdeel van zo’n programma.
6.1.2. Toegang tot informatie De doelstellingen van ‘Toegang tot informatie’ zijn: • het scholen van bibliotheekmedewerkers over het gebruik van nieuwe media; • het laten toenemen van het aantal bezoekers en gebruikers van de bibliotheek in de wijk Nieuwland uit de genoemde doelgroepen. Het programma, gericht op de bibliotheek in de wijk Nieuwland, wil allerlei vormen van informatie voor de wijkbewoners toegankelijk maken door middel van media-educatie.
6.2. Jeugd Ruim 25% van de Schiedamse bevolking is jonger dan 24 jaar. Om de startpositie van jongeren in Schiedam te bepalen wordt uitgegaan van de aantallen leerlingen in het basisonderwijs naar leerlinggewicht en wijk (1-10-1997). Hiermee wordt een beeld gegeven van de relatieve achterstanden.
Het Nationaal Actie Programma ‘Overheid, een open boek’ noemt de volgende doelgroepen die voorrang krijgen in de aanpak: • Scholieren • Vrouwen • Ouderen • Groepen die buiten het arbeidsproces vallen.
Om de startpositie van jongeren te verbeteren moeten de bestaande activiteiten worden voortgezet en extra worden ingezet op het gebied van taalonderwijs en registratie. Om te voorkomen dat jongeren op termijn structureel werkeloos worden, zal ook worden ingezet op het benaderen van ongekwalificeerde jongeren, die op basis van kortlopende contracten tijdelijk werk hebben gevonden. In de Stadsvisie staat dat de gemeente Schiedam een goed klimaat wil bieden waarbinnen alle Schiedammers kunnen wonen, werken, zich ontspannen en ontwikkelen naar eigen inzicht en binnen de eigen mogelijkheden. Uiteraard geldt dit net zo goed voor jongeren als voor andere bevolkingsgroepen.
Het Schiedamse programma neemt dit over en besteedt daarin aandacht aan autochtone en allochtone bewoners. Het toegankelijk maken van informatie beperkt zich niet tot gedrukte informatie, maar richt zich met name op informatie die via de ‘nieuwe media’ wordt verstrekt. Het beoogt mensen in een kwetsbare wijk - voor wie de drempel naar een eigen computer doorgaans te hoog ligt - vertrouwd te maken met de nieuwe media. Dit betekent dat de bibliotheek ook de beschikking krijgt over een Internet aan6.1 Leerlingen in het basisonderwijs naar leerlinggewicht en wijk (1-10-1997) Wijk / Leerlinggewicht
1,00
1,25
1,40 of 1,70
1,90
totaal
% ongelijk 1,00
Oost
480
439
-
414
1333
64
West
707
389
10
192
1298
46
Zuid
155
211
-
99
465
67
Nieuwland
141
135
2
837
1115
87
Groenoord
282
127
-
423
832
66
Kethel
513
69
3
26
611
16
Woudhoek
822
122
-
15
959
14
Spaland Totaal
258
125
3
24
410
37
3358
1617
18
2030
7023
52
61
Ontwikkelingsprogramma
6.4. 0-12 jarigen
Van oudsher wordt in het gemeentebeleid extra aandacht besteed aan kwetsbare groepen in de samenleving. Ook in dit opzicht verschilt het beleid voor jongeren niet van het beleid dat voor andere groepen wordt gevoerd. Wel vraagt de ontwikkeling van baby tot volwassenheid om een specifieke en gedifferentieerde benadering. Toegespitst op de specifieke behoeften van jongeren in de leeftijd van 0 tot 24 jaar betekent dit: het creëren van een klimaat, waarin jongeren in een doorgaande lijn in fysiek, sociaal-emotioneel en cognitief opzicht, een optimale ontwikkeling kunnen doormaken, leidend naar zelfstandigheid en een positieve deelname aan het maatschappelijk leven. In de ontwikkeling van jongeren zijn verschillende fases te onderscheiden. Naast algemene voorzieningen die in elke ontwikkelingsfase nodig zijn, vraagt elke ontwikkelingsfase een eigen benadering en voorzieningen die daarbij aansluiten. Naar gelang de leeftijdsfase zullen zich hierin accentverschillen voordoen. Naarmate de jongere opgroeit, breidt zijn wereld zich uit. Voor de jongste leeftijdsgroep van 0 tot 4 jaar, ligt het accent vooral op het gezin en de directe omgeving. Naast gezondheidszorg is in deze fase met name aandacht nodig op het gebied van peuteropvang en opvoedingsondersteuning. In de basisschoolleeftijd van 4 tot 12 jaar, gaan voor het stimuleren van de ontwikkeling - naast het gezin - met name school en voorzieningen in de wijk een belangrijke rol spelen. Naarmate de jongere zich verder ontwikkelt in de leeftijd van 12 tot 24 jaar, neemt het aantal terreinen verder toe waarop de jongere zich beweegt en de mate waarin de jongere zelf vorm wil geven aan zijn leven. Juist in deze fase is het van belang een soepele overgang van de ene naar de volgende schakel in de levensloop te bevorderen.
De doelstelling van het beleid voor 0- tot 12-jarigen is: • het verhogen van de deelname aan peuterspeelzalen van allochtone, niet-Turkse peuters tot 70 % (deelname van de Turkse peuters is inmiddels al gegroeid tot 70%); • het creëren van een dekkend basisaanbod in de stad voor alle groepen. De toetreding van kinderen naar de voorschoolse voorzieningen geschiedt via de consultatiebureaus. Hiervoor is geen verwijzingsstructuur. Uit pragmatische overwegingen is gekozen voor een aanpak waarbij scholen en instellingen op basis van activiteiten samenwerken en hun werkzaamheden op elkaar afstemmen. Beleid dat zich richt op het voorkomen of bestrijden van tweedeling kan niet om onderwijs heen. Immers, verschillen in onderwijspositie (en arbeidsmarktpositie) zijn nog steeds belangrijke graadmeters voor het bestaan van maatschappelijke ongelijkheid. Dat iemands arbeidsmarktpositie in belangrijke mate wordt bepaald door zijn of haar onderwijspositie, legitimeert de aandacht voor onderwijs in het MOP des te meer. Hiermee moet al in de voor- en vroegschoolse periode mee worden begonnen. Professioneel peuterwerk en kinderopvang spelen een steeds belangrijker rol in de opvoeding van kinderen. Uitbreiding van de capaciteit in het peuterwerk en de kinderopvang in Schiedam is nog steeds noodzakelijk. Hierbij moet de aandacht extra uitgaan naar bepaalde doelgroepen die op dit moment onvoldoende deelnemen aan de voorzieningen of anderszins de opvang nodig hebben. Denk aan bepaalde allochtone groepen en minima, kinderen in achterstandsituaties en nieuwkomers.
6.3. Jeugdmonitor Schiedam voert een integrale Jeugdmonitor in. Dit gebeurt om een doeltreffend integraal jeugdbeleid te kunnen funderen, waarmee goed zicht komt op wat jongeren beweegt en welke trends zich voordoen in het gedrag van jongeren, met name ten aanzien van risico factoren. Hiervoor zijn nu een aantal jeugdmonitoren in ontwikkeling of al in gebruik. Doel van de integrale Jeugdmonitor is om de verschillende monitoren op elkaar af te stemmen om in 2003 een compleet beeld van de Schiedamse jeugd te geven. In het overleg ‘G21-onderwijs’ is herhaaldelijk gesproken over de inrichting van de onderwijsmonitor. Hoewel de monitor nog niet eenduidig is ingericht, zijn een aantal elementen van de monitor wel bekend. Het leerplicht/RMCsysteem zal de ruggengraat vormen van de monitor. Doel is het landelijk volgen van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid voor de totale groep jongeren van 2 tot 24 jaar met betrekking tot voorschoolse voorzieningen en schoolvoorzieningen. Verder zal het ‘SPM-PRIMA-onderzoek’ een centrale rol spelen bij het volgen van de cognitieve ontwikkeling van de doelgroep. In Schiedam hebben alle scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs aangegeven aan dit onderzoek te zullen deelnemen. Maximaal effect kan worden bereikt door het voeren van structureel beleid bij volgonderzoeken. In het kader van het thema ‘Jeugd en Veiligheid’ van het Gsb is een landelijke jeugdmonitor ontwikkeld, die in de toekomst gegevens zal opleveren over 12- tot 17-jarigen op gebieden van gezondheid, welbevinden, schoolbeleving, criminaliteit en vrije tijdsbesteding. De GGD Nieuwe Waterweg Noord neemt in de derde klassen van het voortgezet onderwijs het groepsonderzoek ‘Meten aan jezelf' af. Dit onderzoek levert gegevens op over gezondheid, psychosociale gezondheid, welbevinden, leefstijl, criminaliteit, sociaal netwerk en seksualiteit. Afstemming is nodig om dubbelingen te voorkomen. Het totaal aan gegevens zal inzicht moeten bieden om beleid te initiëren, te onderbouwen en te evalueren. Om deze monitors een structureel karakter te geven is jaarlijks een aanvullend bedrag nodig van ƒ 100.000.
Het aantal kindplaatsen in de kinderopvang is sinds 1990 flink gestegen. Waren er in 1990 slechts 180 hele dagopvangplaatsen, in 1993 waren dat er 315 en in 1999 zijn dat 216 hele dagopvangplaatsen, 110 buitenschoolse en 130 naschoolse opvangplaatsen. In 2000 zal dit aantal met nog eens 60 BSO-plaatsen en 24 bedrijfsopvangplaatsen groeien. Hoewel een groot deel van deze groei ligt in autonome maatschappelijke factoren, streeft Schiedam er in haar beleid naar de kinderopvang ook in te zetten en toegankelijk te maken en houden voor kinderen in kwetsbare situaties. Criterium daarbij is niet in de eerste plaats ‘het opvangen van kinderen tijdens de werktijden van hun ouders’, maar meer het voorkomen of verkleinen van achterstanden. Daarnaast worden de instellingen voor kinderopvang gestimuleerd deel te nemen aan het in ontwikkeling zijnde kwaliteitsstelsel. Vanzelfsprekend houdt de gemeente haar verantwoordelijkheid op grond van de Welzijnswet. De ingezette professionalisering van met name het peuterwerk moet een vervolg krijgen. De capaciteit van de peuterspeelzalen in Schiedam is behoorlijk in evenwicht met de vraag, maar deelname van peuters uit een aantal groepen blijft achter. Daarnaast is er een grote variëteit in visie onder de peuterspeelzalen op pedagogisch beleid en kwaliteit van de organisatie. De ‘Versterking van de peuterfunctie’ wordt verder ter hand genomen. De eventueel te treffen maatregelen worden te zijner tijd in financiële zin vertaald. Voorlopig wordt voorgesteld hiervoor een bedrag te reserveren van ƒ 100.000. Er bestaat behoefte aan het herdefiniëren van de functie van het werk (basis- en plustaken) en aan ondersteuning op het gebied van beleid, financiën en organisatie. Daarnaast is de subsidiemethodiek uitgegroeid tot een onheldere situatie. Daarom wordt gewerkt aan uniformering en een inkomensafhankelijke ouderbijdrageregeling. Kinderopvang is sinds 1990 in een stroomversnelling geraakt. Na de stimuleringsregeling kinderopvang en de opkomst van de bedrijfsopvang is de capaciteit enorm toegenomen. Daarnaast heeft de kwaliteit een belangrijke plaats gekregen. De aangekondigde Stimuleringsregeling Kinderopvang houdt voor Schie-
62
Doelstelling van Peuter + is: het uitvoeren van een aantal plusprojecten voor risicogroepen tot 2002 in de vorm van een experiment. De uitkomsten van dit experiment zullen richtinggevend zijn voor mogelijke structurele voorzieningen in de toekomst. Bij de uitwerking van het beleid in de voor- en vroeg-schoolse periode wordt voor de wijken Oost en Nieuwland gekozen voor een wijkgerichte aanpak waar de peuterspeelzalen en scholen een centrale positie innemen. Hierbij spelen de volgende factoren een belangrijke rol: • het vergroten van de peuterspeelzaalcapaciteit; • de mogelijkheid om 3 of 4 dagdelen deel te kunnen nemen aan een peuterspeelzaal; • het bieden van kwaliteit (leiding/methodiek); • de doorlopende lijn peuterspeelzaal/basisschool.
6.5. GOA, Taalontwikkeling en opvoedingsondersteuning Gezien de opbouw van de Schiedamse bevolking, zijn de belangrijkste doelstellingen voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid voor de vooren vroeg-schoolse periode: • het verbeteren van de startcondities van leerlingen bij binnenkomst in de basisschool op o.m. het gebied van taalontwikkeling. Dit kan door het tot stand brengen van samenwerkingsrelaties tussen basisonderwijs, peuterspeelzalen, kinderopvangvoorzieningen met het oog op het voorkomen van achterstand in de ontwikkeling van kinderen; • het bevorderen van deskundigheid van medewerkers van kinderopvangvoorzieningen, peuterspeelzalen en de onderbouw van het basisonderwijs met het oog op een adequate aanpak van onderwijsachterstanden.
De aanpak heeft betrekking op: • het verbeteren van het peuterwerk als basisvoorziening door uitbreiding van capaciteit en een kwaliteitsverbetering van de basisfunctie van de peuterspeelzaal • het opzetten van vijf experimentele Peuter + projecten voor kinderen, die behoren tot de doelgroep van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. Doel is het verbeteren van de startcondities van deze kinderen bij hun intrede in de basisschool c.q. bij de start in groep 3 van de basisschool. Hierbij is sprake van een intensieve peuteropvang en er wordt gewerkt met een inhoudelijk programma ten behoeve van een doorgaande lijn van 2,5 tot 6 jaar. De vijf projecten zijn inhoudelijk gekoppeld aan een basisschool in de wijken Nieuwland en Oost. Op dit moment wordt gewerkt met twee groepen in Oost en vier groepen in Nieuwland. Voor de aanvullende financiering is jaarlijks ƒ 160.000 nodig uit het Gsbbudget.
Bij de uitwerking wordt aan de volgende aspecten aandacht besteed: • informatie-uitwisseling met betrekking tot toekomstige leerlingen in het basisonderwijs; • bevordering van planmatig handelen en deskundigheid met betrekking tot educatieve activiteiten in de voorschoolse voorzieningen; • gebruik van programma’s en instrumenten voor stimulering van de (taal)ontwikkeling bij kinderen in peuterspeelzalen, en ondersteuning van ouders door het aanbieden van gezinsgerichte programma's.
6.5.2. Opstapje voor Turkse gezinnen De doelstellingen van de Opstapje-projecten zijn: • Taalontwikkeling; • Sociaal-emotionele ontwikkeling. Het programma helpt de kinderen zich voor te bereiden op het Nederlands basisonderwijs. De taalontwikkeling van deelnemers aan Opstapje wordt als apart aandachtspunt meegenomen binnen het SPM-PRIMA onderzoek.
Het Schiedamse taalbeleid vormt daarmee eveneens een onderdeel van het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid. De plannen in het GOA, die door de schoolbesturen en welzijnsinstellingen zijn opgesteld, moeten passen binnen het landelijk beleidskader Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid 1998-2002 en hebben betrekking op de volgende onderwerpen: • voor- en vroeg-schoolse educatie; • beheersing van de Nederlandse taal; • vermindering van de verwijzing naar speciale voorzieningen; • vermindering van schooluitval; • evenredige deelname aan het onderwijs; • monitoring van lokaal beleid.
Het project Opstapje is in augustus 1996 als experiment van start gegaan. Met het Opstapje-project is het aanbod in de voor- en vroeg-schoolse periode verbreed en is de doorlopende lijn van gezinsgerichte programma's uitgebreid. Het project kent een stedelijke uitvoering voor Turkse moeders en kinderen. De eerste resultaten van het project zijn positief. Er bestaat een hoge deelname, minimale uitval en er is sprake van een stimulans bij de aanmelding bij peuterspeelzalen. Het project Opstapje is opgenomen in het gemeentelijk onderwijsachterstandenplan 1998- 2002 als onderdeel van de aanpak in de voor- en vroeg-schoolse periode. Bij de voortzetting van het project wordt gekozen voor startmomenten in september en februari. Dit betekent dat er jaarlijks vier groepen van 25 gezinnen deel kunnen nemen aan het project. Om het project te kunnen uitvoeren is aanvullende Gsb-financiering nodig voor een bedrag van ƒ 70.000.
Belangrijk hierbij is de integrale, doorlopende en resultaatgerichte aanpak. Hiervoor gelden de SMART-principes (=Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). Het GOA-plan vermeldt projecten die zich richten op de voor- en vroegschoolse periode: Samenspel : 2,5 - 4 jaar Spel aan huis : 2 - 4 jaar Opstapje : 2 - 4 jaar Psz Bambi : 2,5 - 4 jaar Opstap : 4 - 6 jaar Overstap : groep 3 Stap door : groep 4
6.5.3. Taalbeleid Doelstelling is dat Schiedam deelneemt aan het SPM-PRIMA onderzoek. Het onderzoek in het schooljaar 1998-1999 geldt voor het taalbeleid als nulmeting. Doel is om leerlingen in Schiedam bij de meting in 2002 significant beter te laten scoren.
Met ingang van 1997 is deze aanpak aangevuld met drie nieuwe projecten die mede in het kader van het Gsb zijn ontwikkeld (en gefinancierd).
Beheersing van de Nederlandse taal is een van de centrale onderwerpen van het Landelijk Beleidskader Onderwijsachterstanden. Gemeenten die-
63
Ontwikkelingsprogramma
6.5.1. Peuter +
dam in dat het huidige aantal kindplaatsen moet worden verdubbeld met 365 kindplaatsen. Bij deze nieuwe uitbreiding zal worden uitgegaan van 55% bedrijfsopvang en 45% gesubsidieerde opvang. De buitenschoolse opvang heeft prioriteit bij deze uitbreiding van de gesubsidieerde opvang in Schiedam, omdat bedrijfsopvang voor buitenschoolse opvang minder is geaccepteerd. Inmiddels zijn in het kader van de Tijdelijke Regeling BSO al 120 kindplaatsen gerealiseerd. Extra uitbreiding met 245 kindplaatsen (van de 365) én voor de exploitatie van de reeds gedane uitbreiding (120 kindplaatsen) vindt plaats volgens de nieuwe regeling. Daarvoor is op jaarbasis ƒ 1.277.500 nodig (365 kindplaatsen maal ƒ 3.500).
Ontwikkelingsprogramma
gesneden schoolbegeleiding in verband met de grote diversiteit van de leerlingenpopulatie. Van het rijk wordt een bedrag van circa ƒ 450.000 ontvangen, dat wordt verdubbeld door de gemeente. De kaders waarbinnen gewerkt wordt, zijn het GOA-plan en het Landelijk Beleidskader. Hierover bestaat een grote mate van overeenstemming tussen schoolbesturen en gemeente.
nen lokaal taalbeleid te ontwikkelen in samenwerking met scholen en andere relevante instellingen. In Schiedam is in het kader van het onderwijsachterstandenplan een gemeentelijk taalbeleidsplan opgesteld. Gestreefd wordt naar de ontwikkeling van taalbeleidsplannen per instelling op basis van de kaders die zijn geschetst in het gemeentelijk taalbeleidsplan. Uit het taalbeleidsplan volgt concreet dat binnen twee jaar de beroepskrachten van de gesubsidieerde peuterspeelzalen en de kinderdagverblijven een (na)scholingstraject hebben gevolgd op het gebied van (tweede)taalverwerving. In 2001/2002 beschikken de gesubsidieerde peuterspeelzalen en kinderdagverblijven over een methodiek ‘Gerichte taalstimulering’. Deze methodiek vormt onderdeel van de gehanteerde werkwijze. Doel van de nascholing is om beroepskrachten bekend te maken met de methodiek en hen in staat te stellen bij de doorstroom van een peuter naar de basisschool de betreffende basisschool minimaal over het niveau van de taalontwikkeling van het kind te informeren. Kosten voor nascholing zijn geraamd op ƒ 75.000. Deze kosten zijn nog niet gedekt in het GOAplan.
6.8. Brede School Doelstellingen van de zogeheten ‘Brede School’ op leerling-niveau zijn het verbeteren van de leerprestaties, die gemeten worden via het SPM-PRIMAonderzoek, en versterking van de sociale competentie. Hoewel dit laatste doel moeilijk is te verwezenlijken, wordt het wel gezien als essentieel in de Brede Schoolontwikkeling. Algemeen doel is om via een pilot in de wijken Oost en Nieuwland te onderzoeken of het concept van de Brede School stedelijk kan worden ingepast in de onderwijsinfrastructuur. Evaluatie van de pilot vindt plaats in 2002. Op veel plaatsen worden initiatieven genomen die voortkomen uit de ideeën rond de Brede School. Met de verbreding van het concept neemt echter ook de variatie in de uitwerking toe. Daarom moet duidelijk worden welke motieven er zijn voor projecten die onder de noemer Brede School vallen. In Schiedam gaat men uit van de volgende ideeën: • vergroting van onderwijskansen voor kinderen uit achterstandsgroepen; • verbreding van het aanbod van de school met culturele en sportieve activiteiten; • versterking van de sociale binding en vergroten van sociale vaardigheden; • verbreding van de zorg- en buurtfunctie van de school; • de Brede School als voor- en naschoolse opvang; • de Brede School als multifunctioneel gebouw; • de Brede School als neerslag van ontkokerd intersectoraal beleid.
6.5.4. Centrale opvang neveninstromers Het doel van de Centrale opvang neveninstromers is een structurele voorziening te bieden die de steeds wisselende vraag in de stad dekt. Schiedam houdt sinds 1991 een project CON 6-12 in stand met een gemiddeld leerlingenaantal van 36. Het is een samenwerkingsproject van de BAO-schoolbesturen van Schiedam en biedt intensieve halve dag opvang. In het voortgezet onderwijs wordt door circa 65 Schiedamse leerlingen deelgenomen aan het CON in Vlaardingen.
6.6. Onderwijs in Allochtone Levende Talen (OALT) Het plan voor Onderwijs in Allochtone Levende Talen (OALT) is in tijdsduur gekoppeld aan het GOA-plan en loopt van 1999 tot 2002. Er is gekozen voor een zogenaamde ‘combivariant'. Dat houdt in dat er voor 60% taalondersteuning wordt geboden in de groepen 1 tot en met 4 en voor 40% taalcursussen voor huidige en nieuwe taalgroepen in de groepen 5 tot en met 8. Hiermee zijn de activiteiten in de groepen 1 tot en met 4 onderdeel geworden van het totale GOA-beleid op een school. Met behulp van relevante nascholing zijn (en worden) de huidige OALT-leerkrachten voorbereid op de activiteiten. Voor de groepen 5 tot en met 8 is OALT een buitenschoolse activiteit en vormt het onderdeel van het cultuurbeleid. Het minimum aantal deelnemers per taalgroep is 25. De lessen worden verzorgd door bevoegde leerkrachten. Een behoeftepeiling heeft duidelijk gemaakt dat behalve de huidige taalgroepen als Turks, Marokkaans en Spaans eveneens OALT wordt gevraagd voor de taalgroepen Somalisch en Portugees. Hoewel in principe wordt uitgegaan van een lessituatie zo dicht mogelijk bij de aanleverende basisscholen, moet in een aantal gevallen met lespuntscholen per wijk worden gewerkt. Ook de Taalschool blijft een optie voor kleine nationaliteiten. Deze Taalschool wordt mogelijk in samenwerking met Vlaardingen opgezet.
De Schiedamse visie op de Brede Schoolontwikkeling is op hoofdlijnen als volgt: • Schiedam wil bij het bevorderen van ontwikkelingen in de samenleving de meeste aandacht richten op de meest kwetsbare groepen. Daarom wordt de bevordering tot Brede Scholen voornamelijk gestimuleerd bij scholen in wijken met veel leerlingen, die als gevolg van sociale, economische en culturele omstandigheden negatieve effecten ondervinden op de leer- en ontwikkelingsmogelijkheden; • De scholen zullen zich naast hun bijdragen aan de samenwerkingsverbanden en netwerken met welzijnsinstellingen vooral op hun kerntaak moeten richten: het bieden van kwalitatief goed onderwijs. In deze visie is de Brede School een school, die zich in de volle breedte ontwikkelt. De volgende aspecten worden hierbij onderscheiden: • het onderwijsleerproces in de klas; • de zorgverbreding; • het schoolklimaat; • de ouders; • de vrije tijd; • de schoolomgeving. Op dit moment wordt gediscussieerd over het concept van de Brede School in Schiedam. De eerste prioriteit is verduidelijking van het concept en de verdere uitwerking daarvan. In de startfase is gekozen voor een beperkt aantal projecten waarmee ervaring wordt opgedaan. Op basis van deze ervaringen kan worden bepaald hoe het concept Brede School stedelijk het beste kan worden ingevoerd. Gekozen wordt voor scholen in wijken met de meest kwetsbare leerlingen. Er is voorgesteld de pilots te ontwikkelen in de wijken Nieuwland en Oost. Binnen deze wijken komen vervolgens de ‘zware GOA-scholen’ in aanmerking voor deelname aan de pilots. Voor deze ontwikkeling is een bijdrage nodig van ƒ 150.000 per jaar uit het Gsb-budget.
Uitgaande van het in totaal voor deze component beschikbare bedrag van ƒ 1.474.000 is er 60% beschikbaar voor de groepen 1 tot en met 4 (ƒ 885.000) en 40% voor de groepen 5 tot en met 8 (ƒ 590.000). Deze cijfers zijn gebaseerd op de doeluitkering 1998 – 1999. Een school kan een OALT-formatie voor taalondersteuning voor de groepen 1 tot en met 4 ontvangen, indien de taalgroepen minimaal 15 leerlingen omvatten. Een school kan in aanmerking komen als lespuntschool voor het verzorgen van taalcursussen voor de combinatiegroepen 5/6 en 7/8 bij een minimale deelname van 10 leerlingen per combinatiegroep.
6.7. Schoolbegeleiding Bij de decentralisatie van de schoolbegeleiding is in Schiedam gekozen voor een sober niveau van dienstverlening. Uitgangspunten voor de afspraken met de Onderwijsbegeleidingsdienst Nieuwe Waterweg Noord vormen de autonomie van de schoolbesturen en de behoefte aan een op maat
64
tureel werkloos worden zal ook worden ingezet op het benaderen van ongekwalificeerde jongeren, die op basis van kortlopende contracten tijdelijk werk hebben gevonden.
Doel is om de sociale binding in de wijk te bevorderen en het aantal jeugdleden bij sportverenigingen te vergroten. In de wijk Oost is twee jaar geleden een project ‘Integratie sport - Sport in de wijk’ gestart met een structureel budget. Dit bleek een groot succes en leidde tot minder overlast, een grotere betrokkenheid van de buurt en tot samenwerking met scholen. Na een brede politieke ondersteuning is in april 1999 ook de wijk Nieuwland betrokken bij deze opzet, vooralsnog gefinancierd uit Gsb-middelen. Het bevorderen van de sociale binding gebeurt via de keten: • kennismaking met sport; • training; • toernooi; • lidmaatschap vereniging. In het project wordt samengewerkt door de Dienst Sport en Recreatie met de Dienst Educatie, vakleerkrachten gymnastiek, scholen en verenigingen via naschoolse activiteiten en korte cursussen. De coördinatie van het project ligt bij de Dienst Sport en Recreatie. Gezien de ervaringen en de hoge deelname aan de activiteiten wordt gekozen voor voortzetting van het project in Oost en Nieuwland. De aanpak wordt verder ontwikkeld. Uitbreiding van de huidige bezetting en begeleiding is daarvoor noodzakelijk. Getracht zal worden daarvoor een beroep te doen op de Stimuleringsregeling Breedtesport. Indien dit niet tot resultaat leidt, zal moeten worden teruggevallen op het Gsb-budget. De wijkgerichte aanpak via het basisonderwijs in Oost en Nieuwland vertoont qua schaal grote overeenkomsten met de Brede Schoolaanpak.
6.12. Coördinatie Jeugdbeleid Bij het vormen van jeugdbeleid zijn vele sectoren en instanties betrokken. De gemeente vervult een stimulerende en coördinerende (regisserende) rol en zorgt ervoor dat een samenhangend, gevarieerd en toegankelijk aanbod van voorzieningen ontstaat. Ze zorgt er tevens voor dat dit aanbod is afgestemd op de behoeften van de jongeren en hun ouders. Kortom, de gemeente zorgt er als ‘regisseur’ voor dat er kan worden gesproken van integraal jeugdbeleid. In januari 1999 is besloten de regierol voor het jeugdbeleid neer te leggen bij de sector CES (bureau GOA van de Dienst Educatie). Deze regie wordt vormgegeven in nauwe samenspraak met de sectoren SWW (bureau Welzijn) en de Bestuursdienst (Stafservices). Dit om de integrale aanpak te waarborgen in het kader van lokaal welzijnsbeleid, onderwijsachterstandenbeleid, werkgelegenheidsbeleid en Gsb. Op onderdelen zal afstemming plaatsvinden met de sectoren VROM en Stedelijk Beheer. Uitvoeringsorganisaties zullen door middel van een klankbordgroep bij het beleid worden betrokken. Om deze rol personeel in te vullen wordt ten behoeve van de sector CES een bijdrage uit het Gsb-budget van ƒ 135.000 per jaar gevraagd.
Betrokken sectoren jeugdbeleid:
6.10. Oudercontacten De school kan het onderwijsondersteunende gedrag bij ouders vergroten door hen goede voorlichting te geven. Deze voorlichting moet gericht zijn op de diverse doelgroepen in de stad met extra aandacht voor de kwetsbare allochtone groepen. Oudercontacten moeten echter verder gaan dan voorlichting alleen. School en ouders moeten elkaar goed duidelijk maken wat zij van elkaar kunnen verwachten. Een dergelijke aanpak sluit goed aan bij de schoolloopbaan begeleiding van kinderen. In de projecten ‘Opstapje’ en ‘Spel aan huis’ vormt het oudercontact een wezenlijke component van de methodiek. In ‘Peuterplus', ‘Klas +’ en het praktijkonderwijs van ‘de Wegwijzer’ is betrokkenheid van ouders zelfs verplicht en wordt in een contract vastgelegd.
sector CES - onderwijs - cultuur - sport sector SWW - welzijn - jeugdhulpverlening - sociale zaken en arbeidstoeleiding - gezondheidszorg sector Bestuursdienst - openbare orde en veiligheid
6.11. Jeugdigen boven 12 jaar Een tweede groep waarvoor specifiek beleid noodzakelijk is, zijn de jeugdigen van 12 jaar en ouder. Enerzijds veroorzaken zij aanzienlijke overlast, anderzijds moet worden erkend dat de stad weinig te bieden heeft aan deze groep Schiedammers. Continuering en eventueel verdere uitbouw van het jongerenopbouwwerk is dan ook noodzakelijk. Jongerenontmoetingsplekken kunnen daarnaast bijdragen aan een betere communicatie met de groep.
sectoren VROM en Stedelijk Beheer - wonen en leefomgeving Gemeentelijke regiegroep integraal jeugdbeleid: sector CES (coördinatie) sector SWW sector Bestuursdienst
De Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC) heeft als hoofddoelstelling dat alle jongeren tot 24 jaar een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt behalen. Deze RMC-functie wordt vormgegeven op regionaal (Rijnmond) niveau. Het streven is jongeren in staat te stellen hun schoolloopbaan af te ronden door een sluitende registratie en het vormen van een netwerk van gemeenten, scholen, arbeidsvoorziening, justitie en hulpverlening. Steekproeven hebben aangetoond dat in de Rijnmond-regio ongeveer eenderde deel van de jongeren een startkwalificatie haalt. Landelijk is dit tweederde deel. Binnen de groep die wel een startkwalificatie behaalt, is de onderverdeling naar etniciteit opmerkelijk. Uit cijfers van het Rotterdamse Centrum voor Onderzoek en Statistiek blijkt dat in 1998 60% Nederlanders waren, 5% Turken en 3% Marokkanen. Om de startpositie van jongeren te verbeteren moeten de bestaande activiteiten worden voortgezet en extra worden ingezet op het gebied van taalonderwijs en registratie. Om te voorkomen dat jongeren op termijn struc-
De stedelijke klankbordgroep integraal jeugdbeleid bestaat uit vertegenwoordigers van de sector SWW, sector CES, sector Bestuursdienst, Consultatiebureau, G.G.D., Stichting Jeugdzorg, Stichting Welzijn Schiedam en de Politie.
6.13. Jeugdparticipatie Een andere manier om zicht te krijgen op de behoeften van jongeren, is henzelf - of partijen die betrokken zijn bij jongeren - te vragen wat zij zien als noodzakelijke voorzieningen. Zo’n werkwijze levert vanzelfsprekend een grote diversiteit aan deels tegenstrijdige wensen op, waarvan de meeste niet gehonoreerd kunnen worden. Het is daarom verstandiger om meer thematisch te werk te gaan. Ook onderzoeksgegevens vanuit bijvoorbeeld de landelijke jeugdmonitor of ‘Meten aan jezelf’, kunnen de nodige conclusies opleveren.
65
Ontwikkelingsprogramma
6.9. Sport in de wijk
Ontwikkelingsprogramma
Het vergroten van de betrokkenheid van de doelgroep - de jeugd – wordt in het jeugdbeleid als middel én als doel gezien. Met ingang van het schooljaar 1999 – 2000 gaan de scholen van het voortgezet onderwijs dan ook de meningen van de jeugd zelf peilen. Jongeren in het voortgezet onderwijs zullen in mentorlessen of lessen maatschappijleer op een voorgestructureerde wijze hun mening geven over onderwerpen als vrije tijdsbesteding, veiligheid, werk en relaties. Deze mening moet dan een zichtbare plaats krijgen in het jeugdbeleid. Aan het eind van een dergelijke lessencyclus maken de jongeren nader kennis met de lokale politiek. Docenten uit het voortgezet onderwijs zijn betrokken bij de ontwikkeling van dit programma. Jaarlijkse kosten van ƒ 10.000 worden gedekt uit het Gsb-budget.
3. Het bieden van een (tijdelijke) ondersteuning in een aparte voorziening Voor de gehele of gedeeltelijk kort- of langdurige opvang van kwetsbare leerlingen moet tijdelijke ondersteuning worden geboden in een aparte voorziening. De groepssamenstelling en hulpverlening zijn hierbij gericht op onderwijsbehoeften en afgestemd op de mogelijkheden van de leerling. In de regio wordt deze scholing op maat verzorgd door het opvangproject ‘Klas+’. De opvangcapaciteit van Klas+ zal worden vergroot door vormen van samenwerking met het regulier onderwijs in de 1e en 2e fase verder te ontwikkelen. Verder verzorgt de Vlaardingse Openbare Scholengemeenschap de opvang van leerlingen uit het buitenland die minder dan drie jaar onderwijs in Nederland hebben gekregen.
6.14. Voorzieningen voor jongeren tussen 12 en 23 jaar
4. Uitvoering van doorstroomprogramma's en arbeidsmarktgerichte trajecten Uitvoering van doorstroomprogramma's en arbeidsmarktgerichte trajecten vereisen bijzondere aandacht inzake de voorbereiding, plaatsing en begeleiding van leerlingen die hiervoor in aanmerking komen. Samenwerking met uitvoeringsinstanties op het gebied van de arbeidsvoorziening ligt hierbij voor de hand. Binnenkort krijgt de ontwikkeling van dit traject veel aandacht. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de ervaringen die men in het project ‘Voorwerk’ en op de VSO/MLK-school ‘De Wegwijzer' heeft opgedaan met het ontwikkelen van arbeidsmarktgerichte trajecten voor hun leerlingen.
Bij de tot nu toe gemaakte analyses van het aanbod voor jeugdigen in de stad Schiedam vallen de volgende zaken op. Er vindt een veelvoud van activiteiten en projecten plaats in de stad die gericht zijn op de jeugd. Het is moeilijk om een goede ordening te krijgen in dit aanbod. De tot nu toe gehouden inventarisaties leveren geen informatie op over de frequentie van projecten, aantallen deelnemers, de mate waarin de beoogde doelgroep bereikt wordt en de effectiviteit van de activiteiten. Op basis van de nu aanwezige gegevens is het moeilijk om uitspraken te doen over ‘witte vlekken’. Er bestaat hooguit een sterk vermoeden dat het aanbod van vrije tijdsvoorzieningen voor de leeftijdsgroep van 4 tot 12 jaar veel breder is dan voor de leeftijdsgroep van 12 tot 23 jaar. Daarom moet in het jeugdbeleid een nadere analyse worden gemaakt van de verhouding tussen aanbod en vraag, het rendement én de effectiviteit van het aanbod. Dit heeft als gevolg dat uitvoeringsorganisaties op basis van meetbare rendementsafspraken bij het beleid zullen worden betrokken. In overleg met gemeentelijke sectoren en uitvoeringsorganisaties zal daarom worden nagegaan welke activiteiten prioriteit verdienen. De gemeente stelt daarin de kaders, voert de regie en waakt over de samenhang. In de uitvoering zal ook ruimte worden gegeven aan particuliere initiatieven om zo te komen tot publiekprivate ontwikkelingen. Voor deze ontwikkelingen wordt een beroep gedaan op het Gsb-budget voor een bedrag van ƒ 100.000 per jaar.
6.15.2.
Aanpak 1999 - 2002
Het Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen in Nijmegen beschrijft in een recente publicatie ("Een vangnet van strohalmen", T. Eimers, ITS Nijmegen, 1995) een model voor een sluitende aanpak voor rendementsverhoging van het voortgezet onderwijs en voor de bestrijding van voortijdig schoolverlaten. Dit model is gebruikt om vorm te geven aan de activiteiten en projecten in Schiedam. De specifieke doelstelling van het verminderen van voortijdig schoolverlaten is moeilijk meetbaar. Dit komt mede door het ontbreken van de meldingsplicht voor scholen van bovenleerplichtige leerlingen en een uniek leerlingnummer. Effectieve netwerken als Jeugdzorgonderwijs zijn lastig direct te vertalen naar een daling van het aantal voortijdig schoolverlaters. Belangrijker lijkt het succes van de afstemming en samenwerking op organisatorisch, beleidsmatig niveau af te meten aan de samenwerking in concrete activiteiten als de ‘social teams’. Als meetbare doelstelling voor 2002 hanteert de gemeente Schiedam (als één van de RMC-kerngemeenten in de regio) het volgende streven zoals dat voor de regio Rijnmond in R.M.C.-verband zijn geformuleerd: • volledig leerplichtig <1% • partieel leerplichtig <3% • niet leerplichtig < 20 %.
