MODERNE NEDERLANDSCHE GRAMMATI CA DOOR
Dr. G. S. OVERDIEP
ZWOlLE -
w. E. J. TJEENK WJLLINK
MODERNE NEDERLANDSCHE GRAMMATICA VOOR GYMNASIA, H. B. S. EN KWEEKSCHOLEN ALSMEDE VOOR ZELFSTANDIGE STUDIE DOOR
Dr. G. S. OVERDIEP LEERAAR AAN HET STEDELIJK GYMNASIUM TE APELDOORN
W. E.J. TJEENK WILLINK, ZWOLLE, 1928
VOORBERICHT. Deze Moderne Nederlandsche Grammatica bestaat uit de beschrijving van vormen en functies die voorkomen in + 5000 zinnen, bijeengegaard uit Brusse's Landlooperij, De Godin die Wacht van Aug. de Wit, Armoede van I. Boudier Bakker, Reizen van J. van Looy, Gedichten van J. Perk, fragmenten van jongensboeken, van leesboeken (o. a. eenige deeltjes der serie Mozaïek A en B), en uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Is het beeld der taal, in deze grammatica van dit materiaal gegeven, niet volledig, niet evenredig : éen der middelen daartegen zal zijn, het materiaal uit te breiden ; een ander, den auteur te wijzen op taalverschijnselen die hij heeft vergeten of bij gebrek aan gegevens heeft weggelaten en die in de moderne, beschrijvende grammatica een plaats verdienen. Zoolang de grammaticale beschrijving van het Nederlandsch inderdaad nog een mer a boire is, kan een grammatica niet volledig zijn. Verruiming en verdieping van ons onderwijs in de grammatica is echter — ik heb dit steeds opnieuw mogen constateeren — een zoo dringende eisch van vele collega's, dat ik het verzoek, deze grammatica naast de serie »Mozaïek» te schrijven, niet kon weigeren. Het doel van het boek is, den leerling te leeren begrijpen, waarom men schrijft, zooals het er geschreven staat. Vandaar, dat we ons niet hebben beperkt tot den opzet van grammaticale definities, toegelicht door woordjes en zinnetjes uit het »Algemeen Beschaafd», of wat daarvoor doorgaat. Verschillende soorten van taal 1 worden in alle hoofdstukken der grammatica vergeleken. »Modern» noemen wij haar, omdat de schakeeringen der »moderne» Nederlandsche taal den grondslag vormen. »Historische( verklaring is zoo consequent als mogelijk was, vermeden. Dit neemt niet weg, dat, om den waren aard van een stilistisch verschijnsel te demonstreeren, het citeeren van oudere taal dikwijls noodig is. Daarom ook bestaan de voorbeelden in sommige deelen van het »Oefenboek» voor een niet onbelangrijk deel uit zinnen der I 7de-eeuwsche en Middeleeuwsche schrijvers. Het is nl. de bedoeling, den leerling door deze grammatica tevens voor te bereiden op de lectuur van litterair Nederlandsch in de hoogste klassen. De schrijver stelt zich voor, dat aparte »stijlboekjes» naast deze grammatica overbodig zullen blijken. Hij meent, dat de »stijlleer» geheel te onrechte aan de »grammatica» was ontfutseld. Het kan schijnen, dat een boek als dit nu en dan »moeilijk» is. In werkelijkheid is een grammatica »moeilijk», waarvan de auteur steenen voor 1
Onderscheiden in drieën: omgangstaal, litteraire en ambtelijke taal.
3
brood geeft, door zich te bepalen tot wijsgeerige definities in populairen vorm en tot grammaticale termen, meer of minder »streng< beredeneerd met pasklaar gemaakte »voorbeelden<<. En al was deze grammatica »moeilijk« in dien zin, dat de leerlingen van H. B. S., Gymnasium en Kweekschool de toelichting van den leeraar noodig hebben, om haar te begrijpen en te verwerken, voldoet zij dan niet ten volle aan den eisch, dien wij in andere _vakken aan een »leerboek<< plegen te stellen ? Het is onze meening, dat ons onderwijs in de Nederlandsche Taal, »zal het nog ooit gezond worden», z'n fundament moet vinden in een werkelijk middelbare grammatica als deze, die den leerling van de middelbare school wat te bijten geeft, zelfs tot in de hoogste klasse, wanneer hij bijzondere verschijnselen van taal en stijl bij gelegenheid wil naslaan. De grammatica is naar een vast systeem opgebouwd. De gebruiker kan zonder bezwaar van de systematische volgorde der hoofdstukken afwijken. Het hoofdstuk over »Woordvorming» bijv. kan men voorloopig overslaan. Ook is het waarschijnlijk gewenscht, met den samengestelden zin te beginnen, reeds vóór men met hetgeen voorafgaat, klaar is. Bij § § 1--35 sluit, in het Oefenboer, een groot getal van de gewone taalen stijloefeningen voor de laagste klassen aan, voornamelijk gericht op spelling, woordgebruik, woordsoorten en rededeelen. Met behulp daarvan zal men de brug kunnen slaan tusschen lagere en middelbare grammatica. Behalve door een Oefenboek zal de grammatica worden aangevuld door een Versleer. Het is een feit, dat men, om een schoolboek te schrijven, feitelijk in staat moet zijn, de geheele stof der wetenschap te overzien. Ondergeteekende moet zijn gebreken ten opzichte van verscheidene deelen der wetenschap bekennen, en hoopt op vriendelijke aanvulling en verbetering van de zijde zijner collega's. Het is hem een aangename taak, bij deze gelegenheid zijn dank uit te spreken, behalve aan Redactie en Medewerkers der serie »Mozaïek», aan Dr. W. de Vries te Groningen, die, puttende uit den overvloed van zijn wetenschap en paedagogische ervaring, verschillende hoofdstukken door zijn kritiek heeft verbeterd. Apeldoorn, October 1927.
4
G. S. OVERDI E P.
INLEIDING. SPREKEN EN SCHRIJVEN. §
1 Spreken
en Schrijven is : wat men voelt en denkt, uiten in een voor anderen verstaanbaren taalvorm. Verstaanbaar is de taalvorm, wanneer de verhouding tusschen den taalvorm en den bedoelden taalinhoud overeenkomt met de regels, die onder een groep van menschen, de Nederlanders, zijn aanvaard. In de grammatica wordt uiteengezet, welke regelmaat valt op te
merken in het gebruik der taalvormen naar gelang van den taalinhoud. Wanneer wij spreken, zetten we, wat we voelen en denken, óm in klank,
§2
door onze »spraakorganen<<; bij den hoorder wordt door middel van zijn »gehoororganen<< dezelfde voorstelling gewekt als die van den spreker. Wanneer men een grammatica van de gesproken taal wil schrijven, zou men de hoorbare klanken moeten ordenen naar hun beteekenis. Het gesprokene van grooteren omvang zou dan blijken te bestaan uit brokken klank, klank complexen, die door pauzen van elkaar gescheiden zijn. Zoo'n klankcomplex vormt voor ons gehoor éen geheel door de melodie of toon 1 (afwisselende toonhoogte der klanken), de accenten (van ademkracht) 2 en het tempo (de afwisselende snelheid der klanken). Wanneer door dit samenhangend geheel van klanken een gevoel, een gedachte, of een combinatie van deze twee, wordt uitgedrukt, is het een zin. In dezen zin zouden we op drie manieren klankdeelen kunnen onderscheiden : door een indeeling bij de hoogtepunten van den toon, van het accent en van het tempo. Deze zinsdeelen naar den klank 3 zouden zijn : 1° de verschillende hoogste toontoppen, omgeven door lagere klanken ; 2° de verschillende hoogste accenttoppen, omgeven door lager of niet-geaccentueerde klanken ; 3° de verschillende phasen der snelheid. Van deze zinsdeelen naar den klank zouden we daarna de beteekenis moeten vaststellen, d. w. z. moeten vastste llen welke taalinhoud bij elken taalvorm behoort. En uit dat materiaal zouden we een grammatica van het gesproken Nederlandsch kunnen opbouwen : de regelmatige verhoudingen tusschen den taalvorm (in dit geval den »klank<<) en den taalinhoud. Er zijn daartegen echter bezwaren. In de eerste plaats is de gesproken taal eindeloos gevarieerd naar den aard en den aanleg van den -
enkeling, wiens taal men in klank tracht te omschrijven. Er zijn geen twee Nederlanders, die de taal naar dezelfde klankregelmaat spreken en zelfs is er geen Nederlander, die steeds denzelfden klankvorm voor denzelfden 1 Ook wel muzikaal accent genoemd. 2 Ook wel dynamisch accent genoemd. Onder accent zonder méer verstaan we meestal muzikaal -I- dynamisch accent. (Vgl. § 72.) 3 Ook wel »spreekmaten« genoemd.
5
taalinhoud taalinhoud gebruikt. gebruikt. Alleen Alleen daarom daarom reeds reeds is is het heteen eenhersenschim, hersenschim,een een grammat;ca van van het het Nederlandsch Nederlandsch te geven, geven, waarbij waarbij men men wilde wilde uitgaan uitgaan grammatica van den den»klank<, »klank«.. In In de de tweede tweede plaats plaats zouden zoudenwe weinineen eendergelijke dergelijkegramgramvan we met een de zinsdeelen naar naar den denklank, klank, cUe die we een phonograaf phollograaf kunnen matica de »opnemen({, in geschreven geschreven teekens moeten moeten weergeven. weergeven. We We zouden zouden daartoe daartoe »opnemen», zinsdeelen moeten moeten splitsen splitsen inin»klinkers» »klinkers({ en en»medeklinkers». »medeklinkers({. Deze Deze de zinsdeelen echter een een willekeurige willekeurige versnijding versnijding van de de samenhangende samenhangende splitsing zou echter klankgroep tengevolge hebben, klankgroep tengevolge hebben, omdat omdat in de de zinsdeelen zinsdeelen naar naar den denklank klank geen reeks reeks van van losse klinkers en medeklinkers wordt gesproken. gesproken. nu eenmaal geen Het schriftbeeld schriftbeeld van den zin zou zou dus dus niet niet volmaakt volmaakt zijn, zijn, het het zou zoueen een benabenaHei van den klank zijn. Bovendien zouden we over een zoo groot getal den Ig klank Bovendien zouden we over een zóo groot getal dert ig teekens voor voor de de schakeeringen schakeeringen der der klinkers klinkers en en medeklinkers medeklinkers en en voor voor van teekens overgangskIanken tusschen tûsschendeze dezemoeten moetenbesch; beschikken, datdede»klank-»klankde overgangsklanken leken, dat zou gramgrammatica({ nagenoeg grammatica<< nagenoeg )\onleesbaar{( »onleesbaar<< zouworden. worden.En Enten ten derde, derde, de grambij het spreken matica van van het het gesproken gesproken Nederlandsch Nederlandsch zou zou arm arm zijn zijn:: bij spreken matica een klein deel deel van de mogelijke mogelijke taalvormen en beschikken wij maar over een mogelijken taalinhoud. van den mogelijken § 3 Al deze bezwaren verdwijnen, verdwijnen, wanneer grammaf aawillen willengeven geven wanneer we we een grammat geschreven taal. Sedert onheuglijke onheuglijke tijden tijden wordt wordt (c taal in schriftvan de geschreven teekens vastgelegd. vastgelegd. Van Van het het Nederlandsch Nederlandschbezitten bezittenwe we ge, ge! lireven hreven materiaal van zeven eeuwen eeuwen her her;; en van van het het »moderne» »moderne« Nederb Nederl; tdsch ,dsch bestaat bestaat er er luisteren zouden méer in geschreven geschreven vorm, lange jaren jaren van van luisteren vorm, dan dan we we in lange wordt in het schrift op een kunnen verzamelen. De klank wordt een zeer zeer gebrekkige gebrekkige wijze weergegeven. De weergeving toon, accent accent en en tempo tempo wordt De weergeving van toon, g ^, van p o wordt grootendeels »bescheiden« lezer overgelaten, overgelaten, die die »tusschen »tusschen de de grootendeels aan aan den »bescheiden» regels moet weten te lezen» lezen({ en en die die geleerd heeft te Ietten letten op de waarde waarde van Bij de de »spelling» door 26 klinkers en medede »leesteekens» »leesteekens({ of interpunctie. »spelling« door interpunctie. Bij de meeste meeste klankschakeeringen. klinkers verwaarloost verwaarloost de schrijver schrijver verreweg de vandaar dat men Want, om leesbaar te zijn, moet zijn schrift eenvoudig zijn; zijn ; vandaar schrift eenvoudig een zoo klein klein getal getal»letters» »letters« heeft heeft afgesproken. afgesproken. schrijvers en lezers. Maar er er is is een een nog veel belangrijker afspraak tusschen schrijvers Sedert men schrijft, Dat de onderscheiding onderscheiding van van wov,den schrijft, in den zin. Sedert Dat is de woo den in onderscheidt »woord« opzichzelf vaste »be»beonderscheidt men men ·woorden. woorden. Het »woord» opzichzelf heeft geen vaste teekenis«. voornamelijk bepaald bepaald door door zijn zijn groepee groepeeteekenis». Zijn Zijn beteekenis wordt voornamelijk Een »taalkundige», en dat is ieder die ring den zin. Een »taalkundige«, en ring met met andere andere woorden in den taal lezen, herkent herkent de de »woorden» »woorden« aan aan hun hun klankvorm. klankvorm. taal gaat schrijven of lezen, Hij den stroom stroom der der Hij constateert constateert dat dat bepaalde bepaalde groepen groepen van van klanken klanken in den gesproken t~rugkeeren, zij het ook ook met met allerlei allerlei schakeeringen schakeeringen gesproken taal taal steeds terugkeeren, zij worden worden hij in in het schrift: zij van klankgroepen isoleert isoleert hij van toon en accent. Die klankgroepen '
66
in het schriftbeeld voorgesteld als door pauzen gescheiden, terwijl zij het in den gesproken zin niet zijn. Maar de lezer overziet thans gemakkelijker de groep van »woorden<< dan den aaneengeschreven zin. De beteekenis evenwel van een »woord» buiten den zin vaststellen, is onmogelijk. Dat blijkt uit de vele »beteekenissen«, die men in een »volledig woordenboek» bij elk woord onderscheidt 1 . De onvolmaaktheid van het »woord» als middel voor grammaticale beschrijving is hiermee nog niet volledig aangeduid. In de Nederlandsche taal vinden we »woorden» die steeds denzelfden geschreven vorm vertoonen, maar ook woorden, die regelmatige vormveranderingen vertoonen in verband met steeds dezelfde of nagenoeg dezelfde veranderingen van beteekenis in den zin. De eerste soort noemen we onverbuigbaar, de tweede verbuigbaar en de verandering die regelmatig met eenzelfde verandering in beteekenis gepaard gaat, noemen we verbuiging (bij het werkwoord vervoeging) of flexie. Men is nu gewend, den meest voorkomenden vorm van een verbuigbaar woord als »het woord» te betitelen. »Het woord» is dus in verschillende opzichten een »bedenksel» van geleerde en ongeleerde taalkundigen. Maar desondanks, willen we de grammatica geven van het geschreven Nederlandsch, dan zullen we allereerst rekening moeten houden met de onderscheiding der woorden in den zin, zooals die door den schrijver is gegeven. We zullen, om zijn bedoeling te vatten, moeten nagaan, welke zinsvormen en wèlke zinsbeteekenissen door de groepeering der woorden ontstaan. Daartoe verdeelen wij de woorden in soorten al naar hun kenmerken van vorm. 2 Voorzoover ze verbogen worden, beschrijven we hun buigingsvormen. 3 Ook geven wij namen aan de voornaamste beteekenissen die de woorden door hun groepeering in den zin kunnen krijgen, en die wij functies noemen. 4 Daarna volgt de beschrijving, 1° van de functies, die ontstaan door de verbuiging en de verbinding der verschillende soorten van woorden, 2" van de zinnen, die door die verbuiging en verbinding ontstaan. Deze beschrijving is de eigenlijke grammatica. Wat er aan voorafgaat 5 , is niets meer dan een demonstratie van de materialen en de werktuigen, waaruit en waarmee een gebouw wordt opgetrokken.
§ 4 Houden we bij deze grammaticale beschrijving dan heel geen rekening met den eigenlijken klankvorm van het geschrevene ? Zeer zeker. We mogen nl. niet vergeten, dat de schrijver bij de weergeving van zijn gedachten en gevoelens in schrift en in woorden ål naar zijn »training» meer of minder onbewust rekening houdt met den klankvorm, waarin hij ze zou 1
Zie verder § 27. 2 § 22. 3 § 93. 4 § 11.
5
§ 1 -- § 93.
7
spreken. En de lezer begrijpt het geschrevene alleen volkomen, wanneer hij al lezende hoort, hoe de schrijver het geschrevene zou hebben gesproken. Daarom moeten wij in een grammatica ons rekenschap geven van de verschillen, die in het Nederlandsch plegen te bestaan tusschen het geschreven woord en de gesproken klanken. Die verschillen worden met namen en termen aangeduid ; het systeem van die namen en termen behoort bij de bovengenoemde »materialen en werktuigen<<. Van nog meer gewicht is echter, dat wij bij de beschrijving van de geschreven taal in de eigenlijke grammatica voortdurend de gesproken taal moeten vergelijken. Dikwijls zullen we de verschillen van de geschreven taal en de gesprokene stilzwijgend aannemen en beseffen, maar in veel gevallen is het noodzakelijk, de vormen en functies der gesproken taal mede te beschrijven. We beschikken daartoe over de staaltjes van de omgangstaal in den dialoog van romans, jongensboeken en andere werken. We moeten den aard van de verschillen tusschen de gesproken en de geschreven taal goed beseffen. De schrijver en lezer missen de onmiddellijke uitwerking van den klank. De spreker spreekt bijna even snel als hij denkt en kan den klank van zijn uiting zonder bezwaar of hindernis wijzigen naar de behoeften van het oogenblik, waarop hij den hoorder wil »treffen». De schrijver wordt belemmerd door den langzamen arbeid van zijn pen; hij moet bovendien, omdat de aanvang van zijn »zin« zwart op wit is gefixeerd, den héelen zin »overzien«, voor hij hem heeft »doordácht». Dit overzicht dwingt hem tot een »stelselmatige ordening<< in zijn »gedachtengang», d. i. logisch denken. En daar komt dan nog bij, dat hij den stroom der taal moet verbrokkelen in »woorden» die hij, sprekende, niet formeert. De geschreven uiting is door deze belemmeringen een arbeid met vallen en opstaan. De schrijver »bouwt zijn zinnen op», en »zoekt zijn woorden». Hij is alleen duidelijk voor den lezer door den »logischen» samenhang van zijn woorden. Natuurlijk zijn er middelen voor den geoefenden schrijver en vooral voor den virtuoos in het schrijven (den »woordkunstenaar»), waarmee hij den lezer nagenoeg direct den klank van zijn gedachten en vooral zijn gevoelens suggereert. Hij kan in de ordening der woorden en de keuze der woorden bijzonder »gelukkig» zijn. Hij kan een zekere regelmaat in toon, accent en tempo bereiken, die bij den lezer »inslaat» omdat zij harmonieert met den inhoud : dit is rhythme in den taalvorm. Wat geschreven is om de wille van die harmonie, is »litteraire » taal. In de grammatica zullen we met de kenmerken zoowel van de logisch geordende als van de x Zie de »klankleer» § 87.
8
litteraire taal rekening moeten houden. De logisch-geordende taal noemen we in deze grammatica »ambtelijke taal». Het materiaal ervan hebben we verzameld uit een groot dagblad (N. R. C.) ; de litteraire taal uit bepaalde romans, dichtbundels, en leesboeken. § 5 We hebben gezegd dat de »omgangstaal» arm is. Het »praten», »babbelen», »converseeren» zal meestal beperkt zijn tot alledaagsche zaken. 2 Daardoor is het taalmateriaal beperkt. Het is verkeerd te meenen, dat deze »praattaal» de »bron» is van al ons taalvermogen. Zij is alleen natuurlijker: we kennen door onze eigen »praattaal» de directe verhouding tusschen klank en bedoeling. Wanneer wij haar beschouwen als de gewone taal, dan kunnen wij zeggen dat alle andere manieren van uiting zijn gestileerd, vergeleken met den norm der gewone taal. Ook de spreker die beschrijft wat hij heeft beleefd, of betoogt wat hij »gelooft» of »weet», gaat uit boven de gewone taal, stileert zijn taal. En meer of minder nadert hij in zijn vormen en de functies ervan den stijl van de geschreven taal : hij ordent logisch in zijn betoog, hij streeft naar harmonieerende e fjecten van klank en inhoud in zijn beschrijving. De kenmerken van de gestileerde gesproken taal zijn in een grammatica van het geschreven Nederlandsch vanzelf vervat. § 6 Bij de litteraire taal onderscheiden we in allerlei hoofdstukken dezer grammatica verschillende genres. De taal van den kunstenaar is nl. afhankelijk van wat hij voorstelt en hoe hij het voorstelt. I. Hij kan zijn gevoel ontboezemen{; hij zet dan de stemmingen die in hem worden gewekt, in harmonischen taalvorm om. Dit is de lyrische uiting, het lyrische genre. Het gevolg der lyrische uiting is : dat bij den lezer een gelijke gevoelsschakeering, stemming, wordt gewekt.De lyrische dichter (proza-schrijver) richt zich tot den lezer onmiddellijk. 2. De schrijver kan andere personen in den vorm van een dialoog hun ervaringen, of Øn persoon in een monoloog zijn ervaringen, laten heredeneeren. De sprekende personen trachten elkaar tot inzicht en begrip te brengen. Dit is het dramatische genre. De schrijver van den dramatischen dialoog suggereert den lezer, dat er een logisch verband bestaat tusschen woord en handeling der sprekende personen ; hij richt zich tot den lezer indirect, via de sprekende en handelende personen. 3. De schrijver verhaalt gebeurtenissen en beschrijft de toestanden, die hij nèch de lezer meer kunnen beleven of zien. Dit is het epische genre. Hier moet de veelzijdige belichting door beschrijving vergoeden, wat in de lyriek 1
Het doet er hier niet toe, dat lang niet alle »ambtelijke» schrijvers »logisch» denken. Hun
manier van denken en schrijven is »logisch» in de hierboven gegeven beteekenis van het
woord. 2 Zoowel in de »volkstaal» als in de »beschaafde» omgangstaal.
9
door eigen beleven, beleven, in de dramatiek door de zichtbare handeling tot den lezer zichtbare handeling epische beschrijving beschrijving bijna bijna altijd altijd (hoorder) (hoorder) spreekt. spreekt. In het verhaal verhaal gaat de epische dramatischen dialoog; dialoog ; de beschrijving beschrijving betreft vooral de schilgepaard met dramatischen dering van het milieu en den samenhang samenhang der gebeurtenissen, die geleidelijk geleidelijk gebeurtenissen, die en rustig rustig worden worden»afgewikkeld» »afgewikkeld« enen»uitgesponnen<<. »uitgesponnen«. Een Een epos· den epos in den engeren zin van het woord is een episch verhaal, waarin de lezer (hoorder)engrzivahtwodsenpicvrhal,wdez(or) tot ontroering ontroering wordt gebracht door de beschrijving van van herofsche daden van van heroische daden menschen bovennatuurlijkewezens Wezens: geleidelijke beschrijving beschrijving stijgt stijgt menschen en bovennatuurlijke : de geleidelijke epos als als het hetdrama drama kan kan steeds opnieuw tot hooge hooge »spanning». »spanning«. Zoowel het epos in zijn hoogtepunten hoogtepunten lyrische ontboezemingen der. »personen<< »personen« bevatten; ontboezemingen der bevatten ; stijl, worden wat buiten in het drama drama kan, kan, in in epischen stijl, worden beschreven buiten het het in het beschreven wat schrijver »tooneel« is isgebeurd. epische verhaal verhaal de de schrijver »tooneel<< gebeurd.JaTazelfs zelfskan kan in in het epische met zijn meening meening en engevoelens gevoelenszich zichrichten richtentot totden denlezer, lezer,onmiddellijk. onmiddellijk. met zijn beschrijven in onze gramWanneer kenmerken der der litteraire litteraire taal beschrijven gramWanneer wij wij de kenmerken matica, lyrische, dramatische dramatische en en epische epische voorvoormatica, zullen wij voortdurend de lyrische, stellingswijze moeten stellingswijze moeten onderscheiden. Wij Wij zullen ook ook den denweerslag weerslagdezer dezer is niet niet voorstellingswijzen voorstellingswijzen in in den den dialoog dialoog nu nu en dan moeten bepalen. Het is mogelijk, de »taalkundige<< »taalkundige(' kenmerken »genres« op te sommen; sommen; kenmerken dezer dezer drie »genres» alle taalverschijnselen taalverschijnselen staan in in verband verbandmet methet het»genre<<, »genre«, waarin voorwaarin de voorstelling Een woord, woord, een klank, een accent of toon, zoowel als stelling is gegeven. Een kan naar een zin, kan naar de eigenlijke beteekenis beteekenis alleen worden worden begrepen begrepen door door overwéging van het genre.
kenmerk is, is, dat in §§ 77 Er Er is is ambtelijke velerlei soort. soort. Haar Haar algemeen kenmerk ambtelijke taal van velerlei ambtelijke taal de schrijver niet beoogt, een schoonen taalvorm te scheppen »met redenen met den inhoud, maar die harmonieert harmonieert met maar dat hij hij een een meening »met is betoogend. omkleedt«. omkleedt». De De ambtelijke taal is betoogend. Van de omgangstaal : Van omgangstaal onderscheidt onderscheidt zich zichde deambtelijke ambtelijkedoor door: JO kenmerken die voortvloeien voortvloeien uit het het schrijven schrijven 1.1 . 1° de kenmerken 22°0 de kenmerken kenmerken die voortvloeien uit neiging van van den denschrijver schrijver om om die voortvloeien uit de de neiging Of den logischen samenhang van zijn betoog betoog te geven, àf sterken nadruk aan den Of der finesses. finesses. aanduiding der àf den lezer een algemeenheid algemeenheid mee te deelen zonder aanduiding De ambtelijke ambteli.ike stijl is is àf àf een een»klemmend» »klemmend« betoog, betoog, àf Of»diplomatiek». »diplomatiek«. In Inhet het in het tweede tot omvangrijke, eerste geval neigt neigt de de schrijver schrijver tot tot beknopte, tot omvangrijke, beknopte, omschrijvende omschrijvende taalvormen 2. 2. § 8II De Devoorstellingswijze voorstellingswijze van van den denschrijver schrijver kan kan nl. nl.meer meer of ofminder minder »inge»ingewikkeld « zijn: beknopten vorm vorm voor voor een eensamengestelde samengesteldegedachte gedachte wikkeld» zijn : een een beknopten Zie § 4.
10 JO
0.8. § § 81. 2 Zie o.a.
2
noemen we synthetisch, een omvangrijken vorm die ontstaat door nevenschikking der deelen van een gedachte, noemen we analytisch. Analytisch is de voorstelling in de volgende zinnen : En op korten afstand in d i e sloot zagen ze iets aardigs. Want in het midden daar van je een klein eilandje en daar op lag een groot nest, en op d a t nest zat een groote vogel had (Kievit). —
Deze voorstellingswi ize leidt tot voortdurende hervatting 1 van den voorgaanden schakel in de reeks. Het is de »gewone<<, d.w.z. niet -gestileerde voorstelling. Synthetisch zou de voorstelling kunnen luiden als volgt Toen werden ze verrast door het aardige tafereel van een grooten vogel, op een groot nest gezeten, dat midden op een klein eilandje lag, in het midden van de sloot. —
De kenmerken 2 ook van deze twee »stijlen<< worden ons duidelijk bij het beschrijven van de functies der woorden in den zin en van de zinnen in het zinsverband. § 9 Zoowel in de omgangstaal als in de litteraire en ambtelijke taal kan een uiting of meening in dir,.cten (onmiddellijken) of in indirecten (middellijken) vorm worden weergegeven. De spreker geeft zijn eigen meening, gedachten, gevoelens : directe rede ; de spreker geeft de woorden, gedachten, gevoelens van een ander: indirecte rede. De indirecte rede kan zijn »uit de eerste, de tweede en verdere hand<<. De omzetting van de directe rede in de indirecte gaat gepaard met verschillende veranderingen in den taalvorm: «Ik zal het je morgen wei zeggen!» — Hij zei, dat h ij het m ij den volgenden dag wel zeggen z o u. —
Verandering dus der voornaamw., der werkwoordstijden, der bijwoorden van tijd, der zinsconstructie (dat -- zin). Het laatste verschijnsel, de verandering in zinsconstructie blijft in het levendige verhaal of verslag vaak weg. Om de hoofdzinconstructie noemen we dit de onafhankelijke indirecte rede : Snel, met kleine pasjes over het glibberig asphalt, stak Ammy de drukke Hartenstraat door ... In haar haast: botste telkens haar paraplu tegen andere ... Zij merkte het nauwelijks., liep even gejacht door, in zich zelf te den ken. »Laat al. Toch nog even bij Papa aangaan, misschien was Lot er (a) ... en ze wou vandaag niet vroeg thuis komen. Juf zou wel wat met Jopie spelen (b). —
In a is alleen de vorm was aanduiding van de indirecte rede ; in b ook de pronomina. Maar in deze indirecte rede ontbreekt de afhankelijke zinsconstructie. In de omgangstaal kan deze vorm der indir. rede ontstaan door de weglating van »hij zei» e. a., omdat daar een bijzin zonder »dat» heel gewoon is 3 :
H
zei hij was in Leiden geweest. Daar hadden ze van de vliegers niets gemerkt.
—
In de levendige beschrijving, waar de onafhankelijke indir. rede voorkomt, 1
Vgl. de gespatieerde zinsdeelen. 2 Eén van de kenmerken van den pnthetischen
zin is het geringe getal persoonsvormen van werkw. in den zin. 3 Vgl. § 364.
11
gaat ook wel over in in de de directe rede, rede, zonder dien gaat deze deze ook zonder aanduiding aanduiding van dien graden van overgang. Het zijn zijn drie graden van aanschouwelijke voorstelling: afaf-overgang.'1 Het aanschouwelijke voorstelling: hankelijke R., onafhankelijke onafhankelijke I. Het isisbegrijpelijk, begrijpelijk, ·dat de hankelijke J. I. R., I. R., R., D. R. Het dat de vormen R. verschillen verschillen naar naar gelang gelang van van den den aard aard der der zinnen zinnen in in vormen van de I.I. R. de D. R. komen moest. moest. — Hij zei: »Kom »Kom maar maar hier!» hier!« -— Hij zei dat dat ik maar bij hem hem komen - Hij Hij vroeg: »Kom je bij me?« - Hij vroeg of ik ook bij hem kwam. kwam. »Komjebi?—Hvrog Zie verder verder vooral werkwoordtijden § 157, 157, §§275. 275. vooral bij bij de de hulpww. hulpww. en de werkwoordtijden —
DE GRAMMATICALE GRAMMATICALE FUNCTIES. § 10 InIn§ 3§ hebben 3 hebbenwewegezegd, gezegd,dat datinin grammaticawordt wordtuiteengezet, uiteengezet,welke welke dedegrammatica krijgen Joor in het hetverband verbandvan vaneen eenzin. zin. functies de woorden krijgen door hun groepeering in We trachten, de de voornaamste voornaamste functies functiesoverzichtelijk overzichtelijkteteordenen, ordenen, We zullen trachten, door te deelen. deelen. door ze in soorten te Wanneer wij spreken. taalvorm aan den den hoorder hoorder een voorvoorWanneer wij spreken, geven wij in taalvorm stelling voelen. De De gedachte gedachte of of het het gevoel gevoelwordt wordt stelling van wat wij denken of voelen. in ons gewekt door een feit, feit, een een gebeuren. gebeuren. De De taalvorm waarin wij wij ons taalvorm waarin uiten, is een heele heele zin. Deze zin vormt voorvormt een een eenheid, evengoed als de voorstelling gedachte of het het gevoel gevoel een een eenheid eenheid vormt. vormt. In In de de gramgramstelling van van de gedachte voorstelling, zoowel zin waarin waarin zij zij is is uituitmatica we de voorstelling, matica moeten we zoowel als den zin gedrukt, ontleden. Dàn alleen alleen kunnen kunnen we wede deverhouding verhouding van vantaalvorm taalvorm ontleden. Dim en taalinhoud begrijpen. begrijpen. In elken eiken zin kunnen kunnen we we een een onderwerp onderwerp en een gezegde onderscheiden. onderscheiden. In een zin gezegde zin wordt wordt over iets gesproken en en daarvan daarvan wordt iets over gesproken wordt, noemt men 2 wordt ietsgezegd. gezegd. Waar oVer men het het onderwerp onderwerp '. Wat er van dit onderwerp gezegd Zij zijn gezegd wordt, noemt men het gezegde 3. 3 Zij te onderscheiden,welken onderscheiden, welken vorm vorm zij zij ook ook hebben, hebben, gemakkelijk van elkander te ja zelfs al wordt een der twee twee in in den den zin zin niet niet genoemd. genoemd.Stel Steldat datmen menvraagt vraagt: : .
.
.Hoe hebjejegezwommen gezwommen?« »Hoe láng ling heb ?» nadat de gevraagde gevraagde heeft heeft verteld, verteld, dat dat hij hij gezwommen gezwommen heeft, heeft, dan danisis »Hoe l á ng<< het »gezegde» láng« »gezegde« van den zin, zin, en en »Je » Jehebt hebtgezwommen» gezwommen« is is het het»onder »onderwerp» (waarvan iets werp« gezegd — - in dit geval gevraagd gevraagd --- wordt). Antwoordt de gevraagde gevraagde:: »Drie kwal tier.» .Drie kwartfer.«of *I »Jkk heb drie kwartier kwartier gezwommen.» gezwommen.«dan is in inbeide beidegevallen gevallen»Drie »Drlekwartier» kwartier« het het gezegde. noemen dit dan is We noemen gezegde. We onderwerp en dit gezegde het eigenlijke eigenlijke onderwerp en het eigenlijke eigenlijke gezegde. gezegde In de grammatica nl. ook gewoonte, gewoonte, den naam naam van van onderwerp {sub-grammatica is het ni. onderwerp (sub —
—
vgl. Oefenboek.. 22 of subject. praedicaat. subject. 33 of praedicaat. O
12
—
ject) te geven aan het woord (of de groep van woorden) waarvan de flexie van het verbogen werkwoord afhangt. In boven geciteerde zinnen dus »je« en »ik<<. Gezegde (praedicaat) noemt men dan den verderen inhoud van den zin of ook wel (en dat is meestal zoo) de werkwoordsvormen. In het laatste geval noemt men alle andere deelen bepalingen bij het gezegde, bij het »grammaticale« gezegde dus, (of bij de andere woorden waarmede zij verbonden zijn 1). Ontbreken in een zin het werkwoord, of het (grammaticale) subject(swoord), of beide, dan is met deze onderscheidingen natuurlijk weinig te bereiken. In dat geval houden we ons aan de onderscheiding van het eigenlijke onderwerp en het eigenlijke gezegde als voornaamste zinsdeelen. En ook in zinnen mèt em werkw. en een subjectswoord is de onderscheiding van het eigenlijke onderwerp en het eigenlijke gezegde soms noodig, om den zin of de functie van een woord in den zin te begrijpen. § 11 Wanneer wij spreken, geven wij aan den hoorder in taalvorm onze voorstelling van een feit, een gebeuren. We perkten reeds op dat we in de grammatica deze voorstelling, om haar te begrijpen, moeten ontleden. Daarbij kunnen we vragen : » Wat bespreekt hij ?» en »Hoe bespreekt hij het ?»; of liever » Wat is het feit, het gebeuren, de waarneming ?<< en »Hoe staat de spreker er tegenover ?» De voorstelling in taal hangt af van den aard van het voorgestelde en van de persoonlijke voorstellingswijze. A. De persoonlijke voorstellingswijze is de verhouding waarin de spreker tot het besprokene staat door zijn gevoel: zijn belangstelling, spanning, opwinding, verlangen, vriendelijkheid, vijandigheid, verbazing, verdriet, ergernis, ironie, sarcasme. Deze belangrijke kenmerken der voorstellingswijze noemen we gevoelsmodaliteiten (modaliteit = scha keering) ; ook wel subjectieve (d. i. persoonlijk gekleurde) modaliteiten, ook wel psychologische modaliteiten (psychologisch is alles 2 wat onzen geest betreft). B. Het voorgestelde, het object van den spreker, kunnen wij kenmerken, door het te vergelijken met de eenvoudigste voorstelling die denkbaar is, nl. de zonder nadere aanmededeeling van een feit dat de spreker ziet gebeuren, duiding: »Er valt een jongen uit dien boom». In deze »eenvoudigste voorstelling» stelt hij zich het gebeuren voor als werkelijk. Tusschen werkelijk en niet-gebeuren kan hij zich vele schakeeringen voorstellen. Déze schakeeringen van het voorgestelde (d. i. zakelijke), noemen wij werkelijkheidsmodaliteiten, objec.tiete logische (d. i. met ons verstand overwogen) modaliteiten, ook wel modali—
1
Zie § 20. 2 en daarom is de term minder gelukkig voor uiting van het gevoel.
