Module IV: Loonvoorwaarden
CAO betreffende de loonvoorwaarden in de gehandicaptenzorg en de bijzondere jeugdbijstand (Vlaamse Gemeenschap)
91
CAO betreffende de loonvoorwaarden
108
CAO betreffende de berekeningsmodaliteiten van het gewaarborgd loon bij onregelmatige prestaties met variabel loon
110
CAO inzake betaling van de carenzdag
113
Bijzondere CAO betreffende de arbeidsvoorwaarden in de gesubsidieerde huurdersbonden en sociaal verhuurkantoren
114
Bijzondere CAO betreffende de loonvoorwaarden in de gesubsidieerde sociale Verhuurkantoren
121
CAO betreffende de arbeidsvoorwaarden in de niet-gesubsidieerde sociale Verhuurkantoren
124
CAO betreffende de loonvoorwaarden voor de sector "Centra voor Integrale Gezinszorg", voormalig genoemd "Sector Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, Tehuizen voor moeder en kind
131
CAO betreffende de loonvoorwaarden voor de sector "Centra voor Integrale Gezinszorg", voormalig genoemd "Sector Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, Tehuizen voor moeder en kind
134
CAO betreffende de loonvoorwaarden voor de sector "centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning" en de sector "centra voor integrale gezinszorg"
137
CAO betreffende de loonvoorwaarden voor de sector "Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning", voormalig genoemd "Sector Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, Kinderdag- en nachtverblijven en Kinderopvangcentra
138
CAO betreffende de loontoeslagen in de thuislozenzorg
141
CAO betreffende de bepaling in euro van de van toepassing zijnde loonbarema's en indexveranderlijke bedragen
145
KB waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de CAO, gesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 19 december 2000 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende de vaststelling van de baremieke anciënniteit
146
CAO betreffende de toekenning van een haard- of standplaatsvergoeding
147
CAO inzake het tijdstip van uitbetaling van het loon van sommige werknemers
151
CAO betreffende de toekenning van een eindejaarstoelage (Vlaamse Gemeenschap)
152
CAO betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerkosten van de werknemers
CAO betreffende de loonvoorwaarden voor de sector "Centra voor Integrale Gezinszorg", voormalig genoemd "Sector Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, Tehuizen voor moeder en kind: artikel 2
157
CAO betreffende de loonvoorwaarden voor de sector "Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning", voormalig genoemd "Sector Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, Kinderdag- en nachtverblijven en Kinderopvangcentra: artikel 2
164
Tussenkomst ten belope van 54% vanaf 1 februari 2005 : privé-vervoer
170
Tussenkomst ten belope van 60% vanaf 1 februari 2005 : openbaar-vervoer
172
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
167
90 21/11/2005
CAO van 1 maart 1994; KB van 17 maart 1995; BS van 22 april 1995 CAO van 27 april 2004 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loonvoorwaarden in de gehandicaptenzorg en de bijzondere jeugdbijstand (Vlaamse Gemeenschap)
gepubliceerd nummer reg.nr. bron rechtsbrondatum publicatiedatum pagina rechtsbron in C.A.O. 01.03.1994 C.A.O. Vakbond 27.04.2004 GEHANDICAPTENZORG EN BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND
HISTORIEK Hoofdstuk I : Toepassingsgebied Hoofdstuk II : Algemeenheden Hoofdstuk III : Minimum-weddeschalen voor het werklieden- en bediendepersoneel 1. Algemene beginselen 2. Toekenning van loonschalen Hoofdstuk V : Toekenning van de haard- of standplaatstoelage Hoofdstuk VI : Kampvergoeding Hoofdstuk VII : Anciënniteit Hoofdstuk VIII : Gewaarborgd minimumloon op eenentwintig jaar Hoofdstuk IX : Koppeling van de lonen & wedden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen Hoofdstuk X : Slotbepalingen
HOOFDSTUK I : TOEPASSINGSGEBIED Art.1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de Opvoedings- en Huisvestingsinrichtingen, voor zover zij door de Vlaamse Gemeenschap erkend en gesubsidieerd worden volgens de normen vastgesteld door het Bestuur voor Bijzondere Jeugdbijstand of door het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap. Onder werknemers wordt verstaan, het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel.
HOOFDSTUK II : ALGEMEENHEDEN Art. 2 De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst stellen de algemene regelen vast welke van toepassing zijn op de voornoemde werkgevers en werknemers. Zij beogen de minimumlonen te bepalen voor de verschillende functies.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
91 21/11/2005
Aan de partijen wordt echter de vrijheid overgelaten gunstiger voorwaarden overeen te komen, onder meer rekening gehouden met de bijzondere bekwaamheid en de persoonlijke verdiensten van de betrokkenen. Zij mogen geen afbreuk doen aan de bepalingen welke voor de werknemers gunstiger zijn, daar waar dergelijke toestand bestaat. Art. 3 De hierna vermelde weddeschalen zijn van toepassing in de mate dat zij betrekking hebben op de functies welke zijn voorzien door de subsidienormen, die gelden voor de inrichtingen en diensten waar de betrokken werknemers zijn tewerkgesteld. Art. 4 De begrippen bruto-jaarlonen en/of bruto-jaarwedden worden gelijkgesteld met het begrip brutojaarsalaris zoals gebruikt in artikel 2, punt 2 van het goedgekeurde Besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 houdende de subsidiering van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen in de welzijnssector.
HOOFDSTUK III : MINIMUM-WEDDESCHALEN VOOR HET WERKLIEDENEN BEDIENDEPERSONEEL
1. Algemene beginselen Art. 5 Par. 1 Met ingang van 1 november 1993 worden de minimumjaarlonen voor het werklieden- en bediendepersoneel bepaald overeenkomstig de in bijlage gevoegde weddeschalen. Deze minimumjaarlonen worden verhoogd op 1 januari 1994, 1 november 1994, 1 januari 1995, 1 augustus 1995 en 1 januari 1996, overeenkomstig de weddeschalen in voornoemde bijlage. De weddeschalen bevatten vanaf 1 november 1993 de jaarlijkse bijzondere toelage (ook maandpremie genoemd), voorzien bij artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 1990 betreffende de loonvoorwaarden. Deze jaarlijkse bijzondere toelage wordt derhalve afgeschaft behoudens de overgangsmaatregelen voorzien bij artikel 14 van voornoemd besluit van 15 december 1993 van de Vlaamse Regering. Par. 2 Om de overeenstemmende bruto-maandlonen te bepalen, moeten de geïndexeerde baremieke bruto-jaarlonen gedeeld worden door twaalf. Om de overeenstemmende bruto-uurlonen te bepalen, moeten de geïndexeerde baremieke brutojaarlonen gedeeld worden door een getal dat het resultaat vormt van de vermenigvuldiging van de wekelijkse arbeidsduur met 52, hetzij door het getal 1976 bij toepassing van de achtendertigurenweek, hetzij door het getal 2080 bij toepassing van de veertigurenweek. Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
92 21/11/2005
Par. 3 Voor de verdere berekeningsmodaliteiten van het bruto-maand- en het bruto-uurloon wordt verwezen naar het bepaalde onder artikel 15 aangaande de koppeling van de lonen en wedden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
2. Toekenning van loonschalen Art. 6 Par. 1 Voor het werklieden- en bediendepersoneel worden de minimumjaarlonen en de minimale toegangsvereisten als volgt vastgesteld. De weddeschalen vermelden de aanvangsleeftijd vanaf dewelke de wedde-anciënniteit in voorkomend geval berekend wordt. Zij vermelden eveneens de minimale toegangsvereisten waaraan moet voldaan worden om een bepaalde functie te kunnen uitoefenen. Onder dienstanciënniteit wordt verstaan: de anciënniteit berekend op basis van de werkelijke diensten die zonder vrijwillige onderbreking werden verricht in de sector bijzondere jeugdbijstand en gehandicaptenzorg. De hierna volgende bepalingen beogen enkel bezoldigingsmaatregelen vast te leggen. Par. 2 De hierna opgenomen tabellen met overzichten van de minimale toegangsvereisten nemen de geldende subsidieregelen over. Zij kunnen derhalve niet beschouwd worden als zijnde in tegenspraak ermee.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
93 21/11/2005
LOGISTIEK BAREMA BAR. MINIMALE TOE- OVERGANGSBEPALINGEN PERSONEEL vanaf Anc GANGSVEREIS01.11.1993 vanaf TEN Logistiek personeel klasse 4
Logistiek personeel klasse 3
L4
18 j
L4 ond II
18 j
L4 ond III
18 j
L3
18j
Geen bijzondere bepalingen
* Hoger secundair beroepsonderwijs * Lager secundair technisch onderwijs Voor zover een degelijk diploma of getuigschrift voor de aanstelling in die functie vereist is
L3 ond IV
L3a
Logistiek personeel klasse 2
L2
20 j
* Hoger secundair tecnisch onderwijs, voor zover dit diploma of getuigschrift voor de aanstelling in die functie vereist is. * Ploegleider uit klasse 3
L2 ond V
A2
Logistiek personeel klasse 1
A1
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
* Hoger tecnisch onderwijs, voor zover dit diploma of getuigschrift voor de aanstelling in die functie vereist is.
Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema L4 de perso-neelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 74L (1) of 0.74/1 (2). Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema L4 ond II personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 74L1 (1) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema L4 ond III pesoneelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in 74L2 (1) Genieten vanaf ‘ 01.11.1993 ook het barema L3a personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie0.81, 0.81/1 (2)
Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema L3 ond IV personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 81L1 (1) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema L3a personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 81L (1) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema L2 personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 88L1 of 0.88 (2)
Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema L2 ond V personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 88L2 (1) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema A2 perso-neelsleden die op.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 88L (1) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema A1 personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 100L (1)
94 21/11/2005
BEGELEIDEND BAREMA PERSONEEL vanaf 01.11.1993
BAR. Anc vanaf
MINIMALE TOEGANGSVEREISTEN
Begeleidend personeel klasse 3
B3
18j
* Hoger secundair beroepsonderwijs * Lager secundair onderwijs
Begeleidend personeel klasse 2B
B2b
20j
B2b adl
Begeleidend personeel klasse 2A
B2a
20j
Begeleidend personeel klasse 1
B1c
21 j
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
OVERGANGSBEPALINGEN
Genieten vanaf 01.11.1993 het barema B3 personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 81B (1) of 0.81/3 (2) * Hoger secundair beGenieten vanaf 01.11.1993 roepsonderwijs met ook het barema B2b persospecifieke finaliteit in de neelsleden die op menswetenschappelijke 31.10.1993 ingeschaald warichting ren in looncategorie 84BV * Hoger secundair on(1) of 0.84/1 (2) derwijs Genieten eveneens het barema B2b het begeleidend personeel klasse 3, in dienst op 01.12.1991 na 10 jaar dienstanciënniteit in deze funktie of als begeleidend personeel klasse 3 Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema B2b adl personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 84BV1 (1) * Hoger secundair beGenieten vanaf 01.11.1993 roepsonderwijs met ook het barema B2a persospecifieke finaliteit van neelsleden die op kinderverzorgst)er ge31.10.1993 ingeschaald wapaardgaande met teren in looncategorie 88BV werkstelling bij kinderen (1) of 0.88/2 (2) van 0 tot 6 jaar. * Hoger secundair beroepsonderwijs met specifieke finaliteit van sanitair help(st)er, gezins- en bejaardenhelp (st)er en tewerkgesteld in een bezigheidstehuis met bijkomende erkenning nursing. * Begeleidend personeel klasse 2B, na 10 jaar dienstancienniteit in deze funktie. Hoger onderwijs met Genieten vanaf 01.11.1993 het barema B1c persoook sociale, pedagogische, neelsleden die op psycholo gische, paramedi31.10.1993 in geschaald sche, verpleegkundige of waren in looncategorie artistieke orientatie. Verwij95 21/11/2005
Hoofdbegeleider (Hoofdopvoeder)
B1b
21 j
Eerste begeleider (Opvoedergroepschef
B1a
21 j
100 (1) of 1.00/1 (2) (als begeleidend personeel) van 15 december 1993 zal het barema bestemd voor begeleidend personeel klasse 1 slechts worden toegekend in de mate dat de subsidieerbare norm hierdoor niet wordt overschreden. Begeleidend personeel klasse 1 met 2 jaar dienst-ancienniteit als be geleidend personeel’ die op 31.10.1993 in geschaald waren in klasse 1. Hoofdopvoeder/hoofdbegeleider met 1 jaar dienstancienniteit Begeleidend per soneel klasse 1 met 3 jaar dienstancienniteit als begleidend persosoneel klasse 1. * maatschappelijkwerker, paramedicus, therapeut of verpleegkundige A1 met 3 jaar dienstanciênniteit
zend naar artikel 11 (en de eventue- le aanpassingen er van) van voormeld Besluit van de Vlaamse Regering
Genieten 01.11.1993 ook het barema B1b in looncategorie 107 (1) of 1.07/1 (2)
Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema B1a personeelsleden die 31.10.1993 in waren in looncategorie 1120G (1) (als opvoedergroepschef) of 1.12/1 (2)
BIJZONDERE FUNCTIES
BAREMA BAR. vanaf Anc 01.11.1993 vanaf
MINIMALE TOEGANGSVEREISTEN
OVERGANGSBEPALINGEN
Gebreveteerde verpleegkundige
MV2
21 j
Brevet van verple(e)g(st)er
Sociaal verpleegkundig, paramedisch & therapeutisch personeel Hoofdmaatschappelijk assistent
MV1
21 j
Hoger Onderwijs Buiten Universiteit met de wettelijk vereiste opleiding.
HM
21 j
Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema MV2 personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 95V (1) of 0.95/1 (2) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 100SPT (1) of 1.00/2 (2) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema HMA personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 1.12/2 (2)
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
96 21/11/2005
Licentiaten
L1 univ
22j
Universitair onder- wijs met de wette- lijk vereiste op leiding.
Geneesheer omnipracticus
G1
24 j
Universitair onder- wijs met de wette lijk vereiste opleiding -
Geneesheer specialist
GS
24 j
Universitair onder- wijs met de wette lijk vereiste opleiding -
ADMINISTRATIEF FUNCTIES
BAREMA BAR. vanaf Anc 01.11.1993 vanaf
MINIMALE TOEGANGSVEREISTEN
Administratief personeel klasse 3
A3
18 j
Lager technisch onderwijs
Administratief personeel klasse 2
A2
20 j
A2 boekh. kl. II
Administratief personeel klasse 1
A1
21 j
Genieten vanaf 11.1993 ook het barema L1 univ personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 127 (1) of 1.27/1 (2) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema G1 personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 10/3 (1) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema GS personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 3/3 (1)
OVERGANGSBEPALINGEN
Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema A3 personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 81A, 81A1 (1) of 0.81/2 (2) * Hoger secundair onGenieten vanaf 01.11.1993 ook derwijs het barema A2 personeelsleden * Administratief perdie op ‘ 31.10.1993 ingeschaald soneel klasse 3 in dienst waren in looncategorie 88A (1) of voor 01.12.1991 na 5 0,88/1 (2) jaar dienstenancienniteit in deze functie Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema A2 boekh. kl. II personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 88A1 (1) Hoger tecnisch onder- Genieten vanaf 01.11.1993 ook wijs het barema A1personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 100A1 (1) 100/1 of 1.00/2 (2) (als administratief personeel)
DIRECTIE BAREMA BAR. PERSONEEL vanaf Anc 01.11.1993 vanaf
MINIMALE TOEGANGSVEREISTEN
OVERGANGSBEPALINGEN
Verantwoorwoordelijke Residentiele voorziening tot 12 bedden (BJB)
* Hoofdopvoeder/hoofdbegeleider met 1 jaardienstancienniteit * Begeleidend personeel klasse 1 met 3 jaar dienstancienniteit als begeleidend personeel klasse 1.
Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema B1a personeelsleden die op 31.10.1993 in geschaald waren in looncategorie 1.12/1 (2)
B1a
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
21 j
97 21/11/2005
* maatschappelijk werker, paramedicus, therapeut of verpleegkundige A1 met 3 jaar dienstancienniteit Hoger onderwijs buiten universiteit (afgekort : “HOBU”) -opleiding met sociale, pedagogische, psychologische, artistieke, verpleegkundige of paramedische orientatie HOBU”-opleiding met sociale, peda gogische, psycholo gische, artistieke, verpleegkundige of paramedische orientatie “HOBU”-opleiding
Verantwoordelij- B1a ke dienst begeleid wonen (GZ)
21 j
Verantwoordelijke dienst zelfstandig wonen (GZ)
B1a
21 j
Directeur instelling 6-29 bedden of plaatsen (GZ)
K5
22 j
Directeur Gezinsplaatsingsdiensten (BJB & GZ)
K5
22 j
Directeur instelling 13-24 bedden of plaatsen (BJB) Directeur instelling 25-29 bedden of plaatsen (BJB)
K5a
22 j
GZ: HOBU”-opleiding met sociale, peda gogische, psycholo gische, artistieke, verpleegkundige of paramedische orientatie BJB: “HOBU”opleiding “HOBU”-opleiding
K5b
22 j
“HOBU"-opleiding
Directeur ambulante dienst vanaf 36 plaatsen (BJB)
K5b
22 j
Universitair diploma
Onderdirecteur
K5
22 j
“HOBU"-opleiding
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema B1a personeelsleden die op 1.10.1993 ingeschaald waren in looncatego rie 112D (1)
Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema B1a personeelsleden die 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 112D (1) (als verantwoordelijke dienst zelfstandig wonen) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema K5 personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 130D1 of 130D2 (1) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema K5 personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 112D (1) (als directeur gezinsplaatsingsdienst) of 1.30/2 (2) (als directeur gezinsplaatsingsdienst) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema K5a personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 1.30/1 (2) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema K5b personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 1.30/2 (2) (als directeur instelling 25-29 bedden of plaatsen) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema K5b personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 1.30/2 (2) (als directeur ambulante dienst vanaf 36 plaatsen) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema K5 personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 135 (1) of 1.35/1 (2)
98 21/11/2005
Directeur instelling 30-59 bedden of plaatsen
K3
22 j
“HOBU"-opleiding
Directeur instelling 60-89 bedden of plaatsen
K2
22 j
* Universitair diploma * “HOBU"-opleiding met 5 jaar dienstervaring
Directeur instelling 90-120 bedden of plaatsen en meer
K1
22 j
* Universitair diploma * “HOBU"-opleiding met 5 jaar dienstervaring
Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema K3 personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 140 (1) of 1.40/1 (2) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema K2 personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 1.45 (1) of 1.45/1 (2) Genieten vanaf 01.11.1993 ook het barema K1 personeelsleden die op 31.10.1993 ingeschaald waren in looncategorie 150 (1) of 1.50 (2)
(Ingevoegd bij C.A.O. 27.04.04)
(1) zoals bepaald in het Koninklijk Besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van minderjarigen en van gehandicapten geplaatst ten laste van de openbare besturen, gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Executieve van 2 augustus 1991 (Besluit van de Vlaamse Executieve gepubliceerd in het Belgische Staatsblad van 14 december 1991) of zoals bepaald bij Ministerieel Besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Executieve van 2 augustus 1991 (Besluit van de Vlaamse Executieve gepubliceerd in het Belgische Staatsblad van 14 december 1991) of zoals bepaald bij het Ministerieel Besluit van 18 juni 1975 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van het semi-internaat werken, gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Executieve van 2 augustus 1991 (Besluit van de Vlaamse Executieve gepubliceerd in het Belgische Staatsblad van 14 december 1991) of zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Executieve van 4 april 1990 houdende de vaststelling van de erkenningvoorwaarden, de werking- en subsidiëringmodaliteiten voor diensten voor begeleid wonen van mentaal gehandicapten zoals bedoeld in artikel 3, par. 1bis van het Koninklijk Besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Executieve van 2 augustus 1991 (Besluit van de Vlaamse Executieve gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 14 december 1991) of zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Executieve van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningvoorwaarden, de werking en subsidiëringmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, par. 1bis van het Koninklijk Besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Executieve van 2 augustus 1991 (Besluit van de Vlaamse Executieve gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 14 december 1991) (2) zoals bepaald in het Besluit van de Vlaamse Executieve van 22 mei 1991 inzake erkenningvoorwaarden en subsidienormen van de voorzieningen bijzondere jeugdbijstand, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 juli 1991, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Executieve van 2 augustus 1991 , gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 7 november 1991 en bij het besluit van de Vlaamse Executieve van 18 november 1991, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 14 maart 1992.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
99 21/11/2005
HOOFDSTUK V : TOEKENNING VAN DE HAARD- OF STANDPLAATSTOELAGE Art. 7 Aan de bij artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde personeelsleden wordt een haard- of standplaatstoelage toegekend volgens de hierna bepaalde modaliteiten. Art. 8 Een haardtoelage wordt toegekend aan : 1. de personeelsleden die gehuwd en niet van tafel en bed gescheiden zijn, behalve wanneer aan hun echtgenoot, onder welk stelsel ook, een dergelijke toelage wordt toegekend. Wanneer aan beide echtgenoten een haardtoelage zou kunnen worden toegekend, wordt deze toegekend aan de echtgenoot met het laagste bruto-jaarloon, zoals dat is vastgesteld voor volledige prestaties. Wanneer deze evenwel het minimum bruto-jaarloon, zoals bedoeld in artikel 14 geniet, kan de toelage worden toegekend aan de echtgenoot met het hoogste bruto-jaarloon. Bij gelijke jaarbedragen kunnen de echtgenoten met wederzijds akkoord bepalen wie van beiden begunstigde zal zijn van de haardtoelage. 2. de andere personeelsleden die één of meer kinderen ten laste hebben, voor wie zij de kinderbijslagen werkelijk ontvangen, behalve indien zij samenwonen met een persoon aan wie, onder welk stelsel dan ook, een dergelijke toelage kan worden toegekend. In dit laatste geval zijn de bepalingen onder punt 1 van overeenkomstige toepassing.
Een standplaatstoelage wordt toegekend aan de personeelsleden die geen haardtoelage krijgen. Art. 9 Het jaarlijks bedrag van de haard- of standplaatstoelage wordt, afhankelijk van het bruto-jaarloon, vastgesteld volgens onderstaande tabel : BRUTO-JAARLOON tot 635.114 frank tot 720.718 frank
HAARDTOELAGE 29.040 frank 14.520 frank
STANDPLAATSTOELAGE 14.520 frank 7.260 frank
Indien het bruto-jaarloon van een personeelslid het grensbedrag van 635.114 frank respectievelijk 720.718 frank overschrijdt, kan zijn brutoloon, in voorkomend geval vermeerderd met de overeenstemmende haard- of standplaatstoelage, niet minder bedragen dan het grensbedrag, vermeerderd met het bedrag van de overeenstemmende haard- of standplaatstoelage. Ten belope van het verschil wordt de hem toegekende toelage vermeerderd of wordt hem een gedeeltelijke toelage toegekend. De toelage wordt berekend op het baremieke bedrag van de weddeschalen, zonder rekening te houden met premies, toeslagen of andere weddesupplementen. Art. 10 Par. 1 De haard- of standplaatstoelage wordt aan personeelsleden met onvolledige dienstprestaties toegekend, in evenredigheid met deze prestaties.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
100 21/11/2005
Par. 2 De haard- of standplaatstoelage wordt maandelijks betaald, samen met het loon van de maand waarvoor zij verschuldigd is. Wanneer in de loop van de maand zich een feit voordoet, dat het recht op de toelage wijzigt, wordt het voordeligste stelsel voor de volledige maand toegepast. Wanneer voor de maand geen volledig maandloon verschuldigd is, wordt de toelage betaald volgens dezelfde voorwaarden als het loon. Par. 3 Het in aanmerking te nemen loon is dat wat zou worden toegekend indien de deeltijdse betrekking van de werknemer een voltijdse betrekking zou zijn. Par. 4 In toepassing van voormelde beginselen, dient de haard- of standplaatsvergoeding voor de werknemers die verschillende deeltijdse functies uitoefenen berekend te worden op de wedde voor elke functie afzonderlijk, telkens om te zetten in een voltijdse functie, om het bedrag ervan te kennen. Par. 5 De toelage wordt berekend op het loon uitgewerkt volgens de weddeschalen, zonder rekening te houden met premies, toeslagen, weddesupplementen en vergoedingen. Par. 6 De toelage is onderworpen aan de bijdragen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en wordt bij de totale loonmassa gevoegd voor de berekening van het vakantiegeld. Art.11 De haard- of standplaatstoelage wordt slechts betaald na overlegging van een door het betrokken personeelslid ondertekende verklaring in dubbel exemplaar, waarvan het model in bijlage wordt gevoegd. Te dien einde bezorgt de werkgever aan het betrokken personeelslid een dergelijk exemplaar.
HOOFDSTUK VI : KAMPVERGOEDING Art. 12 Par. 1 Voor de vakantieverblijven door de inrichtingen of diensten georganiseerd en die volgens de regels vastgesteld door het Bestuur voor Bijzondere Jeugdbijstand en/of het Vlaams Fonds voor Integratie van Personen met een Handicap in aanmerking komen voor de berekening van de dagprijs, wordt er, voor maximum 30 dagen per jaar, aan de begeleidende personeelsleden een Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
101 21/11/2005
aan het indexcijfer van de consumptieprijzen gekoppelde bijzondere forfaitaire dagvergoeding van 1.000 frank toegekend tot dekking van hun bijkomende werkelijke lasten en/of kosten. Buiten de eerste en de laatste dag van het verblijf, wordt deze forfaitaire dagvergoeding slechts uitbetaald voor een ganse dag aanwezigheid in het vakantieverblijf. Par. 2 Op het in vorige paragraaf vermelde bedrag, is de wet van 2 augustus 1971 van toepassing houdende inrichting van een stelsel waarbij wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmede rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichting op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer der consumptieprijzen worden gekoppeld. Par. 3 Het voormelde bedrag wordt verbonden aan de spilindex 108.26 van kracht op 1 september 1991 (basis 1988).
HOOFDSTUK VII : ANCIËNNITEIT Art. 13 Par. 1 Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit komen alleen de diensten in aanmerking welke door belanghebbende effectief zijn verricht als titularis van een voltijdse betrekking of van een niet-voltijdse betrekking waarvan de anciënniteit subsidieerbaar is, voor zover belanghebbende op het ogenblik van de uitoefening van de betrekking, in het bezit was van het daartoe vereiste diploma en indien, aan de hand van stortingen bij een organisatie voor sociale zekerheid, het bewijs wordt geleverd dat de diensten werkelijk zijn verricht. Par .2 Voor de anciënniteit van de deeltijdse betrekkingen worden vanaf 1 januari 1978 hierna volgende regels toegepast voor de bij de artikel 1 bedoelde inrichtingen en diensten : Voor zover ze beantwoorden aan de voorwaarden van leeftijd en diploma door de subsidienormen voorzien, kunnen de personeelsleden die deeltijdse prestaties verrichten, van de weddeverhoging genieten die verschuldigd is ingevolge hun anciënniteit. Voor de toepassing van deze regel wordt de tussentijdse verhoging berekend in verhouding tot de werkelijk gepresteerde diensten tijdens de duur vereist voor de toe te passen verhoging.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
102 21/11/2005
HOOFDSTUK VIII : GEWAARBORGD MINIMUMLOON OP EENENTWINTIG JAAR Art. 14 Par. 1 Aan de personeelsleden wordt, vanaf de leeftijd van 21 jaar, een minimum bruto-jaarloon gewaarborgd van 516.679 frank, inclusief de haard- of standplaatstoelage. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 102,02 (basis 1988). Par. 2 De opklimming in de loonschaal wordt toegepast vanaf het ogenblik dat het loon van de loonschaal het gewaarborgd minimum bruto-uurloon of bruto-maandloon bereikt of overschrijdt. Par. 3 Voor werknemers met onvolledige dienstbetrekking wordt het minimum bruto-jaarloon in evenredigheid met de arbeidsprestaties gewaarborgd.
HOOFDSTUK IX : KOPPELING VAN DE LONEN & WEDDEN AAN HET INDEXCIJFER VAN DE CONSUMPTIEPRIJZEN Art. 15 Par. 1 De in deze collectieve arbeidsovereenkomst en haar bijlage opgenomen bedragen zijn uitgedrukt tegen 100 %. Zij worden gekoppeld aan de spilindex 102,02 (basis 1988) op 1 januari 1990, behoudens in deze collectieve arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk bepaalde afwijkingen. Zij vallen onder toepassing van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Par. 2 Iedere maal dat het viermaandelijkse gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen één van de spilindexen bereikt of erop wordt teruggebracht, worden de lonen en wedden gekoppeld aan het spilindexcijfer 102,02 opnieuw berekend door er de coëfficiënt 1,02/n op toe te passen, waarin "n" de rang van het bereikte spilindexcijfer vertegenwoordigt. De hiermee gepaard gaande verhoging of vermindering wordt toegepast vanaf de eerste dag van de tweede maand die volgt op de maand tijdens dewelke het viermaandelijkse gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt. Voor het berekenen van de coëfficiënt 1.02/n worden de breuken van een tienduizendste van een eenheid afgerond tot het hogere tienduizendste of weggelaten, naargelang zij al dan niet 50 pct. van een tienduizendste bereiken.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
103 21/11/2005
Onder spilindexcijfers moeten worden verstaan de getallen behorend tot een reeks waarvan het eerste 102.02 is, en elk van de volgende wordt bekomen door het voorgaande te vermenigvuldigen met 1,02 terwijl de delen van honderdsten van een punt worden afgerond op het naasthogere honderdste of worden verwaarloosd. Par. 3 Het geïndexeerde baremieke bruto-maandloon is gelijk aan het door twaalf gedeelde geïndexeerde baremieke bruto-jaarloon, terwijl alle decimalen worden verwaarloosd. Het geïndexeerde baremieke bruto-uurloon wordt berekend met inbegrip van de honderdsten. Par. 4 In afwijking van par. 1 worden bij uitdrukkelijke vermelding in deze collectieve arbeidsovereenkomst de modaliteiten van indexering toegepast voorzien bij de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
HOOFDSTUK X : SLOTBEPALINGEN Art. 16 Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 november 1993. Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en mag, geheel of gedeeltelijk, worden opgezegd door elk van de partijen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, gericht bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen. Met ingang van deze datum vervangt zij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 1990 betreffende loonvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 6 juli 1992, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 15 april 1991, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 22 oktober 1992 en gewijzigd bij het protocol van akkoord van 6 september 1991 betreffende de herziening van de loonschalen vanaf december 1991 in bepaalde voorzieningen en diensten van de Vlaamse Gemeenschap, geregistreerd onder nummer 28.730/CO/319, met uitzondering van :
hoofdstuk V : Premies, toeslagen en vergoedingen (artikel 8 tot en met 13),
hoofdstuk IX : Eindejaarstoelage (artikel 19 tot en met 21),
hoofdstuk X : Financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers (artikel 22 tot en met 38) en
hoofdstuk XI : Vergoedingen van de werkgevers voor het gebruik van persoonlijke vervoermiddelen om dienstredenen (artikel 39 tot en met 41).
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
104 21/11/2005
Bijlage I. De barema’s verschijnen in onze aparte brochure “ barema’s “ II. De formulieren waarvan het model hierna volgt, dienen naargelang de situatie, door de werkne(e)m(st)er te worden ingevuld wanneer hij (zij) wenst te genieten van de haardtoelage. FORMULIER A : indien de echtgen(o)t(e) of persoon met wie de werkne(e)m(st)er samenwoont : tewerkgesteld is in de openbare of privé-sector waar het stelsel van de haardtoelage niet van toepassing is; zelfstandig is; geen enkele beroepsactiviteit uitoefent; werkloos is. FORMULIER B : o indien de werkne(e)m(st)er alleenstaande is met kinderlast; indien de echtgen(o)t(e) of persoon met wie de werkne(e)m(st)er samenwoont tewerkgesteld is in de openbare of privé-sector waar het stelsel van de haardtoelage wel van toepassing is.
_______________________________________________________________________ FORMULIER A : VERKLARING OP EREWOORD Deze verklaring op eer dient te worden ingevuld door de werknemer die wenst te genieten van de haardtoelage. Met deze verklaring op erewoord bevestigt de ondertekenende werknemer, aanvrager van een haardtoelage, dat hij kennis heeft van de algemene en specifieke beschikkingen inzake de toekenning van de haarden standplaatsvergoeding. De ondergetekende verklaart zich in één van de volgende gevallen te bevinden : (1) o gehuwd, niet van tafel en bed gescheiden. o samenwonend met een persoon van het andere geslacht en met één of meer kinderen ten laste waarvoor k gekend en uitbetaald wordt _______________________________________________________________________ HAARDTOELAGE : aanvraag Werknemer die de aan vraag indient Echtgeno(o)t(e) of peroon met wie de werknemer samenwoont _______________________________________________________________________ De ondergetekende : Naam en voornaam : ------------------------------------- ------------------------------------Persoonlijk adres : ------------------------------------- ------------------------------------------------------------------------- ------------------------------------------------------------------------- ------------------------------------Beroep of graad : ------------------------------------- ------------------------------------------------------------------------- ------------------------------------Werkgever : ------------------------------------- ------------------------------------------------------------------------- ------------------------------------------------------------------------- ------------------------------------_______________________________________________________________________ Hij/zij verklaart op erewoord dat zijn/haar echtgeno(o)t(e) of persoon met wie hij/zij samenwoont : (1 o tewerkgesteld is in de openbare sector waar het stelsel van haardtoelage NIET van toepassing is; o tewerkgesteld is in de privé-sector waar het stelsel van haardtoelage NIET van toepassing is; o zelfstandig is; o geen enkele beroepsactiviteit uitoefent; Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
105 21/11/2005
o werkloos is. De ondertekenende werknemer bevestigt : dat de haardtoelage NIET wordt toegekend aan zijn/haar echtge()t(e) of aan de persoon met wie hij/zij samenwoont; dat bovenstaande gegevens volledig, echt en juist zijn dat hij/zij elke wijziging in de bovenvermelde gegevens evenalsiedere verklaring in de burgerlijke stand onmiddellijk zal mededelen. Gedaan te ------------------------------------19 -----------------------------------Handtekening van de aan vra(a)ger(ster), voorafgegaan door de woorden "GELEZEN EN GOEDGEKEURD" eigenhandig geschreven,
Handtekening van de echtgeno(o)-t(e) of samenwonende persoon, voorafgegaan door de formule "VOOR AKKOORD" eigenhandig geschreven,
(1) Gelieve aan te kruisen wat past. _______________________________________________________________________ FORMULIER B : VERKLARING OP EREWOORD Deze verklaring op eer dient te worden ingevuld door de werknemer die wenst te genieten van de haardtoelage. Met deze verklaring op erewoord bevestigt de ondertekenende werknemer, aanvrager van een haardtoelage, dat hij kennis genomen heeft van de algemene en specifieke beschikkingen inzake de toekenning van de haard- en standplaatsvergoeding. De ondergetekende verklaart zich in één van de volgende gevallen te bevinden : (1) o alleenstaande met kinderlast; o gehuwd, niet van tafel en bed gescheiden; samenwonend met een persoon van het andere geslacht en met één of meer kinderen ten laste waarvoor kinderbijslag toegekend en uitbetaald wordt. _______________________________________________________________________ HAARDTOELAGE : aanvraag Werknemer die de aan vraag indient
Echtgeno(o)t(e) of peroon met wie de werknemer samenwoont _______________________________________________________________________ De ondergetekende : Naam en voornaam : ------------------------------------------------------------------------Persoonlijk adres : ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Beroep of graad : ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Werkgever : ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Wedde : (2) ------------------------------------------------------------------------_______________________________________________________________________
Hij/zij verklaart op erewoord dat zijn/haar echtgeno(o)t(e) of persoon met wie hij/zij samenwoont : (1 Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
106 21/11/2005
o tewerkgesteld is in de openbare sector waar het stelsel van haardtoelage WEL van toepassing is; o tewerkgesteld is in de private ziekenhuissector waar het stelsel van haardtoelage WEL van toepassing is; o tewerkgesteld is in de private gehandicaptenzorgsector waar het stelsel van haardtoelage WEL van toepassing is; o een wedde heeft die hoger ligt dan het gewaarborgd minimumloon én tevens meer bedraagt dan de wedde van e ondertekenende werknemer; o een wedde heeft die lager of gelijk is aan het gewaarborgd minimumloon én terzelfdertijd lager is dan de wedde van de ondertekenende werknemer; o een wedde heeft die gelijk is aan de wedde van de ondertekenende werknemer en aanvaardt, in onderling akkoord, dat hierboven vermelde werknemer de begunstigde zal zijn van de haardtoelage. De ondertekenende werknemer bevestigt : dat de bovenvermelde inlichtingen volledig echt en juist zijn dat hij/zij elke wijziging aan de bovenstaande gegevens evenals iedere verandering in de burgerlijke stand, onmiddellijk zal mededelen. Gedaan te ------------------------------------19 -----------------------------------Handtekening van de aan vra(a)ger(ster), voorafgegaan door de woorden "GELEZEN EN GOEDGEKEURD" eigenhandig geschreven,
Handtekening van de echtgeno(o)-t(e) of samenwonende persoon, voorafgegaan door de formule "VOOR AKKOORD" eigenhandig geschreven,
(1) Gelieve aan te kruisen wat past. (2) Onder wedde verstaat men het toegekend jaarbedrag (100 pct.) dat voorkomt in de uitgewerkte weddeschalen zoals deze zijn vastgesteld voor volledige prestaties, zonder rekening te houden met toelagen en vergoedingen, noch met de indexkoppeling (zie weddefiche)
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
107 21/11/2005
CAO van 25 september 1990, KB van 6 juli 1992, BS van 26 augustus 1992 Gewijzigd door CAO van 15 april 1991, KB van 22 oktober 1992, BS van 28 november 1992 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loonvoorwaarden
rechtsbron nummer reg.nr. bron rechtsbrondatum C.A.O. K.B.
gepubliceerd publicatiedatum pagina in
25.09.1990 22.10.1992
B.S.
