Module D1200 Rioolheffing Inhoud 1 Inleiding
3
1.1
Verantwoording
3
1.2
Wat is veranderd?
3
1.3
Opstelleren begeleidingscommissie
3
1.4
Leeswijzer
3
2 Fiscaal-juridisch kader
4
2.1
Rioolheffing
4
2.2
Gemeentelijke watertaken
4
2.3
Verordening rioolheffing
5
2.4
Belastingobject: wat betrekt de gemeente in de heffing?
5
2.4.1 Aansluiting op de riolering
5
2.4.2
7
Objectafbakening
2.5
Belastingplicht: wie moet de belasting betalen?
2.6
Heffingsmaatstaf en tarief: waarvoor moet iemand betalen en hoeveel?
10
2.7
Heffingswijze
13
2.8
De gesplitste rioolheffing
14
2.8.1 Twee aparte riool heffingen
14
2.8.2
15
Eén verordening: differentiatie afval-, hemel- en grondwater
2.9 Jurisprudentie: uitleg die rechters geven 3 H effi ngs m aatstaven 3.1
3.2
9
Criteria voor heffingsmaatstaven
16 17 17
3.1.1
Beoordelingsaspect 1: de kosten veroorzaker of profijthebber betaalt
18
3.1.2
Beoordelingsaspect 2: perceptiekosten
19
3.1.3
Beoordelingsaspect 3: stabiliteit van inkomsten
Heffingsmaatstaven voor gebruikers
19 19
3.2.1
Vast bedrag per perceel
20
3.2.2
Bedrag afhankelijk van hoeveelheid geloosd afvalwater of waterverbruik
21
3.2.3
Vast bedrag met toeslag voor waterverbruik
23
3.2.4 Vast bedrag per woning en voor niet-woningen een bedrag afhankelijk van hoeveelheid geloosd afvalwater of waterverbruik 3.3
Heffingsmaatstaven voor eigenaren
23 24
3.3.1
Vast bedrag per perceel
25
3.3.2
Bedrag afhankelijk van waarde in economisch verkeer (Woz-waarde)
25
april 2012-43 Rioofheffing D1200
Leidraad riolering
Kostenverhaal en kostensoorten
27
4.1
Kostenverhaal
27
Kostensoorten
28
4.2.1
28
4.2
Aanlegkosten
4.2.2 Vervangings- en verbeteringsinvesteringen
29
4.2.3
Kosten vooreen huisaansluiting
30
4.2.4 Kosten voor onderhoud en exploitatie
30
4.2.5 Transportkosten tot het overnamepunt
30
4.2.6
Perceptiekosten
31
4.2.7
Tariefegalisatie
31
4.2.8 De btw als kostenpost
32
4.2.9 Gemeentelijk rioleringsplan (GRP)
32
4.2.10 Nieuwe zorgplichten, nieuwe kosten
33
Trefwoorden Bijlage 1 Kostenverdeling van activiteiten die deels de gemeentelijke zorgplichten betreffen
36
Bijlage 2 Voorbeeldverordening eenmalig aansluitrecht
45
Bijlage 3 Toelichting voorbeeldverordening eenmalig aansluitrecht
47
april 2012-43 Leidraad riolering
34
D1200 Rioolheffing
1 Inleiding 1.1 Verantwoording Deze module is bedoeld voor rioleringsbeheerders en hun gesprekspartners bij de afdeling Financiën
Riolering en het BBV
van hun gemeente. De module geeft inzicht in de fiscaal-juridische regels bij de vormgeving van de
Stichting RIONED en de Commissie BBV hebben
rioolheffing en in de consequenties van keuzes. Ook komt aan bod welke activiteiten verhaalbaar
samen een brochure uit-
zijn via de heffing. Met deze module kan uw gemeente de heffing baseren op onderbouwde keuzes.
gebracht met meer uitleg over riolering en het BBV. U vindt deze op www.riool.net en
1.2 Wat is veranderd?
www.commlsslebbv.nl.
De tijd staat niet stil. Bij het schrijven van de vorige versie van deze module in december 2007 stond de rioolheffing weliswaar voor de deur, maar was deze nog niet geïntroduceerd. In deze vernieuwde module zijn de eerste ervaringen met de rioolheffing als concrete voorbeelden meegenomen. De opzet van de vernieuwde module is anders. De hoofdstukken 2 en 3 schenken uitgebreid aandacht aan de vormgeving van de heffing. Het laatste hoofdstuk gaat over welke activiteiten de gemeente uit de heffing kan bekostigen. 1.3 Opsteller en begeleidingscommissie Jacco Slomp van de VNG heeft de module in de tweede helft van 2011 geactualiseerd. De begeleidingscommissie bestond uit: Nina ter Linde
Gemeente Helmond, voorzitter
Diederik Anema
Gemeente Apeldoorn
Karst Jan van Esch
NLingenieurs, Grontmij
Jan Houtenbos
Gemeente Bergen (NH)
Johan de Jong
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Sytzo van der Schaaf
Adviseur commissie BBV
Jan Zuidervliet
NLingenieurs, Arcadis
Rob Hermans
Stichting RIONED
1.4 Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft het fiscaal-juridische kader van de riool heffing. Hoofdstuk 3 behandelt de heffingsmaatstaven, inclusief de gevolgen die de keuze voor een bepaalde maatstaf met zich meebrengt. Hoofdstuk 4 gaat in op welke kosten de gemeente aan de heffing kan toerekenen. Bijlage 1 geeft met concrete voorbeelden aan hoe de gemeente de activiteiten kan verdelen die deels betrekking hebben op de gemeentelijke watertaken. Bijlage 2 bevat een voorbeeldverordening eenmalig rioolaansluitrecht. Bijlage 3 geeft een toelichting op de voorbeeldverordening in bijlage 2.
april 2012-43
Rioolheffing D l 2 0 0
plffiffilffliflfll Leidraad riolering é 3
2 Fiscaal-juridisch kader 2.1 Rioolheffing Per 1 januari 2008 kan de gemeente op grond van artikel 228a Gemeentewet (Gw) een rioolheffing instellen om haar watertaken te bekostigen. De rioolheffing is de opvolger van het rioolrecht. De rioolheffing is een bestem mings be lasting. Dit is een belasting waarvan de opbrengsten bestemd zijn voor een specifiek doel. Dat doel is de gemeentelijke watertaak, ofwel de zorgplichten volgens artikel 228a Gw (zie het kader). Artikel 228a Gemeentewet :
1. Onder; de naam rioplheffing kan een belasting worden, geheven.ter bestrijding van de kosten . :
die voor de gemeente verbonden zijn aan:
• >
a de inzameling en het transport van huishoüdelijk afvalwatqr.en bed.rijfsafvalwater, alsmede dézuivering^an huishoudelijk afvalwater,.en;
;
;
b de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemel- •
|
water, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de . grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen, of te beperken.'
;
. .2. Ter zake van.de kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a èn.b, kunnen twee afzonden
.
lijke belastingen worden geheven. ; 3. Onder de kosten, bedoeld in het eerste lid, wordt.mede,verstaan de omzetbelasting die als
:
• gevolg van de Wet op het btw-compensatiefonds recht geeft op een. bijdrage uit dat fonds. De rioolheffing betreft dus de gemeentelijke afval-, hemel- en grondwatertaken. Daarbij gaat het om de kwantitatieve aspecten zoals de inzameling en transport. Verbetering van de waterkwaliteit valt niet direct onder de taken waarvan de gemeente de kosten via de rioolheffing kan verhalen. Maar het woord zuivering staat wel in artikel 228a (zie a in het kader). Hiermee doelt de wet op de zuiveringsaspecten die rechtstreeks verband houden met de watertaken, zoals individuele behandelingssystemen voor afvalwater (IBA's) en bergbezinkbassins.
Bestemmingsheffing De rioolheffing heeft dus het karakter van een bestemmingsheffing. In fiscaal-juridische zin betekent dit dat de heffing een zuivere belasting is. Specifieke aandachtspunten van de rioolheffing zijn: • De opbrengsten zijn specifiek bestemd voor het doel waarvoor de heffing in het leven is geroepen. De heffing mag niet hoger zijn dan de kosten die de gemeente voor dit doel maakt. Ook mag de gemeente de opbrengst niet aan andere zaken uitgeven. • De vormgeving van de heffing moet een relatie hebben met de gemeentelijke watertaken. De gemeente treft de voorzieningen in het algemeen belang, maar zij moet de kosten wel op een aanvaardbare manier verdelen. Dit houdt in dat er een zekere relatie moet zijn tussen het kostenverhaal via de rioolheffing en het belang dat de belastingplichtige heeft bij de voorzieningen (profijtbeginsel).
2.2 Gemeentelijke watertaken De Waterwet (2009) legt de gemeente een zorgplicht op voor de doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater (art. 3.5) en voor het voorkomen van structurele grond wateroverlast in stedelijk gebied (art. 3.6). Deze zorgplichten waren via de Wet gemeentelijke watertaken al sinds
april 2012-43 Leidraad riolering
D1200 Rioolheffing
1 januari 2008 van kracht. Naast de hemel- en grondwaterzorgplichten in de Waterwet kent de Wet milieubeheer (art. 10.33 Wm) een gemeentelijke zorgplicht voor de doelmatige inzameling en het transport van stedelijk afvalwater. Voor deze watertaken leggen gemeenten in hoofdzaak rioolstelsels aan: gemengde of gescheiden stelsels. Zij beheren de stelsels en vaak ook de IBA's. Voor de hemel- en grond watertaken zijn vele voorzieningen beschikbaar, zoals hemelwaterstelsels en infiltratie- en drainagesystemen. Een compleet overzicht vindt u op
www.riool.net.
Rioleringsgrenzen Het gemeentelijke rioolstelsel heeft de volgende grenzen: • het punt waar de gemeente het huishoudelijke of bedrijfsafvalwater, hemel- of grondwater overneemt van de producent (vaak het punt waar de huisaansluiting overgaat in gemeentelijk eigendom; het aansluitpunt); • het punt waar de gemeente het afvalwater overdraagt aan de rwzi-beheerder (het overnamepunt); • het punt waar lozingen in niet-gemeentelijk oppervlaktewater plaatsvinden; • het punt waar de gemeentelijke hemel- en grond watertaken overgaan naar het waterschap. 2.3 Verordening rioolheffing Als een gemeente een rioolheffing wil instellen, moet de raad een verordening rioolheffing vaststellen (art. 216 Gw). Hierin staan onder meer regels over het belastingobject, de belastingplicht, de heffingsmaatstaf, het tarief en de heffingswijze (art. 217 Gw). De gemeente moet de verordening bekendmaken op grond van artikel 139 Gw. De VNG heeft voor de vormgeving van een dergelijke verordening verschillende modellen beschikbaar. U vindt deze verordeningen (met toelichting) op www.modeiverordeningen.nl.
Hiervoor heeft
uw gemeente wel een abonnement nodig (bij SDU; de uitgever van de modelverordeningen). 2.4 Belastingobject: wat betrekt de gemeente in de heffing? Een belastingobject is een op de gemeentelijke riolering aangesloten onroerende of roerende zaak, of een zelfstandig gedeelte daarvan. Hieronder vallen ook woonboten, bouwketen en stacaravans. Het hoeft niet te gaan om een 'gebouwd' eigendom (zoals parkeerterreinen of trekkersplaatsen op campings met een rioolaansluiting), maar vaak is dit wel het geval. O m het belastingobject te bepalen, zijn twee zaken belangrijk: • of sprake is van een aansluiting op de riolering (zie paragraaf 2.4.1); • de grenzen van het object (de objectafbakening; zie paragraaf 2.4.2). 2.4.1 Aansluiting op de riolering Wat houdt aansluiting op de riolering in? Beslissend criterium is dat het object (perceel) water voor verdere verwerking aanbiedt aan een gemeentelijke voorziening. In feite moet het perceel profiteren van ten minste een van de gemeentelijke voorzieningen voor een van de gemeentelijke watertaken. Ook zonder fysieke aansluiting op het gemeentelijke buizenstelsel kan sprake zijn van een aansluiting op de riolering. Bijvoorbeeld als de gemeente een drainagebuis heeft aangelegd en deze het hemel- en grondwater van een naburig perceel afvoert (via de grond en zonder aansluiting d.m.v. een 'buis').
Onder het begrip gemeentelijke riolering vallen alle voorzieningen die de gemeente treft om haar zorgplichten na te komen. Er is geen beperking in de aard van de voorzieningen.
april 2012-43 Rioolheffing
D1200^EHEÏ 5
Waarom deze brede definitie van gemeentelijke riolering? In de Gemeentewet staat dat de gemeente de belasting onder de naam rioolheffing int. in feite is de heffing veel breder dan alleen de rioleringstaak. Hemel- en grondwatermaatregelen vragen om andere voorzieningen dan het klassieke buizenstelsel. Omdat de gemeente ook de kosten van voorzieningen voor hemel- en grondwater moef kunnen verhalen, heeft de VNG gekozen voor de brede definitie van gemeentelijke riolering.
; Verwarring over terminologie
•
; De keuze voor de termen riolering en-rioolheffing is niet jógisefCDe. wetgever heeft hiervoor gekozen orndat hij; bang was voor verwarring. De betere term 'gemeentelijke waterheffing' kon in zijn ogen deindruk wekken dat de burger twee keer voor hetzelfde betaalt. Want de water-- " schappen kennen ook heffingen, onder vergelijkbare noemers. Dat heeft de doorslag gegeven om de termen rioolheffing en riolering te handhaven.' Deze keuze heeft weliswaar een einde gemaakt :' aan de verwarring tussen de waterschapsheffingen en de riool heffing, maar de term rioolheffing . : zorgt nog steeds voor verwarring. Want iemand zonder aansluiting óp 'het buizenstelsél kan heel goed belastingplichtig zijn, omdat ook de voorzieningen voor hemel- en grondwater onder de .noemer; riolering vallen.. Maar dat.is niet op voorhand duidelijk.
Directe of indirecte
aansluiting
De aansluiting op de riolering is direct of indirect. Bij een directe aansluiting ligt het aansluitpunt op, aan of in het desbetreffende perceel. Bij een indirecte aansluiting ligt het aansluitpunt buiten het perceel. Bijvoorbeeld een aansluiting via een ander privaatrechtelijk perceel dat vervolgens is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Ook appartementen in een flatgebouw hebben een indirecte aansluiting via de gezamenlijke aansluiting op de riolering. Begrip aansluiting Bij het oude rioolrecht was sprake van een aansluiting als een fysieke verbinding bestond tussen, ; het'perceel en de riolering: De Waterwqt (volgens dè hierin opgenomen Wet gemeentelijke I watertaken) denkt vanuit, het water,. Als de gemeente redelijkerwijs; niet van-de eigenaar kan . ' vragen het water zelf te verwerken, kan de eigenaar het voor verdere verwerking aan de: gemeente aanbieden. Voor de uitleg van het begrip aansluitingjis daarom in de rioolheffing h e t . ' ;
•' aanbieden van water doorslaggevend. Als een perceel water voor verdere verwerking aan een gemeentelijke voorziening aanbiedt, is sprake van één aansluiting. 'Daarbij maakt het niet uit of ' die gemeentelijke voorziening is verbonden aan het perceel. Komt water van een perceel via een : openbaar terrein naar een gemeentelijk drainagestelsel, dari is sprake van een aansluiting.. Beslissend is dathet'water van het perceel bij de gemeentelijke voorziening komt en daar wordt • verwerkt.
...
'
\
\•
Voorbeeld garageboxen
,•
Is bij garageboxen sprake van een aansluiting pp de gemeentelijke riolering? Vaak hebben, garageböxengeeh aansluiting pp de. waterleidingen de afvalwatèrriolering. Dan hangt de beoordëling afvan de hemel waterafvoer. Waar gaat; het hemelwater naartoe? Vaak stroomt het ;
van de garagebox ;vja;de verharde oprit naar de kolk langs dê genieéntelijke weg. Dan is dus sprake van een (indirecte) aansluiting.op dè'riolering.
april 2012-43 Leidraad riolering
D1200 Rioolheffing
.; • .
,
2.4.2 Objectafbakening In de praktijk sluiten vrijwel alle gemeenten aan bij de objectafbakening van de VNG-modelverordening rioolheffing. Op grond van deze verordening vindt de heffing plaats per perceel. Hierbij is een perceel een roerende of onroerende zaak, of een zelfstandig gedeelte daarvan. De afzonderlijke régeling voor zelfstandige gedeelten van percelen luidt: "Indien gedeelten van een perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt." Meestal is die objectafbakening gelijk aan de afbakening voor de Wet Waardering onroerende zaken (Wet Woz) en de onroerendezaakbelastingen (OZB). ; Voorbeeld zelfstandige gedeelten Een flatgebouw staat op een perceel. De verschillende appartementen zijn geschikt oni zelf• standig te bewonen en hebben daarvoor.de voorzieningen. Alle appartementen zijn individueel afsluitbaar. Dat betekent dat ze zelfstandige gédeèiten zijn én. allemaal apart in de heffing zijn te betrekken. Alle appartementen zijn via de standleiding indirect aangesloten op de gemeentelijke \ n'olering.
Verschillen objectafbakening
, .} • •• ,, r
voor rioolheffing,
L
, .
,,„..,..,.,
i
\
.-
,
OZB en Wet Woz
Tussen de objectafbakening uit de modelverordening rioolheffing en de objectafbakening voor de OZB en Wet Woz bestaan verschillen: • de rioolheffing geldt ook voor roerende zaken; • de interpretatie van samenstel (zie onderdeel d, artikel 16 Wet Woz en het kader 'Voorbeeld samenstel'). Volgens de VNG-modelverordening rioolheffing is alleen sprake van een samenstel als zelfstandige perceelgedeelten samen worden gebruikt en bij elkaar horen. Bij de Wet Woz is ook sprake van een samenstel als meerdere gebouwde eigendommen (percelen) samen worden gebruikt en bij elkaar horen.
