Monitoring vleermuiskasten voormalige MOB complexen Schaijk en Heesch 2015
Foto voorblad: Aktie om "even" water in de vleermuiskelder te brengen foto Henk de Wit
Henk de Wit Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016
Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016
Hoofdstukken 1
Inleiding
2
Monitoringsproject
3
Monitoring
4
Aangetroffen soorten
5
Monitoringsdata
6
Gemiddelde bezetting
7
Bespreking
Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016
1
Inleiding
De monitoringsprojecten MOB Schaijk en Heesch zijn opgezet in 2010 door de zoogdierenvereniging en zij hebben het project 5 jaar lang begeleid. De binnen dit project opgehangen vleermuiskasten zijn een compensatie voor de gebouwen die daar stonden toen MOB's nog actief waren. Het bleek namelijk bij de inspectie van de gebouwen dat er zich vleermuizen in bevonden. De kasten moesten daar een tijdig alternatief voor zijn, voordat de gebouwen gesloopt mochten worden. De Dienst Landelijk Gebied (DLG) heeft toen de Zoogdierenvereniging opdracht gegeven om gedurende 5 jaar de kasten te volgen en over de resultaten te rapporteren. Het laatste rapport is afgelopen jaar gemaakt over het monitoringsjaar 2014, waarmee een einde is gekomen aan de overeenkomst tussen de Zoogdierenvereniging en Defensie. De telgroep droeg hieraan bij met tweewekelijkse controles, gericht op het vaststellen van vleermuizen in vleermuiskasten en achter de aan gebouwen aangebrachte boeiborden. Ook droeg de telgroep zorg voor de jaarlijkse telling van overwinterende vleermuizen in de voor vleermuizen ingerichte gebouwen en bluskelder. De Zoogdiervereniging deed volgens Vleermuisprotocol onderzoek naar het functioneel gebruik van de vleermuiskasten en de andere vleermuisvoorzieningen. Daarbij ging het om het vaststellen of kasten en voorzieningen werden gebruikt als kraam-, zomer- of paarverblijfplaats. Dit is het eerste verslag dat de Telgroep MOB uitbrengt. De Telgroep bestond in 2015 uit de volgende personen: Kell Eradus, John Gallast, Antoon Goorts, Eric Janssen, Erik Korsten (mentor van de groep), Carlo Wijnen, Gerrit Staal, Lies Staal, Antoinette van Wilgen, Henk de Wit, Koos de Wit Door deze telgroep is elke 14 dagen een monitoringsronde gelopen en dat levert uiteraard een stroom aan gegevens op, welke verder in deze rapportage te vinden zijn.
Dit is het eerste verslag dat de Telgroep MOB uitbrengt.
Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016
2
Monitoringsproject
Het totale monitoringsproject bestaat uit 2 deeltrajecten: Schaijk en Heesch. 1
Het voormalig MOB complex in Schaijk
In het bosgebied te Schaijk hangen in totaal 39 vleermuiskasten. Slechts een viertal kasten zijn van het type Bekker (ruime driehoekige kast) en de andere 29 zijn van het type Boshamer (platte kasten met betrekkelijk kleine spleet). Verder hangen er in het gebied 6 Vivara-kraamkasten. Dit zijn middelgrote platte kasten met 4 compartimenten, elk met een vrij beperkte spleetruimte. Deze kasten worden in principe alleen door dwergvleermuizen gebruikt. Een kraamgroep hebben we er nog niet in aangetroffen. Vooral de gewone dwergen hebben een voorkeur voor de platte Boshamer kasten daar ze graag in een smalle spleet kast zitten. De eveneens in het gebied voorkomende gewone grootoor vleermuizen prefereren een wat ruimere kast. We hebben echter de beide soorten in de Boskamer kasten aangetroffen en dat zal waarschijnlijk komen omdat de hier toegepaste kasten een inwendige spleet hebben van iets boven de 20 mm. De vier buik- of driehoek kasten hebben we speciaal voor de grootoren opgehangen. In de kraamkasten hopen we dat in de toekomst een kolonie gewone dwergen bezit van de kast of kasten zal nemen. Naast de telling van vleermuizen in de kasten, tellen we ook de dieren die zitten onder de boeiboards aan het vleermuiswinterverblijf. Dit gebouw is speciaal voor de overwinterende vleermuizen bedoeld en is het enige gebouw wat nog overeind staat van het voormalige MOB complex. We verdelen de boeiboards in Noord (N), Oost (O), Zuid (Z) en West (W). Aan het gebouw, het vleermuiswinterverblijf, hangt ook nog een grote kraamkast voor gewone dwergvleermuizen. Deze hangt op het westen en gunstig voor opwarming door de zon, maar inmiddels werpt een boom bij het gebouw wel veel schaduw op de kast en belemmert hij de vrije vliegruimte voor de kast. Aan het gebouw, het vleermuiswinterverblijf, hangt ook nog een grote kraamkast voor gewone dwergvleermuizen. Deze hangt op het westen en gunstig voor opwarming door de zon, maar inmiddels werpt een boom bij het gebouw wel veel schaduw op de kast en belemmert hij de vrije vliegruimte voor de kast. Met de huidige beheerder van het gebied en het terrein hebben we reeds afgesproken om deze boom te verwijderen, zodat er wat meer licht (zon) op de kast komt. Het komende jaar zullen we de kast enkele malen nauwgezet inspecteren op aanwezigheid van vleermuizen. Ook in 2015 hebben we de kast eenmaal aan een inspectie onderworpen Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016
en we hebben toen het gebruik van de kast door vleermuizen kunnen waarnemen, door de aanwezigheid van een geringe hoeveelheid vleermuisuitwerpselen. In januari 2015 is de wintertelling van het V-gebouw en de Bluskelder uitgevoerd. In het Vgebouwen verbleven binnen 8 gewone dwergvleermuizen en 4 gewone grootoorvleermuizen. In de bluskelder was 1 gewone grootoorvleermuis aanwezig.
2
Het voormalig MOB complex in Heesch
In het MOB bosgebied Heesch hangen in totaal 29 vleermuiskasten, 27 platte Boshamer kasten met geringe spleetruimte en twee Bekker driehoek- of buikmodel kasten (speciaal bedoeld voor grootoren en rosse vleermuizen). Ook hier tellen we de vleermuizen welke onder het boeiboard hangen van het gebouw (Noord, Oost, Zuid en West apart). Evenals in Schaijk hangt er aan het gebouw een grote kraamkast. Ook deze kast hangt niet aan de zonzijde maar aan de noordkant van het gebouw. Dat dit toch geen groot bezwaar is, blijkt uit het gegeven dat toen we de kast inspecteerden er een grote hoeveelheid vleermuis uitwerpselen in de kast bleken te zitten. We wisten dat deze kast door gewone dwergen als kraamkast in gebruik was daar er reeds een aantal keren door de zoogdiervereniging uitvliegers geteld waren. Verder zijn er in voorgaande jaren ook reeds veel uitwerpselen in de kast aangetroffen. In 2016 willen we als telgroep een aantal keren uitvliegers gaan tellen om daarmee wat meer inzicht te krijgen in het gebruik van deze kraamkasten door de vleermuizen. Wat ook goed te zien is op de foto van het gebouw, is de graffiti die door "kunstenaars" op het gebouw wordt gespoten. Mooi is het niet, maar voor vleermuizen kennelijk geen probleem. In januari 2015 is de wintertelling van het V-gebouw uitgevoerd. In het V-gebouw en achter de boeiborden verbleven in totaal 16 gewone dwergvleermuizen. Er waren geen gewone grootoorvleermuizen aanwezig.
3
Monitoring
De monitoring van de kasten wordt, zoals eerder vermeld, elke 14 dagen uitgevoerd, steeds in het weekeinde (dit zien we een beetje ruim). De kasten worden met behulp van een zaklamp van onderen aangeschenen en aldus wordt soort en aantal bepaald. Een enkele Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016
keer wordt er met een ladder bij de kasten geklommen om ze schoon te maken en soms om de vleermuizen van nabij te zien, om zo de soort te kunnen bepalen. Er worden in het gebied tot nu toe 3 soorten vleermuizen aangetroffen. De gewone dwergvleermuis, de gewone grootoor en een enkele keer de laatvlieger. De laatvlieger, welke in 2015 niet is waargenomen, hebben we alleen onder het boeiboard van het gebouw in Heesch gezien in 2014. Hieronder de kasten welke in het gebied gebruikt worden:
Driehoek- of buikkast
Platte- of Boshamerkast
Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016
4
Aangetroffen soorten
De gewone dwergvleermuis - pipistrellus pipistrellus Omschrijving De gewone dwergvleermuis is één van de kleinste Europese vleermuissoorten. De vacht is bruin: de bovenzijde kan verschillen van oranjebruin tot roestbruin tot kastanjebruin tot donkerbruin, de onderzijde is gelig tot grijzig bruin. Jonge en onvolwassen dieren zijn donkerder en grijzer van kleur. De snuit, oren en vleugels zijn zwartbruin. De oorschelp is kort, breed en driehoekig, met een afgeronde punt. De vleugels zijn smal en de tragus is kort en stomp. De dwergvleermuis wordt 36 tot 51 millimeter lang, met een spanwijdte van 180 tot 240 millimeter. De onderarm wordt 28 tot 40 millimeter lang. Hij weegt ongeveer 3,5 tot 8,5 gram.
Gedrag De kraamkolonies bevinden zich rond gebouwen en in rotsspleten, maar ook achter verkeersborden en in vleermuiskasten. In deze kraamkolonies bevinden zich gemiddeld tachtig dieren tot 300 dieren. De dwergvleermuis overwintert in gebouwen. Ze beginnen later aan hun winterslaap dan andere vleermuizen, pas in november of december. Ook 's winters laten ze zich nog vaak zien. Ze overwinteren in West-Europa in gebouwen, waarbij in grote gebouwen in steden de grootste groepen aangetroffen worden. De dwergvleermuis is een nachtdier. Als hij overdag of in de winterslaap verstoord wordt, kan hij zich doodstil houden. De dwergvleermuis komt 15 tot 30 minuten na de zonsondergang tevoorschijn. De dwergvleermuis jaagt over water en weilanden, langs heggen en bosranden en bij lantaarnpalen. De vlucht is snel en trekkerig. De dwergvleermuis jaagt op kleine insecten, voornamelijk mugjes en schietmotten, maar ook motten en gaasvliegen. Ze vangen geregeld meer dan driehonderd insecten per nacht. Soms jagen ze in groepjes van tien tot twintig dieren. Afhankelijk van het weer zijn ze acht uur achter elkaar op één plek aan het foerageren. Vrouwtjes met jongen keren vaker terug naar de verblijfplaats.
Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016
De gewone grootoor – plecotus auritus Omschrijving Het dier wordt 4 tot 5 centimeter groot. De vleermuis heeft een onderarm tussen de 34 en 42 millimeter lang en een spanwijdte van 240 tot 285 millimeter. Hij weegt 5 tot 12 gram. De dieren zijn groter in het noorden van het verspreidingsgebied. De naam danken ze aan de bijzonder grote oren (29 tot 41 millimeter lang), waarvan de bases elkaar op de kop treffen. De oren zijn meestal net zo groot als driekwart van de kop-romplengte. De tragus is lang en smal en bleekroze. Hij steekt altijd naar voren, zelfs als het oor is dubbelgevouwen. De vacht is grijzig bruin tot lichtbruin aan de bovenzijde. De vacht aan de onderzijde is lichtbruin met een gelige glans. De hals is lichter, met een gelig bruine vlek. De neus en het oogmasker is lichtbruin tot roze van kleur. De oren en vleugels zijn bruin. De vleugels zijn breed. De poten zijn groot, met lange klauwen. De duim is lang, meestal langer dan zes millimeter. De vleermuis kan verward worden met de verwante grijze grootoor vleermuis (Plecotus austriacus) , waarmee het leefgebied gedeeltelijk overlapt (onder andere in