13
teiten meer, in tegenstelling tegenstelling met met de de psychologische. psychologische. Maar Maar we we zonder meer, feiten zonder kunnen de beide beide soorten soorten van van modaliteiten modaliteiten niet niet altijd altijd van vanelkaar elkaar scheiden. scheiden. De vraag vraag of iets iets werkelijk groot belang belang voor voorhet het»gevoel# »gevoe1« werkelijk gebeurt, is van groot van den den spreker spreker ten ten opzichte opzichte van van het voorgestelde; voorgestelde; en de gevoelens gevoelens die die hem ten opzichte van het het feit feit bezielen, bezielen, zullen zullenvan vangrooten grooteninvloed invloedzijn zijnop op Vandaar dat we beide catezijn l100rstellingswijze catewerkelijkheid. Vandaar dat Voorstellingswijze van de werkelijkheid. gorieën (d. i. groepen verschijnselen) samenvatten onder den den verwante verschijnselen) groepen van verwante naam modaliteiten. modaliteiten. nadrukkelijke overtuiging; § 12 Deeenvoudigste eenvoudigste gevoelsmodaliteit overtuiging; deze kan 12 De gevoelsmodaliteit is de nadrukkelijke stijgen tot verbazing, verwondering,schrik: sc~rik: verbazing, verwondering, — — En Kijk, daar valt me waarachtig die jongen uit de de boom! boomlEn 6f 6f hij hij uit uit den den boom boom valt! valtlEn daar daar valt me die aap aap van van 'n 'n jongen jongen toch tochuit uitden denboom boom!! Daar Daar heb heb jeje't't al!al!
—
spreker Behalve dON sterke sterketoonswisseling toonswisseling en en zware zware a: a~'enten, despreker enten, drukt hier de Behalve door de modaliteit uit doo doorr toevoeging toevoeging van van allerlei allerlei woorden: woorden : er bestaat niet een bepaalde categorie op elkaar elkaarlijkende lijkende vormen (d. i. groep van verwante, op categorie van vormen vormen 1) voor de uitdrukking uitdrukking van van deze deze modaliteiten. modaliteiten. vervoegingsvorEnkele der logische modaliteiten worden worden uitgedrukt uitgedrukt door door vervoegingsvormodi (meerv. (meerv. van men men van het werkwoord. werkwoord. Die vervoegingsvormen vervoegingsv o r m e n heeten modi modus) het werkwoord) werkwoord) 2. voornaamste modaliteiten modaliteiten modus) of wijzen wijzen (van het 2 De voornaamste werden omschreven, dragen in die in oude lalen 33 door door modi modi werden in onze onzegramgramoude talen matica de oude namen: namen: 1. modaliteit van van wat mogelijk of waarschijnlijk heet potentialis potentialis is, heet 1. De modaliteit wat mogelijk waarschijnlijk is, (potentiaal) . (potentiaal) 4: 4: -
.
Misschien valt valt er er 'n 'n jongen jongenuit uit'n'nboom boomlErkan kanwel wel'n jongenuit uitden denboom boomvallen vallen!! — Er 'n jongen !— — Waarschijnlijk weer 'n 'n jongen jongen uit uit d. d. b. b.v.v.Waarschijnlijkvalt valterer'n'n jongen jongenu. u. d. d. b. -— Er zal wel weer
2. De modaliteit van wat wat de de spreker spreker wenscht, optatief: wenscht, heet optatief: Viel er maar maar'n jongen uit uit den denboom boom!'n jongen ! —
3. De twijfel de werkelijkheid werkelijkheid:: dubitatief: twijfel aan de dubitatief: ? - Zou er daar werkelijk een uit den ? Valt er daar een uit uit den den boom boom? den boom boom vallen vallen?—
—
Dq eerste vraag vraag isis feitelijk feitelijk louter louter informeerend Dc eerste inf ormeerend : interroglltief. interrogatief. 4. De modaliteit modaliteit der der onderstelling werkelijkheid is onderstelling is de conditionalis; conditionalis; de werkelijkheid afhankelijk van het hetonderstelde onderstelde: afhankelijk van : In dat geval geval valt - In dat geval, geval. als alshij hijdat datdeed, deed, zou hij hij uit den boom boom valt hij hij uit den boom. — vallen. -
—
De naam naam conditionalis de tweede tweedeschakeering, schakeering, wordt meestal beperkt tot de conditionalis wordt waar de vervulling vervullingder der onderstelling onderstellingonwaarschijnlijk onwaarschijnlijkofofonmogelijk onmogelijkwordt wordt geacht 6. 5 .
Vervoegingsvormen werkw. nl, nl. a2 Voor Voor het het gebruik gebruik dezer dt'zer modi. Vervoegingsvormen van van het werkw. modi, zie §§ 145 slot. Grieksch en Latijn GT/eksch tegengestelde van van den den potentialis isis de irrealis: Latijn vooral. 44 Het tegengestelde irrealis: het gebeuren is onmogelijk onmogelijk of onwaarschijnlijk. onwaarschijnlijk. 65 Feitelijk dus de irrealis van van den conditionalis.
1 3
14
5. De spreker spreker neemt aan aan of onderstelt werkelijk gebeuren gebeuren;; maar maar hij hij onderstelt het werkelijk modaliteit : toegevende of concessieve modaliteit: acht het van geen géen gewicht gewicht; ; dit is de toegevende hij nu uit dien boom! — En al valt boom I - En al viel hij hij nu uit dien boom! valt hij beveelt : imperatief 6. De spreker beveelt: imperatief(gebiedende (gebiedendewijs). wijs). —
Opm. behalve deze deze voornaamste voornaamste modaliteiten modaliteiten nu nu en en dan dan nog nogverschillende verschillende Opm. We zullen behalve taalvorm verschillen. verschillen, al naar andere schakeeringen moeten onderscheiden. Zoo Zoo kan kan de de taalvorm raad, een raad of rdr:ies, gelang rdcies, een bevel, een aanmaning, een ernstige raad, gelang in den zin een bevel, et moge gebeuren overreding ; een verzoek n in iet verzoek, verzoekofofwensch wenschdat datietsiets gebeuren 11 smeekbede, een overreding; verzoek, een smeekbede, etc. etc. wordt wordt uitgedrukt. uitgedrukt.
§ 13 Een Eentweede tweedeafwijking afwijkingvan vande deeenvoudigste eenvoudigst~voorstelling voorstellingisisde devoorstelling voorstelling de Nederlandsche Nederlandsche grammatica der gebeurtenissen in verschillende verschillende tijden. grammatica tijden. In de gebeurtenissen voor onderscheiden tijdstrappen. De spreker stelt de gebeurtenissen onderscheiden wij drie tijdstrappen. 2 ze zijn tegenwoordig, gelijktijdig in den tijd tijd waarin waarin hij hij spreekt 2; Praesens. gelijktijdig ==Praesens. De spreker stelt de gebeurtenissen voor voor in in den den tijd, tijd, voorafgaande voorafgaande aan aanden den verleden tijd Praeteritum. De spreker spreker stelt stelt de tijd dat hij hij spreekt spreekt:: verleden de tijd = P"aeteritum. tijd dat gebeurtenissen voor voor in den : gebeurtenissen den tijd, tijd, volgende volgende op opdien dienwaarin waarinhij hijspreekt spreekt: Voor deze drie Futurum. Voor toekomende drie tijdstrappen tijdstrappen zijn zijn bepaalde bepaalde toekomende tijd tijd == Futurum. voorhanden (zie (zie §§ 145). werkwoordsvormen 145). werkwoordsvormen voorhanden ;
verleden toekomenden Opm. I. Er Er is is ook ook een een voorstelling voorstelling in in den den verleden toekomenden tijd: gebeuren Opm. 1. tijd: het gebeuren gebeuren in in het wordt voorgesteld als als zullende het verleden: wordt voorgesteld zullende gebeuren verleden : Gisteren zouden we juist uitgaan, toen er onverwachts onverwachts visite visite kwam. kwam. — - Zie Zie §§275. 275. toen er b~palir~m van van lijd tijd Opm. 2. 2. Binnen Binnendedeverschillende verschillende »tijdstrappen« worden worden nadere bepalir-'en »tijdstrappen<< gegeven in in allerlei allerlei bijzondere bijzondere vormen. vormen.Zij Zijgeven gevenantwoord antwoordopopdedevraag vraag»wanneer »wanneer?»~~ (Zie §§ 15 IS en §§ 20.) 20.)
§ 14 Inalle alle drie drie de de tijdstrappen spreker onderscheiden, onderscheiden, hoe gebeur~ tijdstrappen kan de spreker hoe de gebeur14 In ten;ssen afWisselen, op opelkaar elkaarvolgen, volgen,elkaar elkaar onderbreken of niet. tenissen elkander afwisselen, onderbreken Deze onderscheidingen onderscheidingen heeten heeten aspecten. aspecten. I. of heeft verleden begonnen en eindigt heden, af eindigt in het beden, 1. de handeling is al in 't't verleden voor het heden, een resultaat een resultaat voor heden, af Of werkt nog nog na na in het het heden heden:: Hè, hi>!! IIk - Die brief is aflmae geschreven aan aan die die af! — IIkk heb me moe Hè, hè k heb die brief nu afgemaakt. afgemaakt. —
brief. brief. -
—
Dit is het het perfectische perfectische aspect 3. Een gebeuren gebeuren van dit dit aspect aspect in den den tegen~ 3. Een tegenwoordigen teg. tijd); tijd); in tijd heet dit Perfectum (volt. teg. in den verleden tijd woordigen tijd heet Perfectum in den : aspect: ver/.tijd), tijd), in den toekomenden tijd. tijd: Plusquamperfectum (volt. (volt. verl. aspect : PLusquamperfectum futurum exactum, exactum, of tweede futurum futurum (volt. (volt.toek. toek.tijd). tijd). Deze drie namen dienen futurum dus voor voor drie drie onverbreekbare onverbreekbare combinaties tijdstrap++een eenaspect. aspect. combinaties van een een tijdstrap Het is begrijpelijk, dat we van voltooid werd, Het begrijpelijk, dat van iets iets dat in inhet hetverleden verleden voltooid werd, Jprohibitief. Zie hierover hierover§ 146. 33 Wel te te onderscheiden onderscheiden van vanhet hetperfectieve perfectieve aspect: aspect: zie zie 'prohibitief. 22 Zie § 146. bij bij 5.
15
ons allicht voorstellen dat het in een vroeger verleden is begonnen, zoodat het Plgpf. 1 dikwijls de aanduiding is van een gebeuren in een tweeden i1 2 : verleden tijdstrap, wanneer we geen nadruk leggen op de Gisteren was ik gauw klaar; m'n werk had ik al eer der gemaakt.
—
Ook de vormen die gewoonlijk dienen ter omschrijving van het perfectum, kunnen gemakkelijk overgaan in de baeekenis van een verleden tijd, wanneer wij niet den nadruk leggen op het resultaat, de voltooiing, maar op het feit dat de in het verleden begonnen handeling nu voorbij is 3 Zoo bestaat er dus tusschen dit aspect en de tijdstrappen een nauw verband. 2. de handeling heeft herhaalde malen plaats : iteratief aspect. Het tegendeel is de handeling die maar éenmaai plaats heeft ; de aanduiding hiervan blijft in de voorstelling meestal achterwege. Voorbeeld : .
Die jongen valt telkens weer uit den boom. 3. de éene handeling heeft plaats bij stukjes en brokjes : frequentatief —
aspect.
Voorbeeld : Hij duikelde, van tak tot tak, van den boveneten tak uit den boom op den grond. Het verschil met het iteratief aspect is gering: Hij tikte telkens weer aan 't raam. De regen tikkelde op de ruiten. 4. De handeling wordt, voorgesteld als voortdurende, aan den gang = duratief aspect. Het tegendeel is de handeling voorgesteld op éen oogenblik : momentaan aspect. De twee aspecten komen het duidelijkst uit in tegenstelling met elkaar ; bijv. in het verhaal de nieuwe, plotselinge gebeurtenis (momentaan), die de situatie, den toestand (duratief) verandert, onderbreekt. We zaten lekker te et en (duratief), toen plotseling het plafond naar beneden viel (momentaan). — 5. De handeling wordt voorgesteld op het oogenblik der voltooiing : per—
—
—
fectief aspect: Maa k je werk a f. 6. Het gebeuren wordt voorgesteld als een overgang in een anderen toestand of als het beginnen van een handeling : inchoatief aspect :
Eindelijk L reeg hij den dief te pakken.
—
Hijbegintoudte ,Aorden.--Hijwordtoud!
Langzamerhandbegrijpthijhet. categorieën van vormen, in dit geval door werkwoordsvormen, worden uit—
§ 15 Wanneer de modaliteit, de tijdstrap, het aspect, niet door bepaalde
gedrukt, maar door bijzondere woorden of woordengroepen, dan noemen we deze aanduidingen van een schakeering in de modaliteit, den tijdstrap of het aspect: bepaling van modaliteit, van tijd, van aspect. (Zie hierover § 20.) § 16 Het gebeuren dat in den zin wordt voorgesteld, kan van het onderwerp Afkorting van plusquamperfectum. 2 Deze schakeering van het plqpf. is dus feitelijk geen aspect+ tijdstrap meer; enkel een tijdstrap. 3 Zie hierover § 168.
1
16
uitgaan: dit is het het actieve actieve genus gtnus 1I of of de de »bedrijvende »bedrijvendevorm». vorm«. Het gebeuren gebeuren uitgaan: uit van van het hetonderwerp onderwerp ea e.-j is er er op opgericht gericht: wederkeerendevorm Vorm of gaat uit : wederkeerende reflexief genus genus 22. Het gebeuren gebeuren gaat van van het het onderwerp onderwerp uit uit en en isis in het het reflexlef belang van het het onderwerp onderwerpzelf zelf: medium heet dit dit »genus» »genus« 33. Het onderwerp onderwerp belang : medium ondergaat een gebeuren, gebeuren, dat uitgaat van van een een punt punt buiten buiten het onderwerp: onderwerp: ondergaat passief genus of lijdende lijdende vorm 44. passief § 17 17 Het Hetgebeuren gebeurenbetreft betreftden denspreker, spreker,den denaangesproken aangesproken persoon, persoon, of ofeen een persoon, die door Dit zijn zijn de de eerste, tweede tweede en derde derde door ander dan deze twee. Dit bijzondere categorieën taalvormen worden worden aangeduid. aangeduid. De De derde derde bijzondere categorieën van van taalvormen kàn, door door bijzondere bijzondere middelen, nog nog nader nader worden worden onderscheiden, onderscheiden, persoon kan, deze hier hier en en die dáar; die daar bij jou, die daar daar bij bij hem. daar bij bijv.: deze § 18 Het Hetgebeuren gebeurenbetreft betreft een, twee twee of meer meer dingen of levende wezens. De De onderondertwee kan in het het Nederlandsch Nederlandsch niet niet meer meer door door een een bepaalde bepaalde scheiding van twee wij buigings-vorm worden worden uitgedrukt; uitgedrukt; wel wel door doorbijzondere bijzonderemiddelen: middelen: wij buigings-vorm n tweeën, zij beiden, beiden,e.e.a.a.Maar Maardoor doordeze dezemiddelen middelenkan kanook ookeen een met zz''n tweeën, zij van drie drie of meer meer worden worden onderscheiden onderscheiden:: nadere bepaling bepaling van getal. getal van § 19 19 We Wekunnen kunnenvan vaneigenschappen, eigenschappen, graden graden en en getallen getallen drie trappen trappen onderr g e l ij king scheiden door een categorie scheiden categorie van vanvormen vormen;; de de trappen van van ve vergelijking de vergelijkende (de positief), Het zijn de stellende ofcmpartie of comparatie ". stellende trap positief), de vergelijkende 5 trap (de (de comparatief), comparatie!), de de overtreffende (superlatief). In In deze trappen trappen overtre ffende trap (superlatief). bepalingen zijn allerlei nadere bepalingen van maat nadere bepalingen maat of mate mate mogelijk (nadere bepalingen van graad). graad). § 20 Behalve de de nadere bepalingen bepalingen van modaliteit, aspect, aspect, tijd, tijd,getal getal en graad 20 Behalve onderscheiden bepalingen van plaats plaats 66 (antwoord (antwoord onderscheiden wij wij in in den zin de nadere bepalingen op de vraag vraag »waar »waar ?»), ~«), van hoedanigheid »op welke welke hoedanigheid (antwoord op de vraag »op bepalingen), van middel (instru(causale bepalingen), (instruwijze ~«), reden (causale ?»), van oorzaak oorzaak of reden bepalingen), en en van richting mentale (consecutieve bepalingen), bepalingen), van gevolg (consecutieve mentale bepal;ngen), der der handeling. richting; dan zijn De bepalingen van richting kunnen aangeven de locale richting; richting kunnen het locale bepalingen (antwoord op op de devraag vraag»waarheen »waarheen?», ?«, »waarvan»waarvanbepalingen (antwoord (waarbij een richting (waarbij naar een bepaalde richting daan ?«). streven naar ?»). Is Is er een bewust streven levend subject sûbject actief het een een bepaling Lepaling van van doel (finale bepaling). actief is) dan is het wordt uitgedrukt door volledig wordt Wanneer »gezegde« van niet volledig door Wanneer het het »gezegde» van den den zin niet der handeling, het werkwoord zonder een bepaling van handeling, dan een bepaling van de richting der werkwoord zonder die de noemt bepaling van van richting, die de »onmisbare »onmisbare aanvulling» aanvulling« noemt men men deze bepaling die door van het werkwoord werkwoord is, is, voorwerp door de verver(object). De functie die voorwerp (object). van het wordt uitgedrukt, isis zéer voorwerp wordt binding zéerververen een ooorwerp werkw. en binding van van een werkw. .
.
.
.
verder § 280. een auto aan. 44 Zie verder zich. 33 hij schafte schafte zich een 1 meerv. meerv. genera. 22 hij waschte zich. Zie §§118. 118. 66 locale bepa ing.
I
D 5
17
schillend ; deze functie hangt af van de beteekenis van het werkw. en van het voorwerp, dat den vorm kan hebben van een zelfstandig woord en van een vuorzetselbepaling 1 . Opm. In oude talen werden de verschillende functies die we samenvatten als »richting«, zelfs de bep. van plaats en middel, uitgedrukt door verschillende naamvalsvormen van zelf st. woorden : zie § 93.
§ 21 Een bepaling bij een zelfstandig woord 2 heet bijvoeglijke bepaling (attributieve bepaling). Alle andere bepalingen heeten bijwoordelijke (adverbiale).
Wanneer zij zoowel een zelfstandig woord als het werkwoord van den zin bepalen, heeten zij bijwoordelijk-bijvoeglijk (attrib.-adverbiaal; meestal praedicatief attribuut, ook wel bepaling van gesteldheid). Voorbeelden zijn o. a.: Hij kwam ziek thuis.
—
We vonden hem ziek in z'n bed.
—
Hij reisde als pelgrim naar Rome.
(Zie verder § 183, 192, 237, 255, e. a.) Wanneer een bijvoeglijke bepaling den vorm heeft van een zelfstandigheid in denzelfden naamval als de bepaalde, dan heet zij bijstelling (appositie): Van der Burg, de architect van ons hors, wenscht U te spreken.
—
(Zie verder § 78, 335, 341, e. a.)
HET WOORD, ZIJN KENMERKEN EN HERKOMST. DE WOORDSOORTEN.
§ 22 Wanneer in een taal alleen verbuigbare woorden voorkwamen, zou men de woorden kunnen indeelen naar den aard van hun verbuigingsvormen. In het Nederlandsch komen minstens evenveel onverbuigbare als verbuigbare woorden voor ; het getal onverbogen vormen overtreft in ieder geval dat der verbogen vormen. De onverbuigbare woorden zijn zoo talrijk, dat we er geen grammaticaal overzicht van kunnen geven, zonder ze in te deelen naar de verschillende manieren, waarop zij in den zin voorkomen, d. w. z. naar hun functies en naar de woordverbindingen, waarvan zij deel uitmaken. En ook de verbuigbare woorden kunnen we niet in een over zichtelijk stelsel ordenen, zonder ándere onderscheidingen dan die van hun verbuigingsvormen. § 23 Bij de verbuigbare w o o r d e n kunnen we, op grond van verschil in buiging, gemakkelijk onderscheiden werkwoorden en naamwoorden 3 De .
1
Zie hieronder verder § 223. 2 Zie § 25 3 werkw. = verbum (meervoud: verba) ; naamw.
= nomen (meervoud: nomina).
18
verschillende persoonsvormen die van een werkwoord voorkomen (men noemt ze het verbum finitum = Vf.) zijn tezamen een heel ander stelsel dan de verschillende vormen van een naamwoord : dit blijkt in het hoofdstuk der »flexie< 1 . De deelwoorden en de infinitief hebben dezelfde verbuiging als de naamwoorden. Doo r den stam behooren zij bij het werkwoord. We noemen ze daarom naamwoordelijke vormen van het werkw. Bij de naantwoorden is verschil in verbuiging van de zelfstandige naamwoorden en de bijvoegl. naamw. (substantieven en adjectieven). Ook de wijze, waarop zij deel uitmaken van woordverbindingen, verschilt. Verder is er verschil in verbu;ging van de naamwoorden en de voornaamwoorden 2 Ten deele worden zij op dezelfde wijze in den zin gebruikt als de substantieven ; dit zijn de substantivisch gebruikte voornaamwoorden (zelfstandige voornw.). Ze verschillen van de gewone subst. o. a. h;erin, dat zij geen bijv. naamw. bij zich kunnen hebben. Ten deele worden zij op dezelfde wijze gebruikt als adjectieven; dit zijn de bijvoegl. voornw. Zij hebben o. a. geen comparatie, zie § 117. In het algemeen kunnen we zeggen, dat voornw. door éenzelfden stamvorm allerlei dingen of eigenschappen aanduiden ; hun beteekenis is daardoor vager dan die van naamwoorden. Zoodra een zelfstandig of bijvoegl. naamwoord of voornaamwoord een getal aanduidt, kunnen we het een telwoord 3 noemen. De woorden de(n), het en een (zonder klemtoon) zijn lidwoorden. De onverbuigbare woorden 4 onderscheiden we in: a. de bijwoorden 5 b. de voorzetsels 6. Deze staan voor een substantief ; dat substantief heeft dan vierden naamval, gelijk blijkt, als we het door een persoonl. vnw. vervangen. Meestal zijn de voorzetsels zwakker van accent dan een gelijkluidend adverbium (Zie bij c). e. de voegwoorden. Zoo noemen we en, maar, of, want, noch, doch en alle onverbuigbare woorden of woordkoppelingen die aan het begin staan van een zin, waarin scheiding van S. en Vf. mogelijk is. ' De onderscheiding van deze drie woordsoorten berust natuurlijk alleen op hun gebruik in den zin. Er zijn woorden die in alle drie functies voorkomen .
.
het rijtuig kwam voor (bijw.); het rijtuig kwam voor de deur (voorzetsel); het rijtuig kwam, voor ik er op verdacht was (voegw.). -- Sedert heb ik hem niet meer gezien. -- Sedert dien tijd zie ik hem niet meer. --- Sedert hij student is, zie ik hem niet meer. — Zie § 93. 'Flexie# is verbuiging der naamw. en vervoeging der werkw. $ pronomen (meerv. pronomina). 3 numerale (meerv. numeralia). 4 ook wel partikels genoemd. 5 adverbium Zie § 296. (-a). 6 praeposities. '
19
Het is hier gemakkelijk te zien, dat de functies der drie woordsoorten niet sterk verschillen. Ten slotte onderscheidt men nog wel eens tussclienwerpsels. Men kan ze ook uitroepen noemen en ze beschouwen als zinnen van zwakken vorm (zie § 326). Wanneer wij de woorden naar de hier gegeven kenmerken indeelen, zijn er verschillende gevallen, waar onzekerheid heerscht. Belangrijk zijn vooral twee gevallen : woorden die niet den gewonen vorm, maar wel de gewone functie hebben van een substantief ; woorden die niet den gewonen vorm, maar wel de gewone functie hebben van een adjectief. § 25 Woorden die niet de formeele kenmerken van een substantief hebben, kunnen gebruikt worden in functies, die gewoonlijk door een woord van substantiv. vorm worden uitgedrukt. Ze kunnen dan worden begeleid door een lidw. of voornw., evenals een substantief. Deze woorden noemt men gesubstantiveerd. 1° woorden die overigens adjectivischen vorm hebben: a. toevallig gesubstantiveerd, in verbinding met andere subst.: Ik heb dit boe k uit. Geef mij nu 't oude maar weer. — Vrouwen die fluiten en koeien die loeien zijn niet de Boeien. — Ook apposities: Karel, de Stoute nl. ; Karel de Stoute. — Ik heb met Pietersen gesproken, den oudere.
—
Opm. Over de buigingsvormen van deze woorden : zie Oefenboek. b. vaste. substantiveering: Ze had iets aantrekkelijks. Ze aten op reis veel lekkers. —
—
Daarna ook Lekkers kun je daar niet krijgen. — Nieuws is er niet. Het wit kwam onder het bruin te zien. —Zou zulk werk kwaad kunnen ? — De macht van 't kleine . De geloovig . De wijze. De gek. De idioot. — —
—
Zoo ook participia : zie § 180 en § 190, en bezitt. voornw: zie § 127. 2° de infinitief : zie § 197. 3° andere woorderg en uitdrukkingen: Zij vermogen niet 't »waarom< te ontleden (Perk). — Zoo gaat het morgen in het gister schuil (id.). — Uw »ja» zij »ja». -- 't Vaak'rig »Schip oho » der varensgasten (Penning). Door citeering, als in: De oude gehechtheid aan »thuis!» was teruggekeerd (Arm.). — ontstaat het subst.: Er is een tehuis voor oude soldaten. — Ook : We hadden nl. nog door niemand den deemoedigen mijnheer, die voor knecht fungeerde, hoorentoes preken (v. Deyssel). — »Nee, fijne meheer, verbeeld je maar niet te veel.» —
—
40 door weglating Hij maakte z'n achtduizend in de maand.
20
—
Een lange, tengere jongen van dertien. -- Over
midden der en twintigste. twintigste.— - Te Temidden der Oostersche Oostersche millioenen millioenen voelen zich de de 14 dagen al de acht- en (G. d. d. W.). W.).enkelen der Nederlandsche natie natie als als leden leden van éen gezin (G. Zie verder verder verkorting verkorting van woorden woorden:: §§ e5 ~5 en §§ 47, 47, 49, 49, o. o. a. a. § 26 Adverbia en adverbiale uitdrukkingen uitdrukkingen kunnen kunnen op opverschillende verschillendemanieren manieren in attributieve attributieve functie functie komen komen te te staan: staan: bij een subst. in van een een zin zinals als: nam die diesoort soortdingen dingen licht op. op.Naar aanleiding van : Hij nam — de constructie constructie:: In zijn zijn licht opnemen der der dingen dingen ... . ..was washij hij ontstaat de zeggen:: (Arm.). (Arm.).— - Het woord »lichts »licht« wordt hier gevoeld gevoeld als als attr. aUr. gewoon te zeggen gewoon adj. bij den den gesubst. gesubst. infinitief. infinitief. adj. Oorspronkelijke adv. 'n -e eindigen, kunnen kunnen als als adjectief adjectief worden Oorspronkelijke adv. die die op 'n begrepen: kluis, getuige getuige van van ons ons noode noode scheiden (Perk). De kluis, Ook hier bij bij een een gesubst. infin. Vergelijk Vergelijk ook: ook: de de ambtshalve ambtshalve inschrijving. lichterlaaie uitdrukking (in) lichterlaaie lichterlaaie (staan) (staan) is als adj. adj. gevoeld in: lichterlaaie De uitdrukking v lam, en in: in: vlam, blijheid stond stond (M. lichterlaaie blijheid Alsof het het heele heelewereldrond wereldrondII11 In In lichterlaaie (M. Boddaert). Boddaert). De winter winter is koud. koud. — - De koude winter. Naar analogie van de parallel: De a bij b ij -— het adjectief schrijft men naast naast:: De winter winter iiss nna adjectief:: En wachten wachten roerloos roerloos schrijft men v l a k b ij e, ondoordringbare ondoordringbare wit den nabijen winter. — - Zoo ook: ook: Dat Dat vlakbije, wit Als adjectief algedingen spreek spreek ik (w. Moes). - Van voorbije dingen ik niet. niet.— - Als alge- (W.Moes)—Van voorbereiding. — meen gangbaar zijn: zijn: Na maandenlange voorbereiding. - dwars, meen gangbaar plotseling. plotseling. — —
—
—
Opm. In uitdr. uitdr. als als:: 't zijn zijn heele (erge) zoete jongens. jongens. — - blijft heele (erge) ondergeschikt »zoete«. dus adverbiaal adverbiaal van functie. De De -e is een een»verbindingsklank<<. )}verbindingskIank~.aan aan »zoete«,
—
In de de N. N. R. R. C. C. lezen lezen we: we: maar de al of niet nood n o o dzak z a keeI ijl ijk khei h edi om d omdedeverplichting verplichtingtoe toetete passen passen ... .. .
Hier is het adv. ad v. attributief gebruikt in in gedrongen stijl, naar aanleiding van het adverbiale adverbiale gebruik gebruik in: n o o d z a k e 1 ijkkzal zal zijn.zijn. het is de vraag vraag of de de toepassing toepassing al of niet noodzakelij he t Adverbia kunnen na een subst. uit uit den den zin zin worden worden geïsoleerd geïsoleerd en en bij bij het subst. attribuut worden: worden: man zelf 11 kon gisteren Dat antwoord alléen al te negeeren.— negeeren.-D De al is voldoende om hem te e manzelJ niet komen. -—De Dekkamer a mer báv~n - Dat Dat hh uti i s daar ligt er wel mooi. boven wordt vandaag gedaan. — - Hij 1a g e jaarlijks jaarlijks (Arm.). Hij bedankte bedanktevoor voordie diegroote grootetoe toelage voorzetselbep. bij een substantief Zie hierover §§ 311 vergelijk de attrib. voorzetselbep. substantief:: 311 en vergelijk § 247 enz. 247 die had lol, dat Opm. Piet die dat begrijp-ie! begrijp-ie!(Bru.) (Bru.)Opm.Ook Ookvooróp, voorop,ininde de volkstaal: volkstaal :Hier Hier Piet —
--
—
—
11
Zie bij bij de de vnw. vnw. § 124 enz.
21
DE WOORDBETEEKENIS. Het getal en de aard der woorden, woordvormen, zinswendingen, waarover wij »beschikken<<, onze »woordenschat» en onze »taal», verschilt naar gelang van de taalsoort, waarin wij ons uitdrukken, dus van het doel waarvoor, en de sfeer waarin wij spreken en schrijven. Wie niet geoefend is in het spreken of schrijven in anderen stijl dan van den dagelijkschen omgang, zal buiten de omgangstaal arm zijn aan woorden, moet dan »zoeken naar zijn woorden» en zal vaak »verkeerde» woorden gebruiken. Relatief is zijn omgangstaal rijk, want al zijn taalvermogen drukt de »eenvoudige» in zijn aangeboren taal uit. Wie geoefend is in het spreken of schrijven buiten de grenzen der omgangstaal, zal voor het bijzondere doel en de bijzondere sfeer andere woorden weten te kiezen en vaak méer woorden voorradig hebben, dan hij in zijn dagelijksche omgangstaal gebruikt. Wat hier van »woorden» gezegd wordt, geldt ook voor de beschikbare »vormen» en »zinswendingen<. Natuurlijk bezigt de spreker (schrijver) voor het bijzondere doel en de bijzondere sfeer een groot deel der woorden en zinswendingen van zijn omgangstaal ; maar de beteekenis, door de woorden en wendingen uitgedrukt, wijzigt zich op allerlei manieren, omdat de sfeer en het doel de denkwijze en het gevoel beïnvloeden, en dus ook den inhoud van de zinnen. De spreker (schrijver) kiest woorden die ongeveer passen, en maakt ze door verbinding pasklaar voor zijn doel. Niet alleen de woorden en wendingen van zijn omgangstaal heeft hij daarvoor ter beschikking. Om te leeren spreken of schrijven in een bijzondere taalsoort zal hij door lectuur het taalmateriaal van die taalsoort moeten vergelijken met het taalmateriaal van andere taalsoorten. Ook uit die andere taalsoorten neemt hij woorden en wendingen over, waarbij hij ze »pasklaar» maakt voor het bijzondere doel. Op welke wijze we de wijzigingen in beteekenis bij de overneming uit andere taalsoorten kunnen vaststellen, bespreken we eerst. § 28 Een woord krijgt in den zin zijn feitelijke, eigenlijke beteekenis. Deze feitelijke beteekenis geldt alleen voor het gebruik van het woord in dien éenen zin. Deze beteekenis is ten deele afhankelijk van de woorden, waarmee het woord is verbonden, ten deele van de zinsbeteekenis, d. w. z. van de gedachte of het gevoel dat in dien zin wordt omgezet in taalvorm. Willen we in de grammatica uiteenzetten, waarom in een zin bepaalde woorden zijn gekozen, en geen andere, dan moeten we de schakeeringen in hun beteekenis, die het gevolg zijn van hun opneming in den zin, om§ 27
vgl. § 3.
22
schrijven, meten, door vergelijking met een gemiddelde, een norm. We kunnen de beteekenis van het woord in den zin vergelijken met de gewone beteekenis, d. i. de beteekenis, die de spreker, of wij, in de omgangstaal, op de gis, aan het woord toekennen. Feitelijk is deze »gewone<< beteekenis het gemeenschappelijke deel van alle geschakeerde beteekenissen, waarvan wij ons, sprekende, bewust zijn. Zoolang we in de grammatica alleen de beteekenis van woorden uit de omgangstaal definieeren, kunnen we van dit gemeenschappelijke deel als norm uitgaan. Maar ook dan zouden we stuiten op het bezwaar, dat het getal der geschakeerde beteekenissen in sterke mate afhankelijk is van het »taalgevoel(( van den enkeling : den spreker, den hoorder, den schrijver der grammatica, de lezers der grammatica, etc. Er komt bij, dat we in onze grammatica ook de beteekenis van woorden in andere taal dan die van den omgang, nl. in de litteraire en de ambtelijke, zullen definieeren. In deze taalsoorten komen schakeeringen in de beteekenis van een woord voor, die uit de omgangstaal zijn verdwenen of daarin nooit hebben bestaan. Er worden zelfs beteekenissen van een woord opnieuw gebruikt, die in een oudere periode der taal hebben bestaan (archaïsmen) 1 . Van al deze beteekenissen zou de »gewone(( niet meer de norm zijn, en we zouden door afmeting naar dien norm de woorden uit de litteraire en ambtelijke taal anders meten dan die uit de omgangstaal. En van woorden, die in de omgangstaal niet voorkomen, zouden we de beteekenis heel niet kunnen bepalen. Vandaar dat in deze grammatica wordt uitgegaan van de eigen of etymologische beteekenis van het woord. Dat is de beteekenis die we vinden door taalkundig overleg: 1° door de ontleding van het woord in zijn deelen, 2° door vergelijking met zijn verwanten, 3° door vergelijking, zoo noodig, met zijn oudere beteekenissen. Met deze eigen of etymologische beteekenis vergelijken we de beteekenis, die het woord in den zin heeft, d. i. de syntactische (syntaxis = verbinding van woorden tot een zin 2). Het is noodig er op te wijzen, dat de etymologische, of »eigen<<, beteekenis niet de feitelijke, eigenlijke, en ook niet de »juiste<( beteekenis is. De eigenlijke beteekenis is die, welke het woord in den zin inderdaad heeft; die beteekenis is niet bindend bij het gebruik van het woord in andere zinnen. Of die eigenlijke beteekenis, waarin het woord gebruikt is, de »juiste<< is, hangt af van de vraag, of de hoorder (of lezer) de gedachte (het gevoel) van den spreker (of schrijver) uit zijn woorden volkomen begrijpt. Alleen 1
Zie § 35
2 ook: de leer van die verbinding der woorden.
23
wanneer de bedoeling van den spreker (of schrijver) duidelijk is omschreven in den zin, zijn de »juiste» woorden, en de woorden in hun »juiste< beteekenis, gebruikt. Verder moeten we er steeds aan denken, dat de etymologische beteekenis afhangt van den taalvorm van het woord, dien wij immers ontleden in deelen en vergelijken met verwante vormen. Stellen wij de verhouding vast tusschen de etymologische en de syntactische beteekenis, dan stellen we inderdaad de verhouding vast tusschen den woordvorm en zijn beteekenis in den zin.
