OVERZICHT De Raad Aanvang: Tijd
22-04-2008 18:00
Het Plein
18:00 Openbare toiletten + Meer woningen voor ouderen VERVALLEN: Amersfoort 750 Openstellen Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat in twee richtingen 18:45 Tijd
Raadzaal 1.02
Molendijkzaal 0.01
Vermeerzaal 1.03
19:00 Balansventilatie Informatie
Overlast gevende huis-houdens (voorheen woonunits onaange-paste huurders) Peiling
Citymarketing: plan van aanpak Peiling
20:00 Openstellen Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat in twee richtingen Peiling 20:30
Beleidskader Wmo ’Amersfoort Ondersteunt 2008-2011’ Voorbereiding besluit
ANBO: openbare toiletten Vragenronde
18:45 Vragen raadsleden aan college Informatie
Winkeltijdenverordening 2008 Voorbereiding besluit
21:00 21:15
1
Tijd
Raadzaal 1.02
21:30 Besluiten met debat 1. Aanwijzen locaties opvangvoorzieningen dak- en thuislozen. Bijlagen Portefeuillehouder : mr. P.J.T. van Daalen Woordvoerder eerste ronde: G. Boeve - concept verslag vergadering De Ronde 15 april - concept amendementen van raadsfractie BPA : 1, 2. 3, 4 - raadsinformatiebrief 2008 nr 50 2. Doelstellingen ontwikkelingsplannen Amersfoort Vernieuwt Bijlage : Doelstellingen ontwikkelingsplan Liendert/Rustenburg Bijlage : Doelstellingen ontwikkelingsplan Randenbroek/Schuilenburg Portefeuillehouder : drs. J.A. Hekman Woordvoerder eerste ronde: mevr. drs. D. van Wijngaarden 22:45 Besluiten zonder debat 3. Voorbereidingsbesluit dansgelegenheid Westsingel / Hellestraat Toelichting : Op 21 december 2004 heeft de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit genomen ten behoeve van de vestiging van een dansgelegenheid aan de Westsingel / Hellestraat. Op 11 december 2007 heeft de raad besloten tot het starten van de vrijstellingsprocedure ex art. 19,1 WRO. Tegen dit besluit zijn bezwaarschriften ingediend. Voor de afhandeling van deze bezwaarschriften moet een nieuw en aangepast vrijstellingsbesluit worden genomen. Dit kan alleen als voor het betreffende gebied een voorbereidingsbesluit geldt. Aangezien dit nu niet het geval is wordt voorgesteld een nieuw voorbereidingsbesluit te nemen. 4. Gemeentelijk Rioleringsplan 2007 - 2011 (GRP-3) Bijlage : Rioleringsplan 2007-2011 Aanvullende informatie Gemeentelijk Rioleringsplan 2007 - 2011 (GRP-3) Toelichting : In februari 2003 heeft de gemeenteraad het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan GRP-2 vastgesteld. In 2007 is gewerkt aan een concept Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011 GRP-3, dat conform de Wet Milieu-beheer voor commentaar is voorgelegd aan Gedeputeerde Staten van Utrecht en de Dijkgraaf en Heemraden van Waterschap Vallei & Eem. In november 2007 is het ontwerp GRP-3 vrij gegeven voor inspraak. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen. Voorgesteld wordt het Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011 (GRP-3) vast te stellen. Het voorstel is besproken in De Ronde van 8 april j.l. Moties 5. GroenLinks: motie ’Alleen een dak op de bak’ Benoemingen 6. Benoeming buitengewoon fractielid Jouw Amersfoort Toelichting : Stembriefje Jouw Amersfoort draagt op grond van art. 13 van het Reglement van orde de heer N.G. Meijer voor ter benoeming als buitengewoon fractielid. 23:00 Einde
2
De Ronde Datum: Aanvang:
dinsdag 22 april 2008 18:45
Vragen raadsleden aan college Informatie Balansventilatie Informatie Openstellen Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat in twee richtingen Peiling
Vragen raadsleden aan college Informatie Reg.nr.: 2728475 Van: Presidium Ambtelijk contact: Richard-Pronk (033 469 4379) Portefeuillehouder: Niet van toepassing Opsteller: Richard-Pronk Samenvatting: Gelegenheid voor raadsleden om mondeling vragen te stellen aan het college. Uitgangspunten • De mogelijkheid is bedoeld voor raadsleden (en derhalve niet voor insprekers) • De mogelijkheid is bedoeld voor korte vragen (en derhalve niet voor discussie, peiling van meningen of interpellatie, waarvoor immers andere mogelijkheden en spelregels bestaan) Reden van aanbieding: — Van de raad wordt gevraagd: — Vervolgtraject: Afhankelijk van het antwoord Doel activiteit: Informatie Soort activiteit: Raad stelt vragen aan college Opmerkingen presidium: Spelregels • Vragen worden uiterlijk maandag, voorafgaand aan de dinsdag van Het Besluit, voor 16.00 uur aangemeld bij de griffie. • De griffie mailt de aanmeldingen eind van de maandagmiddag door aan raad en college. • De voorzitter bepaalt de orde van de vergadering en kan vragen doorverwijzen naar een volgende of andere mogelijkheid. Soort verslag: Besluitenlijst
Balansventilatie Informatie Reg.nr.: 2732828 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Hoogland (5091) Portefeuillehouder: Van Daalen Opsteller: De Korte Samenvatting: Op 8 april is een interpellatie gehouden over Balansventilatie Vathorst n.a.v. de Zembla uitzending. De wethouder heeft antwoord gegeven op de interpellatievragen van CDA en SP. Andere fracties hebben aanvullende vragen gesteld die nog niet allemaal beantwoord zijn. In De Ronde van 22 april is er voor fracties gelegenheid om nog niet beantwoorde vragen aan de wethouder te stellen en verder te spreken over dit onderwerp. Vragen kunnen vooraf schriftelijk worden aangeleverd bij mailto:griffi
[email protected]. Reden van aanbieding: In Het Besluit van 8 april 2008 is naar aanleiding van de interpellatie afgesproken om een vervolg te plannen in De Ronde Van de raad wordt gevraagd: Het stellen van eventueel aanvullende vragen en kennis te nemen van de antwoorden van de wethouder. Vervolgtraject: Afhankelijk van behandeling in De Ronde Doel activiteit: Informatie Soort activiteit: Mondelinge toelichting Soort verslag: Verslag Bijbehorende documenten: http://www.amersfoort.nl/smartsite.shtml?ch=&id=188228 (reactie college op Zembla) : Interpellatievragen /smartsite.shtml?ch=&id=188452, /smartsite.shtml?ch=&id=188482 en /smartsite.shtml?ch=&id=188542 van 8 april 2008 : /smartsite.shtml?ch=&id=188453 : /smartsite.shtml?ch=&id=188530 : http://www.amersfoort.nl/docs/bis/college/besluiten/2007/week%2042/2554138%20-%20onderzoeksrapport%20GGD.pdf : /smartsite.shtml?ch=&id=188454 Gezondheidsonderzoek GGD (pdf) Concept notulen Het Besluit van 8 april 2008 (pdf) griffi
[email protected]
Openstellen Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat in twee richtingen Peiling Reg.nr.: 2728392 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Zwier (033 469 45 35) Portefeuillehouder: Luchtenveld Opsteller: Zwier Samenvatting: Ten behoeve van de verbetering bereikbaarheid van het station en van bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de stationsroute voor het autoverkeer, en het vergroten van de verkeersveiligheid op de route tussen het station en het centrum hebben wij in oktober 2007 het voorstel "Openstellen Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat voor autoverkeer in twee richtingen" vastgesteld. Tevens is toegezegd om het door de SGLA ingediende alternatief "route Troostwijkstraat-Smallepad-Kersenbaan " gelijkwaardig uit te werken. In de periode november 2007- maart 2008 zijn beide varianten nader uitgewerkt qua verkeerskundig ontwerp met bijbehorende onderzoeken en participatie. In maart zijn 1-op-1 overleggen met een aantal direct betrokken partijen langs de Van Asch van Wijckstraat gevoerd. Daarnaast is op 6 maart 2008 een klankbordavond over verkeer in het stationsgebied georganiseerd voor bewoners, bedrijven en instellingen langs de route en voor een aantal belangengroepen. Ook in de periode daarna hebben belanghebbenden de gelegenheid gehad een klankbordformulier in te vullen met daarin opgenomen hun aanvullingen, suggesties en ideeën. Reden van aanbieding: In 2007 is toegezegd aan de raad om beide verkeersvarianten gelijkwaardig uit te werken en ter kennisname aan de raad aan te bieden.Tevens is toegezegd de voorkeursvariant Voorlopig Ontwerp ter peiling aan de raad aan te bieden. Van de raad wordt gevraagd: Zich uit te spreken over het door het college voorgestelde Voorlopig Ontwerp "Openstellen Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat in twee richtingen voor autoverkeer" Vervolgtraject: Het Voorlopig Ontwerp wordt vrijgegeven voor inspraak op basis van de inspraakverordening gemeente Amersfoort 2003. Met de voorgestelde maatregelen ter bevordering van de verkeersveiligheid voor het Stationsplein starten wij direct na besluitvorming met de uitvoering. Doel activiteit: Peiling Soort activiteit: College peilt raad Soort verslag: Verslag Bijbehorende documenten: Peiling (nr./smartsite.shtml?ch=&id=188478) : Voorlopig ontwerp (reg.nr. /smartsite.shtml?ch=&id=188479) : Tekeningen op groot formaat /smartsite.shtml?ch=&id=188480 Bestaande situatie Van Asch Van Wijckstraat /smartsite.shtml?ch=&id=188485 Openstellen Van Asch Van Wijckstraat
/smartsite.shtml?ch=&id=188481 Troostwijk /smartsite.shtml?ch=&id=188486 Troostwijk +/smartsite.shtml?ch=&id=188481 Achterliggende stukken: http://www.amersfoort.nl/docs/bis/raad/2007/raadsstukken/12_december/2621464%20-%20verslag%20Openstellen%20Van%20Asch%20van%20Wijckstraat%20en%20Stationsstraat%20in%20twee%20richtingen.pdf : http://www.amersfoort.nl/docs/bis/college/besluiten/2007/week%2044/2562397%20-%20Openstellen%20van%20Asch%20van%20Wijkstraat%20en%20Stationsstraat%20voor%20autoverkeer%20in%20twee%20richtingen.pdf + http://www.amersfoort.nl/docs/bis/college/besluiten/2007/week%2044/2562397%20-%20bijlagen.pdf : http://www.amersfoort.nl/docs/Raadsinformatiebrief%202007%20nr%20131%2C%20Openstellen%20Van%20Asch%20van%20Wijckstraat%20en%20Stationsstraat%20in%20twee%20richtingen%20voor%20autoverkeer.pdf Raadsinformatiebrief 2007-131 (pdf) bijlagen (pdf) Collegebesluit 30/10/2007 (pdf)
GEZONDHEID EN VENTILATIE VENTILATIE IN WONINGEN IN VATHORST; VATHORST; onderzoek naar de relatie tussen gezondheidsklachten, binnenmilieukwaliteit en woningkenmerken.
Project Ventilatie Vathorst
2
GGD Eemland
GEZONDHEID EN VENTILATIE IN WONINGEN IN VATHORST VATHORST; RST; onderzoek naar de relatie tussen gezondheidsklachten, binnenmilieukwaliteit en woningkenmerken.
september 2007
GGD Eemland Postbus 733 3800 AS Amersfoort 033 – 4 678 100
[email protected] www.ggdeemland.nl
auteurs:
F. Duijm, M. Hady, J. van Ginkel, G.H. ten Bolscher
opdrachtgever:
Gemeente Amersfoort
met ondersteuning van:
ministerie van VROM
Project Ventilatie Vathorst
3
GGD Eemland
Project Ventilatie Vathorst
4
GGD Eemland
SAMENVATTING
In 2006 hebben 36 inwoners van de wijk Vathorst, een nieuwbouwwijk bij Amersfoort, zich met gezondheidsklachten gemeld bij de GGD Eemland. Zij vermoedden dat de installatie voor gebalanceerde ventilatie in hun woning de oorzaak was van hun klachten. Door een dergelijk systeem wordt lucht in de woning mechanisch ingeblazen en afgezogen. Energie uit de afgezogen lucht wordt door een warmtewisselaar overgedragen op de ingeblazen lucht. Dit vermindert de behoefte aan energie voor verwarming. Het vermoeden heeft onder meer geleid tot de vraag of de toenemende energiezuinigheid van woningen leidt tot gezondheidsproblemen. De GGD Eemland heeft een onderzoek verricht in opdracht van de Gemeente Amersfoort en met steun van het ministerie van VROM. Het onderzoek was gericht op de volgende vragen. 1. Voldoen de betreffende en aanverwante woningen aan de wettelijke eisen? 2. Hoe is de kwaliteit van het binnenmilieu? 3. Bestaat er een relatie tussen die kwaliteit en de woning met zijn technische voorzieningen? 4. Bestaat er een relatie tussen de kwaliteit van het binnenmilieu en de gezondheidsklachten? 5. Welke maatregelen kunnen de klachten verhelpen? Het onderzoek bestond uit een telefonische enquête, inspectie van de woning volgens de methode van de Gezondheidskaart, en een aantal metingen van mogelijk relevante factoren in het binnenmilieu. De inspectie en de metingen zijn uitgevoerd in het stookseizoen 20062007. Er zijn gegevens verkregen van 99 woningen en hun bewoners.
Wel of niet voldoen aan de wettelijke voorschriften In de onderzochte woningen komen 2 typen ventilatiesystemen voor: met gebalanceerde ventilatie (mechanische toevoer en afvoer) en zonder gebalanceerde ventilatie (toevoer via roosters in de ramen met afvoer door mechanische afzuiging). Het Bouwbesluit stelt eisen aan de capaciteit die gehaald moet kunnen worden (in de hoogstand van de mechanische ventilatie met eventuele roosters open). In de woningen met gebalanceerde ventilatie voldoet de capaciteit van de luchttoevoer in 67% van de woonkamers aan de wettelijke eis en in 94% van de slaapkamers. In 67%, 57% resp. 38% van deze woningen voldoet de capaciteit van de luchtafvoer in toilet, badkamer en keuken aan de wettelijke eisen. In 15% van de woningen met gebalanceerde ventilatie wordt er op elk van deze drie punten voldoende lucht afgezogen om te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit voor die ruimten. Na (her)inregelen van de afzuigventielen zal 30% van de woningen met gebalanceerde ventilatie kunnen voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit voor die ruimten; bij de overige 70% van de woningen met gebalanceerde ventilatie is de gemeten gezamenlijke afzuiging ontoereikend.
Project Ventilatie Vathorst
5
GGD Eemland
In woningen zonder gebalanceerde ventilatie is de capaciteit van de toevoerroosters in alle gevallen voldoende, voor zover de gegevens van de roosters te achterhalen waren. In deze woningen voldoet de capaciteit van de afzuiging in 74%, 64% en 33% van de toiletten, badkamers resp. keukens aan de wettelijke eis voor ventilatiecapaciteit. In 28% van deze woningen heeft de installatie voldoende capaciteit. De overige 72% van de woningen zonder gebalanceerde ventilatie kan niet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit, ook niet na (her)inregelen van de afzuigventielen. Het niet-voldoen aan de wettelijke voorschriften is in de onderzochte woningen is vooral een gevolg van tekortkomingen in ontwerp, materiaalkeuze, uitvoering en inregeling. Bij veel woningen bestaan de tekortkomingen mogelijk al vanaf de oplevering. Daarnaast is de capaciteit waarschijnlijk verminderd door inwendige vervuiling van het systeem door stof. De berekeningen voor energiezuinigheid en ventilatiecapaciteit die deel uitmaken van de aanvragen voor een bouwvergunning voor de onderzochte woningen, zijn gecontroleerd. De berekeningen en de uitkomsten ervan waren niet in strijd met het Bouwbesluit. Op zolderverdiepingen is in een aantal gevallen een kamer ingericht om te slapen, werken of spelen. Een dergelijke ruimte is dan in gebruik als een ‘verblijfsruimte’. In de betreffende woningen voorziet de bouwvergunning geen verblijfsruimte op zolder, maar een ‘onbenoemde ruimte’. Voor een verblijfsruimte gelden hogere eisen aan de ventilatiecapaciteit dan voor een onbenoemde ruimte. In de betreffende zolderruimtes zijn de ventilatievoorzieningen daarom niet berekend op een gebruik als verblijfsruimte. In de onderzochte woningen blijkt ook meer geluidhinder op te treden als er een slaapkamer op zolder is. Gecontroleerd zijn ook de luchtdichtheid en de warmteweerstand van buitenmuren, ramen, enz., de mogelijkheid een raam of deur wijd open te zetten, de plaats van de uitmonding van de afvoer van verbrandingsgassen en de afstand van die afvoer tot ventilatieopeningen. Bij geen van deze aspecten is strijdigheid met de wettelijke voorschriften geconstateerd.
Kwaliteit van het binnenmilieu Voor zover onderzocht zijn er geen problemen waargenomen wat betreft gehorigheid, geluid afkomstig van buiten, thermisch comfort, luchtdichtheid, vocht en vluchtige organische stoffen. Geconstateerd is dat het binnenmilieu in de volgende opzichten ongunstig is, zonder dat er strijdigheid bestaat met een wettelijke eis. Veel roosters en filters zijn vervuild. Een vervuild filter heeft vooral bij gebalanceerde ventilatie invloed op de luchtkwaliteit. In alle woningtypen staat het ventilatiesysteem meestal in de laagstand. De mechanische ventilatie produceert in veel woningen een hoog geluidniveau, zeker in de middenstand en de hoogstand. In woningen met gebalanceerde ventilatie is het geluidniveau
Project Ventilatie Vathorst
6
GGD Eemland
in woonkamer en slaapkamer beduidend hoger dan in woningen met luchttoevoer via roosters en mechanische afzuiging. De hogere geluidniveaus blijken te leiden tot veel meer hinder en ontevredenheid. Mechanische luchttoevoer gaat in de onderzochte woningen gepaard met meer luchtbeweging en meer tochthinder. De concentraties kooldioxide (CO2) in de binnenlucht zijn regelmatig ongewenst hoog in de meeste woningen. Dit betekent dat de luchtverversing feitelijk tekort schiet. De luchtkwaliteit voldoet niet aan de advieswaarde van de Gezondheidsraad in ongeveer de helft van de onderzochte woningen en is matig in 20% volgens de criteria in NEN 13779. Dit geldt zowel bij gebalanceerde ventilatie als bij luchttoevoer via roosters met mechanische afzuiging. De gehaltes formaldehyde zijn in alle woningen hoger dan de advieswaarde van het RIVM en in 2 op de 3 woningen hoger dan de bestuurlijke risiconorm van VROM. De gemeten gehaltes kunnen een lichte slijmvliesprikkeling veroorzaken bij gevoelige personen. In de zomer zijn de binnentemperaturen vaak hinderlijk hoog, mede door afwezigheid van een bypass van de warmteterugwinning bij gebalanceerde ventilatie.
Gevonden verbanden Uit de verzamelde gegevens blijkt niet dat de energiezuinigheid van de woningen samenhangt met het binnenmilieu of met de gezondheidsklachten. Dit kan een gevolg zijn van de geringe onderlinge verschillen in energiezuinigheid van de onderzochte woningen. Uit het onderzoek is koken op gas naar voren gekomen als risicofactor voor gezondheidsklachten, maar dit biedt geen verklaring voor de meeste gezondheidsklachten die aan de GGD gemeld zijn. Dat koken op gas effecten kan hebben op de luchtwegen was al gesignaleerd in ander onderzoek. Het probleem is niet beperkt tot de woningen in Vathorst en is waarschijnlijk onafhankelijk van het ventilatiesysteem. Ervaren geluidhinder blijkt samen te gaan met extreme vermoeidheid en met astma. Het kan zijn dat deze aandoeningen de gevoeligheid voor geluid verhogen. Het kan ook zijn dat geluid in sommige gevallen tot stress leidt en dat stress de kans op vermoeidheid of astma verhoogt. In woningen met gebalanceerde ventilatie ervaren bewoners de lucht vaker als droog, terwijl uit de metingen niet blijkt dat de luchtvochtigheid lager is. Uit onderzoek elders is bekend dat een droog gevoel vaak berust op een ongunstige kwaliteit van de binnenlucht. Veel gezondheidsklachten (vermoeide of tranende ogen, neusklachten, hooikoorts, keelpijn, luchtwegklachten, astma, doorslaapproblemen, concentratieproblemen en extreme vermoeidheid) blijken significant samen te hangen met de aanwezigheid van gebalanceerde ventilatie. Deze tendens is ook zichtbaar bij degenen die zichzelf niet bij de GGD gemeld hebben met klachten.
Project Ventilatie Vathorst
7
GGD Eemland
De gezondheidsklachten tonen meer verbanden met gebalanceerde ventilatie dan met de onderzochte factoren in het binnenmilieu. Daarmee is niet bewezen dat de gebalanceerde ventilatie op zichzelf de oorzaak is van die gezondheidsproblemen. De gezondheidsklachten kunnen het gevolg zijn van hinderlijk geluid, het circuleren van meer stofdeeltjes of andere factoren in het binnenmilieu door tekortkomingen in ontwerp, materiaalkeuze, aanleg, onderhoud en/of gebruik van de gebalanceerde ventilatie. Ook is het denkbaar dat een negatief oordeel over gebalanceerde ventilatie of de afwezigheid van roosters en raampjes kan bijdragen aan gezondheidsklachten. Dit negatieve oordeel is mede een gevolg van de tekortkomingen in het ventilatiesysteem en het gebruik ervan. Het oordeel is ook beïnvloed doordat veel bewoners tevoren geen goed beeld hadden van wat het betekent om in een huis met balansventilatie te gaan wonen.
Conclusies In het hoofdstuk conclusies zijn de antwoorden op de onderzoeksvragen uitgewerkt; kort samengevat gaat het om het volgende. 1. Voldoen de betreffende en aanverwante woningen aan de wettelijke eisen? - De meeste onderzochte aspecten voldeden in alle woningen aan de wettelijke voorschriften. De capaciteit van de mechanische ventilatie voldeed echter in het merendeel van de woningen niet aan de wettelijke eisen. 2. Hoe is de kwaliteit van het binnenmilieu? - De kwaliteit van het binnenmilieu is de meeste woningen ongunstig wat betreft geluid en vervuiling van de mechanische ventilatie, CO2-concentratie en zomertemperatuur, zonder dat dit in strijd is met een wettelijke eis, omdat voor deze factoren geen wettelijke eisen gelden. Luchtbeweging en formaldehyde-concentratie dragen ook bij het ongunstige binnenmilieu omdat ze toetswaarden voor comfort en gezondheid overschrijden. 3. Bestaat er een relatie tussen die kwaliteit en de woning met zijn technische voorzieningen? - De ongunstige kwaliteit van het binnenmilieu is mede een gevolg van de woning met zijn technische voorzieningen, namelijk de geluidproductie en luchtbeweging door de mechanische ventilatiesystemen en het ontbreken van ventilatievoorzieningen die desgewenst bruikbaar zijn om het huis in de nacht te laten afkoelen. De problemen met geluid en tocht zijn voor een belangrijk deel toe te schrijven aan tekortkomingen in ontwerp, materiaalkeuze, uitvoering en onderhoud. De relatie tussen de woning en een ongunstig binnenmilieu is sterker in woningen met gebalanceerde ventilatie dan in woningen zonder gebalanceerde ventilatie. 4. Bestaat er een relatie tussen de kwaliteit van het binnenmilieu en de gezondheidsklachten? - Het binnenmilieu vertoont een relatie met gezondheidsklachten. Een sterkere relatie blijkt te bestaan tussen de gezondheidsklachten en gebalanceerde ventilatie. Koken op gas gaat ook gepaard met meer gezondheidsklachten dan elektrisch koken.
Project Ventilatie Vathorst
8
GGD Eemland
5. Welke maatregelen kunnen de klachten verhelpen? Er is een scala van maatregelen nodig om de klachten te verhelpen en soortgelijke klachten te voorkomen. Een aantal ervan staat hieronder in de vorm van aanbevelingen.
Aanbevelingen In het hoofdstuk aanbevelingen zijn adviezen uitgewerkt; kort samengevat betreft het de volgende punten. Het is aan te raden de tekortkomingen in de onderzochte woningen te verhelpen door middel van de volgende maatregelen . •
Informatie voor en communicatie met bewoners.
•
Ventilatiesystemen inregelen en zonodig capaciteit vergroten tot voldaan wordt aan de voorschriften.
•
Verhelpen eventueel bovenmatig geluid van bijvoorbeeld ventilator, type ventiel, kanalen en montage van ventilatie-unit.
•
Filters zonodig beter bereikbaar maken.
Ter wille van het inzicht krijgen in en het verhelpen van problemen in woningen elders is het raadzaam om op het volgende in te zetten. •
Onderzoek naar de effectiviteit van maatregelen.
•
Onderzoek naar de herkomst van de formaldehyde.
•
Onderzoek naar de effecten van koken op gas.
•
Het energielabel uitbreiden met beoordeling mechanische ventilatie en de geluidproductie daarvan.
Voorts is het aan te bevelen om het kwaliteitsbeleid voor nieuw te bouwen woningen als volgt aan te scherpen. •
Informeren burgers over verschillende ventilatiesystemen en wasemkappen.
•
Stimuleren van bouwen met ruimere ventilatiecapaciteit dan wettelijk voorgeschreven.
•
Voor alle te bouwen woningen prestatie-eisen voor geluid van de eigen ventilatieinstallatie koppelen aan de wettelijk vereiste ventilatiecapaciteit.
•
Stringente kwaliteitsbewaking van ontwerpen en uitvoeren.
•
Geen gebalanceerde ventilatie zonder bypass.
•
Roosters of raampjes in de gevel bij gebalanceerde ventilatie.
•
Geen woningen zonder adequate zonwering.
•
Meten ventilatiecapaciteit en geluidproductie bij oplevering.
•
Regelmatig onderhoud van ventilatiesysteem en zeer frequente reiniging van
•
Nieuwe bewoners beter informeren over het gebruik en het onderhoud van hun
mechanische luchttoevoer. specifieke installatie. De belangrijkste algemene boodschappen aan de bewoners zijn de volgende.
Project Ventilatie Vathorst
9
GGD Eemland
•
Elk ventilatiesysteem behoort in de middenstand te staan wanneer er iemand thuis is.
•
Roosters en toevoerfilters en –ventielen moeten worden gereinigd voordat ze zichtbaar vervuild zijn.
•
Het openen van ramen verstoort niet de gebalanceerde ventilatie maar slechts de warmteterugwinning.
•
Het later inrichten van een verblijfsruimte op een zolder vergt in veel gevallen extra ventilatievoorzieningen.
Project Ventilatie Vathorst
10
GGD Eemland
INHOUDSOPGAVE
bladzijde Samenvatting
5
Inhoudsopgave
11
1. Voorwoord
13
2. Inleiding en vraagstelling
15
3. Opzet van het onderzoek
21
4. Methoden en technieken van dit onderzoek
27
5. Weergave en statistiek
33
6. UITKOMSTEN
35
6.1
Kenmerken van de onderzochte woningen en bewoners
36
6.2
Gezondheidsproblemen
40
6.3
Woongedrag en tevredenheid
42
6.4
Binnenmilieu: inspectie en metingen
47
6.5
Conformiteit van de huidige situatie
57
6.6
Samenhang woningenkenmerken ~ binnenmilieu
61
6.7
Samenhang woningkenmerken ~ gezondheid
64
6.8
Samenhang binnenmilieukwaliteit ~ gezondheid
71
7. Beschouwing
73
8. Antwoorden op onderzoeksvragen en andere conclusies
83
9. Aanbevelingen
91
10. Literatuur
93
11. Begrippen en afkortingen in dit rapport
97
BIJLAGEN Bijlage 1 Vragenlijst OTB ten behoeve van het project Vathorst Bijlage 2 Resultaten van de telefonische enquête en van de statistische analyses Bijlage 3 Gezondheidskaart, opnamemethodiek Nieman Bijlage 4 Resultaten van de woning-inspecties
Project Ventilatie Vathorst
11
GGD Eemland
Project Ventilatie Vathorst
12
GGD Eemland
1.
VOORWOORD
Begin 2006 heeft de GGD Eemland van bewoners van de nieuwbouwwijk Vathorst meldingen ontvangen van gezondheidsklachten. Onder de bewoners bestond het vermoeden dat de klachten veroorzaakt werden door hun ventilatiesysteem. In overleg met de gemeente Amersfoort, de woningcorporaties Alliantie en Portaal en de VROM-Inspectie regio Noord-West is een onderzoek opgezet om inzicht te krijgen in de problematiek. Projectontwikkelaars en bouwers zijn daarbij uitgenodigd. Het onderzoek is uitgevoerd in een aantal fasen, namelijk: -
fase I: een telefonische enquête,
-
fase II: woninginspectie en metingen,
-
fase III: rapportage,
-
fase IV: zonodig herstel van gebreken, gevolgd door herhaling van de enquête.
Met dit rapport is fase III afgesloten. Vervolgens kan worden overwogen of er een vierde fase nodig is. Fase I van het project is uitgevoerd door Onderzoeksinstituut OTB van de Technische Universiteit Delft. Fase II is uitgevoerd door Adviesbureau DWA. In fase III heeft OTB de eigen gegevens en die van DWA gecombineerd en de verbanden geanalyseerd. De gemeente Amersfoort was opdrachtgever en heeft de projectleiding gedelegeerd aan de GGD. Financiële ondersteuning door het ministerie van VROM maakte het mogelijk een groter aantal bewoners en woningen in het onderzoek te betrekken. De gegevens zijn verzameld van zomer 2006 tot aan het voorjaar van 2007. Op basis van de verkregen gegevens heeft de GGD Eemland het rapport geschreven. Het onderzoek en de rapportage is begeleid door een commissie bestaande uit de volgende personen. M. Hady, arts medisch milieukundige, Steunpunt MMK Utrecht, projectleider R.A.C.L. Héman, arts MBA, GGD Eemland, adjunct-directeur C.H. Gieze, Gemeente Amersfoort, hoofd Bouw- en Woningtoezicht J. van Gessel, Gemeente Amersfoort, Bouw- en Woningtoezicht A. Pekel, woningcorporatie de Alliantie E. Kunst, woningcorporatie Portaal P.J. van Luijk, Ministerie VROM, DGWWI C.J.M. van den Bogaard, VROM-Inspectie J.J.N. Kreuk, VROM-Inspectie regio Noord-West G.H. ten Bolscher, DWA installatie- en energieadvies, Rijssen J. van Ginkel, TU Delft, OTB F. Duijm, milieuarts, extern adviseur Milieu-gezondheid
Project Ventilatie Vathorst
13
GGD Eemland
Project Ventilatie Vathorst
14
GGD Eemland
2.
INLEIDING EN VRAAGSTELLING
Aanleiding Begin 2006 heeft de GGD Eemland van bewoners van 36 koop- en huurwoningen in Vathorst, een nieuwbouwwijk in Amersfoort, meldingen ontvangen van gezondheidsproblemen. Veel personen meldden meer dan 1 gezondheidsprobleem. De media hebben aandacht besteed aan deze zaak. tabel 1 Aantallen bij de GGD gemelde gezondheidsklachten in Vathorst Gemelde gezondheidsproblemen
Aantal personen met dat probleem
Verstopte neus, loopneus of verkoudheid
16
Hooikoorts
8
Piepende ademhaling, kortademigheid, of benauwdheid Astma-aanvallen
14 7
Keelpijn
13
Vermoeide of tranende ogen
13
Irritatie van contactlenzen
4
Hoofdpijn
28
Concentratieproblemen
8
Extreme vermoeidheid
19
Doorslaapproblemen
16
Droge, jeukende,of prikkelende huid
14
Spierpijn
7
Veel van deze bewoners vermoedden dat hun gezondheidsproblemen veroorzaakt werden door het systeem van centrale gebalanceerde ventilatie. Ze zagen een zwarte aanslag rond de ventielen die lucht toevoeren en veel stof op de roosters om lucht af te zuigen, evenals op de filters voor toevoer en afvoer van lucht. Ook hadden ze last van geluidhinder en tocht als ze het systeem hoger zetten dan op de laagste stand. De woningen in het betreffende deel van Vathorst zijn maximaal 4 jaar oud.
Vathorst De wijk Vathorst ligt ten noordoosten van Amersfoort in een vork van de A1 en de A28.Tussen 2002 en 2014 worden hier circa 11.000 woningen gebouwd. Het woningbouwprogramma voorziet in 30% sociale woningbouw. Tot en met 2005 zijn ruim 3000 woningen opgeleverd. Meer informatie over Vathorst staat op: www.vathorst.com.
Project Ventilatie Vathorst
15
GGD Eemland
Balansventilatie Voor een gezond binnenmilieu moet de lucht in een woning voldoende ververst worden met buitenlucht. In veel woningen wordt de binnenlucht afgevoerd door mechanische afzuiging in keuken, toilet en badkamer. De verse lucht komt binnen via rooster bovenin de ramen. Deze woningen hebben veelal ook een aantal kleine ramen om extra te ventileren. De hoeveelheid lucht die naar binnen komt, hangt mede af van de wind en de temperatuur. Bij het afvoeren van binnenlucht gaat er in het stookseizoen veel warmte verloren. Dit verlies is voor een groot deel te voorkomen door warmte uit de afgevoerde lucht terug te winnen en over te brengen op bijvoorbeeld de toegevoerde buitenlucht. Daarvoor wordt tegelijk lucht afgezogen en ingeblazen. Dit heet gebalanceerde ventilatie. De warmteterugwinning wordt vaak aangeduid als WTW. Er zijn op dit moment in Nederland ca. 300.000 woningen die van gebalanceerde ventilatiesystemen voorzien zijn. Per jaar worden er 50.000 nieuwe woningen gebouwd met deze voorziening. Een dergelijke installatie kan collectief worden uitgevoerd:1 installatie voor meer woningen. Balansventilatie met WTW wordt meestal individueel toegepast: me 1 centrale unit per woning die lucht afvoert uit b.v. keuken, toilet en badkamer, terwijl hij lucht toevoert in woonkamer en slaapkamers. Er bestaat ook decentrale balansventilatie met WTW, met een unit ingebouwd in of achter iedere radiator. Decentrale systemen zijn pas op de markt gekomen na oplevering van de woningen in Vathorst waaruit klachten zijn gemeld. Daarom zijn decentrale systemen niet in dit onderzoek betrokken. Waar in dit rapport sprake is van balansventilatie, gaat het om individuele centrale gebalanceerde ventilatie.
Energiebesparing Balansventilatie is een relatieve eenvoudige en tamelijk goedkope techniek om warmteverlies bij ventilatie te verminderen. Het systeem wordt door verschillende fabrikanten geleverd. Balansventilatie wordt steeds vaker toegepast om de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van woningen te verlagen. De EPC is een relatieve maat voor de hoeveelheid energie die een gebouw nodig heeft voor verwarming en koeling. De EPC is de uitkomst van een complexe berekening volgens vastgelegde regels. Hoe lager de EPC, des te energiezuiniger het gebouw. De wettelijke norm voor de EPC van woningen is met ingang van 2006 aangescherpt van 1,0 naar 0,8. Voordien omvatte het plan Vathorst al veel woningen met een gemiddelde EPC van 0,9. ‘Gemiddeld’ betekent in dit verband dat per bouwblok woningen met een EPC van bijvoorbeeld 1 worden gecompenseerd door woningen met een EPC van 0,8. De vraag rees of het verlagen van de EPC heeft bijgedragen aan het ontstaan van de klachten. In de Tweede Kamer zijn in begin 2006 hierover vragen gesteld (Vietsch 2006). In april is hierop door de Staatssecretaris van VROM in een brief geantwoord (Van Geel 2006).
Project Ventilatie Vathorst
16
GGD Eemland
In de afgelopen jaren zijn vaak problemen gesignaleerd met ventilatiesystemen in woningen en specifiek met gebalanceerde ventilatie. Veel van die problemen waren te wijten aan een onjuist ontwerp, te geringe capaciteit, suboptimale materiaalkeuze en/of het niet installeren en inregelen conform de richtlijnen voor ontwerp en realisatie. Daarnaast is gebleken dat bij de bewoners veel onkunde bestaat over de installatie, speciaal over balansventilatie. Dit laatste is in dit onderzoek niet onderzocht.
Inregelen Mechanische toevoer en afvoer van lucht in een ruimte vindt plaats via een of meer ventielen waarmee de luchtstroom ingesteld kan worden. Een verandering van de instelling van een ventiel heeft invloed op de luchtstroom via andere ventielen. Bijvoorbeeld het wijd openen van een ventiel kan de luchtstroom via andere ventielen verminderen. Na oplevering van een mechanische ventilatie en na werkzaamheden aan de kanalen of ventielen ervan, behoort het systeem ingeregeld te worden. Dat wil zeggen dat door herhaald meten en instellen van de ventielen de luchtstromen verdeeld moet worden over de diverse ventielen.
Ventilatie en binnenmilieu Ventileren is belangrjk om de binnenlucht te vervangen door buitenlucht. Zonder luchtverversing wordt de kwalitiet van de binnenlucht snel slechter.
Binnenlucht In oudere woningen vindt een belangrijk deel van de luchtverversing plaats door kieren en naden. De bewoner kan die luchtstroom niet gemakkelijk beperken. Nieuwe woningen zijn luchtdichter. De luchtverversing is bijna geheel afhankelijk van de ventilatievoorzieningen en het gebruik daarvan. Luchtverversing heeft een grote invloed op de kwaliteit van de binnenlucht omdat er binnen veel bronnen van luchtverontreiniging zijn. Een slechte luchtkwaliteit heeft een ongunstige invloed op de gezondheid. Het binnenmilieu heeft een relatief grote invloed heeft op de gezondheid (De Hollander 2003). De binnenlucht is meestal meer verontreinigd dan de buitenlucht. Bovendien brengen Nederlanders gemiddeld ongeveer 85% van de tijd in gebouwen door en ongeveer 70% in de eigen woning. Mensen consumeren per dag veel meer kilo’s binnenlucht dan voedsel plus dranken.
Eerder onderzoek Er is eerder in Nederland al onderzoek gedaan aan (balans)ventilatie in nieuwe woningen en gezondheidsklachten. TNO constateerde dat na het aanbrengen van kierdichting en balansventilatie in 57 woningen in Den Bosch klachten optraden: meer vieze smaak in mond,
Project Ventilatie Vathorst
17
GGD Eemland
prikkeling in neus, zere keel, vermoeidheid en piepende ademhaling. Bij rokers bestond tevens een toename van hoofdpijn en voelde de huid droger aan. Daarnaast was er een toename van hinder van geluid, tocht en temperatuurverschillen (Van Dongen 1990). De GGD Groningen heeft metingen gedaan in 28 nieuwe woningen. De afzuigcapaciteit (zonder het corrigeren van de inregeling) was geringer dan de wettelijke eisen in 84% van de woningen. Hoe meer afzuigcapaciteit in de keuken, des te beter bleek de ventilatie in de woonkamer. Mechanische luchttoevoer vindt vaak plaats via ernstig vervuilde filters. Installaties maken veel lawaai (Meijer 2002). Ook bij metingen in opdracht van de VROM-Inspectie in 40 nieuwbouwwoningen bleken al tijdens de oplevering de ventilatiesystemen te zwak en niet goed ingeregeld. De afzuigcapaciteit voldoet niet aan de wet in 71% van de woningen met balansventilatie en in 56% zonder balansventilatie. De toevoercapaciteit voldoet niet in 31 % van de woningen met balansventilatie en in 9% zonder (Slot 2005). De St. HR-Ventilatie (een organisatie van fabrikanten) en de GGD’s te Groningen en Rotterdam hebben met schriftelijke vragenlijsten landelijke gegevens verzameld. Uit de analyse kwam naar voren dat met balansventilatie 2 maal zoveel bewoners ontevreden zijn als zonder balansventilatie. Met balansventilatie hebben 3 maal zoveel bewoners last van geluid van hun installatie, het meest van mechanische luchttoevoer in de slaapkamer. Ook zijn er meer klachten over kookgeuren van de buren, houtkachels en verkeer in de buurt. In woningen met balansventilatie missen bewoners de mogelijkheid om een rooster of raampje open te zetten (Duijm 2006). Tevens had bij balansventilatie een hoger percentage bewoners last van vermoeide of tranende ogen, benauwdheid of piepen op de borst en vermoeidheid of concentratieproblemen. Verder geven ze voor hun gezondheid in het algemeen een lagere score dan bewoners van woningen zonder balansventilatie. Het verband tussen balansventilatie en gezondheidsklachten is nader geanalyseerd door TNO. Bij balansventilatie hebben meer mensen klachten over het binnenmilieu (o.a. droog aanvoelende lucht, stoffigheid, tocht, vocht, te warm, te veel verschillen tussen temperatuur beneden en boven in een ruimte) en bij binnenmilieuklachten hebben meer mensen gezondheidsklachten (Steenbekkers 2002). Uit de beschikbare informatie kwam een beeld naar voren dat door regelgeving voor energiebesparing mensen komen te wonen in huizen met balansventilatie, die veel gevallen wordt aangelegd zonder aan de wettelijke eisen te voldoen, waarbij een ongunstig binnenmilieu ontstaat dat leidt tot gezondheidsproblemen, die zich uiten in klachten van slijmvliezen, luchtwegen en algemeen onwelbevinden. Dit diende als uitgangspunt voor het onderzoek.
Doelstelling De eerste fases van het onderzoek hebben als doel te achterhalen en beschrijven waar de gemelde gezondheidsklachten aan toe zijn te schrijven en wat er aan te doen is.
Project Ventilatie Vathorst
18
GGD Eemland
Vraagstelling Dit heeft geleid tot de volgende onderzoeksvragen: I. Voldoen de betreffende woningtypen aan wettelijke eisen? II. Wat is de kwaliteit van het binnenmilieu in deze woningen? III. Is er een relatie te leggen tussen de kwaliteit van het binnenmilieu en de woning met zijn technische voorzieningen? IV. Is er een relatie te leggen tussen de kwaliteit van het binnenmilieu en de gezondheidsklachten van de bewoners? V. Welke interventies zijn geschikt om het binnenmilieu te verbeteren met het oog op de gezondheid? Bij de kenmerken van de woning en zijn technische voorzieningen gaat het vooral om de EPC en het type ventilatiesysteem.
Project Ventilatie Vathorst
19
GGD Eemland
Project Ventilatie Vathorst
20
GGD Eemland
3.
OPZET VAN HET ONDERZOEK ONDERZOEK
De fasering van het onderzoek is geïnspireerd door een binnenmilieuonderzoek in Utrecht (Thuis en Hady, 1998).
Keuze van de onderzoeksgroepen Uitgangspunt voor het onderzoek waren de 36 adressen van degenen die gezondheidsklachten gemeld hadden bij de GGD. Uit de gegevens van Bouw- en Woningtoezicht bleek dat deze woningen vrijwel allemaal (op drie na) zijn uitgerust met balansventilatie met warmteterugwinning . Om na te gaan of dergelijke klachten minder aanwezig zijn in woningen zonder balansventilatie zijn er vergelijkbare woningen zonder balansventilatie in het onderzoek betrokken. Om na te gaan of eventuele verschillen ook te generaliseren zijn naar woningen met balansventilatie maar zonder bij de GGD gemelde klachten, zijn er ook dergelijke woningen met balansventilatie in het onderzoek opgenomen. Het streven was om binnen de steekproef evenveel woningen met als zonder balansventilatie te krijgen. Om te voorkomen dat eventuele verschillen het gevolg zijn van andere kenmerken, zijn zoveel mogelijk woningen van dezelfde typen en bouwperioden gekozen. Er heeft in Vathorst vrijwel uitsluitend seriematige bouw plaatsgevonden. Hoewel er een grote verscheidenheid is aan uiterlijke verschijningsvormen, zijn grote aantallen woningen bouwkundig in te delen in een aantal typen. Door meerwerk en latere verbouwingen kunnen woningen van hetzelfde type verschillen in de aanwezigheid van een uitbouw, de maat van de woonkamer, de indeling van de slaapkamers enz. Per bouwblok zijn in de woningen in hoofdzaak meestal wel dezelfde materialen en technieken toegepast. De afdeling Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Amersfoort leverde overzichten van bouwblokken in Vathorst met de gegevens over het type ventilatiesysteem en de EPC zoals vermeld in de aanvraag van de bouwvergunning.
Keuze van woningen met verschillende EPC Naast de genoemde gegevens heeft Bouw- en Woningtoezicht van de geselecteerde woningtypen de Energieprestatiecoëfficiënt (EPC) aangegeven, zoals vastgelegd in de aanvraag voor de bouwvergunning. Van de te onderzoeken woningen zou volgens het projectplan 50% een EPC van 0,8 en 50% een hogere EPC-waarde moeten hebben. Het aantal woningen met een EPC van precies 0,8 blijkt echter zeer beperkt. Wel was er een aanzienlijk aantal woningen met een EPC van 0,81. Uit overleg met Bouw- en Woningtoezicht kwam naar voren dat woningen met een van EPC 0,81 in veel gevallen een EPC van 0,8 hadden kunnen hebben als ze meer op het zuiden gericht waren. Op een andere oriëntatie staat een straffactor van 0,01. Daarom is het
Project Ventilatie Vathorst
21
GGD Eemland
afkappunt bij 0,81 gelegd in plaats van bij 0,80. Het argument is dat niet de oriëntatie, maar de bouwtechnische kenmerken van betekenis zijn voor de klachten. Bij de betreffende woningen bleek de laagste EPC 0,75 en de hoogste 0,95. Daarom zijn in de steekproef de volgende twee EPC-categorieën gehanteerd: •
0,74 ≤ EPC ≤ 0,81;
•
0,81 < EPC ≤ 0,96.
Steekproef Op basis van de gegevens is een stratificeerde steekproef getrokken, dat wil zeggen dat er bewoners benaderd zijn uit verschillende te onderzoeken groepen (ook wel strata genoemd). Er zijn 3 onderzoeksgroepen zodanig samengesteld dat ventilatiesystemen (wel of niet balansventilatie) en EPC (meer of minder dan 0,81) gelijkelijk over de totale steekproef verdeeld waren. Het ging om groepen met de volgende selectiecriteria. A. Alle 36 woningen van degenen die zichzelf met gezondheidsklachten bij de GGD hebben gemeld voordat het onderzoek is opgezet (verder aangeduid als ‘casusgroep’), zij hebben bijna allemaal balansventilatie. B. Woningen uit dezelfde bouwblokken en met hetzelfde ventilatiesysteem en dezelfde verdeling van EPC’s als de casusgroep, maar dan met bewoners die zichzelf niet gemeld hebben voordat het onderzoek is opgezet (verder aangeduid als ‘gematchte
groep’). C. Woningen uit andere bouwblokken uit dezelfde periode maar zoveel mogelijk zonder balansventilatie (verder aangeduid als ‘controlegroep’). De onderzoeksgroepen B en C zijn samengesteld op basis van de genoemde criteria, niet op basis van de aanwezigheid of afwezigheid van gezondheidsklachten. De GGD leverde de namen, adressen, telefoonnummers van de casusgroep. Bouw- en Woningtoezicht leverde gegevens over het type ventilatiesysteem en EPC-waarde van de casusgroep; BWT verstrekte tevens namen, adressen, telefoonnummers, type ventilatiesysteem en EPC-waarde van ruim voldoende woningen die voldeden aan de criteria B en C. Vervolgens werden per stratum bouwblokken geselecteerd, zodanig dat binnen het stratum zo goed mogelijke ruimtelijke spreiding werd verkregen. Binnen de bouwblokken werd geloot welke adressen benaderd zouden worden, waarbij directe buren zoveel mogelijk werden vermeden om onderlinge beïnvloeding te beperken. Bij het benaderen van de bewoners met de vraag om deel te nemen aan het onderzoek, is doorgegaan totdat er in ieder van de 3 onderzoeksgroepen een voldoende deelname was bereikt.
Project Ventilatie Vathorst
22
GGD Eemland
Telefonische enquête Voor de telefonische enquête heeft OTB een vragenlijst opgesteld (bijlage 1). Bij het opstellen van deze lijst werd gebruik gemaakt van de Standaardvraagstelling Binnenmilieu (RIVM 2006), de lijst zoals gepubliceerd door de GGD Groningen (Meijer 2002), aangevuld met vragen die specifiek op ventilatie gericht zijn (Hasselaar 2006; Thuis 1998). De vragen behandelen de volgende thema’s: 1. woningkenmerken (woningtype, bouwjaar, aantal kamers, type ventilatiesysteem, enz.); 2. gebruik van de woning (ventilatiegedrag, koken, wasdrogen, douchen, vloerbedekking, enz.); 3. leefsituatie (aantal bewoners, uren verblijf buitenshuis, roken, huisdieren, enz.); 4. klachten over gezondheid en hinder (luchtwegklachten, vermoeidheid, tocht, geluid, verkleuring van wanden, enz.); 5. tevredenheid. De telefonische enquête is aangekondigd tijdens een voorlichtingsavond voor bewoners die gezondheidsklachten bij de GGD hadden gemeld. Een week voorafgaande aan het telefonisch benaderen is aan de bewoners een brief gestuurd waarin de enquête werd aangekondigd en toegelicht. Van de uitgekozen adressen zijn er stapsgewijs meer benaderd totdat er 100 bewoners mee wilden doen aan het woningonderzoek. Daarvoor zijn er 278 adressen benaderd. Van 137 bewoners zijn antwoorden verkregen op de enquête. De vragen over gezondheid werden gesteld over alle vaste bewoners van de woning. Daarvan hadden er 355 een leeftijd van 4 jaar of meer en 46 waren jonger dan 4 jaar. De gegevens van deze 46 jonge kinderen zijn niet verwerkt. In deze leeftijdsgroep bestaan gezondheidsproblemen bij 35% van degenen die een kinderdagverblijf bezoeken. Dit is 12% bij degenen die niet naar de kinderopvang gaan. Dit verband is statistisch significant (Cramer’s V = 0,266; p < 0,021). De gegevens van 1 woningonderzoek zijn niet in alle analyses betrokken omdat een belangrijk deel van de gegevens ontbreekt. Tenzij anders vermeld zijn ook van de telefonisch geïnterviewden ook niet de gegevens gebruikt uit alle 137 woningen, maar alleen die uit de onderzochte woningen.
Woningonderzoek DWA heeft 100 woningen onderzocht door middel van inspecties (‘opnames’) en metingen. Met het oog op de objectiviteit heeft DWA voorafgaand aan het woningonderzoek geen informatie gekregen over de gegevens uit de telefonische enquête, ook niet over welke adressen tot welke onderzoeksgroep behoorden. Deze blindering werd tijdens het woningonderzoek in veel gevallen teniet gedaan door mededelingen van bewoners. Om te beginnen heeft DWA een indruk verkregen van de woningtypen door een bezoek aan de wijk en aan de hand van de beschikbare verkoopbrochures van de woningen in het betreffende deel van Vathorst. Verder was informatie beschikbaar uit de bouwaanvraag bij de gemeente.
Project Ventilatie Vathorst
23
GGD Eemland
DWA heeft in een willekeurige volgorde afspraken gemaakt met bewoners op basis van de gegevens van OTB. Vervolgens zijn de woningen op afspraak bezocht. Eerst is een kort gesprek gevoerd om hen in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie te geven. Er is onder andere gevraagd naar klachten over het binnenmilieu, om daaraan bij het onderzoek extra aandacht te besteden.
Inspecties De bouwkundige beoordeling van de woningen is door DWA opgesteld volgens het handboek
Gezondheidskaart, opgesteld in opdracht van VROM (Bouwman 2004). Niet alle onderdelen van de Gezondheidskaart zijn toepasbaar op nieuwbouwwoningen. DWA heeft een selectie gemaakt van de items die relevant zijn voor de kwaliteit van het binnenmilieu. Ook zijn 2 aandachtspunten toegevoegd (G en H). A. Geluid B. Thermisch comfort: kans op tocht C. Luchtdichtheid van de buitenschil D. Vochtproblemen E. Factoren die invloed hebben op de luchtkwaliteit F. Vervuiling van het ventilatiesysteem G. Stand van handbediende toevoerroosters H. Verwisseling van toe- en/of afvoerroosters Om deze aspecten in beeld te brengen, is per woning een inspectie (‘opname”) uitgevoerd, waarbij waarnemingen zijn gedaan aan een reeks indicatoren. Deze indicatoren worden geacht een voorspellende waarde te hebben voor de kwaliteit van het binnenmilieu. Een overzicht van de onderzochte indicatoren staat in het hoofdstuk Methode en technieken.
Metingen Aanvullend aan de inspectie zijn in de woningen metingen uitgevoerd, gericht op de volgende aspecten van de kwaliteit van het binnenmilieu. 1. Geluidniveau in de woonkamer en de belangrijkste slaapkamer, veroorzaakt door installaties in de eigen woning, door contact via de bouwconstructie of door externe bronnen. 2. Luchtverversing in de woonkamer en de belangrijkste slaapkamer: capaciteit van de mechanische toevoer en afvoer in de hoogste stand van de ventilator; regelbaarheid; plaats van de opening en verdunningsfactor. Dit alles ter vergelijking met de voorschriften in het Bouwbesluit. Daarnaast de luchtstroom bij de andere ventilatorstanden. 3. CO2-concentratie in de woonkamer en de belangrijkste slaapkamer. 4. Luchttemperatuur in de woonkamer en de belangrijkste slaapkamer en relatieve luchtvochtigheid in de woonkamer en de belangrijkste slaapkamer. 5. Luchtsnelheid en turbulentie van lucht in de woonkamer en de belangrijkste slaapkamer. Turbulentie betreft veranderlijkheid van lage luchtsnelheden. Turbulentie kan een oorzaak zjn van tochtklachten.
Project Ventilatie Vathorst
24
GGD Eemland
6. Concentratie formaldehyde in de woonkamer. Een te hoge concentratie formaldehyde kan een oorzaak zijn van slijmvliesklachten en hoofdpijn Concentraties vluchtige organische stoffen (VOS) in de woonkamer. Een te hoge concentratie VOS kan een oorzaak zijn van slijmvliesklachten en vermoeidheid. Meting 3, 4 en 6 zijn uitgevoerd door gedurende minimaal een week in alle woningen te monitoren in de woonruimte. Meting 3 en 4 zijn ook gedaan in het belangrijkste slaapvertrek. De overige metingen zijn gedaan tijdens het opnemen van de woning. Nadere informatie over de metingen staat in het hoofdstuk Methoden en technieken.
Analyses De gegevens afkomstig van Bouw- en Woningtoezicht, van de telefonische enquête en van het woningonderzoek zijn in 1 bestand ondergebracht en geanalyseerd. DWA heeft een deel van de uitkomsten getoetst aan het Bouwbesluit en de vergunde situatie bij verlening van de bouwvergunning, voorzover dit vast te stellen was op basis van de uitgevoerde inspecties en metingen. OTB heeft de overige uitkomsten statistisch geanalyseerd. De resultaten zijn besproken in de commissie die in het voorwoord genoemd is. Daarna zijn door OTB aanvullende analyses uitgevoerd. De gebruikte methoden en technieken zijn nader omschreven in het hoofdstuk Weergave en statistiek.
Keuzes De verschillende bronnen van gegevens leveren in sommige gevallen tegenstrijdige informatie over de eigenschappen van de woning. De gegevens van Bouw- en Woningtoezicht zijn gebaseerd op de bouwvergunning en zijn soms niet actueel doordat tijdens de bouw is afgeweken van de vergunning of doordat de eigenaar of bewoner naderhand wijzigingen heeft aangebracht. Bouwtechnische kenmerken en binnenmilieu-indicatoren zijn daarom in de eerste plaats gebaseerd op de waarnemingen door DWA. De EPC-waarden zijn wel ontleend aan gegevens van Bouw- en Woningtoezicht.
Project Ventilatie Vathorst
25
GGD Eemland
Project Ventilatie Vathorst
26
GGD Eemland
4.
METHODEN EN TECHNIEKEN VAN DIT ONDERZOEK
Telefonische enquête De telefonische enquête is uitgevoerd door 3 medewerkers van OTB na training door en onder supervisie van de betrokken OTB-onderzoeker. Uit een lijst van geselecteerde adressen met telefoonnummers is gekozen door aselecte trekking binnen de betreffende onderzoeksgroep (stratum). Binnen een stratum zijn nummers in willekeurige volgorde gebeld. Eenmaal gebeld, werd het bellen tot 5 maal herhaald totdat een gesprek werd gevoerd. Gevraagd is om deelname van een op dat moment aanwezige volwassene die permanent op het adres woont. Dit is herhaald totdat het vooraf bepaalde aantal respondenten binnen het stratum werd gehaald. Het doornemen van de vragenlijst duurde ongeveer 40 minuten. Antwoorden op vragen zijn meteen ingevoerd in SPSS-database
Woningonderzoek Het onderzoek is uitgevoerd door 4 medewerkers van DWA. Kwaliteitsborging heeft plaats gevonden door toezicht van een senior onderzoeker.
Inspectie Het onderzoek omvat een honderdtal woningen en van elke woning is een bouwkundige beoordeling opgesteld. Deze beoordeling is gebaseerd op de Gezondheidskaart (Bouwman 2004). De Gezondheidskaart is een hulpmiddel, waarmee de technische kwaliteit van gebouwen op uniforme wijze kan worden vastgelegd, beoordeeld en gepresenteerd. De Gezondheidskaart is onderverdeeld in: kwaliteitsaspecten, deelaspecten en indicatoren. Kwaliteitsaspecten zijn bijvoorbeeld: thermisch comfort, geluid en luchtkwaliteit. Een deelaspect van bijvoorbeeld luchtkwaliteit is de luchtverversing van ruimten. De waardering van dit deelaspect gebeurt aan de hand van de indicator ventilatiecapaciteit. A. Visuele beoordeling of er problemen te verwachten zijn wat betreft geluidisolatie tussen woningen onderling. Geluid van de eigen installatie: zie onder Metingen. B. Thermisch comfort (c.q. tocht) met als indicatoren: •
ventilatierooster: handbediend, of geregeld door winddruk of sensor;
•
ventilatierooster: hoogte boven de vloer;
•
ventilatiesysteem: balansventilatie of luchttoevoer via roosters
•
kaderdichting van raamkozijnen;
•
bouwsysteem: beton, metselwerk of houtskeletbouw
•
glasoppervlak beneden en boven;
Project Ventilatie Vathorst
27
GGD Eemland
•
verwarmingssysteem: ketel, stadsverwarming, enz., in combinatie met afgiftesysteem, zoals radiatoren, vloerverwarming of luchtverwarming
•
isolatie vloer, gevel en dak.
C. Luchtdichtheid van de buitenschil van de woning. Metingen hiervan zijn bezwaarlijk voor de bewoners. Dit kan een negatief effect hebben op de bereidheid tot deelname aan het onderzoek Bovendien leveren dergelijke metingen zelden relevante informatie tenzij bij een inspectie al vermoed wordt dat er iets mis is. In afwijking van de Gezondheidskaart is de luchtdichtheid van de buitenschil daarom niet bepaald met metingen. Om de luchtdoorlatendheid te schatten zijn relevante indicatoren visueel beoordeeld. Ter verificatie van de conclusies van de inspectie zijn in 2 woningen metingen verricht. Omdat de woningen seriematig gebouwd zijn, worden er geen grote onderlinge verschillen verwacht tussen woningen uit een serie. D. Kansen op schimmel en mijten met als indicatoren: vochtplekken, koudebruggen, kruipluik en type begane-grondvloer: luchtdichtheid en warmteweerstand. E. Luchtkwaliteit in de woningen met de indicatoren: •
intensiteit van verkeer;
•
emissies van bouwmaterialen, luchtdoorlatendheid van de begane-grondvloer;
•
luchtverversing van ruimten: ventilatiecapaciteit, spuivoorzieningen, luchtdoorlatendheid van de buitenschil van de woning;
•
afstand buiten tussen afvoeren en toevoeren, kans op terugslag van verbrandingsgassen;
•
regelbaarheid ventilatievoorzieningen.
F. Vervuiling ventilatiesysteem; hierbij worden de volgende aspecten gekwalificeerd: •
kwaliteit van de luchtfilters en vervuiling inblaasventielen bij gebalanceerde ventilatie;
•
vervuiling afzuigventielen;
•
vervuiling van de roosters in de ramen bij systemen met toevoer via roosters;
•
indien mogelijk: vervuiling toevoer- en afvoerkanaal bij de balansventilatie-unit.
G. Stand van handbediende toevoerroosters. Dit wordt genoteerd bij zowel het eerste bezoek als het tweede bezoek, omdat de aangetroffen stand waarschijnlijk de meest gebruikte stand is. H. Verwisseling van toe- en/of afvoerroosters: visuele controle, omdat de ervaring leert dat mensen bepaalde typen roosters reinigen in bijvoorbeeld een sopje en ze vervolgens soms op onjuiste wijze terugplaatsen (rooster van woonkamer in de slaapkamer en vice versa). Bij elk huisbezoek zijn de bouwkundige aspecten en indicatoren als volgt onderzocht. Er is steeds per verdieping een plattegrond gemaakt, waarop belangrijke informatie is aangegeven, zoals de locaties van inblaas- en afzuigventielen en deuren. In gevallen waar tocht werd gemeld is ook de plaats van zitmeubelen opgetekend in de plattegrond. Tevens zijn opvallende observaties genoteerd. Tijdens het huisbezoek fungeert de plattegrond als checklist voor de uit te voeren metingen.
Project Ventilatie Vathorst
28
GGD Eemland
De plattegrond bevat namelijk een schema voor het invullen van meetwaarden van het geluidsniveau per ventiel en de ventilatiecapaciteit per ventilatiestand. De plattegrond is ook bedoeld als naslagwerk bij de verwerking van de opnamedata. De ventilatiecapaciteit van roosters en ramen is berekend conform NEN 1087. Daartoe zijn voor de woningen met toevoer via roosters zoveel mogelijk de technische gegevens van de daar gebruikte roosters achterhaald.
Metingen DWA heeft metingen uitgevoerd tussen november 2006 en april 2007. De metingen waren gericht op de volgende aspecten van de binnenmilieukwaliteit. 1. geluid 2. capaciteit van de mechanische ventilatie 3. CO2-concentratie 4. luchttemperatuur en luchtvochtigheid 5. luchtsnelheid en veranderlijkheid, en op basis daarvan de kans op tochthinder. 6. formaldehyde en VOS
1. Meting geluid Het geluidniveau van de eigen ventilatie en verwarming is in de woonkamer en meest gebruikte slaapkamer gemeten in alle drie standen van de mechanische ventilatie. In elke woning is het geluidniveau gemeten op 5 ver van elkaar gekozen posities in de woonkamer en in de hoofdslaapkamer. Van de 5 waarden is het gemiddelde berekend en gebruikt als gegeven voor de betreffende ruimte. Volgens het Bouwbesluit zijn in een woning geluidniveaus tot 30 dB(A) toegestaan als ze afkomstig zijn van installaties buiten de woning. Het Bouwbesluit stelt echter geen eis aan het geluidniveau afkomstig van installaties in de eigen woning. NEN 1070 (1999) geeft een spectrum van niet-wettelijke toetswaarden voor kwaliteitsniveaus voor de sterkte van geluid van o.a. ventilatiesystemen en verwarmingsinstallaties. In het algemeen worden geluidsniveaus onder 30 dB(A) als “zeer goed” aangemerkt en geluidsniveaus tot 35 dB(A) als “redelijk acceptabel”. Boven 35 dB(A) kan zich hinder voordoen, zoals verstoring van de nachtrust. In de huidige bouwpraktijk kan het geluidniveau van installaties binnen een nieuwe woning beperkt blijven tot 30 dB(A) volgens NEN 1070.
2. Meting capaciteit van de mechanische ventilatie Met uitzondering van ventielen op onbereikbare plaatsen, is bij elk ventiel gemeten hoeveel lucht er doorheen gaat wanneer het ventilatiesysteem in de hoogste stand staat. Deze
Project Ventilatie Vathorst
29
GGD Eemland
luchtstroom is het maximale debiet van dat ventiel in de instelling waarin dat ventiel is aangetroffen. Als een ventiel werd aangetroffen dat verkeerd was ingesteld, bijvoorbeeld geheel gesloten, dan is dat gecorrigeerd. Vervolgens is dan opnieuw de luchtstroom bepaald. De laatste uitkomst is niet verwerkt in de analyses. In de woonkamer en in de hoofdslaapkamer is tevens de luchtstroom gemeten van de ventielen in midden- en in laagstand. In de meeste gevallen bevond de keuken zich in hetzelfde verblijfsgebied als de woonkamer; daarom zijn ook de ventielen in deze ruimte in alle standen gemeten. De luchtstromen zijn conform NEN 1087 gemeten met een anemometer. Dit is een eenvoudig apparaat, waarmee de snelheid van een luchtstroom kan worden gemeten. De onnauwkeurigheid van dit meetinstrument wordt beïnvloed door de weerstand die de luchtstroom in het meetapparaat ondervindt. Uit onderzoek is gebleken dat dit voor zowel inblaas- als afzuigventielen het meest nauwkeurig te compenseren valt met de zogenaamde nuldrukmethode. Nuldrukcompensatie houdt in dat de weerstand van het meetapparaat door een ventilator wordt gecompenseerd. Daarom is in dit onderzoek gebruik gemaakt van een FlowFinder; dit apparaat werkt met nuldrukcompensatie. De ventilatiecapaciteit die het Bouwbesluit voorschrijft voor nieuwe woningen, hangt af van het vloeroppervlak (art 3.48). Het voorschrift gaat ervan uit dat het niet wenselijk is dat de CO2-concentratie hoger wordt dan 1200 ppm. Daarvoor is het nodig per persoon minimaal 7 dm3/s lucht te verversen. Het Bouwbesluit eist voor kleine verblijfsruimten een absolute ondergrens van 7 dm3/s. De ventilatie-eisen van het Bouwbesluit staan beschreven in een praktijkgids (Valk 2005). Tijdens de vergunningverlening en de bouw moet voldaan worden aan de nieuwbouweisen die op dat moment gelden volgens het Bouwbesluit. Daarna kan men er vanuit gaan dat gebouwen niet in kwaliteit mogen verminderen tot onder het niveau waarop de bouwvergunning is verleend. Dit ‘rechtens verkregen niveau’ kan een maatstaf zijn voor het treffen van voorzieningen. Om een eigenaar te verplichten aan het rechtens verkregen niveau te voldoen, vereist echter ook dat gemotiveerd wordt waarom dat niveau noodzakelijk is voor bijvoorbeeld de gezondheid.
3. Meting CO2-concentratie, In de onderzochte woningen zijn CO2-loggers geplaatst op een hoogte van 0,6 tot 1,5 meter op een kast in de woonkamer en in de slaapkamer van de hoofdbewoner. Deze zelfregistrerende en zelfijkende meetapparaten van het type Telaire werken met infrarooddetectie. De metingen hebben plaatsgevonden gedurende een week. In woningen zijn geen CO2concentraties te verwachten die op zich de gezondheid aantasten, maar een relatief hoog gehalte vormt een indicatie van een tekortschietende luchtverversing tijdens de aanwezigheid
Project Ventilatie Vathorst
30
GGD Eemland
van bewoners. Zij ademen CO2 uit. Bij een goede ventilatie is de verhoging van de CO2concentratie van de binnenlucht beperkt ten opzichte van de concentratie in de buitenlucht. Als referentie heeft DWA af en toe CO2-concentratie van de buitenlucht in het onderzoeksgebied gemeten. De gehaltes lagen buiten tussen 500 en 700 ppm. In een ruimte waarin geen personen aanwezig zijn, is de CO2-concentratie geen adequate indicator voor de luchtkwaliteit. Weliswaar leidt een slechte luchtkwaliteit op dat moment niet tot riskante blootstelling, maar diverse verontreinigingen nemen in concentratie toe bij een geringe ventilatie. Iemand die daarna de betreffende ruimte betreedt, wordt wel hoog blootgesteld terwijl de CO2-concentratie laag is.
4. Meting luchttemperatuur en luchtvochtigheid, De CO2-loggers registreren ook de luchttemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid. De relatieve luchtvochtigheid is een grootheid die aangeeft in welke mate de lucht verzadigd is met waterdamp. Als de relatieve luchtvochtigheid 100% is, kan de lucht niet meer waterdamp opnemen zonder dat condensatie optreedt. Een lage relatieve luchtvochtigheid kan bijdragen aan een droog gevoel en slijmvliesklachten door een geringe luchtverversing. De behaaglijkheid van het binnenklimaat hangt sterk af van de temperatuur en de relatieve luchtvochtigheid. Een maat voor de kans dat men zich comfortabel voelt is het thermisch
comfort. Om het thermische comfort te schatten, is gebruik gemaakt van de criteria in NENEN-ISO 7730 (NNI 2005). De criteria zijn eigenlijk bedoeld voor werknemers in een kantoorsituatie. Er is geen goed onderbouwde norm voor temperatuur en vochtigheid in woningen.
5. Meting kans op tochtklachten Tocht is een subjectief begrip en is daarom niet te meten. In kantoorsituaties kan op basis van bepaalde factoren redelijk worden voorspeld hoeveel procent van de werknemers tochtklachten hebben; dit is de ‘draught rating’ (DR). Die factoren zijn temperatuur, gemiddelde luchtsnelheid en veranderingen in de luchtsnelheid (Fanger 1988). Een draught
rating tot 10% is als acceptabel te beschouwen volgens het ISSO handboek installatietechniek. Voor woningen is niet precies bekend bij welke omstandigheden tochtklachten optreden. Het is aannemelijk dat ook daar luchttemperatuur en luchtbeweging de belangrijkste factoren zijn. Daarom wordt voor woningen vaak gebruik gemaakt van dezelfde uitgangspunten als in kantoorsituaties. In de onderzochte woningen zijn de genoemde factoren gemeten. Hierbij zijn gemiddelde waarden over een periode van 3 minuten vastgelegd. Hiermee is als volgt de draught rating berekend, overeenkomstig NEN-EN-ISO 7730 (NNI 2005)
DR = (34 – ta)*(v – 0,05)0,62 (0,37*v*Tu + 3,14) -
DR = het percentage ontevredenen;
-
ta
1
= de luchttemperatuur [in °C]
Project Ventilatie Vathorst
31
GGD Eemland
-
v
= de plaatselijke gemiddelde luchtsnelheid [in m/s]
- Tu = de plaatselijke turbulentie-intensiteit [in %], gedefinieerd als de verhouding van de standaarddeviatie van de lokale luchtsnelheid en de lokale gemiddelde snelheid.
6. Meting formaldehyde formaldehyde en VOS Metingen van de concentraties van formaldehyde en vluchtige organische stoffen (VOS) zijn uitgevoerd door een badge-vormige passieve sampler van het merk SKC, type UMEX-100 (formaldehyde) en 3M type 3500 (VOS) gedurende een week open te stellen in de woonkamer tussen 1,8 en 2,3meter hoogte op een plaats met voldoende luchtbeweging, maar niet vlakbij een ventilatieopening. Na een week zijn de absorptie-badges afgesloten en bij 7 graden bewaard en binnen 5 dagen met GC-MS geanalyseerd door RPS Analyse te Hoogeveen. De gecertificeerde meetrapporten liggen ter inzage bij de GGD Eemland. Formaldehyde is o.a. afkomstig van houtproducten zoals spaanplaat, verbranding en chemische reacties van geurstoffen met ozon. Formaldehyde kan klachten van slijmvliezen en huid veroorzaken, evenals hoofdpijn e.d.
VOS zijn o.a. afkomstig van oplosmiddelen, lijmen, verven en van kunststoffen in vloerbedekking, enz. VOS kan o.a. bijdragen aan slijmvliesklachten en onwelbevinden.
Project Ventilatie Vathorst
32
GGD Eemland
5.
WEERGAVE EN STATISTIEK
Frequentie Eerst is de frequentie van de gegevens uit de telefonische enquête en van het woningonderzoek vastgelegd, uitgesplitst in de 3 onderzoeksgroepen. De resultaten worden voor een groot deel gepresenteerd in de vorm van kruistabellen. Daarin worden per rij en per kolom totalen van de betreffende variabele weergegeven. Het komt voor dat het totaal van dezelfde variabele verschilt per tabel. De oorzaak daarvan is gelegen in ontbrekende waarnemingen of ongelijke aantallen waarnemingen per variabele. Zo kunnen antwoorden op enquêtevragen ontbreken omdat de geïnterviewde het antwoord niet weet of niet wil zeggen. Bij metingen kunnen waarden ontbreken doordat bijvoorbeeld een meting niet uitgevoerd kan worden (zoals in gevallen dat een ventiel vlak boven een keukenkastje zit, waardoor de meetapparatuur niet goed kan worden geplaatst). Voor het berekenen van verbanden tellen alleen de woningen mee waarin beide variabelen bekend zijn. Het totaal aantal waarnemingen van een bepaalde variabele in een kruistabel hangt dus mede af van het aantal waarnemingen van de andere variabele in dezelfde kruistabel. Voor leesbaarheid zijn alleen de relevante gegevens in de tekst van het rapport opgenomen. De meeste tabellen staan in aparte bijlagen. Daar zijn ze ingedeeld naar de volgende onderwerpen. A. Algemene woningkenmerken B. Leefsituatie C. Woongedrag D. Ventilatiegedrag E. Comfortklachten F. Gezondheidsklachten G. Binnenmilieu parameters H. Inspectie I.
Metingen
J.
Resultaten: statistisch significante verbanden van comfortklachten en type ventilatiesysteem
K. Resultaten: statistisch significante verbanden van gezondheidsklachten en type ventilatiesysteem
Statistische toetsing Statistische bewerkingen zijn door OTB uitgevoerd met SPSS-software. De keuze van de statistische tests hangt mede af van de aard van meetschaal van de variabelen. Veel variabelen in dit onderzoek zijn van nominale aard (bijvoorbeeld de energiebron voor koken is gas of elektra). Andere variabelen zijn continu numeriek (zoals geluidniveau, DR-waarden en luchtstroom). Sommige variabelen zijn dichotoom van aard (met als uitkomst bijvoorbeeld ja of nee).
Project Ventilatie Vathorst
33
GGD Eemland
Wat betreft statistische tests staan twee categorieën ter beschikking, namelijk parametrische en non-parametrische tests. Voorwaarden om een non-parametrische test te gebruiken zijn de volgende. 1. De scores bevinden zich op ten hoogste een nominale of ordinale schaal. 2. De scores zijn kwalitatief, of kwantitatief en mogen discreet of continue zijn. 3. De scoreverdeling is (vermoedelijk) niet-normaal verdeeld (non-Gaussian). 4. Er zijn per testgroep hoogstens 3 tot 12 scores aanwezig. In dit onderzoek zijn non-parametrische tests gebruikt omdat: -
Het aantal waarnemingen beperkt is;
-
De scores vaak in een nominale schaal zijn uitgedrukt;
-
De scores vrijwel altijd scheef verdeeld zijn
Overigens was een gering aantal scores per cel (minder dan 3) meestal de belangrijkste reden dat verbanden niet toetsbaar waren. De presentatie van resultaten vindt overwegend plaats in de vorm van kruistabellen. Om praktische redenen is bij het analyseren van de resultaten de Cramer’s V test gebruikt, tenzij anders vermeld is. Deze test geeft informatie over de sterkte van de samenhang, in tegenstelling tot de chikwadraat-test die alleen informatie geeft over de significantie. De waarde van V ligt tussen 0 en 1; V = 0 betekent geen samenhang en V = 1 betekent een volledige samenhang. Cramers V-test is geschikt voor nominale categorieën, maar niet voor variabelen met ordinale meetschalen (Buijs 2005). Bovendien is deze test bruikbaar als de kruistabel meer velden heeft dan 2 x 2. Na vaststelling van statistisch significante verbanden tussen gezondheidsklachten en binnenmilieuparameters/woningkenmerken zijn odds ratio’s (OR) bepaald door logistische regressieanalyse. Daarbij zijn meerdere verklarende variabelen in onderling verband getoetst. Deze OR-waarde geeft de relatieve toename van de klachten bij aanwezigheid van de betreffende binnenmilieu-conditie ten opzichte van het aantal klachten wanneer de betreffende conditie niet geldt of afwezig is. Voor toepassing van logistische regressie geldt als voorwaarde dat de afhankelijke variabele (in dit geval de gezondheidsklacht) dichotoom is; dat wil zeggen: komt de klacht in de betreffende woning voor of niet. De statistisch niet-significante verbanden worden over het algemeen niet in het rapport vermeld. Ook niet vermeld zijn verbanden tussen gezondheidsklachten onderling, tussen comfortklachten onderling en tussen woningkenmerken en binnenmilieu parameters onderling. Zo bestaat uiteraard een sterk verband tussen bijvoorbeeld neusklachten en verkoudheid. Dergelijke verbanden worden niet besproken omdat ze niet relevant zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag.
Project Ventilatie Vathorst
34
GGD Eemland
6.
UITKOMSTEN
Er zijn veel gegevens verzameld. In de bijlagen staat een volledige weergave. In hoofdstuk 6 staan alleen de opvallende uitkomsten en de uitkomsten die van belang zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. Voor de overzichtelijkheid zijn de uitkomsten ingedeeld in 8 hoofdstukken. 6.2 en 6.3 bevatten gegevens uit de telefonische enquête. 6.4 bevat gegevens uit het woningonderzoek. De andere hoofdstukken bevatten gecombineerde gegevens. 6.5 is gericht op de vraag of de woningen voldoen aan de wettelijke eisen. 6.6, 6.7 en 6.8 bevatten de uitkomsten van de statistische analyse. Een consequentie van deze indeling is dat sommige onderwerpen in meer dan één deelhoofdstuk voorkomen, bijvoorbeeld hinder van geluid, gemeten geluid, en samenhang tussen type ventilatiesysteem en geluid. In de eerste drie deelhoofdstukken zijn de gegevens vooral per onderzoeksgroep uitgesplitst. In de andere deelhoofdstukken zijn ze uitgesplitst naar ventilatiesysteem. 6.1
Kenmerken van de onderzochte woningen en bewoners
6.2
Gezondheidsproblemen
6.3
Woongedrag en tevredenheid
6.4
Binnenmilieu: inspectie en metingen
6.5
Conformiteit van de huidige situatie
6.6
Samenhang woningkenmerken ~ binnenmilieu
6.7
Samenhang woningkenmerken ~ gezondheid
6.8
Samenhang binnenmilieukwaliteit ~ gezondheid
Project Ventilatie Vathorst
35
GGD Eemland
6.1.
KENMERKEN VAN DE ONDERZOCHTE WONINGEN WONINGEN EN BEWONERS
In dit hoofdstuk is beschreven wat de eigenschappen zijn van de onderzochte woningen en bewoners en of er onderling verschillen bestaan tussen de drie groepen (strata) waaruit de steekproef is opgebouwd. In de paragraaf Steekproef van het hoofdstuk Opzet van het
onderzoek is de selectie beschreven van onderzoeksgroepen: casusgroep, gematchte groep en controlegroep.
Respons Voor de enquête zijn in het totaal 278 adressen telefonisch benaderd. Bij 137 is een telefonische vragenlijst ingevuld. De respons komt daarmee op 49% en de non-respons op 51%. De meest voorkomende redenen om niet mee te doen waren: geen interesse, doet nooit mee aan telefonische enquêtes, andere bezigheden. Het is niet bekend of de woningen van de responders verschillen van die van de non-responders omdat van de laatsten geen betrouwbare gegevens verzameld konden worden. Er zijn in 100 woningen inspecties en metingen uitgevoerd waarvan bij 99 ook een bruikbare telefonische vragenlijst beschikbaar is. Deze 99 woningen hebben 278 bewoners van 4 jaar en ouder. Van de 36 bewoners die zich aanvankelijk bij de GGD hadden gemeld met gezondheidsklachten, hebben er 25 deelgenomen aan het onderzoek.
Algemene kenmerken kenmerken van woningen en bewoning De uitkomsten van de enquête zijn weergegeven in bijlage 2; de gegevens over de woningen en de bewoning staan in tabellen in deel A daarvan. •
67% zijn koopwoningen en 33 % huurwoningen (tabel A3).
•
97% zijn eengezinswoning en 3% is een flatwoning (tabel A4).
•
Van de eengezinswoningen is 65% van het type “tussenwoning”, met veel lagere percentages hoekwoningen, twee-onder-een-kap en vrijstaande woningen (tabel A5).
•
5% heeft een open keuken (tabel B4).
•
58% van de woningen heeft 2 tot 4 kamers; 42% meer dan 4 kamers (tabel B2)
•
84% heeft 2, 3 of 4 bewoners. (tabel B1).
•
Het gemiddelde aantal bewoners is 2,9 per huis.
•
50% van de woningen is korter dan 2,75 jaar bewoond; 50% langer dan 2,75 jaar (tabel A1).
•
98% van de woningen wordt bewoond door de eerste bewoner (tabel A2).
De woningen in de controlegroep zijn gemiddeld circa 1 jaar jonger dan in de beide andere groepen (bijlage A). De controlegroep bevat 72% koopwoningen tegen gemiddeld 60% in beide andere groepen. Verder zijn er geen significante verschillen in woningkenmerken tussen de onderzoeksgroepen.
Project Ventilatie Vathorst
36
GGD Eemland
Karakteristieken van bewoners In bijlage 2 deel B staan de uitkomsten van de enquête die betrekking hebben op de bewoners. De steekproef heeft de volgende algemene kenmerken. •
7% alleengaanden en 27% tweepersoonshuishoudens zonder kinderen, 65% gezinnen met 2 ouders en 1 of meer kinderen; 1% éénouder gezinnen (tabel B5).
•
De gemiddelde leeftijd van de hoofdbewoner(s) is 37 jaar (jongste 23 en oudste 69 jaar);
•
In 32% van de woningen woont 1 kind jonger dan 4 jaar; in 3% wonen er 2 kinderen uit
6% is ouder dan 55 jaar (tabel B6, B7 en B8) die leeftijdsgroep (tabel B8) •
55% van de woningen heeft een bewoner ouder dan 55 jaar (tabel B10).
Er zijn weinig verschillen in karakteristieken tussen de onderzoeksgroepen onderling. De controlegroep bevat iets meer tweepersoonshuishoudens dan de andere groepen. De geïnterviewden van de casusgroep zijn wat vaker weinig uren van huis en hun partner is minder vaak lang van huis. Deze verschillen zijn echter niet significant. De modale woonsituatie in de steekproef is dus een tussenwoning met vier kamers, bewoond door echtpaar tussen de dertig en veertig jaar oud met 1 of 2 kinderen.
Sociaal-economische status Het is bekend dat in het algemeen een sterke relatie bestaat tussen sociaal-economische status (SES)en gezondheid. Daarom moet worden nagegaan of verschillen in gezondheid het gevolg zijn van verschillen in (SES). In dit onderzoek is niet naar het gezinsinkomen gevraagd. Wel zijn gegevens verzameld over woningtype en aantal kamers per woning en eigendom: huur of koop. Deze parameters zijn te beschouwen als indicatie voor de SES van de bewoners. Er is nagegaan of er een statistisch verband is tussen deze parameters en gezondheidsklachten. Dergelijke verbanden bleken niet aanwezig te zijn. Dit is mogelijk te verklaren door de relatief geringe verschillen in welstand tussen de bewoners van de onderzochte woningen. Het betekent dat er in de steekproef waarschijnlijk geen verschillen in SES bestaan die een aanzienlijke invloed hebben op de gezondheid.
Balansventilatie Balansventilatie Van de 100 onderzochte woningen hebben er 52 een gebalanceerde ventilatie en 48 een mechanische afzuiging met luchttoevoer via roosters (tabel 2). De verdeling over de 3 groepen waaruit de steekproef is opgebouwd, blijkt dus te zijn zoals hij bedoeld was. Zowel de casusgroep als de gematchte groep bevat vooral woningen met balansventilatie (88% resp. 89%) terwijl de woningen in de controlegroep vooral toevoer via roosters hebben (88%). Bij sommige deelnemers bleek bij het woningonderzoek een ander ventilatiesysteem aanwezig dan ze zelf dachten. Dit was onder andere het geval in de 3 woningen met balansventilatie in de casusgroep.
Project Ventilatie Vathorst
37
GGD Eemland
tabel 2 Verdeling van typen ventilatiesystemen over de onderzoeksgroepen Ventilatiesysteem (naar DWA) Stratum casus Toevoer via roosters
aantal % in stratum
Balansventilatie
aantal % in stratum aantal % in stratum
Totaal
totaal
3
gematcht 3
controle 42
12,0%
11,5%
87,5%
48,5%
22 88,0% 25 100,0%
23 88,5% 26 100,0%
6 12,5% 48 100,0%
51 51,5% 99 100,0%
48
EPC De verdeling van de waarden van de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) over de woningen in de steekproef benadert goed de streefverhouding van fifty-fifty. 46% heeft een EPC tussen 0,74 en 0,81; 54% en EPC tussen 0,81 en 0,96. De EPC-waarden zijn gelijkmatig verdeeld over de groepen waaruit de steekproef is opgebouwd (tabel 3). tabel 3 EPC-klasse per onderzoeksgroep EPC (naar BWT) casus EPC <= 0,81 EPC > 0,81 Totaal
aantal % in Stratum aantal % in Stratum aantal % in Stratum
9 39,1% 14 60,9% 23 100,0%
Stratum gematcht 14 53,8% 12 46,2% 26 100,0%
controle 22 45,8% 26 54,2% 48 100,0%
totaal 45 46,4% 52 53,6% 97 100,0%
Andere kenmerken van de woningen De meeste kenmerken die zijn vastgelegd in het woningonderzoek, vertonen geen significante verschillen tussen de 3 onderzoeksgroepen onderling. Bijvoorbeeld de indicator voor tochtklachten (kaderdichting van ramen en deuren) uit de Gezondheidskaart toont geen verband met de onderzoeksgroepen. De geluidniveaus gemeten in de woonkamer en grootste slaapkamer tonen wel verschillen tussen de onderzoeksgroepen. In stand 3 is het geluidniveau in de casusgroep vaker hoog, bijvoorbeeld in de slaapkamer significant vaker hoger dan 35 dB(A) met Cramer’s V = 0,357 en P < 0,003 (tabel G6 in deel G van bijlage 2). Dit is het gevolg van het hoger percentage woningen met balansventilatie in de casusgroep; dit is uitgewerkt in hoofdstuk 6.3.
Project Ventilatie Vathorst
38
GGD Eemland
In de controlewoningen is wat minder vocht/schimmel geconstateerd, maar het verschil is in deze steekproef niet significant. Hetzelfde geldt ten aanzien van het percentage van de tijd dat de CO2-concentratie in de lucht hoger is dan 700 resp. 1200 ppm. Het voorspelde percentage personen met tochtklachten, zoals berekend op basis van gemeten luchtsnelheden, temperaturen en turbulentiegraden, geeft evenmin significante verschillen te zien tussen de strata of kon niet worden getoetst wegens een te laag aantal waarnemingen per cel.
Locatie De onderzochte woningen liggen in het noordwestelijke deel van de wijk Vathorst tussen de Bergenboulevard en de Laakboulevard in de deelgebieden de Velden en Het Lint. De betreffende woningen liggen aan straten met alleen bestemmingsverkeer. Deze woningen liggen ongeveer 0,5 tot 1,5 km ten noordoosten van de A1en ongeveer 1 tot 2 km ten westen van de A28. De meeste van de bij de GGD gemelde klachten komen uit de omgeving van de A1.
Project Ventilatie Vathorst
39
GGD Eemland
6.2.
GEZONDHEIDSPROBLEMEN
In de telefonische enquête is aan de geïnterviewden gevraagd een oordeel te geven over de eigen gezondheid in het algemeen. 12% van de geënquêteerde personen vindt de eigen gezondheid in het algemeen erg goed of uitstekend. In de casusgroep is dit 0%, in de gematchte groep 12% en in de controlegroep 19%. Dit verschil is statistisch significant (Cramer’s V = 0,266; P < 0,13). Dit is een direct gevolg van de opbouw van de steekproef. Het bevestigt dat de opzet geslaagd is. In de enquête is per bewoner naar gezondheidsproblemen gevraagd. Bij iedere klacht is gevraagd of deze in ernst afnam of verdween tijdens verblijf buitenshuis, vakanties e.d. Klachten die niet afnamen zijn buiten de analyses gehouden. De wel geanalyseerde klachten zijn te beschouwen als woninggebonden. Astma is alleen genoteerd als de bewoner zegt dat een arts deze diagnose heeft gesteld en dat het medicijngebruik sinds het verblijf in de woning is toegenomen. De overige vermeldingen van astma blijven buiten beschouwing. Telkens wakker worden door een baby of een andere niet-woninggebonden factor, is niet genoteerd als een doorslaapprobleem, omdat dit in de context van dit onderzoek niet van belang is.
In tabel 4 is weergegeven in hoeveel procent van de woningen tenminste 1 van de bewoners een gezondheidsprobleem heeft dat genoemd is in de telefonische vragenlijst. De percentages lijken hoog. Dat komt mede doordat niet alleen de gezondheidsproblemen van de geënquêteerde persoon meetellen maar ook van de gezinsleden. tabel 4 Percentage woningen met tenminste 1 bewoner met een gezondheidsprobleem Gezondheidsproblemen
casus
gematcht
controle
totaal
Verstopte neus, loopneus of verkoudheid
29
22
12
19
Hooikoorts
24
23
8
16
Piepende ademhaling, kortademigheid, benauwdheid
29
17
8
15
Astma-aanvallen
20
15
0
9
Keelpijn
44
15
8
19
Vermoeide of tranende ogen
48
31
15
27
8
4
4
5
Hoofdpijn
52
27
13
26
Concentratieproblemen
16
15
8
12
Extreme vermoeidheid
52
27
13
26
Doorslaapproblemen
56
19
17
27
Droge, jeukende,of prikkelende huid
20
8
8
11
Spierpijn
20
8
2
8
Irritatie van contactlenzen
Project Ventilatie Vathorst
40
GGD Eemland
Met de gegevens is ook berekend in welke woning geen één van de gezondheidsproblemen voorkomt, of één of meer ervan. Tabel 5 toont de verdeling van gezondheidsklachten over de onderzoeksgroepen. In de casusgroep komen 3 woningen voor waarin geen gezondheidsproblemen zijn. Dat is opmerkelijk omdat de casusgroep bestaat uit personen die zich met een gezondheidsklacht bij de GGD hebben gemeld. Tijdens de voorlichtingsavond voorafgaand aan de enquête hebben zich nog bewoners aangemeld. Daartussen zaten kennelijk een paar mensen die graag hun woning onderzocht wilden hebben, maar zelf geen klachten hebben.
tabel 5 Percentage woningen met wel of geen gezondheidsproblemen Gezondheidsproblemen in telefonische enquête Stratum casus
totaal
3
gematcht 11
controle 22
12,0%
42,3%
45,8%
36,4%
22 88,0% Totaal 25 100,0% Sterkte van het verband: Cramer´s V = 0,296; significantie: p < 0,013
15 57,7% 26 100,0%
26 54,2% 48 100,0%
63 63,6% 99 100,0%
Geen gezondheidsprobleem
aantal % in stratum
Eén of meer gezondheidsproblemen
aantal % in stratum aantal % in stratum
36
Van de geënquêteerde bewoners heeft 44% het idee dat gezondheidsproblemen van henzelf of hun medebewoners te maken hebben met de woning; in de casusgroep is dit 92%, in de gematchte groep 52% en in de controlegroep 15% (tabel 6). tabel 6 Percentage geënquêteerden dat de woning beschouwd als oorzaak van gezondheidsproblemen Heeft u het idee dat eventuele gezondheidsklachten te Stratum maken hebben met uw woning? totaal casus gematcht controle Ja aantal 22 13 7 42 % in stratum Nee
91,7%
aantal
52,0%
15,2%
44,2%
2
12
39
53
8,3%
48,0%
84,8%
55,8%
24 100,0% Sterkte van het verband: Cramer’s V = 0,634; significantie: p < 0,000
25 100,0%
46 100,0%
95 100,0%
% in stratum Totaal
Project Ventilatie Vathorst
aantal % in stratum
41
GGD Eemland
6.3.
WOONGEDRAG EN TEVREDENHEID
De kwaliteit van de binnenlucht hangt af van de bronnen van verontreiniging en van de mate van luchtverversing. De bewoner heeft invloed op zowel bronnen van verontreiniging als op de luchtverversing. Veel verontreinigingen van de binnenlucht zijn afkomstig van mensen en huisdieren, en van woongedrag (roken, koken, stoken, enz.) Daarom is nagegaan of er verschillen zijn in aantallen bewoners of huisdieren en in woongedrag. In de telefonische enquête zijn aan het woongedrag onder andere de volgende factoren onderscheiden. •
Verbouwingen of aanpassingen van de woning
•
Ventileergedrag: ramen openen, filters vervangen
•
Koken op gas
Aantallen bewoners en huisdieren Bijna de helft van de woningen heeft 0,5 – 1 inwoner per kamer; een kwart heeft er 0 – 0,5 en een kwart heeft er 1 – 1,8 (tabel B3 in deel B van bijlage 2). In de casusgroep is deze bewonersdruk iets hoger dan in beide andere groepen, maar het verschil is niet significant. Het aantal huisdieren per woning verschilt niet tussen de onderzoeksgroepen.
Verbouwingen en aanpassingen van de woning In de enquête zijn verbouwingen geïnventariseerd omdat ze invloed kunnen hebben op de ventilatie. De ventilatiecapaciteit kan onvoldoende worden door bijvoorbeeld een uitbouw of doordat een ruimte een andere bestemming krijgt dan waarvoor hij oorspronkelijk ontworpen is. In de casusgroep is op 3 adressen een dakkapel geplaatst, terwijl dat in de andere onderzoeksgroepen elk maar in 1 gebeurd is (tabel C1 in deel C van bijlage 2). Door het geringe aantal per groep is niet toetsbaar of dit verschil statistisch significant is. In de casusgroep is op 4 adressen het ventilatiesysteem gewijzigd. Ook dit aantal is te klein om te toetsen. In 15 woningen is op zolder een slaapkamer gemaakt. De verschillen tussen de onderzoeksgroepen zijn niet significant. Dat geldt ook voor het wijzigen van de indeling in 20 woningen, bijvoorbeeld door het verwijderen van wanden of het plaatsen van een uitbouw.
Ventileergedrag Ventileergedrag De uitkomsten van de enquête die betrekking hebben op het gebruik van de ventilatievoorzieningen, zijn weergegeven in deel D van bijlage 2. Uit de gegevens blijkt dat bewoners in de casusgroep en de gematchte groep vaker filters schoonmaken en vervangen dan in de controlegroep. Dat is logisch omdat de filters vooral
Project Ventilatie Vathorst
42
GGD Eemland
voorkomen bij balansventilatie en dit systeem het meest aanwezig is in de casusgroep en de gematchte groep. Zowel in de woonkamer als de slaapkamer zetten bewoners in de controlegroep vaker roosters en ramen open dan bij de gematchte en casusgroep. Dit is te verwachten omdat de woningen in de controlegroep vooral via roosters lucht toevoeren. Het is echter wel opmerkelijk dat in de gematchte groep en in de casusgroep toch nog 60%, respectievelijk 46% van de bewoners zegt de ramen in de slaapkamer continu open te hebben, terwijl de meeste woningen in deze groepen balansventilatie hebben. De mechanische ventilatie heeft in alle woningen 3 schakelstanden: laagstand (1), middenstand (2) en hoogstand (3). Het gebruik van de schakelstanden is bij alle drie de groepen ongeveer gelijk. Van de bewoners denkt 20% dat het ventilatiesysteem automatisch werkt en niet bediend hoeft te worden. Ook anderen gebruiken meestal stand 1, niet alleen wanneer er niemand thuis is (tabel 7). Gedurende de nacht staat het systeem in bijna 90% van de woningen op stand 1. Tijdens het woningonderzoek vertelde 12% van de bewoners nooit een andere schakelstand te kiezen. In de gesprekken tijdens het woningonderzoek ontstond de indruk dat de bewoners de standenschakelaar bewuster lijken te gebruiken in woningen met luchttoevoer via roosters dan in woningen met balansventilatie. Mogelijk komt dit doordat balansventilatie meer geluidsoverlast veroorzaakt. Bij de meeste bewoners zijn er diverse aanleidingen om de ventilatie tijdelijk in een hogere schakelstand te zetten. Uit de telefonische enquête blijkt dat stand 2 of 3 wordt ingeschakeld tijdens koken en douchen in ongeveer 65% van de woningen. Tijdens roken of visite gebruikt 18% stand 2 of 3. In 35 resp. 72 % van de woningen blijft ook dan nog de ventilatie op de laagstand staan.
tabel 7 Schakelstand overdag terwijl er iemand thuis is zonder visite en niemand rookt, kookt of douchet Totaal Stratum Stand van de schakelaar van de mechanische ventilatie Casus Stand 1 (laag)
aantal % in stratum aantal
Gematcht
Controle
18
20
42
80
78,3%
80,0%
89,4%
84,2%
Stand 2 (midden)
5
5
5
15
% in stratum
21,7%
20,0%
10,6%
15,8%
Totaal
aantal % in stratum
23 100,0%
25 100,0%
47 100,0%
95 100,0%
De hoogstand wordt gebruikt in 50% van de woningen tijdens koken en douchen, en in 10% tijdens roken of visite. Tijdens het koken staat in 50% van de woningen de wasemkap aan. Enkele huishoudens met balansventilatie (type D) heeft het ventilatiesysteem geheel uitgeschakeld. Deze mensen hebben zich volledig afhankelijk gemaakt van natuurlijke ventilatie en ventileren hun huis met ramen of deuren die eigenlijk bedoeld waren om te luchten (kortdurend wijd open). Dit kan gemakkelijk leiden tot een tekort aan luchtverversing.
Project Ventilatie Vathorst
43
GGD Eemland
Ramen In de telefonische enquête zegt 66% van de bewoners van woningen met luchttoevoer via roosters altijd roosters en/of ramen in de woonkamer open te houden in het stookseizoen. Voor de slaapkamer is dit 77%. De enquête is voor een deel voor het stookseizoen uitgevoerd. Tijdens het woningonderzoek in het stookseizoen bleken regelmatig een of meer ramen open te staan volgens waarnemingen van de onderzoekers. Zij vonden dat dit een duidelijke positieve invloed had op hun eigen beleving van de kwaliteit van de binnenlucht. Een deel van de bewoners klaagt over het geringe aantal draai- of kiepramen in huis. In veel gevallen heeft men slechts de beschikking over een schuifpui, openslaande buitendeuren of de ramen die open kunnen, zijn heel groot. Bewoners klagen daarover omdat ze liever een klapraampje openzetten dan een groter raam. Men zegt het prettig te vinden om ramen open te kunnen zetten. In een aantal gevallen heeft de projectontwikkelaar het volgens de bewoner expliciet verboden om een raam te openen, omdat dit “slecht voor het ventilatiesysteem” zou zijn.
Filters Uit de telefonische enquête blijkt dat in meer dan de helft van het aantal huishoudens de toevoerfilters 4 of meer keren per jaar gereinigd worden en meer dan een keer per jaar vervangen. 8% zegt de filters nog nooit vervangen te hebben en ook 8% heeft dat eenmaal in 2-3 jaar gedaan. Uit de contacten met bewoners tijdens het woningonderzoek blijkt dat een deel van de bewoners zich bewust is van het belang van het reinigen van de filters, maar een deel niet.
Koken op gas In woningen van de casusgroep (68%) en de gematchte groep (69%) kookt men significant (Cramer’s V = 0,374; P < 0,000) vaker op gas dan in de controlegroep (31%). De relatie tussen koken op gas en type ventilatie toont exact dezelfde uitkomsten.
Overig woongedrag De overige aspecten van woongedrag (in huis roken; frequentie van koken, douchen en wassen; plaats en wijze van wasdrogen; gebruik van open haard, luchtbevochtiger en geurmiddelen; soort vloerbedekking in woonkamer en slaapkamer) zijn gelijkmatig over de onderzoeksgroepen verdeeld en de onderlinge verschillen zijn dus niet significant.
Project Ventilatie Vathorst
44
GGD Eemland
Tevredenheid Uit de telefonische enquête blijkt dat de bewoners in de controlegroep overwegend tevreden zijn met hun ventilatiesysteem, terwijl bewoners in de casusgroep en gematchte groep significant minder tevreden zijn: ruim 60% van de casusgroep is ontevreden tot zeer ontevreden (tabel 8a). Hun belangrijkste grieven zijn: o
lawaaioverlast door het ventilatiesysteem;
o
tocht door het ventilatiesysteem;
o
de binnenlucht ruikt niet fris.
tabel 8a Tevredenheid over het ventilatiesysteem weergegeven per onderzoeksgroep Hoe tevreden bent u met uw ventilatiesysteem? casus (Zeer) tevreden Noch tevreden, noch ontevreden (Zeer) ontevreden Totaal
aantal % in stratum aantal % in stratum aantal % in stratum aantal % in stratum
2 8,3% 7 29,2% 15 62,5% 24 100,0%
Stratum gematcht 10 38,4% 5 19,2% 11 42,3% 26 100,0%
controle 36 75,0% 4 8,3% 8 16,7% 48 100,0%
totaal 48 49,0% 16 16,3% 34 34,6% 98 100,0%
Uit de contacten tijdens het woningenonderzoek is naar voren gekomen dat nogal wat bewoners met een balansventilatie een negatief gevoel hebben omdat ze niet zelf voor dit ventilatiesysteem hebben gekozen. Dit wordt versterkt doordat ze het systeem niet begrijpen. Als de uitkomsten niet worden ingedeeld naar onderzoeksgroep maar naar ventilatiesysteem blijkt dat de ontevredenheid in de casusgroep het gevolg is van ontevredenheid in bijna de hele groep van bewoners van woningen met balansventilatie (figuur 8b). Het verschil tussen woningen met balansventilatie en woningen met luchttoevoer via roosters is statistisch significant. Dit geldt ook als degenen die zichzelf bij de GGD gemeld hebben, buiten beschouwing worden gelaten (Cramer’s V = 0,416; p < 0,012). tabel 8b Tevredenheid over het ventilatiesysteem weergegeven per ventilatiesysteem Hoe tevreden bent u met uw ventilatiesysteem? Type ventilatiesysteem (Zeer) tevreden
aantal % per ventilatiesysteem
Noch tevreden, noch ontevreden
aantal % per ventilatiesysteem aantal % per ventsysteem aantal % per ventilatiesysteem
(Zeer) ontevreden Totaal
totaal
luchttoevoer via roosters 35
balansventilatie 13
74,5%
25,5%
49,0%
3 6,4% 9 19,1% 47 100,0%
13 25,5% 25 49,0% 51 100,0%
16 16,3% 34 34,6% 98 100,0%
48
Sterkte van het verband: Cramer’s V = 0,545; significantie: P<0,000
Project Ventilatie Vathorst
45
GGD Eemland
Slechts 4 personen hebben in de telefonische enquête aangegeven dat zij vinden dat hun ventilatiesysteem moeilijk te bedienen is. Zij hebben alle 4 een woning met balansventilatie.
Warmte Uit de gesprekken blijkt dat de woningen bij mooi weer hun warmte moeilijk kwijtraken. Vooral mensen met balansventilatie merken op, dat de binnentemperaturen in de zomer onaangenaam oplopen. Gedurende de nacht dient het huis af te koelen door intensief te ventileren (stand 3), maar dan staat men voor een dilemma: ‘koel met geluidsoverlast’ of ‘stil en warm’. In laagstand heeft het ventilatiesysteem namelijk onvoldoende capaciteit om de temperatuur in huis tot een acceptabel niveau te laten dalen. In midden- en hoogstand verspreidt het ventilatiesysteem echter dermate veel geluid dat men er niet goed bij kan slapen.
Project Ventilatie Vathorst
46
GGD Eemland
6.4.
BINNENMILIEU: INSPECTIE EN METINGEN
Tijdens het woningonderzoek is aandacht besteed aan de volgende aspecten (zie hoofdstuk
Methoden en technieken). A. Geluid B. Thermisch comfort C. Luchtdichtheid van de buitenschil D. Vochtproblemen E. Factoren die invloed hebben op de luchtkwaliteit F. Vervuiling van het ventilatiesysteem G. Stand van handbediende toevoerroosters H. Verwisseling van toe- en/of afvoerroosters I. Concentraties van formaldehyde en VOS
A. Geluid
Gemeten geluid Zowel in de woonkamer als in de slaapkamer zijn bij elke ventilatiestand geluidmetingen verricht. De uitkomsten zijn voor de woonkamers samengevat in figuur 1. Het geluidniveau neemt sterk toe bij elke hogere ventilatiestand. Met elke hogere ventilatiestand, wordt het verschil tussen beide ventilatietypen groter, ten nadele van balansventilatie. Een toename van 3 dB(A) klinkt als een verdubbeling van de geluidsterkte. Type C
Type D
50,0
gemiddeld geluidsniveau [dB(A)]
47,0 44,0 41,0 38,6 38,0 35,1 35,0
33,0 31,5
32,0 29,3
30,1
29,0 26,0 23,0 20,0 Laagstand
Middenstand
Hoogstand
figuur 1 Gemiddeld geluidniveau in woonkamer bij verschillende schakelstanden van de ventilatie; C = luchttoevoer via roosters; D = balansventilatie
Project Ventilatie Vathorst
47
GGD Eemland
De gemeten geluidniveaus liggen bij balansventilatie tussen 28 en 35 dB(A) in stand 1, tussen 29 en 38 dB(A) in stand 2 en tussen 35 en 48 d(B(A) in stand 3. In woningen met luchttoevoer via roosters is dit tussen 28 en 35 dB(A) in stand 1, tussen 28 en 37 dB(A) in stand 2 en tussen 29 en 42 dB(A) in stand 3. Tijdens de inspectie is gevraagd naar overlast door geluid. In woningen met luchttoevoer via roosters heeft 15% van de geluidklachten een herkenbare oorzaak, zoals fluitende afzuigventielen, klapperende roosters of geluid van de straat. Bij balansventilatie is de manier van installeren vaak de oorzaak van geluidproblemen. Ongeveer 2 op 3 balansventilatie-units zijn niet volgens de richtlijnen geïnstalleerd: het geluiddempende materiaal ontbreekt geheel of gedeeltelijk. In enkele woningen is de unit opgehangen aan een wand met een te geringe massa.
Beoordeling van het geluid Voor de beoordeling van geluidniveaus wordt gebruik gemaakt van waarden ontleend aan NEN 1070 (zie hoofdstuk Methoden en technieken). In de huidige bouwpraktijk kan het geluidniveau van installaties beperkt blijven tot 30 dB(A) of minder. Dit is ook het niveau dat het Bouwbesluit voorschrijft als maximum voor een aantal geluidbronnen. Een overschrijding daarvan is te beschouwen als een nodeloos hoog geluidniveau. Nagegaan is in hoeveel procent van de woningen de mechanische ventilatie nodeloos veel geluid maakt. In de hoogstand zijn de gemeten geluidniveaus nodeloos hoog in ongeveer 90% van de onderzochte woonkamers (figuur 2). In de laagstand geldt dit in 37% van de woningen met balansventilatie en 17% met luchttoevoer via roosters. Steekproef
Type C
Type D
100% 90%
87%
90%
83%
Registraties per deelgroep
80% 71% 70%
63%
60%
54%
50% 37%
40% 30% 20%
27% 17%
10% 0% Laagstand > 30 dB(A)
Middenstand
Hoogstand
figuur 2 Percentage woonkamers met gemeten geluidniveau hoger dan 30 dB(A) door mechanische ventilatie ( C = luchttoevoer via rooster; D = balansventilatie; steekproef = C + D )
Project Ventilatie Vathorst
48
GGD Eemland
In slaapkamers is het geluidniveau in de regel wat lager dan in de woonkamer(figuur 3). In de laagstand is het geluidniveau nodeloos hoog in ongeveer 12% van de slaapkamers met balansventilatie en 6% bij luchttoevoer via roosters. In de hoogstand is het geluidniveau nodeloos hoog in 81% van de slaapkamers met balansventilatie en 19% van die met luchttoevoer via roosters. Het grote verschil is uiteraard het gevolg van mechanische toevoer in woningen met balansventilatie Steekproef
Type C
Type D
100% 90% 81%
Registraties per deelgroep
80% 70% 60% 52%
51%
50% 40% 26%
30%
19%
20% 10%
9%
12% 8%
6%
0% Laagstand > 30 dB(A)
Middenstand
Hoogstand
figuur 3 Percentage slaapkamers met gemeten geluidniveau hoger dan 30 dB(A) door mechanische ventilatie ( C = luchttoevoer via rooster; D = balansventilatie; steekproef = C + D )
Geluidniveaus van 35 dB(A) en zelfs van 40 dB(A) worden ook in veel woonkamers en slaapkamers overschreden, zeker in de hoogstand (tabel 9). tabel 9 Percentage woningen met hoog geluidniveau door mechanische ventilatie volgens metingen luchttoevoer via roosters balansventilatie totale steekproef schakelstand woonkamer > 35 dB(A) slaapkamer > 35 dB(A) woonkamer > 40 dB(A) slaapkamer > 40 dB(A)
laag
midden
hoog
laag
midden
hoog
laag
midden
hoog
6%
10%
48%
4%
21%
73%
5%
16%
61%
4%
4%
6%
2%
10%
54%
3%
7%
31%
2%
4%
8%
0%
8%
33%
1%
6%
21%
2%
2%
2%
0%
2%
23%
1%
2%
13%
Project Ventilatie Vathorst
49
GGD Eemland
Geluidwering Bij de inspectie zijn geen aanwijzingen gevonden voor een gebrekkige geluidisolatie tussen de woningen onderling. In woningen met balansventilatie houdt de gevel het geluid van buiten goed tegen. Het niveau van het achtergrondgeluid is in vrijwel alle gevallen minder dan 30 dB(A). Dit heeft wel als gevolg dat geluiden van het eigen ventilatiesysteem meer opvallen. In woningen met luchttoevoer via roosters is de gevel minder geluidwerend. De roosters vormen als het ware een geluidlek. Hierdoor kan het niveau van het achtergrondgeluid in woningen al 35 dB(A) bedragen, afhankelijk van het verkeerslawaai ter plaatse.
B. Thermisch comfort Het binnenklimaat wordt als comfortabel aangemerkt als de temperatuur en relatieve luchtvochtigheid binnen bepaalde criteria liggen. In alle onderzochte woonkamers bestond gedurende 5 tot 10% van de periode tussen 7 uur ’s ochtends en 23 uur ’s avonds een situatie die niet voldeed aan de criteria voor thermisch comfort in kantoren (zie hoofdstuk4 paragraaf 4). Waarschijnlijk voelt het dan in woningen ook niet behaaglijk. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat men de temperatuur laat dalen tijdens afwezigheid, of dat luchtvochtigheid en temperatuur oplopen tijdens het koken. Woningen met balansventilatie verschillen niet in thermisch comfort van woningen met luchttoevoer via roosters (figuur 4).
Steekproef
Type C
Type D
100%
Registraties per deelgroep (%)
90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% > 0%
> 2%
> 4%
> 6%
> 8%
> 10%
Deel van de meettijd (%) figuur 4 Percentage woonkamers met een niet-comfortabele combinatie van gemeten luchttemperatuur en luchtvochtigheid gedurende een deel van de tijd ( C = luchttoevoer via roosters; D = balansventilatie; steekproef = C + D )
Project Ventilatie Vathorst
50
GGD Eemland
C. Luchtdoorlatendheid De inspecties van de kierdichting van de woningen gaven in het algemeen geen aanleiding om de luchtdoorlatendheid van de buitenschil of de begane-grondvloer te meten. Daarnaast is de uitvoering van dergelijke metingen belastend voor de bewoners. In 2 woningen zijn metingen uitgevoerd van de luchtdoorlatendheid van de gevel en het dak (conform NEN 1087), om de uitkomst van de visuele beoordeling te verifiëren. Daarbij is gebleken dat de luchtdoorlatendheid (qv;10) waardes heeft tussen 0,625 en 1,000 dm3 / s.m2. Dit zijn normale waardes die aan de voorschriften voldoen.
D. Vochtproblemen In slechts enkele woningen zijn vocht- en of schimmelplekken aangetroffen. Deze waren deels het gevolg van (recente) lekkages. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor koudebruggen. In enkele woningen zijn de vochtproblemen (condens op de ramen, op de tegels in de badkamer enz.) waarschijnlijk ontstaan door het uitschakelen van (een deel van) de balansventilatie.
E. Factoren die invloed hebben op de luchtkwaliteit •
intensiteit van verkeer;
•
ventilatievoorzieningen
•
wasemkap
•
kans op terugslag van verbrandingsgassen;
Intensiteit van verkeer De onderzochte woningen liggen in een deel van Vathorst met in de onmiddellijke nabijheid alleen bestemmingsverkeer. Ze liggen ca. 0,5 tot 1,5 km ten noordoosten van de A1 en 1 tot 2 km ten westen van de A28.
Ventilatievoorzieningen Van de 100 onderzochte woningen hebben er 52 een gebalanceerde ventilatie en 48 een mechanische afzuiging met luchttoevoer via roosters. Bij inspectie is gebleken dat o.a. de plaatsing van de unit, het aanbrengen van akoestische isolatie, en de diameter van kanalen niet overal zijn ontworpen en geïnstalleerd volgens de ‘regels der kunst’ (normen, technische handboeken zoals ISSO-publicatie 62, voorschriften leverancier).
Project Ventilatie Vathorst
51
GGD Eemland
In 5 woningen met balansventilatie is de toevoerventilator of het hele systeem permanent uitgeschakeld, bewust vanwege geluidsoverlast of de vermeende ziekmakende werking ervan, en een enkele keer ook onbewust door onbegrip over de werking van het systeem. In 5 andere woningen hebben de bewoners zelf de ventielen ‘ingeregeld’ om klachten te verminderen. In een andere 70-tal woningen is de gemeten luchtstroom via 1 of meer van de afzuig- en inblaasventielen niet voldoende (zie hoofdstuk 6.5); de indruk bestaat dat ze nooit ingeregeld zijn. In de meeste woningen met balansventilatie zijn inblaasventielen niet zo geplaatst dat toegevoerde lucht in ‘kleeflaag’ langs het plafond kan stromen (coanda-effect). Ook hebben de inblaasventielen nauwelijks een worp; dat wil zeggen dat de toegevoerde lucht, die vaak een wat lagere temperatuur heeft dan de binnenlucht, uit het rooster omlaag ‘valt’, zeker in de laagstand van het systeem. In de slaapkamers zijn de inblaasventielen altijd aan de kant van de kern van de woning geplaatst. Vaak is dat boven de deur. Met rookproeven is gezien dat de in laagstand toegevoerde lucht naar beneden valt en via de kier onder de deur wordt afgezogen. In de woonkamer zijn de inblaas- en afzuigventielen in enkele woningen zo dicht bij elkaar geplaatst dat de kans aanwezig is dat kortsluiting ontstaat tussen toevoer en afvoer. In de woonkamer zijn de inblaasventielen in ca. 50% van de onderzochte woningen met balansventilatie geplaatst op een plek waar gemakkelijk tochtklachten kunnen ontstaan, met name in de buurt van de eethoek of de zithoek.
Regelbaarheid In alle woningen bestaat de mogelijkheid om de ventilator in te stellen door middel van een 3standenschakelaar en de mogelijkheid de roosters voor luchttoevoer min of meer te sluiten. De regelbaarheid voldoet daarmee aan de voorschriften.
Afstand buiten tussen afvoeren en toevoeren Op het dak zitten de openingen van de kanalen voor de afvoer van o.a. lucht en verbrandingsgassen, en voor een eventuele mechanische luchttoevoer. Deze openingen mogen niet te dicht bij elkaar zitten omdat anders de toegevoerde lucht verontreinigd kan raken. Voor een voldoende afstand gelden criteria voor de verdunningsfactor die berekend moet worden zoals voorgeschreven in NEN 1087. Bij de onderzochte woningen is de afstand tussen bovendakse doorvoeren groot genoeg om te voldoen aan de criteria voor de verdunningsfactor.
Project Ventilatie Vathorst
52
GGD Eemland
Wasemkap Wasemkappen bestaan in tal van soorten en maten. De Gezondheidskaart maakt onderscheid tussen een drietal soorten. Figuur 5 toont voor elk soort wasemkap het aandeel in de totale steekproef (bruine staven) en de aandelen per type ventilatiesysteem (groene en blauwe staven).
Steekproef
Type C
Type D
100%
Registraties per deelgroep (%)
90% 80% 70% 60% 46%
50% 40% 30%
38%
46% 36%
29%
27%
20%
15%
18%
15% 12%
11% 6%
10% 0% Wasemkap gemotoriseerd direct naar buiten
Motorloze wasemkap op ventilatiesysteem
Geen wasemkap
Wasemkap gemotoriseerd op ventilatiesysteem
figuur 5 Percentage woningen met verschillende soorten wasemkap ( C = luchttoevoer via roosters; D = balansventilatie; steekproef = C + D )
Uit de figuur valt af te leiden dat 36% van de woningen is voorzien van een motorloze wasemkap en 49% van een gemotoriseerde wasemkap. Van de gemotoriseerde wasemkappen hebben de meeste een aparte afvoer naar buiten. Een gemotoriseerde wasemkap komt meer voor in woningen met balansventilatie (61%) dan woningen met luchttoevoer via roosters (35%). Dit lijkt in tegenspraak met mededelingen van bewoners dat projectontwikkelaars de installatie van een gemotoriseerde wasemkap in woningen met ventilatietype D zouden hebben ‘verboden’ omdat die ‘slecht voor het ventilatiesysteem’ zou zijn. Er zijn echter bewoners die toch de projectontwikkelaar een wasemkap hebben laten plaatsen. De meeste gemotoriseerde wasemkappen bij balansventilatie zijn naderhand door de bewoners zelf of in hun opdracht geplaatst, in veel gevallen met een afvoer rechtstreeks naar buiten. Uit de gesprekken met de bewoners tijdens het woningonderzoek is gebleken dat veel bewoners vinden dat hun wasemkap onderpresteert. Ze klagen vooral over gebrekkige afzuiging van kookgeuren Dit geldt voor de 36 woningen met een motorloze wasemkap aangesloten op het ventilatiesysteem. In 2 van deze 36 gevallen hebben de onderzoekers geconstateerd, dat de motorloze wasemkap zelfs helemaal niet functioneert.
Project Ventilatie Vathorst
53
GGD Eemland
Ook ontevreden is het merendeel van de 11 huishoudens met gemotoriseerde wasemkap op het ventilatiesysteem. Van de 38 huishoudens met een gemotoriseerde wasemkap met een eigen afvoer naar buiten is geen één daarover ontevreden gebleken.
CO2-concentratie De CO2-concentratie van de binnenlucht wordt beschouwd als indicator voor de luchtkwaliteit bij de aanwezigheid van mensen. Bij de beoordeling zijn voor de woonkamer de meetwaarden tussen 23 uur en 7 uur buiten beschouwing gelaten, en voor de slaapkamer de meetwaarden tussen 7 en 23 uur. Het meetapparaat heeft iedere 5 minuten de concentratie geregistreerd. Per woning zijn er dus een groot aantal meetwaarden. De hoogste waarden per woning vormen een indicatie hoe sterk de discrepantie kan zijn tussen de CO2-uitademing van de aanwezigen en de afvoer van CO2 door luchtverversing. Als karakteristiek voor deze discrepantie is de 98-percentiel (= P98) berekend. Dit is de waarde van de CO2-concentratie na verwijdering van de hoogste 2% van alle meetwaarden in de betreffende woning. Deze P98 wordt gebruikt omdat hij minder foutgevoelig is dan de hoogste gemeten waarde. De P98 dient per woning lager te zijn dan de toetswaarde. Er is voor woningen geen wettelijke of bestuurlijke norm voor CO2 in woningen en evenmin een toetswaarde die alle aspecten van de gezondheid beschermt. NEN 13779 geeft aan, dat er bij concentraties boven 1000 ppm al sprake is van matige luchtkwaliteit (moderate quality). Het Bouwbesluit gaat uit van een maximale concentratie van 1200 ppm om geurhinder te voorkomen. De Gezondheidsraad heeft daarbij aangetekend dat een toetswaarde van 1200 ppm slechts toepasbaar is als er in de woning alleen mensen aanwezig zijn als bronnen van luchtverontreiniging (Gezondheidsraad 1984). Uit de metingen blijkt dat deze waarden in de meeste woningen overschreden worden (tabel 10). De overschrijdingen komen wat vaker voor in de slaapkamers dan in de woonkamers. De P98 verschilt niet significant tussen woningen met en zonder balansventilatie (t-toets: woonkamer t = -1.2, p = 0.23; slaapkamer t = 0.81, p = 0.42). De hoogste P98 is 2499 ppm, gemeten in de slaapkamer van een woning met roosters om lucht toe te voeren. Van 38 woningen is een P98 verkregen van zowel woonkamer als slaapkamer. In 48% van die woningen is de P98 lager dan 1200 pp in beide ruimten. In 28% van de woningen is in woonkamer en slaapkamer de P98 lager dan 1000 ppm. De CO2-concentratie loopt hoger op dan 1200 ppm in 52% van de woningen en hoger dan 1000 ppm in 72%. Volgens de bovengenoemde criteria van NEN 13779 en Gezondheidsraad betekent dit dat de luchtkwaliteit in woonkamer en/of slaapkamer in 72 -52 = 20% van de woningen matig is en in 52% onvoldoende. De meeste overschrijdingen zijn niet langdurig. Eén van de woningen met balansventilatie heeft echter 80% van de nacht in de slaapkamer een gehalte dat hoger is dan 1200 ppm.
Project Ventilatie Vathorst
54
GGD Eemland
tabel 10 P98 van de CO2–concentraties en percentage overschrijdingstijd van toetswaarden CO2-concentraties percentage van 98-percentielwaarden hoger dan 1000 ppm, met het aantal meetwaarden percentage van 98-percentielwaarden hoger dan 1200 ppm, met het aantal meetwaarden gemiddelde van de 98-percentielwaarden, met standaarddeviatie percentage van de gebruiksperiode met een concentratie hoger dan 1000 ppm percentage van de gebruiksperiode met een concentratie hoger dan 1200 ppm
luchttoevoer via roosters
balansventilatie
woonkamer 44% n = 32 19% n = 32 974 ppm SD = 270
woonkamer 56% n = 36 36% n = 36 1055 ppm SD = 291
slaapkamer 61% n = 28 43% n = 28 1242 ppm SD = 428
slaapkamer 54% n = 31 42% n = 31 1159 ppm SD = 350
3%
28%
5%
23%
1%
17%
2%
14%
Kans op terugslag van verbrandingsgassen Verbrandingsgassen van toestellen zoals CV-ketels behoren via het afvoerkanaal naar buiten te gaan. Bij een open verbrandingstoestel kan de wind de verbrandingsgassen echter naar binnen blazen als bijvoorbeeld de afvoer te laag op het dak geplaatst is. Het omkeren van de trek in het afvoerkanaal heet terugslag. Bij de onderzochte woningen is gebleken dat er geen kans bestaat op terugslag omdat er gesloten toestellen zijn toegepast of aansluiting op een warmtenet.
F. Vervuiling van het ventilatiesysteem Nagenoeg alle roosters zijn zichtbaar vervuild met stof. Ongeveer de helft van de bewoners van een woning met luchttoevoer via roosters geeft aan de roosters af en toe te stofzuigen voor zover mogelijk. Veel bewoners maken de ventielen af en toe schoon met een droge of vochtige doek; sommigen doen dat nooit. Veel ventilatiekanalen zijn van binnen bedekt met een laag grijs stof. In 3 woningen was de ventilatie-unit ernstig vervuild. Veel filters zijn vervuild. Na reiniging bleken ze na 2 weken opnieuw vervuild. Dit is sneller dan gebruikelijk is in een woning in Nederland. Het vermoeden is gerezen dat dit bouwstof of roet is. De bewoners vertellen dat ze meer stof in huis hebben dan in hun vorige woning. Dit is vooral gehoord van bewoners van woningen met luchttoevoer via roosters.
G. Stand van van handbediende toevoerroosters De roosters in de ramen stonden tijdens het woningonderzoek bijna allemaal open. Het kan zijn dat de komst van de onderzoekers in een aantal woningen geleid heeft tot het openen van roosters die meestal dicht staan. De indruk van de onderzoekers is dat de meeste bewoners zich bewust zijn van het nut van roosters en dat men ze vooral bij tocht sluit.
Project Ventilatie Vathorst
55
GGD Eemland
H. Verwisseling van toetoe- en/of afvoerroosters In geen van de woningen is geconstateerd dat er ventielen verwisseld zijn.
I. Concentraties van formaldehyde en VOS In alle onderzochte woningen zijn gedurende een week in de woonkamer twee badges opgehangen: een om formaldehyde te absorberen en een voor VOS (vluchtige organische stoffen). De badges zijn vervolgens door een gecertificeerd laboratorium onderzocht. De resultaten zijn vergeleken met de advieswaarden uit het RIVM-rapport ‘Gezondheidskundige advieswaarden binnenmilieu’ (Dusseldorp 2004). Daarin staat voor formaldehyde een advieswaarde van 0,0012 mg/m3 als jaargemiddelde. Daarbij staat aangetekend dat het ministerie van VROM een jaargemiddelde van 0,01 mg/m3 als maximaal toelaatbaar risiconiveau hanteert. Volgens de WHO kan bij sommige gevoelige individuen slijmvliesprikkeling echter al bij lagere concentraties optreden. Gezondheidseffecten zijn bij een concentratie hoger dan 0,06 mg/m3 te verwachten. Het gaat dan om lichte irritatie van de slijmvliezen en evt. de huid. De gemeten gehaltes liggen tussen 0 en 0,026 mg/m3. In alle onderzochte woningen is de formaldehyde-concentratie hoger dan de advieswaarde. In 67 % van de woningen is de concentratie zelfs hoger dan 0,01 mg/m3 (tabel 11). Er is geen duidelijk verschil tussen woningen met balansventilatie en woningen met luchttoevoer via roosters. tabel 11 Weekgemiddelde van het formaldehyde-gehalte en percentage van de woningen met een overschrijding van advieswaarde resp. Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau concentratie formaldehyde luchttoevoer via roosters balansventilatie 3 meer dan 0,0012 mg/m 100% 98% meer dan 0,01 mg/m
3
67%
66%
VOS (vluchtige organische stoffen) bestaat uit verschillende stoffen. Het RIVM geeft advieswaarden voor een aantal afzonderlijke stoffen en voor totaal-VOS. In de onderzochte woningen zijn geen concentraties aangetroffen die hoger zijn dan de advieswaarden.
Project Ventilatie Vathorst
56
GGD Eemland
6.5.
CONFORMITEIT VAN DE HUIDIGE SITUATIE
Het is lastig na te gaan of een woning indertijd gebouwd is conform de toen geldende wettelijke voorschriften en overeenkomstig de verleende bouwvergunning. Wel is nagegaan of de bouwvergunningaanvraag van de onderzochte woningen correcte EPC-berekeningen omvat en of per woningtype de berekende ventilatiecapaciteit voldoet aan de geldende eisen. Ook is nagegaan of de huidige situatie voldoet aan de wettelijke eisen van het Bouwbesluit voor zover dit vastgesteld kan worden op basis van de uitgevoerde inspecties en metingen. Daarbij zijn de volgende aspecten getoetst. - Ventilatiecapaciteit - Warmteweerstand van de uitwendige scheidingsconstructie en van ramen, deuren en kozijnen - Spuivoorzieningen - Rookafvoer - Verdunningsfactor - Luchtdoorlatendheid Naast de wettelijke eisen kunnen criteria gelden op basis van een overeenkomst tussen de opdrachtgever en opdrachtnemer. Daarbij kan gekozen worden voor het hanteren van de criteria van het Garantie Instituut Woningbouw. De woningen die gebouwd zijn onder GIWgarantie, voldoen aan de toenmalige GIW-eisen voor zover de onderzoekers dat hebben kunnen constateren. Ten tijde van het onderzoek hadden de GIW-eisen alleen nog maar betrekking op bouwkundige aspecten. Pas sinds begin 2007 valt de installatie ook onder GIW en dan geldt o.a. een eis dat het ventilatiegeluid niet meer dan 30 dB(A) mag bedragen.
EPC EPC In een aanvraag voor een bouwvergunning moet aannemelijk worden gemaakt dat de woning zo gebouwd zal worden dat de Energieprestatiecoëffiënt (EPC) voldoet aan het wettelijk voorgeschreven niveau. Het criterium voor de EPC is 0,8 met ingang van 2006 en was 1.0 voor die datum. Er zijn geen vergunningaanvragen gevonden met een berekende EPC die in strijd was met het Bouwbesluit. Voorzover mogelijk is gecontroleerd of de maatregelen die invloed hebben op de EPC, tijdens de bouw uitgevoerd zijn overeenkomstig de aanvraag van de bouwvergunning. Deze maatregelen zijn gecheckt tijdens de opnames. Daaruit blijkt dat de visueel controleerbare maatregelen overeenkomen met de bouwaanvraag; dit betreft het type ventilatiesysteem, type warmteopwekker/warmteleverancier, type glas, aanwezigheid zonneboiler, kaderdichting enz. Uiteraard kan op basis van de inspectie geen uitspraak worden gedaan over zaken als isolatiewaarde van dichte geveldelen, kwaliteit van de isolatiewerkzaamheden, enz.
Project Ventilatie Vathorst
57
GGD Eemland
Bouwbesluit: ventilatie Het Bouwbesluit schrijft voor dat de capaciteit groter moet zijn dan een bepaalde luchtstroom die afhangt van de vloeroppervlakte. Voor keuken, toilet en badkamer eist het Bouwbesluit een minimum capaciteit van 21 resp. 7 en 14 liter per seconde. Voorzieningen voor mechanische ventilatie moeten zodanig zijn dat ten minste een dergelijke luchtstroom optreedt wanneer de schakelaar in de hoogste stand (= 3) staat. Er is ook gemeten in de middenstand en in de laagstand. In geen enkele woning was de luchtstroom in een van die standen zo groot dat hij het niveau haalt dat het Bouwbesluit voorschrijft als minimumcapaciteit. Maar dat hoeft ook niet want de capaciteitseis in het Bouwbesluit geldt alleen voor de hoogstand. De capaciteit van roosters en ramen is berekend volgens de methode beschreven in NEN 1087. In alle onderzochte woningen met luchttoevoer via roosters zijn de roosters groot genoeg om te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. Alle woningen hebben een mechanische afzuiging, maar het was in veel keukens onmogelijk om de afgevoerde luchtstroom te meten zonder aanpassingen zoals het demonteren van kasten. Ook wasemkappen zijn niet geschikt om de apparatuur op aan te sluiten voor het meten van de luchtstroom. Het meten van de afzuiging was mogelijk in 92 woningen, waarvan 47 woningen met balansventilatie en 45 met luchttoevoer via roosters. Daarbij waren er een aantal met een wasemkap. Er zijn maar weinig woningen waarin de aangetroffen capaciteit in zowel keuken, toilet als badkamer voldoet aan de voorschriften voor die ruimten: 15% bij balansventilatie en 28% bij luchttoevoer via roosters (tabel 12). Daarnaast heeft nog eens 15% van de woningen met balansventilatie voldoende capaciteit om na (her)inregelen aan de voorschriften te kunnen voldoen. Van alle onderzochte woningen zou dan ongeveer 30% kunnen gaan voldoen aan de eisen. Het kan ook nog zijn dat bij (her)inregelen een groter deel voldoet, omdat de kanaalweerstand kan afnemen bij het beter verdelen van de luchtstromen. Bovendien zal een nog groter deel voldoen als ook de ventilator ingeregeld wordt, zo is proefondervindelijk vastgesteld in drie woningen met een capaciteitstekort. Ruw geschat zouden de afname van de kanaalweerstand en/of de vergroting van het ventilatordebiet misschien in 40% van de woningen tot een voldoende ventilatie kunnen leiden. In de woningen met balansventilatie is de toegevoerde luchtstroom gemeten in de woonkamer en alle officiële slaapkamers. De luchtstroom via de toevoerventielen voldeed in tweederde van de woningen aan de eisen van het Bouwbesluit. In 33% van de woonkamers en 6% van de slaapkamers is de maximale luchtstroom kleiner dan het wettelijke voorschrift (tabel 12). Bij elkaar opgeteld is de aangetroffen luchtstroom in 23% van de woningen te gering om te kunnen voldoen aan de eisen in zowel de woonkamer als de slaapkamers. In de overige woningen met mechanische toevoer kan er dus voldoende verse ventilatielucht de woningen binnenkomen via de officieel benoemde verblijfsruimtes als de ventilatie in de hoogstand staat.
Project Ventilatie Vathorst
58
GGD Eemland
De toegevoerde lucht die niet afgezogen wordt, zal door kieren en naden weglekken en is niet beschikbaar voor warmteterugwinning. tabel 12 Percentage van de woningen waarin de capaciteit van de ventilatie (in de hoogste stand of met roosters open) niet voldoet aan de wettelijke eisen
Luchttoevoer via roosters
Balansventilatie
Toevoercapaciteit - woonkamer
0%
*)
- slaapkamers
0%
*)
6%
- totale toevoer
0%
*)
23%
- toilet
26%
33%
- badkamer
36%
43%
- keuken
67%
62%
- toilet, badkamer en keuken
72%
85%
33%
Afzuigcapaciteit
*)De
capaciteit van luchttoevoer via roosters is berekend op basis van de afmetingen en uitvoeringen van
de roosters in de ramen. In 40% van de woningen met dit ventilatiesysteem waren de gegevens niet te achterhalen; deze woningen zijn in deze tabel niet meegeteld, maar er is geen reden om aan te nemen dat dit een belangrijke invloed heeft op de uitkomsten.
De afzuigcapaciteit voldoet niet in veel keukens. Dit heeft zeer waarschijnlijk te maken met de aanwezigheid van wasemkappen, waardoor geen nauwkeurige metingen mogelijk zijn.
Bouwvergunning: zolder In alle traceerbare verkoopbrochures staat de eventuele zolderverdieping aangeduid als onbenoemde ruimte. In circa 15% van de woningen met een zolderverdieping is die geheel of gedeeltelijk in gebruik genomen als speel, werk-, logeer- of slaapkamer (dus als ‘verblijfsruimte’ in de zin van het Bouwbesluit). Dit wijkt af van de verleende bouwvergunning waarin de ventilatievoorzieningen en de daglichttoetreding niet zijn berekend op een dergelijk gebruik van de zolder. De consequentie is dat deze ruimtes veelal niet voldoen aan de voorschriften voor ventilatie en/of toetreding van daglicht. In woningen met balansventilatie is op de zolder vaak een eenvoudig (inregel)afzuigventiel aangebracht. Na het veranderen van de zolder in een verblijfsruimte is zo’n ventiel soms binnen de betreffende ruimte aanwezig. Hierdoor kan dan enige ventilatie plaatsvinden. In woningen met luchttoevoer via roosters is de zolderruimte veelal niet voorzien van toevoerroosters, waardoor een verblijfruimte daar niet geventileerd wordt. Bewoners zijn zich er niet van bewust dat hun woning daarmee niet meer voldoet aan de eisen die bedoeld zijn om de gezondheid te beschermen. De bewoners en de onderzoekers vinden het er vaak muf en het is er gauw warm. Ook in de winter is het er niet fris omdat het aanwezige dakraam dan niet openstaat om tocht te voorkomen. Het rooster in het dakraam is te klein om de zolderruimte goed te ventileren.
Project Ventilatie Vathorst
59
GGD Eemland
Overige aspecten Er zijn bij de vergunningaanvragen geen ventilatieberekeningen gevonden die in strijd waren met het Bouwbesluit. De warmteweerstand van de uitwendige scheidingsconstructie en van ramen, deuren en kozijnen voldeed aan het Bouwbesluit zover dit te verifiëren was op basis van vergunningaanvraag en de inspectie. De spuivoorzieningen voldeden aan de eisen van het Bouwbesluit op basis van de inspectie. De rookafvoeren voldeden aan het Bouwbesluit voor zover in dit onderzoek controleerbaar. De verdunningsfactor voldeed bij alle woningen aan het Bouwbesluit op basis van de inspectie. De luchtdoorlatendheid voldeed aan het Bouwbesluit in beide woningen waarin die gemeten is. In de andere woningen waren bij inspectie geen redenen om daaraan te twijfelen. De uitkomsten van de meting van formaldehyde zijn niet getoetst aan de voorschriften in het Bouwbesluit omdat daarvoor een ander soort meting nodig is. Om te beoordelen of aan de wettelijke eis wordt voldaan moet worden gemeten in een leeg gebouw dat gedurende uren geconditioneerd is. Een dergelijke meting is niet uitvoerbaar in een bewoonde woning.
Project Ventilatie Vathorst
60
GGD Eemland
6.6.
SAMENHANG WONINGKENMERKEN ~ BINNENMILIEU
Geluid In de telefonische enquête is gevraagd naar hinder door geluid. Het blijkt dat hoe hoger de stand van de mechanische ventilatie, des te meer geluidhinder (tabel 13). Het percentage geënquêteerden met geluidhinder is veel hoger bij balansventilatie dan bij luchttoevoer via roosters (figuur 6). De verschillen tussen balansventilatie en luchttoevoer via roosters zijn in iedere stand statistisch significant. tabel 13 Percentage van woningen met geluidhinder van geënquêteerden Schakelstand
Luchttoevoer via roosters
Balansventilatie
Cramer’s V
p
1 = laag
6,3%
23,5%
0,241
0,017 *
2 = midden
8,3%
56,9%
0,514
0,000 *
3 = hoog
10,4%
66,7%
0,575
0,000 *
perc. woningen met klacht
* = statistisch significant
70 60 50 40
natmech balans
30 20 10 0 geluid 3 geluid 2 geluid 1
tocht
figuur 6 Percentage woningen met geluidhinder of tochthinder door ventilatie in stand 3, 2 of 1 ( natmech = luchttoevoer via roosters; balans = balansventilatie )
Tocht Het is mogelijk om met metingen van luchtsnelheid en de turbulentie de kans op hinder door tocht te voorspellen (zie hoofdstuk Methoden en technieken). Uit de uitkomsten van metingen en berekeningen is af te leiden dat bij 16% van de aanwezigen tochthinder te verwachten is met balansventilatie in de laagstand en bij 26% in de hoogstand (tabel 14 resp. 15). Bij luchttoevoer via roosters is dit slechts 2 resp. 8%. Het verschil tussen balansventilatie en luchttoevoer via roosters is statistisch significant voor zowel de hoogstand als voor de laagstand. Het verschil tussen woningen met en zonder balansventilatie kan mede een gevolg zijn van het weer tijdens de metingen. In woningen met
Project Ventilatie Vathorst
61
GGD Eemland
luchttoevoer via roosters is tocht zeer weersafhankelijk, zodat metingen in een andere periode andere uitkomsten kunnen opleveren.
tabel 14 Voorspelde percentage woonkamers met tochthinder bij laagstand van de ventilatie Wel of niet tochthinder berekend als draught rating Ventilatiesysteem volgens DWA
Voorspelling: geen tochthinder
aantal % per ventilatiesysteem
Voorspelling: mogelijk tochthinder
aantal % per ventilatiesysteem
Totaal
aantal % per ventilatiesysteem
luchttoevoer via roosters 47
balansventilatie 43
97,9%
84,3%
90,9%
1
8
9
2,1%
15,7%
9,1%
48
51
99
100,0%
100,0%
100,0%
totaal 90
Sterkte van het verband: Cramer’s V =0,236; significantie: p < 0,019
tabel 15 Voorspelde percentage woonkamers met tochtklachten bij hoogstand van de ventilatie Wel of niet tocht berekend als draught rating Ventilatiesysteem volgens DWA
Voorspelling: geen tochthinder
aantal % per ventilatiesysteem
Voorspelling: mogelijk tochthinder
aantal % per ventilatiesysteem
Totaal
aantal % per ventilatiesysteem
luchttoevoer via roosters 44
balansventilatie 38
91,7%
74,5%
82,8%
4
13
17
8,3%
25,5%
17,2%
48
51
99
100,0%
100,0%
100,0%
totaal 82
Sterkte van het verband: Cramer’s V = 0,227; significantie: p < 0,024
In de middenstand ligt de kans op tochthinder tussen de situatie in de laagstand en die in de hoogstand. In 54% van de woningen met luchttoevoer via roosters de woningen is een verwarming aanwezig onder het rooster, zodat koude buitenlucht zich snel mengt met warme binnenlucht. Bovendien kan een rooster eenvoudig worden gesloten wanneer de bewoner last heeft van tocht. Dit kan het aantal klachten beperken. De gebruikersinvloed op inblaasventielen is veel kleiner. In de telefonische enquête is gevraagd naar hinder door tocht. Daaruit blijkt dat in woningen met balansventilatie de bewoners statistisch significant meer tocht ervaren door inblaasventielen dan in woningen met luchttoevoer via roosters (tabel 16). In woningen met luchttoevoer via roosters komen vaker tochtklachten die door de bewoner worden toegeschreven aan ramen en roosters (tabel 16). Dat verbaast niet want woningen met luchttoevoer via roosters hebben geen inblaasventielen en woningen met balansventilatie hebben vrijwel geen roosters. Het is opmerkelijk dat in woningen zonder balansventilatie 4 bewoners tocht wijten aan mechanische luchttoevoer die er niet is. En omgekeerd schrijven bewoners van 13 woningen met balansventilatie tocht toe aan gevelroosters die er niet zijn.