Voorbeeld samenstel • Een bedrijf* heefté'én vestiging en verkoopt*goéderen vanuithet pand: aandevwinkelstraat p e ' : goederen zijn*opgeslagen in het pand^-achteridewinkekmet een toegang aan de ventweg. Voor
-\
de objectafbakening van; de Wet Woz is sprake van één object Er zijn twee.verschillende percelen , die samen als één geheel worden gebruikt Voor de rioolheffing is .sprake >vara .twee objectén. Dat
|
twee percelen samen als één geheel worden gebruikt, doet niet ter zakèuVoor zowel de opslag-
!
loods als het winkelpand moet de eigenaar rioolheffing betalen. Voor de rioolheffing is immers
;
alleen sprake van een samenstel als zelfstandige gedeelten binnen één perceel samen als één geheel worden gebruikt. In dit vporbeeld zou dit het geval zijn als de opslag, in een afsluitbare ruimte boven de winkel was gevestigd. Dan zijn er twee zelfstandige gedeelten Op één perceel die samen als één geheel worden gebruikt.
t
De reden voor het verschil in uitleg van een samenstel ligt in de aard van de heffingen. De gemeente heft de OZB naar de waarde van het object. Verschillende percelen die als één geheel worden gebruikt, hebben over het algemeen een waarde als geheel. Voor de waardevaststelling is het makkelijker om het geheel te taxeren. Voor de OZB-heffing maakt het niet uit of sprake is van één of twee objecten. Voor de rioolheffing ligt dat anders. De twee percelen profiteren elk van de aansluiting(en) op de gemeentelijke riolering. Daarom is het redelijk voor beide percelen rioolheffing
april 2012-43 Rioolheffing
D1200pggHE! 7
in rekening te brengen. De toevallige omstandigheid dat de percelen bij één eigenaar in gebruik zijn, moet niet verschillen met de situatie dat de opslag van een derde is. Het is van belang met deze op zich kleine verschillen in individuele gevallen rekening te houden. De Hoge Raad heeft op 17 november 2006 (nr. 41488, UN: AZ2381 (Ede)) namelijk bepaald dat de civielrechtelijke betekenis van het begrip zaak voor moet gaan. Zijn gebruiksrechten op de zaak gevestigd? Dan moeten de bouwsels onafhankelijk van elkaar te gebruiken zijn om deze als zelfstandige gedeelten te kunnen kwalificeren. Voorbeeld boerenbedrijf In ééh andere rechtszaak (HR 15 februari 2008, nr. 41036, UN: BC4328) speelde de objectafbakening van een boerderij een centrale rol. De gemeente Oss had de boerderij als één object ; meegenomen in de heffing. Dat was injdit geval relevant, omdat de rjöölhèffing was gerelateerd aande^omvang-van het perceel.' De.boerderij bestónd uit meerdere afzonderlijke gebouwen: een -woning en^meerdere stallen. Alleen de woning was aangesloten op drukfioleringi Èr was een aparte oprit voor de stallen. 'De Hoge Raad oordeelde dat het verwijzingshof (de feitenrechtér) •moest uitzoeken^fsprakewas van één perceel of dat de. woning en de stallen .elk naar civiel¬ ! rechtelijke betekenis aparte '(onroerende) zaken waren. Na verwijzing.óórdeelde Hof Arnhem i- (30 juni-2009, nr. 08/0008, UN: B.J2155) dat sprake was van meerdere percelen. De stallen zijn kadastraal'splitsbaar van de woning en daarom'zelfstandige onroerende zaken. Omdat de stallen : niet waren aangesloten op de riolering, kon de gemeente daarvoor geen rioolheffing in rekening brengen. Voor het woonhuis wel.
;
;
Voor alle percelen of zelfstandige gedeelten daarvan die voldoen aan de regels voor objectafbakening, kan uw gemeente een rioolheffing opleggen. Voorwaarde daarbij is dat de zelfstandige gedeelten zijn aangesloten op de riolering. In het administratieve proces sluiten gemeenten vaak aan bij de kadastrale administratie. Dat is logisch. Er is sprake van een massaal proces waarbij gemeenten geautomatiseerd aansluiten bij bestaande informatie. Maar de kadastrale informatie gaat niet boven de feitelijke situatie. Als op basis van feiten en omstandigheden wordt voldaan aan de voorwaarden uit de verordening, gaat de werkelijke situatie voor.
Bedrijfsverzamelgebouwen Bij bedrijfsverzamelgebouwen is het de vraag of uw gemeente voor elke eenheid apart kan heffen. Zeker als er gemeenschappelijke (sanitaire) voorzieningen zijn. Onder het oude rioolrecht heeft de Hoge Raad duidelijkheid gegeven over de bedrijfsverzamelgebouwen (29 juni 2006, nr. 40932, UN: BA8046 (Alblasserdam)). Om voor een zelfstandig gedeelte in een bedrijfsverzamelgebouw te kunnen heffen, moet dat gedeelte een directe of indirecte aansluiting op de riolering hebben. Voor deze uitspraak waren de sanitaire voorzieningen bepalend. Maar onder de rioolheffing is dit gewijzigd. Nu is bepalend of het zelfstandige gedeelte van een bedrijfsverzamelgebouw direct of indirect water voor verdere verwerking aanbiedt aan een gemeentelijke voorziening. Het lijkt niet onverdedigbaar dat het hemelwater dat via het dak en de regenpijpen afvoert, water is dat elk zelfstandig gedeelte aanbiedt. Of de belastingrechters hierin meegaan, moet de belastingrechtspraak de komende tijd uitwijzen.
Kampeerterreinen en recreatieparken In principe is elk afzonderlijk, zelfstandig perceel op kampeerterreinen en recreatieparken een apart object. Zijn de percelen direct of indirect aangesloten op de gemeentelijke riolering? Dan kan uw gemeente elk object in de rioolheffing betrekken. Maar dat is niet altijd wenselijk. Meestal is er maar één aansluiting op de gemeentelijke riolering, terwijl de terreinbeheerder de riolering op het terrein
april 2012-43 Leidraad
riolering
D1200 Rioolheffing
zelf heeft aangelegd en beheert. De afzonderlijke objecten hebben dan een indirecte aansluiting op de gemeentelijke riolering. Sommige gemeenten beschouwen het terrein daarom als één belastingobject. Daarvoor hebben zij een regeling in de verordening rioolheffing getroffen, vergelijkbaar met artikel 16, aanhef en onderdeel e Wet Woz (zie het kader). Artikel 16, aanhef en onderdeel e Wet Woz ! Voor de toepassing van de wet wordt als één onroerende zaak aangemerkt:
•'
"
\ e. een geheel van twee of meer gebouwde en ongebouwde eigendommen of zelfstandige gedeelten, inclusief samenstellen daarvan, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrécreatie en dat als zodanig wordt-geëxploiteerd. '
'
Bij deze terreinen moet uw gemeente goed kijken naar de feitelijke situatie. Op bungalowparken is vaak sprake van verschillende eigenaren (de bungalows zijn het tweede huis). Dan gaat de bepaling niet op, want bij verschillende eigenaren is nooit sprake van een samenstel. 2.5 Belastingplicht: wie moet de belasting betalen? Uw gemeente kan op basis van artikel 228a Gw een eigenaren riool heffing en/of een gebruikersrioolheffing instellen. De eigenarenheffing legt zij op aan de perceeleigenaar. De gebruikersheffing legt de gemeente op aan de gebruiker van een perceel. Vaak kent een perceel meerdere gebruikers, bijvoorbeeld bij een gezin. Hiervoor formuleert de gemeente beleidsregels die bepalen welke gebruiker de aanslag rioolheffing ontvangt. Die beleidsregels bevatten een soort rangorde, zodat de gemeente altijd kan bepalen op wiens naam zij de aanslag oplegt. Bijvoorbeeld aan de gebruiker die de nutsvoorzieningen op zijn naam heeft staan. Of aan de gebruiker die het langst op het adres in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) staat ingeschreven. Staan twee of meer gebruikers even lang ingeschreven, dan gaat de aanslag naar de oudste.
1
Studentenhuizen Een ge brui kers heffing kan uitvoeringsproblemen opleveren bij studentenhuizen en andere; - ,
\ percelen met onzelfstandige delen, in veel studentenhuizen zijn de afzonderlijke: kamers geen:. ,'. zelfstandige gedeelten (belastingobjecten), zodat de gemeente een van: de studenten aanslaat • • voor het.hele studentenhuis. Deze student moet vervolgens zelf-verhaal halen bijrde overige ;
bewoners voor hun aandeel, in de heffing. Nu verhuizen studenten regelmatig; vaak zonder dit
' door te geven aan de gemeente. Hierdoor weet de gemeente niet aan wie zij de.heffing moetopleggen en ondervindt de individuele student problemen als hij de totale^aanslag over alle . : bewoners verdeelt. Uw gemeente;kan dit ondervangen^doorin d&verordening.rïoolheffïngeen speciale regeling optenemen. Hierin,kan;zij;bepalen:datzij de verhuurden van,pereelen^met/ "• 8
;
; onzelfstandige gedeelten, ook belastingplichtig'aehtvoor.de gebruikersheffing. Dan moet d& : . verhuurder deaanslag betalenrOmdat hij weet wiezijn huurderszijn^kan.hijdebewonera 'i gemakkelijk hun persoonlijke deel laten betalen.
J
-
1
;;.:
;
De gemeente kan de rioolheffing dus volledig in rekening brengen bij de perceeleigenaren, of volledig bij de gebruikers van de percelen, of deels bij de eigenaren en deels bij de gebruikers. In de praktijk zijn er veel verschillen, die vooral te verklaren zijn door gemaakte keuzes in het verleden. Het veranderen van de belastingplichtigen roept veel weerstand op.
Rioolheffing D1200
Rioolheffing verder specificeren Een andere reden waarom vergelijking tussen gemeenten lastig is, is dat een gemeente de belastingplicht nog verder kan specificeren. Zo kan zij ervoor kiezen om de heffing aan alle perceeleigenaren op te leggen en alleen aan de gebruikers die meer dan een bepaald aantal kubieke meters water hebben verbruikt. In dat geval betrekt zij in de heffing alleen de perceelgebruikers die de riolering meer dan evenredig gebruiken. Een andere variant is een verschil in belastingplicht tussen woningen en niet-woningen. Kortom, de gemeente heeft grote vrijheid in de keuze en specificatie van de belastingplicht (zie ook hoofdstuk 3). Wel blijft het criterium van kracht dat de heffing te rechtvaardigingen moet zijn vanuit het oogpunt van een bestemmingsbelasting (zie paragraaf 2.1). De gemeente moet de belastingplicht in dat verband in samenhang bezien met de heffingsmaatstaf en het tarief (zie paragraaf 2.6). 2.6 Heffingsmaatstaf en tarief: waarvoor moet iemand betalen en hoeveel? De heffingsmaatstaf is de manier waarop de gemeente de kosten omslaat over de belastingplichtigen. Samen met de tarieven moet de heffingsmaatstaf zorgen voor een goede verdeling van de te betalen rioolheffing. Bij de keuze van de heffingsmaatstaven en de tariefstelling zijn enkele aspecten relevant: • Soliditeit en voorspelbaarheid van de inkomsten. Voorop staat dat de rioolheffing geld moet opleveren om de watertaken te bekostigen. De soliditeit en voorspelbaarheid van de inkomsten vormen een belangrijk (wellicht het belangrijkste) aspect bij de keuze. • Rechtvaardigheid van de rioolheffing. Dit is een meer bestuurlijk-politiek aspect. Waarom vraagt de gemeente van een bepaalde groep een bijdrage en hoe hoog is die bijdrage? De gemeente kan de rechtvaardigingsvraag vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Bijvoorbeeld kostenverdeling naar rato van het veroorzaken van kosten of naar rato van het gebruik (profijt) van de gemeentelijke voorzieningen. • Inzet van heffings maatstaf en tarief ondersteunt de beleidsdoelstellingen. De gemeente beloont gewenst gedrag financieel en belast ongewenst gedrag. In hoofdstuk 3 van deze module komen de belangrijkste heffings maatstaven en de verschillende aspecten uitgebreid aan de orde. Keuze heffings maatstaf Voor de keuze van de heffingsmaatstaven voor de rioolheffing is artikel 219 Gw van belang (zie lid 2 in het kader). ArtikelGemeentewet
-
'
:
;
:
2. Behoudens het bepaalde in andere wetten dan deze en in de tweede en derde paragraaf van: dit hoofdstuk kunnen de gemeentelijke belastingen worden geheven naar in de belastingveror- • : : dening te bepalen heffingsmaatstaven, met dien verstande dat hét bedrag, van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteldI van Het 'inkomen, cfe winst of het vermogen.
Gelijkheids- en
evenredigheidsbeginsel
Behalve de uitzondering over inkomen, winst en vermogen (lid 2, art. 219 Gw) lijkt het alsof gemeenten een onbeperkte vrijheid hebben in het bepalen van de heffingsmaatstaf. Bedenk daarbij wel dat de belastingheffing redelijk moet zijn. Ook moet uw gemeente het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel hanteren. Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat zij gelijke gevallen ook gelijk
april 2012-43 D1200 Rioolheffing
Leidraad riolering 10
behandelt. Uitzonderingen hierop zijn alleen mogelijk als de gemeente daarvoor een objectieve rechtvaardigingsgrond heeft. Een objectieve rechtvaardigingsgrond betekent dat de verschillende behandeling niet afhankelijk mag zijn van de (subjectieve) persoon van de belastingplichtige. De rechtvaardigingsgrond moet zich richten op de aard of kenmerken van het belastingobject, bijvoorbeeld of het object wordt gebruikt als woning of als niet-woning. Het evenredigheidsbeginsel betekent dat iedereen bijdraagt naar de mate waarin hij profiteert van de voorzieningen. Het is nog niet bekend waar de belastingrechter de grenzen van de gemeentelijke vrijheid bij de nieuwe rioolheffing zal trekken.
! Voorbeeld gelijkheidsbeginsel en gemeentelijke vrijheid Op 23 december 2005 oordeelde de Hoge Raad (nr. 40220, UN: AR7771) over de verschillende tarieven die de gemeente Staphorst had voor aansluitingen op de,riolering. De gemeenteraad vond het niet rechtvaardig dat bewoners in het buitengebied het volle pond moesten betalen i voor* een nieuwe rioolaansluiting: Tót het moment dat de gemeente t o t aanleg van riolering overging, hadden.deze percelerhzelf een;voorziening rnoeten!aanleggen:en betalen. Daarom hief de gemeente als eenmalig aansluitreehbbij=de percelen in^het; buitengebied slechts dei helft van wat ze vroeg voor aansluiting in de bebouwde kom. In de bebouwde kom betrof het aansluitingen vanwege nieuw- of verbouw.
i In eerste instantie.vond^het gerechtshof-datde gemeente hiermee hetgelijkheidsbeginsel had :. 1
:
geschonden, omdatyuist dé kosten in het buitengebied h'oger«zijn: Ma'^dë-Ho'ge^Raad oordeelde :
1
anders. Over het gelijkheidsbeginsel zegt de Hoge Raad dat het bestaan van een eigen voorzie-
i ning een voldoende objectieve rechtvaardiging is voor het tariefonderscheid. De gemeente is met de verschillende tarieven niet buiten de grenzen van haar vrijheid getreden. De gemeenteraad • heeft namelijk gemeend dat het profijt van het vervangen van een eigen voorziening door een r gemeentelijke voorziening kleiner is dan het profijt van een nieuwe aaqsluiting al&er nog geen 1
voorziening bestaat; Dat de kosten in het buitengebied hoger-zijn, doet daar niets aan af. Hoewel
• deze uitspraak'een specifiek geval; betreft,: maakt die wel goed duidelijk dat de gemeente met een'
;
sterke beleidsmatige onderbouwing een behoorlijke vrijheid heeft.
Gemeentelijke
vrijheid
In de toelichting op het wetsvoorstel dat in 1995 tot de wijziging van de materiële belastingbepalingen van de Gemeentewet leidde, staat de volgende passage: "Het bepaalde in het tweede lid maakt duidelijk dat de gemeenten, behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en de in bijzondere wetten en de paragrafen 2 en 3 nader gegeven regels, zelf invulling kunnen geven aan de in de belasting verordeningen op te nemen heffingsmaatstaven voor de gemeentelijke belastingen en rechten. Die heffingsmaatstaven kunnen binnen een verordening variëren. Het staat gemeenten dan ook vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijke beleid en de praktijk van de belastingheffing. In dit verband achten wij bijvoorbeeld de waarde in het economische verkeer van een op de riolering aangesloten object als heffingsmaatstaf voor een rioolaansluit- of rioolafvoerretributie goed denkbaar. (...) De gemeentelijke vrijheid waarvan artikel 218, tweede lid, uitgaat, houdt tevens in dat de gemeente bij de keuze van de heffingsmaatstaven zelf moet toetsen of deze keuze recht doet aan de algemene rechtsbeginselen, en het evenredigheidsbeginsel." (Kamerstukken
I11989/90,
21591, nr. 3, blz. 66, 67). N.B.: artikel 218 in dit citaat is nu artikel 219.
april 2012-43 Rioolheffing D1200
Leidraad riolering
In de Memorie van Toelichting op de nieuwe rioolheffing staat de volgende passage: "Voor de nadere invulling van de heffing wordt beoogd aan te sluiten bij de criteria zoals die door middel van de wet tot wijziging van de materiële belastingbepalingen in de Gemeentewet (Stb. 1994, 419 en 420) zijn vastgelegd in de Gemeentewet (artikelen 216 tot en met 219). Concreet betekent dit dat gemeenten, net zoals bij het huidige rioolrecht, door middel van een eigen belastingverordening de heffing nader vormgeven. Het bepalen van de belastingplichtige, de heffingsgrondslag, de heffings maatstaf etcetera wordt aldus overgelaten aan het lokale bestuur. Dit om het de gemeenten mogelijk te maken zo veel mogelijk aansluiting te zoeken bij het systeem dat zij gebruiken voor de heffing van het rioolrecht. Hiervoor is gekozen omdat dit een aantal voordelen heeft. De belangrijkste voordelen zijn dat door aan te sluiten bij de huidige manier van heffen lastenverschuivingen worden vermeden en de invoering van deze verbrede heffingsbevoegdheid administratief eenvoudig kan plaatsvinden." (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006,
30 578,
nr. 3, blz. 22).
Uit deze passage is op te maken dat de wetgever de vormgeving van de gemeentelijke verordening zo veel mogelijk bij het oude heeft willen laten. De wetgeving over de heffingsmaatstaven en tariefstelling voor de rioolrechten is dus ook van toepassing op de rioolheffing. Algemene rechtsbeginselen
v;
,
j Binnen het gehele belastingrecht gelden de algemene rechtsbeginselen. Dat zijn de geschreven en de ongeschreven fatsoensregels voor overheidshandelen. Het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel ; zijh.HiérvanJyoofbèeldeh^
•
:
•••
! gevailën;gelijk Behandelt: Ongelijke gevallen behandelt zij naar evenredigheid ongelijk. De rechts¬ : beginselen spelen met name een rol bij tarièfdifferehtiatie"eri vrijstellingen. Dat zijn onderdelen cfië • ; ertoe leiden dat belastingplichtigen, een verschillende,behandeling krijgen. Verschillen zijn niet per : :
definitie verboden, maar de gemeente moet hiervoor wel een rechtvaardigingsgrond hebben. . "
Bestemmingsheffing, gedegen en objectief Bij de keuze van de heffings maatstaven moet de gemeente voor ogen houden dat de rioolheffing een bestemmingsheffing is. De heffings maatstaf moet dus enige relatie hebben met de gemeentelijke voorzieningen. Dit betekent dat de gemeente een maatstaf moet gebruiken met een gedegen ondergrond en dat zij deze maatstaf objectief moet bepalen (zonder subjectieve elementen). Doet zij dat niet, dan loopt zij het risico dat de belastingrechter de maatstaf onverbindend verklaart. Hetzij omdat de gemeente geen recht heeft gedaan aan het karakter van de heffing, hetzij omdat sprake is van een willekeurige of onredelijke belastingheffing. Bijvoorbeeld als de gemeente een heffingsmaatstaf heeft gebaseerd op de omzet van een bedrijf. Hierbij is de relatie tussen de geldstroom binnen een bedrijf en het voordeel van de riolering niet eenduidig.
Woningen en
niet-woningen
Meerdere gemeenten maken onderscheid tussen woningen en niet-woningen. De gedachte hierachter is dat niet-woningen vaak zijn ingericht voor economische activiteiten (al dan niet op commerciële basis). Omdat deze economische activiteiten profiteren van de gemeentelijke riolering, achten de gemeenten het geoorloofd een hoger bedrag in rekening te brengen dan bij huishoudens die de riolering gebruiken. Voor huishoudens zien zij de riolering meer als eerste levensbehoefte.