§ 31 Nu is de woordvorm van tweeërlei aard. Er zijn veranderlijke deelen en er is een onveranderlijk deel in den vorm van het woord. De veranderlijke deelen zijn : 1° de flexie-vormen, 2° de accenten en de toon van het woord in den zin. Deze veranderlijke deelen zijn middelen om de gedachte (het gevoel) in den vorm van een zin uit te drukken. We zeggen hiervoor korter : het zijn vormen die een functie verrichten. Maar ook de keuze van het woord hangt af van de gedachte (het gevoel), die in den zin moet worden uitgedrukt. En de syntactische beteekenis van het gekozen woord is een der middelen om de gedachte (het gevoel) in den vorm van een zin uit te drukken, is een functie. In de grammatica meten we met behulp van de beteekenis de syntactische van den etymologischen vorm (de etymologische beteekenis) beteekenis, Daarbij is het doel, de functie van het woord dat die beteekenis heeft, vast te stellen. Het meten van de synt. beteekenis is daar dus een middel. In de beteekenisleer (semantiek) wordt van elk woord vastgesteld, welke syntactische beteekenissen het in allerlei zinnen kan hebben, vergeleken met de etymologische : daar is de meting der synt. beteekenissen het einddoel. Het is duidelijk, dat in de beteekenisleer de syntactische beteekenissen niet kunnen worden bepaald, wanneer men niet de functies in aanmerking neemt : daar is de bepaling der functies dus middel om te komen tot het doel (vaststelling van alle de mogelijke synt. beteekenissen). § 32 In de beteekenisleer is men gewend, de schakeeringen der woordbeteekenis in soorten te onderscheiden, die met bepaalde termen worden aangeduid. Die onderscheidende termen gebruiken wij ook in de grammatica bij de omschrijving van de synt. beteekenis van het woord. a. De etymologische beteekenis bestaat uit minder kenmerken dan de syntactische. De syntactische is dan minder ruim. Men noemt dan de synt. Neteek. de speciale beteekenis; is de synt. beteek. de »gewone» en is de etymologische verdwenen of »ongewoon», dan zegt men, dat de synt. beteek. is gespecialiseerd, vernauwd, beperkt. Voorbeeld : varen met de etym. beteek. van: »zich voortbewegen»; met de speciale beteekenis van: 24
»zich voortbewegen in een schip»; bus in de speciale beteekenis van brievenbus. Omgekeerd kan de etymologische beteekenis meer kenmerken hebben dan de syntactische. De synt. beteekenis is dan ruimer. Is zij de gewone geworden, dan is zij verruimd. Voorbeeld : gaan met de etym. beteek. van »zich op z'n voeten voortbewegen», met de ruimere beteekenis van : »zich voortbewegen, van plaats veranderen». Het adj. werkzaam heeft de etym. beteek. van »geneigd tot werken» in: Z'n broer is een werkzaam man. maar de ruimere beteekenis van »aan het werk» of »iemand die werkt» in: Z'n broer is werkzaam op de fabriek van Van Houten. En deze ruimere beteekenis heeft het adj. door de verbinding met een bep. van plaats. Dat de feitelijke beteekenis ook afhankelijk is van den geheelen zinsinhoud, nl. van de daarin uitgedrukte gedachte, blijkt bijv., als we vragen : Hoe vaart u? — Bedoelen we daarmee een vraag aan den kapitein —
—
van een boot, die op 't punt staat te vertrekken, dan beteekent het werkw.: (Langs welken weg) ga a t (U) met Uw boot ? — Tot een willekeurigen persoon gericht, beteekent de zin : Hoe gaat het U ? b. Schakeeringen in de beteekenis, die de weerslag zijn van een gevoel dat de spreker (schrijver) in hevige aandoening (= met sterk affect) tot uiting brengt, noemt men gevoelswaarde. De gevoelsmodaliteit (zie § 11) van den —
zin is dan op het woord geconcentreerd. c. Omschrijving der gedachte in den zin (zie § 81 —84) kan leiden tot omschrijvend gebruik van een woord. Bestaat de omschrijving uit een vergelijking, dan noemen we de verandering in woordbeteekenis metáphora. Voorbeeld: de spil van een voetbal elftal. -
—
Komt de omschrijving voort uit de zucht, het gewone woord te vermijden, dan noemen we de verandering in beteekenis van het woord euphemisme: hij heeft stéedsdoor verhooging. Een woord kan ook als hyperbool voorkomen (bij overdreven voorstelling bijv.: 't duurde 'n eeuwigheid) en als litotes (nadruk door opzettelijke verkleining, vooral door de negatie van het tegendeel : hij is niet wijs, niet mis, ik vind het niet aardig van je). De omschrijvingen, hier genoemd, leiden meestal ook tot specialiseering of verruiming der beteekenis (zie a en e). —
d. Een woord wordt gebruikt in een beteekenis, die in eenig verband staat met de oorspronkelijke. Deze verschuiving in de beteekenis heet metonymia: Ze dronken 'n glas. De Rechtbank heeft hem veroordeeld. We spreken van een syntactische metonymia, wanneer het woord voorkomt in een verbinding die lijkt op de verbinding, waarin het gewoonlijk —
—
voorkomt: 25
Uw orders worden gaarne afgewacht (gewoon: Wij wachten Uw orders gaarne af). — De gewone metonymia ontstaat veelal door de bijgedachte aan en de weg-
lating van een ander woord (de Rechtbank = het College van de Rechtbank; een glas = een glas wijn. — Vgl. ook de woordverkorting § 25 slot). De syntactische metonymia komt voort uit analogie naar een syntactischen vorm van verwante beteekenis. e. Dikwijls kan men de verhouding tusschen de syntactische en de etymologische beteekenis slechts bepalen, door twee of meer der hier genoemde termen. Bij c. merkten we dit reeds op : de metafora spil = waar alles om draait is een verruiming, vergeleken met spil, waar een machine om draait. Het euphemisme verhooging = koorts, verhooging van temperatuur, is een specialiseering, vergeleken bij verhooging in 't algemeen. In een zin als: *Die kleine knulle van me zien d'r uit as wolke» (Bru.)
—
is de beteekenis »zoontjes( 1 , vergeleken met de »gewone( in des sprekers
taal (nl. »mannen<<), een geval van specialiseering; deze »gewone( beteekenis »mannen( is, vergeleken met de »gewon« in een wijder milieu (nl. »domme, onhandige mannen»), een geval van verruiming. Gesteld dat de etymol. beteekenis is : knoestig, plomp ding (knolraap, 'n knol van 'n horloge), dan is de beteekenis »domme, onhandige man» een metaphora door de vergelijking van een plompgebouwd man met een »knol», eneen metonymia door den overgang van plompgebouwd op dom, onhandig : een causale metonymia. De beteekenis »zoontjes», zoowel als die van »mannend is bovendien rijk aan »gevoelswaarde». f. De specialiseering van de beteekenis van een woord komt vaak neer op isoleering in beperkte functie. We bedoelen met isoleering, dat een woord alleen in verbinding met éen woord of weinig woorden van éen soort wordt verbonden. Het werkw. .!,estieren heeft dezelfde etymologische beteekenis als besturen, maar het wordt alleen verbonden met een subject = »goddelijke macht». Het woord onderdanen wordt alleen gebruikt voor de ondergeschikten van een vorst (in de beteekenis »beenen» is het een speelsche metaphora). In staande uitdrukkingen is de isoleering compleet geworden; bijv. het werkw. »benarren<< .is in de uitdrukking »benarde omstandigheden», althans wat de omgangstaal betreft, geïsoleerd (versteend). Aan den anderen kant kunnen woorden in zóoveel syntactische beteekenissen gangbaar worden, dat zij »hun etymologische beteekenis verliezen». Een voorbeeld is het voegw. dat. 1
het wordt deminutief (d. i. verklein end) door »kleine ».
26
g. Tenslotte : woorden met verwante beteekenis, die, met geringe variaties van hun etymologische beteekenis, dezelfde gelijke functie in den zin
kunnen verrichten, noemt men synoniemen. Om hun waarde te vergelijken, stelt men eerst hun »grootsten genieenen deeler<< vast, d. i. het deel hunner beteekenis dat gelijk is. Woorden van gelijken vorm, die géen kenmerken van beteekenis gemeen hebben, heeten homoniemen.
ONTLEENINO VAN WOORDEN. Behalve de overneming van woorden en wendingen uit andere taalsoorten, staan den spreker en schrijver nog andere middelen ten dienste, wanneer hij zoekt naar den taalvorm voor zijn gedachte (gevoel). Hij kan woorden en wendingen ontleenen, aan vreemde talen en aan oudere taalperioden ; hij kan ook nieuwe woorden vormen. We bespreken eerst de ontleening. § 33 In het Nederlandsch worden van oudsher woorden overgenomen uit vreemde talen; zelden syntactische constructies of verbindingswoorden (voegwoorden, voorzetsels). Het meerendeel der ontleende woorden zijn substantieven, dan volgen in aantal de werkwoorden; bijv. naamw. en bijes. zijn betrekkelijk zeldzaam. Het getal Romaansche woorden is groot ; zoowel Latijnsche als Fransche; veel geringer in aantal zijn de Italiaansche en Spaansche. Engelsche woorden komen meer en meer in de mode; Duitsche zijn betrekkelijk schaarsch. De Nederlander neemt ook vrij veel woorden over van de Semietische talen en uit het Maleisch; nu en dan uit het Vlaamsch en het Zuid-Afrikaansch. De overneming kan verschillende oorzaken hebben. We kunnen door een vreemd woord een schakeering in de beteekenis van een Nederlandsch woord uitdrukken 1, wanneer dit door verandering in den vorm van het Nederlandsche woord niet mogelijk is, of wanneer daarvoor een omslachtige samenstelling of afleiding of zelfs een volzin noodig zou zijn : consequent, optimist, presteeren, emissie, audiëntie. Zelfstandige naamw. worden vaak ontleend mèt het »ding<< dat zij omschrijven : kelder, lift, abricoos.
Geleerden, kunstenaars en vaklui zijn vooral gedwongen, de termen voor nieuwe begrippen te omschrijven in vreemde woorden, bij voorkeur Latijnsche, Grieksche of Engelsche, omdat de Nederlandsche term onduidelijk zou zijn : wij hechten nl. aan een woord of woorddeel óf een 1
vgl. »Øeekenis<< § 27.
27
te vage vage Of Of een een te te speciale speciale beteekenis. beteekenis. We We brengen brengen het het in inverband verband met met uitdrukkingen, waarin het algemeen gebruikelijk is (associatie). Als Als voorvoorbeeld kunnen we ~e grammatische termen noemen. grammatische termen Tegenstanders van zelfs zelfs deze deze noodzakelijke noodzakelijke ontleeningen ontleeningennoemt noemt men men pupuristen of taalzuiveraars. risten in Nederlandschen Nederlandschen vorm vorm taalzuiveraars. Woorden Woorden die die met opzet in worden »gesmeed», aanvaard, worden »gesmeed«, heeten purismen. purismen. Ze Ze worden worden maar maarzelden zelden aanvaard, omdat de de purist puristoptreedt, optreedt,wanneer wanneerhet hetvreemde vreemdereeds reeds»eigen<< »eigen« is is geworden. geworden. Een werk is het bijv. bijv. manchet door polsboord. Fen onbegonnen werk polsboord. manchet te vervangen door Maar stel dat dateen eenpurist puristhet hetwoord woord»dineeren<< »dineeren« of of »lunchen» »lunchen« wil wil vervangen vervangen door »middagmalen» »rniddagmalen« of of »noenmalen<<, »noenmalen«, dan de bijgedachte bijgedachte dan nog nog hindert ons de aan de de gewone gewonebeteekenis beteekenisvan van»malen<< »malen« en en »spijzen »spijzen vermalen». vermalen«. Lastig Lastig is echter vooral de vervoeging ht'!t werkw. 11 En En het het woord woord »middagmaal« »middagmaal» vervoeging van het voor »diner» »diner« past past niet bij den tijd waarop waarop wij wij plegen plegen te »dineeren«. »Avond»dineren<. »Avondmaal« het Nederlandsch Nederlandsch een een verheven verheven en enplechtige plechtige maal» heeft heeft nu eenmaal in het gevoelswaarde gekregen en is dáaror dáaromongeschikt, ongeschikt,ook ookvoor voor»souper». )>Souper«. Het vreemde woord niet alleen alleen in in staat, staat, de dehinderlijke hinderlijke synt. synt. Het vreemde woord stelt stelt ons niet beteekenis of of de de hinderlijke hinderlijke gevoelswaarde gevoelswaardevan vanden denNederlandschen Nederlandschenterm term te vermijden, vermijden, het heeft ook, ook, door door zijn zijn vreemden, vreemden, vaak vaak door door zijn wellui welluidenden, vorm vorm een een zeker zeker »cachet». l)cachet(l. Dit Dit»cachet» »cachet« heeft heeft het hetvreemde vreemdewoord woord in bepaalde bepaalde »standen», »standen«, »kringen», »kringen«, families taal der der families zelfs. zelfs. Maar ook in de taal dichters vinden we woorden, dichters woorden, die door door hun hun vreemden, vreemden, Of welluidenden M of »sprekenden «, vorm, den ontwikkelden or.twikkeldenlezer lezereen eensterke sterkeen enzeer zeerbijzondere bijzondere »sprekender«, gevoelswaarde bijbrengen: bijbrengen: De lente lente wier wieronvruchtbaarheid onvruchtbaarheid I11I Het Het langoureuze jaar En jaar beschreit beschreit(G. (G.Gossaert). Gossaert).--- En 11 Wijdthonderd honderd esmeralden (Perk). Zijnen bronzen bronzen armen armen tempelrots tempelrots 22 Wijdt esmeralden zode-altaren zode-altaren (Perk). s; In de algemeene algemeene taal is indrukwekkend van: oceaan, oceaan, kolossáal kolossáal s; indrukwekkend de klank van: treffend de klank klankvan van: treffend is ook de : melancholisch. Het is moeilijk te zeggen, of of een een woord woord als als vreemd vreemd wordt gevoeld. Dat hangt af van z'n z'n ouderdom ouderdom en van de de kennis, kennis, die diededespreker sprekerofof hoorder, schrijver hoorder, schrijver of lezer lezer van vanvreemde vreemdetalen talenbezit. bezit. Hoe meer een woord woord wordt wordt uitgesproken uitgesproken afwijkend van de eigenlijke uitspraak, a/wijkend uitspraak, hoe hoe meer meer ook ook het het de de kenmerken van van Nederlandsche flexie en woordvorming de Nederlandsche/lexie bezit 4, des te minder woordvorming aanneemt of bezit zal het nog nog als als vreemd vreemd worden worden gevoeld. gevoeld.Vooral Vooralbij bij de de Romaansche Romaansche woorden zijn naar den vorm vorm verschillende verschillende graden graden van vanouderdom ouderdom te te onderscheiden onderscheiden (Zie Oefenboek); richten zich zich gemakkelijker gemakkelijker naar naar de deNederlandsche Nederlandsche Oefenboek); zij zij richten de Engelsche Engelsche woorden. woorden. flexie en woordvorming dan bijv. de De vormverandering van het vreemde woord onder invloed van menschen, menschen, -
Zie Oefenboek. 22 vgl. de de genetief-constructie genetief-constructie §§ 96. 3s Zie Zit' adj. van van graad graad § 113. 44 Vooral Zie Oefenboek. Engelsche woorden lijken zoo »eigen» »eigen« (lift, (lift, fitter). fitter). lijken soms zoo
1
28
die de vreemde taal niet kennen en die het woord trachten te doen gelijken op een Nederlandsch, zoo mogelijk van verwante beteekenis, n w^emt men volksetymologie: Suikerlaat voor chocolade, a p p e l e k o o s voor abricoos, p i n ij z e r t je voor punaise e. a. (Zie Oefenboek). De overneming kan overbodig zijn. Dat is zij vooral, wanneer éen vreemd woord een reeks van Nederlandsche synoniemen dreigt te vervangen; dit is bijv. het geval met »directe als adv. en adj. Hetzelfde bezwaar bestaat echter ook tegen Nederlandsche mode- en stopwoorden. Maar ook het gebruik van vreemde woorden zonder eenige beperking, waardoor Nederlandsche woorden van evenveel zeggingskracht of volkomen gelijke beteekenis als het vreemde worden verwaarloosd en verdwijnen, is een gevaar voor den rijkdom onzer taal. Nog erger wordt het, wanneer de vreemde woorden in verkeerden vorm of in foutieve beteekenis worden overgenomen. Voorbeelden van barbaarsche taalmenging in Oefenboek. § 34 Een verschijnsel van heel anderen aard, en gevaarlijker voor de handhaving van het eigen karakter der taal dan de ontleening, is de nabootsing Al naar den van vreemde woorden en constructies in Nederlandschen vorm. oorsprong van het nagebootste onderscheiden we : Latinismen, Gallicismen, Germanismen, Anglicismen, Graecismen, Hebraïsmen etc. De Latinismen en Gallicismen zijn meestal van ouden datum, de Germanismen en Anglicismen van jongeren tijd. Al deze »barbarismen<< komen vooral voor bij het vertalen, dus in de geschreven taal. De Germanismen zijn niet altijd gemakkelijk te herkennen : zij maken nu en dan denzelfden indruk als archaismen. § 35 Archaïsmen zijn de nabootsingen van vormen en constructies uit een oudere taalperiode, die in de gesproken omgangstaal niet meer bestaan. Ze moeten niet worden verward met de namen van dingen en personen die buiten gebruik zijn geraakt, en die in de beschrijvingen van historische tafereelen 0. a. noodzakelijk zijn. Soms grijpt de purist naar een archaisme; bijv. wanneer hij een »lunch« door »noenmaal<< tracht te vervangen. Een zeer bijzondere functie verricht echter het archaïsme in de litteraire taal. De schrijvers, die gewend zijn, hun taalvormend vermogen te sterken door gezette lectuur van oudere schrijvers, zullen in de litteraire taal steeds weer oude wendingen en woorden ingang geven en, bij navolging door anderen, gangbaar maken in bepaalden stijl. We moeten hierbij in aan merking nemen, dat de litteraire taal op heel andere wijze verandert dan de gesproken omgangstaal; de taal is voor den litterairen schrijver een technisch hulpmiddel, een instrument, dat hij steeds tracht te volmaken, om er over tebeschilkken op de tijden der inspiratie van zijn stof. Van Potgieter zegt een zijner tijdgenooten : .
29
Hij heeft een nieuwen nieuwen weg weg ingeslagen, ingeslagen. om omde detaal taaltot toteen eengeschikt geschiktvoertuig voertuigzijner zijnerconcepconceptiZIn te te maken. tiän heeft onze onze oude oudeDichters Dichtersen enSchrijvers Schrijversgeraadpleegd geraadpleegd:: hij hij heeft heeftzelfs zelfs maken. Hij heeft verouderde vormen vormenin inhet hetleven levengeroepen geroepen..• ... hij met stoutheid verouderde hij heeft ons de behoefte behoefte doen doen gevoelen. die hij hij aan aan nieuwe nieuwe vormen, vormen. aan aan een een rijkeren rijkeren woordenschat woordenschat had, had. om om het het doel doeltete gevoelen, die bereiken... .. . bereiken
Bij het lezen van Vlaamsche Vlaamsche schrijvers moeten we voorzichtig Bij voorzichtig zijn zijn met met het het constateeren van van »archaïsmen<<; )archaïsmen«; het vormen der der het Vlaamsch Vlaamsch vertoont vertoont veel vormen levend, die uit de Noord-Nederlandsche dialecten middeleeuwsche taal nog levend. zijn verdwenen. verdwenen. En Enzoo zooisishet hetook ookmet methet hetconstateeren constateerenvan van»germanismen*, )germanismen«, gelijk opmerkten:: in heeft vaak vaak een eenwoord woordde de gelijk we hierboven opmerkten in het Duitsch heeft oudere NederIandsche oudere een woord, woord, dat datuit uitonze onzetaal taalisis Nederlandsche beteekenis, of wel isis een verdwenen. Wanneer we lezen: lezen: verdwenen, bewaard. Wanneer Gij Zon die die ondergaat ondergaat ii11 In In purpren purpren vlammen vlammen-zee zee en gouden veroenl verven ! (Perk)(Perk) dan kunnen we het het woord woord »verven» )VeTVen« in de beteekenis van )kleuren, tinten' »kleuren, tinten* archaïsme. Is het een )archaï"mefl, »archaïsme, opvatten als germanisme, germanisme. maar maar ook als archaïsme. dan is het een bijzondere bijzondere. soort vernieuwing. Dan Dan wordt wordt hier hier niet niet een een soort van vernieuwing. vorm opnieuw opnieuw gebruikt, verdwenen vorm gebruikt. maar maar een een nog nog bestaand bestaand woord woord in in beteekenis die het een beteekenis het vroeger vroeger heeft heeft gehad. gehad.Dit Ditconstateeren constateerenwe weook ookin: in: Rechts er tegenover rees ook ook het het nare gebergte met zijn karteling als een zaag (v. Looy). Looy).waar )nare« een gevoelswaarde gevoelswaarde heeft de 117de nl. het adj. »nare» heeft als als in de 7de eeuw, ni. waar het »benauwend«. nog bestaand bestaand afleidend afleidend suffix suffix kan kan de de schrijver »benauwend». 22 Ook aan een nog nieuw leven inblazen: Schepselen van duizend nare nare 33 droomen droomen (Perk). (Perk).hier beteekent »schepselen» )>Schepselen« wa wattin in droomen droomen door doorde dephantasie phantasiegeschapen geschapen wordt. Ingevallen gevallenals alsdeze dezekan kan schrijv~rgeleid geleidworden wordendoor doorzijn zijn wo rdt. In dede schrijver etymologiseerend Of door zijn herinnering woordgebruik bij bij herinnering aan het woordgebruik etymologiseerend vernuft of oudere schrijvers. archaïeke vormen vormen schrijvers. Ook buiten de litteraire litteraire taal komen archaieke verzenen voor. In de eerste plaats plaats onder onder invloed invloedvan vanden denStaten-Bijbel Staten- Bijbel': 4 : de de verzenen tegen prikkels slaan. In In de detweede tweedeplaats plaatsblijven blijvenoude oudevormen vormen en en tegen de prikkels beteekenissen bewaard in den beperkten kring van vaklui vaklui zoowel zoowel als als van van dialectsprekers. Maar Maar dàt dit zijn dialectsprekers. zijngeen geen»archaïsmen», )archaÏsmen«, omdat omdat hier hier geen geen nabootsing oudere taal plaats heeft; heeft; de de taal taal isisinindie diebeperkte beperktekringen kringen bootsing van oudere minder verandering, of of wel welonderhevig onderheviggeweest geweest minder onderhevig onderhevig geweest aan verandering, aan àndere verandering verandering dan de de algemeene a}gemeene omgangstaal. omgangstaal. -
—
—
—
1 Zie Oefenboek.. verder de de woordbeteekenis woordbeteekenis §§ 27. 27. 83 zie de opm. bij bij het vorige citaat. Oefenboek. I2 Zie verder ,4 Zie Oefenboek.. Oefenboek.
30
VORMING VAN NIEUWE WOORDEN.
§ 36 Zelden wordt een nieuw woord gevormd zonder bijgedachte aan reeds bestaande woorden van verwanten vorm of verwante beteekenis. Kinderen behelpen zich wel op die wijze, maar laten deze woordjes van hun stameltijd vroeger of later weer varen. In een beperkte sfeer, een familie, een vriendenclub, kan wel eens een geheel »spontaan' gevormd woord opduiken, maar voor de omgangstaal van een ruimeren kring is deze woordvorming van weinig beteekenis. In de litteraire taal is de »spontane<< woordvorming beperkt tot klanknabootsing. Vorming door bijgedachte aan reeds bestaande woorden is in de litteraire taal heel gewoon: Men beeldt U 1 gelijk een rammlend geraamte II Met een kakebek en een snerpe zeis (J. Isr. de Haan). De dichter denkt hier aan snerpend in de beteekenis van v1 ij mend, pijnlijk —
en v 1 ij mscherp. Bij ei ken stokslag schi Iitte het dier de kletsnatte ooren neer (v. Looy).
—
Bijgedachte aan schichtig en neerslaan. In litteraire zoowel als in andere taal komt de woordvorming door contaminatie voor, d. w. z. vermenging van twee woorden of van twee uitdrukkingen: Als hij de hitte tusschen 't gras voelt dwalmen (Perk)= dwalen+ walm(en). — Maar zijn gezicht knorrig eerst vriendelijkte toch dadelijk op (Arm.) = opklaren+ vriendelijk. — Zij stierven stil en stemloos, andre vullen hun plaats in (H. Roland Holst) = innemen + vullen. —
De contaminatie is een bijzondere analogie (verandering door nabootsing). Over woordvorming door verkorting: zie § 85 enz. § 37 In vroeger tijd werden woorden gevormd door verandering van den stamklinker van bestaande woorden. We vinden nog tallooze groepen van woorden met verwante beteekenis, die van elkaar verschillen op dezelfde wijze als de stamtijden van het sterke werkwoord. De afwisseling van vocalen in die stamtijden en in dergelijke groepen noemt men »Ablaut4. In de woordvorming en ook in het sterke werkwoord is de »Ablaut' nog verder gevarieerd door inwerking van den »Umlaut<<, dat is : de palata^ liseering van klinkers door invloed van een volgende i, j, g of r; de i en j zijn allang verdwenen. De »Umlaut' komt neer op een overgang van a tot e, o tot u (ce), o tot eu, o tot Q, oe (u) tot u (y), en enkele andere 2 Vergelijk de groepen : breken, brak, braak, brok, breuk — spreken, spraak, sprook(je), spreuk, gesprek -- schieten, schot, schoot, scheut, schut — bieden, bod, bode — binden, band, bende, bond, bundel) — .
1
den Dood nl. 2 Zie, voor de phonetische teekens, § 87 enz.
31
springen, sprank, sprong, sprenk(elen) — vliegen, vloog, vleug(el), vleug, vlucht — liegen, leug(en) — buigen, beug(el), boch(t), boog — kiezen, keuze, keur. § 38 De belangrijkste wijze van woordvorming is de samenvoeging van bestaande woorden tot een nieuw, of de afleiding van nieuwe woorden door middel van prae- en suffixen. Woorden die in den zin steeds naast elkaar worden gesproken of geschreven, en waartusschen een onveranderlijk syntactisch verband bestaat, worden op den duur tot een nieuw woord samengevoegd, in den zin geïsoleerd; deze samenvoeging noemen we samenkoppeling. Wanneer we twee woorden samenvoegen, die in den zin niet naast elkaar plegen te staan, maar die door den spreker (schrijver) in zijn gedachte worden samengevoegd, dan heet het nieuwe woord samenstelling, zoodra het in gesproken (geschreven) vorm voorkomt. Het zal blijken, dat de grens tusschen deze twee soorten van samenvoegingen niet scherp is te trekken. De deelen eener »samenstelling<< kunnen, zonder naast elkaar te staan als bij de samenkoppeling, in den gesproken of geschreven zin tèch wel geregeld in een groep bijeen verbonden zijn. De samenstelling is dan niet enkel in de gedachte geformeerd, maar vindt steun in den gesproken (geschreven) zin. Als voorbeeld noemen we een woord als kurkdroog; dit woord is samengesteld door bijgedachte aan de algemeen gangbare verbinding : zoo droog als kurk, als kurk zoo droog. Natuurlijk is het moeilijk, uit te maken, in hoeverre de samenstelling door steevaste groepeering is voorbereid, ook, in hoeverre de analogie naar een voorbeeld meewerkt. Ten slotte : bij de samenstelling worden lang niet alle deelen der voorstelling, alle kenmerken van het begrip, in woorddeelen omgezet ; alleen de voornaamste kenmerken. § 39 De samenkoppeling bestaat niet alleen in het feit dat de woorden aaneengeschreven staan. Men schrijft ze aaneen, omdat zij, door hun accentuatie, als éen woord worden gesproken, en omdat de twee woorden door hun samenhangende beteekenis in den zin worden gevoeld als éen woord. Het begin van deze éenheid blijkt wel eens uit een koppelteeken: Op -straat was het uitnemend plezierig (v. Deyssel).
—
Hij was de held - van - 't feest.
—
Maar omgekeerd worden ook wel de deelen van een reeds lang bestaande eenheid gescheiden, om de oorspronkelijke eigen beteekenis der deelen, de »etymologische<< beteekenis der samenkoppeling te doen gevo Jen, op te f ri sschen : We bogen onze hoofden vóor - over en bezagen onze gestalten (v. Deyssel). — En het pro„ gramma mist-stillend, stonden wij ... (id.). — 1 N.B. de terugkeer der oude accentuatie.
32
De woordvorming door samenvoeging concurreert met de gewone syntactische verbinding der woorden. De samenvoeging is een kortere vorm dan de verbinding der losse woorden door middel van verbindingswoorden (voorzetsels vooral). Zij is ook synthetischer, en als zoodanig vervangt de samenvoeging verschillende verdwenen flexie-vormen. De meeste praefixen en suffixen in afleidingen hebben vroeger de beteekenis van zelfstandige woorden gehad. We rekenen daartoe ook de bijw. die, met een werkvr. samengevoegd, hun accent verliezen 1. De afleiding kunnen we eveneens vergelijken met woordgroepen, omdat ook het praefix of suffix eenfunctie omschrijft : vergelijk bij v. de beteekenis van Haagsch en Leidsch met die van Den Haag en Leiden. Door suffixen komen nu en dan afleidingen tot stand van twee woorden, die wèl in den zin in verband plegen voor te komen, maar niet als samenstelling of samenkoppeling. Op grond van de verbindingen : holle o o g e n, — vliegmachine met twee dekken, -- stampen met de voeten, — hij blijft met en door bijgedachte aan de z'n argumentatie nogal laag bij de grond, tallooze gewone afleidingen met suffixen, ontstaan »afleidende samenkoppelingen«, of »afleidende samenstellingen»: holoogig, tweedekker, stampvoeten, laagbijdegrondsch, — waarbij het merkwaardige verschijnsel zich voordoet, dat (van 't eerste voorbeeld) een samenkoppeling boloog of een afleiding oogig niet bestaan. Bij de woordvorming werkt de analogie in hooge mate productief. Zelfs versteende vormen kunnen plotseling de aanleiding zijn tot vernieuwde navolging: Hij had eeuwig schoonfamilie over den vloer (Arm ) .—Tulpjes die Tante Emilia krant—
v a, s t 2 in haar voorjaarsmand heeft staan (v. Looy). We bespreken de samenvoeging en de afleiding van de verschillende woordsoorten. —
Vorming van adjectieven.
A. door samenvoeging. § 40 1. Verschillende adj., bij een subst. staande, worden samengekoppeld door buiging alleen van het laatste: de rood-wit-blauwe vlag. — de F r a n s c h-Duitsche oorlog. — Vooral in litteraire taal; (ook al blijft de buigings e weg, het laatste adj. is verbuigbaar) : -
aan 't éindloos é en zwerk (Perk). — die kldgend teéder blijde vogelklanken (id.).—'n telai stérke vent (Bru.). — -
1
-
-
Zie § 68. 2 naar stØ Vast.
33
Ajectivisch-adverbiaal Ajectivisch-adverbiaal (praed. attr.): keek zij zij hem hem aan aan (G. (G. d. W.). ongel60vig-nieuwsgferig W.). ongelóovig nieuwsgierig keek
—
-
adverbiaal. zoo ook adverbiaal. Deze adj. Deze adj. zijn, zijn, ook ookblijkens blijkenshet hetevenwichtigaccent,gecoordineerd. evenwichtigaccent,gecoärdineerd.In In andere verbindingen staat het hetéerste éersteadj adj.. gesubordineerd tweede;; het drukt gesubordineerd bij het tweede verbindingen staat tinten. — donker-blàuwe kousen. — een - dónker-blàuwe een schakeering schakeeringuit: uit:hél-roode hél-róode tinten. verhoudingen zijn : wwlt-zi í t - z í jjden den kousen. zijnmogelijk mogelijkininde deverbindingen verbindingen: Beide verhoudingen -— massief-koperen massief-kóperen staven. — - ofof:: wft-z:jden - massiefwit-zij den kousen. kousen. — massiefkoperen staven. — - 1 heeft den vorm 2. Het Het tweede tweede adj.' adj:heeft vorm van van een een participium: participium: het zwaar-gebaard gelaat.— - de volgetroste witgedaste heeren. -— volgetroste tak (Perk). - witgedaste zwaar-gebaard gelaat. Hierdenkenweaan: -volle trossen—witte trossen -wittedassen—, dassen-, baard—volle denkenweaan: zware baard Hier gebaard etc. We zeggen: de kléin-behuisde/amilie,kléin-behuisde familie,— niet aan een partic. gebaard door bijgedachte aan: zij zijn kléin behuisd. behuisd. -— bijgedachte aan: Deze verbindingen verbindingen zijn zijn in in de de omgangstaal omgangstaal ongewoon, ongewoon, zwaarwichtig. zwaarwichtig. 22 3. Een Een partic. partic. samengekoppeld samengekoppeld met met een een adv. dat niet tevens adj. adj. is: de pds pás-verschènen dieppáá s verschénen maaiers. zij gingen gingen ochtendbladen (= (= die verschénen waren. -— Twee Twee maaiers, verschènen ochtendbladen — Onhóorals schimmen, náuwgegist grauwen van van den morgenmist morgenmist (Bastiaanse). (Bastiaanse). -Onhóornduwgegist ^I11 Door 't grauwen baar-slulpendè Looy).gedaanten (v. (v. Looy). — baar--slum pendè gedaanten 4. Over partic. met met een een ob obj. andere zinsdeelen zinsdeelen:: zie §§188. 188. Over een partic. j . en andere 5. Een adj. adj. wordt wordt bepaald door door en samengesteld samengesteld met met een een voorafgaand voorafgaand 5. Een subst.: 8. vanonkruid onkruidruig ruig (Perk).— (Perk)'- het het dauwnatfe a. de onkruid-ruige onkruid-ruigebouwvaituin= bouwvaituin= van dauwnatte gras (Bru.). b. Zoo Alsdroevigste droevigstefiguur figuur dag-duid'liik duidelijk Zoo staat staat zij zij 11Als dag duid'lijk voor voor mijn mijn oog oog (Penning)= (Penning)= duidelijk a I1ssde beukt hij hij en en breekt, breekt, met met de dag. dag. -— kurkdroog --= (zoo) droog als kurk. kurk. -— c. Gierend beukt vuisten ~euze-sterk van een reus (Perk). (Perk). — - Maar Maarde demachinekamer machinekamer bleef bleef wel wel `reuze--sterk = als van een reus avond licht om in te kijken vriendelijk avond-licht kijken = (schemer-)dicht (schemer-)licht als in den avond (Bru.). — - Het valt, dat dat jeje er water, dat nu met de eb eb zoo z60 been-droog je kousen kousen wel wel over kan kan been droogvalt. er op op je loop en - dood-ziek op den dood. dood.e n 33 (Bru.). — dood ziek = tot op — —
-
-
-
-
-
Opm. subst.komen komennieuwe nieuwepraefixen praefixenvoort, voort,als alsreuze-(mooi), reuze-(mooi).dood-(gewoon) dood-(gewoon) Opm. Uit Uit deze subst. etc. Opm. 2. 2. Adjectieven met een ouden genetief Opm. genetief samengekoppeld samengekoppeld zijn: zijn: betreurenswaardig, betreurenswaardig, levenslustig, levensgevaarlijk, levenslustig, levensgevaarliik,levenslang, levenslang, levensgroot, doodsbenauwd(óok prae/ixgeworden). levensgroot, doodsbenauwd (ook praefix geworden). -— Vliegensvlug waarschijnlijk van vliegend+ vliegend+ adv. -s. vanDoopsch. Doopsch.s. Doopsgezind van -
—
6. Een Een adj. bepaald door door en ensamengesteld samengesteld met met een eenwerkwoordstam: werkwoordstam: Zwerfgrage maat! (= zeevaarder). - De dag Zwerfgrage dag bleef aarzelstil (v. (v. Eyck).Eyck). werkwoordstam Of of een Een werkwoordstam een verkort (glibberig) in: verkort 44 adj. (glibberig) glibber-gladde glibber gladde lichamen lichamen (Bru). -— —
—
-
1' Het Het éerste éerste geval gevalontstaat ontstaat door door bijgedachte bijgedachte aan: aan: witte witte en zijden kousen; tweede kousen; het tweede witte zijde. — aan: kousen kousen van witte - •2 Zie §§ 66 66 Opm. Opm. — - Ze Zezijn zijnvooral voorallitterair. litterair. BDe 3 De verklaring van spontane vorming vorming staat staat in den den bijzin. bijzin. 44 Zie §§ 85 enz. van deze spontane
34
7. partic. zijn 185 enz. enz. 7. Adj. die partic. zijn (geweest): (geweest): § 178 enz., 185
B. door door afleiding. § 41 Adjectieven met suffixen: J. -elig). Oude Oude afleidingen zijn: 1. Het gebruikelijkste suffix isis -ig (-erig, -elig). ernstig, rustig, geduldig, gelukkig, gelukkig, luchtig, luchtig, verd verdrietig, ri etig, nietig, sappig, beenig, schichtig. Nieuwere, Nieuwere, in litteraire taal:
—
De blok klok ging ging zijn zijn tonigen gang - Mossig 11 riet riet (Perk). — - Flossig haar gang (v. Looy). — haar (Top Naeff, Hopman). —
Met vernieuwde vernieuwde beteekenis: Vest uwe sterkte niet op op 't't driftig 11 Van driftig zand II Van zinnepracht zinneprachtof of menschenmin menschenmin (v. (v. Eeden). Van andere andere adjectieven is beestig. adjectieven afgeleid afgeleidzijn: zijn gelig, : gelig, blauwig, blauwig, 't is beestig. — Ze duiden een geringeren dan geel, blauw, en geringeren graad graad der der eigenschap eigenschap aan dan geel, blauw, hebben nu en dan hebben dan de de gevoelswaarde gevoelswaarde van van een een onaangename sensatie 2: sensatie 2: Ze baadden in het groenige water W.). water der der stadsgracht stadsgracht (G. (G. d. W.). De beteekenis beteekenis nadert nadert die die van vanhet hetoorspronkelijke oorspronkelijke adj. adj. in: in: bestig. We denken bij sommige sommige adj. adj. evenzeer evenzeer aan een een werkwoord We denken werkwoord als aan een subst. bij: subst. het wit onder het het glanzige bruin. - 'n grazige inham (v. (v. Looy).Looy). werkw. denken we bij: Alleen aan een werkw. bij: zeurig. stuivige motregen Looy).zeurig. -'-= 'n stuivige motregen (v. (v. Looy). elig, -erig erig staan vooral in verband Woorden op -elig, verband met met een werkwoord: werkwoord: beverig, - schrijverige schrijverige oogjes, - hij scharrelde trantelig heverig, trapje op (Bru.). trantelig 't trapje .-elen, Het laatste is, evenals evenals duizelig, huiverig huiverig een afleiding van werkw. werkw. op op -elen, -eren, door -ig. 33 Deze verbale de omomverbale afleidingen afleidingen concurreeren concurreeren met met de in de gangstaal minder minder gebruikelijke gebruikelijke partic. partic. praesentis praesentis 4.4 Het verschil in beteekenis blijkt uit: Weer luisteren we dom'lig, dom'lig, dom'lend dom'lend schier (Penning).schier (Penning). Bijzonder geformeerd geformeerd 5,5 door afleiding tegelijk, tegelijk, zijn de door samenvoeging en afleiding adj. op -ig (-erig), voorafgegaan door een ander (niet (niet verbogen) verbogen) adj., waarmee samengekoppeld als -ig, --erig -erig bestaat mee het is samengekoppeld als de de adj. bij bij 1. Het adj. op -ig, op zichzelf niet, of in een heel heel andere andere beteekenis. beteekenis. Het Het voorafgaande voorafgaande adj. adj. is attrib. bep. bij bij het subst., subst., waarvan het adj. op -ig (-erig) is gevormd. De adj. zijn vooral vooral in in litterairen litterairen stijl stijlgebruikelijk: gebruikelijk: Schepen, die blánk-zéilig blankezeilen. zeilen.—- de teekening van grootgroot= met blanke blánk-zéilig gleden (Bastiaanse) = demelnen (v. (v. Eeden). bláderige rood ócgigè demónen bldderige planten. -— Tóod-ócgigè A!gemeener blauwoogig,openhartig. openhartig. 66 Algemeener zijn: loslippig, blauwoogig,
—
—
—
-
—
—
-
-
—
—
—
.
