Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ) Studiejaar 2014-2015
Hogeschool Utrecht Centrum voor Verpleegkundige Studies Master Advanced Nursing Practice (MANP)
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Lia van Straalen, coördinator praktijkleren Juli 2014
© Hogeschool Utrecht Centrum Verpleegkundige Studies Bolognalaan 101 3584 CJ Utrecht Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/ of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Hogeschool Utrecht.
Pagina 3 van 43
Inhoudsopgave Voorwoord ........................................................................................................................................... 6 Hoofdstuk 1 Algemene informatie over leren en assessment in de praktijk........................................ 7 1.1 De opleiding .............................................................................................................................. 7 1.2 Behoefte van patiënten ............................................................................................................. 7 1.3 De vijf specialismen................................................................................................................... 7 1.4 Leren en innoveren tegelijkertijd ............................................................................................... 8 1.5 Assessment in competentiegericht onderwijs ........................................................................... 8 1.6 Assessment in de praktijk ......................................................................................................... 8 1.7 Definitie van assessment van praktijkleren ............................................................................... 9 1.8 Het belang van instructie, feedback en herhaling ..................................................................... 9 1.9 Onderwijsmodel van de MANP ................................................................................................. 9 1.10 Kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) .................................................................................... 10 Hoofdstuk 2 Praktijkleerplan en Portfolio........................................................................................... 11 2.1 Het praktijkleerplan.................................................................................................................. 11 2.2 Digitaal portfolio ....................................................................................................................... 11 2.3 Self-assessment ...................................................................................................................... 12 2.4 Gezondheidsklachten .............................................................................................................. 12 2.5 Voorbehouden handelingen .................................................................................................... 13 2.6 Vragenlijst implementatie VS functie binnen de organisatie (HU, 2013) ................................ 13 2.7 Stage of “daar zijn waar je kunt leren”. ................................................................................... 14 Hoofdstuk 3 Praktijkbeoordeling ........................................................................................................ 15 3.1 Rollen en taken van betrokkenen bij de praktijkopleiding en -beoordeling ............................. 15 3.2 Valide en betrouwbare toetsing van beroepsgedrag in de praktijk ......................................... 15 3.3 Indicatoren voor master niveau in de praktijk ......................................................................... 16 3.4 Specifieke taak van de studiecoach ........................................................................................ 16 3.5 Voortgangs- en beoordelingsgesprekken ............................................................................... 16 3.6 Voorbereidende activiteiten voortgangsgesprek door de student ........................................... 17 3.7 Voorbereidende activiteiten mentor/praktijkopleider met student samen: .............................. 18 3.8 Zelfstandigheidsniveaus .......................................................................................................... 19 3.9 Eindgesprek ............................................................................................................................ 19 Hoofdstuk 4 Praktijkopdrachten in alfabetische volgorde.................................................................. 21 4.1 Functie van praktijkopdrachten ............................................................................................... 21 4.2 Tips voor de student om een praktijkopdracht aan te pakken ................................................ 21 4.3 Praktijkopdracht: Aanvraag/interpretatie vervolgdiagnostiek .................................................. 21 4.4 Praktijkopdracht: Bekwaamheidsformularium ......................................................................... 22 4.5 Praktijkopdracht: Complicatie/interactie geneesmiddelengebruik .......................................... 22 4.6 Praktijkopdracht: Consultatie (intercollegiaal consult verlenen) ............................................. 22 4.7 Praktijkopdracht: Critical appraised topic (CAT) ..................................................................... 23 4.8 Praktijkopdracht: Gedragsbeïnvloeding .................................................................................. 23 4.9 Praktijkopdracht: Integratief patiëntenbetoog (IP) ................................................................... 23 4.10 Praktijkopdracht: Korte praktijkbeoordeling van het klinisch handelen (KPB) ...................... 24 4.11 Praktijkopdracht: Multidisciplinair Overleg (MDO) ................................................................ 24 4.12 Praktijkopdracht: Moreel redeneren ...................................................................................... 25 4.13 Praktijkopdracht: Multisource Feedback (MSF) .................................................................... 25 4.14 Praktijkopdracht: (oefen)verslag Lichamelijk onderzoek (LO) .............................................. 26 4.15 Praktijkopdracht: Ontslag-/verwijsbrief .................................................................................. 26 4.16 Praktijkopdracht: OSATS (facultatief) ................................................................................... 27 4.17 Praktijkopdracht: Presentatie internationale ervaring (facultatief) ........................................ 27 4.18 Praktijkopdracht: Presentaties ontwerpproject (Validatiebijeenkomsten) ............................. 27 4.19 Praktijkopdracht: Sixstep ....................................................................................................... 28 4.20 Praktijkopdracht: Scholing/deskundigheidsbevordering van anderen .................................. 28 Hoofdstuk 5 Mentorendagen en andere activiteiten .......................................................................... 29 5.1 Mentorendagen 2014 .............................................................................................................. 29 5.1 Training in begeleiden, beoordelen en feedback geven ......................................................... 29 5.3 Zorgpadencongres 30 januari 2015 ........................................................................................ 30
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Hoofdstuk 6 Kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) specialisme AGZ intensieve zorg ...................... 31 6.1 Taakgebied 1: Klinisch handelen in de intensieve zorg .......................................................... 32 6.2 Taakgebied 2: Communicatie in de intensieve zorg ............................................................... 33 6.3 Taakgebied 3: Samenwerking en coördinatie in de intensieve zorg ....................................... 34 6.4 Taakgebied 4: Organisatie en innovatie in de intensieve zorg ............................................... 35 6.5 Taakgebied 5: Maatschappelijk handelen in de intensieve zorg ............................................ 36 6.6 Taakgebied 6: Kennis en wetenschap in de intensieve zorg .................................................. 37 6.7 Taakgebied 7: Professionaliteit en profilering in de intensieve zorg ....................................... 38 Bijlage 1 Docententeam van de opleiding MANP Utrecht ............................................................. 39 Bijlage 2 Algemeen competentieprofiel van de verpleegkundig specialist ................................... 41 Referenties .................................................................................................................................... 43
Pagina 5 van 43
Voorwoord Deze module gaat over leren, opleiden en assessment (beoordelen) van verpleegkundig specialisten in opleiding in de in de praktijk. De informatie is bestemd voor allen die betrokken zijn bij de praktijkopleiding, studenten, praktijkopleiders en –beoordelaars, mentoren, leidinggevenden, docenten en studiecoaches. De opleiding streeft er naar om verpleegkundig specialisten op te leiden die patiëntenuitkomsten kunnen optimaliseren door het toepassen van hoogwaardige kennis, inzicht en vaardigheden. Wij willen graag dat onze studenten uitblinken in patiëntgerichtheid en in innovatiekracht. Wij kunnen dit als opleiding echter niet alleen. In Afrika bestaat het spreekwoord “It takes a whole village to raise a child”. Voor de praktijkopleiding tot verpleegkundig specialist kan deze volkswijsheid vertaald worden in om het beroep verpleegkundig specialist in de organisatie goed te ontwikkelen en te implementeren is betrokkenheid van zowel directie, management, personeelsafdeling, praktijkopleider, mentor als afdelingscollega’s van meerdere disciplines noodzakelijk. Leeswijzer Deze module bevat zes hoofdstukken. Hoofdstuk 1 is een algemeen hoofdstuk dat gaat over leren en assessment in de praktijk. In hoofdstuk 2 wordt het praktijkleerplan besproken. Hoofdstuk 3 geeft informatie over het MANP praktijkbeoordelingsysteem. In hoofdstuk 4 staan de praktijkopdrachten en in hoofdstuk 5 wordt informatie gegeven over mentorendagen en deskundigheidsbevorderingsactiviteiten voor mentoren/praktijkopleiders. Hoofdstuk 6 bevat de taakgebieden met de kritische beroepsactiviteiten van het specialisme die de basis vormen voor het leerplan en de toetsing & beoordeling. Deze module is geschreven op basis van de richtlijnen voor de opleiding tot verpleegkundig specialist zoals ontwikkeld door het Landelijk Netwerk MANP, Nederland (Praktijkopleiding Verpleegkundig Specialist, 17 dec 2010). 1
Het docententeam van de MANP Utrecht wenst alle studenten, praktijkopleiders, mentoren en beoordelaars een leerzame en vruchtbare studieperiode toe. Lia van Straalen, coördinator praktijkleren.
[email protected]
1
Een overzicht van het gehele team is te vinden in bijlage 1
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Hoofdstuk 1 Algemene informatie over leren en assessment in de praktijk In dit hoofdstuk wordt informatie gegeven over het leerproces van de verpleegkundig specialist in de praktijk. Daarnaast wordt ingegaan op de algemene kenmerken van beoordelen of assessment van praktijkleren. 1.1 De opleiding De opleiding tot verpleegkundig specialist is toegankelijk voor ervaren verpleegkundigen die beschikken over naam en expertise in het eigen vakgebied. Zij hebben in de praktijk bewezen dat zij inhoudelijk leiding kunnen nemen ten behoeve van kwalitatief goede zorg aan patiënten. Daarom zijn zij door de werkgever geselecteerd om de opleiding te gaan volgen. Terechte vragen lijken dan ook; wat voegt een master titel in de verpleegkunde daar aan toe? Wat kunnen zij leren? Wat moeten zij leren? Om de legitimatie van de opleiding en van het beroep goed te doorgronden is het belangrijk het rapport van Vulto (2009) te lezen. Uit dit Nederlandse rapport, maar ook bijvoorbeeld uit een van de Health Working Papers van de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD), wordt duidelijk dat de legitimatie van het beroep verpleegkundig specialist ligt in de veranderende behoefte van patiënten. Uit het onderzoek van de OECD blijkt bijvoorbeeld dat verpleegkundig specialisten een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de kwaliteit en de kosteneffectiviteit van de moderne gezondheidszorg (Delamaire & Lafortune, 2010; Vulto & Vianen, 2009). 1.2 Behoefte van patiënten De behoefte van patiënten verandert door vergrijzing, toename van chronische aandoeningen en toename van multimorbiditeit. Daarnaast nemen de technologische mogelijkheden toe en is er sprake van steeds verdergaande specialisatie. Kwaliteit van zorg kan alleen gegarandeerd worden als zorgprocessen op elkaar worden afgestemd en door interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg. Verpleegkundig specialisten kunnen door taakverbreding en taaksubstitutie hoogwaardige zorg bieden waar dat nodig is. Zij zijn vooral op hun plaats als de patiëntenzorg vraagt om een combinatie van verpleegkundige, medische en coördinerende taken in één persoon. De keuze voor vijf specialismen komt tegemoet aan de specifieke behoeften van patiënten in de somatische- en geestelijke gezondheidzorg. 1.3 De vijf specialismen Studenten kiezen bij aanvang van de opleiding voor het specialisme dat het beste aansluit bij de behoefte van hun patiënten. 1. Verpleegkundig specialist bij chronisch somatische aandoeningen: patiënten hebben behoefte aan een zorgprofessional die medische en verpleegkundige diagnostiek en behandeling combineert met interventies die patiënten helpen de gevolgen van hun chronische aandoening te integreren in hun leven. 2. Verpleegkundig specialist intensieve zorg bij somatische aandoeningen: patiënten hebben behoefte aan een zorgprofessional die medische en verpleegkundige diagnostiek en behandeling combineert met coördinatie van zorg, zowel op patiëntniveau als op afdelingsniveau. 3. Verpleegkundig specialist acute zorg bij somatische aandoeningen: patiënten hebben behoefte aan een zorgprofessional die medische en verpleegkundige diagnostiek en behandeling combineert met activiteiten die direct levensgevaar wegnemen en gericht zijn op stabilisatie van de gezondheidstoestand. Triage en 24 uurs bereikbaarheid zijn belangrijke begrippen. Een voorbeeld van een werkomgeving van de verpleegkundig specialist acute zorg is een huisartsenpost. 4. Verpleegkundig specialist preventieve zorg bij somatische aandoeningen: patiënten hebben behoefte aan een zorgprofessional die medische en verpleegkundige diagnostiek en behandeling inzet voor primaire en secundaire preventie. Pagina 7 van 43
5. Verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg: patiënten hebben behoefte aan een zorgprofessional die medische en verpleegkundige diagnostiek en behandeling kan aanwenden voor alle patiënten met een acute of chronische psychische stoornis. Bij aanvang van de studie schrijft de student zich in in het BIG opleidingsregister als Verpleegkundig Specialist in opleiding (VSio). 1.4 Leren en innoveren tegelijkertijd Studenten ontwikkelen een nieuwe, vaak nog onbekende beroep in de praktijk. Zij leren in het cursorisch onderwijs om verantwoordelijkheid voor patiënten anders (breder en dieper) te definiëren en te verwerken in nieuwe taken. Door toepassing van nieuwe taken in de praktijk veranderen vertrouwde samenwerkingspatronen en rolopvattingen. De ontwikkeling van de functie verpleegkundig specialist vraagt daarom niet alleen iets van de student zelf, maar ook van samenwerkingspartners, leidinggevenden en zelfs van de personeelsafdeling. Er moeten immers aangepaste functieprofielen komen. Samengevat kan gesteld worden dat de studenten zelf hun innovatie zijn. Dit maakt het praktijkleren van de verpleegkundig specialist bijzonder en uniek. Een vruchtbare praktijkleerperiode vraagt om een open vizier, veel overleg en afstemming met alle stakeholders die bij het leerproces zijn betrokken. Theo van Achterberg, hoogleraar Verplegingswetenschap in het UMC St Radboud Nijmegen verwoordt dit in het kader van de implementatie van nieuwe beroepsprofielen als volgt: “bij implementeren is het doel dat de praktijk daadwerkelijk verandert. Voordat we het over implementeren hebben is echter vooraf cruciaal of er een vernieuwing is die ten eerste duidelijk verschilt van de huidige praktijk en ten tweede problemen in de huidige praktijk oplost” (Achterberg, T. van, 2012). 1.5 Assessment in competentiegericht onderwijs Binnen competentiegericht onderwijs wordt beoordelen vaak assessment genoemd. In de assessmentcultuur worden twee vormen onderscheiden te weten assessment for learning (AFL) en assessment of learning (AOL). Beide vormen komen bij praktijkleren aan de orde.