Crote lozers Ook zijn er gemeenten die een vast bedrag van de eigenaar heffen en daarnaast een gebruikersheffing hanteren met een algemene vrijstelling voor de eerste 500 m water. Feitelijk betalen dan alleen 3
april 2012-43 D1200 Rioolheffing
Leidraad riolering 12
de grote lozers, want een huishouden of kleine bedrijven komen niet aan dergelijke hoeveelheden. Het gebruikerstarief is afhankelijk van de hoeveelheid afgevoerd water. Dat betekent dat bij grote hoeveelheden (industrie) de rioolheffing flink kan oplopen. Enkele van die grote bedrijven hebben de Hoge Raad hierover om een oordeel gevraagd (zie het kader). Grote lozers-arresten: Bij de Hoge Raad protesteerden zogenaamde grootafvoerders tegen de door gemeenten gehanteerde heffingsmaatstaf. Hierbij betrekken de gemeenten een bepaalde hoeveelheid - dé eerste 250 tot 500 m - niet in het gebruikersrioolrecht. Hierdoor vallen woningen en' kleine bedrijven 3
meestal buiten de heffing. De Hoge Raad vond deze heffingswijze niet in strijd met artikel 219 Gemeentewet. In de zaak Zoetermeer (Hoge Raad 10 december 2004, nr. 36.776, BNB 2005/102,
UN:AF7505)
oordeelde de Hoge Raad:
•
.
"3.2.1. Bij de heffing van een rioolafvoerrecht is een heffingssystematiek die meebrengt dat slechts wordt geheven indien en voorzover de hoeveelheid afgevoerd afvalwater een bëpaalde grens overschrijdt, niet reeds op zichzélf in strijd met het gelijkheidsbeginsel, ook al" zou die systematiek tot gevolg hebben dat slechts een gering percentage van'de belastingplichtigen daadwerkelijk in de heffing wordt betrokken en dat in feite niet wordt geheven over een aanmer. kelijk deel van de totale hoeveelheid afvalwater die op. het riool wordt geloosd. In die systematiek wordt immers de vrijstelling aan de voet zonder onderscheid verleend aan alle belastingplichtigen. 3.2.2. De keuze voor een dergelijke systematiek mag echter niet meebrengen dat, volgens de ramingen, het totale door middelvan het afyoerrecht te verhalen bedrag, dat bij die systematiek enkel door de grote lozers wordt opgebracht, naar orde van grootte uitstijgt boven het totaalbedrag van de kosten die - naar een redelijke maatstaf - aan de grote lozers kunnen worden toegerekend. Stijgt het verhaalsbedrag naar orde.van grootte daar bovenuit„dan wordt het evenredigheidsbeginsel geschonden. :
(...)
:•
3.2.4. Bij het voorgaande is onverschillig of het niet door middel van het afyoerrecht gedekte,deel van de rioleringskosten wordt bestreden uit de opbrengst van een rioolaahsluitrecht, dan wel uit de algemene middelen. (...)
• :
.
..
;.
3.4.2. Belanghebbende heeft betoogd dat de door de gemeente gevolgde heffi ngssystematiek in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, met het karakter van -rioolrechten a|s gebrüiksretributie, en met het verbod op onredelijke en Willekeurige belastingheffing, doordat het overgrote . merendeel van de belastingplichtigen in feite buiten de heffing wordt gelaten. Dit betoog vindt zijn weerlegging in hetgeen hiervoor in 3,2 is overwogen." Uit de uitspraak van de Hoge Raad is de volgende regel af te leiden. De gemeente kan ervoor kiezen om alleen de grote lozers in de heffing te betrekken. Maar daarbij mag de gemeente niet méér kosten in rekening brengen dan het relatieve aandeel van de grote lozers in de afvoer van het afvalwater. Kortom, als de grote lozers gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor 2 0 % van het afgevoerde afvalwater, mag hun aandeel in de kosten niet boven de 2 0 % van de totale kosten uitkomen.
2.7 Heffingswijze De rioolheffing is een gemeentelijke belasting. Deze kan de gemeente heffen met een aanslag, door voldoening op aangifte of op zogenoemde andere wijze (kennisgeving). In de praktijk gebruiken gemeenten meestal een aanslag. Voor het vaststellen van de aanslag zijn aangiftebiljetten te gebruiken, zoals voor de inkomstenbelasting. Deze mogelijkheid gebruiken gemeenten vaak bij een hoeveelheidsafhankelijk tarief en moeten zij in een B&W-besluit regelen.
april 2 0 1 2 Riooiheffing D1200
é 13
Leitliaad nolering
Meer informatie hierover vindt u in de algemene toelichting van de VNG-bundel gen gemeentelijke belastingen. Zie ook
modelverordenin-
www.modelverordeningen.nl.
2.8 De gesplitste rioolheffing Volgens lid 2 van artikel 228a Gw mag een gemeente de rioolheffing opsplitsen naar een afvalwaterdeel en een hemel- en grond waterdeel. Zo kan zij de kosten voor de waterketen (het afvalwater) en het watersysteem (hemel- en grondwater) afzonderlijk aan de belastingplichtigen in rekening brengen. Beide heffingen kan zij aan de gebruiker en/of de eigenaar opleggen. De gemeente kan de rioolheffing op twee manieren opsplitsen: • door twee aparte rioolheffingen te hanteren (zie paragraaf 2.8.1); • via differentiatie in één verordening (zie paragraaf 2.8.2). 2.8.1 Twee aparte riool heffingen De meest vergaande vorm is het heffen van twee aparte belastingen. De gemeente heeft dan een verordening rioolheffing afvalwater en een verordening rioolheffing hemel- en grondwater. Maar deze variant is niet aan te raden. Allereerst hebben beide heffingen een eigen kostenonderbouwing nodig. Daarnaast krijgen percelen die zijn aangesloten op het gemende stelsel te maken met twee aparte belastingaanslagen. Hierdoor zal de weerstand bij de belastingplichtigen waarschijnlijk toenemen. Belangrijke
aandachtspunten
Kiest uw gemeente toch voor afzonderlijke heffingen, dan zijn de volgende zaken van belang: • Twee belastingverordeningen. De gemeenteraad moet twee afzonderlijke belastingverordeningen vaststellen. Beide moeten rioolheffing heten. Artikel 228a Gemeentewet schrijft namelijk voor dat gemeenten alleen onder de naam rioolheffing de kosten in rekening kunnen brengen. Bij twee belastingen kent de gemeente dus een 'rioolheffing afvalwater' en een 'rioolheffing hemel- en grondwater'. • Kosten scheiden. De gemeente moet de kosten voor de afzonderlijke taken scheiden. Per verordening mogen de baten de lasten niet overtreffen. Voor sommige kostencategorieën ligt kostenscheiding voor de hand. Een drukriolering valt onder afvalwaterheffing en een infiltratieriool onder hemel- en grondwaterheffing. Voor andere investeringen moet de gemeente een kostenverdeling over beide heffingen maken. De kosten voor het gemengde stelsel moet zij verdelen. Ook investeringen die zij in het verleden heeft gedaan en waarvan zij de kosten indertijd niet heeft gesplitst in een afvalwaterdeel en een hemel- en grondwaterdeel, moet zij toerekenen aan de heffingen. Dat is een lastig vraagstuk, waarbij arbitraire keuzes niet te voorkomen zijn. De gemeente moet in elk geval de verdeling goed vastleggen. Het belangrijkste is dat controleerbaar vastligt dat zij dezelfde kosten niet bij beide heffingen in rekening brengt. Goede administratie en controleerbaarheid zijn dus absolute voorwaarden. Nóg specifieker aansluiten bij taak? In principe gelden voor de gesplitste heffing dezelfde spelregels als voor de gezamenlijke heffing. De heffingsmaatstaven mogen niet afhankelijk zijn van inkomen, winst of vermogen. Het veronderstelde profijt of de mate van kostenveroorzaking is juist wel een deugdelijke maatstaf. Andere maatstaven moet de gemeente kunnen onderbouwen met het gevoerde beleid ter zake. Deze maatstaven mogen niet leiden tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing of op een andere manier in strijd zijn met algemene beginselen. Dit laatste element verdient bij een gesplitste heffing extra aandacht. Omdat de heffing specifiek inzoomt op een bepaald onderdeel van de gemeente-
april 2012-43 Leidraad riolering
D1200 Rioolheffing 14
lijke watertaken, zal de heffingsmaatstaf wellicht nog specifieker bij die taak moeten aansluiten. Hierbij is bewust de term 'wellicht' gekozen, omdat nog geen enkele gemeente de gesplitste heffing in zijn zuivere vorm heeft toegepast door twee aparte belastingverordeningen vast te stellen. In hoeverre belastingrechters de heffingsmaatstaven van de gesplitste heffing strenger zullen beoordelen, valt dus nog te bezien.
Voorbeeld boerderij Stel, de gemeente voert een rioolheffing hemel- en grondwater in voor perceeleigenaren naar de oppervlakte van een perceel. Op voorhand geen onredelijke heffingsmaatstaf, omdat de omvang van een perceel geen onredelijke maatstaf is voor de mate waarin hemel- en grondwater afstromen naar publiek gebied. Maar bij,boerderijen- kan deze maatstaf toch onredelijk uitpakken. Alleen het woonhuis is op de.drukriolering aangesloten en het overgrote deel van het erf is onverhard. Het onverharde.erf van de boerderij vangt dus het hemelwater van de stallen op. Lozing uit de stallen in de riolering mag.vanuit milieuoogpunt niet. De oppervlakte van het perceel zal zeer groot zijn, juist vanwege de omvang van het erf. Als water.bijvoorbeeld van de verharde oprit naar het woonhuis in een gemeentelijke afvoersloot terechtkomt, is. het perceel aangesloten op de gemeentelijke riolering ter zake van de hemelwaterafvoer. Voor de heffing lijkt het dan redelijk om als op pervlakte maatstaf niet het gehele perceel te nemen, maar bijvoorbeeld alleen het aan de woondoeleinden toe te rekenen deel.
2.8.2 Eén verordening: differentiatie afval-, hemel- en grondwater In plaats van twee aparte riool heffingen ligt differentiatie in één verordening meer voor de hand. Deze verordening bevat dan aparte maatstaven en tarieven voor afvalwater en voor hemel- en grondwater. Voor een verordening met differentiatie hoeft de gemeente de kosten niet apart te onderbouwen. De belastingrechter zal de kostendekkendheid van de totale verordening bekijken en vervolgens toetsen of de tariefstelling onredelijk en/of willekeurig is. Dat is een veel lichtere toets dan een onderzoek naar de kosten per onderdeel.
Differentiatie
naar aard aangeboden water
De grootste groep belastingplichtigen is aangesloten op een gemengd of een gescheiden stelsel, of op drukriolering. De gemeente kan differentiëren door in de verordening een apart tarief op te nemen voor percelen gebaseerd op welk water die voor verdere verwerking aanbieden. De rioolheffing kent dan een tarief voor: a percelen die alleen huishoudelijk of bedrijfsafvalwater voor verdere verwerking aanbieden (drukriolering in het buitengebied); b percelen die alleen hemel- en grondwater voor verwerking aanbieden (garageboxen en parkeerplaatsen); c percelen die zowel afvalwater als hemel- en grondwater voor verdere verwerking aanbieden (gemengde en gescheiden stelsels). Een nadere uitwerking hiervan vindt u in de VNG-modelverordeningen.
De heffingsmaatstaven
(zie hoofdstuk 3) zijn ook van toepassing op de gesplitste heffing. Belangrijk daarbij is wel dat de heffingsmaatstaf verband moet houden met de specifieke aard van (het gesplitste deel van) de heffing. Zo is het niet logisch om de heffing van percelen met alleen afvoer van hemel- en grondwater naar kubieke meters afvalwater te belasten.
aprif 2012-43 Rioolheffing D1200
è 15
Leidraad riolering
2.9 Jurisprudentie: uitleg die rechters geven Veel jurisprudentie over de rioolheffing is er nog niet. De heffing is relatief nieuw en het duurt enige tijd voordat de bezwaar- en beroepsfase is afgerond. De wetgever heeft aangegeven dat bij de overgang van rioolrecht naar rioolheffing zo veel mogelijk bij het oude blijft. De jurisprudentie over het rioolrecht is dus van toepassing op de rioolheffing. Specifieke gevallen, waarbij juist het verschil tussen een recht en een heffing aan de orde is, uitgezonderd.
De uitspraken over het rioolrecht zijn dus van toepassing op de verordeningen van de rioolheffing. Maar daarbij is een belangrijke kanttekening op zijn plaats. Met name de uitspraken van de rechtbanken en gerechtshoven betreffen de feiten en omstandigheden van een specifiek geval. Uitzo'n uitspraak is zeker geen algemene regel te halen. Een bekend voorbeeld is een rechterlijke uitspraak dat 5.000 gulden voor het realiseren van een aansluiting niet onredelijk is1. De uitspraak van de rechter betrof alleen de kosten voor die specifieke aansluiting van dat individuele pand. Uit de uitspraak is niet te concluderen dat gemeenten voor elke aansluiting 5.000 gulden in rekening mogen brengen. Of juist het tegendeel, dat meer dan 5.000 gulden onredelijk is. Weeg daarom altijd de eigen feitelijke situatie en omstandigheden van het geval mee als u rechtelijke uitspraken in perspectief plaatst. Dat zal een rechter ook doen.
De uitspraak betrof het eenmalig rioolaansiuitrecht.
april 2012-43 D1200 Rioolheffing
Leidraad riolering 16
3 Heffingsmaatstaven In de belastingverordening bepaalt de gemeente naar welke maatstaven zij de belastingplichtigen in de rioolheffing betrekt. De maatstaven zijn een belangrijk onderdeel van de beleidsmatige insteek van het kostenverhaal. Dit hoofdstuk gaat uitgebreid in op de keuze van de heffingsmaatstaven. De nadruk ligt op de heffingsmaatstaf, maar deze moet de gemeente altijd bezien in combinatie met de keuze voor de belastingplicht en de tariefstelling. Dit hoofdstuk omvat die combinatie. 3.1 Criteria voor heffingsmaatstaven Uit de Atlas voor de lokale lasten 2011 van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) blijkt dat: • circa 4 2 % van de bevolking alleen een gebruikersriool heffing betaalt; • circa 3 6 % van de bevolking alleen een eigenarenhoolheffing betaalt; • circa 2 2 % van de bevolking een gebruikers- en eigenarenrioolrecht betaalt. Op basis van deze gegevens maakt dit hoofdstuk onderscheid tussen heffingsmaatstaven voor gebruikers (zie paragraaf 3.2) en heffingsmaatstaven voor eigenaren (zie paragraaf 3.3). De toelichting bij de belastingbepalingen in de Gemeentewet (Gw) geven gemeenten vrijheid bij de keuze voor een heffings maatstaf. Een gemeente moet voorzichtig omgaan met deze vrijheid en rekening houden met het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel (zie paragraaf 2.6). Uit de wetsgeschiedenis bij artikel 219 Gw en de jurisprudentie is een ruwe indeling van heffingsmaatstaven te maken: 1 Heffingsmaatstaven naar inkomen, winst of vermogen zijn verboden. 2 Heffingsmaatstaven die zich richten naar het profijt van de gemeentelijke voorzieningen of naar de mate waarin de belastingplichtige kosten veroorzaakt, zijn wel toegestaan. 3 Alle andere heffings maatstaven moet de gemeente rechtvaardigen met het gevoerde beleid ter zake. Ter zake betekent dat de rechtvaardiging aansluit bij een beleidsmatig uitgangspunt. Ook moet de rechtvaardiging op objectieve gronden plaatsvinden (zie ook paragraaf 2.6). Beleidsvrijheid gemeenten Let in dit verband op de uitspraak van de Hoge Raad van 25 oktober 2002 {nr. 36.638,
UN:
AD8499, Betastingblad 2002, biz.. 1226). Met een verwijzingnaarde wetsgeschiedenis van.de Wet materiële belastingbepalirigen Gemeentewet oordeelt de Hoge Raad dat het karakter van een rioolaansluitrecht (eigenarenrioolrecht) "zich niet verzet tegen een differentiatie van het tarief anders dan naar de grootte van het voordeel gelegen in de vergroting van de gebruiksmogelijkheden van een eigendom als geyolg;van .de aansluiting op de gemeentelijke.riolering''.
• •
In dit geval hanteerde de gémeenteSpijkenisse een differentiatie in het tarief .naar de' oppervlakte . van het eigendom. De Hoge Raad overweegt hierbij dat "geen feiten en omstandigheden zijn s
gesteld, waaraan degevolgtrekkingkan worden verbonden dat de wijzewaarop de gemeentegebruik heeft gemaakt van de vrijheid hét tarief van.de rioolheffing te differentiëren, in .strijd-is met algemene rechtsbeginselen of leidt t o t een willekeurige en 'onredelijke heffing die de Wetgever niet op het oog kan hebben gehad"..Daardoor is onduidelijk of de heffingsmaatstaf;in stand had kunnen blijven als de belanghebbende wel concrete feiten of omstandigheden had aangevoerd.