—
,
—
-
-
mos begroeid} -elig hieronder. vanschemeren schemeren of 1 riet, hieronder. .,33 Schemerig van ri et, met mos -erig, -elig begroeid? 22 Vgl. ook -eTig, De gevoelswaarde schemer. tTaan. De gevoelswaarde der der onaangename schemer. -Stoppelig T Tanerig ranerig van traan. stoppel. - T Stoppelig van stoppel. 4 Zie §§ 18S. 185. lacherig, petiterig, sensatie blijkt uit uit:: huilerig (van huilen,) lacherig, petiteTig,peuterig. peuterig. 'Zie (van huilen,) sensatie blijkt 5 6 wijsneus. 6 Zie § § 39. 6 Wijsneuzig Wijsneuzig is waarschijnlijk waarschijnlijk een afl. van van wijsnewJ. —
—
35
1. Van heel oude woorden als zwaarmoedig isis niet Opm. J. niet te zeggen, hoe ze gevormd zijn. Opm. 2. Andere formaties op -ig: p Il aanntaardig, 0 Iksaardig, eenkennig, toenmalig, toe nmalig, taardig,vvol k saardig, eenkennig, onde rhavig. onderhavig. Een vroeger met met -ig Een oud suffix, vroeger verlengd, is -achtig. ig verlengd, achtig. Niet Niet meer meer productief is de afleiding afleiding met met klemtoon klemtoon op op het hetsuffix suffix als alsin: in:deeláchtig, deeláchtig.waaráchtig; waaráchtig; gebruikelijk is is de vorming met klemtoon op den zeer gebruikelijk den stam. stam, met met de beteeig ongeveer. ongeveer, vgl. vgl. geelachtig geelachtig en kenis van -ig en gelig. geli g. Van een subst. afgeleid: Ha'rs-achtige stoffen. Hárs-àchtige - »1 stoffen.— »Ikkweet weetniet nietofofGerrit Gerritwel welerg ergHateling-achtig Hateling-achtigis« is«(Cam. (Cam.Obsc.).Obsc.).samenkoppeling is afgeleid Van een samenkoppeling afgeleid:: groote-ménsch-achtig. groote-mensch-achtig. loos concurreert 2. Het suffix -loos 2. bepaling van van den denvorm vorm concurreert hevig hevig met de attrib. bepaling zonder ++subst.: d r a a d l o o z e telegrafie. telegrafie. — zonder subst.: draadlooze - wimperlooze w i m p e r l o o z e oogleden. — Ouder is is de 1 : belangeloos, --eloos 1: Ouder de vorm vorm op op -eloos belangeloos. argeloos, argeloos. hopeloos, hopeloos. werkeloos, werkeloos, voorbeeldeloos. voorbeeldeloos. hopeloos, werkeloos Het voorbeeld voorbeeld van hopeloos. werkeloos e. a. (van hopen of hoop. werken of hoop, werken werk) verklaart verklaart afleiding afleiding van werkwoorden: werk) reddeloos — - temmeloos. temmeloos. --22 werkwoorden : reddeloos baar omschrijft omschrijft een een attrib. bep. in 3. Het suffix -baar in den den lijdenden vorm: Vorm: het onontwarbare onontwarbare telegram. - beschikbare gegevens. gegeven~. — - 'n'nberijdberijdtelegram. -— een herkenbaar beeld. — paard. -— baar paard. _ Ook met den Inf. + + tete 33 concurreert deze afleiding; zoo zoo ook ookmet met het hetpart partic. ic. 4 : hun perf. in perf. in metonymische metonymische beteekenis beteekenis 4: hun prikkelbare prikkelbare stemming, hun stemming, hun geprikkelde geprikkelde stemming. -— -(i)sch en -en: 4. Herkomst Herkomst wordt omschreven door door -{i)sch en: Zoetemelksche duffelsche jas, jas, helsche helsche geesten, geesten. Nederlandsche Nederlandsche boter; boter; Russische, Russische. Zoetemelksche kaas, kaas, duffelsche Pruisische, Saksische, Saksische, Perzische, Pruisische. Perzische. Servische, Servische, Slavische. Slavische.— - gouden, zilveren. gouden, zilveren. Het suffix suffix -en de ge ge-en wordt in poëtischen stijl uitgebreid over andere dan de wone,»stflijk
-
-
—
-
—
-
-
-
—
Opm. 1. J. De adj. adj. op op -en concurreeren attrib. subst. als: asbest-plaat asbest-plaat (asbesten (asbesten concurreeren met attrib. plaat). plaat). — ri ngt, onder Duitschen Duitschen invloed, Opm. 2. 2. Het suffix -isch d dringt, invloed,steeds steedsmeer meerdoor doorbij bij vreemde vreemde woorden: grammatisch grammatisch — - naast naast grammaticaal. — - electrisch electrisch— - naast naastelectriek. electriek.—-
Geheel of nagenoeg nagenoeg improductief improductief zijn zijn de de suffixen: suffixen: -zwam werkelijk, -zaam:; volgzaam, volgzaam, buigzaam, buigzaam, waakzaam, waakzaam.werkzaam. werkzaam.—--lijk: -lijk: werkelijk. bewerkelijk, — --ling : mondeling. — bewerkelijk. moeilijk, moeilijk.dragelijk, dragelijk.meesterlijk. meesterlijk. -ling : mondeling. 1 de -e _e overgangsklank, overgangsklank, of of wel weluitgang uitgang van van het het subst. subst. 22 Merkwaardig Merkwaardig is: Als Alsdiep diepin inzand zand mijn niet meer hooren mijn hoorloos oor oor vergaat vergaat (v. (v.Eeden). Eeden).==datdat niet meer hoorenkan! kan!--- waar bijgedachte aan roerloos, beweegloos beweegloos kan hebben gewerkt. gewerkt. 33 Zie §§ 210. 44 Zie §§179f 179f.
36
§42 Adjectieven met praefixen.
Het belangrijkste praefix is on , dat een tegengestelde of een negatieve eigenschap aanduidt: ongeduldig. -- ongelukkig. -- onzeker. -- onduidelijk. — Minder algemeen: -
Centen die ong e u r i g ri eken (Penning). Gewoner zou zijn: niet geu ri g. Participia worden met on gepraefigeerd, wanneer ze adjectivische en geen —
—
-
verbale functie hebben. Over het accent vgl. § 72. Er zijn allerlei versterkende praefixen : doodeenvoudig 1, reuzefijn, piepjong (vgl. piepkuiken), foeileelijk (zoodat je »foei<< zegt), indeuk, oergezellig, aartsvervelend, b drleuk e. a. 2 Vorming van substantieven.
§ 43 A. door samenvoeging. Gecoordineerde substantieven zoowel als subst. met een attrib. bepaling vormen in den zin een nauw verbonden groep, ook al schrijven we ze niet aaneen. Ze worden bij lezen en spreken door ongelijk accent en den toon verbonden, en in den zin min of meer geïsoleerd. Vergelijk gecoordineerde substantieven als : Handel in auto's en motorrijwielen; mensch en dier versmachtte; hij bewoog hemel en aarde; man, vrouw en kinderen ; paard en wagen; kind noch kraai; haring of kuit. —
en attrib. bepalingen als: inspecteur van politie; Raad van State; hij is 'n man van de daad; 'n zaak van gewicht; over veertien dagen ; die man daar verveelt me, etc. Door koppelteekens wordt soms de samenvoeging aangeduid : Zoo stonden we dus voor onzen buurman-van-hierover. -- De waaksche hond likt staf enhanden van den herder (Perk). —
-
—
Overigens wordt echter syntactisch verband als in deze verbindingen aangeduid door verbindingswoord (en, van, etc.), woordschikking (die man daar verveelt me), accent en toon. De volledige samenkoppeling van twee gecoordineerde substantieven is in het Nederlandsch zeldzaam. Daarentegen is de samenvoeging van een subst. + attribuut bijzonder gebruike lijk. Twee verbindingen van een subst. i attr. zonder verbindingswoord zijn al van oudsher aaneengeschreven, e en bewijs dat ze in den zin als eenheid werden gevoeld, nl. een subst. + attr. adj. en een subst. + attr. --
genetief.
§ 44 1. Het aaneenschrijven van een adj. + subst. is niet het eenige en doorslaande bewijs, dat sprekers en schrijvers de verbinding als »éen woord<< beschouwen. In uitdrukkingen als : 1
Zie § 40. 2 Zie § 256.
37
Hij liet die aanmerking langs z'n kouwe klieren afloopen. — Je gezond verstand moei je toch zeggen,,dat ... — 't Hooge woord was eruit. -- Eén bui rouw wier en we zijn voor de haaien. — De Raden van Indië droegen 'n hooge hoed. Z'n broer studeert Indisch Richt, en geen Medicijnen, zooals jij dacht. heeft het adj. zijn onderscheidende functie verloren, gelijk o.a. blijkt uit het —
—
zwakke accent, dat bij de meeste dezer koppelingen blijkbaar is. Dat we deze verbindingen niet aaneenschrijven, is een gevolg van onze overleggende, taalkundige schrijfwijze. Aaneengeschreven worden ze in titels of namen: de hoogeschool, hoogeprIester. -- als hun vorm verandert of versteent : kwajongen 1, zoethout. — als ze, naar het voorbeeld van de samenstellingen van een attrib. subst. -+- subst. accent krijgen op het éerste deel: blindeman, édelman, wijsneus, dikzak, laagland, hoogmoed. — Maar hoe dan ook geaccentueerd, aaneengeschreven of niet, de verbinding van een attrib. adj. + subst. is ook zonder samenvoeging een gemakkelijke en eenvoudige vorm voor het samengestelde begrip. Deze samenvoeging geeft geen winst door een korteren vorm van uitdrukking. 2. Dit is wel het geval met de samenvoeging van genetief + substantief. De genetief op -s is in het Nederlandsch ten deele afgestorven. In het Mnl. was de plaatsing van een attrib. genetief tusschen lidw. (pron.) en subst. nog mogelijk dese coninx crone= deze kroon van een (den) koning. De verbinding der twee woorden was een samenkoppeling. In onzen tijd moeten we »koningskroon« een samenstelling noemen, omdat de opeenvolging van de 3 woorden deze, konings, kroon niet meer mogelijk is. Het opmerkelijke is nu, dat de vorm der vroegere samenkoppeling door ana—
logie steeds opnieuw wordt verbreid, ook over woorden, die vroeger geen genetief op -s bezaten, terwijl de functie van het eerste deel t. o. v. het tweede gelijk is aan die van den vroegeren attrib. genetief. Die functie is thans echter niet verbonden aan den vorm -s, maar aan de vooropplaatsing van het attrib. substantief (zie § 48). De formatie dezer samenstellingen met -s is vooral productief in ambtelijke taal, waar men deze korte, synthetische, vormen verkiest boven de verbinding van een subst. + attrib. voorzetselbepaling (de kroon van den (een) koning, de kroon voor een koning etc.) . In de omgangstaal zal men liever dan: 't burgemeestersambt 2 zeggen : 't ambt van burgemeester. -- Liever dan: de fabrieksarts zegt men in omschrijving: dokter van (voor) de fabriek. — Syncope van: kwaje jongen. 2 Wel kan men in dorpen hooren, zonder lidw.: »Burgemeesters huis wordt geverfd.» — maar daar is »burgemeester» een naam.
38
Opm. Samenstellingen met -s kunnen ook uit een meervoudsvorm voortkomen, (geen genetief) : 't Is eigenlijk 'n jongensklas. Bij een volgende s is de s van 't eerste lid niet meer te constateeren : oorlog(s)schip. — Men mag hier geen s aannemen door vergelij king met oorlogsvloot, dat immers door 't voorbeeld van oorlogschip kan zijn gevormd. -
—
-
-
Voorbeelden van verbindingen door s uit ambtelijke taal: -
ambtenaarsexamen 1, griffierswerkzaamheden, senaatsdebatten, begroetingsrede, staatsdienst, middenstandsbank, nationaliteitsverschillen, begrootingswijziging, electriciteitsvoorziening, stadswij ken, rijksmodellen, eenheidsworst, stadsreinigingsdienst, werkeloosheidsbestrijdingsnoodwet. — Litterair zijn: verdachtheidsaanvoeling 2 en andere »monstrueuse<< woorden. Oude of in den omgang gebruikelijke zijn: doodsangst, hongersnood, broekspijp, koekoeksbloem, dat fabrieksgoedje, handelsreiziger, handelsman, domineeszoontje 3 .
—
De verschillende betrekkingen tusschen de twee deelen worden duidelijk door vergelijking met gelijkwaardige voorzetselbep. en de beteekenissen van den ouden genetief. § 46 3. De verbinding door -en is in de hollandsche volkstaal in enkele woorden onmiskenbaar : 'n óogemblikki = een oogenblikje. — Dit is ook het geval in Saksische dialecten in veel meer woorden, door de nasale uitspraak van -en. De -en komt voort uit den stam, uit het meervoud, of is overgangsklank. Maar in de hollandsche uitspraak is maar zelden verschil tusschen een mogelijke -en en een -e (a), die in oorsprong ook stamdeel is (zielestrijd) of overgangsklank. Er is geen reden de -n te schrijven, waar men er geen hoort ; tenzij men door de -en duidelijk de gedachte aan een meervoud wil weergeven 4 § 47 4. Vergeleken met de verbinding zonder -e(n), is de verbinding met -e(n) betrekkelijk zeldzaam. De samenvoeging van twee woorden zonder tusschenklanken is zelfs bijzonder productief. Hierbij valt op te merken, dat de twee deelen dikwijls door een koppelteeken worden gescheiden, terwijl toch de samenvoeging geen »koppeling<s is: a. bij samenstelling van twee gecoördineerde substantieven: Secretaris-penningmeester van onze club. — Deze samenstellingen zijn zeldzaam en over 't algemeen niet eigen aan de omgangstaal. Enkele zijn gewone woorden: .
meid-huishoudster, meesterknécht. —
b. bij samenstellingen naar Engelsch model: Aero-club = luchtvaartclub. -- debating-club. --
plur. is mogelijk. 2 't gevoel van verdacht te worden ! 3 vgl. burgemeestershuis, blz. 38 2 Lift. schrijvers scheiden gaa rne een nieuwe samenstelling door koppelteeken: Zielevgl. § 39. -voosheid. -- Zonne- dalen (Perk). 1
.
4
—
39
c. samenstellingen met vreemde vreemde woorden, woorden, die dieonduidelijk onduidelijkzouden zoudenzijn zijn: : ras-antipathieën. - gedistilleerd-accijns gedistilleod-accijm==accijns accijns op gedistilleerd voorb. van van:: ras-antipathieen. — gedistilleerd (naar (naar 't voorb. suikeraccijns bijv.). bijv.).d. nieuwe samenstellingen in d. in litteraire litteraire taal: taal: in den onkruid onkruid-ruigen ruigen bouwval-tuin bouwval tuin (Perk). - die tot Gods licht-troon licht troon steeg (v. Eeden). e. samenstellingen zélf een een samenstelling samenstelling isis 1: samenstellingen waarvan éen deel zélf 1: lastdier-.houding (Scharten-Antink).lcutdier-houding (Scharten.Antink). — 2, is bij samenvoeging Behalve bij de onder onder a. a. genoemde genoemde samenstellingen samenstellingen·, van twee substantieven het eerste tweede;; het eerste eerste altijd attribuut attribuut bij het tweede draagt in den den regel regel het hetzwaarste zwaarsteaccent accent: : tijgermuil, ákkerrand, tqgermuil, ákkerrand, mérgelrots, senAatslid, senáatslid, Appelboom. áppelboom. Al is het eerste deel attribuut, attribuut, het het is is het het deel deelwaaraan waaraanwe weallereerst allereerst denken, denken, kenmerkende. dus het kenmerkende. Geheel bijzonder van aard zijn zijn in in ambtelijke de Geheel bijzonder van aard (journalistieke) taal taal de ambtelijke (journalistieke) door verkorting weglating van van voorzetsels voorzetsels en lidlidsamenstellingen door verkorting d. d. i. weglating bijv. eenige eenigemalen malen in inde dekrant, krant,als alsverkort verkort opschrift: opschriJt: woorden. Men leest bijv. Opvijzeling Willemsbrug. - Neemt werk eenige eenige maanden maanden in in beslag, beslag,OpvijzelngWmsbru.Neemt dit werk met koppelteeken: koppelteeken : Opvijzeling-Willemsbrug. Er is is nu een dan heet het met Opvijzeling- Willemsbrug. --- Er samenstelling ontstaan samenstelling uit:: De opvijzeling het opopontstaan uit in het opvijzeling van de Willemsbrug, Willemsbrug, in schrift in»telegramstijl<< »telegramstijl« gedrukt. staat, schrift aanvankelijk aanvankelijk in gedrukt. In In deze deze samenstelling samenstelling staat, deel niet niet voorop maar maarachterachtertegen den regel, het bepalende attributieve, deel 3, zou aan. De gewone samenstelling, ambtelijken stijl stijl a, zou luiden luiden:: De samenstelling, in ambtelijken Wille msbrugs opvijzeling. Willemsbrugs-opvijzeling. In het het Parlement Parlement schrijft griffie en spreken van:: (de) (de) InterInterschrijft de griffie spreken de leden van pellatie-De Ontwerp- (het) (het) Ontwerppellatie-De Zeeuw. Zeeuw. — - (het) Voorstel-Nieuwenhuizen Voorstel-Nieuwenhuizen c. s. — Haringwet. Haringwet. -— De gewone gewone samenstelling laatste zou zou zijn: zijn: Háringwèt(s}ontwerp. samenstelling van 't laatste Hdringwèt(s)ontwerp. -— ter vermijding van misverstand ter geschrevenals als f: 4 misverstand (bij verkeerde accentuatie) accentuatie) geschreven —
-
-
-
—
-
—
—
:
Haringwet ontwerp. Haringwet-ontwerp. § 48 5. In In ambtelijke ambtelijke en enook ookwel wel litteraire taal beperktmen menzich zichniel niet tot tot in in litteraire taal beperkt de »synthese« >>&ynthese«( van twée Aan het het samengestelde woord kan twée substantieven. Aan een ander subst. attribuut voorafgaan: voorafgaan: Rijkscontrolemerk. Rijkscontrólemerk. -— Dit kan kan zijn zijn:: merk voor Voor de decontrole controle 11 van het Rijk. Rijk. — - of merk merk van van 11 de controle door het het Rijk. Rijk.—Maar wat wat het ook is, de de drie drie deelen deelen volgen volgenelkaar elkaar op opin ineen eenvolgorde, volgorde,omomgekeerd die van vande deomschrijving omschrijving in inanalytischen analytischenvorm. vorm.Zoolang Zoolang het het gekeerd aan die woord nieuw is, is,hanteert hanteertdedebureaucraat bureaucraatkoppelteekens koppelteekens: : uitvoerwoord nog nieuw uitvoer-
—
Men zou kunnen aarzelen bij 't »begrijpen<, &begrijpen«, tusschen en last-dierhouding. last-dierhouding. kunnen aarzelen tusschen lastdier-houding lastdier-houding en be palende. 83 Zie §§ 45. '4 vgl. lastdier-houding bij e. geaccentueerde deel het bet:lalende. •2 bij deze is het geaccentueerde
1
40
terwijl: botercontrSlestation. contr8le~bureau voor voorgroenten groenten 11.. — botercontr8lestation. —- reeds controle--bureau en door door den denstaatsburger staatsburgeraanvaard. aanvaard. geijkt is en Een koppelteeken koppelteeken tusschen tusschen de de eerste eerste twee twee leden leden duidt duidt aan, aan,dat dathet heteerste eerste attribuut is is bij bij 't'ttweede tweedelid lidalléen alléen: Steenkolen~handelsvereeniging. lid attribuut : Steenkolen handelsvereeniging. - 2 hetgeen eigenlijk eigenlijk een »domme« »domme« vorm Logischer isisde descheiding scheiding in: hetgeen vorm is. Logischer Juliana~kinderziekenhuis.— Juliana-kinderziekenhuis. § 49 6. In In de dehierboven hierbovenbedoelde bedoelde ambtelijke sfeer sfeer isis deze dezewijze wijzevan vansamensamen~ § ambtelijke vooral productief productief met met een een laatste laatste lid van van vage vage of of algemeene algemeene strekstrek~ stelling vooral dat langzamerhand langzamerhand»suffix<< »suffix« kan worden worden 33. Bijv.: king, dat f abrieksspoorwegartsenkwwe est herinneren. - Van de beteekenis beteekenis van van het hetlabrieksDe spoarwegartsenk ri nneren. — s t i ei e zal men zich he compostb e d r ij f. artsenweezzen ongevallen verzorging is - compostb is de lezer overtuigd. — artsenw e n voor de ongevallenverzorging Engelsch model: model: en naar Engelsch verdwaalde (!) vakvereenigingsm vakvereenigingsmaan.n. — Een verdwaalde In de de omgangstaal omgangstaal slaat slaat men men bij bij de deoverneming overneming van vandergelijke dergelijke samensamen~ wel eens eens leden leden over over (verkorte (verkorte vormen) 44: stellingen wel (Mij tot expJ. expl. vvan an Spoorw.) spoorwegmaatschappij Spoorw) spoorwegexploitatiemaatschappij (Mij spoorwegmaatschappij == spoorwegexploitatiemaatschappij T uberculosevereeniging = vereeniging tot tot bestrijding van van t. b. c. — - haringsloep haringsloep = sloep sloep Tuberculosevereeniging = vereeniging voor de haringVangst. aardappelvacantie == vacantie vacantie voor het hetrooien. rooien. haringvangst. - aardappelvacantie De betrekking betrekking der der deelen deelen is vaag, in deze korte korte vormen. vormen. Bij ontleding blijkt de de veelsoortigheid veelsoortigheid der derbeteebetee~ § 50 7. Bij ontleding van samenstellingen blijkt 5, waarkenis in vele velegevallen gevallende deomslachtigheid omslachtigheidvan vanverbindingen verbindingen 5, waar~ kenis en in mede samenstelling van twee twee leden concurreert: mede de eenvoudige samenstelling uit de de omgangstaal: omgangstaal: puntbaard, gaspijp, mouwgat, mouwgat, noti notitieboekje, zakschaartje, ti eboekje, zakschaartje, puntbaard, haarvlecht, haarvlecht, theetafel, theetafel, ooglid, gaspijp, -
—
2
.
—
:
-
—
—
muziekdoos, tafellaken, broodmand, muziekdoos, broodmand, broodmes, broodmes, baalzak, baalzak, jampotje, jampotje,zomertijd, zomertijd,regentijd, regentijd, aardappelland, motorfiets. jachtopziener, iachtopzicmer, bierbier~ aardappelland, grasveld. grasveld, grasmachine. grasmachine, duinzand, duinzand, duinpan, motorfiets, brouwerij, zeerob, zeerob, nachtboot, zeeslag, hrouwerij, zeeslag, bootwerker, bootwerker, diës-bal, diës~bal,schoolmeisje, schoolmeisie,familieportret, familieportret, winkellicht, haargroei. haargroei. —
De twee twee leden leden worden worden niet niet meer meer gevoeld: hordpapier, potlood, kantonrechter. kantonrechter.bordpapier, zakdoek, potlood, — Uit de litteraire litteraire taal (origineelevorming): vorming): taal (origineele U it de stemgeroes, morgenmist, nachtwolken, nachtwolken, vogelklanken, vogel klanken , oeverberm:, oeverberrr;, zilverloovers, etc. etc.woordvorming ( »vinding<<) Een (»vinding«) is: Een aardig voorbeeld van spontane woordvorming steentje, een een week weekofof wat wattetevoren vorenmij mij11De Zeker fraai gesneden gesneden II11 Rooskleu Rooskleurig Dedomme domme ri g deentje, handen uit - , den kerkmuil kerkezakje, gezien gezien door door den den kleinen kleinen Benjamin Benjamin kerkmuil ingegleden == kerkezakje, (Penning). — 8. Samenstellingen Samenstellingen van een bijwoord ++substantief substantief hangen meestal samen samen § bijwoord + werkwoord: terugkeer, terugreis, aanloop, welzijn, met een bijwoord + werkwoord: terugkeer, terugreis, aanloop, welzijn, met een uitgang. uitgang. — —
—,
§ 51
groote stadsmenschen. »groentenuitvoer-contrölebureau« kan 6ok. adi.: groote-stadsmenschen.»groentenuitvoer-controlebureau<< ook. 22 ook met een adj.: verrelatieve verZie §§ 58 Opm. 44 Zie §§ 85 bijzinnen met relatieve Voorzetsbep., infinitieven, bijzinnen 85 enz. á5 Voorzel'sbep., binding binding etc. 11
-
—
33
41
Hier is het het tweede tweede lid lidwerkwoordstam werkwoordstam èn èn substantief. substantief. Alleen werkwoordstam werkwoordstam is is het hetinin: uitvoer, invoer, invoer,afvoer. afvoer. — : uitvoer, verband met met een een werkwoord: werkwoord: Géen verband buitendeur, bovenkaak, bovenkaak, voorhoofd, voorhoofd, buitenlucht, buitenlucht, voordeur, voordeur. overschoen, overschoen, voorvoor~ omweg, buitendeur, middag,bij bijkeuken. middag, keu ken. een werkwoord werkwoord samenhangen, samenhang~n, zijn zijn meestal meestal abstracte abstracte subst. (uitgang (uitgang Die met een óokconcreet) concreet)en envooral vooralgebruikelijk gebruikelijkiningedrongen gedrongenambtelijken ambtelijken bijv. isis óok Die niet niet met een een werkw. werkw. samenhangen, samenhangen, concurreeren concurreeren met met verver~ stijl. 11 Die bindingen met met praedicatief praedicatief adv. adv. 22:: bindingen deweg wegdie dieóm 6m isis(de (de weg is om) óm) etc. etc. — de 6mweg == de deelen isis vergeten vergeten:: voorbeeld, voorbeeld, voorkeur, voorkeur,inham. inham.—- KlakkeOpm. De De samenhang der twee deden bijwoord, voornaamwoord. voornaamwoord.—- Van geleerden geleerden oorsprong oorsprong en wijdwijdlooze vertaling zijn: zijn: bijwoord, booze — médeanil-. — - Productief Productief zijn ook ook:: misgewas, misgewas, misverstand, misverstand,misrékening. misrékening.-mMeverbreid isis:: anti-. verbreid 3 _ menseh, méde-directeur, mMe-directeur,méde-wethouder, méde~wethouder,méde-stander mMe-stander (naar tégemtander). 3 mensch, (naar tégenstander). —
—
§ 52 9.9 .Talrijk Talrijkzijn zijnde desamenstellingen samenstellingen van van een een werkwoordstam werkwoordstam++substantief. substantie/. en nieuwere nieuwere woorden: woorden: Algemeen gangbare oudere en leeftijd, rijtuig, rijtuig, storti°egen, stortregen, speeldoos, speeldoos. draagstoel, draagstoel, sukkeldraf, sukkeldraf, brandglas, brandglas,bouwstoffen, bouwstoffen, leeftijd, speelkamer. bouwmaterialen, flodderbroek, batik-raam, batik~raam, huiskamer huiskamer 4, eet-, át-, slaap-, speelkamer.4 , eet-, bouwmate ri alen, flodderbroek, Van sommige sommige is de de oorspr. oorspr. beteekenis beteekenis der der deelen deelenvergeten. vergeten. — - Ook Ookmet met samengest. werkw.: samengest. uitvoerpremie, invoerrecht, doorslagsteek, doorslagsteek, inleggeld. inleggeld.— uitvoerpremie, waarschijnlijk. De promaar van twee twee substantieven pro~ substantieven waarschijnlijk. maar hier hier is samenstelling van ductiviteit uit:: ductiviteit blijkt uit vliegtuig, vlieg vlieg-manie, remtoestel, remin reminrichting, etc.manie, glijvlucht, remtoestel, ri chting, zwembassin, etc. Ook deze wijze wijze van vansamenstelling: samenstelling: Ook in litteraire litteraire taal leeft deze wemelbeeld wierp gezichten die men zag in de tintelschaduw W.). — - 't't Water Water dat dat zijn wemelbeeld tintelschaduw (G. d. W.). op boeg en masten masten (Penning). (Penning). 55 partic. werkwoordelijke deel met partic. Bij deze samenstellingen concurreert het werkwoordelijke praes. Een algemeen gangbare gangbare isis:: stortregen. stortregen. 5: Maar subj. bij bij 't'twerkw. werkw. 5: Maar bij bij de de meeste meeste isis het het subst. subst. niet tevens subj. waar men speelt; : de manie leeftijd: leeft; speelkamer: speelt; vlieg-manie vlieg-manie: speelkamer : de kamer Waar leeftijd : de tijd dat men leeft; om te vliegen. —
—
-
—
—
B. door afleiding. §§ 53 )0 praejixen. 53 1° praefixen. de stam van gesprek) Ge~ vaneen eenwerkwoord werkwoord(geluid, (geluid,geschenk, geschenk,gepraat, gepraat, gesprek) heeft Ge- -i- de zeer afleiding nog voor voor zeer geschakeerde geschakeerde beteekenissen. beteekenissen. Productief Productiefisis deze deze afleiding voortdurende) : de handeling (ook (ook een voortdurende): de functie functie van een herhaalde handeling zegt men tégenwind zegt 11 Zie § § SS Zie §§ 266 (zijn (zijn + + adv.1. adv.). 33 naar 't't voorbeeld van tégenwind 55 (-ing). •2 Zie huizen isis verloren. 65 Bij Potg.: twijfelwel twijfelwel mée-wind. mie-wind. 44 het gevoel voor de beteekenis van huizen men glans, licht) waaraan gloor(= (= glans, gloor waarschijnlijk te te verklaren verklarenals als:: gloor waaraan men schemering; waarschijnlijk gloor == schemering; twijfelt. twijfelt.
42
het gekraai van een haan monterde hem weer op (Bru.). — hun luchtige kleuren waar een geflikker van sieraden uit te voorschijn kwam (G. d. W.). — De koddebeiers hoorden dat gepraat en gefluit (Bru.). — Afwisselend met een gelijkwaardigen infinitief: die den weg deden galmen van roepen en gelach (G. d. W.). Vooral productief is deze afleiding om de sensatie van ergernis (over »die —
nooit eindigende» handeling) uit te drukken: Er is een verscherping van het gestook der Kantonneesche regeering te verwachten (N. R. G.). — Dat gezeur moet maar uit zijn. Er bestaan oudere en nieuwere substantiv. afleidingen van en gelijk aan —
den werkwoordstam: Hoop, koop, gang; geeuw, gaap, schreeuw, frons, lach.
—
Ook met »Ablaut» (en »Umlaut») : zie § 37. Opm. Van werkw. met een praefix wordt een stam met een praefix afgeleid : bezit naast bezitten. de verbouw van bieten. Zie: adv. + subst. § 51. Opm. 2. Ge + subst. + te = verzamelnaam : geboefte, gebladerte, gedierte. —
-
—
-
On + subst. = het tegengestelde van het subst.: onwil, ontevredenheid, ondeugd. Ook: wanorde. Aarts-, reuze- e. a. zijn versterkend als bij het adj.: zie -
—
§ 42. § 54 2°. Suffixen. a. Een adjectief + -heid noemt een eigenschap: Bitterheid en nijd, eenzaamheid, rijpheid. — In het lamplicht, dat hun bleekheid zacht ver-
guldde. —
Vooral van adj. op -ig.: Eentonigheid, eigenaardigheid, aardigheid, (over)gevoeligheid, bezigheid, gewilligheid, gezelligheid, zuinigheid. Zeer productief is de afleiding van subst. door 't su ffix -igheidwaarin men —
het gevoel van een zekere kleineering uit 1 : 't Moet maar uit zijn met die fraaiigheid. Voor de mooiigheid. —
—
Die lievigheid van 'm bevalt me juist niet.
—
In de volkstaal zijn woorden als : (Ik neem de) vrijigheid ... — zonder deze gevoelswaarde gangbaar. Ook komt de verlengde vorm op -erigheid voor: zeurderigheid, mooierigheid. 2 — Van deelwoorden gevormd zijn: gesteldheid, verdeeldheid, verknochtheid, genegenheid, beleefdheid, geneigdheid, vermoeidheid, bewogenheid, wellevendheid. —
vgl. de gevoelswaarde van de adj. op -ig. § 41 : 1. 2 Zeurderigheid is een directe afleiding van zeurde rig. Mooierigheid is minder gewoon, sterker minachtend, en is een afleiding van mooi naar 't voorbeeld van woorden als zeurderigheid.
1
43
In ambtelijke taal vooral vindt men afleidingen op -beid van adj. op -lijk met passieve beteekenis, alsmede op -baar: Hoewel sedert jaar en dag overwegingen van practischen aard de toepasselijkheid van beide beginselen hebben beperkt, toch ... (N. R. C.). Uitgangspunt is daarbij niet de toelaatbaarheid der tegenwoordige practijken, maar ... (id.). -
—
Omschrijving van deze subst. zou een langen volzin eischen. 1 § 55 Door een werkwoordstam + ing wordt in 't algemeen een handeling, een gebeuren 2 , omschreven, met alle_ rlei schakeeringen naar gelang van het zinsverband. De afleiding komt voor bij nagenoeg elk werkw., waarvan geen andere afleidingsvormen van deze beteekenis bestaan. Niet alleen van enkelvoudige werkw. en werkw. met onbetoond praefix (telling, bestelling), maar ook van werkw. die, door samenkoppeling met andere woorden tot een groep vereenigd, voorkomen. Naast : -
uitdrukken, afleiden, teleurstellen etc.
vinden we de afleidingen: uitdrukking, a fl eiding, teleurstelling, belangstelling, overeenstemming, kennismaking, gewaarwording, goedkeuring, drooglegging etc. —
Ook van splinternieuwe werkwoorden: torpedeering.
—
en in litteraire taal nieuwe formaties als: tot achter hen de rotswand als een muring sloot (v. Looy).
