1
Vrijdag 29 juni Vanmorgen in alle vroegte vertrokken en ruim op tijd in Rijssen. De regen viel gestadig en bleef vallen, ook toen we bij de eerste tuin arriveerden. De regen moet je nemen zo die valt, niemand draagt er schuld aan, en tenslotte zijn daar de paraplu’s toch voor uitgevonden. Château de Maizicourt heeft werkelijk een schitterende tuin, langzaam overgaand in een park met weiden, bomensingels, hutten van wilgentenen, vijvers en gebouwen en priëlen. De eigenaars werken vrijwel de hele dag in de tuin, regen of geen regen. In de moestuin gebruikte men een bonte vorm van Lonicera nitida, die veel fijner blad heeft dan de buxus en daardoor ook minder massief oogt. Deze Lonicera was in de vorm van een lage, golvende heg geknipt. moestuin Château de Maizicourt Hoe mooi en rijk deze tuin is zullen de foto’s moeten uitwijzen. Later, bij het terugkijken in de bus ontwaarde ik een zwarte vlek op het schermpje. Soms heel zwak, soms geprononceerd. Vocht? Dat zal op den duur verdwijnen, hoop ik. De volgende tuin was die van Château Digeon, waar een alleraardigste man, de eigenaar, ons hartelijk ontving op de cour, geflankeerd door een immense, authentieke schuur, ooit toebehorend aan de boerderij, die deel uitmaakte van het complex. Een mooie, formele tuin en veel bijzondere bomen. Later mochten we in het kasteel en kregen, zeer terecht, plastic zakjes om onze bemodderde schoenen. Binnen meende ik perenlikeur te zien in flesjes van een kwart liter, die zeer schappelijk was geprijsd. Later bleek dit vinaigre of iets Binnenplaats Château Digeon
2
dergelijks te zijn, dus de fles snel weer teruggezet en toen maar enkele aanzichtskaarten gekocht. Het zag er binnen overigens beeldschoon uit en ook mevrouw was erg aardig. Vast geen oude adel want mensen van die komaf zijn doorgaans zeer arrogant en hautain tegenover een eenvoudige burger. Het hotel was in alle opzichten het tegendeel van de bus. Heerlijk ruim, modern en comfortabel. Wel moesten we heel lang op ons eten wachten. Het diner duurde van 19.30 tot 22.45 u, dus te laat voor een wandelingetje naar het strand. Zaterdag 30 juni Deze ochtend, na een heerlijk ontbijt, snel even het centrum ingelopen om wat boodschappen te doen. Voor een havenplaatsje met een ruim bemeten en bijna gevulde port de plaisance slechts één supermarché, die na enig vragen werd gevonden. Daarna helaas geen tijd meer voor het strand. Misschien vanavond, als het diner niet weer drie uur duurt. Daarna op weg. Vandaag stonden er drie tuinen op het programma. Alweer een kasteel, ditmaal van Galeville in het plaatsje Doudeville. De eigenaresse was een frêle, oud dametje met een zeer zachte stem. Ik kon haar niet verstaan en Margreet, onze gids, praatte snel, zodat ook daarvan veel verloren ging, temeer daar ik achteraan stond. Ik vroeg dus verlof om naar de tuin te gaan en dat mocht. Eerst de potager. De rozen waren uitgebloeid of verflenst door de regen die ook in Normandië al meer dan vier weken valt. Achter het kasteel een indrukwekkende zichtas, aan weerszijden begrensd door een dubbele rij linden. Ik liep naar het eind en zag auto’s passeren, terwijl de tuin toch niet met een hekwerk was afgesloten. Het geheim was de haha, een diepe, droge gracht die in Frankrijk saut-de-loup heet. Aan de zijkant, schuin achter het kasteel was een tennisbaan, die al heel lang niet meer gebruikt was. In het midden groeide een Brassica in een scheur van het beton. Het kasteel was, op enkele restauraties na, grotendeels 17e eeuws en ten tijde van Louis XIV ’s leven gebouwd in een sobere stijl, Saut-de-loup zodat de gebouwen alle aandacht kregen. Van daar reden we naar Tôtes waar we een heerlijke lunch kregen in de auberge ‘La Cygne’. Deze herberg bevatte een kamer gevuld met blauw steengoed, waarschijnlijk voor een deel uit Delft afkomstig.