De Hoge Raad neemt hier wel nadrukkelijk afstand van zijn arrest van 9 maart 1994 (nr. 28.738, Belastingblad 1994, blz. 309). Toén beslistede Hoge Raad op basis van de oude wettelijke regeling dat een differentiatie naar oppervlakte in het algemeen geen geschikte maatstaf is voor het eigenarenrioolrecht. april 2012-43 Rioolheffing D1200| Leidraad riolering 17
Beoordeling
heffingsmaatstaven
In de paragrafen 3.2 en 3.3 komen de meest gangbare maatstaven aan de orde. Elke heffingsmaatstaf krijgt een beoordeling op basis van drie aspecten: 1 de kosten veroorzaker of profijthebber betaalt (zie paragraaf 3.1.1); 2 perceptiekosten (zie paragraaf 3.1.2); 3 stabiliteit van inkomsten (zie paragraaf 3.1.3). Natuurlijk zijn er meer aspecten denkbaar voor een beoordeling, zoals de maatschappelijke acceptatie van de rioolheffing. Deze en andere aspecten moet uw gemeente zelf beoordelen. ! Uitvoerbaarheid van de heffing De gemeente kan de rioolheffing inzetten om politiek-bestuurlijke doelen te dienen. Dan moet de hèffihg financiële prikkels geven om gewenstgedrag te, stimuleren. De aandacht voor de gevolgen voor de uitvoerbaarheid van de heffing, schiet'daarbij vaak'tekort. Het stimuleren van afkoppelen door een lager tarief vergt veel controlewerk en administratie. Het heffen naar : afvoerend oppervlak vergt een totaal nieuwe administratie' örrï aard en omvang van de percelen vast te leggèn. De jaarlijkse last van wijzigingen door sloop, aan- .of verbouw komt daar nog bij. Heffen naar kubieke meters om bewust waterverbruik; te stimuleren, levert problemen op bij gezamenlijke watermeters en bij bedrijven die veel water toevoeren maar dat niet allemaal lozen. Primair moetde rioolheffing geld opleveren om de gemeentelijke watertaken uit te voeren.. Daar moet de gemeente bijpolitiek-bestuurlijke beslissingen goed bij stil staan. •
3.1.1 Beoordelingsaspect 1: de kostenveroorzaker of profijthebber betaalt Dit aspect gaat uit van de wens om de kosten te verhalen waar ze worden veroorzaakt of waar het profijt het grootst is. De overheid past deze beleidsuitgangspunten steeds vaker toe. Met de verbreding van de rioolheffing met expliciet hemel- en grondwater is bij dit beoordelingsaspect ook mee te wegen in hoeverre de gemeente afkoppeling bevordert. Deze uitgangspunten sluiten aan bij het idee van een 'redelijke kostenverdeling'. De inwoners van een gemeente accepteren deze uitgangspunten sneller, omdat ze begrijpelijk en billijk zijn. Dit zal zeker een rol spelen bij de beleidsvorming, net als het feit dat iedereen in beginsel profijt heeft van de riolering. De riolering vervult tenslotte belangrijke functies voor de samenleving. Denk aan: • bescherming van de volksgezondheid; • bescherming van het milieu, zoals het voorkomen van stankoverlast; • voorkomen van wateroverlast. Kortom, elke heffingsmaatstaf heeft een rechtvaardigingsgrond nodig. Waarom slaat de gemeente de rekening met deze maatstaf om over de verschillende belastingplichtigen? Het uitgangspunt van kostenveroorzaking of het profijt is de belangrijkste rechtvaardigingsgrond voor de gekozen heffingsmaatstaf. Toch kan het profijtbeginsel lastig zijn. Het profijt dat een burger heeft, kan afhankelijk zijn van het type stelsel dat ergens ligt. Bijvoorbeeld bij mechanische riolering in het buitengebied, daar mag een burger geen regenwater op lozen. En een burger heeft geen directe invloed op de systeemkeuze en daarmee het profijt, maar ook niet op de daaruit voortvloeiende kosten. Dit maakt het lastig om de heffingsmaatstaf op profijt te baseren. In het algemeen geldt dat hoe specifieker een heffingsmaatstaf rekening houdt met beleidsmatige aspecten hoe meer uitzoekwerk nodig is. Daar komt bij dat er over veel gevallen discussie mogelijk is en belanghebbenden daarover in bezwaar kunnen gaan. Voorbeelden kunt u vinden bij de maatstaven in dit hoofdstuk.
april 2012-43 Leidraad riolering D1200 Rioolheffing IEBIffilflB|M 18
3.1.2 Beoordelingsaspect 2: perceptiekosten Perceptiekosten zijn de kosten die de gemeente maakt om de rioolheffing te innen, zoals: • heffings- en invorderingskosten; • personeelskosten; • materiaalkosten; • automatiseringskosten; • behandelingskosten van bezwaar- en beroepschriften tegen riool heffingsaanslagen; • kosten voor uitvoering, controle en beperking van eventueel vluchtgedrag (bijvoorbeeld grote lozers die hun lozing verminderen of beëindigen); • kosten die gepaard gaan met de gevoeligheid voor bezwaarschriften (de ene grondslag is gevoeliger voor bezwaar dan de andere). 3.1.3 Beoordelingsaspect 3: stabiliteit van inkomsten Een derde aandachtspunt bij het kiezen van de heffingsmaatstaf is de mate van zekerheid van de begrote inkomsten. Die zekerheid is afhankelijk van: • de stabiliteit van de totale heffings maatstaf; • de voorspelbaarheid van de hoogte van de heffingsmaatstaven; • de vraag of de omvang van de heffings maatstaven bekend is op het moment dat de gemeente de tarieven vaststelt voor het volgende belastingjaar. 3.2 Heffings maatstaven voor gebruikers De keuze van een heffingsmaatstaf voor gebruikers hangt vooral af van het profijt dat de gebruikers van de riolering hebben en de kosten die hun gebruik veroorzaakt. Gelijkheidsbeginsel Er moet een relatie bestaan tussen de mate van gebruik van de riolering en de hoogte van de rioolheffing. Maar deze relatie hoeft niet helemaal evenredig te zijn. Waar de gemeente vooral op moet letten, is de verhouding tussen de heffing van woningen en niet-woningen. Zij kan bijvoorbeeld wel voor elke woning dezelfde heffings maatstaf gebruiken en dus hetzelfde belastingbedrag hanteren. Maar het is moeilijk uit te leggen dat zij voor woningen en grote industrieën hetzelfde belastingbedrag toepast. M e t andere woorden: gelijke gevallen moet zij gelijk behandelen en ongelijke gevallen moet zij ongelijk behandelen naar de mate van hun ongelijkheid. Hiervan mag de gemeente alleen afwijken als daarvoor een objectieve reden is. Zij kan hierbij een zekere doelmatigheid nastreven, niet elk verschil hoeft zij in de heffing mee te nemen.
Mogelijke
heffingsmaatstaven
Bij de heffing van gebruikers kunt u denken aan de volgende heffingsmaatstaven: 1 Vast bedrag per perceel, soms uitgewerkt in de vorm van: - een vast bedrag per woning; - een vast bedrag per niet-woning, afhankelijk van de aard en het gebruik van de niet-woning; - een vast bedrag afhankelijk van de omvang van het huishouden. (Zie paragraaf 3.2.1.) 2 Bedrag afhankelijk van de hoeveelheid geloosd afvalwater of het waterverbruik (eventueel met tariefklassen) (zie paragraaf 3.2.2). 3 Vast bedrag plus een toeslag voor de hoeveelheid waterverbruik (zie paragraaf 3.2.3). 4 Vast bedrag per woning en voor niet-woningen een bedrag afhankelijk van de hoeveelheid geloosd afvalwater of het waterverbruik (zie paragraaf 3.2.4). 5 Bedrag afhankelijk van de omvang van het huishouden (zie paragraaf 3.2.5). 6 Bedrag afhankelijk van de waarde in het economische verkeer (zie paragraaf 3.2.6).
april 2012-43 Rioolheffing D1200
è 19
Leidraad nolering
Tegenbewijs regeling Bij de heffingsmaatstaven waterverbruik en oppervlakte of kavelgrootte moet de verordening, voorzieningen zogenaamde tegen bewijs regeling. In individuele gevallen kan de heffingsmaatstaf willekeurig en onredelijk uitvallen. Een grote kavel kan voor 9 0 % onbebouwd zijn en geen . gemeentelijke voorzieningen gebruiken. Als de gemeente voor dat perceel toch de hele kavel als basis voor dé'heffing neemt, komt de redelijkheid in het geding. Hetzelfde geldt voor percelen :. die het toegevoerde water in belangrijke mate niet'afvoeren.; Een tegenbewijsregeling;;waarbij de belanghebbende aannemelijk moet maken dat sprake isvaneén.dergelijke situatie, verstevigt de juridische basis van de heffing.
Meestvoorkomende
gebruikersheffingen
Volgens de COELO-Atlas 2011 gebruiken gemeenten in de praktijk vooral: • een vast bedrag (39% van de bevolking); • een bedrag afhankelijk van het waterverbruik (11 % van de bevolking); • een bedrag afhankelijk van de omvang van het huishouden (9% van de bevolking). • een bedrag afhankelijk van de waarde in het economische verkeer (5% van de bevolking). De overige gemeenten kennen geen gebruikers heffing. 3.2.1 Vast bedrag per perceel De voordelen van een vast tarief per perceel zijn: • de eenvoudige uitvoering; • de relatief lage uitvoeringskosten; • de opbrengsten zijn goed voorspelbaar en relatief zeker. ledereen betaalt een relatief klein bedrag, zodat individuele bezwaren geen grote impact op de totale opbrengst hebben. Een vast bedrag is te rechtvaardigen, omdat iedereen de collectieve voorzieningen kan gebruiken. De mate van gebruik heeft geen groot effect op de kosten. De aanwezigheid van de infrastructuur is de grote kostenpost. Daar staat tegenover dat de relatie tussen de heffing en de mate van het voorzieningengebruik minder duidelijk is. Om dit te vergroten, kan uw gemeente differentiatie in de verordening brengen. Zowel voor kleingebruikers als voor grootverbruikers zijn er mogelijkheden. Differentiatie Een lager vast bedrag voor percelen die alleen een rioolaansluiting hebben voor de afvoer van hemel- en grondwater, zal veel bezwaren voorkómen. Voor loodsen, garageboxen en verharde parkeerterreinen vraagt uw gemeente dan een bescheiden bijdrage. Die differentiatie is gerechtvaardigd, omdat percelen zonder aansluiting op de droogweerafvoer minder kosten veroorzaken en minder profijt van de voorzieningen hebben.
Ook kan uw gemeente percelen met een hoge afvoer of een grote oppervlakte een opslag op het vaste bedrag laten betalen. Gebruikers van percelen met een grote afvoer (profijt) of een grote oppervlakte (kosten) dragen dan meer bij in de kosten voor de voorzieningen. Dat is terecht gezien het gebruik dat ze van de voorzieningen maken. Conclusie Een vast bedrag per perceel is een zeer solide heffingsmaatstaf met veel voordelen. Met differentiatie zijn de grootste nadelen goed te ondervangen.
april 2012-43 D1200 Rioolheffing
Leidraad rioleririf
è 20
3.2.2 Bedrag afhankelijk van hoeveelheid geloosd afvalwater of waterverbruik Voor het dekken van de rioleringskosten is deze heffings maatstaf minder geschikt. Een groot deel van de rioleringskosten zit namelijk in de afvoer van hemelwater. Huishoudelijk afvalwater en water uit productieprocessen zijn slechts twee van de kostenveroorzakers. Dit tarief kiezen gemeenten met name om mensen bewust te maken van de kosten voor watergebruik. Het is zeer de vraag of heffing naar alleen de hoeveelheid geloosd afvalwater voldoende is. Percelen die enkel een aansluiting hebben voor de afvoer van hemel- of grondwater, betalen dan geen belasting. Dat is een begunstigend beleid en dat is in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Op voorhand valt geen rechtvaardigingsgrond te bedenken. Het is namelijk goed mogelijk om een klein vast bedrag te hanteren. Dat vaste bedrag kan de gemeente dan vermeerderen met de heffing voor het afgevoerde water. Zo betrekt zij ook de percelen die alleen hemel- of grondwater afvoeren in de heffing (zie paragraaf 3.2.3). Opvragen
verbruikgegevens
Als het waterverbruik de hoogte van de rioolheffing bepaalt, staat in de verordening rioolheffing meestal dat de hoeveelheid afgevoerd afvalwater de maatstaf is. Omdat deze hoeveelheid vaak niet te meten is, stelt de gemeente de hoeveelheid afgevoerd water fictief gelijk aan de hoeveelheid water die de gebruiker van het waterleidingbedrijf heeft afgenomen of zelf heeft opgepompt. Deze gegevens zijn beschikbaar bij het waterleidingbedrijf of bij de provincie (voor het oppompen van water). Natuurlijk loost een verbruiker niet al het ingenomen water in het riool, maar daarmee kan de gemeente rekening houden. De lozing van hemelwater blijft bij deze maatstaf buiten beschouwing.
Verschil watertoevoer en -afvoer Wat deze heffings maatstaf lastig maakt, is dat de gemeente rekening moet houden met het feit dat niet al het water in de riolering terechtkomt. Met 'gewone verminderingen' is relatief makkelijk om te gaan. Het besproeien van de tuin en het vullen van kinderzwembadjes zijn kleine hoeveelheden die op een of andere manier bij elke aansluiting voorkomen. Lastiger wordt het als het niet-lozen een specifieke oorzaak en een behoorlijke omvang heeft. Een bekend voorbeeld hiervan is de veehouderij. De veehouder mag het drinkwater van het vee niet vanuit de stal in de riolering lozen. Hierdoor ontstaat een flink verschil tussen de hoeveelheden toegevoerd en afgevoerd water. Om een willekeurige en onredelijke belastingheffing te voorkomen, moet de gemeente hiermee bij de rioolheffing rekening houden. Vraag voor dit soort gevallen bij de productschappen na wat het gemiddelde watergebruik per koe, schaap of varken is. Als vervolgens bekend is hoeveel vee in de stal staat, is een redelijke inschatting te maken van de niet-afgevoerde hoeveelheid water. Uiteraard maken deze elementen de belastingheffing wel veel arbeidsintensiever.
Op grond van het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing (Stb. 1995, 346), gebaseerd op artikel 246a Gw, moeten waterbedrijven verbruiksgegevens verstrekken. De VNG en de VEWIN hebben een convenant gesloten over een vergoeding voor deze gegevens: onbewerkte gegevens zijn kosteloos, voor bewerkte gegevens moet de gemeente betalen. Tenminste, als uw gemeente en het waterbedrijf het convenant willen toepassen. Vermindering
waterverbruik?
In de literatuur bestaat twijfel over de invloed van een hoeveelheidsafhankelijke rioolheffing op het waterverbruik. Het drinkwaterverbruik in gebieden met relatief duur water verschilt namelijk niet van het verbruik in gebieden met goedkoop water. Verder hebben sommige panden een verzamelmeter en andere panden helemaal geen meter, waardoor hoeveelheden lastig zijn vast te stellen.
april 2012-43 Rioolheffing D1200
Leidraad riolerins
Perceptiekosten Deze heffings maatstaf kan voor hoge perceptiekosten zorgen. De extra perceptiekosten die gepaard gaan met het vaststellen van de verschillen tussen toegevoerd en afgevoerd water in individuele gevallen, zijn lastig te vermijden. Hieronder vindt u voor enkele gevallen een mogelijke forfaitaire benadering. De kosten zijn te beperken door een klassenstelsel te gebruiken, waardoor bijvoorbeeld alle woningen in dezelfde categorie vallen. Zo kan uw gemeente bij een verbruik tot bijvoorbeeld 250 m een vast bedrag stellen. Een combinatie met andere aanslagen op één aanslagbiljet bespaart 3
ook kosten.
Forfait en werkelijke
cijfers
De verbruiker loost niet al het ingenomen water in het riool. Een deel gaat op aan huishoudelijke doeleinden en sproei- en drinkwater. Dit deel kan de gemeente vaststellen als een forfait van bijvoorbeeld 10%. Dit is niet verplicht, maar het verlaagt de perceptiekosten omdat de gemeente minder hoeft te meten en controleren.
De forfaitaire vermindering leent zich met name goed voor woningen. Maar als uw gemeente de vermindering bij woningen toepast, moet zij dat ook doen bij bedrijven of instellingen. De Kamers van Koophandel of de brancheverenigingen hebben mogelijk cijfers om een redelijk forfaitpercentage te bepalen. Het kan zijn dat bedrijven zelf de hoeveelheid niet-geloosd water kunnen meten. Dan is een forfait niet nodig en kan de gemeente de mindering baseren op werkelijke cijfers. Om die cijfers te krijgen, zijn aangiftebiljetten of inlichtingenformulieren te gebruiken.
Er zijn meerdere bedrijfstakken of activiteiten die veel ingenomen water verbruiken en dus niet lozen, zoals: • bierbrouwerijen, Iimonadefabrieken en distilleerderijen; • betonmortelcentrales, bouwbedrijven (cement, gips); • veehouderij (vee in stallen zonder lozing in riolering) • koeltorens (verdamping); • wasserijen (verdamping); • havens (waterleveringen aan derden); • luchtbevochtiging in kantoorgebouwen (verdamping); • tennisbanen en tuincentra (beregening). • bakkerijen. • zwembaden. Zoals gezegd houdt deze differentiatie geen rekening met de hoeveelheid geloosd hemelwater. Wel is er een redelijk verband met de mate van rioolgebruik voor huishoudelijk en bedrijfsafval water. Voor- en nadelen Op zich zijn de opbrengsten van deze heffing redelijk voorspelbaar. Het waterverbruik fluctueert niet sterk van jaar tot jaar. Maar de stabiliteit van de inkomsten is minder zeker. Grotere belastingplichtigen (lees: met veel waterverbruik) ontvangen een hoge nota. Voor dergelijke bedrijven is het lonend een belastingadviseur op de zaak te zetten om te kijken of zij onder de heffing kunnen uitkomen. Omdat juridische procedures vele jaren kunnen duren, is zo een groot deel van de belastinginkomsten onzeker. Ook kan het voor grote belastingplichtigen lonend zijn om af te haken. Dan bouwen ze op het fabrieksterrein een zuiveringsinstallatie en spreken ze met het waterschap af dat zij het gezuiverde water rechtstreeks in het oppervlaktewater mogen lozen.
april 2012-43 Leidraad riolerin
D1200 Rioolheffing 22
Voorbeeld onzekerheid Stel, een gemeente legt de rioolheffing op naar waterverbruik. Vijf bedrijven zijn verantwoordelijk voor 1 0 % van het totale waterverbruik. Via de ondernemersvereniging besluiten deze bedrijven bezwaar in te dienen tegen de heffing. Hiervoor schakelen ze een belastingdeskundige in, Na bezwaar gaan ze in beroep en daarna in hoger beroep. De drie juridische procedures duren al gauw drie jaar. Tekenen de belastingplichtigen ook nog beroep in cassatie aan, dan komt daar nog twee jaar bij. Gedurende de.looptijd van de beroepen tekenen de belastingplichtigen pro-formabezwaar aan tegen de heffingen in de latere jaren. Tegen de tijd dat er een definitieve beslissing komt, ligt 5 0 % van.de totale jaaropbrengst onder vuur (vijfjaar lang 10% van de heffing). Zo kan een belastingprocedure een groot gat slaan in het rioleringsbudget.
3.2.3 Vast bedrag met toeslag voor waterverbruik Een combinatie van heffings maatstaven kan uw gemeente meer zekerheid bieden over de te verwachten opbrengst uit de rioolheffing. Als zij per aansluiting een vast bedrag heft, heeft zij een vaste jaarlijkse opbrengst die niet afhankelijk is van het waterverbruik. Bij overschrijding van een bepaalde hoeveelheid afgevoerd water kan de gemeente nog een toeslag in rekening brengen. Jurisprudentie De Hoge Raad heeft toegestaan dat een gemeente tot 300 m een vast bedrag heft en daarbo3
ven een vast bedrag per rh . Het tarief hoeft geen gelijke tred te houden met de door de lozingen 3
opgeroepen kosten. De kosten voor hemel waterafvoer - ook die betrekking hebben op hemelwater dat op gemeentelijke eigendommen valt - mag de gemeente via het rioolrecht op eigenaren en gebruikers van (andere) eigendommen verhalen. Het is niet van belang of de gemeente het hemelwater geheel of gedeeltelijk afvoert via een afzonderlijk stelsel (Hoge Raad 24 september 2004, nr. 36.874, UN:
AF7511).
3.2.4 Vast bedrag per woning en voor niet-woningen een bedrag afhankelijk van hoeveelheid geloosd afvalwater of waterverbruik Deze heffingsmaatstaf is een combinatie van de in paragraaf 3.2.2 en paragraaf 3.2.3 genoemde heffingsmaatstaven, en maakt onderscheid in woningen en niet-woningen. Uitleg vindt u in de genoemde paragrafen. 3.2.5 Bedrag afhankelijk van omvang huishouden Een tarief afhankelijk van de omvang van het huishouden is een eenvoudiger variant op heffing naar de hoeveelheid afvalwater. Hierbij is het uitgangspunt dat een groter huishouden meer profiteert van de gemeentelijke riolering. Het tarief voor huishoudens moet uw gemeente combineren met andere tarieven. Voor niet-woningen is de maatstaf immers niet geschikt, omdat daar geen huishoudens wonen. Voor een grote categorie percelen moet dus een andere tariefstelling gelden. Dat komt de uitvoeringskosten van deze variant niet ten goede. Ook moet de gemeente er rekening mee houden dat de tarief verschillen tussen de diverse groepen niet mag leiden tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing. 3.2.6 Bedrag afhankelijk van waarde in economisch verkeer (Woz-waarde) De waarde in het economische verkeer is als heffingsmaatstaf toegestaan sinds de herziening van de materiële belastingbepalingen in de Gemeentewet per 1 januari 1995 in werking trad. Deze mogelijkheid staat uitdrukkelijk in de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel (zie paragraaf 2.6).
april 2012-43 Rioolheffing D1200 23
Leidraad riolering.