—
Opm. In een kri ti ek over een artist lezen we: Deze plastische vormgeving en vormuitdrukking is karakteristiek voor van Os. — Het eerste woord kan een afleiding zijn van een samcnkoppeling. Het tweede is veeleer een samenstelling van vorm en het algemeen gebruikelijke »uitdrukking<; het is te vergelijken met vormingen als: afgodendienst, vrouwenvereering.—
In de omgangstaal komen afleidingen op -ing, behalve in de functie van subject of object in 't algemeen, vooral in onverbrekelijk verband met werkw. voor, die hun etym. beteekenis geheel of nagenoeg hebben verloren: Hij maa kt e 'n buiging, 'n opmerking. Hij had z'n eigen meening over die zaak, groote bewondering voor 't geval, de overtuiging dat ... — Hij legde de verkla ring a f. — Hij deed de ontdekking dat ... — Hij krijgt zoo'n verbeelding. En ik kreeg al zoo'n inwendige verkneuteling van de lach (Bru.). — Er is nog al golving. — Soms ook krijgt de afleiding concrete beteekenis: de leiding (gas-, water-, etc.) wordt gerepareerd. — 'n glooiing effenen. —
—
—
1 Dan pas zou duidelijk zijn wat bedoeld wordt: af ze toelaatbaar zijn, dat ze toelaatbaar zijn, in hoeverre ze toelaatbaar zijn. Zie § 228 : 5°. Hoe verbreid het suffix is, zien we aan een vorm »kussingss voor »kussen« (door gu tt urale uitspraak van de -n veroorzaakt) : Luie kussings en gloeilampiesschijnsel (Bru.). — 2 nomen actionis.
44
In ambtelijke taal is vooral productief de afleiding op -ing, gevolgd door een attrib. bepaling, waarvan het subst. tot het werkw. der afleiding staat in ob jectsverhouding 1 : De interpellatie over de gunning van d e aanbesteding is uitgegroeid tot een bespreking over de bevordering van de werkgelegenheid= De interp. over de vraag, aan wie men de aanbest. zou gunnen, is uitgegroeid tot een bespreking, hoe men de werkgelegenheid zou kunnen bevorderen. — De grootere kosten worden overal veroorzaakt door stijging van loonen, invoering van den 8-urigen werkdag, de verhooging van de materialen. Deze voorkeur voor de gedrongen constructies betreft ook andere »nomina actionis<< dan die op -ing: Nu de benoem i n g van de staatscommissie inzake de beteeke nis van het fabrieksartsenwezen 2 voor de ongevallenverzeke ri ng en de wenschelijkheid, de verplichting tot o n g ev al saangifte te beperken, in kannen en kruiken is 2 vernemen we nadere bijzonderheden over de opdracht van deze commissie. Vergelijk ook de omschrijving van werkwoorden : § 84. Andere suffixen, waardoor abstracte substantieven worden afgeleid, zijn: blijdschap, boodschap, weddenschap; regentschap, voorzitterschap, kampioenschap. — hoogte, ruigte, diepte, steilte. — rijkdom, proletendom. — bedenksel, uitvindsel. — dreigement. — lekkage, slijtage. — bedelarij, vliegerij. -- flauwiteit, stommiteit, rari teit. — dracht, komst, dienst, gunst. — droefenis, lafenis, geschiedenis, ontsteltenis. In de volkstaal komen ook andere woorden als suffix voor : »Komt U 'ns kijke naar onze kip/3e beweging ?» — Om dat te kenne, kletsboel, janboel. mot je de heele stroopeis bedoeling doorkrope hebbe (Bru.). De suffixen van dezen aard hebben, evenals o. a. -sel, -ment, -iteit, -erfij, veelal de gevoelswaarde van een zekere minachting of kleineering. In die —
,
—
§ 56
—
—
—
beteekenis zijn zij nog 't meest productief, vooral in de omgangstaal. 3 Opm. Ook voor de afleiding van verzamelnamen komen nieuwe suffixen op: boevetuig. berg die schrijfrommel maar op. doe dat theegedoe maar weg. -—
§ 57 b. Op -er worden namen van mannen (dieren) gevormd; vooral van werkwoordsstammen 4
:
drijver, schrijver, stroopex, zwetser, kletser, jager, kikker; kooper; s c h i pper. Ook van werkw. die met een adv. samengekoppeld voorkomen: oppasser, aanvoerder, . mededinger. of met andere woorden in groepverband staan: straatveger, schaakspeler, landbezitter, pakjesdrager, glazenwasscher, telaatkomer. — —
—
Zie den Inf.. § 198. 2 Vormen die »en vogue» zijn. 3 De kleineerende beteekenis kan men er moeilijk van scheiden. Vandaar dat een aanhanger van de »padvindersbeweging» niet moest spreken van de »padvinderij», en een eigenaar van een »theehuis» niet van zijn Oude afleidingen als boerde rij, koste rij, drogiste rij, tapperij, loterij, »theeschenkerij». hebben die gevoelswaarde niet. 4 nomen agentis = de naam van iemand die iets doet. —
45
Soms in verkorten 1 vorm: verlofganger.
—
Ook van letternamen: O.W.-er, A.F.C.-er. — Opm. Verwante suffixen zijn : molenaar, dienaar, toovenaar, kunstenaar. — tuinier, hovenier, kruidenier. — Metonymisch worden deze afleidingen gebruikt om het ding aan te duiden, waarmee men de handeling verricht : pooter= aardappel die men poot. i achterlader, trapper, veger. Een overgang vormen de namen van dingen die zelf als actief worden -
—
voorgesteld : kruiser, stuiter, stofzuiger. Met een vlieger kan men vliegeren, niet vliegen. Een ander suffix, maar dat een verwante beteekenis heeft, is --erd. Achter werkwoordstammen : schreeuwerd, vreterd. — d. i. iemand die te hard, te hevig schreeuwt etc. Vooral achter bib). nw. ; het suffix duidt zoowel antials sympathie aan : engerd! lieverd! goeierd! — —
§ 58
Andere suffixen voor persoonsaanduiding: machinist, fluitist; lieveling, inboorling, tweeling, lammeling, duisterling, beroer(de)ling,
sted, ling, leerling. — Vrouwelijke persoonsnamen: princes, zang e res, bedel a res, zond a res; erfgename ; huishoudster, pionierster. en als secundaire afleiding: typiste, harpiste. Opm. Suffix worden ook : groenteman, groenteboer, telefoonjuffrouw, buffet ju,,ff rouw e. a. Het suffix voor verkleinwoorden is in het Nederlandseh -(a) (t) ja 2. In Hollandsche dialecten is dit suffix, evenals in andere, geschakeerd naar den —
§ 59
aard van den voorafgaanden klank : portaaltje, boedeltje, bazaartje, schippertje, uurtje, krantje, ventje, bestaantje, gedoetje, cadeautje, logé'tje; tijdje, hondje, latje, neutje; bakje, dagje, neefje; horretje, stelletje; hekkie, met zoo'n drukkie, lappie, sjappie, pijpie, sloepie, aanloopie, reisie, kossie, lessie, kwassie, smoessie boompie. De verkleiningsvormen zijn vooral gebruikelijk in de omgangstaal en de litteraire beschrijving. Ze omschrijven verschillende stemmingen: mede—
lijden, meewarigheid, kleineering, minachting; gemoedelijkheid, knusse gezelligheid; maar zijn ook inderdaad aanduiding van een kleine maat. Zie hiervoor het Oefenboek en vergelijk o. a.: kneu met kneutje. — Hij wil de Javaantjes gelukkig gaan maken (met: de Javanen). — 'n aardig hotelletje (met: 'n deftig hotel). — z'n oudste dochter (met: z'n jongstedoch-
tertje). — Zie § 49. 2 Feitelijk -tje. Voor de -a- vgl. § 91.
1
46
Vrouwelijk is het deminutief in: Ik zal 28 Dec. mijn logé'tje nog wel hebben. — Nu ze weer tegenover hem zat met haar bewegelijk gezichtje (Arm.) In zijn mager v e r b r u i n d gezicht zagen de blauwe scherpe jongen spogen snel van den een naar den ander (ook in Arm.). In litterairen stijl is het deminutief vooral de aanduiding van het teere, precieuse: Een wit figuurtje liep in het dellende zwijgen, stuurde zijn ploegijzer zoet j es (v. Looy) 1. — Met z'n kleinen, geestigen kop ... z'n licht bewegelijk gebaar ... z'n zuiver besneden mond, was hij het type van Fransch markiesje uit de vorige eeuw (Arm.). — Een schets van typische wijfjes uit het oude-vrouwenhuis, een paar kereltjes, buiten op een bank ... in enkele stippels aangeduid ... — Donkere figuren wandelden, met broze —
— Het kan ook geaffecteerd zijn:
stapjes.
De geweldige stijging 2 waarmede hij het preludium van de solo-sonate ten einde voerde 2 zullen wij niet licht vergeten. Het kleine publiekje bracht den kunstenaar na afloop een ware o vat ie 2 (N. R. C.). ,
—
Opm. Oudere uitgangen worden archaïseerend gebruikt voor iets héel kleins: In 't wereldhuis, als kloosterlingen, wonen Wij menschen, elk in 't eigen kamerkijn (v. Eeden). De vormen op ie (dus na p, k en spiranten) 3 zijn door hun hoogen toon bijzonder lief koolend, vgl.: poessie! jochie 1 liefie 1 pappie! 'n klein stukkie? —
-
--
Vorming van werkwoorden.
A. door samenvoeging. § 60 Door samenkoppeling ontstaan in den zin nieuwe werkwoorden: aan de beurt komen, teleurstellen, gezelschaphouden, opfleuren, opmonteren, opklaren, afschieten, bijdraaien, bijstaan etc. —
Zij worden als éen woord gevoeld : zie § 39. Vooral met een subst. of adv. worden werkw. verbonden; minder met een adj. (hoogachten, goedkeuren: vgl. § 237). Deze samenkoppeling komt tot stand bij den infinitief in den hoofdzin; hij het Vf. en den inf. in den bijzin; bovendien bij het part. praes., dat in bijzondere taal gebruikelijk is 4 »Vorming» van deze »woorden», is dus nog wat anders dan volledig gebruik. Bij sommige werkw. wordt het gebruik uitgebreid tot andere dan deze posities, waar de koppeling tot stand komt. § 61 Dit blijkt vooral bij de koppelingen van subst. + werkw. We vinden een infin. en part. praes. van: .
hookdschudden(d), schoolgaan(d), broodbakken, handenwringen(d), buikspreken, schaatsenrijden, stuiptrekken(d), schouderophalen(d), argwanen(d), vlaggezwaaien(d), — vergelijk § 71 en: »dat d rinkt zijn melk zoo zoetjes». 2 Dit zijn zware woorden die hier óok overdreven zijn. 3 in Hollandsche dialecten. 4 Zie § 185 enz.
1
47
maar we vinden, als persoonsvorm: hij schudde z'n hoofd, het kind gaat op school, hij rijdt op schaatsen (of hij is aan 't schaatsenrijden), hij zwaaide met 'n vlag, etc. —
De samenkoppeling is onkenbaar, wanneer we vormen vinden als: hij stuiptrekte 1, hij argwaande.
—
Alleen in litteraire taal komen neologismen op, die afwijken door de verbinding van het subst. met het Vf. in den hoofdzin, een verbinding die naar aanleiding van den Inf. en het part. praes. ontstaan kan zijn: Hij knieënknikt, hij teenentikt (Gezelle). — »Pf, Pf,<< rookhapte de meester achter groote dampwolken (Eigenhuis). —
Li tterair zou ook zijn een werkw. als : Hij vlággezwaaide aan het hek. —
Opm. Van bijzonderen oorsprong is o. a. beeldhouwen, dat gevormd is naar 't oudere beeldhouwer.
§ 62 Een geheel andere formatie is de verbinding van een werkwoordstam met een substantief: schuddebollen, trekkebekken, kwispelstaarten, klappertanden, knarsetanden, schuimbekken, kortwieken, stampvoeten, reikhalzen, heupwiegen(d). Ten deele kan men er afleidingen in zien van oudere scheldnamen: »Daar zit die ouwe schuddebol.» »Wat zit ie weer te schuddebollen.» — —
—
Vergelijk: »Wat loop je toch te ijsberen.»
—
Zoo niet, dan zijn de twee deelen uit den zin opgevangen en samengevoegd in korten vorm 2 dus naar 't voorbeeld van: ;
hij schudde met z'n (wijze) bol. — Opm. Een samenstelling in korten vorm is : inschepen, inkwartieren.
§ 63 Samenstelling van twee werkwoordstammen vinden we in constructies der litteraire taal, als: de kakelschreeuwende kippen (G. d. W.). — De cellist zit . . een verkwijnend lied te spelen met een langgerekt refrein dat langzaam komt sidderwaren van de snaren (v. d. Waals).
—
begrippen in éen »visie«, in korten vorm 3. Zoo kunnen ook spelevaren en harrewarren verklaard worden. Maar schaterlachen en glim (grim )lachen zijn afleidingen van schaterlach en glimlach. Twee
-
-
B. door afleiding. § 64 Schaterlachen van schaterlach, schuddebollen van schuddebol, witten van wit, zijn denominatieven, d. vr. z. afleidingen van een naamwoord. Die afleidingswijze is de rijkste bron van werkw., die spontaan worden gevormd, niet 1 2
De zwakke vervoeging doet vermoeden, dat de spreker denkt aan een subst. stuiptrek. vgl. de subst. 3 nl. vergeleken met de coördinatie of met een Inf. ± part. praes.
48
alleen in litteraire litteraire taal, taal, maar maar ook ook in in de deomgangstaal omgangstaal bii bij opwinding opwinding en en alleen in ergernis. als deze deze:: gevoelsspanning als ergernis. In den zinsvorm zinsvorm van een gevoelsspanning Wat zit jejeweer Wat weertete»schuddebollen«! »schuddebollen«!— - Ik Ikzal zaljejeleeren leeren»asjeblieven« »asjeblieven«!! — - Jij Jijmet metjeje »tennisclubben«. »tennisclubben«, kan een denominatief van nagenoeg nagenoeg alle nomina en zelfs van woordgroèpen woordgroe'pen ontstaan. Allerlei verhoudingen tusschen subject van het werkw. Allerlei tusschen het het subject werkw. en en het het subst., waarvan het werkw. waarvan werkw. is is afgeleid, afgeleid, zijn zijnmogelijk: mogelijk: visschee; de ezel liep lekker te lippennaar hij stond te visschen: lippen naar de distels langs den weg; weg: de de gedachte gedachte flitste rin de blijdschap gloorde; de boot sfoomdenaarCairo: pitste door z'n hoofd hoofd:; een gezicht gezicht waa waarin blijdschapgloorcle: stoomde naar Cairo; stoomde; ze dweilde dweildede gang; de stoet die zich een weg de gang: weg baandf:: brandt al: de ketel ketel stoomde: baande; het licht licht brandt wrokte; hij antwoordde: antwoordde; Kees voert voert de kanarie; kanarie: de lucht waar waar de de familie die tegen hem hem wrokte: gloeide): het het peloton peloton vuurde: beiden achter achter de kachel kachel schouzon in vuurde(als vuurde(als een vuur gloeide); vuurde ; de heiden deren dicht bij elkaar; elkaar: en zuchten luwt de zefier uit het woud. woud.Bij afleiding afleiding van het werkw. van samengesteld subst. Bij van een een samengesteld subst. doet ons soms de schijnbare overeenkomst met een samenstelling van van subst. subst. + -I- denominatief werkw. vreemd aan: werkw. 11 vreemd 't Vratig graf dat dat }udaskust Ik rijsttafel altijd op de fabriek fabriek (G. W.).Judaskust (Perk). (Perk).--- Ik rijsttafel altijd (G. d. W.). Hinderlijk is de bijgedachte (aan 't werkw. »malen«) »malen«) o. a. in in het hetpurisme purisme —Hinderlijk noenmalen (van noenmaal). noenmaal). Afleiding een aad zeldzaam:: d j.j. isis zeldzaam Aflleiding van een de gang witten. korenveld begint te gelen (Perk). van ver ver den den vroegen vroegen (Perk). -— IIkk zie van witten. - Het korenveld morgen rooden (Bastiaanse).(Bastiaanse). — § 65 Veel werkw. worden afgeleid van geluiden. Het is moeilijk te zeggen, of of het het werkw., werkw., dan wel de verklanking van het geluid éerst ontstaan is. Veel geluidverklankingen beteekenis voor voor;; het het werkw. werkw, verklankingen komen komen ook met substantiv. beteekenis kan in dat geval geval denominatief denominatief zijn. zijn. Hoe Hoede deverhouding verhoudingook ookis, is,het hetwerkw. werkw. (onomato-poëtische vorming) is een klanknabootsing vorming):: klanknabootsing (onomato-poëtische »Plof« kurk (Penning) (Penning):; de de kurk kurk plofte. - Het driewerf driewerf »flap« »f1ap« waarmee het portierenportIeren»Plof<, zei de kurk papten dicht. - bonzen, bonzen, piepen, piepen, miauwen, miauwen, tal werd dicht dichtgeslagen geslagen(id); (id):de deportieren portieren flapten dicht. — tal werd kloppen, kletsen, — koekoeken, kleppen, klokken; klokken: bommen, pappen, klappen, kletsen,zwetsen, zwetsen,sussen. sussen.klappen, kloppen, bommen, flappen, De gecursiv. werkw. werkw. hebben hebben ook ook andere beteek. beteek. gekregen. Dubbelvormen met »Ablaut« »Ablaut« zijn: zijn: Hij valt valt op opbeide beidekniën kniën•.• ... en tiktakken, piefpaffen, klikklakken.—- Hij en gigaecht schor (Vondel). tiktakken, pief palen, klikklakken. rinkinken: Met rijm, dichtertaal geliefd, is is het het werkw. werkw. rinkinken: rijm, in dichtertaal rinkinken (Perk). -— En toen de ruiten rinkinkten van Terwijl de kroezen kroezen op den disch disch rinkinken van het rinkinkten feestgedrui~ch - De De muntjes, muntjes, de de sleuteltjes, sleuteltjes,de dehulzen hulzenvan vanpatronen, patronen, rinkinkten feestgedrui. ch (Penning). — tot elkander elkander (v. - Rinkinkt tamboerijn) (Poot). (Poot).Rinkinkt en danst (met tamboerijn) (v. Looy). — Het woord sluit aan bij bij rinkelen; maar we vinden ook hier de verklanking rinkelen; maar van het geluid: Daar derkleene kleenedeur deur al: al: rink, kink, kink, kink (Potg.). Daar peep peep de de klink klink 11der —
—
—
—
—
,
—
--
1
Zie Zie §6J. §61.
49
In litteraire taal komt het méer voor, dat het klanknabootsend ww. vetwant is met bestaande woorden: De bladers ruchten nauwelijks (v. Eyck).
—
Vergelijk ook de verzwaring van een bestaand werkw. in: Gekreun zooals het bulken R u n d e r e b u 1 ken hoorde ze in hem (Gorter). —
66 Ook werkw. voor een snelle beweging kunnen, door bijgedachte § aan bestaande woorden van verwante beteekenis, in »geruisch-nabootsenden<< vorm opduiken: I k gris ze weróm, neem d'r vierkant op, en draag d'r aan wal (Bru.)= grijpen, graaien 1.
—
Schaduwen schichtten voorbij (v. Looy) ; vgl. schichtig en schicht. 2
—
Opm. Naar analogie van de verleden deelw. van denominatieve werkw. als : gekroonde hoofden, geklede heeren etc. — vormt men, vooral in litteraire taal, adjectieven die op een verleden deelw. lijken: Snuifjes bieden aan slecht geneusde lieden (Penning). — Een gebochelde gestalte. — Zie § 40: 2.
§ 67 Werkwoorden warden door suffixen afgeleid zoowel van naamwoorden als van andere werkwoorden (deverbatieven). Niet meer productief zijn de suffixen -ken, en -ekenmet intensieve functie, zooals in snorken (naast snorren). of met iteratieve, zooals in grinniken (naast een ouder werkw. grijnen, grienen). — Naar het voorbeeld van denominatieven als heiligen, zondigen (waarbij tevens subst. bestaan : heil, zonde) vormt men van subst. werkwoorden, als s t e e nigen (waarbij het ad j. steenig bovendien voorkomt). Opm. Dit nieuwe suffix is vooral productief in verbinding met de praefixen bg. , ver : -
begiftigen, verzadigen.
-
—
Het meest productieve suffix is .elen, -eren, waardoor meestal (of oorspronkelijk) frequentatieve functie s wordt uitgedrukt. Er zijn afleidingen van naamwoorden op -el, -er, maar ook afleidingen van of naast bestaande werkw. op -en, en ten slotte geheel nieuwe vormen op celen: droppel, droppen, droppelen. prikkel, prikken, prikkelen. duiken, duikelen. trippen, trippelen (ze tripte de stoep af als een schoolmeisje (Arm.) — snuiven, snuffen, snuffelen. — wiegen, wiegelen. tikken, tikkelen (terwijl de regen eentonig tikkelde op het zeil). bidden (gebeden) bedden. — bobbel, bobbelen. — bengel, bengelen. — tintelen, babbelen, kittelen, kietelen, dommelen, pruttelen, kakelen. glimmen, glimmeren. knippen, knip flappen, flapperen. peren. schitteren, stotteren, huiveren, ploeteren, glinsteren. —
—
—
—
—
—
—
—
—
—
Steeds worden neologismen gevormd: De rookwolkjes te zien kringelen en dwarrelen en verzwindelen. — Dat het deggelt en tingelt of er glasscherven door elkaar worden gesmeten.
—
Het is begrijpelijk, dat er door den frequentatieven vorm iets teers en kleins wordt gesuggereerd (vgl. de subst. op -el: § drup, druppel.). a dit is niet nieuw. 2 dit is een neologisme. 3 Zie § 14.
50
Opm. Verdwenen Verdwenen is de afleiding van Opm. van causatieven »Ablaut« en "Jmla:.;t«: ddrinken causatieven door door »Ablaut<< en :,jmla:.:tc<: rinken drenken. Voor de omschrijving -'>- drenken. omschrijving:: zie §§ 202 202 (laten, doen). doen). - }
§ 68 Adverbia die met werkw. zijn samengekoppeld, samengekoppeld, kunnen kunnen daarvan daarvanworden worden ge-- in het partic. perf. (scheidbare gescheiden door ge~ (scheidbare werkw.). Bij Bij deze werkw. draagt zwaar accent. De De meeste meeste dezer dezer adv. adv. zijn zijnechter echter ook ook wel wel draagt het adv. zwaar onscheidbaar verbonden; verbonden ; zij zij dragen dan zwak onscheidbaar zwak accent en we noemen ze dan praefix praefix en het werkw. werkw. een een afleiding van het werkw. werkw. zonder zonder praefix. praefix. Deze formatie is nl. formatie nl. gelijk gelijk aan aan die diemet met oudere als zelfst. zelfst. woord woord oudere praefixen, die niet als voorkomen, nl. be-, ge--, voorkomen, ge-, er-, her~, ont-. Voorbeelden: her-, ver-, ont-. Voorbeelden : aansch6uwen, doorkruipen; omgéven, omlijsten, omlijsten, omsluiten, omslUiten, aanschouwen, aanváarden; aanvaarden; doorl6open, doorlóopen, doorkruipen; omhéinen; onderschéiden, ondervragen, ondervrágen, onderwijzen, onderw~zen, onderzoeken; onderz6eken; overwégen, overwégen, overoveromhéinen; onderschéiden, stélpen, volbréngen, voltooien; volt6oien; voorspéllen, voorspéllen,voorzien; voorzien;weerklinken, weerklinken,weerweerstélpen, overtuigen; volbréngen, káatsen, weerspiegelen. kaatsen, weerspiegelen. In litteraire taal vooral worden naar analogie analogie van vanbestaande bestaandesteeds steedsnieuwe nieuwe —
afleidingen gevormd gevormd 1: 1: De stilte die diejejeeigen eigenwoorden woordennaar naar jezelf jezelf weerlûidde De pas volkltinken De stilte volklónken midderweerl uidde (v. Looy). -—De overplast (Bru.). nacht (Poot). — - Dan Dan zag zag jejehem hemplots plotsuit uit't'tbakboordvuur bakboord vuurbloedrood bloedrood overplást
Opm. Opm. Volwassen bestaat bestaat alleen alleen nog als adj.
her is De praefigeering praefigeering met met erniet productief productiefmeer meer;; die met herer en gege is niet -
-
-
betrekkelijk zeldzaam in de de omgangstaal: omgangstaal: herhalen, herroepen, 2. herhálen, herr6epen, herkénnen, herkauwen herkáuwen '. dezelfde Het beteekent hier zoowel zoowel opnieuw deze ad adv. wordt dezelfde opnieuw als terug; terug ; door deze beteekent hier gekeurd. - liever functie We zeggen: wordt opnieuw gekeurd. zeggen : Hij wordt functie omschreven. We dan »h »herkéurd«, van de de ambtelijke ambtelijke taal taal e r ké u r d<,hoewel hoewelwe, we,op op het het voorbeeld van subst. met aangevraagd. — wèl zeggen zeggen:: Hij heeft heeft hérkeuring - Andere subst. hé r k e u r i n g aangevraagd. zwaar accent op op het hetpraefix praefix:: hérverzekering, hérdruk, hérdruk,hérexamen. hérexamen.—- Naar hé r e x a m aanleiding déze spreekt spreekt men men van van:: hér hérverzekeren, ve r z e k e ren, hérexamiaanleiding van van déze neeren. - In Inambtelijken ambtelijkenstijl stijlisishet hetzwaar-geaccentueerde zwaar-geaccentueerde praefix praefix zeer zeer nee ren. — productief; in in litterairen litterairen stijl stijl het hetzwak-geaccentueerde. zwak-geaccentueerde. Het praefix praefix ontmeer productief in beteekenissen beteekenissen als als die die van: van: ont is niet meer ontmoeten, ontvangen, onthouden, onthouden, onthalen, onthalen, ontroeren. ontroeren. — Wèl in de functie van van een een scheiding, verlossing, losmaking: losmaking: ontschieten, ontwijken, ontslaan, ontzinken, ontfutselen, ontrukken, ontrukken, ontdoen. ontdoen.Vooral ook ter vorming vorming van van denominatieven denominatievenmet met privatieve privatieve beteekenis: ont m u ggen. (boerenschuren) ontmuggen.onthoofden. ont ij z e ren, (boerenschuren) ont hoof den, ontbolsteren, ont bolste ren, (water) ontijzeren, be . vrijwel tegengesteld aan be-. In deze functie is is ontont vrijwel —
—
-
—
—
-
-
praefix bebelangrijkste. In 't't algemeen algemeen heeft heeft het het perfectiperfectibe is het belangrijkste. Het praefix §69 § 69 Het veerende handeling. gelijk blijkt voltooiing van de handeling, functie : het omschrijft de voltooiing veerende functie: zonder be~: mét en zonder van werkw. werkw. mét bij vergelijking van bij vergelijking -
.
1
Zie Oefenboek. als variant variant op op herhalen. Oefenboek. •2 ook overdrachtelijk, als
51
dekken — bedekken; cijferen — becijferen ; pruttelen — bepruttelen; wapenen — bewapenen; zien — bezien (Mij is het, alsof ik ze nooit gezien, beter, of ik ze nooit bi-zien had (Streuvels). Een zeer belangrijke functie van be is de transitiveering 1 : De zon scheen op de lekkere koopwaar. — De zon bescheen de lekkere koopwaar. — Met Barnum was hij door de wereld gereisd. — Met Barnum had hij de wereld bereid. — Het dier dat ik berijd. — De zin die hij bepeinsde. — Bekijken, berekenen, besch rijven, beladen, —
-
bewaken, betrappen.
—
De verhouding tusschen het transitieve en intransitieve werkw. is onkenbaar geworden in: beleven 2 .
Opm. B eleven heeft dezelfde beteekenisontwikkeling als 't oudere e rvaren. Ook de adj. beleefd en ervaren zijn verwant van beteekenis. Met b egrijpen vergelijke men v e rstaan.
Naar analogie van werkw. als beschijnen, bedeelen, bedekken, waarnaast behalve een enkelv. werkw. schijnen, deelen, dekken, ook een sub s t. schijn, deel, dek, bestaat, worden van substantieven denominatieven met be gevormd : -
de bloemige, betonde aarde (v. Looy). — Het blauwe bloeisel dat den woesten grond betapijtte (id.). — Men verzocht de A. N. W. B., de rijwielpaden te bewegwijzeren (vgl. beplanten, beboschen). Meestal hebben deze werkw. ornatieve beteekenis. Deze afleiding vooral —
is productief. Opm. Ook de andere voorvoegsels worden transitiveerend gebruikt : Ze ontloopen, ontsnappen je nog. — Hij verdiende veel geld. — Hij verzorgde z'n moeder. — Hij ontdook den aanval. — Het leger weerstond den aanval. — De berg die het landschap overheerscht. — En ze dienen ook tot het afleiden van transitieve denominatieven: De wingerd die het raam omkránst. — Ze willen de verschillen overbrfiggen. — Deze opmerking veroorzaakte groote beweging. — § aan: 70 Het praefix ver- duidt vooral verandering Bij een werkwoord: Ze vermaakte 3 haar hoedje. — Een beeld vervormen. — 'n verschoten oranje-vest.
Ook verandering van plaats : verjagen, verspreiden, vervoeren. Nieuw is:
—
—
Hij keek naar het verzwerven van de vogels (v. Looy). Bij een adjectief: Het licht verdofte (O. d. W.). — Hij zag haar mondje verdef tilten (v. Looy). -- Zij vervromen de ziel (Perk). — 'n Verbru ind gezicht. — Verfijnde genoegens. -- Verbreede straten. Met een suffix igen zie § 67. —
—
-
1
Vergelijk § 229. 2 Van verscheidens werkw. met be- bestaat het enkelv. niet (meer) : begeren, bedillen, beperken, bewaren e. a. 3 Vergelijk de overdrachtelijke beteekenis: Hij vermaakte het heele gezelschap. — Zich vermaken. —
52
Met een comparatief: verwilderen, verbeteren 1 . --- Bij een substantief: Verlakken. — verweeren. De verandering is er vaak een ten kwade (peioratief): verdwalen, verrotten, verspelen, verliezen, verdierlijken, verboeren, verdrinken, verzuipen, verboemelen. Vooral ook bij reflexieve werkw. blijkt deze peioratieve beteekenis: Zich vergissen, zich verspreken, zich vertellen, zich verrekenen, zich vergooien, zich vergapen aan. Van sommige werkw. ontbreekt het niet-gepraefigeerde : vergeten, verliezen, vervaard. -- Sommige werkw. met ver- zijn »stadhuiswoorden<(: verblijven, verschuldigd 2. -- Vandaar waarschijnlijk het misbruik in contaminaties 3 als: verexcuseeren. -- 4 —
—
—
Opm. Twee praefixen, twee adv., en ook een praefix en een adv. kunnen voor het werkw. staan; maar voorbijgaan, vooruitloopen zijn samengekoppeld uit het werkw.+ voorbij, vooruit.
Vorming van bijwoorden.
§ 71 De meeste adj. worden ook in bijwoordelijke functie gebruikt ; de vorming van adj. is besproken § 40 enz. Veel bijw. komen ook voor als voorzetsel voegw.: zie § 24. Door samenkoppeling ontstaan adv. als: allesbehalve; metterdaad, inderdaad; altijd; ruimschoots; asjeblieft; dientengevolge, desniettegenstaande; oppentop, ommedom, uitentuit; daarin, waarin. —
Vergelijk : Ende bewijsen met der daedt, dat . . (Marnix). — Zoo als ik later ve rnam, dien ten gevolge (Camera Obsc. 156). —Of hij hem een bout daer af wilde geven (Coornhert). —Op-straat was het uitnemend plezierig (van Deyssel). —
Er zijn oude suffixen: plotseling, mondeling, onderling, beurtelings. — In 't laatste voorbeeld verlenging door de »adverbiale<< --s; zoo ook: daags, steeds, straks, slechts ; ook in voorzetsels : tijdens, namens, volgens, ondanks, langs, jegens, wegens, e. a. Het suffix e: Ach, om hun vrijheyt, die zoo naecte II Een yeder van naturen ingheschreven is (Vondel). — En voelt zich of hij lange sliep (Keuls). — Nog lange niet, nog lange niet! -
—
Het suffix lijk : -
Die Macht doet mij 1
wijslijk
U verlaten (Perk). — Een ding,
ganschel ij k
ontheven aan
Een germanisme noemt men wel verslechteren; maar verbeteren, verminderen, verergeren
zijn het voorbeeld geweest, en men wil uitdrukken: meer slecht maken dan het was. 2 Is feitelijk geen werkw. meer. 3 Zie § 36. 4 Als derde oorzaak werkt de verwarring van »vra' excuus» en »vrexcuus». Contaminatie van : excuseeren en verschoonen,verontschuldigen. 5 Zie § 39.