Project Ventilatie Vathorst
62
GGD Eemland
Dit is een gevolg van onbegrip bij sommige bewoners over de aard en werking van hun ventilatiesysteem. Tijdens de enquête viel dit niet te corrigeren omdat pas later uit de inspectie door DWA bleek welk ventilatiesysteem feitelijk in de betreffende woningen aanwezig was. tabel 16 Aantallen woningen met tocht tocht door mechanische luchttoevoer volgens geënquêteerden Tochthinder subjectief afkomstig van mechanische
Ventilatiesysteem volgens DWA
luchttoevoer
toevoer via roosters
balansventilatie
Geen hinder
44
34
78
4
17
21
48
51
99
Wel hinder Totaal
totaal
Cramer’s V = 0,306; significantie: p < 0,002
Tabel 17 Aantallen woningen met tocht tocht door luchttoevoer luchttoevoer via roosters volgens geënquêteerden Tochthinder subjectief afkomstig van ramen of
Ventilatiesysteem volgens DWA
roosters
toevoer via roosters
balansventilatie
totaal
Geen hinder
16
38
54
Wel hinder
32
13
45
Totaal
48
51
99
Sterkte van het verband: Cramer’s V = 0,413; significantie: p < 0,000
Bij luchttoevoer via roosters ervaart men tocht onder deuren en in het trapgat wanneer het flink waait, zo bleek uit de gesprekken tijdens het woning onderzoek. Dit kan mede het gevolg zijn van extra lekken in de gevel door ventilatieroosters als regel niet hermetisch afsluiten.
Andere parameters voor binnenmilieukwaliteit De gemeten CO2-concentraties verschillen niet systematisch tussen woningen met balansventilatie en die met luchttoevoer via roosters. Dit geldt ook voor temperatuur en relatieve luchtvochtigheid. De onderzochte kwaliteit verschilt ook niet tussen woningen met een EPC < 0,81 en > 0,81.
Project Ventilatie Vathorst
63
GGD Eemland
6.7.
SAMENHANG WONINGKENMERKEN EN GEZONDHEID
In de telefonische enquête is gevraagd naar gezondheidsproblemen. Er is geanalyseerd of deze problemen een statistisch verband tonen met woningkenmerken. Dit is alleen gedaan voor relaties die tenminste enigszins plausibel zijn. Er is geen verband gevonden tussen de EPC en gezondheidsproblemen. Er zijn wel statistisch significante verbanden gevonden tussen het type ventilatiesysteem en een aantal gezondheids- en comfortklachten en astma. Afgezien van tochthinder uit ramen en roosters wijzen de gevonden verbanden allemaal op een grotere kans op klachten bij balansventilatie.
Ventilatiesysteem en gezondheid Alle onderzochte gezondheidsproblemen komen in een hoger percentage voor in woningen met balansventilatie dan in woningen met luchttoevoer via roosters (figuur 7). Het gaat hier om in de telefonische enquête aangegeven gezondheidsklachten die verdwijnen bij verblijf
50 40 30
natmech balans
20 10 spier
huid
doorslaap
concentr
extr verm
hoofdp
lenzen
verm
keelp
hooik
astma
kortadem
benauwd
piepadem
verkoud
0 neus
perc woningen met klacht
buitenshuis of om astma die verergerd is na verhuizing naar de huidige woning.
figuur 7 Percentage van de woningen waarin een gezondheidsprobleem voorkomt ( natmech = luchttoevoer via roosters; balans = balansventilatie )
Het beeld verandert niet wezenlijk als de woningen in de casusgroep niet worden meegeteld, hoewel de verschillen dat wat kleiner worden (figuur 8). Voor figuur 8 is gebruik gemaakt van de gegevens van de gematchte groep en de controlegroep; ze bevatten samen 29 woningen met balansventilatie en 45 woningen met toevoer via roosters.
Project Ventilatie Vathorst
64
GGD Eemland
40 30
natmech balans
20 10 spier
huid
doorslaap
concentr
extr verm
hoofdp
lenzen
verm
keelp
hooik
astma
kortadem
benauwd
piepadem
verkoud
0 neus
perc woningen met klacht
50
figuur 8 Percentage van de niet-casus-woningen waarin een gezondheidsprobleem voorkomt ( natmech = luchttoevoer via roosters; balans = balansventilatie )
Een aantal gezondheidsproblemen vertoont een statistisch significant verband met het type ventilatiesysteem (tabel 18). Opvallend is dat alle verbanden inhouden dat de kans op de betreffende gezondheidsklacht groter is bij balansventilatie dan bij luchttoevoer via roosters. tabel 18 Relatie tussen gezondheidsproblemen en type ventilatiesysteem
Sterkte van Gezondheidsproblemen
Verstopte neus of loopneus
Richting van verband Vaker bij balansventilatie dan bij luchttoevoer via roosters
Significantie
het verband
(toevalskans:
(Cramers V)
p-waarde)
0,24
< 0,015 *
Verkoudheid
Idem
0,303
< 0,003 *
Piepende ademhaling
Idem
0,206
< 0,040 *
Benauwdheid
Idem
0,206
< 0,040 *
Kortademigheid
Idem
0,220
< 0,027 *
Astma
Idem
0,236
< 0,019 *
Hooikoorts
Idem
0,206
< 0,040 *
Keelpijn
Idem
0,267
< 0,008 *
Vermoeide of tranende ogen
Idem
0,267
< 0,006 *
Irritatie van contactlenzen
-
NS
Hoofdpijn
-
NS
Extreme vermoeidheid
Vaker bij balansventilatie dan bij luchttoevoer via roosters
0,257
< 0,010 *
Concentratieproblemen
Idem
0,236
< 0,019 *
Doorslaapprobleem
Idem
0,322
< 0,001 *
Huidproblemen( droge huid, jeukende huid, prikkelingen) Spierpijn
-
NS Te weinig
-
scores
NS = niet statistisch significant; * = wel statistisch significant
Project Ventilatie Vathorst
65
GGD Eemland
Aansluitend hierop zijn voor gezondheidsklachten met behulp van logistische regressie de odds ratios bepaald (tabel 19). De odds ratio is in dit geval het percentage woningen met balansventilatie met een bewoner met een gezondheidsprobleem in verhouding tot het percentage woningen zonder balansventilatie met een bewoner met een gezondheidsprobleem. Bij deze regressieanalyse werd het gezondheidsprobleem als afhankelijke (te verklaren) variabele gehanteerd en de factor “balansventilatie” als verklarende variabele. Voor verkoudheid, hooikoorts, luchtwegklachten, keelpijn, oogklachten, problemen met doorslapen en concentreren, en vermoeidheid is de odds ratio opvallend hoog. De odds ratio’s van 2,9 tot 5,6 betekenen dat in een woning met balansventilatie de kans op de betreffende klacht 290% tot 560% hoger is dan in een woning met luchttoevoer via roosters. Met andere woorden, dergelijke gezondheidsklachten komen 3 tot 5 keer vaker voor in woningen met balansventilatie. tabel 19 Odds ratio’s ratio’s van gezondheidsproblemen met balansventilatie als verklarende variabele
OR-waarde
Betrouwbaarheidsinterval 95%
p-waarde
Verstopte neus of loopneus
2,1
0,78 – 5,6
< 0,142
Verkouden
3,4
1,1 – 9,9
< 0,028 *
Piepende ademhaling
3,4
1,0 – 11,4
< 0,048 *
Benauwdheid
3,4
1,0 – 11,4
< 0,048 *
Kortademigheid
4,2
1,1 – 15,8
< 0,039 *
Hooikoorts
3,4
1,0 0 11,0
< 0,048 *
Keelpijn
3,9
1,1 – 13,5
< 0,034 *
Vermoeide of tranende ogen
2,9
1,0 – 8,15
< 0,044 *
Hoofdpijn
1,5
0,6 – 4,0
< 0,402
Extreme vermoeidheid
3,5
1,3 – 9,3
< 0,013 *
Concentratieproblemen
5,6
1,2 – 27,1
< 0,032 *
Doorslaapproblemen
3,9
1,3 – 11,3
< 0,013 *
Astma
NS
Irritatie van contactlenzen
NS
Huidproblemen( droge huid,
NS
jeukende huid, prikkelingen) Spierpijn
-
NS = niet statistisch significant; * = wel statistisch significant
De samenhang tussen balansventilatie en gezondheidsklachten kan een gevolg zijn van de aandacht die dit onderwerp heeft gehad in de media. Als bewoners met balansventilatie een dergelijke samenhang verwachten, kunnen ze meer aandacht besteden aan hun gezondheid en daardoor meer problemen opmerken. In de telefonische enquête kunnen ze daardoor of om andere redenen meer klachten gemeld hebben dan bewoners van andere woningen. Het feit dat niet alle gevraagde klachten een verband met balansventilatie vertonen wijst erop dat bewoners van woningen met balansventilatie niet op alle vragen bevestigend hebben geantwoord met als doel de uitkomst te beïnvloeden. Een andere vertekening kan optreden omdat de bewoners die zichzelf met klachten bij de GGD gemeld hebben een selecte groep vormen die niet alleen klachten hebben maar bijna
Project Ventilatie Vathorst
66
GGD Eemland
allemaal ook een balansventilatie. Dit heeft invloed op de uitkomsten. Het is van belang te weten of het in het onderzoek gevonden verband tussen balansventilatie en gezondheidsklachten ook bestaat bij degenen die zichzelf niet gemeld hebben. Daarom is nagegaan of er een verband blijft bestaan als de analyse wordt uitgevoerd met uitsluiting van de casusgroep. Door de casusgroep niet mee te tellen, wordt het aantal woningen met balansventilatie vrij klein en het aantal woningen met bepaalde gezondheidsproblemen nog kleiner. Daardoor verliezen statistische analyses hun kracht (power). Daarom is het aantal hier vergroot door ook degenen in de analyses te betrekken die wel hebben meegedaan aan de telefonische enquête maar niet aan het woningonderzoek. Van de niet-onderzochte woningen is uit de gegevens van bouwvergunning wel bekend welk ventilatiesysteem de woning waarschijnlijk bevat. Deze gegevens zijn verkregen via de gemeentelijke dienst Bouw- en Woningtoezicht (BWT). Er zijn 137 bewoners geënquêteerd, van hen behoorden er 32 tot de casusgroep. Voor deze analyse zijn er dus gegevens beschikbaar over 105 woningen. Uitgesplitst per gezondheidsprobleem blijft voor veel gezondheidsklachten de trend bestaan dat van woningen met balansventilatie een lager percentage klachtenvrij is dan van woningen met luchttoevoer via roosters (tabel 20). tabel 20 Percentage (aantal) woningen met bewoner(s) met gezondheidsprobleem type ventilatiesysteem volgens DWA of sterkte van BWT het verband luchtoevoer via totaal Cramer’s V roosters balansventilatie
p
Neusklachten
17.8% (8)
34,5% (10)
24,3% (18)
0,190
< 0,102
Verkoudheid
11.1% (5)
24,1% (7)
!6,2% (12)
0,173
< 0,138
Astma
0,0% (0)
13,8% (4)
5,4%
(4)
0,298
< 0,01
Hooikoorts
8,9% (4)
20,7% (6)
13,5% (10)
0,169
< 0,147
significantie
*
Keelpijn
6,7% (3)
17,2% (5)
10,8% (8)
0,166
< 0,153
Vermoeide/tran. ogen
13,3% (6)
31,0
20,3
(15)
0,215
< 0,054 (*)
Doorslaapprobleem
13,3% (6)
24,1% (7)
17,6% (13)
0,139
< 0,233
(9)
Extr. vermoeidheid
13,3% (6)
24,1% (7)
17,6% (13)
0,139
< 0,233
Concentratieprobleem
4,4% (2)
20,7% (6)
10,8% (8)
0,255
<0,028 *
* = statistisch significant
Balansventilatie blijft een statistisch significant verband houden met astma en concentratieproblemen, en een marginaal significant verband met vermoeide ogen.
Persistente gezondheidproblemen Om te zien wat de impact is van de keuze voor woninggebonden gezondheidsproblemen, is nagegaan of hetzelfde patroon optreedt als alle gezondheidsproblemen worden meegeteld, ook degene die niet verdwijnen bij verblijf buitenshuis. In figuur 9 is te zien dat ook aanhoudende gezondheidsproblemen meer optreden in woningen met balansventilatie dan in
Project Ventilatie Vathorst
67
GGD Eemland
woningen met luchttoevoer via roosters. Voor de gezondheidsproblemen afzonderlijk is het
perc. woningen met klacht
patroon niet eenduidig.
100 80 60 40 20 0 natmech
figuur 9
balans
Percentage woningen waarin een of meer klachten voorkomen, ongeacht de aard van de klacht ( natmech = woningen met luchttoevoer via roosters; balans = woningen met balansventilatie )
Koken op gas en gezondheid Er is ook een statistisch significant verband gevonden tussen de energiebron die gebruikt wordt voor het koken, en neusklachten, verkoudheid, oogklachten, hoofdpijn, extreme vermoeidheid en doorslaapproblemen (tabel 21). tabel 21 Relatie tussen gezondheidsklachten en koken op gas
Gezondheidsklacht
Richting van het verband
Sterkte van
Significantie
het verband
(toevalskans:
(Cramers V)
p-waarde)
Verstopte neus of loopneus
Meer klachten bij gas
0,302
< 0,011 *
Verkoudheid
Meer klachten bij gas
0,271
< 0,026 *
Een piepende ademhaling
NS
Benauwdheid
NS
Kortademigheid
NS
Astma-aanvallen
NS
Hooikoorts
NS
Keelpijn Vermoeide of tranende ogen
NS Meer klachten bij gas
0,258
Irritatie van contactlenzen
< 0,037 * NS
Hoofdpijn
Meer klachten bij gas
0,283
< 0,019 *
Extreme vermoeidheid
Meer klachten bij gas
0,271
< 0,026 *
Concentratieproblemen Meerdere keren per nacht vanzelf wakker worden
NS Meer klachten bij gas
Huidproblemen( droge huid, jeukende huid,
0,258
< 0,037 * NS
prikkelingen) Spierpijn
NS
NS = niet statistisch significant; * = statistisch significant
Project Ventilatie Vathorst
68
GGD Eemland
Aansluitend hierop zijn voor de gezondheidsklachten die significant scoren met behulp van logaritmische regressie odds ratio’s bepaald (tabel 22). Bij deze regressieanalyse werd de klacht als afhankelijke (te verklaren) variabele gehanteerd en de factor “koken op gas” als verklarende variabele. De odds ratio’s van neusklachten en hoofdpijn zijn significant verhoogd in woningen waarin op gas gekookt wordt. De gevonden OR-waarden hebben en grootte van ongeveer 3. Dat betekent dat de kans op het optreden van neusklachten of hoofdpijn drie keer zo groot is bij koken op gas als bij elektrisch koken. tabel 22 Odds ratio’s van gezondheidsklachten met koken op gas als verklarende variabele OR-waarde
Betrouwbaarheidsinterval 95%
Significantie
Neusklachten
3,2
1,2 – 8,5
0,023 *
Verkouden
2,5
0,88 – 7,2
0,084 (NS)
Keelpijn
1,6
0,5 – 5,1
0,408 (NS)
Vermoeide ogen
2,2
0,8 – 6,1
0,122 (NS)
Hoofdpijn
3,2
1,2 – 8,7
0,022 *
Doorslaapprobleem
2,1
0,7 – 5,7
0,167 (NS)
* = statistisch significant
Het is opvallend dat de neusklachten en hoofdpijn geen verhoogde odds ratio hebben bij voor een bepaald type ventilatiesysteem. Dit geeft een aanwijzing dat koken op gas en balansventilatie aparte risicofactoren zijn. Om daarover meer zekerheid te verkrijgen zijn aanvullende analyses nodig. Het statistische verband tussen enerzijds koken op gas en anderzijds neusklachten en hoofdpijn betekent niet dat hiermee de oorzaak van die klachten is bewezen. Er was tevoren geen hypothese gesteld voor deze relaties. Het is min of meer een toevalsbevinding. Daardoor heeft dit onderzoek slechts geleid tot de hypothese dat koken op gas de oorzaak kan zijn van neusklachten en hoofdpijn. Om dit te bevestigen is tenminste een doelgericht onderzoek nodig dat dit verband in andere huishoudens opnieuw aantoont. Overigens is in wetenschappelijk onderzoek eerder wel een verband gevonden tussen koken op gas en luchtwegproblemen (Chauhan 1998, Brunekreef 2004). Maar niet alle onderzoekers konden een dergelijk verband vinden. Het kan zijn dat dit een gevolg is van de onderzoeksopzet die nogal verschilt tussen diverse onderzoeken.
Subjectief droge lucht De klacht “droge lucht” komt significant vaker voor bij balansventilatie dan in woningen met luchttoevoer via roosters (tabel 23). Deze relatie is ook eerder in onderzoek elders gevonden (Steenbekkers 2002). Dit is opmerkelijk omdat klachten over droge lucht minder vaak optreden door een lage luchtvochtigheid dan door verontreinigingen of door een combinatie van beide (Rudblad 2002). Uit de metingen is niet gebleken de luchtvochtigheid in de onderzochte woningen in Vathorst laag is. De oorzaak kan dus liggen in de luchtkwaliteit.
Project Ventilatie Vathorst
69
GGD Eemland
Het ligt voor de hand een verband te zoeken met stoffigheid of stofdeeltjes in de lucht. De bewoners van de woningen met balansventilatie hadden in de telefonische enquête niet meer klachten over stoffigheid. Waarschijnlijk is het aantal stofdeeltjes in de lucht afkomstig van balansventilatie niet hoger is dan in de lucht toegevoerd via roosters (Fisk 2002). Bij het gesprek tijdens het woningonderzoek in Vathorst vertelden bewoners van veel woningen met luchttoevoer via roosters dat er in huis ongewoon veel stof neer slaat; in woningen met balansventilatie leek dit minder. Mogelijk bevat de lucht toch meer stof bij balansventilatie doordat daar de lucht meer in beweging is. Dat bij balansventilatie hogere luchtsnelheden en meer turbulentie optreden, is te zien in de tabellen 14 en 15, die op basis van luchtsnelheidsmetingen in woonkamers meer tochtklachten voorspellen. tabel 23 Verband tussen klachten over “droge lucht” en type ventilatiesysteem Ventilatiesysteem volgens DWA Subjectief droge lucht Geen klacht
toevoer via roosters 33
balansventilatie 19
totaal 52
Wel klacht
15
32
47
Totaal
48
51
99
Sterkte van het verband: Cramer’s V = 0,315; significantie: p < 0,002
Andere verbanden Er is ook een verband gevonden tussen het feit dat bewoners een slaapkamer op zolder hebben en het beleven van geluidhinder door ventilatie (tabel 24). Dit is te begrijpen doordat de ventilatie-unit in het algemeen op zolder is geplaatst en doordat de ophanging en afscherming veelal onvoldoende geluid tegenhouden. Dit geldt soms voor systemen die alleen afzuigen, maar vaker voor balansventilatie, mede doordat de balansventilatie-unit naast de afzuigventilator ook een inblaasventilator bevat. In het ontwerp moet rekening worden gehouden met de noodzaak van een qua massa geschikte plaats waar ook alle kanalen gemakkelijk en goed aan te leggen zijn. Tijdens de bouw moet men daarvan niet afwijken.
tabel 24 Verband tussen geluidklachten over ventilatie en slaapkamer op zolder Slaapkamer op zolder Geluidhinder door ventilatie
Niet
Wel
Totaal
Geen klacht
41
1
42
Wel klacht
41
16
57
82
17
99
Totaal Sterkte van het verband: Cramer’s V = 0,337; significantie: p < 0,001
Project Ventilatie Vathorst
70
GGD Eemland
6.8.
SAMENHANG BINNENMILIEUKWALITEIT ~ GEZONDHEID
Luchtkwaliteit Een verband tussen CO2 en gezondheidsproblemen is niet gevonden. Blijkbaar is de kwantiteit van de luchtverversing niet de oorzaak van de problemen.
Geluid Er zijn veel objectieve en subjectieve geluidproblemen geconstateerd die een belemmerend effect kunnen hebben op het gebruik van de ventilatievoorzieningen. Dit kan leiden tot minder luchtverversing. Daarom is nagegaan of gemeten geluidsniveaus door ventilatie een verband tonen met de gezondheidsproblemen. Uit de gegevens ontleend aan de telefonische enquête blijkt dat er een statistisch significant verband is tussen geluidhinder en extreme vermoeidheid (tabel 25). Er is geen verband tussen de gemeten geluidniveaus en extreme vermoeidheid. Het is denkbaar dat geluidhinder kan leiden tot extreme vermoeidheid. Ook het omgekeerde is denkbaar: extreem vermoeide personen ondervinden misschien eerder geluidhinder. tabel 25 Verband tussen geluidhinder door ventilatie en extreme vermoeiheid Geluid ventilatie (subjectief) Aantal woningen met extreme vermoeidheid hinderlijk niet hinderlijk Bij geen van de bewoners 37 36 Bij 1 of meer van de bewoners 20 6 Totaal 57 42 Sterkte van het verband: Cramer’s V = 0,234; significantie: p < 0.020
totaal 73 26 99
In de telefonische enquête is gevraagd of een arts bij een bewoner de diagnose astma heeft gesteld. In 8 van de 9 woningen met een bewoner met astma bestaat geluidhinder (tabel 26). Van de woningen met astma zijn er dus 8 maal meer met geluidhinder dan zonder geluidhinder. Van de woningen zonder astma zijn er niet 8 maal meer met geluidhinder dan zonder geluidhinder. Het verschil is statistisch significant. Er is niet meteen een verklaring waardoor astma zou kunnen bijdragen aan geluidhinder. Geluidhinder draagt misschien bij aan astma doordat stress volgens sommige onderzoekers een belangrijke risicofactor is voor astma (Vig 2006). tabel 26 Verband tussen geluidhinder door ventilatie en astma Aantal woningen met door arts gediagnosticeerde Geluid ventilatie (subjectief) astma hinderlijk niet hinderlijk Bij geen van de bewoners 41 49 Bij 1 of meer van de bewoners 1 8 Totaal 42 57 Sterkte van het verband: Cramer’s V = 0,20; significantie: p < 0.046
totaal 90 9 99
Er is ook een statistisch verband gevonden tussen objectief gemeten geluidsniveaus en geluidhinder door ventilatievoorzieningen in woonkamer en slaapkamer (tabellen 27 resp. 28).
Project Ventilatie Vathorst
71
GGD Eemland
Geluidhinder is op te vatten als een gezondheidsprobleem, uitgaande van de WHO-definitie van gezondheid als toestand van volledige lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden. tabel 27 Relatie tussen gemeten geluid bij stand 3 in de woonkamer en geluidhinder Geluid ventilatie (subjectief) In woonkamer gemeten geluid bij stand 3 geen hinder wel hinder ≤ 35 dB(A) 18 11 > 35 dB)A) 19 42 Totaal 37 53 Sterkte van het verband: Cramer’s V = 0,29; significantie: p < 0,007
Tabel 28 Relatie tussen gemeten geluid bij stand 3 in de slaapkamer en geluidhinder Geluid ventilatie (subjectief) In slaapkamer gemeten geluid bij stand 3 geen hinder wel hinder ≤ 35 dB(A) 30 28 > 35 dB)A) 8 24 Totaal 38 52 Sterkte van het verband: Cramer’s V = 0,259; significantie: p < 0.014
totaal 29 61 90
totaal 58 32 90
Er kon geen direct verband worden vastgesteld tussen gemeten geluidniveaus en gezondheidsklachten, mede wegens een te laag aantal waarnemingen per cel van de kruistabel.
Project Ventilatie Vathorst
72
GGD Eemland
7.
BESCHOUWING BESCHOUWING
Beperkingen van de onderzoeksopzet Er zijn verbanden gevonden tussen de aanwezigheid van centrale balansventilatie en diverse gezondheidsproblemen. De aanwezigheid van een balansventilatie is door de onderzoeker vastgesteld. Maar de gegevens over gezondheidsproblemen zijn ontleend aan een daarvoor uitgevoerde telefonische enquête. Eerder was in de media aandacht gegeven aan allerlei gezondheidsproblemen die werden toegeschreven aan de betreffende systemen voor balansventilatie. De grootste valkuil van de gekozen onderzoeksopzet is dat de deelnemers aan de telefonische enquête antwoorden hebben gegeven die niet overeenstemmen met de realiteit maar met de gewenste uitkomst van het onderzoek. Daartegen pleit dat hoofdpijn, irritatie van contactlenzen en huidproblemen niet duidelijk verhoogd scoren bij balansventilatie, terwijl ze wel in de lijst staan van klachten die 36 bewoners uit zichzelf in een vroeg stadium bij de GGD hebben gemeld. Dit is een indicatie dat de deelnemers aan de enquête realistische antwoorden hebben gegeven op de vragen. Bovendien bestaat er een overeenkomst met gezondheidsproblemen die eerder aangegeven zijn in een schriftelijke enquête onder bewoners overal in het land zonder dat er sprake was van ongerustheid. Doordat woningen en gezondheid in dezelfde periode onderzocht zijn (transversaal onderzoek), is er geen informatie beschikbaar of de binnenmilieuproblemen vooraf gingen aan de gezondheidsklachten. Daardoor is het niet mogelijk een definitieve uitspraak te doen over de oorzaak van de klachten. Daar staat tegenover dat er geen reden is om aan te nemen dat verhoogde percentages gezondheidsklachten ook al voor de verhuizing aanwezig waren bij degenen die nu in een woning met balansventilatie wonen.
Generaliseren van de uitkomsten Hoewel het veel moeite heeft gekost de bewoners van geselecteerde adressen tot deelname te bewegen, is het gelukt om de onderzoekgroep naar wens samen te stellen. De 2 te onderzoeken ventilatiesystemen waren elk aanwezig in ongeveer de helft van de onderzochte woningen. Ook de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) was gelijkelijk verdeeld over de onderzoeksgroepen. Degenen die zich met gezondheidsklachten hadden aangemeld bij de GGD hebben ook in het onderzoek kunnen participeren. Daarom is voor een opzet gekozen met drie onderzoeksgroepen. Tussen deze onderzoeksgroepen bestaan geen relevante verschillen in woningkenmerken, leefsituatie en woongedrag, behalve in het type ventilatiesysteem en factoren die daaraan gekoppeld zijn, zoals geluidniveau. De steekproef is niet representatief voor geheel Vathorst omdat uit is gegaan van woningen met klachten, waar vervolgens woningen ter vergelijking bij zijn gezocht van een vergelijkbaar bouwjaar en bouwtype. De recentere woningen zijn anders gebouwd. Daarom valt niet zomaar te berekenen hoeveel soortgelijke situaties er bestaan binnen de wijk. Daardoor valt nu niet aan te
Project Ventilatie Vathorst
73
GGD Eemland
geven hoeveel gezondheidsproblemen er in Vathorst te verwachten zijn in relatie tot ventilatiesystemen. In principe zou dit wel alsnog kunnen door de gegevens te vertalen naar verschillende woningtypes. DWA heeft ten behoeve van de steekproef 36 verschillende woningtypen onderscheiden. Het is mogelijk te onderzoeken wat het percentage is van deze woningtypen in de onderzoeksgroep en in de wijk. Hiermee is een vertaalslag te maken door de gegevens van de onderzochte groep verhoudingsgewijs om te rekenen naar Vathorst, aannemende dat de kenmerken van bewoners in de onderzochte groep niet verschillen van die van de bewoners van de hele wijk. Dit is niet gedaan omdat het niet tot de onderzoeksvragen behoorde. De uitkomsten van het onderzoek zijn wel kwalitatief te generaliseren voor vergelijkbare woningen in Vathorst en elders in het land waar gebalanceerde ventilatiesystemen worden toegepast.
Niet voldoen aan de voorschriften. Het is opvallend dat de percentages woningen waarvan de capaciteit van de ventilatie niet voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit, sterk overeenkomt met de percentages die gevonden zijn in eerder onderzoek. Dit wijst erop dat het tekortschieten van de ventilatiecapaciteit in Vathorst geen incident is. tabel 29 Percentages van woningen met ventilatiecapaciteit die niet voldoet aan wettelijk voorschrift GGD Groningen Cauberg-Huygen, VROM-I DWA, Vathorst 2002 2005 2007 afzuiging in keuken, toilet en badkamer bij luchttoevoer via 56% 72% roosters 84% afzuiging in keuken, toilet en badkamer 71% 85% bij balansventilatie luchttoevoer in woonkamer bij 33% balansventilatie 31% luchttoevoer in 6% slaapkamer bij balansventilatie
Na inregelen zou de toevoercapaciteit van balansventilatie onvoldoende blijven in 23% van de woningen die Vathorst onderzocht zijn. Dit percentage was bij metingen elders door Nieman ca. 50%. Een mogelijke verklaring is dat in Vathorst een groot deel van de ventilatiesystemen aangelegd is door een installatiebedrijf dat daarin gespecialiseerd is, terwijl de door Nieman onderzochte woningen waarschijnlijk door verschillende installatiebedrijven gerealiseerd zijn.
Project Ventilatie Vathorst
74
GGD Eemland
De uitkomsten van de capaciteit van de toevoer via roosters zijn deels gebaseerd op inspectie omdat de technische gegevens van de roosters van veel woningen niet meer te achterhalen zijn. De afzuigcapaciteit van de onderzochte ruimtes in Vathorst voldoet minder vaak dan elders door Nieman gemeten in nieuwbouw. Dit is misschien toe te schrijven aan vervuiling van het systeem, aangezien in Vathorst sterk vervuilde ventilatie-units, kanalen en ventielen zijn aangetroffen. Door vervuiling stijgt de weerstand en daalt de capaciteit. Als de ventilatiecapaciteit nu voldoet aan de Bouwbesluit-eisen, betekent dit niet dat dit in de toekomst zo blijft. Door vervuiling en slijtage kan de capaciteit snel verminderen.
Balansventilatie Het is voor het eerst dat in Nederland zoveel gegevens zijn verzameld naar aanleiding van gezondheidsklachten die door bewoners werden toegeschreven aan het ventilatiesysteem in hun woning. De verkregen informatie bevestigt hun indruk dat centrale gebalanceerde ventilatie gepaard gaat met veel hogere percentages van een aantal gezondheidsproblemen. Bij het vaststellen daarvan is deels gebruik gemaakt van vragenlijsten en metingen die eerder elders ook dergelijke verbanden aan het licht hebben gebracht. Dat er in Vathorst meer en sterkere verbanden gevonden zijn kan het gevolg zijn van het beperken van de analyse tot gezondheidsklachten die afnemen of verdwijnen als de bewoner buitenshuis vertoeft. Het vinden van een statistisch verband in Vathorst maakt het aannemelijk dat er werkelijk een dergelijke relatie bestaat. Het is opvallend dat de verbanden tussen de aanwezigheid van balansventilatie en gezondheidsproblemen sterker zijn dan de verbanden tussen de onderzochte factoren en de gezondheidsproblemen. Geen van deze factoren biedt een sluitende verklaring voor het optreden van de gezondheidsproblemen. Het kan zijn dat een andere factor van belang is of een combinatie van factoren. De relatie tussen balansventilatie en gezondheidsproblemen kan dan indirect zijn, bijvoorbeeld als volgt. Balansventilatie leidt tot een ongunstig binnenmilieu.
Een ongunstig binnenmilieu ontstaat mede door andere factoren en kan ook ontstaan zonder balansventilatie, maar de kans op een ongunstig binnenmilieu is groter bij balansventilatie. Vervolgens verhoogt een ongunstig binnenmilieu de kans op bepaalde gezondheidsklachten.
Geluid Een belangrijke factor in het binnenmilieu in relatie tot het ventilatiesysteem is de geluidproductie ervan. Bewoners ondervinden hinder van het geluid van mechanische ventilatie. Dat valt af te leiden uit hun reacties op vragen, maar ook uit hun keuze van de schakelstand. Ongeacht het type ventilatiesysteem staat de schakelaar doorgaans op de laagstand. De luchtstroom is dan ongeveer 10% van het maximum. In de laagstand haalt geen enkele woning de luchtverversing die aanbevolen is door de Gezondheidsraad. Het niveau van de ventilatiecapaciteit dat het Bouwbesluit voorschrijft sluit aan bij de aanbeveling van de
Project Ventilatie Vathorst
75
GGD Eemland
Gezondheidsraad, maar wordt pas gehaald in de hoogstand van het ventilatiesysteem. Deze stand wordt vaak gebruikt tijdens koken en douchen, maar het geluidniveau is dan storend. Het geluid is afkomstig van de motor die op vol vermogen draait, van de ventilator die in sommige installaties niet stabiel is en van de kanalen en ventielen die de luchtsnelheid plaatselijk vergroten. Een unit met meer vermogen, kanalen met ruimere dimensies en betere ventielen kunnen de geluidproductie beperken, ook in een stand die evenveel lucht verplaatst. Bij balansventilatie is ook het geluid in de laagstand veelal hinderlijk, met name in de slaapkamer. Daar is winst te behalen door o.a. een goede akoestische ontkoppeling. Geluidhinder gaat niet gepaard met een duidelijk verschil in CO2-concentratie, ook niet tussen woningen met en zonder balansventilatie. Daarom biedt geluidhinder geen goede verklaring voor de gezondheidsklachten bij balansventilatie. Geluidhinder toont een verband met extreme vermoeidheid en merkwaardigerwijs ook met astma. Het is denkbaar een samenhang op het volgende berust. Geluidsoverlast heeft een
nadelige invloed op het slapen. Bewoners met balansventilatie zijn daardoor meer vermoeid en meer gestresst. Vermoeidheid en stress kunnen een ongunstig effect hebben op het immuunsysteem. Dit kan de frequentie van luchtwegklachten vergroten. De stress kan bij sommige bewoners wellicht toenemen doordat ze wel zouden willen verhuizen, maar weten dat een huis met balansventilatie lastiger te verkopen is en met minder opbrengst, zoals naar voren is gekomen tijdens het woningonderzoek. Voor deze uitleg bestaat momenteel geen onderbouwing.
Luchtkwaliteit Bij balansventilatie hebben de bewoners meer klachten over droge lucht. Aangezien de lucht bij metingen niet droger bleek te zijn dan bij luchttoevoer via roosters, vormt dit een aanwijzing dat de droogteklachten worden veroorzaakt door aspecifieke prikkeling van de slijmvliezen. Dit kan berusten op allerlei verontreinigingen. Er zijn in dit onderzoek geen verontreinigingen of bronnen van mogelijke verontreinigingen geïdentificeerd die een verklaring bieden voor de gezondheidsklachten. Er is wel gevonden dat koken op gas samengaat met meer neusklachten en hoofdpijn. Dit biedt echter geen verklaring voor de verhoogde aantallen gezondheidsklachten bij balansventilatie. De gehaltes van formaldehyde waren hoger dan de advieswaarde maar niet hoog genoeg om er de gezondheidsklachten aan toe te schrijven. Het kan zijn dat elders in huis hogere gehalten voorkomen, maar daarover zijn geen gegevens verzameld. De gehaltes van de gemeten vluchtige organische stoffen (VOS) waren niet verhoogd. Vermoedelijk zijn er wel andere vluchtige stoffen in verhoogde concentraties aanwezig zoals in alle nieuwe woningen en ruimtes met nieuwe voorwerpen, maar dit verklaart niet de verschillen tussen woningen met en zonder balansventilatie. De gemeten CO2-concentraties zijn in veel woningen regelmatig ongewenst hoog, het meest in de slaapkamer. In 1 meetweek is in 72% van de woningen is de concentratie hoger geweest dan 1000 ppm in woonkamer en/of slaapkamer. In ongeveer de helft van de woningen is de hoger geweest dan 1200 ppm. Daarmee voldoet de luchtkwaliteit niet aan de advieswaarde
Project Ventilatie Vathorst
76
GGD Eemland
van de Gezondheidsraad in ongeveer de helft van de onderzochte woningen. Volgens de criteria in NEN 13779 is de kwaliteit matig in 20% van de woningen. De luchtverversing schiet dus regelmatig tekort in de meeste woningen. Er zijn echter geen duidelijk verschillen gevonden tussen woningen met en zonder balansventilatie. Deze bevindingen komen overeen met de uitkomsten van ander onderzoek (Meijer 2002, Van Dongen 2007). Dit betekent dat CO2 geen goede indicator is voor het ongunstige binnenmilieu dat kan bestaan bij balansventilatie. Mogelijk zit het probleem niet in de kwantiteit van de luchtverversing, maar in de kwaliteit van de binnenlucht door een invloed van de mechanische luchttoevoer. De kwaliteit van de toegevoerde lucht kan in theorie worden beïnvloed door een aantal factoren. a. De kwaliteit van de buitenlucht op de plaats van het aanzuigpunt. b. De binnenzijde van de kanalen en de ventilatie-unit en de ventielen. c. Het toevoerfilter. d. Lekkages van de aansluitingen van de kanalen op de ventilatie-unit. e. De luchtstroming in de kanalen. f.
De luchtstroming in de verblijfsruimten.
a). De kwaliteit van de buitenlucht kan bij balansventilatie anders zijn omdat luchttoevoer niet plaats vindt vanuit de gevel maar vanaf het dak. Daar zitten ook een lozingspunt van de balansventilatie en van verbrandingstoestellen zoals de CV-ketel en een eventuele houtkachel. In een rijtje woningen zitten ook de lozingspunten van de buren in de nabijheid van het inlaatpunt van de balansventilatie. Doorgaans is de afstand tussen afvoer en inlaat voldoende om de afgevoerde gassen zoveel te verdunnen dat dit niet tot problemen leidt bij de inlaat. Er zullen echter ook momenten zijn dat beïnvloeding van de luchtkwaliteit waarneembaar is, bijvoorbeeld door geuren. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat de luchtkwaliteit een schadelijke inwerking heeft op het lichaam, maar het ruiken van geuren van de buren uit een mechanische luchttoevoer in de woonkamer of slaapkamer kan ongewenst en belastend zijn. Dit geldt temeer voor degenen die dit niet verwachten en niet bewust voor een mechanische luchttoevoer hebben gekozen. Uit de telefonische enquête en de gesprekken met bewoners tijdens het woningonderzoek is gebleken dat iets dergelijks ook in Vathorst het geval is, maar het speelt waarschijnlijk een ondergeschikte rol in het probleem als geheel. b). De binnenzijde van kanalen is bedekt met een grijze laag stof. De verontreiniging kan zijn opgetreden tijdens de bouw en tijdens het gebruik. De verontreinigingen hebben een negatieve invloed op de luchtkwaliteit. Dit geldt ook voor de binnenzijde van de ventilatieunit inclusief de warmtewisselaar. c). Het toevoerfilter is bedoeld om de lucht schoner te maken en raakt daarbij zelf vervuild. Een vervuild filter heeft een negatieve invloed op de luchtkwaliteit (Wargocki 2004). In de in Vathorst onderzochte woningen met balansventilatie bleken de filters in veel gevallen sterk vervuild. Na reiniging of vervanging en terugplaatsing door de onderzoeker, bleken ze
Project Ventilatie Vathorst
77
GGD Eemland
binnen 1 tot 2 weken alweer fors vervuild. Dit betekent dat de buitenlucht ongewoon veel stofdeeltjes bevat. Deze stofdeeltjes komen ook binnen via onder andere roosters. Daarbij treedt ook enige neerslag op, zodat de binnenlucht niet alle deeltjes bevat die in de buitenlucht zaten. Bovendien zijn veel roosters ook vervuild. Dit heeft eveneens een negatieve invloed op de kwaliteit van de binnenkomende lucht (Roijen 2003). Het is onbekend waaruit de negatieve invloed van vervuilde roosters en filters op de toegevoerde lucht precies bestaat. Daardoor zijn de vervuilde filters in de balansventilatie niet met zekerheid aan te wijzen als een oorzaak van de gezondheidsproblemen. Totdat een betere verklaring is gevonden, is het redelijk om rekening te houden met de mogelijkheid dat vervuilde filters een belangrijke bijdrage leveren. Een aantal filters zal in een universitair kader nader onderzocht worden. d). De ventilatie-unit heeft een toevoer van schone lucht en een afvoer van verontreinigde lucht. Wanneer de kanalen niet hermetisch op de unit aansluiten kan vermenging optreden. In bepaalde gevallen kan verontreinigde lucht naar de woning worden toegevoerd. In Vathorst zijn bij de inspectie tekortkomingen geconstateerd bij 2 installaties: een toevoerkanaal van buiten zat los en er zaten scheuren in de tape bij de aansluiting van een kanaal op de unit. e). Het stromen van lucht in de kanalen kan invloed hebben op de elektrische lading van deeltjes in mechanisch toegevoerde lucht. Het is onbekend welke invloed dit kan hebben op de gezondheid. Er zijn bedrijven die beweren dat zij apparaten verkopen die een gunstig effect hebben door het veranderen van geladen deeltjes in de lucht, maar dit berust niet op gedegen wetenschappelijk onderzoek. f). Luchtbewegingen in verblijfsruimten zijn anders bij balansventilatie dan bij luchttoevoer via roosters. In Vathorst wijzen de metingen uit dat de luchtsnelheid en de turbulentie bij balansventilatie de aanleiding kunnen zijn voor meer hinder door tocht. In de telefonische enquête geven ook bewoners meer tochthinder aan bij balansventilatie dan bij luchttoevoer via roosters. Waarnemingen van de onderzoekers bevestigen dat hinderlijke luchtstromen voelbaar zijn. Het is denkbaar dat de mechanische luchttoevoer leidt tot luchtsnelheden en turbulentie die meer stofdeeltjes in de lucht houden, waaronder ook stofdeeltjes uit de woning zelf. Er is in dit onderzoek niet gemeten hoeveel stof de lucht bevat. Uit onderzoek elders is niet gebleken dat er wat dit betreft een verschil bestaat tussen balansventilatie en luchttoevoer via roosters. De voor de gezondheid ongunstige kwaliteit van het binnenmilieu bestaat ook in woningen die voldoen aan de wettelijke eisen. Dit betekent dat regelgeving, beleid en marktwerking ten tijde van de bouw niet hebben geleid tot het vermijden van deze ongunstige situatie.
EPC De aanscherping van de wettelijke norm voor de EPC gaat samen op met de toenemende wens naar meer wooncomfort. Aan deze eisen en wensen is alleen te voldoen door een integraal
Project Ventilatie Vathorst
78
GGD Eemland
ontwerp van gebouwconstructie, oriëntatie, isolatie, daglichttoetreding, zonwering, warmteafgiftesysteem, ventilatievoorzieningen en luchtdichtheid. De ventilatievoorzieningen spelen hierin een sleutelrol. Tekortkomingen in ontwerp, realisering en onderhoud van de ventilatievoorzieningen hebben nadelige gevolgen voor het energiegebruik en voor het binnenmilieu. TNO heeft berekend dat bij het verlagen van de EPC vooral kierdichting de kans op gezondheidsverlies aanzienlijk vergroot (Pernot 2003). In dit onderzoek is geen verband gevonden tussen de EPC en gezondheidsklachten. Dat geeft geen uitsluitsel over het wel of niet bestaan van zo’n verband omdat er tussen de onderzochte woningen onderling weinig verschil bestond in de EPC-waarden. Het kan zijn dat met een groter contrast tussen hoge en lage EPC’s wel verbanden met gezondheidsproblemen te vinden zijn. Te concluderen valt dat het voor de gezondheidsklachten weinig verschil maakt of de EPC wat hoger of wat lager is dan 0,81. Binnen de aangetroffen range van 0,74 tot 0,96 is de directe invloed op de gezondheid blijkbaar gering. Indirect heeft de te behalen EPC wel effect op de gezondheid, namelijk door invloed op de keuze voor een ventilatiesysteem. Als er gekozen wordt voor balansventilatie, dan blijkt dat ongunstig te zijn voor de kwaliteit van het binnenmilieu en voor de gezondheid. Dat ligt waarschijnlijk aan de dimensionering, de materialen en de plaatsing, maar in de huidige situatie is dit een feitelijkheid, gegeven de regelgeving, de markt en de communicatie. Omdat de eisen aan de EPC de drijvende kracht vormen voor de keuze voor balansventilatie en aangezien gebleken is dat balansventilatie in de huidige constellatie gepaard gaat met ongewenste effecten, ligt het voor de hand de aanscherping van de EPC vergezeld te laten gaan van flankerend beleid.
Communicatie Communicatie en meningsvorming Systemen voor balansventilatie sluiten niet aan bij gedragspatronen van bewoners. De meeste bewoners met balansventilatie gebruiken ramen en deuren net zo als degenen zonder balansventilatie. Ze hebben niet het gevoel dat hun balansventilatie voldoende frisse lucht inblaast (Soldaat 2007). Het verwachtingspatroon van bewoners speelt een belangrijke rol bij de waardering van hun woning. In veel gevallen is het wooncomfort minder dan men had verwacht. Tijdens het onderzoek is de indruk gerezen, dat bewoners in allerlei opzichten onvoldoende zijn ingelicht over de verschillen tussen het ‘nieuwe wonen’ in Vathorst en het ‘oude wonen’ dat de meesten gewend zijn. Thema’s die ze regelmatig noemen, zijn geluidhinder van het ventilatiesysteem, allerlei vormen van tocht, slechte doorluchting van verblijfsruimten en oververhitting door zonneschijn. Enkele huishoudens hebben hun centrale balansventilatie vervangen door een ander systeem of zelfs de balansventilatie zelfs helemaal uitgeschakeld, met alle gevolgen van dien. Het is gebleken, dat niet iedereen even goed is geïnformeerd over het ventilatiesysteem dat in huis aanwezig is, hoe het werkt, wat ervan te verwachten is en hoe het gebruikt kan worden. Een klein aantal mensen heeft uit zichzelf het onderzoeksteam hierop geattendeerd. In andere gevallen heeft het onderzoeksteam dit zelf kunnen concluderen naar aanleiding van een onjuiste interpretatie door bewoners. Een gebrek aan inzicht kan bijdragen aan onrealistische
Project Ventilatie Vathorst
79
GGD Eemland
verwachtingen. Bovendien vermindert dit het vermogen om geruchten of eenzijdige interpretaties van anderen voor zichzelf te nuanceren.
Koeling Een voorbeeld is wat eufemistisch ook wel ‘vrije koeling’ genoemd wordt. Dit slaat op de niet wettelijk verplichte (maar wel onmisbare) aanwezigheid van een bypass van de warmterugwinning bij balansventilatie. Deze bypass dient om koele buitenlucht buiten de warmteterugwinning om binnen te halen wanneer het binnen te warm is. Maar een aantal bewoners denkt een vorm van airconditioning in huis te hebben, die in hun optiek niet functioneert. De gesprekken met bewoners suggereren dat degenen die redelijk tot goed geïnformeerd zijn over het ventilatiesysteem, minder klachten over het systeem hebben. Deze mensen geven bijvoorbeeld aan er begrip voor te hebben, dat het ventilatiesysteem een zekere mate van geluid produceert. Tocht bij ventilatieroosters wordt toegeschreven aan een aspect waarop men geen invloed heeft: het weer. Toch is de acceptatiegraad hoog. Tijdens het woningonderzoek zeiden een aantal bewoners: “het is logisch dat je soms tocht voelt.” Deze groep lijkt volgens de onderzoekers bovendien minder geneigd om gezondheidsklachten toe te schrijven aan het ventilatiesysteem.
Risico’s voor de gezondheid Uit de bevindingen is af te leiden dat de onderzochte bewoners blootstaan aan een aantal risicofactoren, met name balansventilatie, nodeloos geluid, luchtbeweging, koken op gas, formaldehyde, en hoge binnentemperatuur in de zomer. De gezondheidsproblemen tonen een verband met een aantal van deze factoren, vooral met de aanwezigheid van balansventilatie. Het is te verwachten dat de gezondheidsproblemen reversibel zullen blijken als de oorzakelijke factoren worden weggenomen. Het is echter niet duidelijk wat precies de oorzakelijke factoren zijn. Daarom is het raadzaam om maatregelen te richten op diverse risicofactoren en daarbij te onderzoeken wat de effecten zijn. Voordat een maatregel tegen formaldehyde valt te nemen, is het noodzakelijk na te gaan wat de belangrijkste bronnen van formaldehyde in een nieuwe woning zijn.
Opties voor verbetering van de bestaande woningen Om de bewoners te helpen en tegelijk meer zicht te krijgen op de oorzaken van de klachten zou de aandacht zich moeten richten op het verhelpen van klachten. De effectiviteit van de maatregelen zou onderzocht moeten worden. Om onderzoek mogelijk te maken, dienen verbeteringen niet alleen doorgevoerd te worden in woningen van degenen die zich actief met een klacht hebben gemeld, maar ook in controlewoningen. Een complicerende factor is dat de fabrikanten van toestellen voor balansventilatie evenals de woningcorporaties al begonnen zijn met verbeteractiviteiten.
Project Ventilatie Vathorst
80
GGD Eemland
Verbetering kan zich richten op informatie, op het verhelpen van kleine tekortkomingen van ventilatiesystemen en/of op ingrijpende maatregelen. Het is redelijk de verbeteringen te faseren: eerst de eenvoudige en pas indien dan noodzakelijk ook de ingrijpende. Het informeren van de bewoners kan inzicht geven in de werking van ventilatiesystemen in het algemeen. Daarnaast kan informatie worden gegeven over het specifieke systeem in hun woning en het juiste onderhoud ervan. De aangeboden informatie kan schriftelijk, mondeling en digitaal zijn. Omdat de negatieve oordelen van bewoners een goed gebruik van de het ventilatiesysteem kunnen belemmeren, dienen bewoners de gelegenheid te krijgen hun oordeel over hun ventilatiesysteem voor te leggen aan een deskundige. Kleine verbeteringen van de ventilatiesystemen zijn onder andere (opnieuw) inregelen en verhelpen van onbalans van de ventilator en het toepassen van geluiddempend montagemateriaal. Dit geldt voor zowel balansventilatie als mechanische afzuiging bij toevoer via roosters. Bij balansventilatie zijn kleine verbeteringen ook het aanbrengen van een ontbrekende condensafvoer en het plaatsen van specifieke (maar duurdere) inblaasventielen ter vermindering van de tochtklachten en vermindering van de geluidsoverlast. In sommige gevallen kan eenvoudig het juiste akoestische materiaal in de kanalen rond de balansventilatie-unit worden aangebracht ter vermindering van de verspreiding van geluid. In andere gevallen vergt dit een grote ingreep. Een grote ingreep is meestal ook het verplaatsen van de ventilatie-unit zodat filters gemakkelijk te bereiken zijn ter reiniging en vervanging. Dit is vooral van belang bij balansventilatie omdat filters voor de luchttoevoer frequent gereinigd en vervangen moeten worden. Voor iedere mechanische ventilatie kan het een grote ingreep zijn de ventilatie-unit te verplaatsen van een lichte wand naar een zware wand. In sommige woningen is dit echter eenvoudig uitvoerbaar. De onderzochte woningen dienen zodanig verbeterd te worden dat ze tenminste voldoen aan het Bouwbesluit. Dit is een verantwoordelijkheid van de bewoner waar het gaat om een zolder met een ander gebruik dan is vastgelegd in de Bouwvergunning. Het is een verantwoordelijkheid van de verkoper of verhuurder waar het gaat om een kwaliteitsgebrek van het geleverde. Voorzover het gaat om woningen gebouwd onder GIW-garantie, kan het GIW een bemiddelde rol spelen. Verbetering van woningen buiten het onderzoeksgebied kan op dezelfde wijze plaatsvinden. Om het proces overal op gang te brengen moet de eigenaar een motief hebben. Dat kan door de kwaliteit van het ventilatiesysteem inzichtelijk te maken, ten minste bij overdracht een aan nieuwe koper of huurder. Daartoe valt aan te sluiten bij het energielabel dat met ingang van 2008 verplicht moet worden voorgelegd bij overdracht van een woning. Dat label is vrijwillig of verplicht zodanig aan te passn dat het ook zicht geeft op de capaciteit van de mechanische ventilatie en de geluidproductie daarvan. De laatste maatregel is vooral afhankelijk van de rijksoverheid. De andere opties kunnen worden uitgevoerd door de bouw- en verhuursector omdat het gaat om het realiseren van een kwaliteit die van het product verwacht mag worden. Zij kunnen de leveranciers aanspreken voorzover het gaat om tekortkomingen in materialen en toestellen.
Project Ventilatie Vathorst
81
GGD Eemland
Opties voor verbetering van toekomstige nieuwbouwwoningen nieuwbouwwoningen In nieuwe woningen is het gemakkelijker de problemen te voorkomen dan om ze later te verhelpen. Om te beginnen kan de mechanische ventilatie ruimer gedimensioneerd worden. Het Bouwbesluit schrijft slechts een minimum voor en de meerkosten van een ruimere ventilatie zijn gering ten opzichte van de voordelen voor de kwaliteit van het binnenmilieu, zowel wat betreft luchtverversing als wat betreft geluidproductie. Bij een nodeloos grote capaciteit gaan de nadelen overheersen: naast de kosten ook de belasting voor het milieu. Een middenweg is een mechanische ventilatiecapaciteit die 50% groter is dan voorschreven in het Bouwbesluit en met een middenstand die tenminste de 50% haalt van die capaciteit. In die middenstand dient de middenstand een acceptabele geluidproductie te hebben. Bij een ventilatiesysteem zonder overcapaciteit geldt dit voor de hoogstand. Wat acceptabel is, valt te ontlenen aan NEN 1070 (1999). Voor nieuwbouw van koopwoningen waarvoor een garantieregeling wordt afgesproken, zijn daarin eisen aan het geluid van de eigen installaties vast te leggen. De GIW/ISSO-publicatie (GIW 2006) stelt reeds prestatie-eisen voor geluid van de eigen ventilatie-installatie. Deze regeling wordt echter niet afgesproken voor alle nieuwbouwwoningen. Bovendien is de regeling uiteraard niet toepasbaar bij verhuur, en evenmin bij verkoop van een bestaande woning. Als een dergelijke regeling wordt vastgelegd is het van belang de geluideisen te koppelen aan de wettelijk vereiste ventilatiecapaciteit. Naast de prestatie-eisen kan kwaliteit worden bevorderd door richtlijnen voor ontwerp en uitvoering. Er bestaan al normen, technische handboeken en de voorschriften van leverancier. Voor balansventilatie geeft de ISSO-publicatie 62 een bruikbaar minimum. Het toepassen van dergelijke richtlijnen kan worden geborgd door bijvoorbeeld certificering met extern toezicht. Het marktmechanisme is tot nu toe niet in staat gebleken tot het realiseren van voldoende kwaliteit van ventilatiecapaciteit en geluidproductie. Door afspraken met de sector of door regelgeving kan de rijksoverheid daarin verandering brengen. Dit geldt ook voor het treffen van een regeling waardoor regelmatig onderhoud van mechanische luchttoevoer onontkoombaar wordt, bijvoorbeeld een verplicht onderhoudscontract of een periodieke keuring. Bijzondere aandacht is nodig voor een aantal aspecten. Het beperken van verhitting in de zomer door het toepassen goede buitenzonwering die spuien niet belemmert en door het voorkomen van het toepassen van balansventilatie zonder bypass van de warmteterugwinning. Het verbeteren van de subjectieve luchtkwaliteit en het comfort door het aanbrengen van roosters of raampjes in de gevel bij balansventilatie, ook al lijkt dit overbodig uit technisch oogpunt. Het afraden van een motorloze wasemkap aangesloten op het ventilatiesysteem. En het adequaat informeren van bewoners over het gebruik en het onderhoud van hun systeem.
Project Ventilatie Vathorst
82
GGD Eemland
8.
ANTWOORDEN OP ONDERZOEKSVRAGEN EN ANDERE CONCLUSIES
Voor het onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd; ze worden in het onderstaande beantwoord. I. Voldoen de betreffende woningtypen aan wettelijke eisen? II. Wat is de kwaliteit van het binnenmilieu in deze woningen? III. Is er een relatie te leggen tussen de kwaliteit van het binnenmilieu en de woning met zijn technische voorzieningen? IV. Is er een relatie te leggen tussen de kwaliteit van het binnenmilieu en de gezondheidsklachten van de bewoners? V. Welke interventies zijn geschikt om het binnenmilieu te verbeteren met het oog op de gezondheid? Daarna wordt ook aangegeven wat dit betekent voor de bewoners
I. Voldoen de betreffende woningtypen aan wettelijke eisen? In de woningen met balansventilatie bleek de capaciteit van de luchttoevoer in de hoogstand aan de wettelijke eis te voldoen in 67% van de woonkamers en 94% van de slaapkamers. In 77% van de woningen is bij elkaar opgetelde toevoer voldoende voor de woonkamer en de slaapkamers tezamen. Na beter inregelen zou de toevoer voor de hele woning dus onvoldoende blijven bij 23% van de huizen met balansventilatie. In woningen zonder balansventilatie is de capaciteit van de toevoerroosters in alle gevallen voldoende. Alle onderzochte woningen zijn voorzien van een mechanische luchtafvoer. In circa 40% van de badkamers en in ca. 65% van de toiletten voldeed de capaciteit van de mechanische ventilatie niet aan de wettelijke voorschriften; dit was ook het geval in ca. 35% van de keukens waarin de gehele afvoer meetbaar was. In slechts 15% van de woningen met gebalanceerde ventilatie wordt er in zowel toilet, badkamer als keuken voldoende lucht afgezogen om te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. In nog eens 15% van de woningen met balansventilatie kan na het inregelen van de afzuigventielen in al deze drie ruimten worden voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit. Mogelijk is dit percentage groter, maar dat blijkt niet uit de metingen: bij 70% van de woningen met gebalanceerde ventilatie is de opgetelde afzuiging ontoereikend. In 28% van de woningen met luchttoevoer via roosters wordt voldaan aan de afvoereis. De onvoldoende capaciteit leidt tot tekort schietende luchtverversing en tot extra geluidhinder doordat de installatie niet goed functioneert.
Project Ventilatie Vathorst
83
GGD Eemland
tabel 30 Geconstateerd percentage woningen met onvoldoende ventilatiecapaciteit Luchttoevoer via roosters
Balansventilatie
Opgetelde toevoercapaciteit in woonkamer + slaapkamers
0%
23%
Aangetroffen afzuigcapaciteit in keuken, toilet en/of badkamer
72%
85%
Omdat deze bevindingen overeenkomen met de bevindingen elders, zijn de tekortkomingen waarschijnlijk niet toevallig. In sommige gevallen is het ventilatiesysteem niet goed ingeregeld, in andere gevallen zijn ventielen aangepast naar aanleiding van klachten of door bewoners zelf, en in enkele woningen is de toevoerventilator van de balansventilatie permanent uitgeschakeld (soms bewust, soms onbewust). Daarnaast kan vervuiling van het ventilatiesysteem een rol spelen. Een aanzienlijk deel van de tekortkomingen kan echter al bij oplevering bestaan hebben, gezien de leeftijd van de woningen en gezien onderzoek elders (Slot 2005). Bij het onderzoek is niet geconstateerd dat bij het verlenen van de bouwvergunning is afgeweken van het Bouwbesluit. Wel is geconstateerd dat in de sommige woningen het gebruik afwijkt van hetgeen is aangegeven in de aanvraag voor de bouwvergunning. Daarin staat de zolder, indien aanwezig, waarschijnlijk aangeduid als onbenoemde ruimte. Een onbenoemde ruimte telt niet mee bij het berekenen van de verplichte ventilatiecapaciteit. De ventilatiecapaciteit (en de daglichttoetreding) voldoen in de meeste gevallen niet aan de voorschriften die zouden gelden als het een verblijfsruimte was. In circa 15% van de woningen met een zolderverdieping is die (of een deel ervan) in gebruik genomen als speel, werk-, logeer- of slaapkamer en dus als verblijfsruimte in de zin van wet. Men is daarbij voorbijgegaan aan de eisen die gelden voor een verblijfsruimte. Dit leidt tot tekort schietende luchtverversing en hinder van installatiegeluid in de betreffende ruimte.
RESUMÉ Samengevat, in merendeel van de woningen voldoet de ventilatiecapaciteit niet aan de wettelijke eisen. Als de ventilatiecapaciteit nu wel voldoet aan de Bouwbesluit-eisen, betekent dit overigens niet dat dit in de toekomst zo blijft. Door vervuiling en slijtage kan de feitelijke capaciteit snel verminderen. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar dat de woning blijft voldoen aan de eisen.
II. Wat is de kwaliteit van het binnenmilieu in de woningen?
Geluid van ventilatiesysteem In 87% van de onderzochte woonkamers maakt de mechanische ventilatie in de hoogstand nodeloos veel geluid (> 30 dB(A)). In de laagstand geldt dit voor 37% van de woningen met balansventilatie en 17% met luchttoevoer via roosters. In 81% van de slaapkamers maakt balansventilatie in de hoogstand nodeloos veel geluid, zonder balansventilatie is dit 19%. In de laagstand gaat het om 12% resp. 6% .
Project Ventilatie Vathorst
84
GGD Eemland
Van de geënquêteerden met balansventilatie geeft 67% geluidhinder aan, tegen 10% met luchttoevoer via roosters en mechanische luchtafvoer. In de laagstand is dit 24% en 6%.
Tocht Gezien de gemeten luchtsnelheid en turbulentie is in de hoogstand tochthinder te verwachten in 26% van de woningen met balansventilatie en in 8% van de woningen zonder balansventilatie. In de laagstand is dit in 16% resp. 2% van de woningen. Door 17 % van de geënquêteerden is tochthinder aangegeven in woningen met balansventilatie en 32% in woningen met luchttoevoer via roosters.
CO2-concentratie In de woonkamers zijn de CO2-concentraties regelmatig hoger dan wenselijk is. De ventilatie schiet vaker tekort in de slaapkamers dan in de woonkamers. De luchtkwaliteit is in woonkamer en/of slaapkamer in 20% van de woningen matig en in 48% onvoldoende. Er zijn geen duidelijk verschillen gevonden tussen woningen met en zonder balansventilatie.
Thermisch comfort De temperatuur en relatieve luchtvochtigheid liggen gedurende 5 tot 10% van de tijd in alle woningen buiten de criteria voor een behaaglijk binnenklimaat. Dit vindt waarschijnlijk plaats wanneer de bewoners afwezig zijn. Het onderzoek is gedaan tijdens het stookseizoen. Uit de mededelingen van bewoners komt naar voren dat in de zomer de temperatuur vaak te hoog oploopt. Dit is vooral een probleem in woningen met balansventilatie zonder bypass. Het is moeilijk de warmte uit dergelijke woningen kwijt te raken.
Formaldehyde en V.O.S. De formaldehyde-gehaltes zijn in alle woningen hoger dan de advieswaarde van het RIVM en in 67% van de woningen is de concentratie hoger dan het maximaal toelaatbare risiconiveau van VROM. Dit is niet ongebruikelijk. De gevonden concentraties zijn niet hoog genoeg om er meer gezondheidsklachten aan toe te schrijven dan lichte slijmvliesprikkeling bij sommige personen. De gehaltes van vluchtige organische stoffen (V.O.S.) waren niet verhoogd.
Vocht In slechts enkele woningen zijn vocht- en of schimmelplekken aangetroffen. Deze waren deels het gevolg van (recente) lekkages. In enkele woningen zijn de vochtproblemen waarschijnlijk ontstaan door het uitschakelen van (een deel van) de balansventilatie.
RESUMÉ Al met al is in de meeste woningen de kwaliteit van het binnenmilieu ongunstig wat betreft geluid, luchtbeweging, luchtverversing, formaldehyde en zomertemperatuur. Daarbij bestaat geen strijdigheid met wettelijke eisen.
Project Ventilatie Vathorst
85
GGD Eemland
III. Is er een relatie te leggen tussen tussen de kwaliteit van het binnenmilieu en de woning met zijn technische voorzieningen?
EPC Er is geen direct verband gevonden tussen de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) en de kwaliteit van het binnenmilieu, maar dat kan het gevolg zijn van de geringe verschillen tussen de EPC’s van de onderzochte woningen.
Laagstand Mede om hinderlijk geluid en tocht te voorkomen, maken bewoners geen optimaal gebruik van hun ventilatievoorzieningen; de mechanische ventilatie staat doorgaans in de laagstand. Dit geldt voor beide ventilatiesystemen, maar wat meer voor balansventilatie.
Balansventilatie Bij gebalanceerde ventilatie is het geluidniveau hoger dan bij luchttoevoer via roosters. Dit geldt ook voor de intensiteit van de luchtbewegingen en daarmee de kans op tocht. Er zijn bij balansventilatie inderdaad ook meer bewoners die desgevraagd aangeven last te hebben van geluid en tocht.
Zolder In woningen met een slaapkamer op zolder hebben bewoners meer hinder van het geluid van de ventilatie-unit. In de onderzochte woningen is dit alleen het geval waar bewoners afwijken van de bouwvergunning.
Ervaren droogte Er is ook een verband gevonden tussen balansventilatie en subjectieve droogte. Omdat de gemeten luchtvochtigheid geen verschil vertoont, zijn de droogteklachten bij balansventilatie vermoedelijk te wijten aan de luchtkwaliteit.
Koken op gas Koken op gas gaat gepaard met meer klachten van neus en ogen, en meer hoofdpijn, extreme vermoeidheid en doorslaapproblemen dan er optreden bij elektrisch koken. Dit vormt een aanwijzing voor een (periodiek) ongunstig binnenmilieu.
Motorloze wasemkap In 36 van de 99 woningen is een motorloze wasemkap aangesloten op het ventilatiesysteem. In 2 van deze 36 hebben de onderzoekers geconstateerd dat de motorloze wasemkap helemaal niet functioneert. Ook andere bewoners klagen over gebrekkige afzuiging van kookgeuren. Mogelijk is dat dit minder het geval is bij gebruik van een wasemkap met een afvoer rechtstreeks naar buiten, maar hierover bestaat geen zekerheid.
RESUMÉ Samengevat bestaat een ongunstig binnenmilieu vaker bij balansventilatie dan bij luchttoevoer via roosters. Koken op gas en een motorloze wasemkap zijn bijkomende risicofactoren.
Project Ventilatie Vathorst
86
GGD Eemland
Het is overigens niet gebleken dat balansventilatie altijd leidt tot een ongunstig binnenmilieu. De problemen met geluid en tocht zijn voor een belangrijk deel toe te schrijven aan tekortkomingen in ontwerp, materiaalkeuze, uitvoering en onderhoud.
IV. Is er een relatie te leggen tussen de kwaliteit van het binnenmilieu en de gezondheidsklachten gezondheidsklachten van de bewoners?
EPC Er is geen direct verband gevonden tussen de EPC en de onderzochte gezondheidsproblemen, maar dat kan het gevolg zijn van de geringe verschillen tussen de EPC’s van de onderzochte woningen. Wel leidt de materialisatie om aan de EPC te voldoen in veel gevallen tot de keuze voor balansventilatie. De centrale balansventilatie blijkt een belangrijke faalfactor voor de kwaliteit van het binnenmilieu en voor gezondheidsklachten. Zonder maatregelen is te verwachten dat het energiebeleid zal leiden tot een toename van de onderzochte problematiek.
Geluidhinder Er is een verband gevonden tussen geluidhinder en extreme vermoeidheid en tussen geluidhinder en astma. Geluidhinder is sterker bij balansventilatie en speelt misschien een oorzakelijke rol bij de gezondheidsproblemen, bijvoorbeeld als stressor, maar hierover zijn geen gegevens verzameld. Het kan ook andersom zijn: de aandoeningen kunnen mogelijk de gevoeligheid voor geluid vergroten.
Luchtbeweging Verder is er een binnenmilieufactor gevonden die mogelijk een oorzakelijke factor kan zijn. Bij balansventilatie is de gemeten luchtsnelheid en de veranderlijkheid daarvan wat groter dan bij luchttoevoer via roosters. Misschien zorgt dit voor een hoger gehalte van zwevende deeltjes of micro-organismen in de binnenlucht, maar hierover zijn in dit onderzoek geen gegevens verzameld.
Luchtverversing De ventilatie schiet regelmatig tekort zoals blijkt uit de hoge CO2-concentraties. Maar de tekortschietende afvoer van verontreinigingen biedt geen goede verklaring voor de gezondheidsproblemen omdat de CO2-concentraties weinig verschillen tussen beide ventilatiesystemen.
Balansventilatie De aanwezigheid van een balansventilatie toont veel meer en sterkere verbanden met diverse gezondheidsproblemen. Het gaat om astma en woninggebonden klachten: verkoudheid of hooikoorts en andere neusklachten; luchtwegklachten zoals een piepende ademhaling, benauwdheid en/of kortademigheid; keelpijn, vermoeide of tranende ogen, extreme vermoeidheid, concentratieproblemen en doorslaapproblemen. Een aantal van deze
Project Ventilatie Vathorst
87
GGD Eemland
gezondheidsproblemen komt 3 tot 5 keer vaker voor in woningen met centrale balansventilatie dan in woningen met luchttoevoer via roosters. De verbanden met balansventilatie zijn statistisch significant. Dat betekent op zich niet dat een oorzakelijke relatie hiermee bewezen is. Maar in eerder onderzoek was al gebleken dat dergelijke gezondheidsklachten vaker voorkomen bij balansventilatie. Oorzakelijk of niet, de gegevens uit Vathorst wijzen in elk geval op een verhoogde kans op dergelijke klachten in de aanwezigheid van balansventilatie. Ontevredenheid en ongerustheid kunnen een rol hebben gespeeld door vertekening van antwoorden op de telefonische enquête, maar dat is waarschijnlijk geen doorslaggevende rol. Ook al is het oorzakelijke mechanisme onbekend, de aanwezigheid van balansventilatie zoals toegepast in Vathorst, is blijkbaar een probleem. Zonder kennis van het oorzakelijke mechanisme valt niet vast te stellen dat de problemen inherent zijn aan het ventilatiesysteem en dus onvermijdelijk. Er bestaat daarom geen reden om de toepassing van balansventilatie te beëindigen, maar wel om een grotere zorgvuldigheid te betrachten in de communicatie en bij ontwerp, materiaalkeuze, uitvoering en onderhoud.
Koken op gas Er is een statistisch verband aangetroffen tussen koken op gas en diverse gezondheidsklachten. In eerder onderzoek waren dergelijke verbanden ook al gevonden. Het verdient nadere studie om na te gaan wat de relevantie hiervan is.
RESUMÉ Kortom, er is een relatie te leggen tussen de aanwezigheid van balansventilatie en een aantal gezondheidsproblemen. Ook geluidhinder, luchtbeweging en koken op gas zijn mogelijk risicofactoren.
V. Welke interventies zijn geschikt om het binnenmilieu te verbeteren verbeteren met het oog op de gezondheid? In sommige woningen van degenen die zich met gezondheidsklachten bij de GGD Eemland hebben gemeld, zijn intussen al verbeteringen uitgevoerd. In de overige bestaande woningen met balansventilatie zijn diverse verbeteringen mogelijk. Dit is weergegeven in de aanbevelingen. Daar zijn ook mogelijkheden vermeld om het kwaliteitsbeleid voor nieuw te bouwen woningen aan te scherpen.
VI. Wat betekent dit voor de bewoners? Voor de bewoners van de onderzochte woningen in Vathorst en van aanverwante woningen bestaat nog een belangrijke vraag, namelijk: heeft onze gezondheid een risico gelopen en/of loopt onze gezondheid in de komende tijd een risico?
Project Ventilatie Vathorst
88
GGD Eemland
Het onderzoek in Vathorst bevestigt de vermoedens dat bewoners van woningen met balansventilatie meer gezondheidsproblemen hebben dan die van woningen zonder balansventilatie. Tevens blijken de bewoners bloot te staan aan een aantal andere risicofactoren, met name nodeloos geluid, luchtbeweging, gebrekkige luchtverversing, koken op gas, formaldehyde, en hoge binnentemperatuur in de zomer. Geluid en luchtbeweging zijn vooral een probleem bij inblaasventielen, en een hoge binnentemperatuur is vooral een probleem in woningen met balansventilatie zonder bypass. De gevonden verbanden tussen gezondheidsproblemen en balansventilatie en binnenmilieu wijzen erop dat er risico’s bestaan. Dergelijke risico’s zijn in het algemeen het grootst voor gevoelige groepen, zoals personen met luchtwegaandoeningen, zwangeren, jonge kinderen en ouderen. Het is te verwachten dat de huidige gezondheidsproblemen reversibel zullen blijken als de oorzakelijke factoren worden weggenomen. Zelfs bij verblijf buitenshuis verminderen de klachten immers al snel. Omdat de precieze oorzaak van de gezondheidsproblemen onbekend is, valt echter niet te voorspellen, hoelang ze zullen aanhouden bij verblijf in de woning en wat de verdere gevolgen kunnen zijn. Er is geen reden om aan te nemen dat een goed ontworpen, goed aangelegde, goed onderhouden en juist gebruikte balansventilatie schadelijk is voor de gezondheid. In de onderzochte toestand vormen de woningen met balansventilatie met hun tekortkomingen echter een risicofactor voor de gezondheid. Daarom is het aan te bevelen om de bestaande tekortkomingen te verhelpen door uitvoering van de hieronder genoemde aanbevelingen.
Project Ventilatie Vathorst
89
GGD Eemland
Project Ventilatie Vathorst
90
GGD Eemland
9.
AANBEVELINGEN
Verbetering van de bestaande woningen Om de bewoners van de onderzochte woningen te helpen, is het raadzaam de volgende maatregelen te treffen. Wat de fasering van uitvoering betreft ligt het voor de hand om een onderscheid te maken tussen eenvoudige en ingrijpende maatregelen (zie hoofdstuk 7). 1. Met de bewoners communiceren over de knelpunten die zij ervaren en helpen zoeken naar een oplossing. De eigenaar blijft primair verantwoordelijk voor de woning maar op bouwkundige en installatie-technische gebreken kan hij degene aanspreken die een en ander heeft geleverd. Daarbij is het van belang dat de bewoners naast algemene ook specifieke informatie ontvangen over de werking van hun ventilatiesystemen en het juiste onderhoud. Belangrijke algemene boodschappen zijn dat elk mechanisch ventilatiesysteem in de middenstand behoort te staan wanneer er iemand thuis is, en dat het inrichten van een verblijfsruimte op zolder in veel gevallen extra ventilatievoorzieningen vergt. Voor woningen met balansventilatie is het een belangrijke boodschap dat roosters en toevoerfilters en –ventielen moeten worden gereinigd voordat ze zichtbaar vervuild zijn, dat het openen van ramen niet de gebalanceerde ventilatie verstoort maar slechts de warmteterugwinning, 2. Zonodig de mechanische ventilatiesystemen als volgt verbeteren. a. (Opnieuw) inregelen, om de luchtstroom goed te verdelen over de verschillende ruimtes, zodat voldaan wordt aan de eisen van het Bouwbesluit. Waar de capaciteit na inregeling onvoldoende blijft, dient de capaciteit vergroot te worden tot wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit. b. Verhelpen eventuele onbalans van de ventilator, om de geluidproductie te verminderen. c. Aanbrengen van het ontbrekend akoestisch materiaal tussen de ventilatie-unit en de kanalen, ter vermindering van de verspreiding van geluid. d. Ventilatie-unit met geluiddempend materiaal monteren op een zware wand, indien de unit nu anders gemonteerd is. e. Ventilatie-unit zo monteren dat filters gemakkelijk te bereiken zijn ter reiniging en vervanging, indien dit nu niet het geval is. 3. Bij balansventilatie zonodig een aantal extra maatregelen nemen. a. Specifieke inblaasventielen plaatsen ter vermindering van de tochtklachten en ter vermindering van de geluidsoverlast. b. Het eventueel ontbreken van een condensafvoer verhelpen. Om bewoners in het onderzoeksgebied en ook elders te helpen, is het raadzaam om tevens het volgende te doen.
Project Ventilatie Vathorst
91
GGD Eemland
4. Onderzoek naar de effectiviteit van de genomen maatregelen. 5. Onderzoek naar bronnen van formaldehyde in de binnenlucht in woningen. 6. Onderzoek naar gezondheidsrisico’s van koken op gas. 7. De capaciteit van de mechanische ventilatie en de geluidproductie daarvan meenemen in het energielabel dat met ingang van 2008 verplicht moet worden voorgelegd bij overdracht van een woning.
Verbetering van toekomstige nieuwbouwwoningen Om problemen in nieuwe woningen te voorkomen kunnen de volgende maatregelen worden genomen. 8. Burgers informeren over de consequenties van keuzes voor verschillende ventilatiesystemen en wasemkappen. Nieuwe bewoners adequaat informeren over het gebruik en het onderhoud van hun systeem. 9. Zorg dragen dat woningen gebouwd worden met een ruimere ventilatiecapaciteit dan als minimumeis in het Bouwbesluit is voorgeschreven en met een middenstand op de mechanische ventilatie die tenminste de 75% haalt van de capaciteit die nu is voorgeschreven. 10. Opleggen prestatie-eisen voor geluid van de eigen ventilatie-installatie koppelen aan de wettelijk vereiste ventilatiecapaciteit. De eisen kunnen aansluiten bij het niveau van de eisen van de GIW/ISSO-publicatie (GIW 2006), maar niet vrijblijvend. 11. Instellen verplichte kwaliteitsbewaking om te zorgen dat ontwerpen en uitvoeren nauwkeurig plaats vindt volgens de regels der kunst, dat wil zeggen conform de normen, technische handboeken (zoals ISSO-publicatie 62) en de voorschriften van leverancier. 12. Meten prestaties van mechanische ventilatie en de geluidproductie ervan bij oplevering. 13. Toepassen goede buitenzonwering die spuien niet belemmert; geen balansventilatie zonder bypass van de warmteterugwinning; bij balansventilatie tevens roosters of raampjes in de gevel. 14. Een regeling treffen waardoor regelmatig onderhoud van mechanische luchttoevoer onontkoombaar wordt, bijvoorbeeld een verplicht onderhoudscontract of een periodieke keuring.
Project Ventilatie Vathorst
92
GGD Eemland
10. 10.
LITERATUUR
Brunekreef B. The great indoors. Thorax 2004;59:729-730. Bouwman JG, et al. Gezondheidskaart; opnamemethodiek gezondheidskwaliteit voor gebouwde en nieuw te bouwen woningen. Rijswijk, Adviesbureau Nieman B.V., 2004. Buijs A. Statistiek om mee te werken. Houten, EPN, 2005. Chauhan AJ, et al. Exposure to nitrogen dioxide (NO2) and respiratory disease. Rev Environ Health 1998;13:73-90. De Hollander AEM, Hanemaaijer AH. Nuchter omgaan met risico’s; RIVM rapport 2517011047. Bilthoven, MNP, 2003. Duijm F. Balansventilatie en gezondheid; waarom klagen bewoners? Rotterdam, ISSO ThemaTech nr 8, 2006. Dusseldorp A, Bruggen M van, Douwes J, Janssen PJCM, Kelfkens G. Gezonheidkundige advieswaarden binnenmilieu. Bilthoven, RIVM rapport 609021029, 2004 Fanger PO, et al. Air Turbulence and Sensation of Draught. Energy and Buildings 1988;12:21-39. Fisk WJ, Faulkner D, Palonen J, Seppanen O. Performance and costs of particle air filtration technologies. Indoor Air. 2002;12:223-34. Gezondheidsraad. Advies inzake het binnenklimaat, in het bijzonder een ventilatieminimum, in Nederlandse woningen. Den Haag, Gezondheidsraad, 1984. GIW/ISSO. Installatie-eisen voor nieuwbouw eengezinswoningen en appartementen 2007. Rotterdam, ISSO, 2006. Hanninen OO, et al. Reduction potential of urban PM2.5 mortality risk using modern ventilation systems in buildings. Indoor Air. 2005;15:246-56. Hasselaar E. Health performance of housing; indicators and tools. Delft, TU, 2006. Hendriks U, Meijer G, Duijm F. (Balans)ventilatie in woningen; binnenmilieu Feitenblad 3. Groningen, GGD Groningen, 2007. ISSO-handboek installatietechniek (2e versie). Rotterdam, ISSO, 2003. ISSO-publicatie 62; kwaliteitseisen voor gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning in woningen. Rotterdam, ISSO, 2003. Meijer G, Duijm F. Zuinig warm en schoon; balansventilatie en binnenmilieu, metingen in 28 woningen. Groningen, GGD Groningen, 2002
Project Ventilatie Vathorst
93
GGD Eemland
NEN 1070:1999 nl; geluidwering in gebouwen - specificatie en beoordeling van de kwaliteit. Delft, NNI, 1999. NEN 1087:2001. Ventilatie van gebouwen; bepalingsmethoden voor nieuwbouw. Delft, NNI, 2001. NEN-EN-ISO 7730:2005 en; klimaatomstandigheden - analytische bepaling en interpretatie van thermische behaaglijkheid door berekeningen van de PMV en PPD-waarden en lokale thermische behaaglijkheid. Delft, NNI, 2005. Pernot CEE, Koren LGH, Van Dongen JEF, Van Bronswijk JEMH. Relatie EPC-niveau en gezondheidsrisico’s als onderdeel van het kwaliteitsniveau van gebouwen; rapport 2003-GGI-R057. Delft, TNO-Bouw, 2003. RIVM. Standaardvraagstelling Binnenmilieu; Lokale & Nationale Monitor Volksgezondheid. Bilthoven, RIVM, 2006, Roijen EJA, Op ’t Veld PJM. Vervuiling van woning-ventilatiesystemen; rapport 2000.2043-1. Maastricht, Cauberg-Huygen RI, 2003. Rudblad S, et al. Slowly decreasing mucosal hyperreactivity years after working in a school with moisture problems. Indoor Air. 2002;12:138-44. Soldaat K. Bewonersgedrag en balansventilatie; de invloed van bewonersgedrag op de effectiviteit van balansventilatie. Gouda, Habiforum, 2007. Slot BJM. Onderzoek handhaving bouwregelgeving: gezondheid in nieuwbouwwoningen. Zwolle, Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V., 2005. Steenbekkers JHM, Miedema HME, Vos H. Gezondheid en tevredenheid in energiedichte woningen. Leiden, TNO Preventie en Gezondheid, 2002. Thuis H, Hady M. Binnenmilieu onderzoek Utrecht: een onderzoek naar de relatie tussen woningkenmerken, CARA en de kwaliteit van het binnenmilieu. Utrecht, GG&GD Utrecht, 1998. Valk HJJ. Praktijkgids Bouwbesluit – Ventilatie. Delft, NEN. 2007. Van Dongen JEF, Van der Wal JF. Percieved indoor air quality, comfort and health in renovated dwellings with a balanced mchanical ventilation system. Ottawa, Proceedings of Indoor Air ’90, the 5th International Conference on Indoor Air Quality and Climate, Toronto, 1990. Van Dongen JEF, Vos H. Gezondheidsaspecten van woningen in Nederland; 2007-D-R0188/A. Delft, TNO, 2007. Van Geel PLBA. Bouwregelgeving 2002-2006; brief van de Staatssecretaris van VROM. Tweede Kamer 2005-2006, 28 235, nr 37. Vig RS, Forsythe P, Vliagoftis H. The role of stress in asthma: insight from studies on the effect of acute and chronic stressors in models of airway inflammation. Ann N Y Acad Sci. 2006;1088:65-77. Vietsch CA. Motie 28 325 nr 34. Verslag Algemeen Overleg over de energieprestatiecoëfficiënt op 23 februari 2006; vergaderjaar 2005-2006, nr 54, blz 3544-3549.
Project Ventilatie Vathorst
94
GGD Eemland
Wargocki P, Wyon DP, Fanger PO. The performance and subjective responses of call-center operators with new and used supply air filters at two outdoor supply rates. Indoor Air 2004;14 S 8:7-16.
Project Ventilatie Vathorst
95
GGD Eemland
Project Ventilatie Vathorst
96
GGD Eemland
11. 11.
BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN IN DIT RAPPORT
Begrippen balansventilatie balansventilatie = systeem waarbij mechanisch evenveel lucht wordt ingeblazen als afgezogen. Een dergelijke gebalanceerde ventilatie kan werken met 1 centrale unit per woning, of met 1 of meer decentrale units per ruimte. Dit rapport heeft alleen betrekking op centrale balansventilatie. bypass = voorziening om buiten de warmtewisselaar om te kunnen ventileren capaciteit = luchtstroom die onder standaard omstandigheden gehaald kan worden als een ventilatievoorziening maximaal aan of open staat. Cramer’ Cramer’s V = statistische maat voor hoe sterk twee factoren met elkaar samenhangen debiet = volume van een luchtstroom per tijdseenheid draught rating = score voor verwachte tochthinder, berekend op basis van luchtsnelheid en turbulentie. inregelen = met behulp van metingen mechanische luchtstromen naar wens (en voorschrift) verdelen over verschillende ruimtes. luchtsnelheid = verplaatsing van de lucht in bijvoorbeeld meter per seconde onbenoemde ruimte = een ruimte die in de aanvraag voor een bouwvergunning niet benoemd is als een verblijfsruimte. schakelstand = stand van de schakelaar van de mechanische ventilatie: 1 = laagstand, 2 = middenstand, 3 = hoogstand. significantie = mate van waarschijnlijkheid dat een gevonden statistisch verband berust op toeval; meestal acht men de statistisch verband voldoende significant als de kans op toeval kleiner is dan 0,05 stratum, stratum meervoud: strata = groepen van adressen waarbinnen bewoners benaderd zijn het verzoek aan het onderzoek deel te nemen. Dit onderzoek omvat 3 strata: casusgroep, gematchte groep en controlegroep. transversaal onderzoek = het zoeken naar verbanden tussen gelijktijdige waarnemingen van blootstelling en effect. Uit het vinden van een verband blijkt niet met zekerheid wat oorzaak en gevolg is. turbulentie turbulentie = veranderingen in snelheid of richting van de verplaatsing van lucht ventiel = voorziening om mechanisch toegevoerde of afgevoerde luchtstroom in te regelen. verblijfsruimte = in het Bouwbesluit gedefinieerd als: “ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte waarin de voor een gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden”. Voorbeeld: woonkamer, slaapkamer of speelkamer.
Project Ventilatie Vathorst
97
GGD Eemland
verdunningsfactor = berekende mate van verdunning vaan rook, verbrandingsgassen of afgevoerde lucht buiten langs een gebouw of tussen gebouwen. Aan de verdunning zijn eisen gesteld om te voorkomen dat de toegevoerde lucht wordt verontreinigd door afvoeren.
Afkortingen CO2 = kooldioxide = koolstofdioxyde; in woningen vooral afkomstig van uitgeademde lucht EPC EPC = relatieve maat voor de hoeveelheid energie die een gebouw nodig heeft voor verwarming en koeling. Sinds 1995 worden in het Bouwbesluit eisen gesteld aan de energiezuinigheid van nieuw te bouwen gebouwen. Met de introductie van de EPC is er voor gekozen de bouwwereld zelf te laten kiezen met welke maatregelen de vereiste energiezuinigheid van een gebouw wordt gerealiseerd. Voor woningen is de maximaal toegestane EPC is per 1 januari 2006 aangescherpt van 1,0 naar 0,8. dB(A) = decibel als eenheid voor geluidniveau gecorrigeerd voor waarneming door de mens GIW = Garantie Instituut Woningbouw; dit is een organisatie waarin bouwondernemers, consumenten en overheid vertegenwoordigd zijn. Het GIW wil de kwaliteit garanderen van nieuwbouwwoningen die worden gebouwd met GIW-garantie. ISSO = het kennisinstituut voor de installatiesector NEN = het nationale normalisatie-instituut; een onderneming zonder winstoogmerk voor het opstellen van normen gericht op veiligheid, gezondheid, milieu en innovatie. p = kans dat een gevonden statistisch verband berust op toeval ppm = part(s) per million; 1 ppm = een miljoenste deel = een milliliter per kubieke meter VOS = vluchtige organische stoffen, bijvoorbeeld oplosmiddelen zoals aceton of verfverdunner
Project Ventilatie Vathorst
98
GGD Eemland
GEZONDHEID EN VENTILATIE IN WONINGEN IN VATHORST; BIJLAGEN
1-3
P r o j e c t V e nti l ati e V at h o rst
2
G G D E em la n d
GEZONDHEID EN VENTILATIE IN WONINGEN IN VATHORST; onderzoek naar de relatie tussen gezondheidsklachten, binnenmilieukwaliteit en woningkenmerken. juli 2007 GGD Eemland Postbus 733 3800 AS Amersfoort 033 – 4 678 100
[email protected] www.ggdeem land.nl auteurs: F . Duijm, M. Hady, J. van Ginkel, G.H. ten Bolscher opdrachtgever:
Gemeente Amersfoort
met ondersteuning van:
P r o j e c t V e nti l ati e V at h o rst
ministerie van VROM
3
G G D E em la n d
Project Ventilatie Vathorst
4
GGD Eemland
BIJLAGEN bladzijde Bijlage 1 Vragenlijst OTB ten behoeve van het project Vathorst
7
Bijlage 2 Resultaten van de telefonische enquête en van de statistische analyses 21 A Algemene woningkenmerken
21
B Leefsituatie
23
C Woongedrag
27
D Ventilatiegedrag en bewonersoordeel over het type ventilatiesysteem
33
E Comfortklachten
41
F Gezondheidsklachten
47
G Binnenmilieuparameters
53
H Statistisch significante verbanden comfortklachten en type ventilatiesysteem
59
I Statistisch significante verbanden gezondheidsklachten en type ventilatiesysteem
63
Bijlage 3 Gezondheidskaart, opnamemethodiek Nieman
69
A Thermisch comfort
69
B Geluid
73
C Luchtkwaliteit
74
D Vocht
79
Bijlage 4 Resultaten van de woning-inspecties
83
Project Ventilatie Vathorst
5
GGD Eemland
Project Ventilatie Vathorst
6
GGD Eemland
Bijlage 1 Vragenlijst OTB voor het project Ventilatie Vathorst Contactpersoon OTB:
Jan van Ginkel
Datum:
24 augustus 2006
Inleiding
Goede middag/avond, Ik bel u in opdracht van de GGD Eemland en de gemeente Amersfoort. Zij doen een onderzoek naar de relatie tussen de kwaliteit van woningen en de gezondheid van de bewoners. Mogelijk heeft u al iets over dit onderzoek gehoord of in de krant gelezen. Onderzoeksinstituut OTB van de TUDelft heeft u over het onderzoek onlangs een brief gestuurd over een telefonische enquête die hierover wordt gehouden. Heeft u die brief ontvangen? Ja ik heb de brief ontvangen en gelezen (ga naar vraag A) Ja ik heb de brief gezien, maar niet goed gelezen (ga naar vraag B) Nee ik heb geen brief gezien (ga naar vraag B) A
Bent u bereid om aan de enquête mee te werken? Ja, (ga naar vraag 1) Ja, maar liever op een ander moment? (Wanneer past het u dan het beste?) Nee, dan wens ik u een goede middag/avond B Heeft u de brief niet ontvangen of bent u niet in de gelegenheid geweest hem te lezen, dan wil ik u even kort toelichten waar deze enquête over gaat. Begin dit jaar hebben ongeveer 40 bewoners van de wijk Vathorst gezondheidsklachten gemeld bij de GGD. Deze bewoners denken dat hun klachten worden veroorzaakt door de kwaliteit van de woning. De gemeente wil nu onderzoeken of dat zo is. Door middel van deze telefonische enquête wil de gemeente een beeld krijgen van de kenmerken van uw woning, uw gezinssamenstelling, uw gezondheid en de wijze waarop u de woning gebruikt. Op basis van het onderzoek kunnen gezondheidsklachten in de wijk Vathorst worden verminderd en in de toekomst voorkomen worden. Uw medewerking is daarom van groot belang. Het beantwoorden van de vragen duurt ongeveer een half uur. Bent u bereid om aan deze enquête mee te werken? Ja (ga naar vraag 1) Nee, dan wens ik u nog een goede middag, avond toe.
De vragen die ik u nu ga voorlezen zijn in de volgende categorieën ingedeeld. Eerst krijgt u vragen over de woning en over de ventilatie, daarna over uw leefsituatie en uw gezondheid, en tenslotte over het gebruik van de woning. Dan volgt nu de eerste vraag over de woning.
(Aanwijzing voor enquêteur: aanvinken wat van toepassing is. Indien meerdere antwoorden mogelijk zijn, dan wordt dat per vraag aangegeven)
1.
In welk jaar is de woning gebouwd? 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Weet ik niet
Project Ventilatie Vathorst
7
GGD Eemland
2. Sinds wanneer woont u in dit huis? (maand, jaar) 3.
Bent u de eerste bewoner? Ja Nee Weet ik niet
4.
Woont u in een koop- of in een huurwoning? Koop Huur
5.
Welk type huis bewoont u? Een eengezinswoning Is dat een: Vrijstaande woning Hoekwoning Twee-onder-een-kap Een flat Is dat: Een etage op de begane grond Een tussenetage De bovenste etage Anders, namelijk
6.
Heeft u, eventueel als meerwerk optie, één van de volgende bouwkundige wijzigingen aangebracht? Heeft u: (meerdere antwoorden mogelijk) Een dakkapel laten plaatsen? Een slaapkamer op zolder gemaakt? De indeling van de woning ingrijpend veranderd? (toelichting: uitbouw plaatsen, tussenmuren wegslaan, etc.) Het ventilatiesysteem veranderd?
7.
Hoeveel kamers (woon- en slaapkamers) heeft uw woning? (toelichting: wc en douche worden niet meegeteld, de zolder wordt alleen meegeteld indien gebruikt als slaapkamer, studeerkamer of speelruimte voor de kinderen) 1 2 3 4 5 Meer dan 5
8.
Heeft uw woning een open keuken? Ja Nee
9.
Welke van de volgende systemen heeft uw woning om de lucht te verversen? Balansventilatie met warmte terugwinning WTW (toelichting: de lucht wordt met een ventilator in de woning geblazen. In de woon- en slaapkamers zitten roosters of ventielen waar lucht uitkomt. In de keuken en in de douche en toilet wordt lucht met een ventilator afgezogen) Natuurlijke toevoer en mechanische afvoer (toelichting: in de woon- en slaapkamers bevinden zich ventilatieroosters en of (klep)ramen waardoor verse lucht naar binnen komt. In de keuken, douche en toilet wordt lucht afgezogen door een ventilator) Anders, namelijk Weet ik niet
Project Ventilatie Vathorst
8
GGD Eemland
10. Heeft het ventilatiesysteem een filter? Ja Nee (ga naar vraag 15) Weet ik niet (ga naar vraag 15) 11. Zo ja, hoe vaak wordt dit filter gereinigd? Meer dan vier keer per jaar? Vier keer per jaar Twee keer per jaar Een keer per jaar Minder dan een keer per jaar Nooit 12. Zo ja, hoe vaak wordt dit filter vervangen? Meer dan een keer per jaar? Een keer per jaar Een keer in de twee a drie jaar Minder dan eens in de drie jaar Nooit 13. Welke van de volgende ventilatievoorzieningen heeft uw woonkamer? (meerdere antwoorden mogelijk) Roosters Klepramen Schuif- of draai/kiep-ramen Deur naar buiten Ventielen of roosters waardoor lucht naar binnen wordt geblazen Anders, namelijk Weet ik niet 14. Hoe gebruikt u tijdens het stookseizoen deze voorzieningen in de woonkamer? Ik houd de roosters en/of ramen altijd open zodat ik continu verse lucht heb Ik zet dagelijks roosters en/of ramen of deur minimaal 2 keer 10 minuten open Mijn ventilatiesysteem ventileert automatisch en ik hoef verder niets te doen Anders, namelijk 15. Welke van de volgende ventilatievoorzieningen hebben uw slaapkamers? (meerdere antwoorden mogelijk) Roosters Klepraam Schuif- of draai/kiep-raam Deur naar buiten Ventielen of roosters waardoor lucht naar binnen wordt geblazen Anders, namelijk Weet ik niet 16. Hoe gebruikt u tijdens het stookseizoen deze voorzieningen in de slaapkamers? Ik houd de roosters en/of ramen altijd open zodat ik continu verse lucht heb Ik zet dagelijks roosters en/of ramen of deur minimaal 2 keer 10 minuten open Ik ventileer tijdens het slapen; overdag zijn ramen en roosters dicht Mijn ventilatiesysteem ventileert automatisch en ik hoef verder niets te doen Anders, namelijk 17. Welke van de volgende ventilatievoorzieningen heeft uw doucheruimte? (meerdere antwoorden mogelijk) Rooster Klepraam Ventiel dat de vuile lucht afzuigt Anders, namelijk
Project Ventilatie Vathorst
9
GGD Eemland
Weet ik niet 18. Hoe gebruikt u tijdens het stookseizoen deze voorzieningen in de doucheruimte? Ik houd het rooster en/of raam altijd open zodat ik continu verse lucht heb Ik zet dagelijks rooster en/of raam minimaal 2 keer 10 minuten open Mijn ventilatiesysteem ventileert automatisch en ik hoef verder niets te doen Ik zet na het douchen de deur naar de overloop/gang open Anders, namelijk 19. Welke van de volgende ventilatievoorzieningen heeft uw keuken? (meerdere antwoorden mogelijk) Roosters Klepraam Ventiel of rooster waardoor lucht naar binnen wordt geblazen Ventielen die vuile lucht afzuigen Afzuigkap Schakelaar om de snelheid van de ventilatie te regelen Anders, namelijk Weet ik niet 20. Hoe gebruikt u tijdens het stookseizoen deze voorzieningen in de keuken? Ik houd de roosters en/of ramen altijd open zodat ik continu verse lucht heb Ik zet dagelijks roosters en/of ramen of deur minimaal 2 keer 10 minuten open Ik gebruik de afzuigkap altijd tijdens koken Mijn ventilatiesysteem ventileert automatisch en ik hoef verder niets te doen Anders, namelijk 21. Indien een schakelaar aanwezig is waarmee u de snelheid van de ventilatie kunt regelen, op welke stand staat de schakelaar: (toelichting: de schakelaar is meestal in de keuken gemonteerd en heeft vrijwel altijd drie standen: (1) is de laagstand en geeft de kleinste hoeveelheid lucht, (3) is de hoogstand en geeft de grootste hoeveelheid; (2) zit er tussen in) Tijdens koken: Stand 1 (laag) Stand 2 (midden) Stand 3 (hoog) Tijdens douchen Stand 1 (laag) Stand 2 (midden) Stand 3 (hoog) Overdag (Indien minimaal 1 persoon thuis is, er wordt niet gerookt, gekookt, gedoucht en er is geen visite) Stand 1 (laag) Stand 2 (midden) Stand 3 (hoog) ’s nachts Stand 1 (laag) Stand 2 (midden) Stand 3 (hoog) Als er visite is of wordt gerookt Stand 1 (laag) Stand 2 (midden) Stand 3 (hoog) Als er niemand thuis is Stand 1 (laag)
Project Ventilatie Vathorst
10
GGD Eemland
Stand 2 (midden) Stand 3 (hoog) 22. Hoe tevreden bent u met uw ventilatiesysteem? Zeer tevreden (ga naar vraag 25) Tevreden (ga naar vraag 25) Noch tevreden, noch ontevreden Ontevreden Zeer ontevreden 23. Indien u niet of minder tevreden bent over de ventilatie, wat zijn dan uw klachten? (meerdere antwoorden mogelijk) Het systeem maakt te veel lawaai als ik het op de hoogste (=3) stand zet. Het systeem maakt te veel lawaai als ik het op de hoogste (=2) stand zet. Het systeem maakt te veel lawaai als ik het op de hoogste (=1) stand zet. Het systeem tocht? De lucht is niet vers of fris? Als ik het mechanische systeem niet wil gebruiken, zijn er geen goede alternatieve ventilatiemogelijkheden. Is het systeem moeilijk te bedienen? Anders, namelijk 24. Geldt voor u een van de volgende situaties? Ik schakel de ventilatie bijna altijd op de laagste stand vanwege het lawaai Ik schakel de ventilatie helemaal uit; eventueel onderbreek ik de stroomtoevoer van de ventilator vanwege het lawaai Ik heb het ventilatiesysteem laten veranderen sinds ik hier ben gaan wonen
Nu volgen vragen over uw leefsituatie 25. Hoeveel personen wonen of verblijven op dit adres? (toelichting: personen hoeven niet ingeschreven te staan. Het gaat om het aantal personen dat de woning als hoofdverblijf beschouwt) 26. Hoeveel uren per week verblijven u en uw eventuele partner over het algemeen voor werk of studie buiten de woning? Geïnterviewde: Partner: 27. Is er (bijna altijd) dagelijks iemand uit het gezin thuis? Ja Nee 28. Wordt er meer dan 1 sigaret per dag gerookt in uw huis? Ja Nee 29. Heeft u een of meer van de volgende huisdieren? (meerdere antwoorden mogelijk) Hond Kat Vogel Cavia Andere dieren met haren (bijv. een konijn, hamster, etc) Vragen over de gezondheid en hinder 30. Hoe is in het algemeen uw gezondheid? Uitstekend Erg goed Goed
Project Ventilatie Vathorst
11
GGD Eemland
Redelijk Slecht De volgende vragen gaan over gezondheidsklachten. Ik wil u vragen die klachten per bewoner te beantwoorden. Van de betreffende bewoner wordt eerst de leeftijd en het geslacht gevraagd. Vervolgens noem ik een klacht op en vraag u om te melden of die klacht van toepassing is. Indien dat zo is, willen we graag weten of die klacht ook blijft bestaan indien de betreffende bewoner voor langere tijd buiten de woning verblijft; bijvoorbeeld gedurende een vakantie of lang weekend weg. Ik begin met uzelf: 31. Wat is uw leeftijd? 32. Wat is uw geslacht? Man Vrouw 33. Heeft u regelmatig last van de volgende gezondheidsklachten? (meerdere antwoorden mogelijk) Verstopte neus of loopneus o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Verkoudheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Een piepende ademhaling o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Benauwdheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Kortademigheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Astma-aanvallen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Hooikoorts o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Keelpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Vermoeide of tranende ogen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Irritatie van contactlenzen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Hoofdpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Extreme vermoeidheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Concentratieproblemen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Meerdere keren per nacht wakker worden; niet doorslapen (toelichting: niet aanvinken indien de oorzaak is gelegen in een huilende baby) o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Huidproblemen( droge huid, jeukende huid, prikkelingen) o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Spierpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Indien u regelmatig astma-aanvallen heeft, willen wij graag nog het volgende weten: 34. Is door een arts ooit astma of CARA bij u vastgesteld? Ja Nee 35. Komt astma of CARA voor in uw familie? Ja Nee
Project Ventilatie Vathorst
12
GGD Eemland
36. Gebruikt u tegen astma (“pufjes”)? Ja Nee 37. Indien u medicijnen tegen astma of CARA gebruikt, is uw medicijngebruik toe- of afgenomen sinds u op dit adres bent gaan wonen? Toegenomen Gelijk gebleven Afgenomen 38. Behoren er nog meer bewoners tot uw gezin? Nee, ga verder met vraag 78 Ja Bewoner 2 39. Wat is de leeftijd van betrokken bewoner? 40. Wat is het geslacht van betrokken bewoner? Man Vrouw 41. Heeft betrokken bewoner regelmatig last van de volgende gezondheidsklachten? (meerdere antwoorden mogelijk) Verstopte neus of loopneus o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Verkoudheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Een piepende ademhaling o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Benauwdheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Kortademigheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Astma-aanvallen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Hooikoorts o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Keelpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Vermoeide of tranende ogen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Irritatie van contactlenzen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Hoofdpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Extreme vermoeidheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Concentratieproblemen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Meerdere keren per nacht wakker worden; niet doorslapen (toelichting: niet aanvinken indien de oorzaak is gelegen in een huilende baby) o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Huidproblemen( droge huid, jeukende huid, prikkelingen) o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Spierpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Indien betrokken bewoner regelmatig astma-aanvallen heeft, willen wij graag nog het volgende weten:
Project Ventilatie Vathorst
13
GGD Eemland
42. Is door een arts ooit astma of CARA vastgesteld? Ja Nee 43. Komt astma of CARA voor in de familie van de bewoner? Ja Nee 44. Gebruikt deze bewoner medicijnen tegen astma? Ja Nee 45. Indien medicijnen tegen astma of CARA worden gebruikt, is het medicijngebruik toe- of afgenomen sinds betrokken bewoner op dit adres is gaan wonen? Toegenomen Gelijk gebleven Afgenomen 46. Behoren er nog meer bewoners tot uw gezin? Nee, ga verder met vraag 78 Ja Bewoner 3 47. Wat is de leeftijd van betrokken bewoner? 48. Wat is het geslacht van betreffende bewoner? Man Vrouw 49. Heeft betreffende bewoner regelmatig last van de volgende gezondheidsklachten? (meerdere antwoorden mogelijk) Verstopte neus of loopneus o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Verkoudheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Een piepende ademhaling o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Benauwdheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Kortademigheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Astma-aanvallen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Hooikoorts o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Keelpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Vermoeide of tranende ogen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Irritatie van contactlenzen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Hoofdpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Extreme vermoeidheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Concentratieproblemen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie
Project Ventilatie Vathorst
14
GGD Eemland
Meerdere keren per nacht wakker worden; niet doorslapen (toelichting: niet aanvinken indien de oorzaak is gelegen in een huilende baby) o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Huidproblemen( droge huid, jeukende huid, prikkelingen) o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Spierpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Indien betreffende bewoner regelmatig astma-aanvallen heeft, willen wij graag nog het volgende weten: 50. Is door een arts ooit astma of CARA vastgesteld? Ja Nee 51. Komt astma of CARA voor in de familie van deze bewoner? Ja Nee 52. Gebruikt deze bewoner medicijnen tegen astma? Ja Nee 53. Indien medicijnen tegen astma of CARA worden gebruikt, is het medicijngebruik toe- of afgenomen sinds deze bewoner op dit adres is gaan wonen? Toegenomen Gelijk gebleven Afgenomen 54. Behoren er nog meer bewoners tot uw gezin? Nee, ga verder met vraag 78 Ja Bewoner 4 55. Wat is de leeftijd betreffende bewoner? 56. Wat is het geslacht van betreffende bewoner? Man Vrouw 57. Heeft betreffende bewoner regelmatig last van de volgende gezondheidsklachten? (meerdere antwoorden mogelijk) Verstopte neus of loopneus o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Verkoudheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Een piepende ademhaling o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Benauwdheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Kortademigheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Astma-aanvallen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Hooikoorts o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Keelpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Vermoeide of tranende ogen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie
Project Ventilatie Vathorst
15
GGD Eemland
Irritatie van contactlenzen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Hoofdpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Extreme vermoeidheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Concentratieproblemen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Meerdere keren per nacht wakker worden; niet doorslapen (toelichting: niet aanvinken indien de oorzaak is gelegen in een huilende baby) o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Huidproblemen( droge huid, jeukende huid, prikkelingen) o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Spierpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Indien betreffende bewoner regelmatig astma-aanvallen heeft, willen wij graag nog het volgende weten: 58. Is door een arts ooit astma of CARA vastgesteld? Ja Nee 59. Komt astma of CARA voor in de familie van deze bewoner? Ja Nee 60. Gebruikt deze bewoner medicijnen tegen astma? Ja Nee 61. Indien medicijnen tegen astma of CARA worden gebruikt, is het medicijngebruik toe- of afgenomen sinds betreffende bewoner op dit adres bent gaan wonen? Toegenomen Gelijk gebleven Afgenomen 62. Behoren er nog meer bewoners tot uw gezin? Nee, ga verder met vraag 78 Ja Bewoner 5 63. Wat is de leeftijd van betreffende bewoner? 64. Wat is het geslacht van betreffende bewoner? Man Vrouw 65. Heeft deze bewoner regelmatig last van de volgende gezondheidsklachten? (meerdere antwoorden mogelijk) Verstopte neus of loopneus o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Verkoudheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Een piepende ademhaling o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Benauwdheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Kortademigheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie
Project Ventilatie Vathorst
16
GGD Eemland
Astma-aanvallen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Hooikoorts o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Keelpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Vermoeide of tranende ogen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Irritatie van contactlenzen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Hoofdpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Extreme vermoeidheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Concentratieproblemen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Meerdere keren per nacht wakker worden; niet doorslapen (toelichting: niet aanvinken indien de oorzaak is gelegen in een huilende baby) o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Huidproblemen( droge huid, jeukende huid, prikkelingen) o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Spierpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Indien betreffende bewoner regelmatig astma-aanvallen heeft, willen wij graag nog het volgende weten: 66. Is door een arts ooit astma of CARA vastgesteld? Ja Nee 67. Komt astma of CARA voor in de familie van de bewoner? Ja Nee 68. Gebruikt deze bewoner medicijnen tegen astma? Ja Nee 69. Indien medicijnen tegen astma of CARA worden gebruikt, is het medicijngebruik toe- of afgenomen sinds betrokken bewoner op dit adres bent gaan wonen? Toegenomen Gelijk gebleven Afgenomen 70. Behoren er nog meer bewoners tot uw gezin? Nee, ga verder met vraag 78 Ja Bewoner 6 71. Wat is de leeftijd van betreffende bewoner? 72. Wat is het geslacht van deze bewoner? Man Vrouw 73. Heeft deze bewoner regelmatig last van de volgende gezondheidsklachten? (meerdere antwoorden mogelijk) Verstopte neus of loopneus o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie
Project Ventilatie Vathorst
17
GGD Eemland
Verkoudheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Een piepende ademhaling o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Benauwdheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Kortademigheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Astma-aanvallen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Hooikoorts o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Keelpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Vermoeide of tranende ogen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Irritatie van contactlenzen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Hoofdpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Extreme vermoeidheid o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Concentratieproblemen o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Meerdere keren per nacht wakker worden; niet doorslapen (toelichting: niet aanvinken indien de oorzaak is gelegen in een huilende baby) o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Huidproblemen( droge huid, jeukende huid, prikkelingen) o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Spierpijn o Klacht verdwijnt of neemt duidelijk af tijdens vakantie Indien betreffende bewoner regelmatig astma-aanvallen heeft, willen wij graag nog het volgende weten: 74. Is door een arts ooit astma of CARA vastgesteld? Ja Nee 75. Komt astma of CARA voor in de familie van de bewoner? Ja Nee 76. Gebruikt deze bewoner medicijnen tegen astma? Ja Nee 77. Indien medicijnen tegen astma of CARA worden gebruikt, is het medicijngebruik toe- of afgenomen sinds betrokken bewoner op dit adres bent gaan wonen? Toegenomen Gelijk gebleven Afgenomen
78. Heeft u het idee dat eventuele gezondheidsklachten te maken hebben met uw woning? Ja Nee 79. Indien een of meer kinderen van 0 tot 4 jaar op dit adres wonen, gaan die naar het kinderdagverblijf? Ja
Project Ventilatie Vathorst
18
GGD Eemland
Nee 80. Heeft u met het oog op de gezondheid op advies van een arts of op eigen initiatief een of meer van de volgende maatregelen in uw huidige woning genomen: (alle opties voorlezen) De matras of matrassen vervangen of voorzien van een speciale hoes tegen huisstofmijt Gladde, goed afneembare vloerbedekking toegepast zoals plavuizen, linoleum, vinyl of laminaat De huisdieren weggedaan Gestopt met roken Geen van deze maatregelen 81. Neemt u of één van uw huisgenoten in uw huis regelmatig een van de volgende verschijnselen waar? (alle opties voorlezen; meerdere antwoorden mogelijk) Tocht uit ramen of ventilatieroosters Tocht uit mechanische luchttoevoer Verkleuring rond openingen van luchttoe- of afvoer Verkleuring van wanden of plafonds Schimmelplekken Vochtplekken Beslagen ramen Stoffigheid Droge lucht Muffe lucht Rioollucht Kookluchtjes van de buren Het lang blijven hangen van kookluchtjes van de eigen woning (bijv. tot de volgende dag) Geuren van verkeer Geuren van bedrijvigheid buiten de woning Geluid van verkeer Geluid van bedrijvigheid buiten de woning Geluid van buren Geluid van medebewoners in andere ruimten Geluid van het ventilatiesysteem Geluid van de verwarming Geluid van overige installaties (waterleiding, lift) Gebruik en inrichting van de woning 82. Welke energiebron wordt gebruikt om te koken? Gas Elektrisch Anders, namelijk 83. Hoeveel keren per week wordt een warme maaltijd bereid in uw woning? 6 tot 7 keer per week 3 tot 5 keer per week Minder dan 3 keer per week 84. Hoeveel wasmachinebeurten vinden per week in deze woning plaats? Minder dan 1 2 3 4 5 6 Meer dan 6 85. Op welke wijze wordt de was gedroogd? In een droogmachine met afvoer naar buiten In een condensdroger in badkamer, de overloop of slaapkamer
Project Ventilatie Vathorst
19
GGD Eemland
In een condensdroger op zolder Op een droogrekje/waslijn in badkamer, de overloop of slaapkamer Op een droogrekje/waslijn op zolder Op de waslijn buiten Anders, namelijk
86. Hoeveel keren per week wordt in uw woning gedoucht of een bad genomen? (dus aantal personen maal het aantal douches per persoon) Minder dan 7 keer per week 7 tot 15 keer per week 15 tot 22 keer per week 22 tot 29 keer per week 29 of meer keren per week 87. Wordt in uw woning één of meerdere keren per week een of meer van de volgende apparaten gebruikt? (Meerdere antwoorden mogelijk) Houtkachel Open haard Luchtbevochtiger Geurverspreider (bijv. electrisch, wierook of geurlampje) 88. Welk type vloerbedekking heeft u in de woonkamer? Tapijt Vinyl Steen Hout Laminaat Anders, namelijk 89. Welk type vloerbedekking komt het meeste voor in de slaapkamers? Tapijt Vinyl Steen Hout Laminaat Anders, namelijk 90. Mogen we u eventueel benaderen voor een vervolgonderzoek? In dat onderzoek wordt uw ventilatie gecontroleerd en worden enkele metingen (zoals geluid) in uw huis verricht. Ja Nee Weet ik nog niet De vragenlijst is klaar. Hartelijk dank voor uw medewerking Voor eventuele vragen over het onderzoek kunt u terecht bij de heer Mike Hady (arts), GGD Eemland, afdeling Medische Milieukunde, Zonnehof 10, postbus 733, 3800 AS Amersfoort, telefoonnummer: 033 - 4678200
Project Ventilatie Vathorst
20
GGD Eemland
Bijlage 2 Resultaten van de telefonische enquête en van de statistische analyses A Algemene woningkenmerken
Woonduur * Stratum (vraag 1 en 2) Tabel A1 Stratum Casus WOONDUUR
0 - 2,75 jaar
% binnen Stratum langer dan 2,75 jaar
Totaal
9
34
50
28,0%
34,6%
70,8%
50,5%
18
17
14
49
72,0%
65,4%
29,2%
49,5%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
7
Aantal % binnen Stratum
Tabel A2
Gematcht
Aantal
Bent u de eerste bewoner? * Stratum (vraag 3) Stratum Casus
Bent u de eerste bewoner?
ja
Aantal % binnen Stratum
nee
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Tabel A3
Gematcht
Totaal
Controle
25
26
46
97
100,0%
100,0%
95,8%
98,0%
0
0
2
2
,0%
,0%
4,2%
2,0%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Woont u in een koop- of in een huurwoning? * Stratum (vraag 4) Totaal
Stratum Casus Woont u in een koop- of in een huurwoning?
koopwoning
Aantal % binnen Stratum
huurwoning
Totaal
14
17
35
66
65,4%
72,9%
66,7%
11
9
13
33
44,0%
34,6%
27,1%
33,3%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Controle
56,0%
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Welk type huis bewoont u? * Stratum (vraag 5) Tabel A4 Stratum Casus Welk type huis bewoont u?
een eengezinswoning
Aantal % binnen Stratum
een flat
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
21
Gematcht
Totaal
Controle
25
23
48
96
100,0%
88,5%
100,0%
97,0%
0
3
0
3
,0%
11,5%
,0%
3,0%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
eengezinswoning: * Stratum (vraag 5) Tabel A5 Stratum Casus Type egw
vrijstaande woning
Aantal
1
2
4
4,0%
4,3%
4,2%
4,2%
5
2
12
19
20,0%
8,7%
25,0%
19,8%
2
3
6
11
8,0%
13,0%
12,5%
11,5%
17
17
28
62
68,0%
73,9%
58,3%
64,6%
25
23
48
96
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
twee-onder-een-kap
Aantal % binnen Stratum
tussenwoning
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
1
% binnen Stratum hoekwoning
Gematcht
Flat: * Stratum (vraag 5) Tabel A6 Stratum Totaal
Gematcht Type flat
een tussen-etage
Aantal % binnen Stratum
de bovenste etage
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
2
2
66,7%
66,7%
1
1
33,3%
33,3%
3
3
100,0%
100,0%
EPC * Stratum (gegevens Bouw- en Woningtoezicht gemeente Amersfoort) Tabel A7 Stratum Casus EPC
EPC <= 0,81
Aantal % binnen Stratum
EPC > 0,81
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
9
14
22
45
39,1%
53,8%
45,8%
46,4%
14
12
26
52
60,9%
46,2%
54,2%
53,6%
23
26
48
97
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Ventilatiesys vlg DWA * Stratum Tabel A8 Stratum Casus Type ventilatie vlg DWA
Natuurlijk-mechanisch
Aantal % binnen Stratum
Balansventilatie
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
22
Gematcht
Totaal
Controle
3
3
42
48
12,0%
11,5%
87,5%
48,5%
22
23
6
51
88,0%
88,5%
12,5%
51,5%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
B Leefsituatie Hoeveel personen wonen of verblijven op dit adres? * Stratum (vraag 25) Tabel B1 Stratum Casus Hoeveel personen wonen of verblijven op dit adres?
1
Gematcht
Aantal % binnen Stratum
2
5
1
7
4,0%
19,2%
2,1%
7,1%
2
6
16
24
8,0%
23,1%
33,3%
24,2%
Aantal % binnen Stratum
3
Aantal % binnen Stratum
4
7
5
10
22
28,0%
19,2%
20,8%
22,2%
Aantal % binnen Stratum
5
11
8
18
37
44,0%
30,8%
37,5%
37,4%
Aantal % binnen Stratum
6
4
1
2
7
16,0%
3,8%
4,2%
7,1%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
1
0
1
1
2
,0%
3,8%
2,1%
2,0%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Hoeveel kamers (woon- en slaapkamers) heeft uw woning? * Stratum (vraag 7) Tabel B2 Stratum Casus Hoeveel kamers (woonen slaapkamers) heeft uw woning
2
Aantal
1
1
,0%
,0%
2,1%
1,0%
2
5
4
11
8,0%
20,0%
8,3%
11,2%
13
11
21
45
52,0%
44,0%
43,8%
45,9%
9
3
19
31
36,0%
12,0%
39,6%
31,6%
1
6
3
10
4,0%
24,0%
6,3%
10,2%
25
25
48
98
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
4
Aantal % binnen Stratum
5
Aantal % binnen Stratum
meer dan 5
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle 0
% binnen Stratum 3
Gematcht 0
bewoningsdruk * Stratum (vragen 25 en 7) Tabel B3 Stratum Casus Bewoningsdruk = aantal bewoners/aantal kamers
0 - 0,5
Aantal % binnen Stratum
0,5 - 1
Aantal % binnen Stratum
1 - 1,8
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
3
11
14
28
12,0%
44,0%
29,2%
28,6%
13
9
22
44
52,0%
36,0%
45,8%
44,9%
9
5
12
26
36,0%
20,0%
25,0%
26,5%
25
25
48
98
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Heeft uw woning een open keuken? * Stratum (vraag 8)
Project Ventilatie Vathorst
23
GGD Eemland
Tabel B4 Stratum Casus Heeft uw woning een open keuken?
ja
Gematcht
Aantal % binnen Stratum
nee
24
47
94
92,0%
92,3%
97,9%
94,9%
2
2
1
5
8,0%
7,7%
2,1%
5,1%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
23
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Leefsituatie * Stratum (gebaseerd op vragen 31, 39, 47, 55, 63 en 71) Tabel B5 Stratum Casus LEEFSITU
alleenstaand
Gematcht
Aantal % binnen Stratum
2 volwassenen zonder kind
gezin met 1 of meer kind Totaal
Totaal
Controle
1
5
1
7
4,0%
19,2%
2,1%
7,1%
2
7
18
27
8,0%
26,9%
37,5%
27,3%
Aantal % binnen Stratum
Aantal % binnen Stratum
22
14
29
65
88,0%
53,8%
60,4%
65,7%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
leeftijd geinterviewde * Stratum (vraag 31) Tabel B6 Stratum Casus leeftijd geinterviewde
20 - 40
Aantal % binnen Stratum
40 - 60
Aantal % binnen Stratum
60 - 80
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
17
17
34
68
68,0%
65,4%
70,8%
68,7%
7
7
13
27
28,0%
26,9%
27,1%
27,3%
1
2
1
4
4,0%
7,7%
2,1%
4,0%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
leeftijd partner * Stratum (vraag 39) Tabel B7 Stratum Casus leeftijd partner
0 - 20
Aantal % binnen Stratum
20 - 40
Aantal % binnen Stratum
40 - 60
Aantal % binnen Stratum
60 - 80
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
0
1
1
2
,0%
4,8%
2,1%
2,2%
16
12
33
61
66,7%
57,1%
70,2%
66,3%
7
8
12
27
29,2%
38,1%
25,5%
29,3%
1
0
1
2
4,2%
,0%
2,1%
2,2%
24
21
47
92
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
aantal pers<4j/woning * Stratum (vragen 47, 55, 63 en 71)
Project Ventilatie Vathorst
24
GGD Eemland
Tabel B8 Stratum Casus aantal pers<4 j/woning
,00
Aantal % binnen Stratum
1,00
2,00
18
33
64
52,0%
69,2%
68,8%
64,6%
11
8
13
32
44,0%
30,8%
27,1%
32,3%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
1
0
2
3
4,0%
,0%
4,2%
3,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
13
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
aantal pers > 3j/woning * Stratum (vragen 31, 39, 47, 55, 63 en 71) Tabel B9 Stratum Casus aantal pers > 3j /woning
1,00
Aantal % binnen Stratum
2,00
Aantal % binnen Stratum
3,00
Aantal % binnen Stratum
4,00
Aantal % binnen Stratum
5,00
Aantal % binnen Stratum
6,00
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
1
5
1
7
4,0%
19,2%
2,1%
7,1%
8
9
26
43
32,0%
34,6%
54,2%
43,4%
6
6
7
19
24,0%
23,1%
14,6%
19,2%
8
5
11
24
32,0%
19,2%
22,9%
24,2%
2
0
2
4
8,0%
,0%
4,2%
4,0%
0
1
1
2
,0%
3,8%
2,1%
2,0%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
aantal pers > 55j /woning * Stratum (vragen 31, 39, 47, 55, 63 en 71) Tabel B10 Stratum Casus Aantal pers >55j per woning
,00
Aantal % binnen Stratum
1,00
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
24
24
46
94
96,0%
92,3%
95,8%
94,9%
1
2
2
5
4,0%
7,7%
4,2%
5,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal uren buitenshuis geïnterviewde * Stratum (vraag 26)
Project Ventilatie Vathorst
25
GGD Eemland
Tabel B11 Stratum Casus Aantal uren buitenshuis geïnverviewde
0 - 20
Aantal % binnen Stratum
20 - 40
60 - 80
28
40,0%
26,9%
22,9%
28,3%
9
13
25
47
36,0%
50,0%
52,1%
47,5%
6
6
10
22
24,0%
23,1%
20,8%
22,2%
0
0
1
1
,0%
,0%
2,1%
1,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
11
Aantal % binnen Stratum
80 - 100
7
Aantal % binnen Stratum
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
10
Aantal % binnen Stratum
40 - 60
Gematcht
0
0
1
1
,0%
,0%
2,1%
1,0%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal uren buitenshuis partner * Stratum (vraag 26) Tabel B12 Stratum Casus Aantal uren buitenshuis partner
0 - 20
Aantal % binnen Stratum
40 - 60
5
11
22
25,0%
23,8%
23,9%
24,2%
17
11
20
48
70,8%
52,4%
43,5%
52,7%
1
3
13
17
4,2%
14,3%
28,3%
18,7%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
6
Aantal % binnen Stratum
60 - 80
Gematcht
Aantal
% binnen Stratum 20 - 40
Totaal
Aantal % binnen Stratum
0
2
2
4
,0%
9,5%
4,3%
4,4%
24
21
46
91
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Indien een of meer kinderen van 0 tot 4 jaar op dit adres wonen, gaan die naar het kinderdagverblijf? * Stratum (vraag 79) Tabel B13 Stratum Casus Indien een of meer kinderen van 0 tot 4 jaar op dit adres wonen, gaan die naar het kinderdagverblijf?
ja
Aantal % binnen Stratum
nee
Totaal
Aantal % binnen Stratum Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
26
Gematcht
Totaal
Controle
8
6
9
23
33,3%
23,1%
20,0%
24,2%
16
20
36
72
66,7%
76,9%
80,0%
75,8%
24
26
45
95
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
C Woongedrag dakkappel * Stratum (vraag 6) Tabel C1 Stratum Casus Dakkappel?
Nee
% binnen Stratum Ja
Gematcht
Aantal
22
25
47
94
88,0%
96,2%
97,9%
94,9%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
3
1
1
5
12,0%
3,8%
2,1%
5,1%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
slaapkamer op zolder * Stratum (vraag 6) Tabel C2 Stratum Casus slaapkamer op zolder?
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Gematcht 20
21
41
82
80,0%
80,8%
85,4%
82,8%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
5
5
7
17
20,0%
19,2%
14,6%
17,2%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
indeling gewijzigd * Stratum (vraag 6) Tabel C3 Stratum Casus Indeling gewijzigd?
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
17
21
41
79
68,0%
80,8%
85,4%
79,8%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Gematcht
8
5
7
20
32,0%
19,2%
14,6%
20,2%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
ander ventilatiesysteem * Stratum (vraag 6) Tabel C4 Stratum Casus Ander ventilatiesysteem?
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
27
Gematcht
Totaal
Controle
22
26
47
95
88,0%
100,0%
97,9%
96,0%
3
0
1
4
12,0%
,0%
2,1%
4,0%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Wordt er meer dan 1 sigaret per dag gerookt in uw huis? * Stratum (vraag 28) Tabel C5 Stratum Casus Wordt er meer dan 1 sigaret per dag gerookt in uw huis?
ja
Gematcht
Aantal
4
4
10
8,0%
15,4%
8,3%
10,1%
23
22
44
89
92,0%
84,6%
91,7%
89,9%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
% binnen Stratum nee
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
2
Is een huisdier aanwezig? * Stratum (vraag 29) Tabel C6 Stratum Casus Is een huisdier aanwezig?
nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
17
10
29
56
68,0%
38,5%
60,4%
56,6%
8
16
19
43
32,0%
61,5%
39,6%
43,4%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Welke energiebron wordt gebruikt om te koken? * Ventilatiesys vlg DWA (vraag 82) Tabel C7 Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijkmechanisch Welke energiebron wordt gebruikt om te koken?
Gas
Aantal % binnen Ventilatiesys vlg DWA
overige
Aantal % binnen Ventilatiesys vlg DWA
Totaal
Aantal % binnen Ventilatiesys vlg DWA
Totaal
Balansventilatie 15
35
50
31,3%
68,6%
50,5%
33
16
49
68,8%
31,4%
49,5%
48
51
99
100,0%
100,0%
100,0%
Hoeveel keren per week wordt een warme maaltijd bereid in uw woning? * Stratum (vraag 83) Tabel C8 Stratum Casus Hoeveel keren per week wordt een warme maaltijd bereid in uw woning?
6 tot 7 keer per week
Aantal % binnen Stratum
3 tot 5 keer per week
Aantal % binnen Stratum
Minder dan 3 keer per week Totaal
Aantal % binnen Stratum Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
28
Gematcht
Totaal
Controle
21
16
33
70
84,0%
61,5%
68,8%
70,7%
3
9
15
27
12,0%
34,6%
31,3%
27,3%
1
1
0
2
4,0%
3,8%
,0%
2,0%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Hoeveel wasmachinebeurten vinden per week in deze woning plaats? * Stratum (vraag 84) Tabel C9 Stratum Casus Hoeveel wasmachinebeurten vinden per week in deze woning plaats?
Minder dan 1
Gematcht
Aantal % binnen Stratum
2
1
1
2
,0%
3,8%
2,1%
2,0%
1
5
2
8
4,0%
19,2%
4,2%
8,1%
2
5
5
12
8,0%
19,2%
10,4%
12,1%
3
2
10
15
12,0%
7,7%
20,8%
15,2%
Aantal % binnen Stratum
3
Aantal % binnen Stratum
4
Aantal % binnen Stratum
5
Aantal % binnen Stratum
6
5
4
9
18
20,0%
15,4%
18,8%
18,2%
Aantal % binnen Stratum
Meer dan 6
1
2
6
9
4,0%
7,7%
12,5%
9,1%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
13
7
15
35
52,0%
26,9%
31,3%
35,4%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
0
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Op welke wijze wordt de was meestal gedroogd? * Stratum (vraag 85) Tabel C10 Stratum Casus Op welke wijze wordt de was meestal gedroogd?
In een droogmachine met afvoer naar buiten
Aantal
In een condensdroger in badkamer, de overloop of slaapkamer
Aantal
In een condensdroger op zolder Op een droogrekje/waslijn in badkamer, de overloop of slaapk Op een droogrekje/waslijn op zolder Op de waslijn buiten
% binnen Stratum
Aantal % binnen Stratum Aantal % binnen Stratum Aantal % binnen Stratum Aantal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
Totaal
Controle
7
4
9
20
28,0%
16,0%
19,1%
20,6%
5
1
7
13
20,0%
4,0%
14,9%
13,4%
% binnen Stratum
% binnen Stratum Anders
Gematcht
29
7
5
17
29
28,0%
20,0%
36,2%
29,9%
2
9
4
15
8,0%
36,0%
8,5%
15,5%
2
3
8
13
8,0%
12,0%
17,0%
13,4%
2
1
2
5
8,0%
4,0%
4,3%
5,2%
0
2
0
2
,0%
8,0%
,0%
2,1%
25
25
47
97
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Hoeveel keren per week wordt in uw woning gedoucht of een bad genomen? * Stratum (vraag 86) Tabel C11 Stratum Casus Hoeveel keren per week wordt in uw woning gedoucht of een bad genomen? (dus het aantal personen maal het aantal douches
Minder dan 7 keer per week
Gematcht
Totaal Controle
Aantal
7 tot 15 keer per week
% binnen Stratum Aantal
15 tot 22 keer per week
% binnen Stratum Aantal
22 tot 29 keer per week
% binnen Stratum Aantal % binnen Stratum Aantal
29 of meer keren per week
% binnen Stratum Aantal
Totaal
% binnen Stratum
2
4
1
7
8,0%
15,4%
2,1%
7,1%
3
8
14
25
12,0%
30,8%
29,2%
25,3%
9
8
16
33
36,0%
30,8%
33,3%
33,3%
8
4
13
25
32,0%
15,4%
27,1%
25,3%
3
2
4
9
12,0%
7,7%
8,3%
9,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Wordt in uw woning een of meerdere keren per week een houtkachel? * Stratum (vraag 87) Tabel C12 Stratum Casus Wordt in uw woning een of meerdere keren per week een houtkachel gebruikt
Nee
Gematcht
Totaal
Controle
Aantal 25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
% binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Wordt in uw woning een of meerdere keren per week een openhaard gebruikt? * Stratum (vraag 87) Tabel C13 Stratum Casus Wordt in uw woning een of meerdere keren per week een openhaard gebruik?
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
30
Gematcht
Totaal
Controle
25
26
47
98
100,0%
100,0%
97,9%
99,0%
0
0
1
1
,0%
,0%
2,1%
1,0%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Wordt in uw woning een of meerdere keren per week een luchtbevochtiger gebruik?* Stratum (vraag 87) Tabel C14 Stratum Casus Wordt in uw woning een of meerdere keren per week een luchtbevochtiger gebruikt?
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
22
24
45
91
88,0%
92,3%
93,8%
91,9%
3
2
3
8
12,0%
7,7%
6,3%
8,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Wordt in uw woning een of meerdere keren per week een geurverspreider gebruikt?* Stratum (vraag 87) Tabel C15 Totaal
Stratum Casus Wordt in uw woning een of meerdere keren per week een geurverspreider gebruikt?
Nee
% binnen Stratum Ja
Gematcht
Controle
Aantal
Aantal
23
24
39
86
92,0%
92,3%
81,3%
86,9%
2
2
9
13
8,0%
7,7%
18,8%
13,1%
% binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Welk type vloerbedekking heeft u in de woonkamer? * Stratum (vraag 88) Tabel C16 Stratum Casus Welk type vloerbedekking heeft u in de woonkamer?
Tapijt
Aantal % binnen Stratum
Vinyl
Aantal % binnen Stratum
Steen
Aantal % binnen Stratum
Hout
Aantal % binnen Stratum
Laminaat
Aantal % binnen Stratum
Anders
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
31
Gematcht
Totaal
Controle
1
1
2
4
4,0%
3,8%
4,2%
4,0%
1
4
2
7
4,0%
15,4%
4,2%
7,1%
3
3
10
16
12,0%
11,5%
20,8%
16,2%
9
11
14
34
36,0%
42,3%
29,2%
34,3%
10
7
20
37
40,0%
26,9%
41,7%
37,4%
1
0
0
1
4,0%
,0%
,0%
1,0%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Welk type vloerbedekking komt het meeste voor in de slaapkamers? * Stratum (vraag 89) Tabel C17 Stratum Casus Welk type vloerbedekking komt het meeste voor in de slaapkamers?
Tapijt
Aantal % binnen Stratum
Vinyl
Aantal % binnen Stratum
Hout
Aantal % binnen Stratum
Laminaat
Aantal % binnen Stratum
Anders
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
32
Gematcht
Totaal
Controle
10
5
22
37
40,0%
19,2%
45,8%
37,4%
0
7
1
8
,0%
26,9%
2,1%
8,1%
1
1
1
3
4,0%
3,8%
2,1%
3,0%
14
12
24
50
56,0%
46,2%
50,0%
50,5%
0
1
0
1
,0%
3,8%
,0%
1,0%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
D Ventilatiegedrag en bewonersoordeel over het type ventilatiesysteem
Heeft het ventilatiesysteem een filter? * Stratum (vraag 10) Tabel D1 Stratum Casus Heeft het ventilatiesysteem een filter?
ja
Aantal % binnen Stratum
nee
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
25
24
21
70
100,0%
96,0%
45,7%
72,9%
0
1
25
26
,0%
4,0%
54,3%
27,1%
25
25
46
96
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Hoe vaak wordt dit filter gereinigd? * Stratum (vraag 11) Tabel D2 Stratum Casus Hoe vaak wordt dit filter gereinigd?
meer dan vier keer per jaar vier keer per jaar
Aantal % binnen Stratum
twee à drie keer per jaar
4
34
66,7%
58,3%
20,0%
50,0%
1
0
2
3
4,2%
,0%
10,0%
4,4%
2
3
2
7
8,3%
12,5%
10,0%
10,3%
een keer per jaar
0
4
4
8
,0%
16,7%
20,0%
11,8%
0
0
1
1
,0%
,0%
5,0%
1,5%
5
3
7
15
20,8%
12,5%
35,0%
22,1%
24
24
20
68
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum Aantal % binnen Stratum
minder dan een keer per jaar nooit
Aantal % binnen Stratum Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
14
Aantal % binnen Stratum
Gematcht 16
Hoe vaak wordt dit filter vervangen? * Stratum (vraag 12) Tabel D3 Stratum Casus Hoe vaak wordt dit filter vervangen?
meer dan een keer per jaar een keer per jaar
Aantal % binnen Stratum Aantal % binnen Stratum
een keer in de twee a drie jaar nooit
Aantal % binnen Stratum Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
33
Gematcht
Totaal
Controle
17
15
2
34
68,0%
62,5%
10,0%
49,3%
6
2
2
10
24,0%
8,3%
10,0%
14,5%
0
3
1
4
,0%
12,5%
5,0%
5,8%
2
4
15
21
8,0%
16,7%
75,0%
30,4%
25
24
20
69
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Hoe gebruikt u tijdens het stookseizoen de ventilatievoorzieningen in de woonkamer? * Stratum (vraag 14) Tabel D4 Stratum Casus Hoe gebruikt u tijdens het stookseizoen de ventilatievoorzieningen in de woonkamer?
Ik houd de roosters en/of ramen altijd open zodat ik continu
Aantal
Ik zet dagelijks roosters en/of ramen of deur minimaal 2 kee
Aantal
Mijn ventilatiesysteem ventileert automatisch en ik hoef ver Anders
% binnen Stratum
Totaal
Controle
5
5
29
39
20,8%
20,0%
60,4%
40,2%
7
7
12
26
29,2%
28,0%
25,0%
26,8%
% binnen Stratum
Aantal % binnen Stratum
12
12
4
28
50,0%
48,0%
8,3%
28,9%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Gematcht
0
1
3
4
,0%
4,0%
6,3%
4,1%
Aantal % binnen Stratum
24
25
48
97
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Hoe gebruikt u tijdens het stookseizoen de ventilatievoorzieningen in de slaapkamer? * Stratum (vraag 16) Tabel D5 Stratum Casus Hoe gebruikt u tijdens het stookseizoen de ventilatievoorzieningen in de slaapkamer?
Ik houd de roosters en/of ramen altijd open zodat ik continu
Aantal
Ik zet dagelijks roosters en/of ramen of deur minimaal 2 kee
Aantal
Ik ventileer tijdens het slapen; overdag zijn ramen en roost Mijn ventilatiesysteem ventileert automatisch en ik hoef ver Anders
% binnen Stratum
Aantal % binnen Stratum Aantal % binnen Stratum Aantal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
Totaal
Controle
11
15
34
60
45,8%
60,0%
70,8%
61,9%
3
7
10
20
12,5%
28,0%
20,8%
20,6%
% binnen Stratum
% binnen Stratum Totaal
Gematcht
34
5
2
2
9
20,8%
8,0%
4,2%
9,3%
5
1
1
7
20,8%
4,0%
2,1%
7,2%
0
0
1
1
,0%
,0%
2,1%
1,0%
24
25
48
97
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Hoe gebruikt u tijdens het stookseizoen de ventilatievoorzieningen in de doucheruimte? * Stratum (vraag 18) Tabel D6 Stratum Casus Hoe gebruikt u tijdens het stookseizoen de ventilatievoorzieningen in de doucheruimte?
Ik houd het rooster en/of raam altijd open zodat ik continu
Aantal
Ik zet dagelijks rooster en/of raam minimaal 2 keer 10 minut
Aantal
% binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
3
3
10
16
12,0%
12,0%
20,8%
16,3%
3
5
7
15
12,0%
20,0%
14,6%
15,3%
% binnen Stratum
Mijn ventilatiesysteem ventileert automatisch en ik hoef ver Ik zet na het douchen de deur naar de overloop/gang open Anders
Aantal % binnen Stratum
15
12
24
51
60,0%
48,0%
50,0%
52,0%
Aantal % binnen Stratum
4
4
4
12
16,0%
16,0%
8,3%
12,2%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
0
1
3
4
,0%
4,0%
6,3%
4,1%
25
25
48
98
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Hoe gebruikt u tijdens het stookseizoen de ventilatievoorzieningen in de keuken?* Stratum (vraag 20) Tabel D7 Stratum Casus Hoe gebruikt u tijdens het stookseizoen de ventilatievoorzieningen in de keuken?