Assessment for learning heeft een educatief doel en is formatief van karakter. In de praktijk wordt dit vaak toetsen genoemd. Het gaat om meten, waarderen en begeleiden. Bij AFL worden vooraf geëxpliciteerde criteria gebruikt waardoor het leren gestuurd en gestimuleerd wordt. Een voorbeeld van AFL is toetsing van klinische competenties via een Korte Praktijkbeoordeling (KPB). Instructie, feedback en herhaling zijn begrippen die horen bij AFL.
Assessment of learning heeft een selectief doel en is summatief van karakter. Bij AOL wordt het begrip beoordelen gebruikt. Het gaat om meten, waarderen en beslissen (Brand, 2010). Bij een beoordeling worden resultaten van meerdere metingen gebruikt. Het gaat om een overzicht over een langere periode. Het portfolio met daarin de bewijzen speelt een belangrijke rol.
1.6 Assessment in de praktijk Om te verhelderen wat assessment van praktijkleren inhoudt wordt de piramide van George Miller gebruikt (Miller, 1990). Deze piramide of het framework for clinical assessment, zoals George Miller de piramide zelf noemt maakt op een eenvoudige manier zichtbaar waarop assessment in de praktijk zich richt. Het gaat om het integratief toetsen van kennis, vaardigheden en houdingsaspecten in de beroepspraktijk, het does niveau uit de piramide. De onderliggende lagen worden op school getoetst via kennistoetsen, vaardigheidstoetsen etc.
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Figuur 1: Framework for Clinical Assessment, naar George Miller, 1990
1.7 Definitie van assessment van praktijkleren Assessment van praktijkleren is het verzamelen van bewijs gedurende werkzaamheden in de praktijk met als doel te beslissen of een vereiste standaard is bereikt. Assessment van praktijkleren houdt in observatie van werk in uitvoering en het geven van feedback als antwoord op het werk in uitvoering. In de context van de verpleegkundige beroepsuitoefening biedt assessment van praktijkleren methoden om de performance van verpleegkundigen te evalueren in een naturalistische omgeving (klinische omgeving). Assessment van praktijkleren richt zich niet alleen op klinische en procedurele competenties maar op alle aspecten van de beroepspraktijk waaronder professionaliteit, samenwerken en communicatie (van der Vleuten, Schuwirth, Scheele, Driessen, & Hodges, 2010). 1.8 Het belang van instructie, feedback en herhaling Instructie, feedback en herhaling horen bij leren in de praktijk. Instructie gaat vooraf aan een leersituatie en feedback na afloop van een leersituatie helpt de student om zicht te krijgen op sterke kanten maar ook op verbeterpunten. Een vaardigheid of taak wordt herhaald tot het gewenste zelfstandigheidniveau is bereikt. Het geven van feedback is een van de krachtigste methoden om te leren. Feedback wordt doorgaans onderscheiden in vier soorten. Feedback op de taak, feedback op de aanpak van de taak, feedback op het (leer)proces en feedback op de persoon. Uit onderzoek blijkt dat feedback op de taak het grootste effect heeft vooral als dit gecombineerd wordt met feedback op de aanpak van de taak. Studenten leren het meest van narratieve (verhalende) feedback die meteen na de uitvoering van de taak gegeven wordt (Hattie & Timperley, 2007). 1.9 Onderwijsmodel van de MANP De opleiding tot verpleegkundig specialist is gebaseerd op de zogenaamde CanMEDS rollen of competentiegebieden zoals weergegeven in figuur 2. Het bloemmodel laat de belangrijke rol van klinisch behandelaar zien. De overige rollen zijn ondersteunend aan de centrale rol (zie bijlage 2 voor het uitgewerkte profiel).
Pagina 9 van 43
Figuur 2: Competentiegebieden verpleegkundig specialist in CanMEDS (Lambregts, Grotendorst, & Merwijk, 2012 p 175)
Naast de competentiegebieden zijn de uitgangspunten van nog twee methodes of modellen bepalend voor het onderwijsontwerp. Het gaat om de kenmerken van het cognitive-apprenticeshipmodel (meester-gezel) en van action-learning. Met actie leren of action learning wordt een leervorm bedoeld die werkelijke (praktijk) situaties als uitgangspunt neemt of waarbij het leren van ervaringen op de werkvloer centraal staat. Hiermee staat het dicht bij de gedachte dat de mens het best leert door te ervaren en te doen (Boshyk & Dilworth, 2010). Een voorbeeld van een opdracht waarin deze aanpak naar voren komt is het integratief patiëntenbetoog waarin de student een eigen patiëntensituatie kritisch analyseert en bespreekt. Door de principes van het cognitive-apprenticeship (Collins, 1991) wordt eigenlijk al meteen duidelijk wat de rol en positie van een praktijkopleider is, namelijk die van een meester die beschikt over beroepsrelevante kennis en vaardigheden. Vaak is het zo dat een ervaren beroepspersoon of experts zich niet (meer) bewust is van de kennis die zijn/haar handelen stuurt. Deze kennis wordt ook tacit knowledge genoemd, onzichtbare kennis. Voor de student mag deze kennis die het handelen van de praktijkopleider stuurt echter niet onzichtbaar blijven. Studenten moeten daarom in de gelegenheid gesteld worden om de cognitieve en metacognitieve denkprocessen van hun praktijkopleider te doorgronden. Dit betekent dat de praktijkopleider/mentor/beoordelaar niet alleen een expert in het eigen vakgebied moet zijn maar ook in staat moet zijn om de eigen kennis te expliciteren. Daarnaast moet een praktijkopleider in staat zijn de student zodanig te bevragen dat er inzicht ontstaat in het kennisniveau van de student en eventuele tekorten hierin. Bij dit proces gaat het om integratieve toetsing van kennis. 1.10 Kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) Kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) zijn beschrijvingen van kenmerkende (kritische) situaties die aan de verpleegkundig specialist kunnen worden toevertrouwd aan het einde van de opleiding. Een ander woord voor KBA is Entrustable Professional Activity of EPA (O. ten Cate, 2005). KBA’s maken competenties toetsbaar omdat zij:
Concreet geformuleerd zijn Betrekking hebben op het eigen specialisme De integratie van meerdere competenties vergen maar uitgaan van de hoofdcompetentie klinisch handelen Aangeven waarvoor de verpleegkundig specialist behandelverantwoordelijk is Integratie van medisch- en verpleegkundig handelen vergen
De kritische beroepsactiviteiten zijn geordend in zeven taakgebieden en vormen de basis van het praktijkleerplan van het specialisme.
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Hoofdstuk 2 Praktijkleerplan en Portfolio In dit hoofdstuk wordt informatie gegeven over het maken van het praktijkleerplan, het digitaal portfolio, de rol van het self-assessment m.b.t. het evalueren en sturen van het leerproces, de bekwaamheid ten aanzien van gezondheidsklachten en voorbehouden handelingen, een analysehulpmiddel om de mate van implementatie van de VS functie in kaart te brengen en als laatste informatie over stages. 2.1 Het praktijkleerplan De student maakt een praktijkleerplan bij aanvang van de studie. De basis voor het praktijkleerplan zijn de kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) van het specialisme. De KBA staan beschreven in het laatste hoofdstuk. De student stelt het praktijkleerplan ieder semester (half jaar) bij op basis van de resultaten van feedback op praktijkopdrachten, MSF, voortgangstoetsing en -beoordeling en selfassessment. Het praktijkleerplan is niet langer dan 1500 woorden (ongeveer 3 A4) en wordt geplaatst in het ontwikkeldeel van het digitale portfolio. Inhoud praktijkleerplan Studentgegevens: 2 Studentnaam , studentmail en studentnummer Gegevens opleidingspraktijk Volledige adresgegevens inclusief gegevens over de afdeling(en), stageadressen etc. Praktijkopleider, mentor(en) en manager (namen, functies, tel. nummers, email) Algemene opdracht (reden voor de opleiding, zie verslag van intakegesprek) Sterke en minder sterke kanten van de praktijkopleidingsplaats (functieprofiel, rolmodel, ervaring in opleiden VS, inbedding in leerhuisconstructie etc.). Hulpmiddel: 2.3 verkorte vragenlijst implementatie van de VS functie binnen de organisatie (Holleman, 2013). Startsituatie m.b.t. deskundigheid op dit moment CV (alleen wat relevant is) Reeds aanwezige expertise en ervaring Te ontwikkelen profiel Algemeen doel van de te ontwikkelen specialisme in relatie tot de opdracht Specifiek deskundigheidsprofiel d.w.z. beschrijving patiëntencategorie, problematiek etc. Gezondheidsklachten met de daaraan gekoppelde ziektebeelden Specifieke leerdoelen Leerdoelen voor het komende semester betreffende ontwikkeling van klinische bekwaamheid en persoonlijke effectiviteit. Minimaal 2 en maximaal 5 leerdoelen per item. 2.2 Digitaal portfolio Het digitale portfolio speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van functie van verpleegkundig specialist en bij de toetsing en beoordeling van de aanwezige competenties. Een portfolio is een georganiseerde, doelgerichte verzameling van bewijsdocumenten waarmee de verpleegkundig specialist zijn/haar ontwikkeling zichtbaar maakt. Het digitale portfolio biedt niet alleen voor de verpleegkundig specialist zelf, maar ook voor de mentor, de praktijkopleider en de studiecoach de mogelijkheid om de ontwikkeling van de functie te volgen, richting te geven, te begeleiden en te beoordelen. De MANP Utrecht maakt gebruik van een digitaal portfolio met een vaste indeling in vier delen. Algemeen deel Ontwikkeldeel (praktijkleerplan en SA’s) 2
De student gebruikt bij alle correspondentie de studentnaam en de studentmail
Pagina 11 van 43
Bewijsdeel (schriftelijke toetsproducten met beoordelingen) Bewijsdeel (takenkaarten) Voortgang/beoordeling
Het portfolio is (nog) niet exporteerbaar. Dat wil zeggen dat de student aan het eind van de opleiding het bewijsdeel van de portfolio kopieert zodat de noodzakelijke stukken voor de registratie in het BIG-register beschikbaar zijn. Het HU-account van de student, tevens inlogcode voor SharePoint, verloopt twee maanden na beëindiging van de opleiding. De student krijgt bij aanvang van de studie instructie over de aanmaak van het portfolio, de indeling, de wijze waarop bewijsmateriaal wordt opgeslagen en de manier waarop derden toegang tot het portfolio kan worden verleend. Bewijzen voor praktijkleren zijn digitaal beoordeelde praktijkopdrachten. De digitale beoordelingsformulieren zijn te vinden op SharePoint onder de module Praktijkleren. De mentor heeft toegang tot het portfolio via de student. 2.3 Self-assessment De student maakt ter voorbereiding van de voortgangsgesprekken/eindgesprek een selfassessment. De reflectie per competentie voldoet aan de volgende criteria: Leerproces in heldere termen Per competentie een leerresultaat Per competentie een stap in het leerproces Hoe leerresultaten bereikt gaan worden Zelfreflectie vanuit meerdere perspectieven (resultaten praktijkbeoordeling, MSF en feedback op praktijkopdrachten betrekken) 2.4 Gezondheidsklachten In onderstaande tabel (tabel 3) staan 27 gezondheidsklachten die de verpleegkundig specialist in opleiding niet mag missen. De student hoeft echter niet deskundig te zijn om alle klachten ook zelf te kunnen behandelen. Bekwaamheid is noodzakelijk voor minimaal 3 klachten met de daaraan gekoppelde ziektebeelden aan het einde van het eerste jaar en totaal minimaal 6 klachten aan aan het einde van de opleiding. De keuze van de gezondheidsklachten is gebaseerd op de ingangsklachten uit de huisartsengeneeskunde aangevuld met relevante klachten uit de GGZ praktijk. De lijst kan aangevuld worden in overleg met mentor en studiecoach. Gezondheidsklachten (in alfabetische volgorde) 1. Afhankelijkheid 2. Aanvallen 3. Ademhalingsproblemen 4. Angst-stress 5. Automutilatie 6. Buikpijn 7. Concentratieproblemen 8. Gewichtsverandering 9. Impulsief gedrag 10. Klachten van het bewegingsapparaat 11. Klachten van oog/neus/oor of evenwicht 12. Koorts 13. Krachtsverlies/verandering van gevoel 14. Menstruatiestoornissen/abnormaal vaginaal bloedverlies 15. Mictieklachten 16. Misselijkheid 17. Neerslachtigheid 18. Pijn
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28.