53
ban van ruimte of tijd (v. Eeden). Eeden). — - Hij Hij heeft wijselijk wijselijk van van die die poging poging afgezien(N. afgezien (N. R. c.). C.). Hij had een bedrag -— Hij had teruggevorderd teruggevorderd een bedrag van van fl. fl. 3000, 3000, als als beweerdelijk beweerdefijk door door hem hem te te veel betaalde huur (id.). -— betaalde
Vergelijk ook ooknieuwere nieuwere»suffixen<( »suffixen«:: paarsgewijs etc. en Stuksgewijs, paarsgewijs Hij beweerde treiterig-weg treiterig-weg dat ze 't't niet niet konden konden bewijzen bewijzen (Bru.). (Bru.). -— Productief Nederlandsch het suffix suffix -jes{-ies) Productief is is in het Nederlandsch -jes(--ies) vooral vooral in gemoede-
lijken, overredender, lijken, overredenden, knussen knussen trant trant:: Jij kom je weer 'n 'n stukkie stukkie weróm weróm en en dan dan Jij loopt loopt maar maar zoetjes zoetjes an an deur deur tot tot die bocht; dan koen kuier je maar zoo lenegies voort langs kalmpies anI langs dat dat hekkie hekkie (Bru.). (Bru.). -— Nou kalmpies an! (id.). -— Nou zachies zitte zitte gaan gaan (id.). (id.). -— Kom evetjes (id.). — zachies Kom eris eris evetjes - Nou Nou ganewe ganewe hier hier stiekempjes stiekempies legge, de Mottige Mottigebabbelde babbeldemaar maar al goedigjes door hoor maat! maat! (id.). -— En de door (id.). -— Hij lachte fijntjes, witjes, stilletjes. tjes, stiIJetjes. --- Zachtkens - Wacker Wackernimphje nimphjedie diezoo zooklaartjes klaartjesU11 Zachtkens gÎng ging hij heen. — Met Uw ooghjes ooghjes op op de de blaertjes blaertjes 11Flickert Flickert...... Zegh meisje, zoonetjes netjes1111 PoezelPoezelZegh mijmij meisje, diediezoo achtig zijt zijt en en vetjes vetjes ... ... (Vondel). — (Vondel).achtig
DE TAALVORM IN IN HET ALGEMEEN. ACCENT, TOON, TEMPO. § 72 De Deklemtoon, klemtoon,de demuzikale muzikaletoon toonen enhet hettempo tempozijn zijnvan vangroot grootgewicht gewichtvoor voor de zinsbeteekenis. Zij zijn zijn echter, echter, wat wat de degesproken gesprokenzoowel zoowelals alsde degeschregeschrezinsbeteekenis. Zij ven taal betreft, betreft, moeilijk moeilijk te te bepalen, bepalen, in »regels< »regels« te formuleeren. formuleeren. In In Verzen verzen met het metrum geeft vergelijking vergelijking van het het zinsaccent zinsaccent met eenig houvast; metrum eenig houvast ; zie hierover Versleer. hierover de Versleer. In_ het algemeen gaat in het In het het Nederlandsch Nederlandsch zwaar zwaar accent accent samen met hoogen toon. Een afwijking hiervan hiervan is is de de vragende Een afwijking vragende toon, die stijgend stijgend is zonder zonder accentverzwaring. accentverzwaring. Het slot van een een vragenden vragenden zin stijgt daalt--_stijgt stijgt' :1: ........ ; stijgt --daalt zie §§ 285. 285. De bevelende bevelende toon toon gaat gepaard met met zware zware accenten, accenten, die elkander opvolgen in versneld versneld tempo. tempo. Vooral voor de uitdrukking uitdrukkingvan vangevoefsschakeeringen gevoelsschakeeringen zijn zijn bijzondere bijzondere comcombinaties van accentaccent-toon-tempo gebruikelijk;; een voorbeeld voorbeeld isisde de bewonbewontoon - tempo gebruikelijk derende derende nadruk in in een eenzinsvorm zinsvormals alsdeze deze:: »Zat dàareffe effepaling paling 1« 2 (Bru.) — »Zat daar Hier gaat in het woord »daar» »dàar« lage toon samen samen met met zwaar zwaar accent; in »paling» »paling« accent ; in ?((
2
1 Teeken voor voor den den vragenden vragenden toon toon isis ......... 22 De De bedoeling bedoeling is: »Daar »Daar zat een gewéldige hoop hoop paling!» páling!«
54
hooge toon toon met zwak accent. accent. Dat Dat ook logische hooge logische functies functies door door een een bijzondere combinatie kunnen bij de de dere combinatie kunnen worden worden uitgedrukt uitgedruktblijkt blijkt (behalve (behalve bij vragende zinnen) zinnen) bij vragende bij de de parenthesis parenthesis 11 (den (den tusschenzin), tusschenzin), een vorm vorm voor de ondergeschikte ondergeschikte mededeeling Herzijde«, »tusschen »tusschen voor mededeeling (de mededeeling »terzijde, haakjes<); deze wordt haakjes«); wordt gesproken gesproken met met lagen lagen toon, zwak accent, accent, maar snel tempo. Van een woord, buiten Van den klemtoon, klemtoon, den toon, toon, het het buiten den den zin, kunnen we den tempo kunnen we we eenige eenigeregelmaat regelmaat vasttempo nog minder beoordeelen. Alleen kunnen stellen betreffende het accent in woorden woorden van meer dan éen lettergreep. lettergreep. In het Nederlandsch dragen dragen de de woorden woorden in in het het algemeen algemeenhet hetzwaarste zwaarsteaccent accent hiervan vinden we, behalve op de eerste eerste lettergreep. lettergreep. Afwijking Afwijking hiervan behalve bij bij veel veel vreemde woorden (enormitéit, fixéeren), bij vreemde adjectieven met met sufsufbij sommige adjectieven fixen : misd ádig, goddelóos; goddeloos; bij misdádig, adjectieven die vroeger partic. waren: fixen: bij die vroeger partic. waren : uitui tstékend; bij bij adj. met stékend; met on-: onlédig, onlMig, onecht. onécht. 22 In In samenkoppelingen samenkoppelingen vinden vinden we het zwaarste zwaarste accent op op het het tweede tweede deel: deel: hoogeschóol. we vaak het hoogeschool. 33 Van meer meer gewicht is het § 73 Van het relatieve woorden in den zin. Er relatieve accent der woorden Er zijn in den woorden (vooral voornw., voornw., hulpwerkw., hulpwerkw., koppelwerkw., koppelwerkw., adverbia) adverbia) die dieinin woorden (vooral den worden gesproken gesproken als als onbetoonde onbetoondelettergrepen lettergrepen bij bij een eenvoorafvoorafden zin worden gaand of volgend woord (vooral bij subst9.ntievenen werkwoorden). Deze Deze substantieven en werkwoorden). woordjes in de de»spreekmaat« »spreekmaat« 44 heeten heeten proclitisch, proclitisch, als ze woordjes zonder klemtoon in voorafgaan aan, enclitisch als ze volgen volgen op op het hetzwaarder zwaardergeaccentueerde: geaccentueerde: Kómti ? - We zien et. - Wáar Kómti? Waar 's Piét? Piét ? - Zég 's!'s! Het zwaarste zwaarste accent accent in den den zin zin dragen dragen gewoonlijk gewoonlijk substantieven. Substantieven èn zelfstandig zelfstandig gebruikte gebruikte werkwoorden gewoonlijk zwaarder stantieven werkwoorden zijn gewoonlijk van klemtoon van klemtoon dan dan voornw., voornw., voorzetsels, voorzetsels, voeges., voegw.,hulphulp-enen koppelwerkw. koppelwerkw. Adjectieven en bijwoorden bijwoorden zijn gewoonlijk zwakker dan dan substantieven, substantieven,bijw. bijw. Adjectieven zwakker dan werkw. eigenschap 55 noemen). werkw. (wanneer de bijw. althans althans geen geen eigenschap norm, dan kunnen we afwijkingen deze verhoudingen verhoudingen aan aan als als norm, afwijkingen Nemen we deze constateeren. Die zijn in de eerste plaats het gevolg gevolg van van het hetuituitdaarvan constateeren. drukken van een tegenstelling: tegenstelling: De jongen jongen wérkte wérkte niet, hij hij luilakte. jij was was 't. Hijzat zatniet niet De luilakte. -— Dat Dat ben ben ik ik niet niet geweest, geweest, jij 't. --- Hij —
—
—
—
meer in den wagen, wagen, maar maar er bovenop. bovcnóp. -
—
: Meestal is het het tegengestelde tegengestelde niet in in den denzin zinuitgedrukt uitged,rukt: De jongen jongen wérkte wérkte niet. —Dat - Datben benik ikniet niet geweest! geweest! ---'t - 'tIsIsmijn mijngeld; geld;blijf blijfer er af!—Van afl- Vanjou jóu De zou ik geen — geen sinaasappel sinaasappel willen hebben. — - Hij Hij zei, zei, dat dat het het niet niet mocht mócht verkocht verkochtworden. worden.haze d'r d'r padje padje verlegge verIegge Om om je strik heen! (Lru). (Bru.).Laat nou de haze —
in deze deze zinnen zinnen het het niet niet genoemde genoemde »tegengestelde »tegengestelde« zooveel zooveel als als Feitelijk is in »gewone«, het zin zwaar zwaargeacgeachet »gewone<<, het »verwachte«; »verwachte<<;daarentegen daarentegenhet het in in den zin 1
255. Zie §§41,42, 185. 33 Zie Zie §§44. Zie 4&255. 2. 55 Zie 44. 44 Zit §§2. 41, 42, 185. Zie §§359. 359. 22 Zie
55
centueerde het »verrassende<<, >}verrassende«, het vinden het »nieuwe«, »nieuwe»,het het »ongewone«. »ongewone». We We vinden dit vaak uitgedrukt door door de accentuatie dit accentuatie van het Vf.: VI.: Nou, hij z,éi (Eru.).--- 't 'tWas W,ISgeen ~eennijdigheid nijdigheidasasieiede dejagers jagers hoonde, dat Le <.e 2éi niet niet veel, hè? h ? (Bru.). d'r maar dat (id.).d'r wel wel zàtte, zatte, maar dat je je ze most wete te schiete (id.). Ook door spatieering spatieering:: jaarmet met mekMr mekaarininde debajes bajeshet hetgezete, gezete,dan dan rui rui k je de dekkels 11 (id.). En as je zoo'n dertig jaar In dezen metaphorische beteekenis van het Vf. In dezen laatsten laatsten zin zin wordt wordt de de metaphorische Vf. door door de accentuatie »aangedikt» >}aangedikt« tot een hyperbool, de »gevoelswaarde« >}gevoelswaarde« de accentuatie tot een hyperbool, die die de omschrijft. De gevoelsmodaliteit omschrijft. wordt door bijzondere vergevoelsmodaliteit der der walging wordt vertraging en zware zware accentuatie van een een adj. traging van het tempo en ad j. omschreven in: Affijn! weet ik nog wat 'k allegaar a~k~e-I-i-g kossie te te komme, allegaar uit uit heb gedacht, om an zoo'n a-k-e-1-i-g voor me wijf en de jonges (Eru.). (Bru.). — voor § 74 Zware klemtoon op op enkele enkele woorden vanden denzin zinenenplotselinge plotselingeafwijafwijZware klemtoon §woorden van king van het het tempo tempo zijn zijn zeer zeer belangrijke belangrijke middelen middelen tot tot verzwaring verzwaring van den taalvorm. veelal met met andere verzwarende verzwarendemiddelen middelen taalvorm. Als Als zoodanig zoodanig gaan zij veelal gepaard. Een Een andere verzwaring verzwaring van van den den woordvorm woordvorm is is o. o. a. a. de de allitteratie: allitteratie: d ábbel en en dwárs dwars an me ver I nd (Kievit).(Kievit). Dat heb je dubbel veri!'imd verzwarend, nadrukkelijk, Maar om verzwarend, nadrukkelijk, te ziin, zijn, moet de allitt. samengaan met accentheffing van de lettergreep accentheffing lettergreep;; vergelijk waar dit dit niet vergelijk den volgenden zin, waar het geval geval isis:: . zoo stil, stil, ze liet zich zoo zielig gaan Ze zat daar daar zoo gaan (v. Looy). Looy).Hier is is de deallitt. allitt.louter louter»klanksymboliek<<, >}klanksymboliek«, d. omzetting van (elke (elke d. w. w. z.z. omzetting door allitt., allitt.,maar maar willekeurige) »stemming« in willekeurige) »stemming» in klankvorm, klankvorm, die die niet enkel door door allerlei harmonie klanken kan kanworden word~nbereikt bereikt: harmonie van klanken : Metalliek^gl a zend, g:1nsch Metalliek-glanzend, zwarte hommels, rommdbromden om (v.(v.Looy). Looy).gansch zwarte hommels, rom — melbrorn den om Eensklap~ muildieren over overkeien keienenenklinkklaar kJinkkla:uvallend va:lendmet metklank klankvan vankoper, koper, Eensklaps ratelden de muildieren weerklonk etn een lachen uit onnoozele kelen weerklonk kelen (id.). (id.).»omzetting van van stemmingen stemmingen in in klankharmonie» klankharmonie« ligt zelden zelden bin bin-Maar deze »omzetting nen het het vermogen vermogenvan vande desprekers sprekersder deromgangstaal. omgangstaal.En Ende de»regels» »regels« hiervoor hiervoor kunnen we zelfs aan aan het het litteraire dat is is alléen alléen momolitteraire proza niet vaststellen; dat gelijk poëzie, voorzoover voorzoover we we daar daar de deklankharmonie klankharmonie met met de de gegegelijk bij bij de poëzie, bonden maat maat en enden denstrofenbouw strofenbouwkunnen kunnenvergelijken. vergelijken. 22 War Dáar is ook gelegenheid, legenheid, de verhouding verhouding van van klemtoon lè1emtoon en zinsinhoud zinsinhoud te bepaien. hepaien, —
—
—
:
—
1
= = politie. politie. 2• Zie de de Versleer, VersleeT.
56
DE VERZWARING VAN DEN TAALVORM. § 75 De verzwaring van-het woordaccent, de remming van het tempo, de regelmatige opeenvolging van gelijke klanken, maken het mogelijk, in den zin nadrukkelijker de gedachte of het gevoel tot uitdrukking te brengen. Nog talrijker zijn die middelen tot verzwaring van den zinsvorm, die grammaticale middelen zijn in den engeren zin des woords : verandering van den woordvorm door flexie en toevoeging van woorden. Verandering in den woordvorm door flexie is alleen verzwaring van den vorm, wanneer de schrijver de keus heeft tusschen den ongeflecteerden en den geflecteerden vorm. Kiest hij den geflecteerden vorm, dan bereikt hij door dezen verzwaarden vorm sterkeren »nadruk#. Een voorbeeld: Een schuchtre stoet in wit habiit II die zwijgendè ter kérke schrijdt . II
—
De flexie van het partic. praes. leidt hier zelfs tot vergrooting van het getal heffingen van het woord en tot de regelmatige afwisseling van zware en lichte heffing in het vers (dipodisch rhythme, zie Krsleer). Er valt hier nadruk op den statigen, plechtigen gang van den nonnenstoet. Ook toevoeging van woorden gaat veelal samen met concentratie van het accent, d. w. z. tegenstelling tusschen éen of twee zware heffingen en de rest van den zin : Ik déed het, als ik jou was. — ik déed het beslist, als ik jou was. — Ik zóu het doen, als ik jou was. — I k zou het bes 1 ï s t en z e k e r doen, als ik jou was. In den loop der beschrijving van de grammaticale vormen, die door de flexie en de verbinding der woorden ontstaan, zullen we telkens weer op de verzwaring van den taalvorm moeten wijzen : bij het gebruik van samengent. tijden, van bijwoorden, voegwoorden, voorzetsels, de verbinding door coordinatie, bij de zinnen zonder Vf. etc. etc. Daarom bespreken we hier drie algemeene verschijnselen, die bij de verschillende gevallen van verzwaring te onderscheiden zijn: de herhaling der woorden, de variatie door verschillende woorden, de omschrijving in zwaarderen vorm dan de »gewone#. —
De herhaling. § 76 De herhaling is een verzwaring van den vorm, waardoor een meervoudige
functie wordt aangeduid. De eenvoudige mededeeling kan nl. tevens de uiting zijn van een hevige aandoening, opwinding, ontroering; deze vermeerdering van functie heet affect. Ze gaat gepaard met herhaling in: 't Is een schande, --- een schande! zeg ik 1 (Kievit): — Vaarwel, vaarwel, gij zon! (Perk).— lk weet, ik wiet niet, wie de waereld schiep (id.). —
Zie de vormen van den nadruk § 319 enz.
57
Ironie, sarcasme uit zich door woordelijke herhaling van een gezegde in den dialoog, zooals kinderen elkaar »nabauwen<< : (J u das) Men stelt de misdaet voor. Wal heeft dat kind misdaen ? — (Sim o n) Wat heeft dat bint misdaen ? (Vondel).
—
Het werkwoord wordt herhaald voor de nadrukkelijke, hartstochtelijk bevelende modaliteit : Voer, voer mij d'afgrond door! (Da Costa) . — Het werkwoord en ook bijw. bepal. worden herhaald tot uitdrukking van het iteratieve, het duratieve en het intensieve aspect 1 : Eet, eet nou toch !
77
—
Hij stak de priem in de buik van het paard, zoodat het rende, rende (v. Looy). — Ze reden, reden; de roode en blauwe uniformpjes krielden nader en nader (id.). -- Met eindeldosheid, eindeloosheid tergt II in groot en klein, den onverzaaden weter II Wat meer dan menschelij k bevatten vergt (v. Eeden). — IJsbergen, die langzaam, langzaam voortschoven over den dijk (Eigenhuis). — Het dropt, het dropt, van s p i ts tot pits (Perk). --- Stugge pegels, Die weenen, veeenen, duizend e euwen door En tot aan 't eind van duizend e euwen weenen (Perk). — In 't breede lommer van de lage boomen Glipt, glipt het beekie langs de holle boorden (id.). — De herhaling§ kan ook voortkomen uit de langzame denkwijze van een-
voudige menschen, die op geen andere wijze nadruk weten te geven aan hun betoog: In de kerk, zie je, als ze slaperig wordt ; want daar heeft ze nogal last van. Van de slap er i g h e i d bedoel ik; ze is erg s l a a p s; Zondags, andere dagen niet (A.Werum. Buning).— in de litteraire beschrijving vinden we de herhaling van het werkwoord als een typische vorm van de gestadige aaneenschakeling, in den rustigen epischen stijl vooral: En echter, geen schoon der natuur, geene pracht der kunst vermag hem te koeyen die voortbruist over de verbreede bedding; voortbruis!, beken en vloeden in zich opnemende ; voortbruist door de loofzaal der eiken ... (Potg.). — Schepen ... die dragen uit verre landen aan, dragen naar verre landen heen, wat de heerschers bevelen, die dragen kostelijk goed, en dragen m e n s c hen van alle goed vervallen, menschen van Java die misdreven hebben tegen de heerscherswet, dragen zij uit Java weg naar een vreemde verte (Aug. de Wit). — En hij lag uren op de helling van den berg in droefheid luisterend naar de zwevende stilte, luisterend in onnoozele verwonde ri ng, hoe hemel en aarde zielloos waren (v. Schendel). — De liefde doen zij uit den hemel dalen II En dalen iàà de ziel (Perk). Deze aaneenschakelende herhaling is een verzwaring vergeleken met de samentrekking 2 Zij is een analytische vorm, de samentrekking de synthetische 3 Een geestig verteller weet door de gestadige toevoeging spanning —
.
.
te wekken : Ik kom .. daar kijkt een poot Een paardepoot, met lange, zwarte haren II Kijkt uit het bed van onzen Gast (Staring). In den betoogenden stijl komt deze herhaling voer als hervattende overgang, —
1
Zie § 14; het intensieve is de plotselinge en hevige gebeurtenis. 2 Zie § 365. 3 Zie § 8.
58
vooral als antecedent van een relatieven zin 1. Zij wordt dan echter heel vaak overdreven van toon, rhetorisch: En heel deze verblaffende veelzijdigheid bewijst welk een onvermoeid werker Nijland is, Nijland, di e niet alleen datgene bestudeert waar zijn natuur het meest zich toe aangetrokken voelt, doch alles, alles wat in zijn bereik komt (N. R. C.) : — Maar strijk ik Uw hemd dan niet; II Hemd wiens hert zoo stijf en glad (i Wit als hage! ziet ? (Poi de Mont). —
Voor deze zinsverbindende functie past beter de hervattende variatie 2 de pure herhaling geeft te véel »affect«, is te hartstochtelijk. Opm. De herhaling kan worden opgeschroefd tot een spel met woorden: Zij is verdwenen, ;
ver in de verre verte (Perk). — De popel streeft omhoog en 't herte popelt haar (id.). — Dit woordenspel is strijdig met ernstige stemming. Dichters in de 17de eeuw voelden dat anders dan wij ; vgl. o. a. § 368.
De variatie.
§ 78 De variatie is een herhaling in omschreven vorm 3 De functies van deze ver.
zwaring zijn dezelfde als van de herhaling. In litteraire beschrijving is het de schilderende toevoeging, door de variatie meestal uitbreidend: Nu gaat de glimvlieg heen en weder schieten ij Gelijk een star, g e 1 ij k een dansend vier (Perk). — Zelfs een climax komt zoo tot uiting : Wanneer de booze Ver w o e d e wind de wors,eling begon (id.). 4 Het meest gangbaar is de speciale uitbreidende variatie van een substantief, die appositie heet J De eigenlijke aard der oppositie blijkt uit: De maaiers legden zich diep in het gras II Witte en blauwe hemden in het gras (Gorter). —
.
Hier heeft de toevoeging door de combinatie met een voorzetselbepaling nog de waarde van een volledig »gezegde«. Zoo ook door de verbinding met een terugwijzend voornw.: en te kijken naar den gang van de twee breede buffels die rustig den welbekenden weg aftreden, de goede vrienden van den akkerman z ij, die hun kracht leenen aan zijn verstand (Aug. de Wit).
De gewone appositie is het enkele substantief (met zijn attributen) als versierende uitbreiding (epitheton ornans 6 ... die aan 't eind van 't onverkwikkend pad II Jerusalem zal zien, de onsterfelijke stad (Da Costa). Een versierende appositie van »klassieken« oorsprong is het gesubstantiveerde adj.: De schoonheid zelf. de blanke, uit schuim geborene (Perk). Deze is uit het Grieksch vertaald ; er volgt dan, in rijm en rhythme gelijk ' : Heil mij, den tot aanbidding uitverkorene. );
—
—
—
Andere voorbeelden uit Perk's gedichten : Zie § 379 enz. 2 Zie § 78. 3 voor de omschrijving zie § 81. 4 De verzwaring door a'litt. zie § 74. 5 Zie § 21. 6 Zie § 11.5. 7 De functie is hier die van een causale bepaling.
1
59
Noodlot brak den kluister II11 Den zachten. 't Noodlot brak den zachten. — - Druk hechter aan de twijgen twijgen U, de rossen. versierende appositie dient tevens tot aankondiging 11 van een nieuwe Ook de versierende een relatieven relatievenzin zin:: mededeeling, in een Het schootsvel forschgespierde, Het schootsvel om de lenden, lenden, de armen armen bloot De 11 De lorschgespierde, die den arbeid arbeid die den kenden.§ 79 79 In betoogenden stijl is de variatie verklarend; In betoogenden door verklarend; zij zij wordt veelal ingeleid door overgangen als d.w.z., d.i., d.i., nl., nl.,etc., etc., soms zinstoon voldoende voldoende: soms is de zinstoon En wij in 't hol te recht, recht,dat datwil wil zeggen zeggen in En wij kwamen kwamen in hol van van den den leeuw leeuw te armen van van den den. in de armen bonzen veldwachter boozen veldwachter (Kievit). — - Dan krijge krijge ze de bot: bot: dikke dikkelevers! levers! (Bru.).(Bru.). analytische voorstellingswijze 22 is een In de analytische een bijzondere bijzondere vorm vorm der der uitbreiuitbrei~ appositie de opeenvolging van een pers. vnw. dende appositie vnw. en ~en om~ een substantiv. substantiv. omschrijving. Het schrijving. den zin zin te te omvangrijk omvangrijk maken; maken; het het volgt, Het zware zware subst. zou den nadruk of affect met nadruk affect 33 zelfs: «' kVal Val dood dood as as 'k 'm ~'k 'm dan dan niet niet laat laat zwemme, zwemme, dat barrel barrel 44 (Bru.). — - Waar Waar ze ook ook zitte zitte bij bij dag, toch komme komme ze weer naar naar d'r vaste bestek bestek terug, terug, al die vogels (id.).(id.). — Opm. Het vnw. heeft hier niet de functie van voorloopig Opm. voorloopig of van aankondigend aankondigend subj. subj. of obj.5 obj. 5 —
—
§ 80 De Devarieerende varieerendeappositie appositieisisalgemeen algemeensyntactisch syntactischmiddel middel van van hervatienden hervattenden overgang naar overgang naar nieuwe nieuwe mededeelingen mededeelingen geworden geworden;; nog bij een een substantiv. substantiv. antecedent staat het in: antecedent Zij ijijvren, vren,'t't rif des voorzaats voortaats die verzonk 11II In In't'tzand voor duizend, duizend,duizend duizendjaar, jaar,te te schenden schenden zand voor 11II Des mans, mans, wiens levenskracht zwol zwol in inzijn zijnlenden lendenII11 Toen hij hij dees dees lucht lucht met met bolle bolle wiens levenskracht longen dronk dronk (Perk). -Het antecedent is de de inhoud inhoudvan vanden denheelen heelenzin, zin,die diewordt wordtsamengevat samengevat:: Zij heden dag Zij vond vondhet hetonuitstaanbaar onuitstaanbaar den heelen dag te te moeten moeten wachten wachten op op bericht, bericht, een een griel grief die ik alleszins begrijpelijk vind. vind.—
De varieerende varieerende appositie om~ appositie staat van den zin gescheiden 6. s Heeft zij den omvang van van slechts slechts éeri éen. enkel enkel subst, subst, dan kan de pauze pauze gemakkelijk vervallen; dit is 't't geval geval bij bij titel ++naam, naam,of ofnaam naam ++titel: titel:Oom Oom Jan; Piet Pielde deSmeerSmeer~ poets. poets. De variatie variatie is is verzwaring verzwaring voor voor den den nadruk negatie: nadruk bij de negatie: Ik I k zal niet beweren, dat het het boek boek hem hem uit uitde dehanden handenviel, viel.want wantdaar daarbehoort behoortveel veelmeer meertoe; toe;" . neen! maar hij had niets geen geen spijt (W. Moes). Moes).hij wierp wierp het het neder neder (Cam. (Cam. Obsc.). Obsc.). -— Cobus had — Zij hebben op den duur niet niet het hetminste minsteofolgeringste geringste uitgewerkt uitgewerkt (N. c,). — - 7 (N. R. C.). Opm. Opm. In 't'tvoorlaatste voorlaatste voorbeeld voorbeeld ontstaat ontstaat de de dubbele negatie; negatie; vergelijk vergelijk den ouden vorm: en niet, en en geen. geen. .
De Omschrijving Omschrijving 88. herhalingenendedevariatie variatieveroorzaken veroorzakeneen eenverzwaring verzwaringvan vanden dentaalvorm taalvorm § 81 DeDeherhaling door toevoeging. toevoeging. De omschrijving is een verzwaring verzwaring door een omvangrijker omvangrijker .
1
s
6
80 en en ook ook de de Versleer. Versleer. 22 Zie §§ 8. 33 Zie §§ 76 76 en en 32b. 32b. 44''nn scheldnaam. scheldnaam. 55 Zie Zie§§ 349. Zie §§ 80 Zie §§ 335. 335. 7' Zie verder verder bij bij de de adv. §§ 260. 88 Zie §§32c.
60
vorm dan de gewone. De oorzaken, en dus de functies, van de verzwarende omschrijving zijn veelsoortig. In den regel is de omschrijving, door de verrassen& uitwerking, nadrukkelijker dan de gewone vorm. Deze nadruk kan de weerslag zijn van hevige gemoedsbeweging van den spreker (schrijver); de omschrijving is dan de vorm voor het ailect. In de omgangstaal zijn omvangrijke scheldnamen bijzonder »affectieve omschrijvingen<<; zoo bijv. wanneer een strandjutter een »braven Hendrik<< omschrijft met den term : Zoo'n leelijke Chineesche tref letter! (Bru.).
—
Deze omschrijving krijgt pas z'n volle waarde, wanneer we haar verklaren in de gedachtensfeer van den spreker. in litteraire taal is de omschrijving affectief in den dialoog en in de lyritche ontboezeming. Een geheel andere aanleiding tot omschrijving is de wensch het gewone woord te vermijden. Wordt men daarbij gedreven door vrees of gegéneerdheid dan is de gewone vorm »taboe«; men noemt deze omschrijvingen wel euphemismen l: Er is hem iets ernstigs overkomen. — Hij heeft 'n beetje verhooging. — Hij had weer wat nattigheid in. — Ik laat 'm zwemme (Bru.) =- verdrinken. — Toen we nog in de kazerne waren--gewoon soldaat waren. — Je begrijpt dat ik 'n beetje vreemd stond te kijken. —
Dichters hebben te allen tijde de gewone benoeming van menschen en dingen vermeden. Het gewone uit de omgangstaal is vaak ordinair, vulgair, gemeen; of wel het gewone uit de litteraire taal is leeg en versleten, het is rhetorisch (een vorm zonder inhoud) ; het gewone in 't algemeen is niet beeldend, onmiddellijk sprekend tot de zintuigen, het is niet plastisch. De omschrijving ter vermijding van het »vulgaire<< vinden we bij die litteratoren, wier kunst bestemd is voor de »ingewijden<<. Wordt deze omschrijving al te gekunsteld, dan noemt men den stijl »Marinistisch<< :
Snelgewiekte liederen der bosschen = vogels (Perk). — De zilvren nachtzon sprenkelt droomen neder = de maan schijnt, met droomerig licht (id.). -- Daar waar het blozen troont (i), voel ik een gloeien = de wangen (id.). —
Humoristen gebruiken »rhetorische figuren« spottenderwijs : De lezing gekruid door China's teeder nat (Penning).— Het was een boeiend schouwspel ; Zij, wier grijze ervawat men noemt het penseel van een schilder waard (v. Looy) 3 renis hem 't heiligdom van wetenschap en wijsheid opensloot = de professoren (Staring).-Hij stak daarna op, hetgeen hij met een kieschen term een »stinkstok» noemde (Cam. Obsc.). Ø 82 De omschrijving is plastisch, wanneer een concreter vorm wordt ge.
-
--
geven en de drie koningen komen aan en houden hun voeten in= aarzelen (Leopold). — Een wrakke luifel is een droevig schut II Voor wie er wijlen = het is een bouwvallig huis. — 't Is bijkans avond; de zon proeft haast water (»De oude Hannes» bij Bru.). --
1
Zie § 32c. 2 vgl. ook de omschrijv. vormen van den 2den persoon Uwe Majesteit, Uwe
Edelheid, etc. zie § 125. 3 Ironie op Potgieter klaarblijkelijk.
61
laatste voorbeeld voorbeeld wordt wordt de deconcretiseering concretiseering tot tot personificatie. person:ficatie. Deze In het laatste personificatie is vaak vaak mythologisch: mythologisch: personificatie het hevig mijn geest geestop opde deheide heide{{11 Waar Waar Wildeman Wildeman 't hemeldak raagt == waar waar het Zij brengen mijn — ')veegt« langs 't hemelgewelf. hemelgewelf.waar de de storm storm»veegt<< waait, waar een mythol. personificatie : Algemeen en dus dus »rhetorisch<< »rhetorisch« isiseen personificatie als als: Algemeen (De (De maan) maan) Zij meet het blaeu met elpe schreêr. schréèr. (Poot). (Poot). — - Stil, Stil,wees weesstil stil:: op op zilvren zilvrenvoeten voeten 11 Schrijdt de stilte door den nacht (Boutens). —Nog - Nogliepen liepennachtelijke nachtelijkeuren urenvoort voort{{11 Door Door ruim op op zilvren zilvren voeten voeten(Bastiaanse). (Bastiaanse). — 't ruim Hyperbolisch wordt de de personificatie personificatie in in:: Hyperbolisch Alpen spogen !pogen vuur == Er was revolutie in Zwitserland (Da (Da Costa). Costa). — De Alpen tevens metonymisch metonymisch 1. M elapho risch is hij hij in: in: 1 . Metaphorisch Deze hyperbool is tevens Als Hannc,s Hann"s 'n borrel borrel op opheeft heeft{i11 Vreet ieie de deheele heele marine-vloot op (Bru.). (Bru.).marine vloot op Metaphorisch is óok omschrijvende vergelijking, vooralde de»Homerische<<: »Homerische«: vergelijking, vooral ook de omschrijvende Metaphorisch wanneer opeens de de zonneschijn zonneschijn {{11 Door 't't zwart zwart der der breede breede wolken wolken heen heenkomt komt Zooals wanneer breken {{11 En schittert in de de tranen, tranen, die dieer erleken leken{{11 Van Van blad bladen enbloem, bloem,als alsvloeiend vloeiendkristalkristallijn, {{11 Z6o, Zóo, dat dat het weenen weenen lachen lachen schijnt schijnt tetezijn: zijn:{{11 Zoo is, wat wat mij mij ontstemt, ontstemt, opeens opeens lijn, 11 Mathilde, te spreken spreken {{ 11 En doolt doolt een eenglimlach glimlachom om geweken {{ Mathilde, ontsluit ontsluit uw uw mond mond zich om te uw lippen (Perk). (Perk). — Metaphorisch de omschrijving, omschrijving, die berust op een verzwegen verzwegen »gelij»gelij. Metaphorisch is ook de kenis« (parabel): kenis» (parabel) : We kwamen kwamen in het hol hol van vanden denleeuw leeuwterecht. terecht.-,, alsmede de omschrijving omschrijving in in »spreekwoorden». »spreekwoorden«. concrete omschrijving Verouderd litt. beschrijving beschrijving de paging poging tot tot concrete Verouderdisis in in litt. vorm: door het tegendeel in in ontkennenden ontkennenden vorm: murmelt niet= niet= het wa Het Westenwindje strijkt strijkt zijn vleugels vleugels in in de degaarde gaarde {{11 Het Het beekje beekje murmelt wass er stil (Potg.). (Potg.}. -— ambtslijken stijl, is zeer gebruikelijk Deze negatie van van het hettegendeel tegendeel i<; gebruikelijk in in ambtelijken stijl, als oersprong is hier niet meer omzichtige vorm van nadruk. De ironische oorsprong is niet meer nadruk. omzichtige vorm kenbaar: verminderen Dit droeg er er niet toc bij, de verontwaardiging in de de fabrieksartsenkringen fabrieksartsenkringen te te verminderen toe bij, (N. R. dit versterkte - Een oplossing oplossing die die voor vooralle allepartijen partijen niet onaanversterkte de verontw. — R. c.) C.) == dit v<.lardbaar (id.) == zeer zeerwel welteteaanvaarden. aanvaarden. — vaardbaar is (id.) in de omgangstaal. 22 -Vergelijk: .. -in niet o onmogelijk, n m o g e l ij k, dal dat hij hij .... Vergelijk : Het isis niet absolute begrippen, Talloos zijn de omschreven vormen van superlativische superlativische en absolute omschreven vormen en van de negatie: —0, wat Als je 't nou hebt over over 'n 'n vangst, vángst,dan dan had had ik ik er er eentje eentje van van ochtend ochtend(Bru.). (Bru.). -0, wat hadden noggJen gen we een hekel aan - Nu Nu trof hij hij hem maar al te te goed! -— Hij was nog aan dien dien man man (Kievit). (Kievit). — twintig - Dat Datallerzoetste allerzoetste lied lied omhoog, omhoog, dat aarde aarde en enhemel hemelooit ooit daar... ... — twintig pas verder, of daar bewoog (Bastiaanse). -— Een afzichtelijk afzichtelij k geheel, zooals men maar zelden zal zalzien. zien.— - De De rijweg was zoo slecht als het het maar maarkon. kon.— - Zoo dom, als je maar maardenken denken kunt. kunt. omschrijving komt komt ook ook in zwaren litterairen vorm voor: De vergelijkende vergelijkende omschrijving yoor: {{
—
-
—
.
—
§ 83
—
1
Zie §§ 3U. verder de litotes §§ 32c. 32d. 22 Zie verder
62
men de armen armen strekt strekten enschrijdt schrijdt11En Gelijk wanneer wanneer men Enziet zietmaar maarzonder zonderzien, zien,en endenkt denktaan aan Gelijk 11 Die waar niets enwier wierschaduw schaduwglijdt glijdtII11 InIn't'tniet, niet,alsalsiets ietswat watlicht licht spoken 11 Die zijn, zijn, waar niets is, en Zóo is het nacht nacht (Perk) totaal donker. — - Die te te smooren, smooren, geeft wordt wordtontstoken ontstoken1111 Zoo (Perk) = 't't isis totaal geeft meer onmogelijk geweest, geweest, dan van Charybdis Charybdis de waatren waatren in hun hun drang drang te te keeren keeren waar meer Costa). (Da Costa). —
Algemeen is de deomschrijving omschrijving door door »als»als«: << : Algemeen was zoo een bord bord (Bru.). - Hij Hij sliep al. een een roover. roover.sliep zoo zoo vast vast als De zee was zoo glad glad als een --
—
v3rgelijkende Andere var gelijkende omschrijving: koning tter k. e r ijij k. Hij was den koning rhelorische graag: craag: Door een rhetorische zaligerontwaakt ontwaakt? heeft ooit ooitzoo'n zoo'ndwaasheid dwaasheidmeegemaakt meegemaakt? ? Wie zaliger ? (Potg.). - Wie heeft het absolute absolute begrip begrip isisde depolypoly~ Een sterk nadrukkelijke omschrijving van het syndetische opsomming: syndetische 11 opsomming: en in en boven jutter mee mee weg, weg, wat wat er er drijft drijft en envliegt vliegtenenzwemt zwemt 0oppen boven en i n de de Daar haalt de jutter —
—
—
ze(Bru.)=
zee (Bru.) = alles. alles.—
Omschrijvingen van de negatie negatie zijn: Omschrijvingen Dat zal zal je je evenmin evenmin lukken als dat jeje van van een noteboom peren plukt. -— Ik, in in den den vreemde vreemde val dood 'k val haat Uw Uwmoerassen moerassenII11 Zooals ik vriend en en maag maag en en ouder ouder haat. haat. — - Maar Maar 'k dood alleen, haat as 't waar is! - Dat Dat bestaat bestáat niet niet!! — - Oogen, armen, rug, zijn als versteend! versteend! Ademt Ademt is ! (Bru.) — hij ?Î 't Is Is te te betwijfelen. betwijfelen. Ademt Ademteen een mummie? mummie? (van Rees) Hij ademt ademt niet. -— 't't Had geen Rees) = Hij hij haartje haartje gescheeld. — werkwoord of van § 84 Algemeen Algemeen verbreid verbreid omschrijvingen V'in van een een zijn omschrijvingen van een werkwoord § zijn naamwoordelijk gezegde. In de omgangstaal omgangstaal 2: 2 naamwoordelijk gezegde. hij gaf gaf 'n 'ngil. - maakte maakte'n'nwandeling. wandeling.— - gaf gafgeen geen kik. — - deed 'n kirretje. kirretje.— - As ik niet buiten gil. — z'n kijkies kan mijn positie positie bij de kachel. -— Hij vertelde verteldedat dat ieie z'n kijkiesalalhad hadgenomen genomen kan zi zittten, te n, heb ik mijn barsten! — (Falkland)= hij (Bru.) — - D'r ken 'n 'n barsting barstinguit uitkomme! komme! (Falkland)= hij kan kan wel wel eens eens barsten!bestaat ...... klaar is. is. -— De mogelijkheid en kruiken kruiken is= is= klaar Nu de heele heele regeling regeling in kannen kannen en mogelijkheid bestaat hield zich in Ik had 'n 'n suffig suffig gevoel= gevoel= WilS wat suf. — - Hij Hij hield in de debedaardheid= bedaardheid=bleef bleefbe-bewas wat —i k :
daard.daard.
—
taal en in ambtelijke Laai Ook deze omschrijvingen zijn bijzonder geliefd in de de amblelij/~e rhelo rischen stijl: stijl: rhetorischen van den arbeid ! _ Moogt Moge het het UUgegeven gegeven zijn jaren in dezen stoel stoel te rusten rusten van arbeid!= zijn nog vele jaren gij - Zonder Zonder de schennende schennende hand slaan aan aan een der der bijzonderste bijzonderste stadswijken stadswijken hand te slaan gij rusten. — = te te schenden. schenden. — - Hij Hij gaf uiting uiting aan aan zijn uitte. — - Hij Hij gaf lucht lucht aan aan zijn zijn verbazing= uitte. dat... ... — gehuldigd, grieven. — - Ook hier werd de bewering bewering uitgesproken, uitgesproken,werd werddedevoorstelling voorstelling gehuldigd, dat voor... ...==toonde. Men legde een voorname minachting minachting aan den dag dag voor toonde.— - Welvarende Welvarende aan den een voorname zijn ontstaan ontstaan door. door. -— Om dit streven .. = zijn streven tot dorpen hebben hebbenhun hunontstaan ontstaantetedanken dankenaan aan. ...= ten uitvoer verwezenlijking brengen= te verwezenlijken. verwezenlijken. — - ten uitvoer brengen= brengen= uitvoeren. — verwezenlijking te brengen= getuigen van. van. -— Dat de getuigen= energie de getuigen= getuigen De bloeiende bloeiende ontginningen ontginningen zijn van van deze energie Deze meening zal in de afnemen= verminderen. -— Deze bezwaar dag in kracht afnemen= bezwaar moest moest met den dag weerklank vinden. vinden. -— Het onderzoek blijven= weerklank onderzoek was in een een Tweede kamer kamer niet zonder echo blijven= dat mededeelingen mededeelingen konden konden worden worden gedaan gedaan= zoo ver gevorderd stadiumgekomen, gekomen, dat = was was zoo zoo gevorderd stadium ver ver gevorderd. -— 1
§§ 371. 22 vvgl. object § 228, 228, 50. 5°. gl. object
63
Het passief wordt omschreven: Vermelding verdient nog, dat ...= vermeld worde nog. — Er had een levendige discussie plaats omtrent de vraag= er werd hevig gediscussieerd. — Deze punten werden het voorwerp van uitvoerige bespreking= werden uitvoerig besproken. — 1
DE VERKORTING VAN DEN TAALVORM.