Tariefstelling De tariefstelling in de verordening moet er wel voor zorgen dat kleine waardeverschillen niet leiden tot een groot verschil in verschuldigde belasting, als daarvoor geen rechtvaardiging is (gelijkheidsen evenredigheidsbeginsel; zie paragraaf 2.6). Bij een sterke differentiatie kan de belastingrechter oordelen dat sprake is van willekeurige of onredelijke belastingheffing. Een indicatief antwoord op deze vraag krijgt u door uzelf de volgende vraag te stellen: 'Kan ik het mijn buurman uitleggen?'. Een ander aandachtspunt bij heffing naar de Woz-waarde zijn percelen met een zeer hoge waarde. Soms heeft een gemeente percelen met een Woz-waarde van vele tientallen miljoenen. Bij ongelimiteerde tariefstelling afhankelijk van de waarde kunnen de aanslagen rioolheffing voor deze percelen zeer hoog uitvallen. Zeker als de percelen de riolering niet bijzonder veel gebruiken, kan de heffing onredelijk hoog worden. Dan loopt de gemeente het risico dat de rechter deze hoge aanslagen vernietigt. Om dit risico te beperken, kan de gemeente de heffing naar de Woz-waarde limiteren tot een maximaal bedrag. Ook kan zij het tarief tot een maximale waarde van toepassing verklaren. Aansluiting bij de Wet Woz De Woz-waarde is de waarde die de gemeente hanteert voor de onroerendezaakbelastingen. Als uw gemeente de Woz-waarde gebruikt voor de gebruikersheffing, kunnen de gebruikers ook bezwaar maken tegen de waarde. Huurders ontvangen geen Woz-beschikking, omdat huurders geen OZB of andere belastingen betalen over de waarde van de huurwoning. De gebruikers heffing is dan de eerste heffing waarbij een belang ontstaat voor deze groep. Dat zou betekenen dat huurders ook een Woz-beschikking moeten ontvangen. Dat kan leiden tot meer bezwaren. Dit laatste maakt de Woz-waarde als heffingsmaatstaf voor de gebruikersheffing minder kostenefficiënt.
3.3 Heffingsmaatstaven voor eigenaren Het gebruik van de riolering door de eigenaar is volgens jurisprudentie: het genot dat de eigenaar heeft van de aanwezigheid van de aansluiting op de gemeentelijke riolering. Dit omdat een aansluiting de gebruikswaarde van zijn perceel verhoogt. Bij het vaststellen van de heffings maatstaf voor de eigenaar gaat het dus om de rioolaansluiting op zich. Als de gemeente kiest voor tariefdifferentiatie, hoeft zij de tarieven niet afhankelijk te stellen van de grootte van het voordeel dat de eigenaar heeft bij de aansluiting. Andere vormen van tariefdifferentiatie zijn toegestaan.
Het lozen van afvalwater in het riool is geen heffings maatstaf voor de eigenaar. Ook mag het tarief niet afhankelijk zijn van het gebruik van de riolering (dus van de hoeveelheid afvalwater). Voor de eigen aren heffing is het niet relevant of de aansluiting daadwerkelijk wordt gebruikt. Mogelijke
heffingsmaatstaven
Bij de eigenarenheffing kunt u denken aan de volgende heffingsmaatstaven: 1 Vast bedrag per perceel of aansluiting. 2 Bedrag afhankelijk van de waarde in het economische verkeer. 3 Bedrag afhankelijk van de grootte van het bebouwde en verharde oppervlak of de kavelgrootte. Volgens de COELO-Atlas 2011 heffen gemeenten in de praktijk: • een vast bedrag (52% van de bevolking) (zie paragraaf 3.3.1); • een bedrag afhankelijk van de waarde in het economische verkeer (6% van de bevolking) (zie paragraaf 3.3.2). De overige gemeenten kennen geen eigenarenheffing. Meer specifieke gegevens over het gebruik van de verschillende heffingsmaatstaven zijn niet onderzocht.
april 2012-43 Leidraad riolering
D1200 Rioolheffing 24
3.3.1 Vast bedrag per perceel Veel gemeenten heffen een vast bedrag van eigenaren per aangesloten perceel. Deze heffingsmaatstaf is eenvoudig uit te voeren en brengt relatief lage uitvoeringskosten met zich mee. Maar de relatie tussen de heffing en het profijt dat de eigenaar van de aansluiting op de riolering (in de brede zin, dus inclusief hemel- en grondwater) heeft, is niet altijd even duidelijk. De perceel eigen aren profiteren van het feit dat de gemeente haar zorgplichten nakomt. Omdat zij zorgt voor het hemelen overtollige grondwater, zijn de percelen te gebruiken. Welk perceel daarvan specifiek meer of minder profijt heeft, is lastig te duiden. • Jurisprudentie , in zijn arrest van 10 april 1996 over.rioolaahsluitrecht (nr. 30.251, 'Bëlaüingblad:1996,biz.
307)'.
• heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de aan de gemeente toebehorende ongebouwde eigendom¬ men als straten, parken erTdergelijke totgemeentebezittingen behoren, als bedoeld ïh artikel 277 • Gw (gebruiksretributies) .eerste -lid; letter b, onder 1 (oud). Het Hof Amsterdam overwoog dat ' r
:
niet de gemeente maar de.gehele\beyplking het gehot.had'van:deze;gem eenteb;ezittingen. De !
; Hoge Raad neemt aan dat die retributies geen. betrekking, hebben op het gebruik dat de gemeen-
:
te zelf maakt van die gemeente bezittingen. (Deze gebruiksretributies-zijn nu geregeld in artikel 229 Gw, eerste lid, onderdeel a.).In 2004 heeft de Hoge.Raad het oordeel van.het Amsterdamse. , :
hof bevestigd. De kosten voor hemelwaterafvoer-ook die betrekking hebben<>p heme|water !
! dat op gemeentelijke eigendommen valt;- mag de gemeente via het rioOlrecht op eigenaren ;
en gebruikers van (andere) eigendommen verhaten. Het is niet van belang of de gemeente het ; hemelwater geheel of gedeeltelijk afvoert via een afzonderlijk stelsel (Hoge Raad 24 september 2004, nr. 36.874, UN: AF7511).
"
•
'..V.
3.3.2 Bedrag afhankelijk van waarde in economisch verkeer (Woz-waarde) De waarde van een perceel heeft een indirecte relatie met de oppervlakte van het perceel en de oppervlakte van de woning. Dit zijn beide belangrijke kostenveroorzakers voor de gemeentelijke riolering. Grotere percelen kunnen zorgen vooreen grotere (piek) belasting bij de he mei waterafvoer. Bovendien moet de gemeente meer strekkende rioolmeters langs het perceel leggen, voordat het volgende perceel is bereikt. In een straat met rijtjeswoningen kan de gemeente bijvoorbeeld veertig woningen aanslaan. In een straat met villa's kan zij voor dezelfde afstand maar twintig keer een aanslag versturen. De kosten voor het hoofdriool in beide straten zullen niet veel verschillen. Een bijdrage naar de (hogere) Woz-waarde van de villa's is met verwijzing naar de kosten per perceel te rechtvaardigen.
Gelijkheids- en
evenredigheidsbeginsel
In de tariefstelling mogen kleine waardeverschillen niet leiden tot een groot verschil in verschuldigde belasting, als daarvoor geen rechtvaardiging is (gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel; zie paragraaf 2.6). Bij een sterke differentiatie kan de belastingrechter oordelen dat sprake is van willekeurige of onredelijke belastingheffing. Dit risico kan de gemeente beperken (of zelfs helemaal vermijden) door voor woningen en niet-woningen een minimum- en maximumwaarde in het economische verkeer vast te stellen, waarover zij de rioolheffing oplegt. Deze waarde stelt zij bijvoorbeeld vast op minimaal 5 0 % en maximaal 200 of 300% van de gemiddelde woningwaarde in de gemeente.
april 2012-43 Rioolheffing
D120oJ^|5^^3J 25
Wetsgeschiedenis en jurisprudentie Heffing van rioolrecht paar Woz-waarde staat uitdrukkelijk in de wetsgeschiedenis van het oude rioolrecht. Die passage is overgenomen voor de rioolheffing. In de toelichting op de Gemeentewet staat het volgende: "Het bepaalde in het tweede lid maakt duidelijk dat de gemeenten, , behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht 'als y è r d e l i h g s m a a t s t a f z e l f invulling :
kunnen geven .'aan de in de belastingverordeningeh op te hemen .heffingsmaatstaven voor de gemeentelijke'belastingen en rechten. Die heffings maatstaven kunnen binnen, een verordening variëren. Het staat gemeenten dan ook vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijke beleid en de praktijk van de belastingheffing. In dat verband achten wij bijvoorbeeld de waarde in het economische verkeer van een op de riolering aangesloten object als heffingsmaatstaf voor een rióölaarisluit- of riool af voerretributie goed denkbaar." (Kamerstukken II1989/90,
21_59f,nr.;3,,blz::65-67):
De Hoge Raad (1.5 mei 2009,
nr. 07/13148, LJN:BD5477) acht heffing naar Woz-waarde mede op grond, van deze opvatting van de wetgever toelaatbaar. •
april 2012-43 D1200 Rioolheffing
Leidraad riolering 26
•
4 Kostenverhaal en kostensoorten 4.1 Kostenverhaal Op grond van artikel 228a Gemeentewet (Gw) kan de gemeente de kosten van haar watertaken voor afval-, hemel- en grondwater verhalen. De gemeente heeft dus een duidelijk breder takenpakket dan alleen de riolering. Toch is gekozen voor de term riolering. Allereerst omdat de wet spreekt over 'rioolheffing' en omdat de riolering verreweg de grootste kostenpost zal blijven. En om toch mogelijk te maken dat de gemeente alle kosten kan verhalen, is bij de heffing gekozen voor een ruime definitie van het begrip riolering (zie ook paragraaf 2.4.1). Definitie
riolering
De omschrijving van riolering in de VNG-modelverordening luidt: "Gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of onderhoud bij de gemeente." Hieruit blijkt dat de gemeentelijke riolering ook de andere watertaken definieert. In feite vallen alle maatregelen die die de gemeente treft om haar zorgplichten na te komen onder de definitie. Als deze module spreekt over kostenverhaal in het kader van de rioolheffing, wordt onder 'riolering' deze brede definitie verstaan. 'Nagenoeg geheel' en 'meer dan zijdelings' Volgens jurisprudentie onder het oude rioolrecht mag de gemeente geen kosten verhalen die slechts
Definitie gemeentelijke
zijdelings (minder dan 10%) met de riolering te maken hebben. Dit omdat zij die kosten geheel of
riolering: een voorziening of combinatie van voorzienin-
nagenoeg geheel (90% of meer) voor andere doeleinden heeft gemaakt. Deze jurisprudentie heeft
gen voor inzameling,
op dit terrein niet aan actualiteit ingeboet. Dus als de kosten voor 10% of meer ('meer dan zijde-
verwerking, zuivering of
lings') samenhangen met de riolering, kan de gemeente het samenhangende deel verhalen via de
transport van afvalwater, hemelwater of grondwater,
rioolheffing (zie ook paragraaf B1.3 van bijlage 1).
in eigendom, in beheer of onderhoud bij de gemeente.
Beoordeel daarom per geval of verhaal mogelijk is. Dit geldt met name voor: • veeg-, bagger- en drainagekosten; • de kosten voor straatwerk; • de plaatsingskosten van hekwerk of prikkeldraad. In bijlage 1 vindt u een uitgebreide toelichting met voorbeelden over deze kostenposten. Voorbeeld veegkosten
[
'. Een gemeente kan aannemelijk maken dat zij 3 0 % van de veegkosten kan toerekenen aan de rio¬ : lering (zie ook bijlage 1). Dat is meerman een zijdelings verband (Want meer dan 10%). Daarom is voor dit percentage dekking via de rioolheffing mogelijk. Een andere gemeente kan dit percen, tage niet zonder meer overnemen. Zij zal zelf moeten motiveren welk deel van de veegkosten aan de riolering is toe te rekenen. Het is goed voorstelbaar dat een gemeente in stedelijk gebied-
;
meer veegkosten kan toerekenen aan de afvalstoffenheffing. O m d a t het vegen in de stad vooral bedoeld is om weggegooid afval op te vegen. In landelijk gebied zullen bladeren het grootste
j
probleem vormen. De. rechtvaardiging voor kostentoerekening .moet de gemeente vinden in het functioneren van de riolering.-Als zij de straten niet veegt, gaan de rioleringskosten omhoog door vervuiling in de kolken en functioneert de riolering minder goed.
"
april 2012-43 Rioolheffing D1200
é 27
Leidiaad riolering
Jurisprudentie'meer dan zijdelings' In zeer langlopende rechtzaken (circa twintig jaar!) over de rioolrechten in Amsterdam is het aspect 'meer dan zijdelings' uitgebreid aan de orde gekomen (HR 4 juni 2010, nrs. 08/00313 en 08/00314, UN: BL 0990 en BL1015). De gemeente Amsterdam rekent een deel van de baggerkosten.yan,de,;grachten toe aan het rioolrecht: Ook een dèel van de kosten voor het gr.ondwaterpeilnet verhaalt zij.via het rioolre,cht.:Verschillende rechtelijke .instanties oordelen.verschillend hierover, totdat uiteindelijk de.Hoge Raad het laatste woord, heeft. Amsterdam moet aannemelijk maken dat. deze activiteiten een meer dan zijdelings verband hebben met het functioneren van de riolering, De grachten van Amsterdam hebben een belangrijke functie in de hemelwaterafvoer. Ten tijde van het heffingsjaar (jaren 80) vinden ook nog veel overstortingen plaats in de grachten. De gemalen, die het waterpeil in de grachten regelen, hebben een minimale diepgang nodig om goed te functioneren. De Hoge Raad oordeelt dat de grachten een meer dan zijdelingse functie vervuilen vpor de riolering en dat het baggeren mede nodig is om het water in de grachten af te voeren.. De ;baggerkosten hebben een meer dan zijdelings verband mét de riolering en daarom kan de gemeente deze deels in de rioolheffing betrekken. Voor het grondwaterpeil net geldt hetzelfde. De gemeente stelt dat het vroegtijdig signaleren van lékkages in de riolering een', belangrijke functie van het peilnet is. Die lekkages ku.nhen'ertoe leiden dat de fundering van (historische) panden.droogvalt en grote schade ontstaat Omdat die schade het gevolg is van het. functioneren van de riolering, is mede door de aanwezigheid van riolering het peilnet noodzakelijk. Dus de gemeente mag ook een deel van de peilnetkosten meenemen in de rioolheffing.
De belangrijkste conclusie uit de Amsterdamse arresten: hét gaat om de onderbouwing. De gemeente rnoet desgevraagd uitleggen waaruit het verband van de activiteit.met de zorgplichten bestaat: • • • • • • ;
. ; '
.
Kostenverhaal Op grond van artikel 228a Gw is kostenverhaal mogelijk tot 100% van de geraamde kosten die voor rekening van de gemeente blijven. Kosten die de gemeente al op een andere manier heeft verhaald, kan zij niet meer via de heffing verhalen. Denk aan kosten die al zijn gedekt uit de aansluitretributie voor nieuwe aansluitingen. De bijdrage die de gemeente vraagt via de rioolheffing, moet zij kunnen onderbouwen met een kostenoverzicht. De gemeente moet controleerbaar vastleggen welke activiteiten zij voor welk bedrag in de heffing meeneemt. Op de VNG-website is hiervoor een hulpmiddel beschikbaar: het model kostenonderbouwing rioolheffing. Dit model bevat een stappenplan om tot een goede kostenonderbouwing te komen.
O p de VNG-website is het
Het kostenverhaal vindt plaats volgens bedrijfseconomische principes. Hierover leest u meer in
model kostenonderbouwlng
module
D1300.
rioolheffing beschikbaar. Dit bevat een stappenplan om
4.2 Kostensoorten
tot een goede kostenonderbouwlng te komen. Het
Deze paragraaf behandelt de kosten die uw gemeente aan de rioolheffing mag toerekenen.
model staat bij de beleidsafdeling 'belastingen'.
4.2.1 Aanlegkosten Aanlegkosten van een rioolstelsel zijn bijvoorbeeld: • aanschaffingskosten van rioolbuizen of pompen; • vestigingskosten van beperkte rechten; • grondwerkkosten; • kosten voor het bedrijfsklaar maken.
april 2012-43 Leidiaad riolering
D1200 Rioolfieffing 28
Bij een stadsuitbreiding kan de gemeente de aanlegkosten ook verrekenen: • in de prijs van de te verkopen grond; • via een bijdrage vanwege een exploitatieovereenkomst (gebaseerd op de exploitatieverordening); • via een baatbelasting. Vooraf: niet sparen via de heffing De gemeente kan via de rioolheffing geen voorziening opbouwen om de aanleg of uitbreiding van het rioolstelsel te financieren. Zij mag in de rioolheffing als jaarlijkse lasten alleen de bijdragen aan voorzieningen meenemen die zijn bestemd voor noodzakelijke vervanging van de huidige riolering. Artikel 229b Gw, dat deze beperking oplegt, is niet rechtstreeks van toepassing verklaard op de rioolheffing. Maar de ervaring bij de afvalstoffenheffing leert dat de belastingrechters dit artikel wel als uitgangspunt nemen. De rechter beschouwt het niet als rechtvaardig als een gemeente uit de rioolheffing spaart voor percelen die zij nog niet in de heffing betrekt. Wil uw gemeente een reserve hebben om de eerste aanleg (mede) te financieren, dan moet zij deze financieren uit andere bronnen dan de rioolheffing. Een uitbreiding moet u dus zien als toename van het aantal aansluitingen. Als de gemeente de bestaande capaciteit vergroot (bijvoorbeeld door een bergbezinkbassin te plaatsen), is dat een verbetering van het bestaande stelsel, niet een uitbreiding. Voor verbeteringsinvesteringen mag de gemeente wel vanuit de heffing sparen. Belang goede onderbouwing In een rechtszaak over de kostenonderbouwing van de gemeente Roosendaal waren-de kosten voor een retentievijver.aan'dè oróe,(Hof Arnhem, 6 juli 2010, ÜN:0Nt683).
De gëmèente gaf
| zelf aan dat het hier een' uitbreidingsinvestering betrof. Fiscaal gezien gaat het óm een uitbreiding : van de capaciteit, niet om een investering die het aantal aansluitingen vérgroot. Ëen 'verbeteringsinvestering dus. Maar als de gemeente zelf de investering als een uitbreidingsinvestering kwalificeert, houdt de rechter zich aan de gepresenteerde feiten. Daarom mocht de gemeente hiervoor vooraf geen kosten meenemen in de.rioolheffing.
Kapitaal lasten De aanlegkosten van de riolering die ten laste blijven van de gemeente, mag zij vanaf het moment van investeren ten laste brengen van de rioolheffing. Over het algemeen nemen gemeenten het investeringsbedrag niet in een keer in de kosten mee. Zij schrijven de riolering af gedurende de levensduur. Jaarlijks komt een deel van de kosten als kapitaallast terug in het kostenverhaal. Meer over kapitaal lasten leest u in module
D1300.