Pijn op de borst/hartkloppingen Slaapstoornissen Suïcidaal gedrag Veranderd defaecatiepatroon/rectaal bloedverlies Verandering van huid/slijmvliezen Vergeetachtigheid Vermoeidheid Verwardheid Zwellingen …
Tabel 3: Gezondheidsklachten in alfabetische volgorde
2.5 Voorbehouden handelingen Verpleegkundig specialisten zijn zelfstandig bevoegd ten aanzien van voorbehouden handelingen als bedoeld in artikel 36 van de Wet BIG die gerekend worden tot het deskundigheidsgebied van het betreffende specialisme. De zelfstandige bevoegdheid omvat zowel de indicatiestelling van de met betrekking tot voorbehouden handeling als de uitvoering ervan. De verpleegkundig specialist kan de voorbehouden handeling zelf uitvoeren of een opdracht verstrekken aan een ander (mits deze bekwaam is de handeling uit te voeren). De zelfstandige bevoegdheid die wordt toegekend is in omvang beperkt. De bevoegdheidsgrenzen van de verpleegkundig specialist worden bepaald door de opleiding, de eigen bekwaamheid en het deskundigheidsgebied. De bevoegdheid geldt voor zover: a) Die handelingen plaatsvinden binnen de uitoefening van het deelgebied van het beroep waarvoor zij een erkende specialistentitel mogen voeren. b) Het handelingen betreft van een beperkte complexiteit. c) Het routinematige handelingen betreft. d) Het handelingen betreft waarvan de risico’s te overzien zijn; e) Die handelingen worden uitgeoefend volgens landelijk geldende richtlijnen, standaarden en daarvan afgeleide protocollen (Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 21 december 2011, 659) Per specialisme gelden verschillende voorbehouden handelingen. In tabel 1 staan de voorbehouden handelingen per specialisme beschreven.
Het verrichten van heelkundige handelingen Het verrichten van endoscopieën Het verrichten van katheterisaties Het geven van injecties Het verrichten van puncties Het verrichten van electieve cardioversie Het toepassen van defibrillatie Het voorschrijven Uitsluitend Recept (UR) geneesmiddelen
+ + + + + + + +
+ + + + +
+
+
+
+ + + + + + + +
GGZ
Intensief
Preventief
Chronisch
Voorbehouden handelingen ▼
Acuut
Specialisme VS►
+ + + +
Tabel 4 Voorbehouden handelingen
2.6 Vragenlijst implementatie VS functie binnen de organisatie (HU, 2013) Breng de sterke en minder sterke kanten van de opleidingsplaats in beeld door het beantwoorden van de volgende vragen: 1. Is er een leerhuis aanwezig binnen de organisatie?
Pagina 13 van 43
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
Hoe ziet het leerhuis eruit? Heeft het leerhuis een managementstructuur? Is er een visie over de rol van de VS vastgelegd? Is er een functieomschrijving van de VS aanwezig? Ziet de organisatie het opleiden en implementeren van een VS als een organisatieverandering? Hanteert de organisatie een verandermodel om dit proces te begeleiden? Is er een communicatiebeleid over de invoering van de VS? Hoeveel verpleegkundig specialisten zijn er op dit moment bij de instelling werkzaam? Hoeveel verpleegkundig specialisten zijn in opleiding? Is het duidelijk wat de VS kan bijdragen aan de realisatie van doelen van het zorgbeleid? Is er een visiedocument over het leren van de VS binnen de praktijkinstelling? Wordt het opleiden van de VS gezien als een integraal onderdeel van de organisatie? Is er sprake van een schriftelijk vastgelegd opleidingsbeleid? Heeft de praktijkopleider rechtstreeks toegang tot de directie/Raad van Bestuur? Zijn de verantwoordelijkheden van de leden van de praktijkopleidersgroep c.q. mentor/praktijkopleider opgenomen in de functiebeschrijvingen? Is continuïteit van de opleidersgroep gewaarborgd? Zijn vakinhoudelijke eisen gesteld waar de opleiders aan moeten voldoen? Zijn er didactische eisen vastgelegd waar de opleiders aan moeten voldoen? Moeten opleiders een bij- of nascholing volgen m.b.t. didactische bekwaamheid? Is er een interne selectieprocedure voor de VS opleidingsplaats? Zijn er voorwaarden gesteld t.a.v. het indiceren en verrichten van voorbehouden handelingen? Worden de voorwaarden schriftelijk vastgelegd (zogenaamde handreikingen tussen VS en medische discipline)? Is er een bekwaamheidsformularium voor de VS?
2.7 Stage of “daar zijn waar je kunt leren”. Soms biedt de eigen afdeling of de eigen organisatie niet voldoende mogelijkheid om alle competenties op het vereiste niveau aan te leren. In dat geval moet een interne- of externe stage worden georganiseerd. De praktijkopleider, mentor of studiecoach kan helpen bij het bepalen of een stage noodzakelijk is en hoe dit het beste kan worden aangepakt.
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Hoofdstuk 3 Praktijkbeoordeling 3.1 Rollen en taken van betrokkenen bij de praktijkopleiding en -beoordeling Bij de praktijkopleiding zijn verschillende personen met verschillende rollen en taken betrokken. Het gaat om de hoofdopleider, de praktijkopleider, mentor(en) en beoordelaars. De hoofdopleider is eindverantwoordelijk. De praktijkopleider is de formele wettelijke vertegenwoordiger van de werkinstelling en is verantwoordelijk voor het educatieve klimaat van de opleidingsinstelling/afdeling en is als praktijkopleider geregistreerd bij de Registratiecommissie Verpleegkundig Specialismen (RVS). De mentor is verantwoordelijk voor het leerproces van de individuele student. De mentor is een verpleegkundig specialist of, indien er geen verpleegkundig specialist aanwezig is, een arts (medisch specialist). De MANP Hogeschool Utrecht geeft de voorkeur aan een duaal opleiderschap, dus zowel een arts als een verpleegkundig specialist. Praktijkopleider en mentor kunnen dezelfde persoon zijn. Een beoordelaar beoordeelt een individuele opdracht vanwege de speciale expertise waarover deze beoordelaar beschikt. Voor alle rollen geldt echter het hebben van een academische opleiding. De student kan in principe evenveel beoordelaars hebben als beoordelingen. In onderstaande tabel 1 worden de taken en functies van de meest voorkomende betrokkenen weergegeven.
Taken ► Functies (academisch opgeleid)▼ Verpleegkundig specialist in de rol van mentor en/of praktijkopleider Medisch specialist/huisarts in de rol van mentor en/of praktijkopleider AIOS/AGNIO
Leerproces begeleiden in de rol van mentor
Feedback geven op praktijkopdrachten (mits bekwaam)
Feedback geven op voorbehouden handelingen (mits bekwaam)
X
X
X
X
X
X
X
Voortgang beoordelen
Eindgesprek
X
X
X
X
Klinisch of GGZ psycholoog X Huisarts X
X
Etc.
Tabel 5 Bevoegheid om te toetsen en te beoordelen in de praktijk
3.2 Valide en betrouwbare toetsing van beroepsgedrag in de praktijk De validiteit van de gedragstoetsing wordt voor een deel gestuurd door de criteria die door de opleiding worden aangereikt. Daarnaast is het belangrijk dat de toetsing en beoordeling van het handelen plaatsvindt in een beroepssituatie die authentiek is en voldoende complex voor de verpleegkundig specialist van het specialisme waarvoor wordt opgeleid. Vanwege de relatieve onbekendheid met het beroep verdient dit punt veel aandacht bij de keuze van toetssituaties in de praktijk. De indicatoren voor masterniveau in de praktijk (zie 3.3) bieden wellicht enig houvast. Om een betrouwbare beoordeling van het gedrag te krijgen worden studenten bij voorkeur door zoveel mogelijk verschillende beoordelaars beoordeeld in zoveel mogelijk verschillende klinische situaties. Per praktijkopdracht is aangegeven hoe vaak deze moet worden uitgevoerd. Het gaat er om dat de student verschillende bevoegde beoordelaars zoekt die inhoudelijk deskundig zijn op het gewenste gebied zodat uiteindelijk een betrouwbare inschatting van een competentie wordt verkregen.
Pagina 15 van 43
3.3 Indicatoren voor master niveau in de praktijk
Hoog niveau van klinisch redeneren Kritische benadering van de praktijk Kritisch gebruik van evidence om de praktijk te informeren Uitstekend probleemoplossend vermogen Analyse van concepten/argumenten Hoog niveau van zelf evaluatie en vaststellen van leerbehoeften Aanpassingsvermogen aan nieuwe situaties Motivatie om verder te komen in kennis Onafhankelijk leervermogen Bewust van complexe vraagstukken (Rushton & Lindsay, 2008)
3.4 Specifieke taak van de studiecoach Iedere student krijgt bij aanvang van de studie een persoonlijke studiecoach toegewezen. De studiecoach handelt middels een gedelegeerde verantwoordelijkheid van de hoofdopleider die eindverantwoordelijk is voor de toekenning van de studiepunten. De studiecoach ondersteunt de student bij het maken van het praktijkleerplan, gaat op bezoek in de praktijk en is de eerst aangewezene bij studieproblemen. De studiecoach voert de voortgangsgesprekken in de praktijk en op school. Studiecoaches De studiecoaches zijn gekoppeld aan het specialisme waarvoor wordt opgeleid. Verpleegkundig specialist chronische en preventieve zorg bij somatische aandoeningen: Jean-Jacques Georges, Lia van Straalen en Joke Polet Verpleegkundig specialist intensieve en acute zorg bij somatische aandoeningen: Margot Walter, Gerda Holleman en Joke Polet Verpleegkundig specialist geestelijke gezondheidszorg: Mathilde Bos, Judith van Schaik, Riet van Dommelen, Jan Sitvast, Gerda Holleman en Joke Polet 3.5 Voortgangs- en beoordelingsgesprekken De MANP maakt onderscheid tussen voortgangsgesprekken met een formatief doel (leren) en voortgangsgesprekken met een summatief doel (vaststellen of gewenst niveau is behaald). Alleen bij de summatieve beoordeling worden studiepunten toegekend. Gesprek Voortgangsgesprek 1
Doel Formatief
Voortgangsgesprek 2
Summatief 20 EC
Voortgangsgesprek 3
Formatief
Eindgesprek
Summatief 20 EC
Deelnemers Student, mentor, studiecoach, praktijkopleider, leidinggevende Student, mentor, studiecoach, praktijkopleider Student, mentor, studiecoach, praktijkopleider Student, mentor, studiecoach, praktijkopleider
Locatie Praktijk Op afspraak Op afspraak Op afspraak
Tabel 6 Voortgangsgesprekken MANP
Formatieve beoordeling van praktijkleren (1 en 3) Is de voortgang zodanig dat het eindniveau haalbaar is binnen de gegeven opleidingstijd? Is de bewijsvoering van voldoende kwaliteit? Leerproces: Biedt de student een realistische inschatting van voortgang en niveau? Blijkt uit de reflectie dat de student leert van ervaringen?
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Summatieve beoordeling van praktijkleren De studiepunten voor praktijkleren worden toegekend bij een voldoende voor het summatieve voortgangsgesprek. Er wordt gelet op het aantal uitgevoerde praktijkopdrachten (deeltoets A), de spreiding en de bekwaamheid van de beoordelaars, de gezondheidsklachten, de praktijkbeoordeling van de mentor en de kwaliteit van het self-assessment (deeltoets B). Bij onvoldoende voortgang voor deeltoets A en/of deeltoets B volgt herkansing. Toetsdata: 26-06-2015, herkansing 25-08-2015 Toetsing praktijkleren MANP Voortgangstoets 1 Formatief
Voortgangstoets 2 studiejaar 1 Summatief
Voortgangstoets 3 20 EC
Formatief
Eindbeoordeling studiejaar 2 Summatief
20 EC
Beoordelingscriteria
(Aantal) Praktijkopdrachten
Deeltoets A
Beoordelaars Gezondheidsklachten Praktijkbeoordeling Subtotaal A(EC)
Minimum aantallen feedback (aantallen zijn cummulatief) Aanvraag/interpretatie diagnostische uitslagen Bekwaamheidsformularium Betoog Complicatie/interactie geneesmiddelen gebruik Consultatie verlenen Critical Appraised Topic (CAT) Gedragsbeïnvloeding (MI & CGT) Integratief Patiëntenbetoog (casestudy) Praktijkbeoordelingen van klin. handelen (KPB’s) Multidisciplinair overleg (MDO) Moreel redeneren Multisource feedback patiënten/peers (Oefen)verslag LO Ontslagbrief-/verwijsbrief OSATS (min 6 per procedure) (fac) Presentatie internationalisering (fac) Presentatie ontwerpproject (validatiebijeenkomsten) Scholings-deskundigheidsbevordering Sixsteps Spreiding KPB beoordelaars Bekwaamheid beoordelaars In KPB’s Praktijkbeoordeling van mentor Alles voldoende
1
2
1
1 1 1
1 1 7
1 2 2 1 16
1 1 1 2 1
2 2 2 2 3
-
2
2 2 alle 3 VD (10)
1 4 3 alle 6 VD (10)
Aantal self-assessments (SA) Leerproces in heldere termen Per competentie een leerresultaat Per competentie volgende stap in leerproces Hoe leerresultaten bereikt gaan worden Zelfreflectie vanuit meerdere perspectieven Alles voldoende
2 VD VD VD
4 VD VD VD
VD VD
VD VD
20 EC
20 EC
Kwantiteit en kwaliteit Selfassessment
Deeltoets B
Totaal
Tabel 7 Toetsing praktijkleren MANP
3.6 Voorbereidende activiteiten voortgangsgesprek door de student 1) Agenda maken 2) Aanwezigen uitnodigen a. Praktijkopleider en (beide) mentor(en) verplicht, leidinggevende sterk aanbevolen. N.B. Indien het gesprek op school plaatsvindt wordt overlegd met de studiecoach over de mogelijkheid tot aanwezigheid van praktijkopleider en mentor. 3) Zorgdragen voor volledige en juiste informatie naar alle betrokkenen
Pagina 17 van 43
a. Zorg dat betrokkenen niets hoeven na te vragen over datum, tijd, bereikbaarheid locatie etc. 4) Voortgangsbeoordeling door mentor organiseren, uitvoeren en resultaat opnemen in portfolio. 5) Self-assessment maken. a. Beschrijf bij iedere competentie zo concreet mogelijk: i. Je leerproces in heldere termen (hoe ben ik er gekomen?) ii. Het leerresultaat (wat kan ik nu?) iii. De volgende stap in het leerproces (wat ga ik nu doen?) iv. Hoe leerresultaat bereikt kan worden (hoe ga ik dat doen?) Zorg dat je bij de beschrijvingen reflecteert vanuit meerdere perspectieven. Neem dus ook de feedback op de praktijkopdrachten (vergeet vooral de MSF niet) en de beoordeling van je mentor mee. 6) Portfolio op orde maken. a. Is alle informatie juist geordend? b. Geen overbodige of dubbele informatie/documenten? 7) Presentatie voorbereiden. De presentatie geeft antwoord op de volgende vragen: a. Wat was het algemene doel van het leerproces in dit semester? b. In welke mate heb ik dit doel behaald? c. Waar blijkt dat uit? d. Welke KBA’s heb ik al (gedeeltelijk) behaald? e. Op grond van welke bewijzen vind ik dat? f. Wat is het algemene leerdoel en wat zijn specifieke leerdoelen voor het volgend semester? De presentatie duurt maximaal 10 minuten. Daarna volgt de bespreking. Kies zelf het presentatie medium (PP, flapover, whiteboard, handouts etc.). 3.7 Voorbereidende activiteiten mentor/praktijkopleider met student samen:
Klinisch handelen
Diagnosticeert patiëntproblemen effectief
Communicatie
Handelt eenvoudige patiëntproblemen zelfstandig af Weegt kosten en baten bij diagnostiek en behandeling goed af Communiceert goed met patiënten en familie
Toelichting
Uitstekend
Goed
Voldoende
(zie SharePoint onder praktijkleren voor het digitale formulier)
Matig
Praktijkbeoordeling door de mentor
Onvoldoende
1) Terugblik op afgelopen semester. a. Hoe is het leerproces verlopen? b. Hoe is de samenwerking ervaren? c. Hoe zijn de leercondities ervaren? d. Waar moet in het volgende semester de aandacht naar uitgaan? 2) Formulier “Praktijkbeoordeling door de mentor (digitaal via SharePoint onder praktijkleren) invullen en versturen.
Communiceert goed met collega’s Staat open voor verbale en non-verbale reacties en emoties Geeft heldere en volledige mondelinge opdrachten
Samenwerking
Geeft helder geformuleerde schriftelijke opdrachten Draagt zorg voor patiënten effectief en zorgvuldig over Overlegt tijdig met andere zorgverleners
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Organisatie
Waardeert en respecteert de kennis en ervaring van anderen Houdt zich aan afspraken en aan afgesproken beleid Neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen Coördineert de zorg voor patiënten op effectieve wijze Is bereikbaar en toegankelijk Deelt de tijd effectief in met de juiste prioriteiten
Kennis en wetenschap
Geeft afspraken en/of wijzigingen in beleid tijdig door Beschikt over actuele kennis en kritisch vermogen Werkt evidence-based
Professionaliteit
Stelt tijdens de dagelijkse werkzaamheden het belang van de patiënt centraal Houdt bij lichamelijk onderzoek rekening met de privacy van de patiënten Kent dossier en toestand van de patiënt Is zich bewust van eigen grenzen en handelt daarbinnen Accepteert feedback van anderen Handelt volgens de ethische gedragsregels
Wat gaat goed? Wat kan beter? Leeractiviteiten voor volgend semester of eindadvies? KBA’s (einde van de opleiding)
Zijn totaal 80% van KBA’s op zelfstandigheidsiveau 4 behaald en minimaal alle klinische KBA’s?
Tabel 8: Praktijkbeoordeling mentor van voortgang 1, 2 en 3 en eindbeoordeling
3.8 Zelfstandigheidsniveaus Niveaus waarop een kritische beroepsactiviteit aan de verpleegkundig specialist kan worden toevertrouwd (zelfstandigheidsniveaus): 1. De verpleegkundig specialist in opleiding heeft kennis en enige vaardigheid, maar kan de kritische beroepsactiviteit niet zelfstandig uitvoeren 2. De verpleegkundig specialist in opleiding kan de kritische beroepsactiviteit onder proactieve supervisie uitvoeren 3. De verpleegkundig specialist in opleiding kan onder reactieve supervisie de kritische beroepsactiviteit uitvoeren. De supervisor moet op vraag meteen beschikbaar zijn 4. De verpleegkundig specialist in opleiding kan zelfstandig handelen 5. De verpleegkundig specialist in opleiding kan zelf supervisor en instructeur zijn ten aanzien van de kritische beroepsactiviteit (T. J. O. ten Cate, Snell, & Carraccio, 2010) 3.9 Eindgesprek Het doel van het eindgesprek is vast te stellen of de student voldoet aan het eindniveau van de opleiding. Voor de praktijkbeoordeling geldt dat de student zelfstandig kan handelen met betrekking tot minimaal 80% van de voor het specialisme geldende kritische beroepsactiviteiten. Daarbij geldt dat in ieder geval alle kritische beroepsactiviteiten van het taakgebied klinisch handelen op niveau 4 zijn behaald.
Pagina 19 van 43
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Hoofdstuk 4 Praktijkopdrachten in alfabetische volgorde 4.1 Functie van praktijkopdrachten Praktijkopdrachten zijn opdrachten die in de praktijk worden uitgevoerd en beoordeeld en die door de opleiding worden verstrekt. De mentor helpt de student bij de voorbereiding, uitvoering en nabespreking van de praktijkopdrachten. De uitgevoerde praktijkopdrachten leiden tot een bewijs van competent gedrag dat door de student in het bewijsdeel van het portfolio wordt geplaatst onder de takenkaarten. De inhoud en uitvoering van praktijkopdrachten wordt voorbereid in het cursorisch onderwijs. Praktijkopdrachten worden doorgaans beoordeeld met (uitzonderingen daargelaten): Onvoldoende Matig Voldoende Goed Uitstekend NVT Iedere praktijkbeoordeling wordt voorzien van feedback aan de hand van de volgende vragen: Wat is/gaat goed? (feedback) Wat kan/moet beter? (feed up) Wat zijn de nieuwe leeractiviteiten? (feed forward) Van de student wordt verwacht dat hij/zij een actieve rol speelt in het vragen van feedback. 4.2 Tips voor de student om een praktijkopdracht aan te pakken
Oriënteer je op de opdracht en het gewenste eindresultaat. Maak een werkplan voor het uitvoeren van de praktijkopdracht. Neem contact op met een bekwame en bevoegde beoordelaar en maak afspraken. Voer de opdracht volgens plan uit. Vul samen met de beoordelaar het digitale beoordelingsformulier in. Vraag actief feedback. Reflecteer op het proces en resultaat, eventueel met de mentor als hij/zij niet de beoordelaar was. Stel leervragen op naar aanleiding van de reflectie. Beantwoord de leervragen. Maak een verslag van het geleerde in termen van mate van bijdragen aan de ontwikkeling van de betreffende competentie (Hoobroeckx & Haak, 2002).
4.3 Praktijkopdracht: Aanvraag/interpretatie vervolgdiagnostiek De student toont aan dat hij/zij uitslagen van radiodiagnostiek en laboratorium kan aanvragen en interpreteren in de context van het eigen specialisme. Criteria: Geeft de student blijk van voldoende algemene kennis bij de aanvraag/interpretatie? Geeft de student blijk van voldoende casusspecifieke kennis bij de aanvraag/interpretatie? Leidt de aanvraag tot verdere reductie van de differentiaal diagnose? Voegt het vervolgonderzoek ook echt iets toe, met andere woorden is het onderzoek niet overbodig? Is de conclusie/vervolgactiviteit correct? De aanvraag/interpretatie vervolgdiagnostiek wordt voorbereid in de modules Klinisch Redeneren en Anamnese, lichamelijk & psychiatrisch onderzoek.
Pagina 21 van 43
4.4 Praktijkopdracht: Bekwaamheidsformularium Sinds 1-1-2012 is de wet BIG gewijzigd en zijn verpleegkundig specialisten bevoegd om binnen het eigen deskundigheidsgebied, voorbehouden handelingen te indiceren en uit te voeren waaronder de zelfstandige bevoegdheid om UR-geneesmiddelen voor te schrijven. Onder zelfstandig bevoegd wordt verstaan: het indiceren, voorschrijven en zonodig bijstellen van medicatie zonder overleg met samenwerkende artsen en apothekers, maar wel volgens een afgesproken protocol. Dit protocol wordt door de student tijdens de opleiding gemaakt en door de praktijk gecontroleerd en bevestigd. Een voorbeeld van een werkprocedure is te vinden op SharePoint. Het voorbeeld is afkomstig van de Reinier van Arkelgroep (GGz instelling). Indien de praktijkopleidingsplaats nog niet toe is aan het beschrijven en vastleggen van het VS bekwaamheidsformularium wordt de gewenste situatie beschreven. Het maken van het bekwaamheidsformularium wordt voorbereid in de module e Farmacotherapie (1 jaar). Criteria: Keuze voor medicament(en) past bij het deskundigheidsprofiel Bekwaamheid gekozen medicament(en) is aangetoond via Sixstep Bekwaamheid receptuur schrijven van gekozen medicament (en) is aangetoond 4.5 Praktijkopdracht: Complicatie/interactie geneesmiddelengebruik e
Tijdens de module Farmacotherapie (1 jaar) wordt aandacht besteed aan complicaties en interacties vanwege geneesmiddelengebruik. De student werkt een casus uit, maakt een vraag/probleemstelling, analyseert het probleem en gebruikt meerdere bronnen voor de onderbouwing van de argumenten. De mentor geeft feedback via de volgende criteria: Leesbaarheid en begrijpelijkheid Beknoptheid en volledigheid Afbakening van de vraagstelling Objectiviteit argumentatie Kwaliteit van de conclusie en mate van aansluiting bij vraagstelling Kwaliteit brongebruik Toepassing APA richtlijn 4.6 Praktijkopdracht: Consultatie (intercollegiaal consult verlenen) Bij de consultatieopdracht gaat het erom de deskundigheid van een collega te bevorderen door een intercollegiaal consult te verlenen gekoppeld aan de eigen verpleegkundig specialistische expertise. Een bekwame en bevoegde beoordelaar observeert het intercollegiale consult of is zelf de consultontvanger. Een belangrijk kwaliteitscriterium is dat deze activiteit zoveel mogelijk evidencebased is, dat wil zeggen aansluit bij relevante kennis en inzicht zowel inhoudelijk als wat betreft e leerprocessen. De opdracht wordt voorbereid in de module Deskundigheidsbevordering (2 jaar). Criteria voor feedback op het intercollegiaal consult: Maakt oogcontact Stelt open en uitnodigende vragen Uit non-verbaal belangstelling en respect Luistert naar bedoeling Verplaatst zich in de ander Stelt geen suggestieve of veroordelende vragen Vermijdt waarom vragen Stelt vooral open vragen Leeft zich in in de consultvrager Herkent en onderkent andermans emoties Kan omgaan met eigen emoties Vermijdt discussie Kan structuur in het gesprek aanbrengen Neemt tijd en rust voor het gesprek
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
4.7 Praktijkopdracht: Critical appraised topic (CAT) Een CAT is een analyse van een onderwerp (topic) uit de praktijk. Het maken van een CAT begint met het stellen van een klinische vraag tijdens een visite, een bespreking of een overlegsituatie in de praktijk. Daarna wordt een PICO geformuleerd. Over de PICO wordt overlegd met de mentor of met collega verpleegkundig specialisten. Vervolgens wordt literatuuronderzoek gedaan. De uitwerking van de PICO wordt op een papierformaat A4 samengevat en de resultaten worden gepresenteerd op een afdelingsoverleg. De student zorgt dat de presentatie beoordeeld wordt waarin vooral aandacht wordt besteed aan analyse van het belangrijkste artikel en aan de klinische relevantie van het antwoord voor de functie van de verpleegkundig specialist. De eerste CAT wordt gericht op een interventie (opdracht EBP) en de tweede CAT op een onderwerp aangaande farmacotherapie. Een CAT geeft informatie over de competenties kennis en wetenschap en professionaliteit. Het maken van de CAT’s wordt voorbereid in de module Methoden & e Technieken van Onderzoek en de module Evidence-Based Practice (1 jaar). De eerste presentatie vindt plaats nadat het EBP toetsverslag is ingeleverd. Criteria: De klinische vraag komt voort uit de eigen casuïstiek of praktijkvragen De klinische vraag is correct vertaald in een PICO vraag De gevolgde methode wordt verantwoord (zoekstrategie, bepaling van relevantie en selectie van gevonden studies, wijze van analyseren) De resultaten van de methodologische toetsing zijn helder De conclusie is correct (effect, gerelateerd aan effect size/betrouwbaarheidsinterval, significantie en relevantie) De vertaalslag naar de klinische praktijk is correct 4.8 Praktijkopdracht: Gedragsbeïnvloeding In het cursorisch onderwijs (module Persoonlijke Effectiviteit) wordt geoefend met twee methodes: motiverende gespreksvoering (motivational interviewing (Rollnick, Miller, Butler, & Leer, 2011) en cognitieve gedragstherapie (CGT). In de beroepspraktijk worden beide methodes toegepast. Eenmaal in het eerste jaar en eenmaal in het tweede studiejaar. Bij uitvoering wordt feedback gevraagd aan een deskundige observant. Criteria MI (CGT volgt) Open vragen stellen Reflectief luisteren Bevestigen Samenvatten Onderzoek naar belang en vertrouwen Verandertaal uitlokken Effectief reageren op weerstand Patiënt uitnodigen realistische doelen te stellen Patiënt uitnodigen tot plan van aanpak Betrokkenheid bij veranderplan uitlokken Contact en solidariteit in stand houden 4.9 Praktijkopdracht: Integratief patiëntenbetoog (IP) Het integratief patiëntenbetoog is een patiëntenverslag waarin het daadwerkelijke handelen van de verpleegkundig specialist i.o. en de motieven en overwegingen die sturend zijn geweest voor het handelen aan de orde worden gesteld. In een IP worden vooral cognitieve vaardigheden inzichtelijk. Het klinisch redeneren, neemt een belangrijke plaats in. In het IP wordt een "geval" (een case) uit de eigen praktijk beschreven. In het IP kan de nadruk liggen op het diagnostisch en/of therapeutisch proces. Met de focus op de klacht of het probleem waarmee de patiënt behandeling vraagt (of krijgt) wordt in het IP een beeld geschetst van de patiënt met zijn/haar klachten, vragen en behoeften. In het IP worden alle gezondheidsproblemen methodisch en systematisch beschreven vanuit een geïntegreerd medisch/verpleegkundig perspectief. Ook moet er zichtbaar rekening gehouden worden met het patiëntenperspectief (beleving, hulpvraag, persoonlijke
Pagina 23 van 43
omstandigheden, wensen etc.). Tenminste één van de problemen wordt verder uitgewerkt en bestudeerd. De student geeft een kritische beschouwing van het diagnostisch proces van het betreffende probleem (onderbouwing van vervolgonderzoek na het stellen van differentiaaldiagnoses). Bij deze beschouwing dient gebruik gemaakt te worden van (wetenschappelijke) literatuur. Vervolgens komt de geïntegreerde behandeling aan de orde. Ook hierbij geldt dat mogelijke behandelingen na weging en onderbouwing worden geaccepteerd of verworpen met gebruik van (wetenschappelijke) literatuur. Het IP wordt voorbereid in de module e Klinisch Redeneren (1 jaar) en leveren bewijs voor de competenties klinisch handelen en kennis & wetenschap. De mentor geeft feedback op het IP. Criteria: De verpleegkundig specialist i.o. geeft blijk van voldoende inhoudelijke kennis gerelateerd aan de beschreven casus (methodiek/systematiek/geïntegreerd medisch-verpleegkundig) In de uitwerking van de casus is gebruik gemaakt van de meest actuele en relevante kennis (wetenschappelijke en professionele kennis) De student toont aan dat de uitwerking van de behandeling recht doet aan het maximaal haalbare voor de nabije toekomst 4.10 Praktijkopdracht: Korte praktijkbeoordeling van het klinisch handelen (KPB) Het doel van de korte praktijkbeoordeling (KPB) is het begeleiden van de verpleegkundig specialist i.o. naar een hoger niveau in het klinisch handelen. Het leren staat centraal en de beoordeling is vooral formatief van karakter. De uitvoering van een KPB duurt ongeveer 10 tot 15 minuten. De KPB is opgebouwd uit drie onderdelen: meten, waarderen en begeleiden. Meten is de fase waarin de verpleegkundig specialist wordt geobserveerd bij een taak. Bij de beslissing over welke taak geobserveerd wordt zijn twee punten van belang. Het moet gaan om een authentieke beroepstaak voor het verpleegkundig specialisme en de keuze van de taak moet zinvol zijn voor het leerproces van de student. De observatie, fase twee, wordt gedaan aan de hand van het KPB formulier. Observatie duurt doorgaans niet langer dan vijf minuten. De mentor of praktijkbeoordelaar maakt kort aantekeningen. Waarderen vindt plaats tijdens het observeren en krijgt een vervolg in de nabespreking. In fase drie wordt de leersituatie nabesproken. De student reflecteert eerst zelf op de leersituatie. Wat ging goed volgens de student, wat kon beter? Het begeleiden begint tijdens het nagesprek door aan te geven hoe iets beter kan en door concrete afspraken te maken over het vervolg (Brand, Boendermaker, & Venekamp, 2010). Een KPB geeft informatie over de competenties klinisch handelen, communicatie, samenwerking en professionaliteit. De verpleegkundig specialist dient gedurende de opleiding 16 KPB’s te verzamelen. De beoordelingen worden gericht op minimaal zes gezondheidsklachten (tabel 3). Het maken van de KPB’s wordt voorbereid in de modules Klinisch Redeneren, Anamnese, e lichamelijk & psychiatrisch onderzoek en Farmacotherapie (1 jaar). Criteria: Anamnese Lichamelijk onderzoek Professioneel gedrag Klinische beoordelingsvaardigheid Beleidsgesprek met de patiënt Organisatie en efficiency Organisatie en efficiency Algemeen oordeel over klinische competentie 4.11 Praktijkopdracht: Multidisciplinair Overleg (MDO) Het doel van een multidisciplinair overleg is het uitwisselen van argumenten zodat de patiënt een optimale behandeling kan krijgen. Van de verpleegkundig specialist wordt verwacht dat hij/zij toenemend in staat is om argumenten vanuit de eigen specifieke deskundigheid naar voren te brengen en te onderbouwen. Brand (2010) onderscheidt voor assistenten in opleiding (aio's) verschillende leerdoelen:
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Presenteren van de casuïstiek Analyseren van aanvullend onderzoek (beeldvormend, laboratorium) Bediscussiëren van het beleid, overwegingen wegen, samenvatten Voorzitten van de bijeenkomst (Brand et al., 2010) e De verpleegkundig specialist kiest bij de 1 deelname aan een MDO voor het presenteren van e casuïstiek en bij de 2 deelname voor een of meerdere niveaus hoger, afhankelijk van de mogelijkheden. De student voert de opdracht minimaal twee keer uit. De opdracht MDO wordt e e voorbereid in de module Persoonlijke Effectiviteit en Reflectieve Praktijkvoering (1 en 2 jaar). Criteria: Volledigheid van de gegevens die ingebracht worden Heldere vraag- en probleemstelling Kwaliteit van de argumentatie (klinisch redeneren) Kort en bondig, to the point, duidelijk Afweging alternatief beleid Voorzitten en samenvatten (optioneel) 4.12 Praktijkopdracht: Moreel redeneren Het doel van de praktijkopdracht moreel redeneren is het ontwikkelen van morele sensitiviteit en in staat zijn een morele kwestie vanuit meerdere perspectieven te belichten. De opdracht voor het 1e jaar bestaat uit drie stappen die uitmonden in een presentatie in de eigen praktijk. Stap 1: Onderzoek in de eigen praktijk naar voorkomende morele kwesties en manier waarop daar in de eigen praktijk over wordt gesproken. Stap 2: Keuze voor een morele kwestie Stap 3: Poster maken en presenteren in de praktijk. De opdracht voor het 2e jaar bestaat uit het inbrengen van een eigen casus in een geëigend overleg in de eigen instelling (moreel beraad, vergadering van de ethische commissie/commissie ethiek, een patiënten of cliëntenbespreking, MDO, intervisie etc.). De morele vraag heeft te maken met het eigen klinisch handelen in een patiëntsituatie. De inbreng wordt nabesproken met de observant (bijvoorbeeld geestelijk verzorger, psycholoog, VS) aan de hand van onderstaande feedbackcriteria. Beide opdrachten worden voorbereid in de lessen moreel redeneren (onderdeel van Klinische besluitvorming) en door de training socratische gesprekvoering (module Persoonlijke effectiviteit). Criteria: Is de morele kwestie duidelijk geformuleerd? Is deze kwestie relevant voor de praktijk waarbinnen de VS functioneert? Wordt de kwestie vanuit minimaal 3 perspectieven belicht en worden er geen belangrijke perspectieven gemist? Zijn in de behandeling ethische benaderingen herkenbaar en worden deze duidelijk verantwoord? Neemt de student een duidelijke, met relevante argumenten onderbouwde, positie in t.a.v. de gekozen kwestie? 4.13 Praktijkopdracht: Multisource Feedback (MSF) Multisource Feedback (MSF) is oorspronkelijk afkomstig uit het bedrijfsleven en bekend geraakt onder de naam 360 feedback analyse. De 360 feedback analyse is later aangepast tot de MSF en geschikt gemaakt voor toetsing van beroepscompetenties in de gezondheidszorg. De MSF is een manier om het functioneren van de verpleegkundig specialist i.o. breed te evalueren. Eén MSF is een samenvatting van meerdere beoordelingen. De MSF geeft informatie over de competentiegebieden klinisch handelen, communicatie, samenwerking, organisatie en professionaliteit. De resultaten van de MSF worden betrokken bij de voortgangsgesprekken. De MSF wordt twee keer gedurende de opleiding uitgevoerd onder patiënten en peers tegelijkertijd. Eenmaal in het eerste jaar en eenmaal in het tweede jaar. Het is aan te bevelen te zorgen voor voldoende spreiding tussen de metingen. De student voert de regie over de procedure en is verantwoordelijk voor een correcte afhandeling. Pagina 25 van 43
Om een betrouwbare uitslag te krijgen wordt een minimaal aantal metingen per MSF aanbevolen. Voor een goede MSF onder samenwerkingspartners zijn minimaal acht personen per meting noodzakelijk. Voor patiënten is dit minimaal 10. Daarnaast moet het gedrag van de verpleegkundig specialist observeerbaar zijn voor de respondenten. Dit is een belangrijke richtlijn bij de keuze van de respondenten. Uitvoering van de MSF in 5 stappen Stap 1: Overleg met de mentor over de keuze van de respondenten Stap 2: Geef de gekozen respondenten een MSF formulier (hardcopy) en maak een afspraak over de inlevertermijn en wijze van inleveren. Zorg voor de waarborging van anonimiteit Stap 3: Verzamel de ingevulde formulieren en maak een samenvatting door het berekenen van gemiddelde en SD. Stap 4: Bespreek de uitslag met de mentor Stap 5: Plaats de samenvatting, de beschrijving van de werkwijze en een reflectie in het portfolio Criteria: Wijze van uitvoering Resultaat van de MSF Reflectie en vertaling in leerdoelen De MSF wordt voorbereid in de module Persoonlijke Effectiviteit. 4.14 Praktijkopdracht: (oefen)verslag Lichamelijk onderzoek (LO) e
De student schrijft in het 1 studiejaar twee verslagen LO. Het eerste verslag (oefenverslag LO) heeft een formatief doel, het tweede verslag LO is summatief. Voor beide verslagen wordt een nieuwe patiënt (NP) gekozen of een patiënt met een nieuwe klacht bij follow-up. De medisch mentor geeft feedback op beide verslagen aan de hand van onderstaande criteria: Probleemverheldering Algemene anamnese Lichamelijk onderzoek Differentiële diagnose Samenvatting en conclusie Aanvullend onderzoek, indien van toepassing Behandelplan Medische diagnose en management Implicaties voor ANP expert rol Het (oefen)verslag LO wordt voorbereid in de module Lichamelijk psychiatrisch onderzoek e (1 jaar). 4.15 Praktijkopdracht: Ontslag-/verwijsbrief Door het schrijven van een ontslagbrief leert de verpleegkundig specialist een relevante samenvatting te maken van een behandeling voor een gespecificeerde lezer. Bij een verwijsbrief is het doel vooral continuïteit en uitbreiding van een behandeling en een heldere motivatie daarvoor. Gemeenschappelijk aan beide brieven is de noodzaak om kort, bondig, informatief, foutloos en doelgericht te schrijven. Een ontslag-/verwijsbrief functioneert daarmee als ‘visitekaartje’ voor de functie verpleegkundig specialist. De student vraagt zo vaak als noodzakelijk is (maar minimaal een keer), tijdens de opleiding feedback aan de mentor op een ontslag-/verwijsbrief. De opdracht wordt niet voorbereid in het cursorisch onderwijs. Het is aan te bevelen pas feedback te vragen na afronding van de modules Anamnese, lichamelijk & psychiatrisch onderzoek, e Farmacotherapie en Klinisch Redeneren (1 jaar). Criteria: Geeft de brief een compleet beeld van de situatie van de patiënt? Zijn de gegevens correct? Is de weergave beknopt maar toch volledig? Is de informatie duidelijk doelgericht?