Ik houd de roosters en/of ramen altijd open zodat ik continu Ik zet dagelijks roosters en/of ramen of deur minimaal 2 kee
Aantal
Totaal
Controle
0
2
16
18
,0%
8,3%
33,3%
18,6%
2
4
5
11
8,0%
16,7%
10,4%
11,3%
12
13
19
44
48,0%
54,2%
39,6%
45,4%
9
3
8
20
36,0%
12,5%
16,7%
20,6%
% binnen Stratum Aantal % binnen Stratum
Ik gebruik de afzuigkap altijd tijdens het koken
Aantal
Mijn ventilatiesysteem ventileert automatisch en ik hoef ver Anders
Aantal
% binnen Stratum
% binnen Stratum Aantal % binnen Stratum
Totaal
Gematcht
Aantal % binnen Stratum
2
2
0
4
8,0%
8,3%
,0%
4,1%
25
24
48
97
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Is er een schakelaar aanwezig waarmee u de snelheid van de ventilatie kunt regelen? * Stratum (vraag 21) Tabel D8 Stratum Casus Is er een schakelaar aanwezig waarmee u de snelheid van de ventilatie kunt regelen?
ja
Aantal % binnen Stratum
nee
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
35
Gematcht
Totaal
Controle
24
25
48
97
96,0%
96,2%
100,0%
98,0%
1
1
0
2
4,0%
3,8%
,0%
2,0%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Op welke stand staat de schakelaar tijdens koken? * Stratum (vraag 21) Tabel D9 Stratum Casus Op welke stand staat de schakelaar tijdens koken?
Stand 1 (laag)
% binnen Stratum Stand 2 (midden)
Totaal
5
11
17
33
44,0%
35,4%
34,4%
5
3
10
18
21,7%
12,0%
20,8%
18,8%
Aantal % binnen Stratum
13
11
21
45
56,5%
44,0%
43,8%
46,9%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
21,7%
Aantal % binnen Stratum
Stand 3 (hoog)
Gematcht
Aantal
23
25
48
96
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Op welke stand staat de schakelaar tijdens douchen?* Stratum (vraag 21) Tabel D10 Stratum Casus Op welke stand staat de schakelaar tijdens douchen?
Stand 1 (laag)
Gematcht
Aantal % binnen Stratum
Stand 2 (midden)
Stand 3 (hoog)
Aantal % binnen Stratum
Totaal
10
17
35
33,3%
40,0%
36,2%
36,5%
2
2
10
14
8,3%
8,0%
21,3%
14,6%
14
13
20
47
58,3%
52,0%
42,6%
49,0%
24
25
47
96
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
8
Op welke stand staat de schakelaar overdag (Indien minimaal 1 persoon thuis is, er wordt niet gerookt, gekookt, gedoucht en er is geen visite is)i? * Stratum (vraag 21) Tabel D11 Stratum Casus Op welke stand staat de schakelaar overdag?i
Stand 1 (laag)
Aantal % binnen Stratum
Stand 2 (midden)
Totaal
20
42
80
78,3%
80,0%
89,4%
84,2%
5
5
5
15
21,7%
20,0%
10,6%
15,8%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
18
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
23
25
47
95
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Op welke stand staat de schakelaar 's nachts? * Stratum (vraag 21) Tabel D12 Stratum Casus Op welke stand staat de schakelaar 's nachts?
Stand 1 (laag)
Aantal % binnen Stratum
Stand 2 (midden)
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
36
Gematcht
Totaal
Controle
21
21
42
84
91,3%
84,0%
89,4%
88,4%
2
4
5
11
8,7%
16,0%
10,6%
11,6%
23
25
47
95
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Op welke stand staat de schakelaar als er visite is of wordt gerookt? * Stratum (vraag 21) Tabel D13 Stratum Casus Op welke stand staat de schakelaar als er visite is of wordt gerookt?
Stand 1 (laag)
Aantal
35
69
70,8%
68,0%
74,5%
71,9%
3
5
9
17
12,5%
20,0%
19,1%
17,7%
4
3
3
10
16,7%
12,0%
6,4%
10,4%
24
25
47
96
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Stand 3 (hoog)
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
17
% binnen Stratum Stand 2 (midden)
Gematcht 17
Op welke stand staat de schakelaar als er niemand thuis is?* Stratum (vraag 21) Tabel D14 Stratum Casus Op welke stand staat de schakelaar als er niemand thuis is? Totaal
Stand 1 (laag)
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Hoe tevreden bent u met uw ventilatiesysteem? * Stratum (vraag 22) Tabel D15 Stratum Casus Hoe tevreden bent u met uw ventilatiesysteem?
Zeer tevreden
Aantal % binnen Stratum
Tevreden
Aantal % binnen Stratum
Noch tevreden, noch ontevreden Ontevreden
Zeer ontevreden
Totaal
4
5
8,3%
5,1%
9
32
43
66,7%
43,9%
7
5
4
16
29,2%
19,2%
8,3%
16,3%
7
8
7
22
29,2%
30,8%
14,6%
22,4%
8
3
1
12
33,3%
11,5%
2,1%
12,2%
Aantal % binnen Stratum
1 3,8%
34,6%
Aantal % binnen Stratum
0 ,0% 2
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
8,3%
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
24
26
48
98
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
te veel lawaai in stand 3? * Stratum (vraag 23) Tabel D16 Stratum Casus te veel lawaai in stand 3?
Oneens
Aantal % binnen Stratum
Eens
Aantal
Gematcht
Totaal
Controle
4
15
41
60
16,0%
57,7%
85,4%
60,6%
21
11
7
39
84,0%
42,3%
14,6%
39,4%
% binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
37
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
te veel lawaai in stand 2? * Stratum (vraag 23) Tabel D17 Stratum Casus te veel lawaai in stand 2?
Oneens
Aantal % binnen Stratum
Eens
Gematcht
Totaal
Controle
7
17
42
66
28,0%
65,4%
87,5%
66,7%
18
9
6
33
72,0%
34,6%
12,5%
33,3%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
te veel lawaai in stand 1? * Stratum (vraag 23) Tabel D18 Stratum Casus te veel lawaai in stand 1?
Oneens
Aantal % binnen Stratum
Eens
Aantal
Gematcht
Totaal
Controle
19
22
43
84
76,0%
84,6%
89,6%
84,8%
6
4
5
15
24,0%
15,4%
10,4%
15,2%
% binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
systeem veroorzaakt tocht * Stratum (vraag 23) Tabel D19 Stratum Casus systeem veroorzaakt tocht
Oneens
Aantal % binnen Stratum
Eens
20
44
80
64,0%
76,9%
91,7%
80,8%
9
6
4
19
36,0%
23,1%
8,3%
19,2%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
16
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Gematcht
Lucht niet fris * Stratum (vraag 23) Tabel D20 Stratum Casus Lucht niet fris
Oneens
Aantal % binnen Stratum
Eens
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
38
Gematcht
Totaal
Controle
8
14
45
67
32,0%
53,8%
93,8%
67,7%
17
12
3
32
68,0%
46,2%
6,3%
32,3%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
geen alternatieven * Stratum (vraag 23) Tabel D21 Stratum Casus geen alternatieven
Oneens
Aantal % binnen Stratum
Eens
Gematcht
Totaal
Controle
8
14
42
64
32,0%
53,8%
87,5%
64,6%
17
12
6
35
68,0%
46,2%
12,5%
35,4%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
moeilijk te bedienen * Stratum (vraag 23) Tabel D22 Stratum Casus moeilijk te bedienen
Oneens
Aantal % binnen Stratum
Eens
Aantal
Gematcht
Totaal
Controle
24
24
47
95
96,0%
92,3%
97,9%
96,0%
1
2
1
4
4,0%
7,7%
2,1%
4,0%
% binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Ik schakel de ventilatie bijna altijd op de laagste stand * Stratum (vraag 24) Tabel D23 Stratum Casus Ik schakel de ventilatie bijna altijd op de laagste stand
Oneens
Aantal % binnen Stratum
Eens
Gematcht
Totaal
Controle
8
17
44
69
32,0%
65,4%
91,7%
69,7%
17
9
4
30
68,0%
34,6%
8,3%
30,3%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Ik schakel de ventilatie helemaal uit; eventueel onderbreek de stroomtoevoer* Stratum (vraag 24) Tabel D24 Stratum Casus Ik schakel de ventilatie helemaal uit
Oneens
Aantal % binnen Stratum
Eens
Aantal
Gematcht
Totaal
Controle
23
23
45
91
92,0%
88,5%
93,8%
91,9%
2
3
3
8
8,0%
11,5%
6,3%
8,1%
% binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
39
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Ik heb het ventilatiesysteem laten veranderen sinds ik hier woon * Stratum (vraag 24) Tabel D25 Stratum Casus Ik heb het ventilatiesysteem laten veranderen sinds ik hier woon
Oneens
Aantal % binnen Stratum
Eens
Aantal
Gematcht
Totaal
Controle
24
26
47
97
96,0%
100,0%
97,9%
98,0%
1
0
1
2
4,0%
,0%
2,1%
2,0%
% binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
40
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
E Comfortklachten
Toch van ramen of roosters * Stratum (vraag 81) Tabel E1 Stratum Casus Toch van ramen of roosters
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal
Gematcht
Totaal
Controle
18
20
16
54
72,0%
76,9%
33,3%
54,5%
7
6
32
45
28,0%
23,1%
66,7%
45,5%
% binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Tocht van mechanische luchttoevoer * Stratum (vraag 81) Tabel E2 Stratum Casus Tocht van mechanische luchttoevoer
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Gematcht
Totaal
Controle
13
21
44
78
52,0%
80,8%
91,7%
78,8%
12
5
4
21
48,0%
19,2%
8,3%
21,2%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Verkleuring rond toe en afvoerventielen * Stratum (vraag 81) Tabel E3 Stratum Casus Verkleuring rond toe en afvoerventielen
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Gematcht
Totaal
Controle
10
17
38
65
40,0%
65,4%
79,2%
65,7%
15
9
10
34
60,0%
34,6%
20,8%
34,3%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Verkleuring plafonds en wanden * Stratum (vraag 81) Tabel E4 Stratum Casus Verkleuring plafonds en wanden
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal
Gematcht
Totaal
Controle
18
24
44
86
72,0%
92,3%
91,7%
86,9%
7
2
4
13
28,0%
7,7%
8,3%
13,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
% binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
41
GGD Eemland
Schimmelplekken * Stratum (vraag 81) Tabel E5 Stratum Casus Schimmelplekken
Nee
Aantal
23
40
81
72,0%
88,5%
83,3%
81,8%
7
3
8
18
28,0%
11,5%
16,7%
18,2%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
18
% binnen Stratum Ja
Gematcht
Vochtplekken * Stratum (vraag 81) Tabel E6 Stratum Casus Vochtplekken
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Totaal
41
86
84,0%
92,3%
85,4%
86,9%
4
2
7
13
16,0%
7,7%
14,6%
13,1%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle 24
Aantal % binnen Stratum
Gematcht 21
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Beslagen ramen * Stratum (vraag 81) Tabel E7 Stratum Casus Beslagen ramen
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Totaal
17
19
29
65
73,1%
60,4%
65,7%
8
7
19
34
32,0%
26,9%
39,6%
34,3%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
68,0%
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Stoffigheid * Stratum (vraag 81) Tabel E8 Stratum Casus Stoffigheid
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
42
Gematcht
Totaal
Controle
13
17
25
55
52,0%
65,4%
52,1%
55,6%
12
9
23
44
48,0%
34,6%
47,9%
44,4%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Droge lucht * Stratum (vraag 81) Tabel E9 Stratum Casus Droge lucht
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Totaal
13
32
52
28,0%
50,0%
66,7%
52,5%
18
13
16
47
72,0%
50,0%
33,3%
47,5%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
7
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Muffe lucht * Stratum (vraag 81) Tabel E10 Stratum Casus Muffe lucht
Nee
% binnen Stratum Ja
Gematcht
Aantal
20
42
79
68,0%
76,9%
87,5%
79,8%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
8
6
6
20
32,0%
23,1%
12,5%
20,2%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
17
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Rioollucht * Stratum (vraag 81) Tabel E11 Stratum Casus Rioollucht
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
22
25
44
91
88,0%
96,2%
91,7%
91,9%
3
1
4
8
12,0%
3,8%
8,3%
8,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Kookluchtjes buren * Stratum (vraag 81) Tabel E12 Stratum Casus Kookluchtjes buren
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal
Gematcht
Totaal
Controle
20
22
44
86
80,0%
84,6%
91,7%
86,9%
5
4
4
13
20,0%
15,4%
8,3%
13,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
% binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
43
GGD Eemland
Kookluchtjes eigen woning * Stratum (vraag 81) Tabel E13 Stratum Casus Kookluchtjes eigen woning
Nee
% binnen Stratum Ja
Gematcht
Aantal
Totaal
Controle
14
15
37
66
56,0%
57,7%
77,1%
66,7%
11
11
11
33
44,0%
42,3%
22,9%
33,3%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Geuren verkeer * Stratum (vraag 81) Tabel E14 Stratum Casus Geuren verkeer
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
20
23
45
88
80,0%
88,5%
93,8%
88,9%
5
3
3
11
20,0%
11,5%
6,3%
11,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Geuren bedrijvigheid * Stratum (vraag 81) Tabel E15 Stratum Casus Geuren bedrijvigheid
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Gematcht
Totaal
Controle
18
23
41
82
72,0%
88,5%
85,4%
82,8%
7
3
7
17
28,0%
11,5%
14,6%
17,2%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Geluid verkeer * Stratum (vraag 81) Tabel E16 Stratum Casus Geluid verkeer
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
44
Gematcht
Totaal
Controle
19
20
31
70
76,0%
76,9%
64,6%
70,7%
6
6
17
29
24,0%
23,1%
35,4%
29,3%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Geluid bedrijvigheid * Stratum (vraag 81) Tabel E17 Stratum Casus Geluid bedrijvigheid
Nee
Aantal
Totaal
Controle
22
24
39
85
88,0%
92,3%
81,3%
85,9%
3
2
9
14
12,0%
7,7%
18,8%
14,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
% binnen Stratum Ja
Gematcht
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Geluid buren * Stratum (vraag 81) Tabel E18 Stratum Casus Geluid buren
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
21
23
42
86
84,0%
88,5%
87,5%
86,9%
4
3
6
13
16,0%
11,5%
12,5%
13,1%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Gematcht
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Geluid medebewoners * Stratum (vraag 81) Tabel E19 Stratum Casus Geluid medebewoners
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Gematcht
Totaal
Controle
19
24
41
84
76,0%
92,3%
85,4%
84,8%
6
2
7
15
24,0%
7,7%
14,6%
15,2%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Geluid ventilatie * Stratum (vraag 81) Tabel E20 Stratum Casus Geluid ventilatie
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal
Gematcht
Totaal
Controle
8
7
27
42
32,0%
26,9%
56,3%
42,4%
17
19
21
57
68,0%
73,1%
43,8%
57,6%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
% binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
45
GGD Eemland
Geluid verwarming * Stratum (vraag 81) Tabel E21 Stratum Casus Geluid verwarming
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Gematcht
Totaal
Controle
24
26
45
95
96,0%
100,0%
93,8%
96,0%
1
0
3
4
4,0%
,0%
6,3%
4,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Geluid overige installaties * Stratum (vraag 81) Tabel E22 Stratum Casus Geluid overige installaties
Nee
Aantal % binnen Stratum
Ja
Aantal
Gematcht
Totaal
Controle
24
23
41
88
96,0%
88,5%
85,4%
88,9%
1
3
7
11
4,0%
11,5%
14,6%
11,1%
% binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
46
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
F Gezondheidsklachten
Heeft u het idee dat eventuele gezondheidsklachten te maken hebben met uw woning? * Stratum (vraag 78) Tabel F1 Stratum Casus Heeft u het idee dat eventuele gezondheidsklachten te maken hetbben met uw woning?
ja
Aantal
7
42
91,7%
52,0%
15,2%
44,2%
2
12
39
53
8,3%
48,0%
84,8%
55,8%
24
25
46
95
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle 13
% binnen Stratum nee
Gematcht 22
gezondheidsklachten * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F2 Stratum Casus gezondheidsklachten
geen klacht
Aantal % binnen Stratum
wel klacht
Totaal
11
22
36
12,0%
42,3%
45,8%
36,4%
22
15
26
63
88,0%
57,7%
54,2%
63,6%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
3
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Verstopte neus of neusloop * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F3 Stratum Casus Verstopte neus of neusloop
geen klacht
Aantal % binnen Stratum
wel klacht
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
13
17
39
69
52,0%
65,4%
81,3%
69,7%
12
9
9
30
48,0%
34,6%
18,8%
30,3%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Verkoudheid * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F4 Stratum Casus Verkoudheid
geen klacht
Aantal % binnen Stratum
wel klacht
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
47
Gematcht
Totaal
Controle
11
18
44
73
44,0%
69,2%
91,7%
73,7%
14
8
4
26
56,0%
30,8%
8,3%
26,3%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Piepende ademhaling * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F5 Stratum Casus Piepende ademhaling
geen klacht
% binnen Stratum wel klacht
16
23
44
83
88,5%
91,7%
83,8%
9
3
4
16
36,0%
11,5%
8,3%
16,2%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
64,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Gematcht
Aantal
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Benauwd * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F6 Stratum Casus Benauwd
geen klacht
Aantal
23
44
83
64,0%
88,5%
91,7%
83,8%
9
3
4
16
36,0%
11,5%
8,3%
16,2%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
16
% binnen Stratum wel klacht
Gematcht
Kortademig* Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F7 Stratum Casus Kortademig
geen klacht
Aantal % binnen Stratum
wel klacht
22
45
85
72,0%
84,6%
93,8%
85,9%
7
4
3
14
28,0%
15,4%
6,3%
14,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
18
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Gematcht
Astma* Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F8 Stratum Casus Astma
geen klacht
Aantal % binnen Stratum
wel klacht
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
48
Gematcht
Totaal
Controle
20
22
48
90
80,0%
84,6%
100,0%
90,9%
5
4
0
9
20,0%
15,4%
,0%
9,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Hooikoorts * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F9 Stratum Casus Hooikoorts
geen klacht
% binnen Stratum wel klacht
19
20
44
83
76,9%
91,7%
83,8%
6
6
4
16
24,0%
23,1%
8,3%
16,2%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
76,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Gematcht
Aantal
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Keelpijn * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F10 Stratum Casus Keelpijn
geen klacht
% binnen Stratum wel klacht
14
22
44
80
84,6%
91,7%
80,8%
11
4
4
19
44,0%
15,4%
8,3%
19,2%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
56,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Gematcht
Aantal
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Vermoeide ogen * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F11 Stratum Casus Vermoeide ogen
geen klacht
Aantal % binnen Stratum
wel klacht
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
13
18
41
72
52,0%
69,2%
85,4%
72,7%
12
8
7
27
48,0%
30,8%
14,6%
27,3%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Irritatie van contactlenzen * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F12 Stratum Casus Irritatie van contactlenzen
geen klacht
Aantal % binnen Stratum
wel klacht
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
49
Gematcht
Totaal
Controle
23
25
46
94
92,0%
96,2%
95,8%
94,9%
2
1
2
5
8,0%
3,8%
4,2%
5,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Hoofdpijn * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F13 Stratum Casus Hoofdpijn
geen klacht
Aantal % binnen Stratum
wel klacht
Totaal
12
20
38
70
76,9%
79,2%
70,7%
13
6
10
29
52,0%
23,1%
20,8%
29,3%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
48,0%
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Extreme vermoeidheid * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F14 Stratum Casus Extreme vermoeidheid
geen klacht
Aantal % binnen Stratum
wel klacht
Totaal
12
19
42
73
73,1%
87,5%
73,7%
13
7
6
26
52,0%
26,9%
12,5%
26,3%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
48,0%
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Concentratieproblemen * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F15 Stratum Casus Concentratie problemen
geen klacht
Aantal % binnen Stratum
wel klacht
Totaal
22
44
87
84,0%
84,6%
91,7%
87,9%
4
4
4
12
16,0%
15,4%
8,3%
12,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
21
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Problemen met doorslapen * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F16 Stratum Casus Doorslapen
geen klacht
Aantal % binnen Stratum
wel klacht
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
50
Gematcht
Totaal
Controle
11
21
40
72
44,0%
80,8%
83,3%
72,7%
14
5
8
27
56,0%
19,2%
16,7%
27,3%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Huidklachten * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F17 Stratum Casus Huidklachten
geen klacht
Aantal % binnen Stratum
wel klacht
Totaal
24
44
88
80,0%
92,3%
91,7%
88,9%
5
2
4
11
20,0%
7,7%
8,3%
11,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
20
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Spierklachten * Stratum (vragen 33 t/m 37; 41 t/m 45, 49 t/m 53, 57 t/m 61, 65 t/m 69 en 73 t/m 77) Tabel F18 Stratum Casus Spierklachten
geen klacht
Aantal % binnen Stratum
wel klacht
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
51
Gematcht
Totaal
Controle
20
24
47
91
80,0%
92,3%
97,9%
91,9%
5
2
1
8
20,0%
7,7%
2,1%
8,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Project Ventilatie Vathorst
52
GGD Eemland
G Binnenmilieuparameters
Geluidsterkte in woonkamer bij stand 1 * Stratum Tabel G1 Stratum Casus GELWK1
< 35 dB(A)
Aantal % binnen Stratum
> 35 dB(A)
Totaal
44
84
83,3%
100,0%
93,6%
93,3%
3
0
3
6
16,7%
,0%
6,4%
6,7%
18
25
47
90
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle 25
Aantal % binnen Stratum
Gematcht 15
Geluuidsterkte in woonkamer bij stand 2 * Stratum Tabel G2 Stratum Casus GELWK2
< 35 dB(A)
Aantal % binnen Stratum
> 35 dB(A)
Totaal
14
19
39
72
79,2%
86,7%
81,8%
5
5
6
16
26,3%
20,8%
13,3%
18,2%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
73,7%
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
19
24
45
88
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Geluidsterkte in woonkamer bij stand 3 * Stratum Tabel G3 Stratum Casus GELWK3
< 35 dB(A)
Aantal % binnen Stratum
> 35 dB(A)
Totaal
20
29
25,0%
16,7%
43,5%
32,2%
15
20
26
61
75,0%
83,3%
56,5%
67,8%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle 4
Aantal % binnen Stratum
Gematcht 5
20
24
46
90
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Geluidsterkte in slaapkamer bij stand 1 * Stratum Tabel G4 Stratum Casus GELSLK1
< 35 dB(A)
Aantal % binnen Stratum
> 35 dB(A)
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
53
Gematcht
Totaal
Controle
21
22
42
85
100,0%
95,7%
95,5%
96,6%
0
1
2
3
,0%
4,3%
4,5%
3,4%
21
23
44
88
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Geluidsterkte in slaapkamer bij stand 2 * Stratum Tabel G5 Stratum Casus GELSLK2
< 35 dB(A)
Aantal % binnen Stratum
> 35 dB(A)
20
40
78
94,7%
95,2%
93,0%
94,0%
1
1
3
5
5,3%
4,8%
7,0%
6,0%
19
21
43
83
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
18
% binnen Stratum Totaal
Gematcht
Geluidsterkte in slaapkamer bij stand 3* Stratum Tabel G6 Stratum Casus GELSLK3
< 35 dB(A)
Aantal % binnen Stratum
> 35 dB(A)
Totaal
8
13
37
58
54,2%
80,4%
64,4%
12
11
9
32
60,0%
45,8%
19,6%
35,6%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
40,0%
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
20
24
46
90
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Percentage van de tijd waarin de CO2 concentraatie in de woonkamer de grens van 700 ppm overschrijd * Stratum Tabel G7 Stratum Casus WK CO2-700
0-2
Aantal % binnen Stratum
2 - 50
Aantal % binnen Stratum
50 - 100
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Totaal
Controle
2
4
5
11
11,8%
21,1%
15,2%
15,9%
12
14
25
51
70,6%
73,7%
75,8%
73,9%
3
1
3
7
17,6%
5,3%
9,1%
10,1%
17
19
33
69
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Percentage van de tijd waarin de CO2 concentraatie in de woonkamer de grens van 1200 ppm overschrijd * Stratum Tabel G8 Stratum Casus WK CO2-1200
0-2
Aantal % binnen Stratum
2 - 50
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
54
Gematcht
Totaal
Controle
13
15
29
57
76,5%
78,9%
87,9%
82,6%
4
4
4
12
23,5%
21,1%
12,1%
17,4%
17
19
33
69
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Percentage van de tijd waarin de CO2 concentraatie in de slaapkamer de grens van 700 ppm overschrijd * Stratum Tabel G9 Stratum Casus SLK CO2-700
0-2
Aantal
2
3
5
,0%
10,5%
9,1%
7,2%
9
4
7
20
52,9%
21,1%
21,2%
29,0%
8
13
23
44
47,1%
68,4%
69,7%
63,8%
17
19
33
69
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
50 - 100
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
0
% binnen Stratum 2 - 50
Gematcht
Percentage van de tijd waarin de CO2 concentraatie in de slaapkamer de grens van 1200 ppm overschrijd * Stratum Tabel G10 Totaal
Stratum Casus SLK CO2-1200
0-2
Aantal % binnen Stratum
2 - 50
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
Controle
9
10
15
34
52,9%
52,6%
45,5%
49,3%
8
9
18
35
47,1%
47,4%
54,5%
50,7%
17
19
33
69
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Voorspelde percentage tochtklachten in de woonkamer bij stand 1 * Stratum Tabel G11 Stratum Casus TOCHTWK1
0% voorsp ontevr.
Aantal % binnen Stratum
meer dan 0% voorsp ontevr
Totaal
Gematcht
Totaal
Controle
23
20
47
90
92,0%
76,9%
97,9%
90,9%
2
6
1
9
8,0%
23,1%
2,1%
9,1%
Aantal % binnen Stratum
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Voorspelde percentage tochtklachten in de woonkamer bij stand 2 * Stratum Tabel G12 Stratum Casus TOCHTWK2
0% voorsp ontevr.
Aantal % binnen Stratum
meer dan 0% voorsp ontevr
Totaal
Aantal
Totaal
Controle
19
22
44
85
76,0%
84,6%
91,7%
85,9%
6
4
4
14
24,0%
15,4%
8,3%
14,1%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
% binnen Stratum
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
Gematcht
55
GGD Eemland
Voorspelde percentage tochtklachten in de woonkamer bij stand 3 * Stratum Tabel G13 Stratum Casus TOCHTWK3
0% voorsp ontevr.
Aantal % binnen Stratum
meer dan 0% voorsp ontevr
Totaal
Gematcht
Totaal
Controle
18
21
43
82
72,0%
80,8%
89,6%
82,8%
7
5
5
17
28,0%
19,2%
10,4%
17,2%
Aantal % binnen Stratum
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Voorspelde percentage tochtklachten in de slaapkamer bij stand 1 * Stratum Tabel G14 Stratum Casus TCHTSLK1
0% voorsp ontevr.
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Totaal
Controle
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Gematcht
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Voorspelde percentage tochtklachten in de slaapkamer bij stand 2 * Stratum Tabel G15 Stratum Casus TCHTSLK2
0% voorsp ontevr.
Aantal % binnen Stratum
meer dan 0% voorsp ontevr
Totaal
Gematcht
Totaal
Controle
24
25
47
96
96,0%
96,2%
97,9%
97,0%
1
1
1
3
4,0%
3,8%
2,1%
3,0%
Aantal % binnen Stratum
Aantal % binnen Stratum
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Voorspelde percentage tochtklachten in de slaapkamer bij stand 3 * Stratum Tabel G16 Stratum Casus TCHTSLK3
0% voorsp ontevr.
Aantal % binnen Stratum
meer dan 0% voorsp ontevr
Totaal
Aantal
Totaal
Controle
23
23
46
92
92,0%
88,5%
95,8%
92,9%
2
3
2
7
8,0%
11,5%
4,2%
7,1%
% binnen Stratum
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
Gematcht
56
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Score kierdichting ramen vlg Nieman * Stratum Tabel G17 Stratum Casus Score kierdichting ramen vlg Nieman
0
Aantal
4
13
23
24,0%
16,0%
27,1%
23,5%
19
21
35
75
76,0%
84,0%
72,9%
76,5%
25
25
48
98
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
6
% binnen Stratum +
Gematcht
Score kierdichting deuren vlg Nieman * Stratum Tabel G18 Stratum Casus Score kierdichting deuren vlg Nieman
0
Aantal % binnen Stratum
+
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Controle
22
19
21
62
88,0%
73,1%
43,8%
62,6%
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Gematcht
3
7
27
37
12,0%
26,9%
56,3%
37,4%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
vocht/schimmel vlg Nieman * Stratum Tabel G19 Stratum Casus vocht/schimmel
geen
Aantal % binnen Stratum
wel
Aantal % binnen Stratum
Totaal
Aantal % binnen Stratum
Project Ventilatie Vathorst
57
Gematcht
Totaal
Controle
19
17
42
78
76,0%
65,4%
87,5%
78,8%
6
9
6
21
24,0%
34,6%
12,5%
21,2%
25
26
48
99
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
GGD Eemland
Project Ventilatie Vathorst
58
GGD Eemland
H Statistisch significante verbanden comfortklachten en type ventilatiesysteem
Hoe tevreden bent u met uw ventilatiesysteem? * Ventilatiesys vlg DWA Tabel H1a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijkmechanisch Hoe tevreden bent u met uw ventilatiesysteem?
Zeer tevreden
Aantal
1
5
8,5%
2,0%
5,1%
31
12
43
66,0%
23,5%
43,9%
3
13
16
6,4%
25,5%
16,3%
9
13
22
19,1%
25,5%
22,4%
0
12
12
,0%
23,5%
12,2%
47
51
98
100,0%
100,0%
100,0%
Aantal % binnen Ventilatiesys vlg DWA
Noch tevreden, noch ontevreden
Ontevreden
Aantal % binnen Ventilatiesys vlg DWA Aantal % binnen Ventilatiesys vlg DWA
Zeer ontevreden
Aantal % binnen Ventilatiesys vlg DWA
Totaal
Aantal % binnen Ventilatiesys vlg DWA
Totaal
4
% binnen Ventilatiesys vlg DWA Tevreden
Balansventilatie
Toetsresultaten Tabel H1b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,545
,000
Cramer's V
,545
,000
Interval by Interval
Pearson's R
,468
,078
5,189
,000(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation
,479
,082
5,345
,000(c)
N of Valid Cases
98
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Project Ventilatie Vathorst
59
GGD Eemland
Klachten over tocht door ramen en roosters * type ventilatiesysteem Tabel H2a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch Toch van ramen of roosters
Geen klacht
Totaal
Balansventilatie 16
38
54
32
13
45
48
51
99
Wel klacht Totaal
Toetsresultaten Tabel H2b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Phi
Approx. T(b)
Approx. Sig.
-,413
,000
Cramer's V
,413
Interval by Interval
Pearson's R
-,413
,092
-4,470
,000(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation -,413
,092
-4,470
,000(c)
N of Valid Cases
,000
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Klachten over tocht door mechanische toevoerroosters * type ventilatiesysteem Tabel H3a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijkmechanisch Tocht van mechanische luchttoevoer
Geen klacht
Balansventilatie
Totaal
44
34
78
4
17
21
48
51
99
Wel klacht Totaal Toetsresultaten Tabel H3b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,306
Cramer's V
,306
Interval by Interval
Pearson's R
,306
,086
3,161
,002(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation ,306
,086
3,161
,002(c)
N of Valid Cases
,002 ,002
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Project Ventilatie Vathorst
60
GGD Eemland
Klachten over "droge lucht"* type ventilatiesysteem Tabel H4a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch Droge lucht
Totaal
Balansventilatie
Geen klacht
33
19
52
Wel klacht
15
32
47
48
51
99
Totaal Toetsresultaten Tabel H4b
Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,315
Cramer's V
,315
Interval by Interval
Pearson's R
,315
,095
3,271
,001(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation ,315
,095
3,271
,001(c)
N of Valid Cases
,002 ,002
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Klachten over geluidhinder door het ventilatiesysteem * type ventilatiesysteem Tabel H5a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch Geluid ventilatie
Geen klacht
Totaal
Balansventilatie 27
15
42
21
36
57
48
51
99
Wel klacht Totaal Toetsresultaten Tabel H5b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,271
Cramer's V
,271
Interval by Interval
Pearson's R
,271
,097
2,777
,007(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation ,271
,097
2,777
,007(c)
N of Valid Cases
,007 ,007
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Project Ventilatie Vathorst
61
GGD Eemland
Project Ventilatie Vathorst
62
GGD Eemland
I Statistisch significante verbanden gezondheidsklachten en type ventilatiesysteem
Verstopte neus of loopneus * type ventilatiesysteem Tabel I1a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch NEUS
geen klacht wel klacht
Totaal
Totaal
Balansventilatie 39
30
69
9
21
30
48
51
99
Toetsresultaten Tabel I1b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,244
Cramer's V
,244
Interval by Interval
Pearson's R
,244
,095
2,477
,015(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation
,244
,095
2,477
,015(c)
N of Valid Cases
,015 ,015
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Verkoudheid * type ventilatiesysteem Tabel I2a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch Verkoudheid
geen klacht wel klacht
Totaal
Totaal
Balansventilatie 42
31
73
6
20
26
48
51
99
Toetsresultaten Tabel I2b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,303
Cramer's V
,303
Interval by Interval
Pearson's R
,303
,090
3,136
,002(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation
,303
,090
3,136
,002(c)
N of Valid Cases
,003 ,003
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Project Ventilatie Vathorst
63
GGD Eemland
Piepende ademhaling * type ventilatiesysteem Tabel I3a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch PIEPEN
geen klacht wel klacht
Totaal
Totaal
Balansventilatie 44
39
83
4
12
16
48
51
99
Toetsresultaten Tabel I3b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,206
Cramer's V
,206
Interval by Interval
Pearson's R
,206
,091
2,077
,040(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation
,206
,091
2,077
,040(c)
N of Valid Cases
,040 ,040
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Benauwdheid * type ventilatiesysteem Tabel I4a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch BENAUWD
geen klacht wel klacht
Totaal
Totaal
Balansventilatie 44
39
83
4
12
16
48
51
99
Toetsresultaten Tabel I4b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,206
Cramer's V
,206
Interval by Interval
Pearson's R
,206
,091
2,077
,040(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation
,206
,091
2,077
,040(c)
N of Valid Cases
,040 ,040
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Project Ventilatie Vathorst
64
GGD Eemland
Kortademigheid * type ventilatiesysteem Tabel I5a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch KORTADEM
geen klacht wel klacht
Totaal
Totaal
Balansventilatie 45
40
85
3
11
14
48
51
99
Toetsresultaten Tabel I5b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,220
Cramer's V
,220
Interval by Interval
Pearson's R
,220
,088
2,218
,029(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation
,220
,088
2,218
,029(c)
N of Valid Cases
,029 ,029
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Astma * type ventilatiesysteem Tabel I6a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch ASTMA
geen klacht wel klacht
Totaal
Totaal
Balansventilatie 47
43
90
1
8
9
48
51
99
Toetsresultaten Tabel I6b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,236
Cramer's V
,236
Interval by Interval
Pearson's R
,236
,075
2,397
,018(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation
,236
,075
2,397
,018(c)
N of Valid Cases
,019 ,019
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Project Ventilatie Vathorst
65
GGD Eemland
Hooikoorts * type ventilatiesysteem Tabel I7a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch HOOIKOOR
geen klacht
44
39
83
4
12
16
48
51
99
wel klacht Totaal
Totaal
Balansventilatie
Toetsresultaten Tabel I7n Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,206
Cramer's V
,206
Interval by Interval
Pearson's R
,206
,091
2,077
,040(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation
,206
,091
2,077
,040(c)
N of Valid Cases
,040 ,040
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Keelpijn * type ventilatiesysteem Tabel I8a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch KEELPIJN
geen klacht wel klacht
Totaal
Totaal
Balansventilatie 44
36
80
4
15
19
48
51
99
Toetsresultaten Tabel I8b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,267
,008
Cramer's V
,267
,008
Interval by Interval
Pearson's R
,267
,088
2,734
,007(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation
,267
,088
2,734
,007(c)
N of Valid Cases
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation. Vermoeide ogen* type ventilatiesysteem Tabel I9a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch VERMOEIDE OGEN
geen klacht wel klacht
Totaal
Project Ventilatie Vathorst
66
Totaal
Balansventilatie 41
31
72
7
20
27
48
51
99
GGD Eemland
Toetsresultaten Tabel I9b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,276
Cramer's V
,276
Interval by Interval
Pearson's R
,276
,092
2,833
,006(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation
,276
,092
2,833
,006(c)
N of Valid Cases
,006 ,006
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Extreme vermoeidheid * type ventilatiesysteem Tabel I10a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch EXTREME VERMOEIDHEID
geen klacht
32
73
7
19
26
48
51
99
wel klacht Totaal
Totaal
Balansventilatie 41
Toetsresultaten Tabel I10b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,257
Cramer's V
,257
Interval by Interval
Pearson's R
,257
,093
2,624
,010(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation
,257
,093
2,624
,010(c)
N of Valid Cases
,010 ,010
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Concentratieproblemen * type ventilatiesysteem Tabel I11a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch CONCENTRATIE
geen klacht wel klacht
Totaal
Totaal
Balansventilatie 46
41
87
2
10
12
48
51
99
Toetsresultaten Tabel I11b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,236
,019
Cramer's V
,236
,019
Interval by Interval
Pearson's R
,236
,083
2,397
,018(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation
,236
,083
2,397
,018(c)
N of Valid Cases
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Project Ventilatie Vathorst
67
GGD Eemland
Problemen met doorslapen * type ventilatiesysteem Tabel I12a Ventilatiesys vlg DWA Natuurlijk-mechanisch DOORSLAPEN
geen klacht wel klacht
Totaal
Totaal
Balansventilatie 42
30
72
6
21
27
48
51
99
Toetsresultaten Tabel I12b Asymp. Std. Error(a)
Value Nominal by Nominal
Approx. T(b)
Approx. Sig.
Phi
,322
Cramer's V
,322
Interval by Interval
Pearson's R
,322
,090
3,347
,001(c)
Ordinal by Ordinal
Spearman Correlation
,322
,090
3,347
,001(c)
N of Valid Cases
,001 ,001
99
a Not assuming the null hypothesis. b Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c Based on normal approximation.
Project Ventilatie Vathorst
68
GGD Eemland
Bijlage 3
Gezondheidskaart, opnamemethodiek Nieman
A Thermisch comfort A.1 Tocht
Luchtdoorlatendheid De luchtdoorlatendheid kan bepaald worden met behulp van de qv;10-waarde. Dit is de luchtdoorlatendheid van de totale woning bij een drukverschil over de gevel van 10 pa. Hierbij zal, in tegenstelling tot de methode volgens NEN 2686, een meting uitgevoerd worden bij een drukverschil over de gevel tussen 15 en 50 Pa (vier meetpunten). Luchtdoorlatendheid [dm3/sm2] qv;10 > 1,430 1,000 ≤ qv;10 < 1,430 0,625 ≤ qv;10 < 1,000 qv;10 < 0,625
Beoordeling 0 + ++
Ventilatievoorziening Ook het type ventilatievoorziening heeft invloed op tochtverschijnselen. Zelfregelende en winddrukafhankelijke ventilatieroosters sluiten de roosters als de winddruk op het rooster te hoog wordt. De overige ventilatieroosters en suskasten worden met de hand bediend en zullen eerder tochtverschijnselen vertonen. Type ventilatievoorzieningen
geen
zelfregelend / winddrukafhankelijk
beoordeling
0
+
normaal rooster / suskast 0
klepraam / draairaam -
Hoogte ventilatievoorziening Naast het type ventilatievoorziening is ook de plaats van het rooster in de gevel van belang. Indien een rooster onder 1,80 m is geplaatst zullen tochtverschijnselen eerder voorkomen. Dit geldt niet alleen voor horizontale roosters, maar ook voor verticale roosters. Hoogte ventilatierooster beoordeling
< 1,80 m -
≥1,80 m +
Ventilatiesysteem De NEN 1087 maakt onderscheid in 4 ventilatiesystemen: Systeem A: natuurlijke ventilatie Systeem B: mechanische toevoer, natuurlijke afvoer Systeem C: natuurlijke toevoer, mechanische afvoer Systeem D: mechanische toe- en afvoer
Project Ventilatie Vathorst
69
GGD Eemland
In Nederland komt systeem C het meest voor. Bij woningen van voor 1980 komt vaak systeem A voor. In woningen met luchtverwarming is systeem B van toepassing en in veel nieuwbouwwoningen wordt tegenwoordig systeem D toegepast. Doordat bij systeem D (bijna altijd) gebruik wordt gemaakt van een warmteterugwinapparaat, is de temperatuur van de ingeblazen ventilatielucht hoger dan de ventilatielucht die direct van buiten komt. Daarnaast zijn er geen ventilatieroosters in de gevel aanwezig. Ventilatiesysteem beoordeling
A -
B -
D1 +
C 0
Kaderdichting Ramen en deuren die niet voorzien zijn van een kaderdichting laten lucht langs de naad tussen het kozijn en raam door. Ook hierdoor ontstaan tochtverschijnselen. Daarnaast is het ook van belang of het hang- en sluitwerk knevelend is aangebracht.
Hang- & sluitwerk
knevelend niet knevelend
kaderdichting wel + 0
niet 0 -
Bouwsysteem Bij het bouwsysteem wordt onderscheid gemaakt in enerzijds stapelbouw, gietbouw of prefab beton en anderzijds houtskeletbouw (HSB). Uit praktijkmetingen is gebleken dat HSB-woningen minder luchtdicht zijn dan woningen die opgebouwd zijn uit een betonnen of steenachtig casco en dat zich daardoor vaker tochtklachten voordoen. Bouwsysteem
beoordeling
gietbouw / stapelbouw / prefab beton +
houtskeletbouw
staalskeletbouw
0
0
Glasoppervlakken Grote glasoppervlakken kunnen koudeval veroorzaken. Of dit plaatsvindt, is afhankelijk van een aantal factoren. Naast het type glas is het ook van belang dat eventuele koudestraling van het glas tegengegaan kan worden door verwarmingslichaam een ter plaatse van het glasoppervlak.
1
Geldt alleen indien er een WTW-unit met een rendement _ 90% aanwezig is. In alle overige gevallen dient de beoordeling van ventilatiesysteem C aangehouden te worden.
Project Ventilatie Vathorst
70
GGD Eemland
glastype
hoogte glasoppervlakte [m]
enkel glas (U ≥ 5,8 W/(m2K))
h < 1,5 h ≥ 1,5
dubbel glas (3,0 ≥ U ≥ 2,6 W/(m2K))
h < 1,5
HR-, HR+- of HR++glas (U ≤ 2,0 W/(m2K))
h < 1,5
h ≥ 1,5
H ≥ 1,5
verwarmingslichaam onder glasoppervlakte afwezig aanwezig afwezig aanwezig afwezig aanwezig afwezig aanwezig afwezig
Beoordeling
0 -0 + 0 ++
aanwezig afwezig aanwezig
++ + ++
Verwarmingssysteem Het verwarmingssysteem geeft via verwarmingslichamen warmte af aan de woning. Afhankelijk van de verwarmingslichamen zal dit in meer of mindere mate via straling of convectieve luchtstroming plaatsvinden. Verwarmingssysteem beoordeling Lokale verwarming / CV met niet in alle vertrekken verwarmingslichamen Traditionele CV (70 - 90°C *) met verwarmingslichamen 0 CV (met weersafhankelijke regeling) met verwarmingslichamen + Laag temperatuurverwarming (45 - 55°C *) met ++ verwarmingslichamen * Het eerste getal geeft de retourwatertemperatuur weer en het tweede getal de aanvoerwatertemperatuur.
Waardering Bovengenoemde factoren zijn bepalend voor de tochtklachten die zich in een woning voordoen. In de handboeken gezondheidskaart “Gebouwde” en “Te bouwen” woningen is uitgelegd op welke wijze de factoren bij elkaar opgeteld moeten worden, zodat een eindoordeel verkregen worden. Kwaliteitsniveau A B C D
Beoordeling + / ++ 0/+ -/0 -- / -
Omschrijving geen hinder van tocht tochthinder bij harde wind regelmatig tochthinder constant tochthinder
Vanwege de lange reactietijd en beïnvloedbaarheid van de meting bij bepalingsmethode 1, wordt bepalingsmethode 2 gebruikt om het verschijnsel tocht te classificeren. Daarnaast is de uitvoering van de meting van bepalingsmethode 2 eenvoudiger.
Project Ventilatie Vathorst
71
GGD Eemland
A.2 Thermische isolatie
Constructie vloer
gevel (steenachtig)
gevel (houtskeletbouw) gevel (buitgevelisolatie)
dak (hellend en plat):
geen isolatie houten vloer met na-isolatie betonnen vloer met na-isolatie houten vloer met isolatie geïsoleerde betonnen vloer woning afkomstig uit: < 1983 1983 1992 1992 geen isolatie < 40 mm 40 ≤ X ≤90 mm 90 ≤ X ≤ 110 mm > 110 mm < 120 mm 120 ≤ X ≤ 140 mm > 140 mm < 40 mm 40 ≤ X ≤ 90 mm 90 ≤ X ≤ 110 mm > 110 mm ongeïsoleerd dak woning afkomstig uit: < 1979 1980 1992 1992 -
Beoordeling -0 + -0 --0 + 0 + -0 + --0
Bij de bepaling van de thermische isolatie dient ook het type glas en het glasoppervlakte opgenomen te worden. In de praktijk is het echter veelal niet mogelijk om de U-waarde van het glas te achterhalen. Aangezien glas over het algemeen minder goed isoleert dan een dichte gevel, zou ook het percentage glas in de gevel bepaald moeten worden. Het glas zal bij de bepaling van het aspect ‘thermische isolatie’ buiten beschouwing worden gelaten. Bij de bepaling van het aspect ‘tocht’ is het onderscheid in: enkel, dubbel en HR(++) glas al gemaakt. Dit is in de praktijk goed waar te nemen.
Project Ventilatie Vathorst
72
GGD Eemland
B Geluid B.1
Installatiegeluid van binnen de woning
Verwarmingsinstallatie Kwaliteitsniveau A B/C D
Kwaliteitsniveau A B C D
criteria verwarmingstoestel niet in VR en niet aan scheidingswand geen verwarmingstoestel in woning verwarmingstoestel niet in VR overige situaties
omschrijving Geen hinder van verwarmings- en ventilatiesysteem in eigen woning. Geringe hinder van verwarmingssysteem. Ventilatiesysteem nauwelijks hoorbaar. Geringe hinder van verwarmingssysteem. Ventilatiesysteem hoorbaar. Kans op hinder. Verwarmings- en ventilatiesysteem van de woning zijn duidelijk hoorbaar. Kans op hinder is groot.
B.2 Geluidwering tussen woningen Waardering Kwaliteits -niveau A
Ilu;k [dB]
Risico
Omschrijving
Ilu;k ≥ +6
Nauwelijks tot geen risico voor de gezondheid
B
+1 ≤ Ilu;k < +6
Beperkt risico voor de gezondheid
C
-4 ≤ Ilu;k < +1
Verhoogd risico voor de gezondheid
D
Ilu;k < -4
Onacceptabel risico voor de gezondheid
Zeer luide spraak is in het algemeen niet verstaanbaar, gewone spraak en muziek niet hoorbaar; luide muziek en feestjes wel hoorbaar maar nauwelijks hinderlijk. Loopgeluiden zijn niet storend waarneembaar. Bescherming tegen ontoelaatbare storing, uitgaande van een gedrags/leefpatroon waarbij men rekening houdt met elkaar. Spraak soms waarneembaar, maar niet verstaanbaar. Zeer luide spraak verstaanbaar, harde muziek goed hoorbaar. Loopgeluiden e.d. soms storend. Ook bij gelijksoortige leefpatronen en aangepast gedrag, zal regelmatig storing optreden. Spraak en muziek is vaak hoorbaar. Zeer luide spraak goed verstaanbaar en muziek storend. Loopgeluiden zijn veelal hinderlijk. Er wordt feitelijk geen bescherming geboden tegen geluiden. Gewone spraak is vaak verstaanbaar, muziek en luide spraak, loopgeluiden veelvuldig hinderlijk.
Project Ventilatie Vathorst
73
Gehinderden (indicatief) < 10%
10% tot 25%
25% tot 50%
> 50%
GGD Eemland
C C.1
Luchtkwaliteit Emissies van verkeer
Kwaliteitsniveau
Omschrijving
A
Zeer beperkte emissies. Geen gezondheidsrisico Verminderde emissies. Beperkte kans op vermindering van de longfunctie. Verhoogde emissies. Kans op vermindering van de longfunctie.
B
C
D
Zeer hoge emissies. Grote kans op vermindering van de longfunctie. Kinderen, ouderen en COPD-patiënten2 vormen een risicogroep.
Uitkomst berekening CAR II model geen overschrijdingen overschrijding uurgemiddelde plandrempel overschrijding uurgemiddelde grenswaarde overschrijding genswaarde jaargemiddelde
C.2 Emissies van bouwmaterialen Waardering Kwaliteitsniveau B
Beoordeling woning 1987 of er na
C
woning voor 1987
Omschrijving Verminderd risico op aanwezigheid van formaldehyde houdende materialen. Beperkte kans op irritatie van de slijmvliezen van ogen, keel en neus en irritatie van de diepere luchtwegen. Verhoogd risico op aanwezigheid formaldehyde houdende materialen.
• Radongas + emissies: Luchtdoorlatendheid begane grondvloer: inventarisatie kwaliteit van mogelijke luchtlekken zoals leidingdoorvoeren in de meterkast, overige leidingdoorvoeren, uitvoering kruipluik etc; inventarisatie bouwmaterialen met een hoge emissie van radongas (NEN 7182). En een inventarisatie van de ventilatie van de kruipruimte. 1. Kruipruimte Kruipruimte Kruipruimte aanwezig Geen kruipruimte aanwezig
Geen kruipruimteventilatie -
Kruipruimteventilatie in 1 gevel 0
Kruipruimteventilatie in 2 of meer gevels +
++
n.v.t.
n.v.t.
2
COPD = Chronic Obructive Pulmonary Diseases oftewel chronisch obstructieve longziekten. Hiermee worden de ziektebeelden chronische bronchitis en emfyseem bedoeld.
Project Ventilatie Vathorst
74
GGD Eemland
2. Luchtdoorlatendheid doorvoeren
Enkele doorvoeren afgedicht
Alle doorvoeren afgedicht
Beoordeling
Geen enkele doorvoer afgedicht -
0
+
kruipluik Beoordeling
Met duimgat -
Met luikring +
n.v.t. +
kruipluik
Zonder afdichtingsband -
Met afdichtingsband
n.v.t.
+
+
Beoordeling
3. Bouwsysteem Bouwsysteem
steenachtig, zoals: beton, baksteen, kalkzandsteen -
beoordeling
overig, zoals: staal, hout, etc. +
4. Type binnenspouwbladen Binnenspouwbladen beoordeling
beton --
cellenbeton --
kalkzandsteen -
baksteen -
overig +
5. Type binnenwanden Binnenwanden
beton
cellenbeton
kalkzandsteen
gipsbeton
baksteen
overig
beoordeling
--
--
-
-
-
+
Waardering Kwaliteitsniveau B
Beoordeling woning 1983 of er na
C
woning voor 1983
Project Ventilatie Vathorst
Omschrijving geen risico aanwezigheid asbest risico aanwezigheid asbest
75
GGD Eemland
C.3
Luchtverversing van ruimten
Ventilatiecapaciteit Kwaliteitsniveau
A
B
C
Kwaliteitsniveau
A
B
C
Toevoer ventilatiecapaciteit hoogstand (100%) VG > 1,10 Ag (met een minimum van 9,0 dm3/s) VR > 0,90 Ag (met een minimum van 9,0 dm3/s) VG 0,90 – 1,10 Ag (met een minimum van 7,0 dm3/s) VR 0,70 – 0,90 Ag (met een minimum van 7,0 dm3/s) VG < 0,90 Ag VR < 0,70 Ag
Beoordeling
Afvoer ventilatiecapaciteit hoogstand (100%) Toiletruimte > 9,0 dm3/s Badruimte > 18,0 dm3/s Keuken > 27,0 dm3/s Toiletruimte 7,0 – 9,0 dm3/s Badruimte 14,0 – 18,0 dm3/s Keuken 21,0 – 27,0 dm3/s Toiletruimte < 7,0 dm3/s Badruimte < 14,0 dm3/s Keuken < 21,0 dm3/s
Beoordeling
+
0
-
+
0
-
Wasemkap Omschrijving geen recirculatie
aangesloten op het ventilatiesysteem aangesloten op het ventilatiesysteem (met motor) direct naar buiten
Project Ventilatie Vathorst
Toelichting Meet de ventilatiecapaciteit van de afzuigpunten De wasemkap is niet op het ventilatiesysteem of direct op de buitenlucht aangesloten (zie onderstaande tekening) De capaciteit kan niet gemeten worden, maar zorgt wel voor extra afvoercapaciteit De capaciteit kan niet gemeten worden. Door de motor wordt er een onderdruk in de woning gecreëerd. Naast de afvoer van koolmonoxide en geurstoffen via het ventilatiesysteem, wordt er tijdelijk extra lucht afgevoerd.
76
Beoordeling 0 0 +
++
GGD Eemland
Spuivoorziening Kwaliteitsniveau
Criteria spuicapaciteit
B
VG ≥ 6 dm3/s per m2
C
VG < 6 dm3/s per m2 geen spuivoorzieningen aanwezig
D
omschrijving Er zijn voldoende te openen ramen en / of deuren aanwezig. Grote hoeveelheden verontreinigde lucht kunnen snel afgevoerd worden. Er is een beperkt aantal te openen ramen en / of deuren aanwezig. De afvoer van grote hoeveelheden verontreinigde lucht duurt enige tijd. Er zijn weinig tot geen te openen ramen en / of deuren aanwezig, waardoor grote hoeveelheden verontreinigde lucht niet tot nauwelijks afgevoerd kunnen worden.
Luchtdoorlatendheid Wanneer wordt gekeken naar de luchtverversing van ruimten kan de luchtdoorlatendheid zowel een (beperkte) positieve bijdrage als een (beperkte) negatieve bijdrage hebben. Bij slecht werkende ventilatiesystemen is een zekere luchtdoorlatendheid gewenst, bij goed werkende ventilatiesystemen kan een te grote luchtdoorlatendheid de werking van het systeem verstoren. Een te lage luchtdoorlatendheid is in de praktijk nog niet vaak gemeten. Derhalve is alleen het bepalen van een te hoge luchtdoorlatendheid van belang. De luchtdoorlatendheid zal tijdens de bepaling van de indicator tocht gemeten worden. Voor de uitvoering van deze meting wordt verwezen naar § 2.1. Kwaliteitsniveau Luchtdoorlatendheid [dm3/s m2] qv;10 ≥ 1,430 1,000 ≤ qv;10 < 1,430 0,625 ≤ qv;10 < 1,000 qv;10 < 0,625
Ventilatiesysteem A
B
C
D
B C D D
A B C D
A B C D
A A B C
Verdunningsfactor Kwaliteitsniveau
B
Criteria verdunningsfactor Luchtverversing Rookafvoer voor met gas gestookte toestellen Luchtverversing
C
Rookafvoer voor met gas gestookte toestellen
Project Ventilatie Vathorst
77
Beperkte kans op toevoer van verontreinigde lucht in de woning als gevolg van de afvoer van verontreinigde ventilatielucht, rookgassen of riolering. Kans tot grote kans op toevoer van verontreinigde lucht in de woning als gevolg van de afvoer van verontreinigde ventilatielucht, rookgassen of riolering.
GGD Eemland
C.4
Koolmonoxide (CO) van verbrandingstoestellen
Waardering Kwaliteitsniveau
C.5
Koolmonoxide (CO)
A
< 9 ppm
B
9– 25 ppm
C
25 – 200 ppm
D
> 200 ppm
Geen kans op CO-vergiftiging. Beperkte kans op CO-vergiftiging in de woning. Kans op CO-vergiftiging in de woning. Ervaring van lichte hoofdpijn. Grote kans op CO-vergiftiging. Ervaring van hoofdpijn, ziek gevoel.
Stikstofdioxide (NO2) van afvoerloze geiser
Waardering Kwaliteitsniveau A B C
C.6
Stikstofdioxide (NO2) < 1 ppm Geen kans op NO2-vergiftiging. Beperkte kans op NO2-vergiftiging in de 1 – 2 ppm woning. Grote kans op NO2-vergiftiging. Irritatie aan > 2 ppm de ogen
Persoonlijke beïnvloeding
Waardering Kwaliteitsniveau A B C
D
Omschrijving Geen invloed op regelbaarheid ventilatievoorzieningen, mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn regelbaar, mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn regelbaar, geen mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit. Ventilatievoorzieningen zijn niet regelbaar, geen mogelijkheid tot verhogen ventilatiecapaciteit.
Project Ventilatie Vathorst
78
GGD Eemland
D
Vocht
Type vloer beoordeling
hout -
beton +
Luchtdoorlatendheid kruipluik met dichtingsband kruipluik zonder dichtingsband
afgedichte doorvoeren + 0
niet afgedichte doorvoeren 0 -
Kruipluik beoordeling
duimgat -
luikring +
De ventilatie van de kruipruimte kan worden bepaald aan de hand de aanwezige ventilatieopeningen in de kruipruimte. ventilatierooster beoordeling
D.2
geen ventilatieroosters aanwezig -
ventilatieroosters aanwezig +
Biologische agentia
Beoordeling van koudebruggen Koudebruggen in de woning zullen op basis van visuele inspectie plaatsvinden. Kwaliteitsniveau B C
Omschrijving Geen koudebruggen aanwezig. Kans op schimmels is zeer gering. Koudebruggen aanwezig. Grote kans op schimmels.
Beoordeling van vochtplekken Vochtplekken, door optrekkend vocht, in de woning zullen op basis van visuele inspectie plaatsvinden. Kwaliteitsniveau B C
Omschrijving Geen vochtplekken aanwezig. Kans op schimmels is zeer gering. Vochtplekken aanwezig. Grote kans op schimmels.
Luchtdoorlatendheid begane grondvloer Inventarisatie van de kwaliteit van mogelijke luchtlekken zoals leidingdoorvoeren in de meterkast, overige leidingdoorvoeren, uitvoering kruipluik etc. Zie tevens § 2.1 bepaling luchtdoorlatendheid.
Project Ventilatie Vathorst
79
GGD Eemland
Kwaliteitsniveau B
Omschrijving begane grondvloer, kruipluik en doorvoeren zijn luchtdicht uitgevoerd begane grondvloer en/of kruipluik en/of doorvoeren zijn niet luchtdicht uitgevoerd
C
Warmteweerstand begane grondvloer Hier zal op basis van een visuele inspectie (vanuit de kruipruimte) moeten worden nagegaan wat de opbouw van de constructie is. Indien dit niet mogelijk is, kan naar analogie van de EPA-inspectie op basis van een tabel en/of bouwjaar van de woning een aanname worden gedaan voor de Rc-waarde. Zie tevens § 2.3 thermische isolatie. Kwaliteitsniveau
Omschrijving
A
Rc ≥ 3,0 (m2K)/W
B
2,5 ≥ Rc > 3,0 (m2K)/W
C
1,3 ≥ Rc > 2,5 (m2K)/W
D
Rc < 1,3 (m2K)/W
De binnenluchttemperatuur is niet tot nauwelijks onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is vergelijkbaar met de binnenluchttemperatuur. De binnenluchttemperatuur is weinig onderhevig aan temperatuurwisselingen in het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is iets lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt geen voedingsbodem voor vocht en schimmels. Kans op wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen. De temperatuur van de begane grondvloer is lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt mogelijk een voedingsbodem voor vocht en schimmels. Kans op grote wisselingen van de binnenluchttemperatuur over het seizoen en de dag. De temperatuur van de begane grondvloer is veel lager dan de binnenluchttemperatuur. Vloer vormt een voedingsbodem voor vocht en schimmels.
Ventilatie Kwaliteitsniveau A
B
C
Toevoer ventilatiecapaciteit hoogstand (100%) VG > 1,10 Ag (met een minimum van 9,0 dm3/s) VR > 0,90 Ag (met een minimum van 9,0 dm3/s) VG 0,90 – 1,10 Ag (met een minimum van 7,0 dm3/s) VR 0,70 – 0,90 Ag (met een minimum van 7,0 dm3/s) VG < 0,90 Ag VR < 0,70 Ag
Project Ventilatie Vathorst
80
GGD Eemland
Kwaliteitsniveau A B
C
Afvoer ventilatiecapaciteit hoogstand (100%) Toiletruimte > 9,0 dm3/s / Badruimte > 18,0 dm3/s / Keuken > 27,0 dm3/s Toiletruimte 7,0 – 9,0 dm3/s / Badruimte 14,0 – 18,0 dm3/s / Keuken 21,0 – 27,0 dm3/s Toiletruimte < 7,0 dm3/s / Badruimte < 14,0 dm3/s / Keuken < 21,0 dm3/s
In woningen die voorzien zijn van ventilatiesysteem A (natuurlijke toe- en afvoer) kan de ventilatiecapaciteit niet eenvoudig bepaald worden. Bij deze woningen dient door de inspecteur beoordeeld te worden welke ventilatievoorzieningen aanwezig zijn en hoe deze gebruikt worden. Bijvoorbeeld: in een woning is in elke ruimte een ventilatievoorziening aanwezig en deze worden aan de loefzijde opengezet, waardoor door natuurlijke trek een ventilatiestroom in de woning plaatsvindt. In dit geval mag het ventilatiesysteem met kwaliteitsniveau B gewaardeerd worden. Ook bij woningen met ventilatiesysteem B kan het voorkomen dat de ventilatiecapaciteit van zowel de toevoer als afvoer niet eenvoudig gemeten kan worden. In deze gevallen dient dit, net als bij ventilatiesysteem A, door de inspecteur naar eigen inzicht beoordeeld te worden.
Kwaliteitsniveau A B C
Omschrijving Snelle afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier. Goede afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier. Slechte afvoer van vocht veroorzaakt door mens en dier.
Ventilatiesysteem Kwaliteitsniveau B C
Omschrijving geen of beperkt vervuilde filters aanwezig sterk vervuilde filters aanwezig
Huisstofmijt Voor wat betreft huisstofmijt kan een indicatieve bepalingsmethode op basis van een Acarex test worden verricht. De monstername met stofzuiger is gelijk aan de ondubbelzinnige bepalingsmethode. Het stofmonster wordt gemengd met een testvloeistof. Vervolgens wordt een soort lakmoesproef met dit mengsel gedaan. De verkleuring van de teststrip geeft de maat van aanwezigheid van mijten aan. Kwaliteitsniveau A B C
Omschrijving Huisstofmijten leiden niet tot klachten die horen bij astma en COPD Huisstofmijten kunnen leiden tot klachten die horen bij astma en COPD Grote kans op klachten die horen bij astma en COPD door huisstofmijten
Project Ventilatie Vathorst
81
GGD Eemland
Project Ventilatie Vathorst
82
GGD Eemland
Bijlage 4 Resultaten van de woning-inspecties
zie separate bijlage
Project Ventilatie Vathorst
83
GGD Eemland
GEZONDHEID EN VENTILATIE IN WONINGEN IN VATHORST; BIJLAGEN
4
Project Ventilatie Vathorst
2
GGD Eemland
GEZONDHEID EN VENTILATIE IN WONINGEN IN VATHORST; onderzoek naar de relatie tussen gezondheidsklachten, binnenmilieukwaliteit en woningkenmerken. juli 2007 GGD Eemland Postbus 733 3800 AS Amersfoort 033– 4 678 100
[email protected] www.ggdeem land.nl auteurs: F . Duijm, M. Hady, J. van Ginkel, G.H. ten Bolscher opdrachtgever:
Gemeente Amersfoort
met ondersteuning van:
ministerie van VROM
Project Ventilatie Vathorst
3
GGD Eemland
DWA installatie- en energieadvies
11-7-2007
Bijlage 4: Resultaten van de woninginspecties POPULATIE Stratum Ventilatie casus match controle type-C type-D 25 26 48 48 52
Gezondheidskaart statistieken 2 2.1
THERMISCH COMFORT Tocht Luchtdoorlatendheid
Type ventilatievoorziening Hoogte ventilatierooster Ventilatiesysteem
Kaderdichting raamkozijnen Bouwsysteem
Glasoppervlakken beneden
Glasoppervlakken boven
Verwarmingssysteem
0 + ++ 0 + + 0 + 0 + 0 + -0 + ++ -0 + ++ nvt 0 + ++
Pagina 1
8% 8% 92% 24% 76% 100% 48% 52% 36% 64% 100% -
12% 12% 88% 15% 85% 100% 50% 50% 19% 69% 12% 100% -
96% 4% 90% 90% 10% 27% 73% 100% 25% 75% 8% 92% 100% -
96% 4% 100% 100% 29% 71% 100% 27% 73% 10% 90% 100% -
100% 17% 83% 100% 48% 52% 25% 69% 6% 100% -
Gezondheidskaart statistieken
DWA installatie- en energieadvies
11-7-2007
POPULATIE Stratum Ventilatie casus match controle type-C type-D 25 26 48 48 52
Gezondheidskaart statistieken 2.3
Thermische isolatie -0 + -0 + -0
100% 100% 100%
100% 100% 100%
100% 100% 100%
100% 100% 100%
100% 100% 100%
A B/C D A B C D
36% 12% 52% 32% 52% 4% 12%
54% 8% 38% 19% 65% 15% -
73% 27% 21% 71% 6% 2%
71% 25% 4% 27% 71% 2% -
46% 12% 42% 19% 60% 15% 6%
A B C D
100% -
100% -
100% -
100% -
100% -
A B C D
100% -
100% -
100% -
100% -
100% -
Vloer
Gevel
Dak
3.3
Installatiegeluid van binnen woning Verwarmingsinstallatie
Ventilatiesysteem
3.4
Geluidwering tussen woningen Kwaliteitsniveau
4 4.1
Luchtkwaliteit Emissies wegverkeer Kwaliteitsniveau
Pagina 2
Gezondheidskaart statistieken
DWA installatie- en energieadvies
11-7-2007
POPULATIE Stratum Ventilatie casus match controle type-C type-D 25 26 48 48 52
Gezondheidskaart statistieken 4.2
Emissies bouwmaterialen Bouwjaar
Kruipruimte
Luchtdoorlatendheid doorvoeren Luchtdoorlatendheid kruipluik handvat Luchtdoorlatendheid kruipluik afdichting Bouwsysteem Type binnenspouwbladen
Type binnenwanden Asbest
4.3
B C 0 + ++ 0 + + + + -+ -+ B C
100% 24% 68% 8% 20% 80% 100% 8% 92% 100% 64% 36% 20% 80% 100% -
100% 12% 73% 15% 15% 85% 100% 100% 100% 58% 42% 27% 73% 100% -
100% 100% 19% 6% 75% 2% 98% 8% 92% 100% 65% 33% 2% 33% 65% 2% 100% -
100% 100% 19% 2% 79% 2% 98% 13% 88% 100% 69% 29% 2% 35% 63% 2% 100% -
100% 17% 71% 12% 21% 79% 100% 100% 100% 58% 42% 23% 77% 100% -
0 + 0 + 0 + ++ B C D A B C D B C
12% 88% 96% 4% 16% 8% 36% 40% 100% 100% 92% 8%
40% 60% 73% 12% 12% 23% 12% 19% 46% 100% 100% 96% 4%
16% 84% 73% 19% 6% 2% 21% 44% 33% 100% 100% 96% 4%
100% 73% 17% 8% 6% 19% 46% 29% 100% 100% -
24% 9% 61% 85% 10% 4% 15% 12% 27% 46% 100% 100% 90% 10%
Luchtverversing van ruimten Toevoer ventilatiecapaciteit in hoogstand
Afvoer ventilatiecapaciteit in hoogstand
Wasemkap
Spuivoorzieningen
Luchtdoorlatendheid
Verdunningsfactor
Pagina 3
Gezondheidskaart statistieken
DWA installatie- en energieadvies
11-7-2007
POPULATIE Stratum Ventilatie casus match controle type-C type-D 25 26 48 48 52
Gezondheidskaart statistieken 4.5
Koolmonoxide (CO) van verbrandingstoestellen Kwaliteitsniveau
4.6
100% -
100% -
100% -
100% -
A B C
100% -
100% -
100% -
100% -
100% -
A B C D
84% 16% -
81% 19% -
13% 88% -
2% 98% -
92% 8% -
+ 0 + + +
100% 8% 92% 100% 100%
100% 100% 100% 100%
100% 8% 90% 2% 98% 100%
100% 13% 85% 2% 98% 100%
100% 100% 100% 100%
Persoonlijke beïnvloeding Kwaliteitsniveau
8 8.1
100% -
Stikstofdioxide (NO2) van afvoerloze geiser Kwaliteitsniveau
4.7
A B C D
VOCHT Waterkwaliteit Type vloer Luchtdoorlatendheid (afdichting kruipluik en doorvoeren) Kruipluik (4.2) Ventilatierooster
Pagina 4
Gezondheidskaart statistieken
DWA installatie- en energieadvies
11-7-2007
POPULATIE Stratum Ventilatie casus match controle type-C type-D 25 26 48 48 52
Gezondheidskaart statistieken 8.2
Biologische agentia B C B C B C A B C D A B C A B C B C A B C
Koudebruggen Vochtplekken Luchtdoorlatendheid begane grondvloer (4.2)
Warmteweerstand begane grondvloer
Toevoer ventilatiecapaciteit in hoogstand (4.3)
Afvoer ventilatiecapaciteit in hoogstand (4.3) Ventilatiesysteem (vervuiling filters) Huismijt
Pagina 5
88% 12% 100% 68% 8% 100% 88% 12% 4% 96% 48% 8% 100% -
92% 8% 100% 73% 15% 100% 60% 40% 12% 12% 73% 38% 12% 100% -
94% 6% 100% 100% 100% 84% 16% 6% 19% 73% 4% 100% -
94% 6% 100% 100% 100% 100% 8% 17% 73% 100% -
90% 10% 100% 71% 12% 100% 61% 9% 24% 4% 10% 85% 46% 10% 100% -
Gezondheidskaart statistieken
Notulen raadsvergadering
8 april 2008 om 21.30 uur (nr. 2734802)
8 april 2008 Agenda Vaststelling agenda 1. 2.
2724785
pag. 3
Motie van Blijdschap naar aanleiding van het Gemeentelijk Volleybaltoernooi 2008 op 31 maart 2008
3
Verzoek R.P. Offereins (CDA) tot het mogen houden van een interpellatie over de luchtkwaliteit in huizen in Vathorst
4
Besluiten (met debat) 3. 2660457
Bestemmingsplan De Berg: herziening ex artikel 30 WRO
12
Besluiten (zonder debat) 4. 2664678 2718792 2718912
Uitbreiding vergunningparkeren Soesterkwartier
16
5. 2692946
Toekomstvisie Wagenwerkplaats
16
2
NOTULEN VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE RAAD DER GEMEENTE AMERSFOORT, GEHOUDEN OP DINSDAG 8 APRIL 2008 OM 21.30 UUR Voorzitter: mevrouw A. van Vliet-Kuiper Griffier: mevrouw mr. A.M. van Omme Voorts zijn aanwezig: de leden: S. Adli, mevrouw M.C. Barendregt, mr. H. Barske, mevrouw B. Beltman, drs. ing. P. van den Berg, mevrouw H.G. van Berkum-Admiraal, G. Boeve, mevrouw mr. M.P.M. Cooijmans, mevrouw A.W.J. de Crom, drs. D.R. Dekker RC, S.W. van ’t Erve, A.H. van Garderen, mevrouw drs. M.M. van Hensbergen, E. Hinloopen, mevrouw F.G. Imming, mevrouw drs. J. Kennedy-Doornbos, mevrouw S.C. Kesler, F. Killi, C.W. Kraanen, D.C. Kuiper, R.G.H. van Muilekom, mevrouw A.E.M. Noortman-Nieuwendijk, R.P. Offereins, mevrouw ir. M.J. Paffen-Zeenni, I. Parmaksiz, H.B.M. van Rooijen, F. Schoenmaker, R. Schulten, G.J.A. Smit, drs. M. Tigelaar, ing. J.J.W. van Wegen, mevrouw mr. A.J. Wiersma, mevrouw drs. D. van Wijngaarden en mevrouw H.J. van Woudenberg-Tenge de wethouders: mr. P.J.T. van Daalen, mevrouw G. Eerdmans, drs. J.A. Hekman, A. Kruyt, mr. R. Luchtenveld en mevrouw drs. M.M. van ‘t Veld Afwezig zijn: de leden: M. Özcan, mevrouw G.S.I.A. Tanamal en G. van Vliet De VOORZITTER opent de vergadering en heet met name de gasten van de raad en het bodeteam van gemeente De Ronde Venen welkom. De ontvangen berichten van verhindering worden gemeld. Zij deelt mee wat de reden van afwezigheid is van mevrouw Tanamal. Er zal namens de raad een attentie worden bezorgd. Vaststelling agenda. De VOORZITTER stelt voor het verzoek tot het houden van een interpellatie in te willigen. Dit onderwerp wordt aan het begin van de vergadering aan de orde gesteld. Er zijn moties ingediend over dit onderwerp. Hierover zal na de interpellatie worden besloten. Zij stelt voor als eerste een motie van blijdschap te behandelen. De raad gaat akkoord met de wijzigingen. De agenda wordt gewijzigd vastgesteld. 1.
Motie van Blijdschap naar aanleiding van het Gemeentelijk Volleybaltoernooi 2008 op 31 maart 2008 “De raad van de gemeente Amersfoort, in vergadering bijeen op 8 april 2008; overwegende dat: - de Sportnota het belang van de sport in de samenleving stevig benadrukt; - papier geduldig is en dat raadsleden ook hun voorbeeldrol actief willen invullen; - goede samenwerking op het veld en in de raad de basis is voor topprestaties; - de gemeenteraad het contact met de burgers van het grootste belang acht; - het B(-estuurders)team bij het gemeentelijk volleybaltoernooi ongeslagen is gebleven; - de gemeenteraad door deze 1e plaats de grenzen van de vierde macht duidelijk heeft aangegeven; - het gevoel van trots en blijdschap groot is door deze prestatie;
3
verzoekt het college in overleg met de bodes: - de beker met de grote oren in bewaring te nemen en op het stadhuis een passende en herkenbare plek te kiezen om de beker uit te stallen; en gaat over tot de orde van de dag." De heer BOEVE (CDA) stelt met enige treurnis vast dat het CDA niet in de mogelijkheid is gesteld deze motie mede in te dienen, maar steunt de motie van harte. De heer VAN MUILEKOM (PvdA) deelt mee dat de raad de opmerking van de heer Kruyt dat sporten een sociale functie heeft, ter harte heeft genomen. De raad heeft meegedaan aan het volleybaltoernooi van de gemeente. De samenwerking op het volleybalveld doet veel beloven voor het samenwerkend denken in de raad. Met trots wordt getoond dat een beker is gewonnen. De VOORZITTER stelt vast dat de motie met algemene stemmen wordt aangenomen. De beker zal een passende plek krijgen. Spreekster bedankt de deelnemers en feliciteert hen met de overwinning. 2.
Verzoek R.P. Offereins (CDA) tot het mogen houden van een interpellatie over de luchtkwaliteit in huizen in Vathorst (2724785) De heer OFFEREINS (CDA) memoreert dat de raad op 8 januari jl. een initiatiefvoorstel van het CDA behandelde om nader onderzoek te doen naar het binnenmilieu van woningen met balansventilatie en de gezondheidstoestand van de bewoners van deze woningen. De aanleiding was het rapport van de GGD. Het CDA maakte zich zorgen over de gezondheid van de bewoners. Deze zorgen werden vergroot door de uitzending van het televisieprogramma Zembla op 30 maart jl. Uit deze uitzending doemde een schokkend beeld op: - het aantal zieken in huizen met balansventilatie in Vathorst is veel groter dan ge dacht; - de gemeente is verantwoordelijk voor de controle op de installaties, maar heeft deze niet aantoonbaar uitgevoerd; - de wethouder is niet op de hoogte van brieven van de inspectie van VROM waarin Amersfoort wordt gemaand de inspectie goed uit te voeren; - de oorzaken van de gezondheidsklachten zijn niet bekend; - voor het onderzoek zijn materialen uit woningen meegenomen, maar het onderzoek zelf is, vanwege geldgebrek, niet uitgevoerd; - Portaal lijkt volstrekt niet geïnteresseerd in het welzijn van haar huurders; - een hoogleraar gezondheidstechniek raadt mensen ten zeerste af in een woning met balansventilatie te gaan of blijven wonen; energiezuinige woningen zijn de minst gezonde woningen; - de energiezuinigheid van deze woningen wordt tenietgedaan doordat bewoners, mits dit mogelijk is, op alternatieve manieren ventileren. Het CDA maakt zich grote zorgen over de gezondheid. Het gaat vaak om blijvende aandoeningen. Het is van het grootste belang om ziekte te voorkomen. Er kan niet worden volstaan met het behandelen van mensen die al ziek zijn. De gemeente moet de regie in handen nemen bij het oplossen van dit probleem. Bij alle woningen met balansventilatie moet de kwaliteit van het binnenmilieu worden onderzocht. De uitzending heeft er ook voor gezorgd dat bestaande en nog te bouwen woningen met balansventilatie in Vathorst, maar ook elders, veel moeilijker te verkopen zijn. Theoretische energieprestatienormen mogen nooit belangrijker zijn dan de gezondheid van mensen. Het college neemt afstand van het geschetste beeld in de uitzending. Het college is 4
niet op alle beweringen uit de inzending ingegaan. Een eenzijdig beeld is niet per definitie een onjuist beeld. Het geschetste beeld is voor velen het enige beeld dat er is. Daarom is het van belang duidelijkheid te krijgen over een aantal zaken. Spreker heeft namens de fractie van het CDA een aantal vragen opgesteld. Deze vragen zijn bij de beantwoording door de wethouder in het verslag opgenomen. Spreker heeft nog een extra vraag. In het onderzoek is volgens het college alleen gekeken naar de relatie tussen het binnenmilieu en gezondheidsklachten. Het onderzoek heeft niet aangetoond dat het systeem de oorzaak is van gezondheidsproblemen. In hetzelfde stuk wordt aangegeven dat de oorzaak van de klachten uiteenlopend is: de luchttoevoer, de installatie van het systeem, de staat van onderhoud en het gebruik van het systeem. Dat suggereert dat wel degelijk naar de oorzaak is gezocht. Is er wel of geen duidelijkheid over de oorzaak van gezondheidsklachten of is er alleen een relatie tussen het binnenmilieu en de klachten vastgesteld? -
-
De heer SCHULTEN (BPA) heeft de volgende aanvullende vragen: Wat is de relatie met het gebrekkige onderzoek? Opvallend is het dat het college voorbijgaat aan de opmerking van onderzoeksleider Hady (Zembla). De BPA heeft een motie hierover opgesteld. Afhankelijk van het antwoord van de wethouder wordt deze motie ingediend. Deelt het college de mening van de BPA dat het voldoen aan de wettelijke eisen voor ventilatie voor gebouwen en woningen nog geen vrijwaring betekent voor gezondheidsrisico’s? Volgens de VOORZITTER heeft het CDA een soortgelijke vraag gesteld.
De heer SCHULTEN (BPA) wijst erop dat vorige week door de BPA is verzocht dit onderwerp voor De Ronde te agenderen. Het CDA komt met een initiatiefvoorstel. Dit neemt niet weg dat de BPA een aantal vragen wil stellen en daarop antwoord verwacht. - Staat het college open voor een nader onafhankelijk rapport met betrekking tot onder meer de aantekeningen in de bouwdossiers? Uit het rapport van 18 december jl. van VROM blijkt dat er al in 2006 een rapport lag van VROM. - Is dat ter sprake geweest in het onderhoud met VROM en de inspectie? Is het college bereid het VROM-onderzoek en het verslag van het gesprek van 20 oktober 2006 tussen het college en de inspectie, aan de raad te presenteren? Uit het nazorgrapport van de inspectie is gebleken dat het gemeente nog geen beleid had op het punt van de toetsing. Is het gegaan over toetsing op de WTW-installaties? - In het overleg met de inspectie is duidelijk naar voren gekomen dat de gemeente geen toetsingsprotocol had. Heeft dat ook betrekking op de balansventilatie? - Erkent het college dat het balansventilatiesysteem bekendstaat om vervuilde mechanische luchttoevoer? Tussen gezondheid en het binnenmilieu en oorzaken van buitenaf liggen belangrijke relaties. - Is het college bereid het onderzoek naar de filters te doen? - Is het college bereid in kaart te brengen om hoeveel balansventilatiesystemen het in overige wijken gaat? - Is het college bereid in de binnenkort vast te stellen nota Lokaal Gezondheidsbeleid, de relatie te leggen tussen gezondheid, het handhavingsplan en het milieubeleidsplan? Is het college bereid de nota aan te passen op de gevraagde criteria? - Is het college bereid de GGD een belangrijke adviserende en begeleidende rol te geven in het bouwproces? De heer VAN ‘T ERVE (GroenLinks) vraagt zich af of deze vragen daadwerkelijk inhoudelijk kunnen worden behandeld. Deze vragen waren niet vooraf bekend. Is het college in staat geweest zich hierop voor te bereiden? De heer SCHULTEN (BPA) waardeert deze reactie. Het ligt in de aard van het voor5
stel om het in De Ronde te krijgen. Spreker begrijpt dat de wethouder nu geen antwoord kan geven op al deze vragen. De vragen moeten wel op tafel kunnen komen. De VOORZITTER wijst erop dat nu sprake is van een interpellatie. Als die onvoldoende bevredigend antwoord geeft op de zorgpunten van overige fracties, kunnen deze of schriftelijke vragen stellen of er in De Ronde op terugkomen. -
-
De heer SCHULTEN (BPA) stelt nog een aantal vragen. Wil het college de GGD-richtlijn Gezonde Woningbouw 2005 tot uitgangspunt nemen of betrekken bij het beleid? Is het college bereid gezondheidsmaatregelen in Vathorst, maar ook in andere wijken, qua prioriteit af te stemmen op de ernst van de gezondheidsklachten? Is het college bereid de waardedaling van de woningen te compenseren? Is het college bereid basisschool De Gondelier inzicht te geven of daar sprake is van een slecht functionerend balansventilatiesysteem, zoals op 7 maart jl. door bewoners is aangegeven? Is het college bereid een loket te openen voor mensen met vragen of problemen in relatie tot balansventilatie? De heer BARSKE (VVD) formuleert de volgende vragen: Wat verstaat het college onder effectief toezicht? Gaat het bij toezicht ook om de effecten? Houdt de gemeente steekproeven? Hoe verhoudt dit alles zich met integrale handhaving en het uitvoeringsprogramma 2008? Wat gaat het college proactief doen tegen de problemen met balansventilatie? Is dit toezicht een papieren tijger?
De heer VAN DEN BERG (Jouw Amersfoort) spreekt zijn dank uit voor het zeer uitgebreide persbericht. Spreker heeft de volgende vragen: - Is het college op de hoogte van het feit dat de bewoners die in de Zembla-uitzending naar voren zijn gekomen, gedeeltelijk afstand hebben genomen van hetgeen in de uitzending is geprojecteerd? - Er wordt uitgebreid verslag gedaan in de paragraaf over hoe vergunningen worden verleend en toezicht wordt gehouden. In de brief van de VROM-inspectie regio Noord-West Utrecht/Flevoland (18 december 2007) staat dat er op geen enkele wijze een toetsingskader is. Bouwvergunningen zoals deze worden afgegeven en worden op een groot aantal terreinen niet systematisch gecontroleerd. Hoe verhoudt zich dit met het verhaal dat het de gemeente Amersfoort is die de mensen heeft gevraagd onderzoek te doen? De gemeente heeft het initiatief genomen en doet er alles aan wat mogelijk is en voor wat betreft de kwaliteit van vergunningverlening is er adequaat toezicht. Spreker begrijpt dit niet en verzoekt om toelichting. - Is er onderzoek door de GGD verricht of te verrichten met een referentiegroep, bijvoorbeeld woningen die geen balansventilatie hebben en met dezelfde klachten kampen? De heer VAN MUILEKOM (PvdA) verzoekt de wethouder dit onderwerp in De Ronde te agenderen gezien de vele vragen. De uitzending van Zembla was tenenkrommend. Het riep een bepaald beeld op over hoe mensen uit het land naar Amersfoort hebben gekeken. Gaat het college actief iets in de pers ondernemen om het beeld bij te stellen? Mevrouw BELTMAN (SP) wijst erop dat de fractie van de SP vragen heeft aangeboden die bij de stukken zijn gevoegd. De SP heeft de voorkeur voor behandeling van dit onderwerp in De Ronde gezien. Spreekster vat de vragen samen in kernthema’s. 1. Wie is verantwoordelijk? Over de gang van zaken in het verleden maar met name 6
naar de toekomst toe? Is er geen overkoepelende regie geweest? Wil de gemeente de toekomstige regiefunctie op zich nemen? Geef duidelijkheid over verantwoordelijkheid en de oplossing van de problemen. 2. Wat heeft Bouw- en Woningtoezicht gedaan c.q. nagelaten? Als er problemen zijn, wat doet Bouw- en Woningtoezicht dan? 3. Communicatie naar de bewoners, niet alleen van koopwoningen, maar ook van huurwoningen. Mensen moeten weten waar ze terechtkunnen en goede voorlichting krijgen. De heer VAN ‘T ERVE (GroenLinks) vreest dat de raad zichzelf in een lastig parket heeft gebracht met deze debatvorm. Het gaat er niet om te ‘zwartepieten’, maar om het probleem zo snel mogelijk op te lossen. Het college kan nooit bevredigend antwoord geven op alle gestelde vragen. Spreker doet een ordevoorstel, te weten: schorsen van deze interpellatie en de beantwoording van de vragen uitstellen tot over twee weken of beantwoording van de reeds ingediende vragen met vervolgens eventueel een debat. De overige vragen kunnen dan worden behandeld in De Ronde. Het gevaar bestaat dat alle fracties met een ontevreden gevoel de vergadering verlaten, omdat er te veel rechtsgeldig gestelde vragen onbeantwoord blijven. De VOORZITTER wijst erop dat dit voorstel aan de raad is en stelt vast dat het onderwerp in De Ronde aan de orde komt. De vragen kunnen vooraf schriftelijk worden ingediend. De heer SCHULTEN (BPA) vraagt waarom de BPA nu wordt uitgezonderd. De BPA heeft maandagmorgen meegedeeld dit onderwerp in De Ronde aan de orde te willen stellen. Het presidium heeft besloten dit niet toe te staan. Volgens het Reglement van Orde is het hier mogelijk om vragen te stellen. Omdat de SP de vragen schriftelijk heeft ingediend, krijgen die partijen wel antwoord. De VOORZITTER stelt voor alle overige vragen in De Ronde aan de orde te stellen. De heer VAN ‘T ERVE (GroenLinks) realiseert zich dat hij formalistisch is. Hij kan zich erin vinden dat alleen de vragen van het CDA worden beantwoord. De heer VAN DAALEN (wethouder) is bereid de vragen van het CDA en de SP te beantwoorden. De fracties kunnen vervolgens bekijken welke vragen overblijven en die in De Ronde aan de orde stellen. De VOORZITTER vraagt de raad of hij akkoord kan gaan met de voorgestelde procedure. Mevrouw BELTMAN (SP) kan hiermee akkoord gaan. Als de vragen nu worden beantwoord, mag de SP niet reageren. De SP zou graag in De Ronde willen ingaan op de antwoorden die worden gegeven. De VOORZITTER zegt toe dat de SP zeker ook aan bod komt in De Ronde. De heer VAN DAALEN (wethouder) stelt dat het college breed bij het onderwerp is betrokken. Het betreft milieu, bouw, Vathorst, volksgezondheid. Het college voelt zich breed verantwoordelijk voor wat aan de orde is. De klachten vanuit Vathorst in 2006 zijn zeer serieus genomen. Er is een initiatief genomen voor een onderzoek. Het is teleurstellend om te zien wat daarvan overblijft in een rapportage in Zembla. Het kost veel energie om het eenzijdige beeld dat op die manier is ontstaan, om te buigen, als dit al mogelijk is. Het gaat om de inwoners van Vathorst voor wie zeer nadrukkelijk wordt geprobeerd 7
het probleem op te lossen. Het college voelt zich gesteund in de opstelling van minister Vogelaar. De minister heeft tweemaal contact gehad met spreker. Het onderwerp is in de Tweede Kamer aan de orde geweest. Afgestemd is hoe Amersfoort heeft opgetreden en hoe het in de Tweede Kamer is besproken. De minister heeft een brief gezonden aan de Tweede Kamer. Deze brief ligt ter inzage en getuigt van steun voor Amersfoort. In essentie gaat het om drie zaken, te weten: 1. Heeft Amersfoort de klachten van de bewoners van Vathorst voldoende serieus genomen? 2. Heeft de gemeente haar wettelijke taken als het gaat om vergunningverlening en toezicht voldoende serieus genomen? 3. Doet de gemeente alles om de problemen op te lossen? De gemeente heeft heel nadrukkelijk het initiatief genomen om een GGD-onderzoek te laten uitvoeren. Het gaat om een landelijk toegepast systeem. Aan het ministerie van VROM is gevraagd of hierover in gezamenlijkheid een onderzoek kon worden gestart. Het ministerie heeft hieraan van harte meegewerkt en het onderzoek medegefinancierd. Het is geen Amersfoorts probleem, maar een landelijk probleem. Nadat de uitkomsten van het onderzoek bekend waren, is actie ondernomen om de problemen op te lossen. Geconstateerd kan worden dat veel klachten al zijn verholpen. De GGD zal in de loop van dit jaar een nameting uitvoeren om te bekijken wat de effecten zijn van de maatregelen. Binnen de mogelijkheden die de wet biedt, heeft de gemeente haar taken goed uitgevoerd en is zij niet tekortgeschoten. Wel is geconstateerd dat de marges waarbinnen bouwvergunningen worden getoetst, erg minimaal zijn. Daarom is een brief gezonden aan het ministerie van VROM met aanbevelingen om de wetgeving aan te passen. Het is wrang om te moeten constateren dat Amersfoort negatief is neergezet in Zembla, terwijl Amersfoort haar nek heeft uitgestoten. De gemeente laat zich niet uit het veld slaan. Amersfoort heeft de regie genomen. De gemeente wil niet alleen onderzoek laten doen, maar ook met oplossingen aan de gang. Partijen die daarin een rol spelen, zijn op hun verantwoordelijkheid gewezen (woningbouwcorporaties, ontwikkelaars, bouwers en de GGD). Met elkaar is afgesproken dat niet wordt gediscussieerd over wiens verantwoordelijkheid het is. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid die vraagt om een gezamenlijke oplossing. In iedere woning met balansventilatie kunnen metingen worden verricht. Inmiddels is in 700 van de 1200 woningen onderzoek gedaan. Eigenaren van koopwoningen kunnen zich nog steeds melden om onderzoek te laten doen. Als er bewoners zijn die ondanks de verbeteringen die zijn aangebracht in de huizen, toch gezondheidsproblemen blijven houden, dan zullen per specifieke situatie maatregelen worden getroffen om problemen zo veel mogelijk opgelost te krijgen. Met de ontwikkelaars is afgesproken dat drie maanden na de inspectie nog een controlebeurt wordt uitgevoerd. De ontwikkelaars hebben besloten voorlopig pas op de plaats te maken als het gaat om balansventilatie in woningen. Uit de lopende onderzoeken moet meer zekerheid komen over het systeem. Minister Vogelaar heeft Amersfoort gevraagd mee te werken aan een onderzoek naar het systeem zelf en de werking van het systeem eventueel in combinatie met daarmee verband houdende klachten. Dit is een uitstekend initiatief. Amersfoort zal met de minister hierover overleggen. Het betreft een vervolgonderzoek in een landelijk perspectief. Spreker beantwoordt de vooraf ingediende vragen van het CDA en de SP. 1. Hoe heeft u de uitzending van Zembla van 30 maart jl. zelf ervaren? Deze vraag is inmiddels beantwoord. 2. Heeft de controle op de installatie en configuratie van balansventilatie in voldoende mate plaatsgevonden? a. Zo ja, zijn hiervan rapportages gemaakt? b. Zo nee, waarom niet? En bent u alsnog bereid bij de betreffende woningen de controle te laten uitvoeren? 8
Spreker bevestigt dit. Controle vindt zowel plaats in het kader van de beoordeling van de aanvragen van de vergunning als bij de uitvoering. 3. Heeft, zoals Zembla meldt, de gemeente een berisping van de inspectie van VROM ontvangen vanwege het niet of onvoldoende uitvoeren van controle? Dit is een onvolledige en onjuiste weergave van de feiten. De brief die is ontvangen, ging niet over balansventilatie maar over de algemene uitvoering van VROM-regelgeving binnen gemeenten. Het college komt binnen een maand met een aparte reactie op deze brief. Dit staat los van balansventilatie. 4. Hoe kan het dat u ten tijde van de opnamen van Zembla niet op de hoogte was van de brief of brieven van de inspectie? De gemeente was wel op de hoogte. De brief had geen betrekking op dit specifieke onderwerp. 5. Wat vindt u er zelf van dat u van dergelijke brieven niet op de hoogte bent gebracht? Deze vraag is inmiddels beantwoord. 6. Hoe beoordeelt u het beeld dat door de uitzending van Zembla en uw optreden daarin is ontstaan? Het beeld is eenzijdig. Er zijn misverstanden ontstaan door het door Zembla selectief omgaan met de versterkte gegevens. 7. Bent u bereid nader gezondheidsonderzoek te laten uitvoeren nu veel meer mensen ziek blijken te zijn dan de aantallen die in het GGD-rapport worden genoemd? Uit de aanpak van de gemeente blijkt dat het aantal gecontroleerde woningen veel hoger is dan in het GGD-onderzoek. De onderzoeken lopen nog steeds door. Bewoners kunnen zich daarvoor nog melden. De GGD doet een naonderzoek om te bekijken wat de effecten zijn geweest. Mochten, ondanks de aangebrachte verbeteringen, toch klachten blijven bestaan, dan zal specifiek worden gekeken naar maatwerkoplossingen. De GGD heeft 59 meldingen van gezondheidsklachten (dit is inclusief 36 uit 2006). Het aantal woningen met balansventilatie is 1200 en in meer dan de helft daarvan is onderzoek uitgevoerd. De verwachting is dat eind april/begin mei 2008 de balans kan worden opgemaakt. Dan kan ook meer worden gezegd over de gezondheidssituatie. 8. Bent u bereid in alle woningen met balansventilatie metingen naar het binnenmilieu uit te voeren? Het moet duidelijk zijn dat iedereen die dat wil, zijn woning kan laten controleren. Alliantie en Portaal doen het bij alle in hun bezit zijnde huurwoningen (in totaal 310). Wanneer eigenaren dat wensen, kunnen alsnog metingen worden gedaan. De minister heeft, naar aanleiding van het Kamerdebat, gevraagd hier duidelijkheid over te geven. In overleg met de betrokken marktpartijen wordt hier op een goede manier uitvoering aan gegeven, afhankelijk van de wensen van de eigenaars zelf. Met de in de PPS in Vathorst participerende ontwikkelaars is afgesproken dat na drie maanden een inspectie van de controlebeurt plaatsvindt. 9. Bent u bereid het om budgettaire redenen achterwege gebleven onderzoek naar de oorzaak van de gezondheidsklachten alsnog te laten uitvoeren? Op geen enkele wijze hebben budgettaire redenen een rol gespeeld bij de onderzoekskeuze. Het ging erom het binnenmilieu te onderzoeken. De uitkomsten van het onderzoek en het vervolg daarop hebben geleerd dat het een goede aanpak was. De relatie tussen het binnenmilieu en de gezondheidsklachten is daarmee duidelijk geworden. Met betrekking tot een aanvullend onderzoek is hierover met de minister gesproken. Amersfoort is bereid mee te doen met een landelijk onderzoek. 10. Maakt u zich zorgen over de waarde van de huizen in Vathorst? Het college maakt zich over de waarde geen zorgen. Wel is de zorg uitgesproken over de gezondheid van de bewoners in Vathorst. Het is vervelend dat een eenzijdig beeld is ontstaan over de situatie in Vathorst en dat Vathorst negatief in het nieuws is gekomen. 11. Bent u met ons van mening dat de gezondheid van de inwoners belangrijker is dan het halen van energieprestatienormen? 9
Dat zijn twee verschillende grootheden. Het is allebei belangrijk. Uit de verstrekte informatie blijkt dat de gemeente de gezondheid van de bewoners serieus neemt, anderzijds dat ook energieprestatienormen serieus worden genomen. Als er een keuze moet worden gemaakt, gaat gezondheid voor. De gemeente is op de goede weg om de problemen op te lossen. 12. Worden op dit moment en in de toekomst nog huizen opgeleverd voorzien van balansventilatie? a. Zo ja, bent u bereid in overleg met de bouwers te treden om oplevering van een woning met balansventilatie op te schorten, dan wel alternatieven voor balansventilatie aan te bieden, zolang niet duidelijk is wat de oorzaak van de gezondheidsklachten is? b. Zo nee, waarom niet? Het is bekend dat er nog steeds woningen met dit systeem, op beperkte schaal, in Vathorst in voorbereiding zijn. Als wordt voldaan aan de minimumeisen van het Bouwbesluit, kan en mag de gemeente de bouwvergunning niet weigeren. Marktpartijen hebben aangegeven pas op de plaats te maken met het toepassen van deze systemen, omdat zij voldoende inzicht willen hebben in de klachten die de systemen kunnen geven. 13. Wie is verantwoordelijk voor de onderzoeksopdracht aan de GGD en wie heeft het budget bepaald? De gemeente is verantwoordelijk voor de opdracht. Hierover is contact gehad met het ministerie van VROM. Samen met de GGD is de onderzoeksopzet bepaald en het budget daarvoor afgesproken. 14. In de bouwvergunningen is opgenomen dat de bouwers in tweevoud tekeningen en berekeningen van het ventilatiesysteem ter beoordeling aan Bouw- en Woning toezicht moeten indienen. Is dit gebeurd en zijn de beoordelingen ook gedaan. Heeft u die beoordelingen? De aanvragers van bouwvergunningen wordt altijd gevraagd om de juiste informatie (inclusief tekeningen en berekeningen) om goede beoordelingen te kunnen maken. 15. Klopt het dat als er is gecontroleerd door Bouw- en Woningtoezicht dit alleen steekproefsgewijs is gedaan? Wat is ongeveer het percentage dat is gecontroleerd tijdens de bouw? Steekproefsgewijs vindt tijdens de uitvoering controle plaats van de luchtkanalen. Bij de oplevering is er een controle op de juistheid van de installaties. 16. Heeft Bouw- en Woningtoezicht voldoende expertise en capaciteit voor de controle van balansventilatiesystemen? Bij de gemeente is voldoende capaciteit aanwezig om deze taak uit te voeren. 17. Heeft er overleg plaatsgevonden tussen de gemeente en de aannemers over de problemen met de ventilatiesystemen na de eerste signalen dat er problemen waren in Vathorst? Zijn hier ook verslagen van? Het overleg heeft plaatsgevonden en er zijn verslagen van. 18. a. Vorig jaar is er een bewonersbijeenkomst geweest. De inspectie van VROM zegt dat deze vergadering is genotuleerd. De gemeente Amersfoort zegt van niet. Wat is waar? b. Bij de bewoners die op deze bijeenkomst aanwezig waren, bestaat veel onduidelijkheid over wat de gemeente heeft toegezegd. Kunt u ons dat vertellen? Er is een bewonersbijeenkomst geweest in de vorm van een inloopbijeenkomst. Er is geen verslag van gemaakt. Bewoners konden kennisnemen van de onderzoeksrapporten en in gesprek treden met verschillende organisaties. Er is meegedeeld dat bij het OBV een meldpunt is geopend waar mensen zich kunnen melden voor controle van hun woning. 19. a. Het GGD-rapport was voor de zomer van 2007 al gereed. Het rapport werd pas in september 2007 openbaar. Wat was daar de reden van? b. Welk overleg heeft er naar aanleiding van de rapportage plaatsgevonden met de gemeente, VROM en GGD? Wat waren daar de uitkomsten van? c. Vindt u gezien de problematiek dat het verantwoord was om het rapport veel 10
later openbaar te maken? Het GGD-rapport was voor de zomer van 2007 in concept gereed en is met betrokken partners besproken. Vervolgens is in september 2007 het definitieve rapport openbaar gemaakt. 20. a. Op pagina 6 van het rapport van de GGD, derde alinea, staat dat de berekeningen zijn gecontroleerd en niet in strijd zijn met het bouwbesluit. Dat kan niet waar zijn, aangezien volgens ons een aantal tekeningen en berekeningen niet in bezit zijn van de gemeente. Klopt het dat het onderzoeksbureau niet op basis van eigen onderzoek maar na een mondelinge mededeling van een ambtenaar dat deze waren gecontroleerd en niet strijdig waren met het Bouwbesluit, deze passage in het rapport heeft opgenomen? b. Volgens onze informatie heeft niemand (alle) tekeningen en berekeningen gecontroleerd. Nu wordt ten onrechte de indruk gewekt dat alles in orde is. Kunt u dit bevestigen? Zo niet, wie heeft dit dan gecontroleerd en is dit vastgelegd? Als in het kader van steekproeven wordt geconstateerd dat niet wordt voldaan aan de wettelijke eisen, worden acties ondernomen om te zorgen dat daaraan wel wordt voldaan. Ondanks het feit dat aan wettelijke eisen wordt voldaan, kunnen zich in de praktijk problemen voordoen. Daarom moet de wetgeving worden aangepast. Het ministerie heeft hierin een taak. Landelijk onderzoek is gewenst. 21. Bestaat er een overkoepelende regiefunctie bij grootschalige nieuwbouwprojecten in Amersfoort? Deze vraag is niet geheel duidelijk. Als het gaat om de ontwikkeling van Vathorst, vindt overleg plaats binnen het PPS-verband. De gemeente blijft verantwoordelijk voor de wettelijke taken. De gemeente begrijpt dat er een eenzijdig beeld is. Het is goed er met elkaar over te spreken en duidelijkheid te geven. Spreker hoopt er in De Ronde nader over te spreken en er op een goede manier een gevolg aan te geven. De VOORZITTER wijst erop dat de interpellant kan reageren. De vragen die niet zijn beantwoord, komen in De Ronde aan de orde. De antwoorden van de wethouder worden op schrift aan de raadsleden beschikbaar gesteld. De heer OFFEREINS (CDA) refereert aan de mededeling van de wethouder dat volgens het GGD-onderzoek 59 mensen ziek zijn geworden. In de uitzending wordt gesproken over 310 mensen. De heer VAN DAALEN (wethouder) heeft aangegeven dat 59 mensen zich bij de GGD hebben gemeld. Dit betekent niet dat er niet meer mensen ziek zijn geworden. De heer OFFEREINS (CDA) wil graag dat wordt uitgezocht hoeveel mensen echt ziek zijn geworden. De wethouder stelt dat de controle op bouwvergunningen en de uitvoering voldoen aan de richtlijnen, maar dat de richtlijnen eigenlijk niet afdoende zijn. Het CDA is blij als verscherping wordt doorgevoerd en hoopt dat de gemeente al verder gaat dan noodzakelijk is. De wethouder geeft aan dat bouwers niet tot een en ander kunnen worden verplicht. Dit is geen antwoord op de gestelde vraag. Gevraagd is om meer in overleg te treden en met oplossingen te komen. Het verheugt spreker dat besloten is pas op de plaats te maken. Hij laat het hierbij, omdat het onderwerp nog in De Ronde aan de orde komt. Spreker dankt de wethouder voor het uitvoerige antwoord. De heer VAN DAALEN (wethouder) wijst erop dat in april/mei a.s. een soort eindrapportage wordt opgesteld. Met de partners is afgesproken dat er dan een overzicht is 11
van de meldingen, de controles die hebben plaatsgevonden en de gezondheidssituatie van mensen. Dan is er een beter beeld van de gezondheidssituatie van de mensen in Vathorst. De VOORZITTER concludeert dat de wethouder geïnteresseerd is in de vragen die er nog zijn. Spreekster stelt voor het debat pas weer te heropenen als alle gegevens bekend zijn. De raad besluit hierover. Het is altijd moeilijk om iedereen tevreden te stellen. Met het presidium zal worden bekeken of dit wel de juiste vorm is. 3.
Bestemmingsplan De Berg: herziening ex artikel 30 WRO 2008 (2660457) De heer VAN GARDEREN (CDA) wijst erop dat dit al tweemaal in De Ronde is besproken. Er waren geen grote tegenstellingen. Toen de raad de keuze moest maken met betrekking tot de stedenbouwkundige opzet van de locatie Lichtenberg, waren er verschillende opties. Mevrouw Barendregt was toen pleitbezorger om de variant van de bewoners samen met de ambtenaren uit te werken. Een groot deel van de raad onderschreef dit voorstel. De raad gaf kaders mee, zoals financieel binnen de mogelijkheid van drie ziekenhuislocaties te blijven. Ook voor woningen en dergelijke werden kaders gesteld. De raad hoopt, via twee amendementen, dit alsnog mogelijk te maken. Het gaat om bebouwen in de groene rand van de Jacob Catslaan en het mogelijk maken van de bouw van seniorenwoningen volgens particulier initiatief. Het college stond hier niet afwijzend tegenover. De heer Killi zal twee amendementen indienen waarover kan worden gediscussieerd. Namens de raad worden de bewoners bedankt voor hun inzet en doorzettingsvermogen. Spreker vraagt om applaus voor de bewoners. Hij is blij deel uit te mogen maken van deze creatieve raad. De heer KILLI (PvdA) licht de amendementen toe. Amendement 1 betreft de Plankaart. Op nadrukkelijk verzoek van de Vereniging Woongroep Stichts Seniorenconvent zijn de percelen vastgesteld. De raad heeft in De Ronde gezegd dat een bebouwingspercentage van 45 en 85 gewenst is. Het tweede amendement betreft meer eenheid in de torens. Het initiatief is bij de bewoners neergelegd. De raad wil niet meewerken aan het collegevoorstel om in de groenstrook te bouwen. Een wens van de toekomstige bewoners is om twintig bouweenheden te realiseren. Deze wens is zeer te begrijpen. In het amendement wordt gevraagd om niet te bouwen in de groenstrook en wordt verzocht geen zestien maar twintig bouweenheden te bouwen. Amendement 3.1: De Berg “De raad van de gemeente Amersfoort in vergadering bijeen op 8 april 2008; kennisgenomen hebbende van: - het ontwerpbestemmingsplan ‘De Berg 2003, herziening ex artikel 30 van de WRO (2008); - de zienswijze (nr. 60) van de heer ir. H.A. Kok, namens Vereniging Woongroep Stichts Seniorenconvent, met betrekking tot dit ontwerpbestemmingsplan; voorts overwegende dat: - het plan van het Seniorenconvent voor de bouw van een twintigtal seniorenappartementen een burgerinitiatief betreft; - het plan aansluit bij het beleid om senioren langer zelfstandig te laten wonen; - in die zin tevens aansluit bij het (voorgenomen) gemeentelijk beleid in het kader van de WMO; - de initiatiefnemers steeds ervan blijk hebben gegeven bereid te zijn tot constructief 12
-
overleg; er in dat kader verwachtingen zijn gewekt ten aanzien van de realiseerbaarheid van het plan voor de bouw van een twintigtal seniorenappartementen in het deel van het bouwblok aan de zuidwestzijde van de geplande hoogbouw in twaalf lagen; de huidige bebouwingspercentages en vormgeving van het bouwblok van de hoogbouw nabij de Utrechtseweg de realisatie bemoeilijken; er geen zwaarwegende argumenten bekend zijn om niet tegemoet te komen aan het in de zienswijze van de heer Kok namens het Seniorenconvent genoemde bezwaar;
besluit: daartoe de plankaart te wijzigen. “ Amendement 3.2: Niet meer bouwen dan nodig “De raad van de gemeente Amersfoort, in vergadering bijeen op 8 april 2008; overwegende dat: - geplande bebouwing in de groenstrook aan Jacob Catslaan heeft geleid tot vele door bewoners ingediende bezwaren/zienswijzen; - het inspraakproces voor wat betreft het bestemmingsplan de Berg nationaal zeer is gewaardeerd; - deze bebouwing geen hoge opbrengsten genereert, waardoor de raad met betrekking tot zijn eerder ingenomen standpunt ten opzichte van het bewonersvariant(plan), ruimte krijgt om zijn zienswijze bij te stellen; - daarnaast de Vereniging Woongroep Stichts Seniorenconvent en onderbouwde argumentatie heeft aangedragen om meer dan zestien bouweenheden in te plannen in het bouwblok van de hoogbouw nabij de Utrechtseweg; - voor het voorstel van Vereniging Stichts Seniorenconvent de eventueel geschikte bouwblokken (torens vijf- en driehoog), ongeacht het aantal geplande appartementen, architectonisch een meer praktische volume zouden moeten bieden; - het initiatief goed past in een gewenste wooncarrière, tegemoetkomt aan de bestrijding van het tekort aan seniorenwoningen en inspeelt op de binding van bewoners met de wijk; is van mening dat: - de bebouwingsmogelijkheden in de groenstrook aan de Jacob Catslaan zouden moeten vervallen; - de maximale hoogte van de hoogbouw nabij de Hugo de Grootlaan zou moeten worden gewijzigd van vijf naar zes bouwlagen en van de hoogbouw aan de Vondellaan van vier naar vijf bouwlagen; besluit: - te schrappen op pagina -9- van de voorschriften (41. artikel 15, lid 1: Groenvoorzieningen, doeleindenomschrijving) de tekst onder k: 'Ter plaatse van de op de plankaart voorkomende aanduiding: vier woningen in twee bouwvolumes toegestaan, is het mogelijk vier woningen in twee bouwvolumes te realiseren met een hoogte van maximaal 7 meter en een maximaal te bebouwen oppervlak van 225 m² per bouwvolume'; - toe te voegen op pagina -10- van de voorschriften (44. artikel 16, lid 1, onder b: Uit te werken gebied A) de volgende randvoorwaarde: 'bij de gestapelde woningen waarvan blijkens de plankaart de hoogte respectievelijk maximaal vijf en zes bouwlagen mag bedragen, dient de bovenste bouwlaag minimaal 3 meter terug te springen ten opzichte van de onderliggende bouwlagen'; - daartoe in het voorliggende ontwerpbestemmingsplan de plankaart te wijzigen (zie bijgevoegde plankaart).” 13
De heer VAN ‘T ERVE (GroenLinks) vraagt of de plankaart die als bijlage is bijgevoegd, klopt. De heer KILLI (PvdA) antwoordt dat deze wat de grenzen betreft klopt, maar wat de percentages betreft niet. De heer VAN GARDEREN (CDA) is mede-indiener van de amendementen. Het CDA heeft steeds ervoor geijverd het groene gedeelte door te drijven in dit plangebied en is hierin geslaagd. Het CDA is content met de zichtlijnen van boven het gebouw dat er een toren komt van twaalf woonlagen. Dit is aangepast in het bestemmingsplan. Er wordt een speelterrein gerealiseerd. Het CDA vindt het een goed afgewogen plan. De heer SMIT (BPA) deelt mee dat de BPA de amendementen steunt, met name het amendement betreffende de groenzone. Het is goed als de raad dat honoreert door het bestemmingsplan aan te passen. De toren is vrij hoog, 8 meter hoger dan het huidige gebouw. Er is door omwonenden aangegeven dat het gebouw meer naar voren staat dan het huidige ziekenhuis. Dat zal invloed hebben op het aanzien van het gebied. Om tot een sluitende exploitatie te komen zal een aantal woningen moeten worden gebouwd. Spreker heeft reserve bij alles wat genoemd is over de slanke vormgeving. Als dat gewenst is, moet dat worden gevonden in de voetprint. De heer KILLI (PvdA) vraagt of hiermee wordt bedoeld dat een bredere bouwoppervlakte beter is. De heer SMIT (BPA) spreekt dit tegen. De voetprint zou kleiner moeten worden; met een kleinere maat wordt een slankere toren verkregen. Het is en blijft arbitrair. De BPA ziet een probleem ontstaan met betrekking tot het groen aan de Barchman Wuytierslaan. In het servituut staat de omschrijving van onderbouwde woondoeleinden. Dit geeft een ‘vreemde smaak’. De BPA gaat ervan uit dat na de tervisielegging van dit bestemmingsplan bezwaar wordt ingediend door omwonenden die zich kunnen beroepen op het servituut. Als dit niet gebeurt, is de toekomst van dit gebied een beetje getekend. De heer VAN GARDEREN (CDA) verwijst naar de opmerking van voorgaande spreker over de rankheid van het gebouw van twaalf lagen. Spreker gaat ervan uit dat de raad het stedenbouwkundig ontwerp ontvangt. Hierin kan de rankheid worden getoetst. De heer SMIT (BPA) weet niet of het stedenbouwkundig ontwerp bij de raad komt. Esthetische begrippen zijn niet te meten. Mevrouw BARENDREGT (Jouw Amersfoort) is blij dat het plan wordt vastgesteld met twee amendementen. Het was een ultiem burgerinitiatief. Er is veel van geleerd, waarvan nu de vruchten worden geplukt in veel andere trajecten. Waarom heeft het college niet zelf de uitspraak van de raad overgenomen? Waarom laat het college dat op vanavond aankomen? Spreekster begrijpt dat 'ijzerenheingedrag' niet zo goed. De Reactienota geeft richting voor de toekomst als het college echt meent zoals het er staat: “Niet bouwen in de groenstrook is een nadrukkelijke wens van de gemeenteraad, zoals deze zich heeft uitgesproken in de vergadering van 13 maart 2007. In de vergadering van De Ronde van 16 oktober 2007 heeft de meerderheid van de fracties ingestemd met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Hiermee is tevens vastgesteld dat het college het programma van eisen en het voorlopig ontwerp Stedenbouw voor het Lichtenbergterrein en daarmee de bebouwingsmogelijkheid van de groenstrook achter de Jacob Catslaan en de hoogbouw in 12 lagen nabij de Utrechtseweg op een acceptabele 14
manier in het bestemmingsplan heeft verwerkt.” Hieruit wordt opgemaakt dat het college zegt dat de raad bezwaren kan maken, maar dat dit op het moment dat het wordt vrijgegeven voor inspraak, wordt verzwegen. Als dat zo is, betekent dit dat Jouw Amersfoort veel strenger zal worden op het vrijgeven van inspraak en terinzagelegging van wat dan ook. Spreekster vraagt om een reactie daarop. De heer HEKMAN (wethouder) sluit aan bij de waardering die is geuit richting de bewoners. Het is een weg van lange adem geweest. Deze waardering is al eerder door het college uitgesproken. Het is een uniek proces geweest. Spreker laat de opmerkingen aan zijn adres voor wat ze zijn. De heer Van Garderen heeft terecht aangegeven dat kaders ook financieel zijn. Hier is een aantal kaders meegegeven, waarbinnen een bouwplan is gerealiseerd. Er zijn ook plannen ten aanzien van hoogte aangegeven. Het past stedenbouwkundig goed op die plek. Het mag niet te massief worden. Spreker vraagt om het vertrouwen dat het college daar bij de verdere uitwerking op zal letten. Op alle mogelijke manieren is geprobeerd de slankheid van de gebouwen te benadrukken. Dat is de belangrijkste reden waarom wordt geadviseerd vast te houden aan de percentrages van 80 en 40. Als de raad met het amendement het totale bebouwingsoppervlak heeft vergroot, komt er meer bebouwing. De doelstelling is om die geleding daarin te houden. Met een goed bouwplan is het mogelijk twintig appartementen te realiseren met wellicht enige variatie in grootte. Het bouwblok kan zo worden gesitueerd als het Seniorenconvent het wenst. Spreker adviseert vast te blijven houden aan het model, zoals dit is geprojecteerd. De slankheid komt dan beter tot zijn recht dan wanneer de percentages worden verhoogd. Het onderwerp is meerdere keren in De Ronde besproken, waarbij het steeds over de bebouwing in de groene zone achter de Jacob Catslaan ging. In verband met de financiën is voor een beperkte bebouwing gekozen. Deze zal er niet toe leiden dat uitbreiding plaatsvindt. De bestemming van het groen is aangepast. Ook in die fase is geprobeerd de wensen van de bewoners te verankeren. Uiteindelijk is het de inspraak ingegaan. Als het bouwblok wordt geschrapt, heeft dat consequenties voor het financiële effect. Uiteindelijk zijn twee initiatieven gecombineerd. Daarmee is een aanvaardbaar compromis gevonden. Het wordt een schitterend plan waarover omwonenden tevreden zullen zijn. Spreker adviseert de raad variant 1 te kiezen. Bij het amendement is deze vertaling gemaakt. Het college stelt voor deze plankaart vast te stellen. Het gaat om de verhoogde bouwblokken met de percentages 40 en 80. Als de indieners van de amendementen kunnen instemmen met deze voorkeur, heeft spreker behoefte aan schorsing van de vergadering. De VOORZITTER heeft slechte herinneringen aan het wijzigen van een bestemmingsplan aan de hand van een plankaart die niet klopt en spreekt haar zorgen hierover uit. De heer VAN GARDEREN (CDA) erkent dat met de percentages is ‘gestoeid’ en kent de creativiteit van de architecten. Spreker voelt mee met het college. Geprobeerd is om slankheid in te plan te brengen. De architecten kunnen binnen deze bouwkavels twintig eenheden realiseren. Het CDA staat er positief tegenover om hier gevolg aan te geven. De heer KILLI (PvdA) heeft een plankaart ingediend met andere percentages. Spreker wil met de indieners overleggen en verzoekt om een schorsing. De VOORZITTER schorst de vergadering. Schorsing. De VOORZITTER heropent de vergadering. 15
De heer KILLI (PvdA) deelt mee dat de indieners, met de toezegging van het college dat met deze twee torens twintig bouweenheden worden gerealiseerd, het voorstel van het college volgen met de bouwpercentages van 80 en 40 van de oppervlakte. De VOORZITTER stelt vast dat het voorstel van de wethouder wordt overgenomen en brengt de amendementen in stemming. Amendement 3.1: De Berg Dit amendement wordt met algemene stemmen aangenomen. Amendement 3.2: Niet meer bouwen dan nodig De heer SCHOENMAKER (SP) is tegen het amendement. De SP wil wel woningen bouwen in de groenstrook. Met de stem van de fractie van de SP tegen wordt het amendement aangenomen. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig het geamendeerde voorstel. De raad van de gemeente Amersfoort, besluit: 1. in te stemmen met de reactienota Zienswijzen; 2. in te stemmen met de aanpassing van artikel 16 van de voorschriften en paragraaf 5.3 “Economische uitvoerbaarheid” van de toelichting van het bestemmingsplan, naar aanleiding van zienswijzen; 3. in te stemmen met de ambtshalve aanpassingen; 4. het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen; 5. na vaststelling het bestemmingsplan ter goedkeuring voor te leggen aan Gedeputeerde Staten van Utrecht en tevens voor een periode van zes weken ter inzage te leggen, waarbij bedenkingen kunnen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten van Utrecht. 4.
Uitbreiding vergunningparkeren Soesterkwartier (2664678, 2718792, 2718912) Mevrouw BARENDREGT (Jouw Amersfoort) vraagt zich af of de parkeerverordening moet worden gewijzigd. De heer LUCHTENVELD (wethouder) bevestigt dat de verordening moet worden aangepast om vergunningparkeren in het Soesterkwartier mogelijk te maken. Mevrouw BARENDREGT (Jouw Amersfoort) merkt op dat Jouw Amersfoort tegen uitbreiding van dit gebied is en dus tegen de parkeerverordening. De heer VAN WEGEN (BPA) geeft aan dat, als het geprojecteerde juist is, de BPA tegen deze parkeerverordening is. De heer SCHOENMAKER (SP) is tegen. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig het geamendeerde voorstel, met dien verstande dat Jouw Amersfoort, BPA en SP worden geacht tegen te hebben gestemd.
5.
Toekomstvisie Wagenwerkplaats (2692946)
16
De heer BOEVE (CDA) deelt mee dat de CDA-fractie met interesse ervan kennis heeft genomen, maar tegen is, vanwege het ontbreken van enig zicht in de financiering. De heer VAN ‘T ERVE (GroenLinks) is voor en hoopt dat een droom werkelijkheid wordt. Mevrouw Cooijmans (VVD) is voor het vrijgeven van inspraak, maar is beducht voor het wekken van te veel verwachtingen. De fractie hoopt dat er een slag om de arm wordt gehouden, omdat de raad budgetrecht heeft. Er wordt geen cent uitgeven alvorens de raad daarover een uitspraak heeft gedaan. De heer VAN WEGEN (BPA) sluit zich daarbij aan. Mevrouw IMMING (PvdA) is zonder enige twijfel absoluut voor dit voorstel. Mevrouw BARENDREGT (Jouw Amersfoort) is van harte voor. Zonder visie en een heldere droom ben je nergens. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig het voorstel, met dien verstande dat het CDA wordt geacht tegen te hebben gestemd en met behoud van het punt budgetrecht. De VOORZITTER sluit de vergadering (23.05 uur). Goedgekeurd door de raad der gemeente Amersfoort in de openbare vergadering van 27 mei 2008, de griffier,
de voorzitter,
17
Gemeente Amersfoort
RAADSINFORMATIEBRIEF NR 131 Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : gemeenteraad : Wethouder R. Luchtenveld
Reg.nr. Datum
: 2554348 : 30 oktober 2007
TITEL Openstellen Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat in twee richtingen voor autoverkeer.
KENNISNEMEN VAN -
de door het college vastgestelde kaders voor het ontwerp voor de herinrichting van de Van Asch van Wijckstraat en de Stationsstraat (verder afgekort als ”stationsroute”) de effecten van de openstelling van de stationsroute voor autoverkeer in twee richtingen.
AANLEIDING In het verleden hebben raadsleden (schriftelijke) vragen gesteld over de stand van zaken van het project. Wij hebben toen toegezegd dat op het moment hierover meer bekend is, u te informeren door middel van een Raadsinformatiebrief. Dit doen we met de voor u liggende Raadsinformatiebrief. Hierin staat de essentie van het recent genomen B&W-besluit over dit onderwerp (titel: “Openstellen Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat in 2-richtingen voor autoverkeer”). Directe aanleiding voor de openstelling is dat dit voornemen onderdeel is van het collegeprogramma 2006-2010. De argumenten voor de openstelling zijn: 1. Betere bereikbaarheid van de bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de stationsroute voor het autoverkeer. 2. Verbetering van de verkeersveiligheid door een logischere wegindeling (opheffen van het ’spookrijden’). 3. Doelmatiger gebruik van het wegennet en dientengevolge afname van de negatieve milieueffecten van het autoverkeer. 4. Een meer begrijpelijke verkeerscirculatie die tot meer acceptatie bij de weggebruikers leidt en mogelijk tot minder zoekverkeer en autokilometers. 5. Minder vertraging voor bus- en autoverkeer op een deel van de Stadsring (tussen de kruising met de Molenstraat en kruising Utrechtseweg, en in spitsperioden zelfs tot rotonde Eemplein). 6. Het - in het kader van ‘werk met werk maken’ – verbeteren van de verkeersveiligheid op de stationsroute. In het genoemde B&W-besluit zijn de argumenten voor openstelling, en de effecten van de openstelling, uitgebreid beschreven. Beleidsmatig sluit het voornemen aan bij de inhoud van het Verkeers en Vervoersplan 2005 waarin de bevordering van een efficiënt verkeer- en vervoerssysteem en de doorstroming van alle vervoermiddelen is vastgesteld.
KERNBOODSCHAP Belangrijkste uitgangspunt bij de openstelling is dat de doorstroming van het busverkeer er niet op achteruit mag gaan. Om die reden is de aanleg van een extra rijstrook voor autoverkeer (tussen Stadsring en kruising Vlasakkerweg/Wijerssstraat) nodig en zijn extra opstelstroken, of een andere indeling van de opstelstroken bij de kruispunten op dit wegvak, nodig. Tegelijk met deze herinrichting wordt ook de kans benut om het probleem van de onduidelijke rijstrookindeling en rijrichtingen van auto- en busverkeer op te lossen.
Inlichtingen bij:
mw.drs. ing. M.Schnackers, SOB/RO, (033) 469 49 28
Gemeente Amersfoort raadsinformatiebrief 2554348
Voor een efficiënt ontwerpproces en om de verwachtingen ten aanzien van de nieuwe inrichting te stroomlijnen, zijn de kaders voor het ontwerp vastgesteld. Deze kaders zijn: 1. Handhaven van de bestaande ligging van het busstation, buiten het kruispunt van de Barchman Wuytierslaan met de Kon.Wilhelminalaan. 2. Handhaven van de bestaande indeling van het Stationsplein. 3. Auto- en busverkeer krijgen ieder over een zo groot mogelijke afstand hun eigen rijstrook; de doorstroming voor de bus blijft gegarandeerd en de bus krijgt prioriteit. 4. Om de veiligheid te bevorderen wordt het ‘spookrijden’ opgeheven. Dit betekent dat bus- en autoverkeer in dezelfde richting van dezelfde rijbaan gebruik maken (of te wel aan dezelfde kant van de middenberm rijden). 5. De huidige circulatie van het 1-richtingsverkeerssyteem in het Nederberg heeft haar effect op leefbaarheid en verkeersveiligheid bewezen. Daarom blijft dit systeem van 1 richting verkeer rondom de stationsroute/ in het Nederberggebied gehandhaafd. CONSEQUENTIES
De positieve gevolgen van de openstelling zijn hierboven al genoemd en worden samengevat met de woorden: doelmatiger, begrijpelijker, en daardoor verkeersveiliger, minder stagnatie en minder autokilometers. De consequentie van de complexe ontwerpopgave om én de doorstroming van de bus te blijven garanderen én voor autoverkeer een extra strook aan te leggen, betekent waarschijnlijk dat voor één locatie (hoek Asch van Wijckstraat – Snouckertlaan) een bestemmingsplanprocedure nodig is. Door de openstelling van de stationsroute wijzigen de verkeersintensiteiten op deze route en op omliggende wegen. Deze gegevens zijn opgenomen in het Collegebesluit. Wat de exacte milieueffecten (geluidsbelasting, luchtverontreiniging) op wegvakniveau zijn, is nu nog niet bekend, maar wordt -vanwege de afname van het aantal autokilometers in dit gebied - positief ingeschat. In de volgende fase, het komen tot een Voorlopig Ontwerp, worden de relevante milieuberekeningen uitgevoerd.
BETROKKEN PARTIJEN Op dit moment wordt gestart met de werkzaamheden die uiteindelijk leiden tot een Voorlopig Ontwerp (VO). Onderdeel van dit traject is participatie. Zo worden bij de inrichting van de route aanwonende burgers, verkeersprofessionals (Fietsersbond, VVN), vervoerders (Connexxion), taxi's) en een aantal aanliggende organisaties/bedrijven (Agis, politie) betrokken. Aanwonende burgers kunnen via een klankbordavond reageren op het inrichtingsontwerp en met de andere doelgroepen wordt waar nodig 1 op 1 overleg gepleegd. Na de vaststelling van het Voorlopig Ontwerp door het College, volgt er een inspraakronde bedoeld voor iedereen. Het effect van de nieuwe stationsroute beslaat namelijk een flink deel van de Nederberg Deze inspraak wordt begeleid met één of meerdere informatieavonden en publicatie van het plan in een Stadsbericht Extra, Stadsbericht en persbericht. Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H. Huitink
A. van Vliet-Kuiper
Gemeente Amersfoort raadsinformatiebrief 2554348
Bijlagen B&W-Nota
Bijlage 3: Huidige omrijroutes en het effect van de openstelling
Reg.nr.: 2553136 Datum : 9 oktober
Legenda Huidige omrijroutes richting station
230 90 450 770
Nieuwe route via Asch v. Wijckstraat. Intensiteiten afkomstig van de omrijroutes (totaal: +/- 1500 mvt per etmaal in 2007)
1540
Gemeente Amersfoort
Bijlage 4: verkeersstromen zonder bestemming station, die hun route verleggen bij qopenstelling
Bijlagen B&W-Nota Reg.nr.: 2553136 Datum : 9 oktober
Legenda Huidige routes en etmaal- intensiteiten
Verkeersstromen die bij openstelling via de Asch v. Wijckstraat gaan rijden
420
840 (50%) 1680
690 (25%) 420
60 (50%)
125
Percentage: Duidt op deel van de oorspronkelijke stroom dat route verlegt
2750
Gemeente Amersfoort
Bijlage 6: Verandering in de intensiteiten ( etmaal, 2007) bij openstelling Van Asch van qWijckstraat en Stationsstraat
Bijlagen B&W-Nota Reg.nr.: 2553136 Datum : 9 oktober
Legenda
-320 -450 450 +3100
000
Afname intensiteit ( etmaal, 2007 )
000
Toename intensiteit ( etmaal, 2007 )
+80 -2350 +900
+400
+2350 -770 +900 -2350 +700
+500
-900 -60 -840
Gemeente Amersfoort
Gemeente Amersfoort
B en W-voorstel
Opsteller:
Verkeer SOB/RO/VV/AR mw.drs. ing. M.Schnackers
User-id:
SCHP
Beleidsterrein: Org. onderdeel:
Tel:
4928
Onderwerp:
OPENSTELLEN VAN ASCH VAN WIJCKSTRAAT EN STATIONSSTRAAT VOOR AUTOVERKEER IN TWEE RICHTINGEN Kader:
Reg.nr. Datum
2562397 31-10-2007
verantwoordelijken
datum
paraaf
afdelingshoofd Argumenten:
Openstellen van de Van Asch van Wijckstraat maakt deel uit van het collegeprogramma 2006-2010. Openstelling past binnen het verkeers- en vervoersbeleid zoals dat in het VVP 2005 is verwoord en vastgesteld. De argumenten voor openstelling zijn dat hierdoor het verkeerssysteem doelmatiger wordt gebruikt, begrijpelijker wordt, de verkeersveiligheid op de stationsroute verbetert en er minder stagnatie optreedt en minder autokilometers worden gemaakt. Voor een efficient ontwerpproces en om de verwachtingen ten aanzien van de nieuwe inrichting te stroomlijnen dienen de kaders vastgsteld. Verder wordt informatie gegeven over de planning en communicatie. Beslispunten:
1. Akkoord te gaan met de kaders voor de herinrichting van de Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat; 2. kennis te nemen van de effecten van de openstelling van de Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat; 3. de directeur SOB opdracht te geven alle noodzakelijke werkzaamheden uit te voeren die leiden tot, en samenhangen met het Voorlopig Ontwerp; 4. bijgevoegde Raadsinformatiebrief te versturen naar de Raad.
manager hoofdafdeling sectorcontroller directeur sector directeur sector …… juridisch advies gemeentecontroller staf VRK
d.d. 15-10-2007
B en W behandeling agendastuk hamerstuk geheim embargo datum:
tijd:
B en W vergadering datum
agd.pnt paraaf
secretaris parafering B en W-hamerstuk
akkoord
secretaris burgemeester weth. Luchtenveld weth. Hekman weth. Eerdmans weth. Van 't Veld weth. Van Daalen weth. Kruyt advies De Raad De Ronde Het Besluit Raadsinformatiebrief geen overige: CST (begr.wijz.) G.O. Ondernemingsraad Financiële toelichting: sectorcontroller:
gemeentecontroller:
B en W - besluit d.d.:
conform aangehouden vervallen
Peiling Voorbereiding besluit
Gemeente Amersfoort
B&W-Nota
Sector
:
Opsteller
:
Telefoon
:
User-id
:
SOB mw.drs. ing. M.Schnackers (033) 469 49 28 SCHP
Reg.nr. :
2553136
Datum
9 oktober 2007
:
Onderwerp
Openstellen Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat voor autoverkeer in twee richtingen Voorstel:
Voorgesteld wordt: 1. de kaders voor de herinrichting van de Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat vast te stellen; 2. kennis te nemen van de effecten van de openstelling van de Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat; 3. de directeur SOB opdracht te geven alle noodzakelijke werkzaamheden uit te voeren die leiden tot, en samenhangen met het Voorlopig Ontwerp; 4. bijgevoegde Raadsinformatiebrief te versturen naar de Raad.
1. Inleiding In het collegeprogramma 2006-2010 wordt de volgende ambitie geformuleerd: “Wij zullen maatregelen treffen om de Van Asch van Wijckstraat in beide richtingen voor alle verkeer open te stellen waardoor de bereikbaarheid van het station vergroot wordt. In samenhang daarmee zullen wij ook de gevolgen voor de verkeersafwikkeling van het Stationsplein in beeld brengen en zonodig maatregelen uitvoeren”. Het belangrijkste doel van de voorliggende nota is het vaststellen van de kaders voor het ontwerp. Daarnaast worden de argumenten beschreven voor de openstelling. Verder wordt informatie gegeven over het communicatietraject en de planning. 2. Kaders voor het ontwerp Hogere Beleidskaders: Het ontwerp voor de nieuwe stationsroute van 1998 is destijds gemaakt volgens de beleidskaders van het oude nationale Verkeers- en Vervoerplan SVV II en het gemeentelijke Verkeers en Vervoersplan (VVP) uit 1995. De strekking van het beleid was dat bij de toedeling van de beperkte ruimte de prioriteit lag bij de businfrastructuur en niet bij de auto-infrastructuur. Inmiddels zijn de inzichten bijgesteld en is op landelijk niveau de Nota Mobiliteit vastgesteld en binnen de gemeente het VVP 2005. In deze nota’s ligt de nadruk op het realiseren van een efficiënt verkeer- en vervoerssysteem voor alle vervoerssoorten en het bevorderen van de doorstroming van alle vervoersstromen. Het voornemen om de stationsroute (weer) open te stellen voor autoverkeer in twee richtingen sluit daarmee aan bij het huidige verkeers- en vervoersbeleid.
-1-
B&W-nota Reg.nr : Datum :
Gemeente Amersfoort
2553136 9 oktober 2007
Als uitgangspunt bij de openstelling van de stationsroute wordt gesteld dat het busverkeer er niet op achteruit mag gaan. Om die reden is de aanleg van een extra rijstrook voor autoverkeer en extra opstelstroken bij de kruispunten noodzakelijk. Dit betekent dat hiervoor ruimte gecreëerd moet worden en de route opnieuw ingericht moet worden. Bij deze herinrichting wordt tegelijk het probleem van de verkeersonveiligheid van de route meegenomen. Deze kwestie is in het vorige college en in de raadscommissie herhaaldelijk besproken en besloten om de aanpak van het de verkeersveiligheid te combineren met de openstelling in twee richtingen. Voor een efficiënt ontwerpproces en om de verwachtingen van de nieuwe inrichting te stroomlijnen, worden hier de kaders voor het ontwerp gegeven. Deze kaders zijn: 1. Handhaven van de bestaande ligging van het busstation, buiten het kruispunt van de Barchman Wuijtierslaan met de Wilhelminalaan. (Zie bijlage 1 voor toelichting). 2. Handhaven van de bestaande indeling van het Stationsplein. (Zie bijlage 1). 3. Auto- en busverkeer krijgen ieder over een zo groot mogelijke afstand hun eigen rijstrook; in elk geval blijft de doorstroming voor de bus goed en krijgt de bus prioriteit. 4. Om de veiligheid te bevorderen wordt het ‘spookrijden’ opgeheven; dit betekent dat autoen busverkeer in dezelfde richting aan dezelfde kant van de weg rijden (in verkeerstermen: ieder op een aparte rijstrook maar wel op dezelfde rijbaan) 5. De huidige circulatie van het 1-richtingsverkeerssysteem in het Nederberg heeft haar effect op leefbaarheid en verkeersveiligheid inmiddels bewezen. Daarom blijft de verdere verkeerscirculatie rondom de stationsroute/ in het Nederberggebied gehandhaafd. 3. Kernargumenten Er zijn vijf belangrijke argumenten om de stationsroute open te stellen voor autoverkeer in twee richtingen. Deze argumenten worden hieronder genoemd en per argument wordt aangegeven wat het te verwachte effect is. 1. Bij openstelling van de stationsroute in 2 richtingen verbetert de bereikbaarheid van de bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de stationsroute voor het autoverkeer. Op dit moment is op de stationsroute alleen autoverkeer in de richting van de Stadsring mogelijk. Autoverkeer dat de andere kant op wil, richting NS-Station, moet via een andere route rijden (omrijden). Om inzicht te krijgen in de hoeveelheid verkeer die omrijdt is een verkeersonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek (zie bijlage 2) volgt dat in de huidige situatie ca. 1.5001 motorvoertuigen per etmaal omrijden om bij het station of in de omgeving van het station te komen. In bijlage 3 zijn de omrijroutes en bijbehorende aantallen voertuigen in kaart gebracht. Aanvullend is met het verkeersmodel 2020 een prognose gemaakt voor de omvang van deze verkeersstromen voor het jaar 2020. Hieruit volgt dat in 2020 deze verkeersstroom niet 1.500 maar ca. 1.700 mvt/etmaal bedraagt. 2. Door de openstelling van de stationsroute in 2 richtingen wordt de verkeersinfrastructuur doelmatiger gebruikt en nemen de negatieve milieueffecten van het autoverkeer af. Uit het vorige punt blijkt dat ca. 1500 automobilisten omrijden. De totale omrij-afstand van deze voertuigen bedraagt circa 400 kilometer. Het effect van de openstelling is dat in een vrij klein gebied (ca. 450 m x 450 m) het aantal autokilometers met 400 per dag afneemt.
1
Het gaat hier om een inschatting van verkeersstromen in 2007 op basis van omrijafstanden en vertragingsfactoren op de huidige en nieuwe routes, waarbij de resultaten van het kentekenonderszoek als input zijn gebruikt.