6.15. Sluitende aanpak van onderwijs naar arbeid 6.15.1. Aanpak voortijdig schoolverlaten Vanaf 1994 is er sprake van een regionale aanpak van voortijdig schoolverlaten in het Nieuwe Waterweg Noord-gebied die is uitgemond in een brede aanpak van onderwijsachterstand. Voorwaarde voor een effectieve zorgstructuur zijn: 1. Een dekkend systeem van diagnostiek en advisering Er moet sprake zijn van een gedegen registratie, rapportage, diagnostiek en advisering. Dit diagnostisch systeem is bestemd voor de totale doelgroep van leerlingen van het voortgezet onderwijs. In de regio Nieuwe Waterweg Noord vervult de Plaatsingsadviescommissie (PAC) deze functie. Deze commissie heeft een multidisciplinair karakter. Ook de GGD en de jeugdhulpverlening leveren een bijdrage.
6.15.3. Kaders De per 1 januari 1992 ingevoerde Jeugdwerkgarantiewet (JWG) betekende een mijlpaal in het Nederlandse stelsel van sociale zekerheid. Met de JWG wordt immers voor een grote groep jongeren het recht op uitkering vervangen door het recht op werk (ervaring). Mede om een aantal problemen uit de weg te ruimen en de gemeente meer verantwoordelijkheden en beleidsvrijheid te geven, is per 1 januari 1998 de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) ingevoerd. De WIW legt de regierol over de sluitende aanpak expliciet neer bij de gemeente. Tevens moet de WIW leiden tot stroomlijning van de diverse werkprocessen en afstemming tussen onderwijs, werk, inkomen, welzijn, zorg en justitie. Praktisch gezien moet een gemeente voor alle werkloze jongeren onder de 23 jaar een trajectplan richting werk of zorg hebben.
2. Ondersteuning en begeleiding Aan de ondersteuning en begeleiding van de VO-scholen moet ruim aandacht worden besteed. Zo ook aan de ambulante begeleiding als het gaat om de inhoud en de organisatie van de hulp aan problematisch functionerende leerlingen. Deze taak zal vooral worden uitgevoerd in samenwerking met het VO/VSO-samenwerkingsverband in de regio. Deze organisatie heeft met name de verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van leerwegondersteunend onderwijs in de scholen zelf.
Het hoofddoel van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie is het tegengaan van voortijdig schoolverlaten door sluitende melding, registratie en verwijzing. Verder moet een dekkend netwerk van voorzieningen wor-
66
Code Omschrijving
Voorbeelden
T
Toegankelijkheid van opleidingen (m.n. naar het
studie & beroepskeuze advisering,
Nieuwe Waterweg Noord - Preventieplan
beroepsonderwijs)
centrale aanmelding en informatie
- Trajectbureau
Kwaliteit van het onderwijs (gericht op
verbetering onderwijs, modernisering
- Neveninstroomproject VO
rendement)
leermiddelen
- Taalactiviteiten & NT2
- Regionaal arrangement BVE K
- Screening en remediale hulp - Docentenscholing - Symbiose P1
Algemene preventie (gericht op alle of grote
absentieregistratie/bestrijding, verlengde schooldag,
- Ondersteuning VO/VSO
groepen leerlingen)
huiswerkbegeleiding
- Invoering soc. vaardigheidstraining in VBO
Gerichte preventie (individuele preventie bij
schoolmaatschappelijk werk, leerplicht, zorg-
dreigende uitval, vaak met buitenschoolse inbreng)
breedtecommissie, studie- en beroepskeuze-bureau
- Ondersteuning Bao- VO advies P2
- Plaatsingsadviescommissie - Centrale intake neveninstromers - Social teams - Steunpunt Onderwijs
P3
Tertiaire preventie (soms buitenschools, tijdelijk)
opvangprojecten opvang met terugplaatsing als doel
- Klas + - Steunpunt Onderwijs
C1
Curatieve trajecten, gericht op toeleiding naar werk
arbeidsmarktgerichte trajecten, voortrajecten JWG
(bestemd voor leerlingen die geen diploma
- Ontwikkeling praktijkonderwijs bij de Wegwijzer
kunnen halen)
- Samenwerking VBO-ROC m.b.t. doorstroomtrajecten - Steunpunt Onderwijs
C2
Curatieve opvang (voor jongeren die op korte termijn
randgroepjongerenprojecten, Opvangprojecten
- Klas +
niet plaatsbaar zijn in onderwijs, arbeid of hulpverlening) NA
Nazorg (als vervolg op P2, P3, C1 en C2)
- Nazorg PAC-leerlingen - Social teams - Nazorg praktijkonderwijsleerlingen - Volgsysteem neveninstromers
IA
Intermediaire activiteiten (gericht op samenwerking
stedelijke werkgroepen & verwijzingscommissies,
- Plaatsingsadviescommissie
en afstemming tussen betrokken organisaties)
regionale meld- en coördinatiefunctie
- Onderwijs /jeugdhulpverlening /welzijn /justitie/politie /GGD(integraal jeugdbeleid) - Regionale Meld- en coördinatie functie NWN
wettelijk kader. Waar de wetgeving niet toereikend is (bij de niet-leerplichtigen), zijn convenanten afgesloten met het onderwijs met procedures waaraan iedere instantie zich heeft gecommitteerd. Om er voor te zorgen dat er sprake is van een sluitend netwerk en leerlingen niet door de mazen van het net kruipen, is een voorziening als achtervang van het onderwijs nodig. Om dit te bewerkstelligen zijn per 1 augustus 1998 de gemeentelijke steunpunten opgericht. Deze steunpunten begeleiden en herplaatsen onder meer voortijdige schoolverlaters naar een opleidingstraject of naar werk. Het gaat hierbij om individuele trajectbegeleiding van jongeren van 15 jaar en ouder die geen perspectief meer hebben in de 1e fase van het voortgezet onderwijs. Deze steunpunten zijn verdeeld in de drie kerngemeenten Rotterdam, Schiedam en Spijkenisse. Het steunpunt in Schiedam heeft jaarlijks ongeveer 250 jongeren in begeleiding. Voor aanvullende financiering van de trajectbegeleiding wordt ƒ 80.000 per jaar gevraagd uit het Gsb-budget.
den gerealiseerd om jongeren tot 23 jaar in staat te stellen een startkwalificatie te halen (diploma niveau MBO 2). Daarbij is gekozen voor een regionale aanpak. Het gaat er niet alleen om individuele jongeren snel te kunnen signaleren, maar ook om een goed beeld te krijgen van de groep als geheel, om op grond van waargenomen tendensen gerichte maatregelen te kunnen ontwikkelen. Aangezien de WIW gemeentelijk werkt en het RMC een regionale werking heeft, zijn er door de 3 subregio’s van het RMC (Rotterdam, Schiedam en Spijkenisse) afspraken gemaakt in hun eigen subregio. Deze afspraken gaan over afstemming van de registratie van jongeren om op die manier te voorkomen dat een ‘shoppende’ jongere bij een aantal instanties tegelijk in behandeling is of dat een jongere volledig buiten beeld is. Tevens worden er afspraken gemaakt over hoe te komen tot een duidelijke overdracht van kennis over de leerlingen. Het voordeel van de samenwerking tussen het RMC en het WIW is dat een groep leerlingen die anders niet in zicht komt, nu zichtbaar wordt. Tevens heeft de WIW-regeling bepaalde sanctiemogelijkheden zodat ook leerplichtvrije jongeren niet vrijblijvend hun medewerking aan begeleiding kunnen opzeggen. Binnen deze kaders wordt getracht een sluitende aanpak van onderwijs naar arbeid tot stand te brengen. Binnen deze aanpak worden de volgende projecten voor (aanvullende) Gsb-financiering voorgedragen.
Voorwerk ‘Voorwerk’ richt zich op jongeren tussen 15 en 23 jaar bij wie tijdens de basisvorming aan het licht is gekomen dat zij een beroepsopleiding op assistentenniveau aankunnen, mits zij daarbij extra zorg en individuele aandacht krijgen. Deze extra zorg wordt vormgegeven in een individueel leertraject waarbij de jongere drie dagen praktijkervaring opdoet in het bedrijfsleven, een dag praktijkscholing volgt en een dag theorie. Dit heeft inmiddels geleid tot een samenwerkingsovereenkomst tussen het Maascollege, de Vlaardingse Openbare Scholengemeenschap, het Hollandcollege en het ROC Albeda. Doel van de samenwerking is tweeledig: • het voorbereiden van kwetsbare jongeren op een plaats op de arbeidsmarkt;
Trajectbegeleiding De opvang en begeleiding van risicojongeren in het voortgezet onderwijs is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van het onderwijs zelf. De Leerplichtwet en de Wet op het Voortgezet Onderwijs bieden daarvoor het
67
Ontwikkelingsprogramma
6.2 Activiteiten en projecten voortgezet onderwijs
Ontwikkelingsprogramma
•
het ontwikkelen van een structurele aanpak in elk van de betrokken scholen om deze doelstelling te realiseren. Bij deze inhoudelijke ontwikkeling zijn ook de SVO/MLK-school De Wegwijzer en het ROC Zadkine betrokken. In het cursusjaar 1998 –1999 stonden daar tot nu toe 32 jongeren ingeschreven. Uiteindelijk moeten zij plek bieden aan ongeveer 100 jongeren. Voor de verdere ontwikkeling van Voorwerk wordt jaarlijks een bedrag van ƒ 100.000 gevraagd uit het Gsb-budget.
Taalonderwijs Uitval komt onevenredig veel voor onder jongeren uit minderheidsgroepen. Het is dan ook van belang bij de bestrijding van voortijdig schoolverlaten en de toeleiding naar de arbeidsmarkt rekening te houden met de specifieke kenmerken en problemen van de verschillende minderheidsgroepen. Dat wil zeggen dat voor de meest kwetsbaren onder hen extra aandacht moet zijn voor taalonderwijs en interculturalisatie. De kosten hiervoor worden geraamd op ƒ 30.000, per jaar te financieren uit het Gsb-budget.
Voorzorgconsulent Op dit moment bevindt Nederland zich economisch gezien in een gunstige economische situatie. Deze situatie heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat binnen de WIW meer aanbod van plaatsen dan vraag is. De (toekomstige) voorzorgconsulent richt zich op jongeren die zonder startkwalificatie aan het werk zijn. Deze groep groeit in tijden van hoogconjunctuur en is extra kwetsbaar als zij op latere leeftijd ongeschoold zonder werk komt. De voorzorgconsulent heeft als taken: • werkgevers er toe te bewegen om ongekwalificeerde jongeren een scholingstraject aan te bieden; • ongekwalificeerde jongeren te wijzen op de mogelijkheden van begeleiding en scholing bij verlies van werk; • afspraken te maken met betrekking tot het volgen en registreren van de totale doelgroep. Waar de beste positie voor de voorzorgconsulent ligt en wat zijn verhouding is tot de verschillende instellingen, moet nader worden bezien. Het gaat hier om een nieuwe beleidsontwikkeling waarvan het rendement zich nog moet bewijzen. Voorgesteld wordt om jaarlijks een bedrag van ƒ 50.000 te reserveren uit het Gsb-budget.
Samengevatte kosten Bestrijding onderwijsachterstanden(GOA) 1.500.000 Middelen voortijdig schoolverlaten 749.000 Inzet middelen (1999 -2000) 0 - 4 jaar bestaand beleid 0 - 4 jaar nieuw beleid 4 - 12 jaar bestaand beleid 4 - 12 jaar nieuw beleid Extra project kosten 0 - 12 jaar Coördinatie Subtotaal 12 - 18 jaar voortgezet onderwijs Toegankelijkheid opleidingen Kwaliteit van het onderwijs Preventie Curatief Nazorg Intermediaire activiteiten Activiteitenplannen scholen Subtotaal
6.16. Registratie en taalonderwijs Om een sluitende aanpak te realiseren, moet ook worden geïnvesteerd in de registratie van de totale doelgroep kwetsbare jongeren. Deze kwaliteitsimpuls moet leiden tot een doelmatige koppeling tussen bestanden van het RBA, de sector SWW, het Bureau voor Werk en Scholing en het RMC. De kosten, die moeten worden gefinancierd uit het Gsb-budget, worden geraamd op ƒ 50.000.
Totaal
68
251.870 474.589 692.801 32.916 232.500 1.684.676
40.000 40.000 275.000 50.000 50.000 125.000 240.000 820.000 2.504.676
Perspectieven voor de jeugd
2000
2001
2002
2003
2004
6.1.2. Toegang tot informatie
35.000
35.000
35.000
35.000
35.000
dekking Geen dekking
6.3. Jeugdmonitor
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
Geen dekking
6.4. 0-12 jarigen;versterking peuterfunctie
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
Geen dekking
1.277.500
1.277.500
1.277.500
1.277.500
1.277.500
160.000
160.000
160.000
160.000
160.000
Geen dekking
70.000
70.000
70.000
70.000
70.000
Geen dekking
37.500
37.500
1.757.500
1.757.500
uitbreiding met 245 kindplaatsen alsmede exploitatie reeds gerealiseerde 120 kindplaatsen = 365 x 3.500,- = 1.277.500; zie ook Gsb regeling nr. 25 en 18
Rijksbijdrage
Een deel van de rijksbijdrage kinderopvang wordt niet versleuteld via het Gsb; afzonderlijke regeling Per saldo budgettair neutraal 6.5.1. Peuter + 6.5.2. Opstapje voor Turkse gezinnen 6.5.3. Taalbeleid Nascholing beroepskrachten = in 2 jaar=37.500,- p.j.
Geen dekking
6.6. Onderwijs in Allochtone Levende Taal (OALT) Zie Gsb-regeling nr. 22
1.757.500
1.757.500
1.757.500
Begroting 2000 CES functie 480.21. Aanpassing begroting volgt t.z.t.
Gemeentelijk Onderwijs achterstandenbeleid GOA Rijksdeel; zie Gsb-regeling nr. 24 Gemeentelijk deel
1.555.500
1.555.500
1.555.500
1.555.500
1.555.500
127.100
127.100
127.100
127.100
127.100
Begroting 2000 CES functie 480.20. Aanpassing begroting volgt t.z.t.
6.7. Schoolbegeleiding Rijksdeel; zie Gsb-regeling nr. 23
548.400
548.400
548.400
548.400
548.400
Begroting 2000 CES
Gemeentelijk deel
548.400
548.400
548.400
548.400
548.400
functie 480.01
6.8. Brede School
150.000
150.000
150.000
150.000
150.000
Geen dekking
6.9. Sport in de wijk
225.000
225.000
225.000
225.000
225.000
Rijksbijdrage aangevraagd op basis Gsb-regeling nr.19 sportbeleid
6.12. Coördinatie Jeugdbeleid 6.13. Jeugdparticipatie 6.14. Voorzieningen voor jongeren 12-23 jaar
135.000
135.000
135.000
135.000
135.000
Geen dekking
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
Geen dekking
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
Geen dekking
Geen dekking
6.15. Sluitende aanpak van onderwijs naar arbeid 6.15.4. Kaders Trajectbegeleiding
80.000
80.000
80.000
80.000
80.000
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
Geen dekking
Voorzorgconsulent
50.000
50.000
50.000
50.000
50.000
Geen dekking
6.16. Registratie
50.000
50.000
50.000
50.000
50.000
Geen dekking
6.16.1. Taalonderwijs
30.000
30.000
30.000
30.000
30.000
Geen dekking
7.246.900
7.246.900
7.209.400
7.209.400
7.209.400
AF: Dekking via rijksbijdrage
1.502.500-
1.502.500-
1.502.500-
1.502.500-
1.502.500-
Dekking in begroting
4.536.900-
4.536.900-
4.536.900-
4.536.900-
4.536.900-
Gsb leefbaarheidsfonds 33,3%; nr 16
133.000-
133.000-
166.000-
233.000-
233.000-
Gsb voortijdig schoolverlaten 33,3%; nr 17
233.000-
233.000-
233.000-
233.000-
233.000-
Gsb inburgering oudkomers 33,3%; nr 20
100.000-
133.000-
166.000-
166.000-
166.000-
Gsb proj. jeugd en veiligheid voor 33,3%; nr 21
367.000-
367.000-
367.000-
367.000-
367.000-
Per saldo geen dekking
374.500
341.500
238.000
171.000
171.000
Voorwerk
Totaal geplande uitgaven hoofdstuk 6
69
Ontwikkelingsprogramma
6.3 Geraamde kosten ‘Perspectieven voor de Jeugd’
Ontwikkelingsprogramma
70
7
Veiligheid en leefbaarheid Voortzetten wijkserviceteams zeer gewenst Dit hoofdstuk over veiligheid en leefbaarheid is in het lokale driehoeksoverleg tussen politie, Openbaar Ministerie en Burgemeester goedgekeurd. Ook de uitwerking van de programma’s vindt in nauwe samenwerking met deze en andere partners plaats. 7.1.1. Analyse veiligheid en leefbaarheid
Afhankelijk van de wijk waar mensen wonen, lopen de cijfers echter behoorlijk uiteen. In de binnenstad en in de wijken Oost en Nieuwland ervaren mensen beduidend meer onveiligheidsgevoelens dan elders. Ook het gerapporteerde slachtofferschap ligt in deze stadsdelen duidelijk hoger dan elders. De wijken Zuid en Woudhoek/Spaland springen er gunstig uit. Opvallend is dat in Nieuwland veruit het hoogste aandeel geweldsdelicten wordt gemeld. Uit het recente leefbaarheidonderzoek blijkt een samenhang tussen de veiligheidsgevoelens en de tevredenheid over de buurt (de wijk Groenoord/Kethel wijkt hiervan af).
In de afgelopen jaren heeft de gemeente diverse onderzoeken verricht waaruit naar voren komt in hoeverre men Schiedam een veilige stad vindt. Uit het recent uitgevoerde Leefbaarheidsonderzoek blijkt dat Schiedam wat criminaliteit en onveiligheidsgevoelens betreft een middenpositie inneemt ten opzichte van andere Gsb-steden. Opvallend uit de Omnibusenquête uit 1997 is dat slechts 36% van de Schiedammers zich destijds kon vinden in de stelling dat Schiedam een veilige stad is. Uit de periodiek gehouden veiligheidsonderzoeken blijkt dat velen zich ‘s avonds ook in de eigen buurt wel eens onveilig voelen.
Het gerapporteerde slachtofferschap laat soms een iets ander beeld zien: 7.1 Aandeel personen dat zich wel eens onveilig voelt in het algemeen en in de eigen woonbuurt (in %) vraag
Veiligh.onderzoek
veiligh. onderzoek
omnibus enquête
Leefbaarh. onderzoek
1995
1997
1997
1998
voelt zich overdag wel eens onveilig in de eigen buurt
16%
14%
voelt zich ’s avonds /’s nachts wel eens onveilig in de eigen buurt
49%
54%
voelt zich wel eens onveilig
38%
voelt zich wel eens onveilig in de eigen buurt
29%
Schiedam is een veilige stad
36%
Uit de aangiftecijfers van de politie blijkt dat het aantal woninginbraken de afgelopen jaren iets sterker dan regionaal is gedaald, maar dat het aantal geweldsdelicten in 1998 t.o.v. 1997 fors sterker is gestegen dan gemiddeld in de regio Rotterdam-Rijnmond:
De indicatorscores voor verloedering en dreiging zijn voor Schiedam erg hoog in vergelijking met andere steden waar dit is gemeten. De ‘verloederingsscore’ is zelfs - samen met Den Haag - de hoogste van de betrokken steden. 7.2 Slachtofferschap, verloedering en dreiging per wijk wijk
voelt zich soms on-
tevreden over
indicatie verloede-
indicatie dreiging
is slachtoffer
is slacht-offer
veilig in de buurt
de woonbuurt
ring) van de buurt
in de buurt
inbraak geweest
geweld geweest (l.o. ‘98)
(l.o. ‘98)
(v.o. ‘97)
(l.o. ‘98)
(l.o. ‘98)
(l.o. ‘98)
Centrum
43%
63%
6,2
2,6
15%
7%
Oost
41%
57%
6,8
2,4
12%
10%
Groenoord/Kethel
28%
ca. 85%
5,6
1,1
10%
5%
Nieuwland
40%
ca. 50%
5,8
1,9
9%
14%
Woudhoek/Spaland
15%
ca. 88%
4,2
0,5
3%
4%
West
38%
ca. 80%
5,2
1,5
11%
7%
Zuid
13%
81%
5,3
0,8
2%
6%
groepen jongeren. Daarnaast is in het Leefbaarheidsonderzoek gevraagd naar de belangrijkste buurtproblemen die aanpak behoeven. De top-5 bestaat uit: 1. verkeersoverlast/-veiligheid; 2. hondenpoep; 3. parkeerproblemen; 4. zwerfvuil; 5. onderhoud groenvoorzieningen.
De wijken die qua veiligheid het slechtst scoren, zijn ook de wijken waar de bewoners blijkens het Leefbaarheidsonderzoek de meeste overlast ervaren. Overigens blijkt Schiedam op het punt van ervaren overlast het slechtst te scoren van alle gemeenten waarvoor dit in een Leefbaarheidsonderzoek gevraagd is! Overlast bestaat veelal uit geluidsoverlast. Geluidsoverlast wordt door 60% van de bewoners ervaren en iets minder dan de helft ervaart overlast van
71
Ontwikkelingsprogramma
7.3 Woninginbraak en gewelddelicten, Schiedam en Rotterdam-Rijnmond (1995-1998) jaar
woninginbraak
geweld
regiokorps
Schiedam
1995
502
1996
333
regiokorps
Schiedam 364 469
1997
8.569
445
9.419
486
1998
8.198 (= -4,3%)
416 (= -6,5%)
9.845(= +4,5%)
590 (= +21,4%)
7.4 Belangrijkste buurtproblemen belangrijkste buurtproblemen
leefbaarh.onderzoek 1998
veiligheidsonderzoek 1997
veiligheidsonderzoek 1995
Verkeersoverlast/verkeersonveiligheid
1 (270 x)
4 (23,4%)
4 (19,3%)
Hondenpoep
2 (256 x)
-
-
parkeerproblemen/-overlast
3 (245 x)
1 (31,8%)
1 (28,9%)
zwerfvuil, rommel op straat
4 (167 x)
2 (25,0%)
3 (21,9%)
(onderhoud) groen, vervuild groen
5 (130 x)
5 (16,6%)
5 (18,6%)
-
3 (24,5%)
2 (22,7%)
agressief rijgedrag gebrek voorzieningen jeugd
6 (118 x)
-
-
overlast door jongeren
13 (91 x)
6 (13,6%)
10.(9,1%)
van de openbare ruimte. Deze wijk krijgt vanuit preventief oogpunt eveneens prioriteit. 2. Jeugd en veiligheid Voortbouwend op het actieprogramma Jeugd en veiligheid verdient de aanpak van jeugdoverlast en -criminaliteit hoge prioriteit. 3. Geweld De geweldscriminaliteit is voorts een probleem dat aanpak verdient, gezien de forse stijging in de afgelopen jaren. Een specifiek aandachtspunt hierbij is geweld in relatie tot uitgaan. Schiedam kent een zeer grote horecadichtheid.
In de in 1995 en 1997 gehouden veiligheidsonderzoeken is gevraagd naar de belangrijkste buurtproblemen. Hier scoorden parkeeroverlast, rommel op straat, agressief rijgedrag, verkeersonveilige situaties en vervuild openbaar groen het hoogst. Het gebrek aan voorzieningen voor jongeren wordt in het Leefbaarheidsonderzoek voorts genoemd als 6e belangrijkste buurtprobleem. In het veiligheidsonderzoek van 1997 werd hier overlast door jongeren genoemd. Er is door de jaren heen dus vrij grote eenstemmigheid over de belangrijkste buurtproblemen. Deze liggen op het terrein van vervuiling en verloedering van het straatbeeld, verkeersoverlast en -onveiligheid en tenslotte wordt ook jeugdoverlast als probleem ervaren.
(Voor de aanpak van verkeersproblematiek, zie hoofdstuk 11.)
7.1.3. Doelstellingen
Tenslotte is nog enig inzicht te geven in de ontwikkeling van de jeugdcriminaliteit door de jaren heen op basis van het aantal aangehouden en gehoorde minderjarige verdachten:
De volgende doelstellingen zijn geformuleerd op het gebied van veiligheid & leefbaarheid: In de Omnibusenquête te houden in 2003 antwoordt 50% van de respondenten positief op de vraag of Schiedam een veilige stad is. • in het Leefbaarheidsonderzoek te houden in 2003 geeft gemiddeld 25% van de respondenten aan zich onveilig in de eigen buurt te voelen, met uitschieters van maximaal 35% per wijk; • in het Leefbaarheidsonderzoek 2003 scoort Schiedam maximaal 5 op de indicator ‘verloedering’; • in het Leefbaarheidsonderzoek 2003 scoort Schiedam maximaal 1,0 op de indicator ‘dreiging’; • het aantal aangiften voor geweldsdelicten is in 2003 afgenomen tot het niveau van 1996 = 470 aangiften.
7.5 Aantal aangehouden en minderjarige verdachten (1996-1999) feiten
1996
1997
1998
zedendelict
18
44
11
30
overige gewelddelicten
44
37
55
144
123
142
144
274
17
11
18
34
202
234
228
482
vermogensdelicten vernielingen Totaal
prognoses 1999
Uit de cijfers blijkt een forse stijging van het aantal gehoorde verdachten jonger dan 18 jaar. Dit is voor een belangrijk deel mede te verklaren uit de vergrote aandacht van de politie voor de jeugd, met bijvoorbeeld de aanstelling van een jeugdcoördinator. Anderzijds blijkt wel dat het aantal verdachten voor geweldsdelicten en vermogensdelicten fors is toegenomen ten opzichte van bijvoorbeeld de vernielingen. De aard van de delicten wordt dus ernstiger.
In de navolgende paragrafen wordt ingegaan op de programma’s die bij moeten dragen aan verwezenlijking van deze doelen.
7.2. Algemeen
7.1.2. Prioriteiten en doelstellingen
7.2.1. Integraal veiligheidsbeleid
Voor vaststelling van de prioriteiten voor het integraal veiligheidsbeleid in de jaren 2000-2003 zijn bovenstaande cijfers aangevuld met meer kwalitatieve gegevens zoals die naar voren komen in gesprekken met politie, justitie, welzijnswerk en bewoners.
Om de veiligheid in Schiedam positief te beïnvloeden, voert de gemeente sinds 1996 een integraal veiligheidsbeleid. In het Actieprogramma Integraal Veiligheidsbeleid werden toen lopende en geplande actiepunten opgenomen die nadien niet meer zijn geactualiseerd. Op een aantal cruciale onderdelen is sindsdien echter veel gebeurd, met name in het toezicht op straat door middel van de wijkserviceteams en in de inzet gericht op de jeugd. Daarnaast is de samenwerking met de politie en tussen politie en overige instellingen veel verbeterd. Nog in 1999 komt een actieprogramma integraal veiligheidsbeleid tot stand in overleg met politie, justitie, andere externe partners en relevante gemeentelijke diensten. Jaarlijks zal dit pro-
1. Wijkbeheer De wijken Nieuwland, Centrum en Oost worden als de meest onveilige en ‘verloederde’ wijken ervaren. Wijkbeheer dat is gericht op deze wijken heeft dan ook de meeste prioriteit. Daarnaast zijn er signalen dat de wijk Groenoord verslechtert qua sociale infrastructuur en kwaliteit
72
In het actieprogramma IVB uit 1996 werd de nodige aandacht geschonken aan de aanpak van overlast door jeugdgroepen in het noordelijke stadsdeel. Inmiddels is mede dankzij de stimulerende werking van het Gsb-actieprogramma Jeugd en veiligheid, een vrij omvangrijk pakket aan maatregelen ontwikkeld dat is gericht op de preventie en repressie van jeugdcriminaliteit en –overlast. De beleidsdoelstellingen op het terrein van Jeugd en veiligheid, zoals geformuleerd in het actieplan J&V 1997, zijn: 1. criminaliteit voorkomen door vroegtijdige onderkenning van probleemgedrag en preventieve programma’s; 2. vormen van crimineel gedrag sanctioneren en zorgdragen voor resocialisatie en reïntegratie van de jeugdige; 3. het tegengaan en aanpakken van door bewoners ervaren overlast van jeugdigen; 4. onveiligheidsgevoelens bij jeugdigen zelf tegengaan.
7.2.2. Onderzoek naar criminaliteit en (on)veiligheid Sinds 1995 voert de gemeente met de politie een tweejaarlijks onderzoek uit naar de ervaren (on)veiligheid en overlast en het slachtofferschap. Dit onderzoek is een waardevolle aanvulling op de politiemonitor die in de regio Rotterdam-Rijnmond drie maal per jaar wordt uitgevoerd en het Leefbaarheidsonderzoek zoals dat in 1998 in het kader van het Gsb is uitgevoerd. Dit veiligheidsonderzoek levert gedetailleerde informatie op wijkniveau, waardoor het voor de gemeente en de politie een goede bron van informatie vormt bij het opstellen van wijkgerichte plannen. In het najaar van 1999 wordt weer een veiligheidsonderzoek uitgevoerd.
7.3. Wijkbeheer Sinds 1997 zijn in de wijken Oost en Nieuwland zogenoemde wijkserviceteams actief, bestaande uit veiligheidsassistenten en onderhoudsmedewerkers. Zij moeten zorgdragen voor het toezicht in de openbare ruimte en het verrichten van eenvoudige beheerwerkzaamheden. In dit project wordt samengewerkt met politie en NV ONS. Met de inzet van de wijkserviceteams wil men een bijdrage leveren aan de verbetering van de leefbaarheid en veiligheid in de betreffende wijken. Tegelijk hiermee zijn werkplekken gerealiseerd voor langdurig werklozen in het kader van de zogenoemde Melkert-regeling. De uitkomsten van het Leefbaarheidsonderzoek 1998 laten zien dat voortzetting van de inzet van deze teams zeer gewenst is. De wijken Oost en Nieuwland scoren ten opzichte van het stedelijk gemiddelde nog steeds slecht op aspecten van leefbaarheid, veiligheid, verloedering en overlast. Daarnaast blijkt ook het Centrum slecht te scoren. Daarom is in 1999 begonnen met de inzet van een wijkserviceteam in het Centrum. In de wijk Groenoord willen de bewoners al lange tijd een eigen wijkserviceteam. De bedoeling is deze wens in het jaar 2000 te vervullen. Het wijkserviceteam is hier vooral preventief van belang. Om de leefbaarheid en sociale infrastructuur in de wijken Nieuwland, Groenoor en Oost te verbeteren is daarnaast een lang gekoesterde wens om buurtconciërges aan te stellen die taken krijgen op technisch en sociaal gebied.
De activiteiten op het gebied van jeugd en veiligheid vinden voornamelijk op stedelijk niveau plaats. Hierbij wordt intensief samengewerkt met politie, OM, jeugdhulpverlening, Raad voor de Kinderbescherming, onderwijs en welzijnswerk.
7.4.1. Criminaliteit voorkomen door vroegtijdige onderkenning van probleemgedrag In het kader van de preventie van jeugdcriminaliteit wordt gekozen voor continuering van de eerder in gang gezette programma’s. Het gaat hierbij om het schooladoptieplan ‘Doe effe normaal’ en het programma ‘Pak je kans’ uit het actieplan jeugd en veiligheid 1998. In deze projecten wordt nauw samengewerkt met politie, Bureau Halt en jeugdhulpverlening. Bureau Halt en politie verzorgen reeds vele jaren preventieve en voorlichtingsactiviteiten op basisscholen. Sinds 1998 gebeurt dit onder de noemer van ‘Doe effe normaal’. In het voortgezet onderwijs verzorgt Bureau Halt met de GGD en politie voorlichtingsactiviteiten over onder meer alcohol- en drugsgebruik en een theaterproductie over jeugdcriminaliteit. In regionaal verband wordt gewerkt aan een samenhangend lespakket voor het voortgezet onderwijs in het kader van ‘Veilige school’. Voor preventieve programma’s die zijn gericht op het tegengaan van vroegtijdig schoolverlaten en voor informatie over de brede aanpak rond het thema ‘Veilige school’ wordt verwezen naar het betreffende hoofdstuk.
7.3.1. Wijkplannen Voor de wijken Oost en Nieuwland zijn in 1997 zogenoemde Wijk(veiligheids)plannen opgesteld, waarin maatregelen op het gebied van leefbaarheid en veiligheid zijn opgenomen. Deze plannen zijn in 1998 en 1999 uitgevoerd. Zoals in paragraaf 2.5 al is verwoord, worden in de toekomst geen zelfstandige wijkveiligheidsplannen meer opgesteld. Maatregelen ter bevordering van de veiligheid en leefbaarheid gaan een integraal deel uitmaken van de op te stellen wijkplannen. Voor de planning en prioriteitsstelling van de op te stellen wijkplannen wordt verwezen naar hoofdstuk 2.
7.4.2. Crimineel gedrag sanctioneren en zorgdragen voor resocialisatie en reïntegratie De gemeente Schiedam participeert structureel in de regiegroep Jeugdcriminaliteit Arrondissement Rotterdam (RJAR) om crimineel gedrag te sanctioneren en zorg te dragen voor resocialisatie en reïntegratie van jeugdigen. Hierin wordt samengewerkt met het Openbaar Ministerie, de gemeente Rotterdam, de Raad voor de Kinderbescherming, de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, de Stichting Reclassering Nederland en de Stichting Jeugdbescherming. Samen stellen zij zich verantwoordelijk voor de aanpak van de jeugdcriminaliteit in het arrondissement Rotterdam. Doelstelling van de RJAR is: het terugdringen van jeugdcriminaliteit door versterking van de (jeugd-)strafrechtketen en het ontwikkelen van innovatieve aanpakken gericht op sanctionering en reïntegratie van criminele jongeren. Door de RJAR worden activiteiten geïnitieerd en programma’s ontwikkeld die ook voor jongeren uit Schiedam gelden. De activiteiten van de RJAR worden gefinancierd uit Gsbgelden van Schiedam en Rotterdam. Op deze wijze hebben de gelden die Schiedam inbrengt een veel grotere spin-off.
7.3.2. Handhaving Rommel en hondenpoep op straat en verkeers- en parkeeroverlast vormen belangrijke bronnen van ergernis. Dit blijkt uit de opeenvolgende veiligheidsonderzoeken en het recente Leefbaarheidsonderzoek. De vervuiling op straat wordt in Schiedam mede bestreden door de inzet van de wijkveiligheidsteams in Oost, Nieuwland en Centrum. In Zuid loopt met ingang van 1999 een project dat specifiek is gericht op de bestrijding van hondenpoep. Hondenwachters die de APV dienen te handhaven, spreken hier eigenaren van honden aan of verbaliseren zo nodig. Indien dit project bij evaluatie succesvol blijkt te zijn, wordt de aanpak uitgebreid naar andere stadsdelen. Handhaving moet tevens een bijdrage leveren aan het reduceren van verkeers- en parkeeroverlast. Hiertoe worden jaarlijks afspraken met politie en justitie gemaakt. Daarnaast heeft de gemeente parkeercontroleurs in dienst die tot taak hebben fiscale overtredingen te bekeuren. Dit blijkt echter niet toereikend te zijn om de ervaren overlast tegen te gaan. Daarom wil de gemeente de bevoegdheden van (een aantal) parkeercontroleurs uitbreiden naar overige parkeerovertredingen. In 2000 wordt een handhavingsnota opgesteld.
Op de pagina 74 wordt in tabel 7.6 in beeld gebracht hoe de budgetten van de RJAR globaal worden ingezet. Voor de benodigde ƒ 1.060.000 wordt door Rotterdam ƒ 980.000 bijgedragen en door Schiedam ƒ 80.000.
73
Ontwikkelingsprogramma
7.4. Jeugd en veiligheid
gramma worden geactualiseerd.
Ontwikkelingsprogramma
7.6 Investeringen t.b.v. resocialisatie en reïntegratie van jeugdigen programma’s versterking jeugdstrafrechtsketen cliëntvolgsysteem
(Benodigde investeringen in ƒ)
1999
2000
2001
2002
70.000 75.000
50.000
50.000
50.000
veilige school
100.000
100.000
100.00
100.000
innovatieve sancties
152.500 30.000
aanpak groepscriminaliteit
95.000
30.000
30.000
bestrijding leerplichtverzuim
257.500
255.000
292.500
deskundigheidsbevordering
54.000
40.000
40.000
40.000
nader te bepalen (o.m. harde kern-aanpak)
76.000
398.000
374.500
642.000
Projectbureau Totaal
180.000
187.000
193.000
198.000
1.060.000
1.060.000
1.060.000
1.060.000
7.4.4. Onveiligheidsgevoelens bij jeugdigen zelf tegengaan
Als uitvloeisel van de participatie in de Regiegroep is in juli 1999 in Schiedam gestart met ‘Justitie op Locatie’, een variant op ‘Justitie in de buurt’. Het Openbaar Ministerie houdt voortaan op het Stadskantoor de zogenoemde SIL-zittingen (OM-afdoening met Standaard Interventielijst). Bureau Halt en de Raad voor de Kinderbescherming houden hun spreekuren in de Stadswinkel. Daarnaast gebruikt de Raad voor de Kinderbescherming ruimte op het Stadskantoor voor het uitvoeren van leerstraffen. Op het Stadskantoor vindt tevens periodiek overleg plaats tussen alle justitiepartners over cases en de aanpak van jeugdcriminaliteit. In de geest van ‘Justitie op Locatie’ wordt ernaar gestreefd in de toekomst alle taakstraffen en de Halt-afdoeningen in de eigen woonplaats te laten plaatsvinden. Hiervoor coördineert Bureau Halt de uitvoering voor de Raad voor de Kinderbescherming en zo mogelijk ook voor de jeugdreclassering (‘Werk aan je wijk’). Met Justitie op Locatie draagt de gemeente bij aan een betere samenwerking tussen justitiepartners en daarmee ook aan een effectievere aanpak. Daarom wil men ‘Justitie op Locatie’ een continue activiteit maken en waar mogelijk uitbouwen. Voorts wordt in 2000 met het Openbaar Ministerie en de politie als experiment een handhavingsarrangement opgesteld voor de aanpak van de ervaren jeugdoverlast in het noordelijk stadsdeel.
Om onveiligheidsgevoelens bij jeugdigen zelf terug te dringen, wordt verwezen naar de doelstellingen die staan verwoord in de paragraaf over Veilige school en de paragraaf hierna over veilig uitgaan.
