MOMENToPNAME
16 ~
w
-z
J:
(.)
w
1-
zw
Momentopname nr. 16, november 1990 Een uitgave van het MENT-project (MEisjes, Natuurkunde en Techniek) Technische Universiteit Eindhoven Faculteit der Technische Natuurkunde Vakgroep Didaktiek Natuurkunde
Redactie:
Annita Alting en Elserniek Kemkes
Adres:
MENT-project T.U. Eindhoven Postbus 513 5600 MB Eindhoven telefoon: 040-473095
Oplage:
400
MOMENTOPNAME 16
INHOUDSOPGAVE
Inhoudsopgave 2
Redactioneel
3
Meisjes: Een wereld apart
7
Gasat-Jönköping 1: Problemen van derde wereld landen en het beeld van technische beroepen in Europa
14
Gasat-Jönköping 11: Ontwikkelingen in het natuurkunde-onderwijs
24
Over grenzen
27
Seminar "Meisjes in technische beroepen"
28
Schakelcursus natuurkunde voor de mts onderzocht
30
Natuurkunde, wat doe je ermee?
REDAcnoNEEL In momentopname 16 wordt uitgebreid aandacht besteed aan de GASAT-conferentie (Gender And Science And Technology). D:!ze werd van 5-11 mei gehouden in Zweden en MENT werd vertegenwoordigd door vier medewerk(st)ers. De deelnemers kwamen vooral uit Europa, derde wereldlanden en Australië. In twee artikelen worden enkele bijdragen aan deze conferentie besproken. Marja Brand gaat in op de problemen van derde wereldlanden en op een op de conferentie besproken onderzoek naar vrouwen in de bouw. Annita Alting bespreekt problemen die in het natuurkunde onderwijs naar voren komen. Zij gaat met name in op een Deens onderzoek waarin een indeling is ontwikkeld die verschillen tussen jongens en meisjes aangeeft. In het tweede deel van haar artikel gaat Annita in op de mogelijke invloed van docenten natuurkunde op de keuze en de waardering van leerlingen voor natuurkunde. De activiteiten en het materiaal van het Australische McClintock Collective wordt hier als inspirerend voorbeeld besproken. In deze momentopname staat verder een boekbespreking door Caroliene van Waveren van het boek "Meisjes: een wereld apart". Ook met de andere artikelen wensen wij u veel leesplezier. Elsemiek Kemkes (tijdelijk medewerkster MENT)
2
MEISJES: EEN WERELD APART: boekbespreking Mieke de Waal Boom Meppel, 1989 Caroliene van Waveren, medewerkster MENT
Mieke de Waal heeft een onderzoek gedaan onder meisjes tussen de twaalf en zestien uit middenklassegezinnen. De aanleiding voor De Waals onderzoek vormde de bevinding in de onderwijssociologie dat meisjes tijdens de late puberjaren hun voorsprong op jongens verliezen en zelfs een onderwijsachterstand oplopen. De Waal vroeg zich af of de in die tijd zo kenmerkende intensieve omgang tussen tienermeisjes hierop misschien van invloed zou kunnen zijn. Achterstand?
ledereen lijkt het erover eens te zijn dat meisjes in de loop van hun schoolcarrière minder gaan presteren en hun voorsprong op jongens verliezen, ja zelfs gemiddeld slechter gaan scoren. Ook zitten ze op gemiddeld lagere vormen van voortgezet onderwijs en kiezen ze meer talen en maatschappij vakken en minder exacte vakken waar onder wiskunde dan jongens. Interessant is nu dat De Waal in een kleine steekproef van een cohort brugklassers uit 1981 vond dat de meisjes in de daaropvolgende jaren vaker zonder zittenblijven het eindexamen haalden. Op het VWO kozen ze vrijwel dezelfde pakketten als de jongens en haalden even goede cijfers. Voor dit cohort gaat het dus niet op dat bij meisjes "de kaars uitgaat" in de loop der jaren. Wel gingen er, vergeleken met de jongens, meer meisjes naar de HAVO en kozen ze daar minder "exact". Maar ze presteerden daar wel hoger. De rector, conrectoren en docenten van de school waren het er toch over eens dat meisjes slechter gaan presteren en hadden daar de volgende verklaring voor: in de eerste jaren zijn meisjes heel gemotiveerd en halen ze hoge cijfers. Komt het in de latere jaren echter op doordenken aan, dan "komt de ware aard boven" en blijkt dat ze toch niet zo slim zijn. Toen aan de docenten en conrectoren de bevinding werd voorgelegd dat jongens vaker blijven zitten, vooral na de tweede, vierde en vijfde klas, waren ze in eerste instantie verbaasd. Ze konden er echter wel een verklaring voor verzinnen: jongens zijn in de tweede nog jong en speels. Uit gebrek aan motivatie blijven ze dus zitten. In de vierde en vijfde zijn ze juist erg gericht op het behalen van 3
een diploma met mogelijkheden en blijven ze liever zitten dan dat ze afzakken naar een lager schooltype of een zogenaamd pretpakket kiezen.
Zes mln De vraag of meisjes nu echt slechter gaan presteren dan jongens daargelaten, een feit is dat meisjes in de lagere klassen betere cijfers halen dan in de hogere klassen. De Waal is het niet eens met de geïnterviewde docenten dat meisjes in de lagere klassen zo gemotiveerd zijn. Volgens De Waal werken ze voornamelijk hard om hun ouders en leerkrachten niet teleur te stellen, en uit onzekerheid over hun capaciteiten. Later krijgen ze door hoe ze met minimale inspanning toch nog zessen kunnen halen en dat levert veel tijdwinst op. Tijd die ze mooi aan alle andere belangrijke zaken des levens kunnen besteden. Tienermeisjes zitten allemaal in hetzelfde schuitje. Ze bevinden zich in een overgangsfase en worden nog niet als volwassene behandeld, maar mogen ook geen kind meer zijn. Wat ze verder gemeenschappelijk hebben is dat ze alle "de opdracht dienen te vervullen" te leren wat een volwassen vrouw in onze samenleving moet weten en hoe ze zich dient te gedragen. Deze gemeenschappelijke kenmerken leiden er toe dat meisjes elkaar opzoeken: er ontstaat een meisjes-subcultuur.
Mee naar de slaapkamer De Waal heeft de wereld van tienermeisjes willen beschrijven zoals zij die zelf bezien.
Ze heeft daartoe op veel verschillende manieren contact gezocht met meisjes in de puberleeftijd. Ze heeft interviews gehouden met meisjes van een katholiek lyceum, die meisjes in de klas vergezeld, ze is met ze mee uit geweest, mee naar huis, mee naar het zwembad, enz. Sommige meisjes heeft ze meer dan drie jaar (met tussenpozen) gevolgd. Ook heeft ze een meidenclub in een buurthuis geleid, een school voor LHNO/MHNO bezocht en met de Rutgersstichting seksuele voorlichting gegeven op middelbare scholen. Het blijkt dat de meisjes-subcultuur dient als toevluchtsoord èn als oefenterrein waar de meisjes zich kunnen voorbereiden om zich later publiekelijk beter staande te houden. Ze oefenen bijvoorbeeld in het spelen met hun uiterlijk. Daardoor leren ze ordening aanbrengen in onbekende gezelschappen (ze kunnen mensen "plaatsen") en 4
ze leren hoe ze een door hen zelf gekozen indruk op anderen kunnen maken. Ze leren ook wat gewaardeerde eigenschappen zijn van meisjes en vrouwen. Het bleek dat de door De Waal gevolgde lyceummeisjes sterk traditionele ideeën ontwikkelden wat dat betreft: een leuk meisje is aantrekkelijk, fatsoenlijk, gezellig, bescheiden en spontaan. Tenslotte raken tienermeisjes door de snelle opeenvolging van intensieve vriendschappen geoefend in het opstellen van criteria voor een goede relatie en in het onderhouden van relaties. Irritaties
Docenten, ouders en anderen die met meisjes in de tienerleeftijd te maken krijgen, storen zich vaak aan hun "puberale" gedrag. Meisjes beoordelen anderen teveel op hun uiterlijk, plakken te snel etiketjes op mensen, zijn niet weg te slaan van hun vriendin, besteden uren aan hun eigen uiterlijk, enzovoort. Toch is dit juist de rnanier waarop meisjes bovengenoemde eigenschappen onder de knie krijgen, eigenschappen die van vrouwen verwacht worden. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat het beeld dat meisjes geschetst wordt door de school, ouders, reclame, en de maatschappij, nog steeds bijzonder traditioneel is. Nog steeds gaat het er om aantrekkelijk, fatsoenlijk, gezellig, bescheiden en spontaan te zijn. Stimulansen om door te leren en je op een carrière te storten, vallen in het niet bij de nog steeds veel duidelijker aanwezige voorbeelden die laten zien dat je als vrouw verantwoordelijk zult zijn voor het huishouden, kinderen moet willen krijgen en daar zo goed als fulltime voor moet zorgen. Persoonlijke mening
Ik vind het boek van De Waal een verrijking van de literatuur over meisjes in het voortgezet onderwijs. In andere onderzoeken werden meisjes meestal vragenlijsten voorgelegd of ze werden geïnterviewd. Aan deze methodes kleven twee bezwaren. Ten eerste: wat meisjes antwoorden op vragen van onderzoekers hoeft niet overeen te sternmen met hun gedrag.
Zo vond De Waal bijvoorbeeld dat meisjes anderen
vrijwel altijd indelen bij een bepaalde stijl ("zij is kak", "zij is disco") maar als ze hen vroeg waar ze zelf bijhoorden, zeiden ze "Ik? Ik ben gewoon mezelf'. Dit geldt overigens niet alleen voor meisjes, het verband tussen gedrag en rapportage van dat 5
gedrag is bij niemand eenduidig. Ten tweede kom je met voorgestructureerde interviews of vragenlijsten niet zo gauw te weten wat meisjes zèlf interessante vragen vinden, vanuit welk perspectief ze de wereld beschouwen. Nu is het niet zo dat De Waal zich "alleen maar" tussen de meisjes begeven heeft en heeft geregistreerd wat er is gebeurd. Ook zij heeft vragen gesteld, en onderwerpen aangeroerd. Tot slot wat ik miste waren vragen over de toekomst (of alleen al over vervolgopleidingen), en daarmee samenhangend vragen over schoolvakken en het kiezen van een vakkenpakket. Ik had graag gehoord of en hoe het kiezen van vakken een rol speelt in de gesprekken tussen meisjes.
6
GASAT·JÖNKÖPING 1: PROBLEMEN VAN DERDE WERELD LANDEN EN HET BEELD VAN TECHNISCHE BEROEPEN IN EUROPA Marja Brand, medewerkster MENT
Inleiding: Internationale GASAT conferentie
Elke twee jaar vindt ergens op de wereld een GASAT conferentie plaats (GASAT= Gender And Science And Technology). Deelnemers uit alle werelddelen informeren elkaar daar over de vorderingen die zij maken op het gebied van vrouwen in natuurwetenschappen en techniek. Het gaat er daarbij speciaal om het aandeel van vrouwen in die vakgebieden en beroepen te vergroten waar ze tot nu toe voornamelijk ontbreken. Elk land heeft daarin een eigen stadium bereikt dat kan variëren van het net in kaart brengen van cijfermateriaal over deelname van vrouwen of ontbreken van vrouwen in bepaalde studierichtingen tot en met gedetailleerde interventies om ongelijke deelnamecijfers te veranderen. Dit alles wordt aangevuld en ondersteund door onderwijsonderzoekers die proberen inzicht te krijgen in de samenhang tussen verschillende variabelen die de deelname van meisjes en vrouwen zou kunnen beïnvloeden. De volgende GASAT bijeenkomst vindt volgend jaar juli plaats in Melbourne, in de Australische staat Victoria. De nadruk zal daar komen te liggen op uitwisselen van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksgegevens. Verscheidenheid aan bijdragen
Omdat er deelnemers zijn vanuit verschillende disciplines zoals exacte vakken, informatica, filosofie, psychologie, sociologie, en mensen van diverse instituten zoals lerarenopleidingen, universiteiten, hogescholen maar ook van basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs, volwassenenonderwijs, hobbyclubs ed. is er sprake van een grote verscheidenheid aan interessegebieden en het aanbod aan lezingen, workshops en (poster)papers is dan ook groot. Van alle bijdragen op papier is een "conference-hook" gemaakt en van alle werkgroepen, posterpapers en lezingen komt nog een samenvatting in de proceedingsbundel.
7
Deelnemers
Van de 120 deelnemers aan de Europese en derde wereld GASAT conferentie die begin mei in Zweden plaatsvond waren er 19 uit Nederland. De organisaties die zij vertegenwoordigden waren o.a. Ment-project, VHTO, TUE/ TUD/ UvA en UTvrouwenstudies, TUE en RU lerarenopleiding, Event (Hogeschool Utrecht), EVE (RUG) en 0 & W. Binnen een klein land als Nederland zijn dus diverse personen en instanties aan het werk die er naar streven de deelname van vrouwen en meisjes aan natuurwetenschappen en techniek te vergroten en aantrekkelijker te maken. Dat ook de Nederlandse deelnemers niet altijd bekend zijn met elkaars werk werd in Zweden wel duidelijk. Derde Wereld
Hoewel er enkele deelnemers waren uit de Verenigde Staten (2) en Australië (6), was deze GASAT toch voornamelijk bedoeld voor Europese en Derde Wereld landen, waarbij de laatsten nadrukkelijk waren uitgenodigd om de discussie mogelijk te rnaken over de rol die de rijke landen kunnen spelen bij het ondersteunen van de ontwikkelingen in de Derde Wereld. Van de Derde Wereld waren deelnemers aanwezig uit Zuid-Amerika (2), Azië (4) en Afrika (9). Problemen van Derde Wereld landen
De problemen die zich in Derde Wereld landen voordoen bij het verbeteren van onderwijs en begeleiding naar technische beroepen wijken in zoverre af van die in de andere landen dat de eerst noodzakelijke levensbehoeften van meisjes, vrouwen en docenten nogal veel invloed uitoefenen op de motivatie om iets te willen verbeteren aan de positie van meisjes en vrouwen in techniek. Zoals Juliana Amara uit Sierra Leone het uitdrukte: "Het belang van werken aan het verbeteren van het vak science op school komt in een heel ander daglicht te staan als docenten al drie maanden geen salaris hebben gekregen." en Jayshree Mehta uit India voegde daaraan toe dat leer-arbeidsplaatsen in de electrotechniek voor vrouwen in India alleen kunnen draaien als de vrouwen na de opleiding in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Grip krijgen op de eigen levensomstandigheden betekent voor vrouwen in Derde Wereld Janden directe economische verbetering van 8
de eigen omstandigheden met behulp van scholing en vorming in science en techniek. In onze ogen betekent dit een grote nadruk op korte beroepsopleidingen voor meisjes en vrouwen en niet zozeer op de inhoudsverbetering van diverse vakken en opleidingen. Een tweede probleem dat Stella Williams uit Nigeria namens haar Afrikaanse zusters verwoordde ging over de directe bruikbaarheid van curricula uit het westen. Zij waarschuwde voor de tendens om alles uit het westen over te nemen en de oude technieken die elk land in huis had te verwaarlozen bij de opleiding in science en techniek. Voorbeelden uit de
eigen landen blijven noodzakelijk voor een
mensgerichte verbetering van de vakken science en techniek in elk land. Uiteraard was er ook veel aandacht voor het ontbreken van geld om initiatieven uit te kunnen voeren. De geldschieters aan projecten in de Derde Wereld landen stellen vaak westerse eisen aan de werkwijze en produkten waaraan gewerkt wordt en maken onvoldoende gebruik van inlandse deskundigen die de haalbaarheid van die eisen kan beoordelen. Nu gaat veel geld verloren.
Europa Wat betreft Europa bespreek ik hier één van de onderzoeken die aan de orde zijn geweest op deze GASAT conferentie.
Vrouwen in de bouw: waarom vind je ze niet in alle beroepen? Onderzoek van A. Gale 1 Southbank Polytechnic - London Wat
scholieren,
eerste
jaars
en
afgestudeerden
in
de
bouwkunde,
werktuigbouwkunde en heao denken over de bouwwereld. Onderdeel van een grotere studie.
Duidelijk wordt dat diverse landen zich in het stadium bevinden van het veranderen van de keuzes van vrouwen en meisjes m.b.t. beroepen en studies, door meer informatie over de verschillende beroepen en studies te geven. Om deze interventies te ondersteunen richt het onderzoek zich op het verzamelen van bewijzen dat leerlingen over een onjuist, dan wel een onvolledig beeld beschikken van verschillende technische studies en beroepen. De eerste fase is dan ook het verzamelen van bewijzen voor dat onjuiste of onvolledige beeld. 9
Aan de Southbank Polytechnic in London (het engelse equivalent van de hts) is een onderzoek geweest naar het beeld dat students, graduates en undergraduates (scholieren, studenten en afgestudeerden) hebben van het bedrijfsleven in de construction industry, met de nadruk op building professionals (bouwwereld, uitvoerend werk). De verschillende beroepen in de bouw zijn daarbij onderverdeeld volgens model 1 op de volgende pagina. Beroepen waar bet ondenoek zich op richt vallen in de segmenten 4 en 5, waarbij onder 4 de uitvoerende beroepen vallen die direct op de bouwplaats plaatsvinden en/of op kantoor en 5 meer beroepen inhoudt van ontwerpen en uitvoeren op de bouwplaats en/of het kantoor.