-2-
B&W-nota Reg.nr : Datum :
Gemeente Amersfoort
2553136 9 oktober 2007
3. Door de openstelling van de stationsroute in 2 richtingen wordt de verkeerscirculatie begrijpelijker. Door het opheffen van het éénrichtingsverkeer op de route die in feite de kortste verbinding vormt tussen Stadsring (nabij Molenstraat) en station, wordt de verkeerscirculatie een stuk duidelijker. De onlogica van de huidige situatie wordt ook veroorzaakt door de uitstraling van de route als belangrijke verkeersader terwijl hij voor autoverkeer maar beperkt toegankelijk is. Het effect van de openstelling is dat de verkeerscirculatie beter aansluit bij het verwachtingspatroon van de automobilist en waarschijnlijk tot minder sluipverkeer en zoekverkeer leidt. 4. Door de openstelling van de stationsroute in 2-richtingen wordt de vertraging voor bus en auto op (een deel van) de Stadsring beperkt. Bij de openstelling van de stationsroute zal ook ander verkeer dan de bij punt 1 genoemde 1500 voertuigen, van de nieuwe route gebruik maken. Dit is verkeer dat het station of de stationsomgeving niet als bestemming heeft, maar wel via de opengestelde stationsroute naar een verder weg gelegen bestemming rijdt. In het kaartje in bijlage 4 is aangegeven om welke verkeersstromen het gaat. De totale omvang van deze verkeersstroom bedraagt ca. 1600 mvt/etmaal. Direct gevolg hiervan is dat de omvang van het rechtsafslaand verkeer op de kruising Stadsring Utrechtseweg flink afneemt hetgeen erg gunstig is voor de afwikkeling op dit kruispunt en op de Stadsring. Meer hierover in bijlage 5. In totaal (combinatie van de bijlagen 3 en 4) gaat het om een afname van 2350 voertuigen (30%). Ook de bus, die in de spitsperioden vertraging ondervindt op weg naar zijn halte op de kruising Stadsring-Utrechtseweg, profiteert hiervan. Bijlage 6 is een kaartje met de toe- en afname van de intensiteiten op de wegen wanneer nu de stationsroute wordt opengesteld. Hierin is onder andere te zien dat naar verwachting 3100 mvt/etmaal via de Van Asch van Wijckstraat rijden. Het verkeersmodel 2020 geeft aan dat in het jaar 2020 de hoeveelheid verkeer op de stationsroute richting station, lager is dan de hierboven berekende 3100. Dit wordt verklaard doordat – als gevolg van de openstelling van de Kersenbaan en doorstromingsmaatregelen op de Rijksweg - alleen het ‘echte bestemmings’ verkeer van de route gebruik zal maken. Tenslotte wordt opgemerkt dat ook steeds meer automobilisten de noordzijde van het NS-station zullen weten te vinden; dit is gunstig voor de afwikkeling van het openbaar vervoer aan de zuidzijde. 5. Door de openstelling van de stationsroute in 2-richtingen verbetert de verkeersveiligheid op deze route. De huidige ongebruikelijke wegindeling (verkeer aan één kant van de middenberm rijdt in twee verschillende richtingen) leidt vaak tot verwarring bij weggebruikers en tot onveilige situaties. Dit geldt vooral bij de kruisingen, en nog eens in het bijzonder bij het kruispunt StationsstraatWijersstraat. Ook het inrijden van de AGIS-garage door auto’s uit de richting van het station, is een situatie die aandacht vraagt. Het ligt voor de hand dat tegelijk met de aanpassingen in het kader van de openstelling, ook de onlogische rijstrook-indeling wordt aangepakt. 4. Ruimtelijke en milieuaspecten Bestemmingsplan
-3-
B&W-nota Reg.nr : Datum :
Gemeente Amersfoort
2553136 9 oktober 2007
Voor de aanleg van de extra rijstrook daar waar nu autoverkeer in één richting rijdt, en voor de aanleg van extra opstelstroken bij kruispunten, is ruimte nodig. Tegelijk willen we de infrastructurele ruimte voor de bus niet inperken. In een dichtbebouwd gebied zoals hier is dit een complexe ontwerpopgave. Vooruitlopend op het ontwerpproces moet rekening te worden gehouden met een bestemmingsplanprocedure op de hoek Snouckaertlaan-Van Asch van Wijckstraat. Milieueffecten Door de toe- en afname van verkeersintensiteiten op verschillende wegen in Nederberg en in het Bergkwartier, wijzigen op de desbetreffende wegvakken ook de milieuwaarden (luchtverontreiniging en geluidsbelasting). Nader onderzoek hiernaar is noodzakelijk. Voor het gebied grenzend aan de stationsroute lijkt de situatie in totaliteit gunstiger te worden door de afname van de autokilometers (400 kilometer/etmaal) . In de volgende fase van dit project (ontwerpfase en verdere verdieping/onderzoek) zullen de relevante milieuberekeningen plaatsvinden. Samenhang met andere plannen Waar relevant zal bij de herontwikkeling van de stationsroute afstemming zijn met andere plannen en ontwikkelingen. Hierbij wordt gedacht aan: Ontwikkelingsvisie Nederberg, de ontsluiting van het hotel op de hoek Brouwersstraat-Van Asch van Wijckstraat dat momenteel in aanbouw is, het plan voor de Zonnehof. Bij de uitwerking van de herontwikkeling van de stationsroute zal afstemming plaatsvinden met de verbetering van de looproute station – centrum. In december 2007 wordt hiervoor een startnotitie aangeboden. 5. Communicatie Communicatie in het verleden In de vorige raadsperiode (2002-2006) heeft de Raad gevraagd om met voorstellen te komen die het functioneren van en de veiligheid op het Stationsplein en Stationsstraat verbetert. In dit kader zijn diverse B&W-nota opgesteld en in de toenmalige commissie BEH behandeld. Op de toenmalige voorstellen en besluiten zijn veel inspraakreacties binnengekomen. Uiteindelijk bleek er onvoldoende draagvlak te zijn voor de realisatie van een korte termijnoplossing. In september 2005 heeft het college besloten om dit uit te stellen en tegelijk met de maatregelen voor de lange termijn (openstelling in 2 richtingen) aan te pakken. Communicatie bij vaststelling van voorliggend besluit Als dit B&W-voorstel is vastgesteld zal de inhoud door middel van een persbericht, een persgesprek met de wethouder en een artikel in de Stadsberichten bekend worden gemaakt en toegelicht. Raadsleden worden door middel van een Raadsinformatiebrief op de hoogte gesteld. Communicatie bij de planvorming Bij de inrichting van de route worden aanwonenden burgers, verkeersprofessionals (Fietsersbond, VVN), vervoerders (Connexxion, taxi's) en een aantal organisaties/bedrijven (Agis, politie) betrokken. Aanwonende burgers kunnen via een klankbordavond reageren op het inrichtingsontwerp en met de andere doelgroepen wordt direct overleg gepleegd. Als het college het Voorlopig Ontwerp heeft vastgesteld, volgt er een uitgebreide inspraakronde. Het effect van de nieuwe Van Asch van Wijkstraat beslaat immers een flink deel van de Nederberg en Berg. Daarom wordt de inspraak begeleid met een of meerdere informatieavonden, een Stadbericht Extra, Stadbericht en persbericht.
-4-
B&W-nota Reg.nr : Datum :
Gemeente Amersfoort
2553136 9 oktober 2007
6. Financiële kaders De in de RSV gereserveerde financiën voor dit project zijn: € 1.800.000,-. Dit betreft een taakstellend budget voor zowel de planvoorbereidingskosten als de aanlegkosten.
7. Planning Tot nu toe: Maart 2007: April 2007: Juni-sept 2007: Vanaf heden: Eind oktober 2007 Nov-dec 2007 Jan-febr 2008 Maart 2008 Maart-april 2008 April-mei 2008: April-mei 2008 Juni 2008: Juni/juli 2008: Sept/okt 2008: Jan/febr. 2009:
uitvoeren verkeersonderzoek oplevering eindresultaten verkeersonderzoek analyse verkeersonderzoek en ontwerpverkenningen Vaststelling voorliggende B&W nota door college en informeren Raad met Raadsinformatiebrief Opstellen verkeerskundige schets en start aanvullende onderzoeken Participatie en uitwerking VO Voorlopig Ontwerp en aanvullende onderzoeken gereed Vaststelling VO door College en peiling in de Ronde Ter inzage legging VO en bestemmingsplanprocedure (6 weken) Bestek gereedmaken Opstellen reactienota en vaststelling DO door College Aanbesteding en gunning Start uitvoering Einde uitvoering
Bij bovenstaande planning, die vrij strak is, is rekening gehouden met de planning van andere herinrichtingsprojecten in de stad en met relevante activiteiten. Voor het geval dat vanwege onvoorziene omstandigheden het niet lukt om in najaar 2008 met de uitvoering te starten, wordt onderzocht of openstelling gefaseerd, dan wel met tijdelijke maatregelen, mogelijk is. Deze optie wordt vanaf het begin in het ontwerpproces ingebouwd.
Bijlagen:
1. Toelichting op kaders 2. Kentekenonderzoek (opzet en resultaten) 3. Huidige omrijroutes en effect van de openstelling 4. Verkeersstromen zonder bestemming station die hun route verleggen bij openstelling, 5. Effect op de verkeersafwikkeling Stadsring en Utrechtseweg, 6. Verandering in de intensiteiten bij openstelling
-5-
B&W-nota Reg.nr : Datum :
Gemeente Amersfoort
2553136 9 oktober 2007
Bijlage 1: Toelichting op ontwerp-kaders 1 en 2 1. Handhaven van de bestaande ligging van het busstation, buiten het kruispunt van de Barchman Wuijtierslaan-Wilhelminalaan. Toelichting: op het bestaande busstation rijden bussen af en aan, niet verstoord door overig verkeer. Het overige verkeer wordt apart afgewikkeld op het naastgelegen kruispunt van de Barchman Wuijtierslaan met de Wilhelminalaan. De ongestoorde verkeersafwikkeling op het busstation is voorwaarde voor een betrouwbare dienstregeling van het openbaar busvervoer.
2. Handhaven van de bestaande indeling van het Stationsplein. Toelichting: op het Stationsplein rijdt het busverkeer (inclusief taxiverkeer) over een vrije busbaan, volkomen gescheiden van de rijbanen voor het overige verkeer. Dit is de beste garantie voor een optimale verkeersafwikkeling. Op het Stationsplein liggen de fietsenstallingen het dichtst bij de stationstoegang, de uitstaphalte van alle bussen iets verder weg, en de haal-en brengstroken van het autoverkeer, in de vorm van parkeerstroken, nog wat verder. Dit komt overeen met de intensiteit van de verschillende vervoerwijze als voor- en natransport voor de trein. Er is op basis hiervan geen aanleiding dit te wijzigen. Op de volgende aspecten na functioneert het Stationsplein goed: Het tweerichtingverkeer op de vrije busbaan kan overstekende voetgangers verrassen omdat men mogelijk geen busverkeer in de richting van de Stadsring verwacht. Dit kan leiden tot (ernstige) ongevallen. Er is geen keermogelijkheid voor autoverkeer op het Stationsplein. Dit is erg vervelend als men treinpassagiers met de auto wegbrengt of ophaalt omdat het hierbij meestal gaat om heen-en-terugritten. In feite ontbreken twee keermogelijkheden aan beide uiteinden van het Stationsplein, één bij de Regentesselaan voor verkeer uit de richting Stadsring, en één bij de J. van Oldenbarneveltlaan voor verkeer uit de richting Barchman Wuijtierslaan en Wilhelminalaan. Aanpak van genoemde twee aspecten is niet of slechts ten dele mogelijk. Op het Stationsplein ontbreekt de ruimte voor de aanleg van keermogelijkheden. In het plan is de keermogelijkheid voor personenauto’s wel aangelegd, namelijk in de vorm van een doorgaande verharde middenberm tussen beide banen voor het autoverkeer, maar deze berm werd misbruikt als parkeerstrook. Omdat de politie geen frequente handhaving tegen het parkeren kon bieden zijn plantenbakken in deze berm aangebracht, waarmee de keermogelijkheid teniet werd gedaan. Het probleem van de voetgangersoversteek over de busbaan met tweerichtingverkeer kan worden verkleind door het concentreren van de oversteeklocaties. Op dit moment kan men willekeurig oversteken, terwijl bovendien twee oversteken zijn aangelegd, namelijk bij de Regentesselaan (zebra) en bij de J. van Oldenbarneveltlaan (verkeerslichten). Door het willekeurig oversteken onmogelijk of lastig te maken door het plaatsen van een hekwerk langs de zuidzijde van de busbaan wordt de overstekende voetganger gedwongen naar beide formele oversteeklocaties. Dit principe is enkele jaren geleden toegepast op de Stationsstraat en Asch van Wijckstraat, waarbij in de middenberm een hekwerk met haagbeplanting is geplaatst. Sindsdien is het aantal aanrijdingen met voetgangers sterk verminderd. Ter informatie: vooruitlopend op de openstelling van de stationsroute zullen aanpassingen aan de taxistandplaatsen plaatsvinden (realisering voorwaarden taxiwet)
-6-
Gemeente Amersfoort
Bijlagen B&W-nota
2553136 9 oktober 2007
Reg.nr. : Datum :
Bijlage 2: Kentekenonderzoek Opzet onderzoek Vanwege het voornemen om de A.v.Wijckstraat (weer) open te stellen in 2-richtingen voor autoverkeer, willen we meer weten over de huidige routes van het autoverkeer in de omgeving van de A.v.Wijckstraat. Om die reden is in de ochtend- en avondspits van 6 maart 2007 een kentekenonderzoek uitgevoerd. In figuur 1 is het grootste deel van het onderzoeksgebied weergegeven. Figuur 1: Zones, locaties en verkeersrichtingen
1
2
3 4 P+R
B
A
C 5
11
10
6
7
Locatie/zone A B C 1 2 3 4 5 6 7 10 11
Kruispunt Zone Stationsplein, zuidzijde NS-station P+R terrein zuidzijde Zone Sationsstraat en Van Asch van Wijckstraat e.o. Smallepad t.h.v. Stadsring Van Asch van Wijckstraat / Stadsring Stadsring parallelw eg / Burg. De Widtstraat Stadsring / Utrechtsew eg Utrechtsew eg / Zonnehof Utrechtsew eg / Vlasakkerw eg Utrechtsew eg / Kersenbaan Kon. Wilhelminalaan / Stationsplein Barchman Wuytierslaan / P+R-terrein
Het gebied is opgedeeld in 3 verschillende zones (met blauw aangegeven). De onderscheiden zones zijn: zone A: het stationsgebied (zuidkant) zone B: het P&R-terrein aan de zuidkant van het station zone C: het gebied Nederberg.
Rondom deze zones liggen de locaties (met groen aangegeven) waar de kentekens van de ingaande en uitkomende voertuigen zijn geregistreerd. De rode pijlen geven de geregistreerde verkeersstromen (kentekens) weer. De blauwe pijlen geeft 1-richtingsverkeer aan.
-7-
Gemeente Amersfoort
Bijlagen B&W-nota Reg.nr. : Datum :
2553136 9 oktober 2007
Uit het kentekenonderzoek zijn de herkomst/bestemmingsrelaties (routes + omvang) afgeleid. Resultaten onderzoek Op basis van de herkomst/bestemming-relaties krijgen we een goed beeld welke route het verkeer op dit moment kiest als alternatief voor de niet toegestane verkeersrichting op de A.v.Wijckstraat en Stationsstraat. Ook de hoeveelheid verkeer dat van de alternatieve routes gebruikt maakt, is bekend. Het blijkt dat in totaal ca 1543 mvt / etmaal omrijden naar hun (verschillende) bestemmingen. Hieronder volgt een toelichting van deze conclusie. Uit het verkeersonderzoek volgt dat er vier ‘vervangende’ routes. Deze zijn: - Route via het Smallepad (en verder in de richting Wijersstraat/Stationsplein). Dit is het ingaande verkeer bij locatie 1. - Route via (stukje) A.v.Wijckstraat-Troostwijkstraat (naast politiekantoor)-Smallepad en verder Dit is het ingaande verkeer bij locatie 2. - Route via de Burgemeester de Widtstraat – Snouckaertlaan en verder. Dit is het ingaande verkeer bij locatie 3. - Route via Stadsring-west (Stadsring ten westen van kruising met Utrechtseweg)Utrechtseweg en verder. Dit is het ingaande verkeer bij locatie 4 In bijlage 2 is de omvang van het verkeer op de vier ‘vervangende’ routes weergegeven. De totale intensiteit op de vier routes bedraagt 3871 mvt/etmaal in de richting van de A.v.Wijckstraat en station. Een deel van deze 3871 voertuigen kiest de route vanwege het niet toestaan van bedoelde rijrichting in de A.v.Wijckstraat/Stationsstraat. In bijlage 2, tabel 3 is aangegeven welk percentage van het verkeer de route om die reden kiest. In feite is dit het aandeel verkeer dat omrijdt. Het andere deel kiest deze route omdat deze het meest logisch (meestal het kortste) is. Dit is dus verkeer dat niet van route verandert op het moment dat de A.v.Wijckstraat/Stationsstraat 2richtingen wordt. Op basis van de in bijlage 2 weergegeven tabellen is af te leiden welk verkeer omrijdt naar hun bestemming. Tabel A: Omvang van de verkeersstromen die omrijden naar hun verschillende bestemmingen bestemm. herkomst Smallepad Asch v. Wijckstraat B. de Widtstraat Stadsring West
Totaal 1)
Stationsomgeving (zone A+B) 1)
Nederberg (zone C)
'doorgaand' (BW-laan + Kon. Wilhelm.laan)
28 44 35 255 362
118 0 334 238 690
85 44 82 280 491
Totaal 231 88 451 773 1543
Dit is inclusief de (apart onderkende) groep die stopt bij de “Kiss and Ride –strook.
Conclusies: -
in de huidige situatie rijden 1.543 mvt/etmaal om; hiervan hebben 362 voertuigen ( 40%) de stationsomgeving (aangeduid met zone A + B) als bestemming; uit het onderzoek blijkt tevens dat ca. helft van deze 362 voertuigen voor het NS-station op de Kiss&Ride strook stopt. Deze hebben dus een directe relatie met het NS-station; ongeveer de helft van 1.543 voertuigen (690) heeft het Nederberg gebied als bestemming; in totaal belasten 853 voertuigen (362 + 491) de hele route A.v.Wijckstraat/Stationsstraat 491 voertuigen kunnen t.o.v. station en Nederberg als doorgaand beschouwd worden (geen bestemming in de zone A,B of C).
-8-
Gemeente Amersfoort
Bijlagen B&W-nota Reg.nr. : Datum :
2553136 9 oktober 2007
Bijlage 3: huidige omrijroutes en het effect van de openstelling
-9-
Gemeente Amersfoort
Bijlagen B&W-nota Reg.nr. : Datum :
2553136 9 oktober 2007
Bijlage 4: verkeersstromen zonder bestemming station, die hun route verleggen bij openstelling
- 10 -
Gemeente Amersfoort
Bijlagen B&W-nota Reg.nr. : Datum :
2553136 9 oktober 2007
Bijlage 5: Effect op de verkeersafwikkeling Stadsring en Utrechtseweg
In de huidige situatie is dit kruispunt in de ochtendspits overbelast door de grote hoeveelheid verkeer die vanuit oostelijke en westelijke richting op de Stadsring de Utrechtseweg in willen rijden. Dit heeft tot gevolg dat wachtrijen vaak tot op het kruispunt met de Molenstraat en het kruispunt met de Arnhemseweg staan. Door de openstelling van de stationsroute gaat dus al veel verkeer vanuit de tunnel direct rechtsaf en ontlast daarmee de kruispunten op de Stadsring. De cyclustijd van de verkeersregeling in de ochtendspits op het kruispunt Stadsring-Utrechtseweg daalt van 117 naar 63 seconden. In de avondspits daalt het van 62 naar 58 seconden. Doordat het kruispunt beter functioneert zullen de wachtrijen in beide richtingen op de Stadsring sterk verminderen en niet meer de kruispunten gaan blokkeren. Ook op het kruispunt van de Stadsring met de Asch van Wijckstraat zal de doorstroming met name voor het verkeer stadinwaarts duidelijk verbeteren. Het autoverkeer zal zich gelijkmatiger over de bestaande rijstroken verdelen, zodat het verkeer beter en sneller binnen dezelfde tijd afgewikkeld wordt. Dit effect zal ook vooral in de ochtendspits merkbaar zijn. De kruispunten op de stationsroute zullen nu en in de toekomst de hoeveelheid extra verkeer goed kunnen verwerken.
- 11 -
Gemeente Amersfoort
Bijlagen B&W-nota Reg.nr. : Datum :
2553136 9 oktober 2007
Bijlage 6: Verandering in de intensiteiten ( etmaal, 2007) bij openstelling Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat
- 12 -
Gemeente Amersfoort
RAADSINFORMATIEBRIEF Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : gemeenteraad : Wethouder R. Luchtenveld
Reg.nr. Datum
: 2554348 : 30 oktober 2007
TITEL Openstellen Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat in twee richtingen voor autoverkeer.
KENNISNEMEN VAN -
de door het college vastgestelde kaders voor het ontwerp voor de herinrichting van de Van Asch van Wijckstraat en de Stationsstraat (verder afgekort als ”stationsroute”) de effecten van de openstelling van de stationsroute voor autoverkeer in twee richtingen.
AANLEIDING In het verleden hebben raadsleden (schriftelijke) vragen gesteld over de stand van zaken van het project. Wij hebben toen toegezegd dat op het moment hierover meer bekend is, u te informeren door middel van een Raadsinformatiebrief. Dit doen we met de voor u liggende Raadsinformatiebrief. Hierin staat de essentie van het recent genomen B&W-besluit over dit onderwerp (titel: “Openstellen Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat in 2-richtingen voor autoverkeer”). Directe aanleiding voor de openstelling is dat dit voornemen onderdeel is van het collegeprogramma 2006-2010. De argumenten voor de openstelling zijn: 1. Betere bereikbaarheid van de bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de stationsroute voor het autoverkeer. 2. Verbetering van de verkeersveiligheid door een logischere wegindeling (opheffen van het ’spookrijden’). 3. Doelmatiger gebruik van het wegennet en dientengevolge afname van de negatieve milieueffecten van het autoverkeer. 4. Een meer begrijpelijke verkeerscirculatie die tot meer acceptatie bij de weggebruikers leidt en mogelijk tot minder zoekverkeer en autokilometers. 5. Minder vertraging voor bus- en autoverkeer op een deel van de Stadsring (tussen de kruising met de Molenstraat en kruising Utrechtseweg, en in spitsperioden zelfs tot rotonde Eemplein). 6. Het - in het kader van ‘werk met werk maken’ – verbeteren van de verkeersveiligheid op de stationsroute. In het genoemde B&W-besluit zijn de argumenten voor openstelling, en de effecten van de openstelling, uitgebreid beschreven. Beleidsmatig sluit het voornemen aan bij de inhoud van het Verkeers en Vervoersplan 2005 waarin de bevordering van een efficiënt verkeer- en vervoerssysteem en de doorstroming van alle vervoermiddelen is vastgesteld.
KERNBOODSCHAP Belangrijkste uitgangspunt bij de openstelling is dat de doorstroming van het busverkeer er niet op achteruit mag gaan. Om die reden is de aanleg van een extra rijstrook voor autoverkeer (tussen Stadsring en kruising Vlasakkerweg/Wijerssstraat) nodig en zijn extra opstelstroken, of een andere indeling van de opstelstroken bij de kruispunten op dit wegvak, nodig. Tegelijk met deze herinrichting wordt ook de kans benut om het probleem van de onduidelijke rijstrookindeling en rijrichtingen van auto- en busverkeer op te lossen.
Inlichtingen bij:
mw.drs. ing. M.Schnackers, SOB/RO, (033) 469 49 28
Gemeente Amersfoort raadsinformatiebrief 2554348
Voor een efficiënt ontwerpproces en om de verwachtingen ten aanzien van de nieuwe inrichting te stroomlijnen, zijn de kaders voor het ontwerp vastgesteld. Deze kaders zijn: 1. Handhaven van de bestaande ligging van het busstation, buiten het kruispunt van de Barchman Wuytierslaan met de Kon.Wilhelminalaan. 2. Handhaven van de bestaande indeling van het Stationsplein. 3. Auto- en busverkeer krijgen ieder over een zo groot mogelijke afstand hun eigen rijstrook; de doorstroming voor de bus blijft gegarandeerd en de bus krijgt prioriteit. 4. Om de veiligheid te bevorderen wordt het ‘spookrijden’ opgeheven. Dit betekent dat bus- en autoverkeer in dezelfde richting van dezelfde rijbaan gebruik maken (of te wel aan dezelfde kant van de middenberm rijden). 5. De huidige circulatie van het 1-richtingsverkeerssyteem in het Nederberg heeft haar effect op leefbaarheid en verkeersveiligheid bewezen. Daarom blijft dit systeem van 1 richting verkeer rondom de stationsroute/ in het Nederberggebied gehandhaafd. CONSEQUENTIES
De positieve gevolgen van de openstelling zijn hierboven al genoemd en worden samengevat met de woorden: doelmatiger, begrijpelijker, en daardoor verkeersveiliger, minder stagnatie en minder autokilometers. De consequentie van de complexe ontwerpopgave om én de doorstroming van de bus te blijven garanderen én voor autoverkeer een extra strook aan te leggen, betekent waarschijnlijk dat voor één locatie (hoek Asch van Wijckstraat – Snouckertlaan) een bestemmingsplanprocedure nodig is. Door de openstelling van de stationsroute wijzigen de verkeersintensiteiten op deze route en op omliggende wegen. Deze gegevens zijn opgenomen in het Collegebesluit. Wat de exacte milieueffecten (geluidsbelasting, luchtverontreiniging) op wegvakniveau zijn, is nu nog niet bekend, maar wordt -vanwege de afname van het aantal autokilometers in dit gebied - positief ingeschat. In de volgende fase, het komen tot een Voorlopig Ontwerp, worden de relevante milieuberekeningen uitgevoerd.
BETROKKEN PARTIJEN Op dit moment wordt gestart met de werkzaamheden die uiteindelijk leiden tot een Voorlopig Ontwerp (VO). Onderdeel van dit traject is participatie. Zo worden bij de inrichting van de route aanwonende burgers, verkeersprofessionals (Fietsersbond, VVN), vervoerders (Connexxion), taxi's) en een aantal aanliggende organisaties/bedrijven (Agis, politie) betrokken. Aanwonende burgers kunnen via een klankbordavond reageren op het inrichtingsontwerp en met de andere doelgroepen wordt waar nodig 1 op 1 overleg gepleegd. Na de vaststelling van het Voorlopig Ontwerp door het College, volgt er een inspraakronde bedoeld voor iedereen. Het effect van de nieuwe stationsroute beslaat namelijk een flink deel van de Nederberg Deze inspraak wordt begeleid met één of meerdere informatieavonden en publicatie van het plan in een Stadsbericht Extra, Stadsbericht en persbericht. Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H. Huitink
A. van Vliet-Kuiper
Collegebesluit 30/10/2007
Het Besluit Datum: Aanvang:
dinsdag 22 april 2008 21:30
Besluiten met debat 1.
Aanwijzen locaties opvangvoorzieningen dak- en thuislozen. Bijlagen Portefeuillehouder : mr. P.J.T. van Daalen Woordvoerder eerste ronde: G. Boeve - concept verslag vergadering De Ronde 15 april - concept amendementen van raadsfractie BPA : 1, 2. 3, 4 - raadsinformatiebrief 2008 nr 50
2.
Doelstellingen ontwikkelingsplannen Amersfoort Vernieuwt Bijlage : Doelstellingen ontwikkelingsplan Liendert/Rustenburg Bijlage : Doelstellingen ontwikkelingsplan Randenbroek/Schuilenburg Portefeuillehouder : drs. J.A. Hekman Woordvoerder eerste ronde: mevr. drs. D. van Wijngaarden Besluiten zonder debat
3.
Voorbereidingsbesluit dansgelegenheid Westsingel / Hellestraat Toelichting : Op 21 december 2004 heeft de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit genomen ten behoeve van de vestiging van een dansgelegenheid aan de Westsingel / Hellestraat. Op 11 december 2007 heeft de raad besloten tot het starten van de vrijstellingsprocedure ex art. 19,1 WRO. Tegen dit besluit zijn bezwaarschriften ingediend. Voor de afhandeling van deze bezwaarschriften moet een nieuw en aangepast vrijstellingsbesluit worden genomen. Dit kan alleen als voor het betreffende gebied een voorbereidingsbesluit geldt. Aangezien dit nu niet het geval is wordt voorgesteld een nieuw voorbereidingsbesluit te nemen.
4.
Gemeentelijk Rioleringsplan 2007 - 2011 (GRP-3) Bijlage : Rioleringsplan 2007-2011 Aanvullende informatie Gemeentelijk Rioleringsplan 2007 - 2011 (GRP-3) Toelichting : In februari 2003 heeft de gemeenteraad het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan GRP-2 vastgesteld. In 2007 is gewerkt aan een concept Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011 GRP-3, dat conform de Wet Milieu-beheer voor commentaar is voorgelegd
Collegebesluit 30/10/2007
aan Gedeputeerde Staten van Utrecht en de Dijkgraaf en Heemraden van Waterschap Vallei & Eem. In november 2007 is het ontwerp GRP-3 vrij gegeven voor inspraak. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen. Voorgesteld wordt het Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011 (GRP-3) vast te stellen. Het voorstel is besproken in De Ronde van 8 april j.l. Moties 5.
GroenLinks: motie ’Alleen een dak op de bak’ Benoemingen
6.
Benoeming buitengewoon fractielid Jouw Amersfoort Toelichting : Stembriefje Jouw Amersfoort draagt op grond van art. 13 van het Reglement van orde de heer N.G. Meijer voor ter benoeming als buitengewoon fractielid. Einde
Collegebesluit 30/10/2007
Besluiten met debat
Collegebesluit 30/10/2007
1.
Aanwijzen locaties opvangvoorzieningen dak- en thuislozen. Bijlagen Reg.nr.: 2725767 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Verheule (0334694485) Portefeuillehouder: Van Daalen Opsteller: Verheule Samenvatting: Het college heeft in het collegeprogramma 2006-2010 uitgesproken een drietal voorzieningen voor dak- en thuislozen te willen realiseren: dagopvang, alcoholopvang en een hostel. In het collegeprogramma staat nog een vierde voorziening, de woonunits voor zeer onaangepaste huurders. Hiervoor hebben we bij het vaststellen van de shortlist van mogelijke locaties voor de opvangvoorzieningen besloten een afzonderlijk traject te volgen. De procedure voor aanwijzen van de locaties bestaat uit vier stappen: 1. het vaststellen van de procedure; 2. het vaststellen van de toetsingspunten; 3. de totstand-koming van de shortlist; 4. het aanwijzen van de locaties aan de hand van de shortlist. Na het vaststellen van de shortlist zijn we aan de slag gegaan met stap 4 van de procedure. In stap 4 houden we een nadere verkenning en inventarisatie van reacties op de locaties door het voeren van buurtgesprekken. In de procedure staat het als volgt omschreven: "De opvattingen en suggesties van direct belanghebbenden van de 2 à 3 locaties per voorziening worden via participerende inspraak geïnventariseerd. Hiertoe worden mensen per buurt actief benaderd. Er volgt een nadere verkenning en inventarisatie naar de reacties op de locaties van de shortlist. De resultaten worden door het college voorgelegd aan de raad, voorzien van een advies voor het aanwijzen van vier (inmiddels drie) locaties waarin aandacht besteed is aan de beheersbaarheid vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid van de voorziening op de locaties." In het aangeboden raadsvoorstel is het resultaat van stap 4 verwoord. Reden van aanbieding: In de door de raad vastgestelde procedure wordt in vier stappen gekomen tot het aanwijzen van locaties voor opvangvoorzieningen. Stap 1 t/m 3 zijn reeds doorlopen. In stap 4 zal de raad drie locaties aanwijzen. Op 8 april is een hoorzitting gepland. Op 15 april zal het raadsvoorstel in De Ronde besproken worden ter voorbereiding op besluitvorming in Het Besluit. Van de raad wordt gevraagd: Van De Ronde wordt gevraagd zich voor te bereiden op besluitvorming. Vervolgtraject: Bij afronding van de bespreking in De Ronde op 15 april kan het raadsvoorstel "Aanwijzen locaties opvangvoorziening" naar verwachting geagendeerd worden voor Het Besluit op 22 april. Doel activiteit: Voorbereiding Besluit Soort activiteit: Raadsvoorstel Soort verslag: Verslag
Collegebesluit 30/10/2007
Bijbehorende documenten: /smartsite.shtml?id=187868 incl. bijlage participatie-instrumenten en reactie buurtgesprekken : Bundel: http://www.amersfoort.nl/smartsite.shtml?id=185423 : /smartsite.shtml?id=187867 : http://www.amersfoort.nl/docs/internet/_wonen_en_leven/_zorg_en_welzijn/Daklozenopvang/qscan-soc-vh-opvang.pdf : /docs/bis/raad/2008/Raadsstukken/maart/2684450%20belang%20effectieve%20keten%20voor%20OGGZ%20doelgroep.pdf : /smartsite.shtml?id=188487 Reg.nr .: 2661942 Brief GGD Eemland (pdf) Verslag hoorzitting 8 april (pdf) 2661942 (pdf)
Collegebesluit 30/10/2007
Portefeuillehouder : mr. P.J.T. van Daalen Woordvoerder eerste ronde: G. Boeve - concept verslag vergadering De Ronde 15 april - concept amendementen van raadsfractie BPA : 1, 2. 3, 4 - raadsinformatiebrief 2008 nr 50 3 (pdf) 2 (pdf) raadsinformatiebrief 2008 nr 50 (pdf) 1 (pdf) 4 (pdf) concept verslag (pdf)
Collegebesluit 30/10/2007
2.
Doelstellingen ontwikkelingsplannen Amersfoort Vernieuwt Bijlage : Doelstellingen ontwikkelingsplan Liendert/Rustenburg Bijlage : Doelstellingen ontwikkelingsplan Randenbroek/Schuilenburg Reg.nr. : 2674256 Reg.nr. : 2683114 Reg.nr. : 2683110 2683110 (pdf) 2674256 (pdf) 2683114 (pdf)
Collegebesluit 30/10/2007
Portefeuillehouder : drs. J.A. Hekman Woordvoerder eerste ronde: mevr. drs. D. van Wijngaarden
Collegebesluit 30/10/2007
Besluiten zonder debat
Collegebesluit 30/10/2007
3.
Voorbereidingsbesluit dansgelegenheid Westsingel / Hellestraat Reg.nr .: 2671581 2671581 (pdf)
Collegebesluit 30/10/2007
Toelichting : Op 21 december 2004 heeft de gemeenteraad een voorbereidingsbesluit genomen ten behoeve van de vestiging van een dansgelegenheid aan de Westsingel / Hellestraat. Op 11 december 2007 heeft de raad besloten tot het starten van de vrijstellingsprocedure ex art. 19,1 WRO. Tegen dit besluit zijn bezwaarschriften ingediend. Voor de afhandeling van deze bezwaarschriften moet een nieuw en aangepast vrijstellingsbesluit worden genomen. Dit kan alleen als voor het betreffende gebied een voorbereidingsbesluit geldt. Aangezien dit nu niet het geval is wordt voorgesteld een nieuw voorbereidingsbesluit te nemen.
Collegebesluit 30/10/2007
4.
Gemeentelijk Rioleringsplan 2007 - 2011 (GRP-3) Bijlage : Rioleringsplan 2007-2011 Aanvullende informatie Gemeentelijk Rioleringsplan 2007 - 2011 (GRP-3) Reg.nr .: 2713501 Aanvullende informatie (pdf) Rioleringsplan 2007-2011 (pdf) 2713501 (pdf)
Collegebesluit 30/10/2007
Toelichting : In februari 2003 heeft de gemeenteraad het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan GRP-2 vastgesteld. In 2007 is gewerkt aan een concept Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011 GRP-3, dat conform de Wet Milieu-beheer voor commentaar is voorgelegd aan Gedeputeerde Staten van Utrecht en de Dijkgraaf en Heemraden van Waterschap Vallei & Eem. In november 2007 is het ontwerp GRP-3 vrij gegeven voor inspraak. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen. Voorgesteld wordt het Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011 (GRP-3) vast te stellen. Het voorstel is besproken in De Ronde van 8 april j.l.
Collegebesluit 30/10/2007
Moties
Collegebesluit 30/10/2007
5.
GroenLinks: motie ’Alleen een dak op de bak’ motie ’Alleen een dak op de bak’ (pdf)
Collegebesluit 30/10/2007
Benoemingen
Collegebesluit 30/10/2007
6.
Benoeming buitengewoon fractielid Jouw Amersfoort
Collegebesluit 30/10/2007
Toelichting : Stembriefje Jouw Amersfoort draagt op grond van art. 13 van het Reglement van orde de heer N.G. Meijer voor ter benoeming als buitengewoon fractielid.
Collegebesluit 30/10/2007
Einde
Verslag De Ronde op 8 april 2008: Hoorzitting in verband met aanwijzen locaties opvangvoorzieningen dak- en thuislozen Voorzitter: Parmaksiz Secretaris: De Korte Aanwezig: Van Bekkum, Beltman, Van den Berg, Van Berkum-Admiraal, Boeve, De Crom, Hinloopen, Killi, Noortman-Nieuwendijk, Smit, Voogt, Van Wijngaarden, Van Woudenberg-Tenge Pers: ja Publiek: 70 Conceptverslag: MKW secretariaatsservices Wethouders: Van Daalen Ambtenaar/Gast: Verheule 2732875 Tel. nr.: (033) 4694379 E-mail:
[email protected] Reg. nr.: Punt
Inhoud
Actie
Doel: Van de raad wordt gevraagd kennis te nemen van de reacties van de insprekers. Algemene inspreker Inspreker Ooms: - Wil het opnemen voor de dak- en thuislozen, dat zijn onze broers, zussen, anderszins familie, zieken en dergelijke. Zij belanden ongewild op straat. - Ze krijgen veelvuldig nieuwe contactpersonen bij de gemeente. - Nu worden miljoenen euro’s uitgetrokken voor de voorzieningen. - Twijfelt of er wel eens iemand is geweest die echt met de doelgroep heeft gesproken. - De buurt krijgt weer een nieuw tehuis "door de strot geduwd". Met mooie muren en koperen pijpen? Maar wat gebeurt er binnen de muren? Is daarvoor wel aandacht? - Afspraken worden niet nagekomen. Insprekers ten behoeve van Leusderweg 24 Inspreekster Van Zon: - Heeft slechts één vraag: kan een raadslid vanuit het huis van spreekster naar de locatie Leusderweg 24 komen kijken? Niemand houdt rekening met het uitzicht vanaf woningen, alles wordt bezien vanaf de andere kant. Inspreekster Van Plateringen: - Blijkbaar zijn er nu al drie modellen voor de opvang aan de Leusderweg. - Moet nu uit de krant vernemen dat er een 24 uursopvang komt en dit zou de wens van de bewoners zijn. Dit is een onjuiste stelling. - Er is steeds gesproken over dagopvang. - Hoopt dat de gehele toetsings- en inspraakprocedure wordt herzien omdat nu dus wordt gesproken over 24 uursopvang. Dat is wezenlijk iets anders dan dagopvang. - Ga met buurtbewoners praten want die weten precies waar de doorsteekjes zijn. - Hoort de gemeente de emoties van buurtbewoners dan niet? - De Leusderweg wordt straks een belangrijke toegangsweg voor Amersfoort
1
-
en nu komt juist aan zo’n belangrijke weg een 24 uursopvang. Wil cijfers zien over verslaafden. Waar zijn die cijfers dan, van bijvoorbeeld Centrum Maliebaan? Wijst de wethouder op de exacte locatie van De Kersenbaan: Leusderweg 24 in plaats van Leusderweg 26. De wijk vereist structureel toezicht maar hoe rijmt zich dit met slechts twee wijkagenten? Voelt zich als wijkbewoner niet serieus genomen en hoopt dat de raad op 15 april 2008 bezint. Sluit af met de woorden: "wethouder, ik ben het spuugzat".
Inspreker Woudenberg: - Al tien jaar lang heeft inspreker uitzicht gehad op een afbraakwijk en nu komt als opvolger hiervan een 24 uursverslaafdenopvang? - Naar aanleiding van een uitzending van Netwerk is spreker opgebeld door een bewoonster uit Dordrecht die heeft gewezen op de overlast die een dergelijke opvang kan veroorzaken. Inspreker Brand: - Is een toekomstig bewoner van Weltevreden aan de Leusderweg. - Op 60 meter van de woning komt nu een verslaafdenopvang, wat de klanten van sprekers onderneming weg zal houden. - Wil graag inzicht in onderzoeksrapport waaruit blijkt dat opvangvoorzieningen geen invloed hebben op de waarde van de woningen. - Heeft de woning op andere gronden gekocht dan nu aan de orde is. Er komt ook nog eens minder groen in de wijk (binnenplein) en wellicht wordt het binnenplein omsloten met een hek. Spreker had bij de koop van zijn woning op meer groen gerekend. - Er zijn fouten gemaakt bij het verststuren van de uinodiging. Wil dat toekomstige bewoners van Weltevreden worden gehoord. Inspreekster Serno: - Is sprake van boerenbedrog of weloverwogen ondeskundigheid? - Hoe kan het zijn dat een dagopvang gelijk wordt gesteld aan een 24 uursopvang? - Uit niets is gebleken dat bewoners zelf opteren voor een 24 uursopvang. - Hoe hard wordt gebeten in de hand van degene die het dier voedt? - Vraagt zich met name af hoe in de gemeente wordt omgegaan met het bewaken van integriteit. - Wat zijn de plannen als de Kleine Haag ophoudt te bestaan? Wordt Leusderweg 24 dan alsnog 24 uursopvang, een plek die zo dicht bij scholen en woningen ligt? - De indruk leeft dat de gemeente slechts drie belangengroeperingen dient: zichzelf, de verslaafden (en een niet genoemde derde groepering) maar zeker niet de bewoners. BPA (Smit): - Hoe zijn de bewoners van Weltevreden geïnformeerd? Inspreker Brand: - Voor de eerste bijeenkomst (Zonnehof) zijn de toekomstige bewoners niet uitgenodigd. - De bewoners hebben de gemeente er zelf op moeten wijzen dat ze niet voor de juiste bijeenkomst zijn uitgenodigd.
2
CDA (Noortman-Nieuwendijk): - Hoe komen de bewoners erbij dat ze zelf zouden hebben gekozen voor 24 uursopvang? Inspreekster Van Plateringen: - Dat staat in een brief die bewoners van de gemeente hebben ontvangen. Insprekers ten behoeve van Hogeweg Inspreekster Norp: - Tijdens de participatie is nooit gesproken over een hostel op de locatie Hogeweg. Inmiddels zijn wel twee stedenbouwkundige modellen ontwikkeld. - Het zwembad kan niet zomaar worden opgeschoven. - In het besluit niet in het Waterwingebied te bouwen, is het opschuiven van het zwembad geen optie. - Welk proces gaat de gemeente opnieuw doen: Hogewegzone of locatie voor een hostel? - Over een aantal jaren is meer bekend over de behoefte aan opvangplaatsen en kan duidelijk worden of opvang het beste in een grote opvanglocatie moet plaatsvinden of in meerdere kleine locaties. - Aan een drugopvang worden nauwelijks tot geen eisen aan gebruikers gesteld. Bij een hostel is dat anders: dan dienen gebruikers zich te kunnen en willen houden aan opgelegde regels. - Het is teleurstellend dat zo weinig genodigden hebben deelgenomen aan de excursie naar een hostel in Utrecht. - De verwachting is dat het aantal opvangplaatsen gaat dalen. Een 24 uursopvang voor twintig op te vangen personen is dan overdreven. - Harddrugsgebruikers moeten zeker de kans krijgen hun leven weer op de rit te krijgen maar het is niet juist om hun opvang te baseren op een onjuist proces. - Evalueer opvangmogelijkheden en benodigde aantallen eerst grondig alvorens besluiten te nemen. Inspreker Nieuwboer: - Het ontbreekt de Hogeweg aan sociale controle, een verschijnsel waar harddrugsgebruikers baat bij hebben. Van de vele auto’s gaat geen sociale controle uit. - In het Waterwingebied zijn geen mogelijkheden tot integratie van verslaafden, ook een verschijnsel waar verslaafden baat bij hebben. Van de kudde schapen mag weinig integratiekracht worden verwacht. - Op 200 meter van het geplande hostel staat een school voor beroepsonderwijs, een kwetsbare doelgroep. Weer 100 meter verderop staat een school voor jongeren met psychische problemen en nog weer een eindje verderop staat een school voor jongeren die leerwegondersteuning nodig hebben. In de nabijheid van deze scholen is een hostel niet de juiste plaats. Betrek hierbij ook nog de Jeugdmonitor, die zegt genoeg. - Ook een plaatsing bij Liendert om de hoek is niet gelukkig. - De locatie van het hostel dichtbij een toegang voor Amersfoort met een allure van zo ongeveer de Arc de Triomphe, is misplaatst. - Wenst de raad veel wijsheid bij haar besluit. BPA (Smit): - Hoe kijkt inspreekster Norp aan tegen een tijdelijke opvang? Inspreekster Norp:
3
-
Aantallen verslaafden nemen af – van zestig naar twintig zo is de voorspelling – dus wijst nogmaals op het belang van heroverweging van de plannen.
Insprekers ten behoeve van Kleine Haag Inspreker Stoutjesdijk (namens een aantal omwonenden): - Denkt dat opvang van alcoholverslaafden veel overlast veroorzaakt. Het zal nog wel drie jaar duren voordat de opvang aan de Leusderweg gereed is. Tot die tijd echter maken de bewoners van de Zuidsingel zich zorgen. - Is niet deskundig op het vlak van aantallen verslaafden maar verbaast zich erover dat het aantal verslaafden terug zal lopen van zestig naar twintig. Inspreker De Vries: - Rept over een déjà vu met de wethouder en diverse raadsleden. - Heeft goed nieuws voor de toehoorders: zal dit keer geen donderspeech houden. - Is bewoner van de Kleine Haag en woont daar met genoegen. Rept over vijf verslaafden waarmee contact wordt gezocht maar dit contact komt niet tot stand met als goed gevolg: ook geen overlast. Kortom: het is goed wonen naast een opvang. - Is inmiddels ervaringsdeskundige als het om opvang gaat, en prijst in die zin ook zijn buurman aan de insprekerstafel, Bob. Heeft herhaaldelijk aangeboden de gemeente te adviseren maar hiervan wordt geen gebruik gemaakt, maar wel van onderzoeksbureaus. - De buurt heeft inmiddels zeven keer de regionale televisie gehaald. - Wat gebeurt hier nu? Wordt er nu zo’n poppenkast opgevoerd voor nietbestaande verslaafden? - Beveelt een ieder aan op internet het verhaal van Uria te googelen: essentie van dit verhaal is hoe het is om naast opvang te wonen. - Wijst de wethouder erop dat hij niet reageert op contactinitiatieven. - Zit hier nu voor de zevende keer en heeft herhaaldelijk gehoord dat de gemeente de communicatie richting inspreker en buurt zou verbeteren en de buurt zou informeren maar niks van dit alles. - De gemeente is nog niet af van insprekers. - Verkiest in Amersfoort te blijven wonen en dus niet te verhuizen, iets waar de gemeente misschien op hoopte. - Ziet uit naar toekomstige contacten met de gemeente over de opvangkwestie. CDA (Noortman-Nieuwendijk): - Heeft inspreker De Vries geen brief ontvangen van de gemeente dat de opvang aan de Stovestraat wellicht gaat verhuizen? Inspreker De Vries: - Heeft geen brief ontvangen met de bedoelde informatie. Inspreker Bob: - Is paraprofessional maar daar wordt niet naar geluisterd. - De wethouder heeft een uitnodiging van spreker afgewezen om naar opvang in Hoogeveen te komen kijken. - Is voorbereid op het ondernemen van juridische stappen. - Er moet opvang op kleinere schaal komen. - Geef nou eens een paar ton euro uit aan de binnenkant van opvanghuizen in plaats van aan de buitenkant. - De gemeente wil liever ingaan op uitnodigingen van projectontwikkelaars. - Komt al vijf jaar op voor daklozen.
4
-
Had overige daklozen vanavond bij zich willen hebben maar die durfden niet te komen.
SP (Beltman): - Op 27 november 2007 is besloten dat de Kleine Haag wordt betrokken in de opvangdiscussie. Is inspreker De Vries hier per brief over geïnformeerd? En is met bewoners geen enkele avond belegd om over opvang op de Kleine Haag te spreken? Inspreker Stoutjesdijk: - Na de vergadering wordt mevrouw Beltman een brief overhandigd waaruit blijkt dat bewoners van de Kleine Haag niet door de gemeente zijn benaderd voor een informatieavond. Samenvattend: - De wethouder geeft aan dat toekomstige bewoners van Weltevreden (voorzover bekend o.a. via makelaar) worden uitgenodigd voor volgende bijeenkomsten. - De raadsleden ontvangen zo spoedig mogelijk, de adresgegevens van insprekers, eventueel aangeleverde teksten, het verslag van de hoorzitting en een reactie van het college op de inbreng van de insprekers. - Op 15 april zal in De Ronde vervolgbehandeling plaatsvinden. Afhankelijk van de uitkomsten van De Ronde vindt agendering plaats in een volgende vergadering.
Vastgesteld in de vergadering van 27 mei 2008, De griffier,
De voorzitter,
5
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder mr P.J.T. van Daalen
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2661942 : 18 maart 2008 : HB-1
TITEL Aanwijzen locaties opvangvoorzieningen dak- en thuislozen
1. BESLISPUNTEN 1. De locatie Leusderweg 24 aan te wijzen als locatie voor het realiseren van een Zorgcentrum met 24-uurs opvang van alcoholverslaafde dak- en thuislozen; 2. de locatie Hogeweg 120 aan te wijzen als locatie voor het realiseren van het hostel voor harddrugsverslaafde dak- en thuislozen en mee te nemen in de ontwikkeling van de Hogewegzone; 3. Hogeweg ten westen van nr. 116 aan te wijzen als tijdelijke locatie voor een hostel voor harddrugsverslaafden; 4. De Kleine Haag 3 aan te wijzen als tijdelijke locatie voor een Zorgcentrum met 24-uurs opvang voor alcoholverslaafde dak- en thuislozen en daarna aan te wijzen als locatie voor de algemene dagopvang voor dak- en thuislozen; 5. Het Smallepad naast nr. 6 aan te wijzen als tijdelijke locatie voor de algemene dagopvang voor dak- en thuislozen; 6. het college het verplaatsen van de dagopvang en het realiseren van het hostel en de alcoholopvang verder in samenwerking met de potentiële exploitanten te laten realiseren en dit planologisch te verankeren; 7. het college de uit dit voorstel volgende veiligheidsmaatregelen rond de voorzieningen te laten nemen; 8. de motie Locatiekeus opvangvoorzieningen (behoefte en financiering) als afgedaan te beschouwen.
2. AANLEIDING Het college heeft in haar collegeprogramma 2006-2010 uitgesproken een drietal voorzieningen voor daken thuislozen te willen realiseren als aanvulling op het bestaande aanbod: een hostel voor harddrugsverslaafden, een dagopvang voor alcoholverslaafde dak- en thuislozen en een nieuwe algemene dagopvang voor dak- en thuislozen, waarna de voorziening in de Stovestraat gesloten wordt. Hiermee verbeteren we de leefomstandigheden van dak- en thuislozen en dringen we de overlast die een deel van de doelgroep veroorzaakt, terug. We willen dat in Amersfoort iedereen een dak boven zijn hoofd heeft. Ook die mensen die het niet vanzelfsprekend redden en door een samenloop van omstandigheden hun huis kwijt geraakt zijn en gaan zwerven. De gemeente Amersfoort heeft als centrumgemeente voor de maatschappelijke opvang en voor de verslavingszorg de taak om te zorgen voor opvang voor mensen die tijdelijk of langer niet in staat zijn zelfstandig te wonen. In het collegeprogramma staat nog een vierde voorziening, de woonunits voor zeer onaangepaste huurders. Hiervoor hebben we bij het vaststellen van de shortlist van mogelijke locaties voor de opvangvoorzieningen besloten een afzonderlijk traject te volgen. Leeswijzer In dit raadsvoorstel wijzen we de locaties aan voor de drie voorzieningen algemene dagopvang, alcoholopvang en een hostel. Als eerste zetten we uiteen, aan de hand van het raadsbesluit Procedure opvangvoorzieningen locatiekeus, in welke fase van de procedure we ons bevinden (paragraaf 2.1). De procedure kenmerkt zich door transparantie en mogelijkheden tot participatie. In paragraaf 2.2 zetten we op een rij hoe we dit hebben vormgegeven. Paragraaf 3 beschrijft de ontwikkelingen in de zorg voor dak- en thuislozen en het beoogde effect van het aanwijzen van de locaties. Hierbij gaan we ook in op de aantallen dak- en thuislozen. Inlichtingen bij:
P. Verheule, WSO/MO, (033) 469 44 85
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 2
In paragraaf 4.1 zetten we de in stap 2 van de procedure vastgestelde Toetsingspunten nogmaals op een rij. Paragraaf 4.2. beschrijft de bevindingen uit de buurtgesprekken en de reacties aan de hand van de reactieformulieren. Hierna gaan we in paragraaf 5 in op de veiligheid en beheersbaarheid rond de voorzieningen. Hierin is ook het resultaat van een onderzoek door een extern bureau naar veiligheidsaspecten rond de voorzieningen terug te vinden (paragraaf 5.1). In paragraaf 6 zetten we de argumenten op een rij die leiden tot het voorgelegde besluit en wijzen we de locaties aan. Ook vermelden we hier de te nemen maatregelen openbare orde en veiligheid rond de locaties. We plaatsen hierbij een aantal kanttekeningen in paragraaf 7. Hierna gaan we in paragraaf 8 in op de financiële aspecten van het aanwijzen en realiseren van de opvangvoorzieningen en sluiten we af met informatie over het vervolgtraject (paragraaf 9) en de betrokken partijen (paragraaf 10). 2.1 Procedure locatiekeus opvangvoorzieningen We gaan drie locaties voor de opvangvoorzieningen aanwijzen. Hiertoe hebben we de Procedure locatiekeus opvangvoorzieningen in oktober 2006 vastgesteld. De procedure bestaat uit vier stappen: 1. het vaststellen van de procedure; 2. het vaststellen van de toetsingspunten; 3. de totstandkoming van de shortlist; 4. het aanwijzen van de locaties aan de hand van de shortlist. Shortlist Stap drie van de procedure hebben we reeds doorlopen. Op 27 november 2007 heeft de gemeenteraad de shortlist vastgesteld met 2 à 3 mogelijke locaties per voorziening. Deze shortlist ziet er als volgt uit: Dagopvang: - Coninckstraat 58 - Smallepad naast nr. 6 Alcoholopvang: - Leusderweg 24 - Leusderweg 26 - Zonnehof 10 Hostel harddrugsverslaafden: - Grote Koppel 65 - Hogeweg 120 - Snouckaertlaan 70 Stap vier van de procedure Na het vaststellen van de shortlist zijn we aan de slag gegaan met stap 4 van de procedure. In principe zijn de shortlistlocaties geschikt voor de genoemde voorziening. In stap 4 houden we een nadere verkenning en inventarisatie van reacties op de locaties door het voeren van buurtgesprekken. In de procedure staat het als volgt omschreven: “De opvattingen en suggesties van direct belanghebbenden van de 2 à 3 locaties per voorziening worden via participerende inspraak geïnventariseerd. Hiertoe worden mensen per buurt actief benaderd. Er volgt een nadere verkenning en inventarisatie naar de reacties op de locaties van de shortlist. De resultaten worden door het college voorgelegd aan de raad, voorzien van een advies voor het aanwijzen van vier (inmiddels drie) locaties waarin aandacht besteed is aan de beheersbaarheid vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid van de voorziening op de locaties.” Het Zorgcentrum aan de Kleine Haag In de Ronde van 27 november 2007 is in de discussie in de Ronde het voorstel gedaan de Kleine Haag te betrekken bij het zoekproces. Aan de Kleine Haag 3 is het Zorgcentrum voor harddrugsverslaafden gehuisvest. Bij de start van het Zorgcentrum maakten 58 cliënten gebruik van het centrum. Rond de zomer 2007 was dit aantal door doorstroom en het plaatsen in zorgtrajecten teruggebracht tot 39. Op dit moment is het aantal cliënten in het Zorgcentrum 21. Deze cliënten zijn zo ver opgeknapt dat ze gebruik kunnen maken van een hostel. Dat zou betekenen dat het aantal nog verder terug loopt. De wethouder heeft namens het college aangegeven dat de suggestie van de raad om de Kleine Haag te betrekken bij het zoekproces bestudeerd moet worden en heeft toegezegd dat de Kleine Haag meegenomen wordt in het verdere traject van het aanwijzen van locaties.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 3
We hebben omwonenden van de Kleine Haag 3 via een brief huis-aan-huis hierover geïnformeerd. We zulllen, bij het mogelijk aanwijzen van de Kleine Haag, de bestaande buurtbeheergroep en de omwonenden actief benaderen en informeren. 2.2. Participatie en transparantie De procedure kenmerkt zich door een open karakter en geeft verschillende mogelijkheden tot participatie. We maken de stappen die we nemen steeds inzichtelijk. Er is daarbij een hoge mate van participatie door consultatie mogelijk. Dit hebben we voor de stappen twee en drie gedaan en ook in stap vier is dat aan de orde. We zetten hier op een rij met welke instrumenten we dit in stap vier hebben vormgegeven: - Een speciale website www.amersfoort.nl/daklozen, met actuele informatie; - Emailservice met direct mailings; - Een aantal Stadsberichten (extra); - Huis-aan-huis mailings; - Zeven buurtgesprekken en de mogelijkheid reactieformulieren in te vullen; - Een Quickscan veiligheidsmaatregelen door een extern bureau; - Twee excursies met omwonenden naar opvangvoorzieningen; - Overleg met cliëntenorganisaties. Door het inzetten van verschillende participatieinstrumenten hebben we een brede groep mensen bereikt en ook met veel mensen direct contact gehad. Zo zijn bijvoorbeeld de buurtgesprekken door 361 omwonenden bezocht en we zijn met 13 mensen op excursie geweest. In de bijlage Gebruikte participatie-instrumenten (bijlage 1) zetten we uitgebreid uiteen wat deze inhielden en in welke omvang ze ingezet zijn. Naast de participatie via deze gerichte instrumenten hebben mensen ook regelmatig gebeld naar het stadhuis met vragen of opmerkingen of hebben brieven geschreven waarop we gereageerd hebben.
3. BEOOGD EFFECT Het collegeprogramma 2006-2010 zet, wat betreft de maatschappelijke opvang, in op het verder scheiden van doelgroepen in de dak- en thuislozenzorg. Hierdoor verbeteren de leefomstandigheden van dak- en thuislozen en het draagt bij aan het verminderen van de overlast in de stad. Met het scheiden van doelgroepen kunnen we gerichte behandeling en zorg voor een speciale doelgroep bieden. We gaan een opvang voor alcoholverslaafde dak- en thuislozen inrichten. Door hiervoor een speciaal centrum in te richten kan daar via een integrale aanpak van opvang, verpleging, behandeling en resocialisatie, gericht gewerkt worden aan de verbetering van de leefomstandigheden. De algemene dagopvang kan zich, doordat de alcoholverslaafden daar niet langer opgevangen hoeven worden, nog nadrukkelijker richten op activering. Het hostel voor drugsverslaafde daklozen biedt de cliënten de mogelijkheid in een beschermde woonomgeving te leven en door verzorging, begeleiding en het hebben van een dagbesteding voorkomt dit de terugval in een leven op straat. Voor alle drie de opvangvoorziening telt dat een groot deel van de groep mensen die hier verblijft niet, meer op straat vertoeft en zolang ze op straat verblijven voor de nodige overlast zorgt. Daklozen die nu nog regelmatig hun alcohol op straat nuttigen en daar opgejaagd worden omdat dit verboden is, kunnen naar de opvangvoorziening. Door gerichte behandeling stabiliseren mensen en neemt daarmee de overlast die ze veroorzaken af. Hiermee geven we uitvoering aan ons beleid geformuleerd in de nota Zorg onder dak: maatschappelijke opvang 2004-2008. Door het aanwijzen van de locaties voor de dagopvang, het hostel en de alcoholopvang geven we duidelijkheid over de komst van een voorziening in een buurt. Na een anderhalfjaar durend traject van inspraak geven we duidelijkheid over de komst van de voorzieningen. We kunnen na het aanwijzen van de locaties elk van de buurten betrekken bij de realisatie van de voorziening en in gesprek blijven over de wijze waarop deze voorziening hier functioneert. 3.1. Ontwikkelingen in de zorg voor dak- en thuislozen De zorg aan (verslaafde) dak- en thuislozen cq. zorgmijders is de laatste jaren sterk verbeterd. Instellingen werken intensiever samen om een sluitende keten te vormen. Hierbij moeten we denken aan zorginstellingen maar ook aan de samenwerking tussen zorg en corporaties, de samenwerking met
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 4
schuldhulpverlening, enz. Dit voorkomt dat de doelgroep van de ene naar de andere voorziening kan ‘shoppen’ en eigenlijk niet opknapt. De inzet van bemoeizorg die we in 2007 uitgebreid hebben, zorgt er ook voor dat mensen met een complex aan problemen en/ of dreigende huisuitzetting actief opgespoord worden om de ergste ontregeling van hun leven te voorkomen. Bemoeizorg is die zorg die mensen op grond van signalen van bijvoorbeeld een corporatie, ongevraagd aan de deur krijgen of zorg die mensen die buiten slapen actief opspoort. Hiermee is in Amersfoort het jarenlang ongezien afglijden of verwaarloosd op straat verblijven, zonder dat hulpverleningsorganisaties hier weet van hebben en in actie komt, eigenlijk niet meer mogelijk. Het kan nog wel enig geduld en daarmee tijd vergen om mensen die dreigen af te glijden in dak- en thuisloosheid te bewegen hulp te aanvaarden. We hebben door de opening van het Zorgcentrum voor harddrugsverslaafden in 2006 een inhaalslag kunnen maken voor die mensen die jarenlang op straat leefden, verslaafd waren en eigenlijk niet echt verder kwamen omdat gerichte opvang en behandeling nodig was. Dat is, in een boven verwachting zeer korte tijd, gelukt. Omdat er nu intensiever achter zorgmijders aan gezeten wordt en omdat het gebruik van heroine sterk achteruitgaat, verwachten we geen nieuwe aanwas van Zorgcentrumcliënten. Beschermd wonen voor harddrugsverslaafden is nodig. Hierin kunnen ook die mensen wonen die dreigen af te glijden naar een leven op straat. (Verslaafde) dak- en thuislozen hebben te maken met een complex aan problemen. Problemen op het gebied van huisvesting, verslaving, schulden, psychosociale of psychiatrische problemen. Velen hebben geen werk of dagbesteding en er ontbreekt een sociaal netwerk. In Amersfoort zijn meerdere organisaties betrokken bij deze doelgroep en problematiek. Meerdere hulpverleningsorganisaties vormen een keten van zorg om op die manier een sluitend aanbod/ vangnet voor deze doelgroep te realiseren. Dit zijn organisaties uit de geestelijke gezondheidszorg als Symfora en het RIAGG en ook de maatschappelijke opvang (Stichting Iks) en verslavingszorg (Centrum Maliebaan). Zij werken tevens samen met Stadsring 51 en de woningcorporaties De Alliantie en Portaal. 3.2. Aantallen cliënten voor de voorzieningen Bij het vaststellen van de Procedure voor de locatiekeus hebben we in de Ronde van 3 oktober 2006 informatie gegeven over de aantallen dak- en thuislozen die gebruik zullen maken van de voorzieningen. Bij het vaststellen van de procedure heeft de raad een motie aangenomen waarin ze het college opdraagt bij de voorstellen voor de aan te wijzen locaties de daadwerkelijke behoefte in kaart te brengen. We zetten de aantallen daarom opnieuw op een rij. We hebben daarbij ook vermeld dat het registreren van de groep daken thuislozen qua aantallen een zekere onzekerheid met zich meebrengt. Een deel van de doelgroep kenmerkt zich door ‘duikgedrag’: met enige regelmaat is men een poosje uit beeld en verschijnt dan toch weer. Met veldwerkers en ook met behulp van meldingen via de politie wordt geprobeerd mensen zo veel mogelijk ‘achter de broek aan te zitten’ en in opvangvoorzieningen te krijgen. We moeten daarin ook reëel blijven; men dringt aan maar kan vaak niet dwingen. Capaciteit eerste opvang In Amersfoort zijn tussen de 120 en de 150 dak- en thuislozen. Van de opvangvoorzieningen maken zowel mensen gebruik die dakloos zijn als mensen die thuisloos zijn. Daklozen zijn die mensen die daadwerkelijk geen woonverblijf (meer) hebben: zij leven zonder vaste woon- of verblijfplaats. Thuislozen zijn die mensen die nog wel zelfstandige woonruimte hebben of gebruik kunnen maken van woonruimte van anderen, maar daar nauwelijks verblijven. Ze zwerven rond en keren zich af van hulpverlening of begeleiding. Voor beide groepen geldt dat via opvangvoorzieningen het uiteindelijke streven is mensen met begeleiding weer zelfstandig te laten wonen of naar een definitieve opvangvoorziening te leiden. Een laagdrempelige opvang met een inloopkarakter is de eerste stap op weg naar een meer gestructureerd leven met wonen. In de algemene dagopvang voor dak- en thuislozen komen max. 45 mensen per dag. Door de week heen komen hier gemiddeld 90 verschillende mensen; een aantal mensen komt een aantal dagen in de week. De mensen zijn op naam bekend. Er wordt bijgehouden wanneer men aan- of afwezig is. De opvang voor alcoholverslaafde dak- en thuislozen is bedoeld voor 40 tot 50 cliënten. Deze cliënten zijn op dit moment op naam bekend. Hiervan komen nu nog 16 cliënten met enige regelmaat in de algemene dagopvang; niet elke dag maar wel regelmatig. De overige cliënten zwerven op straat.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 5
De nachtopvang aan de Arnhemseweg heeft een capaciteit van 14. Over de maand verdeeld zijn er 29 verschillende bezoekers. Deze capaciteit wordt in de wintermaanden op andere locaties gedurende drie maanden uitgebreid naar 34. De nachtopvang weigert geen mensen wegens ruimtegebrek; heeft dus voldoende capaciteit. Van het Zorgcentrum voor harddrugsverslaafden maken op dit moment 21 cliënten gebruik. Het is in 2006 van start gegaan met 58 cliënten en heeft een maximumcapaciteit van 60. Een groot deel van deze mensen is uitgestroomd naar woonbegeleiding. Het deel dat er nu zit kan in een hostel wonen. In het hostel voor harddrugsverslaafden zullen 25 mensen gaan wonen. Dit zijn vooral mensen die nu in het Zorgcentrum verblijven en een aantal mensen dat nog zelfstandig woont maar moeilijk te handhaven is. Ze zijn toe aan een verblijf in een hostel. Het vervolg De algemene dagopvang, een alcoholopvang en het Zorgcentrum zijn een eerste of tweede aanloop naar meer; naar een uitstroom naar zelfstandig wonen of naar een definitief, langdurig verblijf in een beschermde woonvoorziening of iets vergelijkbaars. In de maatschappelijke opvang is het uitgangspunt dat we mensen begeleiden die tijdelijk niet in staat zijn zelfstandig te wonen. Ze moeten worden gemotiveerd en verleid om weer een gestructureerd en zelfstandig leven te leiden. Bij langdurige en complexe problemen kan dit enige tijd duren. Daarom bieden we, na de eerste laagdrempelige opvang vervolgvoorzieningen als de tussenhuizen waar mensen tijdelijk in groepsverband wonen, een sociaal pension waar mensen met een aantal uren begeleiding wonen of ‘oefenwoningen’. Al deze vormen zijn er op gericht om mensen structuur te bieden, terugval te voorkomen en te begeleiden naar behandeling van hun ziekte, en/of verslaving, dagbesteding, werk en zo mogelijk een zelfstandige woning. We blijven de ontwikkeling van aantallen dak- en thuislozen intensief volgen.
4. BUURTGESPREKKEN Voordat we de argumenten op een rij zetten voor de aan te wijzen locaties kijken we nog even terug naar de toetsingspunten zoals we ze geformuleerd hebben. Vervolgens gaan we in op de uitkomsten uit de buurtgesprekken. 4.1. Toetsingspunten Zoals gezegd zijn alle locaties die op de shortlist staan bij de weging in principe geschikt gevonden voor het realiseren van de aangegeven voorziening. We hebben bij het vaststellen van de shortlist een weging gemaakt aan de hand van acht toetsingspunten: 1. Grootte en bruikbaarheid; 2. Ligging: situering in de stad; 3. Bereikbaarheid; 4. Beschikbaarheid; 5. Beheersbaarheid; 6. Sociale omgeving; 7. Aanwezigheid voorzieningen/ functies die eigen veiligheids- of overlastrisico in zich houden; 8. Aanvoer-/ afvoerwegen bevoorrading. De toetsingspunten in stap vier Ten behoeve van het aanwijzen van de locaties hebben we in de procedure vastgesteld dat we een nadere verkenning en inventarisatie van reacties uit de buurten rond de shortlistlocaties genereren. De vier eerste toetsingspunten: grootte, ligging, bereikbaarheid en beschikbaarheid en punt acht: aan-/afvoerwegen, zijn toetsingspunten die bij het vaststellen van de shortlist helder zijn geworden. Daar kunnen zich geen wijzigingen in voordoen. Voor de punten beheersbaarheid, sociale omgeving en aanwezigheid voorzieningen of functies die een veiligheids- of overlastrisico in zich houden zijn de reacties uit de buurtgesprekken een zinvolle aanvulling. Aan de hand van deze reacties kunnen we een verdiepingsslag maken waardoor de reeds gewogen en positief bevonden shortlistlocaties in een volgorde van goed en beter kunnen zetten. Spreiding van voorzieningen In het vastgestelde raadsvoorstel Toetsingspunten locatiekeus opvangvoorzieningen zijn de toetsingspunten per locatie geformuleerd. Daarbij is als algemeen uitgangspunt geformuleerd, in welk kader we de
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 6
toetsingspunten plaatsen, dat we uitgaan van een spreiding van voorzieningen. De toetsingspunten geven dus aan aan welke punten de locaties getoetst dienen te worden gezien de doelgroep die er gebruik van maakt, de omgeving en de aard van de voorziening. Daarbinnen zullen we streven naar een spreiding van de voorzieningen. 4.2. Buurtgesprekken Door het voeren van zeven buurtgesprekken met omwonenden van de shortlistlocaties hebben we de opvattingen en suggesties van de direct belanghebbenden geïnventariseerd. Het doel van de bijeenkomsten was het in beeld brengen van de situatie rond de locatie en reacties van buurtbewoners genereren bij de mogelijke komst van de voorziening. Bewoners konden in de buurtgesprekken aangeven welke specifieke aandachtspunten zij hadden als een opvangvoorziening voor dak- en thuislozen in hun buurt zou komen. Ook hebben we informatie gegeven over wat ze van een voorziening kunnen verwachten. We vermelden nogmaals dat wij in de buurt rond de Kleine Haag 3, bewoners via een brief geïnformeerd hebben over het feit dat de Kleine Haag betrokken wordt bij het maken van een locatiekeus voor opvangvoorzieningen voor dak- en thuislozen. De Kleine Haag 3 is op dit moment ook een opvangvoorziening voor daklozen die goed functioneert. Dat betekent dat we vooraf niet direct informatie hoeven te vergaren met betrekking tot de inpassing in de omgeving over de eventuele komst van een opvangvoorziening.Wel is het belangrijk, mochten we deze locatie aanwijzen, de buurt direct actief te betrekken. De buurtgesprekken zijn gehouden om reacties te genereren. Het zijn geen inspraakbijeenkomsten geweest waarin wij puntsgewijs reageren op gemaakte opmerkingen of vragen. Hiervoor worden nog hoorzittingen gehouden. Wel hebben we zo uitgebreid mogelijk stilgestaan bij de vragen die leefden en hierop antwoord gegeven. Hiertoe waren ook anderen dan alleen de gemeente betrokken bij de avonden zoals zorginstellingen en de politie. Van de avonden zijn verslagen gemaakt die aan de deelnemers verspreid zijn en op de website staan. De verslagen zijn in een aparte bundel bij dit voorstel gevoegd. 4.2.1. Bevindingen De avonden zijn goed bezocht; er hebben in totaal 361 buurtbewoners deelgenomen. Naast buurtbewoners waren op elke avond één of twee wethouders aanwezig, ambtelijke ondersteuning, een zorginstelling en een medewerker van de Politie Eemlandzuid. Ook waren verscheidene raadsleden op de verschillende avonden aanwezig. Bezoekers van de avond stelden vragen over de procedure. Verder werden zorgen over de mogelijke komst van de voorzieningen geuit. Er is veel informatie verstrekt over de doelgroep, de capaciteit en wat er gebeurt in de voorziening en de directe omgeving. Voor een weerslag hiervan verwijzen we naar de verslagen die in een aparte bundel bij het raadsvoorstel gevoegd zijn. We concluderen hieruit dat in het vervolgtraject, na het aanwijzen van de locaties, het belangrijk blijft veel informatie te verstrekken aan omwonenden over wat er in hun omgeving gaat gebeuren en hen daar zo veel mogelijk bij te betrekken. Voor dit raadsvoorstel hebben we gekeken naar de opmerkingen die relevant zijn voor de toetsingspunten Beheersbaarheid, Sociale omgeving en Aanwezigheid voorzieningen of functies die een veiligheids- of overlastrisico in zich houden. Buurtbewoners hebben in alle gesprekken onder andere vragen gesteld over overlast, de beheersbaarheid rond de voorzieningen en veiligheidsmaatregelen. Per buurt zijn vragen gesteld over bijvoorbeeld het feit dat er bij de Plusmarkt veel door alcoholverslaafden rondgehangen wordt, de aanwezigheid van andere voorzieningen in de buurt of de wens om vaker optreden van de politie. In bijlage 2 staan de reacties vanuit het perspectief van de drie genoemde toestingspunten op een rij. 4.2.2. Reactieformulieren Tijdens de buurtgesprekken hebben omwonenden ook reactieformulieren ingevuld. Deze reactieformulieren waren ook via de website www.amersfoort/daklozen in te vullen. Mensen hebben daarnaast nog via e-mail of brieven reactie gegeven op de locaties. In totaal zijn er naar aanleiding van de buurtgesprekken rond de 65 reacties via de formulieren of de e-mail binnengekomen. Daarnaast heeft voor de omgeving van de Grote Koppel het actiecomité Zeg Nee 445 ingevulde enquêtes overhandigd.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 7
De reacties op de reactieformulieren waren in grote lijnen vergelijkbaar met de reacties tijdens de buurtgesprekken. We vermelden deze niet nogmaals. De volgende algemene reacties zijn nog aanvullend: - Wordt de buurt ook gecompenseerd voor zo’n voorziening, krijgen we er iets anders voor terug? - Wordt er na verloop van tijd geëvalueerd?
5. VEILIGHEID EN BEHEERSBAARHEID Bij het vaststellen van de shortlist van mogelijke locaties voor de opvangvoorzieningen hebben we aan zowel Politie Eemlandzuid als aan de Brandweer advies gevraagd over de veiligheid rond de voorzieningen. Zij hebben beiden positief geadviseerd over alle shortlistlocaties. Voor het aanwijzen van de drie locaties voor de voorzieningen kijken we nogmaals specifiek naar de veiligheidsaspecten. 5.1 Brandveiligheid De brandweer hebben we opnieuw gevraagd ons van advies te voorzien inzake de brandveiligheid van de opvangvoorzieningen. Zij hebben een nadere verkenning gedaan en komen tot de volgende conclusie: Bouw- of verbouwplannen, om de genoemde locaties geschikt te maken voor de opvangfunctie/voorziening, zullen ter toetsing moeten worden voorgelegd aan de brandweer. Daarbij zal de brandweer in een vroegtijdig stadium adviseren om, naast de wettelijke eisen, ook specifieke maatregelen op het gebied van brandveiligheid te (laten) treffen. Dit om de risico’s op dit gebied voor het toekomstig gebruik te minimaliseren. Al in een eerder stadium zijn de locaties op de shortlist getoetst aan de bereikbaarheidscriteria, zoals opgenomen in de Handleiding Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid (NVBR). Deze handleiding is een landelijk gebruikt instrument om te beoordelen of een object voldoende bereikbaar is voor brandweervoertuigen. Alle locaties op de shortlist voldoen aan de hierin genoemde eisen. 5.2. Beheersbaarheid openbare orde en veiligheid onderzocht door externe partij In de voorzieningen waar we over spreken: een algemene dagopvang, een opvang voor alcoholverslaafde dak- en thuislozen en een hostel, verblijven mensen waarvan een deel overlast veroorzaakt. De voorzieningen zijn zodanig ingericht dat dit door begeleiding en het maken van afspraken met cliënten onder controle is. Ook onderhouden de uitvoerders van de voorziening contact met de buurt. Belangrijk is dat een voorziening in de omgeving beheersbaar kan functioneren. In de procedure hebben we aangegeven dat we bij het aanwijzen van de locaties ons van advies laten voorzien over de beheersbaarheid vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid. We hebben hiervoor advies gevraagd aan een extern bureau, de DSP-groep. Zij hebben ervaring met het doen van onderzoek naar bijvoorbeeld veiligheid en veiligheidsgevoelens in steden. De DSP-groep heeft haar bevindingen neergelegd in het rapport “Quickscan sociale veiligheid locaties shortlist opvangvoorzieningen dak- en thuislozen Amersfoort”. Het rapport is als aparte bijlage bij het raadsvoorstel gevoegd. Het onderzoek geeft inzicht in de veiligheidsrisico’s op de locaties en de mogelijkheid hiervoor afdoende maatregelen te nemen. Vanuit oogpunt van veiligheid is de situatie rond de locaties nergens onbeheersbaar, mits maatregelen worden getroffen. Het risico op overlast verschilt per locatie. Ook op dit punt kan het treffen van maatregelen veel opvangen, maar niet alles en niet overal. De voorgestelde maatregelen rusten overal zwaar op handhaving en beheer. Dat verdient structurele aandacht. Op een deel van de locaties adviseren we tevens om fysieke maatregelen te treffen (zowel in bestaande situatie als in de ontwikkelingsplannen). Dit alles zal in samenspraak met bewoners gebeuren. De DSP-groep heeft op verschillende manieren haar gegevens verzameld en komt met een overzichtelijk pakket van mogelijke maatregelen per voorziening. Omdat het om een quickscan gaat kunnen deze maatregelen, na het aanwijzingsbesluit voor de locatie, nog nader uitgewerkt worden. In de volgende paragraaf nemen we de bevindingen van de DSP-groep mee, om gezamenlijk met de uitkomst van de buurtgesprekken, te komen tot het aanwijzen van drie locaties. 5.3. Actuele beleving openbare orde en veiligheid Tijdens de buurtgesprekken is ook informatie naar voren gekomen over de bestaande overlast en veiligheidsbeleving rondom de besproken shortlistlocaties. Voorzover de gemelde overlast niet al bij ons bekend was, zullen we kijken of er maatregelen nodig zijn om deze te verminderen.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 8
Bij de aan te wijzen locaties nemen we daarnaast een specifiek pakket aan maatregelen met toezicht en handhaving ter minimalisering van overlast rondom de locaties.
6. ARGUMENTEN Zoals al eerder vermeld zetten we, wat betreft de maatschappelijke opvang, in op het verder scheiden van doelgroepen in de dak- en thuislozenzorg. Hierdoor verbeteren de leefomstandigheden van dak- en thuislozen en het draagt bij aan het verminderen van de overlast in de stad. Met het scheiden van doelgroepen kunnen we gerichte behandeling en zorg voor een speciale doelgroep bieden. We gaan een opvang voor alcoholverslaafde dak- en thuislozen inrichten. Door hiervoor een speciaal centrum in te richten kan daar via een integrale aanpak van opvang, verpleging, behandeling en resocialisatie, gericht gewerkt worden aan de verbetering van de leefomstandigheden. De algemene dagopvang kan zich, door het scheiden met de alcoholverslaafden, nog nadrukkelijker richten op activering. Het hostel voor drugsverslaafde daklozen biedt de cliënten de mogelijkheid in een beschermde woonomgeving te leven en door verzorging, begeleiding en het hebben van een dagbesteding voorkomt terugval in een leven op straat. We hebben, zoals beschreven in stap vier van de procedure, een shortlist met acht locaties. We hebben de opvattingen en suggesties van de buurtbewoners van de 2 à 3 locaties per voorziening geïnventariseerd. Ook hebben we een advies voor de locaties waarin aandacht besteed is aan de beheersbaarheid vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid van de voorziening op de locaties. Tevens hebben we, op verzoek van de raad, het Zorgcentrum aan de Kleine Haag 3 betrokken bij de afweging. Rond de Kleine Haag zijn we al bekend met de te nemen maatregelen openbare orde en veiligheid. Deze functioneren naar behoren zodat deze, voor dit moment, niet opnieuw geïnventariseerd hoeven te worden. 6.1. Definitieve locaties Op grond daarvan komen we tot de volgende afweging bij de aan te wijzen locaties. Hostel a. Voor het aanwijzen van het hostel hebben we drie locaties in beeld: Hogeweg 120, Grote Koppel 65 en de Snouckaertlaan 70. De Snouckaertlaan 70 komt hierbij als het minst gunstig uit de bus. Deze locatie heeft twee voorzieningen voor maatschappelijke opvang/ vrouwenopvang in de buurt waarbij één af en toe overlastgevend is. Het komt daarmee niet tegemoet aan de wens van spreiding van opvangvoorzieningen. Het zou een mogelijke belasting voor de buurt zijn om hier nog een hostel bij te plaatsen. Het sluit ook niet aan op het toetsingspunt ‘het wegen van de aanwezigheid van andere overlastgevende voorzieningen’. b. De Grote Koppel 65 komt vervolgens op de tweede plaats. De locatie kan er functioneren maar staat erg dicht op de omliggende bebouwing. De locatie zal erg ingeklemd liggen en een buitenruimte of verblijfsruimte is moeilijker te realiseren zonder dat er direct zicht op en mogelijke overlast van cliënten is. Ook zullen we de huidige gebruiker Showband Juliana en Bernard een alternatief moeten bieden. Dat is een extra opgave. c. De Hogeweg 120 komt het meest gunstig uit de bus. De voorziening kan hier beheersbaar functioneren. De locatie komt ook tegemoet aan de wens om, binnen de vastgestelde zoekgebieden, te spreiden. De realisatie kan in de herontwikkeling van de Hogewegzone meegenomen worden. Deze herontwikkeling neemt wel een jaar of vijf in beslag. Conclusie: Wij stellen voor Hogeweg 120 aan als locatie voor het permanent te vestigen hostel voor harddrugsverslaafden. Alcoholopvang dak- en thuislozen d. Bij de keus voor een alcoholopvang voor dak- en thuislozen zijn de locaties Zonnehof 10, Leusderweg 24 en Leusderweg 26 in beeld. We constateren dat een gerichte en specialistische opvang en behandeling een positieve uitwerking heeft op alcoholverslaafde dak- en thuislozen. In Nederland gebeurt dit veelal in opvangvoorzieningen waar een brede doelgroep komt. Er is niet heel veel ervaring met een aparte specifieke opvang voor alcoholverslaafde daklozen. Wel is duidelijk dat gerichte opvang helpt. Dit telt voor een dagopvang. Maar bij 24-uurs opvang zal dit
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 9
effect groter zijn. Het wordt daarmee een Zorgcentrum voor alcoholverslaafden. Uit de buurtgesprekken over de locaties voor alcoholopvang is een nadrukkelijke wens naar voren gekomen om van de alcoholopvang een 24-uurs opvang te maken. Dit zal een aanzienlijk groter aandeel in overlastbestrijding opleveren dan bij een dagopvang voor alcoholverslaafden. Een Zorgcentrum voor alcoholverslaafde dak- en thuislozen met 24-uurs opvang is hiermee te verkiezen boven een dagopvang. Voor de toekomst is het interessant, gezien de ervaringen met de Kleine Haag, meteen mogelijkheden voor verblijf in de voorziening in te bouwen. e. Van de drie locaties die we in beeld hebben komt de Zonnehof het minst gunstig uit de afweging. De Zonnehof heeft nu redelijk veel plekken die achteraf liggen. Die zijn te beheersen maar dat kost veel inspanning. f. De Leusderweg 24 en 26 liggen aan een doorgaande weg met veel verschillende functies. Ze zijn qua beheersbaarheid gunstiger dan de Zonnehof en onderling gelijkwaardige locaties. Echter, willen we 24-uurs opvang met slaapplaatsen realiseren dan valt Leusderweg 26 daarvoor af. De toekomstige aanwezigheid van de Kersenbaan langs het perceel nr. 26 maakt dat voor 24-uur verblijf vanwege milieuwetgeving aanvullende maatregelen moeten worden genomen. Conclusie: Wij stellen voor Leusderweg 24 aan als opvanglocatie voor Zorgcentrum met 24-uurs alcoholopvang voor dak- en thuislozen. g. Voor de dagopvang zijn het Smallepad naast nr 6 en de Coninckstraat 58 in beeld. Ook zou de Kleine Haag beschikbaar zijn als we de vorige redeneringen aanhouden; cliënten stromen uit naar een hostel en de voorziening is als zodanig niet meer nodig. Van de Kleine Haag weten we dat deze beheersbaar kan functioneren voor een overlastgevende doelgroep die zich in de binnenstad ophoudt. De voorziening heeft succesvol gewerkt. h. Onder voorwaarde dat het Hostel eerst gerealiseerd wordt kunnen we dan de Kleine Haag aanwijzen als algemene dagopvang voor dak- en thuislozen. Conclusie: Wij stellen voor de Kleine Haag 3 aan als dagopvang voor dak- en thuislozen. We handhaven de veiligheidsmaatregelen die nu van kracht zijn.
Als we nu de locaties die we aangewezen hebben op een rij zetten en inzicht geven in de termijn waarop de voorziening gerealiseerd kan worden op grond van procedure bestemmingswijziging en dergelijke, dan komen we tot het volgende overzicht. Termijn realisatie permanente voorzieningen Voorziening Locatie Termijn Opmerking (maanden) Hostel definitief Hogeweg 120 Uiterlijk Binnen vijf jaar te realiseren; afhankelijk van de 2014 ontwikkelingen aan de Hogewegzone. Alcoholopvang Leusderweg 24 26 Algemene dagopvang
Kleine Haag
26
Onder voorwaarde dat er hostelplaatsen beschikbaar zijn
Dit betekent concreet dat, mochten we deze locaties aanwijzen, we over een krappe 2,5 jaar de eerste twee voorzieningen kunnen realiseren en de derde (hostel) in de loop van de komende 5 jaar, afhankelijk van de ontwikkelingen aan de Hogewegzone. 6.2. Tijdelijke locaties De vervulling van de nadrukkelijke wens van het scheiden van doelgroepen en het realiseren van gerichte specifieke opvang voor bepaalde doelgroepen lijkt dan wel erg ver weg te liggen. Dit zouden we op de volgende wijze kunnen oplossen.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 10
i.
Aan de Kleine Haag 3 functioneert een Zorgcentrum voor harddrugsverslaafden. De nog zittende 21 cliënten zijn toe aan het wonen in een hostel. Dit zou eerder kunnen door een tijdelijk hostel op korte termijn te realiseren. We hebben reeds geconsteerd dat een hostel kan functioneren aan de Hogeweg 120. Dit zou ook kunnen op een van de onbebouwde percelen in de buurt van de Hogeweg 120. Het perceel ten westen van Hogeweg nr. 116 is gemeentelijk eigendom en tijdelijk beschikbaar, gedurende de ontwikkeling van de Hogewegzone. Een tijdelijk hostel is in een half jaar te realiseren.
Conclusie: Wij stellen voor het perceel Hogeweg ten westen van nr. 116 aan als locatie voor het tijdelijk te vestigen hostel voor harddrugsverslaafden. j.
Hiermee zou een halfjaar na het aanwijzingsbesluit de Kleine Haag 3 beschikbaar kunnen zijn. Op dat moment is het team van Centrum Maliebaan van specialisten in de opvang van overlastgevende verslaafde dak- en thuislozen direct beschikbaar. Centrum Maliebaan heeft een goede relatie met de buurt opgebouwd en laten zien een dergelijke voorziening ‘in de hand te hebben’. De cliënten van het Zorgcentrum stromen uit en landen het beste in het hostel als er ook geen weg terug is. Dit kan door de Kleine Haag een andere functie te geven (en door goede begeleiding naar het hostel). De vraag dient zich dan ook aan of we geen Zorgcentrum meer nodig hebben; hebben we geen aanwas meer van harddrugsverslaafde dak- en thuislozen? De groep die in de Kleine Haag opgevangen werd heeft jarenlang op straat geleefd of zwierf door Amersfoort. Door de al eerder door ons beschreven intensievere inzet van bemoeizorg, het sluiten van de ketenzorg zal het niet meer gebeuren dat mensen zodanig afglijden dat ze, na jaren zwerven, ontregeld ‘van straat geplukt’ moeten worden. Mensen die ‘het niet redden’ en verslaafd zijn zullen of door eerdere begeleiding thuis of door het vroegtijdig opsporen en het plaatsen van mensen in beschermde woonvormen, niet meer zo ver afglijden. Dit is een landelijke trend, niet alleen zichtbaar in Amersfoort maar in meer centrumgemeenten. k. Zouden we in de Kleine Haag direct de dagopvang plaatsen dan zullen we de frictiekosten moeten bekostigen van het Zorgcentrumpersoneel van Centrum Maliebaan. Ook raakt Centrum Maliebaan een team kwijt dat direct aan de slag kan met een alcoholopvang voor 24 uur. De Kleine Haag kan dan met een relatief kleine verbouwing als alcoholopvang functioneren. Veiligheidsmaatregelen ronde de voorziening zijn reeds genomen. Mochten we de Kleine Haag 3 direct aanwijzen als dagopvang, dan zal een deel van het personeel dat nu huist aan de Kleine Haag ergens ondergebracht moeten worden, waar het ook cliënten kan ontvangen. Plekken waar de juiste bestemming op rust voor deze functie zijn zeer schaars in Amersfoort en dus op de korte termijn nauwelijks te vinden. Overigens is Centrum Maliebaan huurder van het pand. Kortom, vooruitlopend op het realiseren van de alcoholopvang aan de Leusderweg met de mogelijkheid voor verblijfsplaatsen, kunnen we een doelgroepenscheiding op korte termijn aan de Kleine Haag realiseren en lijken de omstandigheden aanwezig om daar direct te starten. We sluiten het Zorgcentrum, waarmee middelen beschikbaar komen om direct daarna een opvang voor alcoholverslaafde dak- en thuislozen te starten. Conclusie: Wij stellen voor de Kleine Haag 3 aan als tijdelijke locatie voor de alcoholopvang voor dak- en thuislozen. l.
Op deze manier kan de dagopvang aan de Stovestraat niet op korte termijn verplaatst worden. Wel halen we door de start van een alcoholopvang op korte termijn een deel van de doelgroep weg. Dit betekent dat er nog minder overlast is in de straat. Op dit moment loopt de dagopvang in de Stovestraat qua beheersbaarheid goed. Voor de dagopvang staan de Coninckstraat 58 en het Smallepad naast nr. 6 op de shortlist. Uit de quickscan uitgevoerd door DSP en de reactie uit de buurt komt het Smallepad als het meest gunstig naar voren voor een dagopvang. In de buurt van de Coninckstraat zijn erg veel donkere brandgangen en achterpaden. Overigens niet voor een 24-uurs opvang omdat het er ’s avonds sociaal onveilig is. We kunnen als tijdelijke locatie voor een algemene dagopvang voor dak- en
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 11
thuislozen het Smallepad naast nr 6 aanwijzen. Conclusie: Wij stellen voor het Smallepad naast nr. 6 aan als tijdelijke locatie voor de dagopvang voor dak- en thuislozen. Zetten we de termijn voor het realiseren van de voorzieningen op een rij, dan ziet deze er als volgt uit: Termijn realisatie tijdelijke en permanente voorzieningen Voorziening Locatie Termijn Opmerking (maanden) Hostel tijdelijk Hogeweg ten 6 westen van 116 Alcoholopvang Kleine Haag 3 9 Mits het tijdelijke hostel gerealiseerd is tijdelijk Algemene Smallepad naast 6 dagopvang nr 6 tijdelijk Hostel definitief Hogeweg 120 Uiterlijk Binnen vijf jaar te realiseren; afhankelijk van de 2014 ontwikkelingen aan de Hogewegzone. Alcoholopvang Leusderweg 24 26 Algemene dagopvang
Kleine Haag
26
Onder voorwaarde dat er hostelplaatsen beschikbaar zijn
6.3 Maatregelen openbare orde en veiligheid In deze paragraaf zullen we de te nemen maatregelen rond de voorzieningen op de aan te wijzen locaties weergeven. We zetten hiervoor de aangewezen locaties nogmaals op een rij: - Hogeweg ten westen van 116 als tijdelijke locatie voor een hostel voor harddrugsverslaafden; - Hogeweg 120 als locatie voor het permanent te vestigen hostel voor harddrugsverslaafden; - Leusderweg 24 als opvanglocatie voor een 24-uurs alcoholopvang voor dak- en thuislozen; - Kleine Haag 3 als algemene dagopvang voor dak- en thuislozen. In het algemeen kunnen we stellen dat door het realiseren van opvangvoorzieningen voor dak- en thuislozen overlast en onveiligheidsgevoelens op straat afnemen. Minder dak- en thuislozen hoeven op straat te verkeren, door handhaving worden ze ook gestimuleerd van de opvang gebruik te maken. En door de begeleiding en behandeling die daar plaatsvindt verbeteren hun leefomstandigheden. Rond de plekken waar opvangvoorzieningen functioneren zijn we gewend extra maatregelen te nemen om ook de eventuele overlast in de buurt beheersbaar te houden. De uitvoerder van de voorziening, de politie, buurtbeheer, buurtbewoners en de gemeente zullen met elkaar afspraken maken over de beheersbaarheid rond de voorziening, vergelijkbaar met wat is gebeurd bij het Zorgcentrum aan de Kleine Haag. Op grond van de aard van de voorziening en het onderzoek naar de beheersbaarheid door de DSP-groep zullen we bij het aanwijzen van deze drie locaties in ieder geval de volgende maatregelen nemen. In overleg met de buurt zal gekeken worden hoe, per locatie, maatwerk geleverd kan worden om deze maatregelen, locatiegebonden, nadere invulling te geven.
Hostel Hogeweg 1. Organisatorische maatregelen . In de voorziening is 24 uur per dag begeleiding aanwezig. De medewerkers voelen zich verantwoordelijk voor het reilen en zeilen in en ook rond de voorziening. . Cliënten wonen in de voorziening en zijn derhalve op naam bekend. Het betreft cliënten die uit Amersfoort of directe omgeving komen en dus horen bij de zorgtaak/ centrumfunctie van de
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 12
gemeente Amersfoort. . Er is een aan-/ afwezigheidsregistratie van bewoners. Eventuele bezoekers zijn op naam bekend. . De instelling geeft uitvoering aan het buurtbeheerplan. . Met de politie zijn afspraken over haar aanwezigheid en optreden in het hostel. Bij calamiteiten wordt de politie ingeschakeld. 2. Fysieke maatregelen . Op de door de DSP-groep in kaart gebrachte risicoplekken (inclusief Waterwingebied) nemen we fysieke maatregelen in overleg met de buurtbewoners en eigenaren. 3. Verhoogd toezicht door politie en het instellen van een meldpunt . De politie en toezichthouders zullen rond de voorziening verhoogd toezicht uitvoeren. . Er is een klachtenmeldpunt bij de instelling dat 24 uur per dag bereikbaar is. 4. Instellen van een buurtbeheergroep en het opstellen van een buurtbeheerplan . Om de lijnen met de buurt zo kort mogelijk te houden stellen we een buurtbeheergroep in. Hierin hebben zitting buurtbewoners, de uitvoerende instelling (trekker van de buurtbeheergroep), de politie en een vertegenwoordiger van de gemeente. . In overleg met een buurtbeheergroep stellen we een buurtbeheerplan op waar, naast informatie over de voorziening, afspraken staan over omgevingsbeheer en waar naar gebeld kan worden bij calamiteiten. Alcoholopvang Leusderweg 1. Organisatorische maatregelen . In de voorziening is 24 uur per dag begeleiding aanwezig. De medewerkers voelen zich verantwoordelijk voor het reilen en zijlen in en ook rond de voorziening. . Cliënten zijn op naam bekend. Voor de voorziening worden maximaal 50 cliënten geregistreerd. Het betreft cliënten die uit Amersfoort of directe omgeving komen en dus horen bij de zorgtaak/ centrumfunctie van de gemeente Amersfoort. Vanaf het moment dat de alcoholopvang in gebruik is kunnen cliënten die geregistreerd staan als cliënt van de alcoholopvang geen gebruik maken van de diensten van de algemene dagopvang. Er is een aan-/ afwezigheidsregistratie van bewoners. . De instelling geeft uitvoering aan het buurtbeheerplan. . Met de politie zijn afspraken over haar aanwezigheid en optreden in het hostel. Bij calamiteiten wordt de politie ingeschakeld. 2. Fysieke maatregelen . Op de door de DSP-groep in kaart gebrachte risicoplekken nemen we fysieke maatregelen in overleg met de buurtbewoners en eigenaren. 3. Verhoogd toezicht door politie en het instellen van een meldpunt . De politie en toezichthouders zullen rond de voorziening verhoogd toezicht uitvoeren. . Er is een klachtenmeldpunt bij de instelling dat 24 uur per dag bereikbaar is. 4. Instellen van een buurtbeheergroep en het opstellen van een buurtbeheerplan . Om de lijnen met de buurt zo kort mogelijk te houden stellen we een buurtbeheergroep in. Hierin hebben zitting buurtbewoners, de uitvoerende instelling (trekker van de buurtbeheergroep), de politie en een vertegenwoordiger van de gemeente. . In overleg met een buurtbeheergroep stellen we een buurtbeheerplan op waar, naast informatie over de voorziening, afspraken staan over omgevingsbeheer en waar naar gebeld kan worden bij calamiteiten. Dagopvang Kleine Haag We spreken de intentie uit om de nu geldende beheersmaatregelen van kracht te laten blijven. In overleg met de reeds bestaande buurtbeheergroep wordt gekeken hoe de beheersmaatregelen kunnen functioneren met hetzelfde effect als deze hadden voor het Zorgcentrum aan de Kleine Haag.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 13
7. KANTTEKENINGEN 7.1. Het duurt allemaal erg lang We voeren een zoektocht uit voor het realiseren van twee voorzieningen: een hostel en een alcoholopvang voor dak- en thuislozen. De algemene dagopvang voor dak- en thuislozen zullen we verplaatsen. We hebben gekozen voor een zorgvuldige procedure met veel mogelijkheden tot participatie. Dit neemt tijd in beslag. Na het aanwijzen van de locaties staan de voorzieningen nog niet in de startblokken. De realisatie neemt enige tijd in beslag, we moeten hiervoor de reguliere procedures doorlopen. Aan dat feit kunnen we weinig veranderen. Het is wel belangrijk omwonenden inzicht te geven in de termijn voor realisatie. Ook de bouw, verbouw op de locaties zal enige tijd in beslag nemen. Zoals we de situatie nu kennen en in kunnen schatten zal de realisatietermijn van de drie voorzieningen, op de aan te wijzen locaties, er als volgt uitzien. Termijn realisatie voorzieningen Voorziening Locatie Hostel tijdelijk Alcoholopvang tijdelijk Algemene dagopvang tijdelijk Hostel definitief
Hogeweg ten westen van 116 Kleine Haag 3 Smallepad naast nr 6 Hogeweg 120
Alcoholopvang
Leusderweg 24
Algemene dagopvang
Kleine Haag
Termijn Opmerking (maanden) 6 9
Mits het tijdelijke hostel gerealiseerd is
6
Uiterlijk 2014 26
Binnen vijf jaar te realiseren; afhankelijk van de ontwikkelingen aan de Hogewegzone.
26
7.2. De lokale overheid kan niet het belang van elke individuele burger dienen We willen dat in Amersfoort iedereen een dak boven zijn hoofd heeft. Ook die mensen die het niet vanzelfsprekend redden en door een samenloop van omstandigheden hun huis kwijt geraakt zijn. De gemeente Amersfoort heeft als centrumgemeente voor de maatschappelijke opvang en voor de verslavingszorg de taak om te zorgen voor opvang voor mensen die tijdelijk of langer niet in staat zijn zelfstandig te wonen. Door een opvangvoorziening te laten functioneren met voldoende maatregelen om de beheersbaarheid en veiligheid voor de buurt de waarborgen, kan deze als aanvaardbare voorziening functioneren. Via een buurtbeheergroep bij elke voorziening is het contact met de buurt direct en via korte lijnen geregeld. Om de contacten met de buurt zo kort mogelijk te houden stellen we een buurtbeheergroep in. Hierin hebben zitting buurtbewoners, de uitvoerende instelling (trekker van de buurtbeheergroep), de politie en een vertegenwoordiger van de gemeente. 7.3. Houden we de aandacht vast? Tijdens de buurtgesprekken hebben mensen vraagtekens gezet bij het houden van blijvende aandacht voor overlast van de opvangvoorzieningen. Op het moment dat de voorzieningen goed functioneren in een buurt zal de aandacht misschien verslappen. We moeten wat dat betreft, in gezamenlijk overleg tussen uitvoerende instelling en politie, blijvend alert zijn. Het regelmatig doen van een meting naar de veiligheidsbeleving in de buurt kan ons hierin ondersteunen. We stellen daarbij een buurtbeheergroep in die met enige regelmaat bij elkaar komt. Op deze manier blijven de lijnen met de buurt kort en zijn bewoners actiief betrokken om ook eventuele overlast aan te kunnen kaarten.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 14
8. FINANCIËN Voor de financiële gevolgen van de opvangvoorzieningen maken we een onderscheid tussen het realiseren van de voorzieningen en de exploitatie ervan. In de volgende paragrafen gaan we hier afzonderlijk op in. 8.1. Realisatie Inzicht in overdrachtskosten van de shortlistlocaties Van de shortlistlocatie hebben we in beeld gebracht wat deze locaties zouden kosten als ze beschikbaar zouden moeten komen voor de realisatie van de voorzieningen. Dit zijn echter gegevens waarin zakelijk belang een rol speelt bij eventuele verwerving. We willen deze gegevens dan ook niet openbaar maken. We kunnen er wel het volgende over zeggen. Bij overdracht is voor het hostel de Snouckaertlaan 70 de duurste variant, dan volgt de Grote Koppel 65 en tot slot is de Hogeweg 120 de minst dure variant. Voor de locaties voor de alcoholopvang geldt dat de Zonnehof 10 de duurste variant is, de Leusderweg 24 daarna volgt en tot slot de Leusderweg 26 de minst dure variant is. Tot slot is voor overdracht bij de dagopvang de Coninckstraat 58 de duurste variant waarna het Smallepad volgt als goedkoopste. Intentie ontwikkeling door woningcorporaties Op 14 februari 2007 is in een bestuurlijk overleg met de woningcorporaties de Alliantie Eemvallei en Portaal door de corporaties de intentie uitgesproken een rol te willen spelen bij de ontwikkeling van de locaties. Zij zien hun rol liggen in het verlengde van hun kerntaak: het realiseren van woningen. De zorg blijft een aspect dat gemeente en het zorgkantoor uit laten voeren. 8.1.1 Realisatie voorzieningen Voor de locaties die we in beeld hebben zijn de volgende investeringskosten aan de orde: Maatregelen openbare orde en veiligheid Op grond van onze ervaringen aan de Kleine Haag worden de totale kosten voor de maatregelen openbare orde en veiligheid voor het hostel en de alcoholopvang gezamenlijk geschat op 5 ton (2008 € 200.000,-- en 2012 € 300.000,--). Hier komen nog bovenop kosten voor de veiligheidsmaatregelen voor de tijdelijke voorzieningen. Investeringskosten Realisatie Maatschappelijk Opvangvoorzieningen 2008-2013 2008 Investering 1.Tijdelijke dagopvang 2. Maatregelen veiligheid tijdelijke opvang
5. Verbouw Kleine Haag
2010
2011
2012
Totaal 500.000
200.000
200.000
2.000.000
2.000.000
200.000
200.000
50.000
50.000
6. Alcoholopvang 7. Maatregelen Veiligheid
900.000 2.050.000
0
0
100.000
1.500.000
1.500.000
300.000
300.000
8. Aandeel investering Hostel Totaal
2013
500.000
3. Tijdelijk hostel 4. Maatregelen veiligheid tijdelijk hostel
2009
1.800.000
500.000
500.000
550.000
5.300.000
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 15
Dekking Stelpost maatsch opv. Huuropbr. Tijdel. opvang Huuropbr. Tijdel. hostel Reserve/ voorziening maatsch opvang Totaal dekking
600.000 1.275.000 50.000 200.000 300.000 525.000
1.430.000 50.000 200.000 -1.680.000
1.430.000 50.000 200.000 -1.680.000
1.430.000 50.000 200.000 120.000
230.000 50.000 200.000 70.000
6.395.000 250.000 1.000.000 -2.345.000
900.000 2.050.000
0
0
1.800.00
550.000
5.300.000
Toelichting: De investeringsbedragen die zijn opgenomen zijn gebaseerd op de huidige omstandigheden. We moeten opmerken dat investeringen voor bouwkosten sterk aan prijsstijging onderheving zijn. Dit gaat om forse percentages. Ad. 1. Tijdelijke dagopvang. De investering voor de tijdelijke dagopvang is geraamd op 5 ton, hiervan komt over vijf jaar verspreid een geraamde 2,5 ton terug door verhuur. Ad. 3. Op grond van de ervaringen met het plaatsen van een tijdelijk hostel in Utrecht kunnen we hier het volgende over zeggen. De investering voor een tijdelijk hostel is geraamd op 2 miljoen. Door dit gedurende 5 jaar te verhuren komt hiervan 1 miljoen terug. Ad. 5. De Kleine Haag zal in 2009 aangepast moeten worden om er een alcoholopvang te kunnen laten functioneren. In 2013 zal het pand aangepast moeten worden om de dagopvang te realiseren. Ad. 6. Met de ingebruikneming van de alcoholopvang zal de stelpost terugvallen met een geraamde 1,2 miljoen tbv de exploitatie. In 2013 wordt de stelpost maatschappelijke opvang met € 1.200.000 verlaagd voor de exploitatie van de alcoholopvang. De consequenties van deze investeringskosten zullen we betrekken bij de brede afweging in de kadernota. 8.2. Exploitatie De middelen voor de exploitatie van de voorzieningen geven het volgende beeld. a. Dagopvang De exploitatie van de dagopvang maakt onderdeel uit van een bestaande subsidierelatie met Stichting Iks. De ruimte aan de Kleine Haag zal wat groter zijn dat op dit moment aan de Stovestraat. Vooralsnog gaan we hiervoor van een PM-post uit. Met de overgang van de dagopvang naar de Kleine Haag zal 9 ton van het Zorgcentrum in 2013 vrijvallen. b. Opvang voor alcoholverslaafden 24 uur De opvang voor alcoholverslaafde dak- en thuislozen is een gespecialiseerde opvang voor een groot deel vergelijkbaar met het Zorgcentrum aan de Kleine Haag. Dat betekent dat de pure opvangfunctie: het bieden van bed, bad, brood en basisbegeleiding, door de gemeente bekostigd wordt. De behandeling, medische zorg etcetera wordt bekostigd vanuit de AWBZ. Begroot 1,5 miljoen 2013 Dekking 1,2 miljoen gemeentebegroting 2013 3 ton AWBZ-middelen ___________ 1,5 Totaal c. Hostel In het hostel voor harddrugsverslaafden verblijven mensen met een AWBZ-indicatie verblijf. De exploitant is verantwoordelijk voor het regelen en te gelde maken van deze indicaties. Het hostel wordt hiermee bekostigd met middelen verstrekt door het Zorgkantoor. Het aantal plaatsen van 25 maakt dat er genoeg middelen beschikbaar zijn om een 24-uurs bezetting van begeleiding te realiseren.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 16
Kosten Niet van toepassing Dekking Niet van toepassing
9. VERVOLG Het ontwikkelen van zorgvoorzieningen is doorgaans een taak van de zorgaanbieder zelf. In het geval van overlastgevende voorzieningen zijn we als lokale overheid betrokken om gezamenlijk met burgers van Amersfoort in een inzichtelijk proces locaties aan te kunnen wijzen. Bij de daadwerkelijke realisatie zullen de zorgvoorzieningen een vooraanstaande rol spelen. Zij is de deskundige op dat gebied. Het is dan ook belangrijk op dit moment duidelijkheid te geven over de potentiële aanbieder van de voorzieningen die nog niet in exploitatie zijn. Hierdoor kan de potentiële aanbieder ook al vast een rol spelen bij het opbouwen van contacten met de buurt en hen betrekken bij de realisatie. Een deel van de voorzieningen ontvangt subsidie van de lokale overheid voor het uitvoeren van de activiteit. Dit geldt voor de dagopvang en de alcoholopvang als het gaat om het bieden van bed, bad en brood en basisbegeleiding. Specialistische zorg wordt via een indicatie gefinancierd of verhaald op een individuele zorgverzekering. Een hostel wordt bekostigd vanuit de AWBZ. Het Zorgkantoor is de verstrekker van deze middelen. We hebben overleg gehad met het zorgkantoor van de zorgverzekeraar Agis. We hebben hierin, de in onze nota maatschappelijke opvang Zorg onder dak gedane uitspraak nogmaals bekrachtigd dat we, ieder vanuit onze eigen verantwoordelijkheid, een aandeel willen leveren aan het verbeteren van de leefomstandigheden van dak- en thuislozen. We constateren daarbij wel dat de wet- en regelgeving binnen de zorg sterk in ontwikkeling is. Zoals de omstandigheden er nu uitzien hebben we het volgende uitgesproken over de exploitatie van de nieuwe voorzieningen. Alcoholopvang Bij de alcoholopvang gaan we er van uit dat dit een opvang is die door een deskundige uitgevoerd wordt. In dit geval een deskundige op het terrein van verslavingszorg. We hebben een bestaande subsidierelatie met een uitvoerder voor verslavingszorg: Centrum Maliebaan. Daarbij zijn we zeer tevreden over de wijze waarop deze instelling het aanbod in het Zorgcentrum de Kleine Haag heeft vormgegeven zowel in als rond het centrum. Op het moment dat de alcoholopvang in exploitatie gaat, willen we dan ook de bestaande activiteiten van Centrum Maliebaan uitbreiden en deze organisatie aanwijzen als potentiële aanbieder voor de alcoholopvang. Zij zal direct betrokken worden bij de realisatie van de voorziening. Hostel Het hostel wordt, zoals al eerder vermeld, niet gefinancierd door de lokale overheid. Een hostel is een Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) gefinancierde voorziening. Deze middelen lopen via het Zorgkantoor, in ons geval het Zorgkantoor van Agis Zorgverzekeringen. De aanbieder moet daarbij toegang hebben tot het uitvoeren van de AWBZ-indicatie Verblijf. Wij hebben overleg gevoerd met het Zorgkantoor over de uitvoeringspartij van het hostel. Hierbij hebben wij benadrukt dat we het belangrijk vinden dat een organisatie met ervaring en kennis van zaken dit uitvoert. Hierbij gaat het niet alleen om een goed zorgaanbod maar ook om een open houding en een ‘hands on’ mentaliteit naar onveiligheidsgevoelens in de buurt. Het Zorgkantoor heeft daarbij benadrukt dat ze het belangrijk vindt dat de partij een duidelijke rol kan spelen in en bekend is met de regio. Dat is ook haar overweging om niet aan te besteden. Verder moet de voorziening voorzien in een behoefte en daarmee een lacune in de zorg oplossen. In samenspraak met het Zorgkantoor wordt het hostel verder ontwikkeld met het Leger des Heils als potientiële exploitant van het hostel. Algemene dagopvang De dagopvang wordt uitgevoerd door Stichting Iks. We zullen in overleg met de Stichting Iks de tijdelijke dagopvang aan het Smallepad en de definitieve locatie Kleine Haag vormgeven.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 17
10. BETROKKEN PARTIJEN Gedurende het proces hebben we regelmatig overleg gehad met de OGGZ-partners, de GGD Eemland, Stichting Iks (maatschappelijke opvang), Centrum Maliebaan (verslavingszorg), Kwintes (beschermd wonen), RIAGG (ambulante geestelijke gezondheidszorg), Symfora (Klinische geestelijke gezondheidszorg). Zij zijn van de voortgang op de hoogte gehouden, hebben ons zo nodig geadviseerd en hebben hun betrokkenheid getoond bij het voeren van de buurtgesprekken. We hebben tevens overleg gehad met de cliëntorganisaties en met de woningcorporaties Portaal en de Alliantie Eemvallei. Er is uitgebreid overleg gevoerd met omwonenden en bewonersgroepen. In het kader van de veiligheidsaspecten rond de voorzieningen hebben we overlegd met de Politie Eemlandzuid en de Brandweer. Voor het bieden van zorg en de financiering daarvan hebben we overleg gevoerd met het zorgkantoor van Agis Zorgverzekeringen. Voor de verdere uitwerking van het proces zijn omwonenden en de hierboven genoemde partijen de aangewezen partners.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H. Huitink
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- bijlage 1.Gebruikte participatie-instrumenten - bijlage 2.Reactie buurtgesprekken shortlistlocaties opvangvoorzieningen dak- en thuislozen - Aparte bundel: Verslagen buurtgesprekken shortlistlocaties - Advies Brandweer - Rapport “Quickscan sociale veiligheid shortlist opvangvoorzieningen dak- en thuislozen Amersfoort”, DSP-groep
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 18
Bijlage 1 Gebruikte participatie-instrumenten t.b.v. stap vier van de Procedure zoektocht opvangvoorzieningen dak- en thuislozen Speciale site Gedurende de hele periode dat de Procedure zoektocht opvanglocaties loopt, is via de website van de gemeente Amersfoort een speciale site beschikbaar (www.amersfoort.nl/daklozen) met alle informatie over de zoektocht en de voorzieningen. Hierin is altijd de actuele stand van zaken van de zoektocht te vinden. Deze website bevat links naar eerder vastgestelde besluiten en achtergrondinformatie over de voorzieningen. Emailservice Gedurende de gehele periode van de zoektocht bestaat een emailservice-mogelijkheid. Mensen die zich aanmelden voor deze emailservice (door een oproep op de website, de brieven of uitnodigingen) zijn actief (digitaal) op de hoogte gehouden van belangrijke momenten in de procedure. Zij werden dan bijvoorbeeld geïnformeerd over het shortlistbesluit of over de informatieavonden in de buurten. Stadsberichten (extra) Van alle besluiten is melding gedaan in de Stadsberichten en ook de buurtgesprekken zijn aangekondigd in de Stadsberichten. Om mensen inzicht te geven in de voorzieningen en wat deze inhouden zijn drie Stadsberichten Extra gemaakt. Een Stadsbericht Extra over de dagopvang voor dak- en thuislozen, een over de alcoholopvang en een over het hostel voor harddrugsverslaafden. Deze Stadsberichten Extra zijn meegezonden in de huisaan-huis mailing aan omwonenden en waren ook weer op de buurtgesprekken te verkrijgen en lagen in de informatiewinkel van de gemeente. Huis-aan-huis mailings Na het vaststellen van de shortlist zijn bewoners in de omgeving van de shortlistlocaties huis-aan-huis via een brief op de hoogte gebracht van dit feit. De omwonenden van de shortlist locaties zijn opnieuw huisaan-huis uitgenodigd voor het buurtgesprek dat gehouden is voor de locaties bij hen in de buurt. Bij de huis-aan-huis mailing zat ook een Stadberichten extra voor de dagopvang dak- en thuislozen, voor de alcoholopvang of voor het hostel voor harddrugsverslaafden. Buurtgesprekken en reactieformulieren In de laatste drie weken van januari 2008 hebben we 7 buurtgesprekken gehouden voor de 8 shortlistlocaties. De locaties Leusderweg 24 en 26 liggen zo dicht bij elkaar dat één buurtgesprek kon volstaan. Het doel van de bijeenkomsten was het in beeld brengen van de situatie rond de locatie en reacties van buurtbewoners genereren bij de mogelijke komst van de voorziening. In totaal zijn de buurtgesprekken door 361 mensen bezocht. Dat zijn mensen die zich hebben laten registreren. Hiernaast waren bij elke avond ook een of twee wethouders, medewerkers van de gemeente, zorginstellingen en politie aanwezig. Tevens waren verschillende raadsleden tijdens de bijeenkomsten aanwezig. Tijdens de buurtgesprekken kregen mensen informatie over de voorziening die eventueel in hun buurt zou komen. Zij werden ook bevraagd op hun reacties en wensen rond de aanwezigheid van de voorziening. Naast het gesprek op de avond konden mensen tijdens de avonden ook reactieformulieren invullen en deze eventueel nog opsturen tot een week na het laatste buurtgesprek. Het verslag van de buurtgesprekken is toegezonden aan alle aanwezigen en beschikbaar gesteld via de website en de informatiewinkel. In de buurt rond de Kleine Haag 3 hebben we bewoners via een brief geïnformeerd over het feit dat de Kleine Haag betrokken wordt bij het maken van een locatiekeus voor opvangvoorzieningen voor dak- en thuislozen. De Kleine Haag 3 is op dit moment ook een opvangvoorziening voor daklozen die goed functioneert. Dat betekent dat we vooraf niet direct reacties hoeven te vergaren met betrekking tot de inpassing in de omgeving over de eventuele komst van een opvangvoorziening. Wel is het belangrijk, mochten we deze locatie aanwijzen, de buurt direct actief te betrekken. De uitkomsten van de buurtgesprekken beschrijven we in paragraaf 4.2.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 19
Input Quickscan veiligheidsmaatregelen We hebben, zoals in de procedure beschreven, een advies gevraagd over de beheersbaarheid van de locaties vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid. Hiertoe hebben we een extern bureau, de DSP-groep, opdracht gegeven. De DSP-groep brengt in kaart welke maatregelen nodig zijn om de omgeving ronde voorziening beheersbaar en veilig te houden. Omdat deze veiligheid deels te maken heeft met de feitelijke veiligheid en deels met de veiligheidsbeleving, was het onderzoeksbureau ook aanwezig bij de buurtgesprekken om omwonenden te horen. Excursie Om een beeld te krijgen van de voorzieningen zijn omwonenden van de shortlistlocaties in de gelegenheid gesteld aan een excursie deel te nemen naar een hostel in Utrecht of de dagopvang. Dit werd reeds aangekondigd in de huis-aan-huis uitnodigingen in de buurt voor de buurtgesprekken en is op de avonden herhaald. Bij de excursie naar de dagopvang is ook informatie over een alcoholopvang verstrekt. Aan de excursies hebben in totaal 13 mensen deelgenomen. Overleg cliëntenorganisaties Met de cliëntenorganisaties is overleg gevoerd. Hierbij waren aanwezig cliëntenraden/-organisaties uit de maatschappelijke opvang, de verslavingszorg, de geestelijke gezondheidszorg en de straatadvocaat. De belangrijkste punten die uit dit overleg naar voren kwamen waren: - de cliëntorganisaties raden de gemeente aan de procedure te volgen zoals die is vastgesteld. Dat geeft de minste onrust onder de doelgroep; men weet waar men aan toe is. - het zou goed zijn als de gemeente ook actief informatie bij de doelgroep zou brengen. De instellingen kunnen hierin ook een rol spelen. - de cliëntorganisaties willen graag betrokken blijven bij het vervolg. Het is belangrijk de cliënten in de ontwerpfase van een voorziening te betrekken.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 20
Bijlage 2 Reacties buurtgesprekken shortlistlocaties opvangvoorzieningen dak- en thuislozen We hebben zeven buurtgesprekken gehouden voor de acht shortlistlocaties voor mogelijke plekken voor de drie opvangvoorzieningen. Twee locaties betreffen, doordat ze naast elkaar liggen, dezelfde buurt. Voor dit raadsvoorstel hebben we gekeken naar de opmerkingen die relevant zijn voor de toetsingspunten Beheersbaarheid, Sociale omgeving en Aanwezigheid voorzieningen of functies die een veiligheids- of overlastrisico in zich houden. We zetten de reactie hier op een rij. Reacties algemeen - Is het rond de voorziening wel beheersbaar? - Welke maatregelen worden genomen (blauw gebied) rond de voorzieningen? - De voorziening moet passen in het straatbeeld; het moet een mooi gebouw zijn. - De politie komt niet als je er om vraagt; de politie reageert niet op meldingen. - Blijven de maatregelen ook op de lange termijn van kracht; verslapt de aandacht niet? - Er wonen kinderen in de buurt; zijn de gebruikers van de opvang een gevaar voor kinderen? - De gemeente moet bij haar keus naar spreiding kijken; er geen sprake van spreiding; - Waarom niet op een industrieterrein? - Is de samenwerking tussen instelling en politie goed? - Wat doen jullie aan de nu bestaande overlast zolang de voorzieningen er nog niet zijn? - Zorgt zo’n voorziening niet voor een waardedaling van woningen in de buurt? - Vrees dat het aantal inbraken in de buurt groter wordt. Reacties dagopvang Coninckstraat - Er is al een toename van uitgaanspubliek en jongeren. Waarom dit er ook nog bij? - Er is een hofje in de buurt met een park waar ouderen wonen; - Er is een beschermde woonvorm in de Oliesteeg; - Op de Conincksbrug nu al sprake van overlast; - Er wordt gedeald in het park; - We hebben overlast van daklozen in het plantsoen; - Er zijn cafés en de buurt; - Er komen veel toeristen in de hofjes in de buurt; - De bewoners van de St. Annastraat ervaren overlast - De coffeeshop moet wel weg en dan komt dit erbij; - Cultuur speelt een grote rol in de buurt; waarom dit er dan bij? - Er wonen hier al veel kwetsbare groepen (ouderen, alleenstaande vrouwen en chronisch zieken); - In de buurt zijn veel gangen achter de huizen waar vrije toegang toe is. Smallepad - Er zijn seniorenappartementen gepland tegenover de locatie; - Aanwezigheid St. Jorisschool aan de Schimmelpenninckkade; - Er is een coffeeshop in de Krommestraat; - Maak er een mooie voorziening van dat past bij de andere architectonisch toonaangevende gebouwen die er nu zijn en komen; - De Mobiele opvangplek voor daklozen geeft nu al overlast. Reacties alcoholopvang Leusderweg 24/26 - Denk na waar de ingang komt voor zowel 24 als 26 i.v.m. omliggende woningen; - Waarom geen 24-uurs opvang, je krijgt een trek naar de nachtopvang; - Gaan mensen niet op straat slapen als de opvang sluit? - In het Juliana van Stolbergpark is overlast van hangjongeren en anderen; - In het Juliana van Stolbergpark zijn veel plekken waar mensen kunnen hangen; - Er is nu al geregeld overlast van daklozen; - Een opvangvoorziening naast een café, kan dat?
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2661942 pagina 21
- Er is nu al geregeld overlast van daklozen die met eigen bier op het terras aanschuiven; - Nu al overlast bij de Ponlijn, dat wordt meer; - Er is al overlast van het ROC ASA; - Bij het uitvaartcentrum is overlast; - De binnentuin van het complex Weltevreden is openbaar groen. Hoe gaat dat straks? - Er hangen nu ook mensen in portieken rond; - Er is veel overlast bij de Plusmarkt. Zonnehof 10 - Mensen blijven momenteel al rondhangen op de Zonnehof ’s avonds en ’s nachts; - De voorziening past toch niet in de Nederbergvisie; - De Snouckaertlaan is wel erg dichtbij; - Er waren toch andere plannen met het gebouw Zonnehof? - Wordt de opvang net zo goed geregeld als destijds bij de bussen op de Bergstraat? - Mensen hangen nu drinkend op bankjes; daar wordt ook niets aan gedaan; - Rond de Plusmarkt hangen veel dronken daklozen; - Is de aanwezigheid in de buurt van de Plusmarkt geen belemmerende factor; - Verbreed de openingstijden; aansluiten op nachtopvang of 24 uur opvangen; - Wat gebeurt er als de dagopvang ’s avonds dichtgaat? Reacties hostel Grote Koppel 65 - Er wordt gedeald in de buurt; - Er zijn hangjongeren in de wijk; - Er zijn aan de overkant van de Eem studentenwoningen (spaceboxen); - De tijdelijke winteropvang is hier ook in de buurt (Koppelweg); - De boten in de Eem zijn niet voldoende af te sluiten tegen inbraak; - Het zal de dagliggers (boten) in de Eem afschrikken om te komen; - Zo’n voorziening trekt criminaliteit aan; - De investeringen in de Eemhaven worden tenietgedaan door de komst van het hostel; - Het gebouw Grote Koppel 65 ligt wel erg dicht op andere woongebouwen. Hogeweg 120 - In het Waterwingebied durf je ’s avonds/ ’s nachts nu al niet te komen; - Het Waterwingebied is een donker stuk; - Er loopt een fietsroute van scholieren; - Liendert is al een probleemwijk. Waarom dit erbij? - Er is een park en een snelweg in de buurt: - Er wordt nu ook al gedeald in de wijk (o.a. aan de Weg van de Vrijheid); - Hostelbewoners zullen door de wijk trekken; - Er liggen scholen langs de looproutes; - Er wonen veel senioren in de wijk; - De Hogeweg moet een stadsentree met allure worden; past hierin een hostel? Snouckaertlaan 70 - Er zijn al meer opvangvoorzieningen in de straten hieromheen: sociaal pension en vrouwenopvang; - Het sociaal pension geeft overlast; - Er zijn een bordeel en een bioscoop in de buurt; - Onder de tunnel door in het Soesterkwartier is een coffeeshop; - De Brouwerstunnel is de ontsluitingsroute voor het Soesterkwartier. Hier komen veel fietsers, ook kinderen, doorheen; - Er is een grote seniorenflat tegenover het pand; - Past de voorziening in de visie op de Nederberg; - De buurt verjongt, is dit dan wel handig? - Er komt een hotel tegenover de locatie; - Het is een entree van de stad.
Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2661942
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 maart 2008, sector WSO/MO (nr.2661942); besluit
1. de locatie Leusderweg 24 aan te wijzen als locatie voor het realiseren van een Zorgcentrum met 24-uurs opvang van alcoholverslaafde dak- en thuislozen; 2. de locatie Hogeweg 120 aan te wijzen als locatie voor het realiseren van het hostel voor harddrugsverslaafde dak- en thuislozen en mee te nemen in de ontwikkeling van de Hogewegzone; 3. Hogeweg ten westen van nr. 116 aan te wijzen als tijdelijke locatie voor een hostel voor harddrugsverslaafden; 4. De Kleine Haag 3 aan te wijzen als tijdelijke locatie voor een Zorgcentrum met 24-uurs opvang voor alcoholverslaafde dak- en thuislozen en daarna aan te wijzen als locatie voor de algemene dagopvang voor dak- en thuislozen; 5. Het Smallepad naast nr. 6 aan te wijzen als tijdelijke locatie voor de algemene dagopvang voor dak- en thuislozen; 6. het college het verplaatsen van de dagopvang en het realiseren van het hostel en de alcoholopvang verder in samenwerking met de potentiële exploitanten te laten realiseren en dit planologisch te verankeren; 7. het college de uit dit voorstel volgende veiligheidsmaatregelen rond de voorzieningen te laten nemen; 8. de motie Locatiekeus opvangvoorzieningen (behoefte en financiering) als afgedaan te beschouwen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van … de griffier,
de voorzitter,
Amendement alternatieve locatie hostelvoorziening De gemeenteraad van Amersfoort, op 22 april 2008 in vergadering bijeen, overwegende dat: - wordt voorgesteld een hostelvoorziening voor 25 (ex)harddrugsverslaafden aan de Hogeweg 120 te realiseren; - het aantal cliënten in de opvang aan de Kleine Haag, waarvoor de hostelvoorziening is bedoeld, ver onder het geplande aantal van 25 hostelplaatsen ligt; - de door de raad vastgestelde zoektocht naar opvangvoorzieningen zich beperkte tot de een dagopvang voor dak- en thuislozen, een dagopvang voor alcoholverslaafden en een hostel voor (ex)harddrugsverslaafden; - opvang van het (nog geringe aantal) (ex)harddrugsverslaafden kan plaatsvinden in een beschermd-wonen-omgeving, hetgeen zelfs tot een betere resocialisatie kan leiden dan opvang in een grootschalige opvang; Besluit beslispunt 2 in het raadsvoorstel ‘Aanwijzen locaties opvangvoorzieningen dak- en thuislozen’ als volgt te wijzigen: - 2. Met de woningbouwcorporaties of andere partners op het gebied van de volkshuisvesting afspraken te maken over het realiseren van een of meer woningen voor een beschermde opvang van (ex)harddrugsverslaafden; Raphaël Smit
Hans van Wegen
Ruud Schulten
Amendement alternatieve locatie dagopvang De gemeenteraad van Amersfoort, op 22 april 2008 in vergadering bijeen, overwegende dat: - wordt voorgesteld aan de Kleine Haag 3 een vervangende locatie voor de dagopvang aan de Stovestraat te realiseren; - zorgverlener Carefors in samenwerking met Motiva voor deze dagopvang een alternatief heeft aangeboden aan de Zwaaikom; - Carefors/Motiva niet uitsluitend een dagopvang kan realiseren, maar voor de op te vangen cliënten tevens een dagbestedingprogramma aanbiedt; - Carefors/Motiva bij het door hen aangeboden alternatief kan bogen op ervaringen bij de dagelijkse opvang van verslaafden en daklozen; - de aangeboden dagopvang op korte termijn in gebruik kan worden genomen. Besluit beslispunten 4 en 5 in het raadsvoorstel ‘Aanwijzen locaties opvangvoorzieningen dak- en thuislozen’ als volgt te wijzigen: - 4. De locatie Zwaaikom (alternatief Carefors/Motiva) aan te wijzen als locatie voor het realiseren van een algemene dagopvang voor dak- en thuislozen. - Beslispunt 5 te laten vervallen. Raphaël Smit
Hans van Wegen
Ruud Schulten
Gemeente Amersfoort
RAADSINFORMATIEBRIEF NR. 50 Reg.nr.
Aan
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad
Portefeuillehouder
: Wethouder mr. P.J.T. van Daalen
Programma
Van
Datum
: 2741478 : 17 april 2008 3. Zorg, welzijn en : wijkontwikkeling
TITEL Informatie naar aanleiding van Ronde van 15 april 2008
KENNISNEMEN VAN Kennisnemen van de aanvullende informatie van het college.
AANLEIDING Op 15 april ’08 is het raadsvoorstel Aanwijzen locaties opvangvoorzieningen dak- en thuislozen in De Ronde besproken ter voorbereiding op besluitvorming in Het Besluit. Dit was een vervolg op de Ronde van 8 april waarin een aanvang is gemaakt met het behandelen van het raadsvoorstel in de vorm van een hoorzitting. De raad heeft de Procedure locatiekeus opvangvoorzieningen voor dak- en thuislozen vastgesteld. In deze procedure wordt in vier stappen gekomen tot het aanwijzen van locaties voor opvangvoorzieningen. Stap 1 t/m 3 zijn reeds doorlopen. In stap 4 wijst de raad de locaties aan. In de Ronde van 15 april heeft de wethouder toegezegd de raad in een Raadsinformatiebrief voorafgaande aan besluitvorming op 22 april een onderbouwing te geven van de financiën en middels een kaartje het zoekgebied Hogeweg te verduidelijken. Leeswijzer We zullen in deze raadsinformatiebrief als eerste een toelichting op de financiën geven en zullen vervolgens inzicht geven in de zoekgebieden Hogewegzone.
KERNBOODSCHAP 1.1. Toelichting op de financiën De raad heeft een toelichting gevraagd op het overzicht van financiën voor met name de totstandkoming van de bedragen voor de realisatie van de opvangvoorzieningen. De bedragen zoals die in het raadsvoorstel verwoord staan in het schema op pg 14 en 15 zetten we hier nogmaals, in de volgorde van voorzieningen kort op een rij. Voor de jaren waarin een en ander plaatsvindt verwijzen we naar het schema in het raadsvoorstel. Investeringsbedragen voorzieningen op locaties (in volgorde van het schema in het raadsvoorstel) Bedrag in euro’s Voorziening Locatie 500.000 Tijdelijke dagopvang Smallepad naast nr 6 2.000.000 Tijdelijk hostel Hogeweg ten westen van 116 50.000 Tijdelijke alcoholopvang Kleine Haag 3 50.000 Definitieve dagopvang Kleine Haag 3 1.500.000 Definitieve alcoholopvang Leusderweg 24 500.000 Aandeel definitief hostel Hogeweg 120 of nabijheid van
Inlichtingen bij:
P. Verheule, WSO/MO, (033) 469 44 85
Gemeente Amersfoort raadsinformatiebrief 2741478
1.1.2 Toelichting op de investeringsbedragen Realisatie tijdelijke locatie dagopvang Voor de realisatie van de tijdelijke dagopvang op het Smallepad zijn de investeringskosten geraamd op € 500.000,--. Globaal kunnen we het plaatsen van de dagopvang vergelijken met het plaatsen van een tijdelijk schoolgebouw. Het betreft in grote lijnen een aantal ruimtes, sanitair en wat kantoor- en spreekkamers. Een tijdelijk schoolgebouw kost op dit moment ongeveer € 1.000,- per m2. Voor de 500 m2 die de dagopvang omvat komen we daarmee naar verwachting op een bedrag van € 500.000,-uit. Realisatie tijdelijk hostel Het tijdelijk hostel aan de Hogeweg zal ook in de vorm van tijdelijke bouw/ portcabines verrijzen. Voor het kunnen bepalen van het investeringsbedrag zijn we te rade gegaan bij de gemeente Utrecht. Hier hebben een aantal tijdelijke hostels gestaan. Dit bedrag hebben we geïndexeerd en we komen zo ongeveer op € 2.000.000,-- uit. Als we dit vergelijken met het bedrag voor de tijdelijke dagopvang dan zien we dat de m2 prijs voor het tijdelijke hostel hoger ligt. Voor de dagopvang is die circa 1.000 per m2 (5 ton gedeeld door 500 m2) en voor het hostel is het circa 1.777 per m2 (2 miljoen gedeeld door 1.125 m2). Dat is te verklaren. In het hostel wonen 25 mensen die elk een kamer met douche en wc hebben, daarnaast zijn er nog gezamenlijke ruimtes met keuken, kantoor, enz. Realisatie tijdelijke alcoholopvang Voor de tijdelijke opvang voor alcoholverslaafden aan de Kleine Haag zal een kleine interne verbouwing noodzakelijk zijn. Hiervoor is een bedrag van € 50.000,-- geraamd. Realisatie definitieve locatie dagopvang Het realiseren van de definitieve locatie voor de dagopvang aan de Kleine Haag 3 zal wat verbouwingskosten met zich meebrengen. Hiervoor is een bedrag van € 50.000,-- euro geraamd. Realisatie definitieve alcoholopvang De definitieve alcoholopvang zal aan de Leusderweg 24 verschijnen. In de toetsingspunten is hier oorspronkelijk een volume van 250 m2 voor gereserveerd. Doordat we er 24-uurs opvang met dan ook slaapplaatsen van maken hebben we meer volume nodig. Voor het opvangdeel exclusief slaapplaatsen kunnen we uitgaan van 500 m2. Op dit moment wordt er voor nieuwbouw een gemiddelde prijs van 3.000,-- per m2 gerekend. Daarbovenop zal er nog volume voor slaapplaatsen komen. We gaan er vanuit dat hiervoor middelen via de kapitaalslasten AWBZ vrijkomen. We hebben een bedrag geraamd van € 1.500.000 (3.000 x 500). Realisatie definitief hostel Het realiseren van het definitieve hostel wordt meegenomen in de ontwikkeling van Hogewegzone. Zoals ook vermeld in het raadsvoorstel willen de woningcorporaties een rol spelen bij de ontwikkeling van de locaties. Voor de Hogewegzone is dit de Alliantie Eemvallei. Zij heeft aangegeven hier een aandeel in te willen leveren in het kader van hun kerntaak: het realiseren van woningen. Tevens gaat ze er van uit dat de gemeente hier ook een aandeel in heeft om dat het een specifieke zorgvoorziening betreft. Het totale bedrag voor de nieuwbouw van een hostel zal op grond huidige van nieuwbouwprijs per m2 van € 3.000,--, € 3.375.000,-- bedragen. We hebben voor het aandeel van de gemeente voor het realiseren van het hostel een bedrag van € 500.000,-- geraamd. We gaan er vanuit dat dit voldoende bijdraagt aan de investeringskosten. 1.1.3. Investering in relatie tot subsidie In het overzicht van investeringsmiddelen op pg. 14 en 15 in het raadsvoorstel is te zien dat een deel van de investeringsbedragen ‘terugkomen’ door middel van huuropbrengst. Is hier sprake van ‘vestzakbroekzak’; subsidiëren we deze huur ook? We zijn in Amersfoort gewend gesubsidieerde instellingen marktconform hun bedrijfsvoering te laten uitvoeren. Voor de uitvoering van hun activiteiten huren zij een ruimte. Deze huur maakt onderdeel uit
Gemeente Amersfoort raadsinformatiebrief 2741478
van de bedrijfsvoering en daarmee de exploitatie van de voorziening. Als dit gesubsidieerd is door de locale overheid dan is indirect de huur in de subsidie verweven. De drie voorzieningen waar we hier over spreken: de dagopvang, de alcoholopvang en het hostel worden alle drie op verschillende wijze gefinancierd (zie ook paragraaf 8.2). Alleen de dagopvang is volledig gesubsidieerd door de gemeente. Het hostel wordt volledig betaald vanuit AWBZ-gelden. En de alcoholopvang is een mix van beiden. 1.2. Zoekgebieden Hogeweg In het raadsvoorstel Aanwijzen locaties opvangvoorzieningen wordt voor het definitieve hostel het volgende beslispunt voorgesteld: “De locatie Hogeweg 120 aan te wijzen als locatie voor het realiseren van het hostel voor harddrugsverslaafde dak- en thuislozen en mee te nemen in de ontwikkeling van de Hogewegzone”. De raad heeft in de Ronde gevraagd middels een kaartje het zoekgebied Hogeweg te verduidelijken. Voor het ontwikkelen van de Hogeweg zijn op dit moment twee modellen in beeld: het model Groene Poort en het model Stadspark. Op de volgende kaartjes (PDF-bestand) zijn in beide modellen de zoekgebieden van zowel het tijdelijk als het definitieve hostel vanaf locatie Hogeweg 120 aangegeven. De zoekgebieden hebben bij de definitieve keus deze omvang zodat het hostel geen geïsoleerde ligging heeft en opgenomen kan worden de nieuwe woningbouw.
2008041812063356 3.pdf
(Opmerking Griffie : 4 kaartjes zijn aan Raadsinformatiebrief toegevoegd)
CONSEQUENTIES We hebben in deze Raadsinformatiebrief aanvullende informatie verstrekt over de financiën in het raadsvoorstel Aanwijzen locaties opvangvoorzieningen en hebben inzicht geven in de zoekgebieden Hogewegzone. Dit heeft geen consequenties voor het raadvoorstel.