§ 85
Verkorting van vorm komt voor óf omdat men een langen vorm vermijdt, Qf tengevolge van de concentratie van het accent op éen of weinig lettergrepen in den zin. Allerlei bijzondere aanleidingen kunnen daarbij mee-
werken. In plaats van het subst. »professor<< spreekt men van een »profs om den langen vorm te vermijden, maar ook, omdat de korte vorm in gedrukte stukken pleegt voor te komen. In de studentensfeer klinkt bovendien »prof « gemoedelijker. De verkorting »Nat his» voor »Natuurlijke Historie« in de taal van schooljongens is op dezelfde wijze te verklaren; blijkens den vorm »Natte bis.«, schemert tevens een toespeling op het tegengestelde adj. »droog» door. Bij »letterwoorden» als Mulo, H. B. S. en Ambtenaar B. B. is de opzettelijke vermijding van den langen vorm en het voorbeeld van den geschreven vorm de eenige verklaring. Bij vormen als wen voor wanneer, wijl voor terwijl, kort voor in 't kort, zwond voor verzwond kan het voorbeeld van een vroegenen, een Vlaamschen, of een Duitschen vorm meewerken (zie echter § 398 slot). § 86 De verkorting heeft plastisch klankeffect bij plots voor plotseling: En plots de wieken en de breedte reevend, II St6rt hij, gelijk de dood op 't menschenkind (Perk). Een gemoedelijke verkorting uit de omgangstaal is verleden voorverleden keer : Het is wel waar wat je verleden zei : (G. d. W.). —
—
Gemakzucht is daarbij in 't spel. De gevolgen van de concentratie van het accent zijn vooral merkbaar bij enclitische woorden 2 bij stopwoordjes, bij bijwoorden; en bij de samenstelling, samenkoppeling en afleiding. 3 In dichterlijken stijl bestaat de neiging, algemeen gangbare samenkoppelirigen van adv. werkw. 4 te vervangen door het enkele werkw. De korte vorm is dan verrassend en daardoor teekenend, plastisch: ,
Z6o schemert, als de ziel op raadslen peinst II En vàor de duisternis dier ráadselen déinst, I^ Ons de gedachte ... (Perk) = terugdeinst voor. --'t Is of die opgespalkte wolvekaken .. . II Den dood met vunzig-killen adem brdken (id.) = uitbraken. — 1
vgl. de Inf.+ te (staan, vallen). 2 Zie § 73. 3 Zie ald. 4 Zie § 60, 231.
64
Het meerendeel meerendeel der der verkortingen verkortingen isis taalgeschiedenis: aIs best(je) vormen als taalgeschiedenis: vormen best(je) uit bestemoer, bestemoer, asje asje uit als het U U belieft, belieft, juf juf uit juffer, juffer, uit juffrouw, juffrouw, uit jonkvrouwe, pon(netje) pon(netie)uit uitjapon, japon,maar maaruituit ware etc. nene ware Over »telegramstijl« »telegramstijl« en en de depraktijk praktijkder der»afkorting<< ~afkorting« in het algemeen algemeen:: zie zie Oefenboek. Oefenboek.
DE KLANKEN. KLANKEN. § 87
In strottenhoofd bevinden stembanden, die, de In het strottenhoofd bevinden zich zich de stembanden, die, door door de uit de longen komende lucht trilling gebracht, gebracht, de de stem veroorzaken. veroorzaken. Deze longen komende lucht in trilling stem (stemtoon) (stemtoon) wordt stand van vande de»spreekorganen« »spr.::ekorganen« wordt gewijzigd door den stand in en rondom rondom den mond. De mondruimte mondruimte is begrensd begrensd door door de de lippen, de tandwortelboog (alvéoli), (alvéoli), het het harde hardeverhemelte verhemelte(palátum), (palátum), tanden, tanden, den tandwortelboog het zachte verhemelte(velum) (velum)en ende dehuig huig(uuvula). (uvula). In het zachte verhemelte zachte verhemelte zachte verhemelte is de uitgang naar de neusholte. Is Is deze deze bij het spreken open, open, dan dan ontstaan ontstaan neusklanken (nasale (nasale klanken). ergens vermondruimte ergens Wordt voortbrengen van de stem de mondruimte Wordt tijdens tijdens het het voortbrengen ontstaat, dan wordt nauwd, een hoorbaar hoorbaar geruisch ontstaat, wordt de de stem stem nauwd, zonder dat een voortbrengen van van de de gemoduleerd tot klinkers klinkers (vocalen). Ontstaat bij het voortbrengen stem van den den adem stem Of óf bij het uitstooten van adem (zonder stem) een hoorbaar geruisch, medeklinker dan draagt draagt dit geruisch, geruiseh, al of niet niet met met stem, stem, den naam naam van van medeklinker (consonant).
§ 88 De medeklinkers. medeklinkers. Door v60rtdurend plotseling afgebroken afgebroken spirant, door plotseling voortdurend geruisch ontstaat een spirant, geruisch een explosief. De De spiranten spiranten en explosieven explosieven zijn zijn stemloos stemloos of of stemstemexplosieven heeten ook wel tenues hebbend ()scherp«of of»zacht(<). »zacht«). Stemlooze Stemlooze explosieven hebbend (»scherp« (enkelv. tenuis), stemhebbende media). De De Nederl. Neder!. mediae (enkelv. media). stemhebbende ook wel mediae als men ze duidelijk wil laten altijdstem stem 1; laten zachte medekt. medekl. hebben niet altijd 1 ; wel aIs heeft men bestudeeren,heeft men kans, kans, hooren, of ofze zemet metvoordacht voordachtzegt zegt:: dus dus bij bij 't't bestudeeren de stemloosheid niet op te merken. Vandaar ook, dat v, v,z, zoo licht lichtf,f,s,s, z, gg zoo ch worden. eh Naar de plaats plaats der vernauwing van de mondruimte (lippen, tanden, tandtand.. wortelzoom, verhemelte, huig) huig) onderscheiden onderscheiden we we wortelzoom, hard hard verhemelte, zacht verhemelte, labialen, dentalen, explosieven in in labialen, dentalen, alveolaren, alveolaren, palatalen, palatalen, de spiranten en explosieven de spiranten 1
stemlooze. met weinig We noemen ze dan dan »zwak .zwak gearticuleerde, gearticuleerde, met weinig adem gesproken stemlooze.
65
velaren uvularen. Medeklinkers, die ontstaan door velaren (ook wel gutturalen gutturalen 1) 1) en uvularen. vernauwing bij boventanden labio dentalen. boventandem en onderlip, onderlip, zijn labio-dentalen. Het alphabet letters maakt geen verschil verschil tusschen tusschen de de palatalen palatalen en alphabet van 26 letters velaren, naar de de velaren, de alveolaren alveolaren en de dentalen. Toch is er groot verschil, al naar vocaal die die met den medeklinker verbonden is. Er Er zijn zijn nog nog méer méer verschillen verschillen die in ons ons alphabet alphabet worden worden verwaarloosd. verwaarloosd. Daarom Daarom zijn zijn voor voor de dekenmerkenmerking der klanken phonetische phonetische teekens noodig, noodig, die die men men ook ook in in de de grammatica van vreemde vreemde talen talen gebruikt. gebruikt. Stemlooze spiranten zijn: (dentaal),jf. (alveolaar óf àf palazijn : ff (labiodentaal), s (dentaal), Stemlooze spiranten taal, in jasje, jasje, sjoelbak, sjoelbak, chinees), ç9 (palataal, (palataal, bijv. bijv. in in gezich(t)je), gezich{t)je), taal, bijv. in x (velaar, de ch in in lachen lachen etc.). etc.). af Stemhebbende spiranten zijn: (dentaal),.33 (alveolaar àf zijn : v 22 (labiodentaal), z (dentaal), Stemhebbende spiranten palataal, bijv. bijv. in in:: geneer je niet, wat soes soesje toch ?), jj (palataal), gg (velaar, (velaar, je toch de gewone nederl. g 3). Stemlooze explosieven zijn: (velaar). De De k wordt zijn : pp (labiaal), (labiaal), tt (dentaal), k (velaar). Stemlooze explosieven iets me~r voren gesproken gesproken voor vóor palatale palataleklinkers klinkers;; een een alveolare iets me er naar voren alveolare explosief = c). c). explosief hoort hoort men menwel welin inhutje, hutje,handje handjeetc. etc.((= Stemhebbende explosieven zijn: b, d, g9 (bijv. (bijv. in in zakdoek; zakdoek; maar maar het het kan kan ook ook Stemhebbende explosieven een »zwak »zwak gearticuleerde» gearticuleerde« stemlooze stemlooze explosief zijn). Andere medeklinkers zijn: zijn: Andere medeklinkers De I,1, een alveolare éenzijdige, soms soms. ook ook dubbelzijdige, dubbelzijdige, spirant, spirant,meestal. meestal als een stemhebbend; een »zwak »zwak gearticuleerde» gearticuleerde« explosief. explosief. stemhebbend ; eindigend eindigend ais r is àf af een reeks van uvulare uvulare explosieven explosieven De ris reeks van dentale explosieven. explosieven, àf af van {geb rouwde R); R):Vooraan een woord woord is is het het getal getal»slagen» »slagen« van vande de»r» »r« heel heel (gebrouwde Vooraan in een klein. De nasale medeklinkers: bijv. in in oranje, oranje,handje medeklinkers : m m (labiaal); (labiaal); nn (dentaal);]1, (dentaal); ji, bijv. handje {palataal);!J' zinken (velaar). (velaar). (palataal) ; ij ,bijv. bijv. in in zÏDgen, zingen, zinken De h is het ademgeruisch mondademgeruisch zonder zonder bijzondere bijzondere vernauwing vernauwing van de mondruimte; vocaal, zooals zooals ruimte; de de mond mond heeft heeft bij bij velen velen den den stand stand van de volgende vocaal, van h (ier) en h {oed} blijkt wanneer wanneer men men de de h aanhoudt in plaats van (oed) te zeggen. zeggen. -
.
§ 89 De klinkers. klinkers. De modulatie van een een klinker klinker wordt wordt bepaald door door de plaats waar waar tong en verhemelte elkaar naderen, den verhemelte den afstand en verhemelte verhemelte op afstand tusschen tong en dieplats,nf r die plaats, den afstand der kaken, en de ronding der lippen. li eg, lig, De klinkers van lieg, lig,leeg leeg zijn palatale palatale klinkers, die die van laag,loog,loeg, laag, loog, boeg, i 1 Deze naam naam geldt ook wel wel eens voor palatalen ++velaren. velaren. S2 De wwisiseen een»zwak »zwak gearticugearticuleerde« Aan 't begin van een woord vóor v60r vocaal, kàn leerde» v. 33 Aan kin de g ook een »zwak gearticuleerde., gearticuleerder stemlooze stemlooze spirant zijn.
66
phonetische teeken van de oe luug velare. Het phonetische klinker van lieg is oe is is u. De klinker hooger (van leg;; die die van van leeg leegheeft heefteen eentonghoogte tonghoogtetusschen tusschen (van tong) dan leg beide in. beide De afstand der kaken is grooter bij de e van leg dan bij de ee van leeg of de li g. Daarom heet de van leg open (e:), (c), die i van lig. Daarom heet de e van die van leeg gesloten. De 0o van toch is open (0), (a), die die van op is gesloten. De o, van 0, u, oe oe zijn zijn gerond. De u van Juni Juni is is nagenoeg nagenoeg gelijk gelijk aan de i,i, maar. met lichte ronding ronding;; het teeken teeken voor de u is y. De u van dus is iets meer meer open dan de eu van neus en tevens minder gerond. gerond. Het teeken minder teeken van van deze deze uu is ae, re, dat deze eu ~:. De dat van deze eu is Ø:. dubbelpunt is hier aanwijzing, dubbelpunt aanwijzing, dat de eu een lange vocaal is; hij is meer vocaal is ; hij meer rekbaar en wordt iets langer gesproken. gesproken.Zoo Zooisiser erook ookeen eenlange langea a:, :, ee:, :, ee::, :, i:, o :, 3 :,y: y: etc. etc. Vele vocalen zijn voor ri langer. 0:,0:, e» is gelijk Onze »stomme »stomme e« gelijk aan aan de deØ~ zonder de de ronding. ronding. tweeklank of diphthon.fJ diphthong bestaat bestaat uit twee Een tweeklank twee klinkers, klinkers, in in éen éen ademstoot, ademstoot, dus lettergreep gesproken. gesproken. In het het Nederlandsch Nederlandsch ligt ligt de de klemtoon klemtoon dus in éen lettergreep eerste deel; het tweede tweede deel is een zwakke i of oe, die ook wel klinken op het eerste als j of w, en die die we we kenmerken kenmerken door door de de teekens! De u1) bewerkt bewerkt geteekens i en 1). u. De vocaal. Diphthongen Diphthongenin inhet het NederNedermakkelijk ronding van de voorafgaande vocaal. a i, a:i, a: i, e i ; o: i; ui; u];a9.;e:ii; landsch zijn: ai, €i,e:e::i; o:i; a 1); e: 1);11); Y1). De ui van iii;01); y11. Deui -f- Y; y; althans bij de huis is een ó: ö: 11 + de meeste meeste Nederlanders. Nederlanders. Nasale klinkers in vreemde vreemde woorden woordenen eninin»onbeschaafde» »onbeschaafde« klinkers komen alleen in uitspraak voor (bijv. (bijv. »Och )>Och mensch!« oxmÉ mË:fl). mensch !» = ax :f !). § 90 Bij hevige gemoedsaandoening vanden denspreker spreker kunnen kunnende de klanken worden gemoedsaandoening van versterkt (verzwaard (verzwaard of versterkt of verscherpt) verscherpt):: stemhebbende worden stemhebbende consonanten consonanten worden stemloos : stemloos: » V iés dat het er was!» »Viés was!« (gesproken (gesproken als als fies). fies). --- »V6rt, hüis!« »Vort, naar huis !» (gesproken als fOlt).fort). -~Wát?(c (in ergernis ergernis gesproken met voorafgaande voorafgaande »stem»). »stem(c).»Wát ?» (in — zoo brutaal in »volkstaal» Zoo ook ook het het adj. adj. brutaal »volkstaal« gesproken als als »pnta:l<1 me:itl« »parta:la meiti» Vergelijk ook stopwoorden stopwoorden als als:: »Goeie grutte«, als »xuia xroeta»; xrrebf; grutte», gesproken als waardeerend woord jonge!«!» — - De De zwak zwak gegeof een waardeerend woord als als »'t »'t Is Is 'n chóeie jonge articuleerdeww 22 wordt bij ietwat ietwat »platte» »platte« uitspraak uitspraak gesproken gesproken als als explosief: articuleerde explosief : ja!«!» »Bel »Bèl neen neen!« »Wel jaja!« »Wel neen neen!« Allerlei verscherping verscherping »Bè ja !» voor: »Wel !» »Wel !» Allerlei vorm vinden vinden we webij bijden den uitroep »Jongen!«:»Tjonge», »Tjonge«,»Sjonge», »Sjonge«, van vorm uitroep » Jongen!»: »Tsjonge». »Tsjonge«. Vocalen worden worden vooral verzwaard verzwaard door door rekking: jalrekking: »BÈ: »Bi : ja!» Daarbij kunnen twee of drie Daarbij kunnen drie accenttoppen accenttoppen optreden: optreden: Zóoó was dát dat je Z6oà!! was je bedoeling! bedoeling! -- Daaág Dáaàg!! -
--
11 22
(zie §§ 37). teeken óö duidt de de open open klinker klinker aan aan in 't't Duitsche Kopfe; Köpfe; »Umlaut» »UmlauU van aJ (zie Het teeken blz. 66 66 22.. Zie blz.
67
Bij de uiting van berusting of onverschilligheid kan de modulatie van den klinker veranderen : »Ja! Mat hem maar!» gesproken als »Jz:!s — Nee, dank je!« gesproken in »gereserveerden« toon als »NØ :!» —
Over accentverzwaring : zie § 73. § 91 Over 't algemeen echter neigt de Nederlander, en de Hollander in 't bijzonder, tot slappe articulatie. Hij vermijdt bezwaarlijke overgangen, waarbij geheel verschillende posities van de monddeelen op elkaar volgen. Hieruit komen voort : overgangsklanken ter vermijding van een hiaat tusschen twee vocalen, overgangsklanken tusschen twee consonanten, en assimilatie van consonanten. De .n wordt in 't Hollandsch na a aan 't eind van een woord niet gesproken, behalve voor een volgenden klinker : geven en neme. — Dit is éen der aanleidingen tot analogische verbreiding van de -n- tusschen vocalen, waar hij oorspronkelijk niet voorkomt : -
Hij leefde-- n in vrede ii en vriendschap al die jare lang. -
-
-
—
Op soortgelijke wijze is de -dr als overgang tusschen vocalen verbreid :
Zie hieronder. Wanneer de uitgang -ar volgt op 1, n, r, wordt in minder beschaafde taal de overgangsklank d gesproken; (in sommige gevallen is de d algemeen en wordt ook geschreven): Daalder (= kaler), daalder, schoonder, naarder, vereerder. Na m voor t spreekt men vaak de -p- : hij trompt (zelfs »hij tromp» in minder beschaafde uitspraak). Deze -p- is gefixeerd in vormen als boompje : uit een vroeger boom-tje. Na n voor t wordt wel eens -k- gesproken : hij bren(k)t. — Een t in eigentlijk, gelegentheid e. a. is niet algemeen. Ook de verbindings-s is ten deele als overgangsklank te verklaren 1. De -a is een algemeen verbreide overgangsvocaal tusschen consonanten, vooral bij woordafleiding en bij I, r, m, n (liefelijk; verbintenis) 2 In verschillende streken, in Holland en Brabant vooral, bestaat de neiging een d tusschen vocalen te »verslappen» tot j, of zelfs volledig te syncopeeren. In geschreven taal blijft de d bestaan, maar gesproken klinken de vormen met d deftig. Na a, oe, o wordt de d eerder gehandhaafd dan na e, i, ei; zoo is in het Hollandsch bl a je (= bladen), ba je (= baden), hoeje (= hoeden), boje (= boden) platter dan: beneje ( = beneden), bieje (= bieden), Leie (= Leiden). De volledig gesyncopeerde vormen zijn vrij van »platte» gevoelswaarde, en ten deele algemeen gebruikelijk geworden : sla (= salade) 3 la (= lade), teer (= teeder), weer (= weder), -
-
—
.
-
,
1
Zie § 45. 2 Zie ook § 46. 3 vgl. het platte »slaai».
68
leeg (= ledig), hij dee (= dede --}deed), boel (= boedel). In het laatste geval heeft de vorm met d (boedel) een andere beteekenis. 1 Vooral in oudere poëtische taal komen infinitieven en participia met syncope voor : bien, treen, beluan. Een nog verdere verkorting vertoont, in rijm: (mêe) Eerst voor d'ervaren Mensch ontbolstert zich 't verleé (Penning). Vergelijk hiermee, in den omgang : benee, en, algemeener, tevree. Analogische verbreiding van den vorm met j kan natuurlijk niet uit—
blijven : 'n Man die z'n eige vcrraait. en: Die drijvers verraaide de jagers toch niet (Bru.). naast : eerra je. In geschreven (litteraire) taal is de vorm met -j- de weerslag van een gemoedelijke stemming: Even zagen de twee elkaar aan, in oolij ke verstandhouding van goeie kameraden (Arm.). Deze j uit d is in zóoverre als een »overgangsklank<< te beschouwen, dat de spreker, bij verslapping der articulatie van de d, door de j het hiaat dat zou ontstaan, vermijdt. Na ou wordt de cl gesyncopeerd; een w is dan onvermijdelijk: Ze houwen = ze houden. Ook de vorm met w is in litteraire taal »gemoedelijk<<: Hij zag ze met lange, ouwerwetsche wisschers aan het zwaaien (v. Looy). Denzelfden indruk wekken de algemeen geworden woorden: kouwelijk, ouwelijk. Analogisch gevormd is : Ze hieuwe me nog tege! (Bru). —
—
—
—
-
-
—
—
§ 92 Assimilatie van medeklinkers komt neer op tempering van de hevigheid van een verandering in de positie der »spraakorganen< (gedeeltelijke of partieele), of ook het nalaten van de verandering inpositie (gehcele of totale assimilatie). Er is assimilatie van plaats (waar de consonant wordt gevormd), assimilatie van stem (stemloos, stemhebbend), assimilatie van de wijze van voortbrenging (explosief, spirant etc.) : zie Oefenboek. Voorbeelden: bongerd (= boomgaard), kwikzilver (als s gesproken), plaats (als plaas gesproken bij minder beschaafde uitspraak), lus uit ouder lutse (knus nog knuts bij Penning). Een bijzondere oorzaak van klankverandering is de vrees, door een »platte << uitspraak op te vallen. Door die vrees gedreven, ontdoet men woordvormen van hun schijnbaar »platte<< kenmerken: er ontstaat een overdreven beschaafde vorm. Zoo is geschieden ontstaan, in plaats van het oorspr. geschien (geschiejen); preutsch in plaats van preus 2 paleis in plaats ,
1
differentiatie van beteekenis. 2 vergelijk plaas = plaats (hierboven).
69
van paleis 1 ; en zoo komen er nuendan veranderingen in de uitspraak van vreemde woorden : men zegt 'n p^ r j a, omdat men p^ rsi (= portie) houdt voor een »platte (( vorm als koppi (= kopje), beursi (=beursje), korsie (= korstje); maar t is ook mogelijk dat door de r en i de s is veranderd. ,
'
DE FLEXIE - VORMEN EN HUN FUNCTIES DE FLEXIE VAN HET SUBSTANTIEF. § 93 De flexie-vormen van substantivische woorden drukken óf het getal uit, óf de .betrekkingen tusschen verschillende substantivische woorden in den zin. De vormen voor het getal zijn nog volop levend de vormen voor de betrekkingen de vormen zijn naamvalsvo rmen, de betrekkingen zijn naamvalsfuncties zijn bij het substantief nagenoeg verdwenen, bij de substantiv. voornaamwoorden (de persoonlijke vooral) nog ten deele aan ;
(
)
wezig De naamvalsf unctie herkennen we in het NEØrlandsch aan de verbindende woorden (voorzetsels en werkwoorden 2 de woordschikking .
),
en het zinsaccent de etymologische en de syntactische beteekenis der substantieven de flexievormen van begeleidende woorden (vnw., bnw. lides.), de flexie van pers. vnw., waardoor we de subst kunnen vervangen, ,
,
.
etc. Hij slaapt i n huis. — Hij ging i n huis — De dief kwam i n huis met een sleutel. -Mijn vader g a f me een boek voorde studie. — M'n vader z o n d me n a a r de stad. —Den k je o v e r je zonden ? D e n k je aan die thema voor morgen? — Ben je m'n voogd? — $ Dikwijls is de taalkundige , om een naamvalsfunctie te begrijpen, aangewezen op den heelen inhoud van den zin: Natuur en Menschheid vond ik mij verbonden J. Perk). — § 94 Vroeger waren er in het enkely. der subst veel vormen op -e. Het was de buigingsuitgang voor den datief, terwijl ook veel, vooral vrouwelij ke, znw. op - e uitgingen. Deze e is, behalve in staande uitdrukkingen ten deele, .
—
(
.
r
(
in gemoede t e r zake, in gebreke gebruikelijk in verheven en poëtischen stijl; de plechtige indruk wordt gewekt zoowel door den archaiseerenden vorm als door de vertraging in het rhythme : ,
)
Zooals de zon den dauwdrup als de roze De bij, en 't wijde wak der zee de beken i Duldt aan het warme hart Perk t Is de ure d é s g e b é d s (C. Gossaert Waartoe die voorsmaak Dood die bitterwreed in iedre lévenstèuge wrangt ? (Boutens). — ,
... (
,
). — '
). —
,
1
Hollandsch plat is nl. ai voor ei en ij. 2 Ten opzichte van de substantiv. woorden kunnen we alle werkw in een zin als verbindingswoord beschouwen De verbindingswoorden zijn gespat ie erd. s
.
70
.
De genetief -.s is algemeen verbreid bij namen en titels: Piets boeken, Anna's boeken, Moeders hoed, Vaders hoed, Meesters tuin. — In de Hollandsche omgangstaal is de vorm »z'n<< (»d'r<<) gebruikelijker. Ook bij »iets<(, »wat<<, »veel<< staan genetiefvormen. Het meervoud eindigt op -5, -e(n), --ere(n). Soms is het meervoud onverbogen: Vier pond, vier meter, vier cent, gulden; maar: dubbeltjes, rijksdaalders. De -s wordt soms als minder »deftig<< gevoeld dan de -e(n); het omgekeerde komt echter ook voor. Bij woorden op -er of -el is de meervoudsuitgang -e(n) beslist verheven, ten deele om z'n archaistischen -aard, ten deele om —
de verzwaring van den woordvorm 2
:
Maar 'k hoor Uw zangren 't lied des lijdens zingen (Perk) -- Zoo stond hij — en weldadig leek de nacht over de gansche streek II Vanaf zijn schóuderén 3 te dalen (J. Pri ns). — En antwoordt brieschend op den donder der trompe tt en ij Waar bij de va'andelèn 3 zich in beweging zetten (Da Costa). — Daar tegenover staat, dat we lichte vormen met - s vinden die de passende vorm zijn voor het teere, wazige: De bladers ruchten nauwlijks 4 De schaduws vloen 5 samen in den tuin (v. Eyck). — .
-
Opm. Bij sommige woorden gaat verschil in meervoucsvorxn samen met verschil in beteekenis: portiers, portieren; studies, studiën. Opm. 2. Voor 't meerv. van vreemde woorden, en voor de spelling van 't meerv. zie Oefenboek.
Het is niet mogelijk, de functies van het substantief te bespreken bp grond van deze zeer onvolledige flexie-vormen. Een uitzondering maken we voor de functies van den genetief, omdat deze verbogen vorm duidelijk herkenbaar is. De functies der andere vormen worden besproken bij de verbindingen der woorden in den zin.
DE FUNCTIES VAN DEN G EN ET I E F.
§ 95 Deze naamvalsvorm is bezig, uit het Nederlandsch te verdwijnen. In de
omgangstaal komt de vorm alleen nog in bijzondere verbindingen en in staande uitdrukkingen voor; in litterairen, vooral in verheven stijl, leeft nog de attributieve genetief. Resten van den werkwoordelijken genetief zijn . . . . gijz z i^ t es uitdrukkingen als: hij hij ging zins weegs; van de n praedicatieven: gif doods; van den adverbialen: Donderdags ben ik thuis = steeds op Donder 1 Zie verder § 95 e.v, 2 Zie § 75. 3 verzwaarde vorm, vergeleken met die op -s. 4 Let op den korten vorm van het werkwoord (vergeleken met gerucht) en de syncope Let op de syncope.
71
dag (in tegenst. met : Donderdag ben ik thuis) ; 's middags, 's morgens, eensdeels, allerwegen e. a. Een geijkte verbinding van een genetief met een praedicatief adj. is : zij waren vo 1 zoeten wijns (Bijb.); gij z ij t des doods schuldig; in poëtischen stijl: II Waardig erkent (v. Eyck). — Van 't leven ii I s éen ding heilig, éen volmachtig vrij I I Aller beperking, ganschelijk ontheven aan ban van ruimte of tijd (v. Eeden). — § 96 De attributieve genetief volgt meestal, en dan onmiddellijk, op het bepaalde Dat gij mij Uwer eenzame geboden
substantief. Vroeger was dat anders. Wanneer dan ook, in den verheven stijl, de attrib. genetief voorafgaat aan het subst., maakt hij een plechtigen indruk : Van den disch verdween der jonkheid b 1 ij geschaarde krans (Perk). — Der wdereldèn t a l l ó o s getal (idem). — Ik kan der vuren hui verende wacht niet langer hoeden (Marsman). — In de bijzondere verbindingswijzen van den genetief met namen en titels is de vooropplaatsing van den genetief nog heel gewoon: Piets vrind jes. Mo eders jurk. — Zoo ook wanneer de attr. genetief relatief of demonstr.
voornw. is : De jongen, over wiens verlies Uw hart nooit opgehouden heeft te bloeden. — Hij praatte met Grootpapa mee in diens moeilijkheden. — Opm. Een verstarde genetief is: anders niet. —
Ook de splitsing der groep van subst. + attr. gen. door een ander woord is, evenals bij andere g legenheden 1 , uitdrukkingsvorm van een zekere spanning of nadruk : Nog golft de w e e r s c h ij n, op het meer, der zwdnen (Perk). — Ga 'k zeekren dag op d' a f val weer te gast Der slim, die ... (Penning). — toen de geuren mij wekten der linde, toen de kelken knikten der winde (v. Eeden). —
§ 97 De gebruikelijkste schakeering in de functie van den attributievengenetief is de aanduiding van een de e 1 van een grooter geheel (partitieve genetief). Ten deele is deze genetief nog gangbaar in de o mg a n g s taal : Toen zagen we wat aardigs, iets aardigs, niets aardigs; hij had te veel praats; ' n eind weegs vergezelde ik hem. — 2
Overigens is ook hij beperkt tot den verheven stijl: Een greintje Beurs ij Der heiligheid van 't graf (Penning). — Wat onzer een zegt, is voor allen waar (Perk). — Wat hadt ge al groots en goeds (Penning). —
Gelijk uit de voorbeelden blijkt, komt de partitieve genetief nagenoeg alleen voor in den s-vorm. Ook hierin onderscheidt hij zich van de andere attr. gen., die meestal voorkomen in den vorm van vrouwelijke en meerv. Zie § 372. 2 Het laatste voorbeeld is een versteende genetief. We zeggen overigens : ' n e i n d touw. In oorsprong partitief is ook nog de s van iets en niets (vgl. ook »'t is nietes!4
1
—)
72
woorden.S[met der. der. In »verzorgden<< »verzorgden« stijl wel stijlkomt komteen een genetief genetief blijkbaar wei woorden,'met voor ter afwisseling afwisseling van van het hetattributieve attributieve van van ++subst.: subst.: eens voor De afvoer afvoer vvan deafvalstoffen afvalstoffen der steden steden (N. R. R. C.). C.). De a n de zijn zware zware genetivische geneti vische vormen vormen als als:: Zeldzaam zijn —
En Zijner Zijnerbronzen bronzenarmen armen tempeltrots tempelt rots...... (Perk).(Perk). ambtelijken stijl klinkt ietwat ironisch ironisch of gemeenzaam gemeenzaam een een genetief genetief in in In ambtelijken voorzetselbepaling: een voorzetselbepaling: coquetteeren m met huren Stenhuis' Stenhuis' st sto (N. R. R. C.). C.).o kkpaardj p a a r d j es (N. — et 's's heeren Het coquetteeren § 98 Oude Oude schakeeringen schakeeringen in de defunctie functievan vanden denattributieven attributievengenetief zijn: § genetiefzijn: 8. de possessieve possessieve genetief, genetief. waarbij waarbij wordt uitgedrukt, uitgedrukt. dat dat de de twee twee zelfstandigzelfstandig~ a. bijeen behooren behooren: heden bijeen : als de riem geurenmij mijwekten wekten der linde, linde, toen de kelken kei kenknikten knikten der winde. winde. -als toen de geuren al plaste 11 Der Der trager tragerstraks straksnaar naarboord boord teruggeroeide sloep (Penning).(Penning). teruggeroeide sloep alpstei b. de subjectieve subjectieve genetief; genetief; het subst. in in den den genetief genetief staat staat tot tot het hetandere andere verhouding van van een een subj. sub j. tot een Vf.: (verbale) subst. in de verhouding zang, dien dien bij bij het het spelevaren spelevarenIIII Zoo Zoo knaap knaap als jonkvrouw jonkvrouw luid luid weertrillen weertrillen doet doet 11II Aldus de zang, aan het hett otoongetoover huwt der snaren snaren (Couperus). -— En op op der gondels gondels donzig en aan o n g e t o o v e r huwt g I ij den 11 G1ijde af ik naar de aloude tijden (E. Brom). - Het paard voelde het 0 v e r~gIijdenGlafkrdeoutijn(E.Bm)—Hepardvolht wie berijders. w i c h t des be rijders. — objectieve genetief; staat tot tot het het andere andere (verbale) (verbale) genetief ; het subst. subst. in den gen. staat c. de objectieve subst. in de de verhouding verhouding van van een een obj. Vf.: obj. tot een Vf.: over wi wiens heeh te bloeden (Cam. Obsc.). verlies Uw hart nooit opgehouden heeft dien jongen, over e n s verlies -— IIkk kan der vuren vuren hui hoeden.— -De enormev vermeera c h t nietlanger niet langer hoeden. De enorme e r m e e rhui vverende e r en de wwacht dering grondstoffen brengt 't mee. mee.— d e r i n g dier grondstoffen d. de explicatieve dit isis een een dichterlijke dichterlijke figuur. figuur. De Debeide beidesubstansubstan~ explicatieve genetief: dit tie ven omschrijven omschrijven hetzelfde hetzelfdebegrip begrip: tieven : Het woud, geworteld geworteld in in de dedorre dorre blaren blaren II11 Spreidt lommer lommer met met zijn zijn loovers looversover over't't mos U U En zijner bronzenarmen armen tem Wijdthonderd honderdesmeralden esmeralden zode-altaren zode~altaren (Perk). (Perk). temppel e 1 t rot rotssII11 Wijdt zijner bronzen = de detrotsche trotschetempel tempelbestaande bestaandeuit uitzijn zijnbronzen bronzen armen; gelijk aan aan armen ; zijn bronzen armen die gelijk een trotschen trotsehen tempel zijn. zijn. schildering : Deze explic. genetief genetief is is een een middel middel tot tot plastische plastische schildering: En toen toen daar daar door door den denmorgendamp morgendampII11 De 0 e bol der zon zon kwam rijzen (Bastiaanse) (Bastiaanse):: de vorm zon. (z'n (z'n bolvormigheid) bolvormigheid) wordt wordt hier hier in in een eentastbaar tastbaarding ding vorm van de zon, der zelfstandigheden. Zoo ook : omgezet; eok hier de gelijkheid der beide zelfstandigheden. Zoo ook: gelijkheid omgezet ; eok — hij een wit paard naderen naderen (v. (v. Looy). Van kert j e der poort poort zag hij Looy).Vanuit uithet hetpurperen purperen ko kokertje mijn aarde aarde die al., aard' (= (= mijn Met den voet voet druk druk ik ik loodzwaar loodzwaar den dens schemel mijner aard' al~ een c h e m el mijner is).schemel schemel voor voor me is). e. de superlativische genetiej: superlativische genetief : de Koning Koning der Koningen. Koningen. —
—
—
—
—
werd der Opm. verhoudingin in:: Zerk aan zerk zerk 11 Die zeteldraagster zeteldraagstl'rwerd derzonen zonen 1111 Bijzonder isis de verhouding Opm. Bijzonder zetels van Meldt mijnervaadren naam en en werk= werk=draagster draagsterder der zetels vande dezonen. zonen. - De geneMeldt mijner vaadren naam tief staat in betrekking tot het het eerste eerste deel deel der der samenstelling. samenstelling. 1 —
'
1l
vgI. vgl. §§ 38.
