ECN-C--04-022
Januari 2004
MONITOREN VAN VOORZIENINGSZEKERHEID Hoe ver reikt het vermogen van de elektriciteitsmarkt? M.J.N. van Werven M.J.J. Scheepers
Verantwoording Dit rapport is geschreven in het kader van het eigen onderzoeksprogramma van ECNBeleidsstudies dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Het vormgeven van beleid ten aanzien van de voorzieningszekerheid in de elektriciteitssector geniet momenteel grote belangstelling. TenneT ontwikkelt in dit verband concreet instrumentarium en als bijdrage aan de discussie is, parallel hieraan, dit onderzoek door ECN uitgevoerd. Een gedeelte van het onderzoek is als afstudeeronderzoek uitgevoerd aan de Technische Universiteit Delft (Van Werven, 2003). Het onderzoeksproject staat bij ECN geregistreerd onder projectnummer 7.7516.
Abstract This report discusses a qualitative monitoring model that attempts to give insight in the adequacy of supply in the Dutch liberalised electricity sector. Relevant point of departure is the demand side fulfilling an important role in the liberalised electricity market. The demand side can therefore not be lacking in a reliable and complete monitoring of adequacy of supply. The monitoring model consists of a set of indicators that cover as much aspects of adequacy of supply as possible. The presented analytical model provides a useful framework for determining which information and data (that are to be translated into reliable indicators) are required to get a sound view of adequacy of supply. Because not all required data are available, it is hard to cover all aspects of adequacy of supply and to make the monitoring reliable. However, by making use of a variety of indicators based on different required data seen in coherence dispersed over supply, demand, and matching, and both ex-post and ex-ante based the set of indicators can achieve an optimal level of reliability in the monitoring of adequacy of supply in the liberalised electricity market.
2
ECN-C--04-022
INHOUD LIJST VAN TABELLEN
5
LIJST VAN FIGUREN
5
SAMENVATTING
6
1. INLEIDING 1.1 Liberalisering en de behoefte aan monitoring 1.1.1 Waarom monitoren? 1.2 Monitoring in Europees perspectief 1.3 Doelstelling en vraagstelling van het rapport 1.3.1 Definitie voorzieningszekerheid
9 9 10 11 12 13
2. MONITORINGSMODEL 2.1 Analytisch model van de elektriciteitsmarkt 2.1.1 Aanbod, vraag en afstemming 2.1.2 Ex-post en ex-ante 2.2 Beoordelingscriteria voor de indicatoren 2.2.1 Validiteit 2.2.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens 2.2.3 Tijdigheid 2.2.4 De set van indicatoren
14 14 15 15 16 16 16 17 17
3. BESCHRIJVING EN KWALITATIEVE BEOORDELING VAN MOGELIJKE INDICATOREN 3.1 Binnenlandse productiecapaciteit 3.1.1 Validiteit 3.1.2 Beschikbaarheid gegevens 3.1.3 Betrouwbaarheid gegevens 3.2 Leeftijdsopbouw productiepark 3.2.1 Validiteit 3.2.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens 3.2.3 Tijdigheid 3.3 Landsgrensoverschrijdende verbindingen 3.3.1 Validiteit 3.3.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens 3.3.3 Tijdigheid 3.4 Piekvraag naar elektriciteit 3.4.1 Validiteit 3.4.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens 3.4.3 Tijdigheid 3.5 Vraagrespons en productie bij afnemers 3.5.1 Validiteit 3.5.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens 3.5.3 Tijdigheid 3.6 Omvang van de onbalansmarkt 3.6.1 Validiteit 3.6.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens 3.6.3 Tijdigheid 3.7 Reservecapaciteit 3.7.1 Validiteit 3.7.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens 3.8 Forward contracten 3.8.1 Validiteit 3.8.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens
19 19 20 20 22 23 23 24 24 24 25 25 26 26 26 26 27 27 28 28 28 28 29 29 29 30 30 30 30 31 31
ECN-C--04-022
3
Importcontracten 3.9.1 Validiteit 3.9.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens 3.10 Elektriciteitsprijzen op de APX en onbalansmarkt 3.10.1 Validiteit 3.10.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens 3.10.3 Tijdigheid 3.11 Onwillekeurige uitwisseling met buitenland 3.11.1 Validiteit 3.11.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens 3.11.3 Tijdigheid
3.9
32 32 32 32 32 33 33 33 34 34 34
4. BEOORDELING VAN DE SET VAN INDICATOREN 4.1 Onderlinge beïnvloeding van indicatoren 4.2 Volledigheid en dekking van het probleemveld 4.3 Diversiteit van de benodigde gegevens 4.4 Tijdigheid
35 35 36 36 37
5. CONCLUSIES 5.1 Beantwoording vraagstelling 5.2 Aanbevelingen 5.2.1 Onderzoek naar kwantitatieve beslismomenten 5.2.2 Onderzoek naar informatiegat en beschikbaarheid gegevens 5.2.3 Onderzoek naar gewenste voorzieningszekerheid
39 39 39 39 40 40
REFERENTIES
41
BIJLAGE A BEOORDELINGSTABEL INDICATOREN
43
4
ECN-C--04-022
LIJST VAN TABELLEN Tabel 3.1 Tabel A.1 Tabel A.2 Tabel A.3
Overzicht van de te behandelen indicatoren Indicatoren voor het aanbod Indicatoren voor de vraag Indicatoren voor de afstemming
19 43 44 45
LIJST VAN FIGUREN Figuur 1.1 Monitoring van voorzieningszekerheid in Europees perspectief Figuur 2.1 Schematische voorstelling van het analytische model Figuur 3.1 Zekerheid over het beschikbaar komen van productiecapaciteit in relatie tot de tijd die nodig is voor voorbereiding en realisatie Figuur 3.2 Leeftijdsopbouw Nederlands productiepark (TenneT, 2002b) Figuur 4.1 Set van indicatoren om de voorzieningszekerheid te monitoren
ECN-C--04-022
12 14 22 23 38
5
SAMENVATTING De huidige marktordening van de Nederlandse elektriciteitsmarkt is veranderd van een sterk aanbodgestuurde naar een meer vraaggestuurde markt. Afstemming tussen vraag en aanbod vindt niet meer plaats op basis van een planning, maar via contracten. Energie is minder een overheidsnutsvoorziening en meer een marktproduct geworden (Vogtländer, 2003). Met de fors gewijzigde marktverhoudingen is de vraag gerezen of de lange termijn continuïteit van de elektriciteitsvoorziening nog wel gewaarborgd is. Onder meer de stroomcrisis in Californië heeft laten zien dat liberalisering niet per definitie tot gewenste resultaten leidt. Er bestaat onzekerheid over het investeringsgedrag van productiebedrijven. Daarnaast is het moeilijk in te schatten hoe de vraagzijde zich gaat ontwikkelen en of de vraag zich flexibeler opstelt en meer inspeelt op prijsveranderingen waardoor het prijsmechanisme, en daarmee de werking van de markt, kan verbeteren. Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) houdt zich actief bezig met het vormgeven van beleid ten aanzien van de voorzieningszekerheid in de elektriciteitssector. TenneT ontwikkelt in dit kader concreet instrumentarium. Als bijdrage aan de discussie is door ECN parallel hieraan dit onderzoek uitgevoerd. Over de resultaten van het onderzoek is op verschillende momenten met TenneT en het Ministerie van EZ gecommuniceerd. In voorliggend rapport wordt een (kwalitatief) monitoringsmodel beschreven waarmee inzicht kan worden verkregen in de betrouwbaarheid van de stroomvoorziening onder de nieuwe marktomstandigheden. Er worden indicatoren geïdentificeerd waarmee de mate van voorzieningszekerheid kan worden aangegeven. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de vraagzijde in een geliberaliseerde elektriciteitsmarkt een belangrijke rol speelt en daarom niet mag ontbreken in een betrouwbare en volledige monitoring van de voorzieningszekerheid. Een relevante vraag daarbij is welke informatie nodig is om een goed beeld te krijgen van de voorzieningszekerheid en hoe dit te vertalen is naar (betrouwbare) indicatoren. Het primaire doel van het onderzoek is een kwalitatief analysemodel te ontwikkelen waarmee in de huidige geliberaliseerde elektriciteitsmarkt met behulp van indicatoren de mate van voorzieningszekerheid kan worden aangegeven. Met (een set van) dergelijke indicatoren moet kunnen worden vastgesteld of de kans op uitval van de elektriciteitsvoorziening verandert. Het monitoringsysteem zou, naast de noodzaak, de effectiviteit van eventuele interventiemaatregelen door de overheid moeten kunnen beoordelen. Daarnaast kan het als invulling dienen van de in het kader van de nieuwe Europese richtlijn verplichte rapportage aan de EU. Tot slot kan de monitoring bijdragen aan transparantie in de markt doordat meer inzicht verkregen wordt in de ontwikkeling van de voorzieningszekerheid. De vraagstelling die de basis vormt van dit onderzoek luidt als volgt: Op welke manier kan met behulp van (een set) indicatoren de mate van voorzieningszekerheid in de huidige geliberaliseerde elektriciteitsmarkt op een betrouwbare wijze worden gemonitord? In dit rapport wordt voorzieningszekerheid gedefinieerd als de mate van zekerheid van de elektriciteitslevering op middellange termijn, bepaald door investeringen in en het aanwezig zijn van voldoende, ook flexibel inzetbare, productiecapaciteit, de elektriciteitsvraag en haar vermogen snel te reageren op dreigende tekorten en de afstemmingsmechanismen tussen vraag en aanbod. Voorzieningszekerheid is geen direct meetbare grootheid; er is geen eenheid waarin het is uit te drukken en het gebruik van reservemarge als enige indicator is voor de geliberaliseerde markt niet meer betrouwbaar. Door gebruik te maken van een (abstract en kwalitatief) model van de elektriciteitsmarkt dat bestaat uit een aanbod-, een vraag- en een afstemmingsgedeelte, is gepoogd het probleemveld op een structurele manier breder te bekijken. Naast het indelen van indicatoren in één van deze drie onderdelen, is tevens onderscheid gemaakt naar de tijdspanne. Er worden drie benaderingen ingevoegd: een ex-post benadering (trendmatige analyse) op basis
6
ECN-C--04-022
van historische gegevens, en twee ex-ante benaderingen (respectievelijk nul tot twee jaar en twee tot zeven jaar vooruit kijkend) op basis van planningen en prognoses. Op die manier ontstaat een soort matrix (met negen ‘cellen’) die als leidraad kan dienen bij het identificeren van indicatoren. Het aanbodgedeelte van de elektriciteitsmarkt omvat het fysieke elektriciteitssysteem. Het gaat hierbij onder meer om de binnenlandse productiecapaciteit, de leeftijdsopbouw van het productiepark en de landsgrensoverschrijdende verbindingen. Het vraaggedeelte richt zich op onder meer de piekvraag naar elektriciteit en vraagrespons en productie bij afnemers. In het afstemmingsgedeelte zijn zaken terug te vinden als de reservecapaciteit, de omvang van de onbalansmarkt, forward contracten, importcontracten en elektriciteitsprijzen.
Elektriciteitssysteem Trendmatig (ex-post)
Korte termijn
Middellange termijn
Aanbod Afstemming Vraag
Gevolgen voor de samenleving Het is belangrijk om de bruikbaarheid van indicatoren van tevoren zo goed mogelijk te kunnen beoordelen. Criteria waarop de indicatoren zijn beoordeeld zijn de validiteit van de indicator (de mate van zekerheid dat een verandering van de indicator een eenduidige veranderingsrichting in de voorzieningszekerheid aangeeft), de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de benodigde gegevens en de tijdigheid. Voor de set van indicatoren zijn als aanvullende criteria de volledigheid en dekking van het probleemveld en de diversiteit van de benodigde gegevens meegenomen. Concluderend kan gesteld worden dat het, door gebruik te maken van een set indicatoren, in principe mogelijk is de mate van voorzieningszekerheid in de huidige geliberaliseerde elektriciteitsmarkt te kunnen monitoren. In dit rapport is een eerste aanzet hiertoe gegeven. Kanttekening is dat geen enkele indicator perfect scoort op alle beoordelingscriteria. Het gepresenteerde kwalitatieve analysemodel biedt een goed raamwerk, maar de specifieke invulling met indicatoren is lastig. Doordat niet alle benodigde gegevens voorhanden zijn, is het de vraag in hoeverre de monitoring volledig dekkend en betrouwbaar is. Het eindantwoord op de vraagstelling is daarom als volgt geformuleerd: Door gebruik te maken van - meerdere, - op verschillende benodigde gegevens gebaseerde, - in samenhang bekeken, - over aanbod, vraag en afstemming verspreide, - ex-post en ex-ante
ECN-C--04-022
7
indicatoren, kan de set een zo hoog mogelijk niveau bereiken wat betreft een betrouwbare en tijdige monitoring van de mate van voorzieningszekerheid in de huidige, geliberaliseerde elektriciteitsmarkt.
Het gebruik van meer (verschillende) indicatoren draagt bij aan het vormen van een beter en betrouwbaarder beeld van de voorzieningszekerheid: de monitoren wordt robuuster. Het in samenhang bekijken van de indicatoren geeft een beter beeld van de voorzieningszekerheid dan individuele indicatoren die los van elkaar bezien worden. Voor de set is het van belang dat achterliggende oorzaken van een verandering van een indicator geanalyseerd moeten worden alvorens hier conclusies aan te verbinden.
8
ECN-C--04-022
1.
INLEIDING
1.1
Liberalisering en de behoefte aan monitoring
Met de introductie van marktwerking in de elektriciteitssector is de besluitvorming over nieuw te bouwen centrales, die de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening op langere termijn moeten waarborgen, grondig veranderd. Eén van de uitgangspunten van de Elektriciteitswet 1998 is dat de productie van elektriciteit aan de markt overgelaten wordt. De overheid heeft geen controle meer op de ontwikkeling van het totaal beschikbare vermogen; er zijn in de Elektriciteitswet geen instrumenten opgenomen om de totale hoeveelheid productiecapaciteit vanuit de overheid te beïnvloeden. Dit betekent dat producenten naar eigen inzicht opwekkingseenheden in en uit bedrijf kunnen nemen (DTe, 2001). Via de huidige wet- en regelgeving voor de elektriciteitsmarkt worden, vanwege het monopolie dat netwerkbeheerders hebben, wel voorwaarden gesteld aan de betrouwbaarheid en capaciteit van elektriciteitsnetten, maar in deze wet- en regelgeving zijn geen voorwaarden opgenomen over het aanhouden van voldoende productievermogen.1 (Scheepers & de Beus, 2002) Naast de verandering van de besluitvorming over nieuw te bouwen centrales en het daaruit voortvloeiende gewijzigde investeringsgedrag (aanbodzijde) heeft de introductie van marktwerking ook invloed op de vraagzijde van de elektriciteitsmarkt. Betaalden afnemers vóór de liberalisering prijzen die via het cost-plus beginsel tot stand kwamen, in de vrije markt kunnen zij overstappen naar die leverancier, die het beste op hun wensen afgestemde product en service levert. Afnemers mogen zelf kiezen bij welke leverancier of tussenpersoon en tegen welke voorwaarden zij elektriciteit willen afnemen.2 Omdat eindverbruikers vóór de liberalisering geen direct contact hadden met de producenten, verenigd in de Sep (samenwerkende elektriciteitsproductiebedrijven), konden ze hen niet duidelijk aanspreken op de kosten en de prijs van stroom. Andersom gold dat het de elektriciteitsproducenten wettelijk niet was toegestaan direct elektriciteit te leveren aan eindverbruikers en was het voor de Sep lastig inzicht te verkrijgen in, en in te spelen op de wensen van de afnemers. Signalen uit de markt klonken door het ontbreken van wederzijds contact onvoldoende door in de centraal opgestelde planning van de Sep (Tweede Kamer, 1995). De liberalisering brengt met zich mee dat afnemers een actieve rol krijgen als speler op de elektriciteitsmarkt en dat het goed waarnemen van signalen uit de markt onontbeerlijk is bij de afstemming tussen vraag en aanbod. Afnemers kunnen nieuwe mogelijkheden benutten, worden geconfronteerd met de daarbij behorende risico’s en oefenen invloed uit op het aanbod. De huidige marktordening is dus veranderd van een sterk aanbodgestuurde naar een meer vraaggestuurde markt. Afstemming tussen vraag en aanbod vindt niet meer plaats op basis van een planning, maar via contracten. Energie is minder een overheidsnutsvoorziening en meer een marktproduct geworden (Vogtländer, 2003). Andere gevolgen van de liberalisering zijn dat de productie vrij is, er concurrentie op het netwerk ontstaan is, TenneT als landelijk netbeheerder aangewezen is, de DTe onafhankelijk toezicht houdt, distributiebedrijven gesplitst zijn in een netwerkbedrijf en een leveringsbedrijf en afnemers, met uitzondering van de kleinverbruikers die ‘grijze’ stroom afnemen, vrij zijn in hun keuze van energieleverancier.
1
2
Een uitzondering vormt het regel- en reservevermogen waarin de systeembeheerder TenneT voorziet om op de korte termijn de systeembalans te handhaven en storingen bij productie-installaties op te vangen. Daarmee is de leveringszekerheid op de langere termijn echter niet zondermeer gegarandeerd (TenneT, 2002a). Dit geldt overigens nog niet voor kleinverbruikers die grijze stroom afnemen. Voor hen is er keuzevrijheid vanaf juli 2004.
ECN-C--04-022
9
Maar met de fors gewijzigde marktverhoudingen is de vraag gerezen of de lange termijn continuïteit van de elektriciteitsvoorziening nog wel gewaarborgd is. Onder meer de stroomcrisis in Californië heeft laten zien dat liberalisering niet per definitie tot gewenste resultaten leidt. Er bestaat onzekerheid over het investeringsgedrag van productiebedrijven. Zullen zij wel voldoende investeren in nieuwe productiecapaciteit om de zekerheid van stroomlevering op de langere termijn te garanderen? Daarnaast is het moeilijk in te schatten hoe de vraagzijde zich gaat ontwikkelen. Gaan afnemers zich onder de nieuwe marktomstandigheden flexibeler opstellen en spelen zij meer in op prijsveranderingen waardoor het prijsmechanisme, en daarmee de werking van de markt, kan verbeteren? Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) houdt zich actief bezig met het vormgeven van beleid ten aanzien van de voorzieningszekerheid in de elektriciteitssector.3 TenneT ontwikkelt in dit kader concreet instrumentarium. Als bijdrage aan de discussie is door ECN parallel hieraan dit onderzoek uitgevoerd. Over de resultaten van het onderzoek is op verschillende momenten met TenneT en het Ministerie van EZ gecommuniceerd.
1.1.1 Waarom monitoren? Een uitval als gevolg van een tekort aan productiecapaciteit is relatief langdurig en kan grote maatschappelijke gevolgen hebben, infrastructurele systemen beïnvloeden en leiden tot grote economische schade.4 Omdat een betrouwbare elektriciteitsvoorziening voor een moderne maatschappij van vitaal belang is, is het belangrijk inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de voorzieningszekerheid. Monitoring vormt hierbij een onmisbaar element. Door de veranderde marktstructuur en –verhoudingen is het de vraag of bestaande indicatoren waarmee de mate van voorzieningszekerheid kan worden aangegeven nog wel geschikt zijn. Zo kleeft er bijvoorbeeld aan de veelgebruikte indicator reservecapaciteit onder de nieuwe omstandigheden een potentieel gevaar. Producenten kunnen, zoals eerder reeds aangegeven, in de geliberaliseerde markt naar eigen inzicht opwekkingseenheden in en op relatief korte termijn uit bedrijf nemen. Daarnaast kan, door gebruik te maken van flexibiliteit aan de vraagzijde van de markt, de prijselasticiteit van de vraag toenemen tijdens krapte (door ‘demand response’), waardoor de benodigde reservecapaciteit minder groot hoeft te zijn. Bovendien wordt afstemming tussen vraag naar en aanbod van capaciteit onvoldoende in beeld gebracht. De aanwezige reservecapaciteit is daarmee een minder betrouwbare indicator geworden. Vanwege het vitale belang van een betrouwbare elektriciteitsvoorziening en het lange tijdsinterval tussen een investeringsbeslissing en de daadwerkelijke ingebruikname van een elektriciteitsproductiecentrale5 is het belangrijk (aanvullende) indicatoren te ontwerpen die bijtijds kunnen signaleren of de voorzieningszekerheid in gevaar komt en of eventueel ingrijpen in, of aanpassing van de vrije elektriciteitsmarkt noodzakelijk is. De informatie die monitoring oplevert is voor veel marktpartijen en andere belanghebbenden interessant. Investeerders zijn vooral geïnteresseerd in informatie over (ontwikkeling van) prijzen en economische mechanismen die vraag en aanbod beïnvloeden, omdat het inzicht kan verschaffen in de winstgevendheid van nieuwe investeringen. Aangezien bestaande bedrijven door hun ervaring op de markt een informatievoorsprong hebben ten opzichte van nieuwkomers (informatie asymmetrie), bestaat het risico dat efficiënte toetreding van nieuwkomers ontmoedigd wordt. Om toetreding te vergemakkelijken en om een ‘level playing field’ te creëren is transparantie in de markt onmisbaar. Monitoring kan hieraan bijdragen. Voor afnemers is monitoringsinformatie belangrijk omdat zij lange termijn beslissingen moeten nemen die invloed hebben op hun elektriciteitsbehoefte. Voor handelaren is informatie onmisbaar voor de beoordeling van elektriciteitscontracten. Daarnaast is transparantie erg belangrijk voor financiële instellingen, 3
4 5
In Paragraaf 1.3 wordt het begrip voorzieningszekerheid, zoals het gebruikt wordt in dit rapport, gedefinieerd als: De mate van zekerheid van de elektriciteitslevering op middellange termijn, bepaald door investeringen in en het aanwezig zijn van voldoende productiecapaciteit, de elektriciteitsvraag en haar vermogen snel te reageren op dreigende tekorten en de afstemmingsmechanismen tussen vraag en aanbod. Voor een kwantitatieve beschrijving van economische schade door stroomuitval, zie Bijvoet et al (2003). Onder andere door de lange constructietijd en vergunningsprocedures.
10
ECN-C--04-022
die niet direct actief zijn op de elektriciteitsmarkt, maar die gevraagd kunnen worden nieuwe investeringen te financieren. Ondoorzichtigheid van de markt vergroot risico’s voor zowel investeerders als financiers en drukt prikkels tot capaciteitsvergroting (Newbery et al, 2003b). In dit rapport wordt een (kwalitatief) monitoringsmodel beschreven waarmee inzicht kan worden verkregen in de betrouwbaarheid van de stroomvoorziening onder de nieuwe marktomstandigheden. Er worden indicatoren geïdentificeerd waarmee de mate van voorzieningszekerheid kan worden aangegeven. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de vraagzijde in een geliberaliseerde elektriciteitsmarkt een belangrijke rol speelt en daarom niet mag ontbreken in een betrouwbare en volledige monitoring van de voorzieningszekerheid. Een relevante vraag daarbij is welke informatie nodig is om een goed beeld te krijgen van de voorzieningszekerheid en hoe dit te vertalen is naar (betrouwbare) indicatoren.
1.2
Monitoring in Europees perspectief
Op nationaal niveau dient de nationale toezichthouder en/of de TSO (DTe, TenneT) in staat te zijn de binnenlandse voorzieningszekerheid gedetailleerd te kunnen monitoren. Hiervoor zijn enerzijds indicatoren nodig en anderzijds criteria waarmee bepaald kan worden wanneer de voorzieningszekerheid daadwerkelijk op een ongewenst niveau komt.6 Vanwege de fysieke Europese dimensie van de elektriciteitsmarkt is het verstandig de voorzieningszekerheid ook in Europese context te monitoren. Daarvoor is een gezamenlijke inspanning van EU-lidstaten noodzakelijk. In de nieuwe EU-elektriciteitsrichtlijn is daarom een specifiek op monitoring gericht artikel opgenomen dat lidstaten verplicht tot nationaal gericht toezicht op de voorzieningszekerheid:7 'De lidstaten zorgen voor toezicht op aangelegenheden betreffende de voorzieningszekerheid. (…) Dit toezicht slaat met name op het evenwicht tussen vraag en aanbod op de nationale markt, het niveau van de verwachte toekomstige vraag, geplande of in aanbouw zijnde extra capaciteit die wordt overwogen (…) alsmede maatregelen in geval van piekbelasting (…).' De richtlijn schrijft voor dat de lidstaten periodiek (elke twee jaar) aan de EU moeten rapporteren over de bevindingen die het monitoren van deze aangelegenheden heeft opgeleverd. Error! Reference source not found. laat schematisch zien hoe de monitoring kan plaatsvinden. Ook in de figuur wordt onderscheid gemaakt in monitoring op nationaal en op Europees niveau. Beleid en wetgeving vanuit de EU vormen een kader waarbinnen de nationale overheden de elektriciteitsmarkt kunnen vormgeven. Vanuit dit perspectief kunnen, door onder meer gebruik te maken van de kennis van Europese op energie gerichte instellingen, zoals de UCTE (Union for the Coordination of Transmission of Electricity), de CEER (Council for European Energy Regulators) en ETSO (European Transmission System Operators), op Europees niveau algemene criteria opgesteld worden om de voorzieningszekerheid te monitoren.8 Bovendien is meer gedetailleerde input beschikbaar vanuit de lidstaten: de genoemde richtlijn en bijbehorende verplichte rapportage is een voorbeeld van de weergegeven communicatiestromen tussen de EU en de Nederlandse overheid (het Ministerie van Economische Zaken).
6
7
8
Een voorbeeld van monitoring op basis van indicatoren is te vinden in Engeland, waar de voorzieningszekerheid op nationaal niveau gemonitord wordt door de DTI (Department of Trade and Industry) in samenwerking met toezichthouder Ofgem; zie JESS (2003). Artikel 4: Toezicht op de voorzieningszekerheid van Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG. Zie bijvoorbeeld de UCTE System Adequacy Forecast 2003-2005 (UCTE, 2002).
ECN-C--04-022
11
beleid
Elektriciteitsmarkt
Ministerie van Economische Zaken
rapportage
beleid
EU rapportage
criteria
Aanbod indicatoren
Afstemming
DTe/ TenneT
criteria rapportage
UCTE/ CEER/ ETSO
Vraag Figuur 1.1 Monitoring van voorzieningszekerheid in Europees perspectief
1.3
Doelstelling en vraagstelling van het rapport
Dit rapport concentreert zich met name op het vinden van bruikbare, op de elektriciteitsmarkt gebaseerde en nationaal georiënteerde indicatoren. In een later stadium kunnen criteria gekoppeld worden aan deze indicatoren, zodat vastgesteld kan worden wanneer de voorzieningszekerheid in gevaar komt en actie moet worden ondernomen. Het bepalen van kwantitatieve marges en waarden (criteria) voor de indicatoren behoort echter niet tot de opzet van dit onderzoek. Zij zijn afhankelijk van beleid (Ministerie van Economische Zaken) en het voert in dit stadium te ver om concrete waarden voor criteria te bepalen. Het primaire doel van het onderzoek is een kwalitatief analysemodel te ontwikkelen waarmee in de huidige geliberaliseerde elektriciteitsmarkt met behulp van indicatoren de mate van voorzieningszekerheid kan worden aangegeven. Met (een set van) dergelijke indicatoren moet kunnen worden vastgesteld of de kans op uitval van de elektriciteitsvoorziening verandert. Het achterliggende doel is te kunnen bepalen of het door de overheid gevoerde beleid leidt tot een gewenste situatie met betrekking tot de voorzieningszekerheid. Zo niet, dan is aanpassing van beleid en interventie in de markt door de overheid wellicht noodzakelijk om een voldoende mate van voorzieningszekerheid te kunnen garanderen. Het monitoringsysteem kan een hulpmiddel zijn bij de beslissing of ingrijpen gewenst is en zou, naast de noodzaak, de effectiviteit van eventuele interventiemaatregelen moeten kunnen beoordelen. Belangrijk aandachtspunt is dat het monitoringsysteem niets zegt over hoe eventuele maatregelen eruit zien. Het rapport richt zich bewust niet op mogelijke oplossingsrichtingen. De monitoring richt zich op het kunnen beantwoorden van de vraag of er een probleem is met de voorzieningszekerheid en zo ja, hoe groot het probleem is. Deze vraag lijkt soms wat onderbelicht en lijkt overschaduwd te worden door de vraag welke oplossingsrichting(en) te implementeren. Alvorens de aandacht teveel te richten op mogelijke oplossingsrichtingen, moet eerst bekeken worden of er überhaupt een probleem met de voorzieningszekerheid is en zo ja, in welke mate. Het gepresenteerde monitoringsysteem kan bijdragen aan het beantwoorden van deze vraag. Daarnaast kan het als invulling dienen van de in het kader van de nieuwe Europese richtlijn verplichte rapportage aan de EU. En tot slot kan de monitoring bijdragen aan transparantie in de markt doordat meer inzicht verkregen wordt in de ontwikkeling van de voorzieningszekerheid (zie ook Paragraaf 1.1). Marktpartijen kunnen
12
ECN-C--04-022
dan beter inschatten of investeringen in productiecapaciteit noodzakelijk en rendabel zullen zijn. De vraagstelling die de basis vormt van dit onderzoek luidt als volgt: Op welke manier kan met behulp van (een set) indicatoren de mate van voorzieningszekerheid in de huidige geliberaliseerde elektriciteitsmarkt op een betrouwbare wijze worden gemonitord?
1.3.1 Definitie voorzieningszekerheid De lange termijn continuïteit van de elektriciteitsvoorziening is onder meer afhankelijk van de beschikbaarheid van energiebronnen. Dit onderdeel van de voorzieningszekerheid wordt in dit onderzoek echter buiten beschouwing gelaten. In dit rapport wordt voorzieningszekerheid als volgt gedefinieerd9: De mate van zekerheid van de elektriciteitslevering op middellange termijn, bepaald door a) investeringen in en het aanwezig zijn van voldoende, ook flexibel inzetbare, productiecapaciteit, b) de elektriciteitsvraag10 en haar vermogen snel te reageren op dreigende tekorten en c) de afstemmingsmechanismen tussen vraag en aanbod. In de nieuwe marktsituatie moet de voorzieningszekerheid niet alleen maar bekeken worden vanuit het aanbod, in termen van (investeringen in) productie- en reservecapaciteit, maar zijn de vraag en de afstemming tussen vraag en aanbod onderdelen die absoluut ook meegenomen moeten worden. De gegeven definitie past goed in de nieuwe kijk op de markt en neemt naast het aanbod dan ook expliciet de vraag en de afstemming tussen vraag en aanbod mee.
9
Vaak wordt de term leveringszekerheid gebruikt. In dit rapport wordt echter de term voorzieningszekerheid gebruikt, waarmee gedoeld wordt op de hier gegeven definitie. 10 Technische gezien wordt feitelijk de vraag naar belasting bedoeld (in MW), niet de vraag naar energie (in MWh).
ECN-C--04-022
13
2.
MONITORINGSMODEL
2.1
Analytisch model van de elektriciteitsmarkt
Voorzieningszekerheid is geen direct meetbare grootheid; er is geen eenheid waarin het is uit te drukken en het gebruik van reservemarge als enige indicator is voor de geliberaliseerde markt niet meer betrouwbaar. Ook de eerder gegeven definitie laat zien dat voorzieningszekerheid een verzamelbegrip is waarin allerlei elementen een rol spelen en elkaar beïnvloeden. Afzonderlijke indicatoren kunnen slechts specifieke aspecten beoordelen die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid. Voor een betrouwbare monitoring is het daarom noodzakelijk een set van indicatoren op te stellen, waarin de indicatoren zich op verschillende, relevante aspecten richten, zodat een zo volledig mogelijk beeld van de voorzieningszekerheid ontstaat. Voorheen werd vooral gebruik gemaakt van op aanbod gerichte benaderingen en trendmatige analyses op basis van historische gegevens. Door gebruik te maken van een (abstract en kwalitatief) model van de elektriciteitsmarkt dat bestaat uit een aanbod-, een vraag- en een afstemmingsgedeelte, is gepoogd het probleemveld op een structurele manier breder te bekijken. Naast het indelen van indicatoren in één van deze drie onderdelen (die verderop in deze paragraaf staan toegelicht), is tevens onderscheid gemaakt naar de tijdspanne. Indicatoren kunnen trendmatig (ex-post), maar op basis van planningen en prognoses ook ex-ante geformuleerd worden. In dit rapport wordt onderscheid gemaakt in verwachtingen op zowel de korte (nul tot twee jaar) als de middellange termijn (twee tot zeven jaar). Op die manier ontstaat een soort matrix (met negen ‘cellen’) die als leidraad kan dienen bij het identificeren van indicatoren. In Figuur 2.1 staat het analytische model schematisch weergegeven.11
Elektriciteitssysteem Trendmatig (ex-post)
Korte termijn
Middellange termijn
Aanbod Afstemming Vraag
Gevolgen voor de samenleving Figuur 2.1 Schematische voorstelling van het analytische model
11
Het elektriciteitssysteem als geheel heeft invloed op de samenleving. In Bijvoet et al (2003), Luijf et al (2003) en Steetskamp & Van Wijk (1994) wordt aandacht besteed aan de (maatschappelijke) gevolgen en kosten van stroomuitval.
14
ECN-C--04-022
2.1.1 Aanbod, vraag en afstemming Het aanbodgedeelte van het analytische model van de elektriciteitsmarkt omvat onder meer de fysieke elementen van het elektriciteitssysteem, waar voorheen de aandacht veelal op gericht was. Het gaat hierbij om de opgestelde productiecapaciteit, investeringen in opwekkingseenheden, de landsgrensoverschrijdende netverbindingen en dergelijke. In de vroegere, centraal aangestuurde elektriciteitsmarkt was de gedachte dat met het monitoren van de aanbodfactoren de voorzieningszekerheid gemeten en gewaarborgd kon worden. In de vrije markt gaat deze gedachte echter niet zonder meer op. De markt is veranderd in de richting van een meer vraaggestuurde structuur. Afstemming tussen vraag en aanbod vindt niet meer plaats op basis van een planning, maar via contracten. Zoals hierna zal blijken levert het uitgebreider beschouwen van het afstemmings- en vraaggedeelte een vernieuwende kijk op het monitoren van de voorzieningszekerheid. Eerder werd al aangegeven dat de liberalisering een verschuiving teweegbrengt richting de klant: die behoort in de nieuwe situatie te bepalen welke kwaliteit zij wenst en welke prijs zij daarvoor bereid is te betalen. In de transitieperiode naar een vrije markt moeten de wensen van de klanten achterhaald en geformuleerd worden, terwijl de elektriciteitsproducenten op deze vraag moeten inspelen en zich moeten handhaven in een aan concurrentie onderhevige markt. Interessant is de vraag of de afnemer in staat is zijn wensen met betrekking tot de voorzieningszekerheid te formuleren. En zo ja, of dit voldoende prikkels genereert om producenten te bewegen tot het nemen van maatregelen om de gewenste voorzieningszekerheid te kunnen waarborgen. Daarnaast is het de vraag of afnemers voldoende informatie hebben om hun gedrag aan te passen aan de marktomstandigheden. Zo kan de gewenste betrouwbaarheid per afnemer verschillen, maar het financiële voordeel van het reduceren van het verbruik bij schaarste moet wel bekend zijn wil de vraag elastischer gaan reageren. Het vraaggedeelte richt zich, naast de elektriciteitsvraag zelf, op indicatoren die iets zeggen over de flexibiliteit bij afnemers. In hoeverre kunnen afnemers hun vraag reduceren tijdens dreigende tekorten? Indicatoren die onder dit segment kunnen vallen zijn bijvoorbeeld het aandeel autoproductie en de hoeveelheid afschakelbaar vermogen. Vraagsturingsopties als ‘demand response’ concepten en Demand Side Management (voornamelijk gericht op vraagreductie, al dan niet tijdens piekvraag) kunnen ook onder dit gedeelte geschaard worden. Het afstemmingsgedeelte omvat de afstemming tussen vraag en aanbod en eventuele problemen die zich in dit proces voordoen. Hoe beter deze afstemming plaatsvindt, hoe beter de voorzieningszekerheid zal zijn. Factoren die essentieel zijn voor het ongestoord doorgeven van signalen en prikkels tussen vraag en aanbod zijn te vertalen in indicatoren die iets zeggen over de mate waarin vraag en aanbod ongehinderd op elkaar kunnen reageren. In het afstemmingsgedeelte zijn zaken terug te vinden als elektriciteitsprijzen, forward contracten en importcontracten. Ook marktimperfecties, die zich vooral in hogere elektriciteitsprijzen vertalen, en hun (negatieve) invloed op de werking van de markt behoren tot het afstemmingsgedeelte. Indicatoren die zich specifiek op marktimperfecties richten worden in dit rapport echter buiten beschouwing gelaten.
2.1.2 Ex-post en ex-ante Ex-post indicatoren, die onder de kolom ‘trendmatig’ ingedeeld worden, zeggen iets over de huidige situatie en over de ontwikkelingen in het verleden. Extrapolatie van hiervoor benodigde gegevens zou iets kunnen zeggen over de ontwikkeling in de toekomst. Van ex-ante indicatoren, die ingedeeld worden onder korte en lange termijn, hebben de gegevens betrekking op planningen, prognoses en dergelijke. Vaak kunnen indicatoren zowel ex-post als ex-ante gebruikt worden, maar de informatiebronnen daarbij zijn verschillend.
ECN-C--04-022
15
2.2
Beoordelingscriteria voor de indicatoren
Het is belangrijk om de bruikbaarheid van indicatoren van tevoren zo goed mogelijk te kunnen beoordelen. In deze paragraaf wordt een aantal kwalitatieve criteria opgesteld aan de hand waarvan mogelijke indicatoren beoordeeld kunnen worden op hun geschiktheid (Hoofdstuk 3).
2.2.1 Validiteit Allereerst is de sterkte van de relatie tussen de betreffende indicator en de voorzieningszekerheid, in dit rapport aangeduid met validiteit, belangrijk. In hoeverre meet de indicator datgene wat gemeten moet worden? Met andere woorden: geeft een verandering van de indicator met voldoende zekerheid een eenduidige veranderingsrichting aan in de voorzieningszekerheid? Hoe hard is deze relatie? In het criterium validiteit wordt de omgekeerde relatie, namelijk de vraag of een verandering in de voorzieningszekerheid terug te zien is in de betreffende indicator, niet meegenomen.12 Bovendien wordt geen onderscheid gemaakt tussen de ex-post en ex-ante varianten van een indicator. Van belang is verder dat bij de bespreking van de validiteit van de afzonderlijke indicatoren het ceteris paribus principe geldt: er wordt gekeken naar de relatie die bestaat tussen de voorzieningszekerheid en een verandering van de betreffende indicator bij gelijkblijvende overige (endogene) omstandigheden. Relaties tussen indicatoren (onderlinge beïnvloeding) die invloed kunnen hebben op de validiteit, worden in eerste instantie buiten beschouwing gelaten, maar zullen kort aan bod komen in Hoofdstuk 4.13
2.2.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens Voor een betrouwbare monitoring is het verder van belang dat beschikt wordt over voldoende gegevens. Een tweede criterium waarmee de indicatoren beoordeeld kunnen worden betreft dus de beschikbaarheid van de benodigde gegevens. Een indicator kan theoretisch een valide, eenduidige relatie hebben met de voorzieningszekerheid, maar als de benodigde gegevens niet of lastig te verkrijgen zijn, is de indicator moeilijk bruikbaar. In het geval dat gegevens momenteel niet beschikbaar zijn, is het nuttig te kijken naar mogelijkheden om ze in de toekomst alsnog beschikbaar te krijgen. Zo kan bijvoorbeeld regelgeving leiden tot het beschikbaar komen van vertrouwelijke gegevens (al dan niet in geaggregeerde vorm). TenneT stelt: 'Aanpassing van regelgeving is nodig zodat een actueel geaggregeerd beeld beschikbaar kan komen van (vraag- en) productieontwikkeling in internationale context op korte en langere termijn. Aanscherping en precisering van informatieplicht van betrokken partijen zijn noodzakelijk. Voor een goede werking van de markt is het niet voldoende als marktpartijen alleen informatie over de Nederlandse markt hebben. Ook in het buitenland, ten minste in de directe regelzone, moet initiatief genomen worden om gelijksoortige informatie beschikbaar te stellen. Het moet resulteren in een monitoringsysteem en in publicatie van relevante informatie van een voldoende aggregatieniveau.' (TenneT, 2002a) Het is van belang onderscheid te maken tussen beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de benodigde gegevens, omdat er gegevens beschikbaar kunnen zijn die niet (volledig) betrouwbaar zijn. Dit geldt met name voor ex-ante indicatoren. Gegevens uit plannen, verwachtingen en prognoses zijn over het algemeen minder betrouwbaar dan gegevens over de huidige situatie en het (directe) verleden, die voor ex-post indicatoren benodigd zijn.14 Naast het feit dat de toekomst per definitie niet volledig betrouwbaar in beeld gebracht kan worden, kunnen gegevens
12 13
14
16
Het kan voorkomen dat de voorzieningszekerheid verandert, zonder dat dat terug te zien is in een bepaalde indicator. Maar daardoor hoeft de betreffende indicator niet ongeschikt te zijn voor monitoring. Zo leidt een toename van de hoeveelheid productiecapaciteit (indicator) niet tot een verbetering van de voorzieningszekerheid in het geval de piek van de elektriciteitsvraag (andere indicator) sterker groeit dan het (beschikbare) opgestelde vermogen. Met betrouwbaarheid wordt bij dit criterium de betrouwbaarheid van de beschikbare gegevens bedoeld, zoals beoordeeld door het tweede criterium.
ECN-C--04-022
uit strategische overwegingen opzettelijk vertekend weergegeven worden, waardoor de betrouwbaarheid afneemt.
2.2.3 Tijdigheid Omdat het belangrijk is tijdig problemen met de voorzieningszekerheid te kunnen signaleren gaat een vierde criterium in op de tijdshorizon waarover de indicator informatie geeft. Voor de voorzieningszekerheid is het van belang dat gekeken wordt naar de middellange termijn (vijf tot zeven jaar), dit in verband met de relatief lange duur voordat capaciteitsuitbreiding is gerealiseerd. Het is dus van belang dat indicatoren vijf tot zeven jaar vooruit inzicht kunnen geven in de ontwikkeling van de voorzieningszekerheid, zodat tijdig actie ondernomen kan worden als er problemen dreigen te ontstaan. Voor het criterium tijdigheid geldt dat de ex-ante indicatoren een beter beeld geven dan de ex-post indicatoren.15 Het onderscheid tussen ex-post en ex-ante indicatoren (0-2 jaar en 2-7 jaar) in het analytische model zegt impliciet al iets over de tijdigheid. Middellange ex-ante indicatoren scoren per definitie zeer goed op dit criterium. Korte termijn ex-ante indicatoren scoren redelijk tot goed en ex-post indicatoren slecht. Bij de bespreking van de indicatoren wordt het criterium tijdigheid niet behandeld, tenzij het afwijkt van deze beoordeling. In dit rapport worden voor de beoordeling van de indicatoren dus de volgende criteria gebruikt16: • Validiteit van de indicator, • Beschikbaarheid van de benodigde gegevens, • Betrouwbaarheid van de benodigde gegevens, • Tijdigheid.
2.2.4 De set van indicatoren Voor de set van indicatoren is de volledigheid en dekking van het probleemveld nog van belang. Worden alle aspecten van de voorzieningszekerheid, zoals die in dit rapport gedefinieerd is, in kaart gebracht? Zijn indicatoren over het hele analytische model verdeeld terug te vinden, zowel onder aanbod, afstemming en vraag als onder ex-post en ex-ante? Een tweede belangrijk beoordelingscriterium voor de set is de diversiteit van de benodigde gegevens voor de opgenomen indicatoren. Het kan zijn dat verschillende indicatoren gebaseerd zijn op dezelfde data. Ze meten dan feitelijk dezelfde grootheid. In dat geval zijn de indicatoren niet onafhankelijk van elkaar en leidt een verandering in de gegevens wellicht tot een overmatige reactie van de set en een onjuist weergegeven verandering van de mate van voorzieningszekerheid. Het is daarom van belang dat over de hele set, en in elk afzonderlijk segment van de set, indicatoren zijn opgenomen die van elkaar verschillen wat betreft de benodigde gegevens.17
15
Dit criterium is overigens met name van belang voor de set van indicatoren en niet per se voor de indicatoren afzonderlijk. Indicatoren die iets zeggen over de huidige mate van de voorzieningszekerheid en de korte termijn ontwikkeling kunnen ook nuttig zijn, als het gehele systeem (de set) maar voldoende ver vooruit kijkt. 16 De criteria worden apart en onafhankelijk van elkaar bekeken, zodat geen overlap plaatsvindt tussen de criteria onderling. Een indicator kan dus heel valide zijn (een eenduidige relatie met de voorzieningszekerheid hebben), maar geen tijdig signaal geven, of moeilijk te gebruiken zijn vanwege gebrek aan gegevens. Het criterium validiteit is daarmee dus geen algemene beoordeling van een indicator, maar een specifiek onderdeel ervan. Alleen voor het criterium betrouwbaarheid van de benodigde gegevens geldt dat er een link is met het criterium beschikbaarheid van de benodigde gegevens. De betrouwbaarheid heeft namelijk betrekking op de beschikbare gegevens. 17 Dit is een ander punt dan de diversiteit aan gegevensbronnen. De beschikking over meerdere informatiebronnen voor een indicator maakt de indicator robuuster. Met de diversiteit van de benodigde gegevens wordt bedoeld dat de set als geheel robuuster wordt naarmate die gebaseerd is op een grotere diversiteit aan gegevens.
ECN-C--04-022
17
Voor de beoordeling van de set is het dus van belang om twee aanvullende criteria te onderscheiden: • Volledigheid en dekking van het probleemveld; • Diversiteit benodigde gegevens. Zoals eerder al aangegeven bieden indicatoren afzonderlijk onvoldoende inzicht in (de ontwikkeling van) de voorzieningszekerheid. In de vorige paragraaf is gesteld dat een set van indicatoren bijdraagt aan een vollediger beeld van de voorzieningszekerheid. Er bestaan echter vele relaties tussen indicatoren onderling, waardoor het voor een goed gebruik van de set van belang is dat de indicatoren in samenhang bekeken worden. Er bestaat een synergie-effect: indicatoren (in een set) die in onderlinge samenhang bekeken worden geven een beter beeld van de voorzieningszekerheid dan dezelfde indicatoren afzonderlijk van elkaar bezien. Deze samenhang wordt bij de bespreking van de indicatoren in Hoofdstuk 3 buiten beschouwing gelaten, maar zal bij de bespreking van de set in Hoofdstuk 4 terugkomen.
18
ECN-C--04-022
3.
BESCHRIJVING EN KWALITATIEVE BEOORDELING VAN MOGELIJKE INDICATOREN
In dit hoofdstuk worden indicatoren besproken en beoordeeld op basis van de in het vorige hoofdstuk genoemde beoordelingscriteria. In bijlage 1 is een tabel opgenomen met de indicatoren en bijbehorende kwalitatieve beoordelingen op basis van de vier criteria.18 In de tabel zijn tevens eenheden van de indicatoren opgenomen en mogelijke organisaties die de benodigde gegevens kunnen aanleveren. De indicatoren en de kwalitatieve scores die toegekend worden zijn deels gebaseerd op gesprekken met diverse belanghebbenden.19 Getracht is zoveel mogelijk de feedback van de benaderde partijen mee te nemen in de beoordeling van de indicatoren. Feit blijft dat het toekennen van (kwalitatieve) scores aan de indicatoren een subjectief element kent. Tabel 3.1 Overzicht van de te behandelen indicatoren Trendmatig (ex-post) Aanbod §3.1 Productiecapaciteit §3.1 Leeftijdsopbouw §3.2 §3.2 productiepark §3.3 Landsgrensoverschrijdende §3.3 verbindingen Vraag §3.4 Piekvraag naar elektriciteit §3.4 §3.5 Vraagrespons §3.5 Afstemming Omvang van de §3.6 onbalansmarkt §3.7 Reservecapaciteit §3.7 §3.10 Elektriciteitsprijzen §3.8 §3.11 Onwillekeurige uitwisseling §3.9 buitenland
3.1
Korte termijn
Middellange termijn
(ex-ante, 0-2 jaar)
(ex-ante, 2-7 jaar)
Productiecapaciteit §3.1 Productiecapaciteit Leeftijdsopbouw Leeftijdsopbouw §3.2 productiepark productiepark Landsgrensoverschrijdende §3.3 Landsgrensoverschrijdende verbindingen verbindingen Piekvraag naar elektriciteit §3.4 Piekvraag naar elektriciteit Vraagrespons §3.5 Vraagrespons
Reservecapaciteit Forward contracten Importcontracten
§3.7 Reservecapaciteit §3.8 Forward contracten §3.9 Importcontracten (Sep)
Binnenlandse productiecapaciteit
Een voldoende hoeveelheid opgesteld vermogen is van belang voor het op adequate wijze kunnen voldoen aan de elektriciteitsvraag. Er is onderscheid te maken tussen de hoeveelheid geïnstalleerde productiecapaciteit en de beschikbaarheid ervan. Vanwege onderhoudsplanning, thermische beperkingen20, technische storingen en het niet beschikbaar zijn van de gebruikte energiebron (bijvoorbeeld wind of gas) is niet al het vermogen voortdurend beschikbaar. Ook de beschikbaarheid van brandstof (contracten) is belangrijk. Zeker voor piekcentrales (die maar korte tijd operationeel zijn) geldt dat het afsluiten van contracten voor het op elk moment leveren van brandstof veel kosten met zich meebrengt. Het komt voor dat op momenten van grote vraag wel productiecapaciteit aanwezig is, maar geen brandstofcontracten afgesloten zijn waardoor de centrales niet kunnen draaien. Het (beschikbare) vermogen kan als indicator voor de
18
Van ++ tot – – : zeer goed (++), goed (+), redelijk/matig (0), slecht (–), zeer slecht (– –). Belanghebbenden waarmee gesproken is, zijn onder meer EnergieNed, TenneT, Reliant Energy, EPZ en het Ministerie van Economische Zaken. 20 Zo is bijvoorbeeld tijdens de zomer van 2003 de beschikbare elektriciteitsproductiecapaciteit meermalen scherp gedaald door aanhoudende warmte. Bij oppervlaktewatertemperaturen vanaf 23ºC krijgen elektriciteitsproducenten problemen met het lozen van hun koelwater, omdat het water in de buurt van de centrale dan warmer dreigt te worden dan het wettelijk toegestane maximum van 30ºC. In Nederland kan dit leiden tot tien procent minder productie. 19
ECN-C--04-022
19
voorzieningszekerheid trendmatig (ex-post) worden gedefinieerd en, via projecties en voornemens tot nieuwbouw en ontmanteling, tevens op een ex-ante manier. Ook investeringen van elektriciteitsproductiebedrijven kunnen (trendmatig) in kaart gebracht worden.21 Zij geven een beeld over het op peil houden van de hoeveelheid en kwaliteit van de productiecapaciteit. Het gaat om investeringen die leiden tot nieuw vermogen, of die gedaan zijn ten behoeve van levensduurverlenging van bestaande centrales. Het is bij deze indicator van belang de trend in investeringen te beschouwen, en niet alleen de investeringen in een specifiek jaar. Een laatste variant van de indicator binnenlandse productiecapaciteit is de ruimte die overdimensionering van bestaande vergunningen biedt. Producenten vragen soms bouw- en milieuvergunningen aan die ruimte bieden voor meer capaciteit dan dat in eerste instantie door de producent benut wordt. Op die manier wordt er enige speelruimte en flexibiliteit voor de toekomst ingebouwd. Ongebruikte ruimte in bestaande vergunningen biedt (tijdelijk) mogelijkheden om capaciteitsuitbreiding relatief snel te realiseren omdat geen vergunningsprocedures meer doorlopen hoeven te worden. Ongebruikte ruimte in vergunningen zegt op die manier niets in directe zin over de voorzieningszekerheid of over de hoeveelheid opgestelde productiecapaciteit, maar bij meer onbenutte ruimte kan op korte termijn wel flexibeler en sneller gereageerd worden op schaarste. Een krappe ongebruikte ruimte betekent dat er op korte termijn weinig uitbreidingsmogelijkheden in het systeem aanwezig zijn. Omdat het gaat om bestaande vergunningen is de indicator aangemerkt als ex-post, maar feitelijk zegt de indicator iets over de toekomst: mogelijkheden tot snelle capaciteitsvergroting op de korte termijn.
3.1.1 Validiteit Een stijging of daling van de hoeveelheid beschikbare productiecapaciteit leidt tot een verbetering respectievelijk verslechtering van de voorzieningszekerheid. Deze relatie is direct en eenduidig en de validiteit van de hoeveelheid beschikbare binnenlandse productiecapaciteit is derhalve als zeer goed beoordeeld. Het verband tussen de voorzieningszekerheid en het geïnstalleerde vermogen is minder direct (omdat geïnstalleerd vermogen niet altijd beschikbaar is) en is daarom relatief gezien lager gewaardeerd op het criterium validiteit. Ook de relatie tussen de hoeveelheid investeringen en de voorzieningszekerheid is niet optimaal. Zo leiden (structureel) minder investeringen niet noodzakelijkerwijs tot een afnemende voorzieningszekerheid. Om die reden is de validiteit van de indicator investeringen als redelijk beoordeeld. Het verband tussen ruimte in bestaande vergunningen en de voorzieningszekerheid is nog minder sterk. Producenten hoeven ongebruikte ruimte niet noodzakelijkerwijs te gebruiken bij (toekomstige) krapte en daarom is de validiteit van deze indicator als slecht gewaardeerd.
3.1.2 Beschikbaarheid gegevens Gegevens voor de trendmatige analyse (ex-post benadering) van het geïnstalleerde vermogen en de beschikbaarheid ervan zijn te achterhalen aan de hand van gegevens van onder andere TenneT, (milieu)jaarverslagen van de productiebedrijven, EnergieNed, COGEN Nederland en het CBS. Maar voor een gedeelte van het productiepark is dit erg lastig. Vooral met betrekking tot decentraal productievermogen bestaat onvoldoende inzicht in de opgestelde capaciteit en de beschikbaarheid ervan. Bovendien is het moeilijk te achterhalen wanneer en hoeveel decentraal vermogen wordt ingezet. Via de aanbiedingen op de onbalansmarkt is inzicht te verkrijgen (TenneT) in de hoeveelheid extra vermogen die beschikbaar is boven het totaal van alle programma’s. Maar hoewel productie-eenheden boven de zestig megawatt verplicht zijn aan te bieden, blijft het volume achter bij hetgeen op grond van het geschatte beschikbare vermogen kan
21
Dykstra en Zeijden (2001) gebruiken dit als zogenaamde meetvariabele (indicator) voor de voorzieningszekerheid.
20
ECN-C--04-022
worden verwacht.22 Eén van de oorzaken hiervoor is dat (grote) centrales niet altijd geschikt zijn om op de onbalansmarkt aan te bieden. Dat kan bijvoorbeeld te maken hebben met de lange opstarttijd of het niet beschikbaar zijn van gascontracten. TenneT gedoogt om deze redenen het achterhouden van capaciteit, maar daardoor ontstaat geen goed beeld van de werkelijke hoeveelheid beschikbare (reserve)capaciteit. Er zijn onvoldoende gegevens voorhanden om het totale productiepark volledig in kaart te brengen (vooral wat betreft de beschikbare capaciteit is de informatie niet compleet23). Per 1 maart 2004 treedt een tweetal nieuwe artikelen van de Systeemcode in werking.24 Artikel 2.4, beschikbaarheid van productievermogen ten behoeve van de balanshandhaving, houdt in dat elektriciteitsproducenten met productie-eenheden met een vermogen van meer dan 5 megawatt actuele informatie over de inzetbaarheid van deze eenheden moeten aanleveren bij TenneT. Artikel 2.5, bekendmaken van gegevens aangaande productievermogen, voorziet in de publicatie van (geaggregeerde) informatie over de inzetbaarheid van productie-eenheden op de openbare internet website van TenneT. Marktpartijen kunnen met deze informatie beter beoordelen of, en zo ja tegen welke prijs zij productievermogen willen aanbieden aan TenneT voor het handhaven van de energiebalans. De genoemde wijziging van de Systeemcode kan op termijn positieve effecten hebben op de beschikbaarheid van gegevens, maar het is nog afwachten hoe de maatregelen uitwerken in de praktijk en in hoeverre marktpartijen daadwerkelijk alle gegevens gaan aanleveren. De huidige beschikbaarheid van gegevens is voor de ex-post indicatoren geïnstalleerd en beschikbaar vermogen als goed respectievelijk redelijk gekwalificeerd. Gegevens over de ex-post indicator investeringen kunnen worden afgeleid uit openbare jaarverslagen van de productiebedrijven, maar zeker voor verticaal geïntegreerde bedrijven geldt dat het erg moeilijk is om aan betrouwbare gegevens te komen. Het is lastig in te schatten waarin geïnvesteerd is en daarom is de beschikbaarheid van gegevens voor deze indicator als matig beoordeeld. Voor de ex-post indicator ongebruikte ruimte in bestaande vergunningen geldt dat de beschikbaarheid van de gegevens goed is. De vergunninggegevens zijn openbaar en voor de verschillende locaties is goed na te gaan hoeveel capaciteit er opgesteld staat. Gegevens voor de ex-ante benadering (geïnstalleerd en beschikbaar vermogen) kunnen onder meer verkregen worden uit registraties van aanvragen en verleningen van bouw- en milieuvergunningen voor nieuw productievermogen. Zij geven enig inzicht in voornemens tot uitbreiding van productiecapaciteit. De vergunninggegevens zijn openbaar en kunnen, naast informatie over de korte termijn, informatie geven over de middellange termijn, omdat de tijd tussen vergunningsaanvragen en –verlening en de ingebruikname van een centrale in deze termijn omvat is. Daarnaast kunnen gegevens voor de ex-ante benadering verkregen worden uit voornemens van elektriciteitsproductiebedrijven tot het ontmantelen van centrales (korte termijn) en voornemens tot uitbreiding van het productiepark (investeringsplannen, middellange termijn). In principe lijken producenten wel bereid informatie aan te leveren, zo krijgt TenneT momenteel gegevens van de grote productiebedrijven die in geaggregeerde vorm beperkt openbaar gemaakt worden.25 Maar met de informatie van de grote producenten is lang niet de hele markt in kaart gebracht. De aan TenneT geleverde gegevens bestrijken ongeveer 55 procent van de totale Nederlandse consumptie (EnergieNed, 2003a). Het decentrale vermogen, de importen en de productie van producenten die niet lid zijn van de sectie productie van EnergieNed ontbreken in de gegevens. De eerder genoemde wijziging van de systeemcode kan op termijn bijdragen aan het beter beschikbaar komen van gegevens, met name over de korte termijn plannen (aangezien prognoses tot één jaar vooruit aan TenneT bekendgemaakt moeten worden). De beschikbaarheid van gege22
In de NetCode is vastgelegd dat aangeslotenen groter dan 60 MW al het vermogen dat zij meer of minder kunnen produceren, of minder af kunnen nemen, verplicht aan TenneT moeten aanbieden als reservevermogen. 23 Een handelaar op de elektriciteitsmarkt: ‘We hebben geen flauw benul van wat er op enig moment aan capaciteit beschikbaar is in de markt. Dat weten alleen de producenten.’ (Beckman, 2003a) 24 Deze maatregelen zijn genomen op advies van de Market Surveillance Committee (MSC) van NMa/DTe. Zij zijn in de eerste plaats bedoeld om de marktwerking te bevorderen, maar de MSC stelt expliciet: ‘In addition, improved market transparency facilitate better monitoring by third parties and hence a greater chance of detecting anticompetitive behaviour.’ (MCS, 2001) 25 Alle bij de sectie productie van EnergieNed aangesloten producenten verschaffen informatie aan TenneT over de opgestelde capaciteit en de plannen tot wijziging van het productievermogen voor de komende zeven jaar.
ECN-C--04-022
21
vens is voor de korte termijn ex-ante indicatoren als goed tot redelijk ingeschat en voor de middellange termijn indicatoren als redelijk tot slecht.
3.1.3 Betrouwbaarheid gegevens Voor alle in deze paragraaf genoemde ex-post indicatoren is de betrouwbaarheid van de gegevens als zeer goed beoordeeld. Dat geldt niet voor de ex-ante varianten (geïnstalleerd en beschikbaar vermogen). Wat betreft de vergunningsgegevens is het vaak onduidelijk wanneer de nieuwe capaciteit daadwerkelijk beschikbaar komt, dit vanwege onzekerheid in de duur van de vergunningprocedures. Hoe verder de vergunningverlening en bouw gevorderd zijn, hoe zekerder het beschikbaar komen van nieuw productievermogen is. Maar ook een verleende vergunning biedt nog geen volledige garantie voor de ingebruikname van nieuwe capaciteit. Het vergunningsproces brengt weliswaar kosten met zich mee, maar met de afronding van de vergunningsprocedures is de bouw van nieuwe capaciteit nog niet ‘the point of no return’ gepasseerd. De daadwerkelijke bouw van een centrale kan, ondanks een verleende vergunning, worden uitgesteld of er kan zelfs van worden afgezien. Daarnaast speelt het eerder genoemde aspect van overdimensionering van vergunningen. De vergunning geeft in dat geval een ander beeld dan de werkelijke plannen, wat consequenties heeft voor de betrouwbaarheid van de gegevens. In Figuur 3.1 staat de relatie tussen de zekerheid van het beschikbaar komen van de productiecapaciteit en de tijd die nodig is voor voorbereiding en realisatie schematisch weergegeven. Zekerheidsniveau
Beschikbaar Ingebruik name Gebouwd Start van de bouw Verlening milieuvergunning Aanvraag milieuvergunning
Milieu Effect Rapportage
Investeringsplan bekend gemaakt
Tijd
Figuur 3.1 Zekerheid over het beschikbaar komen van productiecapaciteit in relatie tot de tijd die nodig is voor voorbereiding en realisatie Bij de betrouwbaarheid van de door de producenten aangeleverde gegevens speelt mee dat het om verwachtingen gaat, waarbij producenten op geen enkele manier gebonden zijn aan hun prognoses. Ze kunnen, bijvoorbeeld als gevolg van veranderende marktomstandigheden, hun strategie te allen tijde wijzigen. Prognoses die tot zeven jaar vooruit kijken zijn om die reden weinig betrouwbaar. Ook als een informatieplicht wordt ingesteld blijven de gegeven plannen onzeker. Daarnaast speelt mee dat het om strategische informatie gaat, waardoor de betrouwbaarheid van de gegevens nog meer onder druk komt te staan. Voor de korte termijn indicatoren is de betrouwbaarheid van de gegevens als goed aangemerkt (er bestaat enige onzekerheid over mogelijke ontmanteling van centrales; geplande nieuwbouw is op korte termijn vrij zeker) en voor de middellange termijn indicatoren als slecht (op middellange termijn zijn plannen voor zowel ontmanteling als voor nieuwbouw onzeker). Aan het gebruik van de hoeveelheid productiecapaciteit als indicator zit dus een aantal haken en ogen. Naast problemen met de beschikbaarheid van benodigde gegevens, onzekerheden in en betrouwbaarheid van de gegevens speelt met name in de ex-ante benadering nog het probleem 22
ECN-C--04-022
dat het beschikbaar komen van nieuw productievermogen met behulp van (investerings)plannen en vergunningsaanvragen en -verleningen nog enigszins te voorspellen is, maar het uit gebruik nemen van vermogen daarentegen veel minder. Figuur 3.1 zou ook gemaakt kunnen worden voor het uit gebruik nemen van productiecapaciteit, maar door de korte duur tussen de aankondiging van ontmanteling en de daadwerkelijke stopzetting van stroomopwekking kunnen geen betrouwbare gegevens afgeleid worden (beschikbaarheid) voor de middellange termijn.
3.2
Leeftijdsopbouw productiepark
In een productiepark dat overwegend uit oude centrales bestaat zullen centrales eerder uit bedrijf genomen worden dan in een jong productiepark. Er moeten eerder vervangingsinvesteringen gedaan worden. Het uitblijven van investeringen in een oud productiepark heeft dus over het algemeen sneller consequenties. Ook al is de exacte levensduur van centrales niet bekend en zegt een bepaalde leeftijd dus niets met zekerheid over de resterende levensduur van een centrale26, gesteld kan worden dat een jong productiepark een steviger basis vormt voor de voorzieningszekerheid dan een oud productiepark. Uit het oogpunt van voorzieningszekerheid is een productiepark met een evenwichtige leeftijdsopbouw wenselijker dan een qua leeftijdsopbouw eenzijdig samengesteld, of oud productiepark. In combinatie met het opgestelde vermogen kan deze indicator iets zeggen over de voorzieningszekerheid. De indicator kan zowel ex-post als ex-ante gebruikt worden, hoewel de ex-ante benadering niet veel meer inhoudt dan het optellen van het aantal jaren dat vooruit gekeken wordt bij de leeftijden van de centrales. Een grafiek zoals die is opgenomen in het Capaciteitsplan van TenneT (zie Figuur 3.2), kan nuttige informatie verschaffen. Hierin staat de leeftijdscategorie uitgezet tegen het bijbehorende vermogen en het cumulatieve vermogen (in megawatt). Cumulatief vermogen [MW]
Vermogen [MW]
Normaal
Cumulatief
Leeftijdscategorie, L [jaren]
Figuur 3.2 Leeftijdsopbouw Nederlands productiepark (TenneT, 2002b)
3.2.1 Validiteit De indicator kan aangeven wanneer er problemen dreigen met de voorzieningszekerheid door een onevenwichtige leeftijdsopbouw, bijvoorbeeld als bijna al het opgestelde vermogen ouder is 26
Zeker niet, omdat het met de huidige stand van de techniek mogelijk moet zijn om de levensduur van centrales met vijftig procent te verlengen (Forschungszentrum Jülich, 2002).
ECN-C--04-022
23
dan de oorspronkelijk veronderstelde economische levensduur (25 jaar). Een evenwichtige leeftijdsopbouw zegt andersom echter weinig over de mate van voorzieningszekerheid. De leeftijdsopbouw vormt een soort randvoorwaarde. Vanwege deze eenzijdige relatie tussen de indicator en de voorzieningszekerheid is de validiteit van de indicator als redelijk gewaardeerd.
3.2.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens Gegevens voor de ex-post indicator zijn betrouwbaar en goed beschikbaar.27 Voor de ex-ante indicatoren is de beschikbaarheid en betrouwbaarheid maar weinig minder omdat het aantal jaren dat vooruit gekeken wordt simpelweg wordt opgeteld bij de huidige leeftijden van de centrales. Er is slechts onzekerheid over de toekomstige samenstelling van het productiepark.
3.2.3 Tijdigheid De tijdigheid van de indicator is lastig te beoordelen, mede wegens de eenzijdige relatie tussen de indicator en de voorzieningszekerheid. Maar een onevenwichtige leeftijdsopbouw in de huidige situatie (ex-post) geeft informatie over mogelijke problemen op langere termijn. De leeftijdsopbouw kent een stabiel verloop in de tijd en daarom kan ook de ex-post indicator een tijdig signaal geven. De indicator scoort op het criterium tijdigheid goed tot zeer goed.