28.11.1992
24830
HISTORIEK relatie rechtsbron nummer reg.nr. bron rechtsbrondatum C.A.O. K.B. C.A.O. K.B.
25.09.1990 06.07.1992 15.04.1991 22.10.1992
gepubliceerd publicatiedatum pagina in B.S.
26.08.1992
18695
B.S.
28.11.1992
24830
DEEL I : LOONVOORWAARDEN Hoofdstuk I : Toepassingsgebied Hoofdstuk V : [Premies, toeslagen, vergoedingen en andere weddesupplementen] C. Loontoeslagen 3. Loontoeslag voor wettelijke feestdagen [Hoofdstuk XIII] : Slotbepalingen
DEEL I : LOONVOORWAARDEN HOOFDSTUK I : TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, voor zover zij door de Vlaamse Gemeenschap erkend en gesubsidieerd worden volgens de normen vastgesteld door het "Bestuur voor Bijzondere Jeugdbijstand" of door het "Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten". Onder werknemers wordt verstaan, het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
108 21/11/2005
HOOFDSTUK V : PREMIES, TOESLAGEN, VERGOEDINGEN EN ANDERE WEDDESUPPLEMENTEN (gewijzigd bij c.a.o. 15.04.1991) C.
Loontoeslagen 1.
Loontoeslag voor wettelijke feestdagen
Art. 13 Par. 1 Met ingang van 1 september 1989 wordt, behoudens voor het hierna vermelde, onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten als voor de loontoeslag voor zondagswerk, aan alle personeelsleden, behalve aan degenen die, volgens de aanduiding van de schalen voor het personeel van de ministeries, een weddeschaal genieten van 10/1 of hoger, een weddesupplement toegekend voor de prestaties verstrekt op wettelijke feestdagen. Dit supplement wordt bepaald op 25 pct. van het subsidieerbare brutouurloon van de belanghebbende. Par. 2 Met ingang van 1 december 1990, wordt het hiervoor vermelde percentage gebracht op 50 pct. van het bruto-uurloon van de betrokken werknemer. Par. 3 Deze loontoeslag is niet cumuleerbaar met de toeslag voor zondagsprestaties bedoeld bij het vorige artikel, maar wel met de toeslagen voor de nachtdienst. Par. 4 Voor de dagen waarop gewerkt wordt in vervanging van een feestdag die op zondag valt, worden geen loontoeslagen toegekend.
HOOFDSTUK XIII: SLOTBEPALINGEN (gewijzigd bij c.a.o. 15.04.1991) Art. 43 (gewijzigd bij c.a.o. 15.04.1991) Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 september 1989, behoudens andersluidende bepalingen in deze collectieve arbeidsovereenkomst. Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en mag, geheel of gedeeltelijk, worden opgezegd door elk van de partijen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, gericht bij een ter post aangetekend schrijven, aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen. Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
109 21/11/2005
Cao van 4 december 1998 KB van 7 mei 2000 BS van 29 augustus 2000 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de berekeningsmodaliteiten van het gewaarborgd loon bij onregelmatige prestaties met variabel loon
rechtsbron nummer reg.nr. bron rechtsbrondatum gepubliceerd in publicatiedatum pagina C.A.O. 04.12.1998 K.B. 07.05.2000 B.S. 29.08.2000 29327 GEHANDICAPTENZORG EN BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND Hoofdstuk I : Toepassingsgebied Hoofdstuk II : Algemeenheden Hoofdstuk III : Berekeningswijze In een formule uitgedrukt : Hoofdstuk IV : Slotbepaling
HOOFDSTUK I : TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de Opvoedingsen Huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap, voor zover zij door de voormelde Gemeenschap erkend en gesubsidieerd worden volgens de normen vastgesteld door het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap of door de Afdeling Bijzondere Jeugdbijstand. Onder werknemers wordt verstaan, het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel.
HOOFDSTUK II : ALGEMEENHEDEN Art. 2 Deze collectieve arbeidsovereenkomst beoogt verduidelijking te brengen in de berekeningswijze van het gewaarborgd loon bij onregelmatige prestaties met variabel loon (zoals bepaald in de CAO van 1 maart 1994 - Belgisch Staatsblad 22 april 1995), in geval van wettelijke schorsingen van de arbeidsovereenkomst met toekenning van gewaarborgd loon. Onder wettelijke schorsingen wordt verstaan : de schorsingen zoals voorzien voor ziekte, beroepsziekte, ongeval van gemeen recht, arbeidsongeval, gewaarborgd dagloon (onder meer bij ziekte, ongeval, beroepsziekte, arbeidsongeval), klein verlet, feestdagen, educatief verlof, politiek verlof, syndicaal verlof.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
110 21/11/2005
Deze collectieve arbeidsovereenkomst geeft sectorale uitvoering aan de artikelen 56 en 70 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en vestigt derhalve geen nieuw voordeel of recht. Deze overeenkomst is gebonden aan de bij het afsluiten ervan geldende regelen van de algemene wetgeving en van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap of van de Afdeling Bijzondere Jeugdbijstand. Evenwel verbinden partijen zich ertoe bij wijziging hiervan besprekingen aan te gaan om het gestelde probleem op te vangen.
HOOFDSTUK III : BEREKENINGSWIJZE Art. 3 Het variabele loonelement, zoals bedoeld in deze collectieve arbeidsovereenkomst, zal berekend worden door omzetting in een gemiddeld uurloon. Dit gemiddelde uurloon wordt bekomen door de som van al het variabele loon voor effectieve bijzondere prestaties die de werknemer tijdens het lopende burgerlijk jaar ontving, te delen door het aantal effectief gepresteerde arbeidsuren van de werknemer over dezelfde referteperiode. Het aldus berekend gemiddeld aanvullend uurloon wordt vermenigvuldigd met het aantal uren gewaarborgd loon waartoe deze werknemer gerechtigd is. Deze berekeningswijze staat derhalve neutraal ten opzichte van wijzigingen in de prestatieduur of in de baremieke weddeschalen van de gerechtigde werknemer. In een formule uitgedrukt : Som van het totaal variabel loon voor de effectief gepresteerde uren bijzondere prestaties --------------------------------------------- x Aantal uren gewaarborgd loon bepaald volgens art. 2, 2de lid Totaal aantal effectief gepresteerde uren
Art. 4 Dit gewaarborgd variabele loonelement zal, met het lopende burgerlijk jaar als referteperiode, jaarlijks voor iedere werknemer afzonderlijk worden uitgerekend en zal, onder de vorm van een éénmalig bedrag, samen met het loon van de maand december worden uitgekeerd. In geval van uitdiensttreding tijdens het lopende burgerlijk jaar, wordt het verschuldigde bedrag uitbetaald samen met het loon van de maand van uitdiensttreding.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
111 21/11/2005
HOOFDSTUK IV : SLOTBEPALING Art. 5 Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1998. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde tijd en kan door elk van de partijen worden opgezegd, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, gericht bij een ter post aangetekend schrijven aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de Opvoedings- en Huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
112 21/11/2005
CAO van 26 juni 2000 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de betaling van de carenzdag
rechtsnr bron C.A.O.
reg.nr.
bron
rechtsbron datum
gepubliceerd in
publicatiedatum
pag
Ministerie van 55286/co/319.1 Tewerkstelling en 26.06.2000 Arbeid
Art. 1 : Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de instellingen en diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de Opvoedingsen huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap (319.01). Onder werknemers wordt verstaan het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel. Art. 2 : Betaling van de carenzdag De betaling van elke carenzdag - dit wil zeggen de eerste dag afwezigheid wegens ziekte of ongeval - in afwijking van de artikelen 52, 70, 71 en 72 vastgesteld in de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, is ten laste van de werkgever. Art. 3 : Geldigheid Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2001 en is gesloten voor onbepaalde tijd. Vanaf de datum van algemeen verbindendverklaring, vervangt zij de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 1998 betreffende de betaling van de carenzdag. Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd door elk van de partijen, mits een opzeggingstermijn van zes maanden, per aangetekend schrijven gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de Opvoedings- en Huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
113 21/11/2005
CAO van 6 december 2003 Bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de arbeidsvoorwaarden in de gesubsidieerde huurderbonden en sociaal verhuurkantoren
rechtsbron nr C.A.O.
reg.nr.
Bron
Ministerie van Te73566/co/319.1 werkstelling en Arbeid
rechtsbrondatum
gepubliceerd Publicatiepagina in datum
06.12.2003
HUURDERSBONDEN EN SOCIALE VERHUURKANTOREN Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten, rekening houdende met de gewijzigde bevoegdheidsomschrijving van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten (K.B. 13/12/2000 B.S. 10/01/2001) en het Paritair Subcomité voor de opvoedingsen huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap (K.B. 14/12/2001 B.S. 15/01/2002), waardoor de werknemers en de werkgevers van ondermeer "de inrichtingen en diensten die huisvesting en hulp bieden aan bijzondere maatschappelijk achtergestelde groepen", en die worden erkend en/of gesubsidieerd door de Vlaamse gemeenschap of door de Vlaamse gemeenschapscommissie, onder de bevoegdheid ressorteren van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap. Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die sinds 13 december 2000 onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap ressorteren, en voor zover zij gesubsidieerd zijn door de Vlaamse Gemeenschap
als huurdersbond, krachtens het Besluit van de Vlaamse regering van 30 november 1994 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiering van huurdersbonden en een overleg- en ondersteuningscentrum (B.S. 27/01/1995)
als sociaal verhuurkantoor, krachtens het Besluit van de Vlaamse regering van 21 oktober 1997 houdende bepaling van de erkenning- en subsidiëringvoorwaarden voor sociale verhuurkantoren (B.S. 31/10/1997), of krachtens de regelgeving die genoemde Besluiten van de Vlaamse regering aanpast of vervangt.
Onder werknemers wordt verstaan het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel. Art. 2 De collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het paritair subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap, die nog van kracht zijn op 9 december 2003, worden van toepassing op de in artikel 1 bedoelde ondernemingen volgens de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
114 21/11/2005
Art. 3 De onder par. 1 tot en met par. 12 van dit artikel vermelde collectieve arbeidsovereenkomsten worden van toepassing bij de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Par. 1 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende gewettigde afwezigheden omwille van dringende familiale redenen, afgesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen op 15 oktober 1984, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 11 april 1985 (B.S. 11/05/1985) Par. 2 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers, afgesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen op 1 maart 1994, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 13 oktober 1994 (B.S. 20/12/1994) Par. 3 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het statuut van de syndicale afgevaardigden, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 1 juli 1998, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 17 juli 2002 (B.S. 07/11/2002) Par. 4 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de kredieturen syndicale vorming, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 1 juli 1998, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 26 april 2000 (B.S. 29/08/2000), Par. 5 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de betaling van de carensdag, afgesloten op 26 juni 2000 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap Par. 6 De collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de toekenning van een haard- en standplaatsvergoeding, afgesloten op 14 november 2000 en op 18 juni 2001 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap Par. 7 De collectieve arbeidsovereenkomst inzake het tijdstip van uitbetaling van loon van sommige werknemers, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtin-
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
115 21/11/2005
gen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 14 november 2000, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 25 februari 2003 (B.S. 20/05/2003) Par. 8 De collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 18 juni 2001 en 28 mei 2002. Par. 9 De collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 18 juni 2001 en 28 mei 2002. Par. 10 De collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap (sociale maribel), afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 27 januari 2003. Par. 11 De collectieve arbeidsovereenkomst tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid genaamd "Sociaal Fonds voor de Vlaamse Opvoedings- en Huisvestingsinrichtingen" en tot vaststelling van zijn statuten, afgesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen op 20 juli 1989, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 9 april 1990 (B.S. 12/05/1990), met inbegrip van latere wijzigingen en aanvullingen Par. 12 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de bevordering van initiatieven ten behoeve van risicogroepen, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en diensten van de Vlaamse gemeenschap op 23 mei 2003. Art. 4 : Arbeidsduur Par. 1 De arbeidsduur van 38 uren per week kan op effectieve weekbasis worden bereikt of op basis van toepassingsmodaliteiten inzake compensatie. Zij kan per week of over een langere période - maximaal 1 jaar - worden bepaald. Evenwel geven enkel de gepresteerde of gelijkgestelde dagen waarvoor bezoldiging wordt toegekend recht op compensatieverlof, dus met uitsluiting van ondermeer de ziekteperioden na het gewaarborgd maandloon.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
116 21/11/2005
Indien op weekbasis een arbeidsregime van meer dan 38 uren geldt, dan wordt de gemiddelde arbeidstijd van 38 uur per week bereikt door de toekenning van evenredige compensatie. Par. 2 De toepassingsmodaliteiten in uitvoering van dit artikel van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden op het niveau van de onderneming bepaald. Art. 5 : Toekenning van conventionele verlofdagen Par. 1 Alle werknemers ongeacht hun leeftijd hebben recht op twee conventionele verlofdagen per kalenderjaar. Voor deze conventionele verlofdagen, uitgedrukt overeenkomstig de gemiddelde contractuele dagelijkse arbeidsduur van de werknemer, heeft de betrokken werknemer recht op zijn normaal loon. Voor deeltijdse werknemers geldt de pro rata berekening overeenkomstig hun contractuele arbeidsduur. Par. 2 De conventionele verlofdagen gelden als gelijkgestelde dagen voor de berekening van de eindejaarstoelage. Par. 3 Heeft de werknemer bij het einde van het kalenderjaar of bij zijn uitdiensttreding deze conventionele verlofdagen geheel of gedeeltelijk niet genomen, dan ontvangt hij een loon gelijk aan het aantal overeenkomende arbeidsuren vermenigvuldigd met zijn normaal uurloon. Indien bij uitdiensttreding de niet-opgenomen conventionele verlofdagen werden uitbetaald, behoudt de werknemer evenwel het recht om de niet-opgenomen verlofdagen van het betrokken kalenderjaar in arbeidsduur op te nemen bij de nieuwe werkgever, evenwel rekening houdend met het reeds door de vorige werkgever uitbetaalde loon voor deze verlofdagen. Par. 4 Het recht op de conventionele verlofdagen wordt proportioneel bepaald op basis van het aantal in het betrokken kalenderjaar effectieve of gelijkgestelde maanden arbeidsprestaties. De begonnen maand wordt hierbij meegerekend als gepresteerde maand. Voor de gelijkstelling met effectieve arbeidsprestaties gelden dezelfde périodes als voor de toekenning van de jaarlijkse vakantie van de werknemers.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
117 21/11/2005
Par. 5 De conventionele verlofdagen worden genomen in gemeenschappelijk akkoord tussen de werknemer en de werkgever en dit rekening houdend met de dienstmogelijkheden. Par. 6 Dit artikel van deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op de werknemers welke bij de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst genieten van reeds geldende en minstens evenwaardige overeenkomsten en afspraken inzake de toekenning van bijkomend verlof, extralegale feestdagen, extra-legale verlofdagen of andere reeds toegekende arbeidsduurverminderingen. Art. 6 : Klein verlet Voor de toekenning van de dagen klein verlet in toepassing van de Wet van 03/07/1978, artikel 30, het Koninklijk Besluit van 28/08/1963 zoals meermaals gewijzigd, en CAO nr.74 van de Nationale Arbeidsraad van 17/11/1999, wordt het begrip echtgenoot/echtgenote van de werknemer en de hieruit volgende familiebanden, gelijkgesteld en op dezelfde wijze toegepast ten aanzien van de partner van de werknemer die deel uitmaakt van eenzelfde gezin. De werknemer die gebruik wenst te maken van de gelijkstelling inzake de dagen klein verlet levert een attest "samenstelling van het gezin", verstrekt door het gemeente- of stadsbestuur, af aan de werkgever indien deze hierom verzoekt. Art. 7 : Syndicale premie Par. 1 De werkgever stort jaarlijks voor 1 juli een bijdrage aan het "Intersyndicaal Fonds van de Opvoedings- en Huisvestingsinstellingen" met het oog op de uitbetaling van de syndicale premie. Par. 2 Het bedrag van de jaarlijkse bijdrage bedraagt 20,00 euro per werknemer die tewerkgesteld is in het kader van de Besluiten van de Vlaamse regering vermeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Par. 3 Dit bedrag wordt jaarlijks, met ingang van 1 juli 2004, geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de maand juli van het betrokken kalenderjaar ten opzichte van het indexcijfer van de maand juli 2003. Art. 8 : Regularisatie Derde Arbeidscircuit (DAC) De collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 2000 inzake de regularisatie van de tewerkstelling en van de loon- en arbeidsvoorwaarden van de statuten Derde Arbeidscircuit (DAC) en het Programma ter Bevordering van de Werkgelegenheid (PBW, voormalig Interdepartementeel Begrotingsfonds of IBF genoemd), afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
118 21/11/2005
huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap, is van toepassing vanaf de datum dat de financiering, de erkenning en de subsidiering van de betrokken werknemers geregulariseerd is met het oog op de toepassing en de uitvoering van de Besluiten van de Vlaamse regering, vermeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, of van de reglementering welke vermelde Besluiten aanvult of vervangt. Art. 9 : Aanmoedigingspremies De ondertekenende partijen van deze collectieve arbeidsovereenkomst verklaren dat de werknemers van de sector, ressorterend onder het toepassingsgebied van het paritair subcomité 319.01, overeenkomstig het Besluit van de Vlaamse regering van 14/12/2001 houdende de hervorming van het stelsel van Vlaamse aanmoedigingspremies in de privé-sector, gebruik kunnen maken van overheidsstelsels van Vlaamse en federale aanmoedigingspremies voor : zorgkrediet, opleidingskrediet, ondememingen in moeilijkheden of in herstructurering, of andere in dit verband door de overheid ingestelde maatregelen, zodat de werknemers toegang krijgen tot de door de bevoegde overheid vastgestelde premies, aan de daarvoor opgelegde voorwaarden. Art. 10 De onder par. 1 tot en met par. 7 van dit artikel vermelde collectieve arbeidsovereenkomsten, afgesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings en huisvestingsinrichtingen en -diensten en/of het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap zijn niet van toepassing. Par. 1 De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2001 inzake vorming op het niveau van de voorzieningen, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 30 september 2002 (B.S. 7 november 2002). Par. 2 De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2001 inzake managementondersteuning en omkadering, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 17 januari 2003 (B.S. 02/04/2003). Par. 3 De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2001 inzake de toekenning van conventionele verlofdagen. Par. 4 De collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2003 betreffende het voltijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
119 21/11/2005
Par. 5 De collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het kader van de eindeloopbaan. Par. 6 De collectieve arbeidsovereenkomst van 11 maart 2002 betreffende het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking. Par. 7 De collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 2002 inzake het recht op zorgkrediet, het recht op loopbaankrediet, het recht op vrijwillige vermindering van arbeidsprestaties vanaf de leeftijd van 50 jaar ("landingsbanen"), en andere eindeloopbaanregelingen. Partijen engageren zich tot het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten inzake de materies van de in dit artikel vermelde collectieve arbeidsovereenkomsten indien en voor zover in een subsidiering van de maatregelen voorzien is. Art. 11 : Overgangsbepaling Individuele werknemers welke op de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gunstiger regelingen genieten bij de werkgever waarbij zij op deze datum tewerkgesteld zijn, blijven deze behouden tot op de datum van hun uitdiensttreding of pensioenstelling. Art. 12 Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 9 december 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur. Elk der ondertekenende partijen kan ze opzeggen mits een opzeggingstermijn van zes maanden na te leven; deze opzegging wordt bij een ter post aangetekende brief aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap en aan elk der ondertekenende partijen betekend. De termijn van zes maanden begint te lopen de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop het aangetekend schrijven aan de Voorzitter is toegestuurd.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
120 21/11/2005
CAO van 27 april 2004 Bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loonvoorwaarden in de gesubsidieerde sociale verhuurkantoren
rechtsbron nr
C.A.O.
reg.nr.
Bron
Rechtsbrondatum
gepubliceerd in
Publicatiedatum
pagina
Ministerie van 71697/co/319.1 Tewerkstelling en Arbeid
HUURDERSBONDEN EN SOCIALE VERHUURKANTOREN Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten, rekening houdende met de gewijzigde bevoegdheidsomschrijving van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten (K.B. 13.12.2000 B.S. 10.01.2001) en het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap (K.B. 14.12.2001 B.S. 15.01.2002), waardoor de werknemers en de werkgevers van ondermeer "de inrichtingen en diensten die huisvesting en hulp bieden aan bijzondere maatschappelijk achtergestelde groepen", en die worden erkend en/of gesubsidieerd door de Vlaamse gemeenschap of door de Vlaamse gemeenschapscommissie, onder de bevoegdheid ressorteren van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap. Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap, en voor zover zij gesubsidieerd zijn door de Vlaamse Gemeenschap als sociaal verhuurkantoor, krachtens het Besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 2004 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren (B.S. 16.03.2004), of krachtens de regelgeving die genoemd Besluit van de Vlaamde regering aanpast of vervangt. Onder werknemers wordt verstaan het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel. Art. 2 De collectieve arbeidsovereenkomst tot vaststelling van de loonvoorwaarden in de gehandicaptenzorg en de bijzondere jeugdzorg, gesloten op 1 maart 1994 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 17 maart 1995 (Belgisch Staatsblad van 22 april 1995), is bij de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing op de werkgevers en werknemers vermeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
121 21/11/2005
Art. 3 : Loonschalen Aan artikel 6 van hogervermelde collectieve arbeidsovereenkomst worden volgende bepalingen toegevoegd in de tabel "functiebenamingen referentieweddeschaal - anciënniteit - functievereisten”:
SOCIALE VERHUURKANTOREN BAREMA
BAR. Anc
MINIMALE TOEGANGSVEREISTEN
B1a
21 j
(huurders)begeleider B1c klasse 1
21 j
(huurders)begeleider B2a klasse 2A
20 j
(huurders)begeleider B2b klasse 2B
20 j
Administratief medewerker klasse 1
A1
21 j
Ten minste een HOBU-diploma met sociale, pedagogische, psychologische, verpleegkundige, parame of artistieke orientatie. Overgangsmaatregelen personeelsleden die op 30/04/2004 als coordinator waren aangesteld worden gelijkgesteld. Ten minste een HOBU-diploma met sociale, pedagogische, psychologische, verpleegkundige, parame of artistieke orientatie. Overgangsmaatregelen personeelsleden die op 30/04/2004 als (huurders)begeleider klasse 1 waren aangesteld worden gelijkgesteld. Ten minste een kwalificatiegetuigschrift van het hoger secundair technisch onderwijs met sociale, pedagogische, psychologische, verpleegkundige, parame of artistieke orientatie. Overgangsmaatregelen personeelsleden die op 30/04/2004 als (huurders)begeleider klasse 2A waren aangesteld worden gelijkgesteld. Ten minste een kwalificatiegetuigschrift van het hoger secundair beroepsonderwijs met specifieke finaliteit in de menswetenschappelijke richting Overgangsmaatregelen personeelsleden die op 30/04/2004 als (huurders)begeleider klasse 2B waren aangesteld worden gelijkgesteld. tenminste hoger technisch onderwijs Overgangsmaatregelen : personeelsleden die op 30/04/2004 als administratief medewerker klasse 1 waren aangesteld worden gelijkgesteld
Administratief medewerker klasse 2
A2
20 j
Administratief medewerker klasse 3
A3
18 j
logistiek medewerker klasse 2
L2
20 j
coordinator
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
tenminste middelbaar onderwijs Overgangsmaatregelen : personeelsleden die op 30/04/2004 als administratief medewerker klasse 2 waren aangesteld worden gelijkgesteld tenminste lager middelbaar onderwijs Overgangsmaatregelen : personeelsleden die op 30/04/2004 als administratief medewerker klasse 3 waren aangesteld worden gelijkgesteld tenminste hoger secundair onderwijs Overgangsmaatregelen : personeelsleden die op 30/04/2004 als logistiek personeel klasse 2 waren aangesteld worden gelijkgesteld
122 21/11/2005
logistiek medewerker klasse 3
L3
18 j
logistiek medewerker klasse 4
L4
18 j
tenminste hoger secundair beroepsonderwijs opf 1ste graad secundair technisch onderwijs Overgangsmaatregelen : personeelsleden die op 30/04/2004 als logistiek personeel klasse 3 waren aangesteld worden gelijkgesteld Geen bijzondere bepalingen
Art. 4 : Bepaling in euro De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de bepaling in EURO van de van toepassing zijnde loonbarema's en de indexveranderlijke bedragen, gesloten op 27 januari 2003 in het paritair subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap, is van toepassing op de werkgevers en de werknemers vermeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Art. 5 : Baremieke anciënniteit De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de vaststelling van de baremieke anciënniteit, gesloten op 14 november 2000 in het paritair subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap, is van toepassing op de werkgevers en de werknemers vermeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Art. 6 : Eindejaarstoelage De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de toekenning van een eindejaarstoelage, gesloten op 1 maart 1994 in het paritair comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, is van toepassing op de werkgevers en de werknemers vermeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Art. 7 : Overgangsbepaling Individuele werknemers welke op de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gunstiger regelingen genieten bij de werkgever waarbij zij op deze datum tewerkgesteld zijn, blijven deze behouden tot op de datum van hun uitdiensttreding of oppensioenstelling. Art. 8 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking met ingang van 1 mei 2004 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door elk van de partijen opgezegd worden mits een opzeggingstermijn van zes maanden, bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
123 21/11/2005
CAO van 9 december 2003 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de arbeidsvoorwaarden in de nietgesubsidieerde sociale verhuurkantoren
rechtsbron nr C.A.O.
reg.nr.
bron
rechtsbron- gepublidatum ceerd in
publicatiedatum
pagina
Ministerie van 73567/co/31 Tewerkstelling 09.12.2003 9.1 en Arbeid
HUURDERSBONDEN EN SOCIALE VERHUURKANTOREN Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de sociale verhuurkantoren die sinds 13 december 2000 onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap ressorteren, en niet gesubsidieerd zijn door de Vlaamse Gemeenschap. Onder werknemers wordt verstaan het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel. Art. 2 De collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap, die nog van kracht zijn op 9 december 2003, worden van toepassing op de in artikel 1 bedoelde ondernemingen volgens de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Art. 3 De onder par. 1 tot en met par. 10 van dit artikel vermelde collectieve arbeidsovereenkomsten worden van toepassing bij de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Par. 1 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende gewettigde afwezigheden omwille van dringende familiale redenen, afgesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen op 15 oktober 1984, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 11 april 1985 (B.S. 11/05/1985). Par. 2 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers, afgesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen op 1 maart 1994, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 13 oktober 1994 (B.S. 20/12/1994).
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
124 21/11/2005
Par. 3 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het statuut van de syndicale afgevaardigden, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 1 juli 1998, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 17 juli 2002 (B.S. 07/11/2002). Par. 4 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de kredieturen syndicale vorming, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 1 juli 1998, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 26 april 2000 (B.S. 29/08/2000). Par. 5 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de betaling van de carensdag, afgesloten op 26 juni 2000 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Par. 6 De collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de toekenning van een haard- en standplaatsvergoeding, afgesloten op 14 november 2000 en op 18 juni 2001 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Par. 7 De collectieve arbeidsovereenkomst inzake het tijdstip van uitbetaling van loon van sommige werknemers, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 14 november 2000, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 25 februari 2003 (B.S. 20/05/2003). Par. 8 De collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en diensten van de Vlaamse Gemeenschap (Sociale Maribel), afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap op 27 januari 2003. Par. 9 De collectieve arbeidsovereenkomst tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid genaamd "Sociaal Fonds voor de Vlaamse Opvoedings- en Huisvestingsinrichtingen" en tot vaststelling van zijn statuten, afgesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen op 20 juli 1989, en algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 9 april 1990 (B.S. 12/05/1990), met inbegrip van latere wijzigingen en aanvullingen.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
125 21/11/2005
Par. 10 De collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de bevordering van initiatieven ten behoeve van risicogroepen, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap op 23 mei 2003. Art. 4 : Arbeidsduur Par. 1 De arbeidsduur van 38 uren per week kan op effectieve weekbasis worden bereikt of op basis van toepassingsmodaliteiten inzake compensatie. Zij kan per week of over een langere periode - maximaal 1 jaar worden bepaald. Evenwel geven enkel de gepresteerde of gelijkgestelde dagen waarvoor bezoldiging wordt toegekend recht op compensatieverlof, dus met uitsluiting van ondermeer de ziekteperioden na het gewaarborgd maandloon. Indien op weekbasis een arbeidsregime van meer dan 38 uren geldt, dan wordt de gemiddelde arbeidstijd van 38 uur per week bereikt door de toekenning van evenredige compensatie. Par. 2 De toepassingsmodaliteiten in uitvoering van dit artikel van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden op het niveau van de onderneming bepaald. Art. 5 : Toekenning van conventionele verlofdagen Par. 1 Alle werknemers ongeacht hun leeftijd hebben recht op twee conventionele verlofdagen per kalenderjaar. Voor deze conventionele verlofdagen, uitgedrukt overeenkomstig de gemiddelde contractuele dagelijkse arbeidsduur van de werknemer, heeft de betrokken werknemer recht op zijn normaal loon. Voor deeltijdse werknemers geldt de pro rata berekening overeenkomstig hun contractuele arbeidsduur. Par. 2 De conventionele verlofdagen gelden als gelijkgestelde dagen voor de berekening van de eindejaarstoelage.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
126 21/11/2005
Par. 3 Heeft de werknemer bij het einde van het kalenderjaar of bij zijn uitdiensttreding deze conventionele verlofdagen geheel of gedeeltelijk niet genomen, dan ontvangt hij een loon gelijk aan het aantal overeenkomende arbeidsuren vermenigvuldigd met zijn normaal uurloon. Indien bij uitdiensttreding de niet-opgenomen conventionele verlofdagen werden uitbetaald, behoudt de werknemer evenwel het recht om de niet-opgenomen verlofdagen van het betrokken kalenderjaar in arbeidsduur op te nemen bij de nieuwe werkgever, evenwel rekening houdend met het reeds door de vorige werkgever uitbetaalde loon voor deze verlofdagen. Par. 4 Het recht op de conventionele verlofdagen wordt proportioneel bepaald op basis van het aantal in het betrokken kalenderjaar effectieve of gelijkgestelde maanden arbeidsprestaties. De begonnen maand wordt hierbij meegerekend als gepresteerde maand. Voor de gelijkstelling met effectieve arbeidsprestaties gelden dezelfde periodes als voor de toekenning van de jaarlijkse vakantie van de werknemers. Par. 5 De conventionele verlofdagen worden genomen in gemeenschappelijk akkoord tussen de werknemer en de werkgever en dit rekening houdend met de dienstmogelijkheden. Par. 6 Dit artikel van deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op de werknemers welke bij de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst genieten van reeds geldende en minstens evenwaardige overeenkomsten en afspraken inzake de toekenning van bijkomend verlof, extra-legale feestdagen, extra-legale verlofdagen of andere reeds toegekende arbeidsduurverminderingen. Art. 6 : Klein verlet Voor de toekenning van de dagen klein verlet in toepassing van de Wet van 03/07/1978, artikel 30, het Koninklijk Besluit van 28/08/1963 zoals meermaals gewijzigd, en CAO nr.74 van de Nationale Arbeidsraad van 17/11/1999, wordt het begrip echtgenoot/echtgenote van de werknemer en de hieruit volgende familiebanden, gelijkgesteld en op dezelfde wijze toegepast ten aanzien van de partner van de werknemer die deel uitmaakt van eenzelfde gezin. De werknemer die gebruik wenst te maken van de gelijkstelling inzake de dagen klein verlet levert een attest "samenstelling van het gezin", verstrekt door het gemeente- of stadsbestuur, af aan de werkgever indien deze hierom verzoekt.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
127 21/11/2005
Art. 7 : Syndicale premie Par. 1 De werkgever stort jaarlijks VOOR 1 juli een bijdrage aan het "Intersyndicaal Fonds van de Opvoedings- en Huisvestingsinstellingen" met het oog op de uitbetaling van de syndicale premie. Par. 2 Het bedrag van de jaarlijkse bijdrage bedraagt 20,00 EUR per werknemer die tewerkgesteld is in het kader van de Besluiten van de Vlaamse regering vermeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Par. 3 Dit bedrag wordt jaarlijks, met ingang van 1 juli 2004, geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de maand juli van het betrokken kalenderjaar ten opzichte van het indexcijfer van de maand juli 2003. Art. 8 : Aanmoedigingspremies De ondertekenende partijen van deze collectieve arbeidsovereenkomst verklaren dat de werknemers van de sector, ressorterend onder het toepassingsgebied van het paritair subcomité 319.01 overeenkomstig het Besluit van de Vlaamse regering van 14/12/2001 houdende de hervorming van het stelsel van Vlaamse aanmoedigingspremies in de privé-sector, gebruik kunnen maken van overheidsstelsels van Vlaamse en federale aanmoedigingspremies voor : zorgkrediet, opleidingskrediet, ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering, of andere in dit verband door de overheid ingestelde maatregelen, zodat de werknemers toegang krijgen tot de door de bevoegde overheid vastgestelde premies, aan de daarvoor opgelegde voorwaarden. Art. 9 De onder par. 1 tot en met par. 9 van dit artikel vermelde collectieve arbeidsovereenkomsten, afgesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten en/of het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en - diensten van de Vlaamse Gemeenschap zijn niet van toepassing. Par. 1 De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2001 inzake vorming op het niveau van de voorzieningen, algemeen verbindend verklaard bij Koniniklijk Besluit van 30 september 2002 (B.S. 07.11.2002). Par. 2 De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2001 inzake managementondersteuning en omkadering, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 17 januari 2003 (B.S. 02/04/2003).
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
128 21/11/2005
Par. 3 De collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 2001 inzake de toekenning van conventionele verlofdagen. Par. 4 De collectieve arbeidsovereenkomsten van 18 juni 2001 en 28 mei 2002 betreffende het conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar. Par. 5 De collectieve arbeidovereenkomsten van 18 juni 2001 en 28 mei 2002 betreffende het halftijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar. Par. 6 De collectieve arbeidsovereenkomst van 27 januari 2003 betreffende het voltijds conventioneel brugpensioen vanaf de leeftijd van 56 jaar. Par. 7 De collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het kader van de eindeloopbaan. Par. 8 De collectieve arbeidsovereenkomst van 11 maart 2002 betreffende het recht op tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking. Par. 9 De collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 2002 inzake het recht op zorgkrediet, het recht op loopbaankrediet, het recht op vrijwillige vermindering van arbeidsprestaties vanaf de leeftijd van 50 jaar ("landingsbanen"), en andere eindeloopbaanregelingen. Art. 10 : Overgangsbepaling Individuele werknemers welke op de datum van inwerkingtreding van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gunstiger regelingen genieten bij de werkgever waarbij zij op deze datum tewerkgesteld zijn, blijven deze behouden tot op de datum van hun uitdiensttreding of pensioenstelling.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
129 21/11/2005
Art. 11 Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 9 december 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur. Elk der ondertekenende partijen kan ze opzeggen mits een opzeggingstermijn van zes maanden na te leven; deze opzegging wordt bij een ter post aangetekende brief aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse gemeenschap en aan elk der ondertekenende partijen betekend. De termijn van zes maanden begint te lopen de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop het aangetekend schrijven aan de Voorzitter is toegestuurd.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
130 21/11/2005
CAO van 29 april 1996 Gewijzigd door CAO van 1 juli 1998 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loonvoorwaarden voor de sector "Centra voor Integrale Gezinszorg", voormalig genoemd "Sector Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, Tehuizen voor moeder en kind
rechtsbron C.A.O.
C.A.O.
nr
reg.nr.
bron
Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid Ministerie van Te49115/co/3 werkstelling en 19.1 Arbeid 43152/co/3 19.01
rechtsbrondatum
gepubli- publicatieceerd in datum
pagina
29.04.1996
01.07.1998
Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en voor zover zij erkend worden binnen het Besluit van de Vlaamse Regering houdende de erkenning en de subsidiering van de Centra voor Integrale Gezinszorg van 21 december 1994. Meer bepaald is deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing op de voormalige Tehuizen voor moeder en kind uit de sector "Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, bij voormeld Besluit van de Vlaamse Regering genoemd als "Centra voor Integrale Gezinszorg". Onder werknemers wordt verstaan, het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel. Art. 2 De collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 1994, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, tot vaststelling van de loonvoorwaarden in de gehandicaptenzorg en de bijzondere jeugdbijstand, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 17 maart 1995 (Belgisch Staatsblad van 22 april 1995), is met ingang van 1 januari 1994 van toepassing op de werkgevers en werknemers waarvan sprake in artikel 1 hierboven. Art. 2 bis Par. 1 Voor het bepalen van de geldelijke anciënniteit komen de arbeidsdagen als bedoeld in par. 4 in aanmerking die het personeelslid telt als werknemer in een voltijdse of deeltijdse betrekking, verworven in een voorziening erkend overeenkomstig het besluit van 13 juli 1994 van de Vlaamse regering inzake de erkenningvoorwaarden voor de voorzieningen van de Bijzondere Jeugdbijstand of in een erkende voorziening van de gehandicaptenzorg.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
131 21/11/2005
Par. 2 Worden met de in par. 1 bedoelde arbeidsdagen gelijkgesteld : A. voor het directie- en administratief personeel :
A. de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook ter uitvoering van een overeenkomst als bediende; B. de gepresteerde arbeidsdagen in een administratieve functie in openbare besturen;
C. de gepresteerde arbeidsdagen in een administratieve functie in de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen. B. voor het logistiek personeel : de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook. C. Voor het begeleidend personeel en bijzondere functies :
1. de gepresteerde arbeidsdagen ter uitvoering van een overeenkomst als bediende in diensten en voorzieningen die behoren tot de sectoren van de culturele en de persoonsgebonden aangelegenheden, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen; 2. de gepresteerde arbeidsdagen als lid van het bestuurs-, het onderwijzend of het opvoedend personeel van de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen; 3. de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook als maatschappelijk assistent, psycholoog, pedagoog, orthopedagoog, gegradueerde in de orthopedagogie, criminoloog, agoog, opvoeder of lid van het begeleidend personeel, paramedicus of verpleger.
Par. 3 De geldelijke anciënniteit wordt berekend vanaf de datum dat het personeelslid, mits het vereiste diploma te bezitten, de minimumleeftijd heeft bereikt voor de uit te oefenen functie zoals bepaald door de Vlaamse minister. Indien eenzelfde personeelslid verscheidene deeltijdse functies vervult, worden deze slechts gesubsidieerd voor maximaal de duur die met een voltijdse betrekking overeenkomt. Par. 4 Onder arbeidsdagen worden verstaan : 1. de arbeidsdagen zoals omschreven in artikel 24 van het Koninklijk Besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; 2. de zaterdagen, de zondagen, de vakantiedagen en de wettelijke feestdagen, evenals de vervangingsdagen die hiervoor in de plaats komen; 3. de dagen van inactiviteit die voor het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap meegerekend worden voor de berekening van de anciënniteit.] (ingevoegd bij c.a.o. 01.07.1998)
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
132 21/11/2005
Art. 4 Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996. De effectieve uitbetaling van de aldus toegekende voordelen zal voor het deel dat nog niet toegekend werd met terugwerkende kracht onder de vorm van een eenmalig bedrag geschieden vanaf 1 januari 1994. Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan verlengd worden op verzoek van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap. (Deze CAO wordt verlengd voor onbepaalde duur met ingang van 1 januari 1997 - zie 12B])
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
133 21/11/2005
CAO van 20 februari 2001 tot wijziging CAO van 29 april 1996 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loonvoorwaarden voor de sector "Centra voor Integrale Gezinszorg", voormalig genoemd "Sector Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, Tehuizen voor moeder en kind
rechtsbron
nr reg.nr.
C.A.O.
C.A.O.
bron
rechtsbron- gepubli- publicatiedatum ceerd in datum
pagina
43152/c Ministerie van o/319.0 Tewerkstelling 29.04.1996 1 en Arbeid Ministerie van 63335/c Tewerkstelling 20.02.2001 o/319 en Arbeid
BIJZONDERE OPVANG KIND & GEZIN HISTORIEK relatie rechtsbron nr C.A.O.
C.A.O.
C.A.O.
reg.nr.
Bron
Rechtsbron- gepubliceerd Publicatiepagina datum in datum
Ministerie van 43152/co/319.01 Tewerkstelling 29.04.1996 en Arbeid Ministerie van 49115/co/319.1 Tewerkstelling 01.07.1998 en Arbeid Ministerie van 63335/co/319 Tewerkstelling 20.02.2001 en Arbeid
Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en voor zover zij erkend worden binnen het Besluit van de Vlaamse Regering houdende de erkenning en de subsidiering van de Centra voor Integrale Gezinszorg van 21 december 1994. Meer bepaald is deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing op de voormalige Tehuizen voor moeder en kind uit de sector "Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, bij voormeld Besluit van de Vlaamse Regering genoemd als "Centra voor Integrale Gezinszorg". Onder werknemers wordt verstaan, het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel. Art. 2 De collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 1994, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, tot vaststelling van de loonvoorwaarden in de gehandicaptenzorg en de bijzondere jeugdbijstand, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
134 21/11/2005
van 17 maart 1995 (Belgisch Staatsblad van 22 april 1995), is met ingang van 1 januari 1994 van toepassing op de werkgevers en werknemers waarvan sprake in artikel 1 hierboven. Daarenboven zullen vanaf 1 januari 1994 eveneens van toepassing zijn :
de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 1994 tot toekenning van een eindejaarstoelage in de gehandicaptenzorg, de bijzondere jeugdbijstand en de thuislozenzorg, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 30 november 1994 (Belgisch Staatsblad van 23 februari 1995), aangevuld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 1994, geregistreerd onder het nummer 37086/CO/319;
de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 1994 betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers in de gehandicaptenzorg en de bijzondere jeugdbijstand, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 13 oktober 1994 (Belgisch Staatsblad van 20 december 1994).
Art. 2 bis Par. 1 Voor het bepalen van de geldelijke anciënniteit komen de arbeidsdagen als bedoeld in par. 4 in aanmerking die het personeelslid telt als werknemer in een voltijdse of deeltijdse betrekking, verworven in een voorziening erkend overeenkomstig het besluit van 13 juli 1994 van de Vlaamse regering inzake de erkenningvoorwaarden voor de voorzieningen van de Bijzondere Jeugdbijstand of in een erkende voorziening van de gehandicaptenzorg. Par. 2 Worden met de in par. 1 bedoelde arbeidsdagen gelijkgesteld : A. voor het directie- en administratief personeel :
1. de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook ter uitvoering van een overeenkomst als bediende; 2. de gepresteerde arbeidsdagen in een administratieve functie in openbare besturen; 3. de gepresteerde arbeidsdagen in een administratieve functie in de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen. B. voor het logistiek personeel : de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook. C. Voor het begeleidend personeel en bijzondere functies :
1. de gepresteerde arbeidsdagen ter uitvoering van een overeenkomst als bediende in diensten en voorzieningen die behoren tot de sectoren van de culturele en de persoonsgebonden aangelegenheden, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen; 2. de gepresteerde arbeidsdagen als lid van het bestuurs-, het onderwijzend of het opvoedend personeel van de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen; 3. de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook als maatschappelijk assistent, psycholoog, pedagoog, orthopedagoog, gegradueerde in de orthopedagogie, criminoloog, agoog, opvoeder of lid van het begeleidend personeel, paramedicus of verpleger.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
135 21/11/2005
Par. 3 De geldelijke anciënniteit wordt berekend vanaf de datum dat het personeelslid, mits het vereiste diploma te bezitten, de minimumleeftijd heeft bereikt voor de uit te oefenen functie zoals bepaald door de Vlaamse minister. Indien eenzelfde personeelslid verscheidene deeltijdse functies vervult, worden deze slechts gesubsidieerd voor maximaal de duur die met een voltijdse betrekking overeenkomt. Par. 4 Onder arbeidsdagen worden verstaan : 1. de arbeidsdagen zoals omschreven in artikel 24 van het Koninklijk Besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; 2. de zaterdagen, de zondagen, de vakantiedagen en de wettelijke feestdagen, evenals de vervangingsdagen die hiervoor in de plaats komen; 3. de dagen van inactiviteit die voor het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap meegerekend worden voor de berekening van de anciënniteit.] (ingevoegd bij c.a.o. 01.07.1998)
Art. 3 [Dit artikel wordt opgeheven bij C.A.O. 20.02.01 en 13.03.01. Art. 4 Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996. De effectieve uitbetaling van de aldus toegekende voordelen zal voor het deel dat nog niet toegekend werd met terugwerkende kracht onder de vorm van een eenmalig bedrag geschieden vanaf 1 januari 1994. Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan verlengd worden op verzoek van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap. (Deze CAO wordt verlengd voor onbepaalde duur met ingang van 1 januari 1997 - zie 8B])
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
136 21/11/2005
CAO van 1 juli 1998 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loonvoorwaarden voor de sector "centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning" en de sector "centra voor integrale gezinszorg"
rechtsbron nr C.A.O.
reg.nr.
bron
rechtsbron- gepubli- publicatiepagina datum ceerd in datum
Ministerie van 49115/co/319.1 Tewerkstelling 01.07.1998 en Arbeid
BIJZONDERE OPVANG KIND & GEZIN Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de inrichtingen en diensten die ressorteren onder het paritair subcomité 319.01 en die erkend zijn als Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning of als Centra voor Integrale Gezinszorg. Onder werknemers wordt verstaan het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel. Art. 2 De collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 1995 (Koninklijk Besluit 4 oktober 1996 - Belgisch Staatsblad 26 maart 1997) betreffende de loonvoorwaarden voor de sector "Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning" wordt gesloten voor onbepaalde duur met ingang van 1 januari 1997. Art. 5 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking met ingang van 1 januari 1997. Zij is gesloten voor onbepaalde duur en kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van zes maanden, gericht bij een ter post aangetekend schrijven aan de Voorzitter van het paritair subcomité voor de Opvoedings- en Huisvestingsinrichtingen.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
137 21/11/2005
CAO van 27 juni 1995, KB van 23 mei 1997, BS van 30 september 1997 Gewijzigd door CAO van 1 juli 1998 Gewijzigd door CAO van 20 februari 2001, KB van 17 januari 2003, BS 2 april 2003 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loonvoorwaarden voor de sector "Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning", voormalig genoemd "Sector Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, Kinderdag- en nachtverblijven en Kinderopvangcentra
rechtsbron nummer reg.nr. bron rechtsbrondatum C.A.O. K.B.
27.06.1995 17.01.2003
gepubliceerd publicatiedatum pagina in B.S.
02.04.2003
16591
HISTORIEK relatie
rechtsbron C.A.O. K.B. C.A.O. C.A.O. K.B.
reg.nr.
nr
bron
rechtsgepubli- publicatiepagina brondatum ceerd in datum 27.06.1995 23.05.1997 B.S. 30.09.1997 25700
Ministerie 49115/co/319 van Tewerk01.07.1998 .1 stelling en Arbeid 20.02.2001 17.01.2003
B.S.
02.04.2003 16591
Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedingsen huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en voorzover zij erkend worden via Kind en Gezin. Meer bepaald is deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing op de voormalige Kinderopvangcentra en Kinderdag- en nachtverblijven uit de sector "Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, bij Besluit van de Vlaamse Regering van 6 april 1995 genoemd als "Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning". Onder werknemers wordt verstaan, het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel. Art. 2 De collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 1994, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, tot vaststelling van de loonvoorwaarden in de gehandicaptenzorg en de bijzondere jeugdbijstand, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 17 maart 1995 (B.S. 22.04.95), is met ingang van 1 januari 1994 van toepassing op de werkgevers en werknemers waarvan sprake in artikel 1 hierboven. Daarenboven zullen eveneens van toepassing zijn : Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
138 21/11/2005
de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 1994 tot toekenning van een eindejaarstoelage in de gehandicaptenzorg, de bijzondere jeugdbijstand en de thuislozenzorg, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 30 november 1994 (B.S. 23.02.95), aangevuld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 1994, geregistreerd onder nummer 37086/CO/319;
de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 1994 betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers in de gehandicaptenzorg en de bijzondere jeugdbijstand, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 13 oktober 1994 (B.S. 20.12.94).
Art. 2 bis Par. 1 Voor het bepalen van de geldelijke anciënniteit komen de arbeidsdagen als bedoeld in par. 4 in aanmerking die het personeelslid telt als werknemer in een voltijdse of deeltijdse betrekking, verworven in een voorziening erkend overeenkomstig het besluit van 13 juli 1994 van de Vlaamse regering inzake de erkenningvoorwaarden voor de voorzieningen van de Bijzondere Jeugdbijstand of in een erkende voorziening van de gehandicaptenzorg. Par. 2 Worden met de in par. 1 bedoelde arbeidsdagen gelijkgesteld :
A. voor het directie- en administratief personeel : 1.
de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook ter uitvoering van een overeenkomst als bediende;
2.
de gepresteerde arbeidsdagen in een administratieve functie in openbare besturen;
3.
de gepresteerde arbeidsdagen in een administratieve functie in de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen.
B. voor het logistiek personeel : de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook.
C. Voor het begeleidend personeel en bijzondere functies : 1.
de gepresteerde arbeidsdagen ter uitvoering van een overeenkomst als bediende in diensten en voorzieningen die behoren tot de sectoren van de culturele en de persoonsgebonden aangelegenheden, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
2.
de gepresteerde arbeidsdagen als lid van het bestuurs-, het onderwijzend of het opvoedend personeel van de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen;
3.
de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook als maatschappelijk assistent, psycholoog, pedagoog, orthopedagoog, gegradueerde in de orthopedagogie, criminoloog, agoog, opvoeder of lid van het begeleidend personeel, paramedicus of verpleger.
Par.3 De geldelijke anciënniteit wordt berekend vanaf de datum dat het personeelslid, mits het vereiste diploma te bezitten, de minimumleeftijd heeft bereikt voor de uit te oefenen functie zoals bepaald door de Vlaamse minister.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
139 21/11/2005
Indien eenzelfde personeelslid verscheidene deeltijdse functies vervult, worden deze slechts gesubsidieerd voor maximaal de duur die met een voltijdse betrekking overeenkomt. Par. 4 Onder arbeidsdagen worden verstaan : 1. de arbeidsdagen zoals omschreven in artikel 24 van het Koninklijk Besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; 2. de zaterdagen, de zondagen, de vakantiedagen en de wettelijke feestdagen, evenals de vervangingsdagen die hiervoor in de plaats komen; 3. de dagen van inactiviteit die voor het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap meegerekend worden voor de berekening van de anciënniteit.] (ingevoegd bij c.a.o. 01.07.1998)
Art. 3 Dit artikel wordt opgeheven bij C.A.O. 20.02.01 en 13.03.01. Art. 4 Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996. De effectieve uitbetaling van de aldus toegekende voordelen zal voor het deel dat nog niet toegekend werd met terugwerkende kracht onder de vorm van een eenmalig bedrag geschieden vanaf 1 januari 1994. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 1 maart 1994 betreffende de loonvoorwaarden voor de sector Bijzondere Opvang van Kind en Gezin, geregistreerd onder nummer 35664/CO/319. Zij kan verlengd worden op verzoek van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap. (Deze CAO wordt verlengd voor onbepaalde duur met ingang van 1 januari 1997 - zie 11B])
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
140 21/11/2005
CAO van 1 maart 1994, KB van 18 november 1994, BS van 25 februari 1995 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loontoeslagen in de thuislozenzorg
rechtsbron nummer reg.nr. bron rechtsbrondatum gepubliceerd in publicatiedatum pagina C.A.O. 01.03.1994 K.B. 18.11.1994 B.S. 25.02.1995 04292 THUISLOZENZORG Hoofdstuk I : Toepassingsgebied Hoofdstuk III : Loontoeslagen 1. Loontoeslag voor nachtdienst 1.1. Algemene bepalingen 1.2. Actief nachtwerk 1.3. Slapende nachtdienst Hoofdstuk IV : Slotbepalingen
HOOFDSTUK I : TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle werknemers en werkgevers van de instellingen en diensten erkend door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap als : 1. Centrum voor Residentieel Welzijnswerk specifieke erkenningscategorie Residentiele Crisisopvang; 2. of als Centrum voor Residentiele Opvang van Jongvolwassenen, in de mate dat zij betrekking heeft op de functies welke zijn voorzien door de subsidienormen die gelden voor de instellingen en diensten waar de betrokken werknemers zijn tewerkgesteld.
De effectieve uitbetaling van de loontoeslagen bedoeld in deze collectieve arbeidsovereenkomst zal met terugwerkende kracht geschieden vanaf 1 november 1993 op voorwaarde dat door de subsidiërende overheid een subsidie ter beschikking gesteld wordt die toelaat de in deze collectieve arbeidsovereenkomst toegekende loontoeslagen uit te betalen. Onder werknemers wordt verstaan het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
141 21/11/2005
HOOFDSTUK III : LOONTOESLAGEN
1. Loontoeslag voor nachtdienst 1.1. Algemene bepalingen Art. 6 Par. 1 De bij de artikelen 7 en 8 bedoelde loontoeslagen worden toegekend met dien verstande dat de maandelijkse globale som ervan in totaal 10 pct. van het subsidieerbare brutomaandloon van de betrokkene niet overschrijdt. Par. 2 Als deler voor de berekening van het bruto-uurloon waarop de toeslag wordt berekend, wordt het getal 1976 gehanteerd. Par. 3 Onder bruto-uurloon of brutomaandloon wordt het baremieke brutoloon verstaan zonder premies, toeslagen, vergoedingen of andere weddesupplementen. Par. 4 Voor de loontoeslagen vervat in de artikelen 7 en 8 komen de prestaties verricht tussen tweeëntwintig en zes uur in aanmerking. De in vorige alinea bepaalde uurregeling mag eventueel verschoven worden, op voorwaarde evenwel acht uren te blijven tellen.
1.2. Actief nachtwerk Art. 7 Voor elk gepresteerd uur actief nachtwerk, of voor elke bij latere sectoriele collectieve arbeidsovereenkomst daarmee gelijkgestelde periode, wordt voor de bij artikel 1 bedoelde werknemers eveneens een loontoeslag toegekend. Deze toeslag bedraagt 20 pct. van het subsidieerbare bruto-uurloon van de werknemer.
1.3. Slapende nachtdienst Art. 8 Par. 1 Voor slapende nachtdienst wordt een loontoeslag voor minimum drie uur per nacht toegekend. Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
142 21/11/2005
Deze toeslag bedraagt 20 pct. van het subsidieerbare bruto-uurloon van de werknemer. Par. 2 In geval van actief nachtwerk gedurende de slapende nachtdienst, zal de gepresteerde werktijd dubbel tellen zonder dat door deze berekeningswijze in totaal acht uur bezoldiging kunnen overschreden worden. Op de hiervoor toegekende bezoldiging wordt de loontoeslag toegepast, berekend zoals voorzien bij artikel 6.
3. Loontoeslag voor wettelijke feestdagen Art. 10 Par. 1 Voor bepaalde prestaties verstrekt op wettelijke feestdagen, wordt een loontoeslag toegekend van 50 % van het subsidieerbaar brutouurloon onder de hierna vermelde modaliteiten, aan alle personeelsleden zoals bedoeld in artikel 1. Par. 2 In het bruto-uurloon mag de haard- of standplaatsvergoeding niet verrekend worden, behoudens wanneer het gewaarborgd minimumloon wordt uitgekeerd. Andere premies, toeslagen en vergoedingen worden evenmin in aanmerking genomen voor de berekening van deze loontoeslag. Par. 3 Deze toeslag is niet cumuleerbaar met de loontoeslag voor zondagsprestaties zoals bedoeld bij artikel 9. Par. 4 Deze toeslag is niet cumuleerbaar met de toeslagen voor nachtdienst. Par. 5 Deze toeslag wordt toegekend voor de prestaties verricht tussen nul en vierentwintig uur evenwel met uitsluiting van de periode bedoeld bij artikel 6, par. 4. Par. 6 Voor de dagen waarop gewerkt wordt in vervanging van een feestdag die op zondag valt, worden geen loontoeslagen toegekend.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
143 21/11/2005
HOOFDSTUK IV : SLOTBEPALINGEN Art. 12 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 november 1993. Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en mag, geheel of gedeeltelijk, worden opgezegd door elk van de partijen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, gericht bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
144 21/11/2005
CAO van 27 januari 2003 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de bepaling in euro van de van toepassing zijnde loonbarema's en indexveranderlijke bedragen
rechtsbron nr
C.A.O.
reg.nr.
bron
rechtsbron- gepubliceerd publicatiedatum pagina datum in
Ministerie van Te68889/co/319.1 werkstel- 27.01.2003 ling en Arbeid
GEHANDICAPTENZORG EN BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedingsen huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Onder werknemers wordt verstaan, het mannelijke en vrouwelijk werklieden en bediendepersoneel. Art. 2 Met ingang van 1 januari 2002 worden de van toepassing zijnde bedragen van de loonbarema's en indexveranderlijke bedragen vastgesteld in EURO iovereenkomstig de tabellen gevoegd in bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst. Art. 4 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in voege op 1 januari 2002 en werd gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van zes maanden, bij aangetekend schrijven gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité van de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Bijlage Weddesupplementen en EUR vanaf 1 januari 2002 : avonddienst en zaterdagprestaties : 1, Bijlage Vergoeding vakantieverblijven in EUR vanaf 1 januari 2002 : 29,63
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
145 21/11/2005
CAO van 19 december 2000, KB van 3 december 2003, BS van 27 januari 2004 Koninklijk Besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 19 december 2000 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende de vaststelling van de baremieke anciënniteit
relatie rechtsbron nr CAO Neerlegging K.B. CAO Registratie C.A.O.
reg.nr.
bron rechtsbrondatum
gepubliceerd publicatiedatum pagina in
16.05.2001 03.12.2003
B.S.
27.01.2004
63336/co/319
15.07.2002
B.S.
02.08.2002
63336/co/319
14.11.2000
04676
Voor het bepalen van de baremieke anciënniteit van de werknemer komen de arbeidsdagen en de gelijkgestelde dagen in aanmerking die de werknemer heeft verworven in een voltijdse of deeltijdse betrekking (Geldigheidsduur :vanaf 1 december 2000 voor onbepaalde duur)
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
146 21/11/2005
CAO van 18 juni 2001 tot wijziging CAO van 14 november 2000 KB van 3 december 2003, BS 27 januari 2004 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de toekenning van een haard- of standplaatsvergoeding
rechtsbron nr
reg.nr.
rechtsbron- gepubliceerd publicatiepagina datum in datum 14.11.2000
bron
C.A.O. Ministerie van Te68212/co/319 werkstelling en Arbeid
C.A.O.
18.06.2001
ALGEMEEN relatie rechtsbron nr
reg.nr.
bron
C.A.O. K.B. C.A.O.
C.A.O.
Ministerie van Tewerk68212/co/319 stelling en Arbeid Ministerie van Tewerk73567/co/319.1 stelling en Arbeid
rechtsbron- gepubliceerd publicatiepagina datum in datum 14.11.2000 03.12.2003 B.S. 27.01.2004 04672 18.06.2001
09.12.2003
Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap. Onder werknemers wordt verstaan het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel. Art. 2 Een haardtoelage wordt toegekend aan : 1. Het gehuwde personeelslid of het personeelslid dat wettelijk samenwoont, behalve wanneer de toelage aan hun echtgenoot of echtgenote of partner wordt toegekend. Onder "samenwonen" wordt verstaan : het onder hetzelfde dak samenleven van twee of meerdere personen die hun huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelen, zonder graad van bloedverwantschap. Het bewijs wordt geleverd via attestering door de gemeentelijke overheid. 2. Het alleenstaande personeelslid van wie één of meer kinderen deel uitmaken van het gezin die recht geven op kinderbijslag. Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
147 21/11/2005
3. Een standplaatstoelage wordt toegekend aan de personeelsleden die geen recht hebben op een haardtoelage. In het geval dat de twee echtgenoten of de twee of meerdere personen die samenwonen elk beantwoorden aan de voorwaarden om de haardtoelage of de standplaatstoelage te verkrijgen, wijzen ze in onderling akkoord diegene aan wie respectievelijk de haardtoelage of de standplaatstoelage zal uitbetaald worden.
Art. 3 Het jaarlijks bedrag van de haard- of standplaatstoelage wordt, afhankelijk van het bruto-jaarloon, vastgesteld volgens onderstaande tabel : BRUTO-JAARLOON tot 635.114 frank tot 720.718 frank
HAARDTOELAGE STANDPLAATSTOELAGE 29.040 BEF 14.520 BEF 14.520 BEF 7.260 BEF
Haard- en standplaatstoelage (meest recente cijfers juridisk) GRENS per jaar per maand
HAARD 695 546 BEF 793 863 BEF 57 962 BEF 66 155 BEF
31 433 BEF 15 716 BEF 2 619 BEF 1 310 BEF
STANDPLAATS 15 716 BEF 7 858 BEF 1 310 BEF 655 BEF
Indien het bruto-jaarloon van een personeelslid het grensbedrag van 635.114 frank respectievelijk 720.718 overschrijdt, kan zijn brutoloon, in voorkomend geval vermeerderd met de overeenstemmende haard- of standplaatstoelage, niet minder bedragen dan het grensbedrag, vermeerderd met het bedrag van de overeenstemmende haardof standplaatstoelage. Ten belope van het verschil wordt de hem toegekende toelage vermeerderd of wordt hem een gedeeltelijke toelage toegekend. De toelage wordt berekend op het baremiek bedrag van de weddeschalen, zonder rekening te houden met premies, toeslagen of andere weddesupplementen. Art. 4 Par. 1 De haard- of standplaatstoelage wordt aan personeelsleden met onvolledige dienstprestaties toegekend, in evenredigheid met deze prestaties. Par. 2 De haard- of standplaatstoelage wordt maandelijks betaald, samen met het loon van de maand waarvoor zij verschuldigd is. Wanneer in de loop van de maand zich een feit voordoet, dat het recht op de toelage wijzigt, wordt het voordeligste stelsel voor de volledige maand toegepast. Wanneer voor de maand geen volledig maandloon verschuldigd is, wordt de toelage betaald volgens dezelfde voorwaarden als het loon.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
148 21/11/2005
Par. 3 Het in aanmerking te nemen loon is dat wat zou worden toegekend indien de deeltijdse betrekking van de werknemer een voltijdse betrekking zou zijn. Par. 4 In toepassing van voormelde beginselen, dient de haard- of standplaatsvergoeding voor de werknemers die verschillende deeltijdse functies uitoefenen berekend te worden op de wedde voor elke functie afzonderlijk, telkens om te zetten in een voltijdse functie, om het bedrag ervan te kennen. Par. 5 De toelage wordt berekend op het loon uitgewerkt volgens de weddeschalen, zonder rekening te houden met premies, toeslagen, weddesupplementen en vergoedingen. Par. 6 De toelage is onderworpen aan de bijdragen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en wordt bij de totale loonmassa gevoegd voor de berekening van het vakantiegeld.
De bedragen van de haard- of standplaatsvergoeding zijn onderhevig aan dezelfde werkwijze van indexaanpassingen als de baremieke maandlonen die van toepassing zijn in de sector.] (ingevoegd bij c.a.o. 18.06.2001)
Art. 5 De haardtoelage wordt slechts betaald na voorlegging van een door het personeelslid ondertekende verklaring in dubbel exemplaar, waarvan het model in bijlage wordt gevoegd. Te dien einde bezorgt de werkgever aan het betrokken personeelslid een dergelijk exemplaar. Aan de overige personeelsleden wordt de standplaatstoelage toegekend. Art. 6 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking met ingang van 1 januari 2001 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door elk van de partijen opgezegd worden mits een opzeggingstermijn van zes maanden gericht bij een ter post aangetekend schrijven aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
149 21/11/2005
Bijlage VERKLARING OP EREWOORD Deze verklaring op eer dient te worden ingevuld door de werknemer die wenst te genieten van de haardtoelage. Met deze verklaring op erewoord bevestigt de ondertekenende werkemer, aanvrager van een haardtoelage, dat hij kennis genomen heeft van de algemene en specifieke beschikkingen inzake de toekenning van de haard- en standplaatsvergoeding. De ondergetekende verklaart zich in één van de volgende gevallen te bevinden : (1 o gehuwd o samenwonend alleenstaande met één of meer kinderen die deel uitmaken van het gezin die recht geven op kinderbijslag De aanvrager verklaart dat zijn echtgenoot/echtgenote of de persoon met wie men samenwoont, niet genieten van een haardtoelage. HAARDTOELAGE : aanvraag Werknemer die de aanvraag indient
Echtgenoot/echtgenote of persoon met wie de werknemer samenwoont
----------------------------------------------------------------------------ONDERGETEKENDE : Naam en voornaam : ---------------------------------------------------------------------------Adres : ----------------------------------------------------------------------------Functie : ----------------------------------------------------------------------------Werkgever : ----------------------------------------------------------------------------Handtekening : --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------(1) Gelieve aan te kruisen wat past
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
150 21/11/2005
CAO van 14 november 2000, KB van 25 februari 2003, BS van 20 mei 2003 Collectieve arbeidsovereenkomst inzake het tijdstip van uitbetaling van het loon van sommige werknemers
rechtsbron nummer reg.nr. bron rechtsbrondatum gepubliceerd in publicatiedatum pagina C.A.O. 14.11.2000 K.B. 25.02.2003 B.S. 20.05.2003 27372 Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers die ressorteren onder het paritair subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap. Onder werknemers wordt verstaan het mannelijke en vrouwelijke werkliedenpersoneel. Art. 2 In uitvoering van artikel 9, tweede lid van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers wordt het loon van het werkliedenpersoneel betaald overeenkomstig artikel 9, punt 1 van hierboven vermelde wet en dit volgens de termijnen bepaald in het arbeidsreglement van de onderneming. Art. 3 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2001. Zij is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan worden opgezegd door elk van de partijen mits een opzeggingstermijn van zes maanden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
151 21/11/2005
CAO van 1 maart 1994, gewijzigd bij CAO van 15 december 2004 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de toekenning van een eindejaarstoelage (Vlaamse Gemeenschap)
rechtsbron nr
reg.nr.
C.A.O. C.A.O.
bron
rechtsbron- gepubliceerd publicatiedatum pagina datum in 01.03.1994
Ministerie van 73911/co/319 Tewerkstelling 16.12.2004 en Arbeid
HISTORIEK Hoofdstuk I : Toepassingsgebied Hoofdstuk II : Vaststelling van het bedrag Hoofdstuk III : Toekenning van de premie Hoofdstuk IV : Berekeningswijze Hoofdstuk V : Betalingsmodaliteit Hoofdstuk VI : Slotbepalingen Gelet op het Koninklijk Besluit van 5 september 1994 houdende uitvoering van artikel 5, par. 2, tweede lid, van het Koninklijk Besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen;
HOOFDSTUK I : TOEPASSINGSGEBIED Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, voor zover zij door de Vlaamse Gemeenschap erkend en gesubsidieerd worden volgens de normen vastgesteld door het "Bestuur voor Bijzondere Jeugdbijstand" of door het "Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap". Zij is eveneens van toepassing op alle werknemers en werkgevers van de instellingen en diensten erkend door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap als : 1) Centrum voor Residentieel Welzijnswerk 2) of als Centrum voor Residentiele Opvang van Jongvolwassenen 3) of als dienst voor Begeleid Zelfstandig Wonen voor Jongvolwassenen voor zover deze dienst toegevoegd is aan een erkend Centrum Voor Residentiele Opvang van Jongvolwassenen.
HOOFDSTUK II : VASTSTELLING VAN HET BEDRAG Art.2 Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit een vast geïndexeerd gedeelte en een vast nietgeïndexeerde gedeelte. Dit bedrag wordt verhoogd met een veranderlijk gedeelte. Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
152 21/11/2005
Art. 3 Het vast geïndexeerd gedeelte wordt vanaf 1993 berekend bij toepassing van artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering zoals goedgekeurd op 15 december 1993 houdende de subsidiering van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector. Art. 4 Het vast geïndexeerd gedeelte bedraagt 9.398 F voor het jaar 1993. Het wordt vanaf 1994 jaarlijks aangepast op basis van de volgende formule : Het bedrag van het vast gedeelte van het in aanmerking genomen jaar wordt bekomen door het vast gedeelte toegekend tijdens het vorig jaar te verhogen met een percentage dat afhangt van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Dit percentage wordt bekomen door het indexcijfer dat van kracht is in oktober van het in aanmerking genomen jaar te delen door het indexcijfer dat van kracht was in oktober van het vorig jaar. Het percentage wordt berekend tot op vier decimalen. Het bedrag van het vast gedeelte van deze eindejaarstoelage wordt jaarlijks vastgesteld en als bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen. Art. 5 Het vast niet-geïndexeerde gedeelte bedraagt 2.222 F. Art. 6 Het veranderlijk gedeelte bedraagt 2,5 pct. van het geïndexeerd brutojaarloon van de werknemer. Onder geïndexeerd brutojaarloon wordt verstaan : de uitkomst van de vermenigvuldiging met twaalf van het geïndexeerd baremiek brutomaandloon aan de betrokkene verschuldigd voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar, desgevallend met inbegrip van de haard- en standplaatstoelage, maar met uitsluiting van andere premies, toeslagen, weddesupplementen of vergoedingen.
HOOFDSTUK III : TOEKENNING VAN DE PREMIE Art. 7 Het totale bedrag van de toelage wordt uitgekeerd aan de werknemer die, verbonden door een arbeidsovereenkomst, een functie uitoefent welke bestaat in het uitvoeren van werkelijke of daarmee gelijkgestelde volledige arbeidsprestaties, en die zijn gehele loon heeft of zou hebben genoten tijdens de gehele referentieperiode, dit is de periode die zich uitstrekt van 1 januari tot 30 september van het jaar waarvoor de toelage is verschuldigd. Art. 8 Wanneer een werknemer het totale bedrag van de toelage niet kan genieten wegens deeltijdse arbeidsprestaties, wordt dit bedrag verminderd in verhouding tot het loon dat hij heeft of zou hebben ontvangen. Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
153 21/11/2005
Art. 9 De eindejaarstoelage is niet verschuldigd aan de om dringende reden ontslagen werknemers, noch voor de arbeidsprestaties verricht tijdens een niet afdoende proefperiode. Art. 10 De werknemers die zich in proefperiode bevinden op het ogenblik van de betaling van de eindejaarstoelage, hebben geen recht op deze toelage. Wanneer een werknemer, die volledige arbeidsprestaties verricht, het totale bedrag van de toelage niet kan genieten omdat hij in dienst of uit dienst van de inrichting is getreden in de loop van de referentieperiode, wordt dit bedrag verminderd in verhouding tot de tijdens de referentieperiode verrichte of daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties. Art. 11 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op werknemers die reeds een toelage genieten welke hiermee ten minste gelijkwaardig is. Onverminderd deze bepalingen vervangt de eindejaarstoelage bedoeld in deze collectieve arbeidsovereenkomst alle andere toelagen welke tot op heden bij wijze van eindejaarspremie zijn toegekend.
HOOFDSTUK IV : BEREKENINGSWIJZE Art. 12 Iedere gewerkte, of daarmee gelijkgestelde maand, tijdens de referentieperiode, geeft recht op 1/9de van het bedrag van de toelage, berekend overeenkomstig de artikelen 2, 3, 4 en 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Elke verbintenis ingegaan voor de dertiende dag van de maand wordt beschouwd als een verbintenis voor een volledige maand. Art. 13 Wanneer de betrokkene het voordeel van zijn bezoldiging niet heeft genoten voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar, komt voor de berekening van het veranderlijk gedeelte van de toelage het geïndexeerd brutojaarloon in aanmerking welke voor de berekening van zijn loon voor deze maand tot grondslag zou hebben gediend, indien dat laatstvernoemde loon verschuldigd was geweest.
HOOFDSTUK V : BETALINGSMODALITEIT Art. 14 De eindejaarstoelage is betaalbaar in de maand december van het jaar waarvoor ze wordt toegekend. Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
154 21/11/2005
HOOFDSTUK VI : SLOTBEPALINGEN Art. 15 Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt hoofdstuk IX van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 1990 betreffende de loonvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 6 juli 1992, respectievelijk gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 17 april 1992 en 19 november 1992, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 21 januari 1993 en 20 december 1993. Art. 16 Zij heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1993 en is gesloten voor onbepaalde tijd en kan worden opgezegd door elk van de partijen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
155 21/11/2005
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 1994 houdende toekenning van een eindejaarstoelage (Vlaamse Gemeenschap Vaststelling van het vast geindexeerd gedeelte van de eindejaarstoelage A. Evolutie van het vast geindexeerd gedeelte van de eindejaarstoelage vanaf zijn indexering (ter informatie) 1. jaar 1987 : 8.000 F 2. jaar 1988 : 8.107 F 3. jaar 1989 : 8.402 F 4. jaar 1990 : 8.760 F 5. jaar 1991 : 8.955 F 6. jaar 1992 : 9.149 F 7. jaar 1993 : 9.398 F B. Aanpassing van het vast geindexeerd gedeelte van de eindejaarstoelage overeenkomstig artikel 4, 4de lid van deze collectieve arbeidsovereenkomst 1. jaar 1994 : 9.458 F (Ingevoegd bij C.A.O. 20.12.94) 2. jaar 1995 : 9.582 F (Ingevoegd bij C.A.O. 22.12.95) 3. jaar 1996 : 9.761 F (Ingevoegd bij C.A.O. 28.01.97) 4. jaar 1997 : 9.871 F (Ingevoegd bij C.A.O. 15.06.98) 5. jaar 1998 : 9.991 F (Ingevoegd bij C.A.O. 15.01.99) 6. jaar 1999 : 10.081 F (Ingevoegd bij C.A.O. 22.12.99) 7. jaar 2000 : 10.314 F (Ingevoegd bij C.A.O. 19.12.00) 8. jaar 2001 : 10.623 BEF/263,34 EUR (Ingevoegd bij C.A.O. 17.12.01) 9. jaar 2002 : 266,26 EUR (Ingevoegd bij C.A.O. 16.12.02) 10. jaar 2003 : 270,41 EUR (Ingevoegd bij C.A.O. 17.11.03) 11. jaar 2004 : 276,06 EUR (Ingevoegd bij C.A.O. 16.12.04)
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
156 21/11/2005
CAO van 1 maart 1994, KB van 13 oktober 1994, BS van 20 december 1994 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerkosten van de werknemers
rechtsbron nummer reg.nr. bron rechtsbrondatum gepubliceerd in publicatiedatum pagina C.A.O. 01.03.1994 K.B. 13.10.1994 B.S. 20.12.1994 31252 Hoofdstuk I : Beginsel Hoofdstuk II : Rechthebbenden Hoofdstuk III : Bepaling van de loongrens voor de toekenning van de tussenkomst van de werkgever Hoofdstuk IV : Vaststelling van de bijdrage van de werkgever Hoofdstuk V : Verdere modaliteiten inzake de toekenning van de bijdrage Hoofdstuk VI : Vergoedingen van de werkgevers voor het gebruik van persoonlijke vervoermiddelen om dienstredenen Hoofdstuk VII : Slotbepalingen Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en werkgevers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, voor zover zij door de Vlaamse Gemeenschap erkend en gesubsidieerd worden volgens de normen vastgesteld door het "Bestuur voor Bijzondere Jeugdbijstand" of door het "Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap". Onder werknemers wordt verstaan, het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel.
Hoofdstuk I : Beginsel Art. 2 Onder de hierna gestelde voorwaarden en modaliteiten, dragen de werkgevers bij in de vervoerkosten van de werknemers, ongeacht het gebruikte vervoermiddel.
HOOFDSTUK II : RECHTHEBBENDEN Art. 3 Enkel de werknemers die aanspraak kunnen maken op een treinkaart die geldt als sociaal abonnement in de zin van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden, komen in aanmerking voor de toekenning van deze bijdrage.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
157 21/11/2005
Art. 4 Zij is derhalve niet van toepassing op de bedienden wier jaarlijkse brutobezoldiging, desgevallend vermeerderd met inkomsten van andere werkgevers, berekend volgens de artikelen 6 tot en met 13, 1.200.000 F overschrijdt. Art. 5 Iedere latere aanpassing van dit grensloon - incluis eventueel door indexering ervan - langs een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad, wordt toegepast.
HOOFDSTUK III : BEPALING VAN DE LOONGRENS VOOR DE TOEKENNING VAN DE TUSSENKOMST VAN DE WERKGEVER Art. 6 Voor de raming van de jaarlijkse brutobezoldiging zoals in artikel 4 omschreven, wordt als volgt tewerk gegaan : Par. 1 Voor de bedienden die de maand voor de aanvraag reeds in dienst van de werkgever waren, wordt de eventuele overschrijding van de loongrens vastgesteld op basis van een referteloon. Dit referteloon omvat het tijdens het laatste kwartaal van het vorig jaar werkelijk verdiende of gelijkgestelde brutoloon van de werknemer, zoals aangegeven aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid. Dit bedrag wordt evenwel verminderd met :
de haard- of standplaatstoelage;
de eindejaarstoelage;
het eventuele dubbel vakantiegeld;
de eventuele bijkomende gezinsvergoedingen en allerlei vrijgevigheden;
de bedragen toegekend als vergoeding voor gemaakte kosten, bv. reiskosten.
Het wordt daarna vermenigvuldigd met vier om het jaarloon te verkrijgen. Het resultaat van deze bewerking mag de loongrens niet overschrijden. Par. 2 Voor de bedienden die bij de aanvraag in dienst treden van de werkgever, wordt de eventuele overschrijding van de loongrens vastgesteld door het geïndexeerd brutomaandloon te vermenigvuldigen met twaalf. Het eventueel recht op de toekenning van de bijdrage kan slechts worden herzien na een volledig kwartaal met prestaties of gelijkgestelde periodes. In voorkomend geval wordt de in vorige paragraaf voorziene berekeningswijze gehanteerd, met dien verstande dat het loon van hier bedoeld kwartaal als referteloon dient. Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
158 21/11/2005
Een eventuele aanpassing heeft geen invloed op het verleden. Par. 3 Indien de bediende tijdens het kwartaal dat voor de bepaling van het referteloon dient, geen of slechts een onvolledig loon heeft genoten, zal een fictief loon gehanteerd worden. Het fictief loon wordt bekomen door het door de werknemer werkelijk verdiende brutoloon voor de drie laatste maanden of delen van maanden met prestaties als referteloon te nemen, het desgevallend om te zetten naar een kwartaalloon en vervolgens naar een jaarloon, volgens de in par. 1 gehanteerde berekeningswijze. Bovendien wordt er desgevallend rekening gehouden met de aanpassingen, opgesomd in artikel 7, die tijdens het laatste kwartaal van dat jaar zijn of zouden zijn opgetreden indien de werknemer loon zou hebben genoten. Voor de werknemer echter die sinds meer dan 12 maanden geen loon meer ontvangt, zal er gewerkt worden alsof het een nieuwe werknemer betrof in de zin van par. 2. Art. 7 Par. 1 Het recht op de bijdrage wordt voor de duurtijd van de aanvraag gevestigd, zonder evenwel het einde van het jaar van de aanvraag te overschrijden. Par. 2 Het kan evenwel in volgende omstandigheden worden herzien :
bij een anciënniteitsverhoging;
bij de toekenning van een hogere loonschaal;
bij een wijziging van de tewerkstellingsduur, incluis bij de overgang van een loonstelsel waarbij weinig of geen premies, vergoedingen en toeslagen worden toegekend of omgekeerd;
wanneer de loonindexering de indexering van de loongrens overstijgt.
Par. 3 Het recht vervalt of wordt hersteld, indien, bij de in par. 2 opgesomde omstandigheden, de vermenigvuldiging met twaalf van het geïndexeerd brutomaandloon van de werknemer, al dan niet de overschrijding van de loongrens als resultaat heeft. Indien dit niet het geval is, wordt het behoud van het recht opnieuw getoetst, zoals voor een nieuwe werknemer bedoeld in artikel 6, par. 2, na een volledig kwartaal met toepassing van de voornoemde omstandigheden. Een eventuele aanpassing heeft geen invloed op het verleden.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
159 21/11/2005
HOOFDSTUK IV : VASTSTELLING VAN DE BIJDRAGE VAN DE WERKGEVER Art. 8 Par. 1 De werkgever draagt, op aanvraag van de betrokkene, vanaf de vijfde kilometer indien het geen treinvervoer betreft, bij in de vervoerkosten van de werknemer overeenkomstig de tabel als bijlage gevoegd bij het Koninklijk Besluit van 28 juli 1962 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van betaling van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden, voor het aantal kilometers afgelegd tussen de verblijfplaats van de werknemer en de werkplaats. Met de werkplaats wordt iedere plaats gelijkgesteld waar de werknemers worden opgenomen door een vervoermiddel dat eigendom is van de voorziening of volledig door deze laatste wordt betaald. Eventuele latere aanpassingen van deze tabellen zullen worden toegepast, behoudens uitdrukkelijk verzet van de werkgevers, betekend aan de voorzitter van het paritair comité. Par. 2 Ingeval de werknemer echter gebruik maakt van het gemeenschappelijk openbaar vervoer, waarvan de prijs niet in verhouding staat tot de afstand of wanneer het een eenheidsprijs is, ongeacht de afstand, wordt de bijdrage van de werkgever forfaitair vastgesteld en bedraagt zij 50 pct. van de effectief door de werknemer betaalde prijs, zonder evenwel het bedrag van de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor een afstand van 7 kilometer te overschrijden. Par. 3 Bij gebruik van verscheidene vervoermiddelen worden de afstanden samengesteld om het totaal aantal afgelegde kilometers te bepalen, met uitzondering van het forfait voorzien in par. 2. In voorkomend geval wordt deze forfaitaire tussenkomst toegevoegd aan het totaal bedrag. Par.4 Voor het door de werkgevers met financiële deelneming van de werkgevers georganiseerd vervoer, mag de deelneming van de werknemers niet meer bedragen dan 50 pct. van de prijs van een treinkaart 2de klasse, die geldt als sociaal abonnement.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
160 21/11/2005
HOOFDSTUK V : VERDERE MODALITEITEN INZAKE DE TOEKENNING VAN DE BIJDRAGE Art. 9 Wat de toepassing van artikel 8, par. 1 betreft, wordt in geval de werknemer de afstand niet kan bewijzen aan de hand van reisbewijzen, deze afstand in de voorziening of dienst vastgesteld. Art. 10 De bijdrage van de werkgever geldt niet voor de dagen waarop de werknemer niet heeft gewerkt, om welke reden het ook zij, behalve in geval de gerechtigde een reisbewijs heeft moeten kopen dat niet nog eens kan worden gebruikt, noch terugbetaald. De maandelijkse bijdrage wordt dan verminderd met 1/25e van het maandbedrag per niet gepresteerde dag. Art. 11 De bijdrage van de werkgever in de door de werknemer gedragen vervoerkosten wordt maandelijks betaald aan de werknemer met een maandabonnement, of ter gelegenheid van de betaalperiode welke in de voorziening of dienst gebruikelijk is bij gebruik van een privaat vervoermiddel, of voor de vervoerbewijzen welke geldig zijn voor een week. Elk bedrag dat ten onrechte werd uitbetaald, wordt teruggevorderd bij de volgende loonuitbetaling. Art. 12 Teneinde de werknemers toe te laten te kunnen genieten van de in de voorgaande artikelen voorziene financiële bijdragen moet de werkgever de werknemers een verklaring op eer laten invullen, waarvan het model als bijlage, I. aan deze collectieve arbeidsovereenkomst is toegevoegd. Art. 13 De werknemers die de maand voor de indiening van de aanvraag bedoeld in artikel 8, par. 1, reeds in dienst van de werkgever waren, dienen deze in de loop van de maand januari bij de werkgever in. De werknemers die nieuw in dienst treden, dienen ze bij de aanwerving in. Ze wordt minstens jaarlijks, in de loop van de maand januari hernieuwd.
HOOFDSTUK VI : VERGOEDINGEN VAN DE WERKGEVERS VOOR HET GEBRUIK VAN PERSOONLIJKE VERVOERMIDDELEN OM DIENSTREDENEN Art. 14 De werknemer die om dienstredenen gebruik maakt van zijn persoonlijk voertuig en voor zover de toelating door de hiërarchische verantwoordelijke hiervoor is verleend, heeft recht op een vergoeding voor de afgelegde kilometers. Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
161 21/11/2005
Art. 15 Deze vergoeding is het bedrag zoals dit vastgesteld wordt krachtens het laatst geldende ministerieel besluit in uitvoering van artikel 13 van het Koninklijk Besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, meer bepaald met betrekking tot de personen die niet tot het Rijkspersoneel behoren. Art. 16 Op het ogenblik van het sluiten van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn de toe te passen bedragen deze die in bijlage, II. opgenomen zijn.
Hoofdstuk VII : Slotbepalingen Art. 17 Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 november 1993. Zij vervangt hoofdstuk X en XI van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 september 1990 betreffende de loonvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 6 juli 1992, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 november 1992, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 3 november 1993. Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en kan, geheel of gedeeltelijk worden opgezegd door elk van de partijen, mits een opzeggingstermijn van drie maanden, gericht bij een ter post aangetekende brief, aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
162 21/11/2005
BIJLAGEN : I. VERKLARING OP EER Naam, voornaam : --------------------------------------------------------------------------Adres : -----------------------------------------------------------------------------------------Woonplaats : ---------------------------------------------------------------------------------Ik, ondergetekende --------------------------, verklaar op mijn eer : -------------------a) een/geen (1) andere bezoldiging te genieten die in aanmerking komt ----------voor de berekening van de loongrens. b) mij regelmatig naar mijn werk te begeven : per : over een afstand van -------- km-------------------------------------------------- waarvoor de vervoerkosten ------------ F bedragen.---------------------------Ik verbind mij ertoe elke wijziging inzake bezoldiging, vervoermiddel en/of afstand onmiddellijk aan mijn werkgever bekend te maken. Opgemaakt te -----------------------------------------------, op -----------------------------Handtekening ---------------------------------------------(1) Schrappen wat niet past. II. Belastbaar vermogen van het voertuig 4 pk 5,30 frank 5 pk 6,20 frank 6 pk 6,90 frank 7 pk en meer 7,60 frank
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
Bedragen vanaf 1 januari 1987
163 21/11/2005
CAO van 29 april 1996, gewijzigd bij CAO van 1 juli 1998: artikel 2 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loonvoorwaarden voor de sector "Centra voor Integrale Gezinszorg", voormalig genoemd "Sector Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, Tehuizen voor moeder en kind
rechtsbron nr C.A.O.
C.A.O.
reg.nr.
bron
rechtsbron- gepubliceerd publicatiepagina datum in datum
Ministerie van 43152/co/319.01 Tewerkstelling 29.04.1996 en Arbeid Ministerie van 49115/co/319.1 Tewerkstelling 01.07.1998 en Arbeid
Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en voor zover zij erkend worden binnen het Besluit van de Vlaamse Regering houdende de erkenning en de subsidiering van de Centra voor Integrale Gezinszorg van 21 december 1994. Meer bepaald is deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing op de voormalige Tehuizen voor moeder en kind uit de sector "Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, bij voormeld Besluit van de Vlaamse Regering genoemd als "Centra voor Integrale Gezinszorg". Onder werknemers wordt verstaan, het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel. Art. 2 Daarenboven zullen vanaf 1 januari 1994 eveneens van toepassing zijn :
de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 1994 betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers in de gehandicaptenzorg en de bijzondere jeugdbijstand, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 13 oktober 1994 (Belgisch Staatsblad van 20 december 1994).
Art. 2 bis Par. 1 Voor het bepalen van de geldelijke anciënniteit komen de arbeidsdagen als bedoeld in par. 4 in aanmerking die het personeelslid telt als werknemer in een voltijdse of deeltijdse betrekking, verworven in een voorziening erkend overeenkomstig het besluit van 13 juli 1994 van de Vlaamse regering inzake de erkenningsvoorwaarden voor de voorzieningen van de Bijzondere Jeugdbijstand of in een erkende voorziening van de gehandicaptenzorg.
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
164 21/11/2005
Par. 2 Worden met de in par. 1 bedoelde arbeidsdagen gelijkgesteld : A. voor het directie- en administratief personeel : o
de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook ter uitvoering van een overeenkomst als bediende;
o
de gepresteerde arbeidsdagen in een administratieve functie in openbare besturen;
o
de gepresteerde arbeidsdagen in een administratieve functie in de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen.
B. voor het logistiek personeel : de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook. C. Voor het begeleidend personeel en bijzondere functies : o
de gepresteerde arbeidsdagen ter uitvoering van een overeenkomst als bediende in diensten en voorzieningen die behoren tot de sectoren van de culturele en de persoonsgebonden aangelegenheden, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
o
de gepresteerde arbeidsdagen als lid van het bestuurs-, het onderwijzend of het opvoedend personeel van de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen;
o
de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook als maatschappelijk assistent, psycholoog, pedagoog, orthopedagoog, gegradueerde in de orthopedagogie, criminoloog, agoog, opvoeder of lid van het begeleidend personeel, paramedicus of verpleger.
Par. 3 De geldelijke anciënniteit wordt berekend vanaf de datum dat het personeelslid, mits het vereiste diploma te bezitten, de minimumleeftijd heeft bereikt voor de uit te oefenen functie zoals bepaald door de Vlaamse minister. Indien eenzelfde personeelslid verscheidene deeltijdse functies vervult, worden deze slechts gesubsidieerd voor maximaal de duur die met een voltijdse betrekking overeenkomt. Par. 4 Onder arbeidsdagen worden verstaan : 1. de arbeidsdagen zoals omschreven in artikel 24 van het Koninklijk Besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; 2. de zaterdagen, de zondagen, de vakantiedagen en de wettelijke feestdagen, evenals de vervangingsdagen die hiervoor in de plaats komen; 3. de dagen van inactiviteit die voor het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap meegerekend worden voor de berekening van de anciënniteit.] (ingevoegd bij c.a.o. 01.07.1998)
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
165 21/11/2005
Art. 4 Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996. De effectieve uitbetaling van de aldus toegekende voordelen zal voor het deel dat nog niet toegekend werd met terugwerkende kracht onder de vorm van een eenmalig bedrag geschieden vanaf 1 januari 1994. Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan verlengd worden op verzoek van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap. (Deze CAO wordt verlengd voor onbepaalde duur met ingang van 1 januari 1997 - zie 4B])
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
166 21/11/2005
CAO van 27 juni 1995, gewijzigd bij CAO van 1 juli 1998: artikel 2 Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de loonvoorwaarden voor de sector "Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning", voormalig genoemd "Sector Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, Kinderdag- en nachtverblijven en Kinderopvangcentra
rechtsbron ner
reg.nr.
C.A.O. C.A.O.
bron
rechtsbron- gepubliceerd publicatiepagina datum in datum 27.06.1995
Ministerie van 49115/co/319.1 Tewerkstelling 01.07.1998 en Arbeid
HISTORIEK Art. 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de opvoedingsen huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en voorzover zij erkend worden via Kind en Gezin. Meer bepaald is deze collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing op de voormalige Kinderopvangcentra en Kinderdag- en nachtverblijven uit de sector "Bijzondere Opvang" van Kind en Gezin, bij Besluit van de Vlaamse Regering van 6 april 1995 genoemd als "Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning". Onder werknemers wordt verstaan, het mannelijke en vrouwelijke werklieden- en bediendepersoneel. Art. 2 De collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 1994, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, tot vaststelling van de loonvoorwaarden in de gehandicaptenzorg en de bijzondere jeugdbijstand, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 17 maart 1995 (B.S. 22.04.95), is met ingang van 1 januari 1994 van toepassing op de werkgevers en werknemers waarvan sprake in artikel 1 hierboven. Daarenboven zullen eveneens van toepassing zijn :
de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 1994 tot toekenning van een eindejaarstoelage in de gehandicaptenzorg, de bijzondere jeugdbijstand en de thuislozenzorg, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 30 november 1994 (B.S. 23.02.95), aangevuld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 1994, geregistreerd onder nummer 37086/CO/319;
de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 maart 1994 betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers in de gehandicaptenzorg en de bijzondere jeugdbijstand, algemeen verbindend verklaard bij Koninklijk Besluit van 13 oktober 1994 (B.S. 20.12.94).
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
167 21/11/2005
Art. 2 bis Par. 1 Voor het bepalen van de geldelijke anciënniteit komen de arbeidsdagen als bedoeld in par. 4 in aanmerking die het personeelslid telt als werknemer in een voltijdse of deeltijdse betrekking, verworven in een voorziening erkend overeenkomstig het besluit van 13 juli 1994 van de Vlaamse regering inzake de erkenningsvoorwaarden voor de voorzieningen van de Bijzondere Jeugdbijstand of in een erkende voorziening van de gehandicaptenzorg. Par. 2 Worden met de in par. 1 bedoelde arbeidsdagen gelijkgesteld :
A. voor het directie- en administratief personeel : D. de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook ter uitvoering van een overeenkomst als bediende; E. de gepresteerde arbeidsdagen in een administratieve functie in openbare besturen; F. de gepresteerde arbeidsdagen in een administratieve functie in de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen.
B. voor het logistiek personeel : de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook. C. Voor het begeleidend personeel en bijzondere functies : 1) de gepresteerde arbeidsdagen ter uitvoering van een overeenkomst als bediende in diensten en voorzieningen die behoren tot de sectoren van de culturele en de persoonsgebonden aangelegenheden, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen; 2) de gepresteerde arbeidsdagen als lid van het bestuurs-, het onderwijzend of het opvoedend personeel van de door de overheid ingestelde, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen; 3) de gepresteerde arbeidsdagen in welke sector ook als maatschappelijk assistent, psycholoog, pedagoog, orthopedagoog, gegradueerde in de orthopedagogie, criminoloog, agoog, opvoeder of lid van het begeleidend personeel, paramedicus of verpleger.
Par. 3 De geldelijke anciënniteit wordt berekend vanaf de datum dat het personeelslid, mits het vereiste diploma te bezitten, de minimumleeftijd heeft bereikt voor de uit te oefenen functie zoals bepaald door de Vlaamse minister. Indien eenzelfde personeelslid verscheidene deeltijdse functies vervult, worden deze slechts gesubsidieerd voor maximaal de duur die met een voltijdse betrekking overeenkomt. Par. 4 Onder arbeidsdagen worden verstaan : Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
168 21/11/2005
1. de arbeidsdagen zoals omschreven in artikel 24 van het Koninklijk Besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; 2. de zaterdagen, de zondagen, de vakantiedagen en de wettelijke feestdagen, evenals de vervangingsdagen die hiervoor in de plaats komen; 3. de dagen van inactiviteit die voor het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap meegerekend worden voor de berekening van de anciënniteit.] (ingevoegd bij c.a.o. 01.07.1998)
Art. 3 Voor de sector "Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning" worden voor de uitvoering van artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst volgende afwijkingen overeengekomen : 3.1. Aan de kinderverzorg(st)ers met een opleiding van zes jaar beroepsonderwijs zal het barema opvoeder/begeleider klasse 3 (salarisschaal B3) worden toegekend. 3.2. Aan de kinderverzorg(st)ers met een opleiding hoger secundair beroepsonderwijs (= zeven jaar opleiding), zal het barema opvoeder (begeleider klasse 2B - salarisschaal B2b) worden toegekend. 3.3. Aan de kinderverzorg(st)ers die op datum van ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst, reeds ingeschaald en betaald zijn in de salarisschaal B2a, wordt het loon verder gewaarborgd totdat het door de toepassing van de salarisschaal B2b wordt overschreden. 3.4. De kampvergoeding is niet van toepassing op de instellingen en voorzieningen van het toepassingsgebied.
Art. 4 Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996. De effectieve uitbetaling van de aldus toegekende voordelen zal voor het deel dat nog niet toegekend werd met terugwerkende kracht onder de vorm van een eenmalig bedrag geschieden vanaf 1 januari 1994. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 1 maart 1994 betreffende de loonvoorwaarden voor de sector Bijzondere Opvang van Kind en Gezin, geregistreerd onder nummer 35664/CO/319. Zij kan verlengd worden op verzoek van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap. (Deze CAO wordt verlengd voor onbepaalde duur met ingang van 1 januari 1997 - zie 3B)
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
169 21/11/2005
Tussenkomst ten belope van 54% vanaf 1 februari 2005 : privé-vervoer
rechtsbron nummer reg.nr. bron rechtsbrondatum
gepubliceerd publicatiedatum pagina in
Federatie INHOUD : Afstand 0-3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31-33 34-36 37-39 40-42 43-45 46-48 49-51 52-54 55-57 58-60 61-65 66-70 71-75 76-80 81-85 86-90 91-95
Weekabonnement Maandabonnement Week 5 dagen 6 dagen Maand 5 dagen 6 dagen 3,96 0,7920 0,6600 13,32 0,6148 0,5123 4,32 0,8640 0,7200 14,40 0,6646 0,5538 4,68 0,9360 0,7800 15,66 0,7228 0,6023 4,95 0,9900 0,8250 16,65 0,7685 0,6404 5,31 1,0620 0,8850 17,64 0,8142 0,6785 5,58 1,1160 0,9300 18,63 0,8598 0,7165 5,94 1,1880 0,9900 19,62 0,9055 0,7546 6,12 1,2240 1,0200 20,70 0,9554 0,7962 6,48 1,2960 1,0800 21,87 1,0094 0,8412 6,84 1,3680 1,1400 22,95 1,0592 0,8827 7,20 1,4400 1,2000 23,85 1,1008 0,9173 7,47 1,4940 1,2450 24,75 1,1423 0,9519 7,74 1,5480 1,2900 26,10 1,2046 1,0038 8,10 1,6200 1,3500 27,00 1,2462 1,0385 8,37 1,6740 1,3950 28,35 1,3085 1,0904 8,73 1,7460 1,4550 29,25 1,3500 1,1250 9,09 1,8180 1,5150 30,15 1,3915 1,1596 9,36 1,8720 1,5600 31,50 1,4538 1,2115 9,72 1,9440 1,6200 32,40 1,4954 1,2462 9,99 1,9980 1,6650 33,75 1,5577 1,2981 10,35 2,0700 1,7250 34,65 1,5992 1,3327 10,71 2,1420 1,7850 35,55 1,6408 1,3673 10,98 2,1960 1,8300 36,45 1,6823 1,4019 11,25 2,2500 1,8750 37,35 1,7238 1,4365 11,61 2,3220 1,9350 38,70 1,7862 1,4885 11,88 2,3760 1,9800 39,60 1,8277 1,5231 12,24 2,4480 2,0400 40,50 1,8692 1,5577 12,51 2,5020 2,0850 41,40 1,9108 1,5923 13,14 2,6280 2,1900 44,10 2,0354 1,6962 14,04 2,8080 2,3400 46,80 2,1600 1,8000 15,03 3,0060 2,5050 49,50 2,2846 1,9038 15,93 3,1860 2,6550 53,10 2,4508 2,0423 16,92 3,3840 2,8200 56,70 2,6169 2,1808 17,91 3,5820 2,9850 59,40 2,7415 2,2846 18,90 3,7800 3,1500 63,00 2,9077 2,4231 19,53 3,9060 3,2550 64,80 2,9908 2,4923 20,07 4,0140 3,3450 66,60 3,0738 2,5615 20,79 4,1580 3,4650 69,30 3,1985 2,6654 21,60 4,3200 3,6000 72,00 3,3231 2,7692 22,50 4,5000 3,7500 74,70 3,4477 2,8731 23,85 4,7700 3,9750 78,30 3,6138 3,0115 24,75 4,9500 4,1250 81,90 3,7800 3,1500 25,65 5,1300 4,2750 86,40 3,9877 3,3231 27,00 5,4000 4,5000 89,10 4,1123 3,4269 27,90 5,5800 4,6500 92,70 4,2785 3,5654
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
170 21/11/2005
96-100 101-105 106-110 111-115 116-120 121-125 126-130 131-135 136-140 141-145 146-150 151-155 156-160 161-165 166-170 171-175 176-180 181-185 186-190 191-195 196-200
28,80 29,70 31,05 32,40 33,30 34,20 35,55 36,90 37,35 38,70 39,60 40,50 41,40 42,75 43,65 44,55 45,90 46,80 47,70 48,60 49,50
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
5,7600 5,9400 6,2100 6,4800 6,6600 6,8400 7,1100 7,3800 7,4700 7,7400 7,9200 8,1000 8,2800 8,5500 8,7300 8,9100 9,1800 9,3600 9,5400 9,7200 9,9000
4,8000 4,9500 5,1750 5,4000 5,5500 5,7000 5,9250 6,1500 6,2250 6,4500 6,6000 6,7500 6,9000 7,1250 7,2750 7,4250 7,6500 7,8000 7,9500 8,1000 8,2500
96,30 99,90 103,50 107,10 110,70 114,30 117,90 121,50 125,10 128,70 133,20 135,00 138,60 142,20 145,80 148,50 152,10 155,70 159,30 162,00 165,60
4,4446 4,6108 4,7769 4,9431 5,1092 5,2754 5,4415 5,6077 5,7738 5,9400 6,1477 6,2308 6,3969 6,5631 6,7292 6,8538 7,0200 7,1862 7,3523 7,4769 7,6431
3,7038 3,8423 3,9808 4,1192 4,2577 4,3962 4,5346 4,6731 4,8115 4,9500 5,1231 5,1923 5,3308 5,4692 5,6077 5,7115 5,8500 5,9885 6,1269 6,2308 6,3692
171 21/11/2005
Tussenkomst ten belope van 60% vanaf 1 februari 2005 : openbaar vervoer rechtsbron nummer reg.nr.
Bron rechtsbrondatum gepubliceerd in publicatiedatum pagina Federatie
INHOUD : Afstand Week 0-3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31-33 34-36 37-39 40-42 43-45 46-48 49-51 52-54 55-57 58-60 61-65 66-70 71-75 76-80 81-85 86-90 91-95 96-100
Weekabonnement Maandabonnement 5 dagen 6 dagen Maand 5 dagen 6 dagen 4,40 0,8800 0,7333 14,80 0,6831 0,5692 4,48 0,9600 0,8000 16,00 0,7385 0,6154 5,20 1,0400 0,8667 17,40 0,8031 0,6692 5,50 1,1000 0,9167 18,50 0,8538 0,7115 5,90 1,1800 0,9833 19,60 0,9046 0,7538 6,20 1,2400 1,0333 20,70 0,9554 0,7962 6,60 1,3200 1,1000 21,80 1,0062 0,8385 6,80 1,3600 1,1333 23,00 1,0615 0,8846 7,20 1,4400 1,2000 24,30 1,1215 0,9346 7,60 1,5200 1,2667 25,50 1,1769 0,9808 8,00 1,6000 1,3333 26,50 1,2231 1,0192 8,30 1,6600 1,3833 27,50 1,2692 1,0577 8,60 1,7200 1,4333 29,00 1,3385 1,1154 9,00 1,8000 1,5000 30,00 1,3846 1,1538 9,30 1,8600 1,5500 31,50 1,4538 1,2115 9,70 1,9400 1,6167 32,50 1,5000 1,2500 10,10 2,0200 1,6833 33,50 1,5462 1,2885 10,40 2,0800 1,7333 35,00 1,6154 1,3462 10,80 2,1600 1,8000 36,00 1,6615 1,3846 11,10 2,2200 1,8500 37,50 1,7308 1,4423 11,50 2,3000 1,9167 38,50 1,7769 1,4808 11,90 2,3800 1,9833 39,50 1,8231 1,5192 12,20 2,4400 2,0333 40,50 1,8692 1,5577 12,50 2,5000 2,0833 41,50 1,9154 1,5962 12,90 2,5800 2,1500 43,00 1,9846 1,6538 13,20 2,6400 2,2000 44,00 1,0308 1,6923 13,60 2,7200 2,2667 45,00 2,0769 1,7308 13,90 2,7800 2,3167 46,00 2,1231 1,7692 14,60 2,9200 2,4333 49,00 2,2615 1,8846 15,60 3,1200 2,6000 52,00 2,4000 2,0000 16,70 3,3400 2,7833 55,00 2,5385 2,1154 17,70 3,5400 2,9500 59,00 2,7231 2,2692 18,80 3,7600 3,1333 63,00 3,9077 2,4231 19,90 3,9800 3,3167 66,00 3,0462 2,5385 21,00 4,2000 3,5000 70,00 3,2308 2,6923 21,70 4,3400 3,6167 72,00 3,3231 2,7692 22,30 4,4600 3,7167 74,00 3,4154 2,8462 23,10 4,6200 3,8500 77,00 3,5538 2,9615 24,00 4,8000 4,0000 80,00 3,6923 3,0769 25,00 5,0000 4,1667 83,00 3,8308 3,1923 26,50 5,3000 4,4167 87,00 4,0154 3,3462 27,50 5,5000 4,5833 91,00 4,2000 3,5000 28,50 5,7000 4,7500 96,00 4,4308 3,6923 30,00 6,0000 5,0000 99,00 4,5692 3,8077 31,00 6,2000 5,1667 103,00 4,7538 3,9615 32,00 6,4000 5,3333 107,00 4,9358 4,1154
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
172 21/11/2005
101-105 106-110 111-115 116-120 121-125 126-130 131-135 136-140 141-145 146-150 151-155 156-160 161-165 166-170 171-175 176-180 181-185 186-190 191-195 196-200
33,00 34,50 36,00 37,00 38,00 39,50 41,00 41,50 43,00 44,00 45,00 46,00 47,50 48,50 49,50 51,00 52,00 53,00 54,00 55,00
Module IV: Loonvoorwaarden BBTK Social-Profit
6,6000 6,9000 7,2000 7,4000 7,6000 7,9000 8,2000 8,3000 8,6000 8,8000 9,0000 9,2000 9,5000 9,7000 9,9000 10,2000 10,4000 10,6000 10,8000 11,0000
5,5000 5,7500 6,0000 6,1667 6,3333 6,5833 6,8333 6,9167 7,1667 7,3333 7,5000 7,6667 7,9167 8,0833 8,2500 8,5000 8,6667 8,8333 9,0000 9,1667
111,00 115,00 119,00 123,00 127,00 131,00 135,00 139,00 143,00 148,00 150,00 154,00 158,00 162,00 165,00 169,00 173,00 177,00 180,00 184,00
5,1231 5,3077 5,4923 5,6769 5,8615 6,0462 6,2308 6,4154 6,6000 6,8308 6,9231 7,1077 7,2923 7,4769 7,6154 7,8000 7,9846 8,1692 8,3077 8,4923
4,2692 4,4231 4,5769 4,7308 4,8846 5,0385 5,1923 5,3462 5,5000 5,6923 5,7692 5,9231 6,0769 6,2308 6,3462 6,5000 6,6538 6,8077 6,9231 7,0769
173 21/11/2005