7.5. Bestrijding geweld Vooralsnog wordt gekozen voor ontwikkeling van een aanpak die gericht is op het tegengaan van geweld in relatie tot uitgaan en alcohol- en drugsgebruik. Veilig uitgaan Schiedam kent een hoge concentratie horecagelegenheden, maar heeft nog geen samenhangend horecabeleid. Medio 2000 wordt een horecabeleid ontwikkeld, met speciale aandacht voor veiligheidsaspecten en het voorkomen van geweld onder het motto ‘Veilig uitgaan’. Daarnaast gaan steeds meer stemmen op om cameratoezicht toe te passen in gebieden met horecaconcentraties. Medio 2000 wordt hierover een besluit genomen. Landelijk groeit de aandacht voor drugs- en alcoholgebruik in relatie tot geweld. Onder de vlag van de RJAR wordt aandacht gevraagd voor dit onderwerp middels een congres en deskundigheidsbevordering. In samenwerking met horecaondernemers wordt een aanpak opgezet voor ‘Veilig uitgaan’, wat leidt tot het afsluiten van een convenant.
Overigens beschikt Schiedam al jaren over een eigen Bureau Halt. Met ingang van 1997 is voorzien in een structurele uitbreiding van het bureau met een halve formatieplaats. Hiermee wil men de terugloop in Halt-verwijzingen een halt toeroepen en komen tot een jaarlijkse toename van de Haltverwijzingen met circa 10%. Het Halt-bureau geeft sinds kort ook uitvoering aan de STOP-reactie die is ontwikkeld voor jeugdigen die jonger zijn dan 12 jaar.
7.6. Overige initiatieven 7.6.1. Veiligheid en het bedrijfsleven De binnenstad wordt ervaren als een onveilig gebied. Uit het veiligheidsonderzoek uit 1997 blijkt dat met name het winkelcentrum De Nieuwe Passage veel onveiligheidsgevoelens oproept. Gemeente en politie willen samen met de ondernemers de winkelcriminaliteit aanpakken. Parallel aan de ingezette verbetering van het winkelgebied, wil men werken aan een ‘Keurmerk Veilig Ondernemen’. Start van dit project is begin 2000 gepland.
7.4.3. Het tegengaan en aanpakken van door bewoners ervaren overlast van jeugdigen In het kader van de overlastproblematiek worden projecten die voor het actieplan J&V zijn opgezet, voortgezet met de politie en het jongerenopbouwwerk. Het gaat hier om een impuls voor het jongerenopbouwwerk, voor sportprojecten en voor zogenoemde ‘peergroup’-projecten voor Turkse jongeren. Met het jongerenopbouwwerk, de politie en justitie wordt een wijkgerichte aanpak ontwikkeld voor de aanpak van jeugdgroepen die voor structurele overlast zorgen. Hierbij gaat bijzondere aandacht uit naar de ontwikkeling van een geschikte aanpak voor allochtone jeugdgroepen uit bijvoorbeeld Somalië of Marokko. Tenslotte wordt voor het winkelcentrum en voor het noordelijk stadsdeel gedacht aan een project ‘Toezicht door jongeren’. Samenvattend gaat het om: • continuering en uitbreiding van het jongerenopbouwwerk. • ontwikkeling van het project ‘Toezicht door jongeren’. • ontwikkeling van een wijkgerichte aanpak van overlastgevende jongerengroepen.
In de noordelijk gelegen bedrijventerreinen ‘s Graveland/Spaanse Polder/ Rotterdam-Noordwest heeft de ondernemersorganisatie SCORON onlangs met de politie een onderzoek uitgevoerd naar de veiligheid en leefbaarheid. Hieruit komen nog al wat knelpunten naar voren. De wens van betrokken partijen is extra toezicht te realiseren in het gebied. De gemeenten Schiedam en Rotterdam bereiden momenteel met betrokken partijen een project voor, waarmee begin 2000 een team van toezichthouders in dit gebied werkt.
7.6.2. Samenvatting programma’s veilig & leefbaar
74
Investeringen in ƒ 1999/2000 programma
2001/2003
Totaal
gemeente
30.000
30.000
wijkbeheer en handhaving
800.000
250.000
jeugd & veiligheid
650.000
800.000
geweld, veilig uitgaan
50.000
200.000
overige: veilig ondernemen
80.000
150.000
monitoring: veiligheidsondz.
Veiligheid en leefbaarheid
Rijk
derden
Totaal
gemeente
Rijk
derden
30.000 550.000
p.m.
2000
2001
1.000.000
2002
2003
2004
dekking
7.2.1. Integraal veiligheidsbeleid; monitoring Geraamd in de ruimteberekening mjb 2000-2004 Uitgaven om de twee jaar
30.000
30.000
Begr. Bestuursdienst
7.3. wijkbeheer Buurtconcierges
200.000
200.000
200.000
200.000
200.000
Geen dekking
wijkserviceteams
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
Geen dekking
120.000
120.000
120.000
120.000
120.000
Geen dekking
15.000
15.000
15.000
15.000
15.000
Geen dekking
Uitbreiding formatie bureau Halt
40.000
40.000
40.000
40.000
40.000
Geen dekking
Bijdrage regiegroep jeugdcrim. arrondissement R'dam
80.000
80.000
80.000
80.000
80.000
Geen dekking
7.5.1. Veilig uitgaan
50.000
50.000
50.000
50.000
50.000
Geen dekking
7.6.1. Veiligheid en het bedrijfsleven
80.000
50.000
50.000
50.000
50.000
Geen dekking
685.000
685.000
655.000
685.000
655.000
-
30.000-
-
30.000-
-
Niet gedekt zonder inzet Gsb-middelen
685.000
655.000
655.000
655.000
655.000
Gsb leefbaarheidsfonds 33,3%;nummer 16
133.000-
133.000-
166.000-
233.000-
233.000-
Gsb voortijdig schoolverlaten 33,3%; nummer 17
233.000-
233.000-
233.000-
233.000-
233.000-
Gsb inburgering oudkomers 33,3%;nummer 20
100.000-
133.000-
166.000-
166.000-
166.000-
7.4.1. Criminaliteit voorkomen Pak je kans veilige school p.m. schooladoptie 7.4.2. Crimineel gedrag c.a
7.6.2. Samenvatting Totaal geplande uitgaven hoofdstuk 7 AF: Dekking in begroting
Gsb proj. jeugd en veiligheid voor 33,3%;nummer 21
367.000-
367.000-
367.000-
367.000-
367.000-
Per saldo geen dekking
148.000-
211.000-
277.000-
344.000-
344.000-
75
Ontwikkelingsprogramma
7.7 Overzicht geraamde kosten Veiligheid en Leefbaarheid
Ontwikkelingsprogramma
76
8
Sociale Samenhang Migranten vinden steeds beter hun weg De Schiedamse sociale kaart kent bij alle positieve elementen ook een aantal punten die de nodige zorg behoeven. Uit het leefbaarheidsonderzoek 1998 blijkt dat een groot deel van de inwoners zich onveilig voelt, waarbij Schiedam op dit onderdeel maar ternauwernood scoort op het gemiddelde van de grote steden. Daarnaast blijkt dat een aantal buurten op basis van statistische gegevens (die gemeten worden in de zogenaamde sociale achterstandsscore) onder het stedelijke gemiddeld scoren. Sociaal programma Vooraf dient bij het beoordelen van de reikwijdte van het Schiedamse sociale beleid te worden opgemerkt dat Schiedam voor een aantal taakvelden geen centrumgemeente is -die positie in de Stadsregio heeft Rotterdam- en uit dien hoofde ook nooit rijksmiddelen heeft ontvangen ten behoeve van beleid gericht op vrouwenopvang, dak- en thuislozen en verslaafdenzorg.
Sociale achterstand is opgebouwd uit een scala van aspecten die onderling vaak met elkaar correleren. Indien men een combinatie van een zevental indicatoren hanteert rond de begrippen werkzoekenden, uitkeringen (excl. werkloosheid,) OZB-waarde, opleidingsniveau, mobiliteit, inkomen en etniciteit, ontstaat hieruit een beeld dat in een aantal Schiedamse wijken de situatie slechter is dan elders. Wijken als Nieuwland en Schiedam-Oost scoren op deze tabellen al een aantal jaren laag. Wel blijkt dat alleen al een aantal gerichte ingrepen in de woningvoorraad in deze wijken reeds leiden tot een andersoortige score. Daarbij dient overigens bedacht te worden dat gebruik wordt gemaakt van inkomensgegevens die teruggaan op het peiljaar 1996 zodat fysieke ingrepen van na die periode nog niet zijn verwerkt. De al uit eerdere onderzoeken bekende scheidslijnen, blijken zicht in de afgelopen jaren te hebben gehandhaafd. Zo blijken wijken “beneden” de spoorlijn en de A-20 - een enkel gebied in Schiedam-West daargelaten- lager te scoren dan de wijken boven de spoorlijn en de A-20. Ook blijkt een geografisch beperkte ingreep als het bouwen van appartementen langs de Nieuwe Maas de score van delen van Schiedam-Zuid omhoog te brengen. Op kleinere schaal is dit zichtbaar in het Centrum (Stadserf e.o.) en in Nieuwland (Bols-Lanvas-terrein).
Dat de gemeente Schiedam desondanks een duidelijke sociale paragraaf opneemt in het MOP komt omdat raads- en collegebreed de sociale opgave van de stad als uiterst cruciaal wordt gezien. Want: • ondanks hoogconjunctuur blijken veel Schiedammers nog steeds op of onder de armoedegrens te leven; • de opbouw van de woningvoorraad en de ligging in het hart van de Rotterdamse agglomeratie (zie hiervoor ook hoofdstuk 3) leidt er toe dat de stad een aantrekkelijke vestigingsplaats is voor nieuwkomers op de Nederlandse woningmarkt. Dit leidt er toe dat een blijvend beroep op een aantal sociale voorzieningen wordt gedaan; • de hoge migratiesaldi in een aantal wijken bemoeilijken het instand houden van de sociale binding in deze gebieden.De al langer bekende indicatoren als etniciteit, opleidingsniveau en inkomensniveau onderstrepen deze vooronderstelling. Hiervoor wordt kortheidshalve verwezen naar het Leefbaarheidsonderzoek 1998 en de beschrijvingen in het Zelfanalyserapport en de Stadsvisie.
De noodzaak voor de al een aantal jaren bestaande beleidsmatig sterke aandacht voor de wijken Nieuwland en Oost wordt door deze gegevens bevestigd. Schiedam zet daarom zijn beleid in deze wijken voort. Wel blijkt dat op onderdelen in de wijk Groenoord er de afgelopen twee jaar een duidelijke verslechtering is opgetreden zodat het noodzakelijk is om in dit gebied (preventief) maatregelen te treffen om te voorkomen dat de situatie in deze wijk verder verslechtert. Uiteraard geldt bij elke opmerking op de sociale pijler dat deze geplaatst dient te worden in het licht van de algemene Schiedamse startsituatie. Daarbij heeft Schiedam overigens gekozen voor een beleid dat voldoende waarborg biedt dat alle inwoners die dit nodig hebben blijvende huisvesting kan worden geboden in de stad. Binnen deze sociaal-maatschappelijke context, die uitvoeriger beschreven staat in de andere hoofdstukken van het MOP, voert Schiedam zijn sociaal beleid.
8.1.
Beleid in de afgelopen jaren
In de afgelopen jaren heeft (ook) in Schiedam een verzakelijking plaatsgevonden in het denken over de mogelijkheden van beleid op het gebied van de sociale infrastructuur. Deze beleidsomslag -die op onderdelen is terug te voeren op de optimistische ideeën over de "maakbare samenleving" in de jaren zeventig- heeft in de jaren tachtig en begin jaren negentig geleid tot een verzakelijking in het zorg- en welzijnsbeleid. Dit werd deels ingegeven door financiële motieven, deels òòk omdat de ambities die aan zorg en welzijnsbeleid werden toegeschreven (of -gedacht) te hoog gegrepen bleken. Grote bezuinigingen op de welzijns- en zorguitgaven hebben in Schiedam niet plaatsgevonden; wel is onder invloed van de verzakelijking (een beperkte) vorm van budgetfinanciering ingevoerd. Tegelijk met deze verzakelijking bleken veel van de oorspronkelijke welzijnsdoelstellingen overgenomen te worden door het onderwijs, het veiligheidsbeleid en het wijk- en buurtbeheer. Dit heeft wel eens tot discussie geleid, maar in de praktijk blijkt dat de diverse partijen hun eigen weg daar-
Belangrijke onderdelen van het sociale beleid staan beschreven in de hoofdstukken Perspectieven voor de jeugd (6) en Veiligheid en leefbaarheid (7) van dit MeerjarenOntwikkelingsProgramma. Ook de daaruit te trekken beleidsconsequenties worden in deze hoofdstukken aangegeven.
77
Ontwikkelingsprogramma
indien er geïntervenieerd moet worden in straat-conflictsituaties. Desondanks zal Schiedam hierin pogen het beleid verder te expliciteren en te kwantificeren.
in hebben gevonden.
8.2. Speerpunten in de sociale pijler Schiedam kent anno 1999 een aantal grote opgaven op sociaal terrein. Naast de in de hoofdstukken 6 en 7 beschreven speerpunten, geldt als voornaamste zorg de sociale integratie. Daarbij de volgende aantekeningen: 1. de instroom van omvangrijke wisselende groepen doet een groot beroep op het stedelijk draagvlak. Met 27% niet-Nederlanders kent de stad na de vier grote steden procentueel de meest omvangrijke en vaak vlottende allochtone bevolking. Binding met de buurt of woonomgeving is vaak afwezig. Daar waar een aantal jaren geïnvesteerd is in de oorspronkelijke migrantengroepen zoals Turken en Marokkanen, blijken deze inmiddels ook wooncarriëre te maken en worden hun plaatsen ingenomen door nieuwe groepen als Antillianen en vluchtelingen (w.o. relatief veel Somaliërs). Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat binnen de oorspronkelijke migrantengroeperingen er een tweedeling is ontstaan: een deel vindt duidelijk zijn weg in Nederland (met meerdere allochtone raadsleden als voorlopige indicator), terwijl een ander deel terugvalt op de gewoonten en politieke strijd in het herkomstland;
In het kader van de verdere ontwikkeling van de subsidiemethodiek en budgetfinanciering gesubsidieerde instellingen zal nog nadrukkelijker dan voorheen bepaald worden welke producten de gemeente in ruil voor subsidie wil afnemen; zowel op stedelijk als op wijkniveau. Voor de periode van dit MOP heeft deze gedragslijn vooralsnog geen financiële consequenties.
8.4. Allochtonen Hoewel het gemeentebestuur voorzichtig is in het voeren van een specifiek minderhedenbeleid, staat vast dat deze omvangrijke groep extra aandacht behoeft en blijft behoeven. In de afgelopen jaren zijn verschillende en vaak breed opgezette activiteiten georganiseerd die waren gericht op participatie, taal, jeugd en gezondheid. Het gemeentebestuur is zich bewust van de noodzaak tot een blijvende vorm van aandacht op dit punt. Op dit moment wordt het lopende allochtonenbeleid herijkt onder begeleiding van een commissie bestaande uit raadsleden uit de commissie Sociale Zaken, Welzijn en Volksgezondheid. De commissie brengt in het eerste kwartaal van 2000 een eindadvies uit. Naast de reguliere ondersteuning van de minderhedenorganisaties richt het beleid zich uitdrukkelijk op een snelle integratie van de nieuwkomers in de Nederlandse samenleving. Een optimale inzet van de gesubsidieerde instellingen is daarbij een subsidievoorwaarde.
2. de oorspronkelijke bevolking voelt zich (vaak mede door de overheidszorg voor alle nieuwkomers) in de steek gelaten en uit dit door stemgedrag. Schiedam beschikt als laatste stad in Nederland nog over extreem-rechtse raadsvertegenwoordiging; 3. de gebrekkige financiële positie van de stad heeft weinig mogelijkheden geboden om het afkalvende voorzieningenpeil tegen te gaan of te compenseren. Wachtlijsten bij de projecten Schuldhulpverlening en Kansbiedende hulp aan huurders maken het voor veel Schiedammers onmogelijk om überhaupt de stap omhoog te zetten.
Inburgeren nieuwkomers Jaarlijks ontvangt Schiedam middelen voor 140 personen die vallen onder de Wet Inburgering Nieuwkomers. Daarnaast vestigen zich nog eens 1.800 allochtonen die niet onder deze wet vallen, maar waarvan bij ongeveer 40% de beheersing van de Nederlandse taal dusdanig is dat NT-2 onderwijs noodzakelijk is.
8.3. Het in gang gezette beleid Het beleid gaat uit van het naar vermogen bieden van een goed en gevarieerd voorzieningenpakket op zowel stedelijk als wijkniveau. Daarbij geldt: algemeen waar het kan, specifiek waar het moet.
Ter illustratie een tweetal voorbeelden: • Uit reguliere middelen bekostigde NT2-trajecten zijn toegenomen van 935 (1997) naar 1219 (1998). • Het aantal geregistreerde alleenstaande minderjarige asielzoekers (A.M.A.'s) dat zich in de eerste helft van 1999 in Schiedam heeft gevestigd, bedraagt 86. (vgl. Vlaardingen: 11,Maassluis: 5)
Schiedam heeft al een aantal jaren gekozen voor het appèl op en de samenwerking met het maatschappelijk middenveld daar waar het gaat om het ontwikkelen van maatschappelijke activiteiten. Bewonersondersteuning De in de Stadsvernieuwingsjaren opgezette bewonersondersteuning wordt op dit moment herijkt. Schiedam gaat ook in het 'na-Stadsvernieuwingstijdperk' uit van een blijvende ondersteuning van bewoners en bewonersgroepen. De exacte vorm waarin dit plaats zal vinden vormt op het moment van schrijven van dit MOP onderwerp van brede discussie tussen bewonersvertegenwoordiging, de corporatie en de gemeente. De gemeente zet daarbij vooralsnog in op handhaving van het huidige financiële niveau (zie ook paragraaf 3.2.4).
A.M.A.'s zijn vrij om zich te vestigen waar ze willen. Meestal is er sprake van individuen die zelf een huurovereenkomst afsluiten. Dit leidt tot concentratie van bepaalde etnische groepen in gebieden met een grote voorraad goedkope huurwoningen. Zo woont in Schiedam en Leeuwarden het grootste gedeelte van de in Nederland verblijvende A.M.A.'s uit China. Met name deze groepen laten zich moeilijk integreren in de samenleving (bron: Stichting de Opbouw, 1999). De begeleiding voor deze groep is nog niet terug te vinden in de ECO-staat.
Subsidiemethodiek gesubsidieerde instellingen Hierbij is het uitgangspunt dat verschillen in voorzieningenniveau tussen wijken zijn toegestaan, mits dit goed te onderbouwen is. In de subsidieafspraken zal mede in dit licht nog meer worden gewerkt met gekwantificeerde prestatie. Dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Want het gaat er niet alleen om het aantal bezoekers van een ouderenavond te tellen, het gaat er veel meer om dat (kwantitatief) inzicht wordt verkregen in de aard en de mate waarin de contactlegging tussen instelling en cliënt bijdraagt aan het verbeteren van de leefsituatie.
Belangrijk onderdeel van het nieuwkomersbeleid is uiteraard de zorg voor voldoende effectieve scholing. In de op grond van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs afgesloten contracten met het ROC Zadkine en Albeda-College, staan prestatieafgespraken geformuleerd met betrekking tot het in Schiedam te leveren aanbod. De op grond van de Wet Integratie Nieuwkomers in te zetten maatschappelijke begeleiding wordt sinds kort vervuld door een speciaal hiervoor aangestelde medewerkster bij het WIN-bureau; de stichting Vluchtelingenwerk wordt daarnaast blijvend gesubsidieerd.
Is dit proces op individueel niveau al lastig te kwantificeren, complexe situaties zijn qua tijd moeilijk in te schatten. Nog moeilijker wordt het als er wordt gesproken over een groepsgewijze aanpak. Tot op heden zijn er nog nauwelijks kengetallen die een enigszins reële maatstaf vormen, laat staan
8.5. Inburgeren oudkomers Schiedam kent een grote populatie etnische minderheden. Velen van hen zijn werkloos en ontvangen een uitkering. Landelijk zijn tot begin 1999 –buiten een aantal inhaalacties rond de wachtlijsten in de volwasseneneducatie-
78
8.5.4. Jongerenopbouwwerk "Van overlast naar participatie" Geconstateerd is dat overlast door jongeren een over heel Schiedam verspreid probleem is. De aanpak van dit probleem is vaak bemoeilijkt geweest door een gebrek aan communicatie met de desbetreffende groeperingen, terwijl eveneens geconstateerd is dat de desbetreffende maatschappelijke organisaties -en helaas ook overheidsinstellingen- hun werkzaamheden niet optimaal op elkaar hebben afgestemd. Hierdoor treedt efficiency-verlies op. Naast verbeterde contactlegging is een integrale aanpak gewenst. In de periode 1994-1996 heeft in Schiedam-Noord een succesvol pilot-project jongerenopbouwwerk gefunctioneerd. Dit project is in de eerste Gsbtranche (m.b.v. gelden Jeugd & Veiligheid) uitgebreid naar de overige Schiedamse wijken. Vanaf 1999 is er sprake van een systematische aanpak over heel Schiedam. Per werkgebied is een analyse opgesteld met daarin de belangrijkste problemen en aanwezige behoeften. Deze zgn nul-meting heeft geresulteerd in een actieprogramma dat gericht is op de vermindering van overlast, een vergroting van de participatie van Schiedamse jongeren in de samenleving en een verbetering van de individuele toekomstmogelijkheden. Voor het project is een stuurgroep geïnstalleerd en per gebied is een werkaanpak vastgesteld. Er worden diverse buurtactiviteiten voor jongeren georganiseerd die worden ondersteund door het jongerenopbouwwerk en de jongerenwerkers uit de club- en buurthuizen. In de derde fase van dit project moet een en ander resulteren in de oprichting van een jongerenplatform. De begroting bedraagt op jaarbasis vooralsnog ruim f. 300.000, hiervan is de helft rechtstreeks in de MOP-calculatie verwerkt, terwijl voor andere onderdelen aansluiting wordt gezocht bij andere op jongeren gerichte projecten.
8.5.1. Doelstelling Met behulp van het oudkomersbeleid en de gelden die daaruit voortvloeien, wordt het mogelijk om personen te helpen die al lang in Nederland zijn maar de Nederlandse taal nog niet machtig zijn. In een relatief korte periode leren zij voldoende Nederlands zodat zij direct bemiddelbaar zijn voor de arbeidsmarkt of hun kinderen kunnen ondersteunen in hun schoolloopbaan.
8.5.2. Werklozen In Schiedam is al enkele jaren aandacht voor werkloze oudkomers. Werkloze oudkomers die het Nederlands onvoldoende beheersen, worden verwezen naar het ROC voor een intensieve taalcursus. Vanwege de wachtlijst problematiek VE worden deze taalcursussen ook ingekocht met de gemeentelijke WIW-scholings- en -activeringsmiddelen. Deze aanpak wordt ook toegepast bij nieuwkomers die een WIN-traject hebben afgerond en nog onvoldoende taalvaardig zijn. Zij volgen dan als 'oudkomers' vervolgtrajecten. De Schiedamse aanpak is in hoofdlijnen vergelijkbaar met het inburgeringprogramma voor nieuwkomers. Voor het programma-aanbod voor werklozen wordt aansluiting gezocht bij de mogelijkheden die uit het WIW-scholings- en –activeringsbeleid voortkomen. Prioriteit wordt gegeven aan bijstandsgerechtigden met een arbeidsplicht.
8.5.3. Opvoeders Voor de doelgroep opvoeders is het doel dat ouders hun kinderen kunnen ondersteunen bij het leren van de Nederlandse taal door thuis ook Nederlands te spreken. Verder is het van belang dat zij worden voorgelicht over de verwachtingen die een school heeft over de startsituatie van hun kind en de rol die ouders daarbij kunnen vervullen. Communicatie in de Nederlandse taal tussen school en ouders heeft een positief effect op de inburgering, zoals betrokkenheid in de school, in de wijk en kansen op arbeidsmarkt. Dit is zeker het geval wanneer dit plaatsvindt in combinatie met ontwikkelingsstimulering, opvoedingsondersteuning en voorlichting over voorzieningen. Het bereiken van de doelgroep is niet eenvoudig. Daarom is een samenwerkingsproject opgezet waarin wordt samengewerkt tussen basisscholen in de wijk Nieuwland, het ROC Zadkine en gemeentelijke sectoren Cultuur, Educatie en Sport (CES) en Sociale zaken, Werk en Welzijn (SWW).
8.5.5. Thuis op Straat Als vervolg op het project Sociale Wijkaanpak Nieuwland wordt voorgesteld te starten met de ‘TOS-aanpak’. Dit is een in Rotterdam ontwikkelde methode om door middel van activiteiten voor kinderen op straten en pleinen de sociale samenhang en leefbaarheid in een wijk te vergroten. Behalve concrete activiteiten behelst het project een netwerkbenadering waarbinnen zich een groot aantal participanten (zowel binnen als buiten het gemeentelijk apparaat) committeren aan de gekozen aanpak. De invoering van het concept wordt ondersteund door de stichting Program, die hiermee inmiddels in een aantal steden ervaring heeft opgedaan. Er wordt voorgesteld jaarlijks ƒ 300.000 te reserveren uit het Gsb-budget.
8.5.6. Marokkaans Mentorproject Het project is een voortzetting van het in september 1999 gestarte initiatief om in een vroegtijdig stadium Marokkaanse jongeren die neigen naar drop-out gedrag en criminaliteit, individueel te begeleiden door een Marokkaanse mentor. Het project is ingebracht door de Marokkaanse zelforganisatie Narcis en uitontwikkeld door de Stichting Medelanders. De Stichting Welzijn Schiedam (SWS) ondersteunt onder meer door op te treden als werkgever van de coördinator. Daarnaast vindt een nauwe samenwerking plaats met het onderwijs. Jongeren wordt naast persoonlijke begeleiding een breed pakket van educatieve en recreatieve activiteiten aangeboden, waarbij naast SWS ook Educatie en de Dienst Sport en Recreatie betrokken worden. Er wordt voorgesteld jaarlijks ƒ 85.000 te reserveren uit het Gsb-budget.
8.1 Noodzakelijke financiering uit GSB-gelden (in ƒ 100.000) 2000
2001
2002
2003
Integratie oudkomers 'werklozen' • begeleiding 0.2 ton per jaar • inkoop cursussen 2.2 ton per jaar inclusief kinderopvang (22 personen)
2.4
2.4
2.4
2.4
'Opvoeders' van allochtone kinderen
1.9
1.9
1.9
1.9
Co-financiering kan plaatsvinden voor de doelgroep werklozen 'scholingsen activeringsbudget WIW'. Met de erkenning dat het ook voor niet-nieuwkomers nog steeds nodig is om extra aandacht te schenken aan de beheersing van de Nederlandse taal, ontstaan mogelijkheden -zij het op uiterst bescheiden schaal- om iets aan deze nog steeds bestaande problematiek te doen. Het jaar 1999 wordt door Schiedam beschouwd als experimentjaar. In dit
Door een al eerder gememoreerde werkgroep uit de gemeenteraad wordt momenteel het minderhedenbeleid van de gemeente Schiedam geëvalueerd, waarover begin februari 2000 wordt gerapporteerd. Vooruitlopend op
79
Ontwikkelingsprogramma
jaar worden 2 cursussen gegeven t.b.v. 36 allochtone ouders van leerlingen in het basisonderwijs. Op basis van de ervaringen in 1999 wordt het vervolgtraject in 2000 e.v. ingevoerd en kunnen indices benoemd worden. Vooralsnog is de intentie om het programma jaarlijks met twee cursussen te verhogen tot 10 cursussen in 2003 voor in totaal 180 allochtone ouders. Middelen: Ecolijst; dit jaar f. 100.000,- oplopend naar 0,5 miljoen in 2003.
geen beleidsinstrumenten aangereikt ten behoeve van deze doelgroep. Inmiddels wordt de oudkomers-problematiek landelijk als een van de speerpunten van beleid gezien en zijn landelijke middelen ingezet ten behoeve van werklozen en opvoeders. Ondanks de inzet van veel educatiegelden (waaronder de nieuwkomersbudgetten) ten behoeve van het onderwijs in het Nederlands als Tweede Taal, blijven de wachtlijsten, mede door de instroom van “oudkomers” bij het ROC-Zadkine onverminderd hoog (250 tot 300 personen).
Ontwikkelingsprogramma
de sanctie van huisuitzetting als afspraken niet worden nagekomen. Het project wordt gedragen door het Algemeen Maatschappelijk Werk, de woningcorporatie, GGD en Schuldhulpverlening. In de evaluatie over de eerste periode worden resultaten en enkele verbeteringen aangegeven. Met name snellere onderkenning door de woningcorporatie blijkt noodzakelijk. Onderzocht wordt of het accent van de hulpverlening gelegd kan worden bij overlastgevende situaties. Gebleken is dat voorwaardelijke hulpverlening een effectief instrument is. Voorgesteld wordt het project voor vier jaar te continueren, met de opmerking dat het aantal cliënten dient te worden uitgebreid. Er is een budget nodig van f. 50.000,-.
de hieruit voortvloeiende aanbevelingen en beleidsimpulsen moeten gelden moeten worden gereserveerd voor noodzakelijke projecten: • voor emancipatorische projecten voor allochtone vrouwen is ƒ 50.000 nodig; • voor het Mentorproject Somalische Jongeren moet ƒ 180.000 worden gereserveerd, minus een cofinanciering van ƒ 90.000; • voor het Mentorproject Antilliaanse jongeren moet ƒ 180.000 worden gereserveerd, minus een cofinanciering van ƒ 90.000.
8.5.7. Jongerenontmoetingsplaatsen Met name voor de groep jongeren van 12 tot 18 jaar zijn er weinig voorzieningen. De behoefte binnen deze groep om elkaar te ontmoeten en zich te vermaken is groot. Om aan deze vraag tegemoet te komen en de overlast voor omwonenden zo beperkt mogelijk te houden, wordt een JOP-beleid ontwikkeld. Dit bevat naast de plaatsing van de voorzieningen, ook een voorstel voor de begeleiding van jongerengroepen door jongerenopbouwwerk, politie en andere instanties. Er wordt voorgesteld jaarlijks ƒ 100.000 te reserveren uit het Gsb-budget.
8.6.5. Maatschappelijke gezondheidszorg Schiedam heeft binnen haar maatschappelijke gezondheidszorg de volgende doelen. De gemeente Schiedam wil een bijdrage leveren aan het voorkomen van gezondheidsachterstand of -problemen, heeft aandacht voor kwetsbare groepen, pleit (binnen de wettelijke kaders) voor een goed voorzieningenniveau, ziet toe op toegankelijkheid en hecht aan een goede samenhang in zorg en afstemming op de vraag. In december 1999 wordt de lokale nota volksgezondheid vastgesteld waaruit blijkt dat de gemeente zich verantwoordelijk voelt voor de toegang tot de gezondheid en de gezondheidszorg. De formele instrumenten voor de gemeente om invloed uit te oefenen zijn overigens beperkt. Bovendien is er geen geoormerkt budget voor activiteiten op het gebied van de volksgezondheid, behoudens de bijdrage aan de GGD-NWN. Om gemeentelijk mee te kunnen beslissen over de gezondheidszorg en aanpalende voorzieningen, wordt voorgesteld jaarlijks een budget van ƒ 25.000,- beschikbaar te stellen voor nieuwe initiatieven en samenwerkingsprojecten.
8.6. Maatschappelijke opvang De zorg voor verslaafden en de opvang van dak- en thuislozen wordt gepland en gefinancierd door de (aangewezen) centrumgemeente Rotterdam. Aanvullend op het Rotterdamse hulpverleningsaanbod zet Schiedam lokaal in op reïntegratie en resocialisatie door ambulante hulpverlening (CADNieuwe Waterweg Noord)en met voorzieningen als het Sociaal Pension.
8.6.1. CAD-NWN-voorziening De gezondheidsenquête van de GGD-NWN toont aan dat het aantal zware drinkers in Schiedam boven het landelijk percentage ligt. Daarnaast neemt het alcoholgebruik onder jongeren toe. Sluiting van de CAD-NWNvoorziening in Vlaardingen betekent een verhoging van de drempel naar hulpverlening, waardoor verslaafden afhaken. In 1997 werden 461 Schiedammers geholpen met verslavingsproblematiek. 91 Schiedammers nemen deel aan een methadonprogramma. Het CAD ontvangt van Schiedam jaarlijks een structurele bijdrage van ƒ 14.000,-. Dit is onvoldoende om een vestiging in de NWN-gemeenten in stand te houden. Het bedrag dient voor Schiedam te worden verhoogd met ƒ 50.000.
Op het terrein van de ouderenzorg werd een Totaalplan Ouderenzorg ontwikkeld, waarbij verzorgingshuizen hun wettelijk opgelegde beddenreductie hebben ingezet op extramurale zorg. Daarnaast wordt een nota Ouderenhuisvesting voorbereid.
8.7. Relaties tussen de sociale, de economische en de fysieke pijler
8.6.2. Toeleidingsfunctionaris Nieuwland
Het is eerder in dit MOP aangegeven: alle bestaande en zich ontwikkelende relaties beschrijven zou leiden tot een onleesbaar stuk. Ook discussies over het primaat van een der pijlers zijn zinloos; Schiedam streeft er naar om het rendement van investeringen op een der pijlers optimaal te laten verlopen door zoveel mogelijk (en dat betekent niet dat dit altijd kan) koppelingen te maken. Werk-met-werk maken heet dat. Enkele voorbeelden kunnen dit verduidelijken: • de Brede School wordt extra gestimuleerd waar dit proces dat nodig heeft op grond van fysieke en /of demografische factoren; • ondanks hindernissen in de regelgeving worden Wijkserviceteams in stand gehouden waarin ‘schoon’, ‘heel’ en ‘veilig’ gezamenlijk in de buurten opereren; • het plaatsen van een JongerenOntmoetingsPlek (fysieke ingreep) gaat vergezeld van afspraken rond extra inzet van jongerenopbouwwerk en of politie; • het bieden van meer flexibele mogelijkheden tot kinderopvang verruimt de kansen van alleenstaande ouders tot het kunnen aanvaarden van werk of het volgen van scholing; • een goed armoedebeleid verlicht niet alleen de inkomenssituatie van de betrokkenen, maar vormt in alle bescheidenheid ook een economische impuls voor de middenstand; • straatbreed-acties (de Schiedamse variant op het Opzoomeren) zijn niet alleen een bijdrage in het sociale gebeuren, maar dragen eveneens bij aan een verbeterde leefomgeving.
De huisartsen in de wijk Nieuwland hebben via de Landelijke Huisartsenvereniging middelen ontvangen om een sociaal verpleegkundige aan te stellen die werkzaam is ter ondersteuning van multi-probleem gezinnen. Dit blijkt effectief te zijn waar het gaat om preventief beleid met betrekking tot de kinderen en jeugdigen in deze gezinnen. Dat is de reden waarom Schiedam het initiatief met f. 40.000,- per jaar mee-ondersteunt. Met dit bedrag worden jaarlijks de gezinnen uit de twee groepspraktijken (ca 8.000 personen) geholpen.
8.6.3. Sociaal Pension Het Sociaal Pension, zoals dat in Maassluis voor de regio Nieuwe Waterweg Noord wordt gestart, biedt opvang aan 20 dak- en thuislozen met GGZproblematiek. Het project wordt grotendeels gefinancierd door bewoners, de centrumgemeente Rotterdam en het zorgkantoor DSW. Er wordt nagegaan of op dit onderdeel door Schiedam aanvullend beleid en financiering nodig is. Burgers met lichamelijke en psychische problemen blijken meer in hun eigen omgeving te willen blijven wonen. Het contact met familie, vrienden en buren blijft zo in stand of kan beter worden hersteld. Dit bevordert tevens de reïntegratie in de maatschappij.
8.6.4. Kansbiedende hulp aan huurders Het project ‘Kansbiedende hulp aan huurders’ richt zich op problematische huurders, waar huisuitzetting dreigt of sprake is van herhaaldelijke overlast. Vernieuwend is dat het gaat om hulpverlening met sancties, bijvoorbeeld
80
nen te hebben voor deze verbanden. Schiedam streeft er in zijn beleidsontwikkeling naar dit bij voortduring ‘op het netvlies’ te houden.
8.2 Geraamde kosten Sociale samenhang Sociale samenhang 8.4. inburgeren nieuwkomers
2000
2001
2002
2003
2004
600.000
600.000
600.000
600.000
600.000
dekking Begroting 2000 SWW functie 620.04
Gsb, inburgering nieuwkomers (welzijn); nummer 27 inburgeren nieuwkomers
600.000-
600.000-
600.000-
600.000-
600.000-
1.100.000
1.100.000
1.100.000
1.200.000
1.200.000
Begroting 2000 CES functie 480.99
Gsb, inburgering nieuwkomers (educatief); nummer 26
1.100.000-
1.100.000-
1.100.000-
1.200.000-
1.200.000-
8.5. Inburgeren oudkomers integratie oudkomers werklozen
240.000
240.000
240.000
240.000
240.000
Opvoeders van allochtone kinderen
190.000
190.000
190.000
190.000
190.000
Geen dekking
8.5.4. Thuis op Straat
300.000
300.000
300.000
300.000
300.000
Geen dekking
8.5.5. Marokkaans Mentorproject
85.000
85.000
85.000
85.000
85.000
Geen dekking
emancipatorische projecten allochtone vrouwen
50.000
50.000
50.000
50.000
50.000
Geen dekking
90.000
90.000
90.000
90.000
90.000
Geen dekking
mentorproject Somalische jongeren;kosten 180.000, - -/- cofinanciering van 90.000,mentorproject Antilliaanse jongeren;kosten 180.000, - -/- cofinanciering van 90.000,8.5.6. Jongerenontmoetingsplaatsen
90.000
90.000
90.000
90.000
90.000
Geen dekking
100.000
100.000
100.000
100.000
100.000
Geen dekking
14.000
14.000
14.000
14.000
14.000
8.6. Maatschappelijke opvang 8.6.1. CAD-NWN-voorziening Dekking in begroting
Begroting 2000 SWW functie 710.99
Extra middelen
50.000
50.000
50.000
50.000
50.000
Geen dekking
8.6.3. Kansbiedende hulp aan huurders
50.000
50.000
50.000
50.000
50.000
Geen dekking Geen dekking
8.6.4. Maatschappelijke gezondheidszorg
25.000
25.000
25.000
25.000
25.000
150.000
150.000
150.000
150.000
150.000
Geen dekking
40.000
40.000
40.000
40.000
40.000
Geen dekking
1.474.000
1.474.000
1.474.000
1.474.000
1.474.000
14.000-
14.000-
14.000-
14.000-
14.000-
1.460.000
1.460.000
1.460.000
1.460.000
1.460.000
Gsb leefbaarheidsfonds 33,3%;nummer 16
133.000-
133.000-
166.000-
233.000-
233.000-
Gsb voortijdig schoolverlaten 33,3%; nummer 17
233.000-
233.000-
233.000-
233.000-
233.000-
Gsb inburgering oudkomers 33,3%;nummer 20
100.000-
133.000-
166.000-
166.000-
166.000-
Gsb proj. jeugd en veiligheid voor 33,3%;nummer 21
367.000-
367.000-
367.000-
367.000-
367.000-
Per saldo geen dekking
627.000
594.000
528.000
461.000
461.000
8.6.5. Jongerenopbouwwerk 8.6.6. Huisartsenondersteuning Nieuwland Totaal geplande uitgaven hoofdstuk 8 AF: Dekking in de begroting Niet gedekt zonder inzet Gsb-middelen
81
Ontwikkelingsprogramma
Op diverse plaatsen in dit MOP en de Stadsvisie zijn hiervan voorbeelden te vinden. Belangrijk bij het daadwerkelijk realiseren van de hiervoor beschreven koppeling is het bewustzijn dat de diverse actoren in dit spel die-
Ontwikkelingsprogramma
82
Groen
9
De natuur komt naar u toe Het groenstructuurplan Schiedam is in 1995 vastgesteld en is een sturingsinstru-
ment voor de periode tot 2005. Het plan plaatst de diverse claims op de openbare ruimte op stedelijk niveau op integrale wijze in een kader. Via dit plan worden de bestaande voorzieningen verbeterd. ‘Groen’ is in deze dichtbebouwde omgeving een belangrijke kwaliteit in de woon- en leefomgeving. Omdat de stad voor zijn uitbreiding geen enkele kant op kan, is de druk op de bestaande omgeving zeer groot. Volgens het Groenstructuurplan bestaat de Schiedamse openbare ruimte uit: • gebieden: grotere aaneengesloten vlakken met een bepaald karakter of kenmerk; • linten: langgerekte elementen met een bepaald karakter of kenmerk; • plekken: duidelijk begrensde, kleine eenheden binnen een groter geheel die een geheel ander karakter, specifiek karakter of inrichting hebben dan de omgeving; Voor de groenstructuur zijn de bosgebieden en weidegebieden van belang. Belangrijke ‘groene’ linten zijn boslinten, weidelinten, natte linten, droge linten, parklinten, langzaam verkeersroutes en laanbeplantingen. De groene plekken worden gevormd door stadsparken, begraafplaatsen, pleinen, hofjes/stadstuinen, uitzichtpunten en educatieve objecten. Op de kaart (pagina 84) staat een en ander schematisch weergegeven.