4.2.2 Vervangings- en verbeteringsinvesteringen Na verloop van tijd eindigt de economische levensduur van de oorspronkelijke riolering en is renovatie of vervanging nodig. Voor de financiering hiervan zijn zelden externe bronnen beschikbaar. De kosten komen daarom vrijwel altijd volledig ten laste van de rioolheffing. Zeker als de gemeente de riolering destijds in relatief korte tijd heeft aangelegd, kan sprake zijn van een kostenpiek. Artikel 229b Gw geeft de mogelijkheid via de heffing te sparen om een dergelijke piek af te vlakken.
In de rioolheffing mag de gemeente dus een storting opnemen in een voorziening voor de vervanging van de bestaande riolering. Als zij dit doet, stijgt de heffing op de korte termijn. Op het moment dat zij de investering doet, trekt de gemeente het gespaarde bedrag van de investering af. De kostenstijging is dan minder groot dan zonder de spaarbijdrage.
april 2012-43 Rioolheffing D1200 29
Leidraad riolering
Waarom in een voorziening?
:
< Despaarbijdrageuit de heffing moet de gemeente in een voorziening storten.: Een voorziening I is;geld dat is gereserveerd voor een specifiek dpel/in dit geval de vervanging van.de riolering,.
J
> Kenmerk van een voorziening is.datde gemeenteraad deze niet mag herbestemmen voor een !
ander doel. Door dèspaarbijdrage in de voorziëning'te.storten^is zeker dat de gemeente de.
-
: riool heffing: besteedt aan het doel waarvoor zij de heffing heeft geheven. Zou de gemeente de ' > ; bijdrage uit de rioolheffing in een reserve storten, dan heeft de raad het recht om het geld op een • r
later moment voor iets.anders in te zetten. Dat is niet de bedoeling. De gemeente heeft het geld <
; opgehaald als bijdrage Voor de riolering, dus daarvoor rnöetiij hét ook^inzetten. . ' Meer informatie over reserves en voorzieningen vindt u in'paragraaf 4.2.7 ën:in
module-D1300.
Het investeringsbedrag dat na aftrek van de bijdrage uit de voorziening overblijft, komt ten laste van de rioolheffing. Net als bij de investeringen voor de eerste aanleg is de hoofdregel dat de gemeente de lasten over de levensduur afschrijft. Jaarlijks betrekt zij een deel van de investering als kapitaallast in de heffing. 4.2.3 Kosten voor een huisaansluiting De huisaansluiting is de verbinding tussen het (hoofd)riool en de huisriolering op de perceelgrens. Deze kosten hoeft de gemeente niet altijd afzonderlijk te verhalen. Zij kan deze ook doorberekenen in de jaarlijkse rioolheffing. Bij een afzonderlijk verhaal is het eenmalige aansluitrecht te gebruiken. In bijlage 2 vindt u hiervoor een voorbeeldverordening, bijlage 3 geeft hierop een toelichting. Het eenmalige aansluitrecht kan in een individueel geval hoger zijn dan de werkelijke huisaansluitingskosten. De wet eist namelijk alleen dat de totale geraamde opbrengsten niet hoger zijn dan de totale door de gemeente geraamde kosten. Daarbij gaat het om een redelijke en realistische raming op basis van het bedrijfseconomische principe van de voorzichtigheid (goed koopmansgebruik). De gemeente moet een heffing eenmalig rioolaansluitrecht wel baseren op artikel 229 Gw (het algemene rechten artikel) en niet op artikel 228a Gw (zie bijlage 2).
4.2.4 Kosten voor onderhoud en exploitatie De gemeente verhaalt de kosten voor onderhoud en exploitatie meestal via de rioolheffing. De onderhoudskosten van de riolering bestaan uit de kosten voor het reguliere (kort cyclisch) en het grote (lang cyclisch) onderhoud. Tot de exploitatiekosten behoren: • bediening van afsluitmiddelen en bemalinginstallaties; • inspectie, reiniging en reparatie van het rioolstelsel (technisch beheer); • kosten voor gegevensbestanden en kaarten van de riolering (administratief beheer). Verder horen bij onderhouds- en exploitatiekosten onder meer: • kosten voor de elektriciteit van pompen; • verwijderingskosten van bladeren om verstopping van de riolering te voorkomen. Deze kosten neemt de gemeente jaarlijks volledig in de heffing mee. Alleen bij groot onderhoud kan sprake zijn van sparen vooraf. Over het algemeen plannen gemeenten het groot onderhoud zó dat het jaarlijks een ongeveer gelijk bedrag betreft. In dat geval zijn ook die kosten als jaarlijkse last in een keer in de heffing mee te nemen. 4.2.5 Transportkosten tot het overnamepunt Het overnamepunt is het punt waar de zujveringsbeheerder het transport van het stedelijk afvalwater overneemt. Dit punt stelt de gemeente vast in overleg met de zuiveringsbeheerder. De plaats
april 2012-43
BIBIBÜIBBjl
Leidraad riolering
D1200 Rioolheffing
è 30
van het overnamepunt is belangrijk, omdat de transportkosten van het rioolstelsel tot aan het overnamepunt voor rekening van de gemeente komen. Deze kosten kan zij verhalen. 4.2.6 Perceptiekosten De gemeente kan de kosten verhalen die ze maakt om de rioolheffing te innen. Denk aan: • heffings- en invorderingskosten; • personeels- en materiaalkosten; • automatiseringskosten. 4.2.7 Tariefegalisatie De gemeentelijke watertaken vergen grote investeringen. Die investeringen verhaalt de gemeente vervolgens gedurende vele jaren via de jaarlijkse rioolheffing. Elk jaar moet een kostenonderbouwing onder de rioolheffing liggen. Die kosten kunnen van jaar tot jaar behoorlijk verschillen. Het is niet wenselijk om de jaarlijkse tarieven steeds te wijzigen. Bestuurlijk krijgt een stabiel tariefbeleid de voorkeur. Voor een goede, stabiele kostenonderbouwing is het verstandig deze in een meerjarig perspectief te zien. Met toevoegingen en onttrekkingen aan voorzieningen bereikt de gemeente een stabiel kostenpatroon dat past bij een stabiele tariefontwikkeling. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (Stb:2003, 27 óf www.commissiebbv.hl) Voorziening
./'-
'maakt onderscheid tussen voorzieningen en reservés,;• -' V
.
!
|
>[• ':'
• 'i.
'.
:;
' "*>
f.-"_ ;
: y :
'
:
l
\ '
Een voorziening, vormtde gemeente orcrkostehte kunnen betalen die nu ontsteanV rnaar pas later tot j uitgaven leiden. De gemeente kan bijvoorbeeld een voorziening vormen voor toekomstig (groot) onderhoud en vervangingsin vesteringeii: Belangrijk kenmerk van een voorziening is.dat de gemeen- . te het geld voor het oorspronkelijke doei moet gebruiken. Dus een voorziening voor groot onderhoud van de riolering kan zij alleen voor groot onderhoud gebruiken. Dat is ook logisch, omdat de noodzaak voor het onderhoud ontstaat door het huidige gébruik. Zo draagt hervormen van een
!
;
voorziening eraan bij dat de kosten precies op de goede periode drukken. Overigens is de gemeente niet verplicht uitsluitend de rioolheffing te gebruiken om groot onderhoud te bekostigen. Hiervoor ; kan zij ook putten.uit de algemene-middelen. Datgeldt ook vöpr Vervanging van de riolering. •
Reserve
/
Een reserve bestaat uit middelen waaraan de gemeenteraad een specifieke bestemming heeft
;
gegeven. De bestemming van geld uit een reserve is vrijblijvender, omdat de^raad die bestemming altijd kan wijzigen- Als de gemeente een .reserve.de bestemming riolering heeft gegeven, kan de raad deze reserve dus herbestemmen. Dat kamgevolgen hebben voor dé:exploitatie, De gemeen¬ :
te= geeft tenslotte geld dat ze voor de riolering had gereserveerd uit aan iets.andgrSi Voor de riolering moet zij dan dus andere fondsen*vinden. De rioolheffing kan daardoor.omhooggaan.
In module D1300 vindt • uitgebreide informatie over reserves, en'voorzieningen..:
Kostenegalisatie In de nota naar aanleiding van het verslag (TK, nr. 30579, nr. 6, p.14) van de wet bij de invoering van de rioolheffing staat een passage over tariefegalisatie: "Het wordt niet wenselijk geacht dat gemeenten het tarief jaarlijks laten fluctueren en daarom zouden gemeenten de lasten over een reeks van jaren kunnen egaliseren."
april 2012-43 Rioolheffing D1200
Leidraad riolering
Als de gemeente grote investeringen voorziet waardoor het tarief vanaf het investeringsjaar sterk omhoog zou moeten, is het verdedigbaar alvast in stapjes naar dat hogere tarief toe te groeien. (Dit kan niet voor uitbreidingsinvesteringen, zie paragraaf 4.2.1.) De meeropbrengsten in de jaren voorafgaand aan de grote investering moet de gemeente dan wel aan de voorzieningen toevoegen. De jaarlijkse storting in de voorziening neemt zij als kostenpost in de kostenonderbouwing op. In het jaar dat de kosten sterk stijgen, valt de voorziening in een keer vrij ten gunste van de kostenpost. Zo vangen de spaarbedragen de kostenstijging op. Een rekenvoorbeeld van de effecten van een dergelijke spaarvoorziening vindt u in module
D1300.
Opbouw van een voorziening De bijdragen aan een voorziening verkrijgt de gemeente uit de heffingen van de jaren die aan het investeringsjaar voorafgaan. Deze bijdragen mag zij in die jaren aanmerken als kosten voor het rioleringsbeheer als het gaat om stortingen om een stabiel tariefbeleid te realiseren. De kosten die de gemeente met het geld van de voorziening dekt, mag zij niet opnieuw aanmerken als kosten. Deze stortingen zijn dus medebepalend voor de hoogte van de rioolheffing. Vanwege het karakter van de rioolheffing als bestemmingsheffing mag de gemeente een voorziening voor toekomstige uitbreiding van de riolering (zoals rioolaanleg in het buitengebied) niet opbouwen met bijdragen uit de rioolheffing (zie paragraaf 4.2.1). 4.2.8 De btw als kostenpost Een aparte kostenpost voor de rioolheffing is de btw (omzetbelasting). In de wet staat expliciet dat de gemeente de btw die zij moet betalen als kostenpost voor de rioolheffing kan meenemen (art. 229b Gw). Omdat de werkzaamheden van de gemeente plaatsvinden in het kader van een opgedragen wettelijke taak, mag zij de btw ook in rekening brengen bij het btw-compensatiefonds. Waarom de gemeente deze kosten toch in de rioolheffing mag meenemen en welke regels zij hierbij moet volgen, vindt u in module
D1300.
4.2.9 Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) Gemeenten zijn wettelijk verplicht een GRP op te stellen. De kosten die uw gemeente hiervoor maakt, kan zij dekken uit de rioolheffing of de algemene middelen. Volgens de toelichting op (de voorloper van) artikel 229 Gemeentewet mag een gemeente de kosten voor inspraakprocedures, algemene bezwaarprocedures en algemene beleidsvoorbereiding niet doorberekenen in de rioolheffing. Dat geldt ook voor algemene bestuurskosten die zij maakt voor het opstellen van een GRP. Hierbij gaat het om de kosten voor het maken van bestuurlijke keuzes op rioleringsgebied, inclusief de voorbereiding van raadsvoorstellen. Ook onder de nieuwe heffing kan de gemeente deze kosten niet doorberekenen. Zij hebben slechts zijdelings met de gemeentelijke watertaken te maken. Bij deze kosten staan bestuurlijke en beleidsmatige keuzes en de heroverweging daarvan in geval van bezwaar centraal. Die kosten zijn niet verbonden aan de feitelijke taak. Wat de gemeente wel kan doorberekenen, is het beheersmatige deel van het GRP. Dat deel heeft een meer dan zijdelings verband met het nakomen van de zorgplichten.
april 2012-43 D1200 Rioolheffing
Leidraad riolering 32
Algemene beleids kosten Het valt op dat sommige gemeenten vrijwel alles 'beleid', noemen. Over de-vraag:of er 'fair trade'-koffie of gewone koffie uit de automaat moet komen, schrijft de gemeente een notitie koffiebeleid. Voor de kosten onderbouwing; isdit geen beleid; dit valt onder beheer: Voor de 'beleidselementen' uit het GRP geldt.hetzelfde: .Bij de vragen hoe en wanneergaat'hët voorna? " melijk om beheer. Echt beleid betreft slechts de.(voorbereiding van) keuzes waarbij de. gemeente twee verschillende belangen tegen elkaar afweegt.
'
:
. f -•-
4.2.10 Nieuwe zorgplichten, nieuwe kosten Zoals uit artikel 228a Gw blijkt, kan de gemeente met de nieuwe rioolheffing ook nadrukkelijk de kosten voor haar hemel- en grond watertaken verhalen. Op papier zijn dit nieuwe taken, maar in de praktijk voeren gemeenten al jarenlang (met name) de hemelwatertaak uit. De kosten die de gemeente maakt om haar nieuwe zorgplichten na te komen, kan zij verhalen via de nieuwe rioolheffing. Bijvoorbeeld de kosten van af koppel voorzieningen en drainageriolen. Maar ook andere praktische oplossingen, zoals het verhogen van stoepranden om hemelwater langer op straat vast te houden.
april 2012-43 Rioolheffing D1200 33
Leidraad nolerin;
Trefwoorden A aanlegkosten
28
aansluiting
6
- direct of indirect
6
B bedrijfsverzamelgebouwen
8
belastingobject
5
belastingplicht
9
beoordelingsaspect - gebruikers
19
- kosten veroorzaker of profijthebber betaalt
18
- perceptiekosten
19
- stabiliteit van inkomsten
19
bestemmingsheffing btw als kostenpost
4 32
F fiscaal-juridisch kader
4
G gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel
10
gesplitste rioolheffing
14
grote lozers
12
H heffing, uitvoerbaarheid
18
heffingsmaatstaf
17
- bedrag afhankelijk van geloosd afvalwater
21
- bedrag afhankelijk van omvang huishouden
23
- bedrag afhankelijk van waarde in economisch verkeer
23, 25
- eigenaren
24
- gebruikers
19
- tarief
10
- vast bedrag per perceel
20, 25
- vast bedrag toeslag watergebruik
23
heffingswijze
13
K kampeerterreinen en recreatieparken
8
kosten - egalisatie - exploitatie
30
- huisaansluiting
30
- onderhoud
30
- soorten
28
- verhaal
27
april 2012-43 Leidraad riolering
D1200 Rioolheffing 34
31
O objectafbakening
perceptiekosten
7
31
R rekenkundige methode
37
reserve
31
studentenhuizen T tariefegalisatie
31 30
transportkosten tot het overnamepunt V veegkosten
27 5
verordening rioolheffing
29
vervangings- en verbeteringsinvesteringen
45
voorbeeldverordening eenmalig aansluitrecht
47
- toelichting
31
voorziening
zakenkundige methode
38
april 2012-43 Rioolheffing D1200
é 35
Leidraad riolering
Bijlage 1 Kostenverdeling van activiteiten die deels de gemeentelijke zorgplichten betreffen B1.1 Inleiding Met de rioolheffing kan de gemeente de kosten verrekenen die zij maakt om haar zorgplichten na te komen. Om te bepalen welke kosten zij kan verhalen, is de volgende controlevraag te stellen: verricht de gemeente de activiteit om een van de zorgplichten na te komen? Zo ja, dan kan zij de kosten voor de activiteit toerekenen als rioleringskosten. Zo niet, dan is kostenverhaal via de rioolheffing niet mogelijk. Daarnaast zijn er activiteiten die behalve het nakomen van een van de zorgplichten ook een of meerdere andere doelen dienen. De kosten voor deze activiteiten moet de gemeente toedelen aan de verschillende doelen. Hiervoor zijn geen duidelijke criteria. Afhankelijk van de lokale situatie moet uw gemeente de kosten toedelen. In deze bijlage staan dus geen concrete antwoorden, want elke situatie is tenslotte anders. Baggerkosten om voldoende diepgang (scheepvaart) te behouden, kennen bijvoorbeeld een ander regime dan baggerkosten die nodig zijn vanwege overstortingen. De relatie met de zorgplichten is namelijk geheel anders.
Leg elke toerekening en de
B1.2 Activiteitenoverzicht
onderbouwing daarvan
Om de te verhalen kosten te bepalen, moet uw gemeente eerst een activiteiten overzicht opstellen.
duidelijk vast. Een expliciet
Hierin staat alles wat zij doet om haar zorgplichten na te komen. Vervolgens stelt zij met behulp van
besluit door de gemeenteraad heeft daarbij nog extra
de gemeentelijke begroting de bijbehorende kosten op. Alle kosten die de begroting aan een activiteit
waarde. In de meeste
toerekent, zijn verhaalbaar. Dat is dus inclusief de toerekening van zogenaamde indirecte kosten.
situaties zal de rechter dan 'marginaal' toetsen.
Een volledig stappenplan voor de kostentoerekening vindt u op www.vng.nl belastingen > Gemengde
(beleidsvelden >
rioolheffing).
activiteiten
In het activiteitenoverzicht staan ook activiteiten die én de zorgplichten betreffen én andere doelen dienen. Bijvoorbeeld straatvegen, want dit: • voorkomt storing en extra onderhoud in de riolering; • voorkomt vervuiling van waterdoorlatend verhard oppervlak; • zorgt voor een schone omgeving; • bevordert de verkeersveiligheid. Activiteiten die meerdere doelen dienen, zijn in deze bijlage 'gemengde activiteiten'. Gezamenlijke
activiteiten
In het overzicht staan ook activiteiten die in de praktijk deel uitmaken van een groter geheel. Het is immers gebruikelijk te streven naar een efficiënte inzet van de gemeentelijke middelen. Als het enigszins mogelijk is, laat de gemeente het wegonderhoud en de vervanging van de riolering gecombineerd uitvoeren. Projecten die meerdere activiteiten in een geheel omvatten, zijn in deze bijlage 'gezamenlijke activiteiten'. B1.3 Wettelijke uitgangspunten Van de activiteiten die volledig voor rekening komen van de gemeentelijke zorgplichten, kan de gemeente de integrale kostprijs uit haar begroting overnemen. Dat is inclusief de toerekening van indirecte kosten aan de activiteit. De afdeling Financiën stelt die kostenpost in principe vast.
april 2012-43 D1200 Rioolheffing 36
Voor de gemengde en gezamenlijke activiteiten moet de gemeente een verdeelsleutel vinden. Voor deze verdeling geldt de wettelijke hoofdregel: "Gemeenten mogen het aandeel in de kosten doorberekenen dat redelijkerwijs aan het nakomen van de zorgplichten kan worden toegerekend." Deze hoofdregel is in de wetsgeschiedenis als volgt verder ingevuld: • Activiteiten die slechts zijdelings (voor minder dan 10%) met de zorgplichten te maken hebben, kan de gemeente niet in het kostenverhaal meenemen. • Activiteiten die nagenoeg geheel (voor meer dan 90%) met de zorgplichten te maken hebben, kan de gemeente volledig in het kostenverhaal meenemen. De groep activiteiten waarvoor de gemeente een verdeling moet maken, is dus beperkt tot de activiteiten die tussen de 1 0 % en 9 0 % betrekking hebben op de uitvoering van de gemeentelijke watertaken. Hiervoor is inhoudelijke kennis van de activiteiten en van de uitvoering van de gemeentelijke watertaken nodig. Hoe de gemeente de kostenverdeling 'redelijkerwijs' maakt, leest u in de voorbeelden in paragraaf B1.5.