Model 1 Bouwwereld beroepsmodel (construction induslry employment model) (lïdlebrandt)
Hypothesen gebaseerd op het imago van de bouw
Er zijn twee hypothesen gemaakt voor het ontbreken van vrouwen op die plaatsen: L het imago van de bouwwereld staat vrouwen tegen; 2. kennis over de bouwwereld ontmoedigt vrouwen om er in te willen werken. Beide hypothesen gaan dus over het beeld van de bouwwereld. Om na te gaan wat mensen denken van de bouwwereld wordt een vergelijking
10
gemaakt tussen meningen van scholieren van voortgezet onderwijs, eerstejaars studenten uit de construction industry, de engineering industry en de banking en finance industry (vergelijkbaar met onze bouwkunde/ weg- en waterbouwkunde, werktuigbouwkunde en heao studenten) en afgestudeerden in die richtingen. In eerste instantie zijn 20 mensen geïnterviewd, waarna 450 enquètes zijn uitgezet. De helft van de ondervraagde personen zijn vrouwen. Enkele voorlopige conclusies
IMAGO van de bouw
Alle scholieren waren vaag in hun poging de bouwwereld te beschrijven. Ze hadden erg weinig idee van de verschillende beroepen in de bouw. Eerste jaars studenten vertelden dat ze als scholier net zo weinig wisten van de bouw als van andere takken van het bedrijfsleven. Afgestudeerden hadden, met uitzondering van de bouwkundigen, een oppervlakkig beeld. Er was geen sprake van gender verschillen wat dat betreft. ACI'IES om vrouwen te trekken Meisjes wisten vrij goed dat er acties waren om vrouwen in de bouw te krijgen (engelse WISE project= Women Into Science and Engineering). Zij dachten dat de lonen in de bouw "vrij goed" waren. Banen voor vrouwelijke hts-ers werden als minder problematisch gezien dan banen op lagere niveau's (de werkvloer). Jongens wisten iets over mogelijkheden in de tekenkamer (architecture) en als mecaniciën (engineer). Eentje dacht dat de acties om meer vrouwen te krijgen als public relation werden gebruik. Hij vond ook dat architecture verband hield met de vrouwelijk kant van de hersenen (the mind). Vrouwen GESCHIKT voor de bouw
Mannen vonden handwerk voor vrouwen niet zo geschikt, door de problemen die ze dan op de werkvloer tegen zouden komen. Meisjes dachten dat jongens in de bouw terecht kwamen door hun "praktische interesse"; mannen zagen geen problemen voor vrouwen in de bouw als de vrouwen "praktisch" waren en "science minded". 11
De eerste jaars vrouwen in bouwkunde zouden een dochter niet aanmoedigen om in de bouw te willen als het om een baan op de bouwplaats zou gaan. Eerste jaars mannen zouden een zoon meer aanmoedigen dan een dochter naar een baan in de bouw. Werktuigbouwkunde studenten en heao-ers waren niet zo uitgesproken in hun mening. Meningen OlieT vrouwen als BAAS
Eén scholier dacht dat vrouwen beter rekening zouden houden met mensen als baas en dat ze hierdoor het management zouden verbeteren. In het algemeen vonden alle ondervraagden dat vrouwen en mannen dezelfde capaciteiten voor leidinggeven bezitten. De vrouwen gaven wel aan dat er een gevaar was van mannelijke overheersing en een mannelijk karakter van de bouwwereld. Zij dachten dat de promotiekansen voor vrouwen niet zo groot zouden zijn. Een citaat van een van de vrouwen : "Je moet erg zeker zijn van jezelf om het te maken". Deze mening wordt zowel door studenten als afgestudeerden gedeeld.
Persoonlijkheids/renmerken en aanleg nodig voor de bouw Goed kunnen samenwerken en de eigenschap om hard te werken werd door iedereen genoemd als nodig voor de bouw. De eerste jaars bouwkunde studentes noemden ook het feit dat vrouwen in de bouw "hard nosed bitches" moesten zijn (van zich af moeten kunnen bijten). Communicatieve vaardigheden werden door afgestudeerden genoemd. De vrouwelijke heao-er vond de bouw geen mensen-wereld. De vrouwelijke technicus vond als eigenschap stress bestendigheid erg belangrijk, gebaseerd op haar eigen werkervaringen. Meningen gebaseerd op persoonlijke ervaringen
Sommige ondervraagden kenden iemand in de bouwwereld en baseerden hun meningen duidelijk op dat contact. Eén scholiere dacht dat iedereen in het bedrijfsleven erg open en levendig was, wel houdend van een uitdaging. Deze mening werd gedeeld door studenten en afgestudeerden. Eén scholier vond de bouw "minder beschaafd dan kantoor, waar meer universitair geschoolde mensen rondliepen". 12
De bouw in een TREFWOORD
Aan de diverse geïnterviewden werd gevraagd de bouw in een trefwoord te omschrijven. De meeste van deze woorden zijn zeer beeldend. constructjon scholleren jongens meisjes
nrste jaars mannen vrouwen
nodig, handwerk, gevaarlijk,praktisch nuttig, verwoestend, technology, interessant, hard werken, fysiek
voor alle beroepstakken
inefficiënt machtig, mannelijk
relschoppers groot
daar gebouw
interessant chaotisch
aggresief middeleeuws
afgestudeerden mannen dinosaurus vrouwen dynamisch
Tabeli
bankjog lflnance
engineering
Woonten die de bouwwereld karakteriseren
IMAGO verbetering zou oplossing kunnen zijn
Uit de voorlopige interview gegevens blijkt dat de bouwwereld een gebrekkig imago heeft. Scholieren blijken erg weinig feitelijke kennis te hebben over de bouw, de beroepen en opleidingen die er zijn. Vrouwen lijken de creatieve kansen van de industrie hoger in te schatten dan mannen, wat een verklaring geeft voor de interesse in de architectuurkant van de bouw, maar ook kennis over dit aspekt ontbreekt grotendeels bij vrouwen. Het imago van de bouwwereld zou enig effect kunnen hebben op het aantal vrouwen in de bouwwereld, met name het niveau van de kennis dat meisjes
en jongens
hierover hebben kan een verklaring zijn. Dan is ook duidelijk dat het aantal vrouwen in beroepen in de bouw vergroot zou kunnen worden als de publiciteit en de beroepskeuzebegeleiding over de bouw en de beroepen in de bouw verbeterd wordt. Dat de Southbank Polytechnics hiermee dezelfde weg volgt als bv. de TUE, TUD, VHTO en Ment ligt voor de hand. Zo werkt ieder op zijn manier mee aan het zoeken
naar
de
juiste
oplossing.
Dat
de
oplossingen
in
vergelijkbare
geïndustrialiseerde landen erg op elkaar lijken is voor ons mooi meegenomen. 13
GASAT-JÖNKÖPING 11: ONTWIKKELINGEN IN HET NATUURKUNDE-ONDERWIJS
Annita Alting, medewerkster MENT
Inleiding
In Nederland lijkt de aandacht voor systematische interventiemaatregelen om het natuurkunde-onderwijs voor meisjes aantrekkelijker en toegankelijker te maken, wat weg te ebben. Incidentele initiatieven zijn er nog wel, zoals het project op het Haarlemse Coomhert-Lyceum, of het Bolero-project van de NVON-Werkgroep Vrouwen en Natuurkunde. Acties vanuit het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen (Kies Exact) hebben wel effect gehad op de keuze van wiskunde door meisjes, maar de keuze van natuurkunde is onveranderd en laag gebleven, m.n. in het mavo en havo. Het Ment-project heeft in de derde periode de aandacht vooral gericht op de instroom en de positie van meisjes in het mto. Er is wel het één en ander aan onderzoek verricht, gaande, of gepland op het gebied van meisjes en natuurkunde. Onderzoek is heel waardevol om inzicht te krijgen in de oorzaken van de geringe deelname van meisjes aan natuurkunde, maar daarmee is de situatie natuurlijk nog niet veranderd. Dan moet er na afloop van het onderzoek ruimte zijn om de aanbevelingen en resultaten op te volgen c.q. over te dragen aan het onderwijs, of het onderzoek moet zó opgezet zijn, dat docenten en leerlingen er een actieve rol in spelen zodat het voor hen direct nut heeft (actie-onderzoek). Een Deens onderzoek waarvan de resultaten veel stof tot discussie geven (zoals bleek in een Ment-workshop op de APS-studiedag over exacte vakkenkeuze door meisjes), is het onderzoek van Helene S0rensen onder 11-15-jarige leerlingen. Zij organiseerde op de GASAT conferentie samen met Karin Beyer een symposium waar o.a. genoemd onderzoek aan de orde kwam. Van dat symposium "Have we solved the problems of girls and physics?" geef ik een verslag.
Vervolgens ga ik in op de activiteiten van een Australisch netwerk van docenten en lerarenopleiders in natuurkunde, het McClintock Collectief. Dit Collectief heeft een visie op het natuurkunde-onderwijs met bijbehorend materiaal ontwikkeld, die zij betiteld als "Gender-inclusive". Wat dat betekent, komt aan de orde in een samenvatting van
hun conferentiebijdragen. 14
Op
de
conferentie
wisten
de
vertegenwoordigsters van het McClintock Collectief met hun enthousiasme en originele bijdragen veel nieuwe impulsen te geven aan het denken over wat natuurkunde-onderwijs voor elke leerling zou moeten inhouden.
Het symposium "Have we solved the problems of girls and physics?" Het symposium werd georganiseerd door de Deense natuurkundeleraressen en onderzoeksters Karin Beyer en Helene S0rensen. Er waren 20 deelnemers, waarvan de meesten veel ervaring hadden in het onderwijs in de natuurkunde en -vaak naast een part-time baan in het onderwijs- betrokken waren bij interventie- en onderzoeksprojecten op het gebied van "Gender and Science". Meteen al werd duidelijk gesteld dat de problemen van "meisjes en natuurkunde" nog lang niet opgelost waren. Er wordt wel erkend dat er problemen zijn, er is een brede interesse voor de deelname van meisjes aan exacte vakken -ook internationaal gezien-, en veranderingen in het natuurkunde-curriculum bieden de mogelijkheid om aandacht te besteden aan "meisjes-vriendelijke" natuurkunde. Een Nederlands voorbeeld van dat laatste is de invoering van het onderwerp "Biofysica" in het WEN-programma, mede op aanbeveling van het MENT-project. Dat is allemaal heel mooi en ook nodig, maar is het voldoende? In het symposium werd gesteld dat zelfs
als
de
situatie
ideaal
is:
een
"probleembewuste"
docent
en
een
"meisjesvriendelijk" curriculum, er nog een aantal problemen overblijven die te maken hebben met verschillen tussen meisjes en jongens. Om wat meer greep te krijgen op die materie werd een model geschetst van factoren in het onderwijsleerproces:
leren de leerlingen leerprocessen ~-----~ uitkomsten (subgroepen)
Figuur 1 Factoren in het onderwijsleerproces
15
Een vraag die aan de hand van dit model gesteld werd was: Hoe houd je als natuurkundeleraar rekening met verschillen tussen meisjes en jongens, en tussen meisjes onderling en jongens onderling? Want die verschillen zijn er! En hoe zien die verschillen er uit? Onderzoekster Helene S0rensen kon daar uit haar observaties in natuurkunde-klassen (leeftijd 11-15) al enige antwoorden op geven:
De meisjes respectievelijk de jongens vallen in de les te karakteriseren als: Meisjes -Nemen verantwoordelijkheid voor groepswerk -Willen weten waarom ze iets moeten leren -Doen de vervelende klussen zoals verslag schrijven -Willen precies begrijpen
Jongens -Spelen -Houden van experimenten -Hebben een hekel aan lezen en schrijven -Geven iets of iemand anders de schuld als iets niet lukt -Kunnen niet samenwerken
Klassen waar meisjes het goed doen worden gekarakteriseerd door: Een zekere mate van eigen verantwoordelijkheid voor en invloed op het leerproces en wat er geleerd wordt bij leerlingen Duidelijke regels in de klas Ook tussen meisjes onderling en jongens onderling bestaan verschillen. In de discussie over hoe natuurkunde aantrekkelijker gemaakt kan worden voor meisjes, is aan die verschillen nog maar heel weinig aandacht besteed. Maar als leraar heb je daar wel mee te maken. Helene S0rensen kon op grond van haar observaties zowel meisjes als jongens in vier groepen indelen. Ze ondervond een opmerkelijk probleem bij de observatie van meisjes, dat ze niet tegenkwam bij de observatie van jongens: In eerste instantie vond ze meisjes allemaal hetzelfde en pas later begon ze toch ook verschillen te zien. Misschien onderscheiden meisjes zich in hun gedrag niet veel van elkaar, proberen ze zich veel meer aan elkaar aan te passen dan jongens; misschien ook ligt het aan het verschijnsel dat een "afwijkende" groep snel gezien wordt als de "faceless bunch", die alleen maar gekarakteriseerd wordt door hun "afwijking", in dit geval het meisje zijn. De normgroep in de natuurkundeles wordt gevormd door de jongens die wel als individuen gezien worden. Als dat laatste het geval is, geeft het te denken dat zelfs een zeer probleembewuste en ervaren docente en onderzoekster als Helene S0rensen beïnvloed wordt door stereotiepe verwachtingen. Zij wilde echter persé evenveel groepen meisjes als jongens onderscheiden en kwam toen tot de typologie die is weergegeven in tabel 1. 16
In deze typologie valt op dat meisjes en jongens niet elkaars "tegenpolen" zijn. Er is sprake van een zekere overlap, bijvoorbeeld bij de categorieën 2. Ook zullen meisjes in de "probleemcategorie" 4 hun docenten waarschijnlijk minder last bezorgen dan jongens en minder aandacht eisen, terwijl ze die aandacht vaak hard nodig hebben. Voordeel van deze indeling van leerlingen is dat die gebaseerd is op wat je in de klas ziet.
Jongens
Meisjes 1. Houdt van experimenten -natuurwetenschappen interessant -werkt samen met sommige klasgenoten -heeft geen vriendin -wil graag invloed hebben
1. Natuurwetenschappen zijn leuk -houdt er van te spelen -heeft een hekel aan lezen en schrijven -geeft voorkeur aan samenwerken met vriendjes
2. Gaat graag naar school -verantwoordelijk -neemt verantwoordelijkheid op zich voor groepswerk -neemt deel aan sociale en onderwijsactiviteiten -moet zich persoonlijk betrokken voelen
2. Werkt serieus -natuurwetenschappen zijn belangrijk -neemt deel aan sociale en onderwijsactiviteiten -verantwoordelijk -neemt deel aan groepswerk met jongens en meisjes
3. Werkt hard -maakt huiswerk -verantwoordelijk -sociaal -werkt samen met vriendin -natuurwetenschappen zijn moeilijk -onderwerpen mOelen haar persoonlijk aanspreken
3. Mannelük beeld -beheersen/ overheersen -vindt practicum leuk -vindt het gebruiken van gereedschappen leuk -heeft een hekel aan "zachte" natuurwetenschap -streeft naar prestige in samenwerken
4. Moeilijkheden op school -in het algemeen geen partner waarmee samengewerkt wordt -heeft voorkeur voor talen -natuurwetenschappen zijn moeilijk -houdt van de sociale contacten (bij het doen van proeven)
4. vermijdt school -kan speels zijn -probeert onder taken uit te komen -uitvluchten -niet in staat om samen te werken
Tabel 1 Typologie van leerlingen 11-15 (Sf)rensen, 1990)
17
In de discussie die volgde op de presentatie van de typologie waren er nog veel vragen, zoals: -Hoe reageert elk van de verschillende groepen op het vak natuurkunde en hoe zijn de leeruitkomsten? -Welk type leerling deed het 't beste in de specifieke lessen? (Dat bleken de meisjes te zijn die graag naar school gaan.) -Zouden "single-sex" klassen goed kunnen zijn? (Antwoord van Helene S111rensen: Zie niet veel in "single-sex"-klassen, maar eventueel wel in "single-sex"-groepen bij bepaalde onderdelen) Verdere opmerkingen waren: -De typologie geldt voor een bepaalde leeftijdsgroep. Voor oudere of jongere leerlingen kan de typologie er heel anders uit komen te zien; -Het is goed om na te denken over verschillen tussen meisjes onderling, we moeten er mee ophouden om alle meisjes te behandelen alsof ze allemaal gelijk zijn.
In een tweede ronde van het symposium werd vooral gepraat over de mogelijke invloed van docenten natuurkunde op de keuze en de waardering van leerlingen voor hun vak. Dat deel van de discussie leverde een aantal, op zich wei interessante vragen voor verder onderzoek op. ledereen was het er wel over eens dat docenten natuurkunde een belangrijke positieve invloed kunnen hebben, mits ze daar zelf ook de noodzaak van inzien, het risico van veranderingen aandurven en over voldoende faciliteiten en ondersteuning van binnen en buiten de school beschikken. Hoe zo'n overgang naar "gender-inclusive" science er uit kan zien, wil ik nu illustreren aan de hand van het werk van het Australische McCiintock Collective. Dat werk wordt beschreven in de GASAT-artikelen "lnnovative Science Classroorn Practices" door Gaell Hildebrand en Beverley Dick en "Educational Models of Change: How they can contribute to GASAT' door Sue Lewis. Aan die artikelen ontleen ik de volgende informatie. Het McCIIntock Collectlve en het GAMAST project In Australië
Het McClintock Collective is een netwerk van docenten in de natuurwetenschappen, die actief streven naar "gender-inclusive" onderwijs in de natuurwetenschappen. Gender inclusive natuurwetenschappelijk onderwijs houdt in: Rekening houden met en ontwikkelen van voorafkaande ervaringen en kennis bij leerlingen, meisjes en jongens; Oog hebben voor de interessen, behoeften en belangen die leerlingen op een bepaald moment hebben, meisjes en jongens; Rekening houden met de leerstijlen die meisjes en jongens bij voorkeur hanteren. Gender inclusive onderwijs in de praktijk wordt gekenmerkt door: Gebruik rnaken van de sterke punten van alle leerlingen door ze te laten samenwerken (nadruk op samenwerken i.p.v. op competitie); Ruimte creëren voor het inhalen van achterstanden als gevolg van minder buitenschoolse ervaring met gereedschappen en apparaten;
19
Activiteiten die laten zien hoe natuurwetenschap in de praktijk beoefend wordt, d.w.z. speculatief, onderhevig aan waarden, creatief; Een curriculum dat geen groepen leerlingen uitsluit op grond van taalgebruik, inhouden, gebruik van leermiddelen, beginniveau, onderwijsaanpak en interactiepatronen in de klas. Voorbeelden van werkvormen, waarvan we op de GASAT-conferentie zelf een aantal hebben kunnen uitproberen in de rol van leerling, zijn:
Creatief sduijl'en, bijvoorbeeld de opdrachten: "Schrijf een gesprek tussen twee walennolecu/en in een ijsblokje dat wordt opgewannd in een ketel van 0 graden Celsius tot 100 graden Celsius •; oft "Je bent een reisagent op Neptunus. Schrijf een brochure voor aardebewoners waarin je je planeet aanprijst':
Creatief schrijven heeft als doel de leerlingen hun fantasie te laten gebruiken om hun ideeën open te leggen, uit te breiden en uit te dagen waardoor zij een beter begrippenkader opbouwen. Menselijke modellen en rollenspel: Bijvoorbeeld leerlingen laten spelen voor de tandwielen in een mixer of voor de onderdelen van een fototoestel (zoals op de GASAT-conferentie). Het doel van menselijke modellen ligt in het bevorderen van de motivatie van leerlingen -ze vinden deze werkvorm meestal erg leuk- en het bevorderen van het begrip voor de werking van apparaten en het onthouden, ook op lange termijn, van sleutelbegrippen. In rollenspel kunnen wetenschappelijke, maatschappelijke en ethische vragen aan bod komen. Bijvoorbeeld kregen we op de GASAT-conferentie de opdracht om als afdelingsdirecteuren van een cosmeticabedrijf de beslissing te nemen over het al of niet op de markt brengen van bepaalde artikelen, waarbij gezondheids-, milieu-, winst- en kostenargumenten tegen elkaar afgewogen moesten worden. (We bleken als het er op aankwam nogal winstbeluste geldwolven te zijn.)
Knutselen.: Meisjes hebben hierin vaak een achterstand op jongens, hetgeen hun zelfvertrouwen en een goede begripsontwikkeling al vanaf het begin van het natuurkunde-onderwijs kan beïnvloeden. Als manieren om daar in de les aandacht aan te besteden, werden genoemd: 20
Constructjekjts, bijvoorbeeld Lego Techniek, met een opdracht als: "Ontwerp en bouw een stukje speelgoed voor een kleuter van vier dat een cirkelbeweging omzet in een van links-naar-rechts of een op-en-neer beweging. (Een olifant op wieltjes. die z'n hoofd op-en-neer beweegt als de wieltjes draaien)" Dozen met huishoud, timmer-en andere gereedschappen die gebruikt worden om leerlingen te laten nadenken over vragen als: Hoe werkt het, waar is het van gemaakt. hoe is het ontworpen, waar wordt het gebruikt, etc... Kapotte apparaten (broodroosters, wekkers, haardrogers etc) verzamelen die door leerlingen uit elkaar gehaald mogen worden om te zien wat er in zit en hoe het werkt. Bij de "knutselactiviteiten" werd het probleem gesignaleerd dat de meer ervaren jongens snel het ontluikende enthousiasme van de minder ervaren meisjes de grond in kunnen boren. Er waren dan ook scholen die experimenteerden met single-sex groepen waarbij geconstateerd werd dat meisjes minder geremd waren en positiever over wat ze geleerd hadden. Als andere oplossing werd genoemd om een grote variëteit aan activiteiten in huis te hebben voor verschillende niveau's van kunnen en zelfvertrouwen. Het werk van het McCiintock Collective blijkt aan te slaan bij veel docenten. Het feit dat alles ontwikkeld en uitgeprobeerd is door docenten in hun eigen lessen draagt bij aan de bruikbaarheid en de aanspreekbaarheid. De overheid in de staat Victoria heeft als uitvloeisel een "Girls and Mathernatics, Science and Technology Centre" opgezet ten behoeve van scholing van docenten en verder onderzoek. Wat zijn nu de voorwaarden waaronder docenten succesvol en met plezier kunnen werken aan deze toch wel ingrijpende veranderingen in hun onderwijs? Het McClintock Collective dreef vanaf het begin (in 1983) op het enthousiasme van de leden. Het onderlinge contact waarin ideeën werden uitgewisseld en steun werd gegeven was van cruciaal belang. Na drie jaar werd op grond van het werk van het McClintock Collective het GAMAST-project (The Girls and Maths and Science Teaching Project) gestart, gefinancierd door het ministerie van onderwijs in de staat 21
Victora, dat workshops voor docenten moest gaan ontwikkelen. Het GAMASTproject en het McCLintock Collective hebben sindsdien samengewerkt. Op grond van de praktijkervaringen werden richtlijnen ontwikkeld voor de invoering van "genderinclusive" natuurwetenschappelijk onderwijs: De GAMAST richtlijnen
1.
Men dient het er over eens te zijn dat er bepaalde zaken zijn met betrekking tot meisjes waar in het Jes geven in natuurwetenschappelijke vakken aandacht aan besteed moet worden;
2.
Verandering is nodig maar gebeurt langzaam;
3.
Werken in een groep voorziet in ondersteuning van elkaar en is een manier om ideeën te kunnen uitwisselen die verandering mogelijk maken;
4.
Docenten hebben tijd nodig om te kunnen observeren, plannen, uit te voeren en te reflecteren op hun lessen;
5.
Actie-onderzoek vormt een succesvol model om veranderingen te kunnen initiëren en uit te voeren;
6.
Ondersteuning
van
buitenaf
door
emancipatiedeskundigen
en
natuurwetenschappelijke deskundigen kan van onschatbare waarde zijn; 7.
Enige financiële ondersteuning ten behoeve van achtergrondmaterialen is
8.
Documentatie is een heel belangrijk aspect van het proces, voor de betrokken
beslist noodzakelijk; docenten, voor de school, en voor overdracht aan andere docenten en scholen; 9.
Als docenten in de gelegenheid gesteld worden om persoonlijk de nieuwe aanpak te ervaren, zullen ze het gemakkelijker vinden om de ideeën om te zetten in de praktijk.
In de praktijk hielden de richtlijnen o.a. in dat per school die meedeed, er steeds groepen van drie docenten gevormd werden die per groep 1 dag per week vrijgesteld werden. De helft van die tijd werd in teamverband gewerkt. De docenten werkten allemaal op vrijwillige basis mee aan het project.
22
Samengevat kunnen we stellen dat wat voor het motiveren van leerlingen, i.h.b. meisjes, belangrijk is, ook voor het motiveren van docenten belangrijk is: Samenwerken, Eigen inbreng kunnen hebben, In eigen tempo ideeën kunnen uitwerken en uitproberen, Praktijkgerichte ondersteuning van derden. Literatuur 1.
Anneke de Leeuw: Verschillen tussen jongens en meisjes die het doen en kiezen yan naruurkunde beïnvloeden. Onderzoeksresultaten en aanbevelingen opdat (meer) meisjes (beter) natuurkunde gaan doen. MENT-rapport 87-06, aan te vragen bij: MENT-project, Gebouw N-Laag, Technische Universiteit Eindhoven, Postbus 513, 5600 MB Eindhoven. tel. 040-473095.
2.
Ton Jörg, Magda Man in't Veld e.a.: Oorzaken van de geringe populariteit van het vak natuurkunde als examenvak bij meisjes jn het mayo en hayo. Centrum voor Didactiek van de Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Rijksuniversteit Utrecht.
3.
E. van Eek, M. Volman: Determinanten yan seksespecifieke keuzen en prestaties Verslag van een symposium gehouden op de Onderwijsresearchdagen 1989. Te verkrijgen bij: Social Policy and Context Publications (SPCP), Universiteit van Amsterdam, Grote Bickerstraat 72, 1013 KS Amsterdam.
4.
McClintock Collective: Getting into Gear. Gender inclusive teaching strategies in science. Een ideeënboek voor docenten. Te verkrijgen bij: The McClintock Collective, Hawthorn Professional Development Centre, 11 Patersou Street, Hawthorn, Vic, 3122, Australia. Kosten $US 40, incl. verzending.
5.
Helene S0rensen: When girls do physjcs. In: Contributions GASAT Jönköping, Sweden 1990.
6.
Contributjons en Report Book GASAT Jönköping Sweden 1990 zijn aan te vragen bij: Ingrid Granstam, Jönköping University College, Box 2264, S- 550 02, Jönköping, SWEDEN.
7.
Gaell Hildebrand: Creating a gender-inclysive science education. In: The Australian Science Teachers Journal, Issue no 114 vol. 35, no. 3, aug. 1989, Perth, Australia. blz. 7-16.
23
OVER GRENZEN : CONGRES 7 JUNI 1990
Loes Roelots medewerkster MfNT
Nog vlak voor de zomervakantie werd door het VHTO (Vrouwen en het Hoger Technisch Onderwijs) een congres georganiseerd. Sprekers van Engeland, Noorwegen en Hongarije waren uitgenodigd om aktiviteiten te bespreken, die erop gericht zijn het aantal vrouwen in het technisch onderwijs te vergroten. Nederland. Loes Marinussen gaf een overzicht van de positie van vrouwen in het hoger technisch onderwijs. Acht jaar geleden was het deelname percentage van vrouwen minder dan 3 %. Destijds is de VHTO opgericht en is er een emancipatiebeleid opgezet en uitgevoerd. Dit beleid heeft zich vooral gericht op: - welzijn van de vrouwen in het HTO - werving van de vrouwen in het HTO De cijfers van de laatste jaren laten zien dat er een gestage groei is.
Deelname vrouwen in HTO Jaar 87/88 88/89 89/90 90/91
% 6,7 7,2 7,3 7,8 (prognose)
Buitenland In alle landen is het deelname percentage van vrouwen in het hoger onderwijs gestegen. De groei is echter zeer verschillend. Zo ligt het percentage vrouwen in Nederland nog onder de 10 % (zie tabel) maar in Noorwegen is het percentage van minder dan 5 %in 1960 gestegen naar 21 %in 1985. Een belangrijke factor hierbij is zeker dat het veel normaler is dat vrouwen blijven werken als ze kinderen krijgen. De laatste jaren is het uitgangspunt van het emancipatiebeleid verschoven. Er wordt niet meer zozeer gekeken naar "wat mankeren meisjes toch dat zij niet in de techniek willen" maar "Wat is er mis met het onderwijs". Er zijn veel overeenkomsten te zien in de activiteiten die de VHTO onderneemt en die door het MENT-project en de emancipatiemedewerkster van de VMTS worden uitgevoerd. Activiteiten van het VHTO zijn: 1 voorlichting 2 begeleiding en opvang van vrouwelijke studenten 3 mentaliteitsverandering 4 meer vrouwelijk personeel op alle nivo's 5 aanpassing curriculum 6 ondersteuning vrouwelijke ingenieurs op de arbeidsmarkt
24
Jan Harding uit Engeland gaf vervolgens aan welke factoren van belang zijn bij het geven van technische cursussen om uitval van vrouwen te voorkomen. Cursussen met een relatief laag percentage 'drop-outs' hebben enkele eigenschappen gemeen waaronder: vrouwelijke docenten die de cursus begeleiden 'andere' werkvormen dan centraal voor de klas, zoals discussiegroepen. vrouwen/meisjes groepen vriendelijke omgeving (planten, koffie, affiches, zitjes). K. Koncz uit Hongarije schetste een beeld van de positie van vrouwen in het hoger technisch onderwijs in Hongarije. Hoewel het aandeel vrouwen in het technisch onderwijs aanzienlijk hoger ligt dan in West Europa. kiezen ook in Hongarije en andere Oost Europese landen vrouwen in meerderheid voor de administratieve sector.
Bente Rasmussen (Noorwegen) liet zien dat in haar land het percentage vrouwen op de technische universiteit weliswaar hoger ligt dan in andere landen maar dat helaas stagneert rond de 25-30 %. Het aandeel vrouwen op de Noorse HTS ligt 4-5 % hoger dan op academische opleidingen De redenen die Rasmussen aangaf hoe deze groei tot stand is gekomen waren de volgende: Sinds de zestiger jaren is het aandeel werkende vrouwen gegroeid tot 75 %. Maatschappelijke stromingen hebben de opvattingen van de Noorse bevolking beïnvloed. Het wordt als een onrecht ervaren dat vrouwen op grond van geslacht uitgesloten worden van posities en beroepen. Meisjes kiezen nu anders dan hun moeders omdat zij een ander perspectief hebben. Ze zullen buitenshuis moeten werken. Doordat bedrijven een groeiende behoefte aan arbeidskrachten (met een hoger technische opleiding) hebben, stimuleren de bedrijven juist vrouwen onder het motto "Wij kunnen niet toelaten dat de helft van de talenten niet voor ons beschikbaar is !" Daarnaast zijn vanuit de vrouwenbeweging en het technische onderwijs zelf aktiviteiten ontwikkeld die ten doel hebben de deelname van vrouwen in de techniek te vergroten. Toch blijkt dat de groei stagneert o.a. doordat het aandeel meisjes met een juiste vooropleiding niet groeit. Het percentage meisjes met een juiste vooropleiding ligt rond de 30%. In het middagprogramma kon er gekozen worden uit 6 workshops. In deze workshop werden activiteiten en/of beleidsmaatregelen uit binnen- en buitenland besproken die ten doel hadden techniekonderwijs of technische beroepen aantrekkelijk te maken voor vrouwen. De VHTO heeft over deze dag een congresbundel uitgegeven. Congresbundel "Over grenzen" Vrouwen in het hoger technisch onderwijs Welk beleid voert men in het buitenland en wat kunnen wij daarvan leren ? 7juni 1990
25
Deze bundel is te bestellen bij: Stichting Vrouwen en Hoger Technische Onderwijs Postbus 573 3500 AN Utrecht (030)-341274 Meiden !lij de Werkgroep Voorlichting Beroepsonderwijs Îs een video~ film verkrijgbaar met als titel: 'zij doet wat ze wil", over meisjes en beroepskeuze. De film is verkrijg· haar door f 60,- over te maken op giro 3432370 t.n.v. Werkgroep Voorlichting Noord-Holland Geachte promovenda De tentoonstelling 'Geadne pro· movenda' is te bezichtigen tot 19 nov. Inl.: 020·5253339.
Vrouwen en Bouwen In het voorlaar van 1991 start een nieuwe leerlingbouwplaats voor vrouwen en meisjes in Amsterdam. Inf.: ma-do van 9.00 rot !5.00 uur op tel. 020-5230127.
Noord, Postbus ISO, Heerhugowaard. Inf. 02207-11044.
Ongewenste iatimiteiten De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft een boekje uit· gegeven over beleid t.a.v. onge· wenste intimiteiten in hel open" baar onderwijs. Kosten: f 14,50. Bestellen bij VNG-uitgeverij, Postbus 30435, Den Haag, teL 070-3738888.
Vrouwen en Woningbouw De Stichting Landelijk Contact van de Vrouwen Advies Commis· sies voor de Woningbouw organi~ seert een manifestatie op dinsdag 20 november in de Jaarbeurs in Utrecht. Inf. 030-340375.
DE OMBUDSVROUW
Leeskring Dinsdagndddag 13 november start de Phoenix een leesknng voor vrouwen. De cursus bestaat uit 10 bijeenkomsten, eens per 14 dagen oP dl.midrt~"' v~"' 1'l 'lil
Wie mixt de slagroomt
1k mix liever beton dan $lagroom', 'Ik vlecht liever ijzer dan haar' en 'Ik S't09 liever lekken dan sokken', Met deze kreten stuit de overheid haar
tweejarige campagne af die erop was ger'ICht méér me'1sjes te interes~ seren voor een technisch beroep.
Vanonder dte stoere teksten blik· ken. op verschillende posten:, drie diva's van me1den vastberaden de werekl in: met hèn is niets mis!
Met de teksten des te meer. Geen kwaad woord over het beroep van betonvlechter. maar het leukste daaraan ls toch vooral het loon, dat
aantienlijk hoger is dan dat van een kapster. En waarOm levert beton~ mixen meer op dan slagroom kloJr pen~ Hoe aantrekkelijk ook ge-
Opleiding niet voor zwangeren
bracht~ de posten haken in op een hardnekking vooroordeel: verzor· gend werk is geen ècht werk. Daarvoor lijkt het teveel op het doen van de huishoudlog en wat stelt dat nu voor~ Wie op haar toekomst is voorbereid. ligt Onder het aanrecht. in plaats van erachter te staan! Orrc:erecht: verzorgend perN soneel is nu al sehaan en het tekort
helemaal
neemt de komende îaren pîjlsoel toe, Ondoordacht ook: dat Marle haar eigen boontjes ieert doppen met behulp van een waterpomptang - uitstekend. Maar wie, bijvoorbeeld. mixt de slagroom als ze acht uur lang beton heeft aangemaakt?
Maria Straathof
26
Oe overheid stimuleert 'lrouwen {weer) deel te nemen aan het arbeidspro· ces. Er bestaan allerlei cursussen en projeeeen die vrouwen een baan moeten opleveren. Toch vindt min$tens één arbeidsbureau in Nederland dat het vinden van een baan Net voor alk! vrouwen belangrijk is. Mevrouw 1<. wil weer aan het werk komen door mee te doen aan een omschofingsproject. Zij heeft zich opgegeven voor de opleiding werktuigbouwkundig tekenen die anderhalf jaar zal ®ren. Het arbeidsbureau in Alkmaar zorgt voor de studiekosten. Tot zove-r alles prima. Maar dan blijkt I'T'Je.vrouw K. zwanger te zijn. De vrouwenvaluchool en het CVV door wie de opleiding gegeven wordt. staan op het standpunt dat mevrouw K.• ondanks de cijdeliike WtvaJ. de opleiding met succes kan afronden. Het arbeidsbureau dreigt echter ziin medewerking op te zeggen met als argume-nt dat met overheidsmiddelen spaarz.aam moet worden omgesprongen. Bij kans op uitval, vindt het arbeidsbureau dat het de mogelijkheid moet hebben de toegang tot een opleiding te verhinderen. Na protest van de Ombudsvrouw kon mevrouw K. op de vatreep toch nog aan haar opieiding bèginnen. Maar daarmee b het verhaal nog niet af. Het ar~ beidsbureau liet nam.lijk weten dat het onbreken van beleid voor het wei~ geren dan wel toelaten van zwangere vrouwen de doorslag had gegeven om mevrouw K. wel de mogelijkheid tot om(schoiing) te bieden. In plaats van maatregelen te treffen waarmee de uirvai van zwangere vrouwen kan worden opgevangen. bezint het arbeidsbureau zich nu op beperkende maatrege ten. Het zoekt naar mogeltjkheden waardoor- zwangere Vf'Ouwen ge~ dwongen kunnen worden zwangerschaps- en bevallingsverlof op te nemen. Oe uitval die hlerdoor ontstaat zal voor het arbeidsbureau dan weer grond zijn om de scholingsmogelijkheden voor zwangere vrouwen te beperken. los van de vraag of het opleggen van 'ltrlof wel mag, gaan deze maatrepJen in tegen de Wet gelijke behandeling. Daarin is onder meer bepaaid dat bij de toegang tot beroepsopleidingen geen ondet'$Cheid mag wotden gemaakt tussen mannen en vrouwen. Omdat u1tval door twangerschap nu eenmaal onverbrekelijk verbonden is aan het geslacht. levert onderscheid op grond daarvan dire<:te discriminatie op. Vooralsnog gaan wij ervan uit dat de meeste andere arbeidsbureaus zich ~erk maken voor Vf'OUwen die willen (her )Intreden op de arbe1d:smafkt. Of ze nu zwanger zijn of niet.
Heleen Rljnkels t.A.it llfn) NGYEMBER 19!0
SEMINAR •MEISJES EN TECHNIEK" Loes Roe/ots. medewerkster MENT
Op 10 en 11 september werd een tweedaagse nederlands-duitse seminar over "meisjes in technische beroepen - resultaten/problemen/aanbevelingen" georganiseerd. Dit werd in Aken georganiseerd door der Bundesminister für Bildung und Wissenschaft in het kader van de duits-nederlandse samenwerking op het terrein van het beroepsondewijs. Twee jaar geleden was er door Nederland een seminar georganiseerd over Meisjes en techniek en audiovisuele middelen. Doel van dit seminar zijn de ervaringen van de opleiders van meisjes en die van de meisjes in technische beroepen uit te wisselen, de problemen boven tafel te brengen en om aanbevelingen te doen. De adviseur beroepsonderwijs van het Ministerie van 0 & W, mijnheer Jansen wees erop dat er in Nederland een tendens is om een
specifiek beleid naar een facet beleid te streven. Emancipatiedoelstellingen zouden in het regulier beleid moeten ingebed worden. Aan de orde kwam de opleiding van meisjes in technisch geöriënteerde beroepen, samenwerking van scholen en bedrijven, personeelsbeleid en speciale didaktiek voor meisjes in technische opleidingen. Ook waren meisjes uit Nederland en Duitsland uitgenodigd die een technisch beroep uitoefenden of een technische opleiding volgden. Een verslag van dit seminar zal over enige tijd verschijnen.
ijgedrag . 9?1 wil ~nl'ld lmg.
lt:n voor jongentrnmei<jr$, Dtcrillo:nl~tltndal het w-r·
rkee~lathtnf!rn
kdod dal
>e is VOrl!!' JUf
he! n1rt goed i' om de t.:-· ~adltcn or d>(' leeftijd te
eslegen.Mçt roil"'l
•. teven
l'fOCt~'t
~«:heir:h•n.
AIIN"n m Dt-n
Haag bc5t~;~t nPg lff"n llf!"'f·
raoc 8 - Eindhoven$
'*
ttlaYI.'J lléltlt nu•i'J~. Op
ll~atbl&d
Enige 'meickn11Ulvo' in Den Haag voorziet in belwefte
A.ts Jolanda Steljn op haar vong\1! school in de $Cl\elkundel~ iets vPrkeerd deed. lt~~ U: ~leéva!rt te horen d~tt
27
:I'C:e;:'~'*lrt urt·
SCHAKELCURSUS NATUURKUNDE VOOR DE MTS ONDERZOCHT Marijke Driehuis, studente PTHN
In mei en juni heb ik een stage gedaan bij het MENT-project. Tijdens deze stage heb ik mij vooral bezig gehouden met de evaluatie van de in het MENT-project ontwikkelde schakelcursus natuurkunde. Deze cursus is geschreven voor meisjes die naar de MTS willen zonder natuurkunde in hun pakket. De cursus werd twee keer gegeven, voorjaar 1989 en voorjaar 1990. Eerste gegevens over het verloop van de cursus en de cursisten in 1990
Dit jaar werd de cursus op 12 MTS-en verzorgd. De duur van de cursus en het aantal deelnemers per school varieerde sterk, van 3 tot 50 deelnemers, gemiddeld 20 deelnemers per MTS. Van 35 van de 210 cursisten van 1990 is tot nog toe (augustus 1990) een ingevulde vragenlijst terugontvangen. Hoewel de cursus bedoeld was voor meisjes zonder natuurkunde in het examenpakket bleek dat het grootste aantal deelnemers van het mannelijk geslacht was en wél natuurkunde in het pakket had. Ik vermeld enige resultaten voor de vrouwelijke cursisten. Ook de cursisten van 1989 is gevraagd naar hun bevindingen. Daarover vertel ik ook iets. Vrouwelijke cursisten
We wilden graag weten waarom de vrouwelijke cursisten, die in eerste instantie natuurkunde hadden laten vallen, nu toch voor een MTS opleiding kozen. De meeste meisjes (6 van de 9) lieten natuurkunde vallen omdat ze dat niet nodig hadden voor de vervolgopleiding die ze op het moment van vakkenkeuze in hun hoofd hadden (vooral havo of meao). Doordat ze echter open dagen en doedagen op MTS-en hadden bezocht waren ze in techniek geïnteresseerd geraakt. Via hun dekaan kreeg een aantal van deze meisjes te horen dat ze toch nog naar de MTS toe konden als ze eerst de schakelcursus natuurkunde zouden volgen. Open dagen en doedagen werpen dus hun vruchten af!
28
De cursisten van 1989 We hadden het vermoeden dat de schakelcursus een saaie herhaling zou zijn voor mensen die wél natuurkunde in hun examenpakket hadden. Uit de vragenlijsten die we van de leerlingen van vorig jaar terug hebben gekregen bleek dat dit inderdaad zo is. Maar voor die groep was de cursus ook niet bedoeld. De mensen die géén natuurkunde in hun pakket hadden en de schakelcursus hebben gevolgd bleken het over het algemeen genomen redelijk tot goed te hebben gedaan tijdens het eerste jaar op de MTS. De meesten gaven aan dat ze veel hebben geleerd tijdens de cursus en dat ze het waarschijnlijk een stuk zwaarder zouden hebben gehad als ze de schakelcursus niet hadden gevolgd. De schakelcursus is voor die groep dus zeer nuttig geweest. Het evaluatie-onderzoek in nog niet afgerond. Op verdere resultaten, o.a. eventuele verschillen in ervaringen van meisjes en jongens wordt in een volgende MoMENTopname bericht.
I
I I
'' '' ' eF"\ I I
~\,
. r ....
I .....
· ' Q(# .........
. i}
NATUURKUNDE, WAT DOE JE ERMEE?
Posters en een MENT-brochure voor gebruik in de natuurkundeles Annita Alting, medewerkster MENT
Wel eens nagedacht over welke beroepen er allemaal mogelijk zijn met een natuurkundige of technische opleiding? Sommige beroepen, zoals natuurkundig onderzoeker, of elektrotechnicus, liggen meteen voor de hand, maar wat te denken van milieufysicus, of opticiën? En hoe ziet het werk van zulke mensen er uit? Leerlingen, vooral meisjes, zullen het zeker weten te waarderen als hun natuurkundedocent(e) weet te vertellen in welke beroepen het geleerde van pas komt. Het Engelse "Institute of Physics" wil de docenten van dienst zijn met de serie "A Day in the life of ·-". Op 29 posters (A4-formaat) vertellen vrouwen met een
natuurkunde-achtergrond hoe een werkdag voor hen verloopt. Neem bijvoorbeeld Patricia Ellis, milieufysicus: ·: ... Ik moet een klacht onderzoeken over lawaai uit een ketelhuis en ik ben van plan om een aantal geluidsopnamen te maken die ik later in het laboratorium kan analyseren. Dan kan ik beoordelen of de klacht terecht was en als dat zo is, wat er aan gedaan moet worden ..... ·:
Of Claire Bracher, meteorolooi: ·:...Mijn klus vandaag heeft te maken met voorspellen. Nee, niet het weer, maar de hoogte van zeegolven. Ik gebruik daar een computer voor die met grote snelheid duizenden berekeningen uitvoert om een antwoord te kunnen geven op de vraag: 'Wat zullen vandaag en morgen de golfhoogten zijn bij de kust van Cornwall, Canada, of zelfs China'? Onder andere vrachtschepen en olieboorplatformen maken gebruik van deze voorspellingen. .... "
Het is heel leuk om te lezen dat zo'n werkdag niet alleen bestaat uit sleutelen, computeren of proeven doen. Integendeel zelfs: een flink deel van de tijd gaat zitten in overleg met collega's en het organiseren van het eigen werk en dat van secretaressen, studenten en/ of medewerksters. Ook de lunchpauze is een belangrijk onderdeel van de werkdag: om te horen waar anderen mee bezig zijn, als werklunch met een klant, of om gewoon wat te ontspannen of te sporten met collega's. Alleen de arme natuurkundelerares moet de lunch gebruiken om nog allerlei zaken te regelen met collega's en samen met de amanuensis spullen klaar te zetten voor de volgende les en ook haar koffie- en
30
theepauzes worden opgeslorpt door het werk. Het is duidelijk uit al die beschrijven van werkdagen, dat het stereotiep van natuurkundige en technische beroepen als zijnde "hard", "koud", "niets met mensen te maken" absoluut niet klopt. Juist dat stereotiepe beeld houdt meisjes vaak uit die beroepen. Het is zeker een taak van het onderwijs om meisjes, maar ook jongens, een ~
beeld te geven van de beroepsmogelijkheden later. Dan pas is een echte keuze
voor een bepaald vak of bepaald beroep mogelijk. Zorgvuldig ontwikkeld, stereotiepen ontkrachtend voorlichtingsmateriaal is daarvoor van belang. De vrouwen die naast de twee bovengenoemde, aan het woord komen in de serie "A Day in the Life of... ", hebben de volgende beroepen: - sterrekundige - radio-en tv-journaliste - radiodiagnosticus - geofysicus - nautisch fysicus bij de Marine - informatie-specialiste - lasertechnicus - medisch fysicus - medisch fysisch technicus - raadgevend ingenieur in de optica - patent-beoordelaar - universitair docente natuurkunde - natuurkunde-docente in het voortgezet onderwijs - product-marketing ingenieur
- vluchtsysteemtechnicus bij de luchtmacht - ontwerpster van testprogramma's - research & development fysicus - onderzoeks-projectleider - verkoop & marketing manager - assistente op een verkoopkantoor van elektronische produkten - sateliet ontwerpster - amanuensis - wetenschapsjournaliste - halfgeleidertechnicus - hoofdambtenaar op een ministerie - uitzend-technicus bij de televisie
De 29 posters, gebundeld in een mapje, worden uitgegeven door: The Institute of Physics, 47 Belgrave Square, London SWlXSQX, England. De posters zijn geschikt voor bovenbouw vwo. Het Engels hoeft voor deze groep leerlingen geen bezwaar te vormen. MENT-brochure
Voor de groep vwo-leerlingen die nog moet kiezen is door het MENT-project een brochure ontwikkeld, getiteld "Natuurkunde voor meisjes, goed idee!" waarin 13 vrouwen iets vertellen over hun studie of beroep en waarom ze indertijd natuurkunde hebben gekozen. De studies en beroepen zijn: sterrenkundige, meteorologe, huisarts, petrofysicus, bioloog, architekte/bouwkundig ingenieur, natuurkundige, studente 31
lerarenopleiding,
lerares
natuurkunde
en
informatika,
tekenaar/konstrukteur,
dierenarts, natuurkundige en studente informatika. De brochure is te krijgen bij: MENT-project, TU Eindhoven, N-laag, Postbus 513, 5600 MB Eindhoven, of Tel. 040-473095. De brochure is geschikt voor 3 - vwo. De oplage is beperkt; bij grote belangstelling kunnen nieuwe bijgedrukt worden.
4Dayin lire Ufe of•••
AN ASTRONOMER Woken up at tJ3.1S hy thetelesc:ope
alarm. Oress 4uickl~• in warm dothes and 001ts and scramble up the hili to the tel~cope • .\n error m~e indic:.~tes there is no \ oltage suppl~· to one of the photomultipliers 1a detector measurinK the lijtht from a~tar). Swapto thespare \'olta!le supply and restart the Iele-
A Day in the L.ife of..•
A Diagnostic Radiographer My day starts at 8.45 a.m. wben I greet a party of slxth·formen thinking about a careerin tbc NHS. What should I teil them about radiogn.pby1 As with so many professions wilhin tbc mcdic:al world. thc avel'88c penon in tbc streel knows so littlc about iL A radl011'111phcr is basic.ally a member of a team o( people producin1 .:-ray pictures of patients by a variety of tcchniques. Ahhougb x-rays aR uscd co produce most or these pietun:s. or ..images... lncn:asing UM is being IIJIIde of uhrasound, radioisotopes, and computer auistance. A n.diographer's basic knowledge or pbysics is lnvaluable in helping to uaderstand these n1pidly ach'ancing tcchnologies. Detailed knowledge of n~dlation physies is essendal to tbe n1diographer, who must proteet patlents and 5bdl' rrom the harmful elfects oCionising n1dialion.
I think the sixth-formers now have a clearer idea o~ a radîographer's role withi1lhe g:reat scheme of things, so I
pack
them
~<>.-l;,.,..,..,,..h_
otf wilh
a
student
fn fnur th .. .-l .... <>rh"'""•
anxious and frightened patiems who ""'"" 1-- ;.,
...,;.,
A ,.A.-~;,
A Day in the L.ife of•••
A TELEVISION BROADCAST El llurn up al 8.25 am. l'nt n.ol flna in: a hualready,witchedonpo,.erto allthem•hines.lgotolheomceHliii>Okat loday'i hookilllo! sMel. .-\ ltlance at the ~hert lellsnw•tticftjob!il'm lik1lvtobedoin~;t. Tiwre are '"'O edit ~uill!'!l, boih runnin~;tlill 10 n'clock tonhtht: a s.~h&alion cumedv in Sludio I. which wiJl bealiVMiudlmce illo": akld'sshowinStudioJ;-roulinedubcollea~j:ue
hinllaodanaudio!Mx)kinll.ll~n·ttook
likt there'll be rnuch time for routine maintenancetoday.andl!lue.~l'llbedoinll hookin~~;.
the aodio
I Jm allnc310:l a ~ontrol room and a VTR mad11ne rM thc mornms. We operate all mill:htne-.remotel\ here. nQt:atthemachme·, >~de •O
ntrolrr••mrcrl<.blobem\ila-.e!<>r ,he JJ\ I ~·l tntn Comrnl Rco.>m ..1 ~nd Lh~~~ rhatJiithe.:qutpm~nl•~m'l''be"'nr>tnl! The "'h I 'I fl.! d<>tn~" '<'[liJ~ In\:
32
,......,~;...1.....,1.1 0
alllpeJU§IpnortolrBIISmiSSIOn Thaststhe JOb 10 tne ~ham ofproducuon wori: The 1 gramme h.u !:leen edned and t§ complde"' "''he ~t\lon 1~ .:oncerned The Klllnd t§ ··Ja off'H.e.tran,l'crTed)nntoamulmrackou m "la~1n2 back") W1 Juhh•nc. rhey"'orkfrom;u:maltccassectc tne'l"""'"thatthevcanrelaterhe,ourK
,,-.,rn•mthe.neetrhatt<'lda~thereJ~Jnu
·~r
··• ···"
~Je~'
· .Hk.l one
·:.~y
nrr·
I!!<