3
Flaubert schijnt hier een deel van zijn ‘Madame Bovary’ te hebben geschreven. Waarom zo ver van huis? Daarna naar ‘Agapanthe’, een tuin ontworpen door de nog jonge tuinontwerper en architect Alexandre Thomas. Een man begiftigd met veel fantasie. Nimmer zag ik een tuin, zo vol verrassingen en gerealiseerde fantasieën. Een echte dwaaltuin. Al zeer voldaan, tenminste ik, wachtte ons nog een derde Entree jardin Agapanthe tuinbezoek en wel aan de Jardin de Valérianes. Niet zo fantasierijk als de vorige, maar wat we aan botanische bijzonderheden zagen maakte dat weer goed. Mooie borders met siergrassen tussen de planten en bloemen, zoals Stipa gigantea, Hakonechloa macra, goudkleurig, Stipa tenuissima, Imperatra cylindrica en zowaar de fraaie aren van Hystrix patula en, niet te missen, Miscanthussen. Slechts één doorkijkje naar het lieflijk golvende, omringende landschap van Haut Normandie dat sterk herinnert aan het Engelse landschap. Frankrijk en Engeland moeten, zeer lang geleden, aan elkaar vast gezeten hebben. Dreigende luchten waren de hele dag boven onze hoofden maar pas toen we, voor de laatste keer die dag, in de bus stapten, begon het te regenen. Zondag 1 juli Le temps s’améliore doucement, wat zeg ik?, het is vandaag schitterend weer. Het regende alleen als we in de bus zaten en dat was dus goed gedoseerd. Eerst naar het kasteel van Miromesnil, waar we werden ontvangen door een zeer enthousiaste dame met een doordringend stemgeluid. Op zich natuurlijk een prettige bijkomstigheid voor iemand die een slecht gehoor heeft, ware het niet dat zij de Engelse taal zodanig mishandelde dat we er niet veel wijzer van werden. Ik vroeg aan de naast mij zittende gids Margreet of zijn dit kreupele Engels in doeltreffend Nederlands wilde vertalen, welk verzoek zij inwilligde. Zo konden we toch nog iets meekrijgen van de geschiedenis van deze, tamelijk ver van het kasteel gelegen kapel. De eigenaar, een alleraardigste man, complimenteerde ons met de zon, die wij meebrachten, en die voor het eerst sinds 4 weken beliefde te schijnen. Hij sprak in elk geval goed verstaanbaar Engels.
4
Ik zag af van een bezoek aan het kasteel met uitleg door dezelfde dame en ruilde dit voor een langer verblijf in de voorbeeldig aangelegde en verzorgde moestuin. Bij het verlaten ervan geraakte ik op een immens groot grasveld, waarin hier en daar bijzondere bomen stonden. Een gigantische Libanonceder en een rode beuk domineerden dit gedeelte. In het gras waren om de bomen carré’s gemaaid en in de open stukken symmetrischgeometrische patronen rond de zichtas. Best moeilijk voor iemand die op een grasmaaier zit.
Libanonceder in château Miromesnil
Het volgende bezoek gold andermaal een kasteel, ditmaal van Bosmelet, waar we in een party-tent een onfrans karige lunch kregen aangeboden. Ondertussen vertelde de eigenaar in Oxford-engels het verhaal van Charles Hollandre, die tijdens de oorlog ’40-’45 in de achtertuin van het kasteel een lanceerplaats van Duitse V-1’s ontdekte, vervolgens te voet naar Zwitserland ontkwam, en de geallieerden van de exacte locatie op de hoogte bracht. Het gevolg was een bombardement, waarbij niet alleen de lanceerinstallatie, maar ook een deel van het kasteel in puin werd gelegd. Alleen aan het kleurverschil kon je de restauratie opmerken. De groenten en bloemen in de moestuin zouden in de kleuren van de regenboog gerangschikt zijn. Aangezien niet alles terzelfder tijd groeit en bloeit, viel het resultaat wat tegen. Er was overigens genoeg schoonheid te ontdekken bij de rozen die tegen de muur of in een oude fruitier groeiden. Indrukwekkend vond ik de 4-dubbele rij linden van 300 jaar of ouder aan beide zijden van de centrale zicht-as met een looppad er midden tussen. Terzijde vonden we enkele reusachtige tamme kastanjes (tamme kastanje heet 500 jaar oude châtaignier châtaignier, de paardekastanje marronnier),
5
waarvan de oudste 500 jaar telde en de resten van de lanceerplaats die waren gemarkeerd met een tekstbordje. Na deze uitgebreide bezoeken resteerde helaas nog maar twee uur voor een bezoek aan het Bois de Moutier in het weelderig begroeide dorpje Varangeville s/M. Nu wilde ik dat beroemde, door Luytens (de Fransen zeggen Lutjens), wel eens van binnen zien. En zo geschiedde aan de hand van de eigenaresse, de (klein?) dochter van Guillaume de Mallet. Zij had een duidelijke stem en sprak verzorgd Engels. De Art&Crafts-beweging heeft schitterende architectuur opgeleverd en dit zou nog maar een huis van bescheiden omvang zijn. Nou, er konden wel drie gezinnen in wonen en dan hadden ze nog een hele ruime concertzaal, die uitgaf op de fraaie, aflopende achtertuin zodat je de zee kon zien. Helaas was er te weinig tijd om het hele parcours door het park naar de zee te volgen. In het smaakvolle restaurant (dat alles was er vijf of zes jaar geleden nog niet) kocht ik dan maar een boek dat het gemiste in fraaie foto’s toont. Ik had natuurlijk een afspraak kunnen maken met onze gids Margreet om langer te blijven, maar een bezoek aan dat mooie kerkje met het schitterende uitzicht op de baai van Dieppe wilde ik niet missen. Evenmin de fraaie tombeaux van Braque en Roussel en de mooie ramen binnenin het kerkje. Wel ging ik te voet van de tuin naar het kerkje, want ik kende de weg en wist dat je er met tien minuten was.
Uitzicht vanuit het huis Bois de Moutier
De lucht was niet zo fraai meer als in de ochtend bij ons eerste tuinbezoek, maar Uitzicht op de baai van Dieppe toch was de krijtkust met zonnige en in de schaduw liggende gedeelten, het natte strand met minuscule mensfiguurtjes en de groene heuvels waar de schaapjes nog steeds vredig graasden de moeite waard.
6
Maandag 2 juli Regen en zon wisselen elkaar met enige regelmaat af, maar zomer wil het nog steeds niet worden. Normandië heeft een prachtig landschap waar natuur en cultuur nog in balans zijn, iets dat trouwens voor bijna geheel Frankrijk geldt. De tuinen die wij bezoeken vormen soms een even aangenaam mengsel van natuur en cultuur. Nog geen tuin hetzelfde. Deze dag gingen we eerst naar een tuin die ‘La Plume’ heet. Wat hadden de eigenaars in gedachten toen ze deze naam verzonnen? Ik weet het niet. Pen kan het in elk geval niet geweest zijn want dat slaat nergens op. Ik vertaal het vrij met pluim vanwege de talrijke, sierlijke graspluimen die zo smaakvol tussen de bloeiende bloemen groeien en met elk zuchtje wind sierlijk heen en weer gaan. Dit is nu echt een tuin naar mijn hart, want niet alleen zijn de grassen op bijna natuurlijke wijze in de bloemenborders geïntegreerd, maar in een nieuw deel, eigenlijk een groot stuk wild grasland, waren bloemen in het gras gevoegd. Dit deel is nog jong en kan tot een bloemenweide uitgroeien, zoals ik ze uit het Franse bergland en de alpenweiden beeld uit de tuin La Plume ken met anjers, incarnaatklaver, roze Melampyrum, grote brunel, gele gentianen, campanula’s en diverse soorten orchideeën. De eigenaars zijn nog jong en werken keihard. Eerstens zijn de gebouwen opgelapt en bewoonbaar gemaakt. Vernieuwd, terwijl het oude toch zichtbaar gebleven is. En dan de kunstig aangelegde borders met geknipte hagen omgeven, die in vorm de taxushagen van Oudolf evenaren. Waar halen ze de tijd vandaan? En wat een verscheidenheid aan planten. Ik zag een witte variant van de Catanache caerulea, Cerinthe major, gecombineerd met zachtroze Gaura lindheimeri en achterin een bijna ondoordringbare vegetatie van witte Epilobiums. Een oude put was sierlijk aangekleed met Verbascum chaixii en Verbena bonariensis. Vóór hun woonhuis met een fraaie, half formele tuin groeide een Oenotherasoort, die ik ken met grijs-blauw-groen loof en bleekgele bloemen, maar deze waren warmgeel van kleur. Op enige afstand een vierkante vijver, omgeven door een gladgeschoren gazon.