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
4.16 Praktijkopdracht: OSATS (facultatief) Bij deze toetsing gaat het om het toetsen van procedurele vaardigheden bijvoorbeeld intuberen, intraveneus medicatie toedienen of venapunctie. Ook chirurgische handelingen kunnen beoordeeld worden met een Objective Structured Assessment of Technical Skills (OSATS). OSATS leveren bewijs voor de competentie klinisch handelen. Welke vaardigheden relevant zijn hangt af van het specialisme en het deskundigheidsprofiel van de student. De student bepaalt in overleg met de mentor welke procedurele vaardigheden geoefend en beoordeeld moeten worden. Om betrouwbare uitslagen te krijgen moeten studenten door minimaal drie verschillende beoordelaars geobserveerd worden waarbij iedere beoordelaar minimaal twee procedures moet beoordelen. De duur van de beoordeling is afhankelijk van de duur van de procedure. Doorgaans wordt vijf minuten voor feedback gereserveerd. Procedurele vaardigheden worden niet inhoudelijk voorbereid in het cursorisch onderwijs. Criteria: Kennis procedure Instrumentkennis Instrumenthantering Weefselgevoel Tijd en beweging Gebruik assistentie Voortgang verrichting 4.17 Praktijkopdracht: Presentatie internationale ervaring (facultatief) Het is belangrijk om de praktijk te laten weten wat je geleerd hebt over de ontwikkeling van het specialisme op internationaal niveau. Daardoor profileer je jezelf. Dit is belangrijk voor de ontwikkeling en implementatie van het beroep verpleegkundig specialist. Je gebruikt de internationale ervaring opgedaan in het werkbezoek aan de PACE University te New York en de contacten met verschillende Nurse Practitioners of Clinical Nurse Specialists. Je presenteert je ervaringen in de praktijk aan de hand van een poster of PowerPoint. Je kunt ook een artikel publiceren over je ervaringen. Kies de methode die bij je past. Het is van belang de mening van je publiek of lezers te peilen over je presentatie. Reflecteren op de feedback is van belang om het bewijs voor de competentie maatschappelijk handelen compleet te maken. Oefenen met e e presentaties wordt voorbereid in de module Persoonlijke Effectiviteit (1 en 2 jaar). Criteria: De verpleegkundig specialist i.o. geeft een beeld van ontwikkeling van de rol van verpleegkundig specialist (Nurse Practitioner) in USA De verpleegkundig specialist i.o. geeft een beeld van de specifieke taken van de functie verpleegkundig specialist (Nurse Practitioner) m.b.t. het eigen specialisme De verpleegkundig specialist i.o. beschrijft het gezondheidszorgsysteem in de USA en vergelijkt dit met het Nederlandse systeem op relevante criteria De verpleegkundig specialist i.o. vat de ervaringen samen in enkele hoofdpunten die relevant zijn voor de ontwikkeling van het specialisme in de eigen beroepspraktijk 4.18 Praktijkopdracht: Presentaties ontwerpproject (Validatiebijeenkomsten) Tijdens het ontwerpproject wordt verschillende keren met de mentor en met relevante anderen gesproken over de inhoud en de voortgang van het ontwerpproject. Dit zijn de zogenaamde validatiebijeenkomsten. Het gaat om probleem-, doel- en vraagstelling (start), validatie van de analyse en validatie van het product. De mentor geeft feedback op de rol van de student m.b.t. de organisatie en de inhoud van de validatiebijeenkomsten. De validatiebijeenkomsten worden e voorbereid in de modules Preventie en Ontwerpproject (2 jaar). Er zijn meerdere validatiebijeenkomsten maar van minimaal twee bijenkomsten wordt een beoordeling verwacht. Het gaat om een validatiebijeenkomst bij aanvang van het ontwerpproject met nadruk op de probleemanalyse. Bij de tweede bijeenkomst ligt de nadruk op het behaalde resultaat (eindproduct). Criteria: Praktijkrelevantie van het onderwerp Kritische vraagstelling en doelstelling
Pagina 27 van 43
Duidelijke presentatie van voortgang/ontwikkeling Voldoende activiteiten om draagvlak te creëren
4.19 Praktijkopdracht: Sixstep De Sixstep is een systematische manier om farmacotherapeutische beslissingen te oefenen en inzichtelijk te maken. De zes stappen zijn: 1. Patiëntprobleem 2. Therapeutisch doel vaststellen 3. Standaardtherapie/geneesmiddelen bepalen 4. Controleren van de geschiktheid voor de patiënt 5. Therapie uitvoeren 6. Evaluatieplan opstellen In de opleiding worden vier Sixsteps gemaakt. Het maken van de Sixstep wordt voorbereid in de e module Farmacotherapie (1 jaar). Twee Sixsteps dienen afgerond te zijn om het tentamen Farmacotherapie te kunnen doen. Criteria: Toepassen Farmacotherapie binnen het gekozen systeem Wijze van indicatiestelling Overweging alternatieve behandelingen Toedieningsvorm, dosering, dosisintervallen en therapieduur Observatiecriteria voor evaluatie van werking van medicatie bij follow up Observatiecriteria voor evaluatie van bijwerkingen en complicaties van medicatie 4.20 Praktijkopdracht: Scholing/deskundigheidsbevordering van anderen Het is belangrijk dat de verpleegkundig specialist de eigen expertise aanwendt voor de deskundigheidsbevordering van samenwerkingspartners. Bijvoorbeeld door het geven van klinische lessen of het houden van een workshop. Een belangrijk kwaliteitscriterium is dat deze activiteit zoveel mogelijk evidence based is, dat wil zeggen aansluit bij relevante kennis en inzicht zowel e inhoudelijk als wat betreft leerprocessen. In de module Deskundigheidsbevordering (2 jaar) wordt aandacht besteed aan deze leerprocessen en de modellen en theorieën die ondersteunend kunnen zijn voor de uitvoering. De student zoekt een bekwame en bevoegde beoordelaar die aanwezig is bij de scholingsactiviteit. Criteria voor feedback op de scholingsactiviteit: Aandacht voor de deelnemers Voorkennis peilen Doelstelling verhelderen Kernpunt(en) duidelijk weergeven Motivatie Interactievaardigheden Communicatie Onderwijsleermiddelen Werkvormen Betrokkenheid Tijdgebruik Afsluiting (Kallenberg, Grijspaarde, & Braak, 2009)
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Hoofdstuk 5 Mentorendagen en andere activiteiten De MANP Hogeschool Utrecht organiseert ieder jaar verschillende activiteiten om de samenwerking tussen praktijk en school te bevorderen. Daarnaast biedt de MANP jaarlijks deskundigheidsbevordering aan voor praktijkopleiders en mentoren. 5.1 Mentorendagen 2014 Op de mentorendagen worden mentoren samen met hun studenten geïnformeerd over de gang van zaken en maken mentoren en studenten kennis met de studiecoach. Studenten en mentoren GGZ: dinsdag 30 september 2014 van 16.30 tot ± 21.00 uur Studenten en mentoren AGZ: vrijdag 3 oktober 2014 van 16.30 tot ± 21.00 uur Naast algemene informatie over de opleiding, het praktijkleren, de toetsing van praktijkleren is er gelegenheid om workshops te volgen waarin mentoren zich kunnen bekwamen in het begeleiden bij e en de beoordeling van verschillende praktijkopdrachten. Workshop 9 is speciaal voor de 2 jaars studenten en mentoren. Onderwerp workshop
Begeleider
Begeleiding bij en beoordeling van: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Klinische vaardigheden Integratief Patiëntenbetoog (IP) Critical Appraised Topic (CAT) Sixstep Meester-gezel model voor leren in de praktijk Moreel redeneren Gedragsbeïnvloeding (MI/CGT) Persoonlijke effectiviteit en Multisource Feedback Ontwerpgericht onderzoek
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Margot Walter, Judith van Schaik Roland van de Sande, Marlou de Kuiper Jean-Jacques Georges Resie Meisters Lia van Straalen Mariël Kanne Jan Sitvast, Mathilde Bos Gerda Holleman en Riet van Dommelen Joke Polet & Prof. dr. Guus Schrijvers (2e jaars studenten en mentoren)
Tabel 9: Workshops mentorendag
5.1 Training in begeleiden, beoordelen en feedback geven Naast de mentorendagen biedt de MANP een training aan in het begeleiden, beoordelen en feedback geven. De training is gratis toegankelijk voor mentoren en beoordelaars van zowel eersteals tweedejaars studenten. De training is kort, krachtig en effectief en duurt totaal vier uur. De training wordt gegeven door ervaren trainers. Bij de training hoort een intervisiebijeenkomst die op een later moment wordt gehouden. De intervisiebijeenkomst worden begeleid door studiecoaches van de opleiding. De trainers zijn: Karin Hamers, neerlandica en communicatiedeskundige Marian Wolters, arts, psychotherapeute en communicatiedeskundige Beide trainers hebben jarenlang ervaring in het trainen van artsen. De training en intervisiebijeenkomsten vinden plaats op de locatie van Hogeschool Utrecht, Bolognalaan 101. Data Training: Intervisie: Begeleiders:
Donderdag 30 oktober 2014 van 17.00 tot 21.00 uur (met soep en broodjes) Dinsdag 3 maart 2015 van 17.00 - 20.00 uur (met soep en broodjes) Gerda Holleman (AGZ) en Riet van Dommelen (GGZ)
Pagina 29 van 43
Zowel de mentorendag als de training zijn geaccrediteerd bij het Register Verpleegkundig Specialisten (RVS). Accreditatiepunten voor de training zijn gekoppeld aan het volgen van zowel training als intervisiebijeenkomst. Vragen over mentorendag, training en intervisiebijeenkomst:
[email protected], coördinator praktijkleren (06 18 48 20 94). Mentoren en studenten kunnen zich voor de mentorendag aanmelden via onderstaande link. https://www.formdesk.com/FG/MANP_aanmelden_mentorenactiviteit 5.3 Zorgpadencongres 30 januari 2015 De Faculteit Gezondheidszorg van de Hogeschool Utrecht (HU) en de Julius Academy van het UMC Utrecht bundelen hun expertise op het gebied van zorgpaden. Studenten en afgestudeerden (alumni) van de Masteropleiding Advanced Nursing Practice (verpleegkundig specialisten) en van de masteropleiding Zorgtraject Ontwerp alsmede experts uit het veld, (waaronder tal van medisch specialisten) en van de zorgverzekeraars ontmoeten elkaar op 30 januari 2015 om ervaringen, onderzoeksresultaten en inspirerende ideeën uit te wisselen. Actualiteit Dat gebeurt op een congres met de naam Zorgpaden en Zorg-op-maat: het beste van twee werelden bijeen op één dag. Het congres vindt plaats in De Uithof te Utrecht, in de grootste collegezaal van de Hogeschool Utrecht. Wij verwachten honderden deelnemers. Meer nog dan in de afgelopen jaren gelet op de actualiteit en de bundeling van krachten van de HU en het UMC Utrecht. Reserveren Reserveer je alvast de datum van 30 januari in je agenda? Geef je alvast je mailadres op aan Liane van Schaik, die het congres organiseert?