73
DE FLEXIE FLEXIEVAN VAN HET HETAD ADJECTIEF. JECTI EF. § 99 Bijvoeglijke naamwoorden komen komen voor voor:: onverbogen den verbogen Bijvoeglijke naamwoorden onverbogen of of in den verbogen vorm op -e - e (n). Wanneer zij praedicatief praedicatief worden gebruikt 1, zijn zij onverbogen. onverbogen. Wanneer stoffelij.~e bnw. op -en zij attributief onverbogen : de stoffelijke --en attributief worden gebruikt, zijn onverbogen: en bijna attrib. bnw. is onverbijna altijd de niet-stoffelijke niet - stoffelijke bnw. op -en en 22. Het attrib. bogen vóor onzijdige onzijdigesubstantieven substantieven in het enkelv.: a. a. wanneer wanneer geen geen lides. lidw. bogen voor (vnw. of telw.) voorafgaat voorafgaat (versch vleesch), b. wanneer het lidw.-telw. een of een onbep. telw. telw. (geen, veel, etc.) etc.) voorafgaat voorafgaat (een {een oud huis, geen versch vleesch}, ais klein vleesch), c. wanneer zoo' zoo'nn (of al.! als 3) 3 voorafgaat voorafgaat (zoo'n oud huis, huis, als kind). § 100 Steeds alleen de de gesubstantiv. staan: Steeds verbogen worden alleen gesubstantiv. adj. die in appositie staan: (Karel de Groote). Bijna Bijna steeds verbogen verbogen is het adj. adj. bij bij meervoudige meervoudige substantieven. Eenuitzondering uitzonderinghierop hieropmaken maken:: a. de niet-stoffelijke bnw. op stantieven. Een en: (de) -en: (de) tevreden taal tevreden menschen, (de) verbogen 4 b. in geschreven geschreven taal verbogen staven} staven) '. nu en dan dan de de comparatief, comparatief, vooral die van meerlettergrepige adj. en in het beginnen {uitbijzonder voor vóor subst., subst., die met een zwak beklemde lettergreep beginnen (uitvóeriger afgewacht}. voeriger berichten 'worden worden afgewacht). § 101 Bij enkelvoudige v>!renkelvoudige subst. is het adj.in adj. in andere andere dan de (in § 99) besproken verbindingen vaker onverbogen dan dan bij bij meervoudige, meervoudige, en en bij onzijdige vaker vaker dan bij niet-onzijdige. niet-onzijdige. woorden betreft: Wat de adj. bij onzijdige onzijdige woorden Na het (dat, dit, dit,'t)'t) en na het buW. vnw. is de verbogen omgang... bezitt. vnw. verbogen vorm in de omgangstaal regel: -
.
)
-
,
schunnige hotelletje, 't a/gemeene dat ongeluk.kiae boeltje, 't IChunniae water, dat ongelukkige algemeen amusement, dat don1(ere donkere water, dat groenige groenige water, water, 't'tzware zware gewicht, 't zwaardere heDiae onweer, eigenlijke zwaardere gewicht, 't hevige onweer, 't eigenlijke ongelukkige schepie, die briggedier gesprek, ons ongeluk.kige briggedier met z'n sloome gezicht (Bru.). (Bru.).—
Deze verbogen vormen vormen zijn na het (dal, (dat, dit, 't) 't) van oudsher gangbaar. Het kàn voorkomen, dat in in de de omgangstaal omgangstaal een een lange comparatief de --ee verkan voorkomen, verliest. In ambtelijke, ambtelijke, maar maar vooral vooral in litteraire litteraire taal, taal, ?n en dan dan bijzonder bijzonder in in hest. In poëtischen stijl, bestaat bestaatde deneiging, neiging,dedeonverbogen onverbogenvormen vormentetegebruiken, gebruiken. vooral na napossessieve possessieve pronomina: litteraire taal. de verbogen verbogen pronomina :daar daaris, is, in in litteraire taal, de zelfs betrekkelijk zeldzaam. De vorm zelfs De kortere kortere vorm vorm is, is, ook al door een licht hiaat, verrassend verrassend en heeft heeft daardoor daardoor vaak vaak plastisch plastisch effect: effect : Maar hij hij had, had, in de bewegingen Maar bewegingen van van zijn zijn lang, lenig, lichaam, in in het loom gebaar gebaar van zijn En in in dat dat klaar water magere magere hand, hand, iets iets van groote vermoeidheid (Arm.). -— En water en en in hunne Nognat natvan vanregen regenglinsterde glinsterdezijn zijn ruig haar klare klareoogen oogenZiet Ziet ge ge niet niet die die helle helle kleuren kleuren •.. ... Nog Zie §§ 102. 22 Deelwoorden als: verbogen, gesloten; 1 Zie aesloten: andere ieoreden. In andere woorden als open, Tevreden. dialect komt komt de de vorm op -ene wel dialect wel voor. voor. 33 Zie a. 44 voor de stoffelijke stoffelijke zie bij bij §§ 99. Ø.
74
(v. Eyck). — De zenuwachtige die zijn klam voorhoofd afdroogde (G. d. W.). — Zijt ge daar met Uw bleek gelaat II En weenende oogen ? (v. Eeden). —
Deze voorkeur voor onverbogen vormen van het adj. in de litteraire taal is éen der vele verschijnselen van verkorting der vormen, een verschijnsel dat lijnrecht staat tegenover de verzwaring, o. a. door archaïstische flexievormen 1 ; vergelijk de verschillende gevallen in: En wijl ik zangrig liedje hoor gaat menig klank voor mij te boor bij 't angstig luistren
U. v. Nijlen).
—
in plaats van: terwijl, het zangerige, menige, angstige. — Wa t de niet onzijdige woorden betreft: Zonder voorafgaand lides., vnw., telw. blijven lange comparatieven onverbogen : Handiger zet had je niet kunnen doen. — Handagard zou al te erg zijn. Na een, geen, ieder etc. en na als in vergelijkende bepaling komen sommige bnw. bij sommige subst. (man, heer) in de omgangstaal onverbogen voor: Je bent 'n verstandig man! -- maar niet: Je bent 'n verstandig jongen! Wèl: 'n braaf man, maar niet: 'n braaf vent, kerel. Voor het subst. mensch is het adj. in de omgangstaal onverbogen. 8 In de geschreven taal, en dan niet bij voorkeur de litteraire zooals bij de onzijdige subst., komen deze onverbogen vormen veel meer voor. In het bijzonder bij subst., die nomen agentis 3 zijn: -
—
—
'n knap teekenaar, 'n goed spreker, 'n sluw diplomaat. — ln de omgangstaal worden ze verbogen. Het is mogelijk, dat de onverbogen
vormen worden gesteund door bijgedachte aan het adverbiale gebruik: de man die zoo knap tee k e n t, etc. Bij vrouwelijke subst. komen de onverbogen vormen nagenoeg niet voor.
Opm. De adj. hadden vroeger een zeer omvangrijke verbuiging, in staande uitdrukkingen zijn daarvan nog restanten aanwezig: goedsmoeds, ouder gewoonte, op heeter daad, in levenden lijve, te goeder trouw.
Opm. 2. Geheel versteend is de onverbogen vorm in oud-zéekapitein (= ex-zeekapitein).
1 Zie § 75, 94. $ In de volkstaal bij Brusse echter toch: 'k Ben 'n ordentelijke mensch. — Een ironische korte vorm is: 't Is 'n fijn heer ! Men zegt dan ook: dat heer is niet te vertrouwen! 3 Zie § 57. —
75
DE ATTRIBUTIEVE FUNCTIE VAN HET ADJECTIEF.
§ 102 I. De adjectieven komen in den zin op verschillende manieren verbonden voor. Staat het adj. bij een substantief als nadere bepaling, dan noemen we het attributief adj. In alle andere verbindingen heet het praedicatief adj. Twee verbindingswijzen kunnen daarbij onderscheiden worden: 1° het adj. is, behaive bij een subst., tevens bepaling bij het werkwoord; 2° het adj. is door het werkw. zijn (of andere koppelwerkw. 1) met het onderes. verbonden. In het eerste geval is het attributief-adverbiaal gebruikt ; men noemt het dan, als zinsdeel, praedicatief attribuut. In het tweede geval is het naamw. deel van het gezegde : praedicaatsnomen. Alleen attributief komen voor: 1. de stoffelijke bijv. naamw.: een steenen huis. Maar toch schrijft een dichter : De diepe nacht wordt zilveren en zwart. Het adj. duidt hier echter de tint (als van zilver) aan. 2. bijv. naamw. die een plaats en die een tijd aanduiden: de onderste laag, de hedendaagsche politiek. Wel zegt men : hij is middeleeuwsch in z'n opvattingen. Maar het bnw. beteekent hier: verouderd, achterlijk. 3. Sommige woorden, die wel in enkele opzichten adjectief zijn geworden, maar nog niet in alle functies van een adj. gebruikelijk zijn; vooral participia : een zittend leven, een gezeten burger. 2 Alleen praedicatief (af als praedic. attrib. óf als praedicaatsnomen, óf als beide) komen voor: 1. woorden die óf nog niet in alle opzichten adj. zijn, óf die alleen in éen bijzondere verbinding gebruikelijk zijn: ik ben benieuwd, hoe dat afloopt. -- hij is wars van vleierij. -- ik ben m'n geld kwijt. -- etc. 2. Sommige woorden, die wd.in een andere beteekenis attributief voor komen: ben je gereed. — hij had geen gereed geld bij zich. -- hij vond hierin een gereede aanleiding tot oppositie. — We bespreken hier het gebruik van het attributieve adjectief. § 103 I I. Een attributief adjectief staat als nadere bepaling bij een substantief ; in deze verbinding heeft het den verbuigbaren vorm. Vroeger stond het zoowel voor als achter het substantief. Tegenwoordig is de plaats voorop regel; plaatsing na het substantief is archaiek en komt dus alleen voor in ambtelijke taal (de afgevaardigde voornoemd), of in poëtischen stijl. En dan nog zijn we geneigd, het adj. door een pauze te scheiden van het subst., bijv.: En 't dreef nog even; het water 1 zwart Vónkte van diamant (Gorter). 3 1 Zie § 264, 269. 2 Zie § 178, 194. 3 Met deze lichte pauze is het feitelijk gelijk aan: »dat zwart was.« -- De functie wordt dan min of meer praedicatief.
76
Zoodra het adj. Zoodra adj. nader nader bepaald bepaald wordt wordt door door andere andere woorden, woorden, kan kan het het inderdaad, ais als afgescheiden afgescheiden zin, zin, 1 achter inderdaad, achter het het substantief staan: En met met uw oogen, blauw blauw gelij En wan den den...... (Perk).—- 00zomer, zomer,met metuw uwlokken, lokken, gel ij k de de wan (Perk). glanzend gouden. (id.). glanzend 'n redeneering redeneering zzóo opgewassen (id.). -— Tegen 'n ó o logisch, logisch, was was ik niet opgewassen (Kievit). --- Denk (Kievit). Denk je, je, dat dat 'k 'n dief, zoo zoobrutaal brutaal als alsjij, j ij,hier hierhouden houdenkan kan?? — /"-r-+ 1. Uit de verbinding Opm. 1. verbinding 'n glas water ontstaat samenkoppeling 'n glasvol glas vol water ontstaat de de samenkoppeling (water). (water). Opm. 2. 2. Het voor-geplaatste vóor-geplaatste adj. veradj. isis van van het het subst. subst. niet te scheiden, behalve in de verheven verbinding: verbinding: Ze Ze wist wist hoe groot groot een feest dit (Arm.). - In een feest dit was (Arm.). In den omgang: hoe'n feest. — vgl. zoo'n en zie hoe'n groot jeest. - vgJ. vnw. (§(§ 117). zie ook: de adjectivische adjectivische onbep. vnw. 117). —
Van de oude achter-plaatsing zijn, gelijk gelijk natuurlijk natuurlijk is, nog nog restanten restanten aanaanwezig als samenkoppeling: samenkoppeling : Moederlief. wezig Moederlief.— § § 104 Het voor-geplaatste adj. adj. kan kan worden wordenverzwaard verzwaard doornadere naderebepalingen; bepalingen; door vooral »zwaren« stijl voornamelijk als adj. participialen participialen vorm vorm vooral in »zwaren« stijl en voornamelijk als het adj. 2 omdat het partic. tevens heeft 2, tevenswerkes. werkw. is: De riem der trager straks naar naar boord boord terug geroeidesloep sloep (Penning). — - Handen, terug geroeide die het zwaard zwaard des krijgs krijgs zullen zullen zwaaien zwaaien met tij dg e n oot en nakomeling nak 0 mei i n g verbazende tijdgenoot verbazende kracht (Potg.). kracht 3, humoristisch Opzettel ijk 3, Opzettelijk humoristisch is de »zware» »zware« vorm vorm gebruikt gebruikt in: in: En ik ging En ging op voor stadgenoot waarschijnlijk waarschijnlijk zeer heldere, maar voor een stadgenoot zeer heldere, maar voor e en vv ree reemde 1 i ni ng gzeer een m del zeeringewikkelde ingewikkelde 44 aanduidingen van den heer Kegge af. (Camera). -— 105 Wanneer Wanneer een adj. adj. + § 165 + subst. naamw. deel deel van van een een gezegde gezegde is, is, heeft heeft het het § subst. naamw. attributieve adj. dezelfde functie attributieve functie als als het het praedicatieve. praedicatieve. Er verschil Er is geen verschil tusschen: Die jongen jongen is lui. lui. — - (praedic.) (praedie.) en en 't Is 'n luie jongen. -— (attrib.) als antwoord antwoord op op de de vraag vraag:: Hoe Hoe kom toch, dat dat hij gezakt gezaktisis) kom 't't toch, ? — Het »eigenlijke »eigenlijke gezegde» gezegde« is hier hier »luie». »luie«.44 Deze Deze functie functie heeft, heeft, bij bij zware zware accentuatie, het het attr. attr. adj. vooral vooral in in de de omgangstaal, omgangstaal, niet alleen als als deel deel van een »naamw. »naamw. gezegde», gezegde«, maar ook bij een een lijdend lijdend voorwerp: voorwerp: Je hébt geviiarlijke stréek uitgehaald. hèbt daar daar 'n 'ngev:iarlijke uitgehàald.En lang niet niet altijd altijd is is de de zware zware accentuatie accentuatie voldoende voldoende verzwaring verzwaring van van den den vorm; vorn:; in gevallen als deze vooral vooral grijpen grijpen we we naar naar adv. van van graad, graad,supersuperlativische lativische praefixen, praejixen, en de superlativische superlativische verbuigingsvorm: verbuigingsvorm: 't Is Is 'n 'n vers verschrfk mie jongen. — - Je Je hebt hebtdaar daar 'n 'n bb~r gev:iarlijke stréek uituitc h r'i k kkelij e l ij k lïtie g r gevííarlijke jóngen.—- JeJehebt hebt daar stréek gehàald.— - 't'tIsIs'n'na aaartslûie gehaald. r t s l u i e jongen. daar eeneen á l áIlerge l e r g e v áváarlij a r l ij kkste s t e stréek uitgehaald. uitgehàald. — § 106 I111. van een een adj. is is de de onderscheiding onderscheiding van van een een eigenI I . De eigenlijke § functie van schap. De spreker spreker kan zich daarbij daarbij verlaten verlaten op z'n z'n zintuigen, zintu;gen, op opz'n z'nververschap. ,
—
—
1 Zie Zie§§336. 336. 22 Zie Zie §§ 179. 179. 33 De vorm vorm van vanden denzin zin is ook ingewikkeld ingewikkeld;; dat datisis het geestige van van vgJ.verder verderde deverbinding verbindingvan van »'t »' t Is» ls« met praedicaatsnomen: praedicaatsnomen : §§268. 268. passage. 44 vgl. deze passage.
77
standelijk hooge mate mate z'n z'n gevoel laten standelijk oordeel, oordeel, maar maar hij hij zal zal bovendien in hooge uiten, 'n'nwaardeering waardeering uitspreken. uitspreken. Dat Dat is is in inde de meespreken, meespreken, z'n z'n sensatie uiten, hier geciteerde geciteerde gevallen duidelijk duidelijk:: de zware accentuatie accentuatie en en andere andere ververzwarende vormen zijn van weerslag. Behalve van het van de de gevoelswaarde het gevoelswaarde de weerslag. gevoel, dat datden denspreker spreker(schrijver) (schrijver) bezielt, bezielt, isisde defunctie functieafhankelijk afhankelijkvan van de beteekenis beteek.enis van vanhet hetverbonden verbonden substantief, substantief, en en ten tenslotte slottevan vande deetymoloetymoloadjectief zelf. De De etymolog. etymolog. beteekenis beteekenis van van 't't gische gische beteekenis beteekenis van het adjectief adj. »goed< )}goed« bijv. is waarschijnlijk waarschijnlijk »passend», )passend«, »geschikt )}geschikt (voor)», (voor}«, zooals nu nu nogm: nog in: »Dat latere beroep.» beroep.« — - »Een »Een goede rechtspraak voorbereiding voor je latere rechtspr aa k »Dat werk werk is een goede voorbereiding volk« (G. d. W. W.)draagt draagt bij bij tot tot het het welzijn welzijn van een volk» ) Maar het beteekent beteekent groot groot in: Hij nam een goeie portie.portie. — voordeelig voordeelig in: Hij hoopte een goeie koop vendutie. -— koop te doen op de vendutie. goedaardig goedaardig in: Wat is hij toch een goeie man! — 1107 adj., die die een een kleur zintuiglijke waarneming berust de functie van adj., § 107 Op enkel zintuiglijke omschrijven: omschrijven : Witte dç zon. zon. — - rood fluweel. Witte muren. -— de gele strepen op z'n broekspijpen schitterden in dg -— groene luiken. -— purperen purperen kwasten. Op enkel verstandelijke de functie functie van van»stoffelijke» »stoffelijke« adj. adj. verstandelijke overweging berust de en adj. die den oorsprong oorsprong omschrijven: Een vilten z'n houten hoed. -— een ijzeren ijzeren wandelstok. wandelstok. -— de manneren vilten hoed. marmeren waschtafd. waschtafel. -— z'n pijpje. -— }apansch SchotscM dichter. f apansch verlakt. -— een Schotsche dichter. -— de Hollarulsche Hollandsche mail.mail. — 1108 indruk van van het gezicht, gezicht, het hetgehoor, gehoor, den Verrewegde de meeste meeste adj., adj., die een indruk § 108 Verreweg smaak, de de tastorganen tastorganen omschrijven, van het het omschrijven,wekken wekkentevens tevens het het besef besef van tegengestelde zwaar-licht, ruig—glad, ruig-glad,ruw—glad, ruw-glad, op : donker-licht, tegengestelde op: donker—licht, zwaar—licht, open-dicht, hoog-laag (geluid), schor-helder, dik-mager,dik—dun, dik-dun, open—dicht, hoog—laag schor—helder, dik—mager, lang-kort, vol-leeg, scherp—stomp, scherp-stomp, scherp scherp-bot, zwaar-licht, zwaarlang—kort, vol—leeg, bot, zwaar—licht, zwaar— tenger, nat-droog, nat droog, etc.etc. — Sommige adj. zelfs zijn negatief, Sommige duiden aan, aan, dat dat iets ietsontbreekt: ontbreekt: negatief, d. i. zij duiden kaal, naakt, traag; traag;donker, donker,mat, mat,schor, schor,leeg; leeg; z'n sjofele jas, kaal, naakt, jas, z'n sloome gezicht, 'n 'n stijf stijf been. — l endedez radj.,als schor, 1109 Verschillende dezer adj.,§109Verschials kaal,sjofel, sjofel,sloom sloom omschrijven schor, traag, kaal, vaak géen zintuiglijke zintuiglijke waarneming waarneming meer, meer, maar maar enkel enkel een een sensatie van vaak géen den spreker (schrijver). (schrijver). Bij andere adj. isis dit dit altijd den spreker Bij andere altijd het geval: plomp. plomp. Voor de meeste Voor meeste litteraire litteraire schrijvers schrijvers hebben hebben ook ook kleumamen zeer kleurnamen een een zeer bepaalde gevoelswaarde. —
—
—
78
§ 110 In hartstochtelijke uiting en in litterairen stijl wordt door tegenstelling van adjectieven óf plastische schildering èf hevig effect bereikt: Zoo'n gróote vent ... en dan zoo'n klein kind plagen! — Toen eindelijk een schaduwig stadsbeeld verscheen onder een schaar van helle wolkjes (v. Looy). — Het wilde zwijn naderende, stak zij het koude glinsterende staal in de borstelige huid (Steenhoff-Smulders). — En 'k zoek Uw volken volle rijk, {{ 0 vorst, en in mijn naakte handen ► { Draag ik noch kroon noch kroon gelijk. (Verwey). — 111 In dichterlijke omschrijving§ wordt het effect versterkt door verbinding van -
verschillende substantieven, ieder met een adj. van verwante beteekenis : En in dit klaar water ... Ziet ge niet die helle kleuren van de oogen.
—
Vooral »negatieve<< adjectieven: 't Was stil over de wereld ... En z a c h t, zooals een hand zich zacht beweegt, {{ Ging daar een venster open, en een jongman staarde in den grijzen ochtendschijn, i{ en op het grauwe water dat ver choof (Gorter). — In donkere diepten zie 'k de trage schepen varen (de Cneudt). — »Dag Papa» — sprak haar matte stem in de schemerende kamer, waar alleen het vuur in den haard en een hoeklanip een onzeker licht verspreidden (Arm.). —
Herhaling van het zelfde adj. versterkt den indruk 1 : in de zwarte nacht is een mensch aangetreden {{ de zwarte nachtwol ken vlogen {i dezwarte loofstammen bogen {{ de wind ging zwaar in de zwarte rouwkleeren (Gorter). —
Coördinatie van synonieme adj. (zie variatie § 78) voor éen subst. eveneens : Maagre figuren rillend in het graauwe 11 Schaamle gewaad van bi tt erheid en nijd (v. Eeden). — Al die bleeke, gele en v a 1 e Indischgastgezichten (G. d. W.). —
Subordinatie van een adverbium eveneens : doorzichtig blauwe nevelen. — Gaat langzaam nu — in plechtig tragen gang (v. Eeden). —
Het wordt praefix 2 : — Ook andere versterkende praefigeering 3 is mogelijk :
dof blonde krulletjes. — grijsblauwe oogen.
Zooals twee rozen ... {{ r o z eroode r o z en 4 tusschen groene blaan (Gorter). — 0 Z o n n eblonde Apri l (H. Swarth). — § 112 Talrijk zijn de adjectieven bij namen van personen en dieren, die een
algemeenen indruk omschrijven : dood—levend, oud—jong, arm—rijk, wild—tam (mak, rustig), gezond—ziek, knap—dom (leelijk), mooi—leelijk, kras, fatsoenlijk, suf, stil. Er zijn er, die enkel een sensatie weergeven: Wat 'n lamme kerels zijn jullie! — Die drommelsche jongen ! — Dat stomme dier !
—,
vooral bij vocatieven: zie § 323d. Bijna altijd drukken deze adj. een sterke mate van gevoelswaarde uit, behalve hun eigenlijke beteekenis. Adjectieven bij namen van dingen, die een algemeenen indruk omschrijven, zijn: oud—nieuw, vroeg—laat, officieus—officieel, gewoon, druk. I
Zie § 76. 2 Zie § 40. 3 vergelijkende praefixen. 4 woordherhaling.
79
Bijna onvermijdelijk echter wordt wordt 'n 'n waardeering zuiver zand, waardeering uitgedrukt: zuiver sterke pennen, leuke meubels, deftige kamers, geestige oogen, pogen, Jijn fijn goud, sterke mooie wagens, 'n ruim gevoel, 'n prachtige prachtige plaat, frissche wagens, 'n gevoel, 'n plaat, 'n zoele wind, frissche regen. — - 'n Somber Somber gezicht, 'n raar raar geluid, wilde manieren, stijve stijve gebaren, 'n stugge houding, 'n domme domme opmerking, zwoele zwoele luchten, gemeen fabrieksgoed, nachtboot, 'n 'n schunnig pakje, goed, 'n schoreme pakje, 'n domme domme opmerking. schoreme nachtboot, Medelijden bros (broos), teer. Medelijden uit zich in: bros Opm. toon van het adj. in: Affijn, Affijn, weet weet verachting blijkt uit den nadrukkelijken nadrukkelijken toon Opm. Diepe Diepe verachting ik. watikik.allegaar allegaaruituitheb hebgedacht gedachtom omananzoo'n zoo'na -a- k-e-I-i-g komme, voor ik nog wat k- e-1- i ,- g kossie tete komme, me wijf wijfen ende deJonges jonges (Bru.). (Bra.).
§ 113 Talrijk een maat van 't substanTalrijk zijn zijn ook de adjectieven die een maat of de mate van tivisch begrip omschrijven. omschrijven. Het Het gewone adj. is hiervoor hiervoor groot-klein: een groot klein : een groot (klein) huis. -;; bij groot mate van 't subst. begrip begrip bij aanduiding aanduiding van de mate (geringe) vermoeidheid. is de de tegensteling: tegensteling: groot-gering: groot gering: groote groote (geringe) vermoeidheid. -— Andere tegengestelde adj. zijn: zijn: lang-kort, breed-smal,zwaar—licht. zwaar-licht. Andere tegengestelde lang—kort, breed—smal, Andere adj. voor de groote maat (of (of mate) mate):: geweldig, hevig, hevig, diep, diep,hoog, hoog,flink, flink, danig, eeuwig, wijd. wijd. Vooral klankrijke klankrijkevreemde vreemdewoorden woorden: danig, eeuwig, : k okolossáal, l o s s á al, piramidáal, inténs, enórm, imposánt. Sommige adj. zijn in dezepiramdl,ntéseoimpa.Sgedjzin 'n stijve De beteekenis beperkt tot weinige subst.: subst. : een harde harde regen, regen, 'n stijve bries. bries. De bruikbaar; vooral vooral ook ook zwaarwichtige zwaarwichtige afleidingen afleidingen als: overal bruikbaar; meeste zijn overal reusáchtig, Qmvángrijk,langdurig, langdllrig,wonderlijk, wónderlijk, wonderbáarlijk, e. d. De De maatreusachtig, omvangrijk, wonderbaarlijk, aanduidende adj. adj. worden aanduidende worden veelal versterkt versterkt door een adv. van van graad: graad: bijbijeindeloos (lang (langbij bijv.), buitengewoon;heel, heel, erg; soms zonder, zeldzaam, zeldzaam,eindeloos v.), bar, buitengewoon; (ruize-). door praefixen: praefixen: reuze- (ruine-). Andere adj. adj. voor voor de kleine maat mate) zijn: gering, matig, matig, miniem, maat (of mate) petiterig. Over adj. adj. in den vorm Over vQrm van van comparatief superlatief: zie zie&& 118. comparatief en superlatief: 118. — —
—
§ 114 In de plastische plastische beschrijving worden verrassende, onverwachte adjectieven verrassende, onverwachte gebruikt. Zij verrassen den lezer door hun ongewoonheid, ongewoonheid, en zijn plastisch, plastisch, omdat door den verrassenden verrassenden indruk indruk een eenzintuiglijk-waarneembaar zintuiglijk-waarneembaarbeeld beeld wordt gewekt. Vooral Vooral voor voor visueel visueel-waarneembare worden waarneembare eigenschappen worden adj. aldus overdrachtelijk overdrachtelijk gebruikt: Daerin schrijft schrijftnu nugeen geenvogelvlugt vogelvlugt11 Heur Oaerin Heur schaterende = wriemelend. schaterende wemelspooren wemeispooren (Poot) (Poot)= -
In de In de vale stilte 11 Kromp mijnhart hartsamen samen(H. (H.Roland Roland Holst) Holst) ==eentonig, eentonig,onverbroken. onverbroken. stilte Kromp mijn zachtjes door de de bronzen v. Scheltema) Scheltema)= bronsklettrig. — - Het Hetbreed breed - 'k Sloop zachtjes bronzen wei (A. v. = bronskleurig. gewelf, door rossen gloed beschenen gewelf, beschenen Is Is ruig ruig van stugge stugge pegels spits.pegels (Perk)= hard hard en spits. --
80
Door dezeoverdracht overdracht wordt functievan van 't't adj. uitgebreid. Door deze wordt dede functie uitgebreid. 1 is ook ook het het geval geval bij bij de de hyperbolische hyperbolische metaphora: metaphora: Dit is (N. R. C.) Maloneywas was(bij (bij 't'tboksen) boksen)zeer zeersnel snelen enaccepteerde accepteerdealles allesop opzijn zijn ijzeren ijzeren kaak kaak(N. C.} Jim Maloney kan ook ook gebeuren gebeuren dat een een adj., adj., dat dat geïsoleerd geïsoleerd is bij bij weinige weinige subst., Het kan wordt verbonden verbonden met met een een subst. subst. van vanandere anderebeteekenis: beteekenis: plotseling wordt Jamjes ... met lange lan~e sigaren sigaren in in opzienbarende opzienbarende meerschuimen meerschuimen pijpen pijpen (Bru.)= (Bru.)=reusachtig reusachtig Jantjes mededeelingen, etc.) etc.) - En Entoen toendaar daardoor doorden denmorgendamp morgendamp " opzienbarende mededeelingen, (gewoonlijk: opzienbarende nevelbol der zon Enlich lichtte omfloerste lamp II11 Bloedrood door 't'tneveltt e als een omfloerste De bol zon kwam kwamrijzen rijzen11 En (gewoonlijk: omfloerste omfloerste oogen, trommen). trommen).grijzen (Bastiaanse) (gewoonlijk: de laatste laatste twee twee voorbeelden voorbeelden wordt wordt de de etymologische etymologische beteekenis der der adj. adj. In de opgefrischt. opgef rischt. Ook Ook archaleke archaïeke adj. adj. hebben, hebben, in in litteraire litteraire beschrijving, beschrijving, vaak vaakplastische plastische uitwerking : uitwerking: Want 't't schip schip ging ging vóor voor hen hen uit uit in in't'tdónkerté dónkertè verhólen verhólen (Bru.). -— Het Het duister duister dekt dekt met met Want schel azuur azuur (Perk) (Perk) 2. 2._ fulpen nacht het schel voornamelijk»onderscheidend »onderscheidend«van zooalsbijv. bijv.in in:: << van functie, functie, zooals § 115 Het attr. adj. is voornamelijk zee). s p o e 1 e n de zee verder dan dan in de de hun eiland om omspoelende zee (= (=in in de de nabije nabije zee).Zij vischten niet verder in het het verband verband van van den den zin zindiep diep verborgen verborgen zijn: Deze functie kan in een grasgroen grasgroen eiland, eiland, laag laag en en plat plat op op de de omspoelende omspoelende zee (Bru.). Tessel, een krijgt het adj. adj. z'n z'n functie functie van vanaanduiding aanduiding eener eener eigenschap der der zee Hier krijgt van het land. Door door de tegenstelling tegenstelling met met de adj. adj. laag en plat plat van het land. Door die die door me:ledeeling, waardoor de tegenstelling voegt voegt het adj. nog iets toe aan de mededeeling, onmisbaar is het adj. niet beschrijving duidelijker Maar onmisbaar niet meer. meer. Het Het duidelijker wordt. Maar verfraait de schildering, schildering,door doorhet het»effect<< »effect« der tegenstelling. tegenstelling. Deze Deze verververfraait de fraaiende functie hebben adjectieven adjectieven vooral vooral in in epischen stijl: kimmen bespoelende zee (Aug. Er was een ruimte om het het schip, schip, wijder wijder-dan alle verten verten der der kimmen-bespoelende dan alle Wit).de Wit). functie. In Ook hier heeft het nog nog maar maar een een schaduw In schaduw van tegenstellende functie. Ook hier dien epischen stijl echter kan het adj. de de laatste laatste rest rest van vanonderscheidende onderscheidende landbespoelend, kimmenbespoelend, of landbespoelend. functie verliezen. Wordt Wordt bijv. het het adj. adj. kimmenbespoelend, steevast verbonden aan het subst. zee, onverschillig wat de aard is van den 3 ). Deze verzin, dan enkel versierend versierend(epitheton (epithetonornans ornans 3). verdan is het functie-loos, enkel zooals bijv.: pleonastische, zooals anders gebruikt dan de pleonastische, sierende sierende adj. zijn heel anders Wij u i st hei van d vanditditgegeven gegevenopopdedestatistiek statistiek objectieve jjuistheid Wij gronden onzen twijfel aan de objectieve van Ministerie (N. (N. R. R. C.). C.).van het Ministerie (logischen) stijl stijl zijn In betoogenden betoogenden (logischen) zijn pleonastische pleonastische woorden woorden als als dit dit adj. adj. overbodige overbodige woorden. ^(
—
—
—
—
-
—
—
1' 't Is Stuggeharen haren bijv. zijn ook »hard »hard en en spits».Daaraan spits«.Daaraankan kan Perk gedach gedach niet altijd zeker. Stugge Is niet Dezen naam tegenover schel. 33 Dezen beteekenis tegenover hebben. 22 Het adj. fulpen staat klank en beteekenis staat door klank geeft men meestal meestalaan aandede adj., nog schaduw dertegenstellende tegenstellendefunctie functiehebben hebben geeft men adj., diedie nog eeneen schaduw der bewaard, zinnen. bewaard, zooals zooals in in de geciteerde zinnen. -
81
§ 116 In den zin kan het adj. metonymisch gebruikt worden, d. w. z. het staat bij een substantief, dat ma het subst. waar het eigenlijk, bij behoort, pleegt te worden verbonden: Het was een eigenaardigheid van hen allen: hun prikkelbare toon (Arm.) de toon van Prikkelbare menschen. — Metonymisch kan het adj. ook worden gebruikt bij verkorting van den zin (vgl. § 409). Ged. Staten zijn het met B. en W. van Middelburg eens geworden over de veroorloofde winst (N. R. C.)= over de vraag, welke winst veroorloofd is. — —
§ 117 IV. Er zijn een groot aantal adjectieven, die attributief worden verbonden, maar geen eigenschap van het substantief omschriiven; zij hebben den vorm en de plaats van een attrib. adj., maar niet de functie. Een hunner kenmerken is, dat zij niet in vergrootenden en overtreffenden trap worden gebruikt ; dat i3 echter ook met sommige andere adjectieven het geval. 1' onbepaalde telwoorden (adjectivisch verhogen woorden, maar met tellende functie). a. bij een meervoud, zonder Edw.: geen, sommige, ettelijke, verscheidene, verschillende, alle. — b. bij een meervoud, met en zonder lidw.: eenige, veel (vele), weinig(e), enkele, ontelbare. — C. bij een enkelvoud, zonder lidw.: elk, ieder. 2° rangtelwoorden : de eerste, de tweede etc. 3° onbepaalde voornaamwoorden, die aanduiden, of het subst. al dan niet in z'n geheel wordt bedoeld (als zij een maat of mate aanduiden, is het geen maat (mate) die met die van een ander subst. wordt vergeleken 2): gansch, heel, half, dubbel. — in het enkelvoud: al(le), veel, weinig, geen. 3 4° andere onbepaalde voornw.: (de) een of ander, zeker(e), eenig (in onver. bogen vorm). 5° nadrukkelijk voornw.: de éigenbjke moeilijkheden kómen nog. 6° terug- of vooruitwijzende voornw.: zulke, dezelfde, andere, dergelijke, zoodanige, dusdanige. 4
Zie de adj. § 123. 2. Zie § 113. 3 Ook gescheiden: gansch het land, al de suiker. 4 Zie ook § 123 ; 349 ; 345.
1
82
DE COMPARATIE (vergelijking in drie trappen). § 118 Het adjectief kan door de uitgangen -er, -st, naast zijn gewonen vorm, drie trappen onderscheiden. Dezelfde onderscheiding kunnen we in het Nederlandsch ook uitdrukken door omschrijving. Men noemt deze vergelijking in drie trappen comparatie. In de hier volgende paragrafen bespreken we de comparatie van het adj. in al zijn functies, en de comparatie zocwel door de u;tgangen -er, -si als door omschrijving.
De comparatiej. § 119 De comparatieve u'tgang -er dient, om de graden van een eigenschap te vergelijken: je bróer is dom; maar jij bent ('n) nog dommer (ventje). Het adj. »dorn in den eersten zin is de »positieb; de »comparatieb duidt den hoogeren graad aan. Maar de compara t ief kan ook een verge lijking met het tegendeel omschrijven: Je broer is dóm; maar jij bent ('n) verstandiger (ventje). In dit geval is toevoeging van het versterkende adv. van graad mop( niet mogelijk. In beide functies kan het comparatieve adj. worden versterkt door adv. bep. van graad als: veel, wat; 'n beetje,'n bod; tien procent; 'n halve meter, n half pond etc., al naar gelang van de beteekenis van het adj. De toevoeging dezer bepalingen is echter voornamelijk beperkt tot het praedicaiieve adj.: De oplossing was 1 0 % sterker. Maak hem 'n kopje kleiner. Vooral de bepalingen van substantiv. vorm worden bij het atiributieve adj. vermeden, om de opstopping van lidwoorden: de een half pond zwaardere kaas. — een een half pond zwaardere kaas. — Wè1 zeggen we : 't Is 'n veel warmere kamer. — —
—
'
—
—
Opm. Een versteende bepaling van graad is des te, vooral gebruikelijk in correlatie met hoe : Hoe zieker hij is, des te gemakkelijker patiënt. —
Het gebruik van den comparatieven uitgang geldt ook voor odverbia: Wat rijdt hij toch langzaam; wij doen 't veel vlugger.
—
Vooral bij de adverbia komen kmregelmatigeq comparatieven voor:
graag—liever, weinig—minder (min), veel—meer, dikwijls—vaker tivisch: goed—beter.
3 . Adjec
Over de waarde van attr. en praedic. adj. zie § 105. 2 vgl. § 357. 3 » Vaale is in Holland ten Z. van het Y ongewoon, maar om zijn comparatie is het een practisch woord.
83
= Opm. we dubbele dubbelecomparatieve comparatievevormen vormen:: beterder (in dialect), dialect),meerder meerder= Opm. Hier vinden we 10 talrijker (in de beteekenis beteekenis verscheidene een germanisme). germanisme). verscheidene is het een 1° grooter, grooter, 'lP 2° talrijker
van een De comparatieve vorm kan, ambtelijke taal vooral, vooral. de de functie van kan, in ambtelijke comparatieve vorm gemiddelde, positie! aannemen. Men Men.vergelijkt vergelijkt dan dan oorspