MON02 PAG 01/32
15-04-2005
11:36
Pagina 3
MONITOR
Jaargang 34 • nr. 2 • april/mei/juni 2005
Medicijn: zuurstof Zwanger én seropositief Galg en rad of rechte pad?
Focus: slikken, spreken, ruiken, horen
KEEL, NEUS, OOR
MON02 PAG 02/03
14-04-2005
11:06
Pagina 2
FOCUS: KEEL, NEUS, OOR
Beeld: Levien Willemse
VOORHOOFDSPIEGEL In menig getekende grap speelt de dokter een hoofdrol. En hoe ziet hij - altijd een hij - eruit? De dokter draagt een witte jas, heeft een stethoscoop om z’n nek hangen en een voorhoofdspiegel op z’n hoofd. Uit dat laatste kan worden afgeleid dat het om een KNO-arts gaat, al werkt een enkele gynaecoloog ook met zo’n spiegel. Dr. René Poublon is een van de laatste artsen in Erasmus MC die zo’n spiegel gebruikt. “Vroeger, in de negentiende eeuw,” vertelt hij, “wilde de arts in de gehoorgang of de monden keelholte kunnen kijken. Maar er bestonden toen nog geen elektrische lantaarns, dus er was geen kunstmatige lichtbron beschikbaar. De arts ging dan rond half 12 ’s ochtends voor het raam zitten. Op dat moment scheen de zon naar binnen. Hij en de patiënt namen zodanig plaats dat een zonnestraal op de voorhoofdspiegel viel. Via reflectie werd de gehoorgang of de mond- en keelholte verlicht.” De in 1841 uitgevonden voorhoofdspiegel voldoet nog steeds bij een eerste visueel onderzoek, stelt dr. Poublon. “Ik gebruik uiteraard ook microscopen en endoscopen, maar zulke high tech apparatuur is niet altijd nodig.” Veruit de meeste KNO-artsen dragen geen voorhoofdspiegel meer; ze gebruiken een lamp met koud licht als lichtbron voor de keel, neus of het oor. Dit licht moet onder een bepaalde temperatuur blijven om het te bekijken weefsel niet te beschadigen, vandaar de term ‘koud’. Het licht komt uit een kast en wordt via een glasvezel getransporteerd. Een klein risico ervan is dat het de plek kan overstralen, waardoor ongeregeldheden in het weefsel minder zichtbaar worden. De voorhoofdspiegel kost overigens zo’n dertig euro; koud licht met toebehoren meerdere duizenden euro’s. “Welk hulpmiddel de KNO-arts gebruikt, doet er eigenlijk niet toe,” besluit dr. Poublon, “zolang hij of zij maar goed in de mond, keel, neus en het gehoor kan kijken. Vergelijk het met een Italiaans restaurant. Waaraan herken je de betere Italiaan? Aan witte borden en damast op tafel en aan TL-licht. Want bij TL-licht kun je het bereide voedsel goed zien. Niks geen kaarsjes, gewoon goed, helder licht. Hetzelfde geldt voor KNO.”
2
april/mei/juni 2005
MONITOR
MON02 PAG 02/03
13-04-2005
15:55
Pagina 3
INHOUD Jaargang 34 • nr. 2 • april/mei/juni 2005
Zo’n 100 jaar geleden... • …kende het Coolsingelziekenhuis zes verpleegklassen. In de laagste klasse verbleven veel ‘allochtonen’: Brabanders, Zeeuwen en patiënten uit ‘Het Rijk’ (de koloniën). In de goedkoopste klassen was bezoek niet toegestaan • …was het meest genoemde beroep, in 1859, van patiënten ‘sjouwer’ (bij de mannen) en ‘dienstbode’ (vrouwen). Daarna volgden de ‘zeelieden’, ‘bakkersknechten’ en ‘timmermansknechten’ (mannen) en ‘werkster’, en een enkele ‘blekersmeid’, ‘breister’ en ‘fruitvrouw’ • …werd kleding van arme patiënten ontsmet met stoom en chloordamp, ter doding van ongedierte, en daarna in bundels bewaard in een groot hok. Zeelieden namen een kist, met daarin al hun bezittingen, mee • …waren spannende, opwindende romans in het ziekenhuis niet voorhanden, waarschijnlijk om de ‘lijders’ (patiënten) in rustige toestand te houden • …bedankte scheepskapitein J. R. Boeling het ziekenhuispersoneel in een advertentie in de NRC van 3 maart 1852 voor een geslaagde amputatie van zijn been • …eisten geneesheren totale rust. Zij deden hun beklag over de kermis, een lawaaierige telefoonmast, de stoomtram uit Delfshaven en het gejank van een hond - bij nader inzien de trekhond van het ziekenhuis zelf • …werden in het syfilishospitaal schorriemorrieprostituees geweigerd. Wel welkom waren welgestelde dames-van-plezier en prostituees boven de 54 jaar • …moesten zusters smetteloos en zeer eenvoudig gekleed gaan. Buiten het ziekenhuis waren alléén een zwarte hoed en zwarte mantel toegestaan. Droeg een zuster krullen of sierraden, dan zou er ‘terstond aanmerking worden gemaakt door de doctoren’ • …waren veruit de meeste patiënten die met ‘hysterie’ waren opgenomen vrouw (zo’n 85%) • …namen chirurgen (‘operateurs’) een bad vlak voordat ze de operatiekamer betraden. Die ruimte was in 1892 bekleed met glas, tot de operatietafel toe, zodat bacteriën geen kans kregen • …werd een verzoek van dr. Molewater om een rijtuig voor zwaargewonde patiënten aan te schaffen afgewezen. Rond 1888 waren er - verspreid over Rotterdam - zeven draagmanden gestationeerd. Daarin werden gewonde werklieden en sjouwers naar de afdeling Heelkunde vervoerd. Niet zelden waren zij bij aankomst ‘in een hopelooze toestand’ of ‘reeds stervende’ • …ontving het ziekenhuisbestuur (in 1863) een klacht dat lijken van arme mensen zonder kleed de doodskist in gingen. Uiteindelijk verstrekte men een gratis lijkkleed. Ook schonk het bestuur een Amsterdamse familie, die twee overledenen kwam ophalen, doodskisten. Die had de familie eigenlijk zelf mee moeten nemen
Pag. 13: Blik in de oorzaak Over digitale medische beelden Pag. 14: Keel, Neus, Oor De afdeling KNO in beeld Pag. 16: Hoor en wederhoor CI: het ‘elektronisch binnenoor’ Pag. 18: Peper tegen neusklachten Heet bestanddeel rode peper helpt
ELK MENS HEEFT TOT DE VIJFTIENDE EEUW 65.000 VOOROUDERS (pag. 22)
Pag. 19: Halitose-spreekuur Slechte adem: tong poetsen Pag. 20: Weefsel sparen halszaak Aanpak tumoren in keel en hals Pag. 22: Puzzel: erfelijke doofheid Puzzel voor KNO en Genetica
OOK HEEL BOEIEND… Pag. 4: Stethoscoop Zin en onzin uit de zorg Pag. 5: Levensverlengend eten Zeven erg gezonde ingrediënten Pag. 6: Zwanger én seropositief Hiv hoeft kinderwens niet te blokkeren Pag. 9: Veerkrachtige hiv-moeders Therapietrouw blijkt enorme opgave Pag. 10: Helende zuurstof, 1 Twee patiënten over zuurstoftherapie Pag. 11: Helende zuurstof, 2 (On)mogelijkheden van pure zuurstof Pag. 12: Eigen bijdrage verplicht Hartpatiënten helpen bij hun behandeling Pag. 24: Nieuwe grotbewoners Weefsels en organen in medische bioscoop Pag. 26: Voor galg en rad? Gedragsproblemen en hun gevolgen Pag. 28: Volop inzet, amper effect Gezond gedrag bevorderen blijkt moeilijk Pag. 30: Reageerbuis Dr. Wim van der Giessen, Thoraxcentrum Pag. 31: Agenda Erasmus MC Promoties, congressen, symposia
Opgroeien voor galg en rad, pag. 26
Joop van de Leemput
[email protected]
De volgende Monitor verschijnt half juli
MONITOR
april/mei/juni 2005
3
MON02 PAG 04
13-04-2005
10:15
Pagina 2
STETHOSCOOP RUIS EN WIJSHEID Wijsheid en ruis uit de gezondheidszorg, academische ziekenhuizen en medische faculteiten. ■ GEVANGENIS “De kinderen zeggen soms: jullie straffen mij wel, maar wie straft mijn vader?”
Moeilijke, maar niet-criminele tieners belanden nu nog vaak in jeugdgevangenissen, waar ze niet thuis horen. De jongens en meisjes verblijven daar in afwachting van een plaats in een behandelinrichting of zijn door de rechter ‘onder toezicht’ gesteld. De meeste meisjes hebben een uiterst moeizame relatie achter de rug met hun vader, broer, vriendje of loverboy, schrijft Justitie Magazine. “Een man die aardig én betrouwbaar is, zijn ze zelden tegengekomen,” merkt een begeleider op. Deze misbruikte meisjes vragen zich af waarom zij in een gevangenis belanden en hun vader vrijuit gaat. Zie ook pag. 26: ‘Galg en rad of rechte pad’.
■ BESMET VIA TV “Mijn ‘klanten’ zeiden vaak: ik wist niet dat het zo makkelijk was iemand dood te maken.”
Prof. Hjalmar van Marle, hoogleraar Forensische Psychiatrie in Rotterdam, tevens oud-directeur van het Pieter Baan Centrum in Utrecht, spreekt in De Telegraaf over onder meer stenen gooien vanaf viaducten. Jongeren herkennen de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam niet, zegt hij. Dat komt mede door alle geweld op tv, waar acteurs half worden doodgetrapt, maar daarna opstaan en nog steeds ‘een lichaam met tien ton spieren’ hebben. Jongeren in groepen jutten elkaar op. Een slecht voorbeeld doet slecht volgen; het werkt besmettelijk als mensen details van misdaden via de media vernemen, stelt prof. Hjalmar Van Marle. Zulke details bevorderen de uitvoering van een fantasie, zegt hij.
“Twee bier, één cola en een hivtest.”
Kop boven artikel in Bodyguard, een uitgave van de Schorerstichting. Het betreft een actie van de GGD Twente, die met een legertje van acht medewerkers neerstreek in gay bardancing ’t Bölke te Enschede. Daar konden feestvierders zich laten testen op overdraagbare seksuele aandoeningen. Ook werd goedkope vaccinatie tegen hepatitis A en B aangeboden. In drie uur tijd gingen vijftig bezoekers op het aanbod in; veertig lieten zich ook op hiv testen.
MONITOR
In De Volkskrant laakt Marcel Hulspas de paniekerige reactie op berichten dat mobiel bellen schadelijk is voor kinderen. De Gezondheidsraad bevestigde afgelopen februari: ‘Naar het oordeel van de Gezondheidsraad zijn er op dit moment geen wetenschappelijke gegevens waaruit blijkt dat het gebruik van mobiele telefoons door kinderen boven de leeftijd van twee jaar schadelijk is voor hun gezondheid.’ Zie ook ‘Zorgen om mobieltjes’, Monitor nr. 3, juni/juli, 2004, www.erasmusmc.nl ■ REGELS, REGELS “Werkelijk elke steen die we leggen wordt door vier commissies beoordeeld.”
“Aids onder kinderen, dat nog maar een decennium geleden het leven van honderden baby’s per jaar eiste en artsen in wanhoop achterliet, staat op de nominatie geëlimineerd te worden in de Verenigde Staten.”
Dagblad The New York Times bericht over het succes dat in de VS (en elders) is geboekt in de strijd tegen aids. Zie ook pag. 6: ‘Zwanger én seropositief’.
“Ik krijg geen warm gevoel als ik weet dat in het ene ziekenhuis een spataderoperatie 25 euro minder kost dan in het andere. Ik wil gewoon snel worden geholpen in mijn eigen ziekenhuis.”
april/mei/juni 2005
Voor huisartsen in Vlaanderen en Wallonië is het de gewoonste zaak van de wereld om patiënten thuis te bezoeken. Het aantal visites schommelde in België decennia lang rond de 43% van alle consultaties, vertelt prof. Jan De Maeseneer van de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Gent in het vakblad De Huisarts. Belgische artsen worden betaald per prestatie; hoe meer consultaties, des te hoger hun inkomen. Boven het artikel staat: ‘Dienstverlening of prostitutie?’ In Nederland vindt nog niet één op de tien consultaties (9%) thuis plaats.
“Elektromagnetische straling doet geen moer. Alleen bij heel zware belasting - u gaat picknicken in een radarschotel - word je er wat verhit en duizelig van.”
■ STRIJD TEGEN AIDS
■ SPATADER-ACTIE
4
“Belgische huisartsen zijn Europees kampioen huisbezoeken.”
■ BLIJF BELLEN
Kinderarts prof. Hans Büller, onlangs benoemd tot lid van de Raad van Bestuur van Erasmus MC, verbaast zich over de ontelbare regels, colleges, adviesorganen en vergunningen die komen kijken bij de nieuwbouw. Uit: Scanner, personeelskrant Erasmus MC.
■ OBER, MAG IK…
Uitspraak van prof. Adri Steenhoek, hoofd ziekenhuisapotheek Medisch Centrum Alkmaar en sinds kort in Rotterdam één dag per week hoogleraar Maatschappelijke Aspecten Geneesmiddelenbeleid in het Ziekenhuis. Prof. Steenhoek heeft bedenkingen tegen vrije marktwerking in de zorg. Het wordt niks, zegt hij, want de gezondheidszorg leent zich daar niet voor. Uit: Scanner, personeelskrant Erasmus MC.
■ DOKTER OP VISITE
■ MAROCNAMEN JONGENS: 1) Mohamed/ Mohammed 2) Younes 3) Ilias 4) Hamza 5) Zakaria
Weefselsparende operatie, pag. 20
MEISJES: 1) Romaissa 2) Safae 3) Imane 4) Yoursa 5) Manar
Ziehier de ‘namen Top 5’ van Marokkaanse kinderen die deelnemen aan het Rotterdamse onderzoek Generation R, een epidemiologisch onderzoek naar gezond opgroeien in de grote stad. Uit: nieuwsbrief Here we R. Zie ook op internet www. generationr.nl
MON02 PAG 05
13-04-2005
10:44
Pagina 3
PREVENTIE Tekst: Nynke Feenstra
Beeld: Levien Willemse
HART- EN VAATZIEKTEN
Levensverlengend eten zetten. Dr. Franco: “Je hoeft de ingrediënten niet in één maaltijd te verwerken. Fruit en chocolade, bijvoorbeeld, kan je verspreid over de dag eten. Bovendien zijn er alternatieven. Mensen die geen alcohol drinken, kunnen groene thee nemen, in plaats van wijn. Donkere chocolade is te vervangen door haverproducten. Verder moeten mensen op hun dagelijkse calorieën letten. Eet je 100 gram chocolade, dan moet je de stroopwafels laten staan. Trouwens, zelfs zonder de dagelijkse portie donkere chocolade kun je een risicoreductie van 70 procent bereiken.” Calorieën - Begin dit jaar ontving het British Medical Journal, dat zowel over de polypil als de polymaaltijd publiceerde, van lezers uit alle hoeken van de wereld receptentips voor een polymaaltijd. Voor wie daarover meer wil weten: het vakblad publiceerde die op haar website www. bmj.bmjjournals.com/cgi/ e l e t ters/329/7480/0-f
Met zeven ingrediënten in het dagelijks menu kunnen 55-plussers de kans op hart- en vaatziekten met driekwart verminderen, stelt dr. Oscar Franco Duran, bedenker van de ‘polymaaltijd’. Voeding als ‘medicijn’ ter voorkoming van welvaartsziekten. e ‘polymaaltijd’ is gelanceerd door zes onderzoekers van de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van Erasmus MC, in reactie op de ‘polypil’. Deze pil, die nog niet bestaat, bevat meerdere bestanddelen en zou volgens literatuurstudie en computerberekeningen de kans op hart- en vaataandoeningen met 80% verlagen. De polypil zou een cholesterolverlager, drie bloeddrukverlagers, foliumzuur en aspirine moeten gaan bevatten. Het idee is dat alle 55-plussers, ook zij die
D
gezond zijn, deze combinatiepil zouden moeten gaan slikken. Bijwerkingen - De polypil doet echter niets aan de oorzaak van hart- en vaatziekten (ongezonde voeding en dito leefstijl), zo vond de groep gezondheidsonderzoekers van prof. Johan Mackenbach. Bovendien heeft zo’n combinatiepil bijwerkingen. De onderzoekers zochten daarom uit of er een betere aanpak mogelijk is. En kwamen uit op de polymaaltijd. Ze berekenden dat 55-plussers driekwart (76%) minder kans op hart- en vaataandoeningen hebben als ze elke dag de volgende voeding nuttigen: • 150 ml wijn (één glas) • 100 gram donkere chocolade • 4 ons fruit en groente • 2,7 gram knoflook (3 teentjes) • 68 gram amandelen • 114 gram vis, niet elke dag, maar wel vier keer per week Een andere voordeel van deze dagelijkse combinatie aan ingrediënten is dat de 55-plussers naar verwachting
langer vrij blijven van hart- en vaatkwalen: mannen 9 jaar langer gezond, vrouwen 8,1 jaar. En, zo is berekend, ze zouden naar verwachting langer leven: mannen 6,6 jaar langer, vrouwen 4,8 jaar langer. Natuurlijker - Bij de berekeningen naar het effect op hart- en vaatziekten volgden de groep onderzoekers van prof. Mackenbach dezelfde methoden als de bedenkers van de polypil, de Britse professoren Wald en Law. De bevindingen zijn dus niet gebaseerd op onderzoek met patiënten. “Het bewijsmateriaal voor onze maaltijd is niet zwakker of sterker dan dat voor de polypil. Onze boodschap is eigenlijk: schrijf als arts niet meteen een recept uit, maar neem een paar minuten de tijd om patiënten wegwijs te maken in een gezond voedings- en leefpatroon. Dat is natuurlijker dan een pil. En het kent bovendien minder bijwerkingen,” zegt dr. Oscar Franco Duran. Groene thee - De term 'polymaaltijd' kan de lezer op het verkeerde been
Bezwaren - Maar er kwamen ook bedenkingen. De Nederlandse Hartstichting stelde dat het bewijsmateriaal over de ingrediënten niet altijd zou overtuigen. Daarin geeft dr. Franco de Hartstichting deels gelijk: “De gegevens over het effect van chocolade op de bloeddruk hebben we uit één klinisch experimenteel onderzoek met dertien personen gedurende drie weken. Dit is inderdaad aan de magere kant. Maar voor de andere ingrediënten is het bewijs naar mijn mening ruim voldoende.” Speeltje - Dr. Franco erkent dat de polymaaltijd misschien alleen navolging krijgt onder mensen die toch al bewust leven, en die bovendien meer te spenderen hebben. “Hoe komt het dat mensen wel naar McDonald’s gaan, waar een clown is en speelgelegenheid voor kinderen? Het moet toch mogelijk zijn dat een kind zegt: ‘Mam, gaan we naar het poly-restaurant? Daar krijg ik een speeltje.’ De hele samenleving zal voor deze verandering een inspanning moeten leveren. Met onze berekeningen hebben wij onder meer artsen duidelijk willen maken dat een enorme gezondheidswinst te boeken valt met een betere voeding.” ■ MONITOR
april/mei/juni 2005
5
MON02 PAG 06/07/08
6
13-04-2005
april/mei/juni 2005
MONITOR
11:46
Pagina 2
MON02 PAG 06/07/08
13-04-2005
12:08
Pagina 3
ZWANGERSCHAP Tekst: Manja Gruson
Beeld: Helen van Vliet
HIV
ZWANGER ÉN SEROPOSITIEF Vrouwen met hiv kunnen tegenwoordig rustig zwanger worden: als ze de juiste behandeling volgen, is de kans op een niet-besmet kind zeer groot, namelijk ruim 99%. Voor baby’s die toch besmet blijken, is uitstekend werkende medicatie voorhanden. asgeleden sprak in Rotterdam een jonge, Kaapverdiaanse vrouw voor een zaal belangstellenden over haar ervaringen met hiv en zwangerschap. Ze was bereid om ook aan Monitor haar verhaal te vertellen, op de voorwaarde dat we haar zouden aanduiden als ‘Vanessa’. Twee jaar geleden werd Vanessa overvallen door paniek, vertelt ze. Zij was seropositief dat wist ze al een aantal jaar - en tijdens het vrijen was het condoom gescheurd. Tot haar opluchting bleek haar vriend niet besmet, maar Vanessa was wel zwanger. Dat bezorgde haar zo mogelijk nog meer paniek, want haar eerste dochtertje werd zes jaar geleden met hiv besmet bij de geboorte. En hoewel zij en haar dochtertje met behulp van medicatie een prima leven leiden, wilde Vanessa niet nog een kind met hiv besmetten.
P
komstperspectief van seropositieve vrouwen die zwanger willen worden, of tijdens hun zwangerschap ontdekken dat ze besmet zijn, drastisch veranderd. Met de juiste behandeling hebben seropositieve vrouwen minder dan 1 procent kans dat hun kindje met hiv geboren wordt. De juiste behandeling bestaat uit: geregelde controle, meting van hiv-virus, trouw slikken van voorgeschreven medicatie en een bevallingsplan (zie verderop). Of de kinderen bijwerkingen zullen overhouden aan de pillen die hun moeder heeft geslikt, is nog onbekend. Zónder behandeling is de kans op besmetting van de baby tussen de 15 en 30 procent. Besmetting vindt plaats via het bloed van de moeder dat via kleine wondjes in de huid van de ongeboren baby en door de placenta heen binnen kan komen, en via borstvoeding.
Medicijnen slikken - Vanessa (30): “Acht jaar geleden kwam ik uit Kaapverdië naar Nederland. Dat mijn dochtertje en ik seropositief zijn, ontdekte ik toen mijn toenmalige partner ernstig ziek werd. Mijn dochter was toen drie jaar. Toen ik voor de tweede keer zwanger bleek, belde ik in paniek Linda van der Knaap, verpleegkundige in Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis. Zij begeleidt mij bij de behandeling van mijn eerste dochtertje. Ik belde haar vaak als ik iets niet snapte, bijvoorbeeld omdat ik de taal niet begreep. Linda was op vakantie, maar een internist vertelde mij dat er geen probleem was. Ik kon medicijnen slikken en dan was er nog maar een hele kleine kans dat mijn tweede kind besmet zou raken.”
Kleine wondjes - Gynaecoloog Tom Schneider: “Tijdens een natuurlijke bevalling, waarbij het kind toch een soort worsteling door het baringskanaal meemaakt, loopt een kind makkelijker kleine wondjes op dan bij een keizersnede. Toch krijgen seropositieve vrouwen niet automatisch een keizersnede. Als de concentratie hiv-deeltjes in haar bloed laag genoeg is, kiezen we als het kan voor een natuurlijke bevalling. Zes weken vóór de uitgerekende datum wordt de moeder voor de laatste keer gecontroleerd op de hoeveelheid hiv-deeltjes in haar bloed, en wordt een ‘baringsplan’ gemaakt; normaal of via een keizersnede bevallen.”
MONITOR
▲
Goed te behandelen - Sinds de komst van de nieuwe generatie hiv-remmers is het toe-
Niet zonder risico - Hij vervolgt: “Mensen denken dat een keizersnede wel zo makkelijk is; snel en wanneer het hen uitkomt, maar ze realiseren zich niet dat er een grote
april/mei/juni 2005
7
MON02 PAG 06/07/08
13-04-2005
12:23
Pagina 4
ZWANGERSCHAP HIV
TESTEN IN OPMARS Sinds januari 2004 worden in Nederland alle vrouwen bij de eerste zwangerschapscontrole op hiv getest, tenzij ze daar bezwaar tegen maken. In het verleden waren artsen daar terughoudend mee. Toen was het idee: hiv? Oh, nee, daar mocht je niet zomaar over beginnen met een zwangere vrouw. Inmiddels heeft een ommezwaai plaatsgevonden: er is meer aandacht voor de belangen en rechten van het kind. Van alle zwangere vrouwen in Nederland heeft 0,22% hiv: dus zo’n één op de vijfhonderd. De gemeente Rotterdam biedt álle nieuwkomers (vrouwen én mannen én jongeren, zwanger én niet-zwanger) een test op hiv aan, die gratis is. Deze test is niet verplicht.
rekening op kan volgen, die de moeder en haar eventuele volgende kinderen betalen. Door een keizersnede kan bij een nieuwe zwangerschap de placenta voor de uitgang van de baarmoeder gaan liggen of te diep ingroeien, waardoor grote bloedingen kunnen ontstaan. Als het mogelijk is heeft een natuurlijke bevalling dus altijd de voorkeur.” Natuurlijke bevalling - Vanessa had het geluk op natuurlijke wijze te mogen bevallen. Vanessa: “Ik liep weinig kans mijn kind te besmetten, want ik had al een tijd zoveel witte bloedcellen dat ik geen hiv-remmers nodig had. Vanaf de derde maand in de zwangerschap moest ik wél preventief medicijnen slikken om het risico van besmetting voor m’n kind te verkleinen. Toch was mijn grootste angst dat mijn kind besmet zou raken tijdens de bevalling. Toen ik hoorde dat het een gewone bevalling zou worden was ik al een stuk minder bang. Als ik een keizersnede zou krijgen, was dat een teken geweest dat er meer risico’s waren. Het gaf me ook een veilig gevoel dat ik niet hoefde te wachten tot de weeën om de paar minuten kwamen, ik werd al bij de eerste wee opgenomen. Zodra ik in het ziekenhuis was, dacht ik: ‘Nu komt alles goed’. De bevalling duurde lang omdat ik zo gespannen was, maar alles ging goed. Mijn tweede dochter heeft geen hiv.” Goede levensverwachting - Linda van der Knaap, researchverpleegkundige in Erasmus MC-Sophia: “Sinds acht jaar bestaan er ook voor kinderen hiv-remmers. Daardoor hebben zelfs kindjes die
SPERMA-CENTRIFUGE Ook hiv-positieve mannen met een kinderwens hebben betere perspectieven gekregen. Sinds 2002 kunnen zij in het Amsterdamse AMC hun sperma vrij van hiv laten maken in een soort centrifuge. Op die manier kunnen ze vader worden zonder de aanstaande moeder te besmetten bij de bevruchting. Hoewel het risico van virusoverdracht volgens het AMC nooit helemaal uit te sluiten valt, is de kans dat een vrouw geïnfecteerd raakt via dit gewassen sperma ‘zo goed als nul’. Om in aanmerking te komen voor dit ‘zaad wassen’ gelden enkele voorwaarden: de besmetting moet in rustig vaarwater zijn en de kwaliteit van het zaad goed. De aanstaande moeder mag niet ouder dan veertig zijn, geen hiv hebben en haar eileiders moeten doorgankelijk zijn, wat vooraf getest wordt. Is aan alle voorwaarden voldaan, dan kan de man ‘s ochtends in het ziekenhuis zijn sperma produceren. In een soort centrifuge wordt de zaadvloeistof waarin zich het hiv bevindt, gescheiden van de gezonde spermatozoa. En aan het einde van de dag wordt het ‘schone’ zaad bij de vrouw geïnsemineerd. 8
april/mei/juni 2005
MONITOR
met hiv geboren worden een goede levensverwachting. Er is nog weinig bekend over de mogelijke bijwerkingen van de medicijnen op de lange duur, maar we verwachten dat de kinderen met hiv allemaal volwassen zullen worden en zelf een gezin zullen stichten. Er sterven meer kinderen aan kanker dan aan hiv. In de drie jaar dat ik hier ouders en kinderen begeleid, heb ik maar één keer meegemaakt dat er een baby stierf aan hiv. En dat was omdat pas heel laat ontdekt werd dat het kindje besmet was.” Isolement en taboe - Al is met hiv goed te leven, de besmetting blijft een taboe. Wie seropositief is en voor een zwangerschap kiest, kan al helemaal op onbegrip rekenen. Researchverpleegkundige Van der Knaap: “Kanker mag dan meer doden veroorzaken, het is een ziekte die je makkelijker ter sprake brengt. Hiv is nog steeds moeilijk bespreekbaar. Kanker kun je delen, hiv brengt je in een isolement. Er zijn vreselijk veel vrouwen die aan niemand kunnen vertellen dat ze besmet zijn, zelfs niet aan hun eigen gezin, uit angst voor negatieve reacties of zelfs om verstoten te worden.” Reactie genegeerd - Vanessa: “Ik heb vervelende reacties gekregen toen ik zwanger was. Ik herinner me dat ik een kennis tegenkwam in de stad, die uitriep: ‘Je bent ziek en toch kies je ervoor om nog een kindje te krijgen? Ben je gek of zo?’ Ik was vreselijk kwaad, maar heb niet gereageerd. Ik dacht ‘laat maar, ze weet er niets van, het heeft geen zin’. Sinds die ervaring ben ik heel voorzichtig met wie ik het vertel en wie niet. Alleen wie oprecht geïnteresseerd in mij is, vertel ik het.” Sterk geworden Ze vervolgt: “Toen ik de Nederlandse taal nog niet sprak, wist ik weinig over hiv en de ziekte aids. Ik kon met niemand over mijn situatie praten, was angstig. Het is heel zwaar als je met niemand je zorgen kunt delen. Inmiddels ben ik sterk. Ik heb zelfvertrouwen gekregen. Ik ben seropositief en daar schaam ik me niet voor. Het is gebeurd, ik kon er niets aan doen. Ik voel me goed, ga voorlopig nog niet
De verwachting is dat kinderen met hiv later ook een gezin kunnen stichten
dood; mijn leven gaat verder, net als dat van ieder ander.” Illegale vrouwen - Dr. Schneider: “Mijn grootste zorg zijn de illegale vrouwen die uit het medisch circuit verdwijnen zodra ze horen dat ze seropositief zijn. Als de verloskundige vertelt dat ze positief uit de hiv-test zijn gekomen, dus besmet zijn, en wil doorverwijzen naar ons, het ziekenhuis, dan schrikken ze. Door taalproblemen begrijpen deze vrouwen sowieso de helft niet. En omdat ze illegaal zijn, vrezen ze officiële instanties. Deze vrouwen zullen toch inkomen moeten vergaren en aangezien hun lichaam vaak de enige rijkdom is die ze bezitten, is de kans groot dat ze in de prostitutie terechtkomen. Mijn zorg is ook dat deze vrouwen dan besmetting in Nederland kunnen veroorzaken.” Van dag tot dag - Dr. Schneider: “Positief is dat het erop lijkt dat steeds meer vrouwen hiv een plek in hun leven kunnen geven. Ik zie steeds vaker vrouwen die voor een tweede kind durven te kiezen nadat hun eerste kind niet besmet bleek. Vooral Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse vrouwen zijn goed in leven van dag tot dag. Ze zien wel wat de toekomst brengt, hebben er vertrouwen in. Nederlandse vrouwen zijn meer gericht op zekerheid, die wegen alles af, proberen tot op de microgram alle risico’s in kaart te brengen. Persoonlijk vind ik niet dat je eerst alle risico’s uitgesloten moet hebben, alle mogelijke prenatale tests moet hebben gedaan om daarna pas te mogen genieten van je zwangerschap. In de bijbel staat het al: elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last.” ■ WAT IS HIV? Hiv staat voor: humaan (dus: menselijk) immuno-deficiëntie (storing in afweer) virus. Tegen hiv zijn zo’n twintig soorten en merken medicatie beschikbaar, die voorkomen dat iemand aids ontwikkelt. Immunologen stellen een pakket hiv-remmers (zogeheten ‘cocktail’) samen, dat elke dag één of twee keer moet worden geslikt, op vaste tijden. De inname van medicatie mag niet worden onderbroken.
MON02 PAG 09
13-04-2005
12:25
Pagina 3
THERAPIETROUW Tekst Manja Gruson
Beeld: Helen van Vliet
HIV
Veerkrachtige hiv-moeders De behandeling van kinderen met hiv staat of valt met het stipt ’s ochtends en ’s avonds innemen van medicatie. Een grote opgave voor de veelal Afrikaanse moeders, die vaak kampen met hun eigen ziekte, werkloosheid, oorlogstrauma’s, isolement en depressie. tel je voor,” zegt dr. Pieter Fraaij, die onderzoek deed naar de sociale omstandigheden van kinderen met hiv, “je bent oorlogsvluchteling uit Rwanda, je hele familie is vermoord, je hebt vijf kinderen te verzorgen, van wie er één of meer hivgeïnfecteerd zijn, je werkt in de vroege ochtendshift van een schoonmaakbedrijf én hebt geen vrienden aan wie je de zorg van je kinderen over kunt dragen. Nog los van het feit dat het sowieso al een strijd is om kleine kinderen op vaste tijden een handvol pillen te laten slikken wordt het dan wel héél moeilijk om trouw aan de voorgeschreven therapie te blijven.”
voorbeeld voor betere huisvesting, en onderhandelt eventueel met de werkgever over andere werktijden, zodat de ouder het kind op tijd zijn pillen kan geven. Zolang de hoeveelheid virus het toelaat, wordt gewacht met het voorschrijven van de medicatie aan het kind totdat het gezin op de rit is. Kinderbescherming - Dr. Pieter Fraaij: “Eerder beginnen met de therapie vergroot de kans dat ouders of verzorgers nog meer weerstand tegen de behandeling krijgen omdat het niet lukt. Als de ouders ondanks alles niet therapietrouw blijken, zetten we de thuiszorg in. En als allerlaatste redmiddel schakelen we de kinderbescherming in. Dat is niet prettig om te doen, maar het belang van het kind, dat gezond moet blijven, krijgt voorrang.”
“S
Amper vrienden - Erasmus MCSophia Kinderziekenhuis behandelt sinds 1997 kinderen met een hivinfectie. Van de in totaal 59 kinderen die daar komen, overleden er twee aan de gevolgen van aids. De meeste anderen maken het goed, dankzij de medicatie; de zogenoemde antiretrovirale combinatietherapie. Die werkt echter alleen als de kinderen trouw iedere dag stipt hun medicatie krijgen. Iedere ochtend, iedere avond, dag in dag uit, jaar in jaar uit. Het behandelteam van Erasmus MCSophia merkte dat veel ouders en verzorgers niet ‘therapietrouw’ waren. Ze
vermoedde dat dit was te wijten aan sociale factoren, en besloot daar onderzoek naar te doen. De ouders bleken geïsoleerd: een groot deel van hun sociale netwerk bestond niet uit vrienden, kennissen en familieleden, maar uit medewerkers van maatschappelijke diensten, onder wie verpleegkundigen van het kinderziekenhuis. Nare reacties - Dr. Fraaij: “Dat deze moeders met hiv vooral hulpverleners als ‘vrienden’ hebben, komt doordat hun familie hier niet woont. Veel ouders van kinderen met hiv komen namelijk niet uit Nederland. Veruit de meesten zijn afkomstig uit Afrika. Maar de therapieontrouw heeft ook te maken met het taboe dat op hiv rust: deze moeders durven niet snel een Nederlandse kennis of de leerkracht op school te vragen om hun kind een keertje de medicijnen te geven. Dat taboe op openheid is deels cultuurbe-
paald. In veel buitenlandse culturen behoort de vrouw als maagd het huwelijk in te gaan. Als dan blijkt dat zij hiv-besmet is, dan roept dat natuurlijk de nodige vragen op. Anderzijds is dat taboe universeel. Ook Nederlanders met hiv vinden openheid over hun aandoening een probleem. Ga maar na wat de reactie zou zijn als je de buurvrouw vertelt dat je hiv-besmet bent en ook nog een kind met hiv hebt. Dat levert heel andere reacties op dan bij kanker. Hiv wordt nu eenmaal geassocieerd met seks en losbandigheid.” Psychische hulp - Om ervoor te zorgen dat de omstandigheden voor de therapie zo gunstig mogelijk zijn, krijgen ouders en verzorgers in Erasmus MC-Sophia begeleiding van gespecialiseerde verpleegkundigen. Die komen op huisbezoek. Ook een maatschappelijk werker biedt de ouders ondersteuning. Die zorgt bij-
Grote bewondering - “In de toekomst willen we graag een psycholoog aan ons team toevoegen. Vluchtelingen ondergaan niet alleen het normale rouwproces dat iedereen ondergaat die ontdekt dat hij hiv heeft, ze hebben ook nog vaak last van een oorlogstrauma of zijn depressief. Ooit bezocht ik een asielzoekerscentrum, in Rotterdam-Zuid. Zo’n centrum maakt een heel treurige indruk. Als ik daar zelf dag in dag uit moest zitten, zou ik ook wegzakken in lethargie. Ik blijf me er over verwonderen dat moeders met hiv ondanks alles de kracht weten te vinden om het leven op te pakken. Daar heb ik echt grote bewondering voor. In een vreemd land weten ze zelfs de taal te leren, werk te vinden en dóór te gaan, vaak zonder steun van vrienden of familie. Zéér indrukwekkend.” ■ SUCCESSTORY De behandeling van kinderen met hiv in Nederland wordt gezien als een successtory. Hoogst zelden overlijdt nu nog een kind aan aids. De gunstige resultaten zijn mede te danken aan regelmatige metingen van de bloedspiegels. Door die metingen kan voor elk kind een individuele, optimale dosis hivremmers worden vastgesteld. Dit voorkomt dat het kind een te lage dosis krijgt (die onvoldoende werkzaam is) of een te hoge dosis (die sterke bijwerkingen kan geven).
MONITOR
april/mei/juni 2005
9
MON02 PAG 10/11
15-04-2005
11:43
Pagina 2
“Laatste redmiddel” Mevr. Jo Proenings, die een open wond heeft aan haar voet: “Het kon mij niet schelen waar ik naar toe moest, áls de behandeling maar zou helpen. Al na een week zuurstoftherapie merkte ik dat de pijn afnam.”
D
e open wond aan de linkervoet van mevr. Jo Proenings uit Deurne (Noord-Brabant) is onmiskenbaar aan het helen. De wondranden sluiten zich, de pezen, die bloot lagen, zijn inmiddels ingekapseld, het weefsel is roder en schoner, en haar voet, die ‘alle kleuren van de regenboog had’, heeft z’n normale kleur teruggekregen. Ook is de pijn grotendeels weggetrokken, tot haar opluchting. “Die pijn was zó doordringend en constant aanwezig,” vertelt ze, “dat ik er ’s nachts niet van kon slapen. Nu kan ik zelfs een beetje steunen op mijn voet.” Veertig druksessies heeft mevrouw Proenings er inmiddels opzitten in het Instituut voor Hyperbare Geneeskunde in Rotterdam (zie pagina rechts). Omdat de wond nog niet voldoende is geheeld, is de behandeling verlengd met twintig sessies. Daarna wacht haar mogelijk een huidtransplantatie. Laatste redmiddel - De dagelijkse taxirit tussen Deurne en Rotterdam is een zware belasting voor mevrouw Proenings en haar echtgenoot, maar dat ongemak nemen ze graag voor lief. “Ik zie de zuivere zuurstoftherapie als een laatste redmiddel. Ik ben al zo lang aan het tobben. In april 2004 werd mijn voet ineens dik, er kwam een rode plek op, die steeds verder open ging. Het bleek non Hodgkinlymfoom, waarvoor ik elf jaar geleden ook al ben behandeld.” Doorverwezen - De bestralingen die mevrouw Proenings kreeg sloegen goed aan. Maar de wond wilde niet sluiten. Uiteindelijk verwees haar arts in UMC St. Radboud, Nijmegen, haar door naar Rotterdam. Hoewel ze niet
Mevr. Proenings (links) en mevr. Van der Linden (rechts) 10
april/mei/juni 2005
MONITOR
wist wat ze van de zuurstoftherapie kon verwachten, stemde ze meteen in. “Het kon mij niet schelen waar ik naar toe moest, als het maar zou helpen. Al na een week merkte ik dat de pijn afnam en de artsen zagen dat de wond zich ging sluiten. En ik kon ook weer beter slapen.” Verzorging wond - In het Instituut voor Hyperbare Geneeskunde wordt de wond van mevrouw Proenings ook verzorgd. Dat zijn moeilijke en pijnlijke momenten. Vooral in de begindagen, toen het laagje Acticoat, een absorberend en ontsmettend compres, nog met een pincet moest worden los gepulkt. “Het liefst wilde ik dat iedereen bij mij uit de buurt bleef, zo’n pijn deed het. Mijn voet sloeg alle kanten uit. Gelukkig gaat het verschonen van het verband de laatste tijd een stuk makkelijker. Dankzij de behandeling met zuivere zuurstof voel ik me veel prettiger en beter uitgerust. De wond is nog wel niet helemaal dicht, maar ik hoop dat ik deze zomer weer schoenen kan dragen.” ■
In de zuurstofcabine
“Mijn bot was net een spons” Mevr. Tiny van der Linden, die al langer last heeft van botversterving: “Toen ik voor het eerst hoorde van een ‘zuurstoftank’ schoot ik in de lach. Zuivere zuurstof? Schei uit, ik geloof ook niet in Jomanda.”
N
a vijftig behandelingen met zuivere zuurstof ziet mevr. Tiny van der Linden uit Rotterdam het leven weer van de zonnige kant. Ze kan weer zelf make up opbrengen, een hand geven en zonder hulp haar jas aantrekken. Als iemand vorig jaar tegen haar zou hebben gezegd dat ze dit allemaal weer mogelijk zou worden, had ze het niet geloofd. Hevige pijn in haar rechterschouder belemmerde haar al jaren. Versterving bot - De pijn werd veroorzaakt door botversterving (osteoradionecrose) in haar schoudergewricht; een gevolg van de zware bestralingen die ze in 1996 had ondergaan voor
een teruggekeerde borstkanker met uitzaaiingen naar de lymfeklieren. Om de pijn te onderdrukken, kreeg mevrouw Van der Linden pijnstillers, morfinepleisters en ontstekingsremmers voorgeschreven. Maar die brachten geen verlichting: “Ik was radeloos,” vertelt ze. “Ik kon niets doen met mijn arm en moest overal bij geholpen worden. Bij de minste beweging schoten de tranen in mijn ogen, zó’n pijn had ik.” Scan van bot - Een botscan liet zien wat er werkelijk aan de hand was. Het bot was poreus geworden. “Net een spons. Er was niets aan te doen, ik moest ermee leren leven.” Dat probeerde mevrouw Van der Linden zo
goed en kwaad als het ging. Totdat een arts in Erasmus MC-Daniel den Hoed haar in 2004 doorverwees naar het Instituut voor Hyperbare Geneeskunde, dat zich net in Rotterdam had gevestigd. Opgelucht - Hoge verwachtingen had ze niet van de therapie. “Toen ik voor het eerst hoorde van een ‘zuurstoftank’ schoot ik in de lach. Zuivere zuurstof? Schei uit, ik geloof ook niet in Jomanda. Toch ben ik gegaan, ik had immers geen keuze.” Niet prettig - Het verblijf in de zuurstoftank viel haar niet licht, zeker in het begin. “Ik was doodsbang voor dat masker. Op de plek waar het masker zat ging mijn huid vervellen. Ik had last van misselijkheid, kreeg een branderig gevoel in mijn mond en ging slechter zien.” Maar toen na bijna drie weken de korst van een operatiewond die maar
MON02 PAG 10/11
13-04-2005
12:36
Pagina 3
WONDGENEZING Tekst: Pia Kleijwegt
Beeld: Levien Willemse
HYPERBARE GENEESKUNDE
Helende zuurstof Pure zuurstof helpt bij de genezing van letsel als gevolg van bestraling, verbrijzeling en verbranding, diabetische voet en andere probleemwonden. Maar dood weefsel of bot kan er niet mee tot leven worden gewekt.
P
rof. Wouter Sterk, anesthesioloog (verdovingskundige) en medisch directeur van het Instituut voor Hyperbare Geneeskunde toont op zijn computerscherm een foto van een geamputeerde borst die beschadigd raakte na een reeks bestralingen. “Mevrouw heeft hier een half jaar mee rondgelopen,” vertelt hij. “Het weefsel is glazig geworden, de gaten vallen erin. Heel pijnlijk.” Vervolgens klikt hij door naar een andere foto. Dezelfde borst, maar dan goeddeels geheeld. “Na 38 sessies met hyperbare zuurstof waren de gaatjes dichtgegroeid. De wond ging zich sluiten en we konden stoppen met de behandeling.”
niet wilde helen, er spontaan afviel, liet mevrouw Van der Linden haar reserves varen. “Dat die wond genas was mooi meegenomen. Maar het leek ook of mijn arm mobieler werd. Ik kon ineens zelf het zuurstofmasker opzetten. Om te controleren of ik echt vooruit ging, halveerde ik mijn medicijnen en inderdaad, het ging steeds beter. De pijn nam af en mijn huid in het bestralingsgebied werd soepeler en zachter. Op de scan is te zien dat de gaatjes kleiner geworden zijn. Het is nu een fijne spons. Voor mij is zuivere zuurstof een wonder.” ■ GEBOREN IN DEN HELDER Het idee om wonden en beschadigd weefsel te doordrenken met zuurstof komt uit Den Helder. Daar heeft de Koninklijke Marine haar basis, en zijn dus ook duikers met bepaalde ziekten. In de jaren vijftig voerde prof. Boerema experimenten met dieren uit in de compressiekamer van de marine. Zuurstof bij verhoogde druk bleek gunstige effecten te sorteren bij, onder meer, bepaalde infecties.
3 H weefsel - Van de vijf- tot zesduizend behandelingen die het Instituut voor Hyperbare Geneeskunde jaarlijks uitvoert, is driekwart bestralingsletsel en zo’n twintig procent probleemwonden, waaronder diabetische voet. Voor het overige deel zijn het wonden die om direct ingrijpen vragen. Bestralingsletsel ontstaat doordat gezond weefsel rondom de tumor wordt meebestraald, met als gevolg dat het een ‘3 H-weefsel’ wordt: hypo cellulair (te weinig cellen), hypo vasculair (te weinig bloedvaten) en hypoxisch (een te laag zuurstofgehalte). “Dat is precies de reden waarom bij verschillende soorten bestralingsletsels hyperbare zuurstof van waarde kan zijn,” zegt professor Sterk. Puur inademen - Door pure zuurstof in te ademen onder een verhoogde omgevingsdruk kan de zuurstof beter in de weefsels doordringen. Dat bevordert de groei van nieuwe vaten (neoangiogenese). En het stimuleert de aanmaak van jonge bindweefselcellen en collageen, en ook botgroei. Dit is van belang bij onder meer bestralingsschade in het gebied van het hoofd en de hals. Ook maakt hyperbare zuurstof de rode bloedlichaampjes soepeler. Dat is goed nieuws voor mensen met suikerziekte, want diabetes maakt de celwand stug, waardoor de zuurstofdragende rode bloedlichaampjes slechter
door de kleine vaatjes kunnen. Daarnaast zet hyperbare zuurstof de witte bloedcellen aan tot het opruimen van bacteriën. In de drukkamer - Een hyperbare zuurstoftherapie duurt vier tot zes weken. Per week ondergaat de patiënt vijf druksessies van twee uur. Daarvoor verblijft hij in een ‘drukkamer’, een soort tank die van binnen doet denken aan een vliegtuigcabine en waarbinnen de druk 2,5 keer zo hoog is als normaal. De drukkamer biedt plaats aan maximaal twaalf personen. Gezeten in makkelijke fauteuils ademen de patiënten via een masker de zuurstof in. Intussen lezen ze wat, maken ze een puzzel of luisteren naar muziek. Nieuwe vestiging - Steeds meer kaakchirurgen, KNO-artsen en radiotherapeuten verwijzen hun patiënten door naar het Instituut voor Hyperbare Geneeskunde (IvHG). Zo ook specialisten van Erasmus MC. In mei 2004 opende de stichting IvHG een
nieuwe vestiging in Rotterdam-Zuid, de tweede in Nederland na Hoogeveen. Het instituut en Erasmus MC hebben een overeenkomst tot samenwerking gesloten, die onder meer inhoudt dat de artsen elkaar kunnen consulteren. Amputatie voorkomen - Prof. Sterk schat dat hyperbare zuurstof bij één op de tien patiënten met een diabetische voet amputatie kan voorkomen. Een behandeling heeft echter alleen kans van slagen als er nog doorbloeding in het weefsel is. “Een van de misverstanden rondom hyperbare zuurstof is dat het dood weefsel weer levend kan maken. Dat is niet zo. Wat dood is, breng je niet meer tot leven. We hebben het meegemaakt dat iemand met een bedreigde voet die voor een belangrijk deel al zwart is, in arren moede door de chirurg wordt doorgestuurd, omdat de patiënt nog niet ‘in’ is voor amputatie. Maar dan is het te laat.” De medisch directeur pleit ervoor dat vaatchirurgen en andere specialisten niet te lang wachten met het doorverwijzen van patiënten: “Een wond die na drie maanden geen tekenen van genezing vertoont, geneest niet meer. Laat de patiënt dan niet langer zo doorlopen, stuur hem of haar door.” ■
Toegang tot de tank
MONITOR
april/mei/juni 2005
11
MON02 PAG 12
13-04-2005
12:29
Pagina 2
LEEFSTIJL HART- EN VAATZIEKTEN
Beeld: Levien Willemse
ADVIEZEN WEL NALEVEN De secundaire preventiepoli is een initiatief van verpleegkundigen van het Thoraxcentrum van Erasmus MC. Het initiatief komt voort uit een groot Europees onderzoek, getiteld EuroAspire, onderdeel van de Euro Heart Survey. Daaruit bleek dat veel hartpatiënten niet meer wisten of en door wie ze waren geïnformeerd over hun risicofactoren. Richtlijnen die herhaling van hart- en vaatziekten moeten voorkomen, worden niet of onvoldoende nageleefd. De secundaire preventie poli, die door de firma Pfizer wordt gesponsord, biedt patiënten een jaar lang begeleiding bij verandering van hun levensstijl.
vrouw wel. Ik gaat het liefst in een stoeltje aan de waterkant zitten, vissen.”
Eigen bijdrage verplicht De tijd dat hartpatiënten passieve slachtoffers waren, die als willoze poppen hun behandeling ondergingen, is voorbij: ze kunnen zélf het risico op herhaling omlaag brengen. De preventiepoli biedt daarbij begeleiding.
D
e tijd van consumeren in de gezondheidszorg is voorbij, zeggen Paul Musters en Colinda Koppelaar. Beiden zijn verpleegkundig consultent op de afdeling Medium Care van het Thoraxcentrum van Erasmus MC. “De patiënt draagt tegenwoordig, net als de arts, verantwoordelijkheid voor het succes van de behandeling. Pa-
tiënten zijn ‘partner in hun ziekte’ geworden, en niet langer enkel slachtoffer. Ze kunnen wat dóén. En de meeste hartpatiënten willen ook graag een bijdrage leveren.” Om hartpatiënten te helpen bij aanpassing van hun veelal riskante levensstijl is het Thoraxcentrum afgelopen januari gestart met een ‘secundaire preventie poli’. Die moet voor-
DE ELF RISICO’S De secundaire preventiepoli werkt met elf risicofactoren voor hart- en vaatziekten: • Roken • Overmatig alcoholgebruik • Overgewicht • Verstoorde cholesterolbalans • Ongezonde voeding • Ontrouw aan inname medicatie • Te weinig beweging • Type D-persoonlijkheid: • Te hoge bloeddruk somber, introvert, weinig spraakzaam • Diabetes mellitus (‘suikerziekte’) • Familiaire aanleg hart- en vaatsziekten Van alle risicofactoren is alleen de familiaire aanleg niet te beïnvloeden. De overige risico’s kunnen door de patiënt worden verlaagd door verandering van de levensstijl. Of patiënten met een type D-persoonlijkheid kunnen veranderen, is nog onderwerp van studie. Deze patiënten, naar schatting één op de drie hartpatiënten, krijgen in Erasmus MC begeleiding door een psycholoog aangeboden. 12
april/mei/juni 2005
MONITOR
komen dat mensen die een hartinfarct hebben gehad of gedotterd zijn, nogmaals een infarct krijgen. ‘Waarom juist ik?’ - Patiënten verkeren na een hartinfarct in een diepe schok. Ze vragen zich af: ‘Waarom ik?’ Het kost de verpleegkundig consulenten soms weinig moeite om deze mensen aan te zetten tot verandering. Paul Musters: “Ik sprak pasgeleden een meneer die zeven keer gedotterd is en een bypass heeft gehad. Ja, zeven keer, het lijkt wel een soort Kwik Fit. Die meneer doet enorm zo’n best om herhaling te voorkomen. Hij rookt niet, beweegt veel en eet gezond. Toen wij daar positief op reageerden, fleurde hij helemaal op. Onze reactie stimuleerde hem om door te gaan.” Wil niet veranderen - Maar, geeft verpleegkundig consulent Musters toe, er zijn ook patiënten die geen actie willen ondernemen. “Ik herinner me een oud mannetje uit Krimpen aan den IJssel. Hij heeft waarschijnlijk z’n hele leven het dorp niet verlaten, behalve dan om naar het ziekenhuis te komen. Deze man wilde z’n levensstijl niet veranderen. “Ik voelt er niks voor,” zei hij. “Maar de
Persoonlijk aanspreken - Colinda Koppelaar: “Wij zien hartpatiënten na afloop van hun behandeling vijf keer, verdeeld over een periode van een jaar. We reiken informatie aan en bespreken de mogelijkheden tot verandering van hun levensstijl. Dat we mensen persóónlijk aanspreken, maakt een groot verschil. Het gaat opeens over hén, niet over de buurman. Sommige maken zelfs een afwerende houding, zo van: u gaat het toch niet over mij hebben? Maar ze beseffen dat ze een verhoogd risico lopen. Ze hebben immers al een infarct gehad en daarmee bewezen dat ze zo’n incident kunnen krijgen. We inventariseren samen de hindernissen. Wat belet mensen om te stoppen met roken, om meer te bewegen, om gezonder te eten?” Pressie werkt niet - Op afwerende patiënten, zoals de ‘visser uit Krimpen’, wordt geen pressie uitgeoefend. Colinda Koppelaar: “Bang maken of mensen in de gordijnen jagen, dat helpt niet. Een voorbeeld: als de omgeving steeds benadrukt dat iemand moeten stoppen met roken, krijgt zo iemand juist rookneigingen. Het gaat om de ‘klik’. Patiënten moeten zélf inzien dat ze een bijdrage kunnen leveren. Als iemand meent dat roken een vorm van ontspanning biedt, kijken we of er ook andere mogelijkheden tot ontspanning zijn dan steeds een sigaret opsteken. Het ziekenhuis biedt een ‘stop-metroken’-cursus aan. En we praten de mensen bij over goede voeding.” “Het goede nieuws voor patiënten,” besluit Colinda Koppelaar, “is dat ze zelf invloed kunnen uitoefenen, stap voor stap kunnen ze hun levensstijl aanpassen. Onze rol is hen daarbij te begeleiden en stimuleren. ■
MON02 PAG 13
13-04-2005
16:02
Pagina 3
FOCUS: Beeld: Levien Willemse
KEEL, NEUS, OOR
Blik in de oorzaak Om aandoeningen in het vizier te krijgen, werken veel KNO-artsen met camera’s en endoscopen. Met de camera’s krijgen de artsen niet alleen zicht op de plek des onheils, ze kunnen er ook foto’s mee nemen. Die digitale medische beelden heten in artsentaal ‘pacs’: Picture Archive en Communication Systems. De pacs passen in het elektronisch patiëntendossier. De afdeling KNO (Keel, Neus, Oor) was afgelopen februari de eerste binnen Erasmus MC die met elektronische dossiers begon. Waarom? Wat is er mis met de ouderwetse papieren map? Nogal wat. De mappen nemen plaats in beslag en raken makkelijk zoek. De dossiers moeten steeds worden opgehaald en opgeborgen. Liggen ze bij de ene arts op het bureau, dan kan de andere ze niet inzien. Tenzij die het hele ziekenhuis doorkruist, wat in Erasmus MC zeeën van tijd kost gezien de kilometers gangen, looptunnels en sluizen. We praten hier niet over een mapje of honderd; jaarlijks bezoeken zo’n 22.000 patiënten de afdeling KNO voor controle, diagnose of behandeling. Dit heeft enorme stapels papieren dossiers tot gevolg. Medewerkers van KNO werken op wel vijftien verschillende locaties. Het is een uitkomst als zij - desnoods tegelijk - foto’s op hun beeldschermen in hun werkkamers kunnen oproepen. Ook oncologen (kankerexperts), radiologen, neurologen, genetici en endocrinologen (klierexperts), kortom specialisten met wie KNOartsen samenwerken, kunnen de elektronische dossiers inkijken vanuit hun werkplekken. De opkomst van de pacs betekent waarschijnlijk het einde van de lichtkast, waartegen de foto’s altijd werden opgehangen ter bestudering. Omdat in het elektronisch dossier allerlei informatie kan worden opgenomen, denk aan labuitslagen, voorgeschreven medicatie, ECG’s, EEG’s, MRI-beelden en CT-scans, bevat het op den duur een schat aan medische informatie. Het elektronisch dossier is uitgerust met handigheden die het papieren dossier mist. Zo krijgt de arts direct een melding als hij of zij een geneesmiddel voorschrijft dat botst met een ander medicijn. Op den duur kan met één druk op de knop een patiëntenbrief of brief aan de huisarts worden afgedrukt, mits de tabbladen correct zijn ingevuld. In België hebben huisartsen zelfs direct toegang tot de elektronische ziekenhuisdossiers van hun patiënten. Ook onderzoekers hebben baat bij het elektronisch patiëntendossier. Als iemand een studie wil verrichten naar bijvoorbeeld middenoorontstekingen, hoeft hij niet langer duizenden papieren dossier door te spitten. Via de elektronische dossiers zijn deze gezochte gegevens pijlsnel te verzamelen. ■ MONITOR
april/mei/juni 2005
13
MON02 PAG 14/15
14-04-2005
11:59
Pagina 2
Evenwichtslab Op de foto linksboven observeert ing. Ronald Maas een patiënt wiens evenwichtsorgaan wordt getest op een draaistoel. “In werkelijkheid,” vertelt hij, “gebeurt dit onderzoek in het donker. Naast de ogen van de patiënt zijn met plakkertjes elektroden aangebracht. Daarmee worden de oogbewegingen geregistreerd. De stoel draait horizontaal, naar links en rechts. Zo worden de evenwichtsorganen gestimuleerd en oogbewegingen opgewekt. Die zijn vergelijkbaar met de oogbewegingen van een treinreiziger die door het raampje naar het bewegend landschap kijkt.” De taak van ing. Maas in het Vestibulair Testing Lab Asterion is om de gegevens, die op een beeldscherm verschijnen, te analyseren en interpreteren voor de KNO-arts of neuroloog. Al dan niet met behandeladvies erbij. Jaarlijks bezoeken zo’n vijfhonderd mensen met duizeligheid en evenwichtsstoornissen het evenwichtslab van Erasmus MC. Hun kwalen kunnen gepaard gaan met heftig transpireren, sterke misselijkheid en braken. Overkomt iemand dit op straat, dan belandt hij niet zelden op een afdeling Intensive Care, met als (onjuist) vermoeden een hartinfarct. Ing. Maas: “Na de test kunnen we patiënten vaak geruststellen. Het is voor hen een enorme opluchting als we hun kwaal kunnen lokaliseren. Sommige mensen vrezen een tumor, anderen lopen járen allerlei specialisten af. Het gebeurt soms dat mensen in huilen uitbarsten als we kunnen vertellen waar de stoornis zit, zó opgelucht zijn ze dat ‘het’ een naam heeft.”
Evenwichtstest
Evenwichtsstoornissen zijn soms te verhelpen. Duizeligheid bij het gaan liggen, opstaan of omdraaien in bed zoals door ‘bppd’ (benigne paroxismale positieduizeligheid) is goed te behandelen. Deze duizeligheid is een gevolg van afval (débris) in het evenwichtsorgaan. Door bepaalde bewegingen met het hoofd te maken, de ‘bevrijdingsmanoeuvre’, wordt het vuil naar een laag punt gemanoeuvreerd. Daar veroorzaakt het niet langer overlast. “Als na zo’n bevrijdingsmanoeuvre de duizeligheid acuut is verdwenen, staan mensen te kijken alsof je een tovenaar bent,” vertelt ing. Maas. Nog niet te verhelpen is bijvoorbeeld de ziekte van Ménière. Over deze plotse aanvallen van duizeligheid in combinatie met oorsuizen (tinnitus) en slechthorendheid is nog veel onbekend. “Wat iedereen moet weten,” benadrukt ing. Maas, “is dat evenwichtsstoornissen wel degelijk kunnen worden onderzocht. Het gebeurt nog te vaak dat patiënten jaren met hun klachten rondlopen, verkeerde medicatie krijgen voorgeschreven of zonder deugdelijk onderzoek te horen krijgen dat hun klacht ‘tussen de oren zit’.” ■ 14
april/mei/juni 2005
MONITOR
Gehoortest
MON02 PAG 14/15
14-04-2005
12:12
Pagina 3
FOCUS: KEEL, NEUS, OOR
Fotografie: Levien Willemse
Verzorging canule (adembuisje)
Halsoperatie
Overleg o.l.v. hoofd KNO prof. Feenstra
Aankomende artsen lopen ‘visite’
Druppelen canule, tegen verharding slijm
MONITOR
april/mei/juni 2005
15
MON02 PAG 16/17
13-04-2005
12:39
Pagina 2
Hoor en wederhoor Cochleair implantaat: het elektronisch binnenoor
Het kind heeft geen afwijkend stemgebruik meer, en kan vaak zelfs naar een gewone basisschool. De omgeving zal bij een optimaal resultaat amper merken dat het kind doof of ernstig slechthorend is. Een ander voordeel is dat de drager van de prothese leert om met een normaal volume te spreken. Veel oefenen
“De operatie zelf,” tekenen dr. Hans Hoeve (kinder KNO-arts), dr. Bernard Pauw (KNO-arts) en ir. André Goedegebure (audioloog) aan, “is ingrijpend en duurt drie tot vier uur. Daarna is een uitgebreide training nodig. Ga maar na: een gezond kind doet er al zes jaar over om te kunnen spreken in grammaticaal logische zinnen. Revalidatie en training duren dan ook jaren. Kinderen moeten leren leven met iets compleet nieuws. Ze horen de klanken anders en moeten die leren omzetten. Het is niet te vergelijken met wat een horend mens hoort.” Steeds jonger
Het cochleair implantaat, een soort elektronisch binnenoor, maakt dat doven en ernstig slechthorenden zo’n 80% kunnen verstaan wat voor gezonde oren ook hoorbaar is. Dankzij deze prothese leren ze bovendien normaal spreken. Niettemin waarschuwen artsen voor te hoge verwachtingen.
lk jaar worden in Nederland een paar honderd dove en ernstig slechthorende kinderen geboren, van wie de meesten gezonde, ‘horende’ ouders hebben. Daarnaast zijn er kinderen en ook volwassenen die in de loop der tijd doof worden, bijvoor-
E
COCHLEAIR? Het woord ‘cochleair’ in cochleair implantaat verwijst naar het slakkenhuis. Dit binnenoor vormt ons eigenlijke oor. Het heeft de vorm van een in elkaar gerolde buis. Uit het slakkenhuis komt de gehoorzenuw, die geluiden transporteert naar de hersenen. 16
april/mei/juni 2005
MONITOR
beeld als gevolg van een hersenvliesontsteking (meningitis) of - in zeldzame gevallen - door bijwerkingen van medicatie, zoals bepaalde antibiotica die pasgeborenen krijgen toegediend tegen ernstige bloedvergiftiging (sepsis). Consultatiebureau
Al in de eerste week na de geboorte gaat elk kind naar het consultatiebureau. Daar wordt het gecontroleerd op allerlei functies, onder meer het gehoor. Voor sommige tests komt een medewerker van het consultatiebureau bij de ouders thuis. Is er wat mis met het gehoor, dan belandt het kind bij een audiologisch
centrum. Daar volgt nogmaals een serie tests. Als artsen de diagnose doofheid of ernstige slechthorendheid bevestigen, valt voor het eerst een lettercombinatie waarvan menig ouder nog nooit heeft gehoord: CI. Stroomstootjes
‘CI’ staat voor cochleair implantaat, populair gezegd: een elektronisch binnenoor. Dit is een prothese die bestaat uit een in- en uitwendig deel. Het implantaat zet geluid met behulp van een microfoon om in kleine stroomstootjes. Elektroden in het oor, die de oorhaartjes (haarcellen) vervangen, geven de buiten opgevangen signalen door aan de hersenen, via de gehoorzenuw. Alleen mensen met een afwijking aan het slakkenhuis (deel van het binnenoor) komen in aanmerking voor zo’n implantaat. De gehoorzenuw moet intact zijn. Bij een optimaal resultaat kan een doof of slechthorend kind na uitgebreide training veel (zo’n 80%) verstaan wat voor andere mensen ook verstaanbaar is, behalve bij rumoer.
Het cochleair implantaat wordt op steeds jongere leeftijd in het hoofd geplaatst. De jongste patiënten zijn rond de één jaar. Als leeftijd is ook twee, drie en vier jaar acceptabel. Vijf en zes jaar kan ook, maar is minder gunstig. De taalverwerving geschiedt immers de eerste levensjaren. Na het zesde jaar krijgen doof geboren kinTEGENGELUID Het cochleair implantaat is niet door iedereen omarmd. Tegengeluiden waren dat doven met de prothese uit hun eigen wereld werden gehaald en overgebracht naar de wereld van de horenden. Dit zou de doventaal en dovencultuur schade berokkenen. Volgens deze visie hebben de gebarentaal en het liplezen te lijden van de binnenoorprothese. Het CI, zeggen tegenstanders, zou een doof kind juist gehandicapt maken door er een slechthorende van te maken. En, zo vragen zij zich af, wat is er mis met gebarentaal? Die is goed aan te leren en leent zich zowel voor moeilijke betogen als voor grappen, schelden, mopperen en straattaal.
MON02 PAG 16/17
13-04-2005
12:41
Pagina 3
FOCUS: Tekst: Joop van de Leemput
EIGEN STEM Een vreemd fenomeen is dat dove of slechthorende mensen hun eigen stem, die ze via het implantaat horen, aanvankelijk niet prettig vinden klinken. De stem komt hen vreemd voor, het is alsof die van buiten komt. Dit werkt vervreemdend, zo van: ‘Ben ik dat?’ Een vergelijkbare vervreemding ervaren veel mensen als ze zichzelf op een band horen praten. Op die manier weergegeven klinkt hun stem toch anders dan gedacht. Uiteindelijk wennen dragers van het CI wel aan het geluid van hun stem.
deren het implantaat niet meer omdat de hersenen niet langer zijn ingesteld op het ontvangen en verwerken van geluidsprikkels. Volwassen komen net zo goed in aanmerking voor het cochleair implantaat. Een voorwaarde is dat ze op latere leeftijd doof zijn geworden en dus al een goede ontwikkeling van de gesproken taal achter de rug hebben. De resultaten zijn het best bij mensen die pas sinds kort doof zijn. Naarmate hun doofheid langer heeft geduurd, daalt de kans op slagen. Partner als oefenpersoon
Ook van volwassenen vergt de training om weer te gaan horen heel wat, zo leert de ervaring. Hun partner of huisgenoot levert als ‘oefenpersoon’ een bijdrage die veel inspanning en geduld vergt. De relatie zal veranderen omdat de voorheen dove partner weer kan horen. Dit versterkt zijn of haar onafhankelijkheid. De rol van tolk en dagelijkse hulp, die de partner vaak jarenlang heeft vervuld, verdwijnt naar de achtergrond. De resultaten van het cochleair implantaat verschillen per persoon. De een hoort wel wat, maar blijft daarbij ter ondersteuning liplezen. De ander kan met het CI zelfs telefoneren en - in uitzonderlijke gevallen - genieten van muziek. Veel mensen constateren wel dat het ontvangen geluid
blikkerig klinkt. Vooraf is per individuele patiënt niet precies aan te geven hoeveel baat hij of zij zal hebben bij de prothese. Gehoorapparaat
Dr. Hans Hoeve: “Voordat het CI ter sprake komt, wordt eerst de mogelijkheid van een gehoorapparaat overwogen. Als dat net zo goed zal zijn, verdient dat de voorkeur. Daarvoor is immers geen ingrijpende operatie nodig. Je kunt beter iets van buiten hebben dan geïmplanteerd in je hoofd.” Ir. André Goedegebure: “Als ouders eenmaal van het CI hebben gehoord, ontstaan vaak hoge verwachtingen. Het is inderdaad zo dat het implantaat goed z’n werk doet, maar ermee leven kost veel energie. Dat komt doordat het CI bepaalde geluiden minder goed doorgeeft. De gebruiker moet ontbrekende stukken invullen. Veel kinderen kunnen dat wel, bijvoorbeeld omdat ze hebben leren liplezen, maar als ze na school thuis komen, zijn ze vaak helemaal op. Ook als je bijvoorbeeld met een drager van een CI praat en je keert even je hoofd weg, dan moet die persoon de gemiste woorden zelf invullen.” Dr. Bernard Pauw: “Ons oor telt 30.000 tot 40.000 haarcellen. Die worden bij het CI vervangen door maar twintig elektroden. Perfect is het implantaat dus zeker niet. De patiënt moet leren de elektronische stootjes te vertalen in klanken. Het CI kan van een totaal dove geen gewoon horende maken, dat is onmogelijk. Minimaal doel van het implantaat is dat men voortaan geluid kan waarnemen. Dit haalt een kwart van de patiënten. De meeste mensen hebben er echter meer baat bij: zij kunnen met het cochleair implantaat spraak verstaan, al dan niet met behulp van liplezen.” Late start Nederland
Het CI mag dan beperkingen hebben, en langdurige training vergen, elk jaar worden er in Nederland naar schat-
SAMENWERKINGSVERBANDEN Amsterdam Groningen Leiden Maastricht Nijmegen
AMC/VU medisch centrum UMC Groningen LUMC azM UMC St. Radboud
Koninklijke Effatha Guyot Groep Koninklijke Effatha Guyot Groep Koninklijke Effatha Guyot Groep Hoensbroeck Audiologisch Centrum Viataal (voorheen Inst. voor Doven), SintMichielsgestel Rotterdam Erasmus MC Koninklijke Auris Groep (voorheen ‘Amman’) Utrecht UMC Utrecht Koninklijke Effatha Guyot Groep In Rotterdam hebben de twee samenwerkende instanties (Koninklijke Auris Groep en Erasmus MC) beide een psycholoog, maatschappelijk werker, logopedist en audioloog afgevaardigd in het behandelteam.
Beeld: Levien Willemse
KEEL, NEUS, OOR
TIEN MISVERSTANDEN Mede om al te groot enthousiasme te temperen heeft de NVVS (Nederlandse vereniging Voor Slechthorenden) ‘de tien grootste misverstanden over cochleair implantaten’ becommentarieerd op internet. Zoals: • ‘Cochleair implantaten zijn voor iedereen die maar weinig hoort.’ • ‘Cochleair implantatie levert tegenwoordig altijd succes op.’ • ‘Een volwassene die een CI krijgt, kan alles meteen weer horen.’ • 'Een doof kind dat een CI krijgt, leert normaal te horen.’ Zie: www.nvvs.nl Het Cochleair implant team Rotterdam heeft een patiëntenfolder gemaakt, getiteld ‘de CI’. Daarin worden de twintig meest gestelde vragen beantwoord, onder meer over het uitzetten van het CI, sporten en douchen met het CI en de mogelijkheden en beperkingen van het CI. Deze folder is via de afdeling KNO van Erasmus MC verkrijgbaar.
ting tweehonderd stuks geïmplanteerd. Alle academische ziekenhuizen in Nederland kunnen de ingreep uitvoeren. Die van Utrecht en Nijmegen mochten van de minister van Volksgezondheid als eerste beginnen en hebben dus de meeste ervaring opgebouwd. Rotterdam heeft sinds kort een vergunning om het implantaat ook bij jonge kinderen te plaatsen.
Voor ouders kan het niet in aanmerking komen voor de implantatie een bittere teleurstelling vormen. Soms gaan zij ten rade bij een andere academisch ziekenhuis, voor een tweede mening (‘second opinion’), om er zeker van te zijn dat het genomen besluit juist is. ■
Nederland is pas eind jaren tachtig begonnen met het implanteren van CI’s, toen landen als Duitsland en België het elektronisch binnenoor al jarenlang inzetten. De eerste cochleair implantaten zijn al in 1977 geplaatst, in Los Angeles (VS). De late Nederlandse start was mede te wijten aan de hoge kosten, die in ons land als bezwaarlijk werden ervaren. Het implantaat zelf kost zo’n 25.000 euro. De totale behandeling (selectie, onderzoek, opname in ziekenhuis, operatie, revalidatie, begeleiding) kost ook zo’n 25.000 euro. Verzoek afgewezen
Dat een CI nogal wat voeten in aarde heeft, blijkt wel uit het aantal vakgebieden dat bij deze prothese is betrokken: KNO, Audiologie, Logopedie, Psychologie en Maatschappelijk Werk. In Rotterdam maken deskundigen van de Koninklijke Auris Groep deel uit van het behandelteam. Binnen het team bestaat meestal overeenstemming over de vraag of een kind in aanmerking komt. Soms zijn er harde, medische gegevens die zo’n implantaat zinloos maken, bijvoorbeeld het ontbreken van een slakkenhuis. Ook als een kind de vaardigheden niet heeft om de prothese te leren gebruiken, valt het af. Soms is sprake van belemmeringen of handicaps, bijvoorbeeld een kind is sterk autistisch of heeft gedragsproblemen die het leren omgaan met het implantaat in de weg staan.
POSITIEF OORDEEL De Gezondheidsraad, die de minister van Volksgezondheid adviseert, heeft zich positief uitgelaten over het cochleair implantaat: “Uit de ruim voorhanden onderzoeksliteratuur over het effect van cochleaire implantatie op de auditieve waarneming van het dove kind, mag worden geconcludeerd dat bij vrijwel alle kinderen met een CI een belangrijke verbetering van deze waarneming (geluidsperceptie en spraakverstaan) optreedt, mits zij voldoende auditief worden gestimuleerd.” (Rapport CI bij kinderen, aug. 2001).
MONITOR
april/mei/juni 2005
17
MON02 PAG 18
13-04-2005
12:51
Pagina 2
FOCUS: KEEL, NEUS, OOR
Tekst Joop van de Leemput
Beeld: Levien Willemse
PEPER TEGEN NEUSKLACHTEN Ook zonder allergie of infectie kunnen mensen voortdurend last hebben van hun neus. Het hete bestanddeel van rode peper, capsaicine, helpt tegen chronische neusklachten. oortdurende irritatie, jeuk of verstopping, een loopneus en steeds moeten niezen, dat zijn voorbeelden van chronische neusklachten. Nogal wat mensen hebben hier in meer of minder mate laste van, geschat wordt één op de vijf Nederlanders.
V
Als er geen verklaarbare oorzaak is voor de klachten, spreken artsen van idiopathische rinitis. ‘Idiopathisch’ betekent: zonder aanwijsbare oorzaak, ‘rhinitis’ betekent: ontsteking van het neusslijmvlies. Slechte binnenlucht
Dat er geen aanwijsbare oorzaak bestaat, neemt niet weg dat mensen met dit soort neusklachten wel degelijk een vermoeden hebben van de bron des onheils. Vaak worden neusproblemen geweten aan de slechte lucht op de werkplek, bijvoorbeeld het kantoor of een tropisch zwembad. Chloorlucht lijkt inderdaad verantwoordelijk voor een uitzonderlijk groot aantal neusklachten bij zwemJEROEN VAN RIJSWIJK Geboren: Gestudeerd:
Gepromoveerd: Werkt nu in:
Stelling:
18
Ghana (Afrika), 1971 Chemische Technologie (Delft); Geneeskunde (Rotterdam) Rotterdam Dirksland, Van WeelBethesda Ziekenhuis, afdeling KNO en Plastische Aangezichtschirurgie “Peper werkt vaak ook uitstekend ter verwijdering van een vreemd voorwerp uit een kinderneus.”
april/mei/juni 2005
MONITOR
badmedewerkers: wel 30 tot 50% van de betrokken personeelsleden heeft last van z’n neus. Al met al zijn meer dan 250 stoffen op werkplekken geïdentificeerd die neusirritatie kunnen veroorzaken. Druppel aan neus
Ook veel senioren gaan gebukt onder aanhoudende neusproblemen. Bekend is de eeuwige druppel die aan het puntje van de neus bungelt. Ook wisselingen in de hormoonhuishouding, bijvoorbeeld bij zwangere vrouwen en vrouwen die in de menopauze zitten, kunnen leiden tot idiopathische rhinitis. Komt vaak voor
Patiënten met onverklaarbare, chronische neusklachten krijgen meestal eerst door hun huisarts een corticosteroid neusspray voorgeschreven. Ook wordt hen aangeraden de neus te spoelen met zoutwater. Vaak helpt deze aanpak afdoende. Daarnaast wordt patiënten aanbevolen niet te roken en rokerige ruimtes te vermijden. Sinds 1995 verricht de afdeling KNO (Keel, Neus, Oor) van Erasmus MC onderzoek naar een neusspray met
een bestanddeel van rode peper erin. Daarvan werd elders beweerd dat het bovenstaand soort neusklachten verhelpt. De vraag is: maakt deze nieuwe spray z’n belofte waar? Jeroen van Rijswijk onderzocht het effect van de zogeheten capsaicine spray. Hij vond dertig mensen bereid mee te doen aan zijn onderzoek. Deze proefpersonen lieten zich behandelen en stonden ’in berustende gelatenheid’ neusslijmvlies af, ten bate van het laboratorium, schrijft dr. Van Rijswijk in z’n promotieverslag. Jawel, het werkt
Dr. Van Rijswijk, die ook een chemische achtergrond heeft, bevestigt in zijn promotie ‘Capsaicine in idiopatische rhinitis’ aan de Erasmus Universiteit Rotterdam dat het bestanddeel capsaicine inderdaad werkzaam is. Hij heeft ook onderzocht of het middel veilig is en met welk schema van sprayen de beste resultaten worden geboekt. Volgens hem is de spray met de peperbestanddelen inderdaad veilig. De groep patiënten die vijf keer op één dag werd behandeld met capsaicine was het beste af, nog beter dan de mensen die vijf keer in een periode van twee weken werden behandeld.
Bij beide groepen was een belangrijke afname van de klachten te zien, al scoorde de eerste groep (die vijf keer op één dag werd behandeld) het beste. Effect houdt aan
De verbetering hield lang aan: in ieder geval de hele verdere studieduur, negen maanden. De overgevoeligheid van de neus voor prikkels is dus dankzij het peperbestanddeel voor langere tijd afgenomen. Ontstekingscellen lijken geen rol te spelen in het werkingsmechanisme van de peper, zo hebben metingen in het laboratorium aangetoond. Verder bleek de mate waarin patiënten overgevoelig waren voor koude, droge lucht duidelijk afgenomen na de behandeling met hete peper. Voor het aanslaan van de behandeling is het wel belangrijk dat de patiënt niet rookt of hier minstens een half jaar mee is gestopt, en evenmin allergisch is. ■
Ook wisseling in hormoonhuishouding kan leiden tot loopneus
MON02 PAG 19
13-04-2005
12:55
Pagina 3
FOCUS: Tekst Manja Gruson
Beeld: Levien Willemse
KEEL, NEUS, OOR
TANDEN ÉN TONG POETSEN Het halitose-spreekuur, voor mensen met een chronisch slechte adem, was vanaf de start een doorslaand succes. Inmiddels zijn bijna duizend patiënten gezien. Een stevig ontbijt en daarna de tanden én de tong poetsen verhelpt de meeste klachten. oit kregen tandarts Cees de Baat en zijn collega’s een compleet gezin op het halitose-spreekuur. Professor De Baat: “Vader, moeder en twee kinderen; ze stonken allemaal uit hun mond. De moeder was er van overtuigd dat ze elkaar oraal een ziekte hadden doorgegeven, maar wij zagen gelijk dat alle gezinsleden een fikse tongbeslag hadden. ‘Het probleem wordt veroorzaakt door uw tong,’ vertelden we het gezin dan ook, ‘we zullen u laten zien hoe u die schoon kunt maken.’ Verontwaardigd verlieten ze het spreekuur. Zó simpel kon het niet zijn. We kregen later zelfs nog een boze brief van die moeder.”
O
Maagklachten
Samen met KNO-arts prof. Louw Feenstra en mondhygiënist Annemiek van den Broek houdt prof. De Baat op de afdeling KNO in Erasmus MC één dag per maand spreekuur voor mensen met een slechte adem. “De meeste mensen denken bij een slechte adem aan maagklachten,” vertelt hij. “Ook artsen. In werkelijkheid is minder dan 15% van de klachten te wijten aan de maag. Bij 85% ligt de oorzaak gewoon in de mond. En dan meestal op de tong, waar bacteriën een zwavelachtige lucht verspreiden. De oplossing is vaak simpel: een stevig ontbijt dat het beslag op de tong wegschuurt. Dus geen drinkyoghurtjes en dergelijke, maar een ouderwetse bruine boterham met kaas. En
daarna goed de tanden en vooral de tong poetsen.” “In sommige culturen is het poetsen van de tong de normaalste zaak van de wereld. Zo heb ik nog nooit Surinaamse of Indonesische mensen met tongaanslag op ons spreekuur gezien. Zij leren als kind al dat ze hun tong moeten poetsen. In Nederland is dat geen gewoonte. Behalve tongaanslag zijn ontstekingen van tandvlees of kiezen, in de keel of in de neusholte boosdoeners.” Het liep storm
Nadat het halitose-spreekuur (‘halitose’ betekent stinkende adem) in 2002 volop aandacht in de media kreeg, liep het maandenlang storm. Zo ontstond een wachtlijst van zes maanden. Inmiddels is de drukte geluwd: wie nu belt voor een afspraak kan dezelfde maand al langskomen. En dat is voor sommige mensen maar goed ook. Prof. De Baat: “Wij krijgen geregeld huilende mensen in de spreekkamer. Mensen mijden feestjes, durven niemand meer aan te spreken. Ze lopen soms al tientallen jaren zonder resultaat het medisch circuit af, zijn onderzocht door maag-darm-artsen, poet-
sen zes keer per dag hun tanden. Niets helpt. We zien mensen van alle leeftijden, maar vooral jonge mensen die een eerste serieuze relatie krijgen, en wat oudere mensen die, bijvoorbeeld na een scheiding, een tweede relatie aangaan.” Stap achteruit
“Veel mensen merken dat ze een slechte adem hebben doordat ze vaker dan toevallig collega’s of winkelpersoneel een stap achteruit zien doen wanneer ze hen aanspreken. Maar de meeste mensen weten het van zichzelf niet, totdat ze een intieme relatie krijgen. Voor het eerst durft iemand dan hun slechte adem ter sprake te brengen.” Om te kunnen bepalen of daadwerkelijk sprake is van halitose, beschikt het artsenteam over een apparaatje dat het zwavelgehalte van de adem meet. “Maar,” merkt prof. De Baat op, “onze neus werkt even goed. Veel mensen vinden het gênant als wij vlak voor ze komen staan en vragen of ze in ons gezicht willen uitademen, maar voor ons is dat een beroepsmatige handeling, wij zijn er aan gewend.” Alleen als iemand niet wil geloven dat
er echt geen sprake is van halitose gebruikt het behandelteam het apparaatje. De cijfers op dat instrument vormen dan het bewijs. Ingebeelde geur
Prof. De Baat: “Ingebeelde slechte adem komt af en toe voor. Van de negenhonderd mensen die we tot nu toe op het spreekuur zagen, waren er zo’n vijftig met ingebeelde slechte adem. Zoals het meisje dat door haar vriend gedumpt was omdat zij volgens hem zo vreselijk uit haar mond stonk dat hij het niet meer aankon. Dat was een smoes van hem, zo ontdekten wij al snel. Maar het meisje was helemaal over de rooie, iedere week stond ze opnieuw bij ons op de stoep. Uiteindelijk hebben we haar doorverwezen naar een psycholoog.” ■
Stinkende adem zelden te wijten aan de maag MONITOR
april/mei/juni 2005
19
MON02 PAG 20/21
13-04-2005
13:03
Pagina 2
Sparen halszaak ‘Weefselvriendelijk’ opereren Tumoren in de hals en keel vragen om een rigoureuze aanpak, ter voorkoming van groei en uitzaaiingen. Maar verminkingen van deze kwetsbare plekken moeten worden voorkomen. Sparend snijden, dat is de opgave.
L
ittekens en misvormingen in de hals en het gezicht zijn nare bijkomstigheden van de behandeling van tumoren in de mond, keel, hals, neus en oren. Hetzelfde geldt voor het verlies van de stem en voor problemen met slikken of ademen. De tumorwerkgroep Hoofd/Hals Oncologie van Erasmus MC, die bestaat uit KNO-artsen, kaakchirurgen, plastisch chirurgen, radiotherapeuten, internisten en radiologen, bijgestaan door enkele paramedische disciplines, tracht dit soort ongewenste gevolgen te beperken met een verbeterde aanpak.
klieren, omdat de arts het gebied dat bestraald moet worden steeds nauwkeuriger kan afbakenen. Toch zijn er patiënten bij wie het te bestralen gebied alle belangrijke speekselklieren omvat. Een radiotherapeutische behandeling alleen zou dan veel schade berokkenen. Sinds kort is hiervoor, samen met radiotherapeut prof. Levendag, een oplossing gevonden die dit probleem bij sommige patiënten kan beperken: de KNO-arts kan een van de belangrijke speekselklieren verplaatsten vóórdat de radiotherapeut aan de slag gaat.
Eerst bestralen
Een andere verbetering is een ingreep waarbij de chirurg de radiotherapeut helpt bij de aanleg van een netwerk van millimeter dunne katheters rond een tumor van de keelamandel of de achterzijde van de tong. Veelal wordt dit gecombineerd met een beperkte operatie van uitzaaiingen naar de hals. Na de ingreep worden deze katheters gedurende enkele dagen enkele malen per dag radioactief geladen. Hiermee zit de bestralingsbron dicht op de tumor en krijgen omliggende weefsels minder straling.
Mensen met een kwaadaardige tumor gaan niet altijd meteen onder het mes. Vaak heeft bestralen (radiotherapie) de voorkeur, omdat hierbij geen littekens ontstaan en de kans op blijvende schade aan vaten en zenuwbanen beperkt is. Ook kunnen organen bij bestraling intact blijven. Zoals bijvoorbeeld de tong of het strottenhoofd; organen die nodig zijn om duidelijk te kunnen praten en goed te kunnen slikken. Een groot nadeel van bestraling is dat de speekselklieren er zwaar onder lijden. Met als gevolg dat de patiënt de rest van z’n leven een droge mond kan hebben en bij het eten of praten voortdurend water moet drinken. Daarom worden tumoren vóór in de mond meestal wel operatief weggehaald. De afgelopen tien jaar is vooruitgang geboekt in het sparen van de speeksel20
april/mei/juni 2005
MONITOR
Radioactief geladen
Stemprothese geplaatst
In Nederland worden patiënten met kanker van het strottenhoofd (larynx) meestal bestraald. Maar bij één op de vijf patiënten slaat deze bestraling niet aan, of keert de tumor terug. Een chirurgische ingreep is dan de aangewezen behandeling. Vroeger werd het
Halsoperatie in Erasmus MC-Daniel den Hoed
MON02 PAG 20/21
13-04-2005
13:10
Pagina 3
FOCUS Tekst: Nynke Feenstra
strottenhoofd dan standaard helemaal verwijderd. Hiermee verliest de patiënt zijn stembanden. De luchtpijp wordt via een gaatje onder in de hals naar buiten geleid waardoor de patiënt lucht aanzuigt en uitblaast bij het ademen. Bovendien wordt tijdens de operatie een stemprothese geplaatst waarmee de patiënt opnieuw moet leren praten. Toch eigen stem
Sinds 1997 bekijken dr. Jeroen Kerrebijn en dr. Cees Meeuwis of de patiënt in aanmerking kan komen voor ‘sparende chirurgie’. De twee collega KNO-artsen hebben stapsgewijs technieken geïntroduceerd en verfijnd waarmee zij ondanks eerdere bestraling toch een deel van het strottenhoofd kunnen laten zitten. Het voordeel is dat de patiënt geen gaatje in de hals houdt. Hij kan bijvoorbeeld ongehinderd zwemmen en douchen. Ook heeft hij geen stemprothese nodig, want de natuurlijke stem wordt gedeeltelijk gespaard. Wel wordt het volume minder en de stem heser. Ook zal de patiënt met hulp van de logopediste opnieuw moeten leren slikken. Per jaar kan het duo ongeveer tien mensen op deze manier helpen. Dit is ruim één op de drie patiënten die anders het hele strottenhoofd zouden moeten missen. Terughoudend
Dr. Jeroen Kerrebijn: “In Nederland zijn wij, voor zover ik weet, het enige medische centrum dat standaard bekijkt of een gedeeltelijke verwijdering van het strottenhoofd na de bestraling mogelijk is, in plaats van alles te verwijderen. Ook in het buitenland zijn artsen hiermee terughoudend. In Zuid- en Oost Europa bijvoorbeeld wordt deze operatie wel veel gedaan als eerste behandeling, maar niet na een bestralingstherapie. Weefsel lijdt namelijk onder radioactieve straling, waardoor de kans op zwelling of wondgenezingsproblemen na de operatie groter is. Bovendien menen veel collega's dat de kwaliteit van het resterende weefsel zo laag is, dat mensen er weinig aan hebben. Ze zouden met dat restweefsel niet goed kunnen slikken, praten en ademen. Ook wil men geen extra risico nemen. Liever verwijdert men het hele strottenhoofd om de kans dat de tumor terugkomt zoveel mogelijk te beperken. Want hoe vaker de tumor terugkomt, hoe kleiner de kans op genezing.” Dr. Kerrebijn vertelt dat hij en zijn collega dr. Meeuwis bemoedigende re-
Beeld: Levien Willemse
KEEL, NEUS, OOR
SPEEKSELKLIER VERPLAATST Sinds kort is het in Nederland mogelijk om vóór bestraling een van de grote speekselklieren te verplaatsen. Dit dient om te voorkomen dat de klier beschadigd raakt bij de radiotherapie. De klier wordt op de steel van het bloedvat en de zenuw een paar centimeter verplaatst, waardoor hij buiten het bestralingsveld komt te liggen. In Erasmus MC-Daniel den Hoed is deze ingreep bij vijf patiënten verricht, door een radiotherapeut en een KNO-arts. Uiteindelijk doel van de verplaatsing is behoud van de speekselvorming. Voor patiënten is het van groot belang dat mond en keel vochtig blijven. De eerste verplaatsingen worden als geslaagd beschouwd. Wel is nodig dat verplaatsing van de klier aan de gezónde kant gebeurt. Want bij bestralen moet niet alleen rekening worden gehouden met de kant waar de radioactiviteit naar binnen gaat, maar ook met de kant waar hij het lichaam verlaat.
BESTRALEN, ‘CHEMO’, SNIJDEN De meest voorkomende ziekten voor de tumorwerkgroep Hoofd/Hals Oncologie zijn kanker van het strottenhoofd, de tong, de mond, de keelamandelen of het bovenste gedeelte van de slokdarm. De behandeling bestaat uit bestraling (radiotherapie), chemokuur, operatie of een combinatie hiervan.
sultaten boeken met de sparende ingreep. “We selecteren de patiënten zorgvuldig. De afgelopen acht jaar hebben we er kijk op gekregen. We voeren deze operatie altijd met z’n tweeën uit en weten welke techniek bij welke patiënt tot een goed resultaat zal leiden. Inmiddels hebben we zo'n vijfenveertig patiënten volgens de ‘sparende manier’ geholpen. Geen van hen is aan terugkeer van de tumor in het strottenhoofd overleden. Wel hebben we bij twee van hen alsnog het restant strottenhoofd moeten weghalen. Dit moest omdat zij niet goed konden slikken en ademen. Ook is bij een aantal van onze eerste patiënten de tumor toch teruggekomen en hebben we het restant alsnog verwijderd. Maar in de groep patiënten bij wie we een nieuwere techniek toegepast hebben, is de tumor weggebleven. Uitzaaiingen in de hals laat ik buiten beschouwing, want die komen óók voor bij een volledige verwijdering van het strottenhoofd. Ook via de logopedistes, die de spraak- en slikrevalidatie doen, horen we dat deze patiënten blij zijn dat ze niet hun hele strottenhoofd kwijt zijn.” Lymfeklieren
Mensen met een tumor in het hoofd hebben vaak uitzaaiingen naar de hals. Bekend is dat een tumor vóór in de mond bijvoorbeeld eerst uitzaait naar lymfeklieren onder de kin. Een tumor achter in de keel zaait eerder uit naar klieren die achter in de hals liggen. Lymfeklieren staan met elkaar in verbinding, en het netwerk dat ze vormen is onder te verdelen in acht verschillende ‘stations’. Waar artsen over van mening verschillen is déze vraag: welke lymfeklieren moeten weggehaald worden bij welk
type tumor? “De éne chirurg zal bij een tumor voor in de mond de lymfestations één tot en met vier verwijderen. De andere chirurg alleen station een, twee en drie, terwijl weer een ander ook station vijf meeneemt. Zekerheid over wat het beste is, hebben we niet, ook al wordt dit soort operaties al honderd jaar gedaan,” vertelt dr. Kerrebijn. “Daarom willen we hier meer onderzoek naar doen. Want hoe minder we weghalen, hoe minder littekens de patiënt krijgt en hoe minder risico hij loopt op beschadigingen van zenuwen en bloedvaten.” Onderzoek patholoog
Vroeger was de heersende opvatting dat bij een operatie ruim om de uitzaaiingen heen weefsel weggehaald moet worden. Dit mocht vooral niet in gedeelten: het weefsel werd vervolgens als één stuk aangeleverd bij de patholoog anatoom voor nader onderzoek op uitzaaiingen. Dr. Kerrebijn: “Vandaag de dag verwijderen we het weefsel wel in stukjes. Deze markeren we, zodat de patholoog precies weet welk stukje waar vandaan komt. Hierbij gaat het ons met name om die plekken in de hals waar veel zenuwen lopen en waarbij wij het gevoel hebben dat de kans op uitzaaiingen klein is. Deze stukken laten we liever ongemoeid. Maar dit kunnen we pas doen als de patholoog op het aangeleverde stukje weefsel geen uitzaaiingen gevonden heeft bij zeg maar - honderd patiënten met een bepaalde tumorcodering. Binnenkort starten we met dit onderzoek. Wanneer we onze resultaten kunnen presenteren weet ik niet, want de groep patiënten met zulke tumoren is klein. Lastig voor ons onderzoek, maar een geluk voor de mensheid.” ■ MONITOR
april/mei/juni 2005
21
MON02 PAG 22/23
13-04-2005
13:07
Pagina 2
Puzzel: erfelijke doofheid Bij aangeboren doofheid en slechthorendheid spelen erfelijke factoren vaak een rol. Kinderen met deze kwalen kunnen sinds kort het oto-genetisch spreekuur bezoeken. Daar maken KNO-artsen en genetici samen een snelle analyse van de aandoening. e afdelingen Klinische Genetica en KNO (Keel, Neus, Oor) van Erasmus MCSophia Kinderziekenhuis zijn eind vorig jaar samen gestart met een spreekuur voor kinderen met een mogelijk erfelijke vorm van slechthorendheid of doofheid. Dit is een snelle service: een KNO-arts en geneticus buigen zich samen over twee centrale vragen van ouders: ‘Wat is de oorzaak van de aandoening van mijn kind?’ en ‘Is de aandoening erfelijk, zal ons eventuele volgende kind ook doof of slechthorend zijn?’
D
Doofheid ‘min’ en ‘plus’
De KNO-arts en geneticus proberen in het zogeheten oto-genetisch spreekuur (‘oto’ betekent ‘oor’) tot een snelle diagnose te komen. Daarbij maken ze onderscheid tussen ‘doofheid plus’ en ‘doofheid min’. Bij ‘plus’ vormt het gehoorprobleem onderdeel van een syndroom. Bij ‘min’ staat het gehoorsprobleem op zichzelf. Tijdens het spreekuur brengen de specialisten alle afwijkingen aan het gehoor en de gehoororganen (uitwendige oor, middenoor, binnenoor, gehoorszenuw) in verband met de overige bijzondere kenmerken van het kind. Bij dit onderzoek benutten ze ook gegevens die eerder door andere specialisten, bijvoorbeeld een cardioloog of neuroloog, zijn vergaard. Zo’n totaalaanpak vergroot de kans op het stellen van een snelle en nauwkeurige diagnose. Niet bij alle dove en slechthorende GOLF VAN KENNIS De laatste dertig jaar is een golf kennis beschikbaar gekomen over erfelijke slechthorendheid en doofheid. Halverwege de jaren negentig kwamen allerlei genetische ontdekkingen naar buiten, mede dankzij onderzoek met gemuteerde muizen. Ook de kennis over doofheid en slechthorendheid in relatie met nier-, hart- en oogdefecten is gegroeid. 22
april/mei/juni 2005
MONITOR
patiëntjes kan tijdens het oto-genetisch spreekuur een snelle diagnose worden gesteld. Soms is uitgebreid aanvullend onderzoek noodzakelijk. Stambomen opstellen vormt daarvan een belangrijk onderdeel. Deze aanpak is beproefd: al meer dan honderd jaar stellen specialisten, onder wie de Ierse oorarts William Wilde, vader van de bekende schrijver Oscar Wilde, stambomen samen om zo grip te krijgen op familiaire doofheid. In zes stappen
Ouders en aanstaande vaders en moeders bij wie uitgebreider onderzoek nodig is, doorlopen bij de afdeling Klinische Genetica de volgende stappen: 1) Aanmelding via huisarts, verloskundige, specialist.
2) Verzamelen eerste gegevens: familieformulieren invullen, opvragen medische informatie. 3) Oriëntatiegesprek: familieonderzoek, opstellen stamboom, bestuderen (jeugd)foto’s, groot lichamelijk onderzoek kind én ouders. 4) Diagnostiek, onder meer onderzoek chromosomen, DNA of stofwisseling; soms aanvullend onderzoek door andere specialisten. 5) Bespreking risico’s van de aandoening en mogelijkheden preventie. Tevens bespreking herhalingsrisico bij andere familieleden. 6) Intensieve begeleiding door genetisch counselor of psycholoog.
MEER ‘MULTI-AANPAK’ Van steeds meer aandoeningen wordt bekend dat erfelijke componenten een belangrijke rol spelen. Veel patiënten komen daardoor in aanraking met de genetica. De afdeling Klinische Genetica van Erasmus MC is inmiddels multidisciplinaire spreekuren gestart met veertien afdelingen.
Dit stappenplan geldt ook voor andere aandoeningen waarvan het vermoeden bestaat dat ze ‘in de familie zitten’, bijvoorbeeld erfelijke darmen borstkanker.
eeuw in kaart brengt, stuit daarbij op meer dan 65.000 voorouders. Gelukkig hoeven specialisten niet tot de vijftiende eeuw terug te gaan. Maar als we klinisch-geneticus dr. Fred Petrij, die samen met dr. Hans Hoeve het spreekuur houdt, vragen om een willekeurige stamboom uit de kast te pakken, blijkt deze meer dan honderd personen te bevatten. Uiteraard zijn er ook stambomen die ‘maar’ twintig personen tellen.
Enorme stamboom
Onderzoek chromosomen
Stamboomonderzoek levert nuttige gegevens op, maar kost ook vandaag de dag nog een zee aan tijd. Elk mens die zijn voorouders tot de vijftiende
Het uitgebreide onderzoek door de geneticus omvat niet alleen het samenstellen van een stamboom. Ook ingewikkeld en vaak tijdrovend (3 tot
MON02 PAG 22/23
13-04-2005
13:09
Pagina 3
FOCUS Tekst: Joop van de Leemput
6 maanden durend) onderzoek van chromosomen, DNA en de stofwisseling hoort erbij. Daardoor is de tijd die per patiënt wordt besteed ruim. Ook het stellen van de juiste diagnose en het raadplegen van andere specialisten vergt soms veel tijd. “Een klinisch geneticus ziet in een jáár evenveel patiënten als een oogarts in pakweg een week of twee,” zegt dr. Petrij. Het complete genetische onderzoek, van aanmelding tot en met de intensieve begeleiding, neemt soms wel acht maanden in beslag. Onderzoek in Berlijn
Al eeuwen lang bestaan vermoedens dat bepaalde soorten doofheid en slechthorendheid erfelijk zijn. Een van de eerste artsen die een erfelijk syndroom met doofheid beschreef, was dr. Richard Liebreich, in Berlijn. Hij onderzocht systematisch alle 341 dove Berlijners en stelde zijn bevindingen in 1861 op schrift. Veel van deze dove mensen bleken joods en dat kon geen toeval zijn. Berekend werd dat joodse Berlijners vier keer zo’n grote kans op een bepaalde soort doofheid hadden dan de rest van de bevolking. De aandoening zat bij hen ‘in de familie’, en bleef erin door onderlinge huwelijken. Zo’n 150 jaar na de Berlijnse rappor-
Beeld: Levien Willemse
VEELGESTELDE VRAGEN • Vader en moeder zijn gezond, eerste kind doof of slechthorend. Vraag: tweede kind ook? • Vader en moeder zijn gezond, maar doofheid in familie. Vraag: wordt ons kind ook doof? • Vader of moeder zijn gezond, maar drager ‘risico-gen’. Vraag: welk risico loopt ons kind? • Vader of moeder is doof of slechthorend. Vraag: wordt ons kind ook doof? • Vader en moeder zijn bloedverwanten. Vraag: welke risico’s loopt een kind?
tage blijkt ook in Rotterdam dat doofheid en allerlei andere aandoeningen bij bepaalde families en groepen relatief vaak voorkomen. De bevolking van de Zeeuwse eilanden, bijvoorbeeld. Doordat deze Zeeuwen geïsoleerd woonden, was de kans groot dat ze met iemand trouwden die ver weg familie was, iets wat de huwelijkspartners overigens niet altijd wisten. Op die manier bleef een ziekte ‘in de familie’. Uit hetzelfde dorp
In Rotterdam vormt ook de van oorsprong allochtone bevolking een groeiende groep op het spreekuur voor erfelijke slechthorendheid en doofheid. Als blijkt dat de partners uit hetzelfde dorpje of dezelfde streek in Turkije of Marokko komen, is dat voor de artsen een signaal dat mogelijk sprake is van bloedverwantschap. De term ‘van oorsprong allochtoon’ wordt bewust gebruikt: vaak gaat het om mensen uit de tweede of derde
generatie. Die zijn veelal op Nederlandse bodem geboren. Losse familiebanden
Het in kaart brengen welke vader en moeders, broers en zussen, ooms en tantes, neven en nichten een bepaalde aandoening of syndroom hebben, is soms moeilijk. Nogal wat Nederlanders onderhouden amper familiebanden. Zij weten bijvoorbeeld alleen waar een bepaalde tante woont. Contact is er niet. Dat vormt een struikelblok bij het verzamelen van gegevens. Want opeens bij de tante op de stoep staan met het verzoek om haar medische gegevens, dat maakt een vreemde indruk. Vandaar dat de afdeling Klinische Genetica mensen helpt met ‘familiebrieven’. Die kunnen de patiënten versturen aan familieleden met wie ze amper contact hebben. Dr. Petrij: “De familiebanden zijn soms zó los dat ik aan een patiënt moet uitleggen wie ‘ome Piet’ is. Soms maken familieconflicten het onmoge-
KEEL, NEUS, OOR
lijk om de benodigde gegevens te verzamelen; de ene zus weigert contact op te nemen met de andere zus. Daar valt weinig tegen te doen. De ontbrekende gegevens kunnen we dan niet meenemen in ons onderzoek.” Van wie is DNA?
Bij Turken en Marokkanen zijn de familiebanden doorgaans hecht. Dit vergemakkelijkt het verzamelen van gegevens. Omdat soms sprake is van bloedverwantschap, hoeven er ook minder mensen in kaart te worden gebracht. Bij Kaapverdianen en Antillianen kan het onderzoek juist ingewikkelder zijn. Dat komt doordat sommige vrouwen uit deze gemeenschappen kinderen van meerdere mannen hebben en vice versa. Sommige vaders zijn ‘zoek’. Dit bemoeilijkt het vergaren van gegevens en het opstellen van een stamboom. Een terugkerende vraag bij genetisch onderzoek is: van wie is het DNA? Alleen van de ouders die op het spreekuur komen? Of net zo goed van hun familieleden? Deze familieleden raken soms ongevraagd betrokken bij het medisch onderzoek. Hen wordt immers gevraagd naar hun medische verleden. Deze familieleden hebben het recht om geïnformeerd te worden over de onderzoeksresultaten, maar ook het recht om niet te willen weten. Twee specialismen
Door twee specialismen in één spreekuur te combineren (KNO en Genetica) zorgt het oto-genetisch spreekuur ervoor dat diagnoses die anders mogelijk gemist zouden worden snel kunnen worden gesteld. Ouders kunnen bovendien eerder geinformeerd worden over de oorzaak van de aandoening van hun kind. En ook de eventuele risico’s voor hun (toekomstige) kinderen en andere familieleden. Intensieve begeleiding vormt een belangrijk onderdeel. Dankzij het snel stellen van een diagnose kunnen andere organen die mogelijk een stoornis hebben vroegtijdig gecontroleerd worden. Denk hierbij aan het hart of de nieren. Als de diagnose is gesteld, kan bovendien een al lopende behandeling worden geoptimaliseerd. Al met al levert deze aanpak een belangrijke gezondheidswinst op voor het dove of slechthorende patiëntje. “En”, voegt dr. Petrij toe, “zo’n aanpak door twee specialismen vormt een goede voedingsbodem voor wetenschappelijk onderzoek.” ■ MONITOR
april/mei/juni 2005
23
MON02 PAG 24/25
13-04-2005
14:01
Pagina 2
Nieuwe grotbewoners Zwevend menselijk weefsel in driedimensionale I-space
Artsen en onderzoekers van Erasmus MC hebben sinds kort toegang tot een grot, de I-space, waarin afbeeldingen van weefsels en organen door de lucht zweven: bouwstenen van de mens geprojecteerd in een driedimensionale medische bioscoop. n de donkere ruimte voor me hangt een kloppend hart. Ik heb de neiging het even aan te raken, om het te voelen. Maar het is natuurlijk geen echt hart, het is een projectie die ik door een speciale bril in drie dimensies waarneem. Ik vraag me af wat je met deze techniek nog meer levensecht kunt bekijken.
I 24
april/mei/juni 2005
MONITOR
Bloedvaten? Chromosomen? Eiwitten? Welkom in I-space. Spectaculair pronkstuk
I-space, afgelopen april geopend door burgemeester Ivo Opstelten van Rotterdam, is het spectaculaire pronkstuk van de afdeling Bio-informatica van Erasmus MC. Deze I-space is de derde
digitale ‘grot’ in Nederland, maar de eerste die uitsluitend voor medische toepassingen wordt gebruikt. De ruimte zelf is niet eens zo erg indrukwekkend: iets meer dan twee meter hoog en bijna drie meter breed en diep. En helemaal zwart. Alle apparatuur, zoals computers en projectoren is kundig weggewerkt, er staan alleen twee platte beeldschermen met muis en toetsenbord op een tafel. Maar eenmaal in werking is de I-space adembenemend; iets wat je in sciencefiction films ziet. Toeschouwers trekken prompt vergelijkingen met de tvserie Star Trek: ‘Beam me up, Scotty.’ Inzichtelijk maken
De I-space is de ultieme manier om onderzoeksgegevens zichtbaar te
maken en er allerlei informatie uit te putten. Dat is ook de taak van de afdeling Bio-informatica van Erasmus MC. Die bestaat pas sinds 2003 en is opgezet om basaal en klinisch onderzoek te ondersteunen in de verwerking van gegevens; gegevens die met tsunami’s tegelijk beschikbaar komen sinds het menselijk genoom in kaart is gebracht, en waar onderzoekers nog amper vat op hebben. Enorm gegroeid
Huidige methoden van onderzoek, zoals de DNA-chiptechnologie, leveren enorme hoeveelheden gegevens op die met bestaande statistische methoden niet meer zijn te verwerken. “Daarom adviseren wij onderzoekers in de keuze en het gebruik van software. En we helpen hen met het
WEEFSEL BESTUDEREN Tekst: Kees Vermeer
analyseren van data,” vertelt afdelingshoofd en hoogleraar Bio-informatica prof. Peter van der Spek. “Ons vakgebied groeit spectaculair. We begonnen met drie stoelen, nu werken hier ongeveer dertig mensen, onder wie veel programmeurs. Die ondersteunen samen zo’n honderd medische projecten.” Verbanden achterhalen
Om nog even bij de DNA-chips te blijven: een experiment met één chip levert ongeveer een CD aan gegevens. De bio-informatici zijn onmisbaar om verbanden tussen gegevens te achterhalen en zichtbaar te maken. “We verpakken de gegevens op zo’n manier dat de onderzoeker er zelf mee verder kan,” vertelt prof. Van der Spek. “De benodigde software ontwikkelen we zelf. Op het gebied van onderwijs werken we samen met de Hogeschool Rotterdam, aan de overkant van Erasmus MC. De studenten lopen hier graag stage, ze zijn erg leergierig.” Eén van de mensen die software ontwikkelt voor analyse van gegevens, is dr. Michael Moorehouse. Met een titel in de bio-informatica en een achtergrond als biochemicus, is hij in staat om onderzoekers te helpen hun problemen op het gebied van gegevensverwerking op te lossen. Dr. Moorehouse laat op een beeldscherm zien wat een experiment vaak oplevert: ellenlange tabellen van getallen of een lijst met codes van eiwitten waarin nauwelijks enige samenhang is te bespeuren. Op een ander beeldscherm is te zien wat de software daarmee kan doen: visueel en interactief weergeven welke processen zich in een cel afspelen. In een beweeglijke boomstructuur worden precies de verbanden weergegeven tussen bijvoorbeeld genen of eiwitten. Met de muis is de structuur op alle manieren te draaien en te bekijken. Door op blokjes in de boom te klikken, verschijnt op het beeldscherm extra informatie over de processen. Verder geeft het programma met rode of groene driehoekjes aan welke processen meer of minder dan gemiddeld in de cel voorkomen. Voor de onderzoeker is zo levensecht, kleurrijk en interactief te zien wat het experiment heeft opgeleverd. Dat is een grote stap vooruit in de interpretatie van de gegevens. Bespaart veel tijd
Deze nieuwe wijze van data presenteren bespaart bovendien veel tijd, verduidelijkt dr. Moorehouse. “Vroeger kostte het iemand wel een week om gegevens te rangschikken en verwer-
ken. Met onze software kunnen wij dat in twee seconden. Uiteraard kost het ons wel tijd om de software te ontwikkelen, maar als we die eenmaal hebben is die ook te gebruiken voor andere datasets.” De boomstructuur die dr. Moorehouse laat zien, is driedimensionaal maar wordt nog wel op een tweedimensionaal scherm bekeken. Helemaal spectaculair wordt het in de Ispace, waar beelden werkelijk in drie dimensies te zien zijn. Via een vernuftig systeem van spiegels worden beelden op kunststof wanden geprojecteerd. Door een speciale bril ziet de toeschouwer levensecht drie dimensies. Virtual reality bestaat al langer, maar dit gaat weer een stap verder, verklaart projectleider dr. Anton Koning. “De virtuele wereld was tot nu toe vooral een ervaring van één persoon, omdat de beelden worden geprojecteerd in de bril. In onze Ispace kunnen meerdere personen tegelijk de beelden bekijken.” Rode laserstraal
Dr. Koning demonstreert de mogelijkheden van de I-space. Hij gebruikt een bijzondere draagbare computermuis, die iets weg heeft van een stuk babyspeelgoed. Op de linkerwand in de grot wordt een keuzemenu zichtbaar, dat door de speciale bril in de ruimte lijkt te zweven. Dr. Koning klikt op het menu met de muis, waaruit als een rode laserstraal een virtuele aanwijsstok tevoorschijn komt. En dan is de donkere ruimte plotseling gevuld met gekleurde blokjes, die met elkaar zijn verbonden door gekleurde lijntjes. Op de blokjes staan codes of afkortingen. Sommige blokjes hangen vlak voor je neus, andere zie je in de verte. Het is een zelfde boomstructuur die dr. Moorehouse op het computerscherm liet zien, maar nu levensgroot zichtbaar in drie dimensies. Ook deze structuur toont verbanden tussen
Beeld: Levien Willemse
eiwitten in een cel en geeft daarmee waardevolle informatie over moleculaire processen. De boom is van alle kanten te bekijken en op alle manieren te draaien. Als dr. Koning scrollt met de muis, vliegen de gekleurde blokjes je om de oren. Data altijd actueel
En dit is nog niet alles. Dr. Koning klikt met de muis op een blokje en prompt verschijnt op de achtergrond de moleculaire samenstelling van het betreffende eiwit. De computer projecteert ook een overzicht van de chromosomen van de mens, en eventueel van de muis, en toont de plaats van het gen dat het eiwit aanmaakt. De benodigde informatie haalt de computer live van internet, zodat die informatie altijd actueel is. Kijkend naar het netwerk van blokjes en lijnen, realiseer je je dat al deze informatie nooit op een computerscherm zou passen. De I-space geeft letterlijk en figuurlijk een extra dimensie aan medisch onderzoek. “Op een computerscherm lukt het je niet om bepaalde gegevens te combineren met andere gegevens,” verklaart dr. Koning. “In de I-space hebben we een oneindige ruimte tot onze beschikking.” Tumor tussen ribben
De digitale grot wordt niet alleen gebruikt om moleculaire processen visueel weer te geven, maar ook om CT- of MRI-scans of echografieën in drie dimensies te kunnen bekijken. De huidige mogelijkheden om die beelden op een computerscherm te bekijken zijn al indrukwekkend, maar in de I-space worden ze helemaal levensecht. Dr. Koning toont een scan van een bovenlichaam, dat als een borstbeeld in de ruimte zweeft. Van iedere kant en op elk gewenst vlak is het inwendige van het beeld te bestuderen, zodat de organen en de ribben duidelijk zichtbaar worden. Op eenvoudige wijze is het contrast van het beeld aan te passen, waardoor in een van de longen duidelijk een grote tumor zichtbaar wordt die tussen de ribben lijkt te hangen. Zo’n beeld levert een schat aan informatie, bijvoorbeeld, aan de chirurg die betreffende Zaken zien die patiënt gaat opereanders worden gemist ren.
BIO-INFORMATICA TSUNAMI AAN DATA Het in kaart brengen van alle genen van de mens heeft geleid tot een explosie aan beschikbare gegevens (data). Om hier vat op te krijgen, volstaan platte computerschermen niet langer. Daarom is gezocht naar een andere wijze van visualiseren. Dit heeft bij Erasmus MC geleid tot de I-space, een digitale onderzoeksruimte, gehuisvest op de vijftiende verdieping van de witte faculteitstoren in het centrum van Rotterdam.
Als laatste demonstreert dr. Koning een driedimensionale echografie van een hart. Duidelijk zijn de bewegende hartkleppen te zien. Eén daarvan is vergroeid met omliggend weefsel, waardoor de hartkleppen niet helemaal dicht kunnen. Voor de cardioloog is meteen duidelijk wat er met deze patiënt aan de hand is, en voor de hartchirurg is het nuttig dat hij de situatie al vóór de operatie kan bekijken. Dit is nog maar het begin van wat er allemaal mogelijk is, verklaart dr. Koning. De weg staat open voor veel meer toepassingen. Bijvoorbeeld het bekijken van chromosomen, de ellenlange moleculen van DNA. In de celkern zijn de chromosomen op ingewikkelde wijze samengevouwen. Het DNA kan breken, en op sommige plaatsen gebeurt dat vaker dan op andere plaatsen. In de I-space zou het mogelijk kunnen zijn om zo’n breukplaats driedimensionaal te bestuderen, wat belangrijke informatie geeft voor onder meer kankeronderzoek. Nu nog een idee, maar in de nabije toekomst zeker te realiseren. Scans van hersenen
Een andere toepassing is het bekijken van MRI-scans van hersenen. Dr. Koning: “Een medische student onderzoekt op onze afdeling aangeboren hersenafwijkingen die epilepsie veroorzaken. Ongeveer de helft van die afwijkingen zijn op een gewoon computerscherm te zien. Maar de rest niet. De student onderzoekt of in die gevallen in de I-space wèl iets afwijkend in de hersenen zichtbaar is.” De hard- en software van I-Space, die in totaal 500.000 euro kostte, is aangekocht met financiële steun van de gemeente Rotterdam en het bedrijfsleven. Prof. Van der Spek werkt nauw samen met het ICT-bedrijf Ordina. “Zij hebben veel expertise in huis maar zijn nog onbekend met de medische wereld. Zo profiteren we van elkaars kennis.” ■ MONITOR
april/mei/juni 2005
25
MON02 PAG 26/27-new
13-04-2005
13:14
Pagina 2
Galg en rad of rechte pad Wanneer is vloeken, liegen, slaan, stelen of tegendraads gedrag op jeugdige leeftijd een voorbode van problemen op latere leeftijd? Bij welke kinderen ‘hoort het erbij’ en ‘gaat het vanzelf over’? Dat zocht dr. Ilja Bongers uit. enig moeder en vader krijgt te maken met problematisch gedrag van z’n kind tijdens de jeugdjaren of de puberteit. Het ene kind is driftig of koppig, het andere jokt of liegt, neemt spullen uit winkels weg, sticht brandjes, loopt weg van huis, spijbelt van school of gebruikt drugs of te veel alcohol. Hoe erg zijn deze gedragingen? Wanneer vormen ze een aankondiging dat het kind op latere leeftijd zal ontsporen? En wanneer ‘horen ze erbij’ en ‘gaan ze vanzelf over’?
M
Zuid-Holland Studie - Dr. Ilja Bongers heeft zich verdiept in probleemgedrag van kinderen en pubers en de invloed daarvan op latere leeftijd. Ze promoveerde op dit onderwerp aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zij mocht - met inachtneming van de privacyregels - gegevens gebruiken uit een groot, ZuidHollands bevolkingsonderzoek van de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie van Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis. In dit onderzoek zijn zowel ouders als inmiddels volwassenen kinderen ondervraagd. Ruim 2000 kinderen - Psycholoog Bongers onderzocht van ruim tweeduizend kinderen van 4 tot 18 jaar hoe hun gedrag zich in der loop der tijd ontwikkelde. Omdat de deelneSTELLING “Kinderen die alleen fysiek agressief gedrag vertonen, hebben minder ernstige problemen in de volwassenheid dan altijd wordt aangenomen.” Stelling in proefschrift ‘Ontwikkelingspaden van antisociaal gedrag en hun uitkomsten bij Nederlandse jongeren’, van dr. Ilja Bongers. 26
april/mei/juni 2005
MONITOR
mers aan de Zuid-Holland Studie bijna elke twee jaar zijn ondervraagd, in de periode 1983 tot en met 1997, is een ‘pad’ zichtbaar geworden: een patroon van hoe de kinderen zich ontwikkelden tot pubers en volwassenen. Het blootleggen van zo’n pad is bijzonder. Veel onderzoeken in de psychiatrie concentreren zich op twee momenten - de jeugdjaren en de volwassenheid - en brengen het tussenliggende ontwikkelingspatroon niet in kaart. Vier soorten gedrag - In haar onderzoek onderscheidt dr. Bongers vier soorten problemen: • Agressief gedrag: bedreigen, pesten, treiteren, schoppen, slaan, vechten, wreedheid • Antisociaal gedrag: liegen, stelen, vandalisme, brandjes stichten, dieren mishandelen • Oppositioneel gedrag: drift, koppigheid, met alles oneens, ongehoorzaam • Heimelijk gedrag: vloeken, spijbelen, weglopen van huis, drugs- en alcoholmisbruik Geënquêteerde ouders konden elke twee jaar op een formulier aangeven of bovenstaande soorten gedrag op hun kind: 1) helemaal niet van toepassing was, 2) een beetje of soms van toepassing of 3) duidelijk of vaak van toepassing was in de afgelopen zes maanden. De kinderen zelf, die inmiddels tussen de 18 en 30 jaar waren, werd gevraagd hun eventuele delinquente gedrag en psychische problemen te beschrijven. Liever snel ingrijpen - Om maar met de deur in huis te vallen: kinderen die oppositioneel of heimelijk gedrag vertonen en blijven vertonen,
Antisociaal gedrag: stelen (foto is in scene gezet)
MON02 PAG 26/27-new
15-04-2005
11:46
Pagina 3
PROBLEEMGEDRAG Tekst: Joop van de Leemput
Beeld: Levien Willemse
JONGENS & MEISJES Sommige jongens en meisjes hebben in hun kindertijd veel gedragsproblemen. In de jeugdjaren lopen de problemen nog gelijk op; de ontwikkeling van de problemen is hetzelfde. Maar daarna ontstaan verschillen: meisjes met veel gedragsproblemen vertonen meer stemmingsstoornissen, jongens met veel gedragsproblemen raken vaker verzeild in alcohol- en drugsproblemen.
lopen een grote kans om te vervallen in strafbaar (delinquent) gedrag of psychische problemen. Dit pleit voor ingrijpen (‘interventie’) op vroegere leeftijd, stelt dr. Bongers. Ingrijpen voorkomt ontsporing van jongeren van wie het gedrag later niet meer voor verbetering vatbaar is. Eén op de twaalf - Bovenstaande neemt niet weg dat veruit de meeste kinderen geen probleemgedrag vertonen, volgens hun ouders. Bovendien, bij de kinderen die in hun kindertijd wél problemen hadden, gaf de helft van de ouders aan dat deze helemaal of bijna helemaal achter de rug waren in de puberteit. Bij ‘slechts’ één op de twaalf kinderen (8%) is sprake van een ‘problematisch ontwikkelingspatroon’. Agressief gedrag - De vraag die veel ouders en behandelaars zal interesseren is: welk soort gedrag gaat ‘vanzelf over’ en welk soort wangedrag zal later ontaarden in crimineel gedrag of psychische problemen? Volgens het onderzoek lopen kinderen die enkel fysiek agressief gedrag vertonen niet meer kans op problemen later. Dat is opmerkelijk, want van kinderen die voortdurend pesten, slaan en schoppen wordt vaak gevreesd dat ze tot gewelddadige kwaaddoeners zullen uitgroeien. Dr. Bongers stelt echter dat deze kinderen in de regel opgroeien tot gezonde, goed aangepaste volwassenen, die prima functioneren. Weinig aandacht - Maar, stelt dr. Bongers, kinderen met tegendraads gedrag (drift, koppigheid, ongehoorzaam, met alles oneens) en heimelijk gedrag (vloeken, spijbelen, weglopen, drugsgebruik) lopen wel risico op delinquent gedrag op volwassen leeftijd of psychische problemen later. Dat is óók opmerkelijk: deze groepen krijgen doorgaans weinig aandacht omdat hun gedrag voor de omgeving weinig overlast geeft. Bijvoorbeeld, een kind dat spijbelt (=heimelijk gedrag) veroorzaakt minder proble-
JONGEREN
men in de klas dan een kind dat er geregeld op los slaat (=agressief gedrag). Heimelijk gedrag - Als een kind aanhoudend heimelijk gedrag vertoont, is dat zorgwekkend. Deze kinderen ondervinden later extreem meer problemen dan hun leeftijdgenoten. Dit kan zich uiten in gewelddadig, delinquent gedrag op volwassen leeftijd; denk aan iemand met een mes neersteken of met een pistool beschieten. Bij kinderen die pas rond de puberteit heimelijk gedrag gaan vertonen, is daarentegen weinig reden tot ongerustheid. Tegendraads gedrag - Oppositioneel gedrag is ook een reden tot zorg als dit vanaf de jeugdjaren aanhoudt en niet verdwijnt rond de leeftijd dat het kind naar de middelbare school gaat. Dit gedrag blijkt te kunnen ontaarden in ernstige delicten, bijvoorbeeld inbraak, winkeldiefstal of drugsverkoop. Deze groep loopt bovendien het grootste risico op stemmingsstoornissen, denk aan depressie en manische depressiviteit (afwisselend neerslachtig en te opgewekt). Grootste ontdekking - Wat vindt dr. Ilja Bongers haar grootste ontdekking? “We hebben, met hulp van de ouders, ontwikkelingspaden blootgelegd. Onze indruk is dat ouders goed in staat zijn om het (wan)gedrag van hun kind te beoordelen. Ze doen dat door het gedrag te vergelijken met dat van andere kinderen. Bekend is nu welk gedrag meestal vanzelf over gaat en welk gedrag een bedreiging voor later vormt.” Ze vervolgt: “Met kinderen die zich enkel agressief gedragen, komt het later wel goed. Dat is goed nieuws voor veel ouders: zij hoeven zich geen zorgen te maken. Maar kinderen die heimelijk of oppositioneel gedrag blijven vertonen, ook na hun 11e jaar, lopen een grote kans op delinquent, strafbaar gedrag. Of op psychische problemen of stemmingsstoornissen. Het is goed dat we dit nu weten. Als ouders dit aanhoudend probleemgedrag herkennen, kunnen ze naar de huisarts gaan. Die kan het kind verwijzen naar bijvoorbeeld een RIAGG of een andere psychiatrische instelling. Er zijn volop mogelijkheden om probleemgedrag te verbeteren, denk aan training in impulsbeheersing of sociale vaardigheden. En hoe eerder het kind hulp krijgt, des te groter de kans op succes.” ■
MONITOR
april/mei/juni 2005
27
MON02 PAG 28/29
13-04-2005
13:17
Pagina 2
Volop inzet, amper effect Gezond gedrag in achterstandsbuurten bevorderen, blijkt moeilijk, héél moeilijk, zo ontdekte dr. Gitte Kloek, die hierop promoveerde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Dit project is bedoeld om gezond gedrag in de twee bovenstaande Eindhovense achterstandsbuurten te bevorderen. Het had een looptijd van twee jaar. Dr. Kloek evalueerde de resultaten in De Bennekel en Tivoli door deze te vergelijken met de situatie in enkele andere achterstandsbuurten waar géén project liep om de gezondheid te bevorderen. Opvallend is dat de bewoners direct hun medewerking aan het onderzoek verleenden; bij een eerste, schriftelijke enquête naar hun leefstijl kwam 60% van de formulieren ingevuld terug, óók die van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse bewoners. In de enquête werden vragen gesteld over onder meer de groente- en fruitconsumptie.
M
ensen in achterstandsbuurten leven niet alleen korter dan mensen in rijke wijken, ze zijn ook nog eens een groter deel van hun leven ziek. Vooral dat laatste is ontstellend: een dame of heer uit een betere buurt geniet volgens een onderzoek TNO uit 2002 maar liefst vijftien jaar langer van een goede gezondheid dan een man uit een achterstandsbuurt. Het ziet er niet naar uit dat bovenstaand verschil de komende tijd zal verdwijnen, ondanks alle nieuwe medicatie en verbeterde diagnostiek en behandelingen. Er valt dus een wereld (aan verbeterde gezondheid) te winnen in de achterstandsbuurten, waar bijvoorbeeld obesitas - vetzucht - veel vaker voor komt dan in andere wijken. Maar hoe?
Groente en fruit - Uit bijna drieduizend ingevulde formulieren (2781 stuks) bleek onder meer dat mensen hun groente- en fruitconsumptie verkeerd inschatten. Maar één op de tien at de hoeveelheid groente die officieel wordt aanbevolen. Bij fruit was het iets beter: één op de drie at voldoende fruit. Veel mensen meenden - ten onrechte - dat het met hun consumptie van groente- en fruit wel goed zat. Vrouwen en migranten uit Suriname, de Antillen, Aruba, Turkije en Marokko blijken vaker bereid om hun consumptie te verbeteren (dus meer groente en fruit te gaan eten) dan Nederlandse mannen en overige buurtbewoners.
Geheime taal - De ‘hoe-vraag’ lijkt makkelijk te beantwoorden, al doen wetenschappers dat in hun eigen, geheime taal: “Mensen uit lagere sociVERBAZING ALOM “Ik kende deze wereld totaal niet,” vertelt dr. Gitte Kloek over haar ervaringen in de Eindhovense achterstandsbuurten, waar ze haar promotiewerk verrichtte. “In het begin viel ik van de ene verbazing in de andere. Zo herinner ik me dat we met buurtbewoners over ‘gezond ontbijten’ spraken. Een moeder vertelde dat haar kind ’s morgens vroeg naar de kast loopt en een zak chips opentrekt. Zelf nam ze als ‘ontbijt’ een sigaret met een kop koffie. Daar sta je wel van te kijken, als je Humane Voeding hebt gestudeerd in Wageningen.” 28
april/mei/juni 2005
MONITOR
Eindhoven, wijk De Bennekel: proeftuin gezonder leven
aal-economische groepen hebben te lijden onder een slechte gezondheid die het gevolg is van hun verhoogde blootstelling aan gezondheidsschadelijk gedrag.” Dat wil zeggen? Ze roken, eten ongezond, bewegen te weinig en drinken te veel alcohol. De vraag hoe deze bewoners hun gedrag kunnen aanpassen, is ingewikkelder dan hij lijkt. Ja, ‘gewoon’ stoppen met roken, overmatig drin-
ken en snacken, en ‘gewoon’ meer lopen en fietsen… Als het allemaal zo makkelijk was, had iedereen deze adviezen allang in daden omgezet. Veel medewerking - Dr. Gitte Kloek belandde tijdens haar zoektocht naar de vragen ‘waarom leven laagopgeleide mensen ongezond en hoe valt dat te verbeteren?’ in Eindhoven, in de wijken De Bennekel en Tivoli. Daar kreeg ze de kans om het GGD-project ‘Wijkgezondheidswerk’ te evalueren.
In beweging - Wat betreft bewegen, lagen de zaken niet veel anders. Terwijl er wetenschappelijke bewijzen bestaan voor de gunstige effecten van bewegen op bepaalde typen diabetes, botontkalking (osteoporose), darmkanker en angst en depressie, blijkt ruim de helft van de Nederlandse bevolking (zes op de tien mensen) onvoldoende te bewegen. Toch
Eén op de zes bewoners blijkt volledig inactief
MON02 PAG 28/29
13-04-2005
13:22
Pagina 3
VOLKSGEZONDHEID Tekst: Joop van de Leemput
zijn de eisen helemaal niet zo hoog: bij voorkeur elke dag 30 minuten of langer gematigd intensief bewegen, bijvoorbeeld fietsen of wandelen. En ook hier geldt: we bezien onszelf te optimistisch. We menen lichamelijk actiever te zijn dan in werkelijkheid het geval is. Mensen uit achterstandsbuurten doen het wat betreft ‘matig intensieve beweging’ wel wat beter dan de rest. Dit is mogelijk te danken aan hun werk, dat meer lichamelijke activiteit vereist. Ook lopen en wandelen ze iets meer en verrichten ze wat meer huishoudelijk werk. Meer dan sporten - Uit de ingevulde Eindhovense vragenlijsten blijkt niettemin dat één op de drie mensen te weinig beweegt. Het gaat hier niet alleen om sporten; als ‘beweging’ worden meegeteld: lopen, fietsen, huishoudelijk werk verrichten, klusjes in en om huis, tuinieren en lichamelijke inspanning op het werk. In achterstandsbuurten zijn mensen minder geneigd te sporten. Men ziet er het nut niet altijd van in. En deze mensen weten weinig over de positieve effecten die bewegen heeft op hun gezondheid. Verbazingwekkend: één op de zes mensen die aan het onderzoek meedeed (17%) is compleet inactief: op geen enkele dag van de week zijn ze een half uur of langer in beweging. Andere zorgen - Dr. Kloek erkent in haar promotie dat bewoners van achterstandsbuurten andere dingen aan hun hoofd hebben dan gezond KOSTEN NOCH MOEITE Twee jaar lang zijn in Eindhoven activiteiten georganiseerd die de gezondheid van bewoners moesten bevorderen: • Grote ‘gezondheidsmarkt’ voor hele buurt • Uitgave maandelijkse nieuwsbrief • Info-bijeenkomst ‘Gezond snoepen’ • Info-bijeenkomst ‘Gezonde salades’ • Voedingsfeest allochtone vrouwen • Bewegen voor 55-plussers • Kortingsactie door groenteboer • Opening sport- en spelplein voor jeugd • Voorlichting allochtonen over zwemles • Winterwandeltocht door de wijk • Zomerwandeltocht door de wijk • Zaalvoetbal voor Marokkaanse mannen • Cursus ‘Stop-met-roken’ • Cursus ‘Beter-in-je-vel-zitten’ • Gymnastiek voor Turkse vrouwen • Wekelijkse zwemles • Gezondheidsproject op basisschool • Info-les over gezond gebit
gaan leven. Problemen die hun aandacht opeisen, zijn bijvoorbeeld werkloosheid, criminaliteit in de buurt en gevoelens van onveiligheid. Wie constant geldzorgen heeft, of elke dag pijn, komt niet toe aan stoppen met roken of minder alcohol drinken. Volop activiteiten - In De Bennekel en Tivoli bleek ‘de gezondheid verbeteren’ niet makkelijk. Over een periode van twee jaar werden in samenwerking met allerlei organisaties tientallen activiteiten georganiseerd (zie kader). Die zijn via posters, lokale media en nieuwsbrieven onder de aandacht gebracht. Tien activiteiten van het ‘Wijkgezondheidswerk’ gingen over gezonde voeding, vijftien over lichamelijke beweging, twee over stoppen met roken en zestien over een goede gezondheid in het algemeen. Meesten bleven thuis - Veruit de meeste buurtbewoners waren wel op de hoogte van de activiteiten, zij lazen altijd, vaak of soms de nieuwsbrief. Zo’n één op de acht wijkbewoners nam deel aan minstens één activiteit. De overgrote meerderheid bleef dus thuis. Oudere wijkbewoners (45-66 jaar) deden vaker mee aan een georganiseerde activiteit dan jongere bewoners (18-24 en 25-44 jaar). Van de 53 op touw gezette activiteiten konden er tien niet doorgaan, veelal omdat er te weinig deelnemers kwamen opdagen of vanwege slecht weer. Geboekte resultaten - De hamvraag is of alle initiatieven hebben geleid tot een meetbare verbetering. Zijn de bewoners van De Bennekel en Tivoli meer groenten gaan eten? Vaker gaan bewegen? Gestopt met roken? Minder alcohol gaan drinken? Nee. Op die gebieden waren in vergelijking met de
Beeld: Levien Willemse
LEEFSTIJL
GÉÉN CURSUS A.U.B. GGD’en en andere instanties organiseren volop projecten om de gezondheid van mensen in achterstandsbuurten te verbeteren. Er zijn in Nederland zo’n driehonderd van die projecten geweest, schat het NIGZ (Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie). Over de kwaliteit ervan laat het instituut zich nogal kritisch uit. Meer dan de helft wordt gegeven in de vorm van een cursus. Deze vorm van kennisoverdracht sluit niet goed aan op het lage niveau van mensen in achterstandswijken. Daarbij komt dat het effect van de meeste projecten (59%) niet wordt gemeten. De kwaliteit van de meeste projecten is ‘matig’. Echter, buurtprojecten hebben een gemiddeld hogere kwaliteit. Die brengen de problemen vooraf wel goed in kaart. Ze hebben bovendien een specifieker doel en een groter bereik. Als ‘best practice’ zijn aangewezen ‘Amor i salu’ (van GGD Rotterdam, over veilig vrijen en anticonceptie bij Rotterdamse Antillianen en Arubanen) en projecten in Arnhem, ’s-Hertogenbosch en Limburg (zie hieronder). Voorbeelden van buurtgerichte projecten die de gezondheid in achterstandswijken moesten verbeteren: • Rotterdam, ‘Wijkgericht werken aan gezondheidsbevordering’, gericht op vier achterstandsbuurten. Voortijdig gestopt bij gebrek aan politieke steun. • Arnhem, ‘Het Arnhemse Broek, Gezond en Wel’, gericht op de gelijknamige achterstandsbuurt. Duur: twee jaar; 54 activiteiten. Vooral gericht op veiligheid, opvoeden en stress. Resultaat: geen verbetering van gezondheid. • ’s-Hertogenbosch, ‘Wijkgericht Gezondheidswerk’, gericht op achterstandsbuurten. Gericht op tiental thema’s. Duur: drie jaar; 55 activiteiten. Resultaat: bewoners zeggen meer kennis te hebben verkregen, maar manier waarop effect werd gemeten was beperkt: geen vergelijking met andere buurt. • Regio Limburg, ‘Hartslag Limburg: samen gezond!’, gericht op Maastricht en andere Limburgse gebieden. Duur: vijf jaar; meer dan 800 activiteiten. Gericht op preventie hart- en vaatziekten. Resultaat is veelbelovend: concrete, meetbare verbeteringen, onder meer afname vet bij bewoners en stabilisatie van bloeddruk (terwijl deze steeg in een regio die niet meedeed).
controlebuurten geen verbeteringen zichtbaar, schrijft dr. Kloek. Er is wel enig bewijs, meldt ze, dat er een kleine verbetering van de fruitconsumptie is: zeven gram per dag meer. Moeilijk te veranderen - Ongezond gedrag is moeilijk, heel moeilijk, te verbeteren. Ook bijvoorbeeld projecten in achterstandsbuurten in Montréal en New York, die maar liefst vijf of zes jaar lang liepen, lieten slechts een bescheiden positief effect zien (Montreal) of de concrete resultaten werden niet gemeten (New York, waar de onderzoekers alleen keken naar de deelname aan de activiteiten.)
Toch nog te kort - Twee jaar bleek in Eindhoven te kort om de gezondheid van buurtbewoners te verbeteren. Daarvoor is meer tijd nodig. Bovendien, stelt dr. Kloek, moet het aanbod aan activiteiten nog krachtiger zijn dan in Eindhoven het geval was. Maar we moeten de moed volgens dr. Gitte Kloek niet laten zakken: “Morgen is er weer een dag.” Bovendien: de gegevens die voortkwamen uit het Eindhovense project kunnen worden benut bij de ontwikkeling van nieuwe campagnes en interventies ter bevordering van gezond gedrag in achterstandsbuurten. ■
MONITOR
april/mei/juni 2005
29
MON02 PAG 30/31
13-04-2005
13:25
Pagina 2
REAGEERBUIS Tekst: Roelf Reinders
Beeld: Levien Willemse
Dr. Wim van der Giessen
Dr. Wim van der Giesssen (50 jaar, geboren in Dordrecht), is cardioloog bij het Thoraxcentrum van Erasmus MC. Hij participeert in een landelijk onderzoek naar een nieuwe behandeling van hartinfarcten: stamcellen uit beenmerg van de patiënt worden in het beschadigde hart aangebracht om de hartspier te versterken. Het onderzoek naar deze - voor Nederland nieuwe therapie heet de Hebe Trial, naar de Griekse godin van de eeuwige jeugd.
werk en je leeft minder lang. Zo’n veertigduizend Nederlanders krijgen per jaar een hartinfarct. In ons onderzoek plaatsen we stamcellen uit het beenmerg van de patiënt in het beschadigde deel van het hart. Deze stamcellen hebben de eigenschap in andere organen de eigenschappen van de cellen in die organen aan te nemen. In het hart worden de beenmergcellen dus bloedvat- en hartspiercellen. Het idee is dat de nieuwe cellen het afgestorven hartweefsel vervangen door nieuw weefsel.” Het beschadigde hart wordt weer even gezond als vóór het infarct?
“Als de hartfunctie door het infarct van honderd naar tachtig procent is gegaan, kan stamceltherapie er misschien weer negentig procent van maken. Dat mag je gerust een kleine revolutie noemen. En dat is nog maar het begin. Misschien dat we door aanvullende behandeling met geneesmiddelen dichter bij de honderd procent kunnen komen.” Kan stamcelonderzoek mislukken? Welke recente kwestie trof u zeer?
“De kwestie rond Stefanie Dimmeler, een briljante Duitse onderzoekster op het gebied van stamcelonderzoek die op 37-jarige leeftijd de prestigieuze Leibnizprijs heeft gewonnen, vergelijkbaar met de Spinozaprijs in Nederland. Zij is in opspraak geraakt omdat bij een wetenschappelijk artikel een verkeerde afbeelding zat. Iemand heeft dat anoniem gemeld. Dimmeler heeft de fout toegegeven en de afbeelding is gerectificeerd. Vervolgens kwam er weer een brief waarin stond dat ze de prijs niet mocht krijgen omdat ze had gefraudeerd. Een vergissing was ‘fraude’ geworden. De anonieme schrijver móet wel een vakgenoot zijn. Ineens voeren bij belangrijke medische ontwikkelingen kleine persoonlijke gevoeligheden als trots en jaloezie de boventoon; heel jammer. Gelukkig is dit niet exemplarisch voor het medische wereldje. Doorgaans gaat het er vrij sportief aan toe.” Wat vindt u de belangrijkste medische innovatie?
“De voortgaande vermenging van techniek en geneeskunde is de belangrijkste ontwikkeling. Toen ik 25 jaar geleden als basisarts afstudeerde, werkten we nog niet met computers. 30
april/mei/juni 2005
MONITOR
Tegenwoordig beschikken we over 3Decho-, CT- en MRI-onderzoek en ga maar door. In de cardiologie zijn we bijvoorbeeld in staat om met bestuurbare magneten een katheter uiterst nauwkeurig te manoeuvreren. Deze wijze van katheters plaatsen was anderhalf jaar geleden nog spectaculair, nu is het al gewoon. We zijn al bijna zover dat we met één druk op de knop een katheter automatisch op de juiste plaats in het hart krijgen. Dat had ik tien jaar geleden echt niet durven dromen. Ik geloof dat in geen 25 jaar in de geschiedenis van de medische wetenschap zóveel vooruitgang is geboekt.” Welke ontwikkeling zal uw vakgebied op z’n kop zetten?
“Stamceltransplantatie bij hartinfarcten, hopelijk. Voorlopig zien de ontwikkelingen er veelbelovend uit, hoewel de vooruitgang aanvankelijk minder groot was dan gehoopt. Nu wordt er na een infarct gedotterd en een stent geplaatst om te voorkomen dat de kransslagader opnieuw afsluit. Maar het hartspierweefsel dat voor zijn bloedvoorziening afhankelijk was van het tijdelijk afgesloten bloedvat is in vrijwel alle gevallen wel beschadigd. Daardoor is de hartfunctie verminderd: je bent eerder moe, moet misschien een stapje terug doen op je
“Dat is mogelijk. Stamceltherapie zal zeker niet voor iedereen even goed werken. Gezonde mensen zijn, zoals zo vaak, in het voordeel. Suikerpatiënten en mensen met aderverkalking hebben bijvoorbeeld minder goede stamcellen. Maar voor hen zijn er weer andere mogelijkheden, zoals stamcellen van een gezond persoon gebruiken. We verrichten op de afdeling Experimentele Cardiologie onderzoek met menselijke stamcellen uit navelstrengbloed bij biggen die een infarct hebben gehad. Ik kan me voorstellen dat er in de toekomst ‘stamcelbanken’ ontstaan. Daar liggen gezonde stamcellen opgeslagen, bestemd voor zieke patiënten met een infarct.” Van welke beslissing hebt u spijt?
“Dat ik niet eerder met stamcelonderzoek ben begonnen. Van de eerste experimenten hoorde ik al op congressen in 1996, in Amerika en Canada. Ik dacht toen wel: ‘Goh, wat interessant.’ Maar ik ben er thuis in het lab niet mee verder gegaan, anders waren we hier al veel verder geweest, dat weet ik zeker. Maar dat is achteraf gepraat. Ik hoop dat we met het grote Hebe-onderzoek, waaraan tien Nederlandse ziekenhuizen meedoen, onze achterstand deels kunnen inlopen.” ■
MON02 PAG 30/31
13-04-2005
13:28
Pagina 3
AGENDA CONGRESSEN • ORATIES • PROMOTIES • SEMINARS COLOFON Monitor is het blad voor externe relaties van het Erasmus MC. Oplage: 8000 exemplaren. Abonnementen:
[email protected] Redactie-adres: Erasmus MC, Afdeling Communicatie, Postbus 2040, 3000 CA Rotterdam, Bezoekadres: Dr. Molewaterplein 50, Telefoonnummer: 010 - 463 50 90, E-mail: j.vandeleemput@ erasmusmc.nl Hoofdredactie: Majella de Spaey Eindredactie: Joop van de Leemput Aan dit nummer werkten mee: Anneke Aaldijk, Nynke Feenstra, Manja Gruson, Elizabeth Jansen (KNO), Cindy Juinen, Pia Kleijwegt, Connie Meilof, Roelf Reinders, Kees Vermeer, Helen van Vliet Fotografie: Levien Willemse Art-direction: Beeld & Storm Producties B.V. Kim Brinkkemper, Marco Oosten Drukwerkcoördinatie: Baillien & Maris, Hasselt Overname artikelen: Artikelen mogen alleen worden overgenomen met bronvermelding: Monitor, Erasmus MC. Een bewijsnummer wordt op prijs gesteld.
Promoties, oraties, lezingen en symposia: voor actuele gegevens zie de website van het Erasmus MC: www.erasmusmc.nl, 'actueel', 'agenda'. Promoties vinden plaats in Collegezaal 7 van het Erasmus MC, faculteitsgebouw, ingang Dr. Molewaterplein 50 te Rotterdam, tenzij hieronder anders vermeld. 27 APRIL ■ Promotie D. Theuns. Titel proefschrift: ‘Implantable defibrillator therapy more than defibrillation’. Tijdstip: 11.45 uur. ■ Promotie S. Erkeland. Titel proefschrift: ‘Identicication function and clinical relevance of mouse myeloid leukemia genes’. Tijdstip: 13.45 uur. ■ Promotie A. Vlug. Titel proefschrift: ‘Mechanisms of neuronal death in a transgenic mouse model for amyotrophic lateral sclerosis’. Tijdstip: 15.45 uur. 28 APRIL ■ Afdeling Endocrinologie houdt de lezing: ‘THS receptor mutations in hot nodules’. Spreker: Ralf Paschke, Leipzig, Duitsland. Locatie: Ee 579 faculteitsgebouw. Meer informatie: W. de Herder,
[email protected] of A. Brinkmann,
[email protected] 29 APRIL ■ Afdeling Epidemiologie en Biostatistiek houdt de lunchbijeenkomst: ‘C-reactive protein gene haplotypes, C-reactive protein serum levels, and risk of coronary heart disease’. Spreker: Isabella Kardys, cardiovasculair epidemioloog, Erasmus MC. Tijdstip: 12.00-13.00 uur. Locatie: Ee 21-69. Meer informatie: Petra van Rikxoort, tel. 010-408 74 88. ■ COEUR houdt research-seminar: ‘Myocardial imaging’. Tijdstip: 13.30 uur. Locatie: Nederlands Architectuur Instituut, Rotterdam. Meer informatie: www.coeur.nl 2 MEI ■ Afdeling Neurowetenschappen houdt seminar: ‘How plastic is spatial hearing’. Spreker: Andrew King. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Colloquiumzaal K. Meer informatie: www.erasmusmc.nl/neuro 11 MEI ■ Capita Selecta houdt de lezing: ‘Glucosamine: wondermiddel voor artrose?'. Sprekers: dr. S. Bierma-Zeinstra, afdeling Huisartsgeneeskunde Erasmus MC en dr. G. van Osch, afdeling Orthopedie / KNO Erasmus MC. De behandeling van artrose (gewrichtsslijtage) is voornamelijk symptomatisch met medicatie tegen pijn, totdat de symptomen zo’n vorm aannemen dat besloten wordt tot gewrichtsvervanging. De laatste jaren heeft de verkoop van glucosamine in Nederland een enorme vlucht genomen. Dit product wordt gemaakt uit schelpen van schelpdieren of nagemaakt in het laboratorium. Sommige patiënten kopen het middel bij de drogist, sommige artsen raden gebruik ervan aan. Tijdens de lezing zal de wetenschappelijke bewijskracht voor de effectiviteit van glucosamine centraal staan: werkt het, bestrijdt het symptomen, kan het de aandoening vertragen? Tijdstip: 17.00-18.30 uur. Locatie: collegezaal 3, Erasmus MC.
12 MEI ■ Afdeling Genetica houdt lezing: ‘Growth control and metabolism: new insights from fly genetics’. Spreker: Steve Cohen. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: collegezaal 4. Meer informatie:
[email protected] 18 MEI ■ Capita Selecta houdt lezing: ‘Madentherapie'. Spreker: wondconsulent I. van der Berg, afdeling Heelkunde, Erasmus MC. Maden kunnen een wond schoonmaken, dat is al eeuwen bekend. De dieren werden vooral ingezet door militaire artsen, op het slagveld. De ontdekking van penicilline heeft de therapie met maden naar de achtergrond gedreven. De laatste jaren groeit echter de belangstelling hiervoor. Sinds mei 2004 zet ook Erasmus MC maden in, en wel bij necrotische wonden zonder opvlammende infectie. Bij deze wonden waren al meerdere behandelingen toegepast zonder het gewenste resultaat. Voor een groot aantal wonden bleek de aanpak met maden wél effectief; chirurgische reiniging was na afloop niet nodig. Tijdstip: 17.00-18.30 uur. Locatie: collegezaal 3, Erasmus MC (centrumlocatie). 20 EN 21 MEI ■ Afdeling Plastische Chirurgie van Erasmus MC organiseert de elfde ‘Esser Course’, getiteld: ‘Aesthetics in facial reconstruction: New perspectives.’ Hier worden de nieuwste technieken gepresenteerd op het gebied van aangezichtsreconstructie na excisie van hoofden halstumoren. Er komen sprekers van diverse specialismen aan het woord. Dit congres is bedoeld voor plastisch chirurgen, KNO-artsen, kaakchirurgen, oogartsen en dermatologen. Er wordt een overzicht gegeven van de aesthetische aspecten van aangezichtsreconstructie na tumor of trauma. Naast nationale sprekers zijn zes buitenlandse gasten present: dr. Fu Chan Wei (Taipei), dr. Menick (Tucson), dr Jackson (Southfield), dr. Robb (Houston), dr. Barret Nerin (Barcelona), dr. Siemionow (Cleveland). Locatie: Erasmus Expo en Congrescentrum. Meer informatie: Irene Mathijssen,
[email protected] 20 MEI ■ Afdeling Pathologie houdt lezing: ‘Molecular profiles of gliomas, mechanistic insights and associations with outcome’. Spreker: Monica Hegi, University Hospital, Lausanne, Zwitserland. Tijdstip: 15.30 uur. Locatie: Be 425, faculteitsgebouw. Meer informatie: www.erasmusmc.nl/pathol. 23 MEI ■ Afdeling Hematologie houdt lezing: ‘Compartmentalization of cellular energetics in relation to acto-myosin dynamics in cytokinesis and cell spreading’. Spreker: Be Wieringa, Universiteit Nijmegen. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Ee 1318 Faculteitsgebouw. Informatie: Ruud Delwel, tel. 010-408 78 43,
[email protected]. 25 MEI ■ Capita Selecta houdt lezing: ‘Risk of hormone-related cancers after ovarian stimulation for in vitro fertalization'. Spreker: prof. C. Burger, afdeling Verloskunde en Vrouwenziekten, Erasmus MC. Tijdstip: 17.00-18.30 uur. Locatie: Collegezaal 3.
26 MEI ■ Afdeling Endocrinologie houdt lezing: ‘Thyroid hormone signalling in neurodevelopment’. Spreker: Douglas Forrest, NIH, Bethesda, VS. Locatie: Ee 579 faculteitsgebouw. Meer informatie: W. de Herder,
[email protected] 27 MEI ■ COEUR houdt research-seminar: ‘Atherosclerosis and biomechanics’. Tijdstip: 13.30 uur. Locatie: Nederlands Architectuur Instituut (Nai), Rotterdam. Meer informatie: www.coeur.nl ■ Het Congresbureau houdt cursus: ‘Slechthorendheid bij mensen met een verstandelijke beperking’. Doelgroep: artsen en logopedisten in de verstandelijke gehandicaptenzorg, KNO-artsen, audiologen. Locatie: Erasmus MC. Meer info: m.bot@ erasmusmc.nl of www.hetcongresbureau.nl 6 JUNI ■ Afdeling Neurowetenschappen houdt seminar: ‘Cerelellar ‘Loops’ with the cerebral cortex: circuitry for the control of movement, cognition, perception and the basal ganglia’. Spreker: Peter Strick. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Colloquiumzaal K. Meer informatie: www.erasmusmc.nl/neuro 17 JUNI ■ Afdeling Pathologie houdt lezing: ‘Establishing the causal relationship between mutations in the androgen receptor and prostate cancer’. Spreker: Norman Greenberg, F. Hutchinson Cancer Research Center, Seattle, VS. Tijdstip: 15.30 uur. Locatie: Be 425, faculteitsgebouw. Meer informatie: www.erasmusmc.nl/pathol 20 JUNI ■ Afdeling Hematologie houdt lezing: ‘Juvenile myelomonocytic leukemia: from syndrome to diagnostics’. Spreker: Charlotte Niemeyer, University of Freiburg, Duitsland. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: Ee 1318 Faculteitsgebouw. Meer info: Ruud Delwel,
[email protected] 23 JUNI ■ Afdeling Genetica houdt lezing: ‘Genetic and epigenetic regulation of cytokine gene expression’. Spreker: Richard Flavell. Tijdstip: 16.00 uur. Locatie: collegezaal 4. Meer informatie:
[email protected] 24 JUNI ■ COEUR houdt research-seminar: ‘Electrophysiology’. Tijdstip: 13.30 uur. Locatie: Nederlands Architectuur Instituut (Nai), Rotterdam. Meer info: www.coeur.nl ■ Afdeling KNO en team Hoofd/Hals Chirurgie van Erasmus MC houden 24 juni het symposium: ‘Palliatieve Zorg Hoofd Hals Oncologie’. Doelgroep: medisch specialisten, huisartsen, verpleeghuisartsen, paramedici, verpleegkundigen en vrijwilligers in de palliatieve zorg. Tijdens het symposium wordt inzicht gegeven in de palliatieve zorg aan patiënten met hoofdof halskanker en de werkwijze van een onlangs opgericht kenniscentrum. Tijdstip: 12.30-17.00 uur. Locatie: Erasmus Expo & Congres Centrum. Meer info: Zalina Madjoe, tel. 439 13 57. Inschrijfformulier downloaden: www2.eur.nl/fgg/kno/nieuws
MONITOR
april/mei/juni 2005
31
MON02 PAG 01/32
13-04-2005
12:34
Pagina 2
Het Erasmus MC is een uiterst veelzijdig universitair
Binnen de filosofie van het Erasmus MC staat de hele
medisch centrum van Nederland. Waar onderzoek,
mens centraal. Omdat een mens nu eenmaal meer is
onderwijs en patiëntenzorg zijn samengebracht.
dan alleen een lichaam. Erasmus MC. Daar komt alle
Waar gewerkt wordt in de geest van samen denken
kennis bij elkaar. Daar is alle kunde onder één dak. En
en vooral: samen doen.
daar, wordt iedereen beter van.
Schouder aan schouder
www.erasmusmc.nl