B1.4 Onderbouwing van de kostentoerekening Uit het wettelijke kader is te concluderen dat het vaststellen van het kostendeel dat de gemeente kan meenemen geen academische wetenschap is. Het begrip redelijkerwijs is vooral gericht op de onderbouwende argumenten. Bij de toerekening moet de nadruk dan ook liggen op de toelichting. Uw gemeente moet kunnen uitleggen waarom het meegenomen kostendeel redelijk is. in de onderbouwing is geen verschil tussen gezamenlijke en gemengde activiteiten. Het verschil tussen de twee categorieën heeft namelijk geen betekenis bij de toedeling van de kostenpost. In deze bijlage zijn de methoden en voorbeelden dus op beide categorieën van toepassing. De kostentoerekening kan de gemeente op twee manieren onderbouwen, met: 1 de rekenkundige methode (zie paragraaf B1.4.1); 2 de zakenkundige methode (zie paragraaf B1.4.2). B1.4.1 De rekenkundige methode Deze methode is gericht op een verdeling op basis van cijfermatige argumenten. Daarbij kan de gemeente kijken naar het aandeel van de specifieke activiteit in de totale kosten of bijvoorbeeld naar de bijdrage in de frequentie waarmee de gemeente de activiteit moet uitvoeren. Voordelen • de methode is reproduceerbaar en daardoor aan de gemeenteraad en eventueel de belastingrechter goed uitte leggen; • de methode leent zich voor een efficiënte aanpak. Als de gemeente voor vergelijkbare activiteiten een representatieve steekproef heeft genomen, kan zij de uitkomst doorvertalen naar soortgelijke activiteiten. Zo hoeft zij de exercitie niet steeds te herhalen, maar kan zij volstaan met het actueel houden van de verdeling. Toepassing Of het zinvol is om steekproefsgewijs de rekenkundige methode toe te passen, is afhankelijk van de frequentie van de activiteit. De frequentie is weer afhankelijk van de activiteit en de grootte van de gemeente. Vervanging van riolering in combinatie met andere werkzaamheden is in een grote gemeente dagelijkse praktijk, terwijl een kleine gemeente dat slechts enkele malen per jaar uitvoert. In dat laatste geval is de methode goed per project toe te passen.
april 2012-43 Rioolheffing D1200 37
Leidraad riolcrins
De rekenkundige methode werkt met 'harde' cijfers, waardoor de uitkomst objectief is. Daarmee lijkt de methode de enige juiste, maar dat is slechts schijn. Ook de rekenkundige methode werkt met aannames en ramingen. Deze is dus niet per se de beste methode. Uitwerking via de rekenkundige methode is bijvoorbeeld geschikt voor rioolvervanging in combinatie met wegonderhoud (zie paragraaf B1.5.1). B1.4.2 De zakenkundige methode Bij deze methode stelt de gemeente de verdeling met kennis van zaken beargumenteerd op. De meest voor de hand liggende werkwijze is de betekenis van de activiteit vast te leggen voor de verschillende doelen die zij dient. Op basis daarvan moet de gemeente het deel bepalen dat redelijkerwijs aan de watertaken is toe te rekenen. Daarvoor is financiële en vakinhoudelijke kennis nodig. De verschillende disciplines die met de activiteit te maken hebben, moeten input leveren voor de verdeling. Omdat de zakenkundige methode is gebaseerd op een inschatting van de situatie in uw gemeente, is het raadzaam ook bij andere gemeenten te informeren. Hoe kijken ze er daar tegenaan? Hebben ze bepaalde aspecten heel anders gewogen? Leg de argumenten waarop uw gemeente de toedeling heeft gebaseerd goed vast. Dan kan de belastingrechter de afweging volgen en aan de redelijkheid toetsen. Als hij ziet dat de gemeente een en ander zorgvuldig heeft afgewogen, zal hij de redelijkheidstoets waarschijnlijk terughoudend toepassen. B1.5 Voorbeelden Deze paragraaf geeft met concrete voorbeelden aan hoe uw gemeente de activiteiten kan verdelen die deels betrekking hebben op de gemeentelijke watertaken. Om de werkwijze te kunnen toepassen, moet u de voorbeeldsituaties toetsen aan de specifieke situatie in uw eigen gemeente. Daarbij staat de controlevraag steeds centraal: verricht uw gemeente de activiteit om een van de zorgplichten na te komen?
De volgende activiteiten komen aan bod: • Combinatie rioolvervanging en wegonderhoud (zie paragraaf B1.5.1). • Waterontwerp bestaande wijk (zie paragraaf B1.5.2). • Onderhoud bermsloten (zie paragraaf B1.5.3). • Baggeren en onderhoud stedelijke waterpartijen (zie paragraaf B1.5.4). • Aanleg open water (zie paragraaf B1.5.5). • Aanleg en onderhoud wadi (zie paragraaf B1.5.6). • Veegkosten (zie paragraaf B1.5.7). • Aanleg en onderhoud waterdoorlatende verharding (zie paragraaf B1.5.8). • Kolkenzuigen (zie paragraaf B1.5.9). • Onkruidverwijdering op verharding (zie paragraaf B1.5.10). • Onderzoek klimaatverandering en -resistentheid openbare omgeving (zie paragraaf B1.5.11). B1.5.1 Combinatie rioolvervanging en wegonderhoud Voordat de gemeente de rekenkundige methode kan toepassen, moet zij de uitgangssituatie vaststellen. Idealiter combineert de gemeente deze taken precies op het moment dat zij de riolering moet vervangen en de weg aan onderhoud toe is. Maar die ideale situatie doet zich zeker niet altijd voor. Óf het riool had nog wel wat langer meegekund, óf de weg had nog wel een tijdje kunnen blijven liggen. De extra afschrijvingskosten van de vervanging (of de extra storting in de onderhoudsvoorziening) voordat de economische levensduur voorbij is, zijn toe te schrijven aan de activiteit die de vervan-
april 2012-43 Leidraad nolerin
D1200 Rioolheffing 38
ging noodzakelijk maakt. Als de weg er uitsluitend uitgaat omdat het riool aan vervanging toe is, kan de gemeente zelfs de volledige kosten van de weg als rioleringskosten toerekenen. Concreet voorbeeld Stel, de riolering is aan vervanging toe. De weg had nog wel drie jaar kunnen blijven liggen voordat groot onderhoud nodig zou zijn. De kostenpost van het naar voren halen van het wegonderhoud blijkt € 40.000. Deze kostenpost is volledig toe te rekenen als rioleringskosten. De kostprijs van het totale project is € 900.000, plus € 40.000 naar voren gehaalde kosten. Om tot een toerekening van de kosten te komen, berekent de gemeente de kosten als zij de projecten afzonderlijk zou hebben uitgevoerd. Deze berekening leidt tot de volgende kostenposten: Vervanging riolering
€ 800.000
Wegonderhoud
€ 400.000
Totaal
€ 1.200.000
Op basis van deze kostenverhouding kan de gemeente een rekenkundige verdeling van de projectkosten maken. Ze rekent de kosten toe naar rato van de individuele kostprijzen: Vervanging riolering:
(800.000/1.200.000 * 900.000) = € 600.000 + € 40.000 = € 640.000.
Wegonderhoud:
(400.000/1.200.000 * 900.000) = € 300.000.
Als de gemeente de vervanging en het onderhoud optimaal op elkaar had kunnen afstemmen, was de kostenverdeling uitgekomen op € 600.000 voor riolering en € 300.000 voor het wegonderhoud. B1.5.2 Waterontwerp bestaande wijk De gemeente pakt de situatie in een bestaande woonwijk aan. Tot de activiteiten behoren onder meer: • bergingscapaciteit creëren door meer water; • water verleggen voor mooiere zichtlijnen; • bomen verplaatsen en kappen, nieuwe bomen aanplanten; • speelweides inrichten; • duikers vervangen door bruggen voor de waterkwaliteit en om het water zichtbaar te maken; • fietspaden en trottoirs verleggen; • openbare verlichting vernieuwen; • natuurvriendelijke oevers en ijsvogel wan den aanleggen. Kortom, een veelomvattend plan waarin de gemeente enkele activiteiten combineert. In hoofdzaak zijn de volgende activiteiten te onderscheiden: • Nakomen van de afval-, hemel- en grondwaterzorgplichten. • Verbetering van de waterkwaliteit, inclusief het vergroten van natuurwaarde (oevers). • Verbetering van de woonomgeving, inclusief infrastructuur. Samenhang Voor de kostentoerekening is de rekenkundige methode niet geschikt. Voor een paar onderdelen is wellicht een cijfermatige toerekening mogelijk, maar niet voor het totaal. Een natuurvriendelijke oever verbetert de waterkwaliteit en vergroot de natuurwaarde (horen niet bij de zorgplicht), maar creëert ook bergingscapaciteit (hoort wel bij de zorgplicht). Daarin is geen rekenkundige rangorde aan te brengen. Op het eerste gezicht lijkt een nieuwe speelweide niets te maken te hebben met de zorgplichten. Maar de nieuwe speelweide is nodig, omdat op de plaats van de huidige speelweide nieuw water komt. In dit ontwerp hangt alles met elkaar samen.
april 2012-43 Rioolheffing D12fin BBBBiBIffiffl Leidraad riolering
é 39
Causaliteitsbeginsel Bij de zakenkundige methode is het uitgangspunt dat de gemeente de kosten gelijkelijk aan de drie activiteiten toerekent. Vervolgens kijkt zij of er aanleiding is om aan een van de activiteiten een groter aandeel toe te rekenen. Een mogelijke insteek hierbij is gebaseerd op het causaliteitsbeginsel: wat is de belangrijkste reden voor het project? Hier is dat de structurele grond wateroverlast in de wijk, die medeveroorzaker is van problemen met de berging van hemelwater. Dus is het redelijk de kosten van de meest sobere variant voor rekening van de rioolheffing te laten komen. Op basis van een kosteninschatting rekent de gemeente 6 0 % aan de rioolheffing toe.
B1.5.3 Onderhoud bermsloten Met name in het buitengebied zijn langs gemeentelijke wegen veel bermsloten in (gedeeltelijke) eigendom van de gemeente. Het onderhoud van de walkant en de sloten zelf is te zien als een activiteit die een relatie heeft met de hemelwaterzorgplicht. Het hemelwater stroomt tenslotte van de gemeentelijke weg naar de bermsloot.
Kanttekening Het is de vraag in hoeverre het feit dat hemelwater naar de sloot stroomt, is te zien als" het inzamelen van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater". Alleen als de bermsloot een directe, doelgerichte functie heeft in de verdere verwerking van het hemelwater, lijkt het onderhoud in aanmerking te komen voor kostenverhaal via de rioolheffing. Bermsloten waarin ook particuliere percelen hemelwater lozen, zullen eerder in aanmerking komen voor gedeeltelijk kostenverhaal. De relatie met "water dat de gemeente voor verdere verwerking krijgt aangeboden" is dan sneller te leggen.
Rekenkundig Afhankelijk van de omstandigheden is de rekenkundige of de zakenkundige methode toe te passen. Als door de afvoerfunctie van de sloot vaker onderhoud nodig is, kan de gemeente een rekenkundige vergelijking maken van de situatie zonder de afvoerfunctie. Stel dat regulier onderhoud vier keer per jaar nodig is, maar bij de sloten met een specifieke afvoerfunctie zes keer per jaar. Dan kan de gemeente op basis van de rekenkundige methode vaststellen dat twee van de zes onderhoudsbeurten zijn toe te rekenen aan de hemelwatertaak. Van de totale kosten is dan 33,33% (2/6) redelijkerwijs toe te rekenen aan de rioolheffing.
Zakenkundig Als door de afvoerfunctie niet vaker maar juist specifieker onderhoud nodig is, lijkt de zakenkundige methode meer op zijn plaats. Het onderhoud moet zodanig plaatsvinden dat de afvoerfunctie behouden blijft. De nadruk ligt op het voorkomen en verwijderen van troep die de afvoer belemmert én op meer maatregelen om voor voldoende diepgang te zorgen. Om de kosten te verdelen, kan de gemeente kiezen voor een zakenkundige schatting van het meerwerk dat de afvoerfunctie veroorzaakt. Wat zijn de kritische factoren bij de uitvoering van het onderhoud? Duurt het maaien langer omdat de uitvoerder er rekening mee moet houden dat er geen afval in de sloot belandt? Is extra zorg nodig bij de duikers om de doorgang te waarborgen? Op basis van deze factoren kan de gemeente het relatieve aandeel in het onderhoud van de hem el watertaak beargumenteerd vastleggen. Het bepaalde aandeel in de totale kosten is vervolgens te verhalen via de rioolheffing.
B1.5.4 Baggeren en onderhoud stedelijke waterpartijen Ook bij deze activiteit moet de gemeente in eerste instantie kritisch kijken naar de controlevraag in paragraaf B1.1. Om überhaupt kosten te kunnen toerekenen, moet de waterpartij een functie hebben in het nakomen van de zorgplichten. Als die functie er is, zal die waarschijnlijk in het kader van de he mei watertaak zijn (overstorten).
april 2012-43 D1200 Rioolheffing
Leidraad riolering 40
Baggerwerkzaamheden die vrijwel volledig het gevolg zijn van overstortingen, zijn volledig verhaalbaar. Deze kosten zijn namelijk geheel toe te rekenen aan de watertaken. Blijkbaar heeft de gemeente de afweging gemaakt dat het doelmatiger is de overstort (voorlopig) te laten voortbestaan, in plaats van dure maatregelen te treffen om de overstort te kunnen opheffen. Heeft de gemeente het betreffende water alleen gegraven om de overstort te laten functioneren, kijk dan ook bij de aanleg van open water (zie paragraaf B1.5.5).
Waterpartijen zonder overstort kunnen ook een functie vertolken in de hemelwaterzorgplicht. In feite is de benadering dezelfde als bij het onderhoud van de bermsloten (zie paragraaf B1.5.3). Het extra onderhoud, of de extra tijd die het onderhoud vergt door de hemelwaterfunctie, is te verhalen. Ook hier kunt u denken aan extra schoonmaak en onderhoud om ervoor te zorgen dat de inlaat niet verstopt. En extra baggeren voor voldoende diepte. Alle activiteiten die een relatie met de hemelwaterfunctie hebben, moeten de deskundigen benoemen en wegen om het relatieve aandeel van deze activiteiten op de gehele kostenpost te bepalen.
B1.5.5 Aanleg open water De aanleg van open water is op zich geen activiteit om de zorgplichten na te komen. Bij nieuwbouw of andere ontwik kei locaties is de aanleg onderdeel van de exploitatie. Alleen als aanleg van open water een direct verband heeft met het nakomen van de zorgplichten, kan sprake zijn van kostenverhaal via de rioolheffing (zie paragraaf B1.5.2). In dit voorbeeld bestaat grondwateroverlast voor de aan de grond gegeven bestemming. Als open water doelmatiger is dan andere technische oplossingen (zoals grindbedden of een drainagebuis), zijn de kosten (gedeeltelijk) verhaalbaar via de rioolheffing.
Een andere reden om de aanleg van open water uit de rioolheffing te financieren, is dat de aanleg onderdeel is van een groter geheel. Een gescheiden stelsel vervangt de huidige gemengde riolering. Hiervoor is soms meer bergingscapaciteit in de directe omgeving nodig. Als dat de enige reden is voor de aanleg van het open water, kan de gemeente de totale kosten uit de rioolheffing betalen. In de praktijk zal een dergelijk veelomvattend plan onderdeel zijn van een totaalvisie op het gebied en zal de gemeente er meerdere doelen tegelijkertijd mee realiseren. De aanpak van de kostenverdeling verloopt dan volgens de systematiek in paragraaf B1.5.2. B1.5.6 Aanleg en onderhoud wadi De wadi is een voorziening die specifiek de zorgplichten betreft. Daarom kan de gemeente de aanlegen onderhoudskosten aan de rioolheffing toerekenen. Het aspect van de gezamenlijke activiteit zit hem vooral in de eventuele randvoorzieningen. Neem de aanlegkosten van een bruggetje voor een fietspad. Het bruggetje is nodig omdat het fietspad de wadi kruist. De vraag of de kosten verhaalbaar zijn via de rioolheffing, is te beantwoorden met het causaliteitsbeginsel: wat is de belangrijkste reden voor het project?
Wel verhaalbaar Alle opties afwegende, kiest de gemeente voor de aanleg van een wadi op een plek waar al een fietspad ligt. De huidige functionaliteit van het fietspad kan alleen blijven bestaan als er een fietsbruggetje over de wadi komt. Kortom, de noodzaak om de brug aan te leggen, ligt volledig bij de aanleg van de wadi. Dus kan de gemeente alle kosten toerekenen aan de rioolheffing. Niet verhaalbaar Wil de gemeente een nieuw fietspad aanleggen en de route over een bestaande wadi laten lopen?
april 2012-43 Rioolheffing D1200 41
Leidraad riolering
Dan ligt de noodzaak van de brug bij de keuze om het fietspad langs deze route te laten lopen. Dus dan zijn de brugkosten niet verhaalbaar via de rioolheffing. Ten slotte kan de gemeente op de plek waar de wadi komt ook een recreatiegebied ontwikkelen. Om de kosten van dat gezamenlijke project te verdelen, kan de gemeente de vergelijkbare methode in paragraaf B1.5.1 toepassen. De totale projectkosten zijn te verdelen naar rato van de kosten die de projecten afzonderlijk zouden hebben gekost. B1.5.7 Veegkosten Stel, de kosten van straatvegen in een gemeente bedragen € 1.600.000. Straatvegen dient meerdere doelen: • Inzameling van afvalstoffen. Argument: particuliere afvalstoffen die in de publieke ruimte belanden, zijn verkeerd aangeboden. De inzameling daarvan kan de gemeente dan redelijkerwijs toerekenen aan de zorgplicht voor afvalstoffen uit particuliere huishoudens. Kostendekking via de afvalstoffenheffing. • Schoonhouden van de publieke ruimte. Argument: de gemeente wil vervuiling tegengaan. Kostendekking via programma leefbaarheid. • Verkeersveiligheid. Argument: met name in het najaar kunnen blaadjes op de weg tot gladheid en daarmee gevaarlijke situaties leiden. Kostendekking via programma verkeer en vervoer. • Voorkomen van storingen en extra onderhoud in de riolering. Argument: niet-verwijderd straatvuil kan leiden tot storingen en extra kosten voor de riolering. Kostendekking via de rioolheffing. Kostenverdeling per doel Stel dat de gemeente voor de inzameling van particuliere afvalstoffen met een min of meer objectieve methode het aandeel heeft vastgesteld. Via een steekproef heeft zij geconstateerd dat circa 17% van het opgeveegde vuil afkomstig is van particuliere huishoudens. Daarom rekent de gemeente 17% van de kosten toe aan de afvalstoffenheffing. Nu resteert een kostenaandeel van 83% om te verdelen over de andere doelen. Aangezien het straatvegen primair als doel heeft om de stad schoon en leefbaar te houden, acht de gemeente het redelijk om de helft (50%) van de kosten toe te rekenen aan het schoonhouden van de publieke ruimte. De medewerker verkeer kan voor het doel 'verkeersveiligheid' niet bepalen welk deel van de kosten hieraan redelijkerwijs is toe te rekenen. Daarom besluit de gemeente te beoordelen of de resterende kostenpost redelijkerwijs aan dit doel is toe te rekenen. De medewerker riolering schat in dat het aantal storingen zou verdubbelen en circa 5 0 % meer onderhoud nodig zou zijn als de gemeente de straten niet veegt. Uitgaande van de daadwerkelijke kosten van storing en onderhoud levert dit een extra kostenpost op van € 250.000. Het lijkt redelijk om deze fictieve extra kostenpost toe te rekenen aan de rioolheffing als zijnde het redelijke aandeel in de veegkosten (= afgerond 16%). B1.5.8 Aanleg en onderhoud waterdoorlatende verharding Waterdoorlatende verharding is een voorziening om de hemelwaterzorgplicht na te komen. Daarmee komen de kosten in aanmerking voor verhaal via de rioolheffing. De vraag is welk deel van de aanleg- en onderhoudskosten de gemeente in rekening kan brengen.
april 2012-43
I^^^^^B 42
D1200 Rioolheffing
Bestaande situatie zonder waterdooriatende
verharding
De meest doelmatige oplossing om de zorgplicht na te komen, is de huidige verharding te vervangen door waterdooriatende verharding. Het is dan te verdedigen om de volledige aanlegkosten te financieren uit de rioolheffing. De activiteit motiveert de gemeente immers volledig vanuit het nakomen van de hemelwaterzorgplicht. Een nieuwe
situatie
De gemeente (her)ontwikkelt een bepaald gebied en maakt daarbij keuzes voor de hemelwaterzorg. De aanleg van waterdooriatende verharding is duurder dan de klassieke verharding. In zo'n situatie ligt het meer voor de hand alleen de meerkosten in de rioolheffing mee te nemen. Waterdooriatende verharding vergt extra onderhoud om de functionaliteit te behouden én omdat hierin onkruid en dergelijke beter groeien. De extra onderhoudskosten kan de gemeente meenemen in de rioolheffing, omdat de hemelwaterzorgplicht deze kosten veroorzaakt. Bij het vaststellen van de extra kosten kan de gemeente rekening houden met een hogere onderhoudsfrequentie én met de extra inspanning per onderhoudsbeurt. B1.5.9 Kolkenzuigen Kolkenzuigen is volledig verhaalbaar via de rioolheffing. Het reinigen van een voorziening die uitsluitend dient om de zorgplichten na te komen, is volledig verhaalbaar. Daarbij doet het er niet toe dat de herkomst van de vervuiling met andere activiteiten te maken heeft. Ook is niet van belang dat de gemeente de vervuiling met andere maatregelen wellicht in belangrijke mate zou kunnen voorkomen. B1.5.10 Onkruidverwijdering op verharding Bij onkruidverwijdering op verharding kunt u aan twee dingen denken: 1 het daadwerkelijk verwijderen van onkruid om de afvoerfunctie te behouden; 2 het verwijderen van onkruid zonder daarbij milieubelastende middelen te gebruiken. Het verwijderen van onkruid lijkt geen activiteit die via de rioolheffing is te verhalen. De hemelwaterafvoer op de verharding is primair bedoeld voor de functie van de verharding als weg, trottoir of parkeerplaats. Vanuit de hemelwaterzorgplicht is het waarschijnlijk niet eens gunstig dat de gemeente onkruid verwijdert, omdat daardoor de piekbelasting toeneemt. Dezelfde redenatie gaat op voor bijvoorbeeld de goten langs de weg. De specifieke afvoerfunctie van deze goten is vooral gericht op behoud van de functie van de verharding. Pas vanaf het moment dat het water van de verharding in de put stroomt (of een andere voorziening om het hemelwater te bergen of af te voeren), is sprake van hemel waterafvoer in het kader van de zorgplicht.
Heeft de verharding wél een uitdrukkelijke functie bij het transport van hemelwater (afvoer via het verharde oppervlak)? Dan kan het nodig zijn de verharding onkruidvrij te houden om de afvoercapaciteit te behouden. In dat geval kan de gemeente de kosten voor onkruidverwijdering van die verharding onderbrengen bij de kosten voor de hemelwaterzorgplicht en via de rioollheffing verhalen. De extra kosten voor het milieuvriendelijk verwijderen van onkruid zijn niet verhaalbaar via de rioolheffing. De zorgplichten zijn niet gericht op het voorkomen van watervervuiling. B1.5.11 Onderzoek klimaatverandering en -resistentheid openbare omgeving De verhaalbaarheid van onderzoek naar klimaatverandering en -resistentie is afhankelijk van de reikwijdte van het onderzoek. Richt het onderzoek zich uitsluitend op gevolgen in relatie met te treffen maatregelen voor de zorgplichten? Dan zijn de kosten volledig verhaalbaar. Is de reikwijdte
april 2012-43 Rioolheffing D1200 43
Leidraad riolering
breder en richt het onderzoek zich bijvoorbeeld in algemene zin op de gevolgen van klimaatverandering op de openbare omgeving? Dan is sprake van een gemengde activiteit en kan de gemeente een deel via de rioolheffing verhalen. De zakenkundige methode lijkt hiervoor de aangewezen weg. Maatregelen in de publieke ruimte op basis van de verwachte klimaatveranderingen volgen hetzelfde regime. De gemeente moet voor een doelmatige invulling van de zorgplichten kiezen. Alle activiteiten en voorzieningen die dat doel dienen, zijn verhaalbaar. De gemeente kan er bijvoorbeeld voor kiezen geen ingrijpende voorzieningen te treffen, maar incidenteel overlast van hevige regen te accepteren. Deze keuze kan bijvoorbeeld leiden tot de aanleg van hogere stoepranden om te voorkomen dat het water van de straat in de huizen stroomt. De kosten voor het verhogen van de stoepranden zijn dan verhaalbaar via de rioolheffing.
april 2012-43 Leidraad liolnring
0
44
1
2
0
0
Rioolheffing
Bijlage 2 Voorbeeldverordening eenmalig aansluitrecht In deze bijlage vindt u een voorbeeldverordening eenmalig aansluitrecht. Deze bijlage staat ook als tekstbestand in de digitale Leidraad Riolering op
www.riool.net
De raad van de gemeente
; gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van ; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet; gezien het advies van besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en de invordering van een eenmalig rioolaansluitrecht (<jaartal>) (Verordening eenmalig rioolaansluitrecht <jaartal>) Artikel 1
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt: a onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen; b onder eigendom verstaan een roerende of onroerende zaak; c onder aansluiting van een eigendom verstaan het leggen door de gemeente van een buisleiding van het in de openbare weg aanwezige afvoerstelsel tot aan het eigendom waarvoor de aansluiting plaatsvindt, om voor dat eigendom een directe of indirecte lozing op de gemeentelijke riolering mogelijk te maken.
Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam eenmalig rioolaansluitrecht wordt een recht geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten in verband met het tot stand brengen van een directe of indirecte aansluiting van een eigendom op de gemeentelijke riolering. Artikel B
Belastingplicht
Het recht wordt geheven van de aanvrager van de dienst dan wel van degene voor wie de dienst wordt verleend. Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief <mogelijkheid
1>
1 Het recht bedoeld in artikel 2 bedraagt per eigendom € ... <mogelijkheid
2 >
1 Het recht bedoeld in artikel 2 bedraagt voor een eigendom met een aansluiting t o t . . . strekkende meter € .... Voor elke strekkende meter boven deze aansluitlengte wordt het recht vermeerderd m e t € ....
april 2012-43 Rioolheffing D1200
é 45
Leidraad riolerinf
<mogelijkheid
3 >
1 Het recht bedoeld in artikel 2 bedraagt per eigendom • bij een aansluiting op het gescheiden afvoerstelsel € ... * bij een aansluiting op een ander afvoerstelsel dan bedoeld onder a € .... <mogelijkheid
4>
1 Het recht bedoeld in artikel 2 bedraagt het voorafgaand aan de dienstverlening aan de belastingplichtige meegedeelde bedrag, dat blijkt uit een begroting die ter zake door of vanwege het College van Burgemeester en Wethouders is opgesteld. 2 Als de begroting bedoeld in het eerste lid is uitgebracht, vangt de dienstverlening aan op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de belastingplichtige ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken. Artikel 5 Wijze van heffing Het recht wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld Het recht is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening. Artikel 7 Termijnen van betaling 1 De aanslagen moeten worden betaald in [hier aantal invullen] gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand vermeld in de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 2 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen. Artikel 8
Kwijtschelding
Bij de invordering van het recht wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 9 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders Het College van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en invordering van het eenmalig rioolaansluitrecht. Artikel 10 Inwerkingtreding
en citeertitel
1 Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking. 2 De ingangsdatum van de heffing is . 3 Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening eenmalig rioolaansluitrecht <jaartal>'. Aldus is vastgesteld in de openbare raadsvergadering van . De voorzitter.
De griffier,
april 2012-43 D1200 Rioofheffing
Leidraad riolcrins 46
Bijlage 3 Toelichting voorbeeldverordening eenmalig aansluitrecht In deze bijlage vindt u een algemene toelichting op de voorbeeldverordening eenmalig aansluitrecht en een toelichting per artikel. Deze bijlage staat ook als tekstbestand in de digitale Leidraad Riolering op
www.riooi.net
B3.1 Algemene toelichting Een verordening eenmalig rioolaansluitrecht is een belastingverordening. Zoals alle belastingen moeten gemeentelijke belastingen een wettelijke basis hebben. Het rioolaansluitrecht is gebaseerd op artikel 229 van de Gemeentewet (Gw). In dit artikel, eerste lid aanhef en onderdeel b, staat: "1 Rechten kunnen worden geheven ter zake van: a b het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;" Op dit artikel baseert de gemeente bijvoorbeeld ook de heffing van de bouw- en paspoortleges. O m op basis van dit wetsartikel tot een werkelijke heffing te komen, heeft uw gemeente een verordening nodig waarin zij de belasting verder uitwerkt. Daarvoor moet zij de verordening eenmalig rioolaansluitrecht vaststellen. De voorwaarden waaraan de gemeentelijke belastingverordening moet voldoen, staan in hoofdstuk XV Gw. In artikel 217 staat dat de verordening onder meer de volgende elementen moet bevatten: • Wie moet de belasting betalen (de belastingplichtige)? • Waarvoor moet de belasting worden betaald (het belastbare feit)? • Waarover moet de belasting worden betaald (de heffings maatstaf)? • Wat is het tarief van de belasting (de tariefstelling)? Voor een heffing gebaseerd op artikel 229 Gw geldt nog een extra voorwaarde. De geraamde heffingsopbrengsten mogen niet hoger zijn dan de geraamde kosten van de diensten. De rechten van artikel 229 Gw zijn dus alleen bedoeld om de kosten van de betreffende dienstverlening te verhalen. £33.2 Toelichting per artikel B3.2.1 Aanhef en opschrift De aanhef van een raadsbesluit verwijst naar de Gemeentewet. Hier staat het artikel waarop de gemeente de belasting heeft gebaseerd. De term "gezien" gebruikt de gemeente om naar schriftelijke externe rapporten en adviezen te verwijzen. Dit is toegevoegd omdat in de praktijk steeds meer gemeenten extern advies inwinnen voor invoering van de belasting. B3.2.2 Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de duidelijkheid kan de gemeente in een eerste artikel een omschrijving opnemen van de in de belastingverordening voorkomende begrippen. Maar sommige begrippen lenen zich minder voor een vastomlijnde omschrijving. Zo kan een definitie van de gemeentelijke riolering of een (verbeterd) gescheiden stelsel door nieuwe technische ontwikkelingen al snel verouderd zijn. Voor zulke begrippen kan de gemeente beter geen definitie opnemen, maar de uitleg in de praktijk volgen. Bij de invoering van een nieuwe werkwijze voor de aanleg van riolering moet de gemeente de begripsomschrijvingen in de verordening kritisch (laten) bekijken.
april 2012-43 Rioolheffin; D1200
é 47
Leidraad riolering
B3.2.3 Artikel 2 Belastbaar feit Het belastbare feit is de omschrijving van de activiteit waarvoor de gemeente de belasting in rekening brengt. In dit geval dus realisatie van een aansluiting op de gemeentelijke riolering. B3.2.4 Artikel 3 Belastingplicht Degene die de belasting moet betalen, is degene die uw gemeente vraagt de riolering aan te leggen. In dit geval dus de aanvrager van de dienst. Over het algemeen is dat de eigenaar van het eigendom, maar het kan ook iemand anders zijn. Daarom staat in de omschrijving dat degene voor wie de gemeente de dienst verleent, belastingplichtig kan zijn. Als de aannemer de aanvraag bijvoorbeeld voor de particulier indient, kan de particulier toch de belastingplichtige blijven. In zo'n geval kan de gemeente kiezen uit twee belastingplichtigen. Win dan bij de belanghebbenden nadere informatie in over wie de gemeente als belastingplichtige moet zien. Is daarover geen uitsluitsel, dan kan de gemeente de aanslag sturen naar degene die het meeste belang heeft bij de dienst. Een belangrijk element van een heffing gebaseerd op gemeentelijke dienstverlening is dat iemand daadwerkelijk om de dienst vraagt. Dat klinkt in eerste instantie problematischer dan het in de praktijk vaak is. Natuurlijk zitten veel mensen niet te wachten op een gemeentelijke belastingheffing op verzoek, maar in vrijwel alle gevallen weegt het hebben van een aansluiting op tegen het treffen van eigen voorzieningen. B3.2.5 Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief Op grond van artikel 219 Gw, tweede lid, kan een gemeente belastingen heffen naar heffingsmaatstaven die zij in de belastingverordening bepaalt. Maar het bedrag mag niet afhankelijk zijn van inkomen, winst of vermogen. De gemeente mag haar belastingen namelijk niet naar draagkracht heffen. Alleen het Rijk mag inkomensbeleid voeren. Het begrip bedrag in lid 2 van artikel 219 duidt erop dat naast de heffings maatstaf het tarief of de vrijstellingen niet afhankelijk mogen zijn van inkomen, winst of vermogen. Behalve de beperkingen in dit tweede lid zijn gemeenten vrij om heffings maatstaven op te nemen in hun verordening eenmalig rioolaansluitrecht. Maar de algemene rechtsbeginselen beperken deze vrijheid wel. Bij het eenmalig rioolaansluitrecht speelt vooral mee dat geen sprake is van een zuivere belastingheffing, maar van kostenverhaal van gemeentelijke dienstverlening. De gemeente moet de keuze van de heffingsmaatstaf en het tarief dus wel op een of andere manier rechtvaardigen uit de gemaakte kosten of het profijt dat de aanvrager van de riolen'ngsaanleg heeft. Heffingsmaatstaven op andere rechtvaardigingsgronden zijn niet bij voorbaat verboden, maar hebben wel een uitdrukkelijke objectieve rechtvaardigingsgrond nodig.
Mogelijkheden De voorbeeld verordening werkt vier mogelijkheden uit voor de heffing: 1 Een vast bedrag per aansluiting. Dit is een doelmatige en eenvoudige variant. In feite vraagt de gemeente met deze tariefstelling van elke belastingplichtige een bijdrage in de kosten. Daarbij doen de werkelijke kosten van de aansluiting per individueel geval er niet toe. 2 Een gestandaardiseerde differentiatie naar veroorzaking van kosten: naar aansluitlengte. 3 Een gestandaardiseerde differentiatie naar veroorzaking van kosten: naar type afvoerstelsel. 4 Per geval maakt de gemeente een begroting van de kosten die zij aan de potentiële belastingplichtigen in rekening brengt. Zo betaalt iedereen de kosten voor zijn eigen aansluiting. Bij deze mogelijkheid moet de gemeente de aanvrager bedenktijd geven, omdat het belastingrecht de eis stelt dat iedereen de omvang van zijn belastingschuld vooraf moet kunnen kennen.
april 2012-43 Leidraad riolcrinf
D1200 Rioolheffing 48
Uiteraard zijn ook andere differentiatievormen mogelijk dan in de voorbeeldverordening staan. Denk aan het verhaal van de extra kosten voor plaatsing van een pompput of een differentiatie gebaseerd op de diameter van de aansluiting. De voorbeeldverordening noemt deze mogelijkheden niet, omdat vooral het aanwezige hoofdriool de aard van de aansluiting bepaalt. De vraag is of het dan redelijk is de extra kosten op de aanvrager te verhalen. Bovendien kan de gemeente via de begrotingsconstructie de kosten individueel differentiëren. Baseert uw gemeente de differentiatie niet op de aard van de heffing (kostenverhaal of profijt), dan is een objectieve rechtvaardigheidsgrond in het vastgelegde gemeentebeleid nodig. Als uw gemeente daarvoor kiest, is het verstandig fiscaal-juridisch advies te vragen bij het opstellen van de verordening. B3.2.6 Artikel 5 Wijze van heffing Dit artikel bepaalt dat de gemeente een aanslag verstuurt. De gemeente neemt dus het initiatief voor de belastingheffing door een aanslagbiljet te sturen. Andere methoden van belastingheffing (zoals aangifte door degene die de belasting moet betalen) zijn niet geschikt. B3.2.7 Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld Dit artikel bepaalt dat de gemeente direct na het verzoek om aansluiting op de riolering met het kostenverhaal begint. B3.2.8 Artikel 7 Termijnen van betaling Omdat het om relatief grote bedragen kan gaan, is in het voorbeeld gekozen voor een betaling in termijnen. Lid 2 is opgenomen om enkele uitzonderingen voor onder meer feestdagen in de algemene termijnenwet niet van toepassing te verklaren. Dit is voor gemeentelijke belastingen gebruikelijk. B3.2.9 Artikel 8 Kwijtschelding In principe is kwijtschelding van deze belasting mogelijk. Maar eigenlijk is dit niet redelijk. Het gaat tenslotte om het verhaal van kosten voor dienstverlening op verzoek. Bovendien leidt deze dienstverlening meestal tot waardevermeerdering van het eigendom van de aanvrager. B3.2.10 Artikel 9 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders Dit artikel bepaalt dat het College van Burgemeester en Wethouders uitvoeringstechnische zaken voor de heffing en invordering kan regelen. Het betreft hier zaken als het openen van de mogelijkheid om een voorlopige aanslag op te leggen of de wijze waarop de gemeente de invorderingsrente berekent. B3.2.11 Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel Naast een tijdstip van inwerkingtreding moet een belastingverordening bepalen vanaf wanneer de gemeente de heffing toepast (de ingangsdatum van de heffing). Deze tijdstippen kunnen samenvallen. Meestal is het tijdstip van inwerkingtreding afhankelijk van de datum waarop de gemeente de belastingverordening bekendmaakt. Zonder bekendmaking is de verordening niet bindend (artikel 139 Gw). De datum van inwerkingtreding ligt na die van de bekendmaking. De ingangsdatum van de heffing moet na de datum liggen waarop de raad de verordening heeft vastgesteld, anders is sprake van terugwerkende kracht. Bij invoering van een nieuwe heffing is terugwerkende kracht niet mogelijk, tenzij de heffing was te voorzien.
De citeertitel vergemakkelijkt de verwijzing naar de verordening.
april 2012-43 Rioolheffing D1200
è 49
Leididad riolering