•
tuurhistorie, of voor kunst; het groen een eigen sfeer uitstraalt en groenelementen een goede samenhang vertonen.
9.3. Investeren in groen Er wordt onderscheid gemaakt tussen beheermatige en verbeteringsinvesteringen. Onder beheermatige investeringen wordt verstaan dat het bestaand groen op peil wordt gehouden, hooguit met geringe aanpassingen. De verbeteringsinvesteringen zijn erop gericht om de kwaliteit van de Schiedamse ‘karakteristieken’ te verbeteren. Uit het Groenstructuurplan blijkt dat op een groot aantal plaatsen verbeteringen noodzakelijk zijn. Bij beheermatige investeringen wordt uitgegaan van een vervanging per 20 jaar; bij ‘traditioneel groen’ is gerekend met een prijs van ƒ 30,- per vierkante meter, bij ‘natuurlijk groen’ geldt een prijs van ƒ 20,- per vierkante meter. De investeringen zijn in drie categorieën verdeeld. De eerste categorie maatregelen is gedekt, categorie 2 is gedeeltelijk gedekt en categorie drie is niet gedekt.
Het Schiedamse groen wordt op diverse punten bedreigd. Zo laat de samenhang tussen de groenelementen hier en daar te wensen over. Groengebieden en -linten worden door barrières onderbroken en er dreigen in de toekomst nog meer schakels in de groenstructuur verloren te gaan vanwege de grote druk op de openbare ruimte. Verder is in de loop van de tijd een nivellering ontstaan in het groen. Op het niveau van bomenrij of plantvak is weliswaar een grote verscheidenheid in soorten, maar op wijk- of stadsniveau heeft al het groen een zelfde soort uitstraling. Deze gelijkschakeling doet onrecht aan de verschillende karakters van de wijken en buurten. Ook is duidelijk dat het huidige onderhoudsbudget slechts toereikend is voor een minimaal onderhoud van het groen. Een toename van het groenareaal en het schrappen van chemische bestrijdingsmiddelen, is niet gepaard gegaan met een toename van het onderhoudsbudget. Een en ander heeft er toe geleid dat de fysieke conditie van het groen soms te wensen overlaat. Laatstgenoemd knelpunt wordt tevens veroorzaakt door de steeds verzakkende bodem van Schiedam.
9.1 Beheersmatige investeringen in groen en water van 2000 tot 2005 Investeringen van 2000 tot 2005 Beheermatige investeringen groen en water
Categorie
Investering in ƒ
Gebieden en linten
3
1.567.300
Plekken
3
85.000
Overig groen
3
2.247.000
Totaal beheersmatige investeringen
3.900.000
De beheermatige investeringen kunnen jaarlijks op basis van technische argumenten (afschrijving) en dergelijke worden gepland en uitgevoerd. Dekking zou moeten plaatsvinden uit het onderhoudsbudget. Dit is echter te krap om hieruit groenrenovaties te bekostigen. Dit heeft onder meer tot gevolg dat ‘versleten’ plantsoenen niet kunnen worden vervangen. Voor de verbeteringsinvesteringen moet daarom extra dekking worden gevonden.
9.2. Kwaliteit boven kwantiteit Bij het opstellen van de visie in het Groenstructuurplan is uitdrukkelijk gekozen voor kwaliteit boven kwantiteit. Dit betekent dat de nadruk ligt op optimalisatie van het reeds aanwezige groen.
9.4. Pilot- en verbeteringsprojecten 9.4.1. Optimalisering Groene Long
De gemeente is van mening dat het groen een goede kwaliteit heeft als: • het groen duurzaam is; • het groen (multi)functioneel is, bijvoorbeeld voor het ruimtelijk beeld, de natuur, het toerisme, de recreatie, het verkeer, de educatie, de cul-
De Groene Long van Schiedam wordt grofweg gevormd door de bosgebieden, de boslinten, het weidegebied, de weidelinten en de natte linten uit het Groenstructuurplan. Op een aantal plaatsen staat deze Groene Long in contact met het buitengebied (Reconstructiegebied Midden-Delfland en
83
Ontwikkelingsprogramma
84
Categorie
Investeringen per project ƒ
Periode per project
1
Verbeteringsinvesteringen Verbeteren boomstructuur Warande
1
393.000
1999-2001
2
Aanpassing groen kade 'S-Gravelandseweg
3
200.000
> 2001
3
Herinrichting omgeving Kethelbrug
3
150.000
2000
4
Accentueren binnenstadsentree Vlaardingerdijk
3
150.000
2000
5
Accentueren binnenstadsentree 's-Gravelandseweg/proveniershuis
3
150.000
> 2001
6
Herinrichten overige binnenstadsentrees
3
PM
> 2002
7
Herinrichting stadsentree Rotterdamsedijk
1
415.000
1998/1999
8
Aanbrengen floatlands in grachten
3
500.000
> 2000
9
Natuurlijker inrichting Land van Ris
3
280.000
2000
10
Natuurlijke en recreatieve inrichting westelijke Schieoever
3
PM
> 2005
11
Groenstructuur werkgebied Vijfsluizen
3
700.000
> 2000
12
Herinrichting binnenterrein Buys Ballotsingel
3
75.000
13
Groenoord-Midden
3
14
Groene Long: zie volgende schema
2
10.181.000
1999-2010
15
Groene Parels: zie volgende schema
2
2.140.000
2000-2005
2001 > 2000
Totaal verbeteringsinvesteringen
16.275.000 + PM
Gemeentelijke dekking
7.957.000
Nog niet gedekt
8.318.000 + PM
1. het versterken van de ecologische samenhang tussen het buitengebied en de groengebieden in de stad; 2. het combineren van soortgelijke groengebieden (door middel van groene linten) tot een samenhangende optimale stedelijke ecologische groenstructuur; 3. het aanpassen van de groeninrichting op een zodanige manier dat de biodiversiteit toeneemt en de soortenrijkdom aan planten en dieren in de stad zich kan vergroten; 4. het aanpassen van het groenbeheer op een wijze waarbij natuurlijke processen een grotere kans krijgen en het bestaande groen natuurlijker wordt; 5. het verbeteren van recreatief (mede)gebruik.
rivier de Nieuwe Maas). De Groene Long is bij uitstek het gebied waar (inheemse) planten en dieren weer volop de ruimte kunnen krijgen en waar mensen kunnen recreëren en van rust en natuur kunnen genieten. De al eerder beschreven knelpunten in de Schiedamse groenstructuur gelden eveneens voor de Groene Long. Zo ontbreekt de samenhang tussen de (gelijksoortige) groengebieden binnen de Groene Long hier en daar, terwijl dit voor een optimale natuurontwikkeling een eerste vereiste is. Verder dient de inrichting van de verschillende groenonderdelen van de Groene Long te worden geoptimaliseerd. Enerzijds om een hogere natuurwaarde te krijgen, anderzijds om de verschillende karakters te benadrukken. Tenslotte is de druk vanuit de verstedelijking op de Groene Long zeer groot. Het streefbeeld van de Groene Long is een zoveel mogelijk aaneengesloten natuurlijk groengebied. Dit gebied staat in verbinding met het buitengebied, waar bos met bos, weide met weide en water met water is verbonden. Door middel van natuurbouw of natuurlijk groenbeheer worden de uitgangspunten voor de natuur in het gebied geoptimaliseerd en zijn vele vormen van extensieve recreatie (recreatief medegebruik) mogelijk.
Realisatie van de Groene Long zal gefaseerd plaats vinden. Daartoe zijn de hierna voorgestelde maatregelen in 3 categorieën verdeeld. De eerste categorie is financieel geheel gedekt, de tweede is gedeeltelijk gedekt en de derde categorie is nog niet gedekt. Totale uitvoering is daarom afhankelijk van extra (Rijks)middelen. De totale planning is beëindigd voor 2010. Het Pilotproject Groene Long heeft betrekking op meerdere prestatievelden:
Aanpak Het Schiedams groenbeheer heeft de volgende doelstellingen voor de Groene Long:
9.3 Investeringen en planning Groene Long Categorie
Kostenraming in ƒ
1
Maatregelen Groene Long Waterkwaliteitsplan Beatrixpark/Poldervaart
1
120.000
Planning 1999
2
Poldervaartplan: herstel natuurlijk verloop, natuurlijke overgang naar bos, fietspad
2
7.984.000
1999-2001
3
Natuurlijker inrichting park Windas
1
277.000
1999-2000
4
Park Kethel IV, weidelinten Kerkweg
1
150.000
1999
5
Waterkwaliteitsplan park Kethel
2
150.000
1999-2000 1999-2000
6
Herinrichting Volkspark: snel- groeiers vervangen door duurzame bomen, natuurontwikkeling
2
800.000
7
Inrichting nieuw boslint tussen Beatrixpark en Midden-Delfland
3
PM
> 2002
8
Inrichting nieuw boslint weerzijden Polderweg
3
PM
> 2005
9
Natuurontwikkeling westelijke oever Polderwatering
3
PM
> 2005
10
Natuurlijkere inrichting recreatiegebied Woudhoek Noord
3
500.000
> 2000
11
Herinrichting entree Beatrixpark
3
150.000
2000
12
Groenoord-Midden
3
Totale kostenraming
10.181.000 + pm
Gemeente dekking
6.349.000
Nog ongedekt
3.832.000 + pm
85
Ontwikkelingsprogramma
9.2 Verbeteringsinvesteringen in groen en water
Ontwikkelingsprogramma
den in het groen.
De Groene Long grenst over de gehele lengte aan woonwijken. Juist de langgerekte vorm van de Groene Long maakt deze waardevol voor wijkbewoners omdat er te voet of op de fiets ‘afstanden’ kunnen worden gemaakt. Recreatief gezien is de waarde dus groot met name voor de wijken die dichtbevolkt zijn. Recreatie kan breed worden vertaald in de zin van bijvoorbeeld natuurbeleving, picknick, trimmen, vissen en het hondje uitlaten. Omdat de Groene Long bij uitstek een route is voor de natuur, betekent dit een extra dimensie die de leefomgeving van de wijken verrijkt.
9.5. Groene parels Karakteristiek De binnenstedelijke Groene Parels worden grofweg gevormd door de plekken uit het Groenstructuurplan. Binnen een ‘woestijn’ van bebouwingen en verhardingen zijn de plekken ‘groene oases’ waar de mens even tot rust kan komen. Er kan worden gewandeld, gespeeld en gezeten. Door hun inrichting vormen de Groene Parels een herkenningspunt van de betreffende wijk of buurt. De plekken zijn onder te verdelen in: stadsparken, begraafplaatsen, hofjes en stadstuinen, uitzichtpunten en educatieve objecten.
In zekere zin verrijkt de aanwezigheid van de Groene Long de sociale infrastructuur van de wijken omdat ‘het wandelen’ en ‘het zitten op een bankje’ zeker voor de kwetsbare groepen vaak het begin van een sociaal contact betekent.
Problematiek Een aantal van de hiervoor beschreven knelpunten in het Schiedamse Groen gelden eveneens voor de Groene Parels. Zo is er sprake van een hoge mate van gelijkvormigheid tussen de diverse plekken. Deze gelijkvormigheid doet onrecht aan de karakteristiek van wijk of buurt. Een inrichting die hieraan meer recht doet, verbetert de herkenbaarheid van de buurt en draagt bij aan een gevarieerder beeld van het groen in de stad. De Groene Parels hebben eveneens te lijden onder de toenemende druk van de verstedelijking (huizenbouw, parkeren). Tenslotte is er nog het knelpunt van het beperkte onderhoudsbudget.
De Groene Long betekent extra milieukwaliteit in de directe omgeving van de woonomgeving. De slogan die hier zou kunnen gelden, is "de natuur komt naar u toe!" De Poldervaartroute komt uit in de monding van de Vijfsluizerhaven, het grensgebied tussen het bedrijventerrein Vijfsluizen en het transferium in wording van Metro/A4/Vlaardingerdijk. De Vijfsluizerhaven heeft de potentie om een uniek natuurgebied te worden omdat het een zoetwater-getijdengebied is in de oevers van de Nieuwe Maas. De uitstraling kan heel sterk worden naar het te revitaliseren bedrijfsterrein voormalig Wilton Fijenoord. De combinatie van bedrijventerrein met een uniek natuurgebied betekent een onderscheidende, extra kwaliteit voor het bedrijventerrein.
Streefbeelden De streefbeelden van de verschillende Groene Parels zijn: • Stadsparken: groene kijk- en wandelparken met een hoge cultuurhistorische waarde, waarin de sfeer voor een groot deel wordt bepaald door de omringende bebouwing, sierlijke beplantingen, bijzondere bouwkundige elementen en gazons. • Pleinen: overzichtelijke stenige verblijfs- en speelruimten waarbij de stedenbouwkundige vorm wordt benadrukt, het beeld voornamelijk wordt bepaald door bomen en de invloed van geparkeerde auto's gering is. • Hofjes: rustige, door (woon)bebouwing omsloten verblijfsplekken met een inrichting waarbij het beeld wordt bepaald door ‘cultuurlijk’ groen, bestratingpatronen en bijzonder meubilair.
De Groene Long geeft een omgevingskwaliteit bij uitstek vanwege de samenhang van de long in meerdere componenten: water, oevers, boslinten, weidelinten, fiets- en voetpaden. Duurzaamheid kenmerkt de Groene Long met name in de sfeer van waterbeheer. Juist in de Groene Long bevinden zich watersystemen die zich lenen voor het vasthouden van hemelwater en het ontwikkelen van een bestendig biologisch evenwicht voor de visstand en vegetatie.
Aanpak De voorstellen zijn gebaseerd op de volgende uitgangspunten en doelstellingen. 1. het veilig stellen en waar mogelijk versterken van de specifieke ruimtelijke of cultuurhistorische kwaliteiten; 2. het (opnieuw) aanbrengen of versterken van de variatie in beplantingen ten behoeve van de aantrekkelijkheid en erkenbaarheid van de verschillende Groene Parels.
In de Groene Long combineren natuur- en recreatieve functies. Verder maakt de langgerekte vorm een optimaal gebruik mogelijk vanuit diverse wijken. Er kan zeker worden gesproken van een zorgvuldig ruimtegebruik. Bij de ontwikkeling van de Groene Long zijn vele vrijwilligers betrokken, evenals vertegenwoordigers van zeer actieve, plaatselijke natuurverenigingen en de hengelsportvereniging. De betrokkenheid van juíst de stadsmens kan daarom groot worden genoemd.
Daartoe zijn de hierna voorgestelde maatregelen in 3 categorieën verdeeld. De eerste categorie is financieel geheel gedekt, de tweede is gedeeltelijk gedekt en de derde categorie is nog niet gedekt.
De Groene Long kan als recreatief worden gezien. De infrastructuur voor langzaam verkeer wordt sterk verbeterd door de aanleg van rode fietspa9.4 Investeringen en planning Groene parels
Categorie
Kostenraming in ƒ
Planning
1
Maatregelen Groene parels Opwaardering Julianapark laatste fase
3
342.000
1998-1999
2
Herinrichting stadspark Woudhoek
3
364.000
2000
3
Herinrichting Nederlands oudste Stadspark: de Plantage
1
400.000
4
Herinrichting probleemzone Kop van de Plantage (incl. ondergronds parkeren)
2
5
Herinrichting Doelenplein
3
300.000
> 2001
6
Herinrichting Oude Sluis bij Zakkendragershuisje
3
300.000
> 2001
7
Saneren omgeving/herinrichting voormalige RK begraafplaats
3
250.000
> 2000
8
Floatlands Binnenstad
3
115.000
9
Renovatie Groenstrook Breestraat/ Zijlstraat
3
Totale kostenraming
69.000 2.140.000
Gemeentelijke dekking
800.000
Nog niet gedekt
1.340.000
De projecten 6 en 9 worden voorgedragen voor ISV-financiering.
86
2000 2002-2003
de renovatie van cultuurhistorische kwaliteiten. Vooral stadsparken en hofjes hebben een rijke historie die juist met de renovatie van zo'n plek weer extra voor het voetlicht komt. De omgevingskwaliteit die de Groene Parels bieden, is vanzelfsprekend. Groen, water en speelvoorzieningen zijn de bouwstenen van de Groene Parels. In een enkel geval is de combinatie met ondergronds parkeren van toepassing. Vooral bomen vormen een ondersteuning van de stedenbouwkundige kwaliteiten in de omgeving van een Groene Parel.
Juist in de Groene Parels ontmoeten wijk- en buurtbewoners en jong en oud elkaar. De bewonersverenigingen vormen hierop geen uitzondering. Veel van deze verenigingen vinden hun oorsprong in de ontwikkeling van een Groene Parel. Bijvoorbeeld in het geval van de Plantage, de Lindenhof en de Fabrihof.
Door de intensieve en weloverwogen inrichting van de Groene Parels kan worden gesproken van een zorgvuldig ruimtegebruik, zeker als er sprake is van ondergronds parkeren.
Een Groene Parel kan door haar uitstralende werking een katalysator gaan worden voor de buurt. Vaak gaat het herstel van een buurt samen met een kwaliteitsimpuls in de omgeving, bijvoorbeeld door de renovatie van een hofje (het Fabrihofje) of van een park (de Plantage).
Een voorwaarde voor de ontwikkeling van Groene Parels is dat er intensieve bewonersparticipatie plaatsvindt. Anders zal een Groene Parel geen bestaansrecht hebben en al gauw ten onder gaan aan vandalisme en andere randverschijnselen die zich voordoen bij gebrek aan betrokkenheid van een buurt.
Groene Parels betekenen extra milieukwaliteit voor de buurt. Met name bomen betekenen veel voor het micromilieu, bijvoorbeeld door het verzorgen van koelte, schaduw, zuurstof en stofvang. Groene Parels werken mee aan
87
Ontwikkelingsprogramma
Ook de Groene Parels scoren op verschillende onderdelen van de Gsb- en ISV-doelstellingen: Alle Groene Parels liggen in de wijken en zullen per definitie de leefomgeving sterk verbeteren door de beleving van groen en natuur. Ze zorgen onder meer ook voor mogelijkheden tot recreatie in de vorm van wandelen, op een bankje zitten, jeux de boules spelen en het spelen door kinderen.
Ontwikkelingsprogramma
9.5 Overzicht geraamde kosten Groen en water Groen
2000
2001
2002
2003
2004
dekking
313.460
313.460
313.460
313.460
313.460
Geen dekking
17.140
17.140
17.140
17.140
17.140
Geen dekking
449.400
449.400
449.400
449.400
449.400
Geen dekking
144.000
249.000
MJB post 56014
9.3. Investeren in groen Beheersmatige investeringen 1. Gebieden en linten 2. Plekken 3. Overig groen Totaal 1,2 en 3 per jaar: 780.000,Verbeteringsinvesteringen 1. Verbeteren boomstructuur Warande;kolom later bij 2004 2. Aanpassing groen kade 'sGravelandseweg aanname planning: 2002
200.000
Geen dekking
3. Herinrichting omgeving Kethelbrug
150.000
Geen dekking
4. Accentueren binnenstadsentree Vlaardingerdijk
150.000
Geen dekking
5. Accentueren binnenstadsentree 'sGravelandseweg/ proveniershuis; aanname planning: 2003
150.000
6. Herinrichten overige binnenstandsentrees; p.m 7. Herinrichting stadsentree Rotterdamsedijk
415.000
8. Aanbrengen floatslands in grachten: aann. planning:2001 9. Natuurlijke inrichting Land van Ris
Geen dekking Geen dekking Geen dekking
500.000
Geen dekking
280.000
Geen dekking
10. Natuurlijke en recr. inrichting westelijke Schieoever: p.m
Geen dekking
11. Groenstruct.werkgebied Vijfsluizen; aann. planning:2003
700.000
12. Herinrichting binnenterreinen Buys Ballotsingel
75.000
13. Groenoord Midden
Geen dekking Geen dekking Geen dekking
Totaal 1 t/m 13 alle jaren: 3.013.000,- / 5 = 602.600,- p.j. Groene Long 1. Waterkwaliteitsplan Beatrixpark/Poldervaart
120.000
Dekking uit restant kredieten c.q subsidies
2. Poldervaartplan: herstel natuurlijk verloop, natuurlijke overgang naar bos,fietspad a. Polderweg tot stadsgrens met Rotterdam bijdrage reconstructiecommissie
30.000
Subsidie(reconstr.comm)
bijdrage derden
70.000
Derden
bijdrage derden
148.000
Derden
aandeel gemeente
221.000
MJB post 21048
aandeel subsidie(groene subsidie)(provincie)
175.000
Subsidie(provincie)
aandeel regio(uitkering GDU=gebiedsgerichte uitk.)
513.642
Subsidie(regio)
Langzaamverkeersroute poldervaart-noord(incl. aanv.kr.)
231.000
b. Brug over Poldervaart/verlengde Polderwetering
c.
Kortsluiting Joppelaan/Kandelaarweg
Begroting 2000 SB post 210.01 staat C nr. 973
d. Kruising poldervaart bij windas bijdrage derden
184.000
Derden
bijdrage Rijk(BGM)
183.000
Rijksbijdrage
aandeel regio(uitkering GDU=gebiedsgerichte uitk.)
105.000
Subsidie (regio)
bijdrage Hoogheemraadschap
90.000
Hoogheemraadschap
aandeel gemeente
45.000
Mjb post 21031 ged.
e. Herstel tracee poldervaart ten noorden van A20 bijdrage derden aandeel regio(uitkering GDU=gebiedsgerichte uitk.)
1.023.500
Derden
215.250
Subsidie(regio) aandeel regio(commissie Brouwer) aandeel gemeente f.
540.000
Subsidie(regio)
92.250
Mjb post 21034 ged.
Herstel tracee poldervaart ten zuiden van A20 bijdrage derden
524.300
Derden
aandeel regio(uitkering GDU=gebiedsgerichte uitk.)
406.700
Subsidie(regio)
g. Verbeteren fietsverbinding Spieringshoek bijdrage derden
28.000
Derden
aandeel subsidie(Groene subsidie)(provincie)
47.000
Subsidie(provincie)
aandeel regio(uitkering GDU=gebiedsgerichte uitk.) aandeel gemeente
112.000
Subsidie(regio)
48.000
Mjb post 21033 ged.
h. Fietsoprit ten noorden van de Vlaardingerdijk bijdrage derden 114.000 aandeel regio(uitkering GDU=gebiedsgerichte uitk.) aandeel gemeente
Derden
200.200
Subsidie(regio)
85.800
Mjb post 21032 ged.
88
j.
k.
2000
2001
2002
2003
2004
dekking
Fietspad langs Vijfsluizerhaven aandeel subsidie(Groene subsidie)(provincie)
100.000
aandeel regio(uitkering GDU=gebiedsgerichte uitk.)
468.300
Subsidie(provincie) Subsidie(regio)
aandeel gemeente
100.700
Geen dekking
Fietsbrug over de Vijfsluizerhaven aandeel regio(uitkering GDU=gebiedsgerichte uitk.)
788.900
Subsidie(regio)
aandeel gemeente
338.100
Geen dekking
756.000
Derden
Fietstunnel Beneluxcorridor bijdrage derden
3. Natuurlijke inrichting park Windas
277.000
staat C begr.2000 SB functie 560.00 post 880
4. Park Kethel IV, weidelinten Kerkweg
150.000
staat C begr.2000 SB functie 560.00 post 874
5. Waterkwaliteitsplan park Kethel gedeelte gedekt
93.000
Mjb post 56018
gedeelte niet-gedekt
57.000
Geen dekking
6. Herinrichting Volkspark:snel-groeiers vervangen door duurzame bomen,natuurontwikkeling gedeelte gedekt
571.000
staat c begr.2000 SB functie 560.000 post 879
gedeelte niet-gedekt
229.000
Geen dekking
7. Inrichting nieuw boslint tussen Beatrixpark en Midden-Delfland:aanname: 2003: p.m
Geen dekking
8. Inrichting nieuw boslint weerszijden Polderweg:p.m.
Geen dekking
9. Natuurontwikkeling westelijke oever Polderwetering p.m.
Geen dekking
10. Natuurlijke inrichting recreatiegebied Woudhoek-Noord aanname planning: 2002 11. Herinrichting entree Beatrixpark
500.000
Geen dekking
150.000
Geen dekking
Totaal 1 t/m 11 alle jaren:10.181.000 / 5 =2.036.000,- p.j. 9.5. Groene Parels 1. Opwaardering Julianapark laatste fase
342.000
Geen dekking
2. Herinrichting stadspark Woudhoek
364.000
Geen dekking
3. Herinrichting ned. Oudste stadspark: de Plantage
400.000
Staat c begr. 2000 SB functie 560.00 post 878
4. Herinrichting probleemzone Kop van de Plantage (incl. ondergronds parkeren) p.m. voor 2000-2001
Mjb post 56020
5. Herinrichting Doeleplein;aanname planning: 2004
300.000
Geen dekking
300.000
Geen dekking
6. Herinrichting Oude Sluis bij zakkendragershuisje: aanname planning: 2004 7. Saneren omgeving/herinrichting vm. RK betraafplaats; aanname planning: 2003
250.000
8. Floatlands Binnenstad;aanname planning: 2002
Geen dekking
115.000
Geen dekking
9. Renovatie Groenstrook Breestraat/Zijlstraat; aanname planning: 2004
69.000
Totaal 1 t/m 9 alle jaren:2.140.000 / 5 = 428.000,- p.j. Totaal geplande uitgaven hoofdstuk 9 AF: Dekking derden Subsidie reconstructiecommissie Subsidie provincie Subsidie regio Subsidie Hoogheemraadschap Rijksbijdrage Dekking mjb posten Dekking in begroting Dekking overig Niet gedekt zonder inzet Gsb-middelen Gsb grootschalig groen in de stad; nummer 15 Per saldo geen dekking
9.960.642
1.355.000
-2.091.800
4.147.000
2.024.000
1.698.000
-144.000
-249.000
-756.000
-30.000 -222.000
-100.000
-2.092.792
-1.257.200
-90.000 -183.000 -585.050 -1.629.000
-
-120.000
-
2.917.000
1.355.000
2.033.800
1.880.000
-100.000
-200.000
-300.000
-100.000
-100.000
2.817.000
1.155.000
1.733.800
1.780.000
1.349.000
89
1.449.000
Geen dekking
Ontwikkelingsprogramma
vervolg i.
Ontwikkelingsprogramma
90
10
Kwaliteit van de openbare ruimte Het visitekaartje van de stad Schiedam behoort tot de gemeenten met de hoogste concentratie van menselijke activiteit en bewoningsdichtheid (zie ook par. 3.10.) van Nederland. Ruimte is daardoor schaars en moet optimaal worden benut. Zowel voor wonen, werken en verplaatsen, als voor leven. (onderhoud en welstand) en de kwaliteit van reclame-uitingen zijn daarbij aan de orde; evenals de regelgeving en de handhaving daarvan. Naast investeringen door de gemeente, wordt hieraan ook door eigenaren en ondernemers bijgedragen.
Ofschoon een hoge dichtheid vaak wordt geassocieerd met drukte, conflicten tussen activiteiten en mindere kwaliteit, kan een mix van functies ook extra kwaliteit betekenen. Een gevarieerd aanbod van voorzieningen en werk- en recreatiemogelijkheden in de nabijheid van de woning biedt keuzemogelijkheden en daarmee extra leef- en ontplooiingskwaliteit. Voorwaarde is dat de functies elkaar versterken en aanvullen en er tegelijkertijd aandacht is voor de kwaliteit van de openbare en gemeenschappelijke ruimte. Ruimten die zich laten onderscheiden naar: de binnenstad met haar historische en monumentale omgeving, de woonwijken, de bedrijfsen kantoorlocaties en de groen- en recreatiegebieden. Elk met specifieke mogelijkheden en voorwaarden, maar met de gemeenschappelijke basisvoorwaarden: schoon, heel, veilig en afgestemd op het beoogde gebruik. De toepassing van beeldende kunst kan op bijzondere wijze bijdragen aan de kwaliteit van de stedelijke ruimten (zie ook par. 5.3). Dat is aanleiding om de kwaliteit van openbare en gemeenschappelijke ruimten in de wijken gebiedsplannen bijzondere aandacht te geven. Zowel waar het gaat om de vormgeving en inrichting, als om het gebruik en beheer daarvan. Het stedelijk groenstructuurplan (zie hoofdstuk 9) is daarbij het bovenwijks aanhaak- en referentiekader, omdat groen in dit sterk verstedelijkte en milieubelaste gebied een belangrijke factor is als het gaat om de omgevingskwaliteit.
10.2. Restauratie en behoud van monumentale omgevingen Het historisch karakter van de binnenstad wordt gezien als een van de sterke punten van Schiedam. Restauratie en onderbehoud van monumenten, monumentale panden en de monumentale omgeving (kaden, trappen, bruggen, sluizen e.d.) is daarom zeer noodzakelijk. Een verzorgde openbare ruimte versterkt de aantrekkelijkheid van de binnenstad; zowel voor het wonen, is voor bezoek en verblijf. 10.3. Woongebieden Bijzondere aanleidingen tot aanpassing van de openbare ruimte in woongebieden doet zich voor bij het noodzakelijk op peil brengen. Met name de naoorlogse stadsuitbreidinggebieden zijn zettinggevoelig. De zakkingen zijn op verschillende plekken zodanig groot dat niet meer kan worden volstaan met kleinschalige maatregelen. Daarom moeten in de komende jaren bestratingen, rioleringen, kabels en leidingen in delen van de wijken Nieuwland, Groenoord, Kethel en Spaland worden opgehaald. Grote en vooral kostbare ingrepen die vaak worden gebruikt om tegelijkertijd veranderingen aan te brengen en de gebruiks- en omgevingskwaliteit te verbeteren. Voor de ophoog en verbeteractiviteiten in Nieuwland en Groenoord wordt verwezen naar de paragrafen 3.5 en 3.6. Hierna volgt een overzicht van de projecten in Kethel en Spaland.
10.1. Binnenstad In het kader van de binnenstadsplannen en de toeristisch-recreatieve ontwikkeling wordt in de komende jaren extra geïnvesteerd in de kwaliteit van het openbaar gebied. Niet alleen de bestrating, maar ook het gebruik daarvan (uitstallingen, terrassen en evenementen), de aanliggende bebouwing
10.1 Investeringen restauratie en behouden van monumentale panden Vermoedelijke investering in ƒ Monumentenplan (ontwikkeling en uitvoering) Vernieuwen kademuur Buitenhavenweg thv Nieuwsticht
1999
2000
2001
2002
2003
*
*
*
*
*
100.000
100.000
190.000
180.000
765.000
765.000
765.000
Herstel kademuren Buitenh.
2004
best./nieuw N B
765.000
765.000
N
2003
2004
best./nieuw
10.2 Projecten openbare ruimte Kethel Geraamde investeringen in ƒ
1999
2000
Op peil brengen Kerklaan Op peil brengen Kethel-Oost (gedeeltelijk)
2001
2002
98.000
B
460.000
N
10.3 Projecten openbare ruimte Spaland Vermoedelijke investeringen in ƒ Op peil brengen Spaland-West, deelplan Harreweg (Akkers)
1999
2000
1.745.000
1.700.000
Op peil brengen Spaland-West, deelplan Kerkweg (Vlinderhoven) Op peil brengen Spaland-West, deelplan Midden Delfland (Velden)
635.000
Op peil brengen Spaland-West (de Gaarden) deelplan Zwaluwlaan
2001
2002
2003
2004
B
1.550.000
1.440.000
1.327.000
2.640.000
B B 2.435.000
91
best./nieuw
N
Ontwikkelingsprogramma
10.4 Investeringen Bedrijfsterrein ’s Graveland Vermoedelijke investeringen in ƒ
1999
2000
2001
2002
2003
2004 best./nieuw
Op peil brengen industrieterrein 's-Graveland. Regoutstraat en Calandstraat (gedeeltelijk)
1.155.000
N
10.5. Bijzondere locaties en werken
De verbetering van de gebruiks- en omgevingskwaliteit van de openbare en gemeenschappelijke ruimten in de oude wijken maakt onderdeel uit van lopende plannen of wordt in de op te stellen meerjarige wijkplannen opgenomen. Dat geldt ook voor de groen en recreatiegebieden, waarvoor separate plannen worden opgesteld.
Bijzondere locaties en voorzieningen die in de komende tijd om uiteenlopende redenen moeten worden aangepast zijn: • de oude Rooms-katholieke begraafplaats; deel van de stedelijke hoofdgroenstructuur; • de oevers van de Schie langs de Overschieseweg tussen de Overschiesestraat en de spoorbrug' . aansluitend op de nieuwe verbinding tussen de binnenstad en het knooppunt Schiedam-Centrum /Schieveste; • het herstel van de oever en glooiing van de Maasboulevard. Allemaal lokaties die deel uitmaken van grotere verblijfsgebieden en mede bijdragen in de kwaliteit van de openbare ruimte.
10.4. Bedrijfsterreinen Ook het openbare gebied van bedrijfs- en industrieterreinen moet periodiek worden opgehoogd. Daarbij wordt de uitvoering en de herinrichting zoveel mogelijk afgestemd op de herstructurering en de eisen van het veranderende gebruik. Daarnaast wordt extra kwaliteit gerealiseerd. Zowel vanwege de veranderende en vooral hogere eisen die aan bedrijfs- en kantoorlocaties worden gesteld, als om redenen van representativiteit. Veel van deze terreinen liggen bij de toegangen tot de stad en zijn als zodanig een deel van het visitekaartje van de stad. De belangen van de stad en de gevestigde of zich nog vestigende bedrijven lopen hierin min of meer parallel. Reden om samen met deze partijen in de komende jaren (zie wijk- en gebiedscarrousel in paragraaf 2.5) gebieds- en omgevingsplannen op te stellen. In het gebied s'Graveland-midden moet binnenkort worden opgehoogd.
Daarnaast is in het kader van de kwaliteit van de openbare ruimte van belang: • het programma gericht op vernieuwing van de speelvoorzieningen in de woon- en groengebieden, en • het programma waarbij alle voorzieningen voor het gescheiden inzamelen van afval in de wijken ondergronds worden gebracht. Door de hoge bebouwingsdichtheid en de beperkte ruimte in het openbaar gebied wordt met dit programma belangrijk bijgedragen aan de omgevingskwaliteit. De investering bedraagt circa 9 ton en is gefinancierd met een extra verhoging van de afvalstoffen heffing.
10.5 Geraamde kosten Kwaliteit van de openbare ruimte Kwaliteit van de openbare ruimte
2000
2001
2002
2003
2004
dekking
10.2. Restauratie en behoud vn monumentale omgevingen Monumentenplan p.m.
Geen dekking
Vernieuwen kademuur Buitenhavenweg thv Nieuwsticht 1999 en 2000 bij elkaar opgeteld
200.000
190.000
180.000
Herstel kademuren Buitenhaven
765.000
765.000
765.000
mjb post 22101 765.000
765.000
Geen dekking
10.3. Woongebieden Projecten Kethel Op peil brengen Kerklaan
98.000
Op peil brengen Kethel-oost (gedeeltelijk)
mjb post 21087
460.000
Geen dekking
Projecten Spaland Op peil brengen Spaland-West, deelplan Harreweg(akkers) 1999 en 2000 bij elkaar geteld
3.445.000
-
mjb post 21091
1.550.000
1.440.000
mjb post 21092
1.962.000
2.640.000
mjb post 21097
Op peil brengen Spaland-West, deelplan Kerkweg (Vlinderhoven) Op peil brengen Spaland-West, deelplan Midden Delfland (Velden) 1999 en 2000 bij elkaar geteld Op peil brengen Spaland-West (de Gaarden) deelplan Zwaluwlaan
2.435.000
Geen dekking
10.4. Bedrijfsterreinen s'-Gravenland Op peil brengen industrieterrein 's-Gravenland, Regoutstraat en Callandstraat (gedeeltelijk) Totaal geplande uitgaven hoofdstuk 10
1.155.000
Geen dekking
7.922.000
6.748.000
945.000
AF: Dekking mjb posten
7.157.000-
4.368.000-
180.000-
Per saldo geen dekking
765.000
2.380.000
765.000
92
765.000
3.200.000
765.000
3.200.000
-
93
Ontwikkelingsprogramma
Ontwikkelingsprogramma
94
11
Verkeer en vervoer Bereikbaarheid van het Centrum sterk verbeterd Het Schiedamse verkeers- en vervoerbeleid is geënt op de twee 'algemene' doelstellingen, die als volgt kort zijn te omschrijven: 1. Het bieden van een optimale bereikbaarheid (ook voor de technische hulpdiensten) om de gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen te stimuleren en burgers een maximale mobiliteit te bieden; 2. Het zodanig geleiden van deze mobiliteit dat nadelige gevolgen worden voorkomen in termen van congestie (onbereikbaarheid), verkeersonveiligheid en verlies van kwaliteit van het leefmilieu. 30km/u-projecten is op zeer korte termijn voorzien, omdat door het Rijk en de Stadsregio tot en met 2001 geld beschikbaar wordt gesteld om de 30km/u-projecten te realiseren. De kosten worden hierdoor voor meer dan 50% gedekt. Voor 1 december van 1999 moet hiertoe een strekkend raadsbesluit zijn genomen omdat bij een latere realisering de kosten tweemaal zo hoog zullen zijn.