BETROKKEN PARTIJEN De kaarten over het zoekgebied Hogewegzone zijn in overleg met de woningcorporatie de Alliantie tot stand gekomen. Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H. Huitink
A. van Vliet-Kuiper
Amendement alternatieve locatie 24-uursopvang alcoholverslaafden De gemeenteraad van Amersfoort, op 22 april 2008 in vergadering bijeen, overwegende dat: - wordt voorgesteld een 24-uursopvang voor alcoholverslaafden aan de Leusderweg 24 te realiseren; - de locatie Smallepad naast nummer 6 als mogelijke opvangvoorzieningen op de shortlist was opgenomen en als tijdelijke opvangvoorziening wordt voorgesteld; - deze plek nu al functioneert als openluchtvoorziening voor dak- en thuislozen, waaronder alcoholverslaafden; - de locatie aan het Smallepad in het DSP-rapport gunstiger scoort.dan de locaties aan de Leusderweg; - uit het overzicht ‘reacties buurtgesprekken’ bij het raadsvoorstel blijkt dat het maatschappelijk draagvlak voor een opvang aan de Leusderweg aanmerkelijk smaller is dan voor het Smallepad; - op basis van het DSP-rapport een opvangvoorziening aan de westzijde van Smallepad 6 beter kan scoren dan aan de oostzijde van dit adres (sociaal toezicht, aantal passanten, met name na gereedkomen van het Eemplein). Besluit beslispunt 1 in het raadsvoorstel ‘Aanwijzen locaties opvangvoorzieningen dak- en thuislozen’ als volgt te wijzigen: 1. De locatie ten westen van Smallepad 6 aan te wijzen als locatie voor het realiseren van een Zorgcentrum voor de opvang van alcoholverslaafde dak- en thuislozen. Raphaël Smit
Hans van Wegen
Ruud Schulten
Amendement zoektocht bestemming pand Kleine Haag De gemeenteraad van Amersfoort, op 22 april 2008 in vergadering bijeen, overwegende dat: - voor de opvang van (ex)harddrugsverslaafden, alcoholverslaafden en voor een algemene dagopvang locaties aan de Hogeweg, Leusderweg en Kleine Haag zijn voorgesteld; - voor deze locaties alternatieven voorhanden zijn in de vorm van beschermd-wonen (alternatief hostel), in de Isselt (algemene dagopvang) en aan het Smallepad (alcoholverslaafden); - het pand aan de Kleine Haag 3 momenteel is bestemd voor de opvang van harddrugsverslaafden; - door maatschappelijke ontwikkelingen en nieuw beleid de opvang van harddrugsverslaafden op het adres Kleine Haag 3 overbodig wordt; - hierdoor ruimte op de begane grond en mogelijk op de bovenliggende verdiepingen aan de Kleine Haag 3 beschikbaar komt. Besluit beslispunt 3 in het raadsvoorstel ‘Aanwijzen locaties opvangvoorzieningen dak- en thuislozen’ als volgt te wijzigen: 3. Voor het pand Kleine Haag 3 wordt een nieuwe bestemming gezocht, bijvoorbeeld voorzieningen op het gebied van kinderopvang of sociaal-culturele activiteiten ten behoeve van de bewoners in de binnenstad en het aangrenzende deel van het Vermeerkwartier. Bij een nieuwe bestemming kunnen de bestaande kantoorverdiepingen zo nodig hun functie behouden. Bij de zoektocht kan als alternatief een mogelijke herontwikkeling voor wonen en/of werken door een particuliere partij worden overwogen. Raphaël Smit
Hans van Wegen
Ruud Schulten
Verslag De Ronde op 15 april 2008: Aanwijzen locaties opvangvoorzieningen dak- en thuislozen Imming Voorzitter: Secretaris: De Korte Aanwezig: Beltman, Boeve, Van ’t Erve, Haasdijk, Hinloopen, Smit, Tanamal en Voogt Pers: ja Publiek: 50 Conceptverslag: MKW secretariaatsservices Wethouders: Van Daalen Ambtenaar/Gast: Verheule, Van de Velde, Beaujon, Van Vliet en Van Doorn Reg. nr.: 2740249 Tel. nr.: (033) 4694379 E-mail:
[email protected] Punt
Inhoud
Actie
Doel: Van de raad wordt gevraagd kennis te nemen van de reacties van de insprekers van de hoorzitting op 8 april 2008. De raad wordt gevraagd de reacties mee te laten wegen in de voorbereiding van het besluit tot het aanwijzen van de definitieve locaties. BPA (Smit): - Heeft het college uitgevoerd wat de raad de afgelopen tijd heeft besloten? Dat is de voorliggende vraag. - Over de Hogeweg bestaat onduidelijkheid ten aanzien van inpassing van nog te ontwikkelen zaken. Hogeweg 120 is in het proces toch niet zo hard te maken als was aangenomen. - Wie zullen gebruik gaan maken van de Hogeweg. Het aantal zal uitkomen op tien tot vijftien bewoners. Hiervoor hoeft geen hostel te worden gebouwd. Beschermd wonen is voor dit kleine aantal zeker een optie. Bereidt hiertoe een motie voor. - De raad heeft een shortlist opgesteld voor criteria van op te vangen doelgroepen. De toekomstige bewoners van opvang aan de Hogeweg zullen naar verwachting vallen in de doelgroep waarvan overlast valt te verwachten. - De opvang aan de Leusderweg transformeert tegen de wens van de bewoners in van een dagopvang naar een 24 uursopvang. Het college voert op dit vlak een onjuist proces. - Wat gebeurt er met de Kleine Haag? Wat is daar destijds precies over afgesproken? Is verbaasd dat de Kleine Haag nu toch bij het proces voor het aanwijzen van de opvanglocaties wordt betrokken. CDA (Boeve): - Destijds had de raad moeten zeggen de Kleine Haag wel of juist niet te betrekken bij het proces over de nu aan te wijzen opvanglocaties. SP (Beltman): - Destijds leek het bijna te gaan om een raadsbesluit dat de Kleine Haag bij de nu aan te wijzen opvanglocaties wordt betrokken. BPA (Smit): - De bewoners van de Kleine Haag moeten net zo goed als andere doelgroepen betrokken worden in het proces van aan te wijzen opvanglocaties.
1
-
-
-
Dagopvang is niet voldoende voor de doelgroep. Verzoekt het college contact op te nemen met Carefors en Motiva inzake het aanbieden van dagbesteding aan de degenen die dagopvang nodig hebben. Bereidt hiertoe een motie voor. Stelt de westkant van het Smallepad voor als opvang voor alcoholverslaafden in plaats van de Leusderweg. Aan het Smallepad is meer sociale controle. Kondigt hiertoe eveneens een motie aan. De benedenverdieping van de Kleine Haag – als die leeg komt te staan – moet een functie voor de stad krijgen, bijvoorbeeld kinderopvang of locaties voor wonen en werken. De financiële onderbouwing in het raadsvoorstel is zeer zwak. Verzoekt tot betere onderbouwing van de (exploitatie)cijfers. Verzoekt het college, nog voordat tot besluitvorming wordt overgegaan, inzicht te verschaffen in de cijfers. Samenvattend: heeft voor alle drie de beoogde locaties serieuze alternatieven voorgesteld.
(PvdA) Hinloopen: - Kan zich vinden in de voorlopige voorzieningen en kan zich in die zin vinden in het raadsvoorstel. Heeft wel enkele opmerkingen ten aanzien van de definitieve locaties. - De Leusderweg 24 is een prettiger locatie voor het realiseren van een gebouw voor 24 uursopvang dan Zonnehof 10. Leusderweg 24 kan optimaal worden ingericht. Maar Zonnehof 10 biedt de mogelijkheid tot realisatie van een buitenruimte. - Leusderweg 24 biedt de mogelijkheid in de anonimiteit op te gaan. Gebruikers van de Leusderweg 24 gaan bij het verlaten van het gebouw op in de drukte van de Leusderweg. Zonnehof 10 is wat dat betreft een meer geïsoleerde plek. - Zonnehof 10 lijkt makkelijker beheersbaar dan Leusderweg 24. Deze gedachte is gebaseerd op het DSP-rapport. - Het DSP-rapport verwacht vanaf Leusderweg 24 meer de trek naar het Juliana van Stolbergcomplex/-park dan vanaf Zonnehof 10. - Zonnehof 10 staat verder van woningen af en dat is prettiger voor de bewoners. Leusderweg 24 vereist meer inzet voor de beheersbaarheid van de omgeving omdat deze locatie dichter bij woningen is gelegen. - Een 24 uursopvang is beter voor de op te vangen doelgroep. Omdat 24 uursopvang voor alle betrokkenen een verbetering is ten opzichte van dagopvang, is het verantwoord om van het proces af te wijken c.q. om niet vast te houden aan een dagopvang. SP (Beltman): - Ziet niet in waarom een 24 uursopvang veiliger is dan een dagopvang. BPA (Smit): - Bij mooi weer zullen de alcoholverslaafden ook rondom het gebouw te vinden zijn. (PvdA) Hinloopen: - Thuislozen worden niet geacht na sluiting van een dagopvang in de buurt te blijven van het gebouw. Bij een 24 uursopvang is er de keuze: blijven of niet. - Het DSP-rapport is niet helemaal toereikend voor de keuze voor een 24 uursopvang. - Voor wat betreft de gebouwmogelijkheden en de sociale omstandigheden
2
-
verdient Leusderweg 24 de voorkeur. Maar deze locatie verdient niet de voorkeur als het gaat om het beheersen van de omgeving. Hier ligt dan een zwaardere verantwoordelijkheid voor handhaving. Kan zich vinden in de locatie Hogeweg 120 als locatie voor het hostel mits het gebouw goed kan worden ingepast in de plannen. Het gebouw is te groot voor het verwachte aantal op te vangen personen. Onthoudt zich van het doen van een uitspraak van de omvang van het gebouw (het concrete aantal op te vangen personen) in relatie tot de kosten. Meent dat het de stad goed zal doen als een 24 uursopvang wordt gerealiseerd. De zorgfunctie van de Kleine Haag moet worden gehandhaafd maar moet worden gericht op een andere doelgroep dan die nu van deze locatie gebruik maakt.
SP (Beltman): - Er is een toenemende roep te horen voor begeleiding op maat van dak- en thuislozen. Kan in die zin het voorstel niet steunen. - Is voor kleinschalige opvang. - Wil meer inzicht in de onderbouwing van de aantallen op te vangen personen. CDA (Boeve): - De fractie van SP is gemakzuchtig doordat geen concrete uitspraak wordt gedaan hoe de opvang eruit moet zien. SP (Beltman): - Alle dertien opvanglocaties mogen gehandhaafd blijven. - Als er minimaal 120 dak- en thuislozen zijn, maak daar dan categorieën in, maar waak voor anonimiteit. Aan de hand van de categorieën kan worden bepaald welke opvang in welke omvang nodig is. GroenLinks (Van 't Erve): - De vraag is ‘wil de stad voorzieningen hebben voor hen die opvang nodig hebben?’ SP (Beltman): - Op basis van huidige cijfers kan geen uitspraak worden gedaan over voorzieningen over drie jaar. CDA (Boeve): - Er wordt opvang gebouwd voor een stad van 160.000 inwoners. SP (Beltman): - Is ontevreden over onzorgvuldigheid. - De Kleine Haag is een locatie voor meerdere doelen: inloop en opvang. In het voorstel dat nu voorligt wordt uitgegaan van een-op-eenopvang: aan de Leusderweg bijvoorbeeld alleen opvang van alcoholverslaafden. Dus een onlosmakelijke relatie tussen locatie en type opvang. Wat betreft de fractie van SP kunnen alle dertien opvanglocaties worden bezien voor alle soorten opvang. Dus waarom zou Zonnehof 10 geen inloop kunnen zijn, et cetera. - De Kleine Haag is nu onverwacht in het proces betrokken. -
De keuzen die het college nu voorlegt – drie locaties met daaraan gekoppeld één type opvang – maakt het er niet makkelijker op. Het zou goed zijn een goede nieuwe nota te maken met onderbouwde aan-
3
tallen op te vangen personen en visie over hoe de opvang moet worden ingericht. Betrek hierin ook het opzetten van een activiteitencentrum. VVD (Voogt): - De destijds ingediende motie had spreiding in opvanglocaties plus kleinschaligheid voor ogen. - Kan zich in grote lijnen verenigen met de punten van voorstel. - Wat betreft de Leusderweg wordt de wethouder verzocht aan te geven wat de consequenties zijn van een 24 uursopvang. Benadrukt de inzet van beveiligers voor het handhaven van de orde. Leer in dit opzicht van de opvang aan de Stovestraat. En registreer op een goede wijze – ook conform het voorbeeld van de Stovestraat – de incidenten. - Heeft enige voorkeur voor Zonnehof 10 omdat deze locatie wat verder weg van woningen ligt. - Waar de opvang ook komt, scherm de opvang fysiek goed af van de bewoners. - In de Stovestraat komt te zijner tijd een opvang voor dak- en thuislozen en dat is een verbetering ten opzichte van de opvang van alcoholverslaafden. - Heeft destijds tegen opvang in de Kleine Haag gestemd. In het raadsvoorstel mag best wat meer onderbouwd worden aangegeven waarom deze locatie nu in het proces wordt betrokken. - De aantallen kunnen nooit precies worden genoemd maar hij zou wat meer indicaties en onderbouwing willen hebben alvorens te besluiten. - De zoektocht naar locaties is heel moeilijk. De Leusderweg is een heel moeilijke locatie. - De locaties moeten goed worden gevolgd nadat besloten is. Wil in die zin regelmatige rapportages van de betrokkenheid van instanties aan de doelgroepen zodat ook de kosten duidelijk worden. GroenLinks (Van 't Erve): - Het kan iedereen overkomen dak- en/of thuisloos te worden. Het is dus geen kwestie van ‘eigen schuld dikke bult’. - De opvanglocaties hebben grote impact op de buurt. Er wordt vanuit gegaan dat het college hierin zijn verantwoordelijkheid neemt. - Er moet structurele aandacht zijn voor veiligheid en beheer. - Overweegt een amendement over dat het college regelmatig de bewoners rond opvanglocaties naar hun mening vraagt. De bewoners moeten merken ‘dat ze worden gehoord’. - Een hostel op Hogeweg 120 is akkoord mits goed ingepast in de algehele plannen. - De alcoholopvang dient op Leusderweg 24 te worden gerealiseerd. - Een alternatieve locatie voor de Stovestraat dient snel te worden gevonden. - Totdat de Leusderweg 24 gereed is voor opvang dient een tijdelijke opvang op het Smallepad te worden gerealiseerd. - Steunt het voorstel. CDA (Boeve): - Het voorstel is helder en er valt uit te herleiden wat de afgelopen tijd is gedaan. - Amersfoort mag trots zijn op de plannen die nu voorliggen voor opvang. - Heeft wel moeite met het tot nu toe gevoerde proces. -
Ziet uit naar de motie van de fractie van BPA. Het DSP-rapport kijkt anders aan tegen opvang aan het Smallepad. Het DSP-rapport waarschuwt op deze plek zelfs voor een no-go area.
4
-
-
Het DSP-rapport plaats veel vraagtekens bij Leusderweg 24 voor wat betreft een dagopvang. Verzoekt DSP de opdracht te geven de locatie te beoordelen als er een 24 uursopvang komt. Alle plussen en minnen worden opgeteld, overheersen de minnen. Dit betekent dat nogal wat ingrepen nodig zijn om deze minnen weg te werken. Een 24 uursopvang betekent overigens wel een verbetering ten opzichte van een dagopvang. Besluitvorming kan plaatsvinden voordat het beoogde onderzoek van DSP is uitgevoerd. Maar als uit het DSP-rapport blijkt dat 24 uursopvang op de locatie Leusderweg 24 geen verbetering is ten opzichte van dagopvang, dan ontstaat een nieuw feit en dan moet hiervoor naar een oplossing worden gezocht.
BPA (Smit): - Adviseert de fractie van CDA voorafgaand aan besluitvorming wel met bewoners van Weltevreden te spreken. CDA (Boeve): - De locatie Kleine Haag is gewoon een goede opvanglocatie. - Gesprekken moeten worden gestart over het betrekken van de Kleine Haag in de huidige opvangdiscussie. - DSP dient met bewoners rond de Kleine Haag in gesprek te gaan. - Het monitoren van hoe het gaat rond de verschillende locaties is absoluut noodzakelijk. - De diverse locaties mogen niet worden geopend voordat het college in gesprek is gegaan met omwonenden over de bevindingen van DSP. Jouw Amersfoort (Van den Berg): - Heeft het gevoel dat tijdens het proces de spelregels veranderen. - Heeft de stad de kosten zoals weergegeven in de gemeentebegroting over voor de opvang zoals die nu wordt voorgesteld? Wil nadere discussie over de kosten. - Waarom wordt niet uitgesproken dat de opvang van alcoholverslaafden aan de Leusderweg 24 naast een kroeg is gelegen? - Waarom is de wethouder niet bij de raad teruggekomen om te communiceren dat er nog een locatie achter de hand is en dat de wens bestaat anders met omwonenden te communiceren dan momenteel wordt gedaan? - De nu voorgestelde locaties zijn wellicht geen van alle geschikt. CU (Haasdijk): - Heeft bewondering voor hoe het college het proces voert. - Investeer veel in communicatie: beter te veel dan te weinig geïnformeerd. - Kan zich vinden in de locatie Leusderweg 24 maar investeer veel in beheersbaarheid. CDA (Boeve): - Kan de fractie van CU zich vinden in het voorstel dat DSP de effecten van een 24 uursopvang onderzoekt? CU (Haasdijk): - Het voorstel voor het bedoelde onderzoek van DSP wordt eerst besproken in de fractie. -
Concrete schadeclaims van omwonenden kunnen het beste door onafhankelijke organisaties worden behandeld. BPA (Smit):
5
-
Verdere bespreking is niet nodig. Wil dat het besluit wordt genomen. Bewoners worden toch niet gehoord.
GroenLinks (Van 't Erve): - Verzoekt de fractie van BPA zorgvuldiger met de rol van volksvertegenwoordiger om te gaan. Wethouder Van Daalen: - Toekomstige aantallen op te vangen personen zijn lastig in te schatten. Deskundigen hebben de aantallen, zoals genoemd in het voorstel, vastgesteld en gebaseerd op actuele tellingen en persoonlijke ervaringen. Natuurlijk is daar een marge bij nodig, alleen al om het simpele feit dat dak- en thuislozen niet altijd traceerbaar zijn. - Alcoholverslaafden hebben meer tijd nodig dan drugsverslaafden om hun leven weer op de rit te krijgen. Deskundigen hebben met dit gegeven rekening gehouden bij het schatten van aantallen. - Gaat expliciet in op de in het voorstel genoemde financiën op pagina 14 en 15. Toegezegd wordt op zeer korte termijn (daags na de Ronde) aanvullende financiële informatie te verstrekken. - Tegenover maatschappelijke kosten dienen maatschappelijke baten te worden gezet. - Het DSP-rapport geeft aan dat een 24 uursopvang aan Leusderweg 24 een Van Daalen verbetering is ten opzichte van een dagopvang. Toegezegd wordt DSP onderzoek te laten doen naar de effecten van 24 uursopvang en de benodigde beheersmaatregelen. Tevens zal de expertise van DSP worden gebruikt voor de concrete invulling van beheersmaatregelen, zoals: dient een fysieke afscheiding tussen opvang en woningen te worden gerealiseerd door een Van Daalen hek of door een andersoortige afscheiding? - Kleinschalige opvang kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door projecten voor beschermd wonen. In het project ‘Zorg onder dak’ wordt hier aandacht aan besteed. - Mensen die nu van de Kleine Haag gebruikmaken kunnen instromen in het hostel aan de Hogeweg. In het hostel kunnen ook andere doelgroepen terecht dan de doelgroepen die momenteel van de Kleine Haag gebruikmaken. Op deze wijze zijn er op termijn voldoende cliënten voor de omvang van het hostel. - De ontwikkeling van het hostel wordt zo goed mogelijk ingepast in de plannen die er liggen. Zoals bekend liggen momenteel twee plannen voor ten behoeve van de Hogewegzone. Als in één van de varianten het zwembad wordt gebouwd, op locatie Hogeweg 120 dan moet in het gebied naar een andere plek voor het hostel worden gezocht. Toegezegd wordt op zeer korte termijn (daags na de Ronde) door middel van een kaartje aan te geven wat het zoekgebied zal zijn voor het hostel als het zwembad blijft op de beVan Daalen oogde plek. - Toegezegd wordt rond de locaties een nulmeting en vervolgmetingen op te zetten voor het monitoren van het woon- en leefklimaat. Vervolgmetingen kunnen jaarlijks worden gehouden. Van Daalen - Toegezegd wordt ten aanzien van registratie van incidenten in overleg te gaan met de politie. Een dergelijke registratie levert zeker nuttige informatie op die van pas komt bij het monitoring van de omgeving van de locaties. - Het heeft een meerwaarde dat DSP wordt betrokken in de gesprekken met Van Daalen omwonenden van de Kleine Haag. Ook is het goed dat de gemeente gebruikmaakt van de expertise van DSP voor wat betreft fysieke beheersmaatregelen.
6
-
Heeft er alle vertrouwen in dat de communicatie over de opvanglocaties in de realisatiefase goed zal verlopen. Toegezegd wordt bereid te zijn de verantwoordelijkheid te willen nemen voor de beheersbaarheid van de omgeving van de opvanglocaties na realisatie van de opvanglocaties. De Kleine Haag is in de vergadering van 27 november 2007 besproken. Van Daalen Destijds is gesuggereerd de Kleine Haag aan de shortlist van opvanglocaties toe te voegen. Een aantal raadsleden heeft destijds ‘geknikt’ op het antwoord van de wethouder de suggestie ter harte te nemen, ondanks dat niet in de besluitenlijst is opgenomen dat de wethouder de suggestie overneemt.
Samenvattend: - De fracties van PvdA, CDA, VVD, GL, CU steunen het collegevoorstel. De fracties van BPA, SP en JA zijn tegen. - Er zijn door fracties vragen gesteld en opmerking gemaakt over o.a. financiele onderbouwing, exacte zoekgebied locatie Hogeweg 120, verzoek om aanvullend onderzoek Leusderweg 24 i.v.m. wijziging naar 24 uursopvang en wijze van evaluatie. Wethouder heeft hierop toezeggingen gedaan (zie hieronder) - De BPA kondigt 4 amendementen aan voor o.a. alternatieve locaties. CDA en Groenlinks overwegen een amendement over evaluatie en monitoring buurtbeleving. - Met uitzondering van de fractie van de SP gaan fracties akkoord met agendering voor het Besluit met debat op 22 april. Wethouder Van Daalen zegt toe: - In een Raadsinformatiebrief voorafgaande aan besluitvorming op 22 april een onderbouwing te geven van de financiën en middels een kaartje het zoekgebied Hogeweg te verduidelijken. - Het bureau DSP opdracht te geven voor nader onderzoek 24-uurs opvang Leusderweg 24 en het bureau expliciet te vragen om suggesties voor beheersbaarheid. Het onderzoek kan plaatsvinden na besluitvorming op 22 april - Een evaluatie uit te voeren met een nulmeting en evaluatie na 1 en 2 jaar. - Met de politie afspraken te maken over de wijze van registratie van incidenten - Het bureau DSP te vragen aanwezig te zijn bij de verdere gesprekken met omwonenden van de Kleine Haag Vastgesteld in de vergadering van 27 mei 2008, De griffier,
De voorzitter,
7
Doelstellingen Ontwikkelingsplan Randenbroek en Schuilenburg Doelstellingen Indicator Situatie 2006 (2007) 2009 2013 2017 Hoofddoelstelling: Vitale wijken waar bewoners prettig leven Verhogen van het Rapportcijfers dat Amersfoort 7,2 (7,2) R: 6,7 R: 7,0 R: 7,1 rapportcijfer dat bewoners geven voor Randenbroek 6,7 (6,7) S: 6,5 S: 6,5 S: 6,8 bewoners geven voor hun buurt/woonomgeving Schuilenburg 6,5 (6,5) hun buurt/wijk 1-4-2005 (1-4-2007) Subdoelstelling Samenleven: Bewoners doen mee. Bevorderen van de sociale samenhang en betrokkenheid bij de buurt 1. Vergroten van sociale Kengetal Sociale Amersfoort 5,9 (5,8) R: 5,3 R: 5,5 R: 5,7 samenhang Samenhang (van Randenbroek 5,5 (5,3) S: 5,2 S: 5,3 S: 5,4 0=geen samenhang tot Schuilenburg 5,1 (5,1) 10= veel samenhang) 1-4-2005 (1-4-2007) Subdoelstelling wonen: Voor iedereen wat wils. Vergroten van de differentiatie van het woningaanbod 1. Betere verhouding Het percentage Randenbroek 55% R: 54% R: 48% R: 46% tussen de woningen in corporatiewoningen ten (55%) S: 43% S: 43% S: 38% de categorieën opzichte van het totaal Schuilenburg 44% goedkope huur, duurdere aantal woningen (44%) 1-1-2006 (1-1-2007) huur, goedkope koop en duurdere koop. Subdoelstelling werken: Levendigheid en bedrijvigheid in de buurt. Verbeteren van de sociaal-economische positie van bewoners en wijk 1.Verminderen van het Niet-werkende Amersfoort 5,7% (4,5%) aantal niet-werkende werkzoekenden (NWW) Randenbroek 8,6% werkzoekenden. in % van de potentiële (6,9%) beroepsbevolking (15-64 Schuilenburg 11,3% jaar) (8,3%) 1-1-2006 (1-1-2007)
2. Verminderen van het Personen met aantal bewoners met een bijstandsuitkering (WWB) bijstandsuitkering. in % van de potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar)
Amersfoort 3,1% (2,9%) Randenbroek 5,9% (5,6%) Schuilenburg 7,5% (6,5%) 1-1-2006 (1-1-2007)
Subdoelstelling onderwijs: Vergroot je wereld…Vermindering van het aantal voortijdige schoolverlaters 1. Verminderen van het Aandeel jongeren in de Amersfoort 24% (..%) Amersfoort 20% aantal voortijdige leeftijd van 18-22 jaar dat
#2683110 v1 - BIJLAGE 1: DOELSTELLINGEN RANDENBROEK EN SCHUILENBURG (AV) D.D. 21-2-2008
Ambitie 2020 Randenbroek 7,1 Schuilenburg 7,1
Randenbroek 5,7 Schuilenburg 5,5
Randenbroek 45% Schuilenburg 38%
Als in Amersfoort agv de conjunctuur het % stijgt willen we dat de toename in R/S naar verhouding geringer is, indien het % afneemt, dan willen we in R/S een naar verhouding grotere afname. Als in Amersfoort agv de conjunctuur het % stijgt willen we dat de toename in R/S naar verhouding geringer is, indien het % afneemt, dan willen we in R/S een naar verhouding grotere afname. Ambitie Amersfoort in 2010: 19%. In 2010
1
Doelstellingen schoolverlaters.
Indicator het onderwijs zonder startkwalificatie heeft verlaten.
Situatie 2006 (2007)
2009
2013
2017
Subdoelstelling leefbaarheid: Hartstocht voor het alledaagse. Het realiseren van een veilige, schone en goed onderhouden leefomgeving 1. Verbeteren van het Percentage van de Amersfoort 26% (26%) R: 42% R/S: 38% R/S: 34% gevoel van veiligheid bewoners die zich soms Randenbroek 36% S: 45% onveilig voelt in de buurt (42%) Schuilenburg 36% (45%) 1-4-2005 (1-4-2007) 2. Vergroten van de Een cijfer op de schaal 0 Amersfoort 4,2 (4,6) R: 4,6 R: 4,4 R: 4,2 score die mensen geven (= geen verloedering) tot Randenbroek 4,0 (4,6) S: 5,3 S: 4,6 S: 4,2 aan de fysieke kwaliteit 10 (= veel verloedering) Schuilenburg 4,2 (5,3) van de wijk 1-4-2005 (1-4-2007) Subdoelstelling voorzieningen: Krachtige voorzieningen in de wijk. Het op peil (brengen en) houden van het voorzieningenniveau in de wijk 1. Verbeteren Tevredenheid van Amersfoort 7,8 (7,7) R: 7,6 R: 7,7 R: 7,8 detailhandelstructuur bewoners over de Randenbroek 7,9 (7,6) S: 7,5 S: 7,5 S: 7,5 winkels voor de Schuilenburg 7,7 (7,5) dagelijkse 1-4-2005 (1-4-2007) boodschappen in de buurt 2. Verbeteren Tevredenheid van Amersfoort 5,8 (5,8) R: 5,7 R: 5,8 R: 5,9 voorzieningen voor Amersfoorters over Randenbroek 5,8 (5,7) S: 5,4 S: 5,6 S: 5,8 jongeren voorzieningen voor Schuilenburg 5,8 (5,4) jongeren in hun wijk 1-4-2005 (1-4-2007)
#2683110 v1 - BIJLAGE 1: DOELSTELLINGEN RANDENBROEK EN SCHUILENBURG (AV) D.D. 21-2-2008
Ambitie 2020 worden nieuwe (tussen)doelen geformuleerd voor 2013 en verder. R/S: 32%
R: 4,0 S: 4,2
R: 7,9 S: 7,5
R: 6,0 S: 6,0
2
De kengetallen worden geleverd door afd. O+S uit de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid die in de oneven jaren wordt gehouden als onderdeel van de jaarlijkse Stadspeiling, tenzij anders vermeld. Toelichting op de berekening van de kengetallen: Sociale kwaliteit: kengetal dat in het kader van GSB elke twee jaar wordt berekend op basis van vier stellingen: • de mensen in deze buurt kennen elkaar nauwelijks • de mensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om • dit is een gezellige buurt met veel saamhorigheid • ik voel mij thuis bij de mensen die in deze buurt wonen Afhankelijk van de antwoorden, variërend van ‘zeer mee eens’ tot ‘zeer mee oneens’ levert dit een score op die een indicatie geeft van de sociale samenhang in de wijk. Deze score varieert van 0 (geen samenhang) tot 10 (veel samenhang) en is dus geen rapportcijfer. Het aandeel sociale huurwoningen is hier berekend door het aantal zelfstandige huurwoningen van corporaties (Alliantie, Portaal en Ons Belang) af te zetten tegen de totale woningvoorraad. Het is dus losgekoppeld van de feitelijke huur. Bron: afdeling O+S, bestand OZB Niet-werkende werkzoekenden: bron CWI, bewerking O+S. Het gaat om personen die niet of minder dan 12 uur per week werken en een baan zoeken voor minimaal 12 uur per week en hiervoor zijn ingeschreven bij het CWI. Bijstand: bron WSO, bewerking O+S. Voortijdig schoolverlaters: een startkwalificatie is een diploma op minimaal mbo-niveau 2, havo of vwo. Bron: leerlingadministratie WSO, bewerking O+S Schaalscore fysieke kwaliteit (of verloedering). Kengetal dat in het kader van GSB elke twee jaar in de monitor L+V wordt berekend op basis van de mate waarin de volgende incidenten voorkomen in de eigen buurt: zwerfvuil, hondenpoep, vernielingen en graffiti. De antwoorden (vaak, soms, of bijna nooit) zijn omgezet naar een schaalscore van 0 (geen verloedering) tot 10 (veel verloedering). Tevredenheid over de winkels voor dagelijkse boodschappen en tevredenheid over voorzieningen voor jongeren in de wijk. In de monitor L+V is gevraagd naar de tevredenheid van (volwassen) bewoners over voorzieningen in hun wijk. Om de uitkomsten ook verantwoord te kunnen presenteren op wijkniveau zijn de uitkomsten vertaald naar rapportcijfers: ‘zeer tevreden’ (10), tevreden (7,5), neutraal of weet niet (6,5), niet tevreden (4) zeer ontevreden (2). Hoewel deze vertaling subjectief is, is het wel mogelijk om de cijfers in de tijd te vergelijken.
#2683110 v1 - BIJLAGE 1: DOELSTELLINGEN RANDENBROEK EN SCHUILENBURG (AV) D.D. 21-2-2008
3
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder drs. J.A. Hekman
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2674256 : 26 februari 2008 : HB-2
TITEL Doelstellingen ontwikkelingsplannen Amersfoort Vernieuwt BESLISPUNTEN 1. Vaststellen aangepaste doelstellingen ontwikkelingsplan Liendert en Rustenburg; 2. vaststellen aangepaste doelstellingen ontwikkelingsplan Randenbroek en Schuilenburg. AANLEIDING Op 11 december 2007 heeft de gemeenteraad de ontwikkelingsplannen voor “Randenbroek en Schuilenburg” en “Liendert en Rustenburg” met uitzondering van Bijlage I: de doelstellingen vastgesteld. Naar aanleiding van een aangenomen motie heeft het college toegezegd om voor 1 maart een aangepaste versie voor te leggen aan de raad (in overleg met de griffie is dat 11 maart geworden). Na 11 december heeft de programma-organsiatie de doelstellingen goed tegen het licht gehouden en onderzocht of de doelstellingen SMARTer, uitgebreider en scherper geformuleerd kunnen worden. In deze nota wordt ingegaan op de vernieuwde bijlage 1 van de ontwikkelingsplannen “Liendert en Rustenburg” en “Randenbroek en Schuilenburg”, zie bijlage van deze nota. Hieronder wordt kort beschreven wat we met Amersfoort Vernieuwt willen bereiken, op welke wijze en met welke indicatoren we de resultaten en effecten van het programma Amersfoort Vernieuwt willen monitoren. BEOOGD EFFECT Wat wil Amersfoort Vernieuwt bereiken? De gemeente Amersfoort en de woningcorporaties De Alliantie Eemvallei en Portaal Eemland willen dat de wijken Randenbroek en Schuilenburg, Liendert en Rustenburg, Kruiskamp en de overige locaties vitale wijken zijn, waar mensen prettig leven en kansen hebben. Kansen op ontwikkeling op werk, op een goede opleiding, kansen op een betere woning. Het doel is het hebben van tevreden bewoners, die trots zijn op hun woning en hun buurt. Terecht trots, want hun buurt is gevarieerd, vitaal en veilig. Hoofddoelstelling voor Amersfoort Vernieuwt is: “ We willen dat over 12 jaar de prioriteitswijken en de overige locaties een substantieel betere leefbaarheid kennen, met een gemiddeld hogere woningkwaliteit, hogere waardering van de woonomgeving, veiliger en betere onderlinge verhoudingen tussen de bewoners”. TOELICHTING Afbakening programma Amersfoort Vernieuwt Het programma Amersfoort Vernieuwt is integraal opgezet dat wil zeggen dat er aandacht is voor de fysieke, de sociale en de economische aspecten. Hierdoor is het programma breed en zijn er veel verschillende betrokken partijen. Daarom is het goed om te omschrijven welke activiteiten, projecten, taken, buurten nu precies onder Amersfoort Vernieuwt vallen en welke niet. Hieronder worden de verschillende onderdelen schematisch weergegeven en kort beschreven.
Inlichtingen bij:
J.H. Bilderbeek, SOB/EO, (033) 469 46 25
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 2
Amersfoort Vernieuwt
Thematisch Samenleven
Wonen
Werken
Leren
Leefbaarheid Voorzieningen
GeGebiedsgericht Gebiedsgericht Liendert en Rustenburg
Randenbroek en Schuilenburg
Hogewegzone
KRUISKAMP
Overige projecten
Figuur 1: Integraal programma Amersfoort Vernieuwt 1. De wijken Liendert en Rustenburg en Randenbroek en Schuilenburg Voor de verbetering van deze wijken zijn twee afzonderlijke ontwikkelingsplannen opgesteld. Het ontwikkelingsplan is een ontwikkelingsvisie tot 2020 en richt zich op zes thema’s binnen de wijken. De zes thema’s zijn: . Samenleven: Iedereen doet mee: de sociale samenhang bevorderen. Zorgen dat er meer mensen mee (kunnen) doen. Wonen: Voor iedereen wat wils, de differentiatie van het woningaanbod vergroten Werken: levendigheid en bedrijvigheid in de buurt en de sociaal- economische positie van de bewoners verbeteren. Onderwijs: vergroot je wereld voor nu en straks; elke wijk een ABC school en het aantal vroegtijdige schoolverlaters verlagen. Leefbaarheid: hartstocht voor het alledaagse; een schoon, heel, veilig, mooi en goed onderhouden woonomgeving realiseren. Voorzieningen: krachtige voorzieningen in de wijk. Het voorzieningenniveau in de wijken op het gebied van detailhandel, zorg, welzijn en sport op peil brengen en houden. 2. De Hogewegzone De Hogewegzone is een stedelijk gebiedsontwikkelingsproject binnen het programma Amersfoort Vernieuwt. Voor de Hogewegzone wordt ingezet op een stadsentree met stedelijke allure. Het gaat om een hoogwaardige, stedelijke inrichting van de hoofdverkeersader de Hogeweg. Het programma omvat woningbouw, een nieuw zwembad en een sporthal. Bovendien speelt de afwikkeling van het verkeer op de Hogeweg een belangrijke rol. 3. Kruiskamp De wijk Kruiskamp is begin 2007 door de minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) benoemd tot één van de 40 aandachtswijken. Vervolgens is de gemeente samen met de woningcorporaties De Alliantie Eemvallei en Portaal Eemland gestart om een wijkactieplan op te stellen. Doelstelling is om de wijk een extra impuls te geven en met name vanuit de sociale pijler. Het wijkactieplan van Kruiskamp zal aan het Amersfoort Vernieuwt programma worden toegevoegd. Monitoring Kruiskamp: Effectmeting: De (maatschappelijke) effecten van de verschillende maatregelen zullen via een jaarlijkse outcomemonitor worden gevolgd. Deze outcomemonitor brengt op beknopte wijze de ontwikkelingen in kaart op de terreinen wonen, werken, leren en opgroeien, integreren en veiligheid. Aan de hand van deze informatie kan worden vastgesteld hoe de situatie in de wijken zich ontwikkelt en kan worden vastgesteld of en in hoeverre de beoogde maatschappelijke effecten (zullen) worden gerealiseerd (doelbereik). Het onderzoek wordt in opdracht van VROM/WWI uitgevoerd door het CBS. Meten van acties en maatregelen: De gemeente geeft in dit charter aan welke inspanningen zij samen met andere partijen zullen plegen om de gewenste maatschappelijke effecten te realiseren. Deze partijen maken onderling afspraken over de wijze waarop de voortgang van deze inspanningen jaarlijks wordt gevolgd en
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 3
geregistreerd en op welke wijze deze partijen naar elkaar verantwoording afleggen over de al dan niet gerealiseerde prestaties. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de informatie die de gemeenten in het kader van de reguliere verantwoordings- en begrotingscyclus verzamelen. De gemeente presenteert daarnaast ook informatie over de mate waarin en de wijze waarop wijkbewoners bij het wijkenbeleid zijn betrokken. Een afschrift van bovengenoemde informatie wordt de minister van WWI aangeboden. Kennisdelen: Over en weer worden best practices en kennis uitgewisseld ten behoeve van optimale voortgang in de wijken. 4. Overige projecten In het verleden zijn in het kader van de Binnenstedelijke Vernieuwing 31 ontwikkellocaties benoemd. Van de 31 locaties vallen 18 locaties buiten de gebieden van de ontwikkelingsplannen. Besloten is dat drie projecten, namelijk de herontwikkeling St. Elisabethlocatie, NS Wagenwerkplaats en Kop van Isselt, niet meer als Amersfoort Vernieuwt projecten worden benoemd. De resterende 15 projecten zijn verschillend van aard en hebben verschillende doorlooptijden (zie nieuwe kaart in de Amersfoort Vernieuwt Map). Programmamanagement Amersfoort Vernieuwt wordt uitgevoerd in de vorm van een programma. Een programma kan worden gedefinieerd als een tijdelijk geheel van samenhangende en dynamische inspanningen en middelen gericht op het bereiken van een strategisch doel. Programma’s worden vaak opgezet om belangrijke, eenmalige en complexe inspanningen in samenhang te realiseren. De specifieke kenmerken van programma’s worden duidelijk als ze afgezet worden tegen die van projecten, hetgeen in onderstaand figuur wordt gevisualiseerd.
Rendement op collectieve inspanningen
Samenhang “voor elkaar”
“met elkaar”
“langs elkaar”
Projectmanagement
Multiprojectmanagement
Resultaten / output GOTIK Afdwingen Realiseren → verzilveren Tactisch Korte termijn (maanden) Losstaand Repliceerbaar
Programmamanagement Doelen / outcome THEFD Beïnvloeden Realiseren = verzilveren Strategisch Lange termijn (jaren) Geïntegreerd Uniek
Managementvorm
RPuB, juni 2007
Figuur 2: Overzicht programmamanagement Onder dit programma hangen vele projecten die weer onder de bovengenoemde thema’s geplaatst kunnen worden. De projecten hebben allemaal concrete te behalen resultaten, zoals realisatie van een aantal woningen of daling van het aantal werklozen etc. De vele projecten die in het kader van Amersfoort Vernieuwt worden uitgevoerd, dragen ieder voor zich én als totaal bij aan de centrale hoofddoelstelling.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 4
Rapporteren Het programma Amersfoort Vernieuwt is een breed, langdurig en omvangrijk programma. Bij het programma zijn ook grote investeringen gemoeid. Hiervan uitgaande is het zorgvuldig rapporteren over de voortgang, de doelstellingen en de financiën een belangrijk onderwerp. Binnen het programma zal de werkorganisatie AV rapporteren aan de raad, het college, de stuurgroep en de buitenwereld. De projectorganisatie van Amersfoort Vernieuwt zal binnen een jaarlijkse- en een tweejaarlijkse cyclus verschillende producten maken die ook aan de stuurgroep, college en raad worden voorgelegd. Hierbij kan men denken aan: - Jaarplan Amersfoort Vernieuwt In het jaarplan worden alle projecten en activiteiten, die voor dat jaar gepland zijn, weergegeven. Daarnaast wordt er ook een bijbehorend kostenplaatje opgesteld. De stuurgroep Amersfoort Vernieuwt stelt het jaarplan vast. Het jaarplan wordt begin van elk jaar ter kennisname aan het college en de raad aangeboden. - Jaaroverzicht Amersfoort Vernieuwt Eind van het jaar wordt op basis van het jaarplan een jaaroverzicht gemaakt over de behaalde resultaten. Hierbij zal de nadruk liggen op de concrete resultaten, het proces, de samenwerking met allerlei partijen en de communicatie en bewonersparticipatie. Het jaaroverzicht wordt ter kennisname aan de raadsleden verstuurd. - Reguliere planning & controlcyclus van de gemeente (jaarrekening en begroting) Gaandeweg het jaar hanteert de gemeente Amersfoort een vaste cyclus van begroten, plannen maken en verantwoorden aan het bestuur, raad en college, aangaande de voortgang van prioriteiten en resultaten in het werk. In het kader van Amersfoort Vernieuwt wordt gestreefd om zoveel mogelijk aan te sluiten en gebruik te maken van de bestaande momenten c.q. producten. - Wijkatlassen De gemeente heeft in 2006 voor de wijken Liendert en Rustenburg, Randenbroek en Schuilenburg wijkatlassen opgesteld. De wijkatlassen geven de waardering aan van verschillende indicatoren. De indicatoren corresponderen met de hoofddoelstelling van de zes thema’s van Amersfoort Vernieuwt. Uit de te maken wijkatlassen zal zichtbaar worden in hoeverre de geformuleerde doelstellingen zijn c.q. worden behaald. Kortom het monitoren van de doelstellingen van de ontwikkelingsplannen zal middels de wijkatlassen plaatsvinden. Raad
College
Stuurgroep Buitenwereld
Financieel • Jaarrekening (vaststelling) • Begroting (vaststelling) • •
Jaarrekening (vaststelling) Begroting (vaststelling)
• • n.v.t
Jaarplan (vaststelling) Financiële verantwoording
Inhoudelijk • Jaarplan (ter info) • Jaaroverzicht (ter info) • Wijkatlassen (ter info) • Jaarplan (ter info) • Jaaroverzicht (ter info) • Wijkatlassen (vaststelling) • Jaaroverzicht (ter vaststelling) • Wijkatlassen (vaststelling) • Jaaroverzicht (ter info) • Wijkatlassen (ter info)
Informatie op projectniveau In enkele gevallen wordt de raad, bijvoorbeeld bij maatschappelijk gevoelige projecten, rechtstreeks door het college over een project geïnformeerd. Hierbij kan men denken aan projecten zoals de inzet van AVteams, het project het Waterwingebied en de stimulering van wijkeconomie. WIJZE VAN MONITORING In de ontwikkelingsplannen wordt de visie op Amersfoort Vernieuwt beschreven en staan concrete projecten benoemd. Alle plannen en projecten dragen bij aan de beschreven centrale doelstelling. Om te
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 5
volgen wat de effecten zijn van de uitgevoerde projecten, zijn voor 6 thema’s subdoelstellingen geformuleerd. De thema’s zijn: 1 2 3 4 5 6
Samenleven Wonen Werken Onderwijs Leefbaarheid Voorzieningen
Daarnaast is nog een 7e thema benoemd. In dit thema gaat het erom dat er een vernieuwingsproces georganiseerd wordt waarbij mensen zich betrokken, gehoord en goed geïnformeerd voelen. Dit thema valt niet op een paar indicatoren te meten. Uiteraard dient wel onderzocht te worden of mensen zich betrokken, gehoord en goed geïnformeerd voelen. Dit gebeurt door de evaluatie van de communicatie, waarbij het belangrijk is om verschillende niveaus van communicatie te onderscheiden. Per thema uit het ontwikkelingsplan is een doelstelling geformuleerd. Deze doelstelling formuleert wat we bereikt willen hebben als Amersfoort Vernieuwt is afgerond. Deze doelstellingen zijn SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). Bij de keuze voor de indicatoren (hoe gaan we meten wat we bereikt hebben) zijn twee uitgangspunten geformuleerd: • Er moet eenvoudig inzicht verkregen worden of het doel bereikt is en dus kiezen we één of hooguit twee indicatoren; • De indicatoren moeten aansluiten bij de huidige meetmethodes die binnen de gemeente en de woningcorporaties worden gehanteerd, zoals de monitor leefbaarheid & veiligheid en Sinfore. Wanneer meten we? De afdeling Onderzoek en Statistiek (gemeente Amersfoort) heeft in 2006 twee wijkatlassen gemaakt die als nulmeting dienen voor de veranderingen in de wijken. De vervolgmetingen vinden plaats in: 2009, 2013, 2017 en 2021. Om twee redenen is voor deze jaren gekozen. Enerzijds sluit dit precies aan op de monitor leefbaarheid en veiligheid, die in de oneven jaren wordt gehouden. De metingen van deze monitor vinden plaats in de oneven jaren. In de tweede helft van de oneven jaren zijn de gegevens van deze metingen beschikbaar voor andere rapportages. Anderzijds sluiten deze jaren goed aan bij de collegeperiode. Door in 2009 de 1-meting uit te voeren, wordt er in de huidige collegeperiode nog een meting uitgevoerd. In de tussenliggende oneven jaren vindt een tussenmeting plaats. Bij een tussenmeting wordt de tabel met doelstellingen en indicatoren voorzien van de dan meest recente gegevens. 2006 2007 2009 2011 2013 2015 2017 2019 2021
0-meting tussenmeting 1 1-meting: wijkatlassen tussenmeting 2 2-meting: wijkatlassen tussenmeting 3 3-meting: wijkatlassen tussenmeting 4 4-meting/eindmeting: wijkatlassen
TOELICHTING ALGEMEEN Bij de (tweejaarlijkse) monitor Leefbaarheid en Veiligheid wordt aan bewoners gevraagd een rapportcijfer te geven aan hun buurt/woonomgeving. Deze indicator willen we hanteren voor de hoofddoelstelling van Amersfoort Vernieuwt: vitale wijken waar bewoners prettig leven. De ambities zijn opgesteld voor een lange termijn, namelijk tot 2020. De ambities passen bij de projecten die nu voorzien zijn. De lange termijn waarop nu gepland wordt, maakt dat het nu lastig is om te voorzien
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 6
of dit alle projecten zijn die worden uitgevoerd of dat gedurende het Amersfoort Vernieuwt, projecten zullen veranderen of er nieuwe projecten worden opgestart. “Randenbroek en Schuilenburg” en ”Liendert en Rustenburg” De ambitie is zodanig gesteld dat de AV-wijken zich ontwikkelen in de richting van het Amersfoortse gemiddelde van dit moment. Omdat het rapportcijfer van Rustenburg reeds iets hoger ligt dan het gemiddelde zijn de inspanningen erop gericht dit cijfer te behouden. De rapportcijfers voor Randenbroek, Schuilenburg en Liendert liggen op dit moment een stuk lager dan het Amersfoorts gemiddelde. We willen bereiken dat het rapportcijfer een stijgende lijn gaat vertonen. We verwachten dat we het Amersfoortse gemiddelde van dit moment niet in 2020 zullen bereiken. Het rapportcijfer hangt vooral samen met het algehele woonklimaat, zoals bebouwingsdichtheid, groene uitstraling en woningtypen. Het is niet realistisch te veronderstellen dat deze kenmerken in de gemiddelde AV-wijk in 2020 sterk zullen wijzigen (en bijvoorbeeld in dit opzicht het karakter van het Bergkwartier gaan krijgen). De grootste veranderingen verwachten we vanaf het moment dat er fysieke ingrepen plaatsvinden (nieuwbouw, aanpak winkelcentra, groenprojecten) en dus pas na 2009. Ook op sociaal gebied worden veel projecten uitgevoerd. De invloed van sociale projecten op het totaal in de wijk is niet altijd goed te meten. Je kunt met een rapportcijfer voor de buurt of een kengetal voor sociale samenhang wel meten hoe de sociale kwaliteit in een buurt zich ontwikkelt, maar je kunt niet goed aangeven in hoeverre zo'n cijfer het gevolg is van specifieke projecten, vooral als die in de sociale sfeer liggen.Fysieke ingrepen zijn voor iedereen zichtbaar en hebben daardoor meer invloed op de beleving van mensen of er iets in hun wijk gebeurd is dan sociale projecten (die in sommige gevallen slechts op bepaalde doelgroepen gericht zijn). We verwachten dat de sociale projecten minder worden geassocieerd met de buurt en daardoor minder bijdragen aan een verandering van het rapportcijfer dat bewoners geven. Ten opzichte van de concept-ontwikkelingsplannen zijn een aantal doelstellingen voor 2020 naar beneden bijgesteld (veiligheid R/S, en in Liendert sociale samenhang, veiligheid en verloedering). Dit is mede gebeurd n.a.v. de cijfers van de stadspeiling 2007, waaruit vooral een sterke toename van de onveiligheidsgevoelens blijkt. De eerder genoemde ambities bij de sociale samenhang in Liendert waren niet reëel. TOELICHTING PER THEMA In onderstaande tekst staat per thema een toelichting op de gekozen doelen en indicatoren. Per thema staan doelen en indicatoren kort genoemd. In de bijgevoegde tabel staat de ambitie voor de komende jaren. Doelstelling 1. Samenleven: Bevorderen van de sociale samenhang en participatie in de wijk Doelstelling Vergroten van de sociale samenhang Indicatoren Kengetal sociale samenhang (0=geen samenhang, 10=veel samenhang) Voor samenleven hanteren we als indicator het kengetal ‘sociale samenhang’. Dit kengetal wordt elke twee jaar, in het kader van GSB, berekend op basis van vier stellingen die aan bewoners wordt voorgelegd (monitor leefbaarheid en veiligheid): • De mensen in deze buurt kennen elkaar nauwelijks; • De mensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om; • Dit is een gezellige buurt met veel saamhorigheid; • Ik voel mij thuis bij de mensen die in deze buurt wonen. Afhankelijk van de antwoorden, variërend van ‘zeer mee eens’ tot ‘zeer mee oneens’ levert dit een score op die een indicatie geeft van de sociale samenhang in de wijk. De score varieert van 0 (geen samenhang) tot 10 (veel samenhang) en is dus geen rapportcijfer. Het kengetal van sociale samenhang is een vrij robuust kengetal. Door de wijze waarop het is berekend is het minder gevoelig voor schommelingen. Dit betekent ook dat de in gang te zetten veranderingen klein zullen zijn. “Randenbroek en Schuilenburg” en “Liender en Rustenburg” Voor Randenbroek, Schuilenburg en Liendert ligt het kengetal lager dan in Amersfoort en in Randenbroek is het de laatste twee jaar gedaald. We willen bereiken dat het kengetal vanaf 2009 een stijgende lijn gaat vertonen. We verwachten niet dat we het Amersfoortse gemiddelde gaan bereiken in 2020 gezien de startsituatie en de robuustheid van het getal. Rustenburg lag in 2005 op het niveau van het Amersfoortse
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 7
gemiddelde en laat een lichte daling zien. We streven ernaar dat het kengetal in Rustenburg uiteindelijk weer op het stedelijk gemiddelde komt. Doelstelling 2. Wonen: vergroten van de differentiatie van het woningaanbod Doelstelling Betere verhouding tussen de woningen in de categorieën goedkope huur, duurdere huur, goedkope koop en duurdere koop. Indicatoren Het aandeel corporatiewoningen ten opzichte van het totale aantal woningen. Voor het thema wonen is het woonprogramma uitgangspunt geweest. Het woonprogramma is in 2007 door de Raad vastgesteld. In het woonprogramma zijn de te verwachten en gewenste verschuivingen in de woningvoorraad in AV-wijken weergegeven. Het woonprogramma past binnen de verschuivingen die in de Woonvisie zijn aangegeven. De Woonvisie is in 2006 opgesteld. Hierin is voor de periode tot 2010 aangegeven welke beweging in de stad gemaakt wordt. Naar aanleiding van de woonvisie en de motie Wonen, Wijken, Weten is het volgende afgesproken: • de beleidsdoelen worden op wijkniveau geconcretiseerd; • de Raad wordt actief betrokken bij het opstellen van de startnotitie van het monitoringsinstrument en de concrete beleidsdoelen; • het streven is om het monitoringsinstrument medio 2008 samen met de evaluatie van de woonvisie vorm te geven. Omdat het thema wonen in de evaluatie van de woonvisie uitgebreid aan de orde komt, hebben we ervoor gekozen om voor AV relatief beperkt over wonen te monitoren. Hieronder lichten we toe wat we gaan monitoren. In het woonprogramma zijn de volgende aannames gedaan voor de nieuwbouwwoningen: - 50% koop, 50% huur; - 50% meergezinswoningen, 50% eengezinswoningen; - 30% goedkope woningen, 70% dure woningen. Met deze uitgangspunten halen we de gewenste beweging in de woningvoorraad in de Amersfoort Vernieuwt-wijken. Het zal niet zo zijn dat in de afzonderlijke wijken overal deze verdeling gehaald zal worden. Dat heeft te maken met de verwachte nieuwbouwprogramma’s. Aan de Hogeweg komen bijvoorbeeld veel meergezinswoningen. Dat betekent dat voor Liendert en Schuilenburg het percentage meergezinswoningen hoger zal zijn dan de beoogde 50%. Voor Randenbroek kan daarentegen een hoger percentage eengezinswoningen verwacht worden. Op het totaal van de AV-wijken zal de verdeling zijn zoals in het woonprogramma staat. Voor wonen geldt, net als bij sommige andere thema’s, dat de tussentijdse ambities lastig te voorspellen zijn. Wel weten we dat wanneer de projecten uit het woonprogramma gerealiseerd zijn, de verschuiving in de wijken naar woningtype (eengezins-meergezins), eigendomsvorm (huur-koop) en prijsniveau gehaald is. Voor het thema wonen is gekozen voor de indicator ‘aandeel corporatiewoningen in de wijken’. Hierbij wordt geen rekening gehouden met het prijsniveau van de woningen. Het blijkt in de praktijk moeilijk te zijn om alle huurwoningen in een bepaald prijssegment te meten. Bovendien worden in Amersfoort de voorbereidingen getroffen voor de invoering van huur op maat. Door deze systematiek is er geen statische kernvoorraad meer, maar een dynamische kernvoorraad. Vrijwel alle woningen van Portaal en Alliantie komen dan in aanmerking voor huur op maat en zijn daarmee voor de doelgroep bereikbaar. De indicator ‘aandeel corporatiewoningen’ zegt iets over de eigendomsvorm. Het geeft echter geen informatie over de differentiatie naar woningtype en prijsklasse. Om op dit punt toch goed in de gaten te kunnen houden hoe de voortgang is, wordt er jaarlijks in een rapportage bijgehouden wat er aan nieuwbouw (naar woningtype, eigendomsvorm en prijs) gerealiseerd is en wat nog gerealiseerd moet worden, uitgesplitst naar projectniveau. Daarnaast leggen we verantwoording af over de herhuisvesting (o.a.: hoe gaat het met het tempo van de herhuisvesting? Waar komen Stadsvernieuwingsurgenten terecht?). Er zijn verschillende ingrepen in de woningvoorraad die verschuivingen veroorzaken, namelijk sloop, nieuwbouw en verkoop. In de ambities zijn de plannen van de Alliantie Eemvallei en Portaal meegenomen. Bij Portaal gaat het alleen om een verkoopprogramma. Voor zowel het verkoopprogramma van Portaal als dat van de Alliantie geldt dat dit verkoopprogramma de komende jaren wellicht nog wordt aangepast als
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 8
gevolg van beleidswijzigingen. Bij de tussenmetingen zal, indien nodig, het verkoopprogramma en daarmee de verschuiving in de wijk, worden gewijzigd. In alle wijken is te zien dat het aandeel corporatiehuurwoningen afneemt. Dat is geheel conform het woonprogramma. In Randenbroek neemt het aandeel corporatiehuurwoningen meer af dan in het woonprogramma is genoemd. Dit komt omdat de Bachweg na afronding van het woonprogramma is toegevoegd als te herontwikkelen locatie. Op dit moment zijn er nog onzekerheden in de planning van de Hogewegzone. Voor de berekening van de percentages van de ambities is uitgegaan van de planning van de Hogeweg zoals in die in oktober 2007 voorlag. Verschuivingen in de planning van de Hogeweg hebben direct gevolgen voor de te behalen verschuiving in de wijken en dus de ambitie percentages. Doelstelling 3. Werken: Verbeteren van de sociaal-economische positie van bewoners en wijk Doelstelling 1 Verminderen van het aantal bewoners met een werkloosheidsuitkering 2 Verminderen van het aantal bewoners met een bijstandsuitkering Indicatoren 1 Niet-werkende werkzoekenden (NWW) in % van de potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar) 2 Personen met een bijstandsuitkering (WWB) in % van de potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar)
Als indicatoren willen we het % niet-werkende werkzoekenden (bron: CWI, bewerking O+S) en het % personen met een bijstandsuitkering (bron: WSO, bewerking O+S) hanteren. Deze percentages worden berekend ten opzichte van de potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar). Omdat werkgelegenheid en arbeidsmarkt erg conjunctuurgevoelig zijn is het ondoenlijk om doelstellingen te formuleren die verder gaan dan enkele jaren. We hebben onze ambities daarom geformuleerd ten opzichte van de ontwikkelingen in Amersfoort totaal. Indien er in Amersfoort gemiddeld sprake is een afname van genoemde percentages streven we ernaar dat de afname in de AV-wijken in verhouding groter is. Omgekeerd streven we ernaar dat wanneer genoemde percentages in Amersfoort toenemen, de toename in de AV-wijken in verhouding kleiner is. Op deze wijze zullen de percentages in de AV-wijken zich ontwikkelen in de richting van het Amersfoortse gemiddelde. Doelstelling 4. Onderwijs: Vermindering van het aantal voortijdige schoolverlaters Doelstelling Verminderen van het voortijdig schoolverlaten Indicatoren Aantal jongeren in de leeftijd van 18-22 jaar die bij het verlaten van school niet in bezit is van een startkwalificatie Als indicator willen we ‘het aandeel jongeren in de leeftijd van 18-22 jaar dat niet in het bezit is van een startkwalificatie’ hanteren. Een startkwalificatie is een diploma op minimaal mbo-niveau 2, Havo of VWO. Voor Amersfoort breed is voor 2010 een (tussen)doel geformuleerd, tot die tijd kijken we naar Amersfoort als geheel. De ontwikkelingen* zijn de komende jaren dusdanig dat het niet doenlijk is op dit moment tussendoelen voor 2013 en daarna te formuleren. Dit zullen we in 2010 doen. Op dat moment zullen we het streefcijfer voor Amersfoort ook vertalen naar een streefcijfer voor de AV-wijken. Doelstelling 5. Leefbaarheid: realiseren van een veilige, schone en goed onderhouden leefomgeving Doelstelling 1 Verbeteren van gevoel van veiligheid 2 Vergroten van de score die mensen geven aan de fysieke kwaliteit van de wijk Indicatoren 1 Percentage van de bewoners dat zich soms onveilig voelt in de buurt 2 Een cijfer op de schaal van 0 tot 10 (0=geen verloedering, 10=veel verloedering) * Bijvoorbeeld het afsluiten van het convenant inzake de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) tussen Rijk en het onderwijsveld, de verbeteringen ten aanzien van de registratie.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 9
Voor onze doelstellingen op het gebied van leefbaarheid willen we 2 indicatoren hanteren. Enerzijds hanteren we ‘het gevoel van onveiligheid’ dat 2-jaarlijks bij de monitor Leefbaarheid en Veiligheid wordt onderzocht. Omdat het een ja/nee-vraag is, kunnen de uitkomsten sterk schommelen. Anderzijds willen we het kengetal ‘verloedering’ hanteren dat elke 2 jaar wordt berekend in het kader van het Grote Stedenbeleid. Het kengetal wordt berekend op basis van de mate waarin de volgende incidenten voorkomen in de eigen buurt: zwerfvuil, hondenpoep, vernielingen en graffiti. “Randenbroek en Schuilenburg” en “Liendert en Rustenburg” De ambitie is zodanig gesteld dat de AV-wijken zich ontwikkelen in de richting van het Amersfoortse gemiddelde op dit moment. Het percentage inwoners dat zich in Randenbroek en Schuilenburg wel eens onveilig voelt is een stuk hoger dan in Amersfoort gemiddeld en de afgelopen jaren sterk gestegen*. Ook voor Liendert ligt het percentage een stuk hoger dan in Amersfoort. We willen dat het percentage vanaf 2009 een dalende lijn gaat vertonen. We verwachten niet dat we het Amersfoortse gemiddelde in 2020 zullen bereiken. In Rustenburg ligt het percentage van de bewoners dat zich wel eens onveilig voelt op dit moment iets lager dan het gemiddelde. De inspanningen zijn erop gericht om dit percentage te behouden. Ten aanzien van ‘verloedering’ zaten Randenbroek en Schuilenburg in 2005 ongeveer op het Amersfoortse gemiddelde, echter de laatste 2 jaar is een stap achteruit gezet. Dit is vooral te wijten aan een toename van zwerfvuil en vernielingen. We willen deze achteruitgang omkeren om weer op het Amersfoortse gemiddelde uit te komen. Voor Rustenburg willen we dat ‘verloedering’ op het niveau van Amersfoort gemiddeld komt en dat Liendert een belangrijke stap in die richting maakt. Doelstelling 6. Voorzieningen: Het op peil (brengen en) houden van het voorzieningenniveau in de wijk Doelstelling 1 Verbeteren detailhandelsstructuur 2 Verbeteren voorzieningen voor jongeren Indicatoren 1 Tevredenheid van bewoners over de winkels voor de dagelijkse boodschappen in de buurt 2 Tevredenheid van bewoners over voorzieningen voor jongeren in de buurt Ten aanzien van de tevredenheid over de voorzieningen in de wijk hebben we 2 indicatoren geselecteerd: de tevredenheid over de winkels voor dagelijkse boodschappen en de tevredenheid over voorzieningen voor jongeren in de wijk. In de monitor Leefbaarheid en Veiligheid wordt gevraagd naar de tevredenheid van (volwassen) bewoners over voorzieningen in hun wijk. Om de uitkomsten ook verantwoord te kunnen presenteren op wijkniveau zijn de uitkomsten vertaald naar rapportcijfers: ‘zeer tevreden’ (10), tevreden (7,5), neutraal of weet niet (6,5), niet tevreden (4) zeer ontevreden (2). Hoewel deze vertaling subjectief is, is het wel mogelijk om de cijfers in de tijd te vergelijken. In het kader van Amersfoort Vernieuwt worden ook grote inspanningen verricht om de voorzieningen op gebied van onderwijs (bijvoorbeeld het realiseren van een brede school) en zorg te verbeteren. In de jaarlijkse procesmatige rapportage over de voortgang van AV zullen de vorderingen op deze gebieden worden gerapporteerd. Dit doen we niet aan de hand van een indicator.
*Dit kan samenhangen met de daling van de sociale cohesie. In buurten waar bewoners prettig met elkaar omgaan voelt men zich minder snel
onveilig. Daarnaast speelt de dreiging van geweld en de aanwezigheid van intimiderende jeugdgroepen een rol bij het gevoel van veiligheid. Een ander aspect dat oorzaak kan zijn van een toename van de onveiligheidsgevoelens is de aandacht die veiligheid krijgt in het straatbeeld en in de media. Maatregelen die worden genomen om de veiligheid te bevorderen (buurtpreventieprojecten, cameratoezicht) kunnen ertoe leiden dat burgers zich juist onveiliger voelen.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 10
“Randenbroek en Schuilenburg” en “Liendert en Rustenburg” De tevredenheid van bewoners over de winkels voor de dagelijkse boodschappen ligt in Randenbroek en Schuilenburg ongeveer op het Amersfoortse gemiddelde (Schuilenburg iets lager). We willen die tevredenheid op peil houden. Investeringen op het Euterpeplein zijn nodig om achteruitgang tegen te gaan. We verwachten dat in Schuilenburg het rapportcijfer op de huidige 7,5 zal blijven, aangezien op het Operaplein detailhandel deels zal verdwijnen. In Liendert ligt de tevredenheid van bewoners over de winkels voor de dagelijkse boodschappen op het Amersfoortse gemiddelde, dit willen we zo houden. In Rustenburg is de tevredenheid, met het ontbreken van een eigen winkelcentrum, een stuk lager. Vanwege de ontwikkelingen in Liendert (Vogelplein e.o.) en de mogelijke komst van een winkeltje voor bewoners in de Molendijkflat verwachten we dat in Rustenburg de tevredenheid iets omhoog zal gaan, doch nog niet vergelijkbaar met het gemiddelde van Amersfoort. De tevredenheid over voorzieningen voor jongeren ligt in Randenbroek en Schuilenburg iets onder het Amersfoortse gemiddelde. In Liendert en Rustenburg ligt het ongeveer op het Amersfoortse gemiddelde. We ambiëren een lichte stijging ten opzichte van het gemiddelde van Amersfoort nu, omdat we in geheel Amersfoort ook een grotere tevredenheid in de toekomst nastreven (programma Amersfoort Jong). ARGUMENTEN 1.1 Door toevoeging van tussenliggende momenten zijn de doelstellingen beter volgbaar en eventueel kunnen ze tussentijds worden bijgesteld. 1.2 Doelstellingen zijn nogmaals goed tegen het licht gehouden en realistisch geformuleerd. KANTTEKENINGEN Geen FINANCIËN Niet van toepassing VERVOLG Wanneer de raad akkoord gaat met de nieuwe doelstellingen dan zal er een losse bijlage worden gemaakt die bij de ontwikkelingsplannen “Liendert en Rustenburg” en “Randenbroek en Schuilenburg” zal worden bijgevoegd (AV-map). BETROKKEN PARTIJEN Alliantie Eemvallei, Portaal Eemland, Gemeente (WOW, EO, VH, O&S).
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H. Huitink
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- ontwerp-raadsbesluit - Doelstellingen ontwikkelingsplan Liendert en Rustenburg - Doelstellingen ontwikkelingsplan Randenbroek en Schuilenburg
2674256Gemeente Amersfoort raadsbesluit
pagina 1
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2674256
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 februari 2008, sector SOB/EO (nr.2674256); b e s l u i t:
1. vaststellen aangepaste doelstellingen ontwikkelingsplan Liendert en Rustenburg; 2. vaststellen aangepaste doelstellingen ontwikkelingsplan Randenbroek en Schuilenburg.
Vastgesteld in de openbare vergadering van … de griffier
de voorzitter
Doelstellingen Ontwikkelingsplan Liendert en Rustenburg Doelstellingen Indicator Situatie 2006 (2007) 2009 2013 2017 Hoofddoelstelling: Vitale wijke waar bewoners prettig leven Verhogen van het Rapportcijfers dat Amersfoort 7,2 (7,2) L: 6,2 L: 6,4 L: 6,6 rapportcijfer dat bewoners geven voor Liendert 6,3 (6,2) R: 7,3 R: 7,3 R: 7,3 bewoners geven voor hun buurt/woonomgeving Rustenburg 7,3 (7,3) hun buurt/wijk 1-4-2005 (1-4-2007) Subdoelstelling Samenleven: Met elkaar meedoen. Bevorderen van de sociale samenhang en participatie bij de buurt 1. Vergroten van sociale Kengetal Sociale Amersfoort 5,9 (5,8) L: 4,9 L: 5,3 L: 5,4 samenhang Samenhang (van 0= Liendert 4,8 (4,9) R: 5,7 R: 5,8 R: 5,9 geen samenhang tot 10= Rustenburg 5,9 (5,7) veel samenhang) 1-4-2005 (1-4-2007) Subdoelstelling wonen: Voor iedereen wat wils. Vergroten van de differentiatie van het woningaanbod 1. Betere verhouding Het percentage Liendert 53% (53%) L: 53% L: 54% L: 47% tussen de woningen in corporatiewoningen ten Rustenburg 35% (35%) R: 34% R: 31% R: 28% de categorieën opzichte van het totaal 1-1-2006 (1-1-2007) goedkope huur, duurdere aantal woningen huur, goedkope koop en duurdere koop. Subdoelstelling werken: Levendigheid en bedrijvigheid in de buurt. Verbeteren van de sociaal-economische positie van bewoners en wijk 1.Verminderen van het Niet-werkende Amersfoort 5,7% (4,5%) aantal niet-werkende werkzoekende (NWW) in Liendert 11,0% (9,1%) werkzoekenden % van de potentiële Rustenburg 4,7% beroepsbevolking (15-65 (4,2%) jarigen) 1-1-2006 (1-1-2007)
2. Verminderen van het Personen met aantal bewoners met een bijstandsuitkering (WWB) bijstandsuitkering. in % van de potentiële beroepsbevolking (15-64 jaar)
Amersfoort 3,1% (2,9%) Liendert 7,3% (7,0%) Rustenburg 1,8% (1,8%) 1-1-2006 (1-1-2007)
Ambitie 2020 Liendert 6,8 Rustenburg 7,3
Liendert 5,5 Rustenburg 5,9
Liendert 44% Rustenburg 25%
Als in Amersfoort agv de conjunctuur het % stijgt willen we dat de toename in Liendert naar verhouding geringer is, indien het % afneemt, dan willen we in Liendert een naar verhouding grotere afname. Als in Amersfoort agv de conjunctuur het % stijgt willen we dat de toename in Liendert naar verhouding geringer is, indien het % afneemt, dan willen we in Liendert een naar verhouding grotere afname.
Subdoelstelling onderwijs: Voor nu en straks. Vermindering van het aantal voortijdige schoolverlaters
#2683114 v1 - BIJLAGE 1: DOELSTELLINGEN LIENDERT EN RUSTENBURG AV D.D. 21-2-2008
1
Doelstellingen 1. Verminderen van het aantal voortijdige schoolverlaters.
Indicator Situatie 2006 (2007) Aandeel jongeren in de Amersfoort 24% (..%) leeftijd van 18-22 jaar dat het onderwijs zonder startkwalificatie heeft verlaten.
2009 Amersfoort 20%
2013 -
2017 -
Subdoelstelling leefbaarheid: Het realiseren van een veilige, schone en goed onderhouden leefomgeving 1. Verbeteren van het Percentage van de Amersfoort 26% (26%) L: 44% L:40% L: 37% gevoel van veiligheid bewoners die zich soms Liendert 43% (44%) R: 21% R: 20% R: 20% onveilig voelt in de buurt Rustenburg 20% (21%) 1-4-2005 (1-4-2007) 2. Vergroten van de Een cijfer op de schaal 0 Amersfoort 4,2 (4,6) L: 5,5 L: 5,2 L: 4,9 score die mensen geven (= geen verloedering) tot Liendert 5,2 (5,5) R: 5,1 R: 4,8 R: 4,5 aan de fysieke kwaliteit 10 (=veel verloedering). Rustenburg 4,6 (5,1) van de wijk 1-4-2005 (1-4-2007) (verloedering) Subdoelstelling voorzieningen: Krachtige voorzieningen in de wijk. Het op peil (brengen en) houden van het voorzieningenniveau in de wijk 1. Verbeteren Tevredenheid van Amersfoort 7,8 (7,7) L: 7,6 L: 7,8 L: 7,8 detailhandelstructuur bewoners over de Liendert 7,8 (7,6) R: 6,0 R: 6,3 R: 6,6 winkels voor de Rustenburg 6,5 (6,0) dagelijkse 1-4-2005 (1-4-2007) boodschappen in de wijk 2. Verbeteren Tevredenheid van Amersfoort 5,8 (5,8) L: 5,7 L: 5,8 L: 5,9 voorzieningen voor Amersfoorters over Liendert 5,9 (5,7) R: 6,0 R: 6,0 R: 6,0 jongeren voorzieningen voor Rustenburg 5,8 (6,0) jongeren in hun wijk 1-4-2005 (1-4-2007)
#2683114 v1 - BIJLAGE 1: DOELSTELLINGEN LIENDERT EN RUSTENBURG AV D.D. 21-2-2008
Ambitie 2020 Ambitie Amersfoort in 2010: 19%. In 2010 worden nieuwe (tussen)doelen geformuleerd voor 2013 en verder. Liendert: 34% Rustenburg: 20%
Liendert: 4,7 Rustenburg: 4,2
Liendert 7,8 Rustenburg 6,8
Liendert 6,0 Rustenburg 6,0
2
De kengetallen worden geleverd door afd. O+S uit de Monitor Leefbaarheid en Veiligheid die in de oneven jaren wordt gehouden als onderdeel van de jaarlijkse Stadspeiling, tenzij anders vermeld. Toelichting op de berekening van de kengetallen: Sociale kwaliteit: kengetal dat in het kader van GSB elke twee jaar wordt berekend op basis van vier stellingen: • de mensen in deze buurt kennen elkaar nauwelijks • de mensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om • dit is een gezellige buurt met veel saamhorigheid • ik voel mij thuis bij de mensen die in deze buurt wonen Afhankelijk van de antwoorden, variërend van ‘zeer mee eens’ tot ‘zeer mee oneens’ levert dit een score op die een indicatie geeft van de sociale samenhang in de wijk. Deze score varieert van 0 (geen samenhang) tot 10 (veel samenhang) en is dus geen rapportcijfer. Het aandeel sociale huurwoningen is hier berekend door het aantal zelfstandige huurwoningen van corporaties (Alliantie, Portaal en Ons Belang) af te zetten tegen de totale woningvoorraad. Het is dus losgekoppeld van de feitelijke huur. Bron: afdeling O+S, bestand OZB Niet-werkende werkzoekenden: bron CWI, bewerking O+S. Het gaat om personen die niet of minder dan 12 uur per week werken en een baan zoeken voor minimaal 12 uur per week en hiervoor zijn ingeschreven bij het CWI. Bijstand: bron WSO, bewerking O+S. Voortijdig schoolverlaters: een startkwalificatie is een diploma op minimaal mbo-niveau 2, havo of vwo. Bron: leerlingadministratie WSO, bewerking O+S Schaalscore fysieke kwaliteit (of verloedering). Kengetal dat in het kader van GSB elke twee jaar in de monitor L+V wordt berekend op basis van de mate waarin de volgende incidenten voorkomen in de eigen buurt: zwerfvuil, hondenpoep, vernielingen en graffiti. De antwoorden (vaak, soms, of bijna nooit) zijn omgezet naar een schaalscore van 0 (geen verloedering) tot 10 (veel verloedering). Tevredenheid over de winkels voor dagelijkse boodschappen en tevredenheid over voorzieningen voor jongeren in de wijk. In de monitor L+V is gevraagd naar de tevredenheid van (volwassen) bewoners over voorzieningen in hun wijk. Om de uitkomsten ook verantwoord te kunnen presenteren op wijkniveau zijn de uitkomsten vertaald naar rapportcijfers: ‘zeer tevreden’ (10), tevreden (7,5), neutraal of weet niet (6,5), niet tevreden (4) zeer ontevreden (2). Hoewel deze vertaling subjectief is, is het wel mogelijk om de cijfers in de tijd te vergelijken.
#2683114 v1 - BIJLAGE 1: DOELSTELLINGEN LIENDERT EN RUSTENBURG AV D.D. 21-2-2008
3
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Burgemeester A. van Vliet-Kuiper
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2671581 : 8 april 2008 : HB-3
TITEL Voorbereidingsbesluit dansgelegenheid Westsingel / Hellestraat
BESLISPUNTEN Te verklaren dat voor de percelen Westsingel 7 en Hellestraat 5, kadastraal bekend als Amfoo.E.4859 en Amfoo.E.6883 de herziening van het bestemmingsplan wordt voorbereid overeenkomstig artikel 21 WRO en het voorbereidingsbesluit in werking treedt op de dag na dat het bekend is gemaakt.
AANLEIDING Het geldende bestemmingsplan is ouder dan 10 jaar. Het voorbereidingsbesluit van 21 december 2004 heeft geen rechtskracht meer. Voor de verdere juridisch-planogische procedure is dit wel noodzakelijk.
BEOOGD EFFECT Over uw vrijstelling ex artikel 19.1 WRO voor de dansgelegenheid van 11 december 2007 zijn bezwaarschriften ontvangen. Voor de afhandeling van deze bezwaarschriften moet conform artikel 19, lid 1 een nieuw en aangepast vrijstellingsbeslissing worden genomen. Dit kan alleen als op grond van artikel 19. lid 4b voor het betreffende gebied een voorbereidingsbesluit geldt. Dit is nu niet het geval, waardoor u opnieuw een voorbereidingsbesluit moet nemen. Er was geen aanleiding eerder een voorbereidingsbesluit te nemen, omdat wij niet hoefden te beslissen over bezwaarschriften.
ARGUMENTEN 1.1
Een voorbereidingsbesluit is nodig voor vervolgbeslissingen over de vrijstelling
Uw gemeenteraad heeft een beslissing genomen over het starten van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19.1 WRO. Tevens heeft u een voorbereidingsbesluit genomen op 21 december 2004. Over het vrijstellingsvoornemen en de bouwvergunning zijn bezwaarschriften ontvangen. De behandeling van deze bezwaarschriften vindt momenteel plaats. Beslissingen in tweede instantie mogen wij alleen nemen als de gemeenteraad heeft ingestemd met dit voorstel en er een geldend voorbereidingsbesluit is. Ook bij beslissingen in tweede instantie is er de voorwaarde dat er een voorbereidingsbesluit moet gelden als wij vrijstelling willen verlenen. 1.2 Voorbereidingssbescherming blijft aanwezig. Het voorbereidingsbesluit heeft een werkingsduur van een jaar. Na het verstrijken van die termijn vervalt de voorbereidingsbescherming tenzij binnen die periode een ontwerp van een nieuw bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Dat is niet het geval. U moet dus opnieuw een voorbereidingsbesluit nemen zodat er voorbereidingsbescherming is.
KANTTEKENINGEN --
FINANCIËN Dit voorbereidingsbesluit heeft geen financiële consequenties voor de gemeente.
Inlichtingen bij:
A.R. Bruins, SOB/RO, (033) 469 48 64
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel 2671581 pagina 2
VERVOLG Het voorbereidingsbesluit heeft een werkingsduur van een jaar. Wanneer uw gemeenteraad het voorbereidingsbesluit heeft genomen wordt het bekend gemaakt in de Staatscourant en in de rubriek stadsberichten van Amersfoort Nu. Tegen een voorbereidingsbesluit kan men bezwaar en beroep indienen.
BETROKKEN PARTIJEN Belanghebbenden rond de locatie van de nieuwe dansgelegenheid, de bouwaanvrager en de gemeente.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H. Huitink
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- ontwerp-raadsbesluit Ter inzage
- raadsbesluit dd. 21 december 2004
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2671581
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 april 2008, sector SOB/RO (nr.2671581); besluit
te verklaren dat voor de percelen Westsingel 7 en Hellestraat 5, kadastraal bekend als Amfoo.E.4859 en Amfoo.E.6883 de herziening van het bestemmingsplan wordt voorbereid overeenkomstig artikel 21 WRO en het voorbereidingsbesluit in werking treedt op de dag na dat het bekend is gemaakt.
Vastgesteld in de openbare vergadering van … de griffier,
de voorzitter,
Aanvullende informatie Gemeentelijk Rioleringsplan 2007 - 2011 Aan: Van: Referte: Datum: Betreft:
Raadsfracties College van B&W J.G. Lensink (SOB/SB) 14 april 2008 Aanvullende informatie Gemeentelijk Rioleringsplan 2007 – 2011 (GRP-3)
In De Ronde van 8 april is bij de behandeling van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2007 – 2011 (GRP-3) geadviseerd het raadsvoorstel te agenderen voor Het Besluit als besluit zonder debat onder voorwaarde dat college van B&W tijdig informatie verstrekt over de te behalen effecten van dit 3e Amersfoortse GRP. Te behalen effecten met GRP-3 De komende periode tot 2012 richten de verbeteringsmaatregelen zich voornamelijk op het verminderen van vervuiling van het oppervlaktewater, het terugdringen van de aanvoer van relatief schoon hemelwater naar de zuivering en het verminderen van de kans op ‘water-op-straat’. Kort samengevat zijn de voornaamste effecten, zoals aangegeven in paragraaf 6.6 van het GRP-3, die worden behaald: •
Alle woonboten hebben een aansluiting op de riolering.
•
De gescheiden stelsels zijn geheel gecontroleerd op foutieve aansluitingen. De aangetroffen foutieve aansluitingen worden hersteld als de herstelkosten opwegen tegen de omvang van de lozing.
•
Er wordt 16,5 ha verhard oppervlak afgekoppeld van de gemengde riolering. Hierdoor zullen de rioolemissies via de overstorten op de Malewetering in Hoogland en op de Heiligenbergerbeek in het Vermeerkwartier worden verminderd.
•
Door de afvoer van hemelwater uit verbeterd gescheiden stelsels te beperken, zal ruim 10% schoon hemelwater minder naar de RWZI worden afgevoerd.
•
Door vervanging van de riolering en een verhoogde inspanning voor rioolrenovatie zal de achterstand in kwaliteit van de riolering geleidelijk worden ingelopen. De achterstand betreft bijna 18 km, waarvan ruim 13 km wordt aangepakt.
•
Door de maatregelen dringen we de hoeveelheid ‘overig afvalwater’ terug van 17% naar 10% van de aanvoer naar de RWZI Amersfoort.
•
Lekkende riolen op De Berg zijn vervangen. Dit is van belang in verband met het grondwaterbeschermings- en waterwingebied.
•
Aanleg van het retentiebassin Kersenbaan 2e fase voor vermindering van de kans op wateroverlast in het Leusderkwartier.
•
In het Vermeerkwartier (nabij Sportfondsenbad), in het Leusderkwartier (omgeving Laurens Costerplein), op De Berg (omgeving Surinamelaan) en in Kruiskamp (omgeving Hogeweg), zal de kans op ‘water-op-straat’ worden verkleind, omdat verhard oppervlak wordt afgekoppeld en/of door het vergroten van de berging voor de opvang van hemelwater.
•
Alle drukrioolpompen in Amersfoort zijn voorzien van een automatische storingsmelder.
De werkzaamheden voor rioolvervanging worden maximaal gecombineerd met het wegonderhoud en herinrichting van straten en wegen, om overlast voor bewoners en bedrijven zoveel mogelijk te beperken. Voor wateroverlast staat een probleemgerichte oplossing voorop. Dat dient per situatie te worden bekeken, waarna de meest effectieve en doelmatige maatregel wordt bepaald.
AANVULLENDE INFORMATIE GRP-3 v1
Gemeentelijk rioleringsplan 2007-2011
Rioolbuizen langs de Scheltussingel voor het vervangen van het oude riool en het ombouwen van het gemengde riool naar een gescheiden riool
Beschrijving van het gemeentelijk rioleringsbeleid in Amersfoort voor de periode 2007 t/m 2011
Gemeentelijk rioleringsplan 2007-2011
Een engeltje gezeten op een pot? Mooy: ‘Ach, een engeltje is een kindje. En kindjes moeten op de pot. Engelen werden in de barok overal voor gebruikt. En zo heeft elke waterspuwer zijn verhaal.’ Bron: interview met beeldhouwer Ton Mooy, Amersfoortse Courant 3 juli 2004
Engel Waterspuwer Engel Bij Langegracht 11 De steen verwijst naar het huis met de naam op Langegracht 23
Beschrijving van het gemeentelijk rioleringsbeleid in Amersfoort voor de periode 2007 t/m 2011
document: datum: projectnummer:
08.020/1 17 januari 2008 Gam003.2
Broks-Messelaar Consultancy, K.v.K. Veluwe en Twente 08091133, internet www.broks-messelaar.nl Postbus 20032, 7302 HA Apeldoorn, tel. 06 5495 1415 / 1416, e-mail
[email protected]
Projectgroep GRP Amersfoort
Inhoud Samenvatting
3
1
Inleiding 1.1 Het waarom van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011 1.2 Status en reikwijdte van het plan 1.3 Wat staat er in het plan 1.4 De gevolgde vaststellingsprocedure
8 8 10 10 11
2
Kader en doelen van de rioleringszorg 2.1 Het kader 2.2 Doelen van de rioleringszorg
12 12 16
3
De organisatie van de rioleringszorg 3.1 Taken en bevoegdheden 3.2 Betrokken organisaties bij de rioleringszorg
19 19 20
4
Evaluatie van de voorgaande periode 4.1 Ontwikkeling van de riolering in de laatste decennia 4.2 Evaluatie van de planperiode 2002-2006
23 23 24
5
Waar staan we nu: de situatie begin 2007 5.1 De riolering van Amersfoort 5.2 Analyse van huidige stromen in de waterketen 5.3 Het functioneren van de riolering 5.4 De aandachtspunten voor de rioleringszorg
30 30 32 34 38
6
De beheerstrategie 6.1 Het aanlegprogramma 6.2 Het maatregelenprogramma 6.2.1 Reparatie, renovatie en vervanging 6.2.2 Verbeteringsmaatregelen 6.3 Het onderzoeksprogramma 6.4 Vergunningverlening en handhaving 6.5 Maatregelen aan de RWZI Amersfoort 6.6 Effecten van de beheerstrategie op de aandachtspunten
40 40 41 41 44 45 47 48 48
7
Planning, kosten en organisatie 7.1 Planning van de uitvoering 7.2 Kosten en kostendekking 7.3 Organisatie van de uitvoering
50 50 50 53
Literatuur
55
Verklarende woordenlijst en afkortingen
57
Colofon
63
Bijlagen A B C D E F
Taken en verantwoordelijkheden Doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden Overzicht van de gemalen Berekende emissies gemengde stelsels Reacties provincie en waterschap Overzicht uit te voeren maatregelen
blad 2
65 67 73 75 77 79
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Samenvatting Het gemeentelijke rioleringsplan beschrijft het rioleringsbeleid van de gemeente Amersfoort. De gemeente geeft hierin aan hoe zij invulling geeft aan haar zorgplicht voor een doelmatige inzameling en transport van afvalwater. Het gemeentelijk rioleringsplan is een wettelijk verplicht plan (Wet Milieubeheer). De geldigheidsperiode van het plan is van 2007 tot en met 2011. Evaluatie voorgaande planperiode (2002-2006) Het voorgaande gemeentelijke rioleringsplan is in 2002 opgesteld. In de tussenliggende periode is de rioleringszorg met name gericht op: • het in stand houden van de kwaliteit van de riolering, • de vermindering van rioolemissies op oppervlaktewater, • de sanering van onvoldoende gezuiverde afvalwaterlozingen in het buitengebied, • het meten en monitoren van de werking van overstorten, gemalen en drukpompstations. De grote investeringen waren voornamelijk gericht op het terugdringen van de emissies op het oppervlaktewater. Alle ongezuiverde lozingen in het buitengebied zijn gesaneerd. Het gemengde rioolstelsel voldoet aan de eisen voor rioolemissies volgens de basisinspanning, wat inhoudt dat de jaarlijks gemiddelde belasting van de Amersfoortse oppervlaktewateren ongeveer gehalveerd is ten opzichte van zo’n tien jaar geleden. Samengevat is het volgende in de afgelopen periode bereikt: Aanleg nieuwe riolering • Nieuwe aanleg van ruim 97 km riolering, vooral in Vathorst, diverse inbreidingen, stadsvernieuwingen en in het buitengebied. Daarmee is de totale lengte riool vanaf medio 2001 tot begin 2007 toegenomen van 780 km tot 878 km. In stand houden van bestaande riolering • Reiniging en inspectie van 300 km riool. • Alle overstorten van het gemengde rioolstelsel worden bemeten. • Het aantal gemalen is in de afgelopen periode toegenomen van 70 naar 108 stuks. • Alle gemalen zijn op het telemetriesysteem aangesloten, waardoor deze op een efficiënte manier via een centrale post op afstand worden bewaakt op storingen of alarmen en de werking van de gemalen wordt gemeten. • Ruim tweederde van het aantal drukpompstations in het buitengebied is op het telemetriesysteem aangesloten. • Renovatie of vervanging van ruim 10 km riool. Verbetering van bestaande riolering • Er is 5,5 km riool vernieuwd of aangelegd voor verbetering van de afvoercapaciteit en het vergroten van de rioolberging. • Er zijn drie bergbezinkvoorzieningen aangelegd met een totale inhoud van 1.970 m3. • Aanleg van een bassin met een inhoud van 4.000 m3 voor retentie en infiltratie van afgekoppeld regenwater. • Opheffen van vier overstorten in het gemengde stelsel en van alle noodoverlaten van gescheiden vuilwaterstelsels. • Afkoppelen van 11,4 hectare oppervlak van de gemengde riolering, bijna twee keer zoveel als gepland.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 3
Projectgroep GRP Amersfoort
• En het ombouwen van verbeterd gescheiden regenwaterstelsels tot gescheiden regenwaterstelsels met een gezamenlijk oppervlak van 48,8 hectare, waardoor minder relatief schoon hemelwater via de riolering en gemalen naar de rioolwaterzuivering (RWZI) wordt afgevoerd. Over het geheel bezien is de afgelopen planperiode alles volgens planning uitgevoerd. De te beheren voorziening zijn in omvang en aantal toegenomen. De huidige vervangingswaarde van de rioolinfrastructuur ligt in de orde van € 875 miljoen. De onderhoudstoestand (vuilophoping, wortel ingroei, aangroei en afzetting) is overwegend redelijk. Zoals in het voorgaande rioleringsplan werd verwacht, is de kwaliteit van de riolering (stabiliteit en waterdichtheid) niet verbeterd, maar ook niet afgenomen. Onder andere als gevolg van stedelijke uitbreiding is het aantal gemalen flink toegenomen. De gemalen verkeren over het algemeen in een goede toestand. De kans op ‘water-op-straat’ is de afgelopen periode enigszins verminderd door de aanleg van retentievoorzieningen en het afkoppelen van verhard oppervlak van de gemengde riolering. Maatregelen in het kader van voortzetting bestaand beleid (2007-2011) Voorliggend gemeentelijke rioleringszorg richt zich op een duurzame verbetering van de kwaliteit en het functioneren van de riolering voor de lange termijn (2030). Met het plan wordt het rioleringsbeleid op de ingeslagen weg voortgezet en versterkt. Dit is voor de planperiode tot en met 2011 vertaald in concrete actieprogramma’s. Bij het bepalen van de noodzakelijke maatregelen zijn de volgende uitgangspunten aangehouden: • prioriteit geven aan het opheffen van de milieubelasting van oppervlaktewater als gevolg van foutieve aansluitingen in de riolering; • prioriteit geven aan het aanleggen van rioolaansluitingen op openbaar terrein en hierop (laten) aansluiten van de woonboten; • geen achteruitgang van de huidige kwaliteit van de riolering; • maximaal combineren van werkzaamheden voor rioolvervanging met wegonderhoud, herinrichting en binnenstedelijke vernieuwing; • optimaal afkoppelen van hemelwater van vuilwater riolering bij de uitvoering van werkzaamheden voor renovatie en vervanging van riolering. Maatregelen in het kader van nieuwe inzichten of beleidsontwikkelingen (2007-2011) De meeste maatregelen komen voort uit bestaand beleid. Toch zijn er enkele nieuwe inzichten en ontwikkelingen die van belang zijn om te noemen. • De verwachte verandering van ons klimaat kan verstrekkende gevolgen hebben. Ook in de rioleringszorg moeten we rekening houden met de gevolgen hiervan. De verwachting is dat het weer er in 2050 anders uit ziet. De perioden zonder neerslag zullen langer worden. Maar als het dan regent, zullen de buien heviger zijn. Volgens het zogenaamde “middenscenario” voor de klimaatsverandering (conform ‘Waterbeheer 21e eeuw’) zullen de pieken van de neerslag met 20% kunnen toenemen. De riolering moet zonder onaanvaardbare problemen deze extra neerslag kunnen afvoeren. Voor de gemengde riolering en de (verbeterd) gescheiden hemelwater riolering zijn de gevolgen hiervan met modelberekeningen onderzocht. De uitkomsten van het onderzoek voor de gemengde rioolstelsel hebben niet tot nieuwe maatregelen geleid, maar voorzien in verdergaande scheiding van vuilwater en hemelwater door een voortzetting van het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering en waar mogelijk het infiltreren van hemelwater in de bodem. • Na de aanpak van puntbronnen zoals riooloverstorten en RWZI, is het relatieve belang van diffuse bronnen van waterverontreinigingen toegenomen. Voor de rioleringszorg is vooral het voorkomen van vervuiling van oppervlakken en afstromend hemelwater van
blad 4
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
belang. In stedelijk gebied moeten maatregelen worden gestimuleerd die watervervuiling door het verkeer, straatmeubilair, bouwmaterialen en het beheer van de openbare ruimte verminderen, zodat hemelwater schoon blijft en de lozing ervan niet leidt tot verontreiniging van grond- en oppervlaktewater. Uit het plan van aanpak diffuse bronnen dat hiervoor wordt opgesteld, kunnen ook maatregelen volgen die onder het gemeentelijk rioleringsplan gaan vallen. • De Europese Kaderrichtlijn Water richt zich op het bereiken van een ecologisch en chemisch gezonde toestand van het oppervlaktewater. In 2006 is een verkennende studie uitgevoerd naar de gevolgen van deze kaderrichtlijn voor Amersfoort. Hieruit blijkt dat de huidige riooloverstortingen van beperkte invloed zijn. Echter, het geheel aan lozingen vanuit de hele afvalwaterketen (dus inclusief de lozing vanuit de RWZI) heeft een grote invloed op de kwaliteit van Eem en Eemmeer. Daarom zal de werking van de RWZI Amersfoort worden verbeterd. Daarnaast zullen ondoelmatige lozingen van schoon hemelwater en grondwater via de riolering en afvoer naar de RWZI zoveel mogelijk moeten worden teruggedrongen. • Door afstemming van de riolering met de werking van de rioolwaterzuivering kan het functioneren van deze voorzieningen mogelijk verder worden geoptimaliseerd. Het waterschap gaat de werking van RWZI Amersfoort in 2010 verbeteren door de bouw van een extra zuiveringstrap. Het effect van deze investering kan gemaximaliseerd worden door de werking binnen het hele afvalwatersysteem te beschouwen. Om bestaande en toekomstige infrastructuur optimaal te laten functioneren, zal in 2008 gezamenlijk met het waterschap en de gemeenten Leusden en Bunschoten een zogenaamde OAS (Optimalisatie Afvalwatersysteem Studie) worden uitgevoerd. Met de resultaten van deze studie zullen er afspraken worden gemaakt over de samenwerking en afstemming plaatsvinden voor een doelmatig beheer van het afvalwatersysteem van de RWZI Amersfoort. Deze afspraken worden vastgelegd in een afvalwaterakkoord tussen gemeente(n) en waterschap. Verwachtingen voor na de komende planperiode (middellange en lange termijn) • In het voorgaande gemeentelijk rioleringsplan is aangegeven dat de huidige (lichte) achterstand in de kwaliteit van de riolering geleidelijk wordt ingelopen in de periode 20072020, mits de storting in het Fonds Openbare Ruimte vanaf 2012 structureel wordt verhoogd met € 735.000,- (einde ‘tijdelijke korting’) en vanaf 2015 met € 1.642.000,- als gevolg van het vrijvallen van de kapitaallasten. Op de middellange termijn (tot circa 2030) moet structureel rekening worden gehouden met een gemiddeld investeringsvolume van € 6,5 tot 7 miljoen per jaar voor rioolrenovatie en -vervanging. In de periode 2040-2055 moet rekening worden gehouden met een toename vanaf € 10 miljoen rond 2040 tot een maximum van circa € 19 miljoen per jaar rond 2055 (gevolg van stedelijke uitbreiding in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw). • In de periode 2012-2015 moet volgens planning het elektromechanisch deel van 10 gemalen en het bouwkundig deel van 1 gemaal worden gerenoveerd. In de periode 20162030 betreft dit het elektromechanisch deel van 86 gemalen en het bouwkundig deel van 17 gemalen. • Het terugdringen van ondoelmatige lozingen door drainerende riolering en het opsporen en herstellen van foutieve aansluitingen zal een doorlopende inspanning vragen, ook na deze planperiode. Door het uitbreiden en intensiveren van de rioolinspecties en het beter monitoren van de afvalwaterstromen, kan de omvang en herkomst van het ‘overig afvalwater’ steeds beter in beeld worden gebracht en gericht worden teruggedrongen. • Er moet rekening mee worden gehouden dat uit voortgaande monitoring en analyses voor de Europese Kaderrichtlijn Water volgt dat er na 2015 extra inspanningen in de afvalwaterketen nodig zijn om te kunnen voldoen aan de (met name chemische) doelstellingen voor het oppervlaktewater.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 5
Projectgroep GRP Amersfoort
Consequenties van voorgestelde strategie voor organisatie, kosten en kostendekking Organisatie Volgens het voorgaande gemeentelijk rioleringsplan was het de verwachting dat op enig moment de personele capaciteit moest worden uitgebreid voor de werkzaamheden rond de realisatie van Vathorst. Dit werk is vrijwel allemaal uitbesteed (exploitatie Vathorst). Voor de mutaties in rioleringsbeheergegevens is tijdelijk capaciteit ingehuurd. Door standaardisatie en automatisering van de gemaalinstallaties, is er gemiddeld per gemaal minder werk. Ondanks de flinke toename van het aantal gemalen kan daardoor het gemaalonderhoud met dezelfde formatie worden uitgevoerd. De beschikbare personele capaciteit tijdens de voorgaande planperiode is voldoende geweest. Voor de komende planperiode hoeft de formatie naar verwachting niet te worden aangepast. Omdat Amersfoort een sterke regie gemeente is, is de personele bezetting relatief klein en is de kwaliteit van de rioleringszorg in grote mate afhankelijk van enkele personen. Naast grote voordelen, heeft dit als nadeel dat de organisatie kwetsbaar is. Dit geldt overigens niet alleen voor de uitvoering van de rioleringszorg. Daarom moet in de komende planperiode binnen de gemeentelijke organisatie naar mogelijkheden worden gezocht om deze kwetsbaarheid te ondervangen. Kosten uitvoering In de planperiode van 2007 tot en met 2011 wordt in totaal € 43,8 miljoen besteed aan de gemeentelijke rioleringszorg. Deze uitgaven betreffen het dagelijks beheer en de kosten voor renovatie, vervanging en verbetering. De grote investeringen in verbetering van de riolering zijn in de voorgaande planperiode gedaan. In de periode 2002 tot en met 2006 is ruim € 19 miljoen besteed aan vervanging en verbetering van de riolering. De komende periode zijn de financiële inspanningen, met een omvang van totaal bijna € 20 miljoen, vooral gericht op rioolrenovatie en -vervanging. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in het vervangen van de bestaande leidingen, waarmee het oorspronkelijke functioneren wordt hersteld, en het vervangen van de bestaande leidingen in combinatie met verbetering door het afkoppelen van verhard oppervlak (door lokale infiltratie en/of door aanleg van gescheiden riolering). De kosten voor verbeteringsmaatregelen bedragen komend jaar nog ruim € 2 miljoen (voornamelijk voor vermindering kans op ‘water-op-straat’), waarna in de periode 2009 tot 2015 in totaal € 5,3 miljoen wordt geïnvesteerd in met name het tegengaan van ondoelmatige lozingen en maatregelen voor verdergaande vermindering van de emissies naar oppervlaktewater en/of bodem. In onderstaande afbeelding zijn de begrote bestedingen per jaar aangegeven. Overzicht totale kosten gemeentelijke rioleringszorg 2007 t/m 2025 (financiële planning, gekoppeld aan planjaren voor uitvoering)
kosten (in miljoenen euro's)
7 6 5 4 3 2 1 0 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
jaar dagelijks beheer (incl. Eemfors en ROVA, reparatie, energie, onderzoek en telemetrie) renovatie en vervanging (excl. reparatie) renovatie en vervanging in combinatie met afkoppelen verbetering kapitaal lasten uit verleden grondwaterzorgtaak
blad 6
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
2025
Projectgroep GRP Amersfoort
Kostendekking Tot en met eind 2005 zijn alle kosten van de rioleringszorg gedekt vanuit de Algemene Middelen. Het rioolrecht was geïntegreerd met de heffing van Onroerend Zaak Belasting (OZB). Vanaf 1 januari 2006 krijgen eigenaren en gebruikers van woningen en niet-woningen een afzonderlijke heffing voor Rioolrecht. Zoals in Nederland gebruikelijk is, wordt er onderscheid gemaakt in woningen en niet-woningen (bedrijven). Daarnaast maakt de gemeente onderscheid in eigenaren en gebruikers. Het bedrag van de heffing is afhankelijk van de waarde in het economische verkeer van het eigendom. Om jaarlijkse schommelingen in de hoogte van de rioolheffing te voorkomen, worden de investeringen gedekt uit de voorziening groot onderhoud riolering binnen het Fonds Openbare Ruimte (Wegen, Groen, Baggeren, Verlichting en Riolering), voorheen het fonds voorziening riolen. In onderstaande afbeelding is de kostendekking van de rioleringszorg aangegeven. Hieruit blijkt dat in de planperiode de werken kunnen worden uitgevoerd met de op die momenten in de voorziening groot onderhoud riolering aanwezige middelen (in onderstaand figuur: ‘Verwachte ontwikkeling stand voorziening onderhoud riolen op rekeningbasis, per 1 januari van het betreffende jaar’). Aan het eind van de planperiode in 2011 wordt een saldo voorziening onderhoud riolen verwacht van + € 0,8 miljoen. Uit de grafiek is verder af te leiden dat de stand van de voorziening in de periode 2011-2025 schommelt tussen circa + € 0,6 en + € 1,3 miljoen. Geconcludeerd wordt dat voor de uitvoering van de rioleringszorg gedurende de planperiode de beschikbare budgetten toereikend zijn. Kostendekking gemeentelijke rioleringszorg 2007 t/m 2025 (financiële planning, gekoppeld aan planjaren voor uitvoering)
13 12 11 10
kosten / kostendekking (in miljoenen euro's)
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
2024
jaar Jaarlijks beschikbaar budget (incl. dekking dagelijks beheer en kapitaallasten) Jaarlijks benodigd budget (incl. dagelijks beheer en kapitaallasten) Stand voorziening onderhoud riolen op begrotingsbasis, per 1 januari Verwachte ontwikkeling stand voorziening onderhoud riolen op rekeningbasis, per 1 januari van het betreffende jaar
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 7
2025
Projectgroep GRP Amersfoort
1
Inleiding Voor u ligt het Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011 van Gemeente Amersfoort. Dit plan beschrijft het rioleringsbeleid en de uitvoering hiervan voor de periode van 2007 tot en met 2011. In dit hoofdstuk worden het ‘hoe en waarom’ van het plan beschreven.
1.1
Het waarom van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011 De riolering dient voor het inzamelen, transporteren en lozen van schoon hemelwater en voor het afleveren van afvalwater voor verdere behandeling op een rioolwaterzuivering. Onder afvalwater wordt vuilwater verstaan, inclusief vervuild hemelwater. Riolering is op de eerste plaats van groot belang voor de volksgezondheid. Daarnaast worden met de riolering belangrijke doelen voor onze leefomgeving gediend, zoals het voorkomen van wateroverlast in de bebouwde omgeving en het voorkomen van vervuiling van bodem en oppervlaktewater. Een goed beheer van deze kostbare infrastructuur is daarom van groot belang. Het gemeentelijk rioleringsplan beschrijft hoe dit op een doelmatige wijze wordt uitgevoerd. Naast genoemde ambities die voortkomen uit een goede zorg voor onze leefomgeving, is er een wettelijke verplichting voor het opstellen van een gemeentelijk rioleringsplan. Het beheer van de riolering wordt namelijk nogal eens veronachtzaamd. Het ligt immers onder de grond. Zolang het goed gaat, zijn de effecten van forse investeringen om de kwaliteit van de riolering op peil te houden, voor de burger niet zichtbaar. In de tweede helft van de 80-er jaren leidde dit tot alarmerende en zelfs gevaarlijke situaties. Een groot aantal gemeenten zag zich geconfronteerd met een verontrustende achterstand in het beheer van de riolering. Daarop is de gemeentelijke zorgplicht voor de openbare riolering vastgelegd in de Wet milieubeheer. De invulling van deze zorgplicht wordt beschreven in een gemeentelijk rioleringsplan. De verplichting voor het opstellen van dit plan is tevens in de Wet milieubeheer opgenomen (zie volgende bladzijde). Het ‘Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011’ beschrijft de hoofdlijnen van de gemeentelijke rioleringszorg, gericht op een duurzame verbetering van de kwaliteit en het functioneren van de riolering voor de lange termijn (2030). Met het plan wordt het rioleringsbeleid op de ingeslagen weg voortgezet en versterkt. Dit is voor de planperiode tot en met 2011 vertaald in concrete actieprogramma’s. Met de uitvoering van de rioleringszorgtaak wil Amersfoort de volgende doelen realiseren: • inzameling van het afvalwater dat binnen de gemeente wordt geproduceerd; • inzameling van (vervuild) hemelwater dat niet ter plekke mag of kan worden gebruikt of verwerking van schoon hemelwater op locatie; • transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt; waarbij: – ongewenste emissies naar oppervlaktewater, bodem en grondwater worden voorkomen, – en geen overlast voor de omgeving wordt veroorzaakt; • en een doelmatig gebruik en beheer van de riolering.
blad 8
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Wet milieubeheer, Hoofdstuk 4 – Plannen (geldend op 17 oktober 2006 *) § 4.8. Het gemeentelijke rioleringsplan Art. 4.22. 1. De gemeenteraad stelt telkens voor een daarbij vast te stellen periode een gemeentelijk rioleringsplan vast. 2. Het plan bevat ten minste: a. een overzicht van de in de gemeente aanwezige voorzieningen voor de inzameling en het transport van afvalwater en een aanduiding van het tijdstip waarop die voorzieningen naar verwachting aan vervanging toe zijn; b. een overzicht van de in de door het plan bestreken periode aan te leggen of te vervangen voorzieningen als bedoeld onder a ; c. een overzicht van de wijze waarop de voorzieningen, bedoeld onder a en b , worden of zullen worden beheerd; d. de gevolgen voor het milieu van de aanwezige voorzieningen als bedoeld onder a, en van de in het plan aangekondigde activiteiten; e. een overzicht van de financiële gevolgen van de in het plan aangekondigde activiteiten. 3. Indien in de gemeente een gemeentelijk milieubeleidsplan geldt, houdt de gemeenteraad met dat plan rekening bij de vaststelling van een gemeentelijk rioleringsplan. Art. 4.23. 1. Het gemeentelijke rioleringsplan wordt voorbereid door burgemeester en wethouders. Zij betrekken bij de voorbereiding van het plan in elk geval: a. gedeputeerde staten, b. de beheerders van de zuiveringstechnische werken waarnaar het ingezamelde afvalwater wordt getransporteerd, en c. de beheerders van de oppervlaktewateren waarop het ingezamelde water wordt geloosd. 2. Zodra het plan is vastgesteld, doen burgemeester en wethouders hiervan mededeling door toezending van het plan aan de in het eerste lid, onder a tot en met c, genoemde instanties, en Onze Minister. 3. Burgemeester en wethouders maken de vaststelling bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden. Hierbij geven zij aan op welke wijze kennis kan worden gekregen van de inhoud van het plan. Art. 4.24. 1. Gedeputeerde staten kunnen, nadat burgemeester en wethouders in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen, aan de gemeenteraad aanwijzingen geven omtrent de inhoud van het gemeentelijk rioleringsplan. Bij een aanwijzing wordt een termijn gesteld, binnen welke het plan in overeenstemming met de aanwijzing moet zijn gebracht. 2. Bij het geven van een aanwijzing houden gedeputeerde staten rekening met het geldende provinciale milieubeleidsplan en met het geldende provinciale waterhuishoudingsplan. * Verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken Op 28 juni 2007 is de wet van kracht geworden tot wijziging van de Gemeentewet, de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer in verband met de introductie van zorgplichten van gemeenten voor het afvloeiend hemelwater en het grondwater, verduidelijking van de zorgplicht voor het afvalwater, en aanpassing van het bijbehorende bekostigingsinstrument (verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken). Deze wetswijzigingen werden ook wel aangeduid als “Wet verbreed rioolrecht” of “Wet verbrede watertaken gemeenten”. Echter, omdat het om een wijzigingswet gaat, wordt dit verder aangeduid als “verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken”. Deze wet voorziet ondermeer in: 1. Een splitsing van de thans in de Wet milieubeheer geregelde zorgplicht voor inzameling en transport van afvalwater in twee afzonderlijke zorgplichten, namelijk: de zorgplicht voor gemeenten voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater (Wet milieubeheer), en de zorgplicht voor gemeenten met betrekking tot afvloeiend hemelwater (Wet op de waterhuishouding). 2. Daarnaast wordt een zogenaamde “grondwaterzorgplicht” voor gemeenten in de Wet op de waterhuishouding opgenomen. Gemeenten krijgen hiermee een zorgplicht voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor dit doelmatig is en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort. 3. Het creëren van een heffingsbevoegdheid in de Gemeentewet, die de gemeenten, beter dan het thans in die wet opgenomen rioolrecht, in staat moet stellen de kosten te verhalen die gepaard gaan met de gemeentelijke wateropgave. 4. De mogelijkheid voor gemeenten om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater. 5. Een verbreding van het gemeentelijk rioleringsplan, door in de Wet milieubeheer een verplichting op te nemen dat gemeenten in dit rioleringsplan – naast de bestaande planverplichting voor inzameling en transport van afvalwater – ook aandacht besteden aan hun zorgplicht voor grond- en hemelwater (uiterlijk binnen vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding: 1 januari 2008). 6. Het doorvoeren van aanpassingen in de Wet milieubeheer die volgen uit de herijking van het regenwaterbeleid en de herijking van de VROM-regelgeving. Zo wordt een nieuw artikel opgenomen waarin bepaald wordt dat bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen met betrekking tot afvalwater, rekening moeten houden met een voorkeursvolgorde. De reden hiervoor is dat sommige wijzen van omgaan met afvalwater vanuit milieuhygiënisch oogpunt uitdrukkelijk de voorkeur verdienen boven andere. Tot slot wordt opgemerkt dat de nieuwe zorgplichten voor gemeenten de bestaande, reeds wettelijk verankerde verantwoordelijkheden voor gemeenten en overige partijen (waterschappen, provincies, alsmede bedrijven, particulieren en overige private partijen) onverlet laat.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 9
Projectgroep GRP Amersfoort
1.2
Status en reikwijdte van het plan Het gemeentelijk rioleringsplan is een wettelijk verplicht plan. De vaststelling ervan is in beginsel een autonome gemeentelijke aangelegenheid. Wel schrijft de wet overleg voor met provincie en waterschap. Daarnaast heeft de provincie aanwijzingsbevoegdheid omtrent de inhoud van het plan (zie ook kader op voorgaande bladzijde, Wet milieubeheer, artikel 4.24). Het gemeentelijk rioleringsplan beschrijft de beleidsdoelstellingen, de huidige situatie en toetsing daarvan aan de doestellingen en het actieprogramma voor het gehele grondgebied van Amersfoort. Het plan richt zich op: • het inzamelen, transporteren en afleveren van afvalwater voor behandeling op een rioolwaterzuivering, • en het inzamelen, transporteren en lozen van schoon hemelwater. Bij de invulling van de rioleringszorg treedt een wisselwerking op tussen diverse beleidsvelden binnen en buiten de gemeente Amersfoort. Eén van de belangrijkste relaties is de plaats die de rioleringszorg inneemt in de waterketen en de invloed van de riolering op het watersysteem. Deze relaties komen voor het Amersfoorts grondgebied samen in het Waterplan Amersfoort. Onderstaande afbeelding geeft de plaats aan van de waterketen naast het watersysteem en in de leefomgeving. oppervlaktewater watersysteem waterketen Drinkwater productie
distributie
grondwater Vitens
¹
overstort
effluent
Riolering
Rioolwaterzuivering
inzameling en transport
transport en zuivering
drainage
lekkage
Gemeente Amersfoort
Waterschap Vallei & Eem
Provincie Utrecht
Het watersysteem bestaat uit het ‘natuurlijke’ water (neerslag, oppervlaktewater en grondwater). De waterketen omvat het water dat aan dit natuurlijk watersysteem wordt onttrokken (drinkwaterproductie en -distributie, afvalwaterinzameling en -transport en zuivering van afvalwater). De rioleringszorg beperkt zich tot de relaties met afvalwater en hemelwater. Daarnaast zijn er natuurlijk belangrijke relaties met de volksgezondheid, het milieu en de openbare ruimte. Vanwege de nauwe relaties met andere delen van het watersysteem en de waterketen, wordt in voorliggend plan ook regelmatig over de grenzen van de rioleringszorg heen gekeken.
1.3
Wat staat er in het plan Het volgende hoofdstuk beschrijft het bredere kader van regelgeving, beleid, relevante plannen en ontwikkelingen voor de rioleringszorg en de doelstellingen die Amersfoort aan de rioleringszorg verbindt. Bij de uitvoering hiervan heeft Amersfoort ook met andere organisaties te maken. In hoofdstuk 3 worden deze organisaties, hun taken en bevoegdheden beschreven.
blad 10
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
In hoofdstuk 4 wordt terugkeken naar de voorgaande planperiode; in hoeverre zijn de plannen gerealiseerd en wat is daarmee bereikt. De huidige situatie vormt het vertrekpunt voor de komende planperiode. Hoofdstuk Error! Reference source not found. beschrijft waar we nu met de rioleringszorg staan. Op hoofdlijnen worden de huidige kenmerken van de riolering beschreven, de kwaliteit ervan, de vervangingswaarde en het functioneren van de riolering. Het verschil met de doelstellingen bepaalt de aandachtspunten voor de komende planperiode. Mede aan de hand van de geconstateerde aandachtspunten is een beheerstrategie opgesteld (hoofdstuk Error! Reference source not found.), waarbij onderscheid is gemaakt in een aanleg-, onderzoeks- en maatregelenprogramma. Tenslotte worden de kosten, kostendekking, planning en organisatie van de uitvoering van de beheerstrategie beschreven (hoofdstuk Error! Reference source not found.).
1.4
De gevolgde vaststellingsprocedure De Wet milieubeheer schrijft overleg voor met: • Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht; • Waterschap Vallei & Eem (beheerder van oppervlaktewater en zuiveringsinrichting). Voor de vaststelling van het gemeentelijk rioleringsplan zal de volgende procedure worden doorlopen. • Het ‘concept Ontwerp Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011’ wordt aan het college van B&W aangeboden om het ontwerpplan vrij te geven voor bovengenoemd overleg. • Na aanpassing naar aanleiding van de behandeling in het college, wordt het ‘concept Ontwerp Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011’ aangeboden aan waterschap en provincie. Het waterschap is bij deze en voorgaande fasen op ambtelijk niveau betrokken, de genoemde vrijgave heeft betrekking op het bestuurlijk niveau. In bijlage E zijn de reacties van Provincie Utrecht en Waterschap Vallei & Eem opgenomen. • Het ‘Ontwerp Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011’ wordt vervolgens voor inspraak ter visie gelegd, met daarbij de reacties uit bovengenoemd overleg (Wm-overleg). Tijdens de inspraak wordt het ontwerpplan gepresenteerd op “Het Plein”. • De reacties uit de inspraak en het Wm-overleg worden in het ‘Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011’ verwerkt en aan het college van B&W aangeboden. Vervolgens wordt het plan besproken in “De Ronde”. Hierna wordt het plan met reactienota ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad. • Na vaststelling door de gemeenteraad doet het college hiervan mededeling door toezending van het plan aan waterschap, provincie en de Minister van VROM. Het college maakt tevens de vaststelling bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid. Hierbij wordt aangegeven hoe kennis kan worden gekregen van de inhoud van het plan.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 11
Projectgroep GRP Amersfoort
2
Kader en doelen van de rioleringszorg Het gemeentelijk rioleringsplan staat natuurlijk niet op zichzelf, maar moet worden afgestemd op nieuwe inzichten of ontwikkelingen in het beleid, de omgeving en het klimaat. Deze ontwikkelingen geven de randvoorwaarden aan of bieden juist ‘natuurlijke kansen’ voor verbetering door bij die veranderingen aan te sluiten. Het betreft bijvoorbeeld uitbreidingen, stadsvernieuwingen of (reeds ingezette) organisatorische veranderingen, klimaatsverandering en relaties met andere (beleids)plannen. Bij elkaar vormt dit het kader waarbinnen de rioleringszorg wordt ingevuld. Na beschrijving van dit kader, volgt een overzicht van de doelen voor de rioleringszorg voor de komende planperiode.
2.1
Waterplan Amersfoort
Het kader Baggerplan Amersfoort
Grondwaterplan Amersfoort
Waterplan Amersfoort Het ‘Waterplan Amersfoort’ beschrijft de Gemeentelijk Rioleringsplan gezamenlijke visie op het waterbeheer in Amersfoort Amersfoort van Gemeente Amersfoort, Plan van Aanpak Waterschap Vallei & Eem en Diffuse Bronnen Waterbedrijf Hydron Midden-Nederland Afkoppelplan (nu Vitens). Het waterplan vormt het kader voor het Amersfoort bereiken van een duurzaam en integraal waterbeheer, waarbij betere afstemming en grotere samenhang in het waterbeheer ontstaat. In de afbeelding hierboven zijn de relaties van het waterplan met enkele ‘onderliggende’ plannen aangegeven, waaronder het gemeentelijke rioleringsplan.
In het ‘Waterplan Amersfoort’ staat het watersysteem, oppervlaktewater en grondwater, centraal. Van daaruit redenerend is de riolering één van de beïnvloedende factoren. In het waterplan komen daarom ook rioleringsaspecten aan de orde. Maatregelen in de riolering en de waterketen worden steeds afgewogen in een breder kader, uiteraard binnen de geldende wettelijke kaders. Om overstromingen en wateroverlast te voorkomen, ook bij een veranderend klimaat, wordt aangesloten bij de drietrapsstrategie van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw: eerst water vasthouden door infiltratie in de bodem, vervolgens water bergen in singels en vijvers en uiteindelijk water afvoeren. Voor de rioleringszorg houdt dit een goede verwerking van hemelwater in door het afkoppelen en infiltreren of hergebruiken van schoon hemelwater. Om de waterkwaliteit te verbeteren wordt een preventieve, brongerichte aanpak voorgestaan (voorkomen is beter dan genezen). Voor de rioleringszorg betekent dit het saneren van ongezuiverde lozingen en terugdringen van de rioolemissies door het verminderen van overstortingen en de aanpak van foutieve aansluitingen. In het waterplan is de ambitie gesteld om met voorrang in te zetten op duurzame maatregelen voor het verdergaand verminderen van overstortingen op de Heiligenbergerbeek. Dit ondersteunt ook de ambities volgens de ‘Groen-Blauwe Structuur’ (zie ook hierna). Het actieprogramma bij dit gemeentelijk rioleringsplan draagt bij aan deze ambities. Waterbeheersplan (waterschap) Naast de relatie met het Waterplan Amersfoort is er een belangrijke relatie met ‘Water in Beweging, Waterbeheersplan 2004-2007’ en de ‘Watervisie – Kansen, keuzen en coalities'
blad 12
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
van Waterschap Vallei & Eem. Het waterbeheersplan verwoordt het beleid van het waterschap ten aanzien van waterkwaliteit, waterkwantiteit en rioolwaterzuivering. Relevante doelstellingen voor de rioleringszorg die uit dit beleid volgen, zijn: • het saneren van alle onvoldoende gezuiverde afvalwaterlozingen in het buitengebied, • het reduceren van riooloverstortingen door te voldoen aan de basisinspanning, • het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering (voor ondermeer Amersfoort gemiddeld 5% van het verhard oppervlak in 2007), • het verbeteren van de waterkwaliteit door aanpak van zogenoemde diffuse bronnen door ondermeer beperking van het gebruik van milieubezwarende bouwmaterialen (duurzaam bouwen) en van milieubelastende onkruidbestrijdingsmiddelen. • het uitvoeren van “ecoscans” voor alle stedelijke wateren • het invulling van duurzaam waterbeheer: veerkrachtige, meer natuurlijke watersystemen die zijn toegerust voor toekomstige ontwikkelingen, waarbij rekening wordt gehouden met veranderingen in het klimaat en in het ruimte- en grondgebruik. Waterhuishoudingsplan (provincie) In het ‘Waterhuishoudingsplan 2005-2010 Provincie Utrecht’ is de verwachting opgenomen dat gemeenten een haalbaarheidsonderzoek uitvoeren voor het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering. Doelstelling voor de hele provincie is in 2010 gemiddeld 5% van het verhard oppervlak afgekoppeld te hebben. Voor de lange termijn is deze doelstelling 20%. In alle nieuwbouw situaties moet gemiddeld 80% niet aangekoppeld worden. In zandgebieden kan dit meer zijn door infiltratie van water. De mogelijkheden voor afkoppelen moeten worden meegenomen in rioleringsplannen en gemeentelijke waterplannen. Grondwaterplan (provincie) In 2007 stelt de provincie het grondwaterplan vast. Dit plan omvat het beheerplan grondwaterkwantiteit en het beleidsplan ‘Zuiver drinkwater uit de grond’ (gericht op grondwaterkwaliteit). Belangrijke relatie met het rioleringsplan zijn de toetsingcriteria voor het afkoppelen en infiltreren van afstromend hemelwater in grondwaterbeschermingsgebieden. De afbeelding hiernaast geeft de ligging aan van het grondwaterbeschermingsgebied Amersfoort-Berg. De winningen Koedijk en Hogeweg kennen alleen een zogenaamde “boringsvrije zone” en zijn voor de rioleringszorg minder relevant. Milieubeleidsplan (provincie) Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2004-2008 heeft geen directe relatie met de gemeentelijke rioleringstaak. Er zijn echter wel belangrijke raakvlakken op het gebied van de bodem- en grondwaterbescherming (drinkwaterwinning) en het terugdringen van diffuse bronnen van verontreiniging. Plan van Aanpak Diffuse Bronnen (gemeente) Na de aanpak van puntbronnen zoals riooloverstorten en RWZI, neemt het relatieve belang toe van diffuse bronnen van waterverontreinigingen. In dit verband is vanuit de rioleringszorg vooral het voorkomen van vervuiling van hemelwater van belang. In stedelijk gebied moeten maatregelen worden gestimuleerd die watervervuiling door het verkeer, straatmeubilair, bouwmaterialen en het beheer van de openbare ruimte verminderen, zodat hemelwater schoon blijft en de lozing ervan niet leidt tot verontreiniging van grond- en oppervlaktewater. Op dit moment wordt door de gemeente, in samenwerking met het waterschap, het plan van aanpak diffuse bronnen opgesteld. Het resultaat hiervan leidt tot een overzicht van te nemen maatregelen, met daarbij ene planning voor de uitvoering en de kostendekking. Hieruit kunnen ook maatregelen volgen waarvan de kosten ten laste komen van het rioleringsplan.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 13
Projectgroep GRP Amersfoort
Grondwaterplan Amersfoort De gemeentelijke zorg voor het grondwater is in het ‘Grondwaterplan Amersfoort’ beschreven. Belangrijke raakvlakken met de riolering zijn de veelal gelijktijdige aanleg van drainage bij rioolaanleg en -vervanging, de mogelijke lozing van drainages op gescheiden hemelwaterstelsel en soms de noodzaak om drainage aan te leggen bij vervanging van lekke, drainerende riolen. Verder is een functionele combinatie tussen riolering en drainage mogelijk met speciale drainage- en/of infiltratieriolen. Door wijziging van de Wet op de waterhuishouding is er een grondwaterzorgplicht voor gemeenten ingevoerd. Deze wetswijziging schrijft voor dat de invulling van de grondwaterzorgtaak in het gemeentelijk rioleringsplan wordt opgenomen. Uiterlijk 5 jaar na publicatie van deze wetswijziging moet in het gemeentelijk rioleringsplan een beschrijving van de grondwaterzorgtaak zijn opgenomen. Kaderrichtlijn Water In 2006 is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de Europese Kaderrichtlijn Water voor het stedelijk gebied van Amersfoort, als onderdeel van zes landelijke pilot projecten, geïnitieerd door Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De uitkomsten van dit onderzoek geven aan dat de gemeente voldoet aan de vereisten volgens de kaderrichtlijn. Met de pilot is ook geëvalueerd in hoeverre de doelstellingen uit het Waterplan Amersfoort worden gehaald. Hieruit blijkt dat met name de ecologische en esthetische kwaliteit van het oppervlaktewater niet worden gehaald, ondanks de inspanningen die daarvoor zijn gedaan. Op basis van deze eerste verkenning lijken de huidige riooloverstortingen van beperkte invloed te zijn. Echter, het geheel aan lozingen vanuit de hele waterketen heeft een doorslaggevende invloed op de (ecologische) kwaliteit van het Valleikanaal, de Eem en het Eemmeer. In 2009 worden de doelstellingen voor de waterlichamen (grondwater en oppervlaktewater) in een Stroomgebiedbeheersplan vastgesteld. In verband daarmee zal de werking van de RWZI Amersfoort verder worden verbeterd. In het verlengde van de doelstellingen van de kaderrichtlijn is het streven om ondoelmatige lozingen van schoon hemelwater en grondwater via de riolering en afvoer naar de RWZI zoveel mogelijk te reduceren. Daarnaast is in opdracht van Provincie Utrecht een pilot onderzoek voor Vathorst gedaan naar de effecten van stedelijke uitbreiding op de doelstellingen voor grond- en oppervlaktewater volgens de kaderrichtlijn. Hieruit blijkt dat wanneer het programma van eisen voor Vathorst in ontwerp en uitvoering wordt gevolgd, de negatieve gevolgen van de stedelijke uitbreiding voor grond- en oppervlaktewater minimaal zijn. Verkeer en wegen Voor een doelmatige uitvoering van de rioleringszorg is afstemming met het ‘Verkeersvervoersplan’ en het ‘Programma evaluatie kwaliteit openbare ruimte’ belangrijk. Het tijdstip van uitvoering van maatregelen aan de riolering, bijvoorbeeld voor vervanging of verbetering, wordt zo veel mogelijk afgestemd op het herprofilering en wegherstelprogramma. Hierdoor worden kosten bespaard en overlast voor de omgeving tot een minimum beperkt. Nieuwbouwplannen Voor omvangrijke stedelijke uitbreidingen zijn in overleg met alle betrokken organisaties afzonderlijke plannen opgesteld, waarin ondermeer de invulling van de rioleringszorg wordt geregeld. Met name voor de beheerstrategie in dit plan betekent dit dat niet wordt ingegaan op bijvoorbeeld nieuwe aanleg in deze gebieden. Deze stadsuitleg vindt plaats in: • de Valleipoort, voorheen Wieken/Vinkenhoef, in totaal ca. 81,5 ha. bruto bedrijventerrein, Bouw- en woonrijp maken van deelgebied 1 – Stuwdam is gereed, in 2009 zal het hele deelgebied 1 gereed zijn, • en Vathorst, komende jaren in ontwikkeling door Ontwikkelingsbedrijf Vathorst tot een groene en waterrijke woonwijk.
blad 14
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Naast deze omvangrijke stedelijke uitbreidingen is er een groot aantal kleinere ontwikkelingen die voor de rioleringszorg van belang zijn. In bestaand gebied spelen de volgende ontwikkelingen (stand van zaken begin 2007, niet uitputtend): • nieuwbouw ziekenhuis aan de locatie Maatweg, • ontwikkelingsplan voor de Hogewegzone als stedelijke zone, waaronder het nieuwe Sportfondsenbad en herontwikkeling van locatie Sporthal Schuilenburg, • revitalisering Euterpeplein, • woningbouw aan de Keerkring, • NS emplacement (werkplaats), • woningbouw Melisande – Isoldepad, • ontwikkeling bedrijven en parkeerterrein Middelhoefseweg, • nieuwbouw van winkels en woningen Balladelaan – Driehoek Maatweg, • woningbouw locatie Nefkens, • en diverse ontwikkelingen in Centraal Stadsgebied, waaronder Eemhaven en Eemplein. Groen-Blauwe Structuur Met de vaststelling van het Stadsperspectief is een startsignaal gegeven voor het project ‘Groen-Blauwe Structuur’. Doel hiervan is het vormgeven van de groenblauwe structuur; een doorgaande groen- en waterstructuur die vanuit het landelijk gebied tot in de stad reikt en hier de grotere groengebieden in de stad omvat. Het resultaat is een beleidskader voor de groenblauwe structuur met financiering voor de ontwikkeling en het beheer van deze structuur. Tevens worden projecten gedefinieerd en geprioriteerd die de groenblauwe structuur versterken. In de visie van de ‘Groen-Blauwe Structuur’ zijn ten aanzien van natuur in en om het water de volgende gewenste ontwikkelingen en projecten opgenomen: • vergroten natuurwaarden aan weerszijden van de Eem; • herstellen vroegere Horstbeek en ontwikkelen van natuurgebied bij De Wieken; • creëren extra waterberging rondom de Barneveldse beek ten oosten van de stad; • verbreden beekbeddingen ten oosten van de stad om de natuur meer kans te geven; • en verbeteren ecologische verbindingsfunctie van de beken en het Valleikanaal. Uiteindelijk zal het beleidskader en de projecten van de ‘Groen-Blauwe Structuur’ doorwerken in gemeentelijke plannen, zoals het ‘Waterplan Amersfoort’. Daarmee zal dit ook van invloed zijn op de rioleringszorg voor zover de plannen leiden tot waterkwaliteitsdoelstellingen die hoger liggen dan het basisniveau en leiden tot strengere eisen. Waterrecreatie In juni 2001 is de notitie ‘Versterken recreatieve mogelijkheden’ vastgesteld, met daarin onder andere de wensen voor de waterrecreatie. Deze wensen zijn meegewogen in de ‘Groen-Blauwe Structuur’, waarin voor de recreatie in, op en rond het water de gewenste ontwikkelingen en projecten zijn opgenomen. Het betreft de Eem, de Laak en de beken ten oosten van de stad. Daarnaast is er de bestaande waterrecreatie langs het Valleikanaal (met name sportvissen) en op de grachten (onder meer de waterlijn). Voor de waterrecreatie waarbij sprake is van direct contact met water, is het van belang dat de negatieve invloed van overstorten tot een minimum beperkt blijft. In verband met de belevingswaarde moet visuele vervuiling worden tegengegaan.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 15
Projectgroep GRP Amersfoort
Prognose drinkwaterverbruik De afgelopen jaren is door waterbesparingen, met name voor toiletspoeling en wasmachines, het verbruik per inwoner per dag afgenomen van 130 naar circa 122 liter. Als deze daling tot 2011 doorzet, zal het gemiddelde waterverbruik dan ongeveer 115 liter per persoon per dag bedragen (schatting op basis van ‘Prognoses landelijke drinkwatervraag tot 2020’). Het totale waterverbruik in Amersfoort zal echter stijgen door een toename van het aantal inwoners en bedrijven. Naar verwachting is gemiddeld jaarlijks drinkwaterverbruik in 2011 met 2% toegenomen ten opzichte van 2006. Dit komt 3 overeen met circa 150.000 m per jaar.
Waar wordt het huishoudelijk drinkwater voor gebruikt? (landelijk gemiddelde)
voedselbereiding 1%
koffie, thee en water drinken 1%
overig 5%
bad 2%
afwassen, machine 2% afwassen, hand 3% douche 36%
kleding wassen, machine 15%
kleding wassen, hand 1%
toiletspoeling 30%
wastafel 4%
Gemeentelijk Milieubeleidsplan Op dit moment is een nieuw gemeentelijk milieubeleidsplan in voorbereiding, waarin het strategisch beleidskader voor de gemeentelijke milieutaken wordt beschreven. Rode draad hierin is een duurzame leefomgeving. De strategische beleidskaders uit het milieubeleidsplan worden jaarlijks vertaald in een uitvoeringsprogramma met per milieuthema een aantal producten of projecten die in dat jaar worden uitgevoerd. De relatie met het gemeentelijk rioleringsplan is indirect via het ‘Waterplan Amersfoort’. Klimaatsverandering Ons klimaat is aan het veranderen. De tekenen hiervan zijn voor iedereen duidelijk te zien. Voor de rioleringszorg staat niet zozeer voorop hoe dit kan bijdragen aan vermindering van de klimaatsverandering, maar staan de gevolgen van klimaatsverandering centraal. De verwachting is dat het weer er in 2050 anders uit ziet. De perioden zonder neerslag zullen langer worden. Maar als het dan regent, zullen de buien heviger zijn. Volgens het zogenaamde “middenscenario” voor de klimaatsverandering (conform ‘Waterbeheer e 21 eeuw’) zullen de pieken van de neerslag met 20% kunnen toenemen. De riolering moet zonder onaanvaardbare problemen deze extra neerslag kunnen afvoeren. Voor de riolering van Amersfoort is onderzocht wat de gevolgen van de klimaatsverandering zijn voor de kans op ‘water-op-straat’ doordat de riolering de hevige neerslag niet snel genoeg kan verwerken. Dit onderzoek is uitgevoerd voor gemengde stelsels en (verbeterd) gescheiden hemelwater stelsels van Amersfoort (zie paragraaf Error! Reference source not found.). Een situatie met ‘water-op-straat’ kan leiden tot overlast voor het verkeer of tot schade aan woningen of bedrijfsgebouwen.
2.2
Doelen van de rioleringszorg De gemeentelijke zorgplicht volgens de Wet milieubeheer kan worden samengevat als het “zorgen voor een doelmatige inzameling en een doelmatig transport van afvalwater”. Afvalwater omvat hierbij al het water waarvan men zich wenst te ontdoen. Hiermee zijn de doelen van de rioleringszorg feitelijk bepaald. Hierbij dient expliciet rekening te worden gehouden met de voorwaarden die worden gesteld vanuit de omgeving. Een doelmatige inzameling en transport betekent dus ook dat oppervlaktewater, grondwater, bodem en de RWZI niet nadelig mogen worden beïnvloed. Ook mag de rioleringszorg niet leiden tot overlast voor de omgeving.
blad 16
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Vanwege de integrale benadering van watersysteem en waterketen en de inzichten die hieruit voor de rioleringszorg volgen, wordt in dit plan het hemelwater apart genoemd. Van het rioolstelsel in Amersfoort bestaat circa één vijfde uit gemengd stelsel en circa één derde uit verbeterd gescheiden stelsel. Een groot deel van de neerslag wordt hier ingezameld en getransporteerd naar de RWZI. Het transporteren en zuiveren van relatief schoon hemelwater is niet duurzaam. Hierdoor wordt de RWZI namelijk onnodig belast, wat leidt tot een grotere vuilvracht op de Eem en het Eemmeer. Bovendien wordt dit water aan het lokale watersysteem onttrokken. Dit water zou kunnen worden benut voor bijvoorbeeld de voeding van het stedelijk oppervlaktewater of ter bestrijding van verdroging. Bewuste keuzen in het omgaan met hemelwater zijn dus noodzakelijk. Rekening houdend met het bovenstaande, is de zorgplicht van de gemeente Amersfoort vertaald in de volgende doelen (schematisch in onderstaande afbeelding weergegeven): 1. inzameling van het binnen gemeentelijk gebied geproduceerde afvalwater; 2. inzameling van (vervuild) hemelwater dat niet mag of kan worden gebruikt voor de lokale waterhuishouding; 3. transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt; waarbij: a. ongewenste emissies naar oppervlaktewater, bodem en grondwater worden voorkomen, b. en geen overlast voor de omgeving wordt veroorzaakt (in breedste zin van het woord); 4. het doelmatig gebruik en beheer van de riolering.
doelen 1 en 2: inzameling
doel 3: transport naar geschikt afleverpunt
afvalwater
gemengd stelsel vuilwater stelsel drukriolering
rioolwaterzuivering
hemelwater
hemelwater stelsel
bodem of oppervlaktewater
doel 4: doelmatig gebruik en beheer van de riolering
De doelen zijn vertaald in 17 eisen aan het functioneren van de riolering. Aan elke functionele eis zijn concrete maatstaven en meetmethoden ter controle van het functioneren verbonden. Deze zijn in bijlage B opgenomen. Doel 1: Inzameling van afvalwater 1. Alle afvalwater dat binnen gemeentelijk grondgebied vrijkomt en waar men zich van wenst te ontdoen, moet voorzien zijn van een aansluiting op de vuilwater riolering, uitgezonderd specifieke situaties waarin andere oplossingen doelmatiger zijn. 2. De aard en hoeveelheid van het via de vuilwater riolering ingezamelde afvalwater mogen het goede functioneren van de riolering en RWZI niet verstoren. Bovendien mag dit bij overstortingen niet leiden tot ongewenste lozingen op oppervlaktewater. 3. De inzameling van afvalwater via huisaansluitingen en kolken dient ongehinderd plaats te vinden. Doel 2: Inzameling van hemelwater 4. De vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Hemelwater dat niet vervuild is, mag in beginsel niet via de vuilwater riolering worden ingezameld en voor behandeling op een RWZI worden aangeboden. Het ‘schone’ hemelwater dient uitsluitend in de bodem te worden geïnfiltreerd of via gescheiden hemelwater riolering te worden ingezameld. Uitsluitend daar waar andere mogelijkheden voor inzameling en transport van hemelwater ontbreken, mag dit via de vuilwater riolering worden ingezameld.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 17
Projectgroep GRP Amersfoort
5.
De inzameling van hemelwater via kolken dient ongehinderd plaats te vinden.
Doel 3: Transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt 6. De afvoercapaciteit moet op alle plaatsen voldoende zijn om het aanbod van afvalwater en/of eventuele neerslag te verwerken, rekening houdend met de verwachte klimaatsverandering, uitgezonderd buitengewone omstandigheden (zoals extreme neerslag of tijdelijk aanbod van grote hoeveelheden saneringswater). 7. De afstroming dient gewaarborgd te zijn. 8. De objecten moeten in een goede staat verkeren, zowel qua stabiliteit, waterdichtheid en vervuilingtoestand als bedrijfszekerheid. 9. De vuiluitworp door overstorting of lozing van afvalwater op oppervlaktewater mogen geen ‘ongewenste’ effecten hebben. 10. Overlast door stank bij riolen en gemalen dient te worden voorkomen. 11. Ingezameld afvalwater wordt op het afleveringspunt afgeleverd voor behandeling op RWZI. 12. Het afvalwater dient zonder overmatige aanrotting de RWZI te bereiken. 13. Ingezameld hemelwater wordt direct in de bodem geïnfiltreerd of via gescheiden hemelwater stelsel getransporteerd, waarna lozing plaatsvindt op oppervlaktewater of in de bodem. Doel 4: Doelmatig gebruik en beheer van de riolering 14. Afstemming van beleid, beheer en onderhoud door samenwerking met andere beheerders van het watersysteem en de waterketen (buurgemeenten, waterschap, waterleidingmaatschappij, provincie, derden). 15. De gebruikers van de riolering worden klantvriendelijk en klantgericht benaderd. 16. De rioleringszorg wordt duurzaam ingevuld, waarbij wordt gestreefd naar de laagst maatschappelijke kosten. Onder duurzaamheid wordt hier verstaan: minimale milieubelasting bij materiaalkeuze, flexibiliteit naar de toekomst, minimaal energieverbruik, geen afwenteling van milieubelasting in plaats en tijd en geen ‘onnodige’ belasting van de RWZI. 17. De actuele toestand en het functioneren van de riolering moeten bekend zijn.
blad 18
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
3
De organisatie van de rioleringszorg Bij de beleidsvoorbereiding en de uitvoering van de rioleringszorg zijn verschillende organisaties betrokken. De verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden over deze organisaties, is voor een belangrijk deel wettelijk vastgelegd. Hieronder zijn de wettelijke en praktische verantwoordelijkheden in de gemeente Amersfoort beschreven.
3.1
Taken en bevoegdheden Op hoofdlijnen geldt dat de gemeente verantwoordelijk is voor de ontwatering in het openbaar, stedelijk gebied, het vaarwegbeheer, het rioleringsbeheer en het beheer van de openbare ruimte. Waterschap Vallei & Eem is verantwoordelijk voor het beheer van de waterkwaliteit, de waterkwantiteit (formeel voor alle oppervlaktewater), de rioolwaterzuivering en de waterkeringen. Daarnaast heeft het waterschap een rol in het beheer van het ondiep grondwater in relatie tot het oppervlaktewaterpeil en beheert het waterschap enkele onderdelen van het rioolwatertransportsysteem (eindgemalen en persleidingen). In onderstaande afbeelding zijn de beheertaken en verantwoordelijke afdelingen van de organisaties binnen de waterketen op hoofdlijnen geschetst. Gemeente Amersfoort ) Gewest Eemland Waterschap Vallei & Eem ! Afdeling Vergunning en Handhaving
Gemeente Amersfoort ! Afdeling Beheer Openbare Ruimte ) Regionale Organisatie Verwijdering Afvalstoffen ) Eemfors en ISS Landscaping Services ! Afdeling Projectrealisatie Openbare Ruimte
oppervlaktewater
neerslag
Waterschap Vallei & Eem ! Afdeling Planvorming ! Afdeling Realisatie Watersystemen ! Afdeling Beheer Watersystemen
watersysteem waterketen
) %
riooloverstort
regenwaterlozing
effluent
vuilwater Waterschap Vallei & Eem
influent ! Afdeling Onderhoud en
Vitens
drainage
grondwater Vitens
lekkage
Gemeente Amersfoort
!
Projecten Waterzuivering Afdeling Beheer Waterzuivering
Waterschap Vallei & Eem
Provincie Utrecht Verklaring: ) Taak gedeeltelijk uitbesteed aan…
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 19
Projectgroep GRP Amersfoort
3.2
Betrokken organisaties bij de rioleringszorg Deze paragraaf beschrijft de taken en bevoegdheden van de (onderdelen van) organisaties die voor het rioleringsbeheer relevant zijn. Gemeente Amersfoort De gemeente Amersfoort is verantwoordelijk voor de doelmatige invulling van de rioleringzorg. Voor de uitvoering van deze taak heeft de gemeente ondermeer de volgende bevoegdheden: • het heffen van belastingen voor financiering van de rioleringzorg 1 ; • het opstellen van verordeningen voor aanleg en gebruik van de riolering; • het verlenen en handhaven van milieuvergunningen; • het op- en vaststellen van het gemeentelijk rioleringsplan (planverplichting). Tot eind 2005 zijn alle kosten van de rioleringszorg gedekt vanuit de Algemene Middelen. Het rioolrecht was geïntegreerd met de heffing van Onroerend Zaak Belasting (OZB). Per 1 januari 2006 is de afzonderlijke heffing van rioolrecht ingevoerd. De inkomsten hiervan worden via de algemene middelen gestort in het fonds Openbare Ruimte (Wegen, Verlichting, Groen, Baggeren en Riolering) en de kosten voor het dagelijks beheer en kapitaallasten uit het verleden gedekt. Vanuit het deel van het Fonds Openbare Ruimte dat beschikbaar is voor de riolering, worden de voorbereiding en realisatie van maatregelen voor renovatie, vervanging en verbetering gefinancierd. De financiering van nieuwe aanleg gebeurt geheel via de grondexploitatie. In bijlage A is een toelichting gegeven op de verdeling van taken tussen gemeente en waterschap en de gemeentelijke organisatie. Waterschap Vallei & Eem Waterschap Vallei & Eem is verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeheer en het kwantiteitsbeheer van alle oppervlaktewater binnen de gemeentegrenzen. In de primaire watergangen voert het waterschap het actief beheer zelf uit. Daarnaast is het waterschap verantwoordelijk voor het zuiveren van het aangeboden afvalwater dat binnen de gemeente vrijkomt en ter behandeling wordt aangeboden. Voor de uitvoering van deze taken heeft het waterschap ondermeer de volgende bevoegdheden: • het heffen van belastingen voor financiering van de watertaken en zuiveringstaken; • voor een aantal, per Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB) benoemde bedrijven, is de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) van toepassing. Het waterschap is hiervoor het bevoegd gezag. Het opstellen van de lozingsvoorschriften en de controle op de naleving van de voorschriften vindt in deze gevallen plaats door het waterschap 2 ;
1
2
Volgens de recente wetswijziging “Verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken” is deze heffingsbevoegdheid in de Gemeentewet aangepast om gemeenten beter in staat te stellen de kosten voor de gemeentelijke wateropgaven te verhalen (zie ook kader paragraaf 1.1). In september 2006 is het Wetsvoorstel Waterwet bij de Tweede Kamer ingediend. De Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer. De huidige zes vergunningstelsels op het gebied van water worden gebundeld in de nieuwe Waterwet. Voor de burger en het bedrijfsleven wordt het gemakkelijker gemaakt een vergunning aan te vragen. Volgens dit wetsvoorstel zal de categorie van AMvB bedrijven verdwijnen en de gemeente hiervoor het bevoegd gezag worden. Volgens planning zal begin 2008 de nieuwe Waterwet, inclusief bijbehorend Waterbesluit en Invoeringswet, in werking treden.
blad 20
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
• het verlenen en handhaven van Wvo-vergunningen, lozings- en aansluitvergunningen; • het verlenen van ontheffingen op grond van de keur; • het op- en vaststellen van het Waterbeheersplan (planverplichting). Het waterschap beheert tevens enkele onderdelen van het rioolwatertransportsysteem. Vanuit Leusden wordt door het waterschap afvalwater via een persleiding op het ‘milieuriool’ in de Nijverheidsweg-Noord afgevoerd. Vanuit Bunschoten wordt het afvalwater via een persleiding naar de RWZI Amersfoort afgevoerd. Op dezelfde persleiding is gemaal Vathorst aangesloten. De waterschaptaken worden uit de volgende heffingen gefinancierd: • verontreinigingsheffing voor het uitvoeren van de zuiveringstaak en waterkwaliteitsbeheer; • omslag (ingezetenen, gebouwd en ongebouwd) voor het waterkwantiteitsbeheer. Vitens (voorheen Hydron Midden-Nederland) Het waterleidingbedrijf heeft de zorgplicht voor het aanbod van voldoende drinkwater van goede kwaliteit. Naast drinkwater draagt het waterleidingbedrijf ook zorg voor de levering van bedrijfswater en bluswater. Vitens beheert alle hiertoe benodigde voorzieningen. De activiteiten worden gefinancierd vanuit het vastrecht drinkwateraansluiting en het drinkwaterverbruik (m3-prijs). Vitens staat positief tegenover een integratie van activiteiten in de waterketen. Een geïntegreerd waterketenbedrijf is verantwoordelijk voor regie en uitvoering van alle operationele taken binnen de (drink)watervoorziening, riolering, rioolwaterzuivering en waterbeheer. Hierdoor kunnen de kosten dalen door synergievoordelen en kan de dienstverlening verbeteren door integratie van facturering, afhandeling van klantencontacten, communicatie en acquisitie. Voor het vormen van een waterketenbedrijf is de steun en overtuiging van alle partners in de waterketen nodig. Dat is momenteel nog niet het geval. De onderzoeken tot samenwerkingsvormen in de waterketen blijven de komende jaren op de agenda van Vitens. Vitens en Waterschap Vallei & Eem willen de samenwerking in de waterketen voortzetten. Twee keer per jaar is er bestuurlijk overleg. Aan de hand van actuele ontwikkelingen en projecten in het verzorgings/-beheersgebied worden de kansen voor een duurzamer en efficiënter inrichting van de waterketen besproken. Gewest Eemland Het Gewest Eemland is een samenwerkingsverband tussen een aantal gemeenten op het gebied van milieuhandhaving. Lozingsvoorschriften zijn, sinds het vervallen van de gemeentelijke lozingsverordening, in de meeste gevallen opgenomen in milieuvergunningen (Wm) en in de voorschriften behorende bij de AMvB die voor veel bedrijfstakken van toepassing zijn. Het opstellen van de vergunningsvoorschriften en de controle op de naleving hiervan vindt in deze gevallen plaats door het Gewest Eemland, in opdracht van de gemeente Amersfoort. Soms is hierbij een analyse van het afvalwater of van het aanwezige rioolslib vereist. Naast reguliere bedrijfscontroles worden regelmatig specifieke handhavingprojecten uitgevoerd, gericht op de afvalwaterproblematiek bij bedrijven. Voor een aantal per AMvB benoemde bedrijven is de Wvo van toepassing. Waterschap Vallei & Eem is hiervoor het bevoegd gezag. Het opstellen van de lozingsvoorschriften en de controle op de naleving hiervan vindt in deze gevallen plaats door het waterschap. Voor de overige milieuvoorschriften die voor deze bedrijven gelden, is de gemeente of de provincie het bevoegd gezag (een en ander afhankelijk van de aard en omvang van het bedrijf). De controle op de naleving van deze overige milieuvoorschriften vindt plaats door het Gewest Eemland. Getracht wordt om de controles in het kader van de Wm (door Gewest Eemland) zoveel mogelijk te combineren met controles in het kader van de Wvo (door het waterschap). Hiertoe worden gezamenlijke handhavingacties uitgevoerd.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 21
Projectgroep GRP Amersfoort
Provincie Utrecht De provincie is verantwoordelijk voor het beheer van het diepe grondwater, zowel wat betreft de kwaliteit als de kwantiteit ervan. De provincie voert geen actief beheer, maar houdt hier toezicht op (monitoring, vergunningverlening, etc). De beheerstaken voor het oppervlaktewater zijn door de provincie gedelegeerd aan de waterschappen. De provincie voert het vaarwegbeheer, voor zover dit van toepassing is binnen de gemeente Amersfoort (de Eem). Gelet op deze taken heeft de provincie een groot aantal bevoegdheden. Zo stelt de provincie het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan op, die richtinggevend zijn voor ondermeer de inrichting en het beheer van het watersysteem en de waterketen. Peilbesluiten worden door de provincie getoetst. Waterbeheersplannen (waterschappen) en gemeentelijk rioleringsplannen worden door de provincie beoordeeld. Omtrent het opstellen van een gemeentelijk rioleringsplan heeft de provincie ook een zogenaamde “aanwijzingsbevoegdheid” (zie ook kader in paragraaf 1.1, Wet milieubeheer, artikel 4.24). Daarnaast kan de provincie ontheffing verlenen voor de zorgplicht riolering op basis van het provinciaal ‘Ontheffingenbeleid riolering in het buitengebied’. Niet direct aan de rioleringszorg gerelateerd is tenslotte de regie en toetsing die de provincie uitvoert op het gebied van de ruimtelijke ordening. VROM-inspectie Regio Noord-West De VROM-inspectie zet zich in voor verbetering van de veiligheid, gezondheid en duurzaamheid van de fysieke leefomgeving. Als handhaver staat de VROM-inspectie open voor signalen van burgers over zaken of gebeurtenissen die de kwaliteit van hun leefomgeving kunnen schaden. De VROM-inspectie wil een kritische partner zijn van gemeenten en provincies bij het handhaven van noodzakelijke verordeningen en een gezond milieu. Daarbij wordt vooral gelet op het voldoen aan wettelijke verplichtingen binnen de daarvoor gestelde termijnen. Daarnaast wil de inspectie meedenken met het bedrijfsleven, vooral door samen met branches de naleving te verbeteren. Overige belangrijke relaties Vanaf en naar de omliggende gemeenten (Leusden, Soest en Nijkerk) vindt op enkele plaatsen enige aan- of afvoer van afvalwater plaats. Verder zijn de tankwerkplaatsen van de legerplaats in Leusden (Ministerie van Defensie) via het rioolstelsel van Amersfoort op de RWZI Amersfoort aangesloten. Het waterschap is hier verantwoordelijk voor vergunningverlening en -handhaving.
blad 22
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
4
Evaluatie van de voorgaande periode Voordat op de huidige situatie en de beheerstrategie voor de komende planperiode wordt ingegaan, wordt in dit hoofdstuk eerst naar het verleden omgekeken. Een goed beeld in de ontwikkeling van de riolering vergroot namelijk het begrip van het huidige rioleringsbeleid. De evaluatie van het rioleringsbeleid en de uitvoering hiervan in de voorgaande periode, geeft inzicht van mogelijke verbeteringen voor de toekomst.
4.1
Ontwikkeling van de riolering in de laatste decennia In de onderstaande afbeelding is het jaar van aanleg van de riolering aangegeven. Duidelijk herkenbaar hierin zijn de perioden waarin de grote stadsuitbreidingen hebben plaatsgevonden. Vrijwel alle riolering in Amersfoort (93%) is jonger dan 50 jaar. Ruim 50% van de totale rioollengte is jonger dan 20 jaar. De oudste riolen dateren uit het begin van de vorige eeuw.
In de afgelopen decennia is er veel veranderd in de wijze waarop we met onze leefomgeving omgaan. Dit heeft ook z’n invloed gehad op de rioleringszorg. In de eerste helft van de vorige eeuw werd het huishoudelijk en industrieel afvalwater tezamen met regenwater via een gemengd rioolstelsel ingezameld en veelal ongezuiverd op het open water geloosd. Reeds in het begin van de vorige eeuw werden de eerste, eenvoudige rioolwaterzuiveringinstallaties 1874 1884 invoer tonnen start gemeente systeem reinigingsdienst
ca 1900 1935 2500 tonnen in gebruik 1e gemaal in werking, eerste gemengde riool in Sint Andriesstraat gebruik genomen
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
1935 rioolwaterzuivering Geldersestraat in gebruik
1948 e aanleg 1 gescheiden rioolstelsel in Bomenbuurt
blad 23
Projectgroep GRP Amersfoort
gemengd rioolstelsel ingezameld en veelal ongezuiverd op het open water geloosd. Reeds in het begin van de vorige eeuw werden de eerste, eenvoudige rioolwaterzuiveringinstallaties (RWZI’s) gebouwd. Echter, door de toenemende verstedelijking en industrialisatie en de verbetering van de drinkwatervoorziening, waren de lozingen op oppervlaktewater een omvangrijk milieuprobleem geworden. Met de komst van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (1970) volgde een grote verbetering in deze situatie. Op grote schaal werden rioolzuiveringen aangelegd en verbeterd. De lozingen op oppervlaktewater moesten worden beperkt. Er werd overgegaan op de aanleg van gescheiden stelsels, waarbij het regenwater direct op open water werd geloosd. Om de emissie naar oppervlaktewater verder te beperken is overgestapt op de aanleg van verbeterd gescheiden stelsels, waarbij het grootste deel van het regenwater alsnog naar de rioolwaterzuivering wordt afgevoerd. In de afgelopen twee decennia werd ook riolering in het buitengebied aangelegd. Tegenwoordig heeft het ‘duurzaam stedelijk waterbeheer’ zijn intrede gedaan. Eén van de consequenties hiervan is dat nu genuanceerd wordt bekeken of afvoer van regenwater naar de zuivering gewenst is, of dat het regenwater in de bodem kan worden geïnfiltreerd of direct op open water kan worden geloosd. En er wordt geanticipeerd op de verwachtte verandering van het klimaat, waarbij de zomers droger worden, de winters natter en de hevigheid van de neerslag zal toenemen. Vooral dit laatste is belangrijk voor de rioleringszorg. In de afgelopen decennia zijn met grote inspanningen vele verbeteringen bereikt. Ook in de komende decennia kunnen vele verbeteringen worden bereikt, zowel in de stedelijke uitbreidingen als in het bestaand stedelijk gebied.
4.2
Evaluatie van de planperiode 2002-2006 Het voorliggende gemeentelijk rioleringsplan is het derde plan in rij dat de invulling van de zorgplicht beschrijft. Het eerste gemeentelijk rioleringsplan gaf een planning van werkzaamheden en inzet van middelen voor de periode 1997 tot en met 2006. Dit plan is in 2002 herzien. Het vorige gemeentelijk rioleringsplan beschreef de hoofdlijnen van de rioleringszorg voor de middellange (2010) en – meer globaal – voor de lange termijn (2030). Voor de planperiode van 2002 tot en met 2006 waren actieprogramma’s beschreven. De twee voorgaande rioleringsplannen richtten zich met name op: • het in stand houden van de kwaliteit van de riolering, • de vermindering van rioolemissies op oppervlaktewater, • de sanering van onvoldoende gezuiverde afvalwaterlozingen in het buitengebied, • het meten en monitoren van de werking van overstorten, gemalen en drukpompstations. In deze paragraaf wordt de evaluatie van de beleidsuitvoering in de voorgaande planperiode op hoofdlijnen beschreven. Voor een uitgebreide evaluatie wordt verwezen naar ‘Evaluatie Gemeentelijk Rioleringsplan 2002-2006’. Bij relevante verschillen tussen plan en realisatie worden de oorzaken hiervan toegelicht. Naast het rioleringsbeheer wordt ook een beschrijving gegeven van het zuiveringsbeheer. Bij de evaluatie is tevens gebruik gemaakt van de resultaten van de ‘Benchmarking Rioleringszorg’, waarin het rioleringsbeleid en de uitvoering hiervan in Amersfoort naast de maatlat wordt gelegd en met andere gemeenten in Nederland wordt vergeleken. Aanleg van riolering Er is ruim 97 km nieuwe riolering aangelegd, vooral in Vathorst, diverse inbreidingen, stadsvernieuwingen en in het buitengebied. Dit is zo’n 6 km per jaar minder dan gepland. Belangrijkste reden hiervoor is dat de ontwikkeling van Vathorst een jaar heeft stilgelegen. In Nieuwland, Centraal Stadsgebied en Vathorst voeren grote delen van het verhard
1966 laatste privaat-tonnen opgehaald bij muurhuizen alle woningen in de stad zijn op riolering aangesloten blad 24
1968 grootste riool met 2 m diameter aangelegd in Nijverheidsweg-Noord
1970 1973 rioolwaterzuivering aan Neonweg 1e controleberekening in gebruik riolering met computer riolering gemeenten Hoogland en Leusden op zuivering aangesloten
1976 e aanleg 1 verbeterd gescheiden rioolstelsel in Rustenburg
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
oppervlak het schone hemelwater direct af naar oppervlaktewater. Alleen daar waar het hemelwater vervuild kan raken, bijvoorbeeld langs drukke ontsluitingswegen, wordt dit via de vuilwater riolering naar de RWZI afgevoerd. Door aanleg en aansluiting op de nieuwe (druk)riolering zijn 85 afvalwaterlozingen in het buitengebied gesaneerd. Er zijn drie rioolaansluitingen aangelegd voor de historische schepen in de Eemhaven. Voor de overige woonboten is nog geen rioolaansluiting aangelegd omdat de ligplaatsen hiervan nog niet waren vastgesteld. Onderzoek aan de riolering de historische tweemasterklipper ‘Leonard’ in de Volgens plan is ruim 300 km rioolleiding Eemhaven heeft een aansluiting op de riolering geïnspecteerd. Bijzondere objecten zoals gemalen en zinkers worden frequent gecontroleerd. Naast rioolinspectie zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd: • Plan van aanpak voor ondoelmatige lozingen en gestart met het onderzoek naar de omvang en herkomst van ‘overig afvalwater’ (zie ook paragraaf Error! Reference source not found.). • Onderzoek naar korte termijn afkoppelpotentieel en opstellen ‘Afkoppelplan Amersfoort’. • Onderzoek naar aansluitingen van hemelwater op de drukriolering in Hoogland-West. De meeste hemelwaterlozingen zijn opgespoord en gesaneerd. • Opsporen van foutieve aansluitingen van vuilwater op gescheiden hemelwaterstelsel in Liendert, Randenbroek, Kruiskamp en Schothorst-Zuid. Er is een aantal foutieve aansluitingen gevonden en gesaneerd. • Integrale milieucontrole bij agrarische bedrijven met lozingen via een gierkelder. Hierbij bleek een bedrijf nog niet op de riolering te zijn aangesloten, wat alsnog is gebeurd. • Pilot project voor de Kaderrichtlijn Water (zie ook paragraaf 2.1). • Modelberekeningen om te onderzoeken of het gemengde rioolstelsel voldoet aan de basisinspanning. • Modelberekeningen voor onderzoek naar de kans op ‘water-op-straat’ in gemengde en (verbeterd) gescheiden stelsels (2006/2007).
reiniging
£
en aan de Zandkamp in Hoogland
1978 1986 e aanleg 1 randvoorziening aanleg 52 km drukriolering in aan de Rubensstraat buitengebied, 600 woningen op riolering P
P
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
inspectie
1988 1987 e 1 keer relinen bestaand totale lengte riolering 500 km met 31 rioolgemalen riool in de Voltastraat P
P
1993 rioolbeheer wordt geautomatiseerd
blad 25
Projectgroep GRP Amersfoort
Verder wordt de werking van het rioolsysteem steeds beter bewaakt en bemeten: • De werking van alle overstorten van het gemengde rioolstelsel worden bemeten. • Bij renovatie van gemalen zijn deze meteen aangesloten op een telemetriesysteem. Hiermee worden ze op een efficiënte manier via een centrale post op afstand automatisch bewaakt op storingen of alarmen en de werking gemeten. Alle gemalen zijn nu op het telemetriesysteem aangesloten. • Momenteel is ruim 70% van alle drukpompstations op het telemetriesysteem aangesloten. De overige drukpompstations zijn alleen nog voorzien van een ‘rode lamp’. Maatregelen aan de riolering Voor de maatregelen aan de riolering wordt onderscheid gemaakt in 5 soorten maatregelen met de volgende kenmerken ten aanzien van de aanwezige objecten (riolen, putten, overstorten, gemalen, etc.): • onderhoud: geen aanpassing van het object, herstel van het functioneren (hieronder valt dus ook de reiniging van riolen, wat in de praktijk tegelijk met inspectie wordt uitgevoerd); • reparatie: beperkte aanpassing van het object, herstel van het functioneren; • renovatie: ingrijpende aanpassing van het object, herstel van het functioneren; • vervanging: bestaande object wordt verwijderd en nieuw aangelegd, herstel van het functioneren; • verbetering: geen bestaande toestand, aanleg van nieuwe objecten, aanpassing en verbetering van het functioneren.
Onderhoud Het onderhoudsprogramma is volgens planning uitgevoerd. Voorafgaand aan de inspectie van ruim 300 km rioolleiding is deze gereinigd. Daarnaast zijn alle hoofdriolen van het gemengde stelsel 1 keer per 3 jaar en alle straatkolken jaarlijks gereinigd. Bij infiltratiegebieden zijn de straatkolken 3 tot 4 keer per jaar gereinigd. De zakputten bij de zinkers in de binnenstad worden wekelijks door de ROVA schoongemaakt. De zinkers zelf worden tweejaarlijks gereinigd. Het slib uit riolen, kolken en gemalen wordt afgevoerd en in zogenaamde “zandwasinstallaties” bewerkt. een camera voor inspectie van de riolering
Reparatie, renovatie en vervanging In de periode 2002 tot en met 2006 is ruim 10 km riolering gerenoveerd of vervangen. Dit is 28% meer dan de geplande inspanning. Daarnaast is ruim 5,5 km riolering vernieuwd of aangelegd vanwege aanpassing of vergroting van de riolering. Dit is 10% meer dan gepland. In de tabellen van bijlage F zijn de straten aangegeven waar de afgelopen jaren riolen zijn vervangen of gerenoveerd. Doordat in de afgelopen planperiode meer riolering is gerenoveerd dan gepland, is de verwachte achteruitgang van de kwaliteit van de riolering beperkt gebleven. Het renovatie van het mechanisch-elektrische en bouwkundige deel van gemalen is in grote lijnen volgens plan uitgevoerd. Mede vanwege nieuwe veiligheidsregels en Arbo-regels zijn er meer bouwkundige aanpassingen uitgevoerd, waaronder valbeveiligingen. In de voorgaande planperiode is circa 70% van alle drukpompen in het buitengebied gerenoveerd. Dit is minder dan gepland. In 2007 staat de renovatie van 28 stuks gepland, waarna in 2008 de laatste 8 stuks volgen. De overige drukpompen vervallen, omdat die in het ontwikkelingsgebied van Vathorst liggen en daar op het nieuwe vrij verval stelsel worden aangesloten.
¦
1995 gemalenbeheer wordt geautomatiseerd
blad 26
1996 e 1 optimalisatiestudie riolering-zuivering
1997 e 1 gemeentelijk rioleringsplan door raad vastgesteld
1999 aanleg milieuriool in Nijverheidsweg-Noord
2002 totale lengte riolering 800 km met 79 gemalen
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Verbetering In de voorgaande planperiode is een grote inspanning geleverd om binnen de daarvoor gestelde termijn te voldoen aan de eisen voor het verminderen van de riooloverstortingen. Hieronder volgt een samenvatting van de uitgevoerde verbeteringsmaatregelen: • aanleg van drie randvoorzieningen bij overstorten van het gemengde stelsel met een totale inhoud van 1.970 m3; • aanleg van bassin van 4.000 m3 voor retentie en infiltratie van afgekoppeld regenwater; • vergroten en nieuw aanleggen van een groot aantal riolen; • opheffen van vier overstorten van gemengde stelsel en alle noodoverlaten van gescheiden vuilwaterstelsels; • afkoppelen van ruim 11,4 ha verhard oppervlak van de gemengde riolering, ofwel 4% ten opzichte van medio 2001 en bijna twee keer zoveel als gepland; • ombouwen van verbeterd gescheiden regenwaterstelsels tot gescheiden regenwaterstelsels met een gezamenlijk verhard oppervlak van ruim 48,8 ha., waarbij deze steeds eerst zijn gecontroleerd op eventuele foutieve aansluitingen (tot nu toe slechts in één stelsel aangetroffen, dat om die reden ook nog niet afgekoppeld); • plaatsen van een “lamellenafscheider” bij de regenwaterlozing van Randenbroek – Paardenwed, waarvan de werking samen met het waterschap zal worden onderzocht; • besturen van gemaal Dopheide zodat gemaal Kabof wordt ontzien, waardoor minder vanuit de verbeterd gescheiden regenwaterstelsels van Kattenbroek wordt aangevoerd en de emissies via de overstort van het gemengde stelsel van Hoogland sterk verminderd. In de tabellen van bijlage F zijn alle verbeteringsmaatregelen aangegeven die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd. Voorbeeld afkoppelproject Amant – De Lichtenberg Bij Amant aan de Utrechtseweg is het verhard oppervlak van de riolering afgekoppeld. Hierdoor is de wateroverlast bij hevige neerslag verder benedenstrooms vermindert. Op het terrein is een vijver aangelegd waarin het afstromend hemelwater wordt opgevangen. In overleg met de brandweer is de vijver is zo ingericht dat deze meteen ook dienst kan doen als blusvijver bij het complex.
Als de vijver gevuld is, loopt die over en infiltreert het afstromende water in de bosgrond. Door het afkoppelen van verharding van de gemengde riolering, wordt ook minder water naar de RWZI Amersfoort afgevoerd. Dit is een mooi voorbeeld van het benutten van kansen bij herinrichting en de mogelijke combinatie van meerdere doelen die door een goede inpassing met het afkoppelen van verhard oppervlak kunnen worden gediend.
Het bergbezinkbassin Kruiskamp / Van Assenraadstraat (230 m3) wordt niet volgens plan uitgevoerd, omdat dit een relatief klein “stelsel op leeftijd” betreft dat bij vervanging geheel wordt omgebouwd naar een gescheiden stelsel (4,8 ha verhard oppervlak).
§
2003 e 2 gemeentelijk rioleringsplan vastgesteld
2004 verbetering en vergroting rioolwaterzuivering Neonweg
2004 eigen afvoer afvalwater Bunschoten en Vathorst naar rioolwaterzuivering
2005 emissies riolering Amersfoort voldoen aan ‘basisinspanning’ e 7 randvoorziening in gebruik aan Brenninckmeijerlaan P
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
P
blad 27
Projectgroep GRP Amersfoort
De aanleg van het retentiebassin Kersenbaan 2e fase, voor vermindering van de kans op wateroverlast, is vertraagd en zal na 2009 worden uitgevoerd. Afgezien daarvan zijn alle maatregelen voor de basisinspanning uitgevoerd. Doelmatige opvang van grondwater In verband met de verminderde grondwateronttrekking door drinkwaterpompstation De Berg is begin 2004 gestart met de grondwaterbemaling Van Goghstraat/Vermeerstraat e.o. Omdat hier geen oppervlaktewater of gescheiden regenwaterstelsel aanwezig is, wordt de afvoer op het gemengde rioolstelsel geloosd. De verpompte hoeveelheden worden geregistreerd. Voor de korte termijn is dit een doelmatige oplossing om grondwateroverlast te voorkomen. De functie van de grondwaterbemalingen zal vóór 2011 worden vervangen door horizontale drainage en afvoer op gescheiden stelsels. Wijzigingen aan de RWZI Amersfoort De maatregelen aan de RWZI Amersfoort en het transportsysteem zijn door het waterschap volgens plan uitgevoerd. Het betreft: • uitvoeren van de 2e fase vernieuwing RWZI Amersfoort, de nieuwe installatie kan het afvalwater van zo’n 335.000 mensen schoonmaken, • uitbreiden van de hydraulische capaciteit naar 8.900 m3/uur, waarvan 6.400 m3/uur beschikbaar is voor behandeling van afvalwater vanuit Gemeente Amersfoort, • en aanleggen van de persleiding vanaf Bunschoten naar de RWZI Amersfoort en hierop aansluiten van Vathorst. Actualisatie van vergunningen De Wvo- en lozingsvergunning zijn bij het waterschap aangevraagd en verleend. De aansluitvergunning van het waterschap aan de gemeente is geactualiseerd. Alle vergunningen van de gemeente aan ‘derden’ zijn actueel. Benchmarking rioleringszorg De ‘Benchmarking Rioleringszorg’ laat in vergelijking met andere gemeenten zien dat Amersfoort het rioleringsbeheer zeer goed op orde heeft. De tijdsbesteding in mensjaren arbeid gerelateerd aan de aanwezige lengte riolering is aanzienlijk lager dan het gemiddelde van de gemeenten die deelnemen aan de benchmarking. Op de prestatie-indicator ‘Planefficiëntie’ wordt goed gepresteerd. Vertraging of overschrijding van budgetten komt niet voor. Amersfoort behoort hiermee tot de best presterende gemeenten. De planverwachting van de gemeente is maximaal. Vrijwel alles in de beleidsplannen wordt ook gerealiseerd, waardoor Amersfoort op de prestatie-indicator ‘Planrealisatie’ bovengemiddeld gepresteerd. Conclusies Over het geheel bezien is de afgelopen planperiode alles volgens planning uitgevoerd. De kwaliteit van de riolering is gelijk gebleven. De grote investeringen waren voornamelijk gericht op het terugdringen van de emissies op het oppervlaktewater. Alle ongezuiverde lozingen in het buitengebied zijn gesaneerd. Het gemengde rioolstelsel voldoet aan de eisen voor rioolemissies volgens de basisinspanning, wat inhoudt dat de jaarlijks gemiddelde belasting van het oppervlaktewater ongeveer gehalveerd is ten opzichte van zo’n tien jaar geleden. Punt van aandacht is de realisatie van maatregelen volgens de planning voor zover deze maatregelen een relatie hebben met andere activiteiten. Voor deze maatregelen blijkt het lastig om de planning volgens het gemeentelijk rioleringsplan nauwgezet te volgen in verband met de benodigde afstemming, met name bij ‘bovengrondse herinrichting’. Door bijvoorbeeld
¨
2005 laatste woningen in buitengebied op riolering aangesloten
blad 28
2006 2007 functioneren gemengde functioneren (verbeterd) gescheiden rioolstelsel herberekend regenwaterstelsel herberekend bij hevige neerslag in augustus groot deel van Amersfoort-Noord blank
2008 e 3 gemeentelijk rioleringsplan 2007-2011 door raad vastgesteld
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
moeilijk planbare vergunningsprocedures rond herinrichting en het waarborgen van een goede bereikbaarheid van de stad, wordt enigszins van de planning afgeweken. Naast de maatregelen volgens het voorgaande gemeentelijk rioleringsplan is een aantal projecten uitgevoerd, waarbij verhard oppervlak van de riolering is afgekoppeld. Met het ontkoppelen van schoon afstromend hemelwater van de gemengde riolering wordt voortvarend uitvoering gegeven aan een duurzamer benadering van de rioleringszorg. Met de activiteiten in de afgelopen periode hebben gemeente en waterschap belangrijke stappen gezet op weg naar de invulling van de gestelde doelen.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 29
Projectgroep GRP Amersfoort
5
Waar staan we nu: de situatie begin 2007 Dit hoofdstuk beschrijft de toestand en het functioneren van de riolering in de huidige situatie. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de aanwezige voorzieningen, de toestand en de vervangingswaarde hiervan, de waterstromen en ‘geldstromen’ in de waterketen van Amersfoort en het functioneren van de riolering. Uit de vergelijking van de huidige situatie met de gewenste situatie volgen de aandachtspunten voor de rioleringszorg.
5.1
De riolering van Amersfoort Typen rioolstelsels Hieronder volgt in vogelvlucht een overzicht van de voorzieningen die de gemeente Amersfoort ter beschikking staat voor het uitvoeren van de rioleringszorg en de staat waarin deze verkeren. De afbeelding hieronder geeft een overzicht van de ligging van riolering en stelseltypen.
blad 30
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
De totale lengte van de riolen in eigendom en beheer van de gemeente is 878 km. De verdeling over de verschillende typen rioolstelsels is als volgt: • 156 km gemengd stelsel, • 343 km (verbeterd) gescheiden hemelwaterstelsel, waarvan ruim 2½ km infiltratieriool, • 279 km (verbeterd) gescheiden vuilwaterstelsel, • 62 km drukriolering, • en 38 km persleiding. Bijna 80% van de riolering is dus als (verbeterd) gescheiden stelsel aangelegd, dat wil zeggen dat het afvalwater of hemelwater door een apart riool, dus gescheiden, worden ingezameld en getransporteerd. Het overige deel (ruim 20%) is persleiding of gemengd stelsel, het afvalwater en hemelwater worden hier door één riool ingezameld en getransporteerd. Type materiaal van de rioolleidingen 663,6
180 160
137,7
140 120 100 80 60
31,0
40
7,7
13,9
20
6,7 0,6
11,0 0,3
4,1
1,5
0
Toestand van de riolering Alle rioolinspecties zijn geclassificeerd volgens de ‘Nederlandse Norm NEN 3398-2004’. De onderhoudstoestand (vuilophoping, wortel ingroei, aangroei en afzetting) is overwegend redelijk. De kwaliteit van de riolering (stabiliteit en waterdichtheid) is eveneens overwegend redelijk, met uitzondering van de waterdichtheid (lekkage en radiale verplaatsingen).
infiltratievoorziening aan de Barchman Wuytierslaan GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
bord met toelichting op het hoe en waarom blad 31
Glasvezel Versterkte Kunststof (GVK)
Bijzondere voorzieningen In de riolering bevinden zich de volgende bijzondere voorzieningen: • 108 gemalen (zie ook bijlage C); • 284 drukpompen in het buitengebied; • 25 overstorten in gemengde rioolstelsels, allen bemeten; • 7 randvoorzieningen bij overstorten van gemengde rioolstelsels, 2 retentievoorzieningen en 26 infiltratievoorzieningen (zie ook afbeelding hieronder); • en een telemetriesysteem voor het signaleren en van bemeten gemalen, drukpompen en randvoorzieningen.
Hard Poly Etheen (HPE)
Poly Etheen (PE)
Poly Propyleen (PP)
Poly Vinyl Chloride (PVC)
Gietijzer
Asbestcement
Gres
Gewapend beton
Gerelined beton
Beton
De kleinste riolen hebben een diameter van slechts 5 cm (drukriolering), de grootste riolen hebben een doorsnede van 3 bij 2,5 m (bergingsriool). Driekwart van de riolen heeft een buisdiameter tussen de 20 en 40 cm.
200
Lengte (km)
Verreweg het grootste deel van de riolen is van beton (circa 685 km). Een veel kleiner deel is van kunststof (ruim 185 km), de rest is van andersoortige materialen (zie afbeelding).
Projectgroep GRP Amersfoort
Jaar van aanleg rioolleidingen 38,2 40 35
Lengte (km)
30
23,8
17,1
20
13,8
Jaar van aanleg rioolleidingen
15
247,0
10 5
1,7
250
219,5
2006
2005
2004
2003
2002
0
Lengte (km)
200
150 121,7
112,0 86,1 68,5
2,4
2,9
11,6
6,7
Analyse van huidige stromen in de waterketen Waterstromen In onderstaande afbeelding zijn de belangrijkste waterstromen in de waterketen aangegeven (drinkwaterleiding, riolering en rioolwaterzuivering). Het totale aanbod op RWZI Amersfoort is op 100% gesteld.
Waterbalans 2005 voor waterketen in Amersfoort aanbod op RWZI Amersfoort = 100% 17 % (3,2 mljn.m3)
16 % (3,0 mljn.m3)
inzameling hemelwater Amersfoort naar RWZI waterverbruik in Amersfoort sanering in Vathorst en percolatiewater Smink
9% (1,7 mljn.m3)
aanvoer vanuit Bunschoten naar RWZI
2% (0,4 mljn.m3)
schatting inzameling hemelwater Leusden naar RWZI
13 % (2,4 mljn.m3) 2% (0,4 mljn.m3)
41% (7,5 mljn.m3)
waterverbruik in Leusden inzameling van overig "afvalwater" Amersfoort naar RWZI
In de periode februari 2004 tot februari 2005 bedroeg het totale drinkwaterverbruik in Amersfoort circa 7,5 miljoen m3. Naast de hoeveelheid ‘vuilwater’ die hiermee ontstaat, wordt hemelwater via de riolering naar de RWZI afgevoerd. Naar schatting is in 2005 bijna 1,5 miljoen m3 hemelwater via de gemengde riolering en ook bijna 1,5 miljoen m3 via verbeterd gescheiden regenwaterstelsels naar de RWZI afgevoerd. De afvoer van saneringswater vanuit Vathorst en percolatiewater vanaf stortplaats Smink vormen een bijzondere afvalwaterstroom. In 2005 is hier naar schatting 0,4 miljoen m3 vuilwater afgevoerd.
blad 32
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
2001 t/m 2007
1991 t/m 2000
1981 t/m 1990
1971 t/m 1980
1961 t/m 1970
1951 t/m 1960
1941 t/m 1950
1931 t/m 1940
1920 t/m 1930
1900 t/m 1919
De totale vervangingswaarde van de rioolinfrastructuur ligt dus in de 100 orde van € 875 miljoen! Uitgaande van een gemiddelde levensduur van de infrastructuur van 60 jaar, 50 betekent dit een gemiddeld jaarlijkse vervangingsinvestering van € 14,5 miljoen. Het werkelijke verloop van 0 vervangingsinvesteringen in de tijd geeft eenzelfde beeld als de huidige leeftijdsopbouw van de riolering. Het oudste riool in Amersfoort ligt in de Joannes van Dieststraat en dateert uit 1901.
5.2
27,0
25
2001
Vervangingswaarde De vervangingswaarde, ofwel nieuwwaarde, van de riolen is geraamd op circa € 850 miljoen. Dit is exclusief de bijzondere voorzieningen. De vervangingswaarde van de gemalen bedraagt ongeveer € 9,7 miljoen, voor de overige bijzondere voorzieningen wordt dit geschat op € 20 miljoen.
Projectgroep GRP Amersfoort
Daarnaast is vanaf Leusden circa 2,1 miljoen m3 afvalwater (vuilwater en hemelwater) doorgevoerd naar de RWZI Amersfoort. Vanaf 13 maart 2004 wordt het afvalwater uit Bunschoten ook op de RWZI Amersfoort behandeld, die voorheen naar de RWZI Bunschoten werd afgevoerd. Per jaar wordt gemiddeld 2,4 miljoen m3 afvalwater vanuit Bunschoten aangeboden. In totaal is in 2005 circa 18,5 miljoen m3 afvalwater aan de RWZI aangeboden. Dit betekent dat er bijna 3,2 miljoen m3 ‘overig afvalwater’ is aangeboden, waarvan de herkomst onbekend is. Dit is ruim 15% van het totale aanbod. In het voorgaande gemeentelijk rioleringsplan was dit beeld heel anders. Toen was van 5,8 miljoen m3, ofwel éénderde van de totale afvalwaterstroom de herkomst onbekend. Het grootste deel van deze forse vermindering is waarschijnlijk toe te schrijven aan het saneren van enkele grote instromen van grond- en oppervlaktewater op de riolering. Dit hangt grotendeels samen met de inspanningen voor rioolinspectie en renovatie. Daarnaast is de instroom van hemelwater afgenomen door het afkoppelen van verhardingen van gemengde stelsels en verminderen van de regenwaterafvoer naar de RWZI vanuit verbeterd gescheiden stelsels. Ten slotte is door onderzoek een beter inzicht in de herkomst van het afvalwater ontstaan. bij rioolinspectie aangetroffen De komende planperiode zullen deze inspanningen instroming van grondwater worden voortgezet. Wanneer de aanvoer naar de RWZI over meerdere jaren wordt bekeken, blijkt hieruit dat het aandeel ‘overig afvalwater’ van jaar tot jaar sterk kan variëren. In 2002, 2004 en 2005 is meer neerslag gevallen dan gemiddeld, 2003 is juist extreem droog geweest. De effecten van de inspanningen zullen daarom vooral na verloop van jaren duidelijk worden uit de langjarig gemiddelde aanvoer naar de RWZI. Geldstromen Financiering in 2005 van waterketen in Amersfoort In de afbeelding hiernaast zijn de belangrijkste geldstromen in de waterketen (drinkwaterleiding, riolering en rioolwaterzuivering) 33,3% 37,3% aangegeven. Hieruit is op te maken dat de kosten voor waterleiding beheer van de drie onderdelen in de waterketen ongeveer even riolering groot zijn. Het beheer van elk van de onderdelen kost jaarlijks rioolwaterzuivering ruim € 8 tot 10 miljoen 29,4% (momentopname 2005). In totaal is er dus jaarlijks een bedrag van ongeveer € 27,8 miljoen gemoeid met het beheer van de waterketen in Amersfoort. De drinkwaterbereiding en -levering wordt gefinancierd vanuit inkomsten voor het drinkwaterverbruik en vastrecht per aansluiting. Het rioleringsbeheer wordt vanuit de heffing van rioolrecht gefinancierd, afhankelijk van de waarde van onroerende zaken. De kosten voor het zuiveringsbeheer worden opgebracht door de zuiveringsheffing per ‘inwoner equivalent’.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 33
Projectgroep GRP Amersfoort
5.3
Het functioneren van de riolering Aan de hand van modelsimulaties is voor de huidige situatie het hydraulisch en milieutechnisch functioneren van de gemengde riolering onderzocht. Uit de praktijk is bekend dat situaties met ‘water-op-straat’ en wateroverlast kunnen voordien in gebieden met een (verbeterd) gescheiden stelsel. Het onderzoek naar het hydraulisch functioneren van dit type rioolstelsels met modelsimulaties is in voorbereiding. In combinatie met de kennis over de knelpunten uit de praktijk, zoals in juli/augustus 2006, wordt het zogenaamde ‘wateroverlastlandschap’ in beeld gebracht. In paragraaf 6.3 wordt dit onderzoek verder toegelicht. De knelpunten in het milieutechnisch functioneren worden in hoofdstuk 6 beschreven. Het hydraulisch functioneren van gemengde rioolstelsels is bepaald door simulatie van een hevige neerslaggebeurtenis met een kans van optreden van 1 keer per 2 jaar,waarbij rekening is gehouden met een toename van de neerslagintensiteit met 10%. Hiermee wordt inzichtelijk op welke plaatsen in Amersfoort een relatief grote kans op ‘water-op-straat’ bestaat, rekening houdend met de verandering van ons klimaat. het optreden van ‘water-op-straat’ na een hevige
Naar aanleiding van de wateroverlast in de zomerbui, hier veel regenwater in Kattenbroek zomer van 2006 is ook een onderzoek na de hoosbui eind augustus 2006 uitgevoerd naar de kans op ‘water-op-straat’ in gebieden met een gescheiden of verbeterd gescheiden rioolstelsel. Dit onderzoek is probleemgericht uitgevoerd, wat wil zeggen dat niet zozeer van belang is of volgens berekening met rioleringsmodellen aan de normen wordt voldaan, maar dat relevante knelpunten uit de praktijk in kaart worden gebracht. Het milieutechnisch functioneren van de gemengde riolering is onderzocht door simulatie van een periode van 10 jaar historisch gemeten neerslag. Hiermee wordt inzichtelijk hoeveel en hoe vaak de overstorten van het gemengde rioolstelsel werken. Met behulp van theoretische vuilconcentraties is vervolgens bepaald hoe groot de vuilemissie op oppervlaktewater is. Alle berekeningen zijn uitgevoerd volgens diverse richtlijnen (o.a. ‘Leidraad Riolering’, ‘Overname Afvalwater’ en ‘Eenduidige Basisinspanning’). Hydraulisch functioneren van de gemengde riolering Volgens modelberekeningen ter controle van het hydraulisch functioneren van de gemengde riolering is op de volgende locaties sprake van een relatief grote kans op ‘water-op-straat’: • in het noorden en oosten van het Soesterkwartier, • in noorden van Dorrestein (omgeving Sportfondsenbad), • in het Leusderkwartier (omgeving Laurens Costerplein), • op De Berg (omgeving Surinamelaan), • in Hoogland (omgeving De Bik en Molenweg).
blad 34
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Rekening houdend met de klimaatsverandering 1 ontstaan er geen nieuwe locaties met ‘water-op-straat’, maar neemt de ernst op de huidige locaties wel toe (zie onderstaande afbeelding). De oorzaak van deze ‘water-op-straat’ situaties ligt vooral in de fysieke omgeving. Deze locaties liggen lager dan hun omgeving of bevinden zich op een overgang van sterk hellend naar minder hellend gebied.
Dit beeld wordt bevestigd door waarnemingen en klachten, in de praktijk treedt in hier vaker overlast door ‘water-op-straat’ op. Alleen bij De Bik wordt geen overlast ervaren, het betreft hier een particulier riool op eigen terrein.
1
Van de rioleringsgebieden Amersfoort, Hoogland en Hooglanderveen zijn hydraulische controleberekeningen gemaakt met standaardbui 08 uit de Leidraad Riolering. Deze standaardbui staat model voor een neerslaggebeurtenis die gemiddeld 1 keer per 2 jaar voorkomt. Vervolgens zijn berekeningen gemaakt met een 10% hogere neerslag/regenintensiteit voor het simuleren van de klimaatsverandering op de standaardbui 08. Deze bui08+ heeft een totale neerslag van 21,8 mm in 1 uur met een piekintensiteit van 121 l/s/ha gedurende 10 minuten.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 35
Projectgroep GRP Amersfoort
Hydraulisch functioneren van de (verbeterd) gescheiden regenwater riolering Met modelberekeningen is het hydraulisch functioneren van de gescheiden regenwater riolering gecontroleerd. De berekende duur van de situatie met ‘water-op-straat’ is een indicatie voor het al dan niet ervaren van overlast (zie onderstaande afbeelding). Op de meeste locaties is de duur van ‘water-op-straat’ beperkt tot de periode waarin de bui op z’n hevigst is. Het wordt dan niet vreemd gevonden als er tijdelijk een laagje regenwater op straat staat. Bij vergelijkbare tijdsduur (en hoeveelheid) zal dit bij gemengde stelsels anders worden ervaren, omdat daar sprake is van weliswaar verdund, maar vervuild rioolwater op straat. Volgens de berekeningen is op de volgende locaties sprake van een relatief grote kans op ‘water-op-straat’: • langs de Amsterdamseweg, • in Koppel (tussen Koppelweg en Hooglandsedijk), • in Randenbroek (omgeving Hogeweg), • in Bieshaar-Noord, • in delen van Nieuwland, • en in delen van Schothorst-Noord.
Dit beeld wordt gedeeltelijk bevestigd door waarnemingen en klachten. In de praktijk treedt vaker overlast door ‘water-op-straat’ in Randenbroek en Koppel. Rond de Amsterdamseweg treedt wel eens ‘water-op-straat’ op, maar niet in de mate waarin dit is berekend. Het beeld in Bieshaar-Noord is vertekend, omdat er meer lozingspunten vanuit het regenwaterstelsel op oppervlaktewater blijken te zijn dan waar in het modelonderzoek rekening mee is gehouden.
blad 36
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Uit rioolinspecties in 2007 in Hoogland is gebleken dat er meer lozingspunten zijn. In de praktijk zijn hier geen knelpunten bekend. In Nieuwland treedt mogelijk wel ‘water-op-straat’ op, maar leidt dit in de praktijk niet tot overlast. In Schothorst-Noord treedt ‘water-op-straat’ in beperkte mate op. Milieutechnisch functioneren van de gemengde riolering Het milieutechnisch functioneren van de gemengde riolering in de huidige situatie is in de afbeelding hieronder weergegeven. In het overzicht zijn de berekende gemiddeld jaarlijkse overstortingshoeveelheden aangegeven. Meer gedetailleerde informatie over de overstortingen zijn te vinden in bijlage D. De huidige situatie is inclusief de ombouw van het gemengde stelsel van Kruiskamp Trompstraat naar een gescheiden stelsel en de aanleg van de retentievoorziening bij de 2e fase Kersenbaan.
In totaal wordt er bij hevige neerslag gemiddeld ruim 60.500 m3 verdund afvalwater per jaar via de overstorten van gemengde stelsels op oppervlaktewater geloosd. Hiervan stort ruim 80% (!) via de huidige 7 randvoorzieningen over. De vuilconcentraties in dit deel zijn kleiner door de bezinking van vuil in de randvoorzieningen. De berekende overstortingen zijn vergeleken met beschikbare meetgegevens. Voor een goede vergelijking van de berekende, gemiddeld jaarlijkse overstortingshoeveelheden zijn metingen gedurende meerdere jaren nodig. Daarbij komt dat uitgevoerde maatregelen aan het rioolstelsel de overstortingen beïnvloeden en verminderen. Toch blijken de beschikbare meetgegevens goed overeen te komen met hetgeen berekend is, vooral voor de wat ‘kleinere overstorten’. Uitzondering hierop zijn de overstorten aan de Rubensstraat, Heliumweg,
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 37
Projectgroep GRP Amersfoort
Havenweg, Smallepad en in Hoogland; de gemeten overstortingshoeveelheden zijn hier (veel) groter dan berekend. Met behulp van theoretische vuilconcentraties is voor de huidige situatie de vuilemissie op oppervlaktewater berekend. Het zogenaamde ‘chemisch zuurstofverbruik’ (CZV) is de maat voor de grootte van de emissie. In totaal bedraagt de gemiddeld jaarlijkse emissie 7.775 kg CZV. Ter vergelijking: dit komt ongeveer overeen met de lozing van het ongezuiverde afvalwater die bijna 110 inwoners in een jaar produceren. De vuilvracht die door de lozing van het effluent van de RWZI Amersfoort op de Eem wordt geloosd is een factor 100 groter. Daarbij moet wel worden bedacht dat de lozingen vanuit de riolering ook op kleinere, kwetsbaarder oppervlaktewater plaatsvinden en maar enkele keren per jaar bij hevige neerslag optreden, in korte tijd en met soms grote hoeveelheden ineens. Het effect van de lozingen verschilt dus per situatie.
5.4
De aandachtspunten voor de rioleringszorg In deze paragraaf wordt de huidige toestand en functioneren van de riolering beoordeeld en afgemeten aan de doelstellingen. Hieruit volgt een aantal aandachtspunten voor de rioleringszorg in de komende planperiode. Uit een vergelijking van de huidige situatie (voorgaande paragrafen) en de gewenste situatie (paragraaf 2.2), volgen onderstaande elf aandachtspunten. Waar voldaan wordt aan gestelde eisen, is dit niet expliciet benoemd. Doel 1: Inzameling van afvalwater a. Langs de Eem hebben 15 woonboten nog geen aansluiting op de riolering en deze lozen momenteel het afvalwater nog op oppervlaktewater. b. In Liendert, Randenbroek en Kruiskamp (gescheiden stelsels) blijkt er afvalwater op het hemelwaterriool te worden geloosd. Gezien de kwaliteit van het slib van waterbodems, bevinden zich ook in Schothorst-Zuid waarschijnlijk foutieve aansluitingen (vuilwaterlozingen op gescheiden hemelwaterstelsel). Doel 2: Inzameling van hemelwater c. In Randenbroek bevinden zich foutieve aansluitingen van hemelwater op vuilwater riolering, waardoor bij neerslag het gemaal het aanbod ternauwernood aan kan en de afvoer van afvalwater uit het ‘bovenstrooms’ gelegen Schuilenburg stagneert. In Liendert bevinden zich ook foutieve aansluitingen van hemelwater op de vuilwater riolering. d. Het rioolstelsel in Amersfoort bestaat voor circa één vijfde uit gemengd stelsel en circa één derde uit verbeterd gescheiden stelsel. Hiermee wordt circa 3 miljoen m3 per jaar relatief schoon hemelwater ingezameld en grotendeels getransporteerd naar de RWZI. Doel 3: Transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt e. In 2001 is enige achterstand in het reparatie- en renovatieprogramma geconstateerd. Mede doordat de grote inspanningen van de afgelopen jaren vooral milieugericht waren en door tijdelijke vermindering van het beschikbare budget, is dit beeld in 2006 vrijwel onveranderd. Doordat in de afgelopen planperiode meer riolering is gerenoveerd dan gepland (zie ook paragraaf 4.2), is de verwachte achteruitgang van de kwaliteit van de riolering beperkt gebleven. f. De riolering in Kruiskamp/Koppel is in de jaren ‘50 aangelegd en toen te klein gedimensioneerd. Hierdoor treden relatief veel verstoppingen op, veelal veroorzaakt door lozing van vetten op het riool. Deze riolen moeten nu regelmatig worden geïnspecteerd en zonodig gereinigd. g. Uit rioolinspecties en draaiuren van gemalen blijkt dat er vooral in Liendert, maar ook elders zoals in Kruiskamp, problemen zijn met drainerende riolering. Uit de waterbalans voor de waterketen in 2005 volgt dat de herkomst van 17% van de aanvoer op de RWZI Amersfoort niet bekend is (zie ook paragraaf 5.2). Mogelijk bestaat een groot deel hiervan uit intredend grondwater door lekke riolering.
blad 38
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
h. i.
j.
Uit recente inspecties blijkt dat op De Berg een deel van de riolering niet waterdicht is. Uittredend afvalwater kan leiden tot vervuiling van bodem en grondwater. Volgens modelberekeningen treedt in gebieden met gemengde riolering vaker dan gemiddeld één keer per twee jaar ‘water-op-straat’ op in het noorden en oosten van het Soesterkwartier, in het noorden van Dorrestein (nabij Sportfondsenbad), in het Leusderkwartier (omgeving Laurens Costerplein), op De Berg (omgeving Surinamelaan) en in Hoogland (omgeving De Bik en Molenweg). Met uitzondering van De Bik wordt dit beeld ook bevestigd door waarneming en klachten. Door klimaatverandering zullen zich op dezelfde locaties als nu situaties met verhoogde kans op ‘water-op-straat’ voordoen, maar dan vaker en in ernstiger mate. Volgens de berekeningen treedt in gebieden met (verbeterd) gescheiden riolering vaker dan gemiddeld één keer per twee jaar ‘water-op-straat’ in Koppel (tussen Koppelweg en Hooglandsedijk), in Randenbroek (omgeving Hogeweg) en in mindere mate langs de Amsterdamseweg, in delen van Nieuwland en delen van Schothorst-Noord. Tijdens hevige neerslag worden vooral de Malewetering in Hoogland, de Eem nabij de Binnenstad en Isselt en de Heiligenbergerbeek in Randenbroek zwaar belast door riooloverstortingen. In de Malewetering bij Kattenbroek kunnen tijdens natte perioden kritisch hoge waterstanden optreden. Van de grote riooloverstortingen zijn die op de Heiligenbergerbeek het meest ongewenst vanwege de hoge doelstellingen voor dit water.
Doel 4: Doelmatig gebruik en beheer van de riolering k. Een deel van de drukpompen heeft als storingsmelder alleen een ‘rode lamp’ op de schakelkast.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 39
Projectgroep GRP Amersfoort
6
De beheerstrategie De beheerstrategie beschrijft de hoofdlijnen van de benodigde aanpak die leidt tot het bereiken van de gestelde doelen.
Bij het bepalen van de noodzakelijke maatregelen zijn de volgende uitgangspunten aangehouden: • prioriteit geven aan het opheffen van de milieubelasting van oppervlaktewater als gevolg van foutieve aansluitingen in de riolering; • prioriteit geven aan het aanleggen van rioolaansluitingen op openbaar terrein en hierop (laten) aansluiten van de woonboten; • geen achteruitgang van de huidige kwaliteit van de riolering; • maximaal combineren van werkzaamheden voor rioolvervanging met wegonderhoud, herinrichting en binnenstedelijke vernieuwing; • optimaal afkoppelen van hemelwater van vuilwater riolering bij de uitvoering van werkzaamheden voor renovatie en vervanging van riolering. In de volgende paragrafen wordt de beheerstrategie beschreven, onderverdeeld in vier programma’s: 1. het aanleg programma voor aanleg van riolering bij: • bestaande bebouwing binnen en buiten de bebouwde kom, • en nieuwbouw. 2. het maatregelenprogramma (onderhoud, reparatie, renovatie, vervanging en verbetering), 3. het onderzoeksprogramma (inspectie en studie), 4. en vergunningverlening en handhaving. De maatregelen aan de RWZI Amersfoort worden afzonderlijk beschreven. Deze vormen geen onderdeel van de gemeentelijke rioleringszorg, maar is wel een belangrijke randvoorwaarde voor de aflevering en behandeling van het ingezamelde en getransporteerde afvalwater. Tot slot wordt een overzicht gegeven van hetgeen met de beheerstrategie wordt bereikt. Dit gebeurt aan de hand van de geconstateerde aandachtspunten (zie voorgaand hoofdstuk). In hoofdstuk 7 worden de planning en kosten voor uitvoering van de beheerstrategie beschreven, waarbij de financiële en organisatorische consequenties worden aangegeven.
6.1
Het aanlegprogramma Uitgangspunten De rijksoverheid heeft het beleid ten aanzien van afvalwaterlozingen opgenomen in het ‘Lozingenbesluit Bodembescherming’ en het ‘Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater’. Op basis van dit rijksbeleid gaat de gemeente Amersfoort in samenspraak met Waterschap Vallei & Eem er vanuit dat voor alle afvalwaterlozingen wordt voorzien in een aansluiting op de riolering. Bij nieuwbouw wordt gestreefd naar het niet aankoppelen van verhard oppervlak. Het afstromend hemelwater wordt geïnfiltreerd of via een gescheiden hemelwaterstelsel op oppervlaktewater geloosd. Bij twijfel over eventuele verontreiniging van het afstromend
blad 40
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
hemelwater, wordt dit eerst door een zuiverende voorziening geleid. Per project worden ook de mogelijkheden bekeken om hemelwater eerst op een andere manier te benutten, bijvoorbeeld voor bluswater, huishoudwater of proceswater binnen bedrijven. Alleen vuile verharde oppervlakken en afvalwaterlozingen zullen op een verbeterd gescheiden stelsel worden aangesloten. Over de invulling hiervan vindt steeds overleg met het waterschap plaats. Voor de ligplaatsen voor woonboten langs de Neonweg en bij de Schans worden in 2008 riolering en aansluitpunten op openbaar terrein aangelegd. Bij de Havenweg zijn al riool en aansluitpunten voor 6 woonboten aangelegd. De eigenaren van de woonboten moeten zelf voorzien in de aansluiting op het aansluitpunt. Aanleg van riolering bij nieuwbouw In de woningbouwplanning van de sector Stedelijke Ontwikkeling en Beheer wordt uitgegaan van de realisatie van ruim 6.000 woningen in de periode 2007-2011. In de nieuwbouwplannen zal riolering worden aangelegd. De te beheren en onderhouden lengte van riolen zal met circa 20 km per jaar toenemen. De kosten voor ontwerp, voorbereiding en aanleg van riolering komen ten laste van de grondexploitatie. De belangrijkste woningbouwlocatie is Vathorst. De uitgangspunten van de gemeente voor Vathorst zijn verwoord in het ‘Waterstructuurplan Vathorst’ en het ‘Masterplan riolering Vathorst’. Hierbij wordt gestreefd naar het niet aankoppelen van verhard oppervlak en infiltratie van afstromend regenwater of afvoer hiervan naar op oppervlaktewater. Het water wordt zo behouden voor de lokale waterhuishouding. Alleen vervuilde verharde oppervlakken en afvalwaterlozingen zullen op een verbeterd gescheiden stelsel worden aangesloten.
6.2
Het maatregelenprogramma Het maatregelenprogramma heeft betrekking op de bestaande riolering. De maatregelen kunnen onderverdeeld worden in: • Reparatie, renovatie en vervanging Dit zijn maatregelen waarbij bestaande riolering wordt hersteld of geheel vervangen zonder wijziging van het huidig functioneren; • Verbeteringsmaatregelen Dit zijn maatregelen waarbij nieuwe riolering wordt aangelegd voor verbetering van het huidig functioneren.
6.2.1
Reparatie, renovatie en vervanging Uitgangspunten Om het afvalwater te kunnen inzamelen en transporteren, moeten de buizen, putten, etc. in goede staat zijn. In de norm NEN 3398-2004 zijn maatstaven voor de toestand van riolen gegeven. Deze maatstaven worden ook in Amersfoort toegepast op de waarnemingen die bij (visuele) inspectie van de riolen worden gedaan. Er wordt onderscheid gemaakt in waarschuwings- en ingrijpmaatstaven. Een waarschuwingsmaatstaf waarschuwt dat er een toestand is aangetroffen die in de gaten moet worden gehouden. Op middellange termijn zou ingrijpen nodig kunnen zijn. Een ingrijpmaatstaf geeft aan dat ingrijpen noodzakelijk is en maatregelen moeten worden genomen omdat anders de kans op calamiteiten te groot wordt. Landelijke richtlijnen ontbreken voor maatstaven voor de toestand van de overige objecten in de riolering zoals rioolgemalen, randvoorzieningen of putten. Deze objecten worden onderhouden en vervangen volgens richtlijnen van de leveranciers (bijvoorbeeld gemalen) of op basis van ervaringen uit het verleden. Voor de vervanging van riolering wordt maximaal aangesloten op andere activiteiten, met name bij het wegherstelprogramma en ‘bovengrondse herinrichting’. Het tijdstip van uitvoering van de rioleringvervanging wordt door deze bovengrondse activiteiten gestuurd. Daarbij wordt de hele rioolbuis, kolken en kolkaansluitingen in de straat en zonodig ook alle
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 41
Projectgroep GRP Amersfoort
huisaansluitingen tot aan perceelsgrens vervangen. Bij rioolvervanging wordt meteen nagegaan of het wenselijk is om drainage mee te leggen als er verhoogde kans op grondwateroverlast aanwezig is of kan ontstaan door vervanging van lekke (drainerende) riolering. De opgave voor rioolherstel is echter veel groter en verder uitbreiden van het wegherstel binnen het ‘Programma evaluatie kwaliteit openbare ruimte’ is (financieel) niet mogelijk. Daarom zullen steeds meer “autonome” rioolprojecten moeten worden uitgevoerd. Omdat de straat dan niet opengaat, wordt de rioolbuis niet vervangen, maar “gerelined”. Met relinen wordt de hele bestaande rioolbuis aan de binnenzijde van een harde kunststof laag voorzien. Bij de aansluitingen worden uitsparingen in de kunststof huid gezaagd, waarna de rioolbuis weer goed kan functioneren. De huis- en kolkaansluitingen, putten en kolken worden niet gerenoveerd. Wanneer er wegherstel plaatsvindt, zal dit alsnog moeten worden vervangen. Naast de uitvoering van alle urgente reparaties wordt dus maximaal ingezet op vervanging in “gezamenlijke projecten” en daarboven een verhoogde inspanning voor rioolrenovatie in “autonome projecten”. Hiermee wordt de komende planperiode een inhaalslag ingezet om de huidige achterstand in rioolherstel geleidelijk in te lopen.
voor
en het relinen van het riool in de Argonweg in Isselt
na
Riolen Tot omstreeks 2013 is er een goed beeld van de specifieke straten en wijken waar de riolering moet worden vervangen of gerenoveerd. Voor de planperiode dient een totale lengte van ruim 15,5 km te worden gerenoveerd of vervangen. Dit betekent in bijna alle gevallen dat de gemengde riolering wordt omgebouwd naar een geschieden riolering (met een vuilwaterriool en een hemelwaterriool), waarbij de lengte van de nieuw te leggen riolen meer dan verdubbeld ten opzichte van de huidige te vervangen rioollengte. Voor de periode na 2013 is er nog geen uitgewerkt beeld van de te vervangen riolen. Dit zal te zijner tijd nader ingevuld moeten worden, waarbij dit ook wordt afgestemd op de (voor die jaren nog nader in te vullen) ‘Programma evaluatie kwaliteit openbare ruimte’ en plannen voor stadsvernieuwing en herinrichting. Het benodigde budget voor rioolvervanging op de (middel)lange termijn, is bepaald op basis van het jaar van aanleg van de riolen, de gemiddelde levensduur en de verhouding tussen de vervangen en te renoveren riolen. Voor de gemiddelde levensduur van rioolleidingen, putten, aansluitingen en kolken is uitgegaan van 60 jaar. Van het totale rioollengte in het renovatieen vervangingsprogramma wordt gemiddeld 75% vervangen en 25% gerenoveerd door relinen.
blad 42
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
In onderstaande afbeelding is het resultaat gegeven. De blauwe kolommen geven de berekende vervangingsbehoefte in een specifiek jaar aan. De groene lijn geeft de trend bij de blauwe kolommen aan, wat een meer gespreid, realistischer beeld geeft van het jaarlijks benodigde investeringsvolume voor de rioolvervanging.
Indicatie van de kosten voor vervanging en renovatie riolering op de (middel)lange termijn 50
kosten (in miljoenen euro's)
45 40 35 30 25 20 15 10 5
4
3
2066
2064
2062
2060
2058
2056
2054
2052
2050
2048
2046
2044
2042
2040
2038
2036
2034
2032
2030
2028
2026
2024
2022
2020
2018
2016
2014
0
jaar
2
y = -26,961x + 1956,2x - 28416x + 23645x + 7E+06
Op de middellange termijn neemt de gemiddeld jaarlijkse vervangingsbehoefte tot en met 2025 iets af, waarna die weer toeneemt. Deze stijging zet verder door tot een volume van € 10 miljoen per jaar rond 2040 en circa € 19 miljoen per jaar rond 2055. In het voorgaand rioleringsplan werd deze piek in 2040 verwacht. Dat beeld was gebaseerd op inspecties van circa ¼ van de totale rioollengte. Op basis van de huidige inspecties in ruim de helft van de riolering, is dit beeld bijgesteld. Het gemiddelde investeringsvolume in de periode 2014 tot en met 2025 bedraagt € 6,47 miljoen per jaar. Vanaf 2014 tot en met 2025 moet gemiddeld 8,2 km riolering per jaar worden vervangen (75%) of gerenoveerd (25%). Gemalen en drukpompen In de afbeelding hieronder is het aantal gemalen aangegeven dat per jaar aan renovatie of vervanging toe is. Er is onderscheid gemaakt in het bouwkundig en het elektromechanisch deel van het gemaal. De gemiddelde levensduur van de eerste is namelijk 45-60 jaar, van het elektromechanisch deel is dit 20-25 jaar. Alleen het jaar van eerste renovatie of vervanging is weergegeven. Planning renovatie en vervanging van gemalen
Kosten renovatie en vervanging van gemalen
1000
Bouwkundig deel
Elektro-mechanisch deel
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
100
geplande jaren van uitvoering Bouwkundig deel
Elektro-mechanisch deel
blad 43
2065
2063
2061
2059
2057
2055
2053
2051
2049
2047
2045
2043
2041
2039
2037
2035
2033
2031
2029
0 2027
2065
2061 2063
2059
2055 2057
2053
200
2025
geplande jaren van uitvoering
2051
2047 2049
2045
2043
2039 2041
2037
2035
2031 2033
2029
2025 2027
2023
2021
2017 2019
2015
2013
2009 2011
2007
0
300
2023
2
400
2021
4
500
2019
6
600
2017
8
700
2015
10
800
2013
12
900
2011
14
2009
aantal gemalen
16
2007
kosten (in duizenden euro's)
18
Projectgroep GRP Amersfoort
In de planperiode wordt van 11 gemalen het elektromechanisch deel vervangen, en daarna tot en met 2015 het bouwkundig deel van 1 gemaal en het elektromechanisch deel van nog eens 10 gemalen. In de periode vanaf 2007 tot en met 2030 wordt in totaal van 18 gemalen het bouwkundig deel en van 107 gemalen het elektromechanisch deel vervangen. In het kader van het opstellen van dit de ‘droge’ opstelling van de drie pompen in rioleringsplan is geen onderzoek verricht naar het nieuwe gemaal Vathorst de toestand van de drukpompstations. In de afgelopen planperiode is een groot deel van de drukpompstations gerenoveerd. In de planperiode wordt het elektromechanisch deel vervangen van 36 drukpompstations (28 stuks in 2007 en 8 in 2008). Voor bepaling van de vervangingsbehoefte van drukpompstations op de langere termijn is uitgegaan van standaard afschrijvingstermijnen, gebaseerd op ervaringscijfers. De elektromechanische onderdelen hebben een gemiddelde levensduur van 15 jaar, de bouwkundige delen (pompput) circa 45 jaar. Randvoorzieningen Voor de relatief jonge randvoorzieningen in de gemengde riolering van Amersfoort, is er vanuit gegaan dat deze aan het eind van de levensduur niet vervangen zullen worden. Reden hiervoor is dat vervanging tegen die tijd niet meer nodig is door de uitvoering van andersoortige maatregelen zoals het verdergaand scheiden van schoon en vuil water door afkoppelen.
6.2.2
Verbeteringsmaatregelen Uitgangspunten De meeste verbeteringsmaatregelen voor vermindering van de overstortingen vanuit de gemengde riolering op oppervlaktewater zijn in de voorgaand planperiodes uitgevoerd. De komende periode richten de verbeteringsmaatregelen zich voornamelijk op het verminderen van de kans op ‘water-op-straat’ en het terugdringen van de aanvoer van relatief schoon hemelwater naar de RWZI Amersfoort. Deze verbeteringen worden grotendeels gelijktijdig met rioolvervanging of renovatie uitgevoerd. Milieumaatregelen Amersfoort gaat verder met het afkoppelen van verhard oppervlak en het ontkoppelen van regenwaterstelsels. Het afkoppelen van verhard oppervlak dient meerdere doelen. In eerste instantie vermindert hiermee de aanvoer van relatief schoon hemelwater naar de RWZI. Hierdoor hoeft er minder water naar de RWZI te worden verpompt, minder water op de RWZI te worden behandeld en wordt er minder effluent op de Eem geloosd. In gemengde stelsels draagt het afkoppelen ook bij aan vermindering van de kans op ‘water-op-straat’ en de riooloverstortingen. De overstortingen op de Heiligenbergerbeek worden verder gereduceerd door waar zich kansen voordoen verharding af te koppelen in/om het Vermeerkwartier, in combinatie met de afvoer van drainagewater via een gescheiden stelsel. Verder zal de komende planperiode incidenteel extra verharding van de gemengde riolering worden afgekoppeld als er zich kansen voordoen bij herinrichting, stadsvernieuwing en/of wegonderhoud. In de gescheiden rioolstelsels van Amersfoort zijn foutieve aansluitingen geconstateerd, waardoor vanuit gescheiden regenwaterstelsels ongezuiverde afvalwaterlozingen op oppervlaktewater plaatsvinden en via gescheiden vuilwaterstelsels relatief schoon hemelwater naar de RWZI wordt afgevoerd. De komende planperiode worden met verhoogde
blad 44
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
inspanning foutieve aansluitingen opgespoord. Lozingen van ongezuiverd afvalwater op regenwaterstelsels worden in elk geval hersteld, waar mogelijk worden regenwaterlozingen op vuilwaterstelsels ook hersteld. Bij de tunnel Ringweg Kruiskamp/Koppel staat een regenwatergemaal en een drainagegemaal. In 2008 wordt de afvoer hiervan van het gemengde stelsel verlegd naar het nieuw aangelegde gescheiden stelsel van de Spoorwegzone (Kruiskamp). Het water wordt via een lamellenafscheider op het oppervlaktewater in de Spoorwegzone geloosd en vervolgens via het regenwaterstelsel van Kruiskamp naar de Stadsgracht afgevoerd. Bij de tankwerkplaatsen van de legerplaats in Leusden zal door de Dienst Vastgoed Defensie van het Ministerie van Defensie (voorheen de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen) alle ‘schone’ verharding van de riolering worden afgekoppeld (circa 1,5 ha). De verhardingen die vervuild kunnen raken, blijven op de riolering aangesloten. Maatregelen voor vermindering van de kans op ‘water-op-straat’ Het Sportfondsenbad ‘verhuist’ naar de Hogeweg. De verharding van de nieuwbouw op de huidige locatie van het Sportfondsenbad wordt afgekoppeld om de kans op ‘water-op-straat’ in deze omgeving te verminderen. Het hemelwater infiltreert dan in de bodem of voert naar de beek af. In de Surinamelaan wordt extra waterberging en infiltratiecapaciteit aangelegd. Aan de Kersenbaan zal de 2e fase van het retentiebassin worden gerealiseerd. Dit bassin dient vooral voor het terugdringen van de kans op ‘water-op-straat’. Verder zal de belasting van het gemengde rioolstelsel tijdens hevige neerslag ook op andere locaties worden verminderd door het afkoppelen van wegen en daken, zoals in het Leusderkwartier, waardoor in de omgeving de kans op ‘water-op-straat’ wordt gereduceerd. Voor het Soesterkwartier worden de mogelijkheden en effecten van verlaging van de interne overstort onderzocht. Voor vermindering van de kans van “water-op-straat” in de (verbeterd) gescheiden regenwaterstelsels staan de volgende maatregelen op het programma: • ombouw gemengd stelsel Kruiskamp – Hogeweg e.o. naar een gescheiden stelsel; • vervangen en vergroten gescheiden rioolstelsel Koppel; • en inventarisatie en controle van de lozingspunten in het gescheiden regenwaterstelsel van Bieshaar-Noord. Voor een gedetailleerd overzicht van alle verbeteringsmaatregelen, planjaar van uitvoering en kosten, wordt verwezen naar bijlage F.
6.3
Het onderzoeksprogramma Uitgangspunten Dit gemeentelijke rioleringsplan is vrijwel geheel gebaseerd op gedetailleerde informatie van de aanwezige riolering, de toestand en het functioneren van de riolering en de ongezuiverde lozingen in het buitengebied. Om voldoende inzicht in het gebruik, de toestand en het functioneren van de riolering te houden en effectieve maatregelen te kunnen nemen, blijft structureel onderzoek noodzakelijk. Hieronder worden de onderzoeken beschreven. Opgemerkt wordt dat enkele hiervan nauw met elkaar samenhangen. Inspectie en reiniging Inspectie van de toestand van de riolering is belangrijk om keuzes in investeringen en toe te passen maatregelen te kunnen optimaliseren. De komende planperiode worden de inspanningen vergroot. Volgens het inspectieplan is alle vrij verval riolering (gemengd, vuilwater én regenwater) in 2012 minstens één keer geïnspecteerd. In 2007 tot en met 2011 wordt circa 500 km riool gereinigd en geïnspecteerd. Dit is ruim 60% meer dan in voorgaande planperiode.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 45
Projectgroep GRP Amersfoort
Alle riolen worden 1 keer per 10 jaar gelijktijdig gereinigd en geïnspecteerd. De hoofdriolen van het gemengde stelsel worden vaker gereinigd, namelijk 1 keer per 3 jaar en op basis van calamiteiten (verstoppingen e.d.). Alle straatkolken worden jaarlijks gereinigd, bij infiltratiegebieden gebeurt dit 3-4 keer per jaar. De frequentie van reiniging van de zinkers in de binnenstad en delen van het vuilwaterstelsel in Kruiskamp en Koppel die gevoelig zijn voor verstopping, wordt tijdelijk verhoogd totdat de oorzaken van de verstoppingen zijn weggenomen. Herkomst ‘overig afvalwater’ Dit aandachtspunt heeft grote prioriteit. Op termijn moet de lozing van schoon grond- en hemelwater op de vuilwater riolering sterk worden teruggedrongen. Aan de hand van beschikbare meetgegevens is in 2006 onderzocht hoe de omvang en herkomst van ‘overig afvalwater’ het beste kan worden bepaald en een plan van aanpak voor het verdere onderzoek opgesteld. In 2007 zal aan de hand van rioolinspecties en draaiuren van gemalen worden onderzocht waar relatief grote hoeveelheden ‘overig afvalwater’ via het riool naar de RWZI worden afgevoerd. Vervolgens worden de bronnen hiervan geïdentificeerd. Mogelijke bronnen zijn bijvoorbeeld drainerende riolen (waarschijnlijk vooral in Liendert en Kruiskamp) of bemalingen bij bouwplaatsen, tunnels en ondergrondse parkeergarages. Vervolgens wordt bepaald welke maatregelen moeten worden genomen. Dit onderzoek geldt in principe voor alle typen rioolstelsels, uitgezonderd de gescheiden hemelwaterstelsels (deze voeren namelijk niet naar de RWZI af). Opgemerkt wordt dat bij reparatie van drainerende riolen het effect hiervan op de lokale grondwaterstanden een belangrijk aandachtspunt is. Voor de uitvoering van de benodigde maatregelen is vanaf begin 2009 financiële ruimte gereserveerd, samen met de eventuele maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water. Foutieve aansluitingen Het onderzoek naar de foutieve aansluitingen in Liendert, Randenbroek, Kruiskamp en Schothorst-Zuid (gescheiden stelsels) wordt met prioriteit voorgezet. Foutieve aansluitingen worden opgespoord en hersteld, zodat geen afvalwater meer op het gescheiden hemelwaterriool wordt geloosd. Het opsporen van foutieve aansluitingen van hemelwater op het vuilwaterstelsel in Liendert en Randenbroek is moeilijker uit te voeren. Na selectie van de meest geschikte onderzoeksmethode hiervoor, worden ook deze foutieve aansluitingen opgespoord en hersteld. Lekkende riolering In het Bergkwartier moet nog een aantal relatief oude riolen worden vervangen, waaronder ook lekkende riolen. Dit is van belang in verband met het grondwaterbeschermings- en waterwingebied. Omdat het afvalwater hier snel vanuit de riolering wordt afgevoerd (hellend gebied), is de kans op verontreiniging van het grondwater relatief klein. Desalniettemin heeft de vervanging van de oudere riolen na 2006 de eerste prioriteit bij het inlopen van de achterstand in kwaliteit van de riolering. Het ‘bewaken’ van de waterdichtheid van de riolering is hier een blijvend punt van aandacht binnen het reguliere inspectieprogramma. Monitoring, signalering en alarmering In 2008 worden op verschillende locaties in Amersfoort neerslagmeters geplaatst, die ook voor het grondwateronderzoek dienen. Samen met de meting van gemaalafvoeren, overstortingen en afvoer naar de RWZI Amersfoort is hiermee een beter beeld te krijgen van het werkelijke functioneren van de riolering. Dichtzetten van overstorten Een deel van de overstorten die dicht bij elkaar liggen of relatief weinig in werking zijn, kan zeer waarschijnlijk worden dichtgezet. Deze overstorten worden momenteel continu bemeten. Wanneer metingen en aanvullende berekeningen aangeven dat deze overstorten inderdaad dicht kunnen, worden deze binnen de planperiode opgeheven. Bij de uit te voeren
blad 46
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
controleberekeningen moet ook rekening worden gehouden met de gevolgen van de verwachte klimaatsverandering. Pilot project kaderrichtlijn Water Uit de eerste verkenning in 2006 (zie ook paragraaf 2.1) blijken de huidige riooloverstortingen van beperkte invloed te zijn op de kwaliteitsdoelstellingen op basis van de Kaderrichtlijn Water. Echter, het geheel aan lozingen vanuit de hele waterketen heeft een doorslaggevende invloed op de (ecologische) kwaliteit van de Eem en het Eemmeer. In verband daarmee zal de werking van de RWZI Amersfoort worden verbeterd (zie paragraaf 6.5). Daarnaast zullen ondoelmatige lozingen van schoon hemelwater en grondwater via de riolering en afvoer naar de RWZI zoveel mogelijk moeten worden teruggedrongen. Voor deze maatregelen is vanaf begin 2009 financiële ruimte gereserveerd. Verder kunnen delen van het huidige beleid ook onder de Kaderrichtlijn Water worden gevat, omdat deze ook gericht zijn op het voorkomen van verontreiniging van bodem en oppervlaktewater vanuit de riolering. De maatregelen die hieruit voortkomen vallen onder het ‘reguliere’ programma en zijn geen ‘extra’ maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water. Optimalisatie afvalwatersysteem RWZI Amersfoort De afvalwaterketen, van rioolputje tot lozingspunt van de zuivering, is één systeem. Alle onderdelen van het systeem hebben een nauwe onderlinge relatie met elkaar. Het afvalwatersysteem wordt beheerd door gemeenten (riolering) en waterschap (transport en zuivering). Voor het goed functioneren (milieutechnisch, beheersmatig en financieel) van het systeem is het belangrijk dat de verschillende onderdelen goed op elkaar zijn afgestemd. Er is in de planperiode van het voorgaande rioleringsplan een grote inspanning verricht om het milieutechnisch functioneren van de riolering van Amersfoort te verbeteren. Door afstemming met de werking van de RWZI kan het functioneren van deze voorzieningen mogelijk verder worden geoptimaliseerd. Het waterschap gaat de werking van RWZI Amersfoort in 2010 verbeteren door de bouw van een extra zuiveringstrap (zie ook paragraaf 6.5). Het effect van deze investering kan gemaximaliseerd worden door de werking binnen het volledige afvalwatersysteem te beschouwen. Om bestaande en toekomstige infrastructuur optimaal te laten functioneren, zal in 2008 gezamenlijk met het waterschap en de gemeenten Leusden en Bunschoten een zogenaamde OAS (Optimalisatie Afvalwatersysteem Studie) worden uitgevoerd. Met de resultaten van deze studie zullen er afspraken worden gemaakt over de samenwerking en afstemming plaatsvinden voor een doelmatig beheer van het afvalwatersysteem van de RWZI Amersfoort. Deze afspraken worden vastgelegd in een afvalwaterakkoord tussen gemeente(n) en waterschap.
6.4
Vergunningverlening en handhaving Vergunningverlening Gemeente Amersfoort heeft samen met andere deelnemende gemeenten een afdeling Milieu bij het Gewest Eemland gevormd, die zorgt voor de uitvoering van de milieuwetgeving (zie ook paragraaf 3.2). De gemeenten behouden hun beslissingsbevoegdheid. In de Wet milieubeheer staat het belang van de bescherming van het milieu voorop. Vrijwel alle bedrijven, industrieën, vele instellingen en activiteiten vallen onder deze wet, waardoor voor bepaalde bedrijfsactiviteiten een vergunning of melding verplicht is. In de Wet milieubeheer is een afstemmingsregeling tussen vergunningaanvragen op basis van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) vastgelegd. De vergunningsprocedures kunnen gecoördineerd worden behandeld. De vergunningen worden dan inhoudelijk op elkaar afgestemd. Onder meer zeefdrukkerijen, ziekenhuizen en motorrevisiebedrijven moeten een Wvo-vergunning hebben.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 47
Projectgroep GRP Amersfoort
Handhaving De controles van verordeningen en vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer (Gewest Eemland) worden zoveel mogelijk gecombineerd met controles in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Waterschap Vallei & Eem). Hiertoe worden gezamenlijke handhavingacties uitgevoerd. In de planperiode zal in het kader van de (gezamenlijke) handhavingacties in elk geval aandacht worden geschonken aan bedrijven die gelegen zijn in het buitengebied (zoals tuinbouwbedrijven). Hierbij zal met name aandacht worden besteed aan de naleving van de Lozingenbesluiten (bijvoorbeeld Lozingenbesluit Open Teelt en Veehouderij) en AMvB’s (bijvoorbeeld AMvB Glastuinbouw). Een adequaat handhavingregime levert naast milieuhygiënische voordelen, ook voordelen op ten aanzien van de bescherming en het onderhoud van de gemeentelijk rioolstelsel. Speciale aandacht moet worden besteed aan de opsporing van lozers van vetten op het riool in de Binnenstad en Kruiskamp/Koppel, in combinatie met voorlichting en stringente handhaving. Een landelijke trend bij de uitvoering van bedrijfsgerichte milieutaken is de toegenomen aandacht voor preventie. Hierbij wordt niet alleen gedacht aan preventieve maatregelen die het ontstaan van afvalwater moeten voorkomen, maar ook aan maatregelen die moeten leiden tot een verminderd gebruik van hoogwaardig drinkwater. De verruimde reikwijdte van de Wet milieubeheer biedt hiertoe mogelijkheden. In de planperiode wordt aan dit aspect meer aandacht besteed. Dit houdt in dat bij vooroverleg over nieuwe vestiging of uitbreiding wordt geadviseerd over de mogelijke toepassing van preventieve maatregelen. Het gebruik van water van een mindere kwaliteit als proceswater kan hierbij aan de orde komen. In geval van mogelijkheden voor gebruik van grondwater wordt de provincie hierbij betrokken, vanuit haar taak als grondwaterbeheerder en vergunningverlener.
6.5
Maatregelen aan de RWZI Amersfoort Voor de bestrijding van de eutrofiëring van de randmeren gaat Waterschap Vallei & Eem zeven RWZI's in haar beheersgebied voorzien van een extra zuiveringstrap, de zogenaamde 4e trap zandfilters. Ook RWZI Amersfoort wordt voorzien van een zandfilter. De bouw van dit filter staat gepland voor 2010.
6.6
Effecten van de beheerstrategie op de aandachtspunten Aan de hand van de huidige aandachtspunten (paragraaf 5.4) wordt hieronder aangegeven welke verbeteringen met het uitvoeren van de beheerstrategie aan het eind van de planperiode zijn bereikt (letters corresponderen met aandachtpunten in paragraaf 5.4). Doel 1: Inzameling van afvalwater a. Alle woonboten hebben een aansluiting op de riolering. b. De gescheiden stelsels van Liendert, Randenbroek, Kruiskamp en Schothorst-Zuid zijn geheel gecontroleerd op foutieve aansluiting van vuilwaterlozing op gescheiden hemelwaterstelsel. Van aangetroffen foutieve aansluitingen wordt de locatie vastgelegd en de omvang vastgesteld. Als de herstelkosten opwegen tegen de omvang van de lozing, volgt direct herstel van de aansluiting. Doel 2: Inzameling van hemelwater c. Gelijktijdig met bovengenoemd onderzoek in Liendert, Randenbroek, Kruiskamp en Schothorst-Zuid worden deze stelsels geheel gecontroleerd op foutieve aansluitingen van hemelwater op geschieden vuilwater riolering. Van aangetroffen foutieve aansluitingen worden locatie en afvoerend oppervlak vastgesteld. Als de herstelkosten opwegen tegen de omvang van het afvoerend oppervlak, volgt direct herstel van de aansluiting. d. Door bij rioolrenovatie en vervanging in gemengde stelsels de mogelijkheden voor afkoppelen van verhard oppervlak maximaal te benutten, zal de komende planperiode
blad 48
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
circa 16,5 ha worden afgekoppeld. Daarnaast zal de afvoer van hemelwater uit verbeterd gescheiden stelsels naar de RWZI Amersfoort zoveel mogelijk worden beperkt. Hierdoor zal naar verwachting 0,3 tot 0,4 miljoen m3 per jaar minder hemelwater naar de RWZI worden afgevoerd, ofwel ruim 10% minder dan de huidige hemelwaterafvoer. Doel 3: Transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt e. Door een verhoogde inspanning voor rioolrenovatie en vervanging zal de achterstand in kwaliteit van de riolering de komende tien jaar geleidelijk worden ingelopen. f. De te kleine riolen in Kruiskamp/Koppel zullen in de periode 2010-2016 worden vervangen, in samenloop met de binnenstedelijke vernieuwing (grotendeels na deze planperiode). g. Door het opsporen van foutieve aansluitingen, de verhoogde inspanning voor rioolrenovatie en vervanging en door het beter in beeld brengen van de herkomst van het afvalwateraanbod op de RWZI, wordt gestreefd naar het terugdringen van de hoeveelheid ‘overig afvalwater’ van 17% naar 10% van de aanvoer naar de RWZI Amersfoort (zie ook paragraaf 5.2). h. Lekkende riolen op De Berg zijn vervangen, waarbij gelijktijdig het verhard oppervlak zoveel mogelijk van de gemengde riolering is afgekoppeld. i. Door het afkoppelen van verhard oppervlak en/of het vergroten van de berging voor de opvang van afstromend hemelwater zal de kans op ‘water-op-straat’ in het noorden van Dorrestein (nabij Sportfondsenbad), in het Leusderkwartier (omgeving Laurens Costerplein), op De Berg (omgeving Surinamelaan), in Koppel en in Kruiskamp worden verkleind. Daarnaast wordt onderzoek uitgevoerd naar de ligging van alle regenwater lozingspunten in Bieshaar-Noord. j. Door het verminderen van de afvoer van schoon hemelwater op de gemengde riolering of vanuit verbeterd gescheiden stelsels, zullen met name de rioolemissies op de Malewetering in Hoogland en op de Heiligenbergerbeek in het Vermeerkwartier verder worden verminderd. Doel 4: Doelmatig gebruik en beheer van de riolering k. Alle drukpompen in Amersfoort zijn voorzien van een automatische storingsmelder.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 49
Projectgroep GRP Amersfoort
7
Planning, kosten en organisatie
7.1
Planning van de uitvoering De planning voor het aanleg-, maatregelen- en onderzoeksprogramma zijn onderling en op ‘externe’ programma’s afgestemd, zoals programma’s of plannen in de ruimtelijke ordening (bijvoorbeeld uitbreidingen) en het beheer van de openbare ruimte (bijvoorbeeld het ‘Programma evaluatie kwaliteit openbare ruimte’). In bijlage F zijn de geplande maatregelen per jaar in een tabel aangegeven.
7.2
Kosten en kostendekking In deze paragraaf worden de kosten en kostendekking van het maatregelen- en het onderzoeksprogramma uit het voorgaande hoofdstuk gepresenteerd. Het aanlegprogramma wordt geheel gefinancierd vanuit de grondexploitatie en valt dus buiten dit kader. Bij de berekening van kosten en kostendekking zijn onderstaande uitgangspunten aangehouden: Kosten De volgende kostensoorten worden onderscheiden: • De jaarlijkse exploitatiekosten Deze kostensoort wordt aangeduid met de term “dagelijks beheer (incl. Eemfors en ROVA, reparatie, onderzoek, monitoring, energie en telemetrie)”. • Kapitaallasten uit het verleden. De kapitaallasten (afschrijving en rente) van investeringen uit het verleden bedragen jaarlijks € 1.642.000. • Investeringen voor uitvoering van de grondwaterzorgtaak. Hieronder vallen onder andere het plaatsen of vervangen van grondwaterstandmeters, het (mee)leggen van drainageleidingen en overige, grondwater gerelateerde maatregelen. Deze kostensoort wordt aangeduid met “Grondwaterzorgtaak”. • Investeringen voor renovatie en vervanging van de riolering. Hierbij wordt de toestand (kwaliteit) verbeterd, maar blijft het functioneren van de riolering gelijk. Deze kosten worden gedekt uit de voorziening groot onderhoud riolering binnen het Fonds Openbare Ruimte (Wegen, Groen, Baggeren, Verlichting en Riolering), voorheen het fonds voorziening riolen. Deze kostensoort wordt aangeduid met “Renovatie en vervanging (excl. reparatie)”. • Investeringen voor verbetering van de riolering. Hierbij wordt het functioneren van de riolering verbeterd, waardoor veelal de toestand van delen van de bestaande riolering gelijktijdig worden verbeterd. Deze kosten worden eveneens gedekt uit het Fonds Openbare Ruimte. Voor de uitvoering van sommige projecten wordt geld gestort vanuit het Fonds Openbare Ruimte naar de Grondexploitatie. Het werk valt dan verder onder Economische Ontwikkeling. Dit gebeurt bijvoorbeeld als er een nieuw riool moet worden gelegd binnen een stadsvernieuwingsproject. Deze kostensoort wordt aangeduid met “Verbetering”.
blad 50
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Kostendekking Tot en met eind 2005 zijn alle kosten van de rioleringszorg gedekt vanuit de Algemene Middelen. Het rioolrecht was geïntegreerd met de heffing van Onroerend Zaak Belasting (OZB). Vanaf 1 januari 2006 krijgen eigenaren en gebruikers van woningen en niet-woningen een afzonderlijke heffing voor Rioolrecht. Zoals in Nederland gebruikelijk is, wordt er onderscheid gemaakt in woningen en niet-woningen (bedrijven). Daarnaast maakt de gemeente onderscheid in eigenaren en gebruikers. Het bedrag van de heffing is afhankelijk van de waarde in het economische verkeer van het eigendom. Voor de kostendekking worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: • alle bedragen zijn op prijspeil 1 januari 2007; • alle bedragen zijn exclusief BTW (19%) in verband met het BTW compensatiefonds; • voor de financiële planning is er vanuit gegaan dat de helft van de investeringsbedragen in het geplande jaar van uitvoering valt en de resterende helft in het navolgende jaar; • jaarlijks verhoging aan de hand van areaaluitbreiding gebaseerd op aantallen opgeleverde woningen (€ 123,- per woning), volgens verwachting achtereenvolgens 1.100 stuks (2007),1.200 stuks (2008), 1.000 stuks (2009), 1.000 stuks (2010) en in de periode 2011 tot en met 2015 per jaar 800 stuks; • Van de toename van het budget als gevolg van areaaluitbreiding wordt tot 2015 € 100.000,- gebruikt voor jaarlijkse verhoging van de storting in de voorziening groot onderhoud riolen (Fonds Openbare Ruimte) en het overige deel toegevoegd aan het budget dagelijks beheer. • storting in het Fonds Openbare Ruimte vanaf 2012 structureel verhogen met € 735.000,-; • kapitaallasten: komen indicatief vrij in 2015; • in 2015 wordt de storting in de voorziening groot onderhoud riolen structureel verhoogd met € 1.642.000,- als gevolg van het vrijvallen van de kapitaallasten; • bij een negatief saldo van de voorziening riolering aan het eind van voorgaand jaar, is er gerekend met 5% rentelasten over dit saldo per 1 januari van het nieuwe jaar; • de stand van de voorziening groot onderhoud riolen in het Fonds Openbare Ruimte bedraagt per 1 januari 2007 € 798.404,-. In onderstaande afbeelding zijn de begrote bestedingen per jaar aangegeven. Overzicht totale kosten gemeentelijke rioleringszorg 2007 t/m 2025 (financiële planning, gekoppeld aan planjaren voor uitvoering)
kosten (in miljoenen euro's)
7 6 5 4 3 2 1 0 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
jaar dagelijks beheer (incl. Eemfors en ROVA, reparatie, energie, onderzoek en telemetrie) renovatie en vervanging (excl. reparatie) renovatie en vervanging in combinatie met afkoppelen verbetering kapitaal lasten uit verleden grondwaterzorgtaak
In de planperiode van 2007 tot en met 2011 wordt in totaal € 43,8 miljoen besteed aan de gemeentelijke rioleringszorg. Deze uitgaven betreffen het dagelijks beheer, de kosten voor renovatie, vervanging en verbetering en de kapitaallasten uit het verleden. De grote investeringen in verbetering van de riolering zijn in voorgaande planperiode gedaan. De komende periode is de (financiële) inspanning, met een omvang van totaal bijna € 20 miljoen, voornamelijk gericht op renovatie en vervanging van de riolering. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in het vervangen van de bestaande leidingen, waarmee het oorspronkelijke
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 51
2024
2025
Projectgroep GRP Amersfoort
functioneren wordt hersteld, en het vervangen van de bestaande leidingen in combinatie met verbetering door het afkoppelen van verhard oppervlak (door lokale infiltratie en/of door aanleg van gescheiden riolering). De kosten voor verbeteringsmaatregelen bedragen komend jaar nog ruim € 2 miljoen (voornamelijk voor vermindering kans op ‘water-op-straat’), waarna in de periode 2009 tot 2015 in totaal € 5,3 miljoen wordt geïnvesteerd in met name het tegengaan van ondoelmatige lozingen en maatregelen voor verdergaande vermindering van de emissies naar oppervlaktewater en/of bodem. De kosten voor uitvoering van de grondwaterzorgtaak zijn op de totale kosten gering. Er wordt rekening gehouden met een ontwikkeling van de bestedingen van gemiddeld € 1,- per woning of bedrijf in 2007 tot € 3,- in 2015. De totale bestedingen aan de grondwaterzorgtaak zullen dan ruim € 200.000 per jaar bedragen. In onderstaande afbeelding is de kostendekking van de rioleringszorg aangegeven. Kostendekking gemeentelijke rioleringszorg 2007 t/m 2025 (financiële planning, gekoppeld aan planjaren voor uitvoering)
13 12 11 10
kosten / kostendekking (in miljoenen euro's)
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
jaar Jaarlijks beschikbaar budget (incl. dekking dagelijks beheer en kapitaallasten) Jaarlijks benodigd budget (incl. dagelijks beheer en kapitaallasten) Stand voorziening onderhoud riolen op begrotingsbasis, per 1 januari Verwachte ontwikkeling stand voorziening onderhoud riolen op rekeningbasis, per 1 januari van het betreffende jaar
Op basis van dit gemeentelijk rioleringsplan wordt eind 2011 een maximale stand van de voorziening onderhoud riolen verwacht van ruim – € 0,33 miljoen (in bovenstaand figuur: ‘Stand voorziening onderhoud riolen op begrotingsbasis, per 1 januari’, op 1 januari 2012). In de navolgende jaren schommelt de stand voorziening onderhoud riolen tussen – € 0,42 en – € 1,75 miljoen. Vanaf 2020 neemt de negatieve stand van de voorziening geleidelijk af tot een saldo van – € 1,30 miljoen per 1 januari 2025. Bovengenoemde tekorten moeten echter worden genuanceerd. Voor de investeringen in de riolering is er een omvangrijke voortschrijdende werkvoorraad met een gemiddelde omvang van circa € 10 miljoen. Voor de financiële planning ‘op begrotingsbasis’ is er vanuit gegaan dat alle kosten in het geplande jaar van uitvoering vallen. In de praktijk blijkt dit niet voor alle investeringen op te gaan en worden werkelijke uitgaven vertraagd. Met name voor grote
blad 52
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
2024
2025
Projectgroep GRP Amersfoort
integraal uit te voeren projecten is het moeilijk om de werkelijke uitgaven in een specifiek begrotingsjaar te ramen. Op basis van de ervaringen van het voorgaande gemeentelijk rioleringsplan is de verwachting dat bovengenoemde negatieve stand van de voorziening riolering zich in veel mindere mate zal voordoen. Daarbij wordt er van uitgegaan dat de onderuitputting jaarlijks 25 tot circa 50% van het betreffende begrotingsjaar zal bedragen. Ofwel 25 tot circa 50% van de investeringen voor een project in een bepaald jaar komen ten laste van het navolgende jaar. Wanneer hiermee rekening wordt gehouden, zal een negatieve stand van de voorziening riolering op rekeningbasis niet optreden (in bovenstaand figuur: ‘Verwachte ontwikkeling stand voorziening onderhoud riolen op rekeningbasis, per 1 januari van het betreffende jaar’). Aan het eind van de planperiode in 2011 wordt een saldo voorziening onderhoud riolen verwacht van + € 0,8 miljoen. Uit de grafiek is verder af te leiden dat de stand voorziening onderhoud riolen in de periode 2011-2025 schommelt tussen circa + € 0,6 en + € 1,3 miljoen. De uitvoeringsprogramma’s worden jaarlijks geactualiseerd. Wanneer de stand van de voorziening riolering door voorspoediger uitvoering van projecten toch te negatief wordt, dan is bijsturing mogelijk.
7.3
Organisatie van de uitvoering Een voorwaarde voor een goede invulling van de gemeentelijke zorgplicht is voldoende personeel zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin. Voor een goede inschatting van de personeelsbehoefte is het nodig verder te kijken dan alleen de taken die in de huidige situatie worden uitgevoerd. Een goede basis om te komen tot een beeld van de rioleringstaken waaraan in de nabije toekomst invulling moet worden gegeven is het voorliggende gemeentelijk rioleringsplan. Voor uitvoering van de rioleringszorg is de volgende personele capaciteit beschikbaar: • Sector Stedelijke Ontwikkeling en Beheer, Afdeling Beheer Openbare Ruimte (BOR) civiel: 1,0 fte (“binnendienst”) onderhoud: 1,0 fte (“buitendienst”) • Sector Stedelijke Ontwikkeling en Beheer, Afdeling Projectrealisatie Openbare Ruimte (POR) voorbereiding: 1,0 fte (“binnendienst”) uitvoering: 1,0 fte (“buitendienst”) • ROVA gemalen: 4,0 fte hoofdriolen en kolken: 2,0 fte • Eemfors hoofdriolen: variabel aantal fte (afhankelijk van ‘vraag’) aansluitingen: variabel aantal fte (afhankelijk van ‘vraag’). De verwachting volgens het voorgaande gemeentelijk rioleringsplan was dat de benodigde personele capaciteit zou toenemen door ondermeer toename van het aantal integrale projecten, werkzaamheden in de woongebieden en de communicatie daarbij. Dit kon nog met de huidige formatie worden geregisseerd. Met name de realisatie van Vathorst zou op enig moment om aanpassing van de formatie kunnen vragen voor werkvoorbereiding, projectleiding, opleveringskeuringen, revisiewerk en mutaties in rioleringsbeheergegevens. Dit werk is vrijwel allemaal uitbestreed (exploitatie Vathorst). Voor de mutaties in rioleringsbeheergegevens is tijdelijk capaciteit ingehuurd.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 53
Projectgroep GRP Amersfoort
Het aantal te beheren gemalen is tijdens de voorgaande planperiode flink toegenomen, wat meer capaciteit kan vragen voor onderhoud- en inspectie, operationele sturing en afhandeling van signalering en alarmering. Door standaardisatie en automatisering van de gemaalinstallaties, is er gemiddeld per gemaal minder werk. Hierdoor kan de ROVA, net als 10 jaar geleden, nog steeds met 4 fte het gemaalonderhoud uitvoeren. De beschikbare personele capaciteit tijdens de voorgaande planperiode is voldoende geweest. Omdat Amersfoort een sterke regie gemeente is, is de personele bezetting relatief klein en is de kwaliteit van de rioleringszorg in grote mate afhankelijk van enkele personen. Naast grote voordelen, heeft dit als nadeel dat de organisatie kwetsbaar is (zie ook ‘Benchmarking Rioleringszorg’).
Kwetsbaarheid van de organisatie Het geringe aantal mensjaren dat aan de rioleringszorg wordt besteed gekoppeld aan de hoge kwaliteit van de zorg maakt dat de gemeente het beheer nu, in vergelijking met andere gemeentes, zeer goed op orde heeft. De kleine organisatie met slechts twee fte binnendienst maakt de rioleringszorg in de gemeente wel erg kwetsbaar. De kwaliteit van de zorg hangt als regiegemeente sterk samen met de personele invulling en goede prestaties van de uitvoerende externe organisaties. Aanbevolen wordt om de kwetsbaarheid van de organisatie tegen het licht te houden en zorg te dragen voor borging van het huidige hoge niveau van de rioleringszorg. Een van de aandachtspunten in dit verband is het zorg dragen voor een goed informatiesysteem en een goede informatieoverdracht. Alleen zo kan de gemeente ook de uitdagingen voor de toekomst (basisinspanning gescheiden stelsels, verwerken vervangingspiek) aan. Ontleend aan ‘Benchmarking Rioleringszorg, Individueel rapport: Gemeente Amersfoort’.
Organisatievermogen Het organisatievermogen van de gemeente is goed. Met de rioleringszorg zijn in de binnen- en buitendienst circa vier fte gemoeid. De tijdsbesteding in mensjarenarbeid gerelateerd aan de aanwezige lengte riolering is aanzienlijk lager dan het gemiddelde van alle deelnemende gemeenten. Op de kritische prestatie-indicatoren ‘Planefficiëntie’ wordt goed gepresteerd, vertraging of overschrijding van budgetten komt niet voor. Amersfoort behoort met deze indicator op het gebied van het organisatievermogen tot de 25% best presterende gemeenten. De planverwachting van de gemeente is maximaal met 100%. Tevens realiseert de gemeente vrijwel alles wat zij in haar beleidsplannen opneemt en daarom wordt er op de kritische prestatie-indicatoren ‘Planrealisatie’ boven gemiddeld gepresteerd. Het activiteitenniveau in de gemeente is laag. Dat betekent dat het aantal mensjaren dat nu wordt besteed aan de rioleringszorg (gemeten over de afgelopen twee jaar) laag is ten opzichte van de tijdsbesteding die verwacht wordt op basis van geplande investeringen en stelselkenmerken. In Amersfoort in men kennelijk in staat om veel te doen met de inzet van relatief weinig mensjaren. Ontleend aan ‘Benchmarking Rioleringszorg, Individueel rapport: Gemeente Amersfoort’.
blad 54
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Literatuur Rapporten [1]
Gemeente Amersfoort, Gemeentelijk Rioleringsplan 2002-2006, 2 december 2002, DHV Milieu en Infrastructuur BV (dossier P4754.02.001).
[2]
Gemeente Amersfoort, Basisrioleringsplan 2002-2006, Technisch achtergronddocument bij het GRP: Inventarisatie actuele situatie, toetsing functionele eisen en aangeven maatregelen, 4 maart 2002, DHV Milieu en Infrastructuur BV (kenmerk SI20001948, dossier P4754.02.002).
[3]
Gemeente Amersfoort, Aanvraagformulier lozingen vanuit rioolstelsels Amersfoort, 25 oktober 2002, Broks-Messelaar Consultancy (dossier Gam001.1).
[4]
Gemeente Amersfoort, Afkoppelplan Amersfoort, Duurzaam opmgaan met hemelwater in bestaand stedelijk gebied, 9 september 2004, Broks-Messelaar Consultancy / DHV Milieu en Infrastructuur BV (kenmerk 04.012/2, dossier Gam002.1).
[5]
Gemeente Amersfoort, Groen-Blauwe Structuur, 2004.
[6]
Gemeente Amersfoort, Waterplan Amersfoort, 2004.
[7]
Gemeente Amersfoort, Verordening rioolrechten 2006, raadsbesluit 13 december 2005 (reg.nr. 1923327).
[8]
Stichting Rioned, Benchmarking Rioleringszorg, Individueel rapport: Gemeente Amersfoort, oktober 2005, Instituut Onderzoek Overheidsuitgaven / Royal Haskoning / Van de Bunt.
[9]
VEWIN / Icastat, ‘Prognoses landelijke drinkwatervraag tot 2020’, juni 2002.
[10]
TNS-NIPO, Watergebruik thuis 2004, TNS-NIPO-rapport C4628, 31 januari 2005.
[11]
Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijksvisie op de Waterketen, april 2003.
[12]
Diverse ministeries, IBO Bekostiging waterbeheer, maart 2004.
[13]
Kabinetsstandpunt IBO Bekostiging Waterbeheer, maart 2004.
[14]
Voorstel wetswijzigingen “Verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken” wetsvoorstel aan Tweede Kamer - KST98261, juni 2006.
[15]
Memorie van toelichting bij wetsvoorstel “Verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken” aan Tweede Kamer - KST98262, juni 2006.
[16]
Advies en nader rapport bij wetsvoorstel “Verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken” aan Tweede Kamer - KST98263, juni 2006.
[17]
Regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet), 30818 nr 2 voorstel van wet, september 2006.
[18]
Waterwet, 30818 nr 3 memorie van toelichting, september 2006.
[19]
Waterwet, 30818 nr 4 advies en nader rapport, september 2006.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 55
Projectgroep GRP Amersfoort
Overige gebruikte gegevens [a]
Gemeente Amersfoort, Putten.txt en Strengen.txt, gegevensbestanden van rioolputten en –leidingen, verstrekt door gemeente d.d. 4 december 2006.
[b]
Gemeente Amersfoort, Maatregelentabel GRP-3_v12.xls, gegevensbestand over de planning en uitvoering van maatregelen, verstrekt door gemeente d.d. 14 januari 2008.
[c]
Gemeente Amersfoort, Overstortputten – Algemeen_v1.xls, gegevensbestand over de kenmerken van overtsorten en de theoretische en gemeten overstortingshoeveelheden, verstrekt door gemeente d.d. 15 januari 2007.
[d]
Gemeente Amersfoort, Db.mdb, diverse gegevensbestand van operationele data van gemalen over periode 1999-2006, verstrekt door de ROVA d.d. 5 februari 2007.
[e]
Waterschap Vallei & Eem, Amersfoort.xls en Leusden.xls, gegevensbestanden van drinkwaterverbruik per postcode over (resp.) periode 1 februari 2004 – 1 februari 2005 en 1 maart 2004 – 1 maart. 2005, verstrekt door waterschap d.d. 19 januari 2006.
[f]
Waterschap Vallei & Eem, Map2.xls, gegevensbestand over dag- en uursommen influent van de RWZI Amersfoort over de periode 1 januari 2004 – 9 augustus 2006, verstrekt door waterschap d.d. 25 augustus 2006.
[g]
Waterschap Vallei & Eem, Zuidwenk.rar en Leusden.rar, gegevensbestanden van operationele data van eindgemalen Zuidwenk (Bunschoten) en Leusden over de periode 1 januari 2004 – 1 januari 2006, verstrekt door waterschap d.d. 5 januari 2006 en 25 juli 2006.
[h]
Waterschap Vallei & Eem, DGW & T MCW Tankwerkplaats.****.xls, diverse gegevensbestanden van gemeten debieten van Tankwerkplaats Leusden (MCW) over periode 2001-2005, verstrekt door waterschap d.d. 5 december 2005.
[i]
Waterschap Vallei & Eem, Map1.xls, gegevensbestand van dagsommen neerslag station Hamersveld te Leusden over periode 1 januari 2004 – 31 december 2005, verstrekt door waterschap d.d. 2 en 19 januari en 28 februari 2006.
blad 56
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Verklarende woordenlijst en afkortingen Begrippen
Afvalwater
Vuilwater dat wordt geloosd door huishoudens, bedrijven en instellingen en vervuild hemelwater.
Afvalwaterketen
Het deel van de waterketen (zie onderstaand voor verklaring) dat betrekking heeft op de inzameling, transport, zuivering en lozing van gezuiverd afvalwater, ofwel de riolering en de rioolwaterzuivering (RWZI).
Basisinspanning
In het Europees Rijn Actie Programma en Noordzee Actie Programma is afgesproken dat alle ‘oeverstaten’ de totale jaarlijkse vuilemissie naar oppervlaktewateren met 50% verminderen. Voor de riolering in Nederland is hiertoe de zogenaamde basisinspanning geïntroduceerd, die inhoudt dat gemeenten de lozingen via riooloverstorten met 50% reduceren. De inspanning voor gemeenten is opgenomen in normen die door de waterkwaliteitsbeheerder aan riolering worden gesteld en zijn veelal ook opgenomen in de Wvo-vergunning voor de lozingswerken (overstorten).
Basisrioleringsplan
Plan waarin op gedetailleerde wijze wordt aangegeven hoe de inzameling en afvoer van afvalwater en neerslag binnen een bepaald gebied gebeurt.
Bergbezinkbassin / bergbezinkleiding / bergbezinkriool
Een bergbezinkbassin (BBB), is een bak achter een overstort van het rioolstelsel. Bij een overstorting stroomt het BBB vol met rioolwater. Pas als het BBB vol is, stort het rioolwater over vanuit het BBB op oppervlaktewater. Na een overstorting wordt het rioolwater uit het BBB teruggebracht in het rioolstelsel, zodat het naar de RWZI kan stromen. Het BBB is bedoeld om de vuilemissie via overstortingen te verminderen. Een BBB heeft een bergingsrendement en een bezinkingsrendement. Het bergingsrendement is afhankelijk van de inhoud van het BBB. Hoe groter de inhoud, hoe kleiner de overstortingen worden. Het bezinkingsrendement geeft aan hoeveel de vuilconcentratie van het overstortende water wordt verminderd door het BBB. In het BBB stroomt het rioolwater langzaam, waardoor de grootste vuildeeltjes op de bodem van het BBB bezinken. Hoe meer vuil er bezinkt, hoe groter het bezinkingsrendement van het BBB is.
De bergbezinkleiding (BBL) en het bergbezinkriool (BBR) werken volgens hetzelfde principe. Het verschil met het BBB is dat deze voorzieningen niet uit een bak maar uit een grote leiding bestaan.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 57
Projectgroep GRP Amersfoort
Berging
Nuttige inhoud van een rioolstelsel uitgedrukt in nuttige inhoud (m3), dan wel gerelateerd aan het daarop aangesloten verhard oppervlak (mm). Onderscheid wordt onder meer gemaakt tussen statische berging en berging op straat.
Doelen
De doelen beschrijven het gewenste systeemgedrag, ofwel de gewenste (ideale) situatie voor de toestand en het functioneren van de riolering.
Drainerende (riool)leiding
Rioolleiding die niet waterdicht is, waardoor grondwater de riolering kan binnentreden, wat optreedt als de grondwaterstand hoger is dan de buis en de buis niet geheel is gevuld. Bij het renoveren of vervangen van een drainerende rioolleiding moet rekening worden gehouden met een mogelijke stijging van de grondwaterstand in de directe omgeving.
Droogweerafvoer (DWA)
De hoeveelheid water die in perioden van droog weer wordt afgevoerd.
Drukriolering
Drukriolering bestaat uit leidingen met een kleine diameter waardoor het afvalwater onder druk wordt afgevoerd. Elke aansluiting is voorzien van een pompunit die het afvalwater in het drukriool pompt. Om grotere afstanden en/of hoogteverschillen te overbruggen worden ook wel tussengemalen toegepast. Het afvalwater wordt afgevoerd naar de RWZI. Drukriolering wordt voornamelijk toegepast in het buitengebied, waar percelen op relatief grote afstand van elkaar liggen en het afvalwater niet onder vrij verval kan worden getransporteerd.
Effluent
Het effluent is de afvoer van een voorziening. Binnen de waterwereld wordt hiermee gedoeld op het gezuiverde water dat door een RWZI wordt geloosd. Hoe beter de zuivering, hoe beter de kwaliteit van het effluent is en hoe kleiner de vervuiling van het oppervlaktewater waarop wordt geloosd.
Emissiespoor
Dit spoor beoogt het terugdringen van de vuilemissie door het invoeren van de basisinspanning.
Functionele eisen
Specificaties van de doelen die voor de riolering zijn geformuleerd.
Gemengd rioolstelsel
Stelsel van rioolbuizen, gemalen en overstortputten waarbij afvalwater en relatief schoon hemelwater door hetzelfde buizenstelsel wordt ingezameld en getransporteerd. Bij droog weer is er alleen afvalwater van huishoudens en bedrijven. Tijdens neerslag mengt het hemelwater zich met het vuilwater. Dit heeft twee grote nadelen. Ten eerste wordt het relatief schone hemelwater gemengd met vuilwater en dan naar de RWZI afgevoerd om te worden gezuiverd. Ten tweede wordt de riolering overbelast bij extreme neerslag. Het met vuilwater vermengde regenwater komt dan ongezuiverd via riooloverstorten in het oppervlaktewater terecht.
Gescheiden rioolstelsel
Stelsel van rioolbuizen, gemalen, overstortputten en regenwateruitlaten waarbij het afvalwater en het hemelwater via twee van afzonderlijke buizenstelsels wordt ingezameld en getransporteerd. Het nadeel van gescheiden stelsels is dat het afstromend hemelwater soms vervuild is. Dit is met name het geval als na droge perioden het vuil van drukke wegen en intensief gebruikte verhardingen met het afstromend hemelwater in de riolering spoelt. Dit nadeel wordt grotendeels ondervangen in verbeterd gescheiden stelsels.
Grondwater
Water beneden het grondoppervlak.
Grondwaterstand
De hoogte waar de druk in het grondwater gelijk aan nul is, meestal uitgedrukt ten opzichte van een bepaald referentieniveau (NAP).
blad 58
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Intredend grondwater
Grondwater dat de riolering binnentreedt, wat optreedt als de riolering niet waterdicht is, de grondwaterstand hoger is dan de buis en de buis niet geheel is gevuld.
Lekwater (uittredend)
Rioolwater dat de riolering uitlekt naar de bodem, wat optreedt als de riolering niet waterdicht is en de grondwaterstand in de omgeving van de buis lager is dan de het waterniveau in de buis.
Maatstaven
De getalsmatige precisering van functionele eisen maken de functionele eisen aan de riolering in kwantitatieve zin toetsbaar.
Meetmethoden
De meetmethoden zijn eenduidige en reproduceerbare registraties, die aangegeven op welke wijze wordt getoetst of aan de maatstaf wordt voldaan.
Overstort
Een overstort is een uitlaat van een rioolstelsel. Overstorten treden in werking als de capaciteit van het rioolstelsel onvoldoende is om alle neerslag te verwerken.
Overstortingsfrequentie
Theoretisch gemiddeld aantal keren per jaar dat rioolwater uit het stelsel overstort op het oppervlaktewater.
Overstorting
Een overstorting is de gebeurtenis waarbij een overstort in werking treedt. Hierbij wordt water vanuit de riolering (door overbelasting van de riolering) direct op oppervlaktewater geloosd, zonder zuivering in een RWZI. Overstortingen kunnen beperkt worden door de bergingscapaciteit en afvoercapaciteit van het rioolstelsel te vergroten of door het rioolstelsel minder te belasten (bijvoorbeeld door geen schoon regenwater in de riolering te laten stromen).
Pompovercapaciteit
De capaciteit van gemalen die beschikbaar is voor de afvoer van hemelwater (= pompcapaciteit minus de droogweerafvoer).
Randvoorziening
Een voorziening in of achter een rioolsysteem voor reductie van vuilemissie (veelal ter plaatse van een overstort). Deze voorziening is onderdeel van de riolering.
Stamriool
Riool, meestal gesitueerd midden onder de weg, waarop de huisaansluitingen lozen.
Telemetrie
Telemetrie betekent letterlijk “meten op afstand”. Binnen het vakgebied riolering wordt de term telemetrie gebruikt voor het geheel aan apparatuur en communicatieverbindingen waarmee gegevens en signalen van kunstwerken (zoals pompen, schuiven en overstorten) worden doorgegeven. De bekendste toepassing is het automatisch doorgeven van storingen die in rioolgemalen kunnen optreden. Telemetrie kan worden gebruikt voor storingsmeldingen (signalering en alarmering), verzameling van meetgegevens en voor besturing via ‘real time control’ (RTC).
Uitlegger
Verbindingsbuis tussen stamriool (in de straat) en huisriolering of straat- of trottoirkolk.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 59
Projectgroep GRP Amersfoort
Verbeterd gescheiden stelsel
Gescheiden rioolstelsel, waarbij door een koppeling tussen het hemelwateren het vuilwaterstelsel er voor wordt gezorgd dat het eerste deel van de afstromende en veelal verontreinigde neerslag naar het vuilwaterstelsel wordt afgevoerd. Pas na vulling van zowel de vuilwater- als hemelwaterriolering stort het in de hemelwaterriolering aanwezige (relatief) schone rioolwater over op oppervlaktewater. Aan het eind van de neerslag wordt alle rioolwater uit het hemelwaterstelsel naar de RWZI afgevoerd. Tegelijk beperkt dit systeem de vervuiling van verkeerde aansluitingen van vuilwater op hemelwaterstelsel. Nadeel van verbeterd gescheiden stelsels is dat op jaarbasis toch nog relatief veel schoon hemelwater wordt vermengd met vuilwater en naar de RWZI wordt getransporteerd om te worden gezuiverd.
Verhard oppervlak
Oppervlakken vanwaar het hemelwater wordt ingezameld naar de riolering en getransporteerd naar RWZI of oppervlaktewater.
Vrij verval riolering
In de meeste rioolstelsels wordt water onder vrij verval afgevoerd. Dit betekent dat het water door de zwaartekracht van hoog naar laag stroomt. De term vrij verval stelsel wordt vaak gebruikt in tegenstelling tot drukrioolstelsels, waarbij het water door pompen onder druk wordt afgevoerd.
Vuilemissie / rioolemissie
Hoeveelheid vuil die per gebeurtenis of per tijdseenheid via riooloverstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater wordt geloosd. De werkelijke vuilemissie is moeilijk te bepalen. De theoretische 3 vuilemissie wordt berekend op basis van het aantal m rioolwater dat overstort. De vuilconcentratie in het overstortende water wordt constant verondersteld. Voor gemengde rioolstelsels wordt uitgegaan van 200 mg CZV per liter en 50 mg BZV per liter. CZV en BZV geven het respectievelijk chemisch en biologisch zuurstofverbruik aan van het vuil in het water. Het zuurstofverbruik is een van de parameters voor vervuild water. Andere parameters, zoals de concentratie zware metalen, maken geen onderdeel uit van reguliere rioleringsberekeningen.
Waterketen
De waterketen betreft het menselijk gebruik van water. Hierbij wordt water uit het watersysteem onttrokken (waterwinning), als drinkwater bereid en gedistribueerd naar de gebruikers. Na gebruik is het afvalwater geworden, dat wordt ingezameld en getransporteerd (riolering), gezuiverd (RWZI) en weer geloosd op oppervlaktewater (watersysteem).
Waterkwaliteitsspoor
Bij dit spoor wordt niet alleen gekeken naar de (gemiddeld jaarlijkse) vuilemissie van een rioolstelsel (basisinspanning), maar ook naar de effecten van riooloverstortingen op de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater en waterbodems. Het waterkwaliteitsspoor maakt onderscheid in de functie en/of ontvangstcapaciteit van het ontvangende oppervlaktewater. De benodigde vermindering van de vuilemissie is afhankelijk van de gewenste waterkwaliteit en mogelijke verbeteringen in het oppervlaktewater (bijvoorbeeld door het vergroten van de draagkracht van het ontvangende water).
Watersysteem
Het watersysteem is het natuurlijke systeem van water in onze leefomgeving. Het omvat de oppervlaktewateren (beken, rivieren, meren, etc., inclusief waterbodems en oevers) en het grondwater (het ondiep of freatische grondwater en het diepe grondwater).
blad 60
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Afkortingen Arbo
Arbeidsomstandigheden Begrip afkomstig van de Arbeidsomstandighedenwet, ook wel Arbo-wet genoemd
BBB
Bergbezinkbassin Zie toelichting in begrippenlijst bij bergbezinkbassin.
BK
Bouwkundig
BOR
Beheer Openbare Ruimte
BRP
Basisrioleringsplan Rioleringsplan van de gemeente met technische onderbouwing van maatregelenpakket voor verbetering van de riolering
CZV
Chemisch zuurstofverbruik Zie toelichting in begrippenlijst bij vuilemissie
DWA
Droogweerafvoer Zie begrippenlijst
EO
Economische Ontwikkeling
Fte
Full time equivalent (personele capaciteit)
GRP
Gemeentelijk rioleringsplan Wettelijke verplicht plan waarin het rioleringsbeleid van de gemeente is vastgelegd
IBA
Individuele behandeling afvalwater Hiermee wordt gedoeld op individuele zuiveringssystemen voor percelen (in het buitengebied) die niet op de riolering zijn aangesloten
KNMI
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
ME
Mechanisch elektrisch
NEN
Nederlandse norm
OAS
Optimalisatie afvalwatersysteem studie De afkorting OAS wordt gebruikt voor het onderzoek naar de mogelijkheden van een betere afstemming tussen de riolering en de RWZI, met als doel om de vuilemissie vanuit het gehele afvalwatersysteem (riolering en RWZI) te verminderen tegen minimale maatschappelijke kosten, of maximalisatie van de milieuwinst bij gelijkblijvende kosten (voor gemeente en waterschap)
OZB
Onroerend zaak belasting
POR
Projectrealisatie Openbare Ruimte
ROVA
Regionale Organisatie Verwijdering Afvalstoffen
RTC
Real time control Dit is automatische besturing van gemalen en/of regelschuiven op basis van actuele (meet)gegevens
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 61
Projectgroep GRP Amersfoort
RWZI
Rioolwaterzuiveringsinstallatie (ook wel genoemd AWZI of afvalwaterzuiveringsinstallatie)
SB
Stedelijk Beheer
SOB
Stedelijke Ontwikkeling en Beheer
SRO
Sport, Recreatie en Onderwijsvoorzieningen
VGS
Verbeterd gescheiden stelsel Zie begrippenlijst
VNG
Vereniging van Nederlandse gemeenten
WB21
Commissie Waterbeheer 21e eeuw
Wm
Wet milieubeheer ”Wet van 13 juni 1979, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne”
WVE
Waterschap Vallei & Eem WVE is zowel waterkwaliteitsbeheerder als waterkwantiteitsbeheerder en beheert de RWZI te Amersfoort
Wvo
Wet verontreiniging oppervlaktewateren ”Wet van 13 november 1969, houdende regelen omtrent de verontreiniging van oppervlaktewateren”
blad 62
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Colofon
document:
08.020/1
datum:
17 januari 2008
projectnummer: Gam003.2 opdrachtgever:
Gemeente Amersfoort, Beheer Openbare Ruimte
projectgroep:
J.G. Lensink (Gemeente Amersfoort, afdeling Beheer Openbare Ruimte) A.H. Schuurman (Gemeente Amersfoort, afdeling Milieu) A. Budding (Waterschap Vallei & Eem, afdeling Planvorming) M. van Willigen (Waterschap Vallei & Eem, afdeling Planvorming) C.A. Broks (Broks-Messelaar Consultancy)
auteur:
C.A. Broks
advies/begeleiding:
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
blad 63
Projectgroep GRP Amersfoort
Bijlage A – Taken en verantwoordelijkheden Verdeling tussen gemeente en waterschap De gemeente beheert alle rioolstelsels in openbaar terrein met uitzondering van enkele eindgemalen en afvalwatertransportleidingen die in beheer zijn bij het waterschap. Het waterschap was ten tijde van het opstellen van het GRP-2 nog beheerder van rioolgemaal Kabof en de persleiding naar RWZI Amersfoort, en van rioolgemaal Heideweg inclusief de persleiding vanaf dit gemaal. In het kader van de “Overname afvalwater” zijn deze gemalen in 2004 aan de gemeente overgedragen. De afvalwatertransportleiding vanaf rioolgemaal Leusden tot aan de Nijverheidsweg is in (eigendom en) beheer van het waterschap. Hiervoor geldt dat het waterschap vanaf de Nijverheidsweg-Noord een recht van doorvoer heeft, via het ‘milieuriool’, naar de RWZI Amersfoort. Het rioolgemaal Neonweg plus de transportleiding richting RWZI is in beheer en eigendom van het waterschap. De actieve zuiveringstaak wordt door de afdeling Beheer Waterzuivering uitgevoerd. De afdeling Vergunning en Handhaving is verantwoordelijk voor de vergunningverlening, handhaving en de afhandeling van meldingen of calamiteiten. Meldingen en klachten kunnen via een centraal telefoonnummer aan het waterschap worden gemeld. De gemeentelijke organisatie De sector Stedelijke Ontwikkeling en Beheer College van B&W Gemeenteraad (SOB) is onder meer verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van de Gemeentesecretaris / Griffie rioleringszorg. De algemeen directeur sector SOB werkt aan de economische en Centraal Management Team (CMT) Concernstaf alle sectordirecteuren en algemeen directeur ruimtelijke ontwikkeling van Amersfoort en verzorgt het beheer Archief Eemland Brandweer Sector DIA Sector WSO Sector SOB van de openbare ruimte in de stad. Medewerkers van de hoofdafdeling Stedelijk Beheer (SB) van de sector SOB maken beleid en sturen de uitvoering aan op deze terreinen. Op een beperkt aantal gebieden is de sector zelf uitvoerder van beleid. Waar mogelijk wordt de uitvoering uitbesteed aan derden. Hierdoor kan met een relatief slanke gemeentelijke organisatie veel werk worden verzet. Dit blijkt ook uit de prestatie-indicatoren voor Amersfoort volgens de Benchmarking Rioleringszorg (zie ook onderstaand kader). De afdeling Projectrealisatie Openbare Ruimte (POR) van de sector SOB is verantwoordelijk voor de voorbereiding en realisatie van werken (inclusief nieuwe aanleg). Nieuwe aanleg bij in- en uitbreidingen wordt gefinancierd via de hoofdafdeling Economische Ontwikkeling (EO) van de sector SOB. De vergunningverlening en -handhaving is uitbesteed aan het Gewest Eemland. Het opstellen van de vergunningsvoorschriften en de controle op de naleving hiervan de voorschriften vindt plaats door het Gewest Eemland, in opdracht van de hoofdafdeling Milieu van de sector SOB. Het Gewest Eemland is een intergemeentelijk samenwerkingsverband. De deelnemende gemeenten zijn Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Soest en Woudenberg.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Bijlagen, blad 65
Projectgroep GRP Amersfoort
De afdeling Beheer Openbare Ruimte (BOR) van sector SOB is verantwoordelijk voor het beheer van de riolering en de gemalen. Het onderhoud van de gemalen, inclusief storingsdienst, is aan de Regionale Organisatie Verwijdering Afvalstoffen (ROVA) uitbesteed. De bouwkundige aanpassingen van gemalen worden uitgevoerd op basis van het meerjaren onderhoudsplan van Sport, Recreatie en Onderwijsvoorzieningen (SRO). Deze dienst is verzelfstandigd in een naamloze vennootschap waarin Amersfoort een 100% belang heeft. SRO is ook actief in onder meer de gemeenten Nijkerk, Soest en Bunschoten-Spakenburg. Klachten over de riolering komen op één punt binnen bij het ‘meldpunt Woonomgeving’ en worden daar geregistreerd. Binnengekomen klachten worden doorgegeven aan de wijkopzichter. Vervolgens wordt de klacht doorgegeven aan: • ISS Landscaping Services BV, voor reparaties van riolen en aansluitingen in de wijk Schothorst Landscaping Services is een dienst van ISS Property Services, wat weer onderdeel is van ISS Group, één van 's werelds grootste facilitaire dienstverleners die actief is in tientallen landen in Europa, Azië en Latijns-Amerika. In Nederland werken ongeveer 21.000 mensen bij ISS voor opdrachtgevers in de zakelijke en overheidssector; • Eemfors BV, voor reparaties van riolen en aansluitingen, uitgezonderd de wijk Schothorst Eemfors is onderdeel van Amfors groep, werkzaam voor vele gemeenten en andere opdrachtgevers, voorheen ondergebracht bij het Regionaal sociaal Werkvoorzieningschap Amersfoort en omgeving; • of de ROVA, voor reiniging van kolken en hoofdriool NV ROVA Holding richt zich op uitvoering van de afvalzorgplicht van gemeenten, momenteel werkzaam voor ruim 20 gemeenten in midden en Oost-Nederland, de aandelen kunnen uitsluitend in handen zijn van overheden met een zorgtaak op het gebied van huishoudelijk afval.
Bijlagen, blad 66
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Bijlage B – Doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden Doel 1:
Inzameling van afvalwater
1. Alle afvalwater dat binnen gemeentelijk grondgebied vrijkomt en waar men zich van wenst te ontdoen, moet voorzien zijn van een aansluiting op de vuilwater riolering, uitgezonderd specifieke situaties waarin andere oplossingen doelmatiger zijn. • Maatstaf: Er wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen hieromtrent (Lozingenbesluit bodembescherming, Wvo huishoudelijk afvalwater, Wvo glastuinbouw, Wm, etc.) en het provinciaal beleid buitengebied. • Meetmethode: Controle en registratie van percelen die nog niet zijn aangesloten op de riolering en een onvoldoende eigen zuivering hebben. Inventarisatie (in het veld) door gemeente en waterschap, matchen van gegevens bij gemeente, WVE, Vintens. 2. De aard en hoeveelheid van het via de vuilwater riolering ingezamelde afvalwater mogen het goede functioneren van de riolering en RWZI niet verstoren. Bovendien mag dit bij overstortingen niet leiden tot ongewenste lozingen op oppervlaktewater. • Maatstaf: Alle lozingen voldoen aan de lozingsvoorwaarden conform Wm en Wvo en aansluitverordening gemeente Geen foutieve aansluitingen. • Meetmethode: Minimaal jaarlijkse controle van alle vergunningen, ad hoc bezoek van overige instellingen naar aanleiding van klachten, rioolinspecties etc., gegevens uitwisselen tussen gemeente, WVE en Gewest Eemland. Controle in het veld op foutieve aansluitingen en registratie. 3. De inzameling van afvalwater via huisaansluitingen en kolken dient ongehinderd plaats te vinden. • Maatstaf: Plasvorming bij kolken dient in omvang en tijd beperkt te zijn. De riolering moet voorzien zijn van voldoende ontluchting, ook in de binnenhuisriolering. Verstopping van huisaansluitingen dient binnen 24 uur te zijn verholpen (eigen verantwoordelijkheid van de gebruiker). • Meetmethode: Waarneming en klachtenregistratie
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Bijlagen, blad 67
Projectgroep GRP Amersfoort
Doel 2:
Inzameling van hemelwater
4. De vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Hemelwater dat de kwalificatie ‘afvalwater’ niet verdient, mag in beginsel niet via de vuilwater riolering worden ingezameld en voor behandeling op een RWZI worden aangeboden. Het ‘schone’ hemelwater dient uitsluitend in de bodem te worden geïnfiltreerd of via gescheiden hemelwater riolering te worden ingezameld. Uitsluitend daar waar andere mogelijkheden voor inzameling en transport van hemelwater ontbreken, mag dit via de vuilwater riolering worden ingezameld. • Maatstaf: De omgeving is zodanig ingericht dat vrijwel alle afstromend regenwater niet dermate wordt vervuild dat hergebruik of lozing op oppervlaktewater of bodem niet meer verantwoord is. • Meetmethode: Vrijwel alle hemelwater (afvoerend oppervlak) voldoet aan de criteria uit de aandachtspunten voor afkoppelen van verhard oppervlak (VROM). • Maatstaf: Voor alle grootschalige nieuwbouw wordt vrijwel alle hemelwater (minimaal 90%) lokaal benut of afgevoerd en geloosd op oppervlaktewater of bodem. Voor alle grootschalige herinrichting of stadsvernieuwing wordt kritisch bekeken of hemelwater van de riolering kan worden afgekoppeld ofwel aansluiting van “niet aangekoppeld oppervlak” op de riolering noodzakelijk is. • Meetmethode: Deelname aan ontwerp en voorbereiding van nieuwbouw projecten, herinrichting en stadsvernieuwing door gemeente. Controle tijdens ontwerp en in het veld tijdens uitvoering. • Maatstaf: Van alle verbeterd geschieden stelsels wordt een minimale hoeveelheid hemelwater naar de rioolwaterzuivering getransporteerd, zulks in overeenstemming met WVE te bepalen. Voor hergebruik van hemelwater of afvoer ervan op oppervlaktewater of bodem wordt de hiervoor benodigde openbare ruimte zoveel mogelijk gereserveerd. • Meetmethode: In overleg tussen gemeente en WVE globale criteria voor op te stellen, beoordelen mogelijkheid terugbrengen hemelwaterafvoer. Kaart samenstellen waarop minimaal te behouden openbare ruimte is aangegeven. • Maatstaf: Iedere gebruiker van de riolering dient bekend te zijn met de mogelijkheden om hemelwater af te koppelen en te gebruiken. • Meetmethoden: Steekproefsgewijs controleren en registreren. 5. De inzameling van hemelwater via kolken dient ongehinderd plaats te vinden. • Maatstaven: Plasvorming bij kolken dient in omvang en tijd beperkt te zijn. De riolering moet voorzien zijn van voldoende ontluchting, ook in de binnenhuisriolering. Verstopping van huisaansluitingen dient binnen 24 uur te zijn verholpen (eigen verantwoordelijkheid gebruiker). • Meetmethoden: Waarneming en klachtenregistratie
Bijlagen, blad 68
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Doel 3:
Transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt
6. De afvoercapaciteit moet op alle plaatsen voldoende zijn om het aanbod van afvalwater en/of eventuele neerslag te verwerken, rekening houdend met de verwachte klimaatsverandering, uitgezonderd buitengewone omstandigheden (zoals extreme neerslag of tijdelijk aanbod van zeer grote hoeveelheden saneringswater). • Maatstaf: Bij droogweer mag de vullinggraad van de riolering maximaal 80% bedragen. • Meetmethode: Hydraulische controleberekening • Maatstaf: Bij neerslag mag water-op-straat gemiddeld één keer per 2 jaar voorkomen (standaardbuien 07 en 08). Voor de hydraulische controleberekening van de kans op water-op-straat moet rekening worden gehouden met de te verwachten klimaatsverandering (KNMI middenscenario 2050). • Meetmethode: Hydraulische controleberekening volgens Leidraad Riolering (C2100) • Maatstaf: Wateroverlast (waarneming en klachtenregistratie) door onvoldoende capaciteit van de riolering mag slechts gemiddeld één keer per 5 jaar voorkomen. • Meetmethode: Waarneming en klachtenregistratie 7. De afstroming dient gewaarborgd te zijn. • Maatstaf: Het laagste inslagpeil in elk gemaal moeten onder de binnenonderkant van de laagst inkomende leiding liggen. • Meetmethode: Waarneming en registratie • Maatstaf: Persleidingen moeten zeer nabij of in gemaalkelders uitmonden. • Meetmethode: Waarneming, controle op situatie tekeningen • Maatstaf: Alle putten van vuilwaterriolering (dwa en gem) moeten van een stromingsprofiel zijn voorzien • Meetmethode: Waarneming, controle op situatie tekeningen • Maatstaf: Verloren berging moet beperkt zijn. • Meetmethode: Periodieke meting van bob’s (1 keer per 15 jaar) en controleberekening Waarneming en registratie • Maatstaf Alle knelpunten (o.a. locaties met verloren berging) worden minimaal 2 keer per jaar gereinigd. • Meetmethode: Registratie
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Bijlagen, blad 69
Projectgroep GRP Amersfoort
8. De objecten moeten in een goede staat verkeren, zowel qua stabiliteit, waterdichtheid en vervuilingtoestand als bedrijfszekerheid. • Maatstaf Ingrijpingsmaatstaven toe te passen volgens NEN 3398-2004. • Meetmethode: Inspectie volgens NEN3398-2004, classificatie schadebeelden volgens NEN 33992004. Aanvullende waterdichtheidsbeproeving voor nieuwe riolen. • Maatstaf: Het totaal aantal storingen (stilstand) dient kleiner te zijn dan gemiddeld 2 maal per gemaal per jaar. Per individueel gemaal dient het aantal storingen kleiner te zijn dan 5 per jaar. Alle gemalen hebben tenminste twee pompen, waarbij de pompen elkaars reserve zijn. Alle gemalen zijn aangesloten op een automatische storingsmelding • Meetmethode: Registratie van opgetreden storingen (grotendeels geautomatiseerd) en controle van de situatie bij gemalen (reservepompen) 9. De vuiluitworp door overstorting of lozing van afvalwater op oppervlaktewater mogen geen ‘ongewenste’ effecten hebben (gerelateerd aan streefbeelden in Waterplan Amersfoort). • Maatstaf: Geen nooduitlaten bij vuilwaterstelsels. • Meetmethode: Waarneming en registratie. • Maatstaf: Voor nieuwe gebieden dient de vuiluitworp lager te zijn dan die van een verbeterd gescheiden stelsel. • Meetmethode: Ontwerpberekeningen in overleg met WVE. • Maatstaf: De vuiluitworp van gemengde stelsels mogen het behalen of behouden van de gewenste waterkwaliteit niet in de weg staan. • Meetmethode: Toetsing aan criteria van Waterplan door registratie en waterkwaliteitsberekening. Bemeten van alle overstorten en neerslag. • Maatstaf: De vuiluitworp van gemengde stelsels moeten kleiner zijn dan dat van een referentiestelsel (basisinspanning). • Meetmethode: Berekeningen in overleg met WVE. 10. Overlast door stank bij riolen en gemalen dient te worden voorkomen. • Maatstaf: Alleen bij buitengewone situaties uitzondering mag overlast door stank optreden (maximaal 1 dag per jaar op zelfde locatie). • Meetmethode: Waarneming en klachtenregistratie. 11. Ingezameld afvalwater wordt op het afleveringspunt afgeleverd voor behandeling op RWZI. • Maatstaf: Alle afvalwater wordt door de gemeente afgeleverd bij de RWZI. • Meetmethode: Waarneming, controle op situatie tekeningen.