[email protected] Kijk voor meer informatie op: http://guusschrijvers.nl/zorgpadencongres-30-januari-2015/
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Hoofdstuk 6 Kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) specialisme AGZ intensieve zorg In dit hoofdstuk zijn zeven tabellen opgenomen waarin de kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) van de verpleegkundig specialist AGZ intensieve zorg zijn geordend in taakgebieden of takenkaarten. De kritische beroepsactiviteiten maken het beroepsgedrag van de student inzichtelijk en toetsbaar. Gedurende de opleiding worden de takenkaarten gevuld met bewijzen. Bewijzen komen tot stand door de uitvoering van praktijkopdrachten en het invullen van de beoordeling op een digitaal beoordelingsformulier. Een bewijs kan voor meerdere kritische beroepsactiviteiten gelden. De student plaatst de bewijzen in het digitale portfolio bij de kritische beroepsactiviteiten waar ze het beste bewijs voor vormen. De vulling van de takenkaarten is bij ieder voortgangsgesprek onderwerp van gesprek. Aan het einde van de opleiding functioneert de student ten aanzien van alle kritische beroepsactiviteiten van de takenkaart klinisch handelen op niveau 4 en totaal op minimaal 80% van alle kritische beroepsactiviteiten. Zelfstandigheidsniveaus 1. De verpleegkundig specialist in opleiding heeft kennis en enige vaardigheid, maar kan de kritische beroepsactiviteit niet zelfstandig uitvoeren 2. De verpleegkundig specialist in opleiding kan de kritische beroepsactiviteit onder proactieve supervisie uitvoeren 3. De verpleegkundig specialist in opleiding kan onder reactieve supervisie de kritische beroepsactiviteit uitvoeren. De supervisor moet op vraag meteen beschikbaar zijn 4. De verpleegkundig specialist in opleiding kan zelfstandig handelen 5. De verpleegkundig specialist in opleiding kan zelf supervisor en instructeur zijn ten aanzien van de kritische beroepsactiviteit (T. J. O. ten Cate et al., 2010)
Pagina 31 van 43
6.1 Taakgebied 1: Klinisch handelen in de intensieve zorg Kern van het taakgebied Het zelfstandig verrichten van klinische handelingen betrekking hebbend op de aard en de oorzaak van de intensieve zorg patiënt. De verpleegkundig specialist intensieve zorg biedt hooggespecialiseerde behandeling en zorg op basis van (sub)specialistische kennis en kunde en hoogwaardige technologieën. Centraal staat de ziekte, de behandeling van de ziekte en de consequenties van de ziekte voor het directe functioneren (ICD-dominante zorg). Binnen dit specialisme is per definitie sprake van sterke invloed van medische diagnostiek, behandeling en technologie om intensieve zorg te kunnen verlenen. Resultaatgebied De verpleegkundig specialist intensieve zorg integreert de care en cure met als doel bevordering van de kwaliteit van de behandeling
Taakgebied 1: Klinisch handelen in de intensieve zorg Kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) 1.1 Behandeling (care en cure) op basis van deskundigheidsprofiel Zelfstandig behandelen van de intensieve zorgpatiënt bij een selectie van gezondheidsklachten van de patiënt op basis van integratie van verpleegkundige en medische methodieken, inclusief farmacotherapie en gebruik makend van de technologische ontwikkeling binnen dit vakgebied. Het klinisch handelen omvat: Doelgericht informatie verzamelen Op basis van klinisch redeneren de juiste beslissingen nemen Diagnostische, therapeutische en preventieve interventies uitvoeren Evalueren of de gestelde doelen zijn bereikt en organiseren van follw-up. 1.2 Technologisch onderzoek Adequaat verrichten van technologisch onderzoek en aanvullen met noodzakelijke handelingen om relevante gegevens te verzamelen. Deze adequaat analyseren en interpreteren en waar mogelijk evidence-based therapie instellen. 1.3 Behandelen (met gebruik van technologie) Voorbehouden (medische) handelingen indiceren en uitvoeren; geneesmiddelen voorschrijven en gedelegeerde handelingen volgens protocol uitvoeren. 1.4 Spoedeisende zorg Tijdig herkennen van complicaties en adequaat handelen in geval van acute en of noodsituaties 1.5 Zelfmanagement en therapietrouw Toepassen van (technologische) medische interventies ter bevordering van zelfmanagement, en therapietrouw 1.6 Participatie en preventie Op adequate wijze begeleiden van intensieve zorgpatiënten en desgewenst familie bij het medische en verpleegkundig proces. 1.7 Aanvulling/vervanging
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
6.2 Taakgebied 2: Communicatie in de intensieve zorg Kern van het taakgebied Het zorgdragen voor een effectieve communicatie en interactie met de intensieve zorgpatiënt en andere betrokkenen als basis voor het uitvoeren van een gezamenlijk gedragen behandelplan. De verpleegkundig specialist intensieve zorg communiceert vanuit het perspectief van de patiënt en interpreteert informatie in de juiste context. Resultaatgebied Op basis van zorgvuldige communicatie met de intensieve zorgpatiënt en zijn omgeving is een continue wisselwerking tussen de vraag van de patiënt en de geboden behandeling en begeleiding gerealiseerd. Taakgebied 2: Communicatie in de intensieve zorg Kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) ▼ 2.1 Opbouwen van effectieve behandelrelatie Het aangaan van een effectieve behandelrelatie met de patiënt en eventueel andere betrokkenen en het verkrijgen en interpreteren van relevante patiëntinformatie in de juiste context, rekening houdend met de sekse, leeftijd en ontwikkelingsniveau, belastbaarheid, levensbeschouwing en cultuurpatroon van de intensieve zorgpatiënt. 2.2 Bespreken (medische) informatie met patiënt en familie Het zodanig bespreken van medische informatieve met de intensieve zorgpatiënt en familie (betrokkenen), dat zij beschikken over de kennis die nodig is om keuzen te kunnen maken in de behandeling inclusief mogelijke alternatieven. 2.3 Bijzondere gesprekssituaties hanteren Lastige of bijzondere gesprekken voeren met intensieve zorg patiënten zoals slecht nieuwsgesprekken met alle type patiënten (waaronder verwarde of eisende patiënten). 2.4 Begeleiden/voorlichten mantelzorg Begeleiden familieleden, mantelzorgers, zorgverleners/instanties bij de zorg voor de patiënt, op basis van de zorgvraag en de (specifieke) zorgcontext 2.5 Verslaglegging Registreren van patiëntinformatie, rapportage en overdragen van behandeling en zorg, mondeling, schriftelijk en/of elektronisch zodat de continuïteit van de behandeling en de begeleiding van de intensieve zorg patiënten gegarandeerd is. 2.6 Aanvulling/vervanging
Pagina 33 van 43
6.3 Taakgebied 3: Samenwerking en coördinatie in de intensieve zorg Kern van het taakgebied Het vervullen van een intermediaire rol als tussen betrokken artsen, verpleegkundigen en andere disciplines in de zorgketen. Met de vragen van intensieve zorgpatiënten als uitgangspunt, treedt de verpleegkundig specialist intensieve zorg op als verbindende schakel tussen de extra- en intramurale zorg van de patiënt en verzorgt zij de coördinatie (afstemming) van het zorgaanbod. Resultaatgebied Op basis van de zorgvraag van de intensieve zorgpatiënt vervult de verpleegkundig specialist intensieve zorg een brugfunctie tussen artsen, verpleegkundigen en de patiënt/zorgvrager en zijn omgeving zodat een optimale behandel/begeleiding wordt gerealiseerd. Taakgebied 3: Samenwerking en coördinatie in intensieve zorg Kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) 3.1 Doelmatig overleg Doelmatig overleggen binnen het multi- of interdisciplinaire team, ten einde relevante informatie en kennis vanuit patiënten, familieleden, collega’s en andere professionals (disciplines) in een zinvol en breed gedragen behandel- en begeleidingsplan samen te voegen. 3.2 Coördinatie/casemanagement Coördineren van het (afgesproken) zorgaanbod rond de patiënt (casemanagement) binnen een overlegstructuur; fungeren als aanspreekpunt voor diverse deelnemers en betrokkenen. 3.3 Multiprofessionele samenwerking Bijdragen aan effectiviteit van de samenwerking en zonodig leiding nemen in multi- of intedisciplinaire samenwerking tijdens de behandelings- en begeleidingssituaties binnen de intensieve zorgketen. 3.4 Intercollegiale consultatie Geven en vragen van consult van de behandeling/ begeleiding betrokken specialist (zowel intra/extramuraal), andere disciplines en/of huisarts. 3.5 Adequate verwijzing Adequaat verwijzen, daarbij zorgdragend dat de kwaliteit en continuïteit van de behandeling gegarandeerd is. 3.6 Aanvulling/verwijzing
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
6.4 Taakgebied 4: Organisatie en innovatie in de intensieve zorg Kern van het taakgebied Het participeren in het organiseren van zorgprocessen. Het in kaart brengen van het proces van een intensieve zorgsituatie, dit beoordelen op kosten, continuïteit, kwaliteit, service en snelheid en zo nodig herontwerpen. De verpleegkundig specialist intensieve zorg draagt bij/geeft leiding aan projecten ter verbetering van het primaire (behandel) proces van de intensieve zorg. Resultaatgebied Door leiding te geven aan de ontwikkeling en de implementatie (en integratie van) verbetertrajecten binnen de intensieve zorg, draagt de verpleegkundig specialist intensieve zorg bij aan betere beschikbaarheid en continuïteit van zorg, wachttijd voor patiënten en een grotere kosteneffectiviteit. Taakgebied 4: Organisatie en innovatie in de intensieve zorg Kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) 4.1 Organisatie Organisatie voeren van een onderdeel (unit) van de intensieve zorg (b.v. poli, spreekuur) en daarbij optimaal gebruik maken van ICT-mogelijkheden. 4.2 Innovatie Een innovatievoorstel in de intensieve zorg ontwikkelen en presenteren (inclusief maatschappelijke, financiële onderbouwing en benchmarking) bijvoorbeeld: Nieuwe zorgpaden/modulen initiëren, vormgeven en implementeren in de intensieve zorg. Ontwikkelen, vormgeven en evalueren van nieuwe werkprotocollen voor de intensieve zorg (proces(re)design). Het ontwikkelen van een best practice, bijvoorbeeld een specifiek spreekuur, nieuwe voorziening of andere werkwijze. 4.3 Leiding nemen Een leidende rol nemen in doorbraakprojecten of ontwikkelingen van zorgaanbod t.b.v. continuïteit en beschikbaarheid van zorg zo mogelijk dicht bij huis. 4.4 Implementatie Leiding geven aan de uitvoering van een innovatie/implementatie project of nieuwe taak in de intensieve zorg. 4.5 Aanvulling/verwijzing
Pagina 35 van 43
6.5 Taakgebied 5: Maatschappelijk handelen in de intensieve zorg Kern van het taakgebied Het helpen van individuele patiënten en patiëntgroepen hun weg te vinden in het gezondheidszorgsysteem en op de juiste tijd toegang krijgen tot de juiste zorg. De verpleegkundig specialist intensieve zorg helpt met haar specifieke deskundigheid gezondheidsrisico’s te signaleren en aan te pakken bij diverse bevolkingsgroepen. Zij manifesteert zich in individuele en gezamenlijke activiteiten om invloed uit te oefenen op de gezondheidszorg en het beleid. Resultaatgebied Door op verantwoorde wijze deskundigheid en invloed aan te wenden bevordert de verpleegkundig specialist intensieve zorg gezondheid, gezond gedrag en participatie van individuele patiënten, groepen patiënten en bevolkingsgroepen. Taakgebied 5: Maatschappelijk handelen in de intensieve zorg Kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) 5.1 Gezondheidsrisico’s signaleren en bestrijden Signaleren en onderkennen van belangrijke issues op individueel- en organisatieniveau en gericht acties ondernemen om invloed uit te oefenen op het (preventie)beleid en patiëntveiligheid in de gezondheidszorg. 5.2 Empowerment patiënt Bevorderen van vermogen van de patiënt om als kritische consument op te treden en het ter discussie brengen van hieraan gerelateerde thema’s. 5.3 Belangenbehartiging Behartigen van belangen van de doelgroep en sector intensieve zorg en bijdragen aan het maatschappelijk debat daarover en vertegenwoordigen van de patiënten in het openbaar debat. 5.4 Werken aan patiëntveiligheid Bijdragen aan kwaliteitsverbetering (inclusief veiligheid) van behandelprocessen, overeenkomstig de kwaliteitseisen uit weten regelgeving. 5.5 Werken aan kwaliteit Bijdragen aan kwaliteitsverbetering (incl. veiligheid) van processen overeenkomstig de kwaliteitseisen uit wet- en regelgeving. 5.6 Aanvulling/vervanging
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
6.6 Taakgebied 6: Kennis en wetenschap in de intensieve zorg Kern van het taakgebied Het leggen van een directe verbinding tussen de praktijk van de intensieve zorg en de wetenschap. Gedreven vanuit vragen uit de praktijk van intensieve zorg streeft de verpleegkundig specialist intensieve zorg er constant naar de stand van kennis binnen de behandeling te vergroten. Dit doet zij door zelfstandig onderzoeksvragen te formuleren, een onderzoeksdesign uit te werken en in onderzoeksprocessen te participeren. De verpleegkundig specialist intensieve zorg erkent de noodzaak van “LevenLangLeren” en fungeert hierin als rolmodel voor anderen. Zij bevordert de ontwikkeling en de implementatie van kennis en kunde van andere betrokkenen binnen het werkgebied. Resultaatgebied Door de praktijkvoering in de intensieve zorg te toetsen en te onderzoeken vanuit actuele wetenschappelijke kennis en door praktijkgericht onderzoek uit te voeren en nieuwe kennis te implementeren binnen de praktijkvoering, levert de verpleegkundig specialist intensieve zorg een bijdrage aan de ontwikkeling en verspreiding van deskundigheid in de intensieve zorg.
Taakgebied 6: Kennis en wetenschap in de intensieve zorg Kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) ▼ 6.1 Opsporen en toepassen van wetenschappelijke informatie Onderbouwen van de eigen praktijkvoering vanuit het beschikbare bewijs (EBP/PBE) als verpleegkundig specialist intensieve zorg. 6.2 Wetenschappelijke informatie kritisch beoordelen Beschouwen en beoordelen van (inter)nationale artikelen over een actueel relevant onderwerp in de intensieve zorg. 6.3 Ontwikkelen van praktijkgerichte kennis Praktijkgericht (literatuur) onderzoek uitvoeren (of participeren binnen onderzoek) ten einde vragen uit de intensieve zorg tot een oplossing te brengen. 6.4 Verspreiden van kennis Presenteren/publiceren van onderzoeksresultaten voortkomend uit de intensieve zorg 6.5 Bevorderen van deskundigheid van anderen Deskundigheidsbevordering door trainingen on the job, klinische lessen en instructie (functieafdelingen of polikliniek). 6.6 Begeleiding/coaching Begeleiding en coaching bieden aan verpleegkundigen, co-assistenten, instructeurs en overige professionals. 6.7 Aanvulling/vervanging
Pagina 37 van 43
6.7 Taakgebied 7: Professionaliteit en profilering in de intensieve zorg Kern van het taakgebied Het op een eerlijke, oprechte en betrokken wijze hooggekwalificeerde patiëntenzorg leveren, met aandacht voor de integriteit van de patiënt. De verpleegkundig specialist intensieve zorg reflecteert op haar ervaringen ter bevordering van het leren, de persoonlijke en professionele ontwikkeling en het verbeteren van het eigen functioneren als in de beroepspraktijk. De verpleegkundig specialist intensieve zorg laat aan de hand van haar dagelijks handelen zien dat zij het vertrouwen van de patiënt en zijn omgeving waard is. Zij legt verantwoordelijkheid af en maakt met andere professionals afspraken over de verdeling van verantwoordelijkheden. Tevens werkt zij als rolmodel aan de profilering en professionalisering van het verpleegkundig specialisme intensieve zorg. Resultaatgebied Door permanent te werken aan verdere professionalisering van zichzelf en van de beroepsgroep als geheel, bevordert de verpleegkundig specialist intensieve zorg het vertrouwen dat de patiënt, de gezondheidszorg en de samenwerking als geheel stelt in het (zich nog ontwikkelend) beroep van verpleegkundig specialist in de intensieve zorg.