3.3
Landsgrensoverschrijdende verbindingen
De voorzieningszekerheid neemt in principe toe wanneer het elektriciteitsnet met meerdere nationale en/of regionale elektriciteitsmarkten verbonden is en naarmate de capaciteit en beschikbaarheid van de verbindingen groter is. Er is dan toegang tot meer (reserve)vermogen dat uit verschillende leveringsgebieden aangevoerd kan worden. Tevens kan gebruik gemaakt worden van verschillen tussen afnamepatronen in omringende landen. Pieken in de vraag kunnen in verschillende landen op andere tijdstippen van de dag voorkomen, afhankelijk van bijvoorbeeld de soort industrie in een land. Op die manier kan dezelfde piekcapaciteit in meerdere landen aan de piekvraag voldoen. Thans is het Nederlandse elektriciteitsnet op drie plaatsen verbonden met het elektriciteitsnet in Duitsland, op twee plaatsen met dat van België en bestaan er plannen voor netverbindingen met Engeland en Noorwegen.28 TenneT maakt haar plannen met betrekking tot het aantal en de capaciteit van de landsgrensoverschrijdende verbindingen middels capaciteitsplannen bekend. De beschikbaarheid van de landsgrensoverschrijdende verbindingen varieert vanwege veranderende transmissievolumes tussen andere landen, onderhoud, thermische beperkingen, etc. Daarnaast wordt wegens de waarborging van de systeemintegriteit niet alle geïnstalleerde capaciteit beschikbaar gesteld. Om die reden is de beschikbaarheid van de verbindingen (in MW) een nuttiger indicator dan de geïnstalleerde capaciteit. Uitbreiding van het aantal en de beschikbaarheid van de landsgrensoverschrijdende verbindingen kan zowel trendmatig als ex-ante (korte en middellange termijn) in kaart gebracht worden. Het is bij deze indicator overigens van belang niet alleen te kijken naar de beschikbaarheid van de landsgrensoverschrijdende verbindingen (capaciteit), maar ook naar de hoeveelheid beschikbaar vermogen 27
28
Net als bij de indicator opgesteld vermogen is ook bij deze indicator niet de gehele samenstelling van het productiepark bekend. Bij de indicator opgesteld vermogen is dit hetgeen de indicator juist poogt te meten (de totale omvang in MW). Bij de indicator leeftijdsopbouw is de leeftijd van de centrales het richtpunt en is het ontbreken van een deel van het productiepark (met name de kleinschalige opwekking) minder vertekenend. Over de (grotere) centrales waarvan bekend is dat ze opgesteld staan, is de leeftijd over het algemeen goed bekend. Het gaat om de mogelijke realisaties in 2006 van een kabelverbinding met Groot Brittannië met een vermogen van 1320 megawatt en een kabelverbinding met Noorwegen (Norned) met een vermogen van 600 megawatt (TenneT, 2002b). Het contract voor Norned is door de voormalige Sep getekend, maar volgens NEA (de rechtsopvolger van de Sep) heeft de liberalisering de waarde van het contract aangetast. Volgens recente berichtgeving lijkt er toch nieuw leven geblazen te worden in het plan voor de aanleg van deze hoogspanningskabel. De oude partners in het kabelproject (NEA en Statkraft) hebben in januari 2004 hun samenwerking definitief beëindigd, en beëindiging van de oude verplichtingen heeft de weg vrijgemaakt voor TenneT en Statnett (TSO van Noorwegen) voor een exploitatie die wel rendabel is (www.tennet.nl).
24
ECN-C--04-022
in het buitenland (tijdens piekvraag in Nederland) en de daar van toepassing zijnde marktstructuur.29 In het buitenland heerst eveneens onzekerheid over de toekomstige ontwikkeling van investeringen. Als er in de ons omringende landen structureel te weinig wordt geïnvesteerd in productievermogen, kan Nederland niet vertrouwen op een ononderbroken, voldoende hoeveelheid import.
3.3.1 Validiteit Koppeling aan meer buitenlandse elektriciteitsmarkten en een grotere capaciteit van de verbindingen betekenen toegang tot meer (reserve)vermogen dat uit verschillende leveringspunten aangevoerd kan worden. De indicator landsgrensoverschrijdende verbindingen moet echter wel bezien worden in samenhang met de beschikbaarheid van vermogen in het buitenland, omdat vooral de combinatie iets zegt over de betrouwbaarheid van de importen. Hoe groter de interconnectiecapaciteit, hoe groter de afhankelijkheid van het buitenland en hoe meer de voorzieningszekerheid in Nederland wordt beïnvloed (EnergieNed, 2003b). Met vergroting van de interconnectiecapaciteit wordt naast buitenlandse stroom ook buitenlandse onzekerheid geïmporteerd. In de Europese Richtlijn zijn zogenoemde vrijwaringsmaatregelen opgenomen.30 Dat zou kunnen betekenen dat een lidstaat zijn landsgrensoverschrijdende verbindingen mag afsluiten in geval van binnenlandse problemen. Importen vanuit het buitenland zijn dus nooit zonder meer gegarandeerd, waardoor afhankelijkheid van import betekent dat men afhankelijk is van de betrouwbaarheid van elektriciteitssystemen in de omringende landen. Uitbreiding van de interconnectiecapaciteit biedt dus niet noodzakelijkerwijs een oplossing voor het voorzieningszekerheidsvraagstuk in Nederland. Maar feit blijft dat meer landsgrensoverschrijdende verbindingen of een grotere capaciteit ervan meer toegang biedt tot buitenlands vermogen. Deze relatie is eenduidig en de validiteit is als goed beoordeeld. Ook de validiteit van de relatie tussen het beschikbare vermogen in het buitenland en de voorzieningszekerheid is goed.
3.3.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens De hoeveelheid capaciteit die dagelijks, maandelijks en jaarlijks beschikbaar is, wordt gepubliceerd op www.tso-auction.nl. Daarnaast maakt TenneT haar vooruitzichten met betrekking tot het aantal en de capaciteit van de landsgrensoverschrijdende verbindingen middels capaciteitsplannen bekend. Deze vooruitzichten kunnen informatie leveren voor de ex-ante benadering van de indicator landsgrensoverschrijdende verbindingen (beschikbaarheid en aantal verbonden landen). De beschikbaarheid van de benodigde gegevens vormt dus voor zowel deze ex-post als exante indicatoren geen probleem en is als goed tot zeer goed beoordeeld. In hoeverre zich bij de realisatie van de plannen problemen voordoen (vooral met betrekking tot de medewerking van buitenlandse TSO’s) is echter minder goed bekend. Zo kwam in 2003 een door TenneT geplande vergroting van de importcapaciteit vanuit Duitsland om technische redenen niet tot stand en werd Norned, in het Capaciteitsplan 2003-2009 van TenneT binnen het scenario Gas-regeert genoemd als te realiseren kabelverbinding tussen Noorwegen en Nederland, nauwelijks meer als een serieuze optie gezien (Beckman, 2003a).31 Met andere woorden: de betrouwbaarheid van de plannen is moeilijker in te schatten en is als redelijk tot goed gewaardeerd. Om de hoeveelheid beschikbaar vermogen in het buitenland te achterhalen kan gebruik gemaakt worden van gegevens van de UCTE. Het beschikbare vermogen is binnen Nederland al moeilijk te bepalen (zie ook Paragraaf 0), gegevens over het buitenland zijn minstens zo moeilijk te ver29
30
31
Zie voor meer informatie Wals & Scheepers (2003) waarin drie aspecten onderscheiden worden die in relatie staan met de landsgrensoverschrijdende verbindingen: de beschikbaarheid van interconnectoren, het overschot aan buitenlands vermogen tijdens piekvraag en de marktstructuur in de omliggende landen. Artikel 24 van de Europese Richtlijn 2003/54/EG luidt: Bij een plotselinge crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de integriteit van een net worden bedreigd, kan een lidstaat tijdelijk de nodige vrijwaringsmaatregelen treffen. Hoewel recente berichtgeving het tegendeel lijkt te bewijzen, zie voetnoot 28.
ECN-C--04-022
25
krijgen. De beschikbaarheid is beoordeeld als matig tot slecht en de betrouwbaarheid voor de ex-post indicator als goed en voor de ex-ante indicatoren als redelijk (voor de korte termijn) en slecht (voor de middellange termijn).
3.3.3 Tijdigheid Omdat het onwaarschijnlijk is dat bestaande landsgrensoverschrijdende verbindingen op korte termijn uit bedrijf genomen zullen worden, geven de ex-post varianten relatief tijdige informatie. De ex-post indicatoren zijn dan ook als redelijk gewaardeerd op het criterium tijdigheid.
3.4
Piekvraag naar elektriciteit
Om te kunnen beoordelen of de voorzieningszekerheid in gevaar komt, is inzicht nodig in de ontwikkeling van de piekvraag.32 Van belang hierbij is onder meer de relatie tussen de elektriciteitsvraag en de piekvraag. De ontwikkeling van de elektriciteitsvraag hangt met vele factoren samen, maar de ervaring heeft geleerd dat die ontwikkeling voor de korte termijn vrij goed is te voorspellen. In het Capaciteitsplan 2003-2009 van TenneT worden als bepalende factoren economische groei, besparingsmaatregelen en uitbreiding van de toepassing van elektriciteit genoemd. In de prognoses over de elektriciteitsvraag zijn efficiëntiewinsten en vraagbesparingen meegenomen.
3.4.1 Validiteit Een toenemende piekvraag leidt bij gelijkblijvende overige omstandigheden tot een afname van de voorzieningszekerheid. Een afnemende vraag leidt tot een toenemend beschikbaar vermogen en daarmee tot een toenemende voorzieningszekerheid. Het verband tussen de piekvraag en de voorzieningszekerheid is eenduidig en als zeer goed beoordeeld.
3.4.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens Gegevens over de finale elektriciteitsvraag (inclusief vermogen bij afnemers) zijn goed beschikbaar, maar het is erg moeilijk specifiek de piekvraag (gedifferentieerd in de tijd) in kaart te brengen. TenneT kan tijdens pieken de belasting op het hoogspanningsnet meten, maar daarmee is niet de volledige piekvraag in beeld gebracht. Het kan daarom van belang zijn inzicht te krijgen in de relatie tussen de elektriciteitsvraag en de piek in de elektriciteitsvraag. De beschikbaarheid van gegevens voor de ex-post indicator is redelijk en de betrouwbaarheid is als goed beoordeeld. Gegevens voor de ex-ante varianten zijn onder meer (deels) beschikbaar via prognoses van ECN, het Centraal Plan Bureau en TenneT. Voor de korte termijn geven de prognoses over de ontwikkeling van de elektriciteitsvraag een vrij betrouwbaar beeld, maar voor de middellange termijn kunnen verschillende aannames leiden tot het flink uiteenlopen van scenario’s. Daarnaast zijn de prognoses met name gericht op de totale elektriciteitsvraag en minder op specifiek de piekvraag. De betrouwbaarheid van de gegevens is daarom als redelijk tot slecht gewaardeerd. In vergelijking met de binnenlandse productiecapaciteit vertoont de elektriciteitsvraag (en de piekvraag) een minder onvoorspelbaar verloop. De opgestelde capaciteit kan door uit gebruik name plotseling verminderen, maar het is onwaarschijnlijk dat de piekvraag schokkend toeneemt. Daarom is de betrouwbaarheid van de gegevens voor de piekvraag naar elektriciteit wel hoger dan die van de indicator binnenlandse productiecapaciteit.33
32
In dit rapport wordt gemakshalve het begrip piekvraag gebruikt, maar zoals in voetnoot 10 reeds vermeld is, gaat het technisch gezien niet om de piekvraag naar energie (MWh), maar om de vraag naar piekbelasting (MW). 33 Door de grove kwalitatieve beoordeling is dit niet terug te zien in de tabel in de bijlage.
26
ECN-C--04-022
3.4.3 Tijdigheid Wat betreft de tijdigheid scoort de piekvraag naar elektriciteit eveneens iets hoger dan de binnenlandse productiecapaciteit. Om de genoemde reden dat het onwaarschijnlijk is dat de ontwikkeling van de vraag een schokkend verloop kent, zegt de huidige en verwachte korte termijn vraag meer over de voorzieningszekerheid op termijn dan de stand van het productiepark. De ex-post indicator is op het criterium tijdigheid gewaardeerd als redelijk.
3.5
Vraagrespons en productie bij afnemers
Doordat de prijselasticiteit van de elektriciteitsvraag gering is, verloopt de afstemming tussen vraag en aanbod tijdens krapte vaak moeizaam. Dit resulteert in grote prijsvolatiliteit, hoge prijspieken en een verhoogd risico op uitval van de stroomvoorziening. Het stimuleren van vraagrespons vermindert deze gevolgen en verbetert de werking van de markt tijdens schaarste doordat de vraag elastischer reageert op prijsstijgingen.34 Het verbeteren van de vraagrespons, in de zin dat het voor afnemers interessanter wordt om bij hoge elektriciteitsprijzen hun vraag te verminderen of hun eigen productie te vergroten, reduceert prijsfluctuaties en –pieken en maakt het makkelijker en goedkoper om betrouwbaar te kunnen voldoen aan de vraag. Inzicht in de totale omvang (volume) en de condities van mogelijkheden tot (verbeterde) vraagrespons is wenselijk om de (potentiële) bijdrage aan de voorzieningszekerheid in kaart te kunnen brengen. Een viertal mogelijkheden van vraagrespons wordt hieronder besproken: • Bij stijgende prijzen kan het voor afnemers interessant worden eigen productievermogen in te zetten of de eigen productie te vergroten.35 Op die manier wordt het aanbod vergroot en ontstaat er meer ruimte op de elektriciteitsmarkt. Daarnaast kan het vermogen bij uitval van het elektriciteitssysteem, mits het losgekoppeld is of kan worden van het net, stroom leveren aan de direct aangeslotenen, wat de individuele voorzieningszekerheid vergroot. De hoeveelheid productievermogen bij afnemers in de Nederlandse elektriciteitsvoorziening, inclusief autoproductie die als back-up kan worden gebruikt (met name WKK), kan iets zeggen over mogelijkheden tot vraagrespons. • Ook afschakelbare contracten (interruptible contracts) kunnen bijdragen aan het vergroten van de vraagrespons. Tijdens extreme piekmomenten voorzien de contracten, tegen een bepaalde vergoeding, in het geheel of gedeeltelijk onderbreken van de stroomleverantie aan de gecontracteerde afnemers. Dit wordt ook wel “load management” genoemd: de leverancier of producent mag de afnemer onder bepaalde voorwaarden afsluiten van elektriciteit. De vraag wordt tijdelijk verminderd waardoor productiecapaciteit beschikbaar komt om de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening te kunnen waarborgen. • Demand Side Bidding (DSB) is een mechanisme dat afnemers in staat stelt hun door vermindering van vraag vrijgekomen ongebruikte elektriciteit terug te verkopen aan de leverancier of aan handelaren. Het gaat hierbij om nieuwe concepten die nog nauwelijks toegepast worden. • Direct Load Control (DLC) tenslotte, is een mogelijkheid van vraagrespons die vooral gericht is op kleine (huishoudelijke) afnemers. Leveranciers installeren bij de afnemers apparatuur die door de leverancier voor relatief korte perioden afgeschakeld kan worden. De leverancier is hiertoe voor een beperkt aantal uren en een beperkt aantal keren gemachtigd, in ruil voor een participatievergoeding. 34
Het handhaven van de balans in een elektriciteitssysteem kan plaatsvinden door, ten opzichte van de piekvraag, voortdurend voldoende aanbod beschikbaar te hebben. De marginale kosten van dit aanbod kunnen echter aanzienlijk hoger liggen dan de waarde van de marginale piekvraag. Om de economische efficiëntie van elektriciteitssystemen te bevorderen zijn, in de tijd dat nog sprake was van planmatige investeringen, initiatieven ontstaan om afnemers te stimuleren hun verbruik te beperken, door middel van Demand Side Management (DSM). Het stimuleren van vraagrespons borduurt voort op de principes van beïnvloeding van de elektriciteitsvraag die in het kader van DSM zijn ontwikkeld, maar richt zich specifiek op piekmomenten (en niet op algemene vraagreductie). 35 Dat kan zijn doordat zij ‘real-time’ prijzen betalen voor stroom die op dat moment hoger zijn dan de kosten van eigen stroomopwekking, of doordat leveranciers afnemers een financiële compensatie bieden voor het inzetten van de back-upvoorzieningen.
ECN-C--04-022
27
3.5.1 Validiteit Het stimuleren van de vraagrespons tijdens krapte verhoogt de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening op korte termijn. Door verbetering van vraagrespons worden prijspieken gedempt, maar op lange termijn kunnen prikkels ontstaan om investeringen in productiecapaciteit uit te stellen. De flexibiliteit van de vraag bereikt op een gegeven moment echter haar grenzen36, waardoor de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening niet structureel gewaarborgd is. Toch zijn de indicatoren onder vraagrespons goed beoordeeld op het criterium validiteit, omdat de marktwerking tijdens krapte verbeterd wordt, wat leidt tot een efficiënter elektriciteitssysteem en een stabieler prijssignaal voor investeerders. Vraagrespons vormt een alternatief voor reservevermogen.
3.5.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens Op dit moment is weinig bekend over het potentieel van vraagrespons. In de Nederlandse elektriciteitsmarkt reageren met name industriële elektriciteitsverbruikers op dreigende stroomtekorten37, maar dit lijkt een sterk ad hoc karakter te hebben. Er lijkt nauwelijks sprake te zijn van enige structurele vorm van vraagrespons (Scheepers & Ten Donkelaar, 2003). Gegevens over de hoeveelheid back-upfaciliteiten zijn redelijk beschikbaar, maar inzicht in de omvang (volume) en de condities van afschakelbare contracten, DSB en DLC is er nauwelijks. Informatie voor de ex-post indicatoren is mogelijk te verkrijgen bij COGEN Nederland, (grote) afnemers, VEMW en leveranciers. Gegevens over back-upvermogen en afschakelbare contracten zijn op dit moment nog onvoldoende beschikbaar, maar moeten goed te achterhalen zijn. De beschikbaarheid en betrouwbaarheid van gegevens is voor deze indicatoren als goed tot redelijk beoordeeld. De ex-ante varianten scoren minder goed op beide criteria (redelijk tot slecht). Ook voor de nieuwe concepten als Direct Load Control en Demand Side Bidding is de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van gegevens slecht, zeker voor de ex-ante indicator voor de middellange termijn (die als zeer slecht is beoordeeld).
3.5.3 Tijdigheid Bij de ex-post indicator hoeveelheid back-up faciliteiten geldt dat het onwaarschijnlijk is dat eenmaal geïnstalleerd vermogen op korte termijn wordt ontmanteld. Om die reden geeft deze ex-post indicator een relatief tijdig beeld en is gewaardeerd als redelijk op het criterium tijdigheid.
3.6
Omvang van de onbalansmarkt
Als productie-eenheden boven de zestig megawatt niet in programma’s staan opgenomen, zijn ze verplicht aan te bieden op de onbalansmarkt. Een structurele afname van het aanbod van (reserve)capaciteit op de onbalansmarkt kan duiden op toenemende krapte. De niet meer aangeboden capaciteit wordt dan ingezet voor een toegenomen vraag (of is uit bedrijf genomen). Het aanbieden van afschakelbaar vermogen op de onbalansmarkt (vraagreductie) heeft hetzelfde effect als het aanbieden van reservecapaciteit. Het onderscheid is wel van belang, maar in de praktijk is het moeilijk te achterhalen of aanbod op de onbalansmarkt bestaat uit reservecapaciteit of
36 37
28
Denk bijvoorbeeld aan koelhuizen die tegen geringe kosten voor korte tijd een vraagreductie kunnen bewerkstelligen, maar die bij te lang durende afschakeling hun producten zien bederven. Dit gebeurde onder meer in de tweede week van augustus 2003 toen, vanwege het aanhoudende zeer droge en warme weer, koelwaterbeperkingen ontstonden bij veel elektriciteitscentrales. TenneT kondigde ‘code rood’ af en deed een beroep op afnemers om het stroomverbruik gedurende piekperioden te matigen. Energieleveranciers verzochten grote industriële elektriciteitsverbruikers hun productieprocessen te onderbreken.
ECN-C--04-022
uit afschakelbaar vermogen.38 De combinatie van de hoeveelheid (reserve)capaciteit en afschakelbaar vermogen die wordt aangeboden op de onbalansmarkt geeft een indicatie van de hoeveelheid vermogen dat netto beschikbaar is om de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening te waarborgen. Een krappe onbalansmarkt betekent dat programma’s van de programmaverantwoordelijken bij afwijkingen minder makkelijk waargemaakt kunnen worden. Het gaat bij deze indicator niet direct om de absolute hoeveelheid megawatten, maar meer om structurele en trendmatige veranderingen in de omvang van de onbalansmarkt.
3.6.1 Validiteit Een structurele afname van het aanbod op de onbalansmarkt kan duiden op toenemende schaarste. Het bewust achterhouden van productievermogen door (grote) producenten kan deze relatie echter verstoren. In het geval van een dreigend tekort bestaat er geen prikkel voor producenten die hun programma hebben afgedekt om extra aan te bieden. Bij het niet aanbieden van beschikbare capaciteit (boven hun programma) tijdens krapte, blijven prijzen hoog en leiden concurrenten die hun programma niet kunnen waarmaken schade. Het inzetten van extra capaciteit levert weliswaar een iets grotere afzet op, maar de prijzen dalen en de concurrentie wordt geholpen. Uit competitief oogpunt is dat geen aantrekkelijke optie.39 Op die manier hoeft, vanwege misbruik van marktmacht, een klein aanbod op de onbalansmarkt niet noodzakelijkerwijs te duiden op een werkelijk tekort aan capaciteit, omdat de beschikbare capaciteit niet volledig wordt aangeboden op de markt (uit concurrentieoverwegingen). De aangekondigde wijziging van de systeemcode kan bijdragen aan het terugdringen van dit probleem, omdat producenten moeten kunnen aantonen waarom capaciteit eventueel niet wordt aangeboden. De validiteit van deze indicator is als goed beoordeeld, maar de invloed van marktmacht moet terdege meegenomen worden bij de interpretatie van de indicator.
3.6.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens De omvang van de onbalansmarkt is een ex-post indicator waarvan de gegevens betrouwbaar zijn en goed te achterhalen via TenneT. Op beide criteria scoort de indicator aanbod reservecapaciteit op de onbalansmarkt zeer goed. Het zou overigens verhelderend zijn als onderscheid gemaakt zou kunnen worden in aanbod van (reserve)capaciteit en aanbod van afschakelbaar vermogen. In dat geval ontstaat inzicht in de flexibiliteit van afzonderlijk de aanbodkant (reservecapaciteit) en de vraagkant (afschakelbaar vermogen). Voor vermogen dat daadwerkelijk door TenneT wordt afgeroepen, bestaat wat dit betreft wellicht al enig inzicht.
3.6.3 Tijdigheid Wat betreft de tijdigheid van de indicator kan een dalende trend in de omvang van de onbalansmarkt de probleemervaring van een afnemende mate van voorzieningszekerheid staven, maar een absolute, te lage waarde van de indicator levert geen tijdige signalering. Bij het (structureel) optreden van te weinig aanbod op de onbalansmarkt is het probleem reeds opgetreden. Uit een trendmatige verandering is nuttige informatie af te leiden, maar de actuele absolute waarde signaleert een probleem met de voorzieningszekerheid te laat. De indicator is op dit criterium dan ook gekwalificeerd als zeer slecht.
38 39
Aanbieders op de onbalansmarkt bieden geen afzonderlijke opwek- of afschakelbare capaciteit aan, maar portfolio’s. Uit een gesprek met een marktspeler kwam het verhaal naar voren dat een beheerder van een WKK-centrale de productie van elektriciteit wilde opvoeren toen er krapte op de markt ontstond. Maar vanuit de elektriciteitsproducent werd bevolen de centrale stil te leggen, omdat de betreffende producent zijn programma reeds gedekt had.
ECN-C--04-022
29
3.7
Reservecapaciteit
Op basis van enerzijds het beschikbare productievermogen en al dan niet het volume aan importcontracten en anderzijds de elektriciteitsvraag, kan de reservecapaciteit worden bepaald. Dit kan zowel op basis van een trendanalyse als op basis van een ex-ante benadering, afhankelijk van de gekozen input (de reservecapaciteit is een resultante van vraag en aanbod die beide zowel ex-post als ex-ante bepaald kunnen worden). Omdat in Nederland een aanzienlijk deel van het beschikbare productievermogen decentraal staat opgesteld, dient de reservecapaciteit betrekking te hebben op het totale productievermogen (inclusief vermogen bij afnemers) en de finale elektriciteitsvraag (dat wil zeggen de elektriciteitsvraag bij eindverbruikers). De reservefactor kan goede informatie bieden over de voorzieningszekerheid, aangezien het handhaven van de balans in een elektriciteitssysteem kan plaatsvinden door, ten opzichte van de piekvraag, voortdurend voldoende aanbod beschikbaar te hebben. De reservecapaciteit geeft de hoeveelheid vermogen aan die boven de piekvraag beschikbaar is om de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening te kunnen waarborgen.
3.7.1 Validiteit De reservemarge is een zeer valide indicator voor de voorzieningszekerheid. Dat wil zeggen dat de relatie tussen de hoeveelheid reservecapaciteit en de voorzieningszekerheid eenduidig is: een grotere reservefactor betekent een grotere betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening.
3.7.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens Omdat de indicator reservecapaciteit een combinatie is van de (beschikbare) productiecapaciteit en de (piek van de) elektriciteitsvraag, geldt voor de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de gegevens hetzelfde verhaal als voor genoemde indicatoren. Naast het feit dat de reservefactor door het ontbreken van gegevens moeilijk vast te stellen is, kleeft aan de indicator reservecapaciteit onder de nieuwe omstandigheden (liberalisering) een potentieel gevaar omdat producenten in de geliberaliseerde markt naar eigen inzicht opwekkingseenheden in en op relatief korte termijn uit bedrijf kunnen nemen. Productiebedrijven hebben te allen tijde het recht hun plannen met betrekking tot in en uit bedrijf name van centrales aan te passen, bijvoorbeeld als veranderende marktomstandigheden daar aanleiding toe geven. De aanwezige reservecapaciteit is daarmee een minder bruikbare indicator geworden en kan, zonder in samenhang met andere indicatoren bekeken te worden, onvoldoende inzicht verschaffen in de situatie op langere termijn.
3.8
Forward contracten
In de Nederlandse elektriciteitsmarkt wordt een groot deel van de elektriciteit verhandeld op basis van forward contracten (maand en jaarcontracten). Vooral basislastvermogen kan goed op termijn worden gecontracteerd omdat minder rekening gehouden hoeft te worden met vraagfluctuaties. Forward contracten bieden zowel elektriciteitsproducenten als energieleveranciers en eindgebruikers zekerheid over toekomstige elektriciteitsprijzen en -afname. Ze kunnen een stabiel signaal geven over de gewenste hoeveelheid productiecapaciteit en dragen bij aan de voorzieningszekerheid. Forward contracten kunnen bijdragen aan het reduceren van misbruik van marktmacht doordat voor de bij de aanbieder gecontracteerde stroom een vaste prijs is afgesproken. De prikkel om prijzen op te voeren wordt daardoor verkleind. De kosten van het bewust achterhouden van capaciteit blijven hetzelfde, terwijl de daaruit voortvloeiende extra winst slechts gehaald kan worden op het niet-gecontracteerde vermogen. Voor de gecontracteerde stroom bestaat geen prikkel om de prijs op te voeren en bovendien wil de aanbieder eventueel
30
ECN-C--04-022
ongedekte vraag juist tegen zo laag mogelijke prijzen inkopen.40 Er ontstaat pas een probleem met misbruik van marktmacht als de vraag extreem groot is (Stoft, 2002). Naast het volume van forward contracten (in MW) is ook de prijs een belangrijke indicator. Prijzen op de markt voor forward contracten geven de verwachting weer van marktpartijen over de prijsvorming op de korte termijnmarkt, zoals de APX day-ahead markt.41 Momenteel worden elektriciteitsprijzen tot ongeveer drie jaar vooruit gepubliceerd. Een stijging van deze prijzen kan erop duiden dat de markt toenemende schaarste verwacht. De indicatoren onder forward contracten zijn als ex-ante indicatoren weergegeven in de tabel in de bijlagen, waarbij de benadering zich richt op de (geschatte) forwardprijzen en volumes (tot ongeveer drie jaar vooruit). Een fundamenteel probleem met lange termijncontracten heeft te maken met het publieke goed karakter van de voorzieningszekerheid. Hierdoor wordt in perioden van genoeg productiecapaciteit het externe effect betrouwbaarheid onvoldoende in de prijs meegenomen. Forward contracten worden vaak afgesloten door producenten en leveranciers, terwijl afnemers in een vrije markt van de ene naar de andere leverancier kunnen overstappen. De Vries en Hakvoort (De Vries & Hakvoort, 2003) stellen dat dit de mogelijkheid schept voor free-rider gedrag door consumenten: zij nemen een goedkope leverancier (zonder voldoende dure langetermijncontracten) zolang er voldoende stroom is, maar stappen over naar een voorzichtiger leverancier zodra er een tekort is. Leveranciers met voldoende langetermijncontracten hebben dan een concurrentienadeel zolang er geen tekort is. Forward contracten dragen dus wel bij aan de voorzieningszekerheid, maar het is aannemelijk dat ze te weinig worden afgesloten om de voorzieningszekerheid te kunnen garanderen. Stroomproducenten wordt onvoldoende zekerheid geboden over toekomstige afname.
3.8.1 Validiteit Een kanttekening bij lange termijncontracten (met vaste elektriciteitsprijzen) is dat afnemers die stroom gecontracteerd hebben niet direct met toenemende schaarste geconfronteerd worden en niet of nauwelijks op prijssignalen zullen reageren. Daarnaast dragen forward contracten vooral bij aan de voorzieningszekerheid als zij voor langere termijn gelden (zie ook voetnoot 40) en als ze in voldoende mate worden afgesloten. Maar in principe geldt dat meer vermogen gecontracteerd in langetermijncontracten ten goede komt aan de voorzieningszekerheid. Hoe meer vermogen door forward contracten gedekt is, hoe meer een extra contract bijdraagt aan de voorzieningszekerheid. De indicator is als redelijk beoordeeld op het criterium validiteit. Forward elektriciteitsprijzen kunnen in theorie een betrouwbare indicator vormen. Een stijging van deze prijzen kan erop duiden dat de markt toenemende schaarste verwacht en de validiteit is dan ook als goed beoordeeld.42
3.8.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens Omdat de veelal bilaterale contracten vertrouwelijk zijn, is weinig bekend over de volumes van forward contracten. De beschikbaarheid van gegevens is dan ook slecht tot zeer slecht. Prijzen van elektriciteitscontracten worden momenteel tot ongeveer drie jaar vooruit gepubliceerd en zijn tot die termijn goed beschikbaar, maar het is niet zeker of deze gepubliceerde cijfers een betrouwbaar inzicht geven in de werkelijke contractprijzen. Bovendien bestaat de indruk dat de forward prijzen (verwachtingen over toekomstige prijzen) vaak erg snel de actuele prijzen volgen die op de APX ontstaan. Dat zou kunnen duiden op het ontbreken van een solide basis die 40
41
42
Het is overigens wel van belang dat de forward contracten voor langere termijn gelden, bijvoorbeeld twee jaar of meer. Bij kortere termijn forward contracten bestaat alsnog een prikkel om de actuele prijs op te voeren, omdat daarmee de prijs van nieuw af te sluiten forward contracten beïnvloed wordt. Theoretisch geldt de prijs op het moment van levering, doch real-time pricing is thans in nog geen enkele markt gerealiseerd. Prijsvorming in een day-ahead markt in combinatie met een onbalansmarkt benadert de reële marktprijs goed. Het is bij deze indicator wel zaak om mogelijke andere achterliggende oorzaken, zoals een hogere olieprijs, in het oog te houden.
ECN-C--04-022
31
ten grondslag ligt aan de prijsvoorspellingen. De betrouwbaarheid van de prijsgegevens is als redelijk gewaardeerd.
3.9
Importcontracten
Een deel van de huidige stroomimport vindt plaats op basis van lange termijncontracten (door de voormalige Sep afgesloten). Voor de overige import kunnen marktpartijen middels jaarcontracten momenteel maximaal één jaar vooruit importcapaciteit contracteren. Een evenwichtige verdeling van importcontracten over meerdere landen vergroot de voorzieningszekerheid. De prijzen die ontstaan zijn terug te vinden bij de forward contracten.
3.9.1 Validiteit Net als forward contracten kunnen importcontracten die voor meerdere jaren gelden bijdragen aan de lange termijn beschikbaarheid van het elektriciteitsaanbod. Er bestaat een tweetal door de voormalige Sep afgesloten importcontracten die tot verder dan een jaar lopen. Zo is er een importcontract met EdF van 750 megawatt dat loopt tot 31 maart 2009 en een importcontract met Eon van 300 megawatt dat loopt tot 31 december 2005. Maar nieuw af te sluiten importcontracten hebben een looptijd van maximaal één jaar. Daarmee wordt minder bijgedragen aan de lange termijn voorzieningszekerheid. Voor de indicator importcontracten betekent het aflopen van de langlopende importcontracten dat de middellange termijn ex-ante variant tot nul zal teruglopen. Daarnaast geldt dat, zoals al ter sprake kwam bij de indicator landsgrensoverschrijdende verbindingen, er geen volledige zekerheid bestaat over de levering door buitenlandse producenten. Annulering op grond van instandhouding van nationale elektriciteitslevering verkleint de betrouwbaarheid van de import. De validiteit van de indicator importcontracten is als redelijk gewaardeerd.
3.9.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens Dagcontracten worden via de APX verhandeld en informatie daarover is te achterhalen via de APX en TSO-auction. Informatie over jaar- en maandcontracten is veel minder goed beschikbaar, omdat het gaat om vertrouwelijke, bilaterale contracten. De beschikbaarheid van gegevens voor de korte termijn indicator is dan ook als slecht beoordeeld. Informatie over de lange termijn Sep-contracten is zeer goed beschikbaar en betrouwbaar.
3.10
Elektriciteitsprijzen op de APX en onbalansmarkt
Een trendmatige stijging van de day-ahead prijzen die op de APX tot stand komen en de prijzen die op de onbalansmarkt ontstaan, kunnen duiden op een structureel krapper wordende markt. Structureel hoge prijzen, boven de lange termijn marginale kosten, geven de behoefte aan extra investeringen weer (IEA, 2003). Deze indicator kan trendmatig worden gevolgd. Daarnaast kan het aantal prijspieken als indicator dienen (aantal uren boven een bepaald prijsniveau).
3.10.1 Validiteit Schaarste aan productiecapaciteit kan ten grondslag liggen aan hoge elektriciteitsprijzen. Wat dat betreft kunnen (gemiddelde) prijzen informatie geven over actuele krapte op de markt. Bedacht moet worden dat de APX (day-ahead markt) en de onbalansmarkt slechts een klein deel van de totale stroommarkt representeren. Er wordt maar een beperkt gedeelte van de opgewekte elektriciteit via de APX en de onbalansmarkt verhandeld. Veel stroom wordt verhandeld in termijncontracten (die überhaupt niet op de APX kunnen worden verhandeld) en daarnaast ont-
32
ECN-C--04-022
loopt veel ‘day-ahead’-stroom via bilaterale contracten en de OTC-markt handel via de APX.43 Een groot deel van de op de APX verhandelde stroom bestaat uit elektriciteit die verplicht via de APX aangeboden moet worden (bijvoorbeeld de importen uit het buitenland). Bovendien neemt de liquiditeit van de totale groothandelsmarkt af, mede doordat de stroommarkt steeds meer gedomineerd wordt door enkele verticaal geïntegreerde spelers (Newbery et al, 2003a). De afnemende liquiditeit uit zich in volatiele prijzen, minder spelers en dalende volumes. De dunne markt maakt de indicator minder betrouwbaar en valide. Daarnaast spelen in de prijsvorming op de APX en de onbalansmarkt meer elementen een rol dan de krapte op de markt. Dat betekent dat situaties kunnen ontstaan waarin prijzen niet meer in verhouding staan tot de mate van schaarste. Te denken is aan allerlei vormen van irrationeel gedrag die een rol kunnen spelen in de prijsvorming (bijvoorbeeld paniekvorming), maar vooral ook aan het misbruik maken van marktmacht ten tijde van schaarste (achterhouden van capaciteit). De validiteit van de indicator komt hiermee in het geding: een prijsstijging hoeft niet per se te wijzen op toenemende schaarste en al helemaal niet op een structureel toenemende krapte op de (totale) markt. Daarom is het belangrijk dat gekeken wordt naar trends in elektriciteitsprijzen. Structureel stijgende prijzen geven een betrouwbaarder signaal over toenemende schaarste. De validiteit is als redelijk gewaardeerd. De frequentie waarmee prijspieken voorkomen (in aantal keren per maand of jaar, eventueel gecombineerd met de duur van de pieken) is een betere (ex-post) indicator.44 Omdat prijspieken ook voorkomen in een goed functionerende markt zonder structurele schaarste, geeft een frequentieverandering een beter signaal over de voorzieningszekerheid dan het absolute aantal. Ook bij deze indicator moet echter rekening gehouden worden met de verstorende werking die misbruik van marktmacht kan hebben.
3.10.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens De prijsinformatie op de APX en onbalansmarkt is openbaar en goed beschikbaar. De betrouwbaarheid van de beschikbare gegevens is zeer goed. Het gaat immers om opgetreden prijzen uit het verleden en niet om (onzekere) prognoses. Wat de gegevens zeggen over de voorzieningszekerheid (validiteit; zie vorige alinea) is minder eenduidig. Contracten op de bilaterale markt en OTC-markt zijn vertrouwelijk en daarom is (prijs)informatie over elektriciteit die buiten de APX en de onbalansmarkt wordt verhandeld nauwelijks beschikbaar.
3.10.3 Tijdigheid Prijsstijgingen geven actuele tekorten (of schaarste) aan en geven daarmee geen tijdig signaal over de voorzieningszekerheid op langere termijn.
3.11
Onwillekeurige uitwisseling met buitenland
In een goed werkende markt wordt over langere termijn weinig ongecontracteerde stroom op basis van UCTE afspraken geïmporteerd. Als Nederland structureel steunt op ongecontracteerde import (omdat de ‘programmaverantwoordelijkheid van Nederland’ niet wordt gehaald), dan kan dat duiden op een tekortschietende betrouwbaarheid van het binnenlandse elektriciteitssysteem. De hoeveelheid op deze manier geïmporteerde elektriciteit en de frequentie van onwillekeurige uitwisseling met het buitenland kunnen dienen als indicator.
43
Aan handel op de APX zijn kosten verbonden. Daarnaast geldt dat stroomlevering via de OTC-markt voor producenten veel makkelijker is dan via de APX, omdat de laatste een veel grilliger verloop vertoont. Op de OTC-markt kunnen ‘blokken’ elektriciteit verhandeld worden. 44 ‘De prijsschommelingen op de elektriciteitsmarkt worden steeds heftiger. Op de APX zijn er sinds juni zes periodes geweest met extreme prijspieken. Voorheen kwamen dergelijke periodes twee tot vier keer per jaar voor.’ (Beckman, 2003b)
ECN-C--04-022
33
3.11.1 Validiteit De steun op ongecontracteerde import betekent dat het Nederlandse elektriciteitssysteem niet in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen. De validiteit van zowel de indicator die betrekking heeft op de hoeveelheid import (in GWh) als de frequentie van de onwillekeurige uitwisseling is als goed gewaardeerd.
3.11.2 Beschikbaarheid en betrouwbaarheid gegevens Gegevens zijn goed te achterhalen bij TenneT (beschikbaarheid is als zeer goed gewaardeerd) en zijn betrouwbaar.
3.11.3 Tijdigheid De indicator geeft geen tijdig signaal over een mogelijk probleem met de voorzieningszekerheid. Op het moment dat sprake is van een structureel gebruik van ongecontracteerde import, is het probleem al een feit.
34
ECN-C--04-022
4.
BEOORDELING VAN DE SET VAN INDICATOREN
Omdat de relaties tussen indicatoren en de voorzieningszekerheid kwalitatief en zeker kwantitatief vaak erg lastig zijn in te schatten (validiteitscriterium) en omdat uit de beoordeling van de indicatoren naar voren is gekomen dat geen enkele indicator op alle criteria perfect scoort, is het nuttig een set van indicatoren samen te stellen zodat niet teruggevallen hoeft te worden op het gebruik van een enkele indicator die niet volledig geschikt is. Het gebruik van meer (verschillende) indicatoren draagt bij aan het vormen van een beter en betrouwbaarder beeld van de voorzieningszekerheid. Naarmate meer indicatoren gebruikt worden in de set, wordt de monitoring robuuster. Het is wel zaak de set hanteerbaar te houden.
4.1
Onderlinge beïnvloeding van indicatoren
De waarden van indicatoren kunnen veranderen, zonder dat een overeenkomstige verandering van de voorzieningszekerheid optreedt (validiteit van de indicator). Een belangrijk punt bij het gebruik van de set is daarom dat achterliggende oorzaken van een verandering van een indicator geanalyseerd moeten worden, alvorens hier conclusies aan te verbinden.45 Doordat bovendien een groot aantal relaties bestaat tussen indicatoren onderling, is het voor een goed gebruik van de set belangrijk dat de indicatoren in samenhang bekeken worden.46 Bepaalde indicatoren beïnvloeden elkaar. In het voorgaande hoofdstuk is de validiteit aangegeven van afzonderlijk bekeken indicatoren. In deze paragraaf worden ter illustratie twee afhankelijkheden aangegeven, door van een aantal indicatoren de onderlinge beïnvloeding te beschrijven. Afhankelijkheden moeten goed meegenomen worden bij het interpreteren van veranderingen van indicatoren en de daaruit afgeleide gevolgen voor de voorzieningszekerheid. • Binnenlandse productiecapaciteit en piekvraag naar elektriciteit. De hoeveelheid productiecapaciteit geeft belangrijke informatie, maar geïsoleerd gezien zeggen de bijbehorende indicatoren weinig. Er kan pas zinnige informatie voor de voorzieningszekerheid afgeleid worden in combinatie met andere aspecten, zoals de elektriciteitsvraag. Een toename van de hoeveelheid productiecapaciteit leidt niet tot een verbetering van de voorzieningszekerheid in het geval de piek van de elektriciteitsvraag sterker gegroeid is dan het (beschikbare) opgestelde vermogen. • Landsgrensoverschrijdende verbindingen en binnenlandse productiecapaciteit. Vergroting van stroomimporten brengt in de huidige Nederlandse elektriciteitsmarkt op langere termijn ook een negatieve prikkel met zich mee. Importvergroting kan ten koste gaan van binnenlandse capaciteitsuitbreiding of zelfs leiden tot afbraak van eigen productiecapaciteit, omdat zij met elkaar concurreren. Door de concurrentie met binnenlandse productiecapaciteit wordt bij vergroting van de interconnectiecapaciteit niet noodzakelijkerwijs winst geboekt op de voorzieningszekerheid. Als de stroomimporten minder betrouwbaar zijn dan de binnenlandse productie, dan kan de voorzieningszekerheid op termijn achteruitgaan bij de keuze voor meer interconnectiecapaciteit, omdat binnenlandse investeringen dan worden geremd.
45
Een voorbeeld betreft de indicator omvang van de onbalansmarkt. Misbruik van marktmacht kan ertoe leiden dat het aanbod van reservecapaciteit sterk terugloopt, zonder dat dat duidt op een werkelijk tekort aan capaciteit: uit concurrentieoverwegingen wordt niet alle beschikbare capaciteit aangeboden. 46 Zo kunnen investeringen door producenten bij een gelijkblijvende hoeveelheid geïnstalleerd vermogen iets zeggen over levensduurverlenging.
ECN-C--04-022
35
4.2
Volledigheid en dekking van het probleemveld
In Paragraaf 2.2 zijn twee aanvullende beoordelingscriteria voor de set indicatoren genoemd: volledigheid en dekking van het probleemveld en diversiteit van de benodigde gegevens. Aan het criterium volledigheid en dekking van het probleemveld wordt tegemoet gekomen door de opzet van het analytische model en het verspreid opnemen van indicatoren daarin. Op die manier wordt de voorzieningszekerheid bekeken vanuit de aanbodkant, de vraagkant en de afstemming ertussen. Door daarnaast zowel indicatoren op te nemen met een ex-post benadering als indicatoren die op een ex-ante manier de voorzieningszekerheid kunnen monitoren, wordt het probleemveld op een brede manier beschouwd. Figuur 4.1 laat zien dat de in dit rapport geïdentificeerde indicatoren over het hele model verspreid staan. Moeilijkheid is dat de voorzieningszekerheid geen meetbare grootheid is. Het heeft geen eenheid waarin het is uit te drukken. Allerlei elementen spelen een rol en beïnvloeden elkaar. Om die reden is het lastig te bepalen of een verzameling indicatoren, de set, het gehele probleemveld in kaart brengt. Er zijn ongetwijfeld elementen niet meegenomen, maar de gepresenteerde aanpak komt tegemoet aan de idee dat de voorzieningszekerheid in de geliberaliseerde markt niet meer eenzijdig bekeken kan worden vanuit de aanbodkant, en niet meer slechts uitgedrukt kan worden in de reservefactor. Wat dat betreft poogt deze aanpak een vollediger beeld te geven van de (ontwikkeling in de) voorzieningszekerheid. Een ander probleem betreft de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de benodigde gegevens. Het analytische model biedt in principe een raamwerk om het probleemveld zo volledig mogelijk te dekken, maar doordat het voor veel, met name ex-ante, indicatoren lastig is om voldoende en betrouwbare gegevens te achterhalen, is de invulling ervan niet ideaal. Het raamwerk biedt wel de mogelijkheden, maar de voor een volledige dekking van het probleemveld benodigde concretisering is moeilijk te maken. Doordat geen enkele individuele indicator perfect is, is het moeilijk hard te maken dat de set als geheel dat wel is. Toch is het zo dat er een zeker synergieeffect bestaat: indicatoren (in een set) die in onderlinge samenhang bekeken worden geven een beter beeld van de voorzieningszekerheid dan individuele indicatoren die los van elkaar bezien worden.
4.3
Diversiteit van de benodigde gegevens
Aangaande het tweede criterium, de diversiteit van de benodigde gegevens, is het belangrijk dat binnen elk segment van het analytische model gebruik gemaakt wordt van indicatoren die iets verschillends meten. In Figuur 4.1 is te zien dat bijvoorbeeld de ex-post benadering van het aanbod niet alleen de hoeveelheid (opgesteld) vermogen in MW meeneemt, maar dat ook wordt gekeken naar onder meer (ongebruikte ruimte in) vergunningen, leeftijdsopbouw van het productiepark en investeringen van producenten. Op die manier ontstaat een beeld dat gevormd wordt door wezenlijk verschillende indicatoren. Heel het model in ogenschouw nemend is te zien dat voor de ex-post benadering iets meer (verschillende) indicatoren beschikbaar zijn dan voor de ex-ante benadering. Bovendien zijn, zoals al eerder gezegd, voor de ex-post indicatoren de benodigde gegevens over het algemeen beter beschikbaar en betrouwbaarder dan voor de exante indicatoren. De huidige betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening is met de set dus beter in kaart te brengen dan de voorzieningszekerheid op korte en middellange termijn.47 Ondanks deze constatering is elk onderdeel van het model gedekt door meerdere en op verschillende gegevens gebaseerde indicatoren.
47
Gezien het feit dat de ex-post indicatoren gebaseerd zijn op gerealiseerde gegevens en de ex-ante indicatoren op prognoses en plannen, is dit een logische (en onvermijdelijke) constatering.
36
ECN-C--04-022
4.4
Tijdigheid
Een laatste criterium, dat voor de indicatoren afzonderlijk bekeken is, maar dat ook belangrijk is voor de set in zijn geheel, is de tijdigheid van de set. Het is belangrijk dat problemen met de voorzieningszekerheid op tijd gesignaleerd kunnen worden. Voor dit criterium zijn met name de ex-ante indicatoren van belang. Het grootste probleem vormt de beschikbaarheid en de betrouwbaarheid van de benodigde gegevens. Het analytische model biedt voor het criterium tijdigheid het juiste raamwerk om vijf tot zeven jaar vooruit te kunnen kijken, en er zijn in het model dan ook indicatoren opgenomen die ingaan op de middellange termijn, maar naarmate verder in de toekomst gekeken wordt, neemt de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de gegevens af.
ECN-C--04-022
37
Trendmatig
Productiecapaciteit
Aanbod
-
geïnstalleerd vermogen beschikbaar vermogen investeringen ruimte in vergunningen
Productiecapaciteit -
-
projectie van geïnstalleerd vermogen projectie van beschikbaarheid
Productiecapaciteit -
-
projectie van geïnstalleerd vermogen projectie van beschikbaarheid
Leeftijdsopbouw productiepark
Leeftijdsopbouw productiepark
Leeftijdsopbouw productiepark
Landsgrensoverschrijdende verbindingen
Landsgrensoverschrijdende verbindingen:
Landsgrensoverschrijdende verbindingen:
-
ontwikkeling van de beschikbaarheid Ontwikkeling van het aantal verbonden landen ontwikkeling beschikbaarheid vermogen buitenland
Reservecapaciteit -
Afstemming
Middellange termijn (2-7 jaar)
Korte termijn (0-2 jaar)
op basis van opgesteld vermogen en werkelijke elektriciteitsvraag
Elektriciteitsprijzen -
-
APX- en onbalansprijzen frequentie prijspieken
Onwillekeurige uitwisseling met buitenland
-
-
prognose van de beschikbaarheid prognose van het aantal verbonden landen prognose beschikbaarheid vermogen buitenland
Reservecapaciteit -
op basis van capaciteits- en vraagprognoses
Elektriciteitsprijzen -
prijzen basislast en piek volume basislast en piek
Importcontracten -
volume
-
-
prognose van de beschikbaarheid prognose van het aantal verbonden landen prognose beschikbaarheid vermogen buitenland
Reservecapaciteit -
op basis van capaciteits- en vraagprognoses
Elektriciteitsprijzen -
-
prijzen basislast en piek volume basislast en piek
Importcontracten (Sep) -
volume
Vraag
Omvang van de onbalansmarkt
Piekvraag naar elektriciteit
Piekvraag naar elektriciteit
Piekvraag naar elektriciteit
Vraagrespons
Vraagrespons
Vraagrespons
-
Hoeveelheid back-upfaciliteiten Afschakelbare contracten Overige afschakelbaar vermogen
-
Hoeveelheid back-upfaciliteiten Afschakelbare contracten Overige afschakelbaar vermogen
-
Hoeveelheid back-upfaciliteiten Overige afschakelbaar vermogen
Figuur 4.1 Set van indicatoren om de voorzieningszekerheid te monitoren
38
ECN-C--04-022
5.
CONCLUSIES
5.1
Beantwoording vraagstelling
De hoofdvraagstelling die in Hoofdstuk 1 gesteld is, luidt als volgt: Op welke manier kan met behulp van (een set) indicatoren de mate van voorzieningszekerheid in de huidige geliberaliseerde elektriciteitsmarkt op een betrouwbare wijze worden gemonitord? Concluderend kan gesteld worden dat het in principe mogelijk is een set indicatoren op te stellen waarmee de mate van voorzieningszekerheid in de huidige geliberaliseerde elektriciteitsmarkt kan worden aangegeven. In dit rapport is een eerste aanzet hiertoe gegeven. Kanttekening is dat geen enkele indicator perfect scoort op alle beoordelingscriteria. Het gepresenteerde kwalitatieve analysemodel biedt een goed raamwerk, maar de specifieke invulling met indicatoren is lastig. In het theoretische geval dat alle benodigde informatie beschikbaar is, biedt de indicatorset een betrouwbaar instrument om de voorzieningszekerheid te monitoren. Doordat niet alle benodigde gegevens voorhanden zijn, is het de vraag in hoeverre de monitoring volledig dekkend en betrouwbaar is. Het eindantwoord op de hoofdvraagstelling, waartoe Figuur 4.1 een eerste aanzet biedt, is daarom als volgt geformuleerd: Door gebruik te maken van - meerdere, - op verschillende benodigde gegevens gebaseerde, - in samenhang bekeken, - over aanbod, vraag en afstemming verspreide, - ex-post en ex-ante. indicatoren, kan de set een zo hoog mogelijk niveau bereiken wat betreft een betrouwbare en tijdige monitoring van de mate van voorzieningszekerheid in de huidige, geliberaliseerde elektriciteitsmarkt. Belangrijk uitgangspunt is dat met de nieuwe, meer op de vraag gerichte marktordening ook bij de monitoring van de voorzieningszekerheid een bredere focus wenselijk is, zodat de aandacht niet alleen gericht is op het aanbod, maar ook op de vraag en de afstemming ertussen, nu en in de toekomst.
5.2
Aanbevelingen
In deze laatste paragraaf wordt aangegeven op welke punten de indicatorset verbeterd en verder uitgewerkt kan worden. Dit biedt aanknopingspunten voor eventueel aanvullend onderzoek. Het overzicht is niet uitputtend, maar geeft enige persoonlijke ideeën over de aanpak van het probleem weer.
5.2.1 Onderzoek naar kwantitatieve beslismomenten Wat in de indicatorset nog ontbreekt zijn concrete, kwantitatieve waarden die aan de indicatoren gekoppeld zijn (criteria), zodat vastgesteld kan worden wanneer daadwerkelijk actie moet worden ondernomen (zie ook Figuur 1.1). Zij dienen als ‘trigger’ en geven als het ware de beslismomenten aan waarop ingegrepen moet gaan worden om de voorzieningszekerheid te kunnen waarborgen.
ECN-C--04-022
39
5.2.2 Onderzoek naar informatiegat en beschikbaarheid gegevens Een ander punt waarvoor geldt dat nader onderzoek de voorgestelde indicatorset verbetert, is het aangeven van het informatiegat tussen de beschikbare gegevens en de benodigde gegevens. Eerder is al gesteld dat in het theoretische geval dat alle benodigde informatie beschikbaar is, de indicatorset een betrouwbaar instrument is om de voorzieningszekerheid mee te monitoren. Het niet beschikbaar zijn van gegevens doet afbreuk aan de betrouwbaarheid en de robuustheid van de set. Als tweede stap, na het vaststellen van het informatiegat, zou onderzocht kunnen worden hoe ontbrekende gegevens alsnog beschikbaar gemaakt kunnen worden. Op die manier kan de indicatorset verbeterd worden.
5.2.3 Onderzoek naar gewenste voorzieningszekerheid Een belangrijke randvoorwaarde om op een marktconforme manier problemen met de voorzieningszekerheid te kunnen ondervangen, is dat in de nieuwe marktstructuur de afnemer (of: de maatschappij) haar wensen met betrekking tot de voorzieningszekerheid zo concreet mogelijk formuleert. Belangrijk zijn (antwoorden op) vragen als welke uitvalduur nog acceptabel is voor de consument en welke uitvalduur beslist moet worden voorkomen. Inzicht in de ‘value of lost load’ (VOLL) zou de productiesector informatie kunnen geven over de bereidheid van de consument te betalen voor de gevraagde voorzieningszekerheid. Op die manier kan marktwerking zorgen voor de afstemming tussen de gevraagde voorzieningszekerheid (waarvoor bereidheid bestaat te betalen) en de daarvoor benodigde investeringen in productiecapaciteit. Bovendien heeft de overheid dan de beschikking over een streefwaarde voor de mate van voorzieningszekerheid, zodat zij haar taak als beschermer van de kleine consument concreet vorm kan geven. Grote afnemers zijn over het algemeen wel in staat hun wensen met betrekking tot de voorzieningszekerheid te formuleren. Zij kunnen een prijskaartje hangen aan de voorzieningszekerheid. Maar voor de kleinverbruikers vormt dit een probleem. Zij weten niet, en willen waarschijnlijk ook geen moeite doen om daarachter te komen, wat voorzieningszekerheid hen waard is. Dit wordt nog eens versterkt door het feit dat consumenten in de huidige marktstructuur, door het collectieve aspect van het netwerk, hun individuele betalingsbereidheid voor verschillende niveaus van voorzieningszekerheid niet afzonderlijk kenbaar kunnen maken. Tot slot is het van belang dat de keuze voor liberalisering van de elektriciteitsmarkt gevolgd wordt door een bijbehorende mentaliteitsverandering in het denken over voorzieningszekerheid. Liberalisering betekent dat de vraagzijde een centralere rol toebedeeld krijgt. Een consequentie is dat in de nieuwe situatie een betrouwbare elektriciteitsvoorziening niet alleen bekeken wordt vanuit het aanbod (bijvoorbeeld het aanwezig zijn van voldoende piekcapaciteit), maar ook vanuit de vraag, die een actieve rol als volwaardige marktspeler moet innemen. De overheid heeft tot taak de kleine afnemers in die rol te ondersteunen.
40
ECN-C--04-022
REFERENTIES Beckman, K. (2003a), Producenten beheersen stroommarkt, Het Financieele Dagblad, 13 november 2003 Beckman, K. (2003b), Industrie in gevaar door dure stroom, Het Financieele Dagblad, 13 november 2003 Bijvoet, C., Nooij, M. de, Koopmans, C. (2003), 'Gansch het raderwerk staat stil.' De kosten van stroomstoringen. SEO, Amsterdam, Juni 2003 DTe (2001), Dienst uitvoering en toezicht Energie, Advies van de DTe aan de Minister van Economische Zaken inzake de leveringszekerheid van de Nederlandse elektriciteitsvoorziening op de lange termijn. 12 november 2001 Dykstra, M.J., Zeijden, P.Th. van der (2001), Referentiegegevens t.b.v. de evaluatie van de Gaswet en de Elektriciteitswet. deel 1, Zoetermeer, 25 september 2001, pp.48-49 EnergieNed (2003a), Condities voor een betrouwbare energievoorziening. Eerste bevindingen waarborgen voorzieningszekerheid. 16 mei 2003 EnergieNed (2003b), Investeren in betrouwbare en schone productie voor de Europese energiemarkt. december 2003 Forschungszentrum Jülich (2002), German Power Plants: A Market Potential for the Plant Construction Sector?. VGB PowerTech, 6/2002 Het Financieele Dagblad (2003), Stroomkabel Norned open voor markt, 18 november 2003 International Energy Agency (IEA, 2003), Standing Group on Long-term Co-operation, Power Generation Investment in Liberalised Electricity Markets, Note by the Secretariat, 3 juni 2003 Joint Energy Security of Supply Working Group (JESS, 2003), Department of Trade and Industry, Ofgem, tweede rapport, februari 2003, te downloaden op: http://www.dti.gov.uk/energy/domestic_markets/security_of_supply/index.shtml Köper, N. (2003), Christopher Jones, topambtenaar van de Europese Commissie: ‘De nieuwe richtlijnen veranderen alles’, Energie Nederland, 17 juni 2003 Luiijf. H.A.M., Burger, H.H., Klaver, M.H.A. (2003), Bescherming Vitale Infrastructuur: Quick-scan naar vitale producten en diensten (Managementdeel), TNO-rapport, januari 2003 MSC (2001), Towards more transparency in the Dutch electricity sector, 25 oktober 2001 Newbery, D., Fehr, N.H.M. von der, Damme, E.E.C. van (2003a), Liquidity in the Dutch wholesale electricity market, Market Surveillance Committee, DTe, mei 2003 Newbery, D., Fehr, N.H.M. von der, Damme, E.E.C. van (2003b), Transparency and monitoring of security and adequacy of supply, Market Surveillance Committee, DTe, 25 augustus 2003 Scheepers, M.J.J, Beus, J. de (2002), Te weinig investeren in nieuwe elektriciteitscentrales vergroot risico’s op stroomuitval, concept, 15 november 2002 Scheepers, M.J.J., Donkelaar, M. ten (2003), Rol van vraagsturing bij leveringszekerheid in een geliberaliseerde elektriciteitsmarkt, notitie aan het Ministerie van Economische Zaken, concept, oktober 2003
ECN-C--04-022
41
Steetskamp, I., Wijk, A. van (1994), Stroomloos – Kwetsbaarheid van de samenleving; gevolgen van verstoringen van de elektriciteitsvoorziening, Rathenau Instituut, Den haag, 1994 Stoft, S. (2002), Power System Economics: Designing Markets for Electricity, IEEE Press, Piscataway, NJ, 2002, p.349 TenneT (2002a), Leveringszekerheid in de Nederlandse elektriciteitsmarkt: waarborgen, verantwoordelijkheid en informatievoorziening, Position Paper, 25 februari 2002, te downloaden op: http://www.ez.nl/Upload/Docs/energierapport/2002/TenneT.pdf TenneT (2002b), Capaciteitsplan 2003-2009, Arnhem, november 2002 Tweede Kamer, vergaderjaar 1995/1996, 24525, nrs. 1-2, Derde Energienota, p.107 UCTE (2002), UCTE System Adequacy Forecast 2003 - 2005 Report, december 2002 Vogtländer, P.H. (2003), ‘Met ons voorstel zal niemand blij zijn’. Het Financieele Dagblad, 4 november 2003 Vries, L.J. de, Hakvoort, R.A. (2003), Opties voor voorzieningszekerheid, Economisch Statistische Berichten, jaargang 88, nr. 4396, 7 maart 2003 Wals, A.F., Scheepers, M.J.J. (2003), Trends in foreign power generation reserves and consequences for the supply security of the Dutch power market, notitie voor het Ministerie van Economische Zaken, oktober 2003 Werven, M.J.N. van (2003), Monitoren van voorzieningszekerheid. Hoever reikt het vermogen van de elektriciteitsmarkt?, TU Delft, augustus 2003
42
ECN-C--04-022
*
0 0 0 + + + + + + + + +
[Jaren] [Jaren] [Jaren] [MW] [MW] [MW] [MW] [MW] [MW]
++ ++ 0 + ++ 0 + + –
+ + +
–
0 0
0 0 + +
+
Op basis van kwalitatieve beoordeling: zeer goed (++), goed (+), redelijk/matig (0), slecht (–), zeer slecht (– –).
ECN-C--04-022
*
++
++ +
++ 0 – +
+
[MW]
[MW] [MW]
Beschikbaar vermogen (ex-ante, 0-2 jaar) Geïnstalleerd vermogen (ex-ante, 2-7 jaar)
Beschikbaar vermogen (ex-ante, 2-7 jaar) Leeftijdsopbouw productiepark Leeftijdsopbouw productiepark (ex-post) Leeftijdsopbouw pr. park (ex-ante, 0-2 jaar) Leeftijdsopbouw pr. park (ex-ante, 2-7 jaar) Landsgrensoverschrijdende verbindingen Beschikbaarheid verbindingen (ex-post) Aantal verbonden landen (ex-post) Beschikbaar vermogen buitenland (ex-post) Beschikbaarheid verbindingen (ex-ante, 0-2 jaar) Aantal verbonden landen (ex-ante, 0-2 jaar) Beschikbaar vermogen buitenland (ex-ante, 0-2 jaar) Beschikbaarheid verbindingen (ex-ante, 2-7 jaar) Aantal verbonden landen (ex-ante, 2-7 jaar) Beschikbaar vermogen buitenland (ex-ante, 2-7 jaar)
[MW] [€] [MW] [MW]
[MW]
++ ++ + + + 0 0 0 –
++ + +
–
+ –
++ ++ ++ +
++
0 0 0 + + + ++ ++ ++
+ + ++
++
0 ++
– – – 0
–
TSO Auction TSO Auction UCTE Capaciteitsplan TenneT Capaciteitsplan TenneT UCTE Capaciteitsplan TenneT Capaciteitsplan TenneT Buitenlandse TSO’s
Productiebedrijven, EnergieNed Productiebedrijven, EnergieNed Productiebedrijven, EnergieNed
Productiebedrijven (plannen voor ontmanteling centrales), bouw- en milieuvergunningen, TenneT, EnergieNed, media TenneT Productiebedrijven (voornemens tot vergroten capaciteit, investeringsplannen), bouw- en milieuvergunningen TenneT
TenneT, COGEN NL, (milieu) jaarverslagen productiebedrijven, EnergieNed, CBS TenneT, EnergieNed Jaarverslagen productiebedrijven, CBS
Eenheid Validiteit Beschikbaarheid Betrouwbaarheid Tijdigheid Bron van gegevens gegevens gegevens
Beschikbaar vermogen (ex-post) Investeringen (ex-post) Ruimte in bestaande vergunningen (ex-post) Geïnstalleerd vermogen (ex-ante, 0-2 jaar)
Binnenlandse productiecapaciteit Geïnstalleerd vermogen (ex-post)
Aanbod
Tabel A.1 Indicatoren voor het aanbod
BIJLAGE A BEOORDELINGSTABELLEN INDICATOREN
43
44
Piekvraag naar elektriciteit Ontwikkeling piekvraag (ex-post) Ontwikkeling piekvraag (ex-ante, 0-2 jaar) Ontwikkeling piekvraag (ex-ante, 2-7 jaar) Vraagrespons en productie bij afnemers Hoeveelheid back-upfaciliteiten (ex-post) Afschakelbare contracten (ex-post) Overig afschakelbaar verm: DSB, DLC (ex-post) Hoeveelheid back-upfaciliteiten (ex-ante, 0-2 jaar) Afschakelbare contracten (ex-ante, 0-2 jaar) Overig afs. verm: DSB en DLC (ex-ante, 0-2 jaar) Hoeveelheid back-upfaciliteiten (ex-ante, 2-7 jaar) Overig afs. verm: DSB en DLC (ex-ante, 2-7 jaar)
Vraag
Tabel A.2 Indicatoren voor de vraag
++ ++ ++ + + + + + + + +
[MW] [MW] [MW] [MW] [MW] [MW] [MW] [MW] [MW] [MW] [MW]
++ – + 0 –– – – ––
0 0 – +++ + ++ 0 0 – – –
+ 0 – 0 – – + 0 0 ++ ++
0 + ++
ECN-C--04-022
(Grote) afnemers, CBS, VEMW, COGEN NL (Grote) afnemers, VEMW, leveranciers (Grote) afnemers, VEMW, leveranciers (Grote) afnemers, VEMW, COGEN NL (Grote) afnemers, VEMW, leveranciers (Grote) afnemers, VEMW, leveranciers (Grote) afnemers, VEMW, COGEN NL (Grote) afnemers, VEMW, leveranciers
TenneT, ECN, CBS TenneT, ECN, CPB TenneT, ECN, CPB
Eenheid Validiteit Beschikbaarheid Betrouwbaarheid Tijdigheid Bron van gegevens gegevens gegevens
ECN-C--04-022
Omvang van de onbalansmarkt Omvang van de onbalansmarkt (ex-post) Reservecapaciteit Reservecapaciteit (ex-post) Reservecapaciteit (ex-ante, 0-2 jaar) Reservecapaciteit (ex-ante, 2-7 jaar) Forward contracten Prijzen forward contracten (ex-ante, 0-2 jaar) Volumes forward contracten (ex-ante, 0-2 jaar) Prijzen forward contracten (ex-ante, 2-7 jaar) Volumes forward contracten (ex-ante, 2-7 jaar) Importcontracten Volumes importcontracten (ex-ante, 0-2 jaar) Volumes importcontracten (ex-ante, 2-7 jaar) Elektriciteitsprijzen op de APX en onbalansmarkt Elektriciteitsprijzen (ex-post) Frequentie prijspieken (ex-post) Onwillekeurige uitwisseling met buitenland Import (ex-post) Frequentie (ex-post)
Afstemming
Tabel A.3 Indicatoren voor de afstemming
+ ++ ++ ++ + 0 + 0 + + 0 + + +
[MW] [MW] [MW] [€/MWh] [MW] [€/MWh] [MW] [MW] [MW] [€/MWh] [# / jaar] [GWh] [# / jaar]
Validiteit
[MW]
Eenheid
++ ++
+ +
– ++
+ – – ––
0 0 –
++
++ ++
++ ++
+ ++
0 – 0 –
++ 0 –
++
–– ––
–– ––
0 ++
0 0 ++ ++
– + ++
––
TenneT TenneT
APX, TenneT (onbalansmarkt)
TSO Auction, importeurs Voormalige Sep
Platts, Heren Platts, Heren Platts, Heren Platts, Heren
Zie productiecapaciteit en elektriciteitsvraag Zie productiecapaciteit en elektriciteitsvraag Zie productiecapaciteit en elektriciteitsvraag
TenneT
Beschikbaarheid Betrouwbaarheid Tijdigheid Bron van gegevens gegevens gegevens
45