Bijlagen, blad 70
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
12. Het afvalwater dient zonder overmatige aanrotting de RWZI te bereiken. • Maatstaf: Het afvalwater mag vanaf de inzameling tot het afleveren op de zuivering niet meer dan 24 uur onderweg zijn. • Meetmethode: Hydraulische controleberekening volgens Leidraad Riolering (C2100). 13. Ingezameld hemelwater wordt direct in de bodem geïnfiltreerd of via gescheiden hemelwater stelsel getransporteerd, waarna lozing plaatsvindt op oppervlaktewater of in de bodem. • Maatstaf: De vuiluitworp van gemengde stelsels en gescheiden regenwaterstelsel mogen het behalen of behouden van de gewenste waterkwaliteit niet in de weg staan, bovendien mag dit niet leiden tot bodem of grondwaterverontreiniging. • Meetmethode: Toetsing aan criteria van Waterplan door registratie en incidentele bemonstering. Doel 4:
Doelmatig gebruik en beheer van de riolering
14. Afstemming van beleid, beheer en onderhoud door samenwerking met andere beheerders van het watersysteem en de waterketen (buurgemeenten, waterschap, waterleidingmaatschappij, provincie, derden). • Maatstaf: Minimaal 90% van de werkzaamheden aan de riolering waarvoor de straat “open” moet, wordt in gezamenlijk programma met wegenonderhoud uitgevoerd. • Meetmethode: Registratie van de totale lengte leidingonderhoud en het deel dat in gezamenlijk programma met wegenonderhoud valt. • Maatstaf: De mogelijkheden voor levering van water op maat voor bedrijven is volledig in kaart gebracht, de eerste pilot-projecten zijn uitgevoerd. • Meetmethode: Beschrijving in rapportage “bedrijfswater op maat” en rapportages pilot-projecten. • Maatstaf: Het dagelijks beheer en onderhoud van gemalen is bij één uitvoerende dienst ondergebracht. • Meetmethode: Beschrijving van de organisatie voor dagelijks beheer en onderhoud van gemalen. • Maatstaf: Goede communicatie bij inrichting van gebieden en beleidsplannen door gemeente, WVE, Vitens, Gewest Eemland en overige betrokkenen (particulieren, belangenorganisaties, etc.) • Meetmethode: Communicatieplan voor inrichting en beleidsvorming, vanaf het allereerste stadium overleg met en/of informeren van betrokken. Beknopte beschrijving afstemming in operationele jaarprogramma’s.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Bijlagen, blad 71
Projectgroep GRP Amersfoort
15. De gebruikers van de riolering worden klantvriendelijk en klantgericht benaderd. • Maatstaf: De relaties tussen drinkwater, afvalwater en rioolwaterzuivering worden voor de burger veel zichtbaarder gemaakt, zowel in organisatorische, financiële als fysieke zin. • Meetmethode: Waarneming. • Maatstaf: Er is één loket voor de burger van Amersfoort waar deze terecht kan voor alle vragen, informatie en klachten omtrent water in de breedste zin van het woord (organisatorische relatie). • Meetmethode: Klachtenregistratie en rapportage klachtenbeheer aan waterbeheerders door “loketorganisatie”. 16. De rioleringszorg wordt duurzaam ingevuld, waarbij wordt gestreefd naar de laagst maatschappelijke kosten. Onder duurzaamheid wordt hier verstaan: minimale milieubelasting bij materiaalkeuze, flexibiliteit naar de toekomst, minimaal energieverbruik, geen afwenteling van milieubelasting in plaats en tijd en geen ‘onnodige’ belasting van de RWZI. • Maatstaf: De belasting van het milieu wordt zoveel mogelijk beperkt, waarbij de waterketen en watersysteem in samenhang wordt beschouwd. Onder belasting van het milieu vallen: energieverbruik, grondstoffen, reststoffen bij zuivering van drinkwater en afvalwater en overige emissies vanuit de waterketen (overstortingen, effluentlozing, lekkende riolering). • Meetmethode: Beschrijving afweging voor ontwerp van werken in operationele jaarprogramma’s of afzonderlijke ontwerp rapporten. 17. De actuele toestand en het functioneren van de riolering moeten bekend zijn. • Maatstaf: Minimaal 2 maal per jaar worden revisiegegevens verwerkt in geautomatiseerd beheersysteem. • Meetmethode: Volgens maatstaf. • Maatstaf: Het rioolstelsel dient minimaal één maal per 10 jaar geïnspecteerd te worden. • Meetmethode: Registratie in geautomatiseerd beheersysteem. • Maatstaf: Automatische signalering op alle gemalen, bemeten van alle gemalen, overstorten en neerslag. • Meetmethode: Registratie in geautomatiseerd datasysteem.
Bijlagen, blad 72
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Bijlage C – Overzicht van de gemalen In onderstaande tabellen is een overzicht van alle gemalen opgenomen, met het type pompopstelling (nat/droog), het jaar van aanleg (Mechanisch Elektrisch ME en Bouwkundig BK) en het geplande jaar van vervanging (ME/BK). Gemeente Amersfoort Gemalen bedragen * EURO 1.000 en excl. btw, prijspeil 2007 Gemaal Bemalingsgebied Nr. Naam nr. - naam - stelsel AA 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55
Hoofdpost telemetrie/besturingssysteem Mactec Havenweg 26 - Isselt - DWA Chromiumweg 23 - Isselt - DWA Soesterweg 04 - Birkhoven - gemengd Reiniertunnel Tunnelgemaal Bieshaarlaan 16 - Bieshaar-zuid - VVG Graveurstraat 20 - De Ham - VVG De Koop 18 - De Bik - VVG Waterviolier 93 - Nieuwland - DWA Eemzijde 47 - Koppel - DWA De Brand 79 - De Brand - VVG Dopheide 89 - Kattenbroek - VVG Hendrick de Keyserlaan 71 - Zielhorst - VVG Emiclaerseweg 73 - Zielhorst - VVG Albert Schweitzersingel 77 - Zielhorst - VVG Kolibrievlinder 75 - Zielhorst - VVG Brenninkmeijerlaan 11 - van Beeklaan - gemengd Rondweg-oost Tunnelgemaal Outputweg 69 - De Hoef - VVG Geintunnel Tunnelgemaal Holkerweg 58 - Schothorst - VVG Winkelpad 56 - Schothorst - VVG Kattenbroekerweg 54 - Schothorst - VVG Balladelaan 52 - Schothorst - DWA Zangvogelweg 50 - Liendert - DWA van Randwijcklaan 65 - Rustenburg - RVG Rustenburgerweg 62 - Rustenburg - DWA Rustenburgerweg Vijvergemaal Koedijkerweg 60 - Buitengebied - gemengd Hogeweg 61 - Buitengebied - gemengd Sint Andriesstraat 31 - Randenbroek - gemengd Waltoren 68 - Binnenstad - gemengd Paardenwed 32 - Randenbroek - VVG Bachweg 35 - Randenbroek - DWA BBB Rubensstraat 39 - Dorrestein - gemengd Dorresteinseweg 41 - Dorrestein - DWA Liendertseweg Tunnelgemaal Stadsring Tunnelgemaal Kleine Spui 66 - Binnenstad - gemengd Garietstraat 52 - Schothorst - DWA De Bik 13 - Hoogland - gemengd Het Langhuis/de Kragge 89 - Kattenbroek - VVG Het Langhuis Drainagegemaal Kosmonaut 94 - Calveen - VVG Wittert van Hooglandlaan 96 - De Biezen - VVG Gaardendreef 90 - Nieuwland - VVG Melkkruid 92 - Nieuwland - VVG Brouwerstunnel (-noord) Tunnelgemaal Brouwerstunnel (-zuid) Tunnelgemaal Ringweg Koppel Tunnelgemaal Ringweg Koppel Drainagegemaal Ringweg Koppel (-noord) Tunnelgemaal Postloperlaan 11 - Hooglanderveen - gemengd Meridiaantunnel Tunnelgemaal Kleine Koppel Tunnelgemaal Grote Koppel Tunnelgemaal
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Blad 1.1
Opstelling Aanlegjaar Aanlegjaar/ nat/droog bouwkundig renovatiejaar mech/elek. 1996/1999 nat 1973 1995 nat 2005 2005 nat 1990 1997 nat 1969/2006 2006 nat 1977 2001 nat 1988 1988 droog 1986 1986 nat 2003 2003 droog 1949 1999 nat 1990 1990 droog 1989 1996 droog 1989 1989 nat 1988 2001/2007 droog 1987 1987 droog 1989 1989 nat 1986 2001 droog 1986 1986 droog 1986 1986 nat 1987 1987 nat 1983 1997 nat 1986 2001 nat 1983 2001 droog 1972 2002 droog 1962 2001 nat 1977 1997 nat 1976 1996 nat 1978 1978 nat 1982 2002 nat 1982 2002 droog 1935 1997 nat 1982 2001 nat 1983 2004 droog 1953 2000 droog 1975 1998 nat 1996 1996 nat 1995 1995 droog 1956 1998 nat 2000 2000 nat 1994 1994 nat 1994 1994 nat 1994 1994 nat 1994 1994 droog 1996 1996 nat 1996 1996 nat 1995 1995 nat 1997 1997 nat 1996 1996 nat 1996 1996 nat 1996 1996 nat 1996 1996 nat 1996 1996 nat 2005 2005 nat 1996 1996 nat 1997 1997 nat 1997 1997
5-feb-07 Renovatie/ Renovatie/ vervanging bk deel vervanging m/e deel 1e v.v.-jaar investering 1e v.v.-jaar investering 2007 25 2018 15 2015 33 2050 15 2025 33 2035 15 2010 24 2051 15 2031 24 2012 15 2021 33 2033 15 2008 33 2031 15 2011 60 2048 15 2023 20 2024 110 2024 170 2035 15 2010 33 2049 140 2021 225 2034 50 2014 60 2033 15 2021 33 2032 50 2012 60 2034 65 2007 18 2031 15 2021 24 2046 30 2011 55 2046 65 2030 55 2047 15 2012 23 2028 15 2007 17 2031 15 2008 30 2028 15 2021 33 2027 70 2027 75 2026 65 2026 75 2022 20 2017 45 2021 15 2016 33 2023 15 2007 10 2027 15 2022 25 2027 15 2022 25 2022 100 2022 60 2027 15 2021 27 2028 30 2024 40 2025 100 2025 60 2035 70 2011 70 2041 15 2016 33 2055 15 2020 25 2023 28 2023 85 2045 15 2020 25 2039 15 2014 25 2039 15 2014 25 2039 15 2014 25 2039 15 2014 20 2056 65 2021 105 2039 15 2016 33 2040 23 2015 45 2042 23 2017 45 2056 15 2021 25 2056 15 2021 25 2056 15 2021 25 2056 15 2021 25 2056 15 2021 25 2050 15 2020 40 2056 15 2021 25 2057 15 2022 25 2057 15 2022 25
Bijlagen, blad 73
Projectgroep GRP Amersfoort
Gemeente Amersfoort Gemalen bedragen * EURO 1.000 en excl. btw, prijspeil 2007 Gemaal Bemalingsgebied Nr. Naam nr. - naam - stelsel 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108
BBL Langegracht Hamseweg Boetesteen Trekvogelweg Lage Boog Oude Lageweg Waterspin Nieuwlandsedreef Lindeboomseweg BBL Zevenhuizerstraat Watersteeg De Wijserf RB Kersenbaan Bongerd Xenonweg Dreef RB Leusderweg Amsterdamseweg Wellensiekerf BBB Smallepad Brandriool Smallepad Schuif Monnickendam Koppelplein Lindeboomseweg Bergenboulevard De Nieuwe Poort Eemlaan (R63) Groningerstraat (R39) Mondriaanlaan (R10) Heideweg Kabof Laakboulevard Heliumweg Heliumweg BBB Havenweg Laakboulevard Valutaboulevard Laakboulevard Laakboulevard Bergenboulevard BBB Brenninkmeijerlaan BBL Heideweg Oude Lageweg (WV) Hogeweg met lamellenfilter Hoornplantsoen Laaxumstraat Valutaboulevard Maetsuykerstraat Boerderijenboulevard Boerderijenboulevard Elburgstraat Valutaboulevard Valutaboulevard Euroweg
66 - Binnenstad - gemengd 13 - Hoogland - gemengd 87 - Koppel - DWA Vijvergemaal 91 - Nieuwland - VVG Tunnelgemaal 93 - Nieuwland - VVG 92 - Nieuwland - DWA 94 - Calveen - percolatiewater 13 - Hoogland - gemengd NS - Nieuwland - DWA 96 - De Biezen - DWA 12 - Leusderkwartier - gemengd 14 - Bieshaar-noord - DWA 26 - Isselt - DWA Vijvergemaal 10 - Berg-zuid - gemengd 01 - Soesterkwartier - gemengd 96 - De Biezen - DWA 66 - Binnenstad - gemengd 67 - Binnenstad - gemengd 67 - Binnenstad - gemengd CA - CSG-noord - VVG VA - Vathorst 1 - VVG VA - Vathorst 2 Velden 1 - VVG Tunnelgemaal CB - CSG-noord - RVG CB - CSG-noord - RVG CB - CSG-noord - RVG 11 - Hooglanderveen - gemengd 13 - Hoogland - gemengd VA - Vathorst 6 Laak 1A - VVG 25 - Berg/Bokkeduinen - gemengd 26 - Isselt - DWA 25 - Isselt - gemengd VA - Vathorst 4 Velden 2A - VVG VA - Vathorst 13 Velden 1A/B - VVG VA - Vathorst 5 Laak 1B - VVG VA - Vathorst 3 Velden 1C - VVG VA - Vathorst 14 Velden 1G - VVG 11 - Hooglanderveen - gemengd 11 - Hooglanderveen - gemengd WV - Wieken/Vinkenhoef - DWA WV - Wieken/Vinkenhoef - RWA VA - Vathorst Laak 1a - DWA VA - Vathorst Laak 1a - DWA Tunnelgemaal 45 - Kruiskamp - DWA Tunnelgemaal VA - Vathorst 7 Velden 3a - DWA VA - Vathorst Laak 1a - DWA VA - Vathorst 11 Velden 1E - DWA VA - Vathorst 9 Velden 3G - DWA Tunnelgemaal
Blad 1.2 5-feb-07 Opstelling Aanlegjaar Aanlegjaar/ Renovatie/ Renovatie/ nat/droog bouwkundig renovatiejaar vervanging bk deel vervanging m/e deel mech/elek. 1e v.v.-jaar investering 1e v.v.-jaar investering nat 1997 1997 2042 23 2017 45 nat 1996 1996 2041 15 2016 25 nat 1996 1996 2041 15 2016 33 nat 1996 1996 2056 15 2021 33 nat 1997 1997 2042 15 2017 33 nat 1997 1998 2057 15 2023 25 nat 1998 1998 2043 15 2018 33 nat 1999 1999 2044 15 2019 33 nat 1998 1998 2043 15 2013 33 nat 2000 2000 2045 40 2025 115 nat 2000 2000 2045 15 2020 33 nat 2000 2000 2045 15 2020 25 nat 2000 2000 2045 70 2025 115 nat 2000 2000 2045 15 2025 25 nat 2000 2000 2045 15 2020 25 nat 1999 2002 2044 15 2024 17 nat 2001 2001 2046 70 2026 65 droog 2001 2001 2061 120 2026 170 nat 2002 2002 2047 15 2022 25 nat 2002 2002 2047 80 2027 140 nat 2002 2002 2047 20 2022 33 nat 2002 2002 2047 40 2022 25 droog 2002 2002 2063 110 2027 140 droog 2002 2002 2063 220 2027 400 nat 2002 2002 2047 15 2022 33 nat 2003 2003 2063 28 2028 60 nat 2003 2003 2048 15 2027 25 nat 2003 2003 2048 15 2027 25 nat 2003 2003 2048 15 2027 25 nat 1972 1998 2017 28 2018 60 droog 1972 1998 2032 220 2023 400 nat 2004 2004 2049 15 2024 33 droog 2004 2004 2064 65 2029 200 droog 2004 2004 2064 60 2029 90 nat 2004 2004 2049 95 2029 150 nat 2004 2004 2049 15 2024 33 nat 2004 2004 2049 15 2024 33 nat 2004 2004 2049 15 2024 33 nat 2004 2004 2049 15 2024 33 nat 2004 2004 2049 15 2024 33 nat 2005 2005 2050 95 2030 140 nat 2005 2005 2050 60 2030 100 nat 2005 2005 2050 15 2025 25 nat 2005 2005 2050 40 2025 50 nat 2005 2005 2050 15 2025 25 nat 2005 2005 2050 15 2025 25 nat 2005 2005 2065 30 2030 60 nat 2006 2006 2051 15 2026 25 nat 2006 2006 2066 30 2031 60 nat 2006 2006 2051 15 2026 33 nat 2006 2006 2051 15 2026 33 nat 2006 2006 2051 15 2026 33 nat 2006 2006 2051 15 2026 33 nat 2006 2006 2051 15 2031 33
Alle gemalen met schakelkast, behalve gemalen vetgedrukt: bovenbouw
Bijlagen, blad 74
Totaal (* EURO 1000) excl. btw
3698
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
5984
Projectgroep GRP Amersfoort
Bijlage D – Berekende emissies gemengde stelsels In de afbeelding hieronder is de ligging van de overstorten van het gemengde stelsel aangegeven, waarbij de nummering verwijst naar de bijgaande tabel met overstortputnummers en gegevens over berekende overstortingshoeveelheden, -frequenties en vuilemissie in de actuele situatie (2006).
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Bijlagen, blad 75
Projectgroep GRP Amersfoort
Tabel
Vuilemissie gemengde rioolstelsels, actuele situatie 2006
Bijlagen, blad 76
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Projectgroep GRP Amersfoort
Bijlage E – Reacties provincie en waterschap In deze bijlage zijn de reactie van de Provincie Utrecht en Waterschap Vallei & Eem opgenomen op het concept ontwerpplan.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Bijlagen, blad 77
Projectgroep GRP Amersfoort
Bijlage F – Overzicht uit te voeren maatregelen Overzicht van reeds uitgevoerde maatregelen in de periode vanaf 1997 en nog uit te voeren maatregelen tot en met 2020.
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Bijlagen, blad 79
Projectgroep GRP Amersfoort
GEMEENTE AMERSFOORT
Gemeentelijk rioleringsplan GRP - 3 (2007 - 2011)
Doc. Nr. 1038905
Maatregelen Tabel gesorteerd op jaartal
1999 Renovatie gemalen 1999 Rioolinspecties 1999 Rioolreparaties 1999 07 Berg-zuid 1999 10 Berg-noord 1999 10 Berg-noord 1999 10 Berg-noord 1999 13 Hoogland - Langenoord 1999 25 Isselt 1999 25 Isselt 1999 49 Koppel 1999 66 Binnenstad Totaal 1999:
Rioolgemalen Calveen, De Brand, De Ham, De Hoef, H.de Keyserlaan, Kolibrievlinder en Nieuwland 1: renovatie pompinstallaties en aanbrengen Mactec Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken Bieshaar-zuid, Schothorst-noord en Rustenburg Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit. Berg III (B/C) Vervangen riolering en aanleg infiltratievoorzieningen (afkoppelen verhard oppervlak openbare ruimte) Berg III (B/C) Vervangen riolering en aanleg infiltratievoorzieningen (afkoppelen verhard oppervlak openbare ruimte) Prins Frederiklaan Emmalaan en Utrechtseweg Relinen bestaand betonriool 250/375 Daam Fockemalaan kruispunt met Barchman Wuytierslaan Aanleg verbindingsriool tbv retentiebassin + 80 m hoofdriool Zevenhuizerstraat Esdoornlaan en Kerklaan Vervangen en vergroten riolering tot 1250 mm Nijverheidsweg-noord Neonweg en Radiumweg, Industrieweg en Geldersestraat; aanleg fase 2 en 3 van het milieuriool (gvk) Nijverheidsweg-noord afkoppelen bestaande persleidingen en aansluiten op milieuriool Eemzijde Rioolgemaal Eemzijde, vergroten pompcapaciteit, incl. renovatie mechanisch/elektrische installatie, bouwkundig renoveren Mooiersplein e.o. Vervangen en verleggen riolering ivm bouw parkeerkelder
Totaal uitgevoerde projecten 1997 - 1999 (incl. btw):
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
4 stuks 44 km 41 stuks 2395 m 2474 m 62 m 773 m/2800 m2 551 m/2280 m2
150 m3/h 434 m 50 m
* * * * * * * * * * * * * * *
7 stuks 47 km 64 stuks 1326 m/19500 m2 285 m/4140 m2 335 m 90 m 745 m 1345 m 5 st 1268 m3/h 147 m
* * * * * * * * * * * *
60 m 97 m
*
* * *
* * *
* * * * * * *
*
* *
*
* * * * * * * *
* * * * *
* * * * * *
*
* *
*
* * * * * *
* *
* * *
* * * *
*
Infrastructuur
Rioolgemalen A.Schweitzersingel, Oude Lageweg, Reiniertunnel en Zeldertseweg: renovatie pompinstallaties en aanbrengen Mactec Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken Berg, Dorrestein, Isselt, Schothorst-zuid en Soesterkwartier Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit. Bomenbuurt-oost Vervangen dwa-riolering en ombouw van gescheiden stelsel naar verbeterd gescheiden stelsel Bomenbuurt-oost Vervangen rwa-riolering en ombouw van gescheiden stelsel naar verbeterd gescheiden stelsel Joannes Tolliusstraat Thv Westerstraat Relinen bestaand betonriool 300 mm Van Bemmelstraat Vervangen riolering en aanleg infiltratieriool (afkoppelen verhard oppervlak openbare ruimte) Verhoevenstraat Vervangen riolering en aanleg infiltratieriool (afkoppelen verhard oppervlak openbare ruimte) Aanpassen afvoerrichting gemengd rioolstelsel diverse maatregelen Chromiumweg Kaliumweg en Mijnbouwweg Bestaand betonriool 400 mm relinen Bachweg Thv gemaal Bachweg Relinen bestaand betonriool 300 mm Rubensstraat BBB Rubensstraat, renovatie mechanisch/lektrische installatie Stadsring Tunnelgemaal Stadsring; renovatie mechanische/elektrische installatie en bouwkundige aanpassingen Achter Arnhemse Poortwal Vervangen en vergroten riolering ivm bouw Amicitia Hellestraat Thv passage Verleggen riool ivm bouw parkeergarage St. Joris
* * * * * * * * * * * *
Renovatie
1998 Renovatie gemalen 1998 Rioolinspecties 1998 Rioolreparaties 1998 02 Soesterkwartier - DWA 1998 03 Soesterkwartier - RWA 1998 07 Berg-zuid 1998 07 Berg-zuid 1998 07 Berg-zuid 1998 10 Berg-noord 1998 23 Isselt - Mijnbouwweg 1998 35 Randenbroek - Bachweg 1998 39 Dorrestein-noord 1998 66 Binnenstad 1998 66 Binnenstad 1998 66 Binnenstad Totaal 1998:
5 stuks 32 km 39 stuks 585 m 552 m 145 m 330 m 102 m3/h 47 m 96 m 275 m3/h 353 m
Berging
UITGEVOERDE PROJECTEN GRP - 1 (1997 T/M 2002): 1997 Renovatie gemalen Rioolgemalen Bieshaarlaan, Birkhoven, Holkerweg, Kattenbroekerweg en Mgr. v/d Weteringstraat: renovatie pompinstallaties en aanbrengen Mactec 1997 Rioolinspecties Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken Hoogland(erveen), Kruiskamp, Leusderkwartier en Schuilenburg 1997 Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit. 1997 10 Berg-noord Barchman Wuytierslaan Stationsplein tot van Hogendorplaan Vergroten riolering naar 1000 mm 1997 10 Berg-noord Stationsplein Vergroten riolering naar 1000 mm 1997 10 Berg-noord Koningin Wilhelminalaan Stationsplein en Prins Hendriklaan Vervangen riolering 1997 28 Nederberg Smallepad Brouwerstunnel en Kersenbaan Vervangen en vergroten riolering 1997 31 Randenbroek-St.Andriesstraat Sint Andriesstraat Rioolgemaal St.Andriesstraat; vervangen mechanische/elektrische installatie, tevens bouwkundige renovatie 1997 45 Kruiskamp Witte de Withstraat De Ruyterstraat en Ringweg Kruiskamp Bestaand betonriool 250 mm relinen 1997 49 Koppel Grote Koppel Tunnel Grote Koppel Verleggen riool ivm bouw tunnel 1997 64 Rustenburg van Randwijcklaan Rioolgemaal van Randwijcklaan: vervangen mechanisch/elektrische installatie en bouwkundige aanpassingen 1997 66 Binnenstad Torenstraat en Stadsring Rondom toekomstig winkelcentrum St. Joris Verleggen riool ivm bouw winkelcentrum Totaal 1997:
Afvoercapaciteit
MAATREGEL RIOLERING
Systeemkeuze
NADERE AANDUIDING
Uitgevoerd
STRAATNAAM
Voorbereid
OMSCHRIJVING
Krediet beschikbaar
DISTRICT
JAAR
maatregel reeds uitgevoerd (huidige situatie GRP-2) Bladzijde 1 verbeteringsmaatregel, met hydr.&milieu-effect vervangings-/renovatie-maatregel incl. afkoppelen regenwater vervangings-/renovatie-maatregel 04-09-07 maatregel ten laste van 'dagelijks beheer' incl. btw OPMERKING KOSTEN (euro)
53.092 132.958 72.151 383.444 341.243 111.176 149.747 102.101 15.882 43.563 54.907 250.487 1.710.751 72.832 108.152 81.680 1.315.963 1.474.786 25.865 350.772 250.033 34.034 24.958 22.689 60.807 97.563 196.941 34.487 4.151.561 54.454 156.845 127.966 1.388.567 383.444 120.252 86.218 1.043.694 3.886.628 105.731 157.008 66.706 7.577.512 13.439.825
Bijlagen
Projectgroep GRP Amersfoort
GEMEENTE AMERSFOORT
Gemeentelijk rioleringsplan GRP - 3 (2007 - 2011)
Doc. Nr. 1038905
Maatregelen Tabel gesorteerd op jaartal
Rioolgemalen Bieshaarlaan, Emiclaer, Brenninckmeijerlaan, Winkelpad, Kattenbroekerweg en Waltoren: renovatie pompinstallaties en aanbrengen Mactec Rioolgemaal Zangvogelweg, vervangen pompinstallatie en bouwkundig renoveren Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken Binnenstad, Kattenbroek en Zielhorst Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit. Puntenburgerlaan Noordewierweg en Amsterdamseweg Vergroten riolering naar 800 mm Puntenburgerlaan Geldersestraat Aanleg rioolgemaal Soesterkwartier + persleiding Leusderweg Borneoplein - Balistraat 2 riolen vervangen door 1 riool van 400 mm Leusderweg Borneoplein - Balistraat Aanleg retentieleiding 1500 mm Einsteinstraat Einsteinstraat/Kamerlingh Onnesstraat Opheffen overstort in bos Plataanweg Vijver Plataanweg en watergang Woudzoom Aanleg duiker tussen vijver en watergang Amsterdamseweg thv aansluiting gemaal Soesterkwartier Maken interne overstort (DL=4,0 m, DH=2,00+) Vlasakkerweg Stationsstraat - Utrechtseweg Vervangen bestaand riool v Randwijcklaan Trekvogelweg Renoveren dwa-riolering 300 en 400/600 mm dmv kousmethode Utrechtsestraat en gedeeltelijk Hellestraat Vervangen en vergroten bestaande riolering Bijdrage in kosten herinrichting Kern Winkelgebied
6 stuks 440 m3/h 59 km 89 stuks 500 m 546 m3/h circa 700 m 1200m3/700 m
2002 Renovatie gemalen 2002 Rioolinspecties 2002 Rioolreparaties 2002 10 Berg-noord 2002 12 Leusderkwartier 2002 39 Dorrestein-noord 2002 66 Binnenstad 2002 66 Binnenstad 2002 66 Binnenstad 2002 66 Binnenstad 2002 66 Binnenstad 2002 67 Binnenstad 2002 67 Binnenstad Totaal 2002:
Rioolgemalen Balladelaan, Hogeweg en Koedijkerweg: renovatie pompinstallatie, aanbrengen Mactec, bouwkundige aanpassingen Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken Nieuwland Hoge Hoven/Stad, Nederberg en Isselt Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit (oa. opheffen lekkages) Prins Frederiklaan Emmalaan en koningin Sophialaan Afkoppelen verhard oppervlak dmv infiltratiekolken Daltonstraat Stephensonstraat en Franklinstraat Vergroten riool naar 400 mm Lange Beekstraat Uitvoering is afh. v. bouw Soeverein Relining riolering 250/375 mm dmv kousmethode Herenstraat Vervangen riolering, aanleg infiltratieriool (800 m2 afgekoppeld V.O.) en aanleg drukriolering tbv panden Stadsring Smallepad Parkeerplaats Aanleg bergbezinkbassin+gemaal Smallepad Achter Davidshof en Kleine Koppel Vergroten riolering tot 1500 mm Smallepad Achter Davidshof en Stadsringtunnel Vervangen bestaande riolering en aanleg persleiding op BBB Havik, Kamperbinnenpoort, Korte Gracht, Zuidsingel Verhogen overstortdrempels tot div. hoogten Stadsring Thv Monnickendam (brandriool) Bouw overstortdrempel 1.70+ en hydraulische schuif Stadsring Smallepad (brandriool) Ledigingsgemaal tbv brandriool
3 stuks 50 km 93 stuks 2900 m2 105 m 175 m 3 stuks 1000 m3 135 m 100 m/160 m 4 stuks
Totaal uitgevoerde projecten 1997 - 2002 (incl. btw): Totaal uitgevoerde projecten 1997 - 2002 (excl. btw):
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
65 m 120 m 2605 m2 15 m3/h
350 m 255 m 68 m 270 m
50 m3/h
* * * * * * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * *
*
* * * *
* * * * * * * * * *
* * * * *
*
*
* * * * *
* *
* * * * * * * *
*
*
* * * *
* * *
* * * * * * *
* *
Infrastructuur
2001 Renovatie gemalen 2001 Renovatie gemalen 2001 Rioolinspecties 2001 Rioolreparaties 2001 01 Soesterkwartier 2001 01 Soesterkwartier 2001 12 Leusderkwartier 2001 12 Leusderkwartier 2001 12 Leusderkwartier 2001 13 Hoogland-Langenoord 2001 22 Isselt - Soesterkwartier 2001 28 Nederberg 2001 50 Liendert 2001 66 Binnenstad 2001 66 Binnenstad - KWG Totaal 2001:
3 stuks 36 km 91 stuks 340 m 345 m 100 m 50 m 515 m 125 m/980 m3 225 m 395 m3/75 m
Renovatie
Herziening en actualisatie GRP en BRP Stedelijk Waterplan (SWP) Rioolgemalen Brenninckmeijerlaan, Langegracht en Liendert: renovatie pompinstallaties en aanbrengen Mactec Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken de Brand, de Hoef, Jul. v. Stolbergterrein en Zielhorst Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit. Isseltseveld Dollardstraat en Noordewierweg RWA-riool vervangen Barchman Wuytierslaan Aletta Jacobslaan tot dierenpark Bijleggen rwa-riolering Hugo de Grootlaan Thv ziekenhuis Lichtenberg Vervangen riolering Emmalaan Kruispunt Lichtenberg Aanleg verbindingsriool 300 mm Utrechtseweg Anna Paulownalaan en Prins Frederiklaan Gedeeltelijk vervangen en overig relinen Kersenbaan Aanleg 1e fase retentiebassin thv Leusderweg (fase 2 in 2004, gelijktijdig met 2e fase Ponlijn) Zevenhuizerstraat Kerklaan en Pastoor Pieckweg Vervangen en vergroten riolering tot 1250 mm Zevenhuizerstraat Thv Malewetering Aanleg bergbezinkleiding (BBL) Bachweg Rioolgemaal Bachweg, vervangen pompinstallatie (M/E) en bouwkundig renoveren en aanpassingen Drieringensteeg Vergroten riolering naar 500 mm Muurhuizen Weeshuisgang en Scherbierstraat Vergroten riolering naar 500 en 800 mm Grote Spui, Kortegracht en Langegracht Infiltratieleidingen aanleggen, met spuwers op gracht Grote Spui Grote Spui en Kleine Spui Bijleggen 2 zinkers 1250 mm/300 mm en aanleg ledigingsgemaal. Kleine Spui nabij Koppelpoort Vervangen riool voor 2 riolen 1000 mm
Berging
2000 Studie en onderzoek 2000 Studie en onderzoek 2000 Renovatie gemalen 2000 Rioolinspecties 2000 Rioolreparaties 2000 03 Soesterkwartier 2000 04 Birkhoven/Bokkeduinen 2000 07 Berg-zuid 2000 10 Berg-noord 2000 10 Berg-noord 2000 12 Leusderkwartier 2000 13 Hoogland - Langenoord 2000 13 Hoogland - Langenoord 2000 35 Randenbroek 2000 66 Binnenstad 2000 66 Binnenstad 2000 66 Binnenstad 2000 66 Binnenstad 2000 66 Binnenstad Totaal 2000:
Afvoercapaciteit
MAATREGEL RIOLERING
Systeemkeuze
NADERE AANDUIDING
Uitgevoerd
STRAATNAAM
Voorbereid
OMSCHRIJVING
Krediet beschikbaar
DISTRICT
JAAR
maatregel reeds uitgevoerd (huidige situatie GRP-2) Bladzijde 2 verbeteringsmaatregel, met hydr.&milieu-effect vervangings-/renovatie-maatregel incl. afkoppelen regenwater vervangings-/renovatie-maatregel 04-09-07 maatregel ten laste van 'dagelijks beheer' incl. btw OPMERKING KOSTEN (euro)
97.563 99.832 49.008 142.487 140.672 261.831 136.134 45.378 22.689 567.225 925.712 1.082.266 555.427 196.487 240.504 258.655 133.865 453.780 238.235 5.647.749 88.487 161.092 173.521 133.411 612.603 589.914 667.057 1.815.121 13.613 56.723 68.067 249.579 16.898 809.998 453.780 5.909.865 222.378 152.318 122.000 34.034 92.571 181.512 140.672 1.134.451 576.301 113.445 13.613 22.689 68.067 2.874.050 27.871.488 23.421.419
Bijlagen
Projectgroep GRP Amersfoort
GEMEENTE AMERSFOORT
Gemeentelijk rioleringsplan GRP - 3 (2007 - 2011)
Doc. Nr. 1038905
Maatregelen Tabel gesorteerd op jaartal
2004 Studie en onderzoek Onderzoek korte termijn afkoppelpotentieel (Afkoppelplan Amersfoort) 20 percelen 2004 Niet gerioleerde panden Hoogland en Wieken/Vinkenhoef Aanleg (druk-)riolering Park Schoonoord 32 en in uitleggebied Wieken/Vinkenhoef 12 km 2004 Rioolinspecties Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken Nieuwland Stadstuinen, Calveen en de Ham en moerriool Koppel/Kruiskamp 2004 Rioolgemaal Paardenwed: renovatie pompinstallatie (M/E), aanbrengen Mactec, aanleg lamellen-afscheider, aanleg telemetrie (Mactec) drukriolering Hoogland -west 14-1 en 14-2 (1e fase) Renovatie gemalen 2004 Renovatie gemalen Rioolgemaal Rustenburgerweg : aanbrengen Mactec, aanleg telemetrie (Mactec) drukriolering Hoogland-west 15-4 en 15-5 (2e fase) 2004 Rioolgemaal Heideweg en rioolgemaal Kabof overnemen van Waterschap Vallei & Eem ikv "overname afvalwater". Overdracht rioolgemalen WVE 101 stuks 2004 Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit (oa. opheffen lekkages) 180 m 2004 Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv reliningen: Amsterdamseweg en Lageweg 2004 01 Soesterkwartier Gouwestraat Noordewierweg en Dollardstraat Vervangen (120 m 500 mm) en ged. vergroten riool naar 700 mm (145 m) 300 m 2004 01 Soesterkwartier Schiestraat Gouwestraat en Isseltseveld Vervangen RWA-riool 300 mm en bijleggen DWA-riool 300 mm 2004 10 Berg-noord Barchman Wuytierslaan Optimaliseren bestaand retentiebassin thv DF-laan Aansluiting RWA-stelsel, infiltratievoorziening dmv 6 bronnen (2000 m3/3800m2 35.900 m2 2004 25 Isselt - Stamriool Heliumweg Nijverheidsweg-noord Aanleg rioolgemaal Bokkeduinen 503 m3/h 2004 25 Isselt - Stamriool Havenweg Insteekhaven/Nijverheidsweg-noord Aanleg BBB (inhoud 800 m3) 2004 25 Isselt Fase 2- Stamriool Heliumweg Nijverheidsweg-noord en Eem Aanleggen nieuwe overstortleiding (1500 mm - 300 m) met overstort op Eem 2004 26 Isselt DWA Heliumweg Nijverheidsweg-noord Aanleg rioolgemaal Isselt-DWA 168 m3/h 2004 26 Isselt Fase 2 DWA Heliumweg Amsterdamseweg en Nijverheidsweg-noord Aanleg DWA-riool 300 mm (aansluiting van DWA Bomenbuurt) 850 m 2004 26 Isselt Fase 2 DWA Nijverheidsweg-noord Argonweg en Neonweg Aanleg 365 m DWA-riool 300 en 400 mm, aansluiting op gemaal Isselt DWA 2004 46 Kruiskamp Liendertseweg van Assenraadstraat en Trompstraat 1 overstort saneren, ombouw gemengd stelsel naar gescheiden stelsel 2004 50 Liendert Liendertseweg Korhoenstraat en Zangvogelweg Aanleg dwa-riool pvc 200 mm in parallelweg 2004 66 Binnenstad Stadsring - tunnel Tunnel en Molenstraat Vervangen horizontale drainage onder wegdek, stadszijde Totaal 2004: Totaal uitgevoerde projecten 1997 - 2004 (excl. btw):
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
*
* * * * * * * *
* * * *
*
*
* *
* *
* * * *
*
*
*
*
*
* * * *
* * * * *
* * * * * * * * * *
Infrastructuur
circa 450 m 200 m 9520 m2 6250 m2 290 m 2300 m2 805 m 650 m
* * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Renovatie
3 stuks 46 km 87 stuks 758 m 64 percelen 50 m 70 m 20 m/ 6400m2 9940 m2 535 + 820 m
Berging
UITGEVOERDE PROJECTEN GRP - 2 (2003 T/M 2004): 2003 Renovatie gemalen Vuilwaterkelder rioolgemaal Eemzijde en de Bik gerelined, gemaal Dreef van Mactec voorzien 2003 Rioolinspecties Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken Nieuwland Lage Hoven/Waterkwartier en Isselt Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit (oa. opheffen lekkages) en/of relining 2003 Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv reliningen: Amsterdamseweg, BW-laan, Muurhuizen en Twentseweg 2003 2003 Niet gerioleerde panden Buitengebied Stoutenburg-noord, Hoogland-west, Nimmerdor Aanleg drukriolering 2003 02 Soesterkwartier DWA Plataanstraat Amsterdamseweg/Heliumweg Aansluiting op DWA-riool Heliumweg 2003 03 Soesterkwartier RWA Amsterdamseweg Amsterdamseweg/Heliumweg Aanleg verbindingsleiding (duiker) 600 mm tussen waterpartijen 2003 05 Bokkeduinen Amsterdamseweg Nabij kruispunt met BW-laan Aanbrengen koppelput met overstortleiding naar watergang 2003 07 Berg-zuid Surinamelaan, Arubalaan, Bonairelaan en Curacaolaan Afkoppelen verhard oppervlak en aanleg van infiltratiekolken 2003 10 Berg-noord Barchman Wuytierslaan Hogendorplaan en Daam Fockemalaan Aanpassen afvoerrichting stelsel + vergroten riolen 2003 22 Isselt - Soesterkwartier Amsterdamseweg Mijnbouwweg/Berkelstraat Bestaande overstort vergroten (DL=15m, DH=1,40+), 2003 22 Isselt - Soesterkwartier Amsterdamseweg Geldersestraat en Nijverheidsweg-noord Vervangen DWA-riool 300 mm, aanleg RWA-riool 300 mm 2003 22 Isselt - Soesterkwartier Amsterdamseweg thv. Eemplein/Stadsringtunnel Vervangen en herleggen bestaand riool (200 m 1000 mm) 2003 28 Nederberg Utrechtseweg Kersenbaan en Stadsring Vervangen riolen 710 m (300mm en 800/1200 mm) + afkoppelen/infiltratie 2003 28 Nederberg Arnhemseweg Julianaplein en Stadsring Vervangen riolen 555m (300mm en 800/1200 mm) + afkoppelen/infiltratie 2003 28 Nederberg Bergstraat Utrechtseweg - Arnhemseweg Vervangen en vergroten bestaand riool 2003 66 Binnenstad Pothstraat Afkoppelen verhard oppervlak en aanleg van infiltratieriolen pvc 315 mm 2003 67 Binnenstad Stadsring - brandriool Smallepad en Monnickendam Relining brandriool 1000 en 1250 mm dmv wikkelbuis en kousmethode 2003 67 Binnenstad Stadsring Heiligenbergerbeek en Molenstraat RWA afkoppelen van brandriool, aanleg RWA-verbindingsriolen Totaal 2003:
Afvoercapaciteit
MAATREGEL RIOLERING
Systeemkeuze
NADERE AANDUIDING
Uitgevoerd
STRAATNAAM
Voorbereid
OMSCHRIJVING
Krediet beschikbaar
DISTRICT
JAAR
maatregel reeds uitgevoerd (huidige situatie GRP-2) Bladzijde 3 verbeteringsmaatregel, met hydr.&milieu-effect vervangings-/renovatie-maatregel incl. afkoppelen regenwater vervangings-/renovatie-maatregel 04-09-07 maatregel ten laste van 'dagelijks beheer' excl. btw OPMERKING KOSTEN (euro)
*
*
*
*
56.723 98.125 114.353 115.216 530.923 57.176 76.235 27.227 22.689 1.448.013 74.420 272.268 104.369 567.225 475.562 257.293 66.252 417.478 226.890 5.008.437 39.933 220.000 33.383 147.479 181.512 490.083 120.978 44.334 294.957 147.479 158.823 482.822 916.636 785.494 340.335 591.276 353.949 272.268 90.756 413.848 6.126.342 34.556.197
Bijlagen
Projectgroep GRP Amersfoort
GEMEENTE AMERSFOORT
Gemeentelijk rioleringsplan GRP - 3 (2007 - 2011)
Doc. Nr. 1038905
Maatregelen Tabel gesorteerd op jaartal
3800 m2 53 m 560 m/100 m 125 m/220 m 290 m 141 m/160 m
6 stuks 2007 Renovatie gemalen Revisie motoren, renovatie elektrische- en pompinstallaties van rioolgemalen Brenninckmeijerlaan, Chromiumweg, Holkerweg, Kabof, Kolibievlinder en Winkelpad 3 stuk 2007 Renovatie gemalen Opwaarderen Mactec-hoofdpost AQV naar internet-hoofdpost 30 km 2007 Rioolinspecties Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijk Liendert ivm foutieve aansluitingen 51 st 2007 Rioolreparaties Herstel foutieve rioolaansluitingen ''vuil op schoon'' in wijk Liendert nav rioolinspectie. 87 st/351 m 2007 Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties en relining: Algolweg, Bisschopsweg, Boeroestraat, Evertsenstraat en Scheltemalaan. 2007 28 Nederberg Korte Bergstraat Vervangen bestaand riool (600/900 mm ->800 mm), tevens afkoppelen/infiltreren140 m 2007 28 Nederberg Spoorstraat Ombouw naar gescheiden stelsel, Afkoppelen/infiltratie 180 m 2007 44 Kruiskamp Scheltussingel Goudoeverstraat en Hooglandseweg-zuid Ombouw van gemengd naar gescheiden stelsel, afkoppelen verhard oppervlak 520 m Totaal 2007: Totaal uitgevoerde projecten 1997 - 2007 (excl. btw):
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
* * * * * * * * * * * *
* * *
* * *
* * * * * * *
* *
* * *
1 stuks 4 gemalen 87 km 493 m/23 stuks
* *
* * * *
* * * * * *
* *
* * * *
* *
* * * *
* *
* * * * * * * *
Infrastructuur
Aanleg telemetrie (Mactec) en renovatie mechanisch/elektrisch drukriolering Utrechtseweg , Park Schothorst ea. (7 clusters) Emiclaerseweg Ombouw rioolgemaal Emiclaer naar 2-pompsgemaal Nieuwland Aanbrengen 2 frequentie-omvormers per gemaal bij de vier hoofdgemalen in Nieuwland Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken Hoogland(erveen), Randenbroek, Schuilemburg en Soesterkwartier Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties en/of relining: Argonweg, Dorresteinserweg, Bachweg, Geallieerdenstraat en Calveen Onderzoek foutieve aansluitingen, lekkende en drainerende riolering (incl. herkomst 'overig afvalwater') Barchman Wuytierslaan Aankoop perceel D 8713, groot 10115 m2 van NS Vastgoed/Prorail, tbv infiltratieveld Berg-noord Zandkamp Vervangen dwa-riool Kleine Koppel Smallepad en Geldersestraat Vergroten riool tot 1500 mm, aanleg 100 m rwa-riool 400 en 500 mm Geldersestraat Kleine Koppel en Nijverheidsweg-noord Vergroten riool tot 1500 mm, aanleg 220 m rwa-riool 400 mm naar Eem Smallepad Brouwersstraat en Stadsring Vervangen hoofdriolering tot 1000 mm Molenstraat Relinen bestaand riool, bijleggen rwa-riool en afkoppelen verhard oppervlak
* * *
Renovatie
2006 Renovatie gemalen 2006 Renovatie gemalen 2006 Renovatie gemalen 2006 Rioolinspecties 2006 Rioolreparaties 2006 Studie en onderzoek 2006 10 Berg-noord 2006 14 Hoogland - Bieshaar-noord 2006 25 Isselt - Stamriool 2006 25 Isselt - Stamriool 2006 28 Nederberg 2006 66 Binnenstad Totaal 2006:
* * * * * * * * * * * * * * * *
Berging
UITGEVOERDE PROJECTEN GRP - 2 (2005 T/M 2007): 1 stuk 2005 Renovatie gemalen Rioolgemaal Mijnbouwweg: sloop bestaand droog gemaal -> ombouw naar natte opstelling: in project Isselt Fase 3 3 stuk 2005 Renovatie gemalen Rioolgemaal de Hoef: renovatie pompinstallaties (M/E), rioolgemalen Heideweg en Kabof voorzien van telemetrie (Mactec) 2005 Renovatie gemalen Aanleg telemetrie en renovatie mechanisch/elektrisch drukriolering Hoogland-west 15-1 t/m 15-3 (3e fase) 18 stuks 2005 Renovatie gemalen Vervangen afdekluiken en aanbrengen valroosters van diverse gemalen 2005 Renovatie gemalen Ombouwen RWA-VGS de Bik en RWA-VGS de Biezen naar RWA-GS, aanbrengen 3 RWA-pompen 8000 m2 2005 Utrechtseweg 293 (Keizorg) Afkoppelen verhard oppervlak, aanleg blusvoorziening (ca. 975m3) en overloop/infiltratievoorziening Afkoppelprojecten 2005 Renovatie gemalen Rioolgemaal Rubensstraat: bouwkundig renoveren ivm scheurvorming BBB 84 km 2005 Rioolinspecties Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken Birkhoven/Bokkeduinen, Berg, Leusderkwartier en Dorrestein-noord. 320 m 2005 Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv relining: Lageweg, Witte de Withstraat en Zevenhuizerstraat 2005 11 Hooglanderveen Beeklaan van/Malewetering Brenninkmeijerlaan Aanleg bergbezinkbassin (inhoud 620 m3) met 325 m aan/afvoerleidingen (afm. 1250 mm) 2005 11 Hooglanderveen Heideweg Thv rioolgemaal Aanleg bergbezinkriool (inhoud 550m3) 365 m 2005 22 Isselt Fase 3- Soesterkwartier Mijnbouwweg Amsterdamseweg en Nijverheidsweg-noord Aanleg overstortleiding 1500 mm naar BBB Havenweg 1610 m 2005 23 Isselt Fase 3- Mijnbouwweg DWA Havenweg Industrieweg en Nijverheidsweg-noord Vervanging cq. vergroting DWA en RWA riolering 350 m/250 m 2005 23 Isselt Fase 3- Mijnbouwweg DWA Mijnbouwweg Amsterdamseweg en Nijverheidsweg-noord Vervanging DWA riolering in 300 mm + PRS 125 mm 2005 24 Isselt Fase 3- Soesterkwartier Mijnbouwweg Amsterdamseweg en Nijverheidsweg-noord Vervangen RWA-riolen 500, 600 en 1000 mm, wordt nieuw 310 m RWA-riool 1000 mm 2005 27 Isselt Fase 3 Mijnbouwweg Chromiumweg Kaliumweg en Radiumweg Relining bestaande riolering RWA 500 m Totaal 2005:
Afvoercapaciteit
MAATREGEL RIOLERING
Systeemkeuze
NADERE AANDUIDING
Uitgevoerd
STRAATNAAM
Voorbereid
OMSCHRIJVING
Krediet beschikbaar
DISTRICT
JAAR
maatregel reeds uitgevoerd (huidige situatie GRP-2) Bladzijde 4 verbeteringsmaatregel, met hydr.&milieu-effect vervangings-/renovatie-maatregel incl. afkoppelen regenwater vervangings-/renovatie-maatregel 04-09-07 maatregel ten laste van 'dagelijks beheer' excl. btw OPMERKING KOSTEN (euro)
45.378 70.336 192.857 42.300 63.000 136.134 28.000 145.933 46.707 952.938 490.083 794.115 1.300.307 279.075 560.419 250.033 5.397.614 162.460 12.400 58.822 155.107 92.500 50.370 137.760 17.000 1.299.780 397.000 507.500 150.000 3.040.698 66.020 18.535 57.600 54.125 120.621 154.285 139.311 350.000 960.497 43.955.007
Bijlagen
Projectgroep GRP Amersfoort GEMEENTE AMERSFOORT
Gemeentelijk rioleringsplan GRP - 3 (2007 - 2011)
Doc. Nr. 1038905
Maatregelen Tabel gesorteerd op jaartal
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
gemid. kosten/jaar 390 m 223 m 125 m 120 m 120 m 300 m circa 450 m 125 m 100 m 150 m 60 m 167 m 115 m 500 m 635 m
* *
Infrastructuur
PROJECTEN GEPLAND: 2008 Renovatie gemalen Diverse rioolgemalen in periode 2008 tot en met 2026, renovatie pompinstallaties (M/E) 2008 07 Berg - zuid Van Campenstraat Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2008 07 Berg - zuid Vondellaan Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2008 10 Berg-noord van Houtenlaan Borgesiuslaan en Troelstralaan Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2008 10 Berg-noord Piersonlaan Borgesiuslaan en Troelstralaan Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2008 10 Berg-noord Schaepmanlaan Borgesiuslaan en Troelstralaan Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2008 10 Berg-noord P.J. Troelstralaan A. Kuyperlaan en Heemskerklaan Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2008 10 Berg-noord Anna Paulownalaan Emmalaan en Utrechtseweg 2 riolen vervangen door 1 riool, afkoppelen/infiltreren 2008 10 Berg-noord Dillenburglaan Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2008 10 Berg-noord Mauritslaan Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2008 10 Berg-noord Nassaulaan Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2008 10 Berg-noord Waldeck Pyrmontlaan Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2008 39 Dorrestein-noord Frederik v. Blankenheijmstraat J.v.Dieststraat/Bekensteinselaan/Soeverein Vervangen resterende riolering, afkoppelen/infiltreren 2008 39 Dorrestein-noord Joannes van Dieststraat Oudste riool van Amersfoort uit 1901! Renovatie/relinen bestaand riool, afkoppelen verhard oppervlak, infiltreren 2008 50 Liendert Liendertsedreef Liendertseweg en Parelhoenstraat Vervanging cq. vergroting vuilwaterriolering (DWA) 2008 50 Liendert Fazantenstraat Kwartelstraat en Liendertseweg Vervanging cq. vergroting vuilwaterriolering (DWA) 2008 35 Randenbroek Euterpeplein Vervangen bestaand gescheiden rioolstelsel icm herinrichting plein Totaal projecten gepland in 2008: Totaal projecten in uitvoering, in voorbereiding en gepland in 2007/2008:
ca. 15 woonboten 85 km * 25 stuks/800 m 115 m * 350 m 170 m/850 m3 * 364 m *
*
Renovatie
PROJECTEN IN VOORBEREIDING: 2005 Niet gerioleerde panden Woonboten Eem Eem: thv Neonweg, thv Havenweg en thv de Schans Aanleg aansluitmogelijkheden riolering tbv woonboten ( oa. drukriolering) Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken de Brand, CSG-Eemkwartier, Kruiskamp en Zielhorst 2008 Rioolinspecties 2008 Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv relining obv rioolinspecties 2006/2007 2005 01 Soesterkwartier Rozenstraat Vervangen bestaande riolering icm herinrichting speelplaats 2009 10 Berg-noord Utrechtseweg Berkenweg/Prins Frederikln en A. Paulownalaan/OranjelnVervangen en/of relinen bestaand riolen en evt. afkoppelen/infiltreren 2005 12 Leusderkwartier Kersenbaan Aanleg 2e retentiebassin thv Leusderweg (voorafgaand aan 2e fase HIS Kersenbaan): uitvoering pas in/na 2009 2007 44 Kruiskamp Banckertstraat (Spoorwegzone) Evertsenstraat en Witte de Withstraat Vervangen en vergroten gescheiden stelsel 2006 50 Liendert Bijdrage in diverse rioolprojecten in Liendert in kader van binnenstedelijke vernieuwing (intergaal): de Horsten en Vogelplein Totaal projecten in voorbereiding:
*
Berging
Herziening en actualisatie GRP - 2: Gemeentelijk Rioleringsplan 2007 - 2011 (GRP 3) Projectgroep met SOB/Milieu en Waterschap * Plan van aanpak Diffusebronnen Projectgroep met SOB/Milieu en Waterschap * Plan van aanpak Ondoelmatige Lozingen. Projectgroep met waterschap * Daam Fockemalaan 10 ROC Asa - Afkoppelen verhard oppervlak, aanleg blusvoorziening (ca. 1000m3) en overloop/infiltratievoorziening 7500 m2 * Utrechtseweg 230 Hoornbeeckcollege - Afkoppelen verhard oppervlaken aanleg infiltratievoorzieningen 13000 m2 * * Aanleg telemetrie (Mactec) drukriolering restant buitengebied, inclusief renovatie mechanisch/elektrische installaties 28 pompjes Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken Bieshaar, Isselt, Koppel en Nederberg/Stadsring 93 km * Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv relining: Appelweg, Barchman Wuytierslaan, Daam Fockemalaan, dr. J.P. Heyelaan en Wouter van Bloklandlaan. 3 st/ 905 m * van Marnixlaan Vervangen riolering en ombouw naar gescheiden rioolstelsel en afkoppelen verhard oppervlak (infiltreren buiten plangebied) 568 m * Feithlaan Vervangen riolering en ombouw naar gescheiden rioolstelsel en afkoppelen verhard oppervlak (infiltreren buiten plangebied) 108 m * van Lenneplaan Vervangen riolering en ombouw naar gescheiden rioolstelsel en afkoppelen verhard oppervlak (infiltreren buiten plangebied) 122 m * Tollenslaan Vervangen riolering en ombouw naar gescheiden rioolstelsel en afkoppelen verhard oppervlak (infiltreren buiten plangebied) 125 m * van Effenlaan Vervangen riolering en ombouw naar gescheiden rioolstelsel en afkoppelen verhard oppervlak (infiltreren buiten plangebied) 172 m * Staringlaan Vervangen riolering en ombouw naar gescheiden rioolstelsel en afkoppelen verhard oppervlak (infiltreren buiten plangebied) 143 m * Hugo de Grootlaan Vervangen riolering en ombouw naar gescheiden rioolstelsel en afkoppelen verhard oppervlak (infiltreren buiten plangebied) 778 m * Borgerlaan Vervangen riolering en ombouw naar gescheiden rioolstelsel en afkoppelen verhard oppervlak (infiltreren buiten plangebied) 117 m * Beetslaan Vervangen riolering en ombouw naar gescheiden rioolstelsel en afkoppelen verhard oppervlak (infiltreren buiten plangebied) 143 m * Brederolaan Vervangen riolering en ombouw naar gescheiden rioolstelsel en afkoppelen verhard oppervlak (infiltreren buiten plangebied) 134 m * Coornhertlaan Vervangen riolering en ombouw naar gescheiden rioolstelsel en afkoppelen verhard oppervlak (infiltreren buiten plangebied) 172 m * Kapelweg Vervangen riolering en ombouw naar gescheiden rioolstelsel en afkoppelen verhard oppervlak (infiltreren buiten plangebied) 450 m * van Marnixlaan t/m Kapelweg Verhard oppervlak afkoppelen en hemelwater infiltreren in de bodem dmv infiltratievoorzieningen en aanvullende voorzieningen ikv gwbg 4000 m/4,3 ha. VO* Evertsenstraat (Spoorwegzone) Banckertstraat en v. Almondestraat Vervangen en vergroten gescheiden stelsel 580 m * Trompstraat, Evertsenstraat en de Ruyterstraat: ombouw van gemengd stelsel naar gescheiden rioolstelsel (DWA/RWA), aansluiting op stelsels Liendertseweg, saneren 1 oversca. 700 m
Afvoercapaciteit
MAATREGEL RIOLERING
Systeemkeuze
NADERE AANDUIDING
Uitgevoerd
PROJECTEN IN UITVOERING: 2006 Studie en onderzoek 2006 Studie en onderzoek 2006 Studie en onderzoek 2006 Afkoppelprojecten 2007 Afkoppelprojecten 2007 Renovatie gemalen 2007 Rioolinspecties 2007 Rioolreparaties 2007 07 Berg - zuid (Berg VI) 2007 07 Berg - zuid (Berg VI) 2007 07 Berg - zuid (Berg VI) 2007 07 Berg - zuid (Berg VI) 2007 07 Berg - zuid (Berg VI) 2007 07 Berg - zuid (Berg VI) 2007 07 Berg - zuid (Berg VI) 2007 07 Berg - zuid (Berg VI) 2007 07 Berg - zuid (Berg VI) 2007 07 Berg - zuid (Berg VI) 2007 07 Berg - zuid (Berg VI) 2007 07 Berg - zuid (Berg VI) 2007 07 Berg - zuid (Berg VI) 2007 44 Kruiskamp 2006 46 Kruiskamp - Trompstraat Totaal projecten in uitvoering:
STRAATNAAM
Voorbereid
OMSCHRIJVING
Krediet beschikbaar
DISTRICT
JAAR
maatregel reeds uitgevoerd (huidige situatie GRP-2) Bladzijde 5 verbeteringsmaatregel, met hydr.&milieu-effect vervangings-/renovatie-maatregel incl. afkoppelen regenwater vervangings-/renovatie-maatregel 04-09-07 maatregel ten laste van 'dagelijks beheer' excl. btw OPMERKING KOSTEN (euro)
27.227 9.000 19.000 90.756 179.400 132.111 225.400 114.971 381.629 59.445 72.605 74.420 95.294 79.865 340.335 70.336 79.865 76.235 95.294 315.377 859.299 136.500 900.000 4.434.364
* * * * * * * * * * * * * * * *
*
* * *
* * *
* *
*
* * * *
* *
* *
*
*
* *
* * *
*
* *
* * * * * * * * * * * * * * * * *
* * * *
*
95.294 200.000 190.588 100.000 75.000 1.000.000 100.000 600.000 2.360.882
53.500 267.730 213.730 115.000 105.000 105.000 238.000 270.000 115.000 95.000 138.000 55.000 190.588 100.000 300.000 389.000 250.000 3.000.549 9.795.795
Bijlagen
Projectgroep GRP Amersfoort
GEMEENTE AMERSFOORT
Gemeentelijk rioleringsplan GRP - 3 (2007 - 2011)
Doc. Nr. 1038905
Maatregelen Tabel gesorteerd op jaartal
* * *
gemid. kosten/jaar 90 km 50stuks/600 m 450 m
2011 Renovatie gemalen Diverse rioolgemalen in periode 2008 tot en met 2026, renovatie pompinstallaties (M/E) Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken Kattenbroek en Vathorst (ged.) 2011 Rioolinspecties 2011 Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit en reliningen (oa. opheffen lekkages) 2011 Isselt - Fase 4 Argonweg, Kaliumweg, Magnesiumweg, Neonweg, Uraniumweg Vervangen en/of relinen bestaand gescheiden stelsel 2011 11 Hooglanderveen Diverse straten Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak 2011 44 Kruiskamp Vasco da Gamastraat eo Bijdrage aan binnenstedelijke vernieuwing (integraal) Vervangen bestaand gescheiden stelsel Vasco da Gamastraat eo 2011 48 Koppel Kwekersweg - Stengelweg eo: Bijdrage aan binnenstedelijke vernieuwing (integraal) Vervangen bestaand gescheiden stelsel Jericho en Jerusalem 2011 Maatregelen waterkwaliteitsspoor/Kader richtlijn water/Ondoelmatige lozingen Totaal 2011:
gemid. kosten/jaar 100 km 50stuks/600 m
2012 Renovatie gemalen Diverse rioolgemalen in periode 2008 tot en met 2026, renovatie pompinstallaties (M/E) Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken Berg-Op den Berg, Calveen, Nieuwland en Vathorst (ged.) 2012 Rioolinspecties 2012 Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit en reliningen (oa. opheffen lekkages) 2012 34 Randenbroek Bachweg Randenbroekerweg Ombouw gemengd stelsel naar gescheiden stelsel (DWA/RWA), saneren overstort Elgarstraat 2012 36 Randenbroek Diverse straten vervanging gescheiden stelsel icm asfalt onderhoud 2012 36 Randenbroek Diverse straten Bijdrage aan binnenstedelijke vernieuwing (integraal) Vervangen bestaand gescheiden stelsel 2012 39 Dorrestein-noord Ganskuyl, Snoeckgensheuvel, L. Heijnricsstraat, J. Bilerstraat, Den Wijnbergh Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak 2012 Maatregelen waterkwaliteitsspoor/Kader richtlijn water/Ondoelmatige lozingen Totaal 2012: Totaal geplande projecten 2009 - 2012:
gemid. kosten/jaar 100 km 50stuks/600 m 450 m
ca 600 m
1000 m
*
*
*
*
* * * *
*
* *
* *
* * * * * * * * * * * * * * * * *
*
* *
Infrastructuur
* * * * *
900 m 140 m 100 m 100 m 175 m
2010 Renovatie gemalen Diverse rioolgemalen in periode 2008 tot en met 2026, renovatie pompinstallaties (M/E) Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken Binnenstad, de Bik, de Hoef, Rustenburg en Vathorst (ged.) 2010 Rioolinspecties 2010 Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit en reliningen (oa. opheffen lekkages) 2010 25 Isselt - Stamriool Brabantsestraat, Limburgsestraat en ged. Nijverheidsweg-noord Ombouw van gemengd stelsel naar gescheiden stelsel 2010 43 Kruiskamp - Hogeweg e.o. Hogeweg - binnen Gemengd stelsel ombouwen naar gescheiden stelsel (DWA/RWA), saneren overstort Columbusweg 2010 60 Buitengebied - oost Hogeweg en Nijkerkerstraat Gemengd stelsel ombouwen naar gescheiden stelsel (DWA/RWA), saneren overstorten Hogeweg en Koedijkerweg 2010 Maatregelen waterkwaliteitsspoor/Kader richtlijn water/Ondoelmatige lozingen Totaal 2010:
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
*
Renovatie
gemid. kosten/jaar 90 km 50stuks/600 m 350 m 285 m 215 m 222 m 395 m 300 m 365 m 90 m 195 m 190 m 304 m 470 m 90 m 290 m
Berging
2009 Renovatie gemalen Diverse rioolgemalen in periode 2008 tot en met 2026, renovatie pompinstallaties (M/E) Reinigen en inspecteren van vrijverval rioleringen in de wijken Schothorst noord/zuid, Wieken/Vinkenhoef en Vathorst (ged.) 2009 Rioolinspecties 2009 Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit en reliningen (oa. opheffen lekkages) 2009 10 Berg-noord Utrechtseweg Berkenweg en Prins Frederiklaan Vervangen en/of relinen bestaand riool 400/600 en evt. afkoppelen/infiltreren 2009 10 Berg-noord Utrechtseweg Oranjelaan/A. Paulownalaan en Sophialaan/Frederiklaan Vervangen en/of relinen bestaand riool en evt. afkoppelen/infiltreren 2009 12 Leusderkwartier Woestijgerweg Vergroten riool naar 700 mm, en afkoppelen/infiltreren 2009 12 Leusderkwartier Woestijgerweg Leusderweg en Frans Halsstraat Vervangen bestaand riool (700 mm) en afkoppelen/infiltreren 2009 12 Leusderkwartier Everard Meijsterweg Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2009 12 Leusderkwartier Daltonstraat Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2009 12 Leusderkwartier Fahrenheitstraat Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2009 12 Leusderkwartier Stevinstraat Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2009 12 Leusderkwartier Reamurstraat Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2009 12 Leusderkwartier Cartesiusstraat Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2009 12 Leusderkwartier Scheltemalaan Vervangen/renoveren riolering en afkoppelen/infiltreren 2009 12 Leusderkwartier Celsiustraat Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2009 12 Leusderkwartier Archimedesstraat Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2009 12 Leusderkwartier Kelvinstraat Vervangen riolering en afkoppelen/infiltreren 2009 12 Leusderkwartier Bijdrage in diverse rioolprojecten in Leusderkwartier (Amerhorst) in kader van binnenstedelijke vernieuwing (intergaal) 2008 39 Dorrestein-noord Gasthuislaan Vermeerstraat en Rubensstraat 2 riolen vervangen door 1 riool DWA en aanleg RWA-stelsel (incl. Afkoppelen) 2009 39 Dorrestein-noord Vincent van Goghstraat Vervangen riolering en evt. afkoppelen/afvoeren naar oppervlaktewater 2009 39 Dorrestein-noord Jozef Israelsstraat Vervangen riolering en evt. afkoppelen/afvoeren naar oppervlaktewater 2009 39 Dorrestein-noord Hobbemastraat Jan Tooropstraat en Vincent van Goghstraat Vervangen riolering en evt. afkoppelen/afvoeren naar oppervlaktewater 2009 39 Dorrestein-noord Jan Tooropstraat Vervangen riolering en evt. afkoppelen/afvoeren naar oppervlaktewater 2009 Maatregelen waterkwaliteitsspoor/Kader richtlijn water/Ondoelmatige lozingen Totaal 2009:
Afvoercapaciteit
MAATREGEL RIOLERING
Systeemkeuze
NADERE AANDUIDING
Uitgevoerd
STRAATNAAM
Voorbereid
OMSCHRIJVING
Krediet beschikbaar
DISTRICT
JAAR
maatregel reeds uitgevoerd (huidige situatie GRP-2) Bladzijde 6 verbeteringsmaatregel, met hydr.&milieu-effect vervangings-/renovatie-maatregel incl. afkoppelen regenwater vervangings-/renovatie-maatregel 04-09-07 maatregel ten laste van 'dagelijks beheer' excl. btw OPMERKING KOSTEN (euro)
* * * * * *
53.500 200.000 190.588 400.000 1.000.000 550.000 800.000 3.194.088
* * * * * *
111.800 200.000 190.588 1.000.000 600.000 500.000 450.000 1.000.000 4.052.388
*
* * * * * * *
53.500 200.000 190.588 300.000 112.500 280.000 300.000 297.226 283.613 283.613 66.706 155.193 143.395 162.000 340.755 80.575 247.764 200.000 500.000 114.353 99.210 99.210 135.227 300.000 4.945.425
* *
104.400 200.000 190.588 450.000 1.400.000 400.000 1.600.000 1.000.000 5.344.987 17.536.888
Bijlagen
Projectgroep GRP Amersfoort GEMEENTE AMERSFOORT
Gemeentelijk rioleringsplan GRP - 3 (2007 - 2011)
Doc. Nr. 1038905
Maatregelen Tabel gesorteerd op jaartal
Infrastructuur
2013 Renovatie gemalen Diverse rioolgemalen in periode 2008 tot en met 2026, renovatie pompinstallaties (M/E) 2013 Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit en reliningen (oa. opheffen lekkages) 2013 10 Berg-noord Prins Frederiklaan Emmalaan en Daam Fockemalaan Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak 2013 10 Berg-noord Koningin Wilhelminalaan Emmalaan en Prins Hendriklaan Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak 2013 13 Hoogland Langenoord Diverse straten Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak 2013 Kruiskamp Diverse straten Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak 2013 Maatregelen waterkwaliteitsspoor/Kader richtlijn water/Ondoelmatige lozingen Totaal 2013:
gemiddelde kosten/jaar 50stuks/600 m 200 m 225 m
2014 Renovatie gemalen Diverse rioolgemalen in periode 2008 tot en met 2026, renovatie pompinstallaties (M/E) 2014 Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit en reliningen (oa. opheffen lekkages) 2014 11 Hooglanderveen Diverse straten Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak 2014 44 Kruiskamp v. Randwijcklaan Bijdrage aan binnenstedelijke vernieuwing (integraal) Vervangen bestaand gescheiden stelsel 2014 36 Randenbroek Berliozstraat en Rw Randenbroek Bijdrage aan binnenstedelijke vernieuwing (integraal) Vervangen bestaand gescheiden stelsel 2014 Maatregelen waterkwaliteitsspoor/Kader richtlijn water/Ondoelmatige lozingen 2014 Randenbroek Diverse straten Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak 2014 Kruiskamp Diverse straten Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak Totaal 2014:
gemiddelde kosten/jaar 50stuks/600 m
2015 Renovatie gemalen Diverse rioolgemalen in periode 2008 tot en met 2026, renovatie pompinstallaties (M/E) 2015 Rioolreparaties Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit en reliningen (oa. opheffen lekkages) 2015 48 Koppel Orion eo. Bijdrage aan binnenstedelijke vernieuwing (integraal) Vervangen bestaand gescheiden stelsel 2015 50 Liendert Trekvogelweg en Wiekslag eo. Bijdrage aan binnenstedelijke vernieuwing (integraal) Vervangen bestaand gescheiden stelsel 2015 Maatregelen waterkwaliteitsspoor/Kader richtlijn water/Ondoelmatige lozingen 2015 Berg Diverse straten Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak 2015 Leusderkwartier Diverse straten Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak Totaal 2015:
gemiddelde kosten/jaar 50stuks/600 m
2016 Renovatie gemalen 2016 Rioolreparaties 2016 Koppel 2016 Liendert 2016 Liendert 2016 Schuilenburg Totaal 2016:
Diverse rioolgemalen in periode 2008 tot en met 2026, renovatie pompinstallaties (M/E) Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit en reliningen (oa. opheffen lekkages) Koppelweg eo. Bijdrage aan binnenstedelijke vernieuwing (integraal) Vervangen bestaand gescheiden stelsel oa Lijsterstraat Bijdrage aan binnenstedelijke vernieuwing (integraal) Vervangen bestaand gescheiden stelsel Diverse straten Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak Diverse straten Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak
gemiddelde kosten/jaar 50stuks/600 m
*
* * * * * *
133.400 226.890 400.000 600.000 3.000.000 2.800.000 7.160.290
2017 Renovatie gemalen 2017 Rioolreparaties 2017 Soesterkwartier Totaal 2017:
Diverse rioolgemalen in periode 2008 tot en met 2026, renovatie pompinstallaties (M/E) Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit en reliningen (oa. opheffen lekkages) Diverse straten Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak
gemiddelde kosten/jaar 50stuks/600 m
*
* * *
133.400 226.890 6.781.000 7.141.290
2018 Renovatie gemalen 2018 Rioolreparaties 2018 Schothorst-zuid Totaal 2018:
Diverse rioolgemalen in periode 2008 tot en met 2026, renovatie pompinstallaties (M/E) Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit en reliningen (oa. opheffen lekkages) Diverse straten Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak
gemiddelde kosten/jaar 50stuks/600 m
*
* * *
133.400 190.588 6.781.000 7.104.987
2019 Renovatie gemalen 2019 Rioolreparaties 2019 Isselt Totaal 2019:
Diverse rioolgemalen in periode 2008 tot en met 2026, renovatie pompinstallaties (M/E) Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit en reliningen (oa. opheffen lekkages) Diverse straten Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak
gemiddelde kosten/jaar 50stuks/600 m
*
* * *
133.400 190.588 6.781.000 7.104.987
2020 Renovatie gemalen 2020 Rioolreparaties 2020 Vermeerkwartier Totaal 2020: Totaal geplande projecten 2013 - 2020: Totaal geplande projecten 2008 - 2020:
Diverse rioolgemalen in periode 2008 tot en met 2026, renovatie pompinstallaties (M/E) Repareren van rioolschades op diverse lokaties dmv deelreparaties van binnenuit en reliningen (oa. opheffen lekkages) Diverse straten Vervangen en/of relinen bestaande riolering en afkoppelen verhard oppervlak
gemiddelde kosten/jaar 50stuks/600 m
*
* * *
133.400 190.588 6.781.000 7.104.987 53.301.505 73.838.942
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
*
Renovatie
Berging
Afvoercapaciteit
MAATREGEL RIOLERING
Systeemkeuze
NADERE AANDUIDING
Uitgevoerd
STRAATNAAM
Voorbereid
OMSCHRIJVING
Krediet beschikbaar
DISTRICT
JAAR
maatregel reeds uitgevoerd (huidige situatie GRP-2) Bladzijde 7 verbeteringsmaatregel, met hydr.&milieu-effect vervangings-/renovatie-maatregel incl. afkoppelen regenwater vervangings-/renovatie-maatregel 04-09-07 maatregel ten laste van 'dagelijks beheer' excl. btw OPMERKING KOSTEN (euro)
* * *
* * * *
*
* * * * * *
104.400 190.588 500.000 600.000 1.500.000 1.400.000 1.000.000 5.294.988
* * * * *
104.400 190.588 500.000 300.000 1.000.000 800.000 1.400.000 1.000.000 5.294.988
* *
*
* * * * * *
104.400 190.588 450.000 1.550.000 400.000 2.900.000 1.500.000 7.094.988
Bijlagen
Projectgroep GRP Amersfoort
MEERJARENBEGROTING RIOOLFONDS 2004 ONTTREKKINGEN : Bijdrage aan Rioolprojecten
2005
2006
2007
Voorbereiding Berg-Zuid VI 29.338 46.933 Hooglanderveen Staringlaan 115.679 Van Lenneplaan Zevenhuizerstraat Tollenslaan 0 Beetslaan Gouwestraat en Schiestraat 21.748 5.798 Voorbereiding Evertsenstraat eo 31.406 88.894 De Ruijterstraat Trompstraat Stoutenburg/Wieken-Vinkenhoef -142.104 -12.317 Berg III Isselt - 2 16.746 13.942 Isselt-3 2.321.494 218.473
Berg-Zuid VI 1.500.000 Kapelweg Borgerlaan Brederolaan Coornhertlaan v. Hoornbeeck 179.400
2009
2011
2012
Isselt fase 4 578.580 Hogeweg-binnen st. Brandaenstraat
1.000.000 0 uitvoeren in 2009 !!! Neonweg
1.000.000 Argonweg Uraniumweg Kaliumweg Magnesiumweg Hooglanderveen div. Straten 600.000 Kader Richtlijn Water (KRW)/Ondoelmatige lozingen 300.000 800.000 1.000.000
2013 Prins Frederiklaan
2014 Hooglanderveen
2015 Berg
2016 Liendert
500.000 div. straten div. straten div. straten Wilhelminalaan 500.000 2.900.000 3.000.000 600.000 Randenbroek Leusderkwartier Schuilenburg Hooglanddiv. straten div. straten div. straten Langenoord 1.400.000 div. straten Kruiskamp 1.500.000 div. straten Kruiskamp 1.000.000 div. straten 1.400.000
1.000.000
1.500.000
2.800.000
Kader Richtlijn Water (KRW)/Ondoelmatige lozingen 1.000.000 800.000 400.000
0
Berg-noord: Schaepmanlaan Piersonlaan
Woestijgerweg 580.000 Reamurstraat Kelvinstraat 0 0 1.480.000 A. Paulownalaan W. Pyrmontlaan Mauritslaan Van Houtenlaan Dillenburglaan P.J.Troelstralaan Nassaulaan 0 1.236.000 0
Plataanweg 60.000 Kersenbaan - retentiebassin fase 2 0 400.000 Renovatie Berg ea. 150.000 alternatief: Smallepad
Waterplan 13.567 507.500 Kleine Koppel/ Nederberg: Gelderstraat Bergstraat 1.696.780 Utrechtseweg Utrechtseweg Arnhemseweg
Berg-Zuid VI 1.023.729 H de Grootlaan Marnixlaan Van Effenlaan Feithlaan
2010
479.700 300.000 Evertsenstr.ged. Vermeerkwartier: Jan Tooropstr. Hobbemastraat J. van Dieststr. J. Israëlsstraat Gabriëlstraat F.v.Blankenheim V. v. Goghstraat 0 290.000 450.000
Leusderkwartier: Archimedesstraat Celsiusstraat Lorentzstraat
ONTREKKINGEN: Bijdrage aan andere projecten
2008
Vondellaan t/m Gasthuislaan Voorbereiding zuidelijke ring Vondellaan t/m Gasthuislaan 650.000 46.420 22.585 202.415 BVA 480.000 BW-laan Spoorstraat 109.248 Korte Bergstr. v. Persijnstraat
Fahrenheitstraat Cartesiusstraat Stevinstraat
600.000
Hogeweg-buiten 300.000 Nijkerkerstraat ea 250.000
Bruggen Valleikanaal 170.000 Brabantsestr.ea
Utrechtseweg: Prins Frederiklaan: Utrechtseweg: 39.166 45.000 67.500 300.000 Stadsring Amsterdamseweg Scheltussingel 262.618 (drainage tunnel) 87.382 Banckertstraat 2.361.616 BW-laan Evertsenstraat G.O. Wegen 137.760 100.000 160.000 -38.470 Molenstraat 0 150.000 ONTREKKINGEN: Bijdrage aan Binnenstedelijke vernieuwing BVA
200.000 Brabantsestraat Euterpeplein 250.000 - Amerhorst Nijv.heidsweg-N 100.000 600.000 Gasthuislaan - Bosweg Limburgsestraat 500.000 - Zandbergenlaan 400.000 Liendertsedreef Fazantenstraat 689.000 Bijdrage rioolbeheer in rioolprojecten : - de Horsten - Vogelplein eo Rozenstraat
Soesterkwartier Liendert
GRP 2007-2011, 08.020/1, 17 januari 2008
Randenbroek Vermeerkwartier Liendert
Leusderkwartier
Isselt
500.000 Vasco da Gamastraat eo 450.000 Jeruzalem Jericho
Kruiskamp Koppel
de Ganskuijl Snoeckgensheuvel Den Wijnbergh Jacob Bilerstraat L. Heijnricsstraat 1.600.000 1.400.000 Bisschopsweg Haydnstraat Mozartweg Beethovenweg Randenbroekerwg 450.000 400.000 - Weberstraat - Verdistraat Vermeerkwartier Randenbroek
1.300.000
2.000.000
1.000.000
Bijdrage rioolbeheer in div. rioolprojecten : - Randwijcklaan - Rw Randenbroek - Berliozstraat
Bijdrage rioolbeheer in div. rioolprojecten : - Orion eo - Wiekslag eo - Trekvogelweg eo
Bijdrage rioolbeheer in div. rioolprojecten : - Koppelweg eo - Lijsterstraat
Kruiskamp Randenbroek
Koppel Liendert
Koppel Liendert
Bijlagen
Gemeente Amersfoort
RAADSVOORSTEL
Van Aan Portefeuillehouder
: Burgemeester en Wethouders : Gemeenteraad : Wethouder mr. P.J.T. van Daalen
Reg.nr. Datum Agendapunt
: 2713501 : 25 maart 2008 : HB-4
TITEL Gemeentelijk rioleringsplan 2007 - 2011 (GRP-3)
BESLISPUNTEN Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2007–2011 (GRP-3) vast te stellen.
AANLEIDING Het huidige Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP-2) is in 2002 opgesteld en in februari 2003 door de gemeenteraad vastgesteld. In dit strategische en beleidsmatige plan verwoordt de gemeente hoe zij invulling geeft aan haar zorgplicht voor een doelmatige inzameling en transport van afvalwater binnen haar grondgebied. In de afgelopen twee jaar is gewerkt aan het opstellen van het 3e Amersfoortse GRP. Dit heeft geresulteerd in het concept-ontwerp GRP-3, waaraan het college van burgemeester en wethouders bij haar besluit op 26 juni 2007 haar instemming heeft gegeven. Het concept-ontwerp GRP-3 is in juli 2007, conform de voorschriften van de Wet Milieubeheer, voor commentaar voorgelegd aan Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht en aan Dijkgraaf en Heemraden van het Waterschap Vallei & Eem. Beide instanties hebben gereageerd en de reacties zijn waar nodig verwerkt, maar gaven geen aanleiding om het concept-ontwerp GRP-3 te wijzigen. In november 2007 is het ontwerp GRP-3 vrij gegeven voor inspraak conform de algemene regels van de inspraakverordening. Er zijn op het ontwerp GRP-3 geen inspraakreacties door de gemeente ontvangen. Nu is het (definitieve) GRP-3 gereed en wordt u hierbij ter vaststelling aangeboden.
BEOOGD EFFECT Naast de uitvoering van alle urgente reparaties wordt maximaal ingezet op vervanging in gezamelijke projecten en daarboven een verhoogde inspanning voor rioolrenovatie in autonome projecten. Hiermee wordt de komende planperiode een inhaalslag ingezet om de huidige achterstand in rioolherstel geleidelijk in te lopen.
ARGUMENTEN Voorliggend gemeentelijk rioleringsplan richt zich op een duurzame verbetering van de kwaliteit en het functioneren van de riolering voor de lange termijn (2030). Met het plan wordt het rioleringsbeleid op de ingeslagen weg voortgezet en versterkt. Dit is voor de planperiode tot en met 2011 vertaald in concrete actieprogramma’s. Bij het opstellen van het GRP-3 zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • Prioriteit geven aan het opheffen van de milieubelasting van oppervlaktewater als gevolg van foutieve aansluitingen in de riolering. • Prioriteit geven aan het aanleggen van rioolaansluitingen op openbaar terrein en hierop (laten) aansluiten van de woonboten. • Geen achteruitgang van de huidige kwaliteit van de riolering. • Optimaal afkoppelen van hemelwater van vuilwater riolering bij de uitvoering van werkzaamheden voor renovatie en vervanging van riolering. De meeste maatregelen komen voort uit bestaand beleid. Toch zijn er enkele nieuwe inzichten en ontwikkelingen die van belang zijn om te noemen. • Gevolgen klimaatsverandering. • Opstellen plan van aanpak diffuse bronnen. • Uitvoeren van optimalisatiestudie van het totale afvalwatersysteem. Inlichtingen bij: J.G. Lensink, SOB/SB, (033) 469 47 27
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 2
1.1 Gevolgen klimaatsverandering. De verwachte verandering van ons klimaat kan verstrekkende gevolgen hebben. Ook in de rioleringszorg moeten we rekening houden met de gevolgen hiervan. Volgens het zogenaamde “middenscenario” voor de klimaatsverandering (conform ‘Waterbeheer 21e eeuw’) zullen de pieken van de neerslag met 20% kunnen toenemen. De riolering moet zonder onaanvaardbare problemen deze extra neerslag kunnen afvoeren Voor de gemengde riolering en de (verbeterde) gescheiden hemelwater riolering zijn de gevolgen hiervan met modelberekeningen onderzocht. De uitkomsten van het onderzoek voor de gemengde rioolstelsels hebben niet tot nieuwe maatregelen geleid, maar voorzien in verdergaande scheiding van vuilwater en hemelwater door een voortzetting van het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering en waar mogelijk het infiltreren van hemelwater in de bodem. De maatregelen voor de (verbeterde) gescheiden regenwaterstelsels zullen vooral bestaan uit het vergroten van de regenwaterriolen, uitbreiding van het aantal lozingspunten op open water, het tijdelijk bergen van water op straat en waar mogelijk een bovengrondse afvoer van het hemelwater naar open water. 1.2 Opstellen plan van aanpak diffuse bronnen. Na de aanpak van puntbronnen zoals riooloverstorten en RWZI, is het relatieve belang van diffuse bronnen van waterverontreinigingen toegenomen. Voor de rioleringszorg is vooral het voorkomen van vervuiling van oppervlakken en afstromend hemelwater van belang. In stedelijke gebieden moeten maatregelen worden gestimuleerd die watervervuiling door het verkeer, straatmeubilair, bouwmaterialen en het beheer van de openbare ruimte verminderen, zodat hemelwater schoon blijft en de lozing ervan niet leidt tot verontreiniging van grond- en oppervlaktewater. Uit het plan van aanpak diffuse bronnen dat hiervoor wordt opgesteld, kunnen ook maatregelen volgen die onder het gemeentelijk rioleringsplan gaan vallen. 1.3 Uitvoeren van optimalisatiestudie van het totale afvalwatersysteem. Door afstemming van de riolering met de werking van de rioolwaterzuivering kan het functioneren van deze voorzieningen mogelijk verder worden geoptimaliseerd. Om bestaande en toekomstige infrastructuur optimaal te laten functioneren, zal in 2008 gezamenlijk met het waterschap en de gemeenten Bunschoten en Leusden een Optimalisatie Afvalwatersysteem Studie (OAS) worden uitgevoerd. Met de resultaten van deze studie zullen er afspraken worden gemaakt over de samenwerking en afstemming plaatsvinden voor een doelmatig beheer van het afvalwatersysteem en de RWZI Amersfoort. Deze afspraken zullen worden vastgelegd in een afvalwaterakkoord tussen waterschap en gemeente(n).
KANTTEKENINGEN In het voorgaande gemeentelijk rioleringsplan is aangegeven dat de huidige (lichte) achterstand in de kwaliteit van de riolering geleidelijk wordt ingelopen in de periode 2007 – 2020. In de periode 2012 – 2014 is het benodigde investeringsbudget ca. € 5 miljoen per jaar. Op middellange termijn (2015 tot circa 2030) moet rekening worden gehouden met een gemiddeld investeringsbudget van ca. € 7 miljoen per jaar voor rioolrenovatie en –vervanging. In deze bedragen zijn ook inbegrepen de SV-projecten in het kader van Amersfoort Vernieuwt. De komende periode wordt in de sfeer van investeringen onderscheid gemaakt in het vervangen van de bestaande leidingen, waarmee het oorspronkelijk functioneren wordt hersteld, en het vervangen van de bestaande leidingen in combinatie met verbetering door het afkoppelen van verhard oppervlak (door lokale infiltratie en/of door aanleg van gescheiden riolering). Het terugdringen van ondoelmatige lozingen door drainerende riolering en het opsporen en herstellen van foutieve aansluitingen zal een doorlopende inspanning vragen, ook na deze planperiode. Door het uitbreiden en intensiveren van de rioolinspecties en het beter monitoren van de afvalwaterstromen, kan de omvang en herkomst van het ‘overig afvalwater’ steeds beter in beeld worden gebracht en gericht worden teruggedrongen. Er moet rekening mee worden gehouden dat uit voortgaande monitoring en analyses voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) volgt dat er na 2015 extra inspanningen in de afvalwaterketen nodig zijn om te kunnen voldoen aan de (met name chemische) doelstellingen voor het oppervlaktewater.
Gemeente Amersfoort raadsvoorstel pagina 3
FINANCIËN In de planperiode 2007 – 2011 wordt in totaal € 43,8 miljoen besteed aan de gemeentelijke rioleringszorg. Deze uitgaven betreffen enerzijds het dagelijks beheer en anderzijds de kosten van renovaties en vervangingen. De op termijn noodzakelijke verhoging van het jaarlijkse investeringsbudget van ca. € 5 miljoen naar ca. € 7 miljoen is mogelijk door de beëindiging in 2012 van de tijdelijke verlaging van de storting in het rioleringsfonds voor de jaren 2002 t/m 2011 conform de begroting 2002 en de vrijval in 2016 van de kapitaallasten van de tot en met 1987 geactiveerde investeringen in rioolvervanging. Vanaf 1988 is de financieringssystematiek van rioolvervanging gewijzigd van activering in fondsvorming. Tot en met 2005 zijn alle kosten van de rioleringszorg gedekt vanuit de Algemene Middelen. Het rioolrecht was geïntegreerd met de heffing van Onroerend Zaak Belasting (OZB). Vanaf 2006 krijgen eigenaren en gebruikers van woningen en niet-woningen een afzonderlijke heffing voor Rioolrecht. Om de jaarlijkse schommelingen in de hoogte van de rioolheffing te voorkomen, worden de investeringen gedekt uit het compartiment Riolering binnen het Fonds Openbare Ruimte. Naast het compartiment Riolering bestaat het Fonds Openbare Ruimte uit de compartimenten Wegen, Groen, Baggeren en Verlichting. Jaarlijks wordt de uitvoeringsplanning geactualiseerd. Eventuele faseringsknelpunten als gevolg van bijstellingen kunnen dan opgevangen worden binnen de overige compartimenten van het Fonds Openbare Ruimte en andersom.
VERVOLG De planning van de rioolwerkzaamheden voor de aanleg-, maatregelen-, en onderzoeksprogramma zijn onderling en op ‘externe’ programma’s afgestemd, zoals de programma’s of plannen in de ruimtelijke ordening (bijvoorbeeld in- en uitbreidingen) en het beheer van de openbare ruimte (bijvoorbeeld het wegherstelprogramma). In het GRP-3 is een maatregeltabel opgenomen met de bovengenoemde programma’s. De reeds in uitvoering of in voorbereiding zijnde werken zijn eveneens in de maatregelentabel van het GRP-3 vermeld.
BETROKKEN PARTIJEN Het concept-ontwerp GRP-3 is in juli 2007, conform de voorschriften van de Wet Milieubeheer, voor commentaar voorgelegd aan Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht en aan Dijkgraaf en Heemraden van het Waterschap Vallei & Eem. Beide instanties hebben gereageerd en de reacties zijn waar nodig verwerkt, maar gaven geen aanleiding om het concept-ontwerp GRP-3 te wijzigen. In november 2007 is het ontwerp GRP-3 vrij gegeven voor inspraak conform de algemene regels van de inspraakverordening. Er zijn op het ontwerp GRP-3 geen inspraakreacties door de gemeente ontvangen.
Burgemeester en wethouders van Amersfoort, de secretaris,
de burgemeester,
H. Huitink
A. van Vliet-Kuiper
Bijlagen
- ontwerp-raadsbesluit - Samenvatting uit Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2011 (GRP-3)
Gemeente Amersfoort
RAADSBESLUIT
Reg.nr.2713501
De raad van de gemeente Amersfoort; op basis van het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 maart 2008, sector SOB/SB (nr.2713501); b e s l u i t:
het Gemeentelijk Rioleringsplan 2007–2011 (GRP-3) vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van … de griffier
de voorzitter
MOTIE Alleen een dak op de bak Amersfoort, 22 april 2008 De raad van de gemeente Amersfoort, Spreekt uit:1 1) het college heeft tot nu toe een te vrije invulling gegeven aan de motie ‘Plu tegen de regen’; 2) De gang van zaken heeft geleid tot verkeerde beeldvorming bij de raad. Het college had de gemeenteraad niet alleen procedureel, maar vooral inhoudelijk moeten informeren over de aanpassingen in de bouwaanvraag en over de ingediende zienswijzen daarop. 3) er mag absoluut geen precedentwerking van deze motie uitgaan voor andere bouwaanvragen in het Stadspark Schothorst Herbevestigt de uitgangspunten van de motie: 1) de motie betrof een constructie van een volledig open, begroeide overkapping van de rijbak 2) er was geen sprake van een manege, en nog minder van een rijhal; er zou ook geen vrijstelling voor een ‘rijhal’ worden aangevraagd, maar voor een ‘plu voor de regen’; nergens was sprake van zijwanden of boardings 3) er was geen gemeenschapsgeld nodig voor realisatie van de plannen, het plan was een particulier initiatief. 4) een ledentoename was niet aan de orde en is niet acceptabel, evenmin als mogelijk vliegen, vaste mestopslag en stank in de toekomst 5) de opdracht was om het dak boven de bak ‘mogelijk te maken’, niet om die hoe dan ook te realiseren; nergens werd opgedragen de inspraakreacties niet meer in de besluitvorming te betrekken. 6) de motie betreft de enige paardensportvereniging in de stad in een unieke omgeving wiens voortbestaan in gevaar is en schept op geen enkele manier precedent voor bouwen in het stadspark Schothorst Draagt het college op • deze motie te betrekken bij inbreng in de hoorzitting op 24 april • de vrijstelling bij te stellen naar constructie die maximaal lijkt op de destijds gepresenteerde maquette en zo laag mogelijk is • te bevorderen dat de procedure snel tot afronding komt, bijv. door reclamanten bij het vinden van een oplossing te betrekken • de raad over de uitkomsten te informeren GroenLinks Annemiek de Crom Sebastiaan van ’t Erve Sylvia Kesler
1
voortoelichting zie ommezijde
Toelichting: Het Stadspark Schothorst is mede ontstaan door het groen van de omliggende wijken te clusteren. Om het park tegen al te voortvarende stadsontwikkeling te beschermen en de recreatieve, landschappelijke en historische functies te waarborgen is er in 1991 een gedetailleerd bestemmingsplan geschreven. Rijvereniging De Eemruiters en de Hooglandertjes zijn na gevestigd in de ‘Hooglandlob’ van dat park aan de Engweg. Eind 2005 presenteerden zij zich op het Plein omdat zij een mogelijk omstreden plan hadden voor een dak boven de rijbak. In de motie “een plu tegen de regen’’ van 13 december 2005 heeft de raad het college toen opdracht gegeven “voortvarend aan de slag te gaan met de noodzakelijke procedures tot wijziging van het geldende bestemmingsplan om zo de door de verenigingen gewenste aanpassing mogelijk te maken’’. De gewenste en via een maquette gepresenteerde aanpassing bestond uit een sedumdak boven de aanwezige buitenbak, zonder boarding of andere zijkanten. De uiteindelijke bouwaanvraag (3 nov. 2006 betreft een enigszins forse constructie van 8.24 m op het hoogste punt, waarin sprake is van een ‘rijhal voor een manege’ een slechts gedeeltelijk open constructie een verschuiving van buitensport naar binnensport Het college heeft op 17 dec 2007 daarvoor vrijstelling verleend. Op 18 december 2007 krijgt de raad een weinig informatieve RIB nr. 166 die geen inzicht gaf in de zienswijzen op de vrijstelling. Op 24 april a.s. is een hoorzitting voor mensen die een zienswijze hebben ingediend.
Uit: Verslag Het Besluit 13 dec. 2005
motie ’Alleen een dak op de bak’
De Ronde Datum: Aanvang:
dinsdag 22 april 2008 19:00
Overlast gevende huis-houdens (voorheen woonunits onaange-paste huurders) Peiling Beleidskader Wmo ’Amersfoort Ondersteunt 2008-2011’ Voorbereiding besluit
motie ’Alleen een dak op de bak’
Overlast gevende huis-houdens (voorheen woonunits onaange-paste huurders) Peiling Reg.nr.: 2721871 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Verheule (033 469 44 85) Portefeuillehouder: Van Daalen Opsteller: Verheule Samenvatting: In de Ronde van 16 oktober ’07 is, naar aanleiding van de discussie over het raadsvoorstel Shortlist opvanglocaties daklozen, over de woonunits het volgende geconcludeerd: "Voor locatiekeus voor de woonunits voor onaangepaste huurders een afzonderlijk traject te volgen. Het college krijgt hierbij opdracht, ter voorbereiding op de bespreking in de raad, met een notitie te komen waarin bredere oplossingsrichtingen worden beschreven." De raad heeft ons inziens met zijn uitspraak van 16 oktober 2007 nadrukkelijk om een heroverweging gevraagd. In deze peiling worden de bredere oplossingsrichtingen beschreven en gepeild. De peilpunten zijn als volgt: • In aanvulling op de reguliere manieren om mensen te huisvesten of op te vangen een snelle maatwerkaanpak uit te laten voeren. • Deze aanpak verder uit te laten werken in het verlengde van de uitvoering van het tweede kansenbeleid door de GGD Eemland, in gezamenlijkheid met de woningcorporaties. • Deze aanpak na twee jaar te evalueren en hiermee vooralsnog af te zien van het realiseren van woonunits. • Constateren dat een longlist van mogelijke locaties voor woonunits na twee jaar niet meer actueel is en daarmee de bestaande longlist met mogelijke locaties voor woonunits, in 2007 ontwikkeld in het kader van de zoektocht naar opvangvoorzieningen, niet meer in stand te houden. We hebben de actuele stand van zaken van overlastgevende huishoudens in Amersfoort op laten maken. Over de groep van 15 huishoudens die in beeld gebracht is, kan gezegd worden dat een groot deel hiervan waarschijnlijk wel succesvol geholpen zou kunnen worden met meer tijd voor werkelijke zorg op maat. We leveren Zorg op maat met: • een voor de persoon passend woning en een geschikte woonomgeving • passende begeleiding • passend toezicht en handhaving dit alles wordt door gezamenlijke partijen per huishouden in een gezamenlijke overeenkomst vastgelegd.
motie ’Alleen een dak op de bak’
Reden van aanbieding: De raad heeft met zijn uitspraak van 16 oktober 2007 nadrukkelijk om een heroverweging gevraagd van de voorstellen voor de woonunits onaangepaste huurders. Van de raad wordt gevraagd: Zich uit te spreken over de voorgelegde peilpunten. Doel activiteit: Peiling Soort activiteit: College peilt raad Soort verslag: Verslag Bijbehorende documenten: Peiling (nr. /smartsite.shtml?ch=&id=188457)
motie ’Alleen een dak op de bak’
Beleidskader Wmo ’Amersfoort Ondersteunt 2008-2011’ Voorbereiding besluit Reg.nr.: 2717641 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Van Leur (033 469 43 28) Portefeuillehouder: Van Daalen/ Van ’t Veld Opsteller: Van Leur Reden van aanbieding: Eind 2007 heeft het college het concept beleidskader vrijgegeven voor inspraak. Op basis van de reacties is het beleidskader aangepast. Het behoort tot de bevoegdheid van de gemeenteraad voorliggend kader uiteindelijk vast te stellen. Van de raad wordt gevraagd: Voorbereiding op besluitvorming in de gemeenteraad. Vervolgtraject: Het vaststellen van het Wmo beleidskader is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Op basis van dit beleidskader wordt door het college een algemeen actieplan vastgesteld. Verder worden onderdelen uit het beleidskader concreter uitgewerkt in projectplannen. Wij zullen de gemeenteraad hier in een later stadium over informeren. Doel activiteit: Voorbereiding besluit Soort activiteit: Raadsvoorstel Opmerkingen presidium: ’ Soort verslag: Verslag Bijbehorende documenten: Raadsvoorstel (nr. /smartsite.shtml?ch=&id=187891) : Beleidskader Wmo ’Amersfoort Ondersteunt’ (nr. /smartsite.shtml?ch=&id=187892) : Inspraaknota WMO beleidskader (nr. /smartsite.shtml?ch=&id=187893) : /smartsite.shtml?ch=&id=188529 2506011 (pdf) Concept verslag De Ronde 8 april 2008 (pdf)
Amersfoort ondersteunt
concept beleidskader Wet maatschappelijke ondersteuning 2008 - 2011
Inhoud Pagina: Samenvatting
3
Deel I: Het Kader Hoofdstuk 1
Inleiding
8
Hoofdstuk 2
Onze kijk op de Wmo
12
Hoofdstuk 3
De Opgaven: ‘mensen uitdagen meer zelf initiatief te nemen’
14
Hoofdstuk 4
De Opgaven: ‘de samenhang in de wijk vergroten’
19
Hoofdstuk 5
De Opgaven: ‘mensen langer in hun omgeving laten wonen’
26
Hoofdstuk 6
De Opgaven: ‘een vangnet bieden aan specifieke doelgroepen’
40
Hoofdstuk 7
Hoe organiseren we het, met wie en wat mag het kosten
43
Bijlage 1
De relatie met de prestatievelden
49
Bijlage 1a
Amersfoort Jong
51
Bijlage 2
Financieel overzicht
53
Bijlage 3
Lijst afkortingen
54
Bijlagen
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
2
Samenvatting We stimuleren een betrokken en sociale samenleving. Een stad waarin alle Amersfoorters, ongeacht een mogelijke beperking, handicap of achtergrond op gelijkwaardige wijze kunnen meedoen. Een stad waarin mensen op elkaar en wanneer nodig, op de overheid kunnen rekenen. Iedereen doet mee en iedereen is nodig! Dit beleidskader schetst de grote lijnen van het beleid ‘Wet maatschappelijke ondersteuning’ van de gemeente Amersfoort. Maatschappelijke ondersteuning. Twee afstandelijke woorden voor een beleidsterrein dat eigenlijk iedereen aangaat en nauw verbonden is met het leven van alledag. Want maatschappelijke ondersteuning gaat over actief meedoen, je thuis voelen in je wijk, zorgen voor elkaar, je verantwoordelijk voelen voor je omgeving, elkaar kennen en gekend worden. Het zijn thema’s waar veel inwoners en organisaties in onze stad belang aan hechten, zo bleek in de voorbereiding van dit beleidskader. In 12 wijkgesprekken hebben we er met meer dan 600 Amersfoorters over gesproken. Het heeft een schat aan informatie en ideeën opgeleverd die mede richting geven aan dit Wmo-beleid. We stelden ook een Wmo-adviesraad in om ons te adviseren en we voerden gesprekken met vrijwilligers, mantelzorgers, instellingen, organisaties, belangenverenigingen en adviesraden. Kortom, we volgden een dynamisch, waardevol en interactief proces. Met ons Wmo-beleid willen we een sociale en betrokken samenleving stimuleren. Een stad waarin mensen op elkaar kunnen rekenen. Voor ons is de kern: iedereen doet mee en iedereen is nodig. Inwoners, maatschappelijke instellingen en gemeente dragen samen verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat iedereen naar vermogen meedoet. Samen maken we de stad. Het principe van ‘iedereen doet mee’ is niet nieuw in Amersfoort. Ons beleid is voor een groot deel al gericht op verantwoordelijkheid, meedoen en participatie. We doen al veel aan maatschappelijke ondersteuning. Dus er verandert eigenlijk niks? Toch wel! We grijpen deze gelegenheid aan om samenhang te creëren en pakken de kans om meer ruimte te bieden aan burgerinitiatieven. Wij zetten bovendien in op het activeren van mensen die nu nog aan de zijlijn staan, met de AV-teams in de Amersfoort Vernieuwt-wijken en het re-integratie-instrumentarium van Sociale Zekerheid. Ook zorgen we voor een goede basis, dat wil zeggen een adequate (fysieke en sociale) infrastructuur in de wijken, waarop initiatief kan gedijen en die aansluit op de mogelijkheden en behoeften van burgers. Tenslotte biedt de Wmo ondersteuning aan hulpbehoevende burgers die geen beroep kunnen doen op hun omgeving. Zoals eerder besproken met de gemeenteraad, krijgt dit beleidskader vorm langs vier opgaven, die samen de kern van het Wmo-beleid vormen. Onze opgaven zijn: 1. mensen uitdagen meer zelf initiatief te nemen 2. samenhang in de wijk vergroten 3. mensen langer in hun omgeving laten wonen 4. een vangnet bieden aan specifieke doelgroepen Niet alle prestatievelden uit de wet zijn in ons kernbeleid terug te vinden. Het beleid voor de andere prestatievelden is beschreven in andere beleidsnota’s. Bij het uitwerken van de opgaven vormen wederkerigheid, vraaggerichtheid en wijkgerichtheid onze uitgangspunten. Wederkerigheid is kort samen te vatten als ‘u vraagt, wij ook’. In de Wmo wordt niet alleen verantwoordelijkheid gelegd bij de gemeente maar nadrukkelijk ook bij burgers en hun omgeving. Vraaggerichtheid verwijst naar de vraag van de burger die steeds het vertrekpunt is van ons beleid. Wij zien wijk- of gebiedsgericht werken tenslotte als een belangrijke randvoorwaarde om goed te kunnen aansluiten bij de vraag en belevingswereld van de inwoners van Amersfoort.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
3
De 4 opgaven 1. Mensen uitdagen meer zelf initiatief te nemen Binnen deze opgave gaat het om: stimuleren, ondersteunen en open staan voor burgerinitiatieven ondersteunen van vrijwilligerswerk activeren van mensen die nu nog aan de zijlijn staan In Amersfoort zijn veel initiatieven om elkaar te helpen, ontmoeten en ondersteunen. Tijdens de Wmo-wijkgesprekken werd dat opnieuw glashelder. Het gaat soms om hele kleine initiatiefjes zoals de afspraak van flatgenoten voor een dagelijks ‘brievenbuscontact’, maar ook om grotere activiteiten, zoals het van de grond tillen van een speelplek door allochtone vrouwen of het opzetten van een bruisend trefpunt voor senioren. Wij willen dit soort acties omarmen en ondersteunen. Dat vraagt om vertrouwen in burgers en een open houding tegenover burgerinitiatief. Ons vertrouwen zal zich vertalen in ruimte geven en durven loslaten, oftewel flexibiliteit bij het meegeven van beleidsregels en subsidievoorwaarden. Onze open houding moet zich kenmerken door goed luisteren, meedenken, creativiteit en een ‘kan wel’-cultuur. Naast het al bestaande buurtbudget stellen we in 2008 en 2009 jaarlijks € 125.000,- beschikbaar om burgerinitiatieven ook in financiële zin te ondersteunen. Vrijwilligerswerk is onmisbaar. Veel activiteiten in onze stad zouden spaak lopen zonder de 25.000 enthousiaste Amersfoorters die hun hart, ziel en vrije tijd steken in sport of speeltuinen, politieke of culturele activiteiten, het verzorgen van zieken of gehandicapten. Wij rekenen op de waardevolle vrijwillige inzet van onze stadsgenoten. In ruil daarvoor mogen zij ondersteuning verwachten vanuit gemeente en professionele organisaties. Wij blijven het vrijwilligerswerk faciliteren via het Vrijwilligerssteunpunt en zetten in op het verbeteren van de dienstverlening aan vrijwilligers. Daarnaast gaan we senioren en allochtonen uitdagen om als vrijwilliger hun kennis en capaciteiten in te zetten. Daar waar vrijwilligers aanvullende activiteiten verrichten aan die van beroepskrachten (bijvoorbeeld bij de Buitenkasten) of bij vrijwilligers die mensen individueel ondersteunen (bijvoorbeeld de seniorenwegwijzers), is een zorgvuldige afweging van taken en positie vereist en zijn begeleiding en scholing basisvoorwaarden. Naast het grote aantal mensen dat zich uit eigen beweging actief inzet, zijn er ook Amersfoorters die nu nog aan de zijlijn staan. Een onwenselijke situatie. Wij willen deze mensen bewegen om ook actief te participeren in onze samenleving. Dit kan in de vorm van bijvoorbeeld vrijwilligerswerk of mantelzorg of in de vorm van betaalde arbeid. Eerder bood de gemeente op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) vooral ondersteuning aan mensen met een bijstandsuitkering. Naast mensen mét een uitkering, zijn er ook mensen zonder uitkering die ’aan de kant staan’ en die mogelijk wel op enigerlei wijze kunnen participeren in de samenleving. De komende periode intensiveren wij de ondersteuning van mensen zonder uitkering (de zogenaamde nug’gers).Mensen zonder uitkering worden niet verplicht betaalde arbeid of bijvoorbeeld vrijwilligerswerk te verrichten. We bieden individuen keuzemogelijkheden om een actieve bijdrage aan de samenleving te leveren. We leveren individueel maatwerk en denken met mensen mee over hun mogelijkheden.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
4
2. De samenhang in de wijk vergroten Binnen deze opgave gaat het om: Ruimte voor ontmoeting: het bieden van accommodaties en inzet van het wijkwelzijnswerk. Bundelen van krachten in de buurt. Het vergroten van de betrokkenheid in een samenleving is een gezamenlijke opgave voor burgers, maatschappelijke organisaties en overheid. Als gemeentebestuur willen we zorgen voor de juiste omstandigheden (sociale en fysieke infrastructuur) waarin samenhang kan gedijen. We zijn tevreden als mensen elkaar durven aanspreken, elkaar kennen en wat voor elkaar kunnen en willen betekenen. Dat kunnen we moeilijk meten, want samenhang hoeft zich niet persé te uiten in een buurtfeest of schoonmaakactie. Het zit hem ook in het alledaagse: de dokter bellen voor de zieke buurman, of elkaar groeten op straat. Randvoorwaarden voor samenhang vinden wij in het bieden van ruimte voor ontmoeting. Het gaat om het letterlijk bieden van accommodatie en plekken waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, maar ook om het geven van ondersteuning bij het organiseren van buurtactiviteiten. We willen in elke wijk een toegankelijk voorzieningenniveau dat aansluit bij de wensen van de inwoners. Wij maken onderscheid in een basisvoorziening voor wijken waar bewoners zelf al veel ondernemen en een plusvoorziening voor die wijken waarin mensen een duwtje in de rug nodig hebben om tot actie over te gaan. De basis- en plusvoorzieningen bieden we aan in wijkcentra, ABCscholen of ouderensteunpunten, maar we betrekken ook kerken, moskeeën en sportaccommodaties bij het creëren van ruimte voor ontmoeting. Amersfoort telt elf wijkcentra. Uit een inventarisatie blijkt dat het gebruik hiervan niet optimaal is. Wij gaan ze daarom heroverwegen en grijpen de kans om te bezien of en hoe de centra beter kunnen aansluiten op ontwikkelingen en andere voorzieningen in de wijk. In iedere wijk is zowel bij inwoners als bij professionals veel kennis en ervaring aanwezig. We gaan deze krachten bundelen door samenwerking en netwerkvorming te bevorderen. We maken hierover afspraken met de door ons gesubsidieerde instellingen en we gaan experimenteren met ‘coalitievorming’. Dat betekent dat we organisaties uitdagen om gezamenlijk oplossingen te bedenken en kansen te creëren. We prijzen ons gelukkig met de verschillende bewonersgroepen die in Amersfoort actief zijn om de leefbaarheid in de wijk te vergroten. Zij verdienen waardering en ondersteuning vanuit de gemeente.
3. Mensen langer in hun eigen omgeving laten wonen Binnen deze opgave gaat het om: Bevorderen van de zelfredzaamheid. Stimuleren van participatie en het tegengaan van sociaal isolement. ‘Oost, west, thuis best’ en ‘My home is my castle.’ Ieder mens woont het liefst in zijn eigen vertrouwde huis. Wij willen er aan bijdragen dat in de hele stad mensen, indien gewenst en verantwoord, zo lang mogelijk in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen, ook als hulp of zorg nodig wordt. Dit betekent dat we inzetten op het bevorderen van zelfredzaamheid en het voorkomen van sociaal isolement. Om sociaal isolement tegen te gaan bieden we, bijvoorbeeld via de ouderensteunpunten, activiteiten gericht op participatie en ontmoeting. Wij staan een wijkgerichte doorontwikkeling van deze steunpunten voor. Om de zelfredzaamheid te bevorderen zorgen we voor toegankelijke en gebundelde informatie en adviezen op stedelijk- en wijkniveau. We zorgen voor goede ondersteuning van
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
5
mantelzorgers, aanvullende ondersteuning voor specifieke doelgroepen zoals allochtone ouderen of dementerenden, een toegankelijke woonomgeving en voldoende aanpasbare, levensloopbestendige woningen. In een aantal wijken ontwikkelen we een woonservicegebied. In zo’n gebied is, meer dan in andere buurten, een afgestemd aanbod van voorzieningen die het mogelijke maken dat mensen dat mensen met fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen zelfstandig in hun eigen vertrouwde omgeving kunnen (blijven) wonen. Dit stelt eisen aan huizen, woonomgeving en beschikbaarheid van zorg- en welzijnsvoorzieningen. Bij de ontwikkeling van de woonservicegebieden kijken we naar de leeftijdsopbouw van de wijk, de sociaal economische situatie, de kansen die ruimtelijke ontwikkelingen bieden en naar de aan- of afwezigheid van voorzieningen. Op basis van deze criteria geven we prioriteit aan de wijken Vermeer-/Leusder-/Bergkwartier, Schothorst, Liendert, Randenbroek/Schuilenburg, Soesterkwartier, Hoogland en Zielhorst. We maken waar mogelijk gebruik van bestaande voorzieningen en gebouwen, zoals verpleeg- en verzorgingshuizen en wijkcentra. In sommige wijken, bijvoorbeeld de Amersfoort Vernieuwt-wijken, zijn deze ontwikkelingen al in gang gezet.
4. Een vangnet bieden aan specifieke doelgroepen Binnen deze opgave gaat het om: Bieden van individuele voorzieningen of hulp Ondersteunen van vrijwillige hulp aan huis Vergroten bereik inkomensondersteunende regelingen Bieden van crisisopvang, dagopvang en nachtopvang We willen dat Amersfoorters zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en meedoen aan de samenleving, ook als zij een handicap of psychische beperking hebben. Als iemand hulp nodig heeft, moet hij in principe eerst proberen om zelf ondersteuning in zijn omgeving te regelen. Maar als dat niet kan, dan biedt de gemeente een vangnet. We maken dit mogelijk door professionele individuele hulp en voorzieningen te bieden, maar ook door het ondersteunen van vrijwillige hulp aan huis. De voorzieningen die we op grond van de Wmo bieden, zorgen er voor dat ook mensen met een beperking een huishouden kunnen voeren, zich in en om hun woning kunnen verplaatsen en gebruik kunnen maken van lokaal vervoer. Waar mogelijk bieden we ondersteuning via algemene voorzieningen. Wanneer dat niet volstaat bieden we hulp op maat. We verstrekken hulp bij het huishouden, verplaatsingsmiddelen zoals rolstoelen, vervoers- en woonvoorzieningen en hulpmiddelen voor aangepast sporten. Voorwaarden en regels voor de individuele Wmo-voorzieningen zijn verder uitgewerkt in de verordening, het verstrekkingenboek en het besluit individuele Wmo-voorzieningen. Vrijwillige hulp aan huis is maatschappelijke ondersteuning bij uitstek. Door de inzet van vrijwilligers kunnen mensen langer in hun eigen omgeving blijven wonen en wordt de vraag naar professionele hulp ontlast. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat deze intensieve vorm van vrijwilligerswerk in de plaats komt van de professionele hulp. Het is echter een waardevolle aanvulling hierop, die voorziet in een behoefte aan informele zorg. We ondersteunen het Vrijwilligerssteunpunt bij het zoeken naar nieuwe, op de praktijk toegesneden vormen van vrijwillige hulp aan huis en naar mogelijke samenwerkingspartners in de wijk. Er is een groep Amersfoorters die moeten rondkomen van een laag inkomen. Voor hen is een of andere vorm van inkomensondersteuning van groot belang om te kunnen participeren in de samenleving. We bieden reeds een breed scala aan inkomensondersteunende maatregelen, varierend van de Amersfoort Plustoeslag voor 65+ers, aanvulling op een onvolledig AOW tot de regeling Kwijtschelding gemeentelijke belastingen. Niet iedereen die hier recht op heeft maakt gebruik van deze regelingen. Om het bereik van deze regelingen te vergroten gaan we verschillende gegevensbestanden aan elkaar koppelen, zodat mensen direct benaderd kunnen worden met de regelingen waar ze recht op hebben. #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
6
Sommige mensen zijn door een combinatie van problemen als schulden, psychosociale problematiek, verslaving en het ontbreken van werk en een sociaal niet werk (tijdelijk) niet meer in staat zelfstandig te wonen. In eerste instantie proberen we mensen met intensieve begeleiding hun woning te laten behouden. Mocht dit niet langer gaan dan bieden we een vangnet door opvang en begeleiding in de vorm van een crisisopvang, een dag- en nachtopvang. Tenslotte, hoe we als gemeente de maatschappelijke ondersteuning samen met andere willen organiseren is neergelegd in hoofdstuk 7 van het beleidskader Wmo. In dit hoofdstuk is ook de financiële paragraaf opgenomen.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
7
“In een wijk dreigt het probleem van vereenzaming van veel zelfstandig wonende ouderen…. Mevrouw Pieterse verzorgt al jarenlang haar partner. Ze zou zo graag eens af en toe iets anders doen of gewoon uitrusten…. In een nieuwe Amersfoortse wijk vinden inwoners dat men zo anoniem langs elkaar heen leeft…. De gemeente heeft tijdelijk een project gefinancierd waarbij een wijkopbouwwerker burgerinitiatieven ondersteunde. Nu dit project is afgerond bloeden de burgerinitiatieven langzaam dood…. Senioren willen graag in hun wijk blijven wonen, ook als ze lichamelijke klachten krijgen. De huidige woning is daarvoor niet geschikt….” Over deze vraagstukken hebben we inspirerende gesprekken gevoerd met burgers, clienten, organisaties en vrijwilligers van Amersfoort. Vragen met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. Vragen die de breedte van dit beleidskader goed aangeven. Vragen die in twaalf wijkgesprekken misschien niet altijd concreet werden beantwoord maar die wel het gesprek over oplossingsrichtingen stimuleerde. In de gesprekken stond elke keer weer de vraag centraal: wie is wanneer aan zet? De gemeente? Maatschappelijke organisaties? Of de mensen zelf?
Hoofdstuk 1
Inleiding
We stimuleren een betrokken en sociale samenleving. Een stad waarin alle Amersfoorters, ongeacht een mogelijke beperking, handicap of achtergrond op gelijkwaardige wijze kunnen meedoen. Een stad waarin mensen op elkaar en wanneer nodig, op de overheid kunnen rekenen. Iedereen doet mee en iedereen is nodig! Dit beleidskader geeft invulling aan het beleid ‘Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)’ van de gemeente Amersfoort. Om tot dit beleidskader te komen hebben we een intensief traject doorlopen. In 12 wijkgesprekken spraken we in totaal met meer dan 600 mensen. We stelden een Begeleidingscommissie en Wmo-adviesraad in om ons over het beleidskader te adviseren. Daarnaast voerden we gesprekken met vrijwilligers, mantelzorgers, instellingen, organisaties, belangenverenigingen en adviesraden. Kortom, een dynamisch, waardevol en interactief proces. Dit proces is nooit afgerond. Het beleidskader ligt er voor vier jaar (2008-2011) en mag niet vast roesten. We blijven op een interactieve wijze werken aan de uitwerking, monitoring en bijstelling van dit kader. Zoals de rapportage van de wijkgesprekken de titel ‘over parels en diamanten’ meekreeg, moet dit beleidskader worden beschouwd als een groeidiamant. Deze wordt mooier en waardevoller naarmate hij in de tijd fijn en zorgvuldig wordt geslepen. De invoering van de Wmo is een goede aanleiding om ons beleid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning tegen het licht te houden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld over het welzijnsbeleid, seniorenbeleid of vrijwilligersbeleid. Wij willen omstandigheden creëren waardoor iedereen naar vermogen meedoet aan de samenleving of zorgt dat anderen dat kunnen. Dit is niet nieuw. Gemeente, burgers, maatschappelijke organisaties en verenigingen doen al veel op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. Dit is in de vele gesprekken erg duidelijk geworden. Het is zaak dit te koesteren, te benutten en waar mogelijk te verbreden of te verdiepen. Wij gaan de uitdaging aan om de activiteiten – sterker dan in het verleden – op elkaar af te stemmen. Dit beleidskader geeft hier richting aan. Wij schrijven bewust ‘richting geven’. Dit betekent dat we op punten niet altijd kant en klare oplossingen aandragen. Waar mogelijk geven we aan wat we willen bereiken en wat we daar concreet voor doen, maar voor sommige onderwerpen is meer tijd nodig om in samenwerking met partners de diamant te slijpen.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
8
De opbouw van het beleidskader Vier opgaven In de Wmo staan negen prestatievelden1 centraal. Dit zijn de gebieden waarop de gemeente actief moet zijn en waar zij aandacht aan moet geven. Wij hebben dit samengebracht in vier opgaven die wat ons betreft de kern van de wet samenvatten: 1. mensen uitdagen meer zelf initiatief te nemen 2. samenhang in de wijk vergroten 3. mensen langer in hun omgeving laten wonen 4. een vangnet bieden aan specifieke doelgroepen Dit beleidskader is, zoals besproken met de gemeenteraad2, opgebouwd aan de hand van deze opgaven die met elkaar samenhangen. Zo vergroot bijvoorbeeld initiatief de samenhang in de wijk en vice versa en kunnen mensen langer in hun eigen omgeving blijven wonen als die omgeving een bepaalde samenhang kent. Samenhang opgaven en de ‘overige’ prestatievelden Niet alle prestatievelden uit de wet vindt u terug in de vier opgaven. Wij beperken dit beleidskader tot ons zogenoemde kernbeleid3. Het kernbeleid beperkt zich tot de prestatievelden 1 en 3 t/m 6. Dit betekent overigens niet dat we op de overige prestatievelden geen beleid hebben. Dit beleid is naar ons idee al ‘Wmo-proof’. We hebben er daarom voor gekozen dit niet opnieuw te ontwikkelen. Het beleid voor de andere prestatievelden is beschreven in aparte beleidsnota’s. Uiteraard streven wij er naar dit ‘overig’ beleid in samenhang met het Wmo-beleid te bezien. Het amersfoortse jeugdbeleid, wat is gevat in Amersfoort Jong, kent vijf programma’s. De programma's jeugd in huis; jeugd op straat; jeugd op een club; jeugd op school en jeugd aan het werk. Deze programma’s hebben verschillende raakvlakken met de vier Wmo opgaven en de Wmo prestatievelden. Wat voorbeelden van samenhang met Amersfoort Jong en het beleidskader Wmo: Jeugd op Straat heeft een duidelijke relatie met prestatieveld 1 en de opgave ‘samenhang in de wijk’. Jeugd aan het werk sluit bijvoorbeeld goed aan bij de opgave ‘mensen uitdagen meer initiatief te nemen’. We betrekken de ontwikkeling van ABC-scholen bij het heroverwegen van onze wijkcentra. 1
De prestatievelden zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
6.
7. 8.
9.
het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten; op preventie gerichte ondersteuning bieden aan jongeren met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden; het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers; het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem; het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer; maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en huiselijk geweld het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen het bevorderen van verslavingsbeleid.
2
Peiling dd 19 juni 2007 De keus om het beleidskader te beperken tot zgn. kernbeleid hebben wij besproken met de gemeenteraad in de Ronde van 17 oktober 2006. #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO 3
9
Jong Centraal zorgt er voor dat taken op het gebied van opvoeden, preventieve gezondheidszorg en bescherming gebundeld worden. Een mooi voorbeeld van het bevorderen van samenhang en netwerkvorming zoals we ook beogen met het Wmo beleidskader Prestatieveld 2: Amersfoort Jong Amersfoort telt 42.000 jongeren onder de 24 jaar. Dat is maar liefst 31% van de bevolking. Met de uitbreiding van de stad zal het aantal kinderen en jongeren verder toenemen. Voor de jeugd is het belangrijk zich te kunnen ontwikkelen. In huis, op straat, bij een club, op school en wanneer zij er aan toe zijn, op het werk. We hebben daarom vijf programma's opgesteld waarbinnen het jeugdbeleid de komende vier jaren wordt ingevuld. Aan de programma’s zijn tien blikvangers gekoppeld met concrete doelstellingen (zie ook bijlage 1a) Jeugd op school: Meer kans met een diploma 1. Meer jongeren met een startkwalificatie 2. ABC-scholen in heel Amersfoort Jeugd op straat: Investeren in een prettig straatklimaat 3. Meer en betere speel/buitenruimte 4. Jongeren brengen meer dan overlast Jeugd op een club: Jongeren in beweging 5. Sport ook in de buurt 6. Cultuur: ook voor jou 7. Jongerenparticipatie: ook bij Operatie Amersfoort Jong Jeugd aan het werk: Jeugdwerkloosheid kan niet! 8. Jongeren zijn aan het werk of volgen een opleiding 9. Stageplekken en leerwerkplekken: toegankelijk, breed en genoeg Jeugd in huis: Opvoeden doe je samen! 10. Jong Centraal: bekend, bereikbaar en gewaardeerd. 11. Betere samenwerking en afstemming tussen organisaties en instellingen
Ons beleid met betrekking tot de prestatievelden maatschappelijke opvang (7), Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (8) en verslavingsbeleid (9) zijn omschreven in de nota Zorg onder Dak. Dit beleid sluit aan bij de Wmo-opgave ‘het bieden van een vangnet aan specifieke doelgroepen. Dit omschrijven wij verder in hoofdstuk 6.4 Prestatievelden 7, 8 en 9 ‘Zorg onder Dak’ Speerpunten: 1. Terugdringen huisuitzettingen Beperken instroom 2. Opzetten stedelijk OGGZ platform en uitwerking van OGGZ regiovisie met de betrokken gemeenten: verbeteren registratie en methodiek in de keten van zorg- en maatschappelijke dienstverlening Verbeteren opvang 3. Uitbreiding van zorgvoorzieningen binnen de maatschappelijke opvang en verslavingszorg, meer maatwerk voor verschillende doelgroepen. Dagactiviteiten ontwikkelen. Verbetering opvang en diversiteit van voorzieningen #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
10
Een overzicht van relevante beleidsnota’s evenals een overzicht van het beleid in relatie tot de prestatievelden en de verhouding van de opgaven tot de prestatievelden treft u aan in bijlage 1.
Leeswijzer U leest het beleidskader als volgt. Na deze inleiding beschrijven wij in hoofdstuk 2 onze kijk op de Wmo. In de hoofdstukken 3 tot en met 6 worden achtereenvolgens de 4 opgaven beschreven: waar gaat het in de opgaven om en wat gaan we doen? We beschrijven in hoofdstuk 7 hoe we dit gaan doen: hoe organiseren we het, met wie en wat mag het kosten.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
11
Ons beleid is voor een groot deel al gericht op ‘meedoen’: Doelstelling nota ‘Samen leven in Welzijn’: Bevorderen maatschappelijke participatie en het stimuleren en ondersteunen van initiatieven uit de samenleving Doelstelling nota integratie ‘Bouwen aan binding’: Bevorderen van actief burgerschap Doelstelling nota: ‘Werk in uitvoering’: Het vergroten van betrokkenheid van bewoners bij hun leefomgeving en hen stimuleren daaraan vanuit hun eigen verantwoordelijkheid vorm te geven . Doelstelling ‘Woonvisie Amersfoort’: Iedereen moet zo lang mogelijk in de eigen wijk kunnen blijven wonen, ook als verzorging of een zorgwoning nodig wordt. Doelstelling nota ‘Vervolgaanpak verder bouwen op ons sociaal cement’: Creeren van goede basisvoorzieningen voor vrijwilligerswerk en het stimuleren en faciliteren van vrijwilligerswerk. Doelstelling nota ‘Vitaal seniorenbeleid heeft de toekomst’: Voorkomen en tegengaan van sociaal isolement en het bieden van een samenhangend aanbod in welzijn, zorg en wonen. Doelstelling nota Werk en Inkomen ‘Doen wat je kunt’: Voorkomen van langdurige uitkeringsafhankelijkheid en het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie van uitkeringsgerechtigden en overige minima.
2
Onze kijk op de Wmo
Het principe ‘iedereen doet mee’ is niet nieuw in Amersfoort. Ons beleid is voor een groot deel al gericht op verantwoordelijkheid, meedoen en participatie. We doen al veel aan maatschappelijke ondersteuning. Dus er verandert eigenlijk niks? Jawel, de uitdaging is om de activiteiten – sterker dan in het verleden – wijk- en vraaggericht op elkaar af te stemmen. Wij pakken de kans om meer samenhang te creëren. Maar de gemeente is niet exclusief verantwoordelijk voor de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Wij zijn daarvoor afhankelijk van anderen. Voor ons is een actieve samenleving gebouwd op solidariteit waarbij burgers zorgen voor zichzelf en hun omgeving. Zij worden hierbij ondersteund door de gemeente. We bieden een vangnet aan mensen die het zelf echt niet redden. De actieve samenleving kent immers grenzen. Soms dienen burgers tijdelijk of permanent, geheel of gedeeltelijk hulp te krijgen. In die gevallen is een sterke, sturende rol van de gemeente meer passend. Tegelijkertijd is de burger ook coproducent van maatschappelijke ondersteuning. Waar mogelijk kan meer initiatief worden gelegd bij burgers en hun verbanden. Zoals gezegd, er zijn al veel goede initiatieven. Als we daadwerkelijk een beroep op dit initiatief willen doen, vraagt dit wat van onze eigen bestuurscultuur. Hierin staat centraal dat we: niet teveel zelf willen bepalen; burgers ondersteunen in het zelf maken van keuzes; positief meewerken aan initiatieven; niet alleen de belemmeringen zien, maar vooral de kansen. We doen dit bijvoorbeeld door middel van het ondersteunen van vrijwilligerswerk, het creëren van vanzelfsprekende ontmoetingsruimten (bijvoorbeeld openbare ruimtes en ABC-scholen) en het bieden van ruimte aan burgerinitiatief. De Wmo kent een spanning. Deze spanning uit zich in het feit dat er enerzijds sprake is van het nemen van eigen verantwoordelijkheid door inwoners van de gemeente Amersfoort (zelf doen). Anderzijds zijn er ook inwoners die – om wat voor reden dan ook – niet in staat zijn tot het nemen van die eigen verantwoordelijkheid (ondersteunen). Wat moet en kan de rol van de gemeente zijn om burgers in staat te stellen ‘dingen zelf te doen’ en tegelijkertijd burgers te ondersteunen? Door te investeren in een passende sociale en fysieke infrastructuur ontstaat een basis voor het vergroten van probleemoplossend vermogen. We bieden een degelijke basisinfrastructuur waar we bestaand initiatief benutten en burgers in staat stellen om zichzelf (weer) te ontwikkelen tot actieve en zelfstandige burgers. We organiseren geen samenhang. Wel zorgen we voor omstandigheden – een infrastructuur- waarin samenhang kan gedijen. Hiermee voorkómen we dat teveel burgers een beroep moeten doen op dure voorzieningen uit het lokale stelsel. Alleen zo zullen voorzieningen, als de hulp bij het huishouden, ook in de toekomst toegankelijk kunnen blijven voor de ‘meest kwetsbaren’. Wij hanteren hierbij de volgende uitgangspunten: Wederkerigheid De Wmo is een wet die verantwoordelijkheid legt bij ons als gemeente maar nadrukkelijk ook bij burgers en haar omgeving. Iedere burger neemt naar vermogen deel aan de samenleving of zorgt er voor dat anderen dat kunnen. Burgers tonen (mede)verantwoordelijkheid naar zichzelf en naar anderen. Zij staan hierin zeker niet alleen. Wij zien het als onze taak de actieve samenleving goed te faciliteren. Dit doen we door middel van het aanbieden van een passende sociale #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
12
en fysieke infrastructuur op het niveau van de buurt, wijk en stad (voorzieningen, activiteiten, netwerken). Vraaggerichtheid De vraag van de burger is het vertrekpunt voor ons beleid. Wij moeten inzicht krijgen in deze vraag om het aanbod in de stad daar op toe te kunnen spitsen. Het gaat hierbij zowel om de vraag hoe mogelijkheden te benutten als om de vraag hoe om te gaan met beperkingen. Overigens kan het niet zo zijn dat wij aan elke vraag van de burger gehoor geven; het is niet altijd: ‘u vraagt en wij draaien’. Vanuit onze rol als behartiger van het algemene belang, is het onze plicht om de behoeften, wensen en ideeën van burgers te toetsen aan nationale, provinciale en gemeentelijke inhoudelijke, sectorale en financiële kaders. Wijkgerichtheid De vraag wordt gesteld, herkend en beantwoord in de belevingswereld van de burger: de straat, buurt of wijk. Wij zien wijk- en gebiedsgericht werken als een belangrijke randvoorwaarde om de vraag én het antwoord op deze vraag boven tafel te krijgen. We willen hierbij nadrukkelijker samen optrekken met de corporaties en ook zullen we de professionele organisaties op het gebied van maatschappelijke ondersteuning en zorg vragen (meer) wijkgericht te werken. Overigens betekent dit niet dat stedelijke kaders en voorzieningen over boord gegooid kunnen worden. Naast een wijkgericht aanbod blijven er natuurlijk onderwerpen waarbij een stedelijke of regionale benadering noodzakelijk is (woningtoewijzing, zorgtoewijzing, verslavingszorg etc.) Daarnaast zullen stedelijke kaders blijven gelden waarbinnen wijkbenaderingen mogelijk zijn. Het Amersfoortse Wmo-beleid biedt kansen om meer samenhang te creëren en activiteiten beter op elkaar af te stemmen. We hebben daarin als burgers, maatschappelijke organisaties en overheid een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Samen maken we de stad. Daar waar hulpbehoevende burgers geen beroep kunnen doen op hun omgeving, biedt de Wmo ondersteuning. Ook zorgen we vanuit het Wmo-beleid voor een goede basis, dat wil zeggen een adequate (fysieke en sociale) infrastructuur in de wijken, die aansluit op de mogelijkheden en behoeften van burgers. Samengevat: Het Wmo-beleid in Amersfoort: gaat uit van verantwoordelijkheid van burgers, maatschappelijke organisaties en de gemeente; biedt een basisinfrastructuur waarop probleemoplossend vermogen, initiatief en samenhang beter kan gedijen; biedt kansen om samenhang te creëren en activiteiten beter op elkaar af te stemmen; sluit aan op de mogelijkheden en behoeften van burgers; zorgt voor ondersteuning waar nodig.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
13
3
De Opgaven
‘mensen uitdagen meer zelf initiatief te nemen’ ‘Is de gemeente wel echt klaar om ruimte aan burgerinitiatief te geven? … Hoe serieus neem je burgerinitiatief? Dit vergt een 180 graden draai. (Wmo-bijeenkomst vrijwilligers)
Een voorbeeld van verschillende culturen: Een man komt met een idee bij de gemeente. Hij vraagt hulp bij de uitwerking. Mogelijke reacties: Uw betrokkenheid bij de gemeente is bijzonder. Echter, daar het hier gaat om een particulier initiatief is de gemeente op dit moment niet de aangewezen instantie om hulp te bieden bij het oplossen van de problemen die u tegenkomt bij het uitwerken van uw idee. Of: Het lijkt erop dat uw vragen vooral gaan over de eisen die aan beginnende ondernemers gesteld worden. U kunt daarover met de Kamer van Koophandel contact opnemen. Of: Het klinkt als een erg leuk initiatief waar u mee bezig bent. Ik weet zo ook niet wat je allemaal tegen zult komen bij de uitwerking van dit plan. Het lijkt mij het beste, dat we een keer een afspraak maken, zodat we het plan kunnen doorspreken en wellicht tot goede ideeën en suggesties komen.
We willen de positieve energie in wijken beter benutten, door het openstaan voor, stimuleren en ondersteunen van bewonersinitiatieven. Wij vinden vrijwiligerswerk onmisbaar in een betrokken samenleving.Wij rekenen op de inzet van vrijwilligers. In ruil daarvoor mogen zij ondersteuning verwachten vanuit gemeente en organisaties, die aansluit bij hun wensen en behoeften. Naast het grote aantal mensen dat zich uit eigen beweging actief inzet, zijn er ook Amersfoorters, die nu nog aan de zijlijn staan. Een onwenselijke situatie. Wij willen deze groep bewegen om ook actief te participeren in onze samenleving. Binnen deze opgave gaat het om: openstaan voor initiatief: het stimuleren en ondersteunen van bewonersinitiatieven (§ 3.1) ondersteunen van vrijwilligerswerk (§ 3.2) het activeren van mensen die nu nog aan de zijlijn staan (§ 3.3) Voor ons is een actieve samenleving gebouwd op solidariteit waarbij mensen zorgen voor zichzelf en hun omgeving. Dit is zowel vanuit sociaal als economisch oogpunt van belang. Er zijn al veel goede initiatieven in de stad. Tegelijkertijd zijn er om wat voor reden dan ook mensen die minder in staat zijn ‘mee te doen’. Soms dienen mensen geheel of gedeeltelijk hulp te krijgen. De kern van onze aanpak is het openstaan voor mensen met initiatief en tegelijkertijd ondersteuning bieden daar waar initiatief minder makkelijk wordt genomen.
3.1
Openstaan voor initiatief: het stimuleren en ondersteunen van bewonersinitiatieven
Onze aanpak gaat uit van de aanwezige, positieve energie en bestaande of nieuwe initiatieven. We willen dit beter benutten, omarmen en tegelijkertijd niet doodknuffelen. Dit vraagt om ‘fingerspitzengefühl.’ Enerzijds initiatief verder helpen en faciliteren zodat dit wordt benut en niet weglekt. Anderzijds initiatief niet overnemen en institutionaliseren waardoor het al snel niet meer van de burgers maar van de instituties is. Burgerinitiatief is dus niet louter en alleen een verantwoordelijkheid van burgers zelf. Het vraagt ook wat van de gemeente en maatschappelijke instellingen. Openstaan voor initiatief vraagt wat van onze bestuurscultuur. Een beroep doen op de eigen verantwoordelijkheid van burgers vraagt om vertrouwen in burgers en hun mogelijkheden om zelf initiatieven te nemen. Dit vertrouwen moet zich vertalen in het ruimte geven en faciliteren van initiatieven. Vertrouwen geven betekent durven loslaten, oftewel: flexibiliteit bij het meegeven van beleidsregels en subsidievoorwaarden. Met oog voor het alledaagse hebben wij ten opzichte van initiatief een houding die wordt gekenmerkt door meedenkendheid, creativiteit en openheid. We bieden letterlijk en figuurlijk ruimte. Hoe, dat werken we uit in hoofdstuk 4.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
14
Voorbeeld inzet buurtbudget: Het veldje tussen de Van Almonde- en Van Nesstraat lag er jarenlang wat verlaten en verloederd bij. Op initiatief van een aantal allochtone vrouwen uit de omgeving en met geld uit het buurtbudget kwam er een mooie speelplek van de grond. De keuze van de toestellen en de inrichting ging in nauw overleg met de initiatiefnemers. Inmiddels is het een gezellige plek. Voor de kinderen om lekker te spelen en voor de moeders om genoeglijk te zitten en bij te praten.
3.1.1 Wat gaan we doen? Wij zetten verschillende instrumenten in om initiatief te stimuleren en te ondersteunen, die ons inziens recht doen aan de aanwezige energie in wijken. Zij bundelen krachten en versterken de samenwerking tussen burgers, organisaties en gemeente. De inzet van professionele netwerkers in de wijk. Wij staan als gemeente open voor ideeën en plannen van burgers en vragen dit ook aan de door ons gesubsidieerde organisaties. Dit vraagt om flexibiliteit. Om goed te kunnen inspringen op problemen, initiatieven en vragen vanuit de wijk moeten subsidieafspraken ruimte laten voor flexibele inzet van bijvoorbeeld het wijkwelzijnswerk, het ouderenwelzijnswerk of het vrijwilligerssteunpunt. De organisaties moeten op een flexibele wijze een verbindende rol spelen in de wijken. Zij zijn niet zozeer initiator van initiatieven, maar vooral een katalysator die mensen en partijen bij elkaar brengt. De rol van de ondersteunende organisaties is gericht op het coachen van bewoners, zodanig dat zij in staat zijn zelf actie te nemen. Het opbouwwerk in haar nieuwe rol geeft een duwtje aan initiatief waar nodig, legt verbindingen tussen organisaties onderling, tussen organisaties en bewoners en tussen initiatieven en de gemeente. De opbouwwerker is daarmee een netwerker pur sang. Niet altijd nemen bewoners vanzelf het voortouw. Zeker in prioriteitswijken moeten we mensen aanzetten tot actie. Dit vraagt om een meer pro-actieve houding van ondersteunende organisaties als het Vrijwilligerssteunpunt of het wijkwelzijnswerk. Hoe we dit doen werken we verder uit in hoofdstuk 4.1.
Voorbeeld van burgerinitiatief: In 2005 hebben senioren op de Berg de handen ineengeslagen en gezocht naar een plek waar zij elkaar kunnen ontmoeten. De Amerberg bleek bereid om ruimte beschikbaar te stellen. Met ondersteuning van het Ontwikkelteam Welzijn Ouderen ontstond het Trefpunt Senioren Bergkwartier. Inmiddels is het Trefpunt een levendig gebeuren waar senioren elkaar ontmoeten, voordrachten organiseren, activiteiten ondernemen en onderzoeken wat zij nog meer voor elkaar kunnen betekenen. Ideeën en initiatieven zijn afkomstig van de bewoners zelf. Het Ontwikkelteam helpt mee de mogelijkheden te onderzoeken en organiseren.