7
Bloedrode Sanguisorba mengde zich met zachtpaarse Veronicastrum en daartussen de mooiste grassen die ik lang niet allemaal van naam ken. Terugkerend naar de ingang waar het dak van een mooie schuur was begroeid met een opnieuw tot bloei komende Clematis armandii en een Akebia. Nu nog op enige afstand van elkaar, maar over twee jaar zullen ze elkaar omarmen. Statige acanthussen stonden naast de ingang van de acceuil. Er tegenover de pépinière, waar ik twee grassen uitzocht: Eragrostis curvula en Deschampsia caespitosa ‘Goldschleier’. Thuis zal ik lang moeten nadenken waar ik deze grassen een plaatsje zal gunnen. Met grote moeite namen we afscheid van deze tuin naar mijn hart. Misschien zou ik een enkele struik planten aan de zijkant, maar de openheid, nodig voor de meeste grassoorten, zou ik handhaven. Hoeveel anders dan die andere verrassende tuin ‘Agapanthe’. Beide afspiegelingen van de ideeën van de eigenaars maar toch heel verschillend van vorm, compositie en inhoud. Op naar de volgende tuin van Angélique, waar we een ontvangst kregen met een heerlijke lunch in een gezellige ruimte. Aan de wand lieve aquarellen, in de wc hield een poes de toiletrol op, terwijl een andere de pleeborstel droeg. De eigenaresse was een kleine, charmante Française, blijkbaar dol op Hydrangiums met heel grote bloeiwijzen. Hydrangia’s zag ik trouwens in bijna elke tuin in grote variatie en dit natte weer doet deze struiken zichtbaar goed. De eigenaresse was zo lief mij enkele polletjes van een Lunch bij jardin Angélique sierlijke grassoort te schenken, waarvan ik de naam ooit hoop te achterhalen. Haar tuin was vele malen mooier dan de mijne, maar de euforie die ik bij ‘La Plume’ had, wilde maar niet komen. Aan de ingang van haar achtertuin stond een Geranium madeirense enigszins weg te kwijnen in een pot. Verder enige Phormiums die je niet elke dag ziet,
8
hier in potten. In Engeland stonden ze aan het water in de volle grond, maar Zuid-Engeland heeft een milder klimaat dan Normandië. De rest van de middag, vrij en persoonlijk in te vullen, brachten we door in Rouen, waarvan het centrum fraaie gebouwen bezit. Boven dat alles torent de gothische kathedraal van de Notre Dame met een toren van steen en een zeer spitse, nog hogere toren van gietijzer. De voorzijde van deze kathedraal is in een aantal schilderijen door Monet vastgelegd op verschillende tijdstippen van de dag. Hij moest als een razende werken en na zekere tijd van doek wisselen omdat de zonnestand en daarmee de belichting veranderde. Hoeveel gemakkelijker heeft een kunstschilder het tegenwoordig. Een dagje fotograferen en dan schilderen in het atelier. Daarbij kan de computer nog Cathédrale Nôtre Dame in Rouen helpen bij het reproduceren van de vorm. Maar hij kan het niet meer wegens gebrek aan een gedegen opleiding. Kunst is voor een groot deel kunde, maar dat wil geen hedendaagse kunstenaar meer geloven. Terug naar Rouen waar we door de Rue du Gros Horloge liepen onder dat fraaie uurwerk door. Zo kwamen we vanzelf terecht op de Veille Marché waar de Église de Saint Jeanne-d’Arc met zijn merkwaardige vorm staat. De koster had een ongeluk gehad, zo meldde men ons op het VVV-kantoor, en de kerk was gesloten. Jammer want die is van binnen stukken mooier dan van buiten. Wel vonden we de plek waar de brandstapel, die J d’A aan haar eind had geholpen, ooit heeft gelegen. Deze was nu begroeid met roze rozen en cosmea’s en zag er heel lieflijk uit.
….. waar eens de brandstapel stond
Dinsdag 3 juli Vertrek uit St.Valérie-en-Caux (=kalk) en op weg naar de kloostertuinen van de Abbaye de Valloires. Een dreinende regen viel bijna onophoudelijk uit een grijs wolkendek zonder tekening, dat zich boven Noord-Frankrijk, België en Nederland uitstrekte, zoals wij gaandeweg konden constateren. Ditmaal hadden we geen geluk. De gazons leken meer op zwembaden met een laagje water en alle begroeiing hing er treurig bij. Het grote, formele
9
middendeel met de abdij op de achtergrond, was nog het best begaanbaar en overzichtelijk, zoals de foto laat zien. Het restaurant was op deze dag de beste plaats om te verpozen. Later werd het toch weer een tijdje droog en bezochten we de laatstelijk aangelegde watertuin.
Abbaye de Valloires
Mede door het weer vormde deze tuin een anticlimax. Jammer maar helaas. Dit vermocht echter niets af te doen van de indrukken die wij de vorige dagen hadden opgedaan. Margreet was een prima gids, die betrokken was bij het wel en wee van de deelnemers, genoeg vertelde en toch niet onophoudelijk aan het woord was, ons niet voortdurend tot spoed maande, veranderingen, meest verbeteringen, van te voren met ons doornam, en van veel planten de naam kende. Na enkele korte stoppen keerden we omstreeks half acht terug in Rijssen waar de auto onaangeroerd op ons stond te wachten.