Taakgebied 7: Professionaliteit en profilering in de intensieve zorg Kritische beroepsactiviteiten (KBA’s) 7.1 Hoogstaande patiëntenzorg Ethisch- juridisch verantwoord handelen binnen de acute/low care zorg. Dilemma’s signaleren, bespreken en tot een verantwoorde en gedeelde uitkomst brengen. 7.2 Zelfsturing professionele ontwikkeling Permanent werken aan persoonlijke en professionele ontwikkeling en deelnemen aan intercollegiale toetsing (life long learning). 7.3 Afbakenen profiel Transparantie bieden en verantwoording afleggen over het eigen professioneel handelen als verpleegkundig specialist intensieve zorg (handelend binnen de grenzen van de eigen competentie) en maken, vastleggen en nakomen van duidelijke en sluitende afspraken met andere professionals over de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en regie binnen de intensieve zorg. 7.4 Profilering Profileren van het nieuwe beroep/rol als verpleegkundig specialist intensieve zorg binnen de organisatie, het medisch domein en de (bredere) maatschappij. 7.5 Professionalisering beroep Verdere professionalisering van het beroep/de beroepsgroep d.m.v. participatie in specialisme gebonden beroeps- en belangenverenigingen, NVNP, lidmaatschap vakbond (regionaal/(inter)nationaal) 7.6 Aanvulling/vervanging
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Bijlage 1 Docententeam van de opleiding MANP Utrecht
Naam
Mailadres
Expertise
Bos, Mathilde drs. Verpleegkundige Dommelen, Riet van drs. Verpleegkundige Politicoloog/organisatiedeskundige
[email protected]
Georges, Jean-Jacques dr. Verpleegkundige
[email protected]
Holleman, Gerda drs. Verpleegkundige/onderzoeker Kanne, Mariël, drs. Theoloog/onderzoeker
[email protected]
Kuiper, Marlou de MScN. Verpleegkundige
[email protected]
Lingen, Roland van dr. Organisatiesocioloog
[email protected]
Meisters, Resie drs. Apotheker Polet, Joke drs. Verpleegkundige
[email protected]
Studiecoach Praktijkgericht onderzoek Opleidingsmanager en hoofdopleider Lid landelijk netwerk MANP Supervisor Studiecoach Stafdocent Methoden en Technieken van onderzoek Evidence-based Practice Praktijkgericht onderzoek Studiecoach Innovatie en implementatie Studiecoach Moreel redeneren Kritisch denken Supervisor Praktijkgericht onderzoek Klinisch redeneren AGZ Preventie Supervisor Innovatie Strategie en beleid Praktijkgericht onderzoek Lid van de examencie Farmacotherapie
Sande, Roland van de MScN. Verpleegkundige/onderzoeker Schaik Judith van MANP Verpleegkundig specialist GGZ
[email protected]
Sitvast, Jan dr. Verpleegkundige Geschiedkundige
[email protected]
Straalen, Lia van drs. Verpleegkundige Onderwijskundige
[email protected]
Walter, Margot MANP Verpleegkundig specialist intensieve zorg
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
Stafdocent Praktijkgericht onderzoek Evidence-based Practice Studiecoach Klinisch redeneren GGZ Praktijkgericht onderzoek Klinisch redeneren GGZ Anamnese, lichamelijk & psychiatrisch onderzoek Coaching en Consultatie Praktijkgericht onderzoek Supervisor Studiecoach Stafdocent Praktijkleren Kwaliteitszorg Deskundigheidsbevordering Praktijkgericht onderzoek Studiecoach Klinisch redeneren AGZ Anamnese, lichamelijk & psychiatrisch onderzoek
Pagina 39 van 43
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Bijlage 2 Algemeen competentieprofiel van de verpleegkundig specialist Competentiegebied 1: Klinisch handelen 1.1 De verpleegkundig specialist bezit adequate kennis en vaardigheden overeenkomstig de stand van kennis binnen het specialisme waarin hij/zij werkzaam is. 1.2 Binnen het desbetreffende specialisme past de verpleegkundig specialist het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal waar mogelijk evidence-based toe. Hierbij maakt hij/zij gebruik van een combinatie van verpleegkundige en medische methodieken. Daarnaast kan de verpleegkundig specialist zelfstandig voorbehouden handelingen indiceren en uitvoeren. 1.3 De verpleegkundig specialist levert zowel effectieve als efficiënte als ethisch verantwoorde patiëntenzorg. 1.4 Vanuit de zorgvraag van de patiënt integreert de verpleegkundig specialist cure en care met als doel de bevordering van continuïteit en kwaliteit van de zorg en de medische behandeling, het vermogen tot zelfmanagement van de patiënt en de kwaliteit van leven. Competentiegebied 2: Communicatie 2.1 De verpleegkundig specialist bouwt een samenwerkingsrelatie op met de patiënt gericht op de verpleegkundige zorg en de medische behandeling. 2.2 De verpleegkundig specialist communiceert vanuit het perspectief van de patiënt en interpreteert informatie in de juiste context. 2.3 De verpleegkundig specialist informeert de patiënt dusdanig dat hij beschikt over de kennis die nodig is om keuzes te kunnen maken in de verpleegkundige zorg en de medische behandeling, inclusief mogelijke alternatieven. 2.4 De verpleegkundig specialist draagt bij aan de continuïteit van zorg in de keten door (de organisatie van) adequate mondelinge, schriftelijke en/of elektronische overdrachten. Competentiegebied 3: Samenwerking 3.1 De verpleegkundig specialist overlegt (en brengt zo nodig een overlegstructuur aan) met andere betrokkenen zodat er communicatie en continuïteit van zorg voor de patiënt ontstaat. 3.2 De verpleegkundig specialist bevordert de intercollegiale samenwerking en de afstemming tussen de leden van het multidisciplinaire en interdisciplinaire zorgteam zodat de patiënt optimaal kan profiteren van de totale deskundigheid van het team. 3.3 De verpleegkundig specialist heeft inzicht in de grenzen van de eigen deskundigheid en verwijst zo nodig door met inachtneming van de wetgeving en regelgeving en zorgt ervoor dat de continuïteit van zorg is gegarandeerd. 3.4 De verpleegkundig specialist geeft intercollegiale consultatie en handelt hierbij vanuit het patiënten perspectief ter bevordering van de continuïteit en kwaliteit van de verpleegkundige zorg en de medische behandeling, het vermogen tot zelfmanagement en de kwaliteit van leven. Competentiegebied 4: Organisatie 4.1 De verpleegkundig specialist stelt prioriteit en weet een balans te vinden tussen aspecten van de functie; patiëntenzorg, organisatie van zorg, alsook onderwijs en onderzoek. 4.2 De verpleegkundig specialist (her)ontwerpt het zorgproces (proces redesign) op basis van een zorgvraag om een blijvende verbetering te realiseren vertaald in indicatoren als kosten, continuïteit, kwaliteit, service en snelheid. 4.3 De verpleegkundig specialist is op de hoogte van de mogelijkheden van informatie- en communicatietechnologie voor optimale organisatie van het zorgproces en past deze ook toe. Competentiegebied 5: Maatschappelijk handelen 5.1 De verpleegkundig specialist signaleert factoren die patiënten en/of specifieke groepen bedreigen door beleidsvoorstellen op het gebied van preventie en voert deze uit. 5.2 De verpleegkundig specialist stimuleert de patiënt om zich als kritische consument op te stellen en stelt gerelateerde thema’s ter discussie. 5.3 De verpleegkundig specialist draagt bij aan patiëntveiligheid, zowel op het individuele niveau van de patiënt als op het niveau van de organisatie en/of zorgketen. 5.4 De verpleegkundig specialist concretiseert de kwaliteitswet- en regelgeving, die aan het behandel- en zorgproces worden gesteld. Competentiegebied 6: Kennis en wetenschap 6.1 De verpleegkundig specialist beschikt over actuele deskundigheid en heeft een kritisch vermogen dat tot uitdrukking komt bij de beoordeling van nieuwe kennis, onderzoeksresultaten, nieuwe procedures. 6.2 De verpleegkundig specialist bevordert de ontwikkeling en verdieping van wetenschappelijke vakkennis door middel van praktijkonderzoek en innovatieprojecten. 6.3 De verpleegkundig specialist geeft zelfstandig en pro-actief invulling aan zijn of haar deskundigheidsbevordering en ontwikkeling. 6.4 De verpleegkundig specialist bevordert de deskundigheid van studenten, collegae, patiënten en andere betrokkenen bij de gezondheidszorg en vervult hier een voortrekkersrol. Competentiegebied 7: Professionaliteit 7.1 De verpleegkundig specialist levert excellente patiëntenzorg op integere, oprechte en betrokken wijze. Hierbij gaat zij uit van het zelfbeschikkingsrecht van patiënten, bevordert hun autonomie en hanteert als principe “niet schaden”, weldoen en rechtvaardigheid. 7.2 De verpleegkundig specialist vertoont adequaat persoonlijk en inter-persoonlijk professioneel gedrag. 7.3 De verpleegkundig specialist kent de grenzen van de eigen competentie en handelt daarbinnen. 7.4 De verpleegkundig specialist neemt verantwoordelijkheid voor en is aanspreekbaar op haar professioneel handelen
Pagina 41 van 43
Module Praktijkleren Praktijkopleiding van de verpleegkundig specialist somatische intensieve zorg (AGZ). Studiejaar 2014-2015
Referenties Achterberg. T. van (2013). Een nieuw beroepsprofiel: en nu nog even implementeren. De Verpleegkundig specialist 7 (3), 4. Boshyk, Y., & Dilworth, R. L. (2010). Action learning : History and evolution. Houndmills, Basingstoke: Palgrave Macmillan. Brand, P., Boendermaker, P., & Venekamp, R. (2010). Klinisch onderwijs en opleiden in de praktijk. Houten: Prelum Uitgevers. Collins, A. (1991). Cognitive apprenticeship: Making things visible. American Educator, 15(3), 6. Delamaire, M., & Lafortune, G. (2010). Nurses in advanced roles : A description and evaluation of experiences in 12 developed countries / marie-laure delamaire, gaetan lafortune. Hattie, J., & Timperley, H. (2007). The power of feedback. Review of Educational Research, 77(1), 81-112. doi:10.3102/003465430298487 Hogeschool Utrecht VRAGENLIJST ‘INVENTARISATIE VAN ORGANISATIECOMPONENTEN OM OP TE LEIDEN TOT VERPLEEGKUNDIG SPECIALIST’ (versie alumni 2013, niet gepubliceerd) Hoobroeckx, F., & Haak, E. (2002). Onderwijskundig ontwerpen : Het ontwerp als basis voor leermiddelenontwikkeling. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Kallenberg, T., Grijspaarde, L. v. d., & Braak, A. t. (2009). Leren (en) doceren in het hoger onderwijs (2e [herz.] dr ed.). Den Haag: LEMMA. Lambregts, J., Grotendorst, A., & Merwijk, C. v. (2012). Leren van de toekomst : Verpleegkundigen & verzorgenden 2020. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Miller, G. E. (1990). The assessment of clinical skills/competence/performance. Academic Medicine: Journal of the Association of American Medical Colleges, 65(9), S63-S67. Rollnick, S., Miller, W. R., Butler, C. C., & Leer, L. v. d. (2011). Motiverende gespreksvoering in de gezondheidszorg : Gedragsverandering als je maar 7 minuten hebt. Gorinchem: Ekklesia. Rushton, A., & Lindsay, G. (2008). Defining the construct of masters level clinical practice in healthcare based on the UK experience. Medical Teacher, 30(4), 100-107. doi:10.1080/01421590801929950 ten Cate, O. (2005). Entrustability of professional activities and competency-based training. Medical Education, 39(12), 1176-1177. doi:10.1111/j.1365-2929.2005.02341.x ten Cate, T. J. O., Snell, L., & Carraccio, C. (2010). Medical competence: The interplay between individual ability and the health care environment. Medical Teacher, 32(8), 669-675. doi:10.3109/0142159X.2010.500897 van der Vleuten, C. P. M., Schuwirth, L. W. T., Scheele, F., Driessen, E. W., & Hodges, B. (2010). The assessment of professional competence: Building blocks for theory development. Best Practice & Research Clinical Obstetrics & Gynaecology, 24(6), 703-719. doi:DOI: 10.1016/j.bpobgyn.2010.04.001 Vulto, M., & Vianen, G. (2009). Toekomstige behoefte verpleegkundig specialisten bij somatische aandoeningen : Een zoektocht in onontgonnen gebied. Utrecht: STG/Health Management Forum.
Pagina 43 van 43