Belangrijk uitgangspunt om deze doelstellingen te bereiken, is het bieden en versterken van alternatieven voor het massale autogebruik (personenen vrachtverkeer) en zorg te dragen voor een veilige vormgeving van de verkeersinfrastructuur. Met name ten aanzien van het personenverkeer is de gemeente afhankelijk van de ontwikkelingen op regionale en landelijke schaal. De doelstellingen zijn uitgewerkt in een aantal deelbeleidsplannen en (infrastructuur)projecten, die voor een deel al in voorbereiding en uitvoering zijn. Parallel hieraan wordt gewerkt aan de voorbereiding van een gemeentelijk verkeers- en vervoerplan, waarin de deelbeleidsnota's en -projecten worden geïntegreerd. Voor een groot deel van de benodigde investeringen is het vanwege subsidieregelingen noodzakelijk dat deze op zeer korte termijn in uitvoering worden genomen. Een latere uitvoering betekent veelal een verdubbeling (of meer) van de kosten.
11.3. De Fiets De fiets speelt een belangrijke rol bij de verplaatsing over kortere afstand en als voor- en natransport van het openbaar vervoer over langere afstanden. Voor de bevordering van het fietsgebruik zijn goede stallingvoorzieningen noodzakelijk, evenals een fijnmazig, veilig en kwalitatief goed fietspadennet. In het beleidsplan verkeersveiligheid en de fietsnota wordt uitgegaan van de aanleg van nog ontbrekende schakels in het fietsroutenet en een verdichting van het fietsnet. Belangrijke ontbrekende schakels in het fietsroutenet zijn: • de Nieuwe Haven tussen Vlaardingerdijk en Burgemeester Knappertlaan; • de verbinding tussen Brederoweg en Harreweg in Kethel; • een fietspad langs de Harreweg naar Delft. Het fietspad naar Delft is voorzien in het reconstructieplan voor Midden Delfland en in de aanpak verkeersveiligheid polderwegen, dat nu wordt voorbereid. De aanleg is gepland in 2000. De aanleg van het fietspad wordt vrijwel geheel gesubsidieerd door het reconstructieplan en door de Stadsregio.
11.2. Verkeersveiligheid en leefbaarheid In het verkeersbeleid staat de verkeersveiligheid voorop, zeker als het om voetgangers gaat. Een verkeersveilige vormgeving van de verkeersinfrastructuur is van het grootste belang. Jaarlijks komen 140 ongevallen voor met letsel, waaronder 14 met ziekenhuisopname en 3 met dodelijke afloop. De maatschappelijke kosten van verkeersonveiligheid op jaarbasis zijn ongeveer zesmaal zo groot als de filekosten. Voor Schiedam zijn deze kosten geraamd op ƒ 25 miljoen per jaar. Verkeersonveiligheid door te snel en onvoorzichtig rijden, vormt een belangrijke aantasting van de verblijfskwaliteit in de stad.
11.2.1. 30-km zones De realisering van de andere fietspaden is eveneens voorzien in 2000, afhankelijk van de beschikbaarheid van financiële middelen. In 2000 geldt voor regionale fietsroutes nog een subsidiepercentage van 70%. Na 2000 wordt dit teruggebracht tot 50%. De benodigde bijdrage van de gemeente neemt dan toe. De verdichting van het fietsroutenet wordt bereikt door mee te liften op de uitbreiding van 30km/u-zones. Door de aanleg van fietsstroken wordt een visuele versmalling van de rijbaan bereikt, waarmee een lagere snelheid wordt bevorderd. Tenslotte wordt gewerkt aan uitbreiding van nieuwe stallingen bij concentratiepunten van activiteiten, zoals in de binnenstad bij winkelvoorzieningen en bij halten van hoogwaardig openbaar vervoer, maar ook in woon-
In het beleidsplan verkeersveiligheid worden voorstellen gedaan voor de verbetering van de verkeersveiligheid. Het plan voorziet in een sterke uitbreiding van ‘30 km per uur gebieden’, waar de verblijfsfunctie centraal staat. Het verkeer wordt geconcentreerd op enkele verkeersaders, die ook een verkeersveilige inrichting en een goede oversteekbaarheid krijgen, met name bij schoolroutes. Vrachtverkeer wordt zoveel mogelijk geweerd uit het stedelijk gebied, door directe aansluitingen op het autosnelwegennet.
11.2.2. Duurzaam Veilig Verkeer Met het beleidsplan verkeersveiligheid wordt aangesloten bij het landelijke actieprogramma Duurzaam Veilig Verkeer. De uitvoering van de
95
Ontwikkelingsprogramma
bij het voorplein van station Schiedam-Centrum. Bij TramPlus speelt dit met name op de Broersvest, waar aangesloten wordt op de Stads-as. Ook voor de projecten in het kader van het EIISS, waarvoor in principe ook een volledige subsidiëring geldt, speelt een dergelijke benadering en staat de gemeente voor de grote extra kosten. De investeringen die zijn gerelateerd aan deze projecten, spelen allemaal op zeer korte termijn. Het metroproject komt eind 2002 gereed. Er ligt een planning om ook TramPlus en de EIISS-projecten in 2002 gereed te hebben. Dit vanwege de functionele voordelen als een volledig geherstructureerd openbaar vervoer, maar zeker ook vanwege de hiermee samenhangende kostenbesparingen. De EIISS-subsidieregeling loopt binnenkort af. Voor 2000 moet zijn gestart met de uitvoering van deze projecten. Voor TramPlus is inmiddels het principebesluit van de minister binnen. Verwacht wordt dat begin 2000 de beschikking kan worden afgegeven. De EIISS-projecten zijn bij de Stadsregio ingediend voor het nieuwe uitvoeringsprogramma, waarover eind 1999 een beslissing valt.
wijken en bij bedrijven. In het kader van Duurzaam Veilig is voorzien dat de bromfietsers in het najaar van 1999 geen gebruik meer maken van het fietspad maar van de rijbaan. Omdat voor veel van deze projecten een aanzienlijke gemeentelijke bijdrage noodzakelijk is, staat de realisering onder grote druk. Er moet rekening worden gehouden met een ruimere spreiding in de tijd of koppeling aan andere projecten (‘werk met werk maken’). Het zou goed zijn als de subsidieverlenende instanties beter zouden afstemmen op de lokale financiële mogelijkheden.
11.4. Openbaar en collectief vervoer Van grote betekenis voor Schiedam is het realiseren van het metroproject Beneluxlijn, dat momenteel wordt uitgevoerd. De metroverbinding biedt de ontwikkelingslocaties Schieveste (station Schiedam-Centrum) en Vijfsluizen een enorme impuls. NS- en metrostation Schiedam-Centrum wordt qua reizigersomvang het tweede openbaar vervoer-knooppunt van de Stadsregio.
11.4.2. Flankerend beleid Minder grootschalig, maar zeker belangrijk om de groei van het autogebruik te beperken, zijn de geplande invoering van 'autodelen' (‘greenwheels’) en de uitbreiding van het vervoersmanagement. Hierdoor is veelal op loopafstand voor een ieder een huurauto beschikbaar. Mede als gevolg van het gereedkomen van een hoogwaardig openbaar vervoersysteem in Schiedam, wordt een belangrijke beperkende invloed op het eigen autobezit en gebruik verwacht in de orde van 30%. Omgekeerd wordt hiervan een belangrijke positieve invloed op het gebruik van openbaar vervoer verwacht. Door gerichte afspraken te maken over bedrijfsvervoermanagement kunnen bedrijven (of verenigingen) zeer direct bijdragen aan de bereikbaarheid van hun eigen bedrijf. In aansluiting op de aanpak in het Waterweggebied, is een gemeentebrede aanpak van vervoersmanagement voorzien.
Het sneltreinstation Schiedam-Centrum biedt rechtstreekse verbindingen met (HSL-station) Rotterdam, westelijk Noord-Brabant, Den Haag en Amsterdam. Ook het tramsysteem en het regionale en lokale busnet worden aan dit belangrijke openbaar vervoersknooppunt gekoppeld. Recent is een projectgroep gestart om de ambities te integreren in dit vervoersknooppunt op verkeerskundig gebied en met betrekking tot de ruimtelijke en economische ontwikkeling. In het kader van TramPlus wordt tramlijn 1 opgewaardeerd tot een hoogwaardig tramsysteem, waardoor de binnenstad van Schiedam met het openbaar vervoersknooppunt station Schiedam-Centrum verbinding krijgt. Verder krijgt de tramverbinding uitbreiding naar het gebied Spaland/ Sveaparken en Vlaardingen-Holy. In het kader van de Extra Investerings Impuls Stads- en Streekvervoerregeling (EIISS) wordt gewerkt aan de ombouw van buslijn 125/126 tot een hoogwaardig snelbussysteem, als mogelijke voorloper van een tramverbinding tussen Vlaardingen-Centrum via metrostation Vijfsluizen naar Schiedam-Centrum. In het kader van dezelfde EIISS-regeling wordt gewerkt aan de verbetering van de doorstroming van de ontsluitende buslijnen 52 en 54. Tenslotte zijn er plannen voor vervoer over water. Dit vervoer dient als woon-werkvoorziening en als toeristisch product. Deze vervoersvorm wordt tevens meegenomen in de voorbereiding van het opzetten van een hoogwaardig Collectief vraagafhankelijk vervoersysteem (CVV). In aanvulling daarop is in een aanmerkelijke verbetering voorzien van de informatievoorziening, waardoor een hoogwaardig en optimaal toegankelijk openbaar vervoersysteem wordt verkregen.
11.5. Bereikbaarheid over de weg Een goede bereikbaarheid over de weg is een belangrijke voorwaarde voor de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Schiedam. Dat geldt vooral indien alternatieve vervoerswijzen, zoals het openbaar vervoer, een prominenter plaats gaan innemen. Ook Schiedam heeft te maken met een afnemende bereikbaarheid over de weg, met name in de ochtend- en avondspits. Recent zijn in regionaal verband echter goede resultaten geboekt met het verminderen van de files. Voor de langere termijn zal de doelgroepenbenadering in de Stadsregio worden gehanteerd. Er zal prioriteit worden verleend aan het zakelijk verkeer, waaronder vrachtverkeer, en aan carpoolers en bussen die minder beslag doen op de infrastructuur. In de uitwerking wordt dit mogelijk gecombineerd met rekeningrijden, zoals dit door het Rijk wordt voorbereid. Bij de invulling van de verbreding van de Beneluxtunnel wordt hiermee al rekening gehouden.
Deze verbeteringen zijn niet alleen noodzakelijk om de gewenste vooruitgang van het openbaar vervoer te realiseren, maar ook om het 'wegbezuinigen' te voorkomen. Als gevolg van rijksbeleid moet de kostendekkingsgraad de komende jaren omhoog naar 50%. De dekking voor de lijnen in Schiedam is nu slechts 10 tot 30%. Het flankerend beleid, ‘park- and ride’ en goede fietsenstallingen, kunnen een belangrijke impuls betekenen voor het openbaar vervoergebruik.
De verbreding van de Beneluxtunnel voor doelgroepen en het afronden van de aansluiting Vijfsluizen (gereed in 2002), betekent een enorme verbetering van de bereikbaarheid van de ontwikkelingslocatie Vijfsluizen en de andere bedrijventerreinen langs de Nieuwe Waterweg. De verbinding met de havengebieden op de zuidelijke Maasoever en het achterland via de A15 (en A16) is sterk verbeterd. In het kader van het strategische regionale project Hoekpunt Noordwest wordt samen met de gemeente Vlaardingen, Stadsregio en Provincie Zuid-Holland de strategie voor een ontwikkeling van deze locatie naar een hoger ambitieniveau gebracht. Bovendien betekent de aanleg van de aansluiting Vijfsluizen op de A4 dat het vrachtverkeer op weg naar de bedrijventerreinen niet meer door de stad wordt geleid. Dat zal een sterke verbetering betekenen van het leefmilieu in de stad.
11.4.1. Financiering De grote openbaar vervoerprojecten worden vrijwel volledig gefinancierd door de landelijke overheid. De investeringen voor metro en tram in Schiedam zijn respectievelijk circa ƒ 500 en ƒ 120 miljoen gulden. Daarnaast zijn extra investeringen noodzakelijk geworden in de onderliggende (verkeer)infrastructuur, die niet volledig door rijkssubsidies worden gedekt. Ook indien een hoger ambitieniveau wenselijk is bij de uitvoering van de projecten vanuit stedenbouwkundig oogpunt, komen de meerkosten van een sobere en doelmatige invulling ten laste van de gemeente of moeten andere kostendragers worden gevonden. Bij de metro speelt dit met name
11.5.1. Onderzoek De bereikbaarheid van de locatie Schieveste vanaf de rijksweg in aansluiting op Schiedam-Centrum, is matig. Een studie moet de mogelijkheden voor verbetering in kaart brengen.
96
11.5.2. Binnenstad Juist voor de binnenstad geldt dat een optimale bereikbaarheid wenselijk is, vanwege de economische (winkel)activiteiten en beoogde ontwikkeling daarvan. Tegelijkertijd is een versterking van de verblijfkwaliteit gewenst om een aangenaam winkelklimaat en hoogwaardig toeristisch product neer te kunnen zetten. In de studie voor de Stads-as is dat voor de Broersvest/Koemarkt en toeleidende wegen nader uitgewerkt. In aansluiting op de plannen voor TramPlus en de busdoorstroming wordt hiervoor aan de Broersvest invulling gegeven. De bereikbaarheid van het centrum per openbaar vervoer wordt hierdoor sterk verbeterd. Met de beoogde verkeersluwe inrichting van de Broersvest wordt doorgaand verkeer geweerd en de verblijfskwaliteit ver-
Met betrekking tot het vrachtverkeer in de binnenstad, wordt gestudeerd op de haalbaarheid van een stedelijk distributiecentrum. Recent zijn meer delen van de stadskern verkeersvrij gemaakt en is het voetgangersgebied uitgebreid. Er wordt bezien in hoeverre dit verder kan worden uitgebreid. Een evaluatie van het parkeerbeleid voor de binnenstad wordt voorbereid. Samen met een geactualiseerd plan voor de verkeerscirculatie in de binnenstad, zal een evenwicht moeten worden gevonden tussen de wens van een hoogwaardige verblijfskwaliteit en de wens om in de directe nabijheid van winkels (kort) te parkeren.
97
Ontwikkelingsprogramma
beterd. De huidige en mogelijke nieuwe parkeervoorzieningen aan de randen van de stadskern aan de Buitenhavenweg en de westzijde van de binnenstad, blijven goed bereikbaar. Ook door toevoegen van meer fietsenstallingen wordt de bereikbaarheid per fiets verbeterd. Op drie plekken in de binnenstad worden nieuwe stallingen gerealiseerd.
Voorts zijn vanuit de rijksoverheid twee studies gaande met betrekking tot het nut en noodzaak van de A4 door Midden-Delfland. Belangrijke delen daarin zijn de aanleg van de weg door schaars natuurgebied en de mogelijkheid de weg met publiekprivate financiering te realiseren.
Ontwikkelingsprogramma
98
12
Milieu: Duurzame Leefomgeving Bodeminformatiesysteem al operationeel Door de ligging van Schiedam in het sterk geïndustrialiseerde Rijnmondgebied, is ook in Schiedam veel aandacht noodzakelijk voor het leefmilieu. Verontreiniging van bodem, water en lucht moeten worden gemeten, onderzocht en gesaneerd. Overlast van stank en geluid moeten worden beperkt. 12.1.1. Aanleg A4
ren. De indicatoren die inmiddels landelijk worden ontwikkeld, zullen in de komende monitoringsrapportage worden verwerkt. Ontwikkelingen op de terreinen bronnen, kwaliteit en inspanningen, worden door het uitbrengen van een monitoringsrapportage gevolgd.
Speciale aandacht heeft de discussie rond de aanleg van de A4-Noord. Het gemeentebestuur heeft geconstateerd dat de aanleg een schadelijk effect heeft op de werk- en leefomgeving en dat om die reden moet worden afgezien van aanleg. De aanleg kan echter ook economische potenties voor Schiedam inhouden.
Schiedam gaat een bijdrage leveren aan het regionale milieubeleidsplan dat door de Stadsregio Rotterdam wordt ontwikkeld. Uitgangspunt voor Schiedam is het eigen tweede milieubeleidsplan en de beleidsambities die hierin staan beschreven.
12.1.2. Gewenste omgevingskwaliteit op wijk- en gemeentelijk niveau De in hoofdstuk 3 opgenomen wijkgerichte benadering is niet volledig integraal, aangezien de milieucomponent niet compleet is. Dit wordt veroorzaakt door het korte tijdbestek waarbinnen het MOP moet worden gerealiseerd en de noodzakelijke uitwerking op wijkniveau. Bij het herzien of ontwikkelen van de nieuwe wijkplannen zullen de milieukarakteristieken en milieuknelpunten – het zogeheten milieuprofiel – en de milieudoelstellingen uit het MBP 1998-2001 volwaardig worden meegewogen. Hiertoe wordt conform doelstelling T7.3 uit MBP een milieustructuurplan oftewel een milieuprofiel ontwikkeld, zodat een vroegtijdige inbreng van de milieuaspecten in wijkplannen is gegarandeerd. Bij het opstellen van de plannen zal bij complexe gebieden worden uitgegaan van de stad- en milieubenadering, conform doelstelling T7.6 uit het GMBP 1998-2001.
Het instrumentarium dat de ruimtelijke ordening biedt, wordt beter benut voor het behouden en verbeteren van de lokale milieukwaliteit. In stedenbouwkundige plannen krijgen milieuaspecten aandacht en wordt bij alle te ontwikkelen bestemmingsplannen een volwaardige milieuparagraaf ontwikkeld. De ervaring die wordt opgedaan met het toegewezen Stad en Milieuproject ‘wegverkeer Nieuwland’ zal waar mogelijk en noodzakelijk ook elders worden toegepast (zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.6. over Nieuwland en paragraaf 3.7. over Groenoord). Verbetering van de milieukwaliteit krijgt tevens vorm in het Schiedamse ROM-project herstructurering Rechtermaasoever, conform de dubbele doelstelling.
12.2. Duurzame ontwikkeling Bij de verdere uitwerking van het MOP zal rekening worden gehouden met het energiebeleidsplan 1999-2000. Naast mogelijke energiebepalingen, zal tevens een doorkijk naar de toekomst worden gemaakt. Aandacht zal uitgaan naar ‘groene energie’, ecostroom, windenergie, zonnepanelen, et cetera.
Het milieubeleid van Schiedam wordt om de vier jaar beschreven in een integraal milieubeleidsplan. Het tweede integrale milieubeleidsplan is verschenen in maart 1998 en geldt voor de jaren 1998 tot 2001. Het plan is samen met de bewoners en bedrijven in de Stad interactief ontwikkeld. Jaarlijks wordt een uitvoeringsprogramma geschreven en uitgevoerd. Nieuwe en belangrijke ontwikkelingen die niet zijn voorzien in het vierjarige beleidsplan, worden in dit kader opgepakt.
12.3. Bodembeleid
Centraal thema in het beleidsplan is ‘leefkwaliteit’. Leefkwaliteit is binnen Schiedam het verbindende begrip tussen leefbaarheid in de naaste schone en veilige omgeving en het streven naar duurzaamheid nu, in de toekomst en op mondiale schaal. Het verbeteren van het woon-, werk- en leefmilieu is de noodzakelijke basis voor een duurzame gemeente. Beleidsambities om dit te bereiken staan beschreven in het tweede integrale milieubeleidsplan. Door middel van een jaarlijkse evaluatie en door monitoring wordt de uitvoering van het beleid gevolgd zoals dat is beschreven in het integrale milieubeleidsplan, en wordt dit waar nodig bijgesteld.
Uitgangspunten van het bodembeleid zijn het behouden en realiseren van een duurzame bodemkwaliteit door preventie van bodemverontreiniging en door sanering. Dit is uitgewerkt in de conceptnota Bodembeleid Schiedam. Dit beleid is gebaseerd op de nota 'Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid' van de Provincie Zuid-Holland en de gemeenten Den Haag en Rotterdam. Het begrip 'actief bodembeheer' neemt in dit beleid een centrale plaats in. Het doel van actief bodembeheer is het realiseren van een duurzaam bodemgebruik op een maatschappelijk verantwoorde wijze. Actief bodembeheer is een goed instrument om de voortgang van de bodemsaneringsoperatie te waarborgen zonder maatschappelijke ontwikkelingen te belemmeren.
In juni 1999 is de tweede Schiedamse milieumonitor verschenen. Deze rapportage beschrijft de bronnen van verontreiniging, de kwaliteit van het milieu en de inspanning die de gemeente levert om het milieubeleid uit te voe-
Het Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid kan worden verdeeld in een beleid voor niet, licht of matig verontreinigde bodem (alleen grond) en in een beleid voor sterk verontreinigde bodem (grond en grondwater).
99
Ontwikkelingsprogramma
12.3.1. Verontreinigde grond
• •
De verantwoordelijkheid voor de nadere invulling en uitvoering van 'actief bodembeheer' met betrekking tot niet, licht of matig verontreinigde grond ligt bij de gemeenten. Prioriteit ligt bij de ontwikkeling van een bodeminformatiesysteem met bijbehorende bodemkwaliteitskaarten en een grondstromenplan. Aan de hand van de hierin opgenomen gegevens kan het verdere maatregelenpakket worden ontworpen.
• •
toekomstige projectontwikkeling; revitaliserings- en herstructureringsfondsen op gemeentelijk, provinciaal en rijksniveau; sanering in eigen beheer; het ISV-bodembudget.
Daarbij geldt dat het ISV-budget over de totale NMP-3 periode (2000-2023) niet meer bedraagt dan 25% van de totale bodemsaneringskosten. De totale claim van de gemeenten en provincies samen, kan niet meer bedragen dan ƒ 10 miljard.
In het kabinetsstandpunt is het streven verwoord om de Nederlandse bodemkwaliteit voor 2005 landsdekkend in kaart te hebben gebracht, en uiterlijk in 2023 alle ernstige gevallen van bodemverontreinigingen beheersbaar te hebben gemaakt. Dit kan via zoneringskaarten. In de nota 'Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid' is gedetailleerd beschreven op welke wijze deze kaarten kunnen worden gemaakt. De gemeente Schiedam volgt ook deze werkwijze en heeft sinds oktober 1999 een volledig werkend bodeminformatiesysteem (BIS) met bijbehorende bodemkwaliteitskaarten en zoneringskaarten. Wanneer ook het grondstromenplan klaar is, kan worden bepaald op welke plaatsen bij ontgraving vrijkomende grond mag worden toegepast.
12.3.4. Bodemprogramma Schiedam Schiedam ziet op dit moment het bodembeleid en -budget als een aparte module, waardoor ook over specifieke locaties overleg moet worden gevoerd met de provincie. Daarbij zal voor het jaar 2000 een afspraak worden gemaakt over de verdeling van het budget (vanuit het ISV, dan wel WBB en voor elke te saneren locatie). Vervolgens wordt twee maal voor 2 jaren een afspraak gemaakt. Na 2004 zal het bodembudget integraal deel uitmaken van het MOP en hiermee van het ontschotte budget.
12.3.2. Bodemsanering (sterk verontreinigde bodem)
Schiedam heeft een totaalbeeld opgesteld van de bodemverontreinigingproblematiek zoals die op dit moment binnen de gemeentelijke organisatie bekend is. Dit beeld is gebaseerd op reeds uitgevoerd gemeentelijk en particulier bodemonderzoek en verrichte meldingen in de zin van de Wet Bodembescherming. Hiervoor is een inventarisatie verricht van locaties waar mogelijk sprake is van een saneringsnoodzaak. Om dit beeld te completeren en inzicht te krijgen op locatieniveau, wordt ook het archief van de DCMR Milieudienst Rijnmond als provinciaal bevoegd gezag en de gemeentelijke sector Economische Zaken geraadpleegd. Met de Provincie Zuid-Holland wordt bekeken op welke meest efficiënte wijze dit totaalbeeld compleet kan worden gemaakt. Dit beleid zal zijn gebaseerd op historischen veldonderzoek op BIO-/00-niveau.
De uitvoering van bodemsaneringen moet een integraal onderdeel worden van maatschappelijke processen en ruimtelijke investeringsprojecten. Schiedam wil een functiegerichte en integrale aanpak van gevallen van bodemverontreiniging beter mogelijk te maken. Een knelpunt hierbij is dat de centrale rol in het bodemsaneringbeleidsveld bij de Provincie en de vier grote gemeenten ligt, terwijl de taken en verantwoordelijkheden van het ruimtelijk beleid vooral bij gemeenten liggen. Met het Nationaal Milieubeleidsplan-3 is inmiddels een ontwikkeling in gang gezet om de lokale overheden meer beleidsruimte te geven problemen aan te pakken. Hierbij wordt decentralisatie als middel ingezet om een versterking van de integratie van het milieubeleid in de lokale beleids- en uitvoeringsprocessen tot stand te brengen, zoals ook bij bodemsanering de bedoeling is. Schiedam streeft ernaar medio 2004 alle uitvoerende taken, bevoegd gezagtaken (bijvoorbeeld het afgeven van beschikkingen) en overige taken inzake het bodemsaneringsbeleid, uit te gaan voeren. Deze taken liggen nu nog bij de Provincie. Uitgaande van dit streven moeten in de komende jaren afspraken worden gemaakt met de Provincie om deze taak ook met voldoende deskundige medewerkers en financiële capaciteit uit te kunnen voeren. De overdracht zal geleidelijk verlopen. Over het verloop van dit proces zullen in 2000 met de Provincie afspraken worden gemaakt. Overigens moet hierover door het bestuur nog een specifiek besluit worden genomen.
Een (ISV-)ontwikkelingsprogramma op locatieniveau is op dit moment niet volledig beschikbaar. Dit betekent dat nu alleen een bodemprogramma kan worden opgesteld op basis van het nu bekende totaalbeeld, lopende projecten en bestaande plannen. Voor de lopende projecten en toekomstige plannen is wel een onderscheid te maken tussen VINEX/VINAC-locaties en overige locaties. Voor deze overige locaties is zo goed mogelijk aangegeven door welke locatiegebonden plannen (herinrichting of gronduitgifte) de bodemverontreiniging mogelijk kan worden aangepakt. Voorts is op basis van de urgentie van de sanering zo goed mogelijk aangegeven in welk tempo (voor 2005 of voor 2023) de betreffende bodemverontreiniging zal worden aangepakt. Dit gebeurt zodanig dat wordt voldaan aan de NMP3-doelstelling om in uiterlijk 2023 alle ernstige gevallen van bodemverontreiniging beheersbaar te hebben. Enkele VINEX-locaties worden waarschijnlijk voor 2001 gesaneerd. De saneringsurgentie is in eerste instantie gebaseerd op milieuhygiënische risico’s als verspreidingsrisico's en risico's voor mens en milieu. Daarnaast is voor zover dat mogelijk bleek, gekeken naar de maatschappelijke urgentie. Met het oog op het ISV-bodemprogramma is tevens een raming gemaakt van de bodemsaneringskosten per geval. Op welke wijze deze kosten kunnen worden gefinancierd, moet nog worden uitgewerkt. Het kan bijvoorbeeld in het kader van VINEX of ISV, door het verhalen op de veroorzaker, door medefinanciering van de belanghebbende of in eigen beheer. De totale bodemsaneringskosten in de gemeente Schiedam wordt vooralsnog geschat op ƒ 70 miljoen gulden, exclusief nazorg. In deze MOP staat aangegeven welke locaties in de jaren tussen 2000 en 2004 aan bod zouden moeten komen. Voor het jaar 2000 kan dit met de meeste zekerheid worden aangegeven. De jaren daarna zijn minder zeker. Daarom worden in 2000 opnieuw afspraken gemaakt met de provincie.
12.3.3. ISV-bodemprogramma Recent is besloten dat het beleid met betrekking tot de bodemsanering onder de werkingssfeer van het ISV/Gsb wordt gebracht. Dat betekent dat ook de inspanningen rond de bodemsanering in het MOP dienen te worden beschreven. Gegeven de korte tijd tussen de besluitvorming hierover, wordt dit verwoord in een aparte bodemmodule en is de zogenoemde 'procesvariant' ontwikkeld. De gemeenten stellen hiertoe een zogenaamd totaalbeeld op van de bodemverontreinigingproblematiek binnen de gemeente, inclusief uitleggebieden. Hoe dit totaal beeld er uiteindelijk dient uit te zien en tot op welk detail bodemonderzoek dient te zijn verricht, wordt aangegeven in project C7 in het kader van de ontwikkeling van de Wet Bodembescherming. Tevens moet worden aangegeven op welke wijze en in welk tempo deze problematiek wordt aangepakt. Conform de NMP3 doelstelling dienen alle ernstige gevallen van bodemsanering uiterlijk in 2023 beheersbaar te zijn. De indicatieve kosten van het gedefinieerde globale lange termijn bodemsaneringsprogramma worden geraamd. Ook wordt globaal aangegeven op welke wijze deze kosten worden gedekt. Dit kan variëren, en uitgaan van bijvoorbeeld: • medefinanciering door de veroorzakers op basis van het kostenverhaal en onrechtvaardige verrijking;
100
12.4.1. Modernisering van Instrumentarium Geluidbeleid (MIG) Ontwikkelingen rond de Modernisering van Instrumentarium Geluidbeleid (MIG) worden in een proefproject met de regionale Milieudienst DCMR in praktijk gebracht en uitgeprobeerd. Het doel is te komen tot een geluidnota voor geheel Schiedam, in ieder geval voordat het veranderde wettelijke kader in werking treedt. Het geheel krijgt gefaseerd vorm. Door de compacte stedelijke woonbebouwing zal het moeilijk zijn een lager geluidsniveau dan de 50 Db(A)-norm te creëren. Waarschijnlijkheid krijgen de bedrijfsterreinen een hoger referentieniveau. De lijn Gusto-terrein richting Schiedam-Centrum kan wellicht als eerste in beeld worden gebracht. De gemeente heeft de ambitie om de automobiliteit van zowel personenauto’s als vrachtverkeer terug te dringen en het gebruik van de fiets te stimuleren. Daar waar het mogelijk is, worden geluidsarm asfalt en geluidwerende voorzieningen aangebracht en worden gevelmaatregelen aan geluidbelaste woningen getroffen. Hiermee wordt het totale aantal geluidgehinderden terug gebracht.
De budgetten worden de komende jaren voornamelijk besteed in de gemeenten Vlaardingen en Maassluis. Dit vanwege de budgetverdeling en afspraken in het samenwerkingsverband en vanwege de bestedingen van de budgetten in de jaren 1997 tot en met 1999. Er worden verdere afspraken gemaakt die afhankelijk zijn van de bestedingsmogelijkheden in de samenwerkende gemeenten binnen de voorwaarden die de regelgeving aangeeft. Bij de overgang naar ISV zal in het samenwerkingsverband onderzocht worden of verdere samenwerking mogelijk is en aansluiting kan plaatsvinden met de prioriteitstelling van wijkontwikkelingsplannen die nog moeten worden opgesteld. Projecten die in Schiedam in uitvoering zijn, zoals de Rotterdamsedijk, zullen worden afgemaakt.
12.4.2. Geluidsanering bestaande woningbouw A en B-lijsten Binnen het samenwerkingsverband ‘Schiedam-Vlaardingen-Maassluis' wordt vanaf 1987 invulling gegeven aan het uitvoeren van geluidhinderbestrijding, zoals dat geregeld is in het saneringsbesluit geluidhinder wegverkeer.
12.1 Overzicht bestedingen en budgetten sanering en verkeerslawaai Bestedingen in ƒ
1997
1998
1999
360.000
143.000
480.000
Vlaardingen
0
0
0
328.213
Maassluis
0
0
0
698.774
360.000
252.000
470.000
Schiedam
Jaarbudget
2000
2001
2002 Budgetverdeling 1.331.013
426.000
435.000
2001
2002
415.000
2.358.000
12.2 Overzicht uitvoering en planning aantallen woningen sanering en verkeerslawaai 1997
1998
1999
33
7
128
Vlaardingen
0
0
0
Maassluis
0
0
0
Productie
3
7
128
Schiedam
2000
‘A’-lijst Restant na 2002
200
484
75 200 75
200
200
116
119
44
253
53
856
213
12.5. Waterbeheer
12.6. Lucht
Er wordt gewerkt aan een plan van aanpak voor integraal waterbeheer. Doel is binnen vier jaar te komen tot een integraal waterplan inclusief een uitvoeringsprogramma, in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland, voor geheel Schiedam, zowel voor het uitleggebied Sveaparken als voor het bestaand gebied. Vervolgens dient het plan te worden uitgevoerd. In nieuw te ontwikkelen gebieden worden uitgangspunten van integraal waterbeheer zoveel mogelijk toegepast. Tevens zal verder onderzoek worden verricht naar de toepassingsmogelijkheden van integraal waterbeheer in bestaande gebieden.
Aan de verbetering van de luchtkwaliteit wordt vormgegeven door het stimuleren van het fietsgebruik en daardoor hopelijk aan het afremmen van het autogebruik. Voortzetting van de uitvoering van de vastgestelde fietsnota is hiervoor het instrument. Het realiseren van de metro, het project TramPlus en het parkeerbeleid kunnen hieraan ook een bijdrage leveren. De gegevens uit de verkeersmilieukaart worden gebruikt als basis voor beslissingen over verkeersmaatregelen. In Stadsregionaal verband wordt in 1999 gewerkt aan het actualiseren van de verkeersmilieukaart. Door middel van het instrumentarium van de milieuvergunning wordt de bijdrage bewerkstelligd die de bedrijven leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit.
12.3 Investeringen bodemsanering Milieu 2000
2001
2002
12.3. Bodembeleid Sanering Bodem (SVEA-parken)
4.000.000
Gsb, bodemsanering Vinex; nummer 11
4.000.000-
101
2003
2004
dekking
Ontwikkelingsprogramma
Voor de uitvoering van projecten is inmiddels door de gemeente een ‘A’-lijst met 484 woningen en een ‘B’-lijst met 3858 woningen opgesteld en goedgekeurd. Er worden projectverzoeken toegekend binnen de besteedbare middelen die het samenwerkingsverband beschikbaar krijgt in de vorm van jaarlijkse budgetafspraken met het rijk. De aanpak van de gevels vindt in Schiedam zover mogelijk geïntegreerd plaats met het herstel van de woningvoorraad. In een meerjarenplan worden prioriteiten vastgelegd die voortkomen uit de opgestelde wijkplannen en uit overleg met wijkverenigingen en bewoners.
12.4. Geluid
Ontwikkelingsprogramma
102
13
Innovatie plannen
Een belangrijke motor voor Stedelijke Vernieuwing De ambities van Schiedam komen het krachtigst tot uitdrukking in de plannen voor
de gebieden Nieuwe Haven en Knooppunt Schiedam-Centrum/Schieveste. Deze ambities zijn belangrijke aangrijpingspunten voor het ontwikkelen van potenties en kansen in de gehele stad en daarbuiten. De meerwaarde komt vooral tot stand door samenhangend de fysieke leefomgeving in relatie te brengen met stadseconomie, sociaal-culturele infrastructuur en regionale bereikbaarheid. den georiënteerd op de oude havens en het monumentale groen op de kaden, de Plantage of de Warande. Afgestemd op de woonfunctie zullen economische activiteiten aan het gebied worden toegevoegd, zoals kantoren, praktijken en bedrijfjes die zijn gekoppeld aan de woning, of in grotere eenheden die kunnen worden gevestigd in de plint van een gebouw. De recreatieve functie van het gebied wordt versterkt door het beter bereikbaar maken van de kades, het park en de jachthaven.
13.1. De Nieuwe Haven Schiedam 13.1.1. Zuidvleugel In het gebied ten zuiden van de binnenstad liggen goede kansen voor een hoogwaardig binnenstedelijk woongebied. Deze Zuidvleugel heeft veel monumentale (deels voormalige) bedrijfspanden en waardevolle kaden en oevers. Herontwikkeling van het gebied is een complexe opgave door het versnipperd particulier eigendom, de wisselende initiatieven, bodemverontreiniging en de te vernieuwen infrastructuur. De gemeente beschikt niet over de middelen om als initiatiefnemer op te treden. Daarom is mede met Gsbgeld en in overleg met de eigenaren en bewoners, voor het gebied een beeldkwaliteitsplan opgesteld en een stedenbouwkundig plan gemaakt. Beide plannen vormen inmiddels het vertrekpunt voor particuliere bouw- en verbouwinitiatieven en zijn de basis voor een nieuw bestemmingsplan. Herontwikkeling van dit gebied met circa 300 tot 400 extra woningen in nieuwbouw, en na restauratie of verbouw van bestaande panden, kan daardoor binnen aangegeven kaders door de markt worden uitgevoerd. Bijdragen blijven noodzakelijk voor het uitplaatsen van bedrijven, bodemsanering, de restauratie van monumenten en de verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte en het groen. De spoedig te starten herontwikkeling van het aangrenzende gebied Houthaven e.o. (ca. 220 woningen) is hier buiten beschouwing gelaten.
13.1.4. Ontwikkelingsstrategie Het plangebied kent een sterk versnipperde eigendomsstructuur. Daarom wordt de realisatie van de woningen door particulieren ter hand genomen en niet door de gemeente. De rol van de gemeente ligt in het sturen en coördineren van de bouwinitiatieven. Het stedenbouwkundig plan en de daaraan gekoppelde welstandsparagraaf vormen de leidraad en het toetsingskader voor de particuliere initiatieven.