Zuid-Nederland en België). Tot 1960 werd die als dezelfde soort beschouwd. De Grootoor vleermuis kan maximaal 22 jaar oud worden, maar gemiddeld niet meer dan 4,5 jaar. Gedrag De grootoor vleermuis jaagt met een langzame, zeer wendbare vlucht dicht op of door de vegetatie, waar insecten van bladeren of uit de lucht worden gegrepen. Vaak vliegen ze in een langzame, stijgende vlucht verticaal van onderen naar boven langs vegetatie of wanden. Soms blijven ze stil hangen (bidden) in de lucht. De prooien worden dan direct van de vegetatie afgepikt. Verschillende soorten nachtvlinders kunnen de geluiden horen die vleermuizen maken voor hun echolocatie. Als reactie hierop laten ze zich vallen. Om dit te voorkomen gebruiken grootoor vleermuizen zeer zachte echolocatie geluiden. Ze ontdekken de prooien niet alleen met hun echolocatie, maar ook met hun ogen en door te luisteren naar het ritselende geluid dat een prooidier maakt. Soms landen ze op de grond om een prooi uit het gras te pakken. Gewone grootoor vleermuizen jagen op beschutte plekken in bos en kleinschalig parkachtig landschap, boven bospaden, in lanen en open plekken, langs bosranden en laag boven (bloeiende) kruidenvegetaties of langs en door de kroon van (bloeiende) bomen. Als wendbare vlieger jagen ze ook veel in gebouwen, bijvoorbeeld op zolders, in schuren en in stallen met vee. Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016
Gewone grootoor vleermuizen vangen diverse relatief grote, vaak dagactieve of nietvliegende prooien, zoals dagpauwogen, langpootmuggen, spinnen, kevers, schietmoten, vliegen, rupsen, steekmuggen en oorwormen. Grote prooien worden meegenomen naar een hangplaats en daar opgegeten. Deze hangplaatsen kunnen bestaan uit een boomtak of plafondbalk. Dergelijke hangplekken zijn herkenbaar aan de vleermuiskeutels en de afgebeten vlindervleugels die onder de hangplek te vinden zijn. Gewone grootoor vleermuizen jagen in de directe omgeving van de verblijfplaats tot op een afstand van maximaal 3 km. Ze volgen hagen en houtwallen, maar vooral in bos of kleinschalig landschap vliegen ze gewoon tussen de bomen door. De paartijd loopt van de herfst tot in het voorjaar. In de herfst en het voorjaar worden mannetjes grootoor vleermuizen waargenomen, die vanaf een hangplaats aan bijvoorbeeld een boomstam, luid roepend de aandacht trekken van de vrouwtjes. In die periode worden de vrouwtjes bevrucht doch de geboorte van de jongen vindt uitgesteld plaats in het voorjaar. De gewone grootoorvleermuis is een bewoner van zowel boomholten als gebouwen. In gebouwen hebben zij een voorkeur voor zolders. Kraamkolonies bestaan meestal uit 10-30 dieren, grotere groepen worden zelden aangetroffen. Gewone grootoorvleermuizen overwinteren graag in ondergrondse ruimten (zoals ijskelders en bunkers) maar kunnen ook wel in bovengrondse ruimten en boomholten de winter doorbrengen.
Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016
5
Monitoringsdata
Totaal zijn er in het gehele gebied 26 monitoringsronden uitgevoerd. Tijdens deze ronden zijn er 167 vleermuizen waargenomen in Schaijk en 426 in Heesch (buiten de aantallen van de wintertelling). Als we de vleermuizen verdelen over de soorten welke we gezien hebben dan komen we op het volgende uit: Schaijk: Totaal gezien 167 stuks. Hier van 157 gewone dwerg vleermuizen, 9 gewone grootoren en 1 dier konden we dermate slecht zien dat we het niet op naam konden brengen. We hebben dit dier als spec. vastgelegd. Heesch: Totaal gezien 426 stuks. Van dit aantal waren er 409 gewone dwerg vleermuizen, 15 gewone grootoren en 2 dieren waren niet op naam te brengen. Deze 2 laatste dieren als spec. vastgelegd. Het zal, gezien de aangetroffen aantallen dieren, duidelijk zijn dat er in Heesch aanmerkelijk meer vleermuizen gebruik maken van het jachtgebied, dan dat het geval is in Schaijk. Toch ontwikkelen beide jachtgebieden zich ongeveer op identieke wijze en laten beide gebieden een opwaartse tendens in aantallen zien. Op bijlage 1 en 2 zijn alle waarnemingen in detail weergegeven.
Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016
6
De gemiddelde bezetting per kast.
Het is niet eenvoudig om te kunnen zien of de stand van de vleermuizen nu voor of achteruit gaat. Een van de manieren om dat vrij eenvoudig aan te geven, is om de gemiddelde bezetting per kast door de jaren heen op een rijtje te zetten. Het geeft geen wetenschappelijk bewijs, maar wel een goede indicatie hoe het gebruik van de kasten gesteld is. Ook voor dit telgebied maken we gebruik van deze methode. Onderstaande grafiek laat zien wat de gemiddelde bezetting geweest is dit jaar en de jaren er voor (vanaf 2010 t/m 2015).
0,6
Gemiddelde kastbezetting MOB Heesch en Schaijk
0,53
0,50
0,5
0,4 2010 0,33
0,32
2011
0,3
2012 0,24
0,25
2013 2014
0,2
0,19 0,16
2015 0,11 0,1
0,10
0,07
0,05
0
Heesch
Schaijk
2015 laat t.o.v. 2014 een kleine teruggang zien in aantal waargenomen dieren. Dit zowel in Schaijk als in Heesch. De reden voor deze afname is ons onduidelijk. Wel was het zo dat 2014 wel een erg forse toename te zien had gegeven en dat de aantallen in 2015 wat meer in lijn van de verwachting liggen. De trendlijn geeft een duidelijk opwaartse ontwikkeling in aantallen.
Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016
7
Bespreking
Gezien het gegeven dat er in Schaijk door de aanwezige vleermuizen helemaal geen gebruik gemaakt wordt van de boeiboards aan het gebouw om achter te verblijven, vroegen we ons af, wat de reden daarvan zou kunnen zijn? Natuurlijk zijn er minder vleermuizen in het gebied dan in Heesch, maar dat verklaart nog niet dat ze in het geheel geen gebruik maken van deze boeiboards. We constateerden dat de muur in Schaijk wel heel erg glad is (t.o.v. Heesch) en dat het wellicht zo is dat de nagels van de vleermuizen er geen grip op hebben. Om dit op te lossen willen we de muur achter de boeiboards in Schaijk ruwer maken door er wat op te smeren. We moeten nog uitzoeken wat dat precies gaat worden. In Schaijk willen we in 2016 ook nog een extra kraamkast aan het gebouw bevestigen welke wel aan de zonzijde komt (op het zuiden) om te zien of dat een positief effect heeft. Verder is in het najaar van 2015, om precies te zijn op 17 oktober, de kelder van een laag water voorzien die het vochtgehalte in de kelder zeer positief heeft beïnvloed. De stoffige atmosfeer is helemaal weg als je in de kelder komt. De lucht ruikt vochtig en de druppels water hangen op diverse plaatsen tegen het plafond. De grootoren hebben dat nog niet weten te waarderen constateerden we tijdens de wintertelling van 2016 maar we hopen dat ze er ons dankbaar voor zullen zijn. We zullen het zien de komende jaren. Hopelijk gaan de aantallen oplopen. In het begin van 2016 zullen alle defecte kasten weer gerepareerd terug op hun plaats hangen en komt er in Heesch aan de loods een grote dubbelsegmentkast welke we in de reguliere monitoring mee zullen nemen. Deze laatste kast zal kort tegen het dakbeschot van het gebouw gehangen worden (zo warm mogelijk), zodat deze kast eventueel als warme kraamkast dienst kan gaan doen.
Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016
Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016
Henk de Wit - Vleermuiswerkgroep Noord Brabant - Januari 2016