Inzet buurtbudget Een initiatief is vaak geholpen met een open houding en wat ondersteuning. Soms is dat niet genoeg en is er hulp in financiële zin nodig. We stellen hier jaarlijks geld voor beschikbaar: het buurtbudget. Met dit budget bevorderen we aan de ene kant activiteiten die de leefbaarheid vergroten. Aan de andere kant willen we zo de betrokkenheid en initiatieven van bewoners stimuleren. We geven bewoners een belangrijke rol bij het werven, prioriteren en uitvoeren van de buurtbudgetaanvragen. Budget burgerinitiatief Het buurtbudget wordt met name kleinschalig en vaak kortlopend ingezet. Het . buurtbudget is vaak niet genoeg om burgerinitiatief structureel goed van de grond te krijgen. We investeren daarom ook in de omstandigheden waardoor initiatieven beter kunnen gedijen. We stellen hier in 2008 en 2009 jaarlijks €125.000 voor beschikbaar. De besteding van dit budget en de relatie tot het buurtbudget en overige beschikbare middelen voor wijkontwikkeling, werken wij verder uit.
Uitbreiding Trefpunten voor senioren Een initiatief als Het Trefpunt Senioren Bergkwartier (zie voorbeeld in de kantlijn) sluit naadloos aan bij hetgeen in de wijkgesprekken naar voren is gekomen over het faciliteren van bewonersinitiatieven. We gaan het aantal trefpunten uitbreiden naar wijken waar er behoefte is aan een treftpunt zoals het Vermeer-/Leusderkwartier, Hoogland en Nieuwland. Senioren kunnen gebruik maken van de wijkcentra aldaar. Bestaande verenigingen en organisaties in deze wijken worden erbij betrokken.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
15
In Vathorst gaat in 2007 De Buurtkamer voor senioren van start, een nieuw initiatief om senioren in Vathorst uit te nodigen om activiteiten te ontwikkelen in en voor hun wijk. Na twee jaar professionele ondersteuning wordt De Buurtkamer volledig overgenomen door de senioren in de wijk zelf. De lessen gebruiken we bij het opzetten van vergelijkbare initiatieven op andere plaatsen in de stad. Specifieke aandacht voor mensen met een beperking Mensen met verstandelijke, psychische en lichamelijke beperkingen wonen steeds meer in de wijk. In sommige gevallen is kans op vereenzaming groot. Dit kan voorkomen worden door ze nadrukkelijk te betrekken bij buurtinitiatieven. Waar mogelijk gaan we bovengenoemde instrumenten meer inzetten voor deze doelgroep. Dit kan bijvoorbeeld door initiatieven waar mensen met beperkingen bij zijn betrokken, extra te faciliteren.
3.2
Het ondersteunen van vrijwilligerswerk
- Een kwart van de Amersfoorters verricht regelmatig vrijwilligerswerk. Dit is stabiel en op het niveau van het landelijk gemiddelde.
Vrijwilligerswerk is onmisbaar. Veel activiteiten zouden niet kunnen worden uitgevoerd als er geen vrijwilligers bij betrokken zijn. Denk aan sport, speeltuinen, politiek of culturele activiteiten, maar ook aan het ondersteunen van zieken en mensen met een beperking thuis of in instellingen. Veel Amersfoorters zijn actief als vrijwilliger. Dat is een groot goed in een stad met relatief veel (jonge) tweeverdieners. Wij hechten veel belang aan de inzet van vrijwilligers in onze stad en hebben daar grote waardering voor. We zijn ook trots op het feit dat Amersfoort in 2004 Vrijwilligersstad van het jaar is geweest.
- Ontkerkelijking heeft negatieve gevolgen voor de bereidheid om vrijwilligerswerk te doen, terwijl de stijging van het opleidingspeil hier weer een positieve invloed op heeft.
Het organiseren van vrijwilligerswerk is niet alleen de verantwoordelijkheid van de vrijwilliger. Het vraagt om een goed samenspel tussen gemeente, professionele instellingen en vrijwilligers. Elke schakel is onmisbaar! Wij rekenen op de vrijwillige inzet van onze stadsgenoten. In ruil daarvoor mogen zij ondersteuning verwachten vanuit de gemeente en professionele organisaties. Deze ondersteuning moet aansluiten bij de veranderende vraag van de hedendaagse vrijwilliger.
- Vrijwillige inzet wordt steeds meer een individuele keuze waaraan ook voorwaarden worden verbonden. Organisaties moeten hierop inspelen.
Vrijwillige inzet is van grote waarde en op veel plaatsen vervullen vrijwilligers een zinvolle bijdrage. Een beroep op vrijwilligers kent echter ook grenzen. Zeker op die plaatsen waar vrijwilligers aanvullende activiteiten verrichten aan die van beroepskrachten (bijvoorbeeld bij de Buitenkasten) of bij vrijwilligers die individuele ondersteuning bieden aan medebewoners (zoals de Seniorenwegwijzers), is een zorgvuldige afweging van taken en positie vereist, en zijn begeleiding en scholing basisvoorwaarden.
Ontwikkelingen in vrijwilligerswerk:
-Naast nieuwe vormen van vrijwilligerswerk (vrijwillige inzet) worden meer verplichtende vormen van maatschappelijke inzet belangrijker. Voorbeelden hiervan zijn maatschappelijke stages en vrijwilligerswerk als reintegratie-instrument. - De vergrijzing heeft een positief effect op het aantal vrijwilligers. (Bron: SCP, 2007)
3.2.1 Wat gaan we doen? We blijven vrijwilligerswerk faciliteren. Het Vrijwilligerssteunpunt vervult hierin een belangrijke rol. Het biedt vrijwilligers(organisaties), verenigingen, maatschappelijke organisaties, scholen en bedrijven in de stad ondersteuning bij: werving en bemiddeling van vrijwilligers; deskundigheidsbevordering van en advisering over (het werken met) vrijwilligers; het promoten en stimuleren van vrijwilligerswerk. Met de vraag van de hedendaagse vrijwilliger in het achterhoofd, zetten wij de komende jaren in op: Verbetering van de dienstverlening 1.Intensivering van de individuele bemiddeling: Wij gaan Amersfoorters die zich melden als vrijwilliger actiever begeleiden en hen nadrukkelijk vragen wat zij willen en te bieden hebben. Ook wordt aandacht #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
16
Ondersteuning van vrijwilligers: wat doen we bijvoorbeeld al? In Amersfoort is een Vrijwilligerssteunpunt dat jaarlijks jaarlijks ruim 800 vrijwilligers naar vrijwilligerswerk bemiddelt. Tal van Amersfoortse organisaties melden hun vacatures bij het steunpunt, waarop belangstellenden kunnen reageren. Speciale aandacht voor het werven van senioren is er via Nestor. Nestor wil senioren bekend maken met en interesseren voor de vele vormen van vrijwilligerswerk. Dit levert jaarlijks meer dan 250 senioren op die zich inschrijven voor vrijwilligerswerk. Het Vrijwilligerssteunpunt organiseert ook Cappuccinomeetings ter ondersteuning van organisaties over onderwerpen zoals selectie van vrijwilligers, conflicthantering of het betrekken van jongeren . Onze waardering voor onze vrijwilligers brengen wij onder andere tot uiting via Make a Difference Day, de internationale vrijwiligersdag en onze eigen jaarlijkse Vrijwilligersprijs en Stadsbrunch voor Vrijwilligers. Met deze activiteiten zetten wij onze vrijwilligers in het zonnetje en laten we zien wat er allemaal te doen valt en hoe leuk het kan zijn om je vrijwillig in te zetten.
besteed aan nazorg na de bemiddeling bij een maatschappelijke organisatie. De intensivering heeft tot doel meer en betere matches tot stand te brengen. 2.Verbetering digitale dienstverlening: Het is al mogelijk om via internet de vacaturebank te bekijken en vacatures aan te melden, maar er zijn ook systemen beschikbaar die het proces van bemiddeling gemakkelijker en efficiënter maken en vraag en aanbod op wijkniveau bij elkaar kunnen brengen. In de wijkgesprekken kwam meermalen de vraag naar voren om op wijkniveau de bemiddeling tussen vraag en aanbod van vrijwilligers mogelijk te maken. Wij starten in twee wijken een pilot voor digitale bemiddeling van vrijwilligers. 3.Verbetering dienstverlening en communicatie richting verenigingen en nietprofessionele organisaties: Het Vrijwilligerssteunpunt geeft advies en scholing aan vrijwilligers en organisaties. Dit gebeurt in de vorm van workshops, themabijeenkomsten en adviestrajecten bij organisaties. Uit de wijkgesprekken en de bijeenkomst met vrijwilligers blijkt dat dit aanbod lang niet bij iedereen bekend is. Wij gaan dit aanbod beter voor het voetlicht brengen. De functie van lokaal kenniscentrum voor vrijwilligerswerk brengen we meer naar voren en bouwen we uit. Dit wordt nadrukkelijk onder de aandacht gebracht bij verenigingen en andere niet professionele organisaties die met vrijwilligers werken. 4. Bevorderen van de toegankelijkheid van het vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk moet voor iedereen toegankelijk zijn; ook voor mensen met een beperking. We vragen het Vrijwilligerssteunpunt te inventariseren wat voor een acties er op dit gebied gewenst zijn.
Benutten van de zilveren kracht Wij dagen (nieuwe) senioren uit hun capaciteiten en (levens-) ervaring op een andere manier in te zetten in een ‘tweede carrière’. En wij stimuleren hen hun verborgen talenten te ontwikkelen, zodat zij een ‘nieuwe carrière’ kunnen starten. Dit doen we door tal van promotie- en prikkelingsactiviteiten voor senioren (workshops, trainingen, lezingen). Voor bedrijven en organisaties ontwikkelen we projecten om hun oudere werknemers te interesseren voor vrijwilligerswerk. Interculturalisatie van het vrijwilligerswerk We willen meer allochtonen bereiken en bereid vinden om (georganiseerd) vrijwilligerswerk te doen. Het Vrijwilligerssteunpunt zet hier extra op in onder de titel ‘interculturalisatie van het vrijwilligerswerk’. We brengen organisaties die met vrijwilligers werken bij elkaar met als doel (interculturele) samenwerking, elkaar inspireren en gebruik maken van elkaars mogelijkheden, deskundigheden, expertise en netwerken. Daarnaast worden sleutelfiguren binnen organisaties actief ondersteund. Inzet van vrijwilligerswerk als middel tot reïntegratie en sociale activering Vrijwilligerswerk is soms een middel om vaardigheden te leren die nodig zijn voor een of andere vorm van betaald werk, in een dagritme te raken of om uit een isolement te komen. Vrijwilligerswerk is in dat geval een vorm van dagbesteding. Nuttig voor de vrijwilligers en nuttig voor de samenleving. Kortom: een mooie manier om weer mee te kunnen doen. Intensivering van de maatschappelijke stages We gaan in samenwerking met Matchpoint en scholen de maatschappelijke stages structureel verankeren. Wij besteden extra aandacht aan het inzetten van scholieren in hun eigen wijk. Daardoor worden zij betrokken bij het wel en wee in hun wijk en kunnen zij hieraan een steentje bijdragen. Wij ondersteunen de organisatie van maatschappelijke stages graag, maar verwachten ook een bijdrage in de kosten door onderwijsinstellingen en bedrijven. #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
17
3.3. Reïntegratie en vrijwilligerswerk: Wat doen we bijvoorbeeld al? Project ‘Werk Mee’ In het project ‘Werk Mee’ werken mensen met behoud van uitkering. Zij zijn bijvoorbeeld actief in de Buitenkasten en in wijkcentra. Mensen zijn op deze manier maatschappelijk actief, doen werkervaring op en hebben een zinvolle dagbesteding.. De vrijwilligerspremie Wanneer in het kader van de reïntegratie vrijwilligerswerk het maximaal haalbare is, komt iemand in aanmerking voor een vrijwilligerspremie. De premie heeft tot doel te motiveren en waarderen voor de inzet in maatschappelijk zinvolle activiteiten..
Maatschappelijke stages: wat doen we bijvoorbeeld al? In Amersfoort is een vijftiental scholen actief met het organiseren van ‘maatschappelijke stages’. Zij worden daarbij ondersteund door Matchpoint, als onderdeel van het Vrijwilligerssteunpunt. In een korte stage zetten scholieren zich als vrijwilliger in voor een maatschappelijke organisatie. Voorbeelden zijn het ondernemen van activiteiten en uitstapjes met ouderen of gehandicapten, senioren leren omgaan met een mobiele telefoon of het doen van allerlei klusjes.. Het motto: jong geleerd is oud gedaan.
Het activeren van mensen die nu nog aan de zijlijn staan
Naast het grote aantal mensen dat zich uit eigen beweging actief inzet, zijn er ook Amersfoorters die nu nog aan de zijlijn staan. Een onwenselijke situatie. Wij willen deze mensen bewegen om ook actief te participeren in onze samenleving. Dit kan in de vorm van bijvoorbeeld vrijwilligerswerk of mantelzorg of in de vorm van betaalde arbeid. Ondersteuning bij het vinden van werk Het hebben van betaald werk is een belangrijke manier om mee te doen. Het is belangrijk voor het gevoel van eigenwaarde én het zorgt ervoor dat mensen financieel zelfredzaam kunnen zijn. Eerder bood de gemeente op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) vooral ondersteuning aan mensen met een bijstandsuitkering bij het zoeken naar een baan. Naast mensen mét een uitkering, zijn er ook mensen zonder uitkering die ’aan de kant staan’ en die mogelijk wel op enigerlei wijze kunnen participeren in de samenleving. De komende periode intensiveren wij de ondersteuning van mensen zonder uitkering (de zogenaamde nug’gers). Mensen zonder uitkering worden niet verplicht betaalde arbeid of bijvoorbeeld vrijwilligerswerk te verrichten. We bieden individuen keuzemogelijkheden om een actieve bijdrage aan de samenleving te leveren. We leveren indivueel maatwerk en denken met mensen mee over hun mogelijkheden. Activering in de Amersfoort Vernieuwt-wijken Niet voor iedereen is het haalbaar om mee te doen in de vorm van betaald werk. Als iemand een bijstandsuitkering heeft zoeken we ook naar een andere manier van meedoen, bijvoorbeeld activering door te werken in een beschermde omgeving. Wij gaan voor mensen die in de Amersfoort Vernieuwt (AV)-wijken wonen het in het kader van de WWB ontwikkelde activeringsinstrumentarium inzetten om óók hen te begeleiden bij hun activering. Om deze mensen te bereiken zullen zogenaamde AV-teams worden ingezet. Deze teams zoeken mensen in de betreffende wijken huis-aan-huis op, maken problemen bespreekbaar en helpen hen vooruit. De AV-teams hebben een bredere doelstelling dan mensen te ondersteunen bij het zoeken naar werk en activering. Zij kunnen ook doorverwijzen naar organisaties op het gebied van o.a welzijn, zorg en onderwijs.
Activering van jongeren Specifieke aandacht hebben we voor jeugdwerkloosheid. Het programma Jeugd aan het werk! In het kader van Amersfoort Jong gaat hier op in. Jongeren moeten uiteindelijk op eigen benen leren staan en economisch zelfstandig worden. Het hebben van een baan is daarvoor essentieel. In 2008 start vanuit het programma Jeugd aan het Werk binnen een gezamenlijk project van de gemeente en UWV. Het doel is om instroom in de Wajong (in de regio Amersfoort) te beperken en de jongeren die in de regeling zitten maximaal te activeren.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
18
Hoofdstuk 4
De opgaven
‘de samenhang in de wijk vergroten’ ‘Hoe lokaal kun je ver weg van elkaar wonen?’ (Wmo-bijeenkomst vrijwilligers)
‘We hebben in de flat een brievenbuscontact met elkaar: elke dag elkaar even treffen rond dezelfde tijd. Is van groot belang in voorkomen isolement!’ (Wmo wijkgesprek)
‘We kunnen nog veel meer plezier hebben van de scholen in deze wijk. Ze bieden veel mensen een onderling netwerk via de kinderen. Ook de ruimten van de scholen moeten ter beschikking komen voor de wijk. Zonder dat het veel kost heb je er als wijk op deze manier ruimten bij waardoor je meer activiteiten voor verschillende doelgroepen en interessegroepen kunt aanbieden.’ (Wmo wijkgesprek) ‘Als je nou gewoon het leegstaande gymzaaltje van de school eens kan gebruiken voor een buurtmiddag….!’ (Wmo wijkgesprek) ‘Speeltuinen zijn een uitstekende ontmoetingsplek. Laten we nou eens met z’n allen zorgen dat daar meer vrijwilligers voor komen.’ (Wmo wijkgesprek)
Het vergroten van de betrokkenheid in een samenleving is een gezamenlijke opgave voor burgers, maatschappelijke organisaties en overheid. Als gemeentebestuur willen we zorgen voor de juiste omstandigheden (sociale en fysieke infrastructuur) waarin samenhang kan gedijen. Binnen deze opgave gaat het om: het bieden van ruimte (letterlijk en figuurlijk) voor ‘ontmoeting’ in de wijk: accomodaties en inzet van het wijkwelzijnswerk (§ 4.1) het bundelen van krachten in de buurt (§ 4.2) Waarom willen we de samenhang vergroten of in mooiere woorden ‘de sociale cohesie versterken’? Dit speelt met name in gevallen waarin gebrek aan samenhang met zich meebrengt dat een buurt verloedert, bewoners zich onveilig voelen of mensen vereenzamen. Van belang is dit te voorkomen. Reden om als gemeentebestuur samen met burgers en maatschappelijke organisaties te investeren in samenhang. Wanneer hebben we dit bereikt? Als mensen elkaar durven aanspreken, elkaar kennen, wat voor elkaar kunnen betekenen en zich ‘thuis voelen’. Dat kunnen we moeilijk meten, want samenhang hoeft zich niet persé te uiten in een buurtfeest, schoonmaakactie of andere activiteit. Het uit zich in ‘vertrouwdheid’ en ‘het alledaagse’. Sociale samenhang is bij uitstek iets wat vanuit de wijken zelf moet worden vormgegeven. Of misschien nog preciezer: vanuit buurten of straten. Wat vanuit de samenleving moet komen kunnen we niet afdwingen. De gemeente kan dit wel bevorderen door open te staan voor goede burgerinitiatieven, letterlijk en figuurlijk ruimte te bieden voor ontmoeting en door krachten in een wijk te bundelen. Hoe wij burgerinitiatief ondersteunen en stimuleren is beschreven in voorgaand hoofdstuk. In dit hoofdstuk gaan we in op de kernelementen van het wijkwelzijnswerk: ontmoeting en ondersteuning. We beschrijven onze inzet bij het ruimte geven aan ontmoeting en het bundelen van krachten in de wijk.
4.1 Het bieden van ruimte voor ‘ontmoeting’ in de wijk: accommodaties en wijkwelzijnswerk Randvoorwaarden voor samenhang vinden wij in het bieden van ruimte voor ontmoeting. Zowel letterlijk als figuurlijk: het bieden van ondersteuning bij activiteiten waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en het bieden van locaties. Het gaat over een bankje of plantsoen, maar ook over het wijkcentrum of een buurtfeest. 4.1.1 Wat gaan we doen? Er zijn voorzieningen nodig van waaruit de functie van ontmoeting en ondersteuning vorm krijgt. Naast het wijkcentrum kan dit bijvoorbeeld ook een woonservicecentrum, kerk, moskee of een (Amersfoortse Brede Combinatie) school zijn. Wij maken onderscheid in een basisvoorziening en een plusvoorziening. De wijkcentra zijn er voor iedereen. Het accent voor ondersteuning per wijk variëert aan de hand van de mensen die hier wonen. De uitvoerende instellingen gaan in gesprek met de instellingen voor bijvoorbeeld het ouderenwerk, gehandicapten organisaties etc.. Gezamenlijk ontwikkelen zij vormen waarmee zij #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
19
verschillende doelgroepen vanuit wijkcentra kunnen bedienen.Wij streven naar een wijkgericht aanbod, passend bij reeds bestaande voorzieningen en initiatieven; passend bij de behoefte van de inwoners en afgestemd op de diversiteit in die wijk: senioren, mensen met een fysieke of verstandelijke beperking, autochtoon en allochtoon, jongeren, etc. De wijkcentra en de activiteiten die daar plaatsvinden moeten toegankelijk, bruikbaar en beschikbaar zijn voor iedereen. De komende jaren gaan we aan de slag met: Heroverwegen wijkcentra Amersfoort telt elf wijkcentra, zogenaamde ‘stand- a-lone’gebouwen. Uit een inventarisatie naar het gebruik hiervan blijkt dat dit niet optimaal is. Oorzaken hiervan zijn: Een veranderende samenstelling van de wijk en daarmee een verschuiving van de behoeften. De peuterspeelzalen en het kinderwerk die bij voorkeur gekoppeld worden aan een ABC-scool (Amersfoortse Brede Combinatie-school). Sommige wijkcentra zijn verouderd en stralen niet langer de sfeer van de huidige samenleving uit (Groene Stee Liendert). In de loop van de tijd is in een aantal wijken op andere plekken ontmoeting ontstaan of spontaan aangeboden: moskee, kerken, buitenkasten, café of zorgcentrum. De beperkte openingstijden van de wijkcentra. Dit wordt naast bovenstaande oorzaken mede veroorzaakt doordat zes beheerders ingezet moeten worden op elf wijkcentra. In het weekend open zijn is daardoor niet mogelijk. Uit de Wmo-wijkgesprekken blijkt dat de inwoners van Amersfoort sterke behoefte hebben aan ontmoeting op een centrale plek in de wijk. Door deze bewoners worden vooral de wijkcentra genoemd als centrale plek waar men naar toe wil. Ook vertellen zij dat de wijkcentra niet open zijn wanneer zij daar behoefte aan hebben of het wijkcentrum wordt verhuurd waardoor de wijkbewoners er geen gebruik van kunnen maken Gezien het bovenstaande zijn wij van mening dat de wijkcentra vragen om een heroverweging. Een heroverweging biedt de mogelijkheid om aan te sluiten op de behoefte, de zogenaamde maatschappelijke vraag, nieuwe ontwikkelingen, zoals het realiseren van ABC-scholen, het oplossen van witte vlekken (vraag naar seniorensteunpunten en ruimten voor tieneractiviteiten), het mogelijk tijdelijk toekennen van een andere functie aan het gebouw of het toepassen van een ander concept en daarmee maatwerk. In de ene wijk zal het accent meer komen te liggen op senioren vanwege de samenstelling en de vraag vanuit de wijk en in een andere wijk waar veel tieners wonen, komt hier het zwaartepunt komen te liggen. In samenwerking met de welzijnsstichting maken we een plan van aanpak waarin de wijkcentra aan de orde komen met verschillende aandachtspunten zoals bijvoorbeeld de functie, invulling, openingstijden, toegankelijkheid. Basisvoorziening in iedere wijk Om de functie van ontmoeting en ondersteuning vorm te geven zijn voorzieningen nodig. Naast het wijkcentrum kan dit bijvoorbeeld ook in een woonservicecentrum, kerk, moskee of een (ABC-)school zijn. Wij maken onderscheid tussen een basisvoorziening en een plusvoorziening.Een basisvoorziening biedt de mogelijkheid voor ontmoeting en ondersteuning. Wijkbewoners kunnen ruimten gebruiken om zelf een activiteit te ondernemen. Deze activiteit wordt eventueel ondersteund door bijvoorbeeld het wijkwelzijnswerk of het seniorenwelzijnswerk. Het initiatief ligt echtter bij de burgers zelf. De basisvoorziening bestaat uit: ruimte voor ontmoeting die beschikt over een gastheer of gastvrouw; #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
20
ondersteuning van het initiatief; het geven van informatie en advies.
Plusvoorziening In lang niet alle gevallen nemen bewoners vanzelf initiatief als we maar ruimte bieden. Zeker in prioriteitswijken moeten we mensen aanzetten tot actie. Ook deze mensen willen initiatief nemen, maar de drempel is gevoelsmatig te hoog om hulp te vragen of zij staan nog te veel aan de zijlijn van de Amerfoortse samenleving. Dit vraagt om een meer pro-actieve houding van ondersteunende organisaties als het Vrijwilligerssteunpunt en het wijkwelzijnswerk. De plusvoorziening is gericht op deze extra, actieve ondersteuning. Met andere woorden de ‘plus’: moet het meedoen van wijkbewoners mogelijk maken die in eerste instantie niet mee doen; gaat uit van de mogelijkheden en niet de beperkingen; is gericht op meehelpen, het oplossen van de vraag en het aanpakken van achterstanden; is deels aanbodgericht, omdat burgers niet altijd in staat zijn problemen en vragen duidelijk te vertalen naar behoeften; is, indien verwacht wordt dat problemen op termijn opgelost worden, in eerste instantie tijdelijk. Een tijdelijke voorziening kan structureel worden als blijkt dat het om een blijvend probleem gaat. De ‘plus’ geldt niet alleen voor het wijkcentrum, maar ook voor de geboden ruimte aan ontmoeting in bijvoorbeeld een ABC-cluster of ouderensteunpunt. De plusvoorziening wordt geboden in de prioriteitswijken. Maar niet alleen. Ook in een aantal straten en buurten in de huidige beheerwijken kan behoefte zijn aan een plusvoorziening. Wij beperken ons daarom niet tot de inzet van een ‘plus’ in de prioriteitswijken, maar plegen de extra inzet daar waar die nodig is. Met andere woorden meer maatwerk leveren en het mogelijk maken dat het wijkwelzijnswerk haar werksoorten flexibel kan inzetten. Dit haalt de doelstelling voor het wijkwelzijnswerk om de wijkbewoner weer mee te laten doen en zelfredzaam te maken dichterbij. Samenvattend gaat het om de volgende uitgangspunten: In iedere wijk komt de zogenaamde basisvoorziening: een fysieke plek voor ontmoeting en ondersteuning. Een plusvoorziening als toevoeging op de basisvoorziening in die wijken waar vooral de kwetsbare burger om meer ondersteuning vraagt op de weg naar zelfredzaamheid. In de wijk waar sprake is van een ABC-clustering willen wij deze clusters versterken door de functie van ontmoeting hieraan toe te voegen. In de wijken die een hoge concentratie aan senioren kennen, willen wij een ouderensteunpunt realiseren. Waar en hoe hangt samen met de mogelijkheden en ontwikkelingen in de wijk. Wij zullen onderzoeken welke rol de wijkcentra kunnen vervullen in het kader van een cultureel ankerpunt (concept cultuurnota). Niet-professionele organisaties kunnen een beroep doen op het wijkwelzijnswerk om tot afstemming en samenwerking te komen. Aansluiting wordt gezocht bij ontwikkelingen zoals een woonservicegebied. De wijkcentra zijn er voor iedereen: senioren, mensen met een fysieke of verstandelijke beperking, autochtoon en allochtoon, jongeren, etc. De wijkcentra en de activiteiten die daar plaatsvinden moeten toegankelijk zijn voor iedereen. De wijkcentra en de activiteiten die daar plaatsvinden, worden in samenhang bezien met reeds bestaande voorzieningen en initiatieven
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
21
Aan de hand van bovenstaande uitgangspunten heeft een analyse plaatsgevonden per wijk op de onderdelen: samenstelling van de wijk, huidig voorzieningenniveau, opbrengst WMO-wijkgesprekken, gewenste situatie en acties met betrekking tot het gewenste voorzieningenniveau. Dit voorzieningenniveau werken we verder uit in een actieplan. Hierin beschrijven we per wijk de overwegingen om een wijkcentrum te handhaven, opheffen, of qua functie te veranderen. Onderstaand stellen we per wijk de volgende gewenste situatie en acties voor. Dit zal in 2008 verder uitgewerkt worden. In dit plan van aanpak maken we duidelijk welke stappen wanneer gemaakt moeten worden. Dan wordt ook helder hoe de fasering eruit komt te zien.
Binnenstad geen wijkcentrum Onderzoeken of er in samenwerking met de corporaties en winkeliers ruimte beschikbaar gesteld kan worden voor de bewoners. Onderzoeken of de ontmoetingsruimte die aan ANBO beschikbaar is gesteld voor senioren uit de binnenstad voor meerdere doelgroepen toegankelijk kan zijn. Nieuwland De Boerderij handhaven als wijkcentrum en toevoegen van nieuwe functies, huidige gebruik niet handhaven. Aparte ruimte voor tieners in de Boerderij creëren. Onderzoek naar een ander concept (bv kidskunst) om centrum meer open te stellen en aantrekkelijk te maken (zie ook Operatie Amersfoort jong, Jeugd op een Club). Het ontwikkelteam senioren zal in samenwerking met SWA de behoeften voor ontmoeting peilen onder de senioren. Afhankelijk van de uitkomst zal in de Boerderij ruimte geboden worden. Liendert De functie voor ontmoeting van wijkcentrum De Groene Stee toevoegen aan de ABC-school Liendert. Dit betekent opheffing van het wijkcentrum. In de uitwerking van de visie voor de nieuw te bouwen ABC-school in Liendert de functie van ontmoeting, tienerruimten, informatiepunt voor iedereen in de wijk, de speeltuin toevoegen en hiermee opnemen in het programma van eisen voor de ABC-school. We gaan hierbij uit van een combinatie van een wijkprofiel en een kansenprofiel. Wijkcentrum de groene Stee opheffen. In het ouderensteunpunt worden meer activiteiten voor kwetsbare senioren ontwikkeld. In Liendert.is een informatiepunt voor senioren en worden activiteiten aangeboden aan senioren Woonservicegebied ontwikkelen. Rustenburg Geen apart wijkcentrum ontwikkelen, maar gebruik maken van bestaande faciliteiten. Onderzoeken van mogelijkheden om de sportzaal te gebruiken voor wijkactiviteiten. Woonservicegebied ontwikkelen. Dependance van ouderensteunpunt De Liendert in de Molendijkflat ontwikkelen. #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
22
Soesterkwartier De positie van de beide wijkcentra De Tandem en De Sleute zullen wij beoordelen in het licht van de huidige en toekomstige ontwikkelingen in de wijk.Dit kan leiden tot wijzigingen. Wijkcentrum De Tandem wordt met uitzondering van het peuterspeelzaalwerk weinig tot niet gebruikt. Gezien de ontwikkelingen in het Soesterkwartier, zal onderzocht worden of er elders in de wijk op een centrale plek mogelijkheden zijn om ontmoeting te laten plaatsvinden. Samenwerkingsafspraken maken tussen SWA en zorgcentrum Puntenburg om de groep senioren optimaal te kunnen bedienen. Dependance van ouderensteunpunt De Wissel in de Theo Thijssenschool ontwikkelen. Randenbroek / Schuilenburg Wijkcentrum Het klokhuis handhaven. Een werkgoep ‘speeltuin’ vormen. Het Klokhuis meer profileren; moet inspelen op de vraag van de bewoners. Woonservicegebied ontwikkelen. Ouderensteunpunt Operaplein in Schuilenburg ontwikkelen. Vermeer-, Berg- en Leusderkwartier Wijkcentrum De Driehoek als gebouw handhaven en De Kolk als ontmoetings ruimte handhaven. De huidige functie van De Driehoek opheffen en eventueel inzetten als seniorentrefpunt. De Kolk beter benutten en meer samenwerken met scholen volgens plan Stromenlandcollege: jongerenwerk in de scholen brengen met als doel ontwikkelingstrajecten aan te bieden na schooltijd. Bewoners van de werkgroep De Groene Kamer laten begeleiden gedurende één jaar door SWA om gebruik te maken van De Kolk of het Corderius College. Onderzoeken of aansluiting bij de nieuw te bouwen school (herbouw Corderius) noodzakelijk en mogelijk is voor de functie van ontmoeting. Woonservicegebied ontwikkelen. In de Amerhorst een ouderensteunpunt ontwikkelen. Schothorst Wijkcentrum Trefhorst handhaven. De activiteiten in de Trefhorst intensiveren. Ontwikkelteam ouderen vanuit het wijkcentrum laten werken met het wijkwelzijnswerk waardoor intensivering van de activiteiten mogelijk wordt. Woonservicegebied Kop van Schothorst ontwikkelen. Meer activiteiten voor kwetsbare senioren in de Koperhorst aanbieden. Kruiskamp/Koppel Wijkcentrum De Roef handhaven. Het huidige wijkcentrum wordt vervangen door een modaal ‘stand a lone’ wijkcentrum. De mogelijkheden onderzoeken hoe het centrum meer uren opengesteld kan worden en naast het bereik van de Turkse en Marokkaanse mensen ook inloop of activiteiten te bieden voor andere bewoners. Het beter benutten van ruimten binnen scholen of andere plekken. De Drietand een grotere betekenis geven in de ontwikkeling van wijkgerichte activiteiten voor senioren met het accent op activiteiten voor allochtone ouderen. Hoogland Wijkcentrum de Neng handhaven. #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
23
Het huidige wijkcentrum handhaven en een dependance van het Pluspunt hier aanhaken of een Trefpunt Senioren ontwikkelen. Woonservicegebied ontwikkelen gebruik makend van de Neng en ontwikkeling Kraailandhof.
Kattenbroek Wijkcentrum het Katshuis handhaven. Wijkcentrum voorlopig handhaven in afwachting van het gebruik van ruimten binnen scholen en de mogelijkheden van de corporatie om ruimte beschikbaar te stellen. (bewoners willen meer mogelijkheden hebben om gebruik van ruimten te kunnen maken voor ontmoeting of activiteiten.) Zielhorst Wijkcentrum Het Middelpunt handhaven en een nieuw concept toepassen Onderzoeken of in bestaande gelabelde seniorencomplexen mogelijkheden zijn om maaltijd, ontmoeting en/of informatie te realiseren. Onderzoeken of het toepassen van een nieuw concept wenselijk is en aansluit op de behoefte van de bewoners voor wijkcentrum Het Middelpunt. Daarnaast onderzoeken of er behoefte bestaat aan een verhuurcentrum. Als beide onderzoeken tot niets leiden het wijkcentrum op te heffen. Vathorst en Hooglanderveen De Brink als partner in de ABC-school versterken en daarbij meer concentreren op de ouders en hun kinderen. De wijkwelzijnsfunctie meer een onderdeel van het Brinkcluster laten zijn. Hiermee verbonden zal de huidige beheerstructuur tegen het licht gehouden worden. De exploitant van De Dissel, SRO, vragen een ander verhuurbeleid toe te passen dat vergelijkbaar is met de rest van de stad. De buurtkamer senioren in 2007 starten. Ouderensteunpunt in 2009 realiseren. ABC-cluster De Bron inclusief ontmoeting binnen/buiten ontwikkelen in 2010. Heroverwegen inzet wijkmeldpunten Tot op heden hebben alle wijkcentra een wijkmeldpunt, behalve Vathorst. Het wijkmeldpunt werkt aanvullend op het meldpunt woonomgeving. Bij het meldpunt woonomgeving gaat het vooral om meldingen in de sfeer van losliggende stoeptegels, snoeien van het openbaar groen en hondenpoep. De sociale meldingen, zoals overlast van jongeren, komen bij het wijkmeldpunt terecht. Er is een aantal redenen te noemen waarom een heroverweging van de wijkmeldpunten wenselijk is: Door een bezuiniging van een aantal jaren geleden op de wijkmeldpunten worden de meldpunten voor drie uur per week per wijk bezet. Het geringe aantal uren openstelling betekent dat de wijkmeldpunten meer het karakter hebben van een registratiebureau. Ook de continuïteit kan niet gewaarborgd worden. In een aantal wijken, vooral de beheerwijken, zijn de mensen in staat om de problemen zelf op te lossen of weten de weg om dit op te lossen. Hier heeft de medewerker van het meldpunt weinig tot niets te doen en zou graag de uren willen inzetten in de wijk waar wel veel meldingen worden gedaan. In de wijken zoals Soesterkwartier en Hoogland werken de wijkmeldpunten goed. Dit is mede het gevolg van het type bewoner. In de overige wijken zijn de meldingen minimaal. #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
24
De hiervoor genoemde redenen vragen om stil te staan bij de toekomst van de wijkmeldpunten. Wij zullen onderzoeken welke rol de wijkmeldpunten wel of niet kunnen vervullen. Als blijkt dat de wijkmeldpunten een rol kunnen vervullen dan komen wij met voorstellen hoe dit vorm kan krijgen.
‘Instellingen, scholen, kerken en verenigingen kunnen vaak veel meer dan individuen. Waarom gaan zij niet eens om de tafel zitten om te bespreken hoe ze een aantal problemen samen kunnen aanpakken.’
4.2
Het bundelen van krachten in de wijk
In iedere wijk is zowel bij inwoners als bij professionals veel kennis en ervaring aanwezig, maar weinig mensen hebben overzicht van wat er allemaal al gebeurt en mogelijk is in een wijk. We willen de bestaande krachten beter benutten en bundelen door samenwerking en netwerkvorming te bevorderen. 4.2.1 Wat gaan we doen?
(Wmo wijkgesprek)
‘De werkgroep mobiliteit is een voorbeeld voor andere wijken in Amersfoort. Ze hebben veel belemmeringen aangekaart en hulp gekregen van de ondernemers om er een aantal op te lossen. En als de gemeente dan ook nog voor een paar parkeerplaatsen voor gehandicapten zorgt, boek je snel vooruitgang!’ (Wmo wijkgesprek)
Bewoners en oudbewoners van de Palmstraat en de Hulststraat kunnen zich aansluiten bij de buurtvereniging. Die organiseert activiteiten voor alle leeftijden. Dankzij de vereniging leren mensen uit de buurt elkaar beter kennen. De sociale controle is groot, maar het respect voor elkaar ook. Daaraan levert de buurtvereniging beslist een bijdrage.
Netwerken in de wijk We gaan netwerken vormen en krachten bundelen tussen vrijwilligersorganisaties, verenigingen en professionele organisaties in de buurt om: van elkaars kennis en ervaringen gebruik te maken; elkaars werk te versterken; samen activiteiten te ondernemen; de inzet van vrijwilligers te optimaliseren en ondersteuning van vrijwilligers te regelen waar nodig Om op wijkniveau samenwerking tussen (vrijwilligers)organisaties en verenigingen te bevorderen is coördinatie nodig. Een coördinerende organisatie is verantwoordelijk voor het bij elkaar brengen van betrokkenen en voor het verspreiden van informatie en kennis over goede voorbeelden. Hier ligt een belangrijke taak voor het Vrijwilligerssteunpunt en het wijkwelzijnswerk. Samenwerking en netwerkvorming zien wij als concrete activiteit. Wij nemen dit op in de prestatieafspraken met de door ons gesubsidieerde organisaties. Verder gaan we samenwerking en netwerkvorming bevorderen door te experimenteren met de aanpak van ‘coalitievorming’. Dit houdt in dat we organisaties gezamenlijk uitdagen oplossingen aan te dragen en nieuwe kansen te creëren. We gaan met hen een ‘contract op hoofdlijnen’ aan waarin de beoogde maatschappelijke prestaties in de wijk centraal staan. Het ondersteunen van bewonersgroepen De vele bewonersgroepen in Amersfoort tonen een behoorlijke mate van betrokkenheid bij en samenhang in de wijken. We prijzen ons gelukkig met de verschillende bewonerswerkgroepen die actief zijn om de leefbaarheid in de wijk te vergroten. Het betreft werk- en belangengroepen die zichzelf hebben georganiseerd rondom een thema, project of buurt. In 2005 waren er maar liefst 140 actief. Het gaat om werkgroepen die actief netwerken, zelf dingen organiseren, knelpunten aandragen en meedenken over oplossingen. Bewonersgroepen vormen het netwerk voor de professionele organisaties die actief zijn op het gebied van leefbaarheid. Zij verdienen waardering en ondersteuning vanuit de gemeente. De mate van ondersteuning verschilt per situatie. Bewonersgroepen worden bijvoorbeeld soms door de welzijnsstichting, het Vrijwilligerssteunpunt en in andere gevallen door de gemeente op weg geholpen.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
25
Hoofdstuk 5
De opgaven
‘mensen langer in hun omgeving laten wonen’ Oost, west, thuis best’ en ‘My home is my castle.’ Ieder mens woont het liefst in zijn eigen vertrouwde huis.Wij willen er aan bijdragen dat in de hele stad mensen zo lang mogelijk verantwoord in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen, ook als hulp of zorg nodig wordt. ‘Voor mensen met een lichamelijke beperking is dit een hele slechte wijk. Er is bijna een deltaplan nodig om hier de openbare ruimte weer toegankelijk te maken voor iedereen.’ (Wmo wijkgesprek)
Binnen deze opgave gaat het om het: bevorderen van zelfredzaamheid; stimuleren van participatie en het tegengaan van sociaal isolement. Dit doen we door middel van het: aanbieden van activiteiten gericht op participatie en ontmoeting (§ 5.1); bieden van informatie en advies en clientenondersteuning (§ 5.2); bieden van aanvullende ondersteuning voor specifieke groepen (§ 5.3); bevorderen van de toegankelijkheid en een veilige woonomgeving (§ 5.4); realiseren van voldoende (aangepaste, levensloopbestendige) woningen geschikt voor mensen met een zorgvraag (§ 5.5); ondersteunen van mantelzorg (§ 5.6); ontwikkelen van woonservicegebieden (§ 5.7). Wij willen ertoe bijdragen dat in de hele stad mensen, indien gewenst en verantwoord, zelfstandig in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen. Ook als verzorging of zorg nodig wordt. Dit houdt in dat er voldoende ondersteuning en keus moet zijn in mogelijkheden voor bijvoorbeeld mensen met een beperking en ouderen. Dit doen wij op veel verschillende manieren varierend van zorgen voor toegankelijkheid van voorzieningen en het organiseren van mobiliteit tot het ondersteunen van mantelzorg en het aanbieden van activiteiten en individuele voorzieningen.
5.1 Het aanbieden van activiteiten gericht op participatie en ontmoeting Ontmoetingsactiviteiten zorgen ervoor dat mensen hun netwerk in de wijk behouden of opbouwen en zo hun zelfredzaamheid vergroten. 5.1.1 Wat gaan we doen? ‘Isolement van ouderen is zo’n groot woord. Als er ieder weekend gelegenheid was om met elkaar televisie te kijken in De Drietand, zou mijn weekend er heel anders uitzien. Waarom laten we iedereen op zijn eigen bank thuis zitten?’ (Wmo wijkgesprek)
Uitbreiden pilot ‘sociaal isolement’ Sociaal isolement is nog altijd in aard en omvang een toenemend probleem bij ouderen. In 2007 zijn wij daarom gestart met een pilot ‘sociaal isolement’ in de wijk Randenbroek/Schuilenburg vanuit het ouderensteunpunt Nijenstede. Kernelementen van deze aanpak zijn: - het gebruiken en intensiveren van bestaande activiteiten; - coördinatie en versterking van het netwerk van organisaties; - herkenbare frontoffice voor senioren; - beter bereiken en begeleiden van ouderen in een isolement. Bij positieve resultaten van de pilot passen we (delen van) de aanpak toe in tenminste drie wijken waar sociaal isolement veel voorkomt. Sociaal isolement is een toenemend probleem bij ouderen, maar ook bij mensen met een beperking. We kijken daaorm naar de mogelijkheden om de doelgroep van #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
26
de pilot te verbreden. We onderzoeken in hoeverre deze pilot ook toepasbaar is op bijvoorbeeld chronisch zieken en gehandicapten. Ouderensteunpunten spelen een belangrijke rol in het voorkomen van sociaal isolement. Deze gaan we dan ook de komende jaren verder ontwikkelen.
Ouderensteunpunten: wat doen we bijvoorbeeld al? Adri (66) en Anneke (62) komen regelmatig in zorgcentrum Nijenstede. Je kunt je afvragen wat deze vitale dames daar te zoeken hebben. Adri sport en Anneke volgt computerles. Nijenstede is een van de vijf ouderensteunpunten. Senioren die de weg leren kennen zullen makkelijker aankloppen als ze hulpbehoevend zijn. Drempelverlagend werkt het wel, vindt Anneke. ‘Ik heb een ander beeld van de zorginstelling gekregen. De deur is een stukje open gegaan. Ik las in de krant over de computercursus. Nu leer ik omgaan met internet en e-mail versturen’, zegt ze trots. ‘Ik wist niet dat er zoveel te doen was via Nijenstede. Maar ze komen je niet halen hoor. Je moet er zelf op af stappen. En dat doen veel ouderen niet.’ De huidige ouderensteunpunten bieden activiteiten aan senioren met als doel ontmoeting, recreatie en het voorkomen en tegengaan van sociaal isolement. De activiteiten zijn onder te verdelen in vier functies: - maaltijdvoorziening; - informatie en advies; - ontmoeting en recreatie; - gemaksdiensten.
Het doorontwikkelen van de ouderensteunpunten Mee kunnen blijven doen en anderen kunnen ontmoeten is van groot belang voor die ouderen van wie het natuurlijke netwerk langzaam kleiner wordt en de actieradius afneemt. Ouderensteunpunten spelen daarin een belangrijke rol. Ouderensteunpunten doen altijd een beroep op de capaciteiten van de gebruikers om zich in te zetten voor de invulling en uitvoering van activiteiten. Het basisprincipe is ‘voor senioren door senioren’. Amersfoort heeft vijf ‘full service’ ouderensteunpunten: Het Pluspunt in Kattenbroek, De Wissel in het Soesterkwartier, De Koperhorst in Schothorst, Nijenstede in Randenbroek en De Liendert in Liendert. Daarnaast is er stedelijk ouderencentrum De Drietand. Wij staan een wijkgerichte doorontwikkeling van de ouderensteunpunten voor, die qua invulling per wijk kunnen verschillen In de wijken die een hoge mate van vergrijzing kennen intensiveren we de activiteiten voor kwetsbare senioren. Concreet betekent dit: meer activiteiten voor met name kwetsbare senioren in De Koperhorst en De Liendert (in Nijenstede worden activiteiten reeds geïntensiveerd in het kader van de pilot ‘sociaal isolement’); een volwaardig steunpunt of een ‘dependance’ van een ouderensteunpunt in die (delen van) wijken waar een woonservicegebied wordt gerealiseerd: rondom de Molendijkflat in Rustenburg, het Operaplein in Schuilenburg, het Vogelplein in Liendert, de kop van Schothorst, het Leusderkwartier en het westen van het Soesterkwartier. In Vathorst realiseren we in 2009 een ouderensteunpunt. Vooruitlopend hierop is in 2007 een Buurtkamer voor senioren ontwikkeld. Er zijn ook andere professionele en niet-professionele organisaties die activiteiten en voorzieningen voor senioren bieden, zoals de SWA, kerken en moskeeën, seniorenverenigingen en –sociëteiten, allochtone ouderenorganisaties en seniorencomplexen. De meeste van deze activiteiten draaien geheel zelfstandig op vrijwilligers. Wij gaan de samenwerking tussen deze organisaties op wijkniveau bevorderen. Niet-professionele organisaties kunnen hierbij een beroep doen op de ouderensteunpunten. Zij hebben een functie in de totstandkoming van netwerken van organisaties die zich op ouderen richten om hun functies te versterken en afstemming en verwijzing tot stand te brengen. Vooralsnog richten de ouderensteunpunten, zoals de naam ook suggereert, zich op senioren. De doelgroep met behoefte aan bijvoorbeeld informatie en advies, of aan ontmoeting en reacreatie, is echter breder. Sociaal isolement is een toenemend probleem bij ouderen, maar ook bij mensen met een beperking. We onderzoeken in hoeverre de ouderensteunpunten haar doelgroep kunnen verbreden. Maaltijdvoorziening Veel ouderen en mensen met een handicap maken gebruik van de een of andere vorm van maaltijdvoorziening, zoals de restaurants in ouderensteunpunten of zorgcentra, of aan huis bezorgde maaltijden. Wij willen bevorderen dat mensen gebruik maken van eettafels in de wijk, om ontmoeting te stimuleren en te voorkomen dat zij in een isolement geraken. #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
27
Al enige jaren neemt de belangstelling voor Tafeltje-dekje (aan huis bezorgde maaltijden) af, terwijl het aantal bezoekers van restaurants van ouderensteunpunten toeneemt. In 2009 zal de huidige aanbieder van Tafeltje Dekje in verband met verhuizing stoppen met het aanbieden van deze dienst. Wij zullen dan geen nieuwe aanbieder zoeken. Overigens zullen er, ook zonder gemeentelijke subsidie, voldoende alternatieven zijn voor mensen die gebruik willen blijven maken van aan huis bezorgde maaltijden. Algemeen Maatschappelijk Werk We bieden een laagdrempelig, algemeen toegankelijk hulpaanbod voor de brede bevolking in Amersfoort met psychosociale problemen: Het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW). Iedereen kan, zonder voorwaarden, terecht bij het AMW met psychosociale problemen. Het AMW geeft ondersteuning bij het verhelderen van de problematiek maar begeleidt cliënten ook bij het vinden van praktische oplossingen. Door het bieden van kortdurende begeleiding kunnen we voorkomen dat mensen op de lange duur intensievere en een zwaardere vorm van begeleiding nodig hebben. Het Algemeen Maatschappelijke Werk speelt ook een actieve rol in de AV-teams van Amersfoort Vernieuwd. Hierbij gaan we in achterstandswijken bewoners actief benaderen om vroegtijdig begeleiding te kunnen bieden bij die huishoudens waarbij dat nodig blijkt.
GALM (Groninger Actief Leven Model) is een sportstimuleringsstrateg ie die senioren stimuleert sportief actief te worden en te blijven. In GALM wordt gedragsverandering opgevat als een langdurig proces. De uitvoering van een GALM-project bestrijkt dan ook een periode van anderhalf jaar. In deze periode wordt een geïntegreerd geheel van activiteiten uitgevoerd: Het doel van deze activiteiten is het stimuleren en begeleiden van senioren om sportief actief te worden en te blijven. Activiteiten in het kader van GALM kunnen worden aangeboden door bestaande activiteiten bij sportaanbieders (integratie van de doelgroep) en/of door het introduceren van nieuw op de doelgroep toegesneden activiteiten
Uitgangspunt in de hulpverlening door het AMW is dat zij cliënten tijdelijk begeleidt zodat zij weer in staat zijn zelfstandig deel te nemen aan de maatschappij.
Sport, gezondheid en maatschappelijke participatie Sport heeft een belangrijke maatschappelijke meerwaarde. Met het stimuleren van sport voor de doelgroepen mensen met een beperking en ouderen kan concreet inhoud worden gegeven aan het gebruik van sport als instrument om gezondheid te verbeteren en eenzaamheid te voorkomen. Door middel van het aanbieden van sport aan ouderen willen we fitheid en gezondheid bevorderen en sociaal isolement tegengaan. We maken hierbij onder andere gebruik van de zogenaamde GALM-projecten. Wij vinden het belangrijk dat mensen met een beperking kunnen kiezen uit een zo breed mogelijk palet van sportkeuzemgoelijkheden. Vanaf 2008 zetten we daarom in op een regionale aanpak van het aangepast sporten. Een regionaal consulent wordt de ‘spin in het web’ bij de afstemming van vraag en aanbod op regionaal niveau. Met de regiogemeenten die bereid zijn tot een bijdrage maken we over de inzet daarvan afspraken. Voor het aangepast sporten bestaat binnen Amersfoort een sportvereniging die meerdere takken van sport aanbiedt: de Gehandicapten Sportvereniging Amersfoort (GSVA). De GSVA vervult binnen de Amersfoortse sportwereld een belangrijke functie en biedt voor vele niet-valide sporters een goed alternatief. Toch vinden wij het belangrijk dat ook de reguliere sportverenigingen zich meer open stellen voor mensen met een beperking. Wij beseffen dat dit voor de sportverenigingen een extra belasting betekent en daarom vinden wij extra ondersteuning daarbij noodzakelijk. Om het beleid voor het aangepast sporten verder vorm te geven ondernemen wij de volgende acties: uitvoering regionale aanpak aangepast sporten; onderzoek naar inzet van stageplekken en combinatiefuncties; onderzoek naar de mogelijkheden voor een stimuleringsregeling aangepast sporten #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
28
‘Meer publiciteit geven aan het aanbod dat er al is: het is schrikbarend hoe weinig bekend het aanbod van wijkcentra, kerken, ouderensteun-punten e.d. bij veel wijkbewoners is. Men vraagt in het wijkgesprek vaak om dingen die er al lang zijn!’ Wmo wijkgesprek
Een seniorenwegwijzer aan het woord: ‘Ik vind het belangrijk dat senioren weten waar zij recht op hebben. De voorzieningen en regelingen die er speciaal voor hen zijn, kunnen het leven een stuk aangenamer maken. Ik kom als wegwijzer soms alleenstaande ouderen tegen die alleen een AOW-uitkering hebben. Dan kijk ik naar de mogelijkheden van bijzondere bijstand, vergoedingen voor bijvoorbeeld een gehoorapparaat en in overleg schakel ik tafeltje-dek-je, de klussendienst, de pedicure of hulp bij de administratie in. Vaak weten mensen niet waar ze recht op hebben of hoe ze dat moeten regelen. Daarom help ik mensen ook met het invullen van formulieren en verwijs ze door naar de juiste instanties’
5.2
Het bieden van informatie en advies en cliëntenondersteuning
De Informatiewinkel, Stadsring 51, het zorgloket, ouderensteunpunten, wijkcentra, websites, seniorenwegwijzers, MEE. Aan informatieverstrekkers en ondersteuning geen gebrek zou je zeggen. Misschien is het gebrek aan informatie niet het probleem, maar zit het juist meer in de overvloed en onoverzichtelijkheid ervan. Organisaties hebben zelf weinig zicht op wie, welke informatie verstrekt. Laat staan dat burgers weten waar ze deze informatie kunnen halen. Dit vraagt dus om meer bundeling, samenwerking en netwerkvorming tussen de verschillende organisaties.
5.2.1 Wat gaan we doen? Informatie en advies Stedelijke informatie Op stedelijk niveau biedt de Informatiewinkel informatie over het bestaande aanbod van de diverse organisaties. Het Zorgloket is de entree voor individuele Wmo-voorzieningen, maar ook voor AWBZ-voorzieningen en voor informatie over zorg. Daarnaast heeft het Zorgloket een trekkersrol bij de vorming en versteviging van het netwerk tussen andere organisaties (zowel professioneel als vrijwillig, waaronder belangenverenigingen) die informatie en advies bieden over zorg, welzijn en andere vormen van ondersteuning. Informatie in de wijk Burgers kunnen op verschillende plaatsen in de wijk informatie en advies inwinnen. Wijkcentra maar ook bijvoorbeeld ouderensteunpunten bieden deze functie. Zoals boven omschreven gaan we de ouderensteunpunten doorontwikkelen. Een belangrijke functie van deze steunpunten is het geven van informatie en advies. Om op wijkniveau samenwerking te bevorderen tussen de verschillende (vrijwilligers)organisaties en verenigingen is coördinatie nodig. Hier ligt een belangrijke taak voor het wijkwelzijnswerk en de ouderensteunpunten. De seniorenwegwijzers Senioren kunnen als zij 75 zijn, gebruik maken van een huisbezoek door een seniorenwegwijzer. Voor allochtone ouderen is dit zelfs mogelijk vanaf hun 55e. Ruim een kwart van de senioren maakt gebruik van het aanbod. Seniorenwegwijzers houden in elke wijk wekelijks spreekuur. Op sommige locaties wordt er goed gebruik van gemaakt, op andere nauwelijks. We gaan het bereik vergroten van zowel de huisbezoeken als de spreekuren. De huisbezoeken door een actievere benadering en meer publiciteit. De spreekuurlocaties nemen we onder de loep en we zetten in op een intensiever gebruik in de vergrijsde wijken. Verder onderzoeken we in hoeverre het haalbaar is om de leeftijdsgrens voor het huisbezoek te verlagen. Cliëntenondersteuning Behalve het geven van informatie en advies zoals we hierboven omschrijven, is de gemeente ook verantwoordelijk voor cliëntenondersteuning. Cliëntenondersteuning gaat een stap verder dan informatie en advies en richt zich op mensen die voor een vraag of een situatie staan die zodanig complex is dat de betreffende persoon het zelf en met zijn omgeving in eerste instantie niet op kan lossen4. Onder 4
We richten ons hierbij bijvoorbeeld op mensen met een lichamelijke en/of psychische beperking, mensen met materiele en psychosociale problemen, mantelzorgers en ouderen #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
29
cliëntenondersteuning wordt de ondersteuning verstaan van een cliënt bij het verhelderen van een vraag, het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. Cliëntenondersteuning heeft de regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) tot doel om de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen. We hoeven cliëntenondersteuning niet opnieuw te ontwikkelen. Net als op het gebied van informatie en advies gebeurt er al heel veel op dit terrein. In Amersfoort bestaan verschillende vormen van cliëntenondersteuning. We streven er naar de ze verschillende vormen meer met elkaar te laten samenhangen. Wij zien hier een belangrijke rol weggelegd voor het zorgloket.
De ouderenadviseur Waar de seniorenwegwijzer iemand met een vraag op het goede spoor zet, hebben sommige mensen behoefte aan intensievere begeleiding. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een ouderenadviseur. Op veel plaatsen in ons land kennen we de functie van ouderenadviseur. Deze biedt ondersteuning aan individuele ouderen om hen te helpen beter te participeren in de maatschappij. In Amersfoort hebben we zo’n functie niet. In 2008 ontwikkelen en voeren we een model in dat aansluit bij de Amersfoortse situatie en bestaande initiatieven zoals de allochtone zorgconsulent. Niet alleen senioren hebben behoefte aan intensievere ondersteuning. Dit geldt ook voor andere doelgroepen. Aansluitend op het aanbod wat al beschikbaar is voor deze doelgroepen (bijvoorbeeld via MEE), ontwikkelen we het concept ouderenadviseur voor een bredere doelgroep. MEE MEE biedt ondersteuning voor mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke beperking en chronisch zieken. MEE wordt tot op heden gefinancierd vanuit de AWBZ. We nemen deze taken als gemeente niet over. Wel gaan we de verschillende vormen van informatie & advies en clientenondersteuning meer in samenhang brengen. In dit kader maken we nog in 2008 samenwerkingsafspraken met MEE. In deze afspraken nemen we ook de relatie met het zorgloket mee. Stadsring 51 Stadsring 51 ondersteunt kwetsbare mensen bij het op orde houden of brengen van hun financiele huishouding, in samenwerking met enkele vrijwilligers-organisaties. Hulp bij belasting-aangifte en hulp bij het aanvragen van kwijtschelding gemeentelijke belasting en zuiveringsheffing wordt jaarlijks projectmatig georganiseerd. Deze projecten richten zich op de minima in Amersfoort. Daarnaast is er hulp mogelijk bij invullen van formulieren voor het aanvragen van een uitkering of het aanvragen van andere inkomensvoorzieningen tijdens het formulieren-spreekuur en wordt hulp aan huis geboden bij de thuisadministratie Steunpunt mantelzorg Het Steunpunt Mantelzorg ondersteunt mantelzorgers. Zij doet dit bijvoorbeeld door middel van: - inzet van vrijwilligers voor oppas thuis of praktische hulp; - bemiddeling bij professionele of vrijwillige hulpverlening van andere organisaties (thuiszorg, tijdelijke opname, logeervoorzieningen); - hulp bij het indienen van aanvragen of klachten; - het organiseren van respijtactiviteiten en een weekend-uit voor mantelzorgers
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
30
Onze activiteiten met betrekking tot de ondersteuning van mantelzorg beschrijven wij verder in hoofdstuk 5.7. Cliëntenondersteuning GGZ
Een relatief nieuw fenomeen op het terrein van cliëntenondersteuning GGZ zijn de zgn. Consumer Run organisaties. In Amersfoort functioneert sinds twee jaar het GGZ-informatiecentrum Reijer ter Burg volgens de consumer run formule. Hiermee is een laagdrempelig, voor ggz patiënten makkelijk toegankelijk, informatiepunt beschikbaar waarmee (potentiële) cliënten van de GGZ gezondheidszorg informatie kunnen halen en in overleg kunnen kijken welke wegen zij kunnen bewandelen om de juiste zorg te krijgen. Waar de werkzaamheden van dergelijke organisaties zich met name richten op het geven van informatie en advies met betrekking tot de GGZ, zien wij dit als een eerste verantwoordelijkheid van de Awbz-gesubsidieerde GGZ-instellingen. Waar dergelijke organisaties zich meer richten op cliëntenondersteuning, zien wij dit aanbod als aanvullend op andere vormen van cliëntenondersteuning.
Project Kleur in Actie Mantelzorg is binnen allochtone families vaak een vanzelfsprekendheid. Er liggen onuitgesproken verwachtingen ten grondslag aan de zorg die in familieverband wordt gegeven. Er is een kentering waar te nemen in deze vanzelfsprekendheid. Het is zoeken naar een nieuwe balans in verhoudingen tussen generaties. Er lijkt behoefte aan nieuwe vormen van onderlinge hulp en hulp van buitenaf die past binnen de tradities en verschuivende opvattingen. Het project Kleur in Actie dat wij samen met Alleato gaan uitvoeren is erop gericht het gesprek in eigen kring over wat kan en mag om zorg te verlichten en om de dialoog tussen allochtone mantelzorgers en 'witte' instellingen op gang te brengen. Het project moet leiden tot ontlasting van allochtone mantelzorgers en een verhoogde toegankelijkheid van zorg- en welzijnsinstellingen voor hun
vragen.
5.3
Het bieden van aanvullende ondersteuning voor specifieke groepen
Sommige doelgroepen hebben aanvullende hulp nodig om ervoor te zorgen dat ook zij zo lang mogelijk in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen. 5.3.1 Wat gaan we doen? Specifieke aandacht voor allochtone ouderen In Amersfoort wonen nu nog relatief weinig oudere allochtonen, maar hun aantal zal de komende jaren vrij snel groeien. Het blijkt dat deze groep moeilijk wordt bereikt en weinig gebruik maakt van beschikbare zorg- en welzijnsvoorzieningen. Wij investeren extra in het bereiken van allochtone ouderen door het: uitbreiden van de seniorenwegwijzers met 2 allochtonen seniorenwegwijzers; opnieuw bekijken van de locaties voor allochtonen seniorenwegwijzers. We gaan op zoek naar (mogelijkheden hiertoe bieden moskeeën en die ouderensteunpunten lokaties die voor zoveel mogelijk mensen laagdrempelig zijn aanbieden en uitbreiden van activiteiten voor allochtone ouderen in die wijken waar veel allochtone ouderen wonen; uitbreiden van het taalmaatjesproject dat is ontwikkeld in het kader de Wmopilot in onze regio; investeren in interculturaliseren van (mantel)zorg; ondersteunen van de aanpak allochtone zorgconsulent Ondersteuning van dementerenden Het aantal mensen met dementie stijgt snel. Het aantal dementerende ouderen in Amersfoort ligt rond de 1600 en neemt binnen 10 jaar toe tot ruim 2000. Tussen 60-70 % van deze mensen woont thuis. Mensen met dementie en hun partner/familie hebben veel vragen, onrustgevoelens en klachten. Een samenhangend aanbod van dienstverlening aan hen wordt daarom steeds belangrijker. De regio Amersfoort kent een ruim aanbod van zorg en voorzieningen voor mensen die lijden aan dementie. Zorggebruikers kunnen in onze regio kiezen uit een behoorlijk divers aanbod. Aan aanbod en kwaliteit ontbreekt het niet, wel aan samenhang. In 2006 is de regio Amersfoort aangesloten bij het Landelijk Dementie Programma (LDP). Het regionale actieprogramma beoogt de samenhang te verbeteren. #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
31
Vooral op het gebied van mantelzorgondersteuning zullen wij aansluiting zoeken bij het programma. Bij de ontwikkeling van het regionale netwerk is vooral de ketenvorming met het welzijnswerk voor ouderen van belang. In overleg met de aanbieders zullen we de keten optimaliseren en waar nodig aanvullen. Eén van de aandachtspunten is de behoefte aan een ontmoetingsruimte voor dementerenden en hun verzorgers. Bieden van collectieve Ggz-preventie Doel van de Ggz-preventie is om begrip en herkenning van (ernstige) psychische klachten te bevorderen, de bevolking bewust te maken van wat zij zelf aan deze klachten kan doen en haar wegwijs te maken naar instanties die haar zonodig verder kunnen helpen. Enkele belangrijke thema’s waar Ggz-preventie zich op richt, zijn: Preventie van depressie; Preventie van psychische problemen bij kinderen en andere familieleden van psychiatrische patiënten; Preventie van werkstress; Preventieve activiteiten op het brede terrein van de sociale psychiatrie. RIAGG Amersfoort & Omstreken voert de collectieve Ggz-preventie taken uit. Het RIAGG biedt een zestal preventieve programma’s aan die duidelijke raakvlakken vertonen met onze beleidsterreinen Jeugd, lokaal gezondheidsbeleid, vrijwilligersbeleid/mantelzorg en Amersfoort Vernieuwt. Het aanbod van de RIAGG Amersfoort en omstreken op het gebied van Ggzpreventie bestaat uit: Somberheid en depressie: preventie van ontwikkeling van een depressie bij mensen met een lichte tot matige depressieve klachten en/of voorkomen van verergering van de klachten. Angst en paniek: preventie van ontwikkeling van angststoornissen bij mensen met lichte tot matige angstklachten en/of voorkomen van verergering van de klachten. Arbeidsgerelateerde psychische problematiek: voorkomen van arbeidsuitval en burnout als gevolg van werkstress. Mantelzorgers van ouderen met dementie: wijkgerichte benadering gericht op het voorkomen van overbelasting van mantelzorgers, in samenwerking met ouderen welzijnswerk. Familieleden van mensen met psychiatrische problematiek: voorkomen dat familieleden/direct betrokkenen zelf psychische klachten gaan ontwikkelen. Kinderen die opgroeien bij een ouder met psychiatrische en of verslavingsproblematiek: activiteiten gericht op kinderen van ouders met psychiatrische problematiek en/of verslavingsproblematiek (KOPP/KVO) met als doel het ontwikkelen van psychische problematiek bij deze kinderen te voorkomen.
Psychiatrie in de wijk Psychiatrische patienten wonen in toenemende mate (beschermd) zelfstandig in de wijken van de stad. Maasschappelijke participatie is echter geen vanzelfsprekendheid en de drempel naar wijkvoorzieningen is soms hoog. Ook wijkbewoners weten vaak niet goed om te gaan met deze doelgroep. Hierdoor is de kans groter dat psychiatrische patienten in een sociaal isolement terecht komen waardoor ze afglijden. Deze groep verdient extra aandacht. Dit doen we door #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
32
Toegankelijkheid en mobiliteit: wat doen we bijvoorbeeld al? Toetsing nieuwbouw Plannen voor nieuwbouw worden getoetst aan het Bouwbesluit en aan de gemeentelijke ‘Basiseisen voor woningbouw en woonomgeving’. Waar mogelijk maakt de gemeente middels programma’s van eisen en grondcontracten aanvullende afspraken over toegankelijkheid met de projectontwikkelaars. De Woon Advies Commissie (WAC) toetst alle nieuwbouwplannen en hun direct woonomgeving op onder andere gebruikskwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid. Subsidieregeling toegankelijkheid gebouwen Eigenaren van woongebouwen en van openbare gebouwen met bepaalde maatschappelijke functies kunnen subsidie krijgen voor het verbeteren van de toegankelijkheid. Meldpunt woonomgeving Overhangend groen, kapotte stoeptegels, wegopbrekingen waar iemand met een rolstoel niet langs kan. Dit soort problemen kan worden gemeld aan het Meldpunt Woonomgeving, dat de juiste personen inschakelt om maatregelen te nemen. Gratis openbaar vervoer voor senioren In 2007 is een proef gestart: senioren kunnen na 9 uur en in het weekend de hele dag gratis met het stedelijke openbaar vervoer reizen. De proef loopt tot eind 2008. Daarna wordt besloten of de maatregel wordt voortgezet.
bijvoorbeeld onze algemene (welzijns)voorzieningen toegankelijk te maken voor deze groep; door specifieke projecten aan te bieden en door het organiseren van nazorg. We bieden nazorg aan mensen die langere tijd opgenomen zijn geweest, bijvoorbeeld in de psychiatrie, en weer terugkeren in de maatschappij. Dat kan geheel zelfstandig zijn, dat kan ook via een zelfstandige woning waar nog intensieve begeleiding is. Om zelfstandig te kunnen blijven wonen is het opnieuw vinden van aansluiting en invulling van hun leven nodig. Voorbeelden van ondersteuning Project Wijk en Psychiatrie Het project Wijk en Psychiatrie (WEP) maakt vanuit het wijkcentrum activiteiten toegankelijker door begeleiding, training en voorlichting (ook aan buurtbewoners). Het project heeft succesvol in Schothorst gedraaid. De methode is ontwikkeld en vastgelegd in een handboek zodat de methode ook kan worden toepegast in andere wijken, te beginnen in Randenbroek/Schuilenburg. Weekendtref De Stichting Clienten Contact Eemland organiseert sinds 2001 in Amersfoort het project Weekend-Tref. Weekend-Tref is een inloopvoorziening waar de deelnemers elkaar in de weekends kunnen ontmoeten, een praatje maken, de krant lezen, iets drinken, de maaltijd gebruiken, een optreden bijwonen of meedoen met een activiteit. Doel van dit project is het verlichten van de eenzaamheidsproblematiek van (ex-) clienten van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), met name gedurende de weekenden. Het project is een zogenaamd consumer run project, hetgeen wil zeggen, dat de organisatie voor de helft in handen is van mensen uit de doelgroep. Deze verdeling geldt voor de exploitatie en de uitvoering van actititeiten in het buurthuis, maar ook voor het bestuur (8 leden) van de Stichting CCE.
5.4 Het bevorderen van een toegankelijke woonomgeving en mobiliteit Een toegankelijke openbare ruimte en toegankelijke gebouwen en voorzieningen zijn van groot belang voor mensen met een beperking die zelfstandig wonen. Een toegankelijke woning en voorzieningen thuis zijn niet genoeg. Om het dagelijkse leven te kunnen regelen, anderen te ontmoeten en activiteiten te ontwikkelen moeten er voorzieningen zijn op het gebied van mobiliteit. Ook de omgeving moet toegankelijk zijn. Daar hebben niet alleen mensen met een beperking baat bij. Ook met kinderwagens, boodschappenkarren of een tijdelijk verstuikte enkel is een toegankelijke omgeving handig. In een stad met veel historische bebouwing is dat niet zomaar geregeld. Het gaat om een combinatie van grote en kleine aanpassingen, goed opletten bij nieuwbouw en onderhoud, medeverantwoordelijkheid van bedrijven en organisaties in de stad en soms alleen een kleine slimme ingreep. Om de toegankelijkheid en mobiliteit verder te vergroten zetten we de komende periode extra in op een aantal ontwikkelingen.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
33
Toegankelijkheid en mobiliteit: wat doen we bijvoorbeeld al? Voetpaden voor iedereen Er zijn richtlijnen vastgesteld voor de toegankelijkheid van voetpaden. Ook is een voetpadenplan vastgesteld van de belangrijkste routes die verschillende voorzieningen en wijken met elkaar verbinden. De aanpassingen om deze routes goed toegankelijk te maken worden gedeeltelijk uitgevoerd in de periode maart-oktober 2008. Het resterende deel van de aanpassingen wordt gecombineerd met onderhoud of reconstructies in de toekomst. Daar waar in de stad groot wegonderhoud of reconstructies worden uitgevoerd, worden de richtlijnen voor toegankelijkheid voor iedereen toegepast.
Toegankelijkheid en mobiliteit: wat doen we bijvoorbeeld al? Individuele vervoersvoorzieningen De gemeente verstrekt vervoersvoorzieningen aan mensen die door een beperking niet met het openbaar vervoer (OV) kunnen reizen. Voor de kortere afstanden kan dat bv. een scootmobiel zijn. Voor langere afstanden kunnen mensen tegen regulier OV-tarief reizen met de Regiotaxi: openbaar vervoer van deur tot deur. Het betreft vervoer tot 15 kilometer rondom Amersfoort. Als reizen met de Regiotaxi niet mogelijk is, kunnen inwoners een financiële tegemoetkoming krijgen voor bijvoorbeeld taxivervoer. Voor vervoer buiten de Regio kunnen mensen een beroep doen op het landelijke systeem Valys.
5.4.1 Wat gaan we doen? Voorzieningen met een belangrijke functie voor de Wmo moeten goed toegankelijk zijn. Het gaat om: Toegankelijke ruimte voor ontmoeting en activiteiten in alle wijken Toegankelijke voorzieningen voor informatie en advies Toegankelijke maaltijdvoorziening en zorgpunten in de woonservicegebieden Toegankelijkheid van de openbare ruimte als belangrijk aandachtspunt bij de ontwikkeling van woonservicegebieden. We zetten de komende jaren in op:
Bewustwording van het belang van toegankelijkheid en richtlijnen daarvoor: Nog niet bij alle nieuwe ontwikkelingen in de stad wordt vanzelfsprekend rekening gehouden met richtlijnen voor toegankelijkheid. Wij gaan hieraan binnen de gemeentelijke organisatie aandacht besteden. De gemeente heeft niet overal zeggenschap over. Bij de inrichting van winkels, de toegankelijkheid van huisartsenposten, de hoogte van brievenbussen, enzovoort, zullen andere partijen hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Wij willen het belang van toegankelijkheid op een positieve manier benadrukken en informatie geven. Hiermee willen we andere organisaties aanzetten om in dit verband hun verantwoordelijkheid te nemen. Per jaar een gerichte actie Wij stellen per jaar een budget beschikbaar voor een gerichte actie. Aan de hand van een bij ons bekend knelpunt, zoals het ontbreken van een toegankelijk openbaar toilet. Of een door anderen geconstateerd knelpunt. Per jaar kan een onderwerp worden gekozen. Verbeteren van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer Op grond van de Wet Gelijke Behandeling moet het openbaar vervoer toegankelijk zijn voor mensen met een beperking, zowel het materieel als de infrastructuur. Bij nieuwe aanleg en regulier wegbeheer worden haltes uitgevoerd op 18 centimeter hoogte en voorzien zijn van ribbeltegels voor mensen met een visuele beperking. Bij de haltes moet voldoende manoeuvreerruimte zijn voor rolstoelgebruikers. Wij streven in 2010 45% van de haltes op niveau te hebben. Daarbij wordt door de provincie geprioriteerd naar het aantal instappers, wat er op neerkomt dat medio 2010 250 haltes in Amersfoort moeten zijn aangepast. Stimuleren en ondersteunen van de oprichting van ‘vervoersvrijwilligerspools’ en werkgroepen toegankelijkheid en mobiliteit Een dergelijke werkgroep houdt zich bijvoorbeeld bezig met: De toegankelijkheid van winkelcentra en openbare voorzieningen. Wat is toegankelijk? Wat niet? Wat zou er kunnen gebeuren ter verbetering en wie kan daarvoor zorgen? De werkgroep kan plannen maken en suggesties doen. Het bij elkaar brengen van vraag en aanbod op het gebied van vervoer. Er lijken veel mensen te zijn die behoefte hebben aan vervoer binnen de wijk. Ook zijn er veel mensen die wel willen helpen. Zij vinden elkaar nog onvoldoende. Wij starten een experiment met betrekking tot de opzet van een ‘vervoersvrijwilligerspool’.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
34
5.5
Het realiseren van voldoende (aanpasbare, levensloopbestedigde)woningen voor mensen met een zorgvraag
Zelfstandig blijven wonen met toenemende gezondheidsproblemen kan alleen als een woning aanpasbaar (levensloopbestendig) is. Een geschikte woning heeft bijvoorbeeld voldoende manouvreerruimte en wonen, slapen en baden op één verdieping die zonder trap te bereiken is of waar een traplift is aan te brengen. Veel senioren in het bezit van een eigen woning, zijn zich niet bewust van de (on)mogelijkheden die hun woning heeft om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen. Door middel van het geven van voorlichting maken we eigenaar-bewoners bewuster van de mogelijkheden en onmogelijkheden van hun woning wanneer ze te maken krijgen met problemen met de gezondheid. 5.5.1 Wat gaan we doen? In de bestuurlijke overeenkomst Wonen, Zorg en Welzijn regio Eemland 20062015 heeft de gemeente Amersfoort zicht vastgelegd op het realiseren van minimaal 1217 woningen die geschikt zijn voor mensen met een zorgvraag. Deze woningen worden gerealiseerd in de nieuwbouw en de bestaande bouw. Voor wat betreft de nieuwbouw hanteren we de ‘Basiseisen voor woningbouw en woonomgeving’ waarin eisen voor toegankelijkheid en bewoonbaarheid voor mensen met een beperking zijn opgenomen. Appartementen die voldoen aan de basiseisen hebben 4 sterren5. Grondgebonden woningen zijn, wanneer ze voorzien kunnen worden van een traplift, ook geschikt voor mensen met een lichamelijke beperking. Grondgebonden woningen in Amersfoort die voldoen aan de basiseisen bieden die mogelijkheid. Ook in de bestaande bouw worden woningen opgeplust en daardoor geschikt gemaakt voor mensen met een zorgvraag. Alle complexen van de corporaties zijn beoordeeld op de mogelijkheid deze op te plussen naar 3 of 4 sterren. De Gemeente heeft voor het verbeteren van de toegankelijkheid van woongebouwen een subsidieregeling vastgesteld. Appartementengebouwen (zowel koop als huur) die binnen een straal van 500 m. van voorzieningen liggen kunnen een subsidie krijgen van 25% van de te maken kosten voor het verbeteren van de toegankelijkheid6. An en Bert zijn 50 jaar getrouwd. Vijf jaar geleden begon An te dementeren. Inmiddels is ze zover achteruit gegaan dat ze niet meer alleen gelaten kan worden. Bert zorgt met grote toewijding voor haar. Dat is best zwaar en hij kwam aan zijn hobby’s niet meer toe. Gelukkig kan hij rekenen op prakische ondersteuning en een aantal vrijwilligers die de zorg voor een dagdeel van hem overnemen. Kan hij rustig boodschappen doen en weer eens vissen en bridgen. Zo tankt hij bij en kan hij de zorg goed aan.
5.6
Het ondersteunen van mantelzorg
Een mantelzorger is iemand die zorgt voor een gehandicapt of chronisch ziek familielid, buur, vriend of vriendin. De zorg kan bijvoorbeeld bestaan uit hulp bij de administratie, bij het naar buiten gaan of naar de dokter gaan, emotionele steun of hulp bij de dagelijkse levensbehoeften. Meestal is het zorgen voor een naaste geen weloverwogen keuze, maar iets waar men inrolt. De zorg neemt geleidelijk aan toe en daarmee ook de kans op overbelasting. 5
Een 3* woning is een rolstoeltoegankelijke en rollatordoorgankelijke woning. Een 4* woning is een rolstoel toe- en doorgankelijke woning. 6 het woongebouw dient gelegen te zijn op maximaal 500 meter van winkelvoorzieningen en/of een zorgsteunpunt en/of een ontmoetingspunt, of moet zelf de functie van zorgsteunpunt en/of ontmoetingspunt krijgen voor senioren en/of mensen met een lichamelijke functiebeperking in een straal van 500 m rondom het gebouw. #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
35
‘Er gaat een enorm proces aan vooraf voordat je inziet dat je mantelzorger bent en steun wilt vragen’ (Wmo-bijeenkomst Vrijwilligers)
Het geschatte aantal mantelzorgers in Amersfoort is 13.000. Daarvan geven er 6.000 langdurig en intensief zorg aan hun naaste (meer dan acht uur per week én langer dan drie maanden). Naar schatting zijn ruim 2.000 van hen overbelast. De vraag naar mantelzorg neemt in de nabije toekomst toe vanwege sterke vergrijzing en vermaatschappelijking van de zorg. Tegelijkertijd beperken de sterke vergrijzing, toename van de arbeidsparticipatie en verkleining van sociale netwerken de mogelijkheid om mantelzorg te verlenen en in te passen in het leven. Hoewel de bereidheid tot het verlenen van mantelzorg er nog onverminderd is, neemt de spanning tussen vraag en aanbod van mantelzorg toe. 5.6.1 Wat gaan we doen? In de Wmo-gesprekken die wij hebben gevoerd bestond veel eensgezindheid over de noodzaak om als gemeente een sturende rol te spelen als het gaat om de ondersteuning van mantelzorgers en daarvoor goede faciliteiten ter beschikking te stellen. Terecht, vinden wij. Niet alleen omdat het onze wettelijke maar juist omdat dit onze morele plicht is, hechten wij veel belang aan het goed ondersteunen van mantelzorg. Wij doen dit op een aantal manieren:
Continueren Steunpunt Mantelzorg. De gemeente is aan zet als het gaat om de ondersteuning van mantelzorgers. Wij continueren het aanbod van het Steunpunt Mantelzorg en geven hier meer bekendheid aan. Het Steunpunt vervult ook een regionale functie. Op basis van inhoudelijke, regionale afspraken doen we een voorstel over de financiering van de regionale taken7.
Respijtzorg en praktische hulp: wat doen we bijvoorbeeld al? Het Steunpunt Mantelzorg: - zet vrijwilligers in voor oppas thuis of praktische hulp; - bemiddelt bij professionele of vrijwillige hulpverlening van andere organisaties (thuiszorg, tijdelijke opname, logeervoorzieningen); - kan helpen bij het indienen van aanvragen of klachten; - organiseert respijtactiviteiten en een weekend-uit voor mantelzorgers.
Het beter bereiken van mantelzorgers Veel mantelzorgers zijn niet op de hoogte van of bekend met het aanbod van het Steunpunt Mantelzorg. We organiseren een publiekscampagne om mantelzorgers bewust te maken van hun situatie en de steun die zij kunnen krijgen. Sommige specifieke groepen mantelzorgers zijn nog helemaal niet of nauwelijks in beeld bij het Steunpunt. We hebben het bijvoorbeeld over jonge mantelzorgers, allochtone mantelzorgers, mantelzorgers van mensen met psychiatrische problematiek en oudere mantelzorgers die de zorg hebben voor een dementerende partner of ouder. Onze inzet is in eerste instantie gericht op het beter bereiken van allochtone mantelzorgers en oudere, overbelaste mantelzorgers. Twee groepen voor wie zorgen voor een ander zo vanzelfsprekend is, dat zij er niet bij stilstaan dat zij ondersteuning kunnen vragen of überhaupt voor zichzelf opkomen. Het bieden van respijtzorg en praktische hulp Veel mantelzorgers willlen praktische steun bijvoorbeeld in de vorm van hulpmiddelen of vervoer of bij het invullen van formulieren. Soms kan er behoefte zijn aan tijdelijke overname van de zorg aan een naaste. Dit noemen we respijtzorg. Het doel van respijtzorg is om de mantelzorger te ontlasten. Er is veel behoefte aan respijtzorg. Landelijk onderzoek heeft uitgewezen dat tweederde van de mantelzorgers behoefte heeft aan een of andere vorm van respijtzorg. Tegelijkertijd blijkt dat het aanbod niet goed aansluit bij de vraag. Bij de vrijwillige hulpdiensten komt dat door een tekort aan vrijwilligers die zich structureel en voor een langere tijd willen binden. Bij professionele instellingen heeft het te maken met het niet tevreden zijn over het aanbod, bijvoorbeeld jonge
7
De regionale taak van het steunpunt werd gefinancierd met behulp van de CVTMsubsidieregeling. Deze regeling is met de invoering van de Wmo overgeheveld naar de gemeenten.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
36
Uitgangspunten woonservicegebied
Woningvoorraad Het gebied heeft aanpasbare (levensloopbestendige) woningen die geschikt zijn voor mensen met een zorgvraag. Nieuwbouwwoningen binnen de cirkel van 500 meter van voorzien-ingen moeten minimaal 3* (appartementen 4*) zijn Bestaande bouw wordt zoveel mogelijk opgeplust naar 3*.
Woonomgeving De woonomgeving moet geschikt zijn (looproutes, bankjes, etc), of worden gemaakt, voor deze groep om zelfstandig buiten te kunnen en contacten te onderhouden in de buurt. De woning en woonomgeving moeten sociaal en fysiek veilig zijn. Er moeten voorzieningen zijn op het gebied van mobiliteit. Voorzieningen op het gebied van zorg en welzijn In het gebied moeten voorzieningen aanwezig zijn voor het dagelijkse functioneren en sociale participatie (minimaal aanwezig: ontmoetingsruimte, zorgpost, winkel, informatie-voorziening, maaltijdvoorziening). De voorzieningen moeten toegankelijk en bereikbaar zijn. Er moeten voorzieningen zijn voor 24-uurs zorg, zorg op afroep en zorg op afspraak. 3* = een rolstoeltoegankelijke en rollatordoorgankelijke woning. 4* = een rolstoel toe- en doorgankelijke woning.
mensen die tijdelijk opgenomen worden op een verpleegafdeling of het niet beschikbaar zijn van een plek wanneer de nood het hoogst is. Wij gaan op twee manieren de aansluiting proberen te verbeteren: 1. door meer bekendheid te geven via onze publiekscampagne aan de mogelijkheid er even tussenuit te kunnen; 2. door in overleg met zorgaanbieders (en de zorgverzekeraar) tijdelijk verblijf beter af te stemmen op de behoeften van zorgvragers en hun mantelzorgers. Het ontheffen van de arbeidsverplichting van bijstandsgerechtigde mantelzorgers Een bijstandsgerechtigde die mantelzorg verleent kan vrijstelling van de arbeidsverplichting krijgen. De uitkering loopt dan door en de mantelzorger hoeft tijdens de zorgperiode niet te solliciteren op een baan. Het is daarnaast mogelijk uit de bijstand te komen door de uitkeringsgerechtigde mantelzorger te begeleiden bij het aanvragen van een persoonsgebonden budget voor mantelzorgers. Daarvan kan de zorgvrager de mantelzorger betalen, die daarmee uit kan stromen uit de uitkering. Het mes snijdt zo aan meerdere kanten: er wordt zorg verleend en de mantelzorger voorziet in zijn/haar eigen inkomen. Het bevorderen van samenhang en samenwerking Veel hulpverleners en zorgorganisaties hebben te maken met mantelzorgers van de cliënten die zij verzorgen. Sommige instellingen hebben zeer nadrukkelijk oog (en oor) voor hen, maar de aandacht voor en het rekening houden met mantelzorgers is over het algemeen onvoldoende. Bovendien blijkt dat hulpverleners vaak niet de mogelijkheid hebben of niet weten waar zij mantelzorgers mee kunnen helpen of naar kunnen verwijzen. Het Steunpunt Mantelzorg heeft nadrukkelijk de taak hulpverleners en organisaties bewust te maken van de behoeften van mantelzorgers en de samenwerking op het gebied van ondersteuning van mantelzorgers te stimuleren. Het faciliteren van huisvesting van mantelzorgers De afstand tussen de woning van de mantelzorger en de verzorgde kan een belemmering zijn voor het verlenen van mantelzorg. Om omstandigheden te creëren waardoor makkelijker mantelzorg kan worden verleend, gaan wij de mogelijkheden verkennen van het faciliteren van huisvesting van mantelzorgers of zorgvragers. We denken hierbij bijvoorbeeld aan de mogelijkheden om mantelzorgers en zorgbehoevenden dichter bij elkaar te laten wonen dmv bijvoorbeeld kangoeroewoningen, mantelzorgwoningen of urgentieverklaringen. Verschillende mogelijkheden zullen wij in kaar brengen.
5.7
Het ontwikkelen van woonservicegebieden
Een woonservicegebied is een gebied waarin mensen met een fysieke, verstandelijke of psychische beperking zelfstandig kunnen wonen, omdat er voldoende voorzieningen zijn op het gebied van wonen, zorg en welzijn die zij op maat kunnen afnemen. Dit betekent overigens niet dat in andere wijken geen voorzieningen beschikbaar zijn. Iedereen, ongeacht of hij of zij in een woonservicegebied woont, kan beschikken over woon- zorg – en welzijnvoorzieningen. In een woonservicegebied echter, is meer dan elders, een afgestemd aanbod van voorzieningen die het mogelijk maken dat mensen met een fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen kunnen kiezen voor zelfstandig (blijven) wonen. Het gaat over verschillende groepen mensen met verschillende vraagstelling. Maar voor ieder van hen geldt dat zij – om zelfstandig te kunnen blijven wonen – aangewezen zijn op een combinatie van voorzieningen op het terrein van wonen, zorg en welzijn. #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
37
Dit stelt eisen aan de woningvoorraad, de woonomgeving en voorzieningen op het gebied van zorg en welzijn. Prognose Amersfoort is nu nog een relatief jonge stad: van alle grote steden heeft Amersfoort na Almere het hoogste aandeel kinderen (014jaar). Een aantal ontwikkelingen zorgt ervoor dat dit de komende 20 jaar verandert. Nederland is aan het vergrijzen en juist jonge steden als Amersfoort verouderen verhoudingsgewijs het meest. Dit zien we in vrijwel alle wijken terug. In 2020: - wonen veel ‘jongere’ ouderen van 55-74 jaar in Soesterkwartier, Schothorst, Liendert, Randenbroek, Bergkwartier, Hoogland, Zielhorst, Kattenbroek, Nieuwland en Vathorst. - Wonen de ‘oudere’ ouderen van 75 jaar en ouder, die juist veel aanspraak op ondersteuning doen, vooral in het Soesterkwartier, Schothorst, Liendert, Bergkwartier en Randenbroek. Pas in 2035 zijn er ook veel in Hoogland, Zielhorst, Kattenbroek, Nieuwland en Vathorst. De meeste ouderen vinden we in de toekomst qua aandeel in de bevolking in Schothorst Zuid, Schuilenburg, Rustenburg en Berg Noord: in 2024 zijn vier van de tien mensen hier 55 jaar en ouder.
5.7.1 Wat gaan we doen? We gaan aan de slag om in een aantal wijken woonservicegebieden te realiseren. In deze wijken kijken we extra scherp naar wat mensen belemmert om in hun eigen omgeving te blijven wonen. In samenwerking met relevante organisaties gaan we in deze wijken een samenhangend pakket van voorzieningen op het gebied van wonen, zorg en welzijn aanbieden. In verschillende wijken zijn al voldoende voorzieningen aanwezig om een woonservicegebied te ontwikkelen, bijvoorbeeld daar waar ouderensteunpunten zijn. Er zijn zeven ouderensteunpunten in Amersfoort. Vijf van deze steunpunten zijn ‘fullservice’, dat wil zeggen, alle voor een woonservicegebied noodzakelijke voorzieningen op het gebied van ontmoeting, informatie en maaltijden zijn er te vinden. Ook voorzieningen als een winkel, huisarts en apotheek liggen veelal binnen een straal van 500 meter van deze ouderensteunpunten. De aanwezigheid van de voorzieningen maken deze gebieden nog niet tot een woonservicegebied. We gaan kijken hoe we meer samenhang kunnen aanbrengen. Hier stemmen we in samenwerking met de verschillende organisaties het aanbod op af. In wijken waar nog niet zo veel voorzieningen zijn, gaan we aan de slag om woonservicegebieden te realiseren. Hier kijken we wat er nog ontbreekt. In samenwerking met organisaties gaan we daar een samenhangend pakket van voorzieningen op het gebied van wonen, zorg en welzijn aanbieden. Bij de ontwikkeling van woonservicegebieden geven we prioriteit aan bepaalde wijken op basis van:
leeftijdsopbouw in de wijk (cq. mate van vergrijzing) en de prognose; sociaal economische situatie mogelijkheden die zich voordoen als gevolg van ruimtelijkeontwikkelingen, bijvoorbeeld herstructurering; de aanwezigheid van bestaande voorzieningen die makkelijk kunnen worden uitgebouwd cq. benut; aanwezigheid/ontbreken van voorzieningen.
Voor de vraag naar behoefte aan voorzieningen is met name relevant waar de meeste ouderen in absolute aantallen wonen. In Hoogland, Soesterkwartier, Liendert, Schothorst, Bergkwartier en ook in Kattenbroek wonen de meeste ‘jongere’ ouderen. In Soesterkwartier, Schothorst Zuid, Liendert, Schuilenburg, Centrum, Randenbroek, Berg-,Leusder- en Vermeerkwartier wonen de meeste ouderen van 75 jaar en ouder. Op basis van de criteria ontstaat het volgende schema:
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
38
De wijken en de criteria 1
2
3
4
5
6
7
8
Vathorst Hooglanderveen Nieuwland Kattenbroek Zielhorst Hoogland De Berg Leusderkwartier Vermeer kwartier Randenbroek Schuilenburg Rustenburg Liendert Schothorst Kruiskamp Koppel Soesterkwartier centrum 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Absoluut aantal jongere ouderen (65-74) 2006 absoluut aantal oudere ouderen (75+) 2006 % ouderen 2020 Absoluut aantal jongere ouderen (65-74) 2020 Absoluut aantal oudere ouderen (75+) 2020 Mogelijkheden agv ruimtelijke ontwikkelingen/prioriteitswijk/SES Ouderensteunpunt Geen of onvoldoende voorzieningen
We geven vervolgens prioriteit aan de volgende wijken:
Vermeer,- Leusder en Bergkwartier Schothorst Liendert, Randenbroek, Schuilenburg Soesterkwartier, Hoogland Zielhorst
De woonservicegebieden ontwikkelen we niet alleen.Wij doen dit in samenwerking met bijvoorbeeld woningcorporaties, zorgaanbieders en maatschappelijke organisaties. Wij sluiten op basis van de geformuleerde uitgangspunten een bestuurlijke overeenkomst. Vervolgens vertalen we in samenwerking met deze partijen de bestuurlijke overeenkomst naar concrete plannen per wijk. Een aantal ontwikkelingen is reeds in gang gezet, bijvoorbeeld in het kader van Amersfoort Vernieuwt.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
39
Hoofdstuk 6
De opgaven
‘een vangnet bieden aan specifieke doelgroepen’ ‘Ik kan door slijtage in m’n gewrichten steeds moeilijker uit de voeten. Gelijkvloers gaat nog wel. Maar de trap op en af gaat steeds moeizamer. We wonen al bijna 40 jaar in dit huis en mijn vrouw en ik willen liever niet verhuizen. Mijn kinderen hebben voor mij een bed in de huiskamer gezet. Maar de kamer is er eigenlijk te klein voor en ’s nachts mis ik mijn vrouw. Toen hoorde ik dat je bij het Zorgloket een traplift aan kunt vragen. Dat heb ik gedaan en hij wordt volgende week geplaatst. Slaap ik weer lekker naast m’n vrouw.’ ‘Ik zit dan wel in een rolstoel, maar ik ben nog een heel actief mens. Tot e mijn 65 heb ik gewoon gewerkt en nu doe ik vrijwilligerswerk. Alleen m’n huis schoonmaken, dat kan ik niet. Ik heb al jaren dezelfde hulp, maar van mijn pensioentje kan ik haar niet meer betalen. Daarom heb ik bij het Zorgloket een persoonsgebonden budget aangevraagd en gekregen. Fijn dat ik mijn vertrouwde hulp niet hoef te missen.’
We willen dat Amersfoorters zo lang mogelijk op een verantwoorde manier, zelfstandig kunnen blijven wonen en meedoen aan de samenleving, ook als zij een handicap of psychische beperking hebben. Als iemand hulp nodig heeft, moet hij in principe eerst proberen om zelf ondersteuning in zijn omgeving te regelen. Maar als dat niet kan, dan biedt de gemeente een vangnet. Binnen deze opgave gaat het om: bieden van individuele voorzieningen of hulp waardoor mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en deelnemen aan de samenleving (§ 6.1) ondersteunen van vrijwillige hulp aan huis (§ 6.2) vergroten bereik inkomensondersteunende regelingen (§ 6.3) bieden van crisisopvang, een dagopvang en nachtopvang ((§ 6.4) Op grond van de Wmo zorgt de gemeente voor voorzieningen voor mensen met een lichamelijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem, die nodig zijn voor: het voeren van een huishouden het verplaatsen in en om de woning lokaal vervoer Door daarvoor voorzieningen te verstrekken moeten mensen ook in staat zijn elkaar te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. In de wet is dit opgenomen als het compenstatiebeginsel.
6.1
Het bieden van individuele voorzieningen of hulp
De gemeente biedt ondersteuning via algemene voorzieningen. Hoe we dit doen, is in voorgaande hoofdstukken beschreven. Als die voorzieningen niet volstaan, worden individuele voorzieningen verstrekt. De gemeente verstrekt hulp bij het huishouden, rolstoelen en andere verplaatsingsmiddelen, vervoersvoorzieningen, woonvoorzieningen en voorzieningen voor aangepast sporten. 6.1.1 Wat gaan we doen? Als mensen in aanmerking willen komen voor een vorm van bovengenoemde hulp, kunnen zij zich melden bij het zorgloket. Het zorgloket stelt op basis van een indicatieprotocol vast voor welke soort hulp en in welke mate mensen in aanmerking komen: het zogenaamde indiceren. Het zorgloket, ondergebracht bij het Gewest Eemland heeft van de gemeente de opdracht gekregen om deze indicaties uit te voeren. Zij doet dit op basis van een dienstverleningsovereenkomst waarin taken, verantwoordelijkheden en kwaliteitsaspecten zijn beschreven. In hoofdlijn komt het er op neer dat de gemeente verantwoordelijk is voor het beleid en het afsluiten en beheren van de contracten en dat het gewest verantwoordelijk is voor de uitvoering. Op basis van de indicatie kunnen aanvragers kiezen tussen hulp of een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget. Bij hulp of een voorziening in natura zorgt de gemeente voor de levering ervan. Clienten kunnen hierbij kiezen tussen drie, door de gemeente gecontracteerde aanbieders8. Met een persoonsgebonden 8
Situatie tot 2010. In 2008 beslissen we over een nieuwe aanbestedingsprocedure.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
40
budget kopen mensen zelf hulp of een voorziening in. Welke voorzieningen we verstrekken en onder welke voorwaarden is uitgewerkt in de verordening, het verstrekkingenboek en het besluit individuele WMO-voorzieningen. Andere voorzieningen vallen onder andere regelingen. Verpleging en verzorging vallen bijvoorbeeld onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Voorzieningen voor werk verstrekt het UWV. Hulpmiddelen als een rollator worden verstrekt via de ziektekostenverzekering. Het Wmo-verstrekkingenbeleid sluit aan bij het beleid onder de Wet voorzieningen gehandicapten en de AWBZ, waar deze voorzieningen tot 2007 onder vielen. In het eerste kwartaal van 2008 evalueren wij de ervaringen. Wij betrekken de Wmoadviesraad bij de uitvoering van deze evaluatie. Daarnaast houden de aanbieders ook klanttevredenheidsonderzoek. Zij rapporteren één keer per kwartaal aan de gemeente. Kwaliteit van de dienstverlening is één van de aspecten die elk kwartaal wordt besproken. Tesnlotte voert het gewest een onafhankelijk, door SGBO gefaciliteerd, onderzoek uit naar de klanttevredenheid. Indien hier op grond van genoemde onderzoeken aanleiding toe is, passen wij het verstrekkingenbeleid aan.
Ondersteuning van de vrijwillige hulp: wat doen we al? - Het Vrijwilligerssteunpunt biedt Hulp Thuis. Zo’n 110 vrijwilligers bieden hulp aan mensen, die zichzelf niet goed kunnen redden en geen of niet voldoende hulp kunnen krijgen van familie of vrienden. Ook mantelzorgers van mensen met een (chronische) aandoening of handicap kunnen hulp van een vrijwilliger krijgen. - Project Stimulans: een maatjesproject voor mensen met psychiatrische problematiek. - Project Sensor biedt een activeringsaanbod voor ouderen in sociaal isolement. - Project Sterk Netwerk biedt ondersteuning bij netwerkontwikkeling voor mensen met een verstandelijke beperking.
6.2
Het ondersteunen van vrijwillige hulp aan huis
‘Vrijwillige hulp aan huis’ is maatschappelijke ondersteuning bij uitstek. Door de inzet van vrijwilligers kunnen mensen langer in hun eigen omgeving blijven wonen en wordt de vraag naar professionele hulp ontlast. Uiteraard wordt vrijwillige hulp niet ingezet in plaats van geïndiceerde professionele hulp. Het is wellicht de meest intensieve vorm van vrijwilligerswerk. Intensief omdat het vaak gaat om structurele inzet voor langere tijd en omdat het bieden van hulp een zware emotionele belasting kan zijn. Deze vorm van vrijwilligerswerk verdient dus alle mogelijke ondersteuning vanuit de gemeente. 6.2.1 Wat gaan we doen? Wij continueren Hulp Thuis vanuit het Vrijwilligerssteunpunt. Hulp Thuis bemiddelt bij aanvragen van hulpvragers of mantelzorgers om extra steun of praktische hulp. Hulp Thuis voorziet in een grote behoefte aan informele zorg. Het is van belang de bekendheid ervan verder te vergroten, om zo meer vrijwilligers enthousiast te krijgen voor deze vorm van hulp. Tevens zoeken wij samen met het Vrijwilligerssteunpunt naar nieuwe vormen van hulp aan huis, omdat met de huidige werkwijze niet in het toenemend aantal hulpvragen kan worden voorzien. Het zoeken naar medespelers in het veld door wijkgericht te werken is er een van. We maken daarbij gebruik van de bevindingen van de pilot Buurtzorg (vrijwillige inzet door en voor buurtbewoners) en het project Sterk Netwerk (de inzet van vrijwilligers als netwerkcoach bij cliënten met een verstandelijke beperking).
6.3
Vergroten bereik inkomensondersteunende regelingen
Er is een groep Amersfoorters die moeten rondkomen van een laag inkomen. Voor hen is een of andere vorm van inkomensondersteuning van groot belang om te kunnen participeren in de samenleving. Het gaat om daadwerkelijk financiële steun als ook om ondersteuning bij het verkrijgen daarvan.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
41
Bereik inkomensondersteunende regelingen vergroten Tot het Amersfoorts minimabeleid behoort een brede en geïntegreerde aanpak van schuldproblemen (zie kantlijn), een omvangrijk beleid gericht op werk en activering en een uitgebreid pakket financiële regelingen. We kennen in Amersfoort de volgende inkomensondersteunende maatregelen: - Amersfoort Plustoeslag voor 65+ers; - regeling Kwijtschelding gemeentelijke belastingen; - regeling sociale participatie (SOPA); - aanvulling op een onvolledige AOW; - collectieve ziektekostenverzekering voor minima - regeling ‘schooltas’:voor gezinnen met schoolgaande kinderen van 12 tot 18 jaar - de mogelijkheden voor de bijzondere bijstand. - langdurigheidstoeslag De regelingen hebben een positief effect op de financiële positie van mensen met een minimuminkomen. Toch maakt niet iedereen die hier recht op heeft gebruik van deze regelingen. Het blijkt dat de kwijtschelding gemeentelijke belastingen en de Amersfoort Plustoeslag een bereik hebben van nagenoeg 100%. De SOPAregeling heeft echter slechts een bereik van 32%. Om het bereik van deze regelingen te vergroten gaan we verschillende gegevensbestanden aan elkaar koppelen, zodat mensen direct benaderd kunnen worden met de regelingen waar ze recht op hebben. De verwachting is dat dit het bereik van enkele regelingen aanzienlijk vergroot.
6.4
bieden van crisisopvang, een dagopvang en nachtopvang
Sommige mensen zijn door een combinatie van problemen als schulden, psychosociale problematiek, verslaving en het ontbreken van werk en een sociaal netwerk (tijdelijk) niet meer in staat zelfstandig te wonen. In eerste instantie proberen we mensen met intensieve begeleiding hun woning te laten behouden. Mocht dit niet langer gaan dan bieden we een vangnet door opvang en begeleiding in de vorm van een crisisopvang, een dag- en nachtopvang. Mensen die een langdurig bestaan van verslaving al dan niet in combinatie met dakloosheid hebben, bieden we een gedifferentieerd aanbod van opvang, begeleiding en behandeling. Hiertoe breiden we op dit moment de voorzieningen voor dak- en thuislozen uit. Door de combinatie van problemen voor zowel de mensen die (nog) zelfstandig wonen als mensen die een zwervend bestaan leiden, is een integraal aanbod noodzakelijk. Dit betekent dat de uitvoerende instellingen intensief met elkaar moeten samenwerken om zo een sluiten keten van hulp te vormen. Het beleid met betrekking tot maatschappelijke opvang, de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) en het verslavingsbeleid hebben we verder uitgewerkt in de nota ‘Zorg onder dak: maatschappelijke opvang 2004-2008’. ‘Zorg onder Dak’ (Prestatievelden 7, 8 en 9 ) Speerpunten: 1. Terugdringen huisuitzettingen Beperken instroom 2. Opzetten stedelijk OGGZ platform en uitwerking van OGGZ regiovisie met de betrokken gemeenten: verbeteren registratie en methodiek in de keten van zorg- en maatschappelijke dienstverlening Verbeteren opvang 3. Uitbreiding van zorgvoorkzieningen binnen de maatschappelijke opvang en verslavingszorg, meer maatwerk voor verschillende doelgroepen. Dagactiviteiten ontwikkelen. #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO Verbetering opvang en diversiteit van voorzieningen
42
Hoofdstuk 7
Hoe organiseren we het, met wie en wat mag het kosten?
In de voorgaande hoofdstukken hebben we beschreven wat we de komende jaren op het gebied van maatschappelijke ondersteuning willen bereiken. De gemeente kan dit niet alleen. We zijn daarvoor afhankelijk van anderen. ‘Creëer geen tegenstelling tussen verantwoordelijkheid van burgers en verantwoordelijkheid van de overheid. Het gaat om ‘mooie coproducties’ tussen burgers en gemeente, het samen zoeken naar oplossingen.’
burgers
(Wmo wijkgesprek)
maatschappelijke organisaties
overheid
In de verhouding tussen burgers, maatschappelijke orgnaisaties en overheid zijn de volgende vragen voortdurend van belang: Wat kunt u zelf doen? of Wat doet u al? Wat verwacht u van anderen? Wat verwacht u van de gemeente? ‘Coproducties, gezamenlijke verantwoordelijkheid’. Dit vraagt wat van de samenwerking tussen deze partijen. Staat de gemeente open voor initiatief vanuit burgers? Hoe gaan maatschappelijke organisaties hiermee om? Hoe stimuleert of stuurt de gemeente haar instellingen om samen te werken, flexibel of wijkgericht te zijn? En wat mag dit kosten?
7.1
Hoe gaan we om met onze partners?
De gemeentelijke regierol We werken samen met bewoners, maatschappelijk middenveld, onderwijs, corporaties en ondernemers. Met hen gaan we aan het werk in onze buurten. Dit klinkt misschien logisch maar samenwerking is vaak (nog niet) vanzelfsprekend. Het is niet vanzelfsprekend omdat we soms niet weten hoe het moet, soms vanwege (vermeende) concurrentiegedachten, maar ook omdat afzonderlijke prestatieafspraken samenwerking in de weg (zouden) staan. De gemeente zal het voortouw moeten nemen om samenwerking, wijkgerichtheid en vraaggerichtheid te stimuleren. De gemeentelijke rol is in die zin: Beleidsmatig: opstellen beleid en vaststellen van doelstellingen; Procesmatig: bij elkaar brengen van partijen, maken van afspraken met partijen, toetsen van het resultaat; Intern: faciliteren van regelgeving en integreren van verschillende afdelingen. De aansturing van gesubsidieerde instellingen In de prestatieafspraken met door ons gesubsidieerde instellingen worden naast te bereiken doelstellingen ook kwaliteitsafspraken gemaakt. We maken subsidieafspraken die ruimte laten voor flexibele inzet van bijvoorbeeld het wijkwelzijnswerk, het ouderen welzijnswerk of het Vrijwilligerssteunpunt. Een #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
43
basisvoorziening in het Vermeerkwartier vraagt immers om een andere inzet dan een basisplusvoorziening in Kruiskamp. Door flexibele afspraken te maken moeten organisaties makkelijker kunnen inspringen op problemen, initiatieven en vragen vanuit de wijk. Samenwerking en netwerkvorming zien wij als concrete activiteit van de organisaties. Wij nemen dit op in de prestatieafspraken met organisaties die zich bijvoorbeeld bezig houden met het geven van informatie en advies of met de ondersteuning van (vrijwilligers)organisaties. Verder gaan we samenwerking en netwerkvorming bevorderen door te experimenteren met de aanpak van ‘coalitievorming’. Dit houdt in dat we organisaties gezamenlijk uitdagen oplossingen aan te dragen en nieuwe kansen te creëren. We gaan met hen een ‘contract op hoofdlijnen’ aan waarin de beoogde maatschappelijke prestaties centraal staan.
7.2
Burgerparticipatie
De vraag van de burger is het vertrekpunt voor ons beleid. Wij willen inzicht krijgen in deze vraag om het aanbod in de stad daar op toe te kunnen spitsen. Het gaat hierbij zowel om de vraag hoe mogelijkheden te benutten als om de vraag hoe om te gaan met beperkingen. Overigens kan het niet zo zijn dat wij aan elke vraag van de burger gehoor geven. Het is niet altijd: u vraagt en wij draaien. We vragen burgers mee te doen, te participeren. Dit betreft meedoen in de zin van: 1. Participeren in allerlei activiteiten, zoals werken of meehelpen als vrijwilliger of mantelzorger; 2. Betrokken zijn bij de vormgeving, uitvoering en evaluatie van beleid. In de voorgaande hoofdstukken van dit beleidskader hebben we de eerste vorm van participatie beschreven. In deze paragraaf gaan we in op de betrokkenheid bij beleid. We onderscheiden hierin de participatie bij de ontwikkeling van dit kader en de participatie bij de uiteindelijke uitvoering en evaluatie. Participatie bij de ontwikkeling van het Wmo-beleid Wij hebben bij de totstandkoming van dit beleidskader burgers op een zo breed mogelijke manier proberen te betrekken. We hebben inwoners huis-aan-huis uitgenodigd om mee te doen aan één van de 12 wijkgesprekken waar we in totaal met meer dan 600 mensenspraken. We hebben een Wmo-adviesraad ingesteld en inwoners uitgebreid geinformeerd via een Wmo-krant. Daarnaast voerden we gesprekken met vrijwilligers, mantelzorgers, instellingen, organisaties, belangenverenigingen en adviesraden. Kortom, een dynamisch, waardevol en interactief proces. De betrokkenheid van jongeren bij de Wmo We hebben ons bij de ontwikkeling van dit beleidskader niet expliciet gericht op het betrekken van jongeren. Uiteraard waren zij welkom bij de wijkgesprekken, maar zoals te verwachten was deze groep hierbij ondervertegenwoordigd. Het prestatieveld twee, dat betrekking heeft op de doelgroep jeugd, hebben we in dit beleidskader buiten beschouwing gelaten. Het komt uitvoerig aan de orde in onze ‘Operatie Amersfoort Jong’. Jongeren zijn bij de ontwikkeling van dit programma nadrukkelijk betrokken. Laten wij deze doelgroep in dit beleidskader dan helemaal buiten beschouwing? Nee, dat ook weer niet. Natuurlijk raken de beschreven opgaven in veel gevallen jongeren. In die gevallen (bijvoorbeeld maatschappelijke stages of gebruik van de wijkcentra) betrekken wij hen bij de #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
44
ontwikkeling en uitvoering van ons beleid. Daarnaast leggen wij het concept van dit beleidskader ter advisering voor aan jongerenpanel Young Vision. Participatie bij de uitvoering De betrokkenheid en belangstelling van burgers bij de ontwikkeling van dit beleidskader willen we vasthouden bij de daadwerkelijke uitvoering. Dit betekent dat we op verschillende manieren burgers willen blijven betrekken bij de Wmo. Niet omdat de wet dit voorschrijft, maar omdat we denken dat ons beleid er beter van wordt en dat oplossingen beter zullen aansluiten bij wat de maatschappij vraagt. Bovendien wordt het ‘eigenaarschap’ van de oplossingen voor een deel bij de burgers gelegd, hetgeen de maatschappelijke betrokkenheid bevordert. Hoe en in welke mate we burgers betrekken hangt o.a. af van het onderwerp en de betrokkenheid van mensen bij een bepaalde problematiek. In ieder geval willen we per situatie vooraf steeds helder zijn over de speelruimte die burgers of instellingen hebben en geven we aan of er sprake is van inspraak (reactie op beleid), consultatie (meedenken en adviseren over beleid) of coproductie (samenwerking op basis van gelijkwaardigheid tussen gemeente en betrokkenen). Per situatie bekijken we wie we wanneer betrekken. Zo betrekken we bijvoorbeeld bij het verder ontwikkelen van de maatschappelijke stages andere partijen dan bij het ondersteunen van mantelzorg of het ontwikkelen van woonservicegebieden. De Wmo-adviesraad De Wmo heeft een groot aantal doelgroepen. Om deze groepen op een werkbare manier te betrekken bij de ontwikkeling van het beleidskader zijn zij georganiseerd in de Wmo-adviesraad. De Wmo-adviesraad heeft tot taak het college te adviseren over het beleidskader en bij de totstandkoming hiervan9. Op basis van de ervaringen met deze vorm van participatie bekijken we hoe we de uiteindelijke organisatie van de burgerparticipatie vormgeven. Hiervoor zullen we in 2008 een voorstel doen. De Wmo-adviesraad adviseert het college over het beleidskader. Naast betrokkenheid van de Wmo-adviesraad zal het conceptbeleidskader ter inspraak worden voorgelegd aan de bestaande adviesraden (Seniorenraad, Adviesraad Kleurrijk Amersfoort en Gehandicapten en Patiënten Platform Amersfoort). Ook andere belangenorganisaties, waaronder Young Vision zal gevraagd worden een reactie te geven. Klachtenregistratie Uiteraard doen wij er alles aan om onze dienstverlening zo goed mogelijk op orde te hebben. Desalnietemin kan het gebeuren dat mensen klachten hebben over bijvoorbeeld de geleverde zorg, de wijze waarop iemand is behandeld door het zorgloket of bejegend door een ambtenaar. Klachten met betrekking tot de Wmo worden op verschillende manieren georganiseerd. Ten eerste bestaat bij de gemeente de mogelijkheid om een klacht in te dienen als iemand bijvoorbeeld ontevreden is over de dienstverlening van de gemeente. Dit is iets anders dan bezwaar maken. Dat gaat alleen over besluiten. Dit is een algemene regeling, niet specifiek voor de Wmo. Overigens is deze regeling ook van toepassing op het gewest cq. zorgloket. Klachten over het zorgloket komen dus bij de gemeente binnen.
9
Op grond van artikel 12 (Wmo) is het college van B&W ‘verplicht advies te vragen aan de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de kant van vragers op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, alvorens een voordracht tot vaststelling door de gemeenteraad te doen’. #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
45
Verder moeten de zorgaanbieders voldoen aan de Wet klachtenrecht clienten zorgsector (WKCZ). Zij registreren binnengekomen klachten. Deze worden in de kwartaalgesprekken met de gemeente besproken.
7.3
Financien
Het beleidskader geeft richting, ook aan de besteding van de beschikbare middelen. In totaal is in de gemeentebegroting voor de relevante posten een bedrag geraamd van ongeveer € 34 miljoen. De inkomsten van het rijk bedragen € 11 miljoen. De inkomsten aan eigen bijdragen van de burgers zijn € 2 miljoen. Totaal komt dit neer op € 13 miloen. Per saldo bedraagt het gemeentelijk aandeel dus € 21 miljoen gedekt uit overige algemene inkomsten en doeluitkeringen. (zie bijlage 2 van het beleidskader) De uitgaven met betrekking tot de indivuele voorzieningen ‘hulp bij het huishouden’, zijn in 2007 lager uitgevallen. Echter dit is het 1e uitvoeringsjaar en de Wmo is in ontwikkeling. De wet heeft hier het karakter van open einde regeling. Dit brengt onzekerheden met zich mee. Daarnaast zijn de effecten van de herindicering en martkontwikkelingen (zoals bijvoorbeeld clientvolume en macrobudget) nog niet bekend. Een andere onzekerheid betreft het voornemen van de staatssecretaris de wet te wijzigen met betrekking tot de inzet van alphahulpen. Resumerend: het financieel kader voor de komende jaren is nog niet duidelijk. Er bestaan risico’s. In lijn met uw besluit d.d. 14 november 2006 (motie M 3.2) willen wij een reserve handhaven. De niet bestede Wmo-middelen worden in deze reserve gestort. Voor 2008 en 2009 zal worden bezien in hoeverre het verantwoord is hier een beroep op te doen voor extra beleidsconforme uitgaven. Inzet additionele middelen Wmo beleid is geen nieuw beleid. Veel van de beleidsvoornemens zoals omschreven in dit beleidskader is staand beleid en wordt uit de lopende begroting gefinancierd. In voorliggende beleidsplan komen echter ook ambities aan bod die additionele middelen vergen. Onderstaand overzicht geeft inzicht in de benodigde additionele middelen per opgave. Voor deze afzonderlijke beleidsprioriteiten, waar in de begroting geen middelen voor zijn gereserveerd, willen wij zoals hierboven omschreven, voor 2008 en 2009 incidenteel middelen beschikbaar stellen uit deze reserve. Deze bedragen zijn gebaseerd op het, uit dit beleidskader voortvloeiende, actieplan. Bij de kadernota’s zullen wij de financiële consequenties van de, in dit kader, opgenomen beleidsvoornemens meenemen en op dat moment integraal afwegen tegen andere wensen. Uitvoering van de beleidsvoornemens is afhankelijk van de uiteindelijke besluitvorming door de raad bij de begroting.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
46
Opgave 1: Stimuleren initiatief Ondersteunen vrijwilligerswerk Opgave 2: Ruimte voor ontmoeting Opgave 3 Informatie & advies Ondersteunen specifieke doelgroepen Ondersteunen mantelzorg Ontwikkelen woonservicegebieden
7.4
2008 (x 2009 (x 1.000) 1.000) Inc. Struct. Inc. Struct. 225 50
100 55
2010 (x 1.000) Inc. Struct. 225 50 200
2011 (x 1.000) Inc. Struct. 100 50 200
PM.
PM.
PM.
150 100 60
150 100 60
100 100 60
100
100
100
85
Evaluatie/Monitor/tevredenheidsonderzoek
Dit beleidskader is een groeidiamant, schreven wij in de inleiding. Daarom is het belangrijk om te evalueren en zo nodig bij de stellen. Wij rapporteren jaarlijks over de resultaten van het beleid in het jaarverslag. De informatie die wij moeten leveren aan het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport maakt daar onderdeel van uit. Het ministerie gebruikt deze informatie voor een landelijke rapportage waarin gegevens van gemeenten worden vergeleken. Onderzoeksbureau SGBO heeft in 2007 samen met gemeenten een vragenlijst ontwikkeld om het Wmo-beleid van gemeenten te kunnen vergelijken. De zogenaamde Wmo-benchmark. Wij hebben daar aan meegewerkt. Per prestatieveld moet een aantal kerngegevens geleverd worden. De vragenlijst is uitgebreider dan die van het ministerie. De gegevens die wij moeten leveren aan het ministerie zijn opgenomen in de vragenlijst voor de benchmark. Wij verwachten het rapport begin 2008. Ook de komende jaren zullen wij deelnemen aan deze benchmark De Wet maatschappelijke ondersteuning verplicht naast het rapporteren over de resultaten van het beleid tot het uitvoeren van onderzoek naar de ‘tevredenheid van vragers van maatschappelijke ondersteuning over de uitvoering van de wet, die verkregen zijn volgens een methode die na overleg met representatieve organisaties op het gebied van maatschappelijke ondersteuning tot stand is gekomen’. (Wmo artikel 9) In 2007 voert het Gewest Eemland in samenwerking met SGBO een tevredenheidsonderzoek uit naar de verstrekking van individuele voorzieningen. De leveranciers van hulp bij het huishouden doen ook zelf een klanttevredenheidsonderzoek. De resultaten verwachten we in het eerste kwartaal van 2008. Ook de aanbieders van de individuele voorzieningen voeren klanttevredenheidsonderzoek uit. De aanbieders hulp bij het huishouden laten zelf een tevredenheidsonderzoek uitvoeren, de regiotaxi ook. De leveranciers van hulpmiddelen moeten jaarlijks een evaluatie doen, wat kan in de vorm van een tevredenheidsonderzoek . Dat is onderdeel van de contractafspraken. Over het algemeen besteden zij het onderzoek uit aan een onderzoeksbureau. #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
47
In diverse stedelijke monitoren staan vragen over de tevredenheid van inwoners, bijvoorbeeld over hun wijk en de voorzieningen daar. Daarmee is niet de tevredenheid van alle mensen die zijn betrokken bij de vier opgaven in dit beleidskader in beeld. Of om in wettelijke termen te spreken, de tevredenheid van vragers van maatschappelijke ondersteuning op alle negen prestatievelden. Wij zullen onder andere in overleg met de Wmo-adviesraad bepalen welke aanvullende onderzoeken nodig zijn en welke organisaties wij betrekken bij het ontwikkelen van de onderzoeksmethode.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
48
Bijlage 1: De relatie met de prestatievelden en andere beleidsterreinen In de Wet maatschappelijke ondersteuning staan negen prestatievelden. Dit zijn de gebieden waarop de gemeente actief moet zijn en waar zij aandacht aan moet geven. De gemeentelijke organisatie is opgedeeld in beleidsafdelingen. De indeling en inhoud van de prestatievelden en de beleidsafdelingen vallen niet samen, maar de verschillende terreinen hebben wel raakvelden. Om de relaties tussen de prestatievelden en relevante gemeentelijke beleidsvelden te laten zien is in onderstaand schema opgenomen waar verbanden liggen. De negen prestatievelden uit de wet: 1. het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten 2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden 3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning 4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers 5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem 6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer 7. het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang 8. het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen 9. het bevorderen van verslavingsbeleid Beleid Welzijn Sport Cultuur Integratie Werk en Inkomen Wonen Jeugdbeleid: Amersfoort Jong Onderwijsbeleid Seniorenbeleid Gezondheidsbeleid Vrijwilligersbeleid Maatschappelijke opvang Amersoort Vernieuwt Beleid individuele verstrekkingen
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Wij omschrijven in het beleidskader vier opgaven. Deze opgaven omvatten wat ons betreft de kern van de wet. In onderstaand schema geven wij aan hoe de negen prestatievelden zich verhouden tot de vier opgaven.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
49
Opgave We gaan eigen initiatief beter benutten. We zorgen voor omstandigheden om de samenhang in de wijk te vergroten. We zorgen voor randvoorwaarden zodat mensen langer in hun omgeving kunnen blijven wonen. We bieden een vangnetfunctie aan specifieke doelgroepen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Niet alle prestatievelden uit de wet vindt u terug in de vier opgaven. Wij beperken dit beleidskader tot ons zogenoemde kernbeleid. Het kernbeleid beperkt zich tot de prestatievelden 1 en 3 t/m 6 Het beleid voor de andere prestatievelden is beschreven in de volgende beleidsnota’s: Prestatieveld 2 ‘Voorstel actualisering jeugdbeleid: Operatie Amersfoort Jong 2006-2010’ (jeugdbeleid) ‘Actie op de uitval; actieprogramma 2007-2010’(onderwijsbeleid) Prestatieveld 7, 8 en 9 ‘Zorg onder dak, maatschappelijke opvang 2004-2008’ (beleid maatschappelijke opvang) ‘Huiselijk geweld de deur uit; eindrapport project aanpak huiselijk geweld Eemland-zuid’ (beleid maatschappelijke opvang)
10
De prestatievelden 7, 8 en 9 zijn niet omschreven in dit beleidskader
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
50
Bijlage 1a: Amersfoort Jong We hebben vijf programma's opgesteld waarbinnen het jeugdbeleid tot 2010 wordt ingevuld. De programma's jeugd in huis; jeugd op straat; jeugd op een club; jeugd op school en jeugd aan het werk. Hieraan zijn tien blikvangers gekoppeld met concrete doelstellingen. Jeugd op school: Meer kans met een diploma 1. Meer jongeren met een startkwalificatie In 2010 heeft maximaal 19% niet-leerplichtigen het onderwijs zonder startkwalificatie verlaten. En 50% van de voortijdige schoolverlaters in het schooljaar 2009 – 2010 is in dat schooljaar herplaatst. 2. ABC-scholen in heel Amersfoort Elke wijk heeft in 2010 een ABC-school Jeugd op straat: Investeren in een prettig straatklimaat 3. Meer en betere speel/buitenruimte De (speel/buiten)locaties voor kinderen en jongeren moeten beter. Op basis van een inventarisatie van de huidige speelruimte ligt er in 2006 een voorstel tot verbeteringen en is dat in 2010 gerealiseerd. Speciaal in de ‘Amersfoort-vernieuwtwijken’. 4. Jongeren brengen meer dan overlast In 2010 zijn overlastgevende jongeren uit de ergernis top 3 (van de monitor Leefbaarheid & Veiligheid). Jeugd op een club: Jongeren in beweging 5. Sport ook in de buurt In 2010: - is in elke wijk een buurtsportactiviteit voor 3-6 jarigen, 7-12 jarigen en de groep 13-18 jarigen. - doet gemiddeld 65% van alle Amersfoortse jongeren onder de 23 jaar buiten schooltijd en werk aan sport via een sportvereniging of sportschool/fitnessclub. 6. Cultuur: ook voor jou In 2010 doet gemiddeld 40% van alle Amersfoortse jongeren onder de 23 jaar buiten schooltijd aan muziek, dans of zang. 7. Jongerenparticipatie: ook bij Operatie Amersfoort Jong Jongeren worden betrokken bij Operatie Amersfoort Jong en gestimuleerd mee te denken over het jeugdbeleid en meer specifiek de ‘blikvangers’. Jeugd aan het werk: Jeugdwerkloosheid kan niet! 8. Jongeren zijn aan het werk of volgen een opleiding In 2010 is de geregistreerde jeugdwerkloosheid onder het landelijk gemiddelde (volgens de CBS-definitie van werkloosheid). 9. Stageplekken en leerwerkplekken: toegankelijk, breed en genoeg In 2007 wordt nagegaan of het aanbod van stageplekken en leerwerkplekken aan de vraag tegemoet komt (aantal, toegankelijkheid voor iedereen, spreiding sectoren en functies). In 2010 is er geen gebrek aan passende stageplekken. Jeugd in huis: Opvoeden doe je samen! 10. Jong Centraal: bekend, bereikbaar en gewaardeerd. In 2010 is 30% van de ouders van kinderen in de leeftijd tussen 0 en 18 bekend met het Jeugdinformatiepunt. En 75% van de jongeren en ouders die te maken hebben gehad met het Jeugdinformatiepunt is in 2010 tevreden over de dienstverlening. #2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
51
11. Betere samenwerking en afstemming tussen organisaties en instellingen In 2008 is een heldere taakverdeling tussen betrokken organisaties en instellingen. De huidige projecten en activiteiten zijn in kaart gebracht: dubbelingen zijn eruit en witte vlekken zijn opgevuld.
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
52
Bijlage 2: Financieel overzicht Prestatievelden WMO conform primitieve begroting Prestatievelden 1 Leefbaarheid en sociale samenhang Programmakosten stedelijk/leefbaarheid Buurwerk/jongerenwerk huisvesting/incl. jongerenvoorzieningen Buurtwerk opbouwwerk Overig sociaal cultrureel werk Jongerenwerk
1e concept Uitgaven 2008 624.900 1.562.076 2.843.805 415.600 1.473.819
2 Preventieve ondersteuning Jeugd Werkgroep uitbreiding leerlingenzorg Opvoed en gezinsondersteuning Jeugd gezondheidszorg/preventief jeugdbeleid 3 Informatie, advies en cliëntondersteuning WMO-loket Algemeen Maatschappelijk Werk Advisering Overige gehandicaptenzorg/Maatschappelijke begeleiding
462.300 109.600 3.005.800
310.200 1.275.500 449.400 113.600
4 Mantelzorg en vrijwilligers Vrijwilligers organisatie Overige subsidies
988.600 470.900
5 Bevordering deelname Seniorenbeleid
974.800
6 Verlenen individuele voorzieningen Leefvoorzieningen verstrekkingen/uitvoeringskosten Huishoudelijke Zorg
6.883.200 12.123.500
Uitgaven prestatieveld 1 t/m 6
34.087.600
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
53
Bijlage 3: Afkortingenlijst ABC-school AOW ANBO AV-teams AV-wijken AWBZ
Amersfoortse Brede Combinatieschool Algemene Ouderdoms- Wet Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen Amersfoort Vernieuwt Teams Amersfoort Vernieuwt Wijken Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
B&W BSO
Burgemeester en Wethouders Buiten- Schoolse Opvang
CVTM
Coördinatie Vrijwillige Thuiszorg en Mantelzorg
LDP
Landelijk Dementie Programma
OBV OV OWO
Ontwikkelings- Bedrijf Vathorst Openbaar Vervoer Ontwikkelteam Welzijn Ouderen
ROC
Regionaal Opleidingen Centrum
SGBO SOPA SRO SWA
Sociaal Geneeskundige Beroeps- Opleidingen Sociale Participatie Sport-, Recreatie- en Onderwijsvoorzieningen Stichting Welzijn Amersfoort
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen
VNG VVE
Vereniging van Nederlandse Gemeenten Voor- en Vroegschoolse Educatie
WAC WMO WWB
Woon Advies Commissie Wet Maatschappelijke Ondersteuning Wet Werk en Bijstand
#2506011 v19 - CONCEPT BELEIDSKADER WMO
54
Verslag De Ronde op 8 april 2008: WMO beleidskader: Amersfoort ondersteunt 2008-2011 Voorzitter: Parmaksiz Secretaris: De Korte Aanwezig: Van den Berg, De Crom, Haasdijk, Van Hensbergen, Paffen-Zeenni, Wiersma, Van Woudenberg-Tenge en Van Wijngaarden Pers: nee Publiek: 25 Conceptverslag: MKW secretariaatsservices Wethouders: Van Daalen, Van ’t Veld Ambtenaar/Gast: Van Leur 2732887 Tel. nr.: (033) 4694379 E-mail:
[email protected] Reg. nr.: Punt
Inhoud
Actie
Doel: Van de raad wordt gevraagd zijn oordeel uit te spreken ter voorbereiding van Het Besluit. Voorzitter: - Geeft aan dat beschikbare tijd beperkt is en stelt voor om na de inspreker eerst de vragen aan de wethouder te stellen. Vervolgens bezien of voorzetting van de discussie in een volgende De Ronde gewenst is. Inspreker Romein (lid WMO adviesraad): - Spreekt niet namens de WMO-adviesraad. Heeft overigens wel overleg gehad met medeadviesleden maar spreekt in op persoonlijke titel. - Het is de eerste keer dat Amersfoort volgens de nieuwe wet een plan gaat vaststellen. - Het definitieve beleidskader is beduidend beter dan het concept dat dateert van november 2007. - Het overhouden van € 1 miljoen is geen goede prestatie. - Hoopt dat actieplannen in het vervolg allemaal SMART zijn. - Ondersteuning van mantelzorgers moet nog moeten opgebouwd. Betwijfelt of Amersfoort al voldoet aan de drie speerpunten die hiervoor zijn geformuleerd. - Prestatievelden 2, 7, 8 en 9 zijn niet WMO-proof. Deze zouden in een aanvullend plan moeten worden uitgewerkt. CDA (Paffen-Zeenni): - Kan de evaluatie van de WMO onderdeel zijn van de Ronde? Voorzitter: - De evaluatie individuele verstrekkingen wordt apart geagendeerd. De BPA heeft een verzoek gedaan om de betreffende raadsinformatiebrief te agenderen. VVD (Van Wijngaarden):
1
-
Welke nota’s moeten op korte termijn worden geupdatet en specifiek wanneer komt het vervolg op de nota Zorg onder Dak? Wanneer is de evaluatie van de WMO-adviesraad voorzien? Wanneer kan de nota Burgerparticipatie tegemoet worden gezien? Wat bedoelt het college met dat meer aandacht wordt gegeven aan de uitvoering van de plannen van psychisch hulpbehoevenden?
SP (Wiersma): - Wanneer komt de nieuwe aanbestedingsronde? - Wat is specifiek mogelijk voor mantelzorgers? GroenLinks (De Crom): - Welke aandacht is er voor laaggeletterdheid? - Financiën moeten niet weer in hokjes worden ingedeeld. Kunnen de financiën worden verdeeld naar de vier maatschappelijke prestatievelden? BPA (Van Woudenberg-Tengen): - Het college zegt dat de beleidsvelden 2, 7, 8 en 9 l WMO-proof zijn. Daar heeft de raad nu niets meer over te zeggen. Maar deze velden hadden juist onderdeel van het beleidskader moeten zijn. Wethouder Van Daalen: - Door drukke werkzaamheden rondom de opvangvoorzieningen is niet te zeggen wanneer het vervolg op de nota Zorg onder Dak is voorzien. - In mei-juni 2008 is de evaluatie van de WMO-adviesraad voorzien. - De doelgroep GGZ – hoe hen te betrekken bij de wijk – verschilt per situatie. Wij vullen diwijkgericht in - Binnenkort beslist het college wanneer en hoe er zal worden aanbesteed. Verwacht wordt dat binnen twee maanden duidelijk is of en hoe er dit jaar wordt aanbesteed. - Over de mate van aandacht voor laaggeletterdheid wordt nog nagedacht. - Het verdelen van de financiën over de prestatievelden is iets voor een volgende versie van het beleidskader. Wethouder Van ’t Veld: - Het jeugdbeleid is dynamisch. Recent is de raad geïnformeerd over stand van zaken. Op termijn komt nog informatie over de professionalisering van het jongerenwerk. - De beleidsvelden 2, 7, 8 en 9 zijn allemaal gebaseerd op door de raad vastgesteld beleid. Samenvattend: De raad heeft behoefte aan het nogmaals agenderen van het onderwerp. Vastgesteld in de vergadering van 27 mei 2008, De griffier,
De voorzitter,
2
Concept verslag De Ronde 8 april 2008
De Ronde Datum: Aanvang:
dinsdag 22 april 2008 19:00
Citymarketing: plan van aanpak Peiling ANBO: openbare toiletten Vragenronde Winkeltijdenverordening 2008 Voorbereiding besluit
Concept verslag De Ronde 8 april 2008
Citymarketing: plan van aanpak Peiling Reg.nr.: 2722120 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Van Winkel (033 469 4318) Portefeuillehouder: Van ’t Veld Opsteller: Van Winkel Samenvatting: Het college wil de uitganspunten voor het plan van aanpak citymarketing peilen bij de Raad. Om de peilpunten te verduidelijken heeft de citymarketeer op 15 april een presentatie gehouden over zijn visie op de marketing van de stad Amersfoort. Reden van aanbieding: Citymarketing is van belang voor alle partijen in de stad. Eén van de voorwaarden voor een effectieve citymarketing is voldoende draagvlak. De mening en expertise van de Raad is dan ook een vereiste. Van de raad wordt gevraagd: zich uit te spreken over de peilpunten Vervolgtraject: Opstellen van een marketingplan (gespecificeerde en gekwantificeerde marketingdoelen, en concrete actiepunten) met vooruitlopend enkele quick wins. Streven naar publiek-private samenwerkingsvorm citymarketing in 2009. Relatie met GA2030. Zie ook vervolg bij achterliggende peiling. Doel activiteit: Peiling Soort activiteit: College peilt raad Soort verslag: Verslag Bijbehorende documenten: Peiling (nr. /smartsite.shtml?ch=&id=188455) ......................................................... /smartsite.shtml?ch=&id=188824 De Ronde 15 april 2008
Concept verslag De Ronde 8 april 2008
ANBO: openbare toiletten Vragenronde Reg.nr.: 2726534 Van: Cursisten ’senioren & lokale politiek’ ANBO-Amersfoort Ambtelijk contact: Verhoef-Franken (033 469 43 54) Portefeuillehouder: Van Daalen Opsteller: Cursisten ANBO Samenvatting: Vanuit de cursus "Ouderen en Politiek" van ANBO Amersfoort wordt een pleidooi gehouden voor openbare toiletten in Amersfoort. Door de groei van de stad neemt de druk op de publieke ruimte en meer specifiek de druk op de publieke hygiëne toe. Als moderne middelgrote stad is het bezit van openbare toiletten onontkoombare noodzaak. Zeker voor ouderen en mensen van buiten die de stad bezoeken is er een duidelijke behoefte aan openbare toiletgelegenheden. De cursisten zien een oplossing door bijvoorbeeld op de Hof, winkelcentra Vathorst en Kattenbroek, Stationsplein en toekomstig Eemplein toiletvoorzieningen te realiseren waarbij schoonmaak, toezicht en goede bewegwijzering belangrijke aandachtspunten zijn. Vragen aan de gemeenteraad: • Waarom zijn er zo weinig openbare toiletten in Amersfoort? • Zijn raadsleden bereid zich sterk te maken voor meer openbare toiletten en daarvoor onze suggesties te gebruiken? In bijlage 1 worden criteria voor toiletten genoemd (veilig, bruikbaar, schoon etc.) In bijlage 2 wordt een inventarisatie van bestaande toiletten en mogelijke opties gegeven. Reden van aanbieding: Vanuit de cursisten van de ANBO-Amersfoort wordt een pleidooi gehouden voor meer openbare toiletten. Conform het Reglement van Orde (artikel 20) hebben burgers het recht om vragen te stellen over het gemeentelijk beleid en/of de uitvoering ervan. Van de raad wordt gevraagd: Een reactie te geven op de vragen van de cursisten van de ANBO Doel activiteit: Informatie Soort activiteit: Vragenronde burgers Soort verslag: Besluitenlijst Bijbehorende documenten: /smartsite.shtml?ch=ter&id=188459
Concept verslag De Ronde 8 april 2008
Winkeltijdenverordening 2008 Voorbereiding besluit Reg.nr.: 2726066 Van: College van B&W Ambtelijk contact: Van Stokkum (0334695097) Portefeuillehouder: Van ’t Veld Opsteller: Van Stokkum Samenvatting: Het college stelt de raad voord een aangepaste winkeltijdenverordening vast te stellen. Het college heeft aanvragen ontvangen van supermarktketens voor een wekelijkse zondagavond openstelling. Door deze aanvragen constateerde het college dat de voorschriften nu ook ruimte bieden aan grootschalige winkelvoorzieningen om in aanmerking te komen als avondwinkel. Deze ruimte past niet in het tot nu toe gevoerde beleid. Koopzondagen worden jaarlijks vastgesteld zonder daarbij openingstijden aan te geven. In de praktijk hebben ondernemers hun weg gevonden en afspraken gemaakt over de openingstijden, echter uit het oogpunt van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid en ten behoeve van handhaving op de openingstijden is een regeling in de verordening gewenst. De voorgestelde wijzigingen beogen 1) het voorkomen van wekelijkse zondagavondopenstelling van grootschalige winkelvoorzieningen; 2) het bevorderen van eenheid en duidelijkheid voor ondernemers en consumenten over openingstijden op koopzondagen; 3) het bieden van juridische grondslag voor handhaving van openingstijden tijdens koopzondagen. Reden van aanbieding: Raad stelt verordeningen vast. Van de raad wordt gevraagd: zich voor te bereiden op besluitvorming Vervolgtraject: Besluitvorming in Het Besluit Doel activiteit: Voorbereiding besluit Soort activiteit: Raadsvoorstel Soort verslag: Besluitenlijst Bijbehorende documenten: Raadsvoorstel (nr. /smartsite.shtml?ch=&id=188461) : Concept-Verordening (nr. /smartsite.shtml?ch=&id=188462) 2697561
Concept verslag De Ronde 8 april 2008
Het Plein Datum: Aanvang:
dinsdag 22 april 2008 18:00
Openbare toiletten + Meer woningen voor ouderen VERVALLEN: Amersfoort 750 Openstellen Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat in twee richtingen
Concept verslag De Ronde 8 april 2008
Openbare toiletten + Meer woningen voor ouderen ANBO
Concept verslag De Ronde 8 april 2008
VERVALLEN: Amersfoort 750 Amersfoort 750: projectbureau
Concept verslag De Ronde 8 april 2008
Openstellen Van Asch van Wijckstraat en Stationsstraat in twee richtingen SOB: verkeer