13.1.5. Beeldkwaliteit In de welstandsparagraaf bij het stedenbouwkundig plan worden het doel en de ambitie geformuleerd om de stad met sterke architectonische beelden te verrijken. In de komende transformatie van het gebied door een veelheid van particuliere initiatieven, bestaat het gevaar dat de dominante marktvraag van het moment leidt tot eenzelfde woningtype en programmatische verschraling. Juist de vele vormen van ambacht en nijverheid op en langs het water, die werden gemengd met wonen, stonden hier altijd borg voor een aantrekkelijke verscheidenheid. Dit gegeven moet worden gebruikt om de eigen sfeer en karakter in het gebied te behouden en te versterken. Er moet een nieuw evenwicht met een tastbare historie worden gevonden nu de oude bedrijvigheid plaats gaat maken voor wonen. Daarvoor is een helder beeldkwaliteits- en toetsingskader nodig. En dat is er nu.
13.1.2. Kansen van het gebied In het plangebied kan een concurrerend stedelijk woonmilieu worden gerealiseerd van grote kwaliteit, gebaseerd op de: 1. historische kwaliteit, beeldbepalende monumenten; 2. nabijheid van de binnenstad; 3. versterking van de woonfunctie door een bouwopgave van meer dan 100 woningen; 4. mogelijkheden voor combinatie van woningbouw en bedrijvigheid; 5. aantrekkelijkheid van het potentiële woonmilieu door water, kades en park; 6. diversiteit aan bouwvormen; 7. herontwikkeling die op korte termijn mogelijk is.
13.1.6. Herinrichting openbare ruimte Het openbaar gebied krijgt met de woonfunctie een ander gebruik dan voorheen met de havenactiviteiten. Bovendien is de inrichting van de openbare ruimte verouderd. De aanpak zal bestaan uit de herinrichting van de Lange Nieuwstraat en de Westerkade. In aanvulling hierop is herinrichting noodzakelijk van het gebied aan de 'Kop' van de Plantage en aan de 'Staart' bij de Hoofdbrug. Hiermee wordt de relatie met de binnenstad verbeterd en wordt het schiereilandkarakter van dit gebied geaccentueerd. Een aantal perceeldelen wordt bebouwingsvrij gehouden zodat het zicht vanuit en op het water behouden blijft.
13.1.3. Gevarieerd woonmilieu De aandacht gaat uit naar woonvormen in de koopsector en duurdere huursector. De keuze hiervoor is vooral ingegeven door de wens kwaliteit te realiseren op de relatief moeilijk te ontwikkelen locaties. De ruimte voor tuinen is beperkt, waardoor er wordt gedacht aan stadswoningen met een beperkte buitenruimte of aan appartementen. Deze zullen bij voorkeur wor-
103
Ontwikkelingsprogramma
13.1 Investeringen in bodem- en milieumaatregelen, bedrijfsverplaatsingen, herstel en restauratie, woningbouw, openbaar gebied en parkeren Investeringen (in mln guldens)
Bijdrage gemeente, regio, Gsb
Investeringen door de markt
Beeldkwaliteitsstudie, stedenbouwkundig- en bestemmingsplan
0,5
-
Bedrijfsverplaatsingen
0,5
10,0
Bodemsanering en mileumaatregelen
1,0
15,0
Herstel kademuren en oevers
1,5
2,0
Monumenten
2,5
15,0
Woningverbetering
1,0
6,0
Woningbouw
0,5
140,0
Groen
1,5
1,0
Herinrichting openbaar gebied en parkeren
4,5
1,0
Proceskosten
0,4
0,0
13,9
190,0
Totaal
13.1.7. Bereikbaarheid
bedrijfsverplaatsingen en herstel en restauratie van bedrijfspanden en monumenten bemoeilijken de planvorming. Het is er de oorzaak van dat dit voor de stad en binnenstad zo waardevolle gebied maar moeizaam tot herontwikkeling komt. De mogelijkheden van de gemeente zijn beperkt.
Via de ontsluitingroute Gerrit Verboonstraat-Oranjestraat en Nieuwe Haven naar het gebied, wordt aangesloten op de belangrijkste routes in de stad en de regio. Voor de ontsluiting vanuit de Lange Nieuwstraat naar de achtergelegen terreinen, wordt gebruik gemaakt van bestaande doorgangen. Deze smalle ruimten kunnen worden uitgewerkt tot een steeg. In delen van het gebied zijn ten behoeve van de verkeersveiligheid maatregelen nodig.
13.2. Knooppunt Schiedam-Centrum/Schieveste 13.2.1. Knooppunt Schiedam-centrum/Schieveste Het knooppunt Schiedam-centrum/Schieveste en omliggend gebied is onderdeel van het stedelijk kerngebied en een belangrijk bronpunt voor economische ontwikkeling in Schiedam en in dit deel van de regio. Gelegen nabij NS/Metro/TramPlus-station Schiedam-centrum, direct aan de Ring (A20) van Rotterdam en op korte afstand van de Schiedamse binnenstad, komen hier zowel lokale als regionale belangen samen. Met de in gebruikstelling in 2002 van de metro en TramPlus, de herstructurering van de aanliggende bedrijfsgebieden 's-Graveland-zuid en Spaanse Polder (Schiedam + Rotterdam), en inspelend op de revitalisering van de oude binnenstad met haar
13.1.8. Betrokkenheid Bij de planvorming en uitwerkingen van deelplannen zijn vele instanties en instellingen betrokken, zoals eigenaren, bewoners, het bedrijfsleven, architecten, ontwikkelaars, het nutsbedrijf, de gemeente en anderen. De realisering van de plannen vindt plaats in de periode 2000-2005 waarbij veel afhangt van particulier initiatief en de ontwikkelingen in de markt. Met name de noodzakelijke investeringen in bodem- en milieumaatregelen,
104
13.2.2. Bundeling van functies In het gebied ontmoeten een locatie voor grootschalige kantoorontwikkeling langs rijksweg A20, te herstructureren verouderde bedrijfsterreinen en de looproute vanuit de binnenstad elkaar bij het nieuwe openbaar vervoersknooppunt Schiedam-centrum. Vanaf het jaar 2002 het belangrijkste op-, uit- en overstappunt voor trein, metro, tramplus, bus en taxi in het noordwestelijk deel van de regio Rotterdam. Een uitstekende locatie voor kantoren, diensten en voorzieningen; goed bereikbaar, op korte afstand van belangrijke woongebieden en met de bijzondere kwaliteiten van een oude binnenstad op loopafstand. Kortom: goede kansen voor stedelijke vernieuwing op sociaal, economisch en fysiek-ruimtelijk terrein, met een groot en meervoudig effect op de stad en de subregio.Voorwaarden zijn: intensief ruimtegebruik, een goede bundeling van functies, hoge kwaliteit en een sociaal veilige omgeving.
13.2.4. Samenhangende ontwikkeling Ofschoon de diverse plandelen op elkaar zijn en worden afgestemd, blijken bijzondere en voor de kwaliteit van het totale gebied relevante voorzieningen moeilijk te realiseren. En dat ondanks - of misschien wel dankzij - de inschakeling van veel marktpartijen, (semi)overheids-instellingen en organisaties. Want door strikte budgetbegrenzing, harde subsidievoorwaarden, ongunstige betalingsritmen en vluchtgedrag rond de medeverantwoordelijkheid voor de gemeenschappelijke voorzieningen, dreigt verlies van kwaliteit en rendement. Oók bij een kansrijke ontwikkeling als de onderhavige, waarbij de gemeente niet in de positie is om dat te compenseren. Dit als gevolg van de vele noodzakelijke andere investeringen in de stad en de extra kosten die samenhangen met de grote infrastructurele werken op haar grondgebied. Extra kosten voor aansluitende werken en de in het kader van de zogenoemde oud-voor-nieuw regeling gedwongen extra uitgaven.
13.2.3. Potenties en kwaliteit Het gebied kent verschillende plandelen. Elk met eigen potenties en kwaliteiten, maar met elkaar in verband gebracht een belangrijke motor voor stedelijke vernieuwing en kwaliteit. •
•
's-Graveland-Zuid. Een verouderd bedrijventerrein direct aan de rijksweg 20 en een van de toegangen tot de kantoorlocaties Schieveste. Een voorontwerp-herstructureringsplan is opgesteld en kan met bedrijven en ontwikkelaars worden besproken. Doelen: een efficiënter grondgebruik, meer arbeidsplaatsen, een grotere duurzaamheid, een betere ontsluiting en een meer representatieve omgeving. Nieuw uit te geven: circa 4 hectare. Voor de aangrenzende Spaanse Polder moet nog planontwikkeling starten, waarbij wordt aangesloten op de herstructurering in het Rotterdamse deel.
13.2.5. Zorg over kwaliteit Dat is aanleiding tot zorg over de haalbaarheid van enkele voor de kwaliteit van het knooppunt belangrijke elementen, zoals: • de inrichting van een nieuw busstation op de Horvathweg, boven de nieuwe stationshal en tramhalten; meerkosten ca. 2 miljoen; • de extra parkeerplaatsen in Schieveste: 4 miljoen; • de (meerkosten voor) parkaanleg langs de Schie, de aanlegsteiger bij het station en een hoogwaardige herinrichting (m.n. voetgangersvoorzieningen en groen) van het aansluitende deel van de Broersvest: 3 miljoen; • de beeldende kunst in de openbare ruimte: 1,5 miljoen.
Schieveste. Een terrein van 7 hectare tussen rijksweg 20 en de spoorlijn van Rotterdam richting Den Haag en Hoek van Holland dat zich leent voor een grootschalige kantoorontwikkeling met circa 135.000 m2 vloeroppervlak, waarvan 15.000 m2 is gerealiseerd. De plannen voorzien in gebouwde parkeergelegenheid, een hoogwaardige kantooromgeving, meerdere toegangen tot het station, een hotel en dienstverlening. Samen goed voor 3.000 tot 4.000 directe en indirecte arbeidsplaatsen. Bijzondere aandachtspunten bij dit samen met marktpartijen te ontwikkelen plandeel zijn: de omgevingskwaliteit en veiligheid, alsmede de noodzakelijke extra (P+R)parkeergelegenheid ter ontlasting van het omliggend woongebied (afstemming met Rotterdam heeft plaatsgevonden).
•
Station Schiedam-Centrum. Door de integratie van de metro en TramPlus met het NS-station ontstaat het belangrijkste openbaar vervoersknooppunt van het noordwestelijk deel van de regio, met een toename van 9.000 in-, uit-en overstappers per dag nu, naar 24.000 reizigers in 2004. Goede lokale en (inter)regionale busverbindingen, taxifaciliteiten en een goede aansluiting op het lokaal en regionaal fietspadenstelsel dragen daaraan bij. Aanleiding voor de gemeente om zich sterk te maken voor stallingfaciliteiten, een goed overstapcomfort en aantrekkelijke voetgangersverbindingen met de binnenstad en de omliggende woongebieden.
•
Schieoevers en Broersvest. Met de aanleg van TramPlus en de koppeling van de tramlijnen aan het nieuwe NS/Metro-station Schiedamcentrum ontstaat de mogelijkheid om langs de oever van de Schie en over de Broersvest een aantrekkelijke looproute tussen de binnenstad,
13.2.6. Investeringen De bekende en geraamde investeringen in het gebied bedragen per deelplan: • station/metro/TramPlus: - metro (plandeel Schiedam-C), p-garage en station: 45 miljoen, - stationsplein en omgeving. 2 miljoen, - TramPlus-verbinding naar de binnenstad: 28 miljoen, • Schieveste: - kantoren, hotel en parkeervoorzieningen: 375 miljoen, - inrichting openbare en gemeenschappelijke ruimten: 7 miljoen, • ‘s-Graveland-Zuid en Spaanse Polder: - herinrichting openbare ruimte en verbetering ontsluiting (ook Schieveste): 6 miljoen, - kantoor- en bedrijfsbebouwing: 30 miljoen, - (milieu)maatregelen duurzame ontwikkeling: pm.
13.2.7. Stedelijke vernieuwing op 3 pijlers Schiedam-Centrum/Schieveste biedt in combinatie met de binnenstad en ’s-Graveland-Zuid + Spaanse Polder grote kansen voor de stedelijke vernieuwing. Zowel economisch (werkgelegenheid voor hoog en laaggeschoolden, inkomens uit arbeid en versterking economische infrastructuur),
105
Ontwikkelingsprogramma
het station en de kantoren op Schieveste te maken. Daarmee kunnen diverse functies met elkaar in verband worden gebracht en is wederzijdse versterking en meer kwaliteit mogelijk. Een welkome impuls voor de binnenstad en de daar aanwezige winkels, horeca, diensten en culturele voorzieningen. Voor Schieveste een extra locatievoordeel. Kwaliteit voor de werknemers, maar ook voor vestigende bedrijven en instellingen. Een aantrekkelijk groen- en wandelgebied langs de rivier is tevens van belang voor de bewoners van het omliggend stedelijk gebied en een bijdrage aan de toeristische en recreatieve ontwikkeling van de binnenstad. Extra kwaliteit ook voor de entree tot de stad over water. Zowel voor de pleziervaart, de cruise-, party- en rondvaart, als voor de waterverbinding tussen de oude binnenstad en het station; bijvoorbeeld als onderdeel van de NS-dagtocht "Schiedam schenkt meer dan U denkt".
stedelijke voorzieningen (horeca, cultuur en diensten), kan een kwalitatief hoogwaardige concentratie (B1-lokatie) van kantoren, bedrijven en voorzieningen ontstaan. Een forse impuls voor de regionale economische ontwikkeling, een bron van nieuwe en goed bereikbare werkgelegenheid en een welkome versterking van het draagvlak voor stedelijke culturele en recreatieve voorzieningen. Zie ook de situatietekening.
Ontwikkelingsprogramma
Echte meerwaarde voor de stad en de regio wordt echter pas gerealiseerd bij voldoende omgevings- en gebruikskwaliteit. De kansen daarop zijn onder de huidige omstandigheden echter onvoldoende. En dat kan en mag op een locatie die op vrijwel alle onderdelen van het stedelijk vernieuwingsbeleid uitstekend scoort niet gebeuren. Het is nu of nooit, en veronderstelt de inzet van alle mogelijkheden en middelen.
sociaal (nieuwe kansen en werk op korte afstand van het wonen (dagindeling)), als ruimtelijk-fysiek (intensief en geherstructureerd ruimtegebruik, beperking automobiliteit, extra omgevingskwaliteit en bijdragen aan de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van de binnenstad). Volop kansen derhalve voor de versterking van het stedelijk kerngebied, de stad en de regio. Het accent bij de ontwikkeling van het knooppunt ligt bij de particuliere investeringen; zij het dat de investeringen in het openbaar vervoer belangrijk bijdragen aan de potentie en de kwaliteit van de locatie.
106
107
Ontwikkelingsprogramma
Bijlagen Bijlage 1 De Schiedamse bevolking de stad laag met alle gevolgen van dien.
Het inwonertal van Schiedam nam na de oorlogsjaren snel toe van ca. 67.000 tot ruim 83.000 in 1971. Daarna volgde een daling tot iets meer dan 69.000 personen midden jaren '80. Na een korte periode waarin het inwonertal zich stabiliseerde, trad vanaf 1990 herstel op. De bevolking bleef sindsdien jaarlijks toenemen, tot 75.168 per 1 januari 1999. De samenstelling van de bevolking is in de periode ‘70-‘99 sterk veranderd: in demografisch opzicht, maar ook sociaal-economisch. Aan deze ontwikkeling ligt een groot aantal factoren ten grondslag.
De ommekeer kwam begin jaren '80 met de bouw in de wijk WoudhoekNoord. Toen dat eenmaal goed op gang kwam en er op grote schaal eengezinswoningen aan de voorraad werden toegevoegd, bleek Schiedam beter in staat om de eigen bevolking aan zich te binden. Tegelijkertijd begon de stad mensen van buiten de stad aan te trekken. Eind jaren ‘80 kwamen voor het eerst sinds 1947 vestiging en vertrek met elkaar in evenwicht. De bouw van Spaland in de jaren ‘90 en de vele nieuwbouwprojecten in de bestaande wijken lieten de balans doorslaan in de vorm van een fors positief migratiesaldo. De nieuwbouw had ook nog een indirect effect op de migratie: binnen Schiedam ontstond er veel meer doorstroming waardoor de druk op de bestaande woningvoorraad afnam. Nieuwkomers van buiten de stad konden daardoor gemakkelijker aan een woning in Schiedam komen. Het grootste deel van de vestigers bestaat uit voormalige inwoners van Rotterdam (saldo in de periode 1990-1998 van ca. +4.200 personen). Naar verhouding trekt Schiedam ook veel mensen vanuit het buitenland aan (saldo ca. +2.300 personen). Beide groepen komen vaker dan gemiddeld in de bestaande, doorgaans goedkopere, woningvoorraad terecht. Een groot deel van hen behoort tot de lagere inkomensgroepen. Ook met Vlaardingen is er sinds 1990 een (klein) vestigingsoverschot (saldo ca. +600 personen). Deze huishoudens oriënteren zich naar verhouding vaker op nieuwbouwprojecten in de stad. Schiedam verliest nog wel inwoners aan de voormalige groeikernen Spijkenisse, Capelle a/d IJssel en Hellevoetsluis; zij het minder dan in de jaren '70 en '80. In de periode 1990-1998 bedraagt het totale migratiesaldo voor Schiedam +4.500 personen. Opvallend hierin is het grote aandeel jongeren; ouderen (50+) blijven per saldo de stad verlaten.
Bevolkingsverloop Afgezien van het eerste jaar na de oorlog, was het migratiesaldo in Schiedam tot halverwege de jaren '80 steeds negatief. Elk jaar vertrokken er meer mensen uit Schiedam dan dat er zich vestigden. Deze situatie deed zich dus ook al voor in de jaren '50 en '60 toen Schiedam uitgroeide tot een stad met 83.000 inwoners. De sterke toename van het inwonertal in die periode is dan ook het gevolg van de geboortegolf die zich in die jaren voordeed. Het vertrek van veel Schiedammers uit de stad werd daarmee ruimschoots goedgemaakt. Schiedam verkeerde toen in een fase waarin er veel werd gebouwd (o.m. de wijk Nieuwland) en in economisch opzicht ging het goed. Eind jaren '60 en begin jaren '70 trad daarin verandering op. Een groot deel van de huishoudens had de fase van gezinsvorming achter de rug terwijl ook sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen het aantal geboorten deed dalen. Tegelijkertijd nam door veroudering van de bevolking de sterfte toe. Daarnaast bleef het aantal mensen dat de stad de rug toekeerde groter dan het aantal vestigers, zodat vanaf 1972 het inwonertal van Schiedam sterk begon af te nemen. Een andere factor die een rol bij speelde, is de daling van de gemiddelde woningbezetting. Deze liep terug van gemiddeld 4,0 personen begin jaren ‘50 naar minder dan 2,2 personen per woning nu. Om het inwonertal constant te houden zou in die tijd de woningvoorraad in Schiedam jaarlijks met ca. 600 à 700 woningen moeten worden uitgebreid. In werkelijkheid lag de woningbouw op een veel lager peil. Halverwege de jaren '70 groeide de woningvoorraad nauwelijks meer. Dit werd mede veroorzaakt door de stadsvernieuwing waarbij forse aantallen kwalitatief slechte woningen werden gesloopt. De druk op de woningmarkt bleef erg groot. Veel startende huishoudens, gezinnen met kinderen en meer in het algemeen mensen uit het midden en hoger kader, verlieten de stad, vaak ten gunste van de groeikernen. Het inwonertal daalde snel (met 1.000 à 1.500 personen per jaar). Door het vertrek van de hoger opgeleiden en hogere inkomensgroepen was er sprake van een sociale verarming van de stad. Dit werd nog eens versterkt doordat het in die tijd economisch slecht ging met Schiedam. Door massale ontslagen in de scheepsbouw- en metaalindustrie nam de werkloosheid snel toe. Dat had eveneens negatieve gevolgen voor de inkomensontwikkeling in de stad. Zo lag eind jaren ‘60 het inkomen in Schiedam nog op het landelijk gemiddelde. In de jaren daarna zakte dit tot ruim beneden het landelijk niveau. Het draagvlak voor voorzieningen kwam hierdoor onder druk te staan. Daarnaast was het private investeringsniveau in
Toegenomen geboorten Naast een instroom van jonge huishoudens had de nieuwbouw als bijkomend effect dat het aantal geboorten fors groeide. Dit in tegenstelling tot de jaren '70 en begin jaren '80 toen jonge huishoudens wegtrokken en gezinsvorming vaak elders plaats vond. In de jaren '70 lag het geboortecijfer in Schiedam ver beneden het landelijk gemiddelde. Met de bouw van Woudhoek en Spaland veranderde dit. Vanaf 1989 ligt het geboortecijfer ruim boven het landelijk gemiddelde. Dit wordt mede beïnvloed door een relatief hoog geboortecijfer onder allochtone vrouwen. In 1998 vond bijna de helft van alle geboorten onder allochtonen plaats. In absolute aantallen zijn de geboorten toegenomen van rond de 700 per jaar begin jaren '80, tot 900 à 950 per jaar in de jaren '90. De gevolgen van jaarlijks ruim 200 geboorten extra, zijn voor instellingen als de kraamzorg, kinderopvang, peuterspeelzalen en het basisonderwijs duidelijk merkbaar (geweest). Geen verdere vergrijzing De uitstroom van gezinnen met kinderen zorgde in de jaren '60 en ‘70 voor een sterke vergrijzing. Nu, zo’n 30 jaar later, behoort een groot deel van de-
109
Ontwikkelingsprogramma
ontwikkelt dan in de rest van Nederland. Ook het inkomensniveau in Schiedam blijft achter mede doordat het vooral de middeninkomensgroepen zijn die de stad de rug toekeren. De nieuwbouwprojecten trekken met name hogere inkomensgroepen aan. Door de opbouw van de bestaande woningvoorraad is de stad anderzijds aantrekkelijk voor groepen die het in sociaal-economische opzicht moeilijk hebben. De migratiesaldi zijn in demografisch opzicht wel positief, maar in sociaaleconomische zin is het tegendeel waar. Bijkomend probleem is dat het economisch draagvlak van de stad lijdt onder het feit dat veel hogere inkomens in Schiedam-Noord wonen en zich relatief vaak op Rotterdam (of andere centra) oriënteren. Dit pakt negatief uit voor het winkelapparaat in de binnenstad, waar de leegstand groot is. Het opleidingsniveau in Schiedam wordt nog altijd gekenmerkt door een naar verhouding grote groep laag-opgeleiden. Het aandeel hoog-opgeleiden wijkt daarentegen niet veel meer af van het landelijk gemiddelde. Ook hier is het vooral de middencategorie die ontbreekt.
ze ex-Schiedammers tot de leeftijdsgroep 55-65 jaar. In Schiedam zelf ontbreekt deze leeftijdscategorie dus voor een deel. De komende jaren zal daarom het aandeel (en aantal) 65-plussers afnemen. In Amsterdam en Rotterdam is dit effect ook zichtbaar. Het is een ontwikkeling die geheel tegen de landelijke trend in gaat. Pas als de na-oorlogse geboortegolfgeneratie de leeftijd van 65 jaar bereikt (vanaf het jaar 2010) zal de vergrijzing, in sterk verhevigde mate, opnieuw toeslaan. Groeiend aandeel etnische minderheden Het positieve migratiesaldo van de laatste jaren bestaat geheel uit etnische minderheden (saldo 1995-1998 ca. +1.850 personen). Ofschoon een wijk als Spaland overwegend autochtonen heeft aangetrokken, is er voor deze bevolkingsgroep toch een vertrekoverschot (saldo ca. -550 personen) ontstaan. Oorzaak: in de meeste andere wijken van Schiedam trekt de autochtone bevolking per saldo weg terwijl nieuwkomers vaak van allochtone afkomst zijn. Het aandeel allochtonen in de stad neemt dan ook jaarlijks toe en bedraagt momenteel bijna 26% (volgens definitie min. BZK). Met name in de flatwijken Nieuwland en Groenoord groeit dit aandeel snel. Zo bestaat in Nieuwland ruim 48% van de bevolking uit etnische minderheden. De groei van het aantal allochtonen beperkt zich niet meer, zoals vroeger, voornamelijk tot Turken en Marokkanen. Het betreft in toenemende mate ook vluchtelingen uit onder meer (vml.) Joegoslavië, Somalië, Irak.
Toekomstige ontwikkeling Bij het huidige bouwbeleid zal het inwonertal de komende 10 jaar met ongeveer 3.000 inwoners toenemen. Met name de groep 40-64-jarigen zal groeien terwijl de groep 65-plussers voorlopig afneemt. Het aandeel etnische minderheden zal sterk stijgen. De demografische dynamiek zorgt er dan ook voor dat veranderingen in de bevolkingsopbouw zich maar moeilijk laten sturen. Bovendien bemoeilijkt de huidige sociaal-economische opbouw van de bevolking het stedelijk herstel. Zeker zolang de bevolkingssamenstelling zich voegt naar de opbouw van de woningvoorraad en deze (te) langzaam wordt vernieuwd en aangepast. Het geringe economisch draagvlak in de stad wordt daarmee in feite verder uitgehold hetgeen (opnieuw) ten koste gaat van de concurrentiepositie en het herstellend vermogen van de stad.
Sociaal-economisch klimaat Door de bouw van wijken als Woudhoek en Spaland is de neergaande spiraal van de jaren ‘70 in demografisch en sociaal-economisch opzicht tot staan gebracht. Er is zelfs enig herstel. Desondanks kent de stad nog steeds een zwakke sociale structuur, vooral in de wijken Nieuwland en Oost. De werkloosheid is hoog. Schiedam ondervindt daarmee de gevolgen van de stagnerende economie in Rijnmond, die zich minder gunstig
110
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 2 Bevolking in cijfers Inwoners naar leeftijd en wijk per 1-1-1999, absoluut en in procenten Wijk Centrum
15-29 jaar
30-49 jaar
50-64 jaar
65-79 jaar
80 jaar e.o.
Abs.
0-14 jaar %
Abs.
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
441
12.3
777
21.7 1.410
39.4
565
15.8
292
8.2
91
2.5 3.576 100.0 2.3 10.729 100.0
%
%
Totaal Abs.
%
Oost
1.732
16.1 2.710
25.3 3.544
33.0 1.561
14.5
931
8.7
251
West
2.134
18.4 2.216
19.1 3.881
33.4 1.677
14.4 1.063
9.1
658
5.7 11.629 100.0
Zuid
1.020
15.9 1.198
18.7 2.151
33.6 1.136
17.7
11.3
173
2.7 6.404 100.0
726
Nieuwland
2.929
19.0 3.519
22.8 3.854
25.0 2.312
15.0 2.149
13.9
647
4.2 15.410 100.0
Groenoord
1.208
13.0 1.455
15.7 2.055
22.2 2.023
21.8 2.032
21.9
487
5.3 9.260 100.0
15.5
21.6
697
17.7
221
5.6 3.943 100.0
20.0 1.014
12.3
321
3.9 8.243 100.0
2.5
9
0.2 5.974 100.0
Kethe
538
13.6 1.027
26.0
Woudhoek
1.383
16.8 1.262
15.3 2.616
31.7 1.647
Spaland
1.708
28.6
835
14.0 2.754
46.1
17.5 14.510
19.3 23.292
31.0 12.291
16.4 9.052
12.0 2.858
3.8 75.168 100.0
Rotterdam (1998)
17.4
21.8
30.3
14.8
11.3
4.4
100.0
Nederland (1998)
18.4
20.3
31.4
16.4
10.3
3.1
100.0
Schiedam
610
13.165
850 520
8.7
148
Inwoners naar etniciteit en wijk per 1-1-1999, absoluut en in procenten Wijk
Nederlands
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans Arubaans
Overige
Overige
Totaal
Rijke landen Arme landen
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
Centrum
2.825
79.0
78
2.2
12
0.3
94
2.6
25
0.7
262
7.3
280
7.8 3.576 100.0
%
Abs.
%
Oost
7.263
67.7
809
7.5
195
1.8
588
5.5
146
1.4
621
5.8 1.107
10.3 10.729 100.0
West
9.162
78.8
653
5.6
146
1.3
185
1.6
91
0.8
689
5.9
703
6.0 11.629 100.0
Zuid
5.275
82.4
293
4.6
73
1.1
105
1.6
40
0.6
289
4.5
329
5.1 6.404 100.0 11.4 15.410 100.0
Nieuwland
7.957
51.6 3.397
22.0
772
5.0
500
3.2
380
2.4
647
4.2 1.757
Groenoord
7.153
77.2
273
2.9
118
1.3
222
2.4
149
1.6
529
5.7
816
8.8 9.260 100.0
Kethel
3.530
89.5
27
0.7
6
0.2
18
0.5
23
0.6
219
5.6
120
3.0 3.943 100.0
Woudhoek
7.363
89.3
63
0.8
10
0.1
95
1.2
20
0.2
395
4.8
297
3.6 8.243 100.0
Spaland
5.179
86.7
64
1.1
17
0.3
153
2.6
17
0.3
294
4.9
250
4.2 5.974 100.0
884
1.2 3.945
5.2 5.659
7.5 75.168 100.0
Schiedam
55.707
74.1 5.657
7.5 1.349
1.8 1.960
2.6
Rotterdam (1998)
58.3
6.4
4.7
8.2
2.2
9.8
10.4
100.0
Nederland (1998)
88.4
1.8
1.5
1.6
0.5
3.6
2.7
100.0
Bron: GBA
111
Ontwikkelingsprogramma
Inwoners naar huishoudenssamenstelling per 1-1-1999, absoluut en in procenten Wijk
Hoofd+echtg. Hoofd+echtg. z.k.
Centrum
Hoofd+kind
Echtgenote
Kind
Alleenstaande Man, samenw. Vrw, samenw.
m.k.
m.k.
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
341
9.5
267
7.5
85
2.4
6.8
17.0
623
%
Totaal
m.k.
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
17.4 1.559
43.6
47
1.3
46
%
Abs.
%
1.3 3.576 100.0
Oost
893
8.3 1.042
9.7
425
4.0 1.930
18.0 2.542
23.7 3.671
34.2
112
1.0
114
1.1 10.729 100.0
West
1.017
8.7 1.318
11.3
340
2.9 2.328
20.0 3.154
27.1 3.218
27.7
123
1.1
130
1.1 11.629 100.0
Zuid
667
Nieuwland
1.493
Groenoord
10.4
673
10.5
246
3.8 1.338
20.9 1.550
24.2 1.768
27.6
81
1.3
81
1.3 6.404 100.0
9.7 1.393
9.0
685
4.4 2.885
18.7 4.031
26.2 4.654
30.2
135
0.9
134
0.9 15.410 100.0 0.8 9.260 100.0
1.381
14.9
719
7.8
428
4.6 2.091
22.6 1.950
21.1 2.553
27.6
67
0.7
71
Kethel
550
13.9
478
12.1
86
2.2 1.031
26.1 1.062
26.9
630
16.0
53
1.3
53
1.3 3.943 100.0
Woudhoek
983
11.9 1.134
13.8
147
1.8 2.116
25.7 2.334
28.3 1.433
17.4
48
0.6
48
0.6 8.243 100.0
18.3
73
1.2 1.516
25.4 2.113
35.4
641
10.7
57
1.0
57
1.0 5.974 100.0
10.8 2.515
3.3 15.843
21.1 19.359
25.8 20.127
26.8
723
1.0
734
1.0 75.168 100.0
Spaland Schiedam
426
7.1 1.091
7.751
10.3 8.115
Rotterdam (1998)
8.7
8.7
5.5
17.3
25.0
34.7
n.b.
n.b.
100.0
Nederland (1998)
9.6
12.4
2.7
23.1
28.9
22.0
0.6
0.6
100.0
Bron: GBA, CBS Hoofd + echtg.z.k.
= hoofd van het gezin met echtgenote zonder kind(eren)
Hoofd + echtg.m.k.
= hoofd van het gezin met echtgenote met kind(eren)
Man, samenw.m.k.
= man, samenwonend met kind(eren)
Vrw, samenw. m.k.
= vrouw, samenwonend met kind(eren)
112
Partnerschap voor de stad; Een overzicht van publiek private samenwerking bank; co-sponsoren Notariskantoor Van der Valk & Bonga, Klaasse & Klaasse Accountants en Belastingadviseurs en de gemeente Schiedam. Voorts zijn 33 lokaal, regionaal en landelijk werkende bouwers en ontwikkelaars, de plaatselijke makelaars en de woningstichting Woonplus Schiedam aangesloten. Het werkkapitaal is jaarlijks circa ƒ 275.000,-.
Met het toenemend vertrouwen in de stad en het gevoerde beleid, neemt ook de bereidheid toe bij partners om te investeren in de stad. Wat blijkt uit een toenemend aantal overeenkomsten op uiteenlopende terreinen als wonen, werken, leefbaarheid, cultuur en culturele vorming, herstructurering bedrijfsterreinen, stadsvernieuwing, centrumontwikkeling en toerisme. • Stichting De Schiedamse Molens (1981) Doel: het in goede staat brengen en houden van de Schiedamse korenmolens, advisering daarover en het stimuleren van de belangstelling voor de Schiedamse molens. Deelnemers: de Vereniging De Hollandsche Molen, de VVV, Noordmolen B.V., de Rotaryclub Schiedam, het Centrummanagement, de vereniging De Molenvrijwilligers Schiedam en de gemeente Schiedam;
• Kunst en cultuureducatie (1997). Doel: het verzorgen van kunst en cultuureducatie voor het basis- en voortgezet onderwijs in Schiedam. Financiers zijn het VSB-Fonds Schiedam-Vlaardingen (ƒ 330.000,-), de Provincie, het Rijk en de gemeente Schiedam. Looptijd: 1997-2001;
• Stichting Beschermd Stadsgezicht Schiedam (1986) Doel: het nemen en begeleiden van initiatieven die de instandhouding van beschermde panden op grond van de Monumentenwet beogen, alsmede die de instandhouding van de historische panden beogen gelegen binnen het als beschermd stadsgezicht aan te wijzen gebied. Deelnemers: het VSB-Fonds Schiedam-Vlaardingen, de gemeente Schiedam en circa 75 donateurs (marktpartijen + particulieren);
• Intentieovereenkomst vestiging Jan des Bouvrie Designcentrum Schiedam (maart 1998). Doel: het door de gemeente Schiedam aan Jan des Bouvrie afstoten van panden aan de Lange Haven t.b.v. de vestiging van een toonzaal voor hoogwaardige interieurproducten, met bijbehorende brasserie en ontwerpstudio. De panden zijn inmiddels afgestoten, verbouw en restauratie is gaande en in het voorjaar van 2000 zal het centrum openen;
• Stichting De Gekroonde Brandersketel (1989) Doel: het oprichten van het Nederlands Gedistilleerd Museum. Initiatiefnemers: het Productschap voor Gedistilleerde Dranken, elf Nederlandse distillateurs en de gemeente Schiedam. Hoofdsponsoren zijn de N.V. Vereenigde Glasfabrieken, het VSB-Fonds Schiedam-Vlaardingen en de VSB-bank Schiedam-Vlaardingen. Voorts is er een groot aantal commerciële en particuliere co-sponsoren, sponsoren, supporters, vrienden voor het leven en vrienden die financieel bijdragen of hebben bijgedragen aan het in juni 1996 geopende Nederlands Gedistilleerd Museum De Gekroonde Brandersketel;
• Samenwerkingsovereenkomst Centra voor Werk en Inkomen Nieuwe Waterweg Noord (1998). Doel: De dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers te verbeteren, het beroep op de sociale zekerheid zoveel mogelijk te beperken door een actief beleid gericht op instroombeperking en uitstroombevordering en de efficiëncy van de gezamenlijke activiteiten te verhogen. Deelnemers: Arbeidsvoorziening, de uitvoeringsorganisaties voor werknemersverzekeringen en de gemeenten Schiedam, Vlaardingen en Maassluis. Centra voor Werk en Inkomen zijn in de drie gemeenten inmiddels operationeel.
• Stichting Exploitatie van Schiedamse Musea van Bedrijf en Techniek (1996) Doel: de exploitatie van het Nederlands Gedistilleerd Museum De Gekroonde Brandersketel en de Museummolen De Nieuwe Palmboom. Deelnemers: de distillateurs en de gemeente Schiedam. De herbouw van molen De Palmboom is indertijd mogelijk gemaakt door de Stichting Herbouw De Palmboom (1983), met als initiatiefnemers: de Stichting Schiedamse Molens, de Vereniging De Hollandsche Molen, de gemeente Schiedam en diverse marktpartijen. De molen werd in mei 1993 in gebruik genomen. Vermeldenswaard is dat in aansluiting op de herbouw van de Palmboom de Stichting Restauratie Werkplaats is ontstaan met het doel het (bedrijfsmatig) restaureren van monumenten, w.o. molens. De Stichting verschaft werk aan vier mensen;
•
Stichting Centrummanagement Schiedam (sept. 1998). Doel: het stimuleren van het economisch functioneren van het centrum van Schiedam in de ruimste zin van het woord. Deelnemers zijn de winkeliersverenigingen, eigenaren van (winkel)panden, ABN-AMRO bank, de horeca, de culturele instellingen, de VVV Schiedam en de gemeente Schiedam. De Stichting is de geformaliseerde en breder samengestelde opvolger van het sinds 1994 al bestaande informele samenwerkingsverband tussen de centrumwinkeliers en de gemeente;
• Grondexploitatiemaatschappij "Sveaparken" C.V. (november 1998) met de deelnemers Bemog Vastgoed Financieringsmaatschappij B.V., Amstelland Vastgoed Deelnemingen Rotterdam B.V., Bokx Vastgoed B.V. en Kommun B.V. namens de gemeente Schiedam. Doel: het risicodragend uitvoeren van de grondexploitatie voor de woonwijk Sveaparken met circa 1.050 woningen. De Ontwikkelingscombinatie Sveaparken B.V. met als deelnemers de eerder genoemde marktpartijen neemt de realisering voor haar rekening;
• De Vernieuwde Stad b.v. (1994). een samenwerkingsverband van drie bouwondernemingen en de gemeente. Een combinatie die later werd vervangen onder de naam Vernieuwde Stad Schiedam b.v., met het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten, woningstichting Woonplus en de gemeente Schiedam. Doel: het in het kader van de stadsvernieuwing realiseren van bouw- en verbouwprojecten waar particulieren het laten afweten;
• Convenant terzake van de Herstructurering Wiltonhaven Schiedam (maart 1999). Een samenwerkingsovereenkomst met het doel om via investeringen in de sanering van milieuverontreiniging, sloop, aanleg en herstel van algemene infrastructuur het Wiltonhavengebied tot (her)ontwikkeling te brengen. Partijen zijn Wiltondok B.V., Van Seumeren Holland B.V., Huisman Vastgoed B.V., Dok en Werfmaatschappij Wilton Fijenoord B.V., de gemeente Rotterdam, de provincie Zuid-Holland en de gemeente Schiedam. De investeringen omvatten 100 miljoen gulden
• Stichting Woonpromotie Schiedam (1996). Doel: het m.b.v. een wooninformatiewinkel geven van informatie over het wonen en de woonomgeving, het promoten van het wonen in Schiedam en het bevorderen van de verkoop van nieuwe koopwoningen en van de verhuur van lichten ongesubsidieerde huurwoningen. Deelnemers: hoofdsponsor VSB-
113
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 3
Ontwikkelingsprogramma
erf een centrale rol speelt. Dit op basis van een kwalitatief hoogwaardig en breed cultureel aanbod en met de bedoeling bij te dragen aan de binnenstedelijke ambiance en extra economische en sociaal-maatschappelijke spin-off te bereiken. Deelnemers: de Stichting Schiedamse Theaters, enkele marktpartijen en de gemeente Schiedam;
door het bedrijfsleven en 20 miljoen door de betreffende overheden. Looptijd 1999-2003 • Convenant 'Partners in Leefbaarheid' Groenoord-Zuid (sept.1999) Doel: het verbeteren van het leefklimaat in Groenoord-Zuid; in eerste instantie (sept. 2000) resulterend in een beter aanzien van de straten en het continueren en stimuleren van betrokkenheid van de bewoners van de buurt. Deelnemers zijn: de Bewonersvereniging Leefbaar Groenoordzuid, Stichting Woonplus, ONS-milieu, Politie Rotterdam-Rijnmond (basiseenheid Groenoord-Zuid), Stichting de Blauwe Brug, Stedelijk Gymnasium Schiedam en de gemeente Schiedam;
• Letter of Intent Initiatiefgroep Binnenstad Schiedam (oktober 1999). Zie bijlage 6. Publiek-private samenwerkingsovereenkomsten zijn in voorbereiding voor: • de herstructurering van de- na-oorlogse wijk Groenoord; • de herstructurering (vervolgaanpak) van de vroeg na-oorlogse wijk Nieuwland; • de ontwikkeling van de kantoorlocatie Schieveste; • de reconstructie (functieverandering) van de Houthaven e.o. (van houthandel naar hoogwaardig binnenstedelijk woongebied); • de marketing en stadspromotie voor (en door) de gemeenten Schiedam en Vlaardingen. E.e.a. mede met financiering vanuit de markt.
• Letter of Intent Woonplus Schiedam en de gemeente Schiedam (oktober 1999); zie bijlage. Doel: het vastleggen van afspraken op hoofdlijnen over te nemen initiatieven in het kader van de stedelijke vernieuwing in de periode tot 2005. Dit met in achtneming van de Prestatieafspraken 1999 en het Convenant tussen de gemeente Schiedam en de toenmalige Woningstichting Noordvest d.d. 16 december 1997. • Stichting Stadserffestival Schiedam i.o. Doel: het organiseren van culturele activiteiten voor Schiedam en zijn bewoners, waarbij het Stads-
114
Samenhang in stedelijke problematiek en aanpak zijn er ook beperkingen en bedreigingen.
Schiedam is een middelgrote voormalige industriestad in het stedelijk gebied langs de Nieuwe Waterweg. Aanvankelijk solitair gelegen, maar met zijn grote historische binnenstad inmiddels in het aaneengesloten grootstedelijk gebied opgenomen. Dit bepaalt zijn situatie en bijzondere stedelijke problematiek.
• Kansen zijn er op grond van het grote consumentenpotentieel op korte afstand van de stad, de toegevoegde waarde die de oude binnenstad in regionaal verband kan hebben en de goede bereikbaarheid en strategische ligging in de regio. • Bedreigingen zijn met name gelegen in de zwakke concurrentiepositie binnen de regio, de instroom van lage inkomens en uitkeringsgerechtigden, de voortgaande schaalvergroting, de milieubelasting, de achterblijvende regionale economie en de (deel-)afhankelijkheid van bovenlokale afweging en prioritering.
Bijzondere situatie Naast de problematiek, die zich ook in veel andere oudere industriesteden voordoet, kent Schiedam als bijzondere factor de ligging direct tegen de centrale grote stad en de nabijheid van andere, veelal jongere steden. Dat betekent het op veel fronten tegelijk moeten aanpakken van oudstedelijke problematiek en achterstanden op sociaal, economisch en fysiek-ruimtelijk gebied, terwijl op korte afstand volop wordt gewerkt aan het uitbreiden en versterken van voorzieningen en de aanleg en bouw van concurrerende nieuwe en ruime bedrijfsterreinen en woonwijken. Daar komt bij dat vroeger de binnenstad nog een stedelijk centrum met alle relevante voorzieningen was, maar dat de verzorgende positie daarvan inmiddels grotendeels is weggevallen. Wat bleef zijn de vele monumentale panden en gevarieerde stedelijke functies van de Oudhollandse stad. Toen met voldoende economisch en cultureel draagvlak en functioneel bestaansrecht voor de binnenstad; nu vooral waardevol cultuurhistorisch erfgoed en uitdagend stedenbouwkundige kader, maar tegelijk ook een voor de Schiedamse samenleving bijna niet te dragen last.
Daar komt bij dat de stad op veel terreinen een achterstand in investeringen heeft, een geringe verdiencapaciteit kent en over weinig financiële middelen beschikt. Dat compliceert de situatie en maakt een geconcentreerde, ruimtelijk en procedureel samenhangende aanpak tegelijkertijd moeilijk en noodzakelijk. Dat verklaart ook waarom er op veel terreinen weliswaar actie is, maar het rendement achterblijft. Waarom er kansen verloren gaan en het stedelijk vernieuwingsproces zo traag verloopt. Samenhang in aanpak Naast een groter vertrouwen in eigen mogelijkheden en kunnen, moet de oplossing van de problematiek worden gevonden in een verdere integratie van het beleid en een strategischer aanpak. Door verspreid in de tijd genomen initiatieven meer te bundelen en in een korter tijdsbestek uit te voeren, kan meer effect worden bereikt. Daarbij komt dat stedelijke problemen zich door hun aard niet in korte tijd laten oplossen en dat op meerdere terreinen gelijktijdig ingezet beleid geruime tijd moet worden volgehouden, voordat resultaat zichtbaar wordt. Wanneer planontwikkeling en -uitvoering bovendien in samenwerking met relevante partijen uit de samenleving en het bedrijfsleven tot stand komen, ontstaat een belangrijke meerwaarde en groter draagvlak. Beide zijn nodig voor een breed gedragen stedelijke vernieuwing en het herstel van stedelijke dynamiek.
Door het kwalitatief slechte (vooroorlogse), eenzijdige en goedkope woningaanbod en de gevolgen van de sluiting van bedrijven in de scheepsbouw, scheepsreparatie en de metaalconstructie, is het inwonertal sterk afgenomen, de samenstelling van de bevolking eenzijdig geworden (veel laaggeschoolden, lage inkomens en uitkeringsgerechtigden) en het economisch draagvlak sterk afgenomen. Mede daardoor is de stad niet meer in staat om de noodzakelijke kwaliteit van de woon- en leefomgeving op peil te houden en de binnenstad goed te laten functioneren. Er treedt verval op en het voorzieningenniveau wordt aangetast. Wat nog wordt versterkt door de gevolgen van de sterk toegenomen mobiliteit (met oriëntatie op wonen en gebruik van voorzieningen, elders in de regio) en de voortgaande schaalvergroting (bundeling van voorzieningen op strategische locaties). Daar komt bij dat vernieuwing en herstructurering in Schiedam vrijwel geheel binnen het bestaand stedelijk gebied moeten plaatsvinden en daardoor complex en kostbaar zijn.
Inhaalslag en instrumentarium Toch kan niet alles worden verwacht van grotere samenwerking en een ruimere inzet van particuliere middelen. Waar achterstanden en structurele knelpunten bestaan en geen basiskwaliteit wordt geleverd (bijv. in de openbare ruimte), zal een inhaalslag moeten plaatsvinden. Daarbij wordt een fors beroep gedaan op de lokale overheid.
Kernproblematiek De kern van de Schiedamse problematiek is gelegen in het samenvallen van een zwakke sociale structuur, een (mede als gevolg daarvan) gering economisch draagvlak, een aanzienlijke achterstand in investeringen en een slecht imago. Bovendien leidt de eenzijdige bewoningssituatie op wijkniveau vaak tot het vertrek van kader en daarmee tot verlies van sociale samenhang.
Extra financiële middelen, een grotere lokale budget- of verdeelbevoegdheid en een aangescherpt juridisch instrumentarium zijn voor een effectief beleid belangrijke voorwaarden. Bovendien zal in regionaal bestuurlijk verband meer oog voor de bijzondere situatie van Schiedam en zijn stedelijke problematiek moeten ontstaan en zal een verdergaande afstemming van regionaal beleid op de noden van het lokale schaalniveau moeten plaatsvinden. Dit omdat er, naast de voordelen van de inzet op het regionale niveau, ook lokaal belangwekkende toegevoegde waarden voor de regio kunnen worden bereikt.
Potenties zijn er daarentegen wel, maar het autonoom vermogen om deze te benutten is onvoldoende. Daarvoor moeten er teveel zaken min of meer gelijktijdig gebeuren en is het vertrouwen in eigen kunnen per saldo te gering. De vaak negatieve ervaringen uit de periode van stedelijk verval in de jaren zeventig en tachtig, en het latente besef dat wat lokaal niet kan of gebeurt, in de regio wel tot stand komt, dragen daaraan sterk bij. Kortom: een weinig inspirerende uitgangspositie.
Een impuls Het is vanuit deze situatie dat Schiedam wil werken aan een beter functionerende stad en samenleving. In de context van de stedelijke regio kansen benuttend en specifieke, oudstedelijke kwaliteit aan het regionale aanbod toevoegend. Waar nodig via ingrijpende maatregelen en vernieuwing, maar tegelijkertijd met een open oog voor het eigene en de belangen van
De ligging in het grootstedelijk gebied heeft mede daardoor een forse invloed op de stedelijke herstructurering en vernieuwing. Want naast kansen,
115
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 4
Ontwikkelingsprogramma
meer mogelijkheden voor werk-aan-huis; - meer kansen op werkervaring en arbeidsparticipatie;
zwakke groepen in de samenleving. Een inzet gericht op het bereiken van een nieuw en duurzaam evenwicht tussen de stad en haar samenleving.
4. revitalisering van de oude binnenstad en omliggend gebied met oude havens tot een aantrekkelijk binnenstedelijk woon-, werk-, leef- en beleefgebied; als onderdeel van het stedelijk kerngebied. Doelen: - behoud en herstel van de monumentale binnenstad; - het versterken van de aanwezige voorzieningen en het benutten van het cultureel en toeristisch-recreatief potentieel; - het creëren van gevarieerde werkgelegenheid op korte afstand van de woongebieden. Werkgelegenheid ook van belang voor laaggeschoolden en mensen met bijzondere of beperkte werktijden; - het uitbreiden van kwalitatief hoogwaardig binnenstedelijk woningaanbod; - het binden en op Schiedam oriënteren van (extra) koopkracht; - het toevoegen van een gezellige oude binnenstad ("Montmartre aan de Maas") aan het regionaal cultureel en toeristisch-recreatief aanbod.
Dit veronderstelt een forse impuls, waarbij op meerdere terreinen tegelijk actie wordt ondernomen. De samenhangende speerpunten in het beleid liggen daarom de komende jaren bij: 1. herstructurering en uitbreiding van het woningaanbod en meer kwaliteit in de woon- en leefomgeving. Doelen: - een meer gevarieerde bevolking; zowel stedelijk als op wijkof stadsdeelniveau; - een groter economisch draagvlak en meer sociale samenhang; - een betere regionale concurrentiepositie; 2. sociale activering, zorg, opvang, scholing en begeleiding. Doelen: - een grotere maatschappelijke participatie; - meer kansen in de samenleving en op de arbeidsmarkt; - meer sociale cohesie in wijken en buurten (sociaal leefklimaat); - een versterking van het verenigingsleven; 3. uitbreiding en diversificatie van de werkgelegenheid; mede op basis van een verbetering van de verkeer- en vervoersinfrastructuur (knooppunten), de herstructurering van oude bedrijfs- en werfterreinen en de aanpak van de binnenstad. Doelen: - meer en meer gevarieerde (w.o. deeltijd, flexibel en laaggeschoolde) arbeidsplaatsen; - verbetering economische infrastructuur en versterken lokale economie en bestedingen; - verruimen draagvlak voor voorzieningen (gebruik en concentratie); - kortere woon-werk afstanden, betere bereikbaarheid en
5. intensivering van het wijk- of gebiedsgericht werken, met behulp van strategische, meerjarige wijk- en gebiedsplannen. Doelen: - vergroten van de participatie in en medeverantwoordelijkheid van bewoners, ondernemers en instellingen voor de stad en de wijken; - meer stedelijke woon-, werk- en leefkwaliteit; - het bereiken van een duurzame stedelijke ontwikkeling, en - een groter welzijn en welbevinden van Schiedammers.
116
Letter of Intent: Woonplus Schiedam – Gemeente Schiedam Doel is het verkrijgen van een betere sociale en fysieke woon- en leefomgeving. Woonplus Schiedam stemt haar beheerinitiatieven daarop mede af.
Schiedam, 9 oktober 1999. In goed overleg tussen vertegenwoordigers van 'Woonplus Schiedam', eigenaar en beheerder van ruim15.500 woningen zijnde 45% van het stedelijk aanbod en de gemeente Schiedam, is in het licht van de stedelijke vernieuwing in de periode tot 2005 over de volgende onderwerpen overeenstemming bereikt:
Groenoord De investeringsplannen van Woonplus Schiedam in de periode 2000 tot en met 2004 bedragen voor Groenoord ongeveer 123 miljoen gulden. Het gaat hier om het eerste deel van planfase 2000 - 2007 en omvat een investeringsprogramma van 950 woningverbeteringen, 300 sloop en nieuwbouw van 320 woningen (70 huur, 250 koopwoningen). De investeringen in de leefbaarheid sluiten aan op de inrichting van een wijkservicepunt (onderhoud, toezicht en dienstverlening) en de aanpassing van de woon- en leefomgeving met onder meer een versterking van de groenfunctie. Partijen maken nadere afspraken over de taakverdeling; later gevolgd door vervolgafspraken voor de periode na 2004.
Onderliggende afspraken Onderliggend aan deze Letter of Intent gelden: • de prestatieafspraken 1999 ev., tussen de gemeente Schiedam en de voormalige Woningbouwvereniging Schiedam/Woningstichting Noordvest zoals die zijn verwoord in het document ‘Van afspraak naar Inspanning’; • convenant Gemeente Schiedam - Woningstichting Noordvest, dd. 16 december 1997, inzake nadere afspraken rond de verzelfstandiging van WSN met het doel de WSN een gezondere financiële start te laten maken.
De Oude wijken en de binnenstad Aankoop en verbetering. Woonplus Schiedam heeft te kennen gegeven dat zij, in aanvulling op de activiteiten van De Vernieuwde Stad Schiedam, de komende vijf jaar elk jaar 20 tot 40 woningen in de binnenstad en de oude wijken wil aankopen. Hiermee is een totaal investeringsbedrag gemoeid van 2,5 miljoen gulden per jaar. De woningen worden gerenoveerd en verkocht of verhuurd, dan wel gesloopt en door nieuwbouw in de huur of koopsector vervangen. Woonplus Schiedam compenseert het daarbij te verwachten exploitatieverlies door de komende vijf jaar circa 250 woningen extra in de verkoop te brengen. In overleg worden per gebied de prioriteiten vastgesteld. Het doel is het verbeteren van de woon- en leefomgeving in het vooroorlogs stedelijk gebied en een impuls te geven aan de kwaliteit en de differentiatie van het daar aanwezige onroerend goed.
Woonwijkplannen Voor elke Schiedamse wijk wordt een strategisch wijkplan gemaakt met een looptijd van vijf tot zeven jaar. Deze plannen komen tot stand in samenwerking met direct betrokkenen: bewoners, eigenaren, ondernemers, gebruikers, Woonplus Schiedam en gemeente Schiedam en worden op planniveau bekrachtigd in convenanten. Wijkcarrousel Omdat de schaarse middelen een aanpak in alle wijken tegelijk niet toelaten, is een keuze gemaakt welke gebieden eerst en welke later aan de beurt komen. Overeengekomen is vanaf het jaar 2000 zoveel mogelijk de hierna genoemde cyclus op gang te brengen: 1999/2000: Groenoord: wijkontwikkelingsvisie afronden 1999/2000: Nieuwland: actualiseren beheerplan 2000: Schiedam-Oost: opstellen wijkplan 2001: Schiedam-West, incl. Slachthuisbuurt: opstellen wijkplan 2001: Schiedam-Zuid: actualiseren wijkplan 2002: nog aan te wijzen woonwijk/gebied 2003: Binnenstad e.o.: actualiseren beleidsnota en actieplan
Schiedam-Oost De situatie in Oost is van dien aard dat hoge prioriteit wordt gegeven aan een spoedige en integrale visie en aanpak van de wijk. Er is overeenstemming dat de wijkcarrousel in Oost van start gaat met een gezamenlijk te ontwikkelen wijkplan. Schiedam-Zuid Het bestaande wijkperspectiefplan zal worden geactualiseerd en meer integraal worden opgezet.
Na-oorlogse wijken Nieuwland en Groenoord In Nieuwland en Groenoord is een ingrijpende herstructurering noodzakelijk. Voor beide wijken geldt dat de investeringen in gebouwen, in openbare ruimte en in kwaliteit van de sociale leefomgeving, inclusief de proceskosten (bijvoorbeeld verhuiskosten) onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Uitgaande van de noodzaak van een integrale aanpak zal voor beide partijen een acceptabele taakverdeling tot stand komen. Woonplus Schiedam zal in beide wijken een bedrag van ongeveer zes miljoen gulden investeren in leefbaarheid. Daar waar sloop/nieuwbouw plaatsvindt, zorgt Woonplus Schiedam voor een Sociaal Plan.
Schiedam-West Er zal voor deze wijk in 2001 een integraal wijkplan worden opgesteld. Speciale aandacht krijgt de 'Slachthuisbuurt' die in het kader van de carrousel aan Schiedam-West is gekoppeld. In 2001 wil Woonplus een start maken met de aanpak in deze buurt.
Verenigingen van eigenaren (VVE's) Woonplus Schiedam gaat zich waar mogelijk bezighouden met het activeren van slapende VVE's. Ook zal zij daar waar het is gewenst, het VVEbeheer op zich nemen, dan wel daaraan diensten verlenen.
Nieuwland De investeringsplannen van Woonplus Schiedam in de periode 2000 tot en met 2004 bedragen voor Nieuwland ongeveer 190 miljoen gulden. Het betreft een globaal investeringsprogramma van 1.650 woningverbeteringen, 380 sloop, 330 nieuwbouw (200 huur, 130 koop) en 60 verzorgingsunits voor Turkse ouderen. De gemeente sluit waar nodig aan met verbetering en herinrichting van het openbaar gebied. Zij zal zich eveneens inzetten voor initiatieven op sociaal, cultureel en educatief terrein.
Vervolg Belangenbehartiging Partijen zullen pro-actief en waar mogelijk gezamenlijk de vertegenwoordigers van de Rijksoverheid informeren over de situatie in Schiedam en hen ervan overtuigen dat het realiseren van de in het MeerjarenOntwikkelingsProgramma en deze Letter of Intent bedoelde ambities extra financiële
117
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 5
Ontwikkelingsprogramma
ondersteuning uit het ISV en Gsb absoluut noodzakelijk maakt.
MeerjarenOntwikkelingsProgramma Deze Letter of Intent, waarmee de gemeente Schiedam en Woonplus Schiedam hun bedoelingen en afspraken voor de komende GSb/ISV-periode kenbaar hebben gemaakt, zal worden toegevoegd aan het MeerjarenOntwikkelingsProgramma 2000 - 2004 van de gemeente Schiedam. Woonplus Schiedam Directie J. Feijtel mw. F.A. de Graaf
Gemeente Schiedam College van Burgemeester en Wethouders R. Scheeres
118
Intentieverklaring ondernemers Intentieverklaring
spreekt het voornemen uit om samen met de gemeente Schiedam
De "Initiatiefgroep Binnenstad" waarin vertegenwoordigd zijn: stichting Centrummanagement Schiedam, Amvest Vastgoed, HBG Vastgoed, Woonplus Schiedam, Anke Bodewes Makelaardij o.g., Kamer van Koophandel Rotterdam, ten deze vertegenwoordigd door
• nog dit jaar te starten met het formuleren van een Gezamenlijk Plan van Aanpak voor de binnenstad dat vastlegt op welke wijze in aanvulling op de bestaande gemeentelijke beleidsnota's een krachtig, gezamenlijk onderschreven Integraal Ontwikkelingsplan tot stand kan komen dat in ieder geval zal bestaan uit de volgende elementen: • marktconforme programma's voor wonen, winkels, uitgaan en overige binnenstadsfuncties; • de samenhang tussen functies, gebiedsdelen en factoren; • een daarbij behorende stedenbouwkundige visie; • financieel en juridisch instrumentarium zoals actief aankoopbeleid, toepassing Wet Voorkeursrecht Gemeenten, onteigening, etc; • oplossingen voor complexe eigendomsverhoudingen zoals een grondfonds en/of een pandenbank; • organisatorische en juridische vormgeving van de samenwerking tussen gemeente, de marktpartijen en overige duurzaam belanghebbenden; • creatieve oplossingen voor specifieke binnenstadsproblemen; • communicatie en marketing; • planning, prioriteiten en fasering. • waarbij de voorgenomen maatregelen uit de zgn 'paarse folder' de samenwerking niet in de weg staat, of overbodig maakt, maar deze maatregelen juist in een breder perspectief kan plaatsen en versterken en uiterlijk op 01-02-2000 tot een samenwerkingsovereenkomst te komen.
dhr C. Coppens, voorzitter stichting Centrummanagement Schiedam, hierna te noemen "Initiatiefgroep" Overwegende: • dat gemeente en Initiatiefgroep t.a.v. de binnenstad van Schiedam een aantal ongewenste ontwikkelingen constateren welke zijn samen te vatten in de begrippen: • functieverlies van bestaande gebouwen • veroudering van de openbare ruimte • verzwakking van het economisch functioneren • verzwakking van de woonfunctie • dat een vitale Schiedamse binnenstad door beide partijen van essentieel belang wordt geacht voor alle inwoners van de stad • dat de gemeente in een aantal (beleids)nota's ("een toekomst voor de oorsprong", de Stadsvisie, het MeerjarenOntwikkelingsProgramma) belangrijke aanzetten heeft geformuleerd voor het perspectief van de binnenstad • dat vanwege hun directe belang bij de binnenstad en geprikkeld door de genoemde (beleids)nota's de Initiatiefgroep van mening is dat een krachtige gezamenlijke aanpak op basis van een goed doordacht Integraal Ontwikkelingsplan noodzakelijk is en daarom aan de oproep voor "samen optrekken" graag gehoor geeft, zoals aangegeven in de door de Initiatiefgroep opgestelde 'doorstartnotitie' van Stadsvisie via MeerjarenOntwikkelingsProgramma naar Integraal Ontwikkelingsplan van de binnenstad Schiedam als samenwerking tussen overheid en markt, d.d. oktober 1999.
Schiedam, 1 november 1999. Namens de Initiatiefgroep Dhr C. Coppens, voorzitter Stichting Centrummanagement Schiedam wg
119
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 6
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 7 Wonen Woningvoorraad naar eigendomsverhouding per wijk per 1-1-1998, absoluut en in procenten Wijk
Eigenaar Abs.
Centrum
Huurder %
Abs.
Totaal %
Abs.
%
695
34.2 1.339
65.8 2.034 100.0
Oost
1.241
23.2 4.110
76.8 5.351 100.0
West
1.932
37.5 3.221
62.5 5.153 100.0
Zuid
1.028
33.5 2.039
66.5 3.067 100.0
Nieuwland
958
12.8 6.552
87.2 7.510 100.0
Groenoord
239
5.1 4.418
94.9 4.657 100.0
Kethel
969
60.0
647
40.0 1.616 100.0
Woudhoek
1.135
34.0 2.203
66.0 3.338 100.0
Spaland
1.521
80.0
380
20.0 1.901 100.0
Schiedam
9.718
28.1 24.909
71.9 34.627 100.0
Rotterdam
22.0
78.0
100.0
Nederland
49.0
51.0
100.0
Woningvoorraad naar bouwwijze per wijk per 1-1-1998, absoluut en in procenten Wijk
Eengezins-
Meergezins-
woningen
woningen
Abs. Centrum
%
Abs.
%
Totaal Abs.
%
421
20.7 1.613
79.3 2.034 100.0
Oost
704
13.2 4.647
86.8 5.351 100.0
West
1.581
30.7 3.572
69.3 5.153 100.0
Zuid
1.103
36.0 1.964
64.0 3.067 100.0
Nieuwland
477
6.4 7.033
93.6 7.510 100.0
Groenoord
168
3.6 4.489
96.4 4.657 100.0
Kethe
1.404l
86.9
Woudhoek
1.948
58.4 1.390
41.6 3.338 100.0
Spaland
1.501
79.0
400
21.0 1.901 100.0
Schiedam
9.307
26.9 25.320
73.1 34.627 100.0
21.5
78.5
Rotterdam
212
13.1 1.616 100.0
Bron: Woningkartotheek, COS Rotterdam
120
Economie Werkgelegenheid naar bedrijfstak per 1-1-1999, in absoluut aantal werkzame personen (>12 uur p.w.) en in procenten (volgens ´oude´ SBI-indeling) Bedrijfstak
Schiedam abs. Schiedam % Rotterdam %
Landbouw
31
0.1
0.2
Industrie
4.617
18.2
11.8
Bouw
2.285
9.0
5.4
Reparatie en handel
5.366
21.1
14.1
Horeca
616
2.4
2.7
Transport
1.219
4.8
13.5
Zakelijke dienstverlening
4.569
18.0
23.5
Overige dienstverlening
6.685
26.3
28.8
25.388
100.0
100.0
Totaal Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland
Aantal werkzame pers. (>12 Uur) in Schiedam naar bedrijfstak per 1 mei * (volgens SBI-indeling 1993) Bedrijfstak
Werkzame personen 1995
1996
1997
1998
45
43
41
43
31
142
172
153
152
144
4747
4394
4260
4103
4376
212
221
204
106
97
Bouwnijverheid
2270
2101
2195
2229
2285
Reparatie van consumentenartikelen en handel
5177
5292
5455
5259
5366
491
523
531
551
616
1519
1112
1228
1187
1219
390
376
391
422
440
zakelijke dienstverlening
3419
3539
3655
4034
4129
Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen
1142
1164
1131
1176
1205
Onderwijs
1028
946
1022
1060
1113
Gezondheids- en welzijnszorg
3398
3358
3097
3252
3416
991
1003
1014
1031
951
Landbouw, jacht en bosbouw Winning van delfstoffen Industrie Productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water
Horeca Vervoer, opslag en communicatie Financiële instellingen
1999
Verhuur en handel in onroerend goed, verhuur van roerende goederen en
Milieudienstverlening, cultuur, recreatie en overige dienstverlening Totaal
24971 24244 24377 24605 25388
Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland * M.i.v. 1995 worden de cijfers per 1 januari weergegeven
Inkomensgroepen %
Inkomensgroepen Midden
Hogere
Schiedam
38,6
16,1
Rijnmond
38,6
18,7
Nederland
40,0
20,0
Bron: CBS, Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 1996
121
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 8
Ontwikkelingsprogramma
Gemiddeld besteedbaar inkomen per jaar in Schiedam per persoon met 52 weken inkomen, 1996 Wijk
Inkomen in ƒ per jaar
Centrum
32.100
Oost
28.550
West
31.800
Zuid
31.250
Nieuwland
27.750
Groenoord
29.850
Kethel
34.500
Woudhoek
32.850
Spaland
37.250
Schiedam
30.900
Rotterdam
29.300
Nederland
31.700
Bron: CBS, Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) 1996
122
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 9 Sociaal Opleidingsniveau per wijk in Schiedam in 1997, in procenten Wijk
Opleiding max. LBO, MAVO
Totaal
MBO, HAVO, VWO
HBO, Universiteit
Centrum
37
29
34
100
Oost
59
25
16
100
West
51
27
22
100
Zuid
68
24
8
100
Nieuwland
59
26
15
100
Groenoord
63
25
12
100
Kethel
44
31
25
100
Woudhoek
46
39
15
100
Spaland
48
31
21
100
Schiedam
55
28
17
100
Rotterdam
49
31
20
100
Nederland
40
40
20
100
Bron: Omnibusonderzoek 1997 (1400 personen van 16 jaar e.o.), COS Rotterdam, CBS
Niet werkende werkzoekenden naar inschrijfduur per wijk in Schiedam per 1-1-1999, absoluut en in procenten Wijk
6-12 mnd.
12-24 mnd.
>24 mnd.
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
36
23.1
23
14.7
47
30.1
50
32.1
156 100.0
Oost
176
24.6
79
11.0
200
28.0
260
36.4
715 100.0
West
123
24.3
55
10.9
152
30.0
176
34.8
506 100.0
Zuid
87
25.1
31
9.0
107
30.9
121
35.0
346 100.0
Centrum
< 6 mnd.
Totaal Abs.
%
Nieuwland
319
21.5
148
10.0
418
28.1
600
40.4 1.485 100.0
Groenoord
109
21.8
55
11.0
183
36.7
152
30.5
Kethel
28
39.4
8
11.3
15
21.1
20
28.2
71 100.0
Woudhoek
54
32.0
24
14.2
46
27.2
45
26.6
169 100.0
Spaland
27
35.5
6
7.9
26
34.2
17
22.4
76 100.0
1
20.0
-
-
3
60.0
1
20.0
5 100.0
960
23.8
429
29.7 1.442
35.8
4028 100.0
Wijk onbekend Schiedam
10.7 1.197
499 100.0
Bron: RBA
Niet-werkende werkzoekenden naar etniciteit per wijk in Schiedam per 1-1-1999, absoluut en in procenten Wijk
Nederlands
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans
Overige
Arubaans
minderheden
Vluchtelingen
Overige
Totaal
allochtonen
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
Abs.
%
Centrum
126
80.8
3
1.9
1
0.6
8
5.1
4
2.6
3
1.9
-
-
11
7.1
Oost
473
66.2
81
11.3
29
4.1
38
5.3
12
1.7
17
2.4
1
0.1
64
9.0
715 100.0
West
354
70.0
52
10.3
8
1.6
16
3.2
7
1.4
24
4.7
1
0.2
44
8.7
506 100.0
Zuid
276
79.8
30
8.7
7
2.0
3
0.9
5
1.4
4
1.2
1
0.3
20
5.8
346 100.0
Nieuwland
526
35.4
460
31.0
99
6.7
36
2.4
64
4.3
97
6.5
5
0.3
198
13.3
1485 100.0
Groenoord
282
56.5
39
7.8
12
2.4
14
2.8
23
4.6
15
3.0
3
0.6
111
22.2
499 100.0
65
91.5
3
4.2
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
3
4.2
71 100.0
145
85.8
2
1.2
2
1.2
2
1.2
-
-
2
1.2
-
-
16
9.5
169 100.0
66
86.8
2
2.6
-
-
-
-
-
-
1
1.3
-
-
7
9.2
76 100.0
4
80.0
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
1
20.0
5 100.0
2.317
57.5
672
16.7
158
3.9
117
2.9
115
2.9
163
4.0
11
0.3
475
11.8
4028 100.0
Kethel Woudhoek Spaland Wijk onbekend Schiedam Bron: RBA •
Overige minderheden: Grieken, Italianen,(ex)Joegoslaven, Kaapverdianen, Portugezen, Spanjaarden, Tunesiërs
•
Vluchtelingen: Vietnamezen, Irakezen, Iraniërs, Somaliërs, Ethiopiërs
•
Overige allochtonen: Overige allochtonen, zowel uit rijke als arme landen
123
Abs.
%
156 100.0
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 10 Analyse cijfers bestand sociale zaken In relatie tot het Centrum voor Werk en Inkomen per 31-12-1998:
Cijfers van het Centrum voor Werk en Inkomen Aantal werkzoekenden in Schiedam waarvan: - > 1 jaar werkloos - fase 4 - allochtone werkzoekenden - MAVO/VBO en <
5068 3418 geen cijfers beschikbaar 2021 3691
Taakstelling 01-01-1999 tot 01-01-2004 - terugdringen aantal werkzoekenden > 1 jaar werkloos naar 2509 in 2003 = 909 (26,6 %) minder t.o.v. 01-01-1999 - terugdringen aantal allochtone werkzoekenden naar 1368 in 2003 = 653 (32,2 %) minder t.o.v. 01-01-1999 - terugdringen aantal werkzoekenden met MAVO/VBO en < naar 2180 in 2003 = 1511 (41 %) minder t.o.v. 01-01-1999
Cijfers van de sector SWW (Sociale Zaken) Aantal uitkeringsgerechtigden Abw, IOAW, IOAZ waarvan: - geen arbeidsplicht, fase 0 30 % van 3453= - fase 1 (direct bemiddelbaar) 10 % van 3453= - fase 2/3 (bemiddelbaar na traject) 20 % van 3453= - werkzoekenden >3 jaar werkloos 52 % van 3453= - allochtonen 50 % van 3453= - fase 4 (grote afstand arbeidsmarkt) 38 % van 3453=
3453 1036 345 691 1796 1727 1312
Taakstelling - periode 01-01-1999 tot 010-01-2004 - terugdringen aantal uitkeringsgerechtigden naar 2672 in 2003 = 781 (22,6%) minder ten opzichte van 31-12-1998
In schema 31-12-1999
31-12-2000
31-12-2001
31-12-2002
31-12-2003
Bestand Soza -vermindering cliënten
3280 (5%)
3116 (5%)
2961 (5%)
2812 (5%)
2672 (5%)
Bestand CWI -vermindering werkz.>1 jaar werkloos
3213 (6%)
3020 (6%)
2839 (6%)
2669 (6%)
2509 (6%)
Bestand CWI -vermindering allochtone werkzoekenden
1869(7,5%)
1729(7,5%)
1599(7,5%)
1479(7,5%)
1368(7,5%)
Bestand CWI -vermindering werkzoekenden MAVO/VBO en <
3322 (10%)
2990 (10%)
2691 (10%)
2422 (10%)
2180 (10%)
Bestand CWI -vermindering aantal geregistreerde werkzoekenden
4663 (8%)
2990 (8%)
3947 (8%)
3632 (8%)
3342 (8%)
124
Inspanningen / lopende trajecten ‘fase 4 cliënten’ Voor de bestandsanalyse is nagegaan hoeveel cliënten uit fase 4 in een arbeidsgericht traject zijn opgenomen. Fase 4 cliënten Aftrek: - personen < 23 jaar in sluitende aanpak opgenomen - personen > 58 jaar zonder arbeidsplicht
1284 53 -/56 -/1175 300 -/-
Aftrek: - personen die aangewezen zijn op een langdurig hulpverleningstraject (zorg) Resteert Daadwerkelijk in een arbeidsgericht traject opgenomen aantal personen: - taaltraject (gemiddelde duur 2 jaar) - werken aan motivatie/attitude ‘lik op stuk’ beleid - WIN-cliënten (toeleiding naar trajecten sluitende aanpak waaronder gesubsidieerde arbeid) - begeleiding/opleiding via externe toeleidingsinstituten - trajecten in het kader van reïntegratie arbeidsgehandicapten - volgt sociale activeringstraject - personen > 23 jaar (< 1 jaar werkloos) (arbeidsmarktgericht) traject in het kader van sluitende aanpak - opgenomen in traject ‘inkoop RBA / G86’
875 250 100 50 50 50 100 125 50 775
Meervoudige problematiek ‘fase 4 cliënten’ (op basis van 135 onderzochte cliënten) A. Score op belemmering (meerdere belemmeringen zijn mogelijk) B. Score op aantal maal dat een klant bij 135 personen
een belemmering heeft Aantal
%
28 x
21 %
57 x
2. psychische belemmering
47 x
Twee
38 x
28 %
3. verslavingsproblematiek
25 x
Drie
45 x
33 %
4. taalproblematiek
37 x
Vier
13 x
10 %
5. schuldenproblematiek
42 x
Vijf
6x
4%
6. zorgtaken
20 x
Zes
4x
4%
8x
Zeven
1x
7. relatieproblematiek
score eenmaal
Aantal
1. medische belemmering
8. opvoedingsproblematiek
14 x
Acht
9. huisvestingsproblematiek
9x
Negen
64 x
Tien
10. opleiding< middelbaar.onderwijs
125
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 11
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 12 Ontvangers van individuele huursubsidie (i.h.s.) naar wijk (jaar 1998) Wijk Centrum Oost
aantal i.h.s.- ontvangers
aantal huurwoningen
i.h.s. in % van aantal huurwoningen
Gemiddeld i.h.s.-bedrag per maand In ƒ
349
1339
26.1
243
1015
4110
24.7
238
West
665
3221
20.6
263
Zuid
542
2039
26.6
228
Nieuwland
2883
6552
44.0
219
Groenoord
1517
4418
34.3
286
Kethel
173
647
26.7
250
Woudhoek
660
2203
30.0
308
84
380
22.1
331
7888
24909
31.7
249
Spaland Schiedam
Bron: Ministerie van VROM
bronnen:
- beleidsplannen + verslagen ABW 1995, 1996, 1997, 1998, 1999 - bestandsgegevens SDMS sept. ‘98 - notities SZ/BVWS inzake onderzoek fase 4 cliënten 22-06-’99 - SZ marap 99-2 - artikel zorg en welzijn 17-08-’99 en RD 08-09-’99
126
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 13 Overzicht gerecapituleerde tekorten en te verwachten inkomsten (op grond van de extra-comptabele staat) Recapitulatiestaat, per saldo geen dekking
2000
2001
2002
2003
2004
hoofdstuk 3
4.779.000
4.505.000
5.969.000
3.444.000
1.739.000
hoofdstuk 4
1.966.000
2.053.000
2.003.000
2.003.000
1.903.000
hoofdstuk 5
835.000
685.000
875.000
815.000
265.000
hoofdstuk 6
374.500
341.500
238.000
171.000
171.000
hoofdstuk 7
148.000-
211.000-
277.000-
344.000-
344.000-
hoofdstuk 8
627.000
594.000
528.000
461.000
461.000
hoofdstuk 9
2.817.000
1.155.000
1.733.800
1.780.000
1.349.000
hoofdstuk 10 Per saldo geen dekking
765.000
2.380.000
765.000
765.000
3.200.000
12.015.500
11.502.500
11.834.800
9.095.000
8.744.000
Overzicht indicatieve rijksbijdragen onder het GroteStedenbeleid gebrachte regelingen voor 1999 tot en met 2004 Omschrijving
1999
(bedragen x 1 mln)
2000
2001
2002
2003
2004
1. Stadseconomie niet-fysiek
0,1
0,1
0,2
0,2
0,3
2. Stadseconomie fysiek
0,2
0,2
0,4
0,6
0,8
7,9
9,8
11,8
12,7
12,8
0,6
0,6
0,6
0,6
0,6
Opmerkingen
Werk en Economie
3. Instroom- en doorstroombanen
5,4
4. Sluitende aanpak 5. Stirea 6. Besluit inkoop dienstverlening
1,2
1,4
1,4
1,3
1,3
1,3
7. Gemeentelijk werkfonds/WIW
6,0
5,3
5,3
5,3
5,3
5,3
Vanaf 2001 aanname gebaseerd op bijdrage 2000
8. Melkertbanen Fysiek 9. Monumentenzorg 10. Stedelijke vern. (ISV+lokale milieuhinder) 11. Bodemsanering VINEX
1,2
5,0
5,6
8,6
8,5
0,3
0,4
0,4
4,0
12. Stadsvernieuwing
5,4
4,5
1,2
13. Subsidies monumentenzorg
0,4
0,4
0,3
14. herstructurering woningvoorraad
0,4
0,5
15. grootschalig groen in de stad
0,1
0,2
0,3
0,1
0,1
0,4
0,4
0,5
0,7
0,7
0,7
0,7
0,7
0,7
0,7
0,7
0,9
1,4
Sociale infrastructuur 16. Leefbaarheidsfonds
0,2
17. Voortijdig schoolverlaten 18. Kinderopvang en naschoolse activiteiten
0,7
19. Sportbeleid 20. Inburgering oudkomers
0,1
0,3
0,4
0,5
0,5
0,5
21. Projecten Jeugd en veiligheid
1,1
1,1
1,1
1,1
1,1
1,1
22. Onderwijs in allochtone talen (OALT)
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
1,7
23. Schoolbegeleidingsdiensten
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
0,5
24. Bestrijding onderwijsachterstanden
1,5
1,5
1,5
1,5
1,5
1,5
25. Tijdelijke regeling buitenschoolse opvang 26. Inburgering nieuwkomers (educatief)
1,1
1,1
1,1
1,1
1,2
1,2
27. Inburgering nieuwkomer (welzijn)
0,6
0,6
0,6
0,8
0,6
0,6
28. Regeling leefbaarheid, veiligh., stadsecon.
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
0,4
B&W-besluit 24-11-1998 (9801273) en bijbehorend raadsbesluit
Totaal
30,3
31,1
127
33,9
36,0
38,7
39,0
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 14 Stimulering kwaliteit Woningvoorraad men en een stimuleringsbeleid voor beheer en onderhoud; • de beoogde differentiatie krijgt per wijk vorm waarbij aandacht wordt gegeven aan het bevorderen van eigen woningbezit; • er moet een marktgerichte benadering worden ingezet door het ontwikkelen van beheersinstrumenten, gebruikmaking van marktpartijen en stimulering van private ontwikkelingen; • er dient een evenwicht te worden hersteld op sociaal-maatschappelijk vlak in relatie tot wonen en werken met meer aandacht voor veiligheid, gezondheid en energiezuinigheid.
De fysiek slechte situatie van de vooroorlogse woningvoorraad vraagt een continue aandacht met een meer strategisch en integraal karakter. Er dient ruimte te komen voor een meerjarenbeleid dat kan inhaken op het aangegeven beleid in de Stadsvisie met kerntaken als: • verminderen van de lage kwaliteit van de woningvoorraad; • verzorgen van grotere differentiaties in het woonaanbod-pakket; • bevorderen van het eigen woningbezit; • invoeren van een integraal strategische aanpak; • wonen voor de buurt meer markt-conform maken; • grotere inzet van particulieren en marktpartijen.
De gebieden, buurten en wijken zijn te karakteriseren binnen een matrix (toetsmodel) waardoor aan de te ontwikkelen plannen richting gegeven kan worden.
De laatste jaren is gewerkt aan een bredere aanpak van de woningvoorraad met als interstedelijk voorbeelden zoals: subsidie op termijn, revolving fund, actief onderhoudsbeheer, wonen boven winkels, VvE beheer, onderhoudsfinancieringen en p.p.s.-ontwikkelingen. Vanwege afnemende budgetten in de Stadsvernieuwing en het niet kunnen ontwikkelen van meerjarige afspraken in bestedingen is tot op heden geen verdere invulling gegeven aan deze doelstellingen. In intercity-verband is veel aandacht gegaan naar het naar voren brengen van de opgaaf in met name de particuliere woningvoorraad, daar waar Schiedam mede gepleit heeft in de richting van politiek Den Haag. Met de ontwikkeling van het GSb-ISV ontstaan nieuwe kansen die leiden tot het herontwikkelen van instrumenten voor de verbetering van de kwaliteit van de Schiedamse woningvoorraad.
* Zelfbeheersgebieden De fysieke kwaliteit vertoont enige achterstand terwijl de marktpositie redelijk tot goed is te noemen. De eigenaren zouden in staat moeten kunnen zijn om voldoende in hun woningen te investeren. Door de marktpositie blijven de woningen in waarde stijgen. Uit deze waardestijging kan het onderhoud en herstel gefinancierd worden. Mogelijk dat de stimulerende rol van de gemeente zodanig prikkelend kan zijn om in te spelen op deze herkenning en verduurzaming. * Aandachtsgebieden De woningen verkeren in redelijke tot matige staat. De marktpositie is echter matig, waardoor de eigenaren onvoldoende initiatief nemen om de kwaliteit van hun woningen in stand te houden. De eerste zorg is hier het tegengaan van het dreigend verval, naast de nodige aandacht voor de woonomgeving, het particulier woningbezit en de wijkopbouw.
Uit ervaring van de afgelopen jaren kan worden geconcludeerd dat een integraal geconcentreerde collectieve aanpak het hoogste resultaat oplevert. Dit geldt zowel voor de woningkwaliteit als voor de omgeving zoals straten, speelvoorzieningen en groen. Daarnaast vragen gebieden met een bedrijfsmatige infrastructuur, winkels, oude bedrijfslocaties en monumenten aandacht voor een grotere integratie van wonen en vragen om herontwikkeling van deze gebieden.
* Intensief beheersgebieden De bouwkundige staat is matig tot slecht, maar de marktpositie is redelijk. Eigenaren hebben enig investerings-perspectief en dankzij hun inkomen heeft het merendeel een kleine ruimte om te investeren in onderhoud. Zij kunnen daartoe worden gestimuleerd wanneer het prijsniveau mede wordt beïnvloed door de onderhoudsstaat. Een stimulerende en toezichthoudende aanpak kan in dergelijke gebieden resultaat opleveren. Daarnaast zal maatwerk nodig zijn in de stimuleringsaanpak met de nodige financieringsmogelijkheden waarbij aandacht gegeven moet worden aan huisvesting van specifieke doelgroepen. Op beperkte schaal zal subsidie noodzakelijk zijn om de ergste problemen op te heffen en om ingrepen met een sterke uitstraling te stimuleren.
Bij verdere ontwikkeling van een aanpak van de Schiedamse woningvoorraad wordt in eerste aanleg ingehaakt op het afmaken wat al reeds is afgesproken. Voor het nieuwe wijkgericht werken kan aangehaakt worden aan de (nog te ontwikkelen) Wijkbeheer-ontwikkelingsplannen. Om vorm te geven aan deze strategische aanpak zijn in de wijkplannen instrumenten uitgewerkt die een bijdrage leveren aan het vinden van wegen voor herstel van de Schiedamse woningvoorraad. De integraal strategische aanpak van de woningvoorraad kent een aantal uitgangspunten die zijn geformuleerd in de nota ‘Nieuwe wegen naar woningvoorraad beleid’: • de woningverbetering moet beter worden afgestemd op de diversiteit van de fysieke voorraad en de eigenaren; • er moet worden geïnvesteerd in het verzorgen van meer woningen, het wegwerken van de grootste achterstanden en het voorkomen van nieuwe achterstanden. De ontwikkeling moet zover gaan dat een zelf-herstellend vermogen wordt bereikt; • er moet een gedifferentieerde inzet van middelen en instrumenten ko-
* Actie-gebieden Zowel de fysieke kwaliteit van de woningen als de kwaliteit van de locatie is matig tot slecht, met als gevolg onvoldoende marktpotentie. Vaak is ook de financiële positie van de eigenaren zwak, of is de eigenaar (verhuurder) uit op een zo hoog mogelijk rendement van het bezit. Het bieden van faciliteiten (subsidie's) is hier niet voldoende. De gemeente moet zelf initiatieven nemen om een investeringsproces op gang te brengen, mogelijk door middel van de inzet van private marktpartijen, waaraan zoveel mogelijk eigenaren meedoen (collectief). Versterken van
Toets model: Marktpotentie: slecht
Marktpotentie: matig
Marktpotentie: redelijk
Fysieke kwaliteit: Matig / redelijk
Zelfbeheersgebieden
Aandachtsgebieden
Actie-gebied
Fysieke kwaliteit: Slecht / matig
Intensief-beheersgebieden
Actie-gebied
gedoog-sloopgebied
128
Voorlichting Elk initiatief om in een bepaald gebied investeringen op gang te brengen, staat of valt met een goede voorlichting aan de eigenaren die men wil bereiken. De gebruikelijke voorlichting is dan ook een onderdeel van de gemeentelijke trekkersrol. Met goede voorlichting kan men echter het gedrag van eigenaren ook directer beïnvloeden. Eén van de oorzaken van slecht onderhoud is een gebrek aan kennis over het belang van goed onderhoud en over de wijze waarop de eigenaar dit het beste kan organiseren. Voorlichting is daarom van wezenlijk belang. De particuliere woningmarkt kenmerkt zich door de aanwezigheid van veel partijen die enerzijds elkaar beconcurreren en anderzijds elkaar nodig hebben. Om richting te kunnen geven aan de ontwikkelingen kan het nodig zijn een communicatieplan op te zetten en een platform op te richten waaraan de gemeente richting geeft om de parallelle belangen te laten uitmonden in een gerichte aanpak.
* Gedoog-sloopgebieden De fysieke kwaliteit en marktpositie is dermate gedaald dat het Schiedamse streefniveau is overschreden. Dit heeft tot gevolg dat er geen financiële ruimte wordt gereserveerd voor het herstel van deze woningvoorraad. Wel zal binnen de door de wijk gestelde randvoorwaarden (op termijn) nieuwbouw kunnen plaatsvinden. Ten aanzien van urgente situaties kan een ‘vangnetconstructie’ worden ontwikkeld. De meeste aandacht zal liggen in de actie- en intensief beheergebieden. Hierbij zal ten aanzien van de herstructurering van voor- en na-oorlogse voorraad aansluitend aandacht kunnen worden gegeven aan de bestaande woningvoorraad. Het accent in de gebieden zal liggen bij de vooroorlogse woningvoorraad en slechts beperkt bij de naoorlogse.
Het instrumentarium
Informatie-servicepunten in de wijk Binnen het onderzoek naar de behoeften in een wijk kan het idee van informatie en onderhoudswinkels worden meegenomen. Onder onderhoudswinkels kan mede worden begrepen winkels voor materiaaluitleen, doe-hetzelf-begeleiding, advies en afspraken met leveranciers en bouwmaterialenhandels.
Vertrekpunt van de gemeente is dat de eigenaar primair verantwoordelijk is voor het onderhoud. Blijft hij in gebreke, dan komt vroeg of laat het moment dat de overheid ter wille van het maatschappelijk belang moet ingrijpen. Als een wijk dusdanig achteruit gaat en vandalisme en criminaliteit dreigen toe te nemen, kan de overheid niet werkloos aan de kant blijven staan. De overheid zal voorwaarden moeten scheppen voor een verbetering van de woningmarkt, indien ze wil voorkomen dat de verslechtering van de buurten onomkeerbaar wordt en er zware ingrepen nodig zijn op zowel maatschappelijk als financieel gebied. De voorwaarden zullen zijn gebaseerd op de drie hoofdelementen van de strategie: een andere rolverdeling, gebiedsgericht maatwerk en het instrumentarium.
Investerings- stimulerings en processubsidies Investeringssubsidies verkleinen meestal het tekort, of dekken de onrendabele top van de financiering af, ten opzichte van de op dat moment getaxeerde waarde van het opstal. In bepaalde gevallen zullen investeringssubsidies noodzakelijk blijven om eenmalige ingrepen te stimuleren en financieel mogelijk te maken. Daarnaast - ofwel aanvullend - kan worden gewerkt met de subsidie op termijn methodiek (SOT) of Subsidie Achteraf methodiek(SA). Om de periode tussen start en uitkering van de subsidie te overbruggen, kan de eigenaar een aflossingsvrije lening afsluiten. Eventueel kan een deel van de subsidie als voorschot worden uitgekeerd.
Het zal niet langer vanzelfsprekend zijn dat de overheid het voortouw neemt bij het herstel. Meer instrumenten zullen zijn gericht op het stimuleren van eigenaren, het verlenen van bepaalde faciliteiten, en vervolgens het toezicht houden op de wijze waarop de eigenaren hun verantwoordelijkheid vorm geven. Deze benadering geeft een grote behoefte aan een veelzijdig instrumentarium, dat op maat kan worden ingezet.
Dergelijke systemen hebben een aantal voor en nadelen: • de mogelijkheid van het stellen van onderhoudsverplichting tot aan het einde van de termijn; • fiscale renteaftrekbaarheid; • slechtere verkoopbaarheid; • grotere drempel; • minder begrijpelijk voor de burgers.
Belangrijke thema’s hierbij zijn: • Voorlichting en communicatie • Investerings-, stimulerings- en processubsidies • Financieringen • Stimulering van V.V.E.'s • Aanschrijvingen • Woningkeuringen • Herstel van gemeentelijke- en rijksmonumenten • Marktgerichte private samenwerking • Verordeningen en wetgeving • Aankoop - Renovatie - Verkoop / Beheer • Sloop – nieuwbouw.
Vooral eigenaar-verhuurders kunnen vaak niet uit de voeten met een subsidie op termijn. Deze groep kenmerkt zich door onderlinge verschillen in zaken als financieringsruimte, fiscale posities, kas- stroomplanning en beheers- en verkoopdoelstelling. Toch zal hiervoor een modus moeten worden gevonden. Maatwerk zal niet alleen binnen wijken nodig blijken. Ook de vorm van subsidieverlening vergt maatwerk en moet zijn gericht op een optimalisering van de beschikbare middelen. Mogelijk voorbeelden worden in het schema op pagina 130 getoond.
129
Ontwikkelingsprogramma
Voorlichting en communicatie
een gevarieerd woonaanbod en eigen woningbezit. Voor een optimaal resultaat is het gewenst de buurt in zijn geheel ‘af’ te maken.
Ontwikkelingsprogramma
Subsidie ineens Subsidie op termijn
Actie gebied
Intensief beheer
Aandachtsgebied
0000
000
0
Zelfbeheer
00
0
Subsidie in combinatie met financieringen
000
000
0
Uitsluitend financieren van subsidies
000
000
00
0
000
0
00
000
0000
0000
000
000
Stadsgezicht-bijdragen Financieren van onderhoudsfondsen Financieren van investeringen (revolverend) Aanschrijvingsbijdragen onderhoud Financieren met laagrentende leningen (revolverend)
0 000
Bijdragen activeren V.V.E.'s
000
000 000
000
00
0000
00
0000
000
Financieringen Gem. Kredietbank
000
00
0
Garantieverstrekkingen op geldleningen
000
000
000
000
0
00
00
0
000
00
0
Subsidie wonen boven winkels Stimulering woning in bedrijfslocaties 0 = meer of minder van toepassing
Financieringen
goede garantie-financieringsregeling kunnen helpen bij het investeren in de woningvoorraad. Verbetering van de financieringsfaciliteiten heeft een positief effect op het exloitatieperspectief bij een investering. Daarnaast betekent dit, dat in de garantievoorwaarden de onderhoudssituatie op termijn in balans kan worden gehouden en het saldotekort wordt meegewogen in de investeringskeuze.
Lagere bijdragen ineens, ofwel subsidie op termijn, zijn alleen te realiseren in samenhang met een adequaat financieringspakket. In deze gevallen moeten de eigenaren een hoge eigen bijdrage op tafel leggen, dan wel aanzienlijke bedragen voorfinancieren. Omdat de meesten niet of niet voldoende in staat zijn dat zelf te regelen, zal de gemeente mogelijkheden moeten creëren die aansluiten op de subsidiemethodiek. Aandacht voor de mogelijkheden van financieringen zal mede worden bepaald door maatregelen en veranderingen in het belastingstelsel. Mogelijkheden en voorbeelden hiervan zijn:
Stimulering van VvE 's De eigenaren van een in appartementen gesplitst gebouw zijn gezamenlijk, via de Vereniging van Eigenaren (VvE) verantwoordelijk voor het onderhoud van de ‘gemeenschappelijke gedeelten’, globaal het casco. Een goed functionerende vereniging zal ervoor zorgen dat zaken als funderingen, daken, schoorstenen, gevels, kozijnen e.d. goed worden onderhouden. De praktijk in Schiedam is echter anders. Vooral in de vooroorlogse wijken is door de zeer gedifferentieerde samenstelling van de woningvoorraad en de grote aantallen eigenaren met een relatief klein bezit (van één tot drie woningen), de vereniging van eigenaren niet actief en zegeheten ‘slapende’.
N.R.F. Financieringsmogelijkheid van het Nederlands Restauratie Fonds, waarbij ook de niet monumentale investeringskosten tot de te financieren investeringen mogelijk zijn. S.V.N. Het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten waarbij de deelnemende gemeenten een eigen Revolving Fund kunnen oprichten en kunnen aanvullen met het jaarlijks uitgekeerde dividend van het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten, dat renteloos wordt verdubbeld door het Bouwfonds voor de eerste drie jaren.
Niet alleen onderhoudsplannen ontbreken, maar ook de (financiële) middelen zijn niet beschikbaar. Andere oorzaken van de slecht functionerende VvE. zijn: • De wettelijke regeling voor het splitsen in appartementsrechten biedt geen garantie voor het beheer van het gebouw en blijven formeel opgesteld bij de notaris. • De splitsing is primair een juridische handeling waarbij uitsluitend bij de splitsing de onderhoudskwaliteit beoordeeld wordt, zodat deze ten tijde van de splitsingsakte een maatschappelijk aanvaardbaar niveau heeft. • Kopers van appartementen zijn vaak niet af nauwelijks op de hoogte van het bestaan van een V.V.E., laat staan van de verplichtingen die appartementseigenaren tegenover elkaar hebben. • Verhuurders c.q. uitponders van appartementen hebben geen enkel belang bij het goed onderhouden van het pand, en zeker niet bij het opbouwen van enige financiële reserves voor het plegen van (groot) onderhoud, omdat dit uitsluitend geld kost. • De onderhoudstoestand van de appartementen komt in het geheel niet tot uiting bij de verkoop van de woningen, zeker niet bij een grote vraag naar relatief goedkope woningen.
Banken Aanvullende leningen tegen hypo-renten voor woningverbetering en onderhoudsingrepen. Bij verwerving van de opstallen, kunnen binnen de garantie van het Waarborgfonds Eigen Woningen de herstelkosten worden meegefinancierd. Onderhouds Fondsen De Onderhouds Fondsen spelen in op de ontwikkelingen op de woningmarkt, waar te weinig aandacht is voor het meerjaarlijks onderhoud van de woningen. De maatschappelijke ontwikkeling is dat er meer ouderen komen die worden gestimuleerd langer zelfstandig te blijven wonen. De OF’s creëren de mogelijkheid het onderhoud te laten uitvoeren door een stichting waarbij het onderhoud wordt gefinancierd en gegarandeerd wordt afgekocht voor een groot aantal jaren. Gemeentelijk Krediet Een actieve rol van de Gemeentelijke Kredietbank inzake de financiering van eigen bijdragen bij zowel gesubsidieerde als ongesubsidieerde ingrepen.
Appartementseigenaren kunnen hun verantwoordelijkheid alleen waarmaken als de VvE. naar behoren functioneert. Willen wij in gebieden met gestapeld woningbestand een permanent onderhoudsproces op gang brengen, dan zal de niet- en slecht functionerende VvE. dus geactiveerd moeten worden. Bijvoorbeeld door het volgende in de aanpak van VvE te aktiveren :
Gemeente Garantie Gemeente garantie zal in aan aantal situaties mogelijk moeten blijven. Niet alleen aan eigenaar bewoners, maar ook aan verhuurders zou een
130
• • • •
Het zal de koper en de verkoper bewust maken van de onderhoudskwaliteiten van het pand. Tevens weet de koper welke onderhoudswerkzaamheden en -kosten hem te wachten staan bij het kopen van het pand waardoor zo mogelijk deze onderhoudssituatie een invloed kan hebben op de reële koopprijs. Daarnaast is de koper in de gelegenheid voldoende financieringsruimte te creëren bij de aankoop.
informatie verstrekking c.q. bewustmaking van verantwoordelijkheden; scholing van leden en besturen van VvE; startpremies voor het activeren van slapende verenigingen; garantieverstrekkingen voor het uitvoeren van het eerste achterstallig onderhoud; financieringsconstructie's voor een continuering van de organisatie dan wel (verbetering) van de onderhoudssituatie; het ontwikkelen van overkoepelende VvE die de belangen van kleine VvE kan waarborgen; juridische ondersteuning met name bij verschillen in onderlinge belangen van eigenaren-verhuurders en eigenaren-bewoners; strategisch aanschrijven bij blijvende achterstands-situaties in het onderhoud.
Dit schept voor de gemeente de mogelijkheid in te spelen op deze markt en - zo nodig in combinatie met de garantieverstrekkingen van de financiering- tegen een kostendekkend tarief woningkeuringen aan te bieden en mogelijk verplicht te stellen in relatie met overige stimuleringsmaatregelen. De eigenaar zal tevens de mogelijkheid moeten hebben bij andere marktpartijen een zelfde keuring onder dezelfde basisnormen te laten doen.
Aanschrijven en Handhaving
Monumenten en Beeldbepalende panden In de paragrafen 'Investerings-, stimulerings- en processubsidies’, en 'Financieringen' worden uitgangspunten genoemd voor maatwerk in de diverse gebiedsdelen van Schiedam. Aan de hand van deze uitgangspunten kan eveneens worden aangesloten met de stimulering en activering van onderhoudsherstel van Rijks en gemeentelijke monumenten. Hierbij zal mogelijk meer aandacht moeten worden gegeven aan de mogelijkheid van functieveranderende productbenadering. Investeringen binnen bedrijven zullen vragen om een financieringsmogelijkheid die mede op hen van toepassing is.
Niet alle 'vrijblijvende' middelen leiden tot resultaat. Resultaten van de afgelopen jaren in de collectieve woningverbetering geven aan dat de gemeente in enkele gevallen de mogelijkheid nodig heeft (die de Woningwet aangeeft) om de eigenaren aan te spreken op de onderhoudsverplichting. Dit heeft tot op heden in alle gevallen een positief resultaat gehad, ondanks het feit dat de uitvoering van gemeentewege in enkele gevallen noodzakelijk bleek. In de binnenstad zal met name het handhaven een rol spelen in stedelijke winkelkwaliteit in samenpraak met onder andere winkeliers en Centrummanagement. De inzet van dit aanschrijfmiddel zal in beleid moeten worden geformuleerd, waarbij tevens kan worden overwogen om hierin enige differentiatie aan te brengen als maatwerk binnen karakters van de aanpak in de verschillende gebieden.
Marktgerichte private samenwerking Zowel binnen nieuwbouwlocaties als zo mogelijk in combinatie met renovatie kan een samenwerking worden aangegaan met marktpartijen als projectontwikkelaars, woningcorporaties, makelaars, beleggers, aannemers(combinaties). Hierbij kan worden gedacht aan een convenant of aan prestatie-afspraken betreffende de aankoop van de bestaande woningen en bouw van de nieuwe woningen, met de directe relatie naar omgeving, infrastructuur, leefbaarheid binnen de wijk en verplichtingen in mogelijke aankoop-renovatie-verkoop varianten. Inzake de kostenbeheersing naar collectieve verbeteringsprojecten kan een ander aspect het afsluiten van convenanten zijn voor renovatie en schilverbetering, aanvullend op de mogelijke nieuwbouw.
Zo kan gedacht worden aan het volgende ‘viersporenbeleid’: 1. De integrale aanschrijving Een aanschrijving op basis van een 'Programma van Eisen' voor planmatig herstel binnen een bepaalde termijn. Deze aanschrijving zou kunnen worden toegepast met name in combinatie met straatsgewijze aanpak van de woningkwaliteit. 2. De partiële aanschrijving Een aanschrijving op basis van een 'Programma van Eisen Casco’ voor herstel binnen een bepaalde termijn van het casco van de woningen in relatie tot het aandachtsgebieden-beleid. 3. De aanschrijving op termijn Dit is een aanschrijving waarbij de eigenaar de gelegenheid wordt geboden om binnen drie jaar zo mogelijk fase-gewijs zijn woning te verbeteren. 4. De passieve aanschrijving De passieve vorm van aanschrijven waarbij wordt gereageerd op klachten van eigenaren/huurders of bij ernstige en/of gevaarlijke situaties bij woningen acuut herstel noodzakelijk is.
Integratie met wijkontwikkelingsplannen De huidige regelingen op grond van Stadsvernieuwing en Besluit Woninggebonden Subsidies kunnen niet meer van toepassing zijn op het vervolg van de aanpak van de Schiedamse woningvoorraad. Ontwikkeling van eigen regelingen zal nog verder vorm worden gegeven, rekening houdend met wat de markt kan betekenen. Hierbij wordt gedacht aan de volgende onderwerpen : • Woningverbetering; • Herstel gemeentelijke- en rijksmonumenten; • Stimuleringsregeling VvE's; • Garantieregelingen; • Ontwikkeling van en financiering van een (revolverend) onderhoudsfonds; • Programma van Eisen voor verbetering, woningkeuring, aanschrijven, etc.; • Convenantvoorwaarden prestatieafspraken voor de marktpartijen; • Overeenkomsten met het Stimuleringsfonds, met Banken, met het Restauratiefonds, met Makelaars etc.; • Splitsings- en Samenvoegingsrichtlijnen; • Uitgangspunten van subsidie versus woonlasten/inkomen; • Onderhoud na verbetering en anti-speculatieregelingen.
In alle gevallen is het zo dat de gemeente na het verstrijken van de termijn op kosten van de eigenaar overgaat tot herstel van de gebreken (toepassing bestuursdwang). Een andere mogelijkheid die openstaat, is het scheppen van de mogelijkheid tot het eisen van een dwangsom bij het niet nakomen van de beschikking.
Woningkeuringen Over het algemeen is de woningkeuring een zeer weinig toegepast instrument om bekend te zijn over de kwaliteitssituatie van de betreffende woning. Dit instrument wordt meestal toegepast in de situatie dat men een nieuwbouwwoning koopt en een vergelijk maakt bij de oplevering van de aannemer naar de te verwachten uitvoeringseisen van de op te leveren woning. De woningkeuring kan een zeer interessant instrument worden indien deze wordt toegepast bij de aankoop van woningen in de bestaande woningvoorraad.
Schiedam, 09.09.99
131
Ontwikkelingsprogramma
• • • •
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 15 Budgetten Bestaand budget in ƒ OC&W, art.27.03: subsidies BRRM 1999- 2004
bijdragen zijn beschikt of vastgelegd in raadsbesluiten;
1999 Liduinabasiliek
2000
2001
2002
2003
2004
150.000
totaal 150.000
Grote Kerk, Goudleer
45.353
Lange Haven 76, Jenevermuseum
54.727
140.000
45.353
19.751
39.750
140.000
107.464
442.191
Cat. woonhuizen, boerderijen Kerkweg 105, boerderij Kethel Lange Haven 11, scouting
30.565
66.475
66.475
163.515 59.501
Categorie kerkgebouwen Grote Kerk (noodherstel balken)
50.286
Jacobuskerk Kethel, (1e fase: toren)
13.602
63.888
100.000
120.000
120.000
102.595
102.595
545.190
73.737
41.481
40.000
67.949
67.949
309.053
403.500
367.089
301.481
298.029
237.019
237.019
1.844.137
1999
2000
2001
2002
2003
0
100.000
100.000
100.000
200.000
500.000
25.000
25.000
50.000
100.000
50.000
50.000
50.000
100.000
250.000
25.000
25.000
25.000
50.000
125.000
0
100.000
100.000
100.000
200.000
1999
2000
2001
2002
2003
2004
totaal
300.000
600.000
931.000
1.260.000
1.595.000
1.920.000
6.606.000
Categorie overige gebouwen Vlaardingerdijk 50, RK Begraafplaats
17.937
Proveniershuis, (1e fase: metselw.)
65.446
Totaal
65.446
Budget RA 1998: OC&W, art.27.03: subsidies BRRM 1999- 2003 budget volgens Gsb
bijdragen zijn beschikt of vastgelegd in raadsbesluiten; 2004
totaal
Cat. woonhuizen, boerderijen 25% Kerkweg 105, boerderij Kethel
25.000
L. Haven 71, L. Nieuwstr. 55, K.Haven 133*
25.000
Prioriteitsstelling afh.van budget en plan Cat. kerkgebouwen 50 % Jacobuskerk Kethel, (2e fase) Voortzetting beleid Cat. overige gebouwen 25% Proveniershuis, (2e fase: natuursteen) Vastgelegd Totaal
Budget stadsvernieuwing subsidies begroting 1999- 2004 Budget volgens begroting
0
500.000
Bijdragen zijn beschikt of confrom afspraken met particulieren en beleggers
Centrum Westmolenstraat
200.000
200.000
400.000
400.000
Binnenstedelijk eiland Lange Nieuwstraat.Westerkade Oost/West/Zuid/Noord/Landelijk g. Diversen
300.000
Totaal
300.000
300.000 600.000
132
0
0
0
0
900.000
Concept gemeentelijk bodemsaneringsprogramma 2000 t/m 2023 sanerings-urgentie is in eerste instantie gebaseerd op milieu-hygiënische risico's (verspreidingsrisico's en risico's voor mens en milieu). Daarnaast is (voor zover dat mogelijk bleek) gekeken naar de maatschappelijke urgentie (ruimtelijke ordening en planeconomisch).
In het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) wordt de gemeente Schiedam (als rechtstreekse ISV-gemeente) geacht een gemeentelijk bodemprogramma op te stellen. Het is de bedoeling dat dit programma integraal deel uitmaakt van het MeerjarenOntwikkelingsProgramma (MOP). Dit laatste betekent dat het bodemprogramma moet worden afgestemd op het complete ontwikkelingsprogramma, om te komen tot werkelijk 'geïntegreerd beleid'.De gemeente Schiedam heeft een totaalbeeld opgesteld van de bodemverontreinigingsproblematiek binnen haar gemeente. Dit beeld is gebaseerd op reeds uitgevoerd bodemonderzoek of verrichte meldingen in de zin van de Wet Bodembescherming. Hiervoor heeft de gemeente Schiedam een inventarisatie verricht van locaties waar (mogelijk) sprake is van een saneringsnoodzaak.
Met het oog op het ISV-bodemprogramma is in de tabellen tevens een raming gemaakt van de bodemsaneringskosten per geval. In de tabellen 1B en 2 is tevens aangegeven op welke wijze de gemeente Schiedam denkt deze kosten per project te financieren (bijvoorbeeld in het kader van Vinex of ISV, verhalen op veroorzaker, medefinanciering door belanghebbende of in eigen beheer). De totale bodemsaneringskosten in de gemeente Schiedam worden vooralsnog geschat op ƒ 70 miljoen (jaarlijkse kosten voor nazorg niet inbegrepen).
Een (ISV-)ontwikkelingsprogramma op locatie-niveau is niet volledig beschikbaar. Dit betekent dat voorlopig alleen een bodemprogramma kan worden opgesteld op basis van het totaalbeeld, lopende projecten en bestaande plannen. Met betrekking tot de lopende projecten en toekomstige plannen is wel een onderscheid te maken tussen VINEX/VINAC-locaties en overige locaties. Voor deze overige locaties is zo goed mogelijk aangegeven door welke locatiegebonden plannen (herinrichting of gronduitgifte) de bodemverontreiniging (mogelijk) kan worden aangepakt.
Voor het ISV-bodemprogramma wordt door het Rijk het uitgangspunt gehanteerd dat het budget over de NMP3-periode (2000-2023) niet hoger mag zijn dan 25% van de totaal te financieren bodemsaneringskosten (circa ƒ 17 miljoen). Bovendien dient het totaal van de gemeentelijke en provinciale bodembudgetten te passen binnen de beschikbare Rijksmiddelen (wat voor de provincie Zuid-Holland ƒ 2,1 miljard is). In de tabellen 2A en 2B is een overzicht gegeven van het ISV-bodemprogramma (samengevat uit tabel 1B en 2). De totale ISV-bodemsaneringskosten in Schiedam voor de eerste 5 jaar zijn vooralsnog geschat op ƒ 7,5 miljoen (tot 2023 op ƒ 15 miljoen). Ter completering is in tabel 3 een overzicht gegeven van reeds gesaneerde locaties en/of locaties waarop een nazorg/monitoring-verplichting rust.
In de tabellen 1B en 2 is op basis van de urgentie van de sanering zo goed mogelijk aangegeven in welk tempo (voor 2005 of voor 2023) de betreffende bodemverontreiniging zal worden aangepakt, zodanig dat wordt voldaan aan de NMP3-doelstelling om in uiterlijk 2023 alle ernstige gevallen van bodemverontreiniging beheersbaar te hebben. Enkele VINEX-locaties zullen waarschijnlijk voor 2001 zijn gesaneerd. De
133
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 16
Ontwikkelingsprogramma
Bijlage 17 Lijst met afkortingen Afkorting
Betekenis
Afkorting
Wordt eerst genoemd in paragraaf:
A ABW AIV AMT APV Arbvo
4.12.2 7.2.1 1.4 7.3.3 4.13
JOP J&V JWG
4.12.2 3.9.2 3.2.4 6.5.4 6.4
Kwaliteit Woning Registratie
5.1.1 3.9.1
MJB MKB Reva MLK MOP MVSH-regio
6.1.2 6.14.3 4.12.2 3.2.1
Meerjaren begroting Moeilijk Lerende Kinderen MeerjarenOntwikkelingsProgramma Samenwerkingsverband tussen de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam en de Rotterdamse deelgemeente Hoek van Holland
4.13 3.4.2 6.14.1 1.1
3.5.6
N
CON 6-12 CWI
6.5.4 14.12.2
NV ONS NWN
D
NV Openbare Nutsbedrijven Schiedam Nieuwe Waterweg Noord
7.3.1
Onderwijs in Allochtone Levende Talen Openbaar Ministerie Openbare Nutsbedrijven Schiedam
6.6 7.1 3.6.1
O
DCMR DE DSR
3.2.1 6.15.3 6.15.3
OALT OM ONS
E
P Extracomptabele Staat, een indicator van de omvang van het in het MOP beschreven beleidsterrein Europees Sociaal Fonds
PAC PPS 1.2 4.13
G-21 G86 GEM GRES Nieuwland Gewenste Ruimtelijke Economische Structuur GOA Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid GSb Grotestedenbeleid
RBA REA RGSP RJAR
Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Individuele trajectbegeleiding Integraal Veiligheidsbeleid
6.14.1 4.4.1
Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening
4.12.2 4.13 2.4.1
Regionaal GroenStructuurPlan Regiegroep Jeugdcriminaliteit Arrondissement Rotterdam RMC Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten ROC Regionaal Opleidings Centrum ROM Rijnmond Ruimtelijke Ordening en Milieu, regio Rijnmond RVVP Regionaal Verkeer en Vervoersplan
1.4 4.12.1 4.4.1 4.4.1 6.5 1.1.3
I Interdepartementale Commissie Economische Stimulering
Plaatsingsadviescommissie Publiek Private Samenwerking
R
G
IOAW IOAZ ISV ITB IVB 7.4
6.15.4 7.4 6.14.3
M
C
ICES
Jongerenontmoetingsplaatsen Jeugd en Veiligheid Jeugdwerkgarantiewet
K Konver KWR
Beleidsplan ABW Belstato Beleid Stadsvernieuwing van de Toekomst BRRM BAO BSO-plaatsen Bureau GOA Bureau voor Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid BE BVWS Buro voor Werk en Scholing BWS Besluit Woninggebonden Subsidies
ESF
Wordt eerst genoemd in paragraaf:
J Algemene Bijstandswet Actieprogramma Integraal Veiligheids Beleid Algemeen Management Team Algemeen Plaatselijke Verordening
B
ECO-staat
Betekenis
5.3.1 4.12.2 4.12.3 1.1.3 4.12.2
134
7.4.3 6.3 en 6.10 4.12.2 2.4.1 2.4.1
Betekenis
Ontwikkelingsprogramma
Afkorting
Wordt eerst genoemd in paragraaf:
S Sector CES Sector EZ Sector SB Sector SWW Sector VROM
6.11 Gemeentelijke dienst voor Economische Zaken Gemeentelijke dienst voor Stedelijk Beheer
Gemeentelijke dienst voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu SIL Standaard Interventielijst SMART Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden SPM-PRIMA onderzoek sv-fonds SVO Speciaal Voorbereidend Onderwijs SWI SZ Gemeentelijke dienst Sociale Zaken
2.5.1 2.5.1 6.11 2.5.1 7.4.4 6.5 6.3 3.9.2 6.14.4 4.13 4.12.2
T TOS-aanpak
6.15.2
V VE VINEX Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten VBO Voorbereidend Beroeps Onderwijs VSO Voortgezet Speciaal Onderwijs VO Voortgezet Onderwijs VVE-constructies Vereniging van Eigenaren
6.4 3.9.1 6.14.3 6.14.1 6.14.1 3.2.2
W WIN WIW WSW
Wet Inschakeling Werkzoekenden Wet Sociale Werkvoorziening
4.12.2 4.12.1 4.12.1
135
Ontwikkelingsprogramma
Colofon Dit rapport is een uitgave van de gemeente Schiedam. Het is onderdeel van een serie die bestaat uit de rapporten Zelfanalyse, Leefbaarheidsonderzoek, Stadsvisie en Ontwikkelingsprogramma. 1 november 1999 Samenstelling: Projectteam Ontwikkelingsprogramma Ontwerp en productie: IKV (Ina Kleijwegt) Foto’s: Jan van der Ploeg Cartografie: IKV (Ina Kleijwegt) Pre-press: Alsa Drukwerk en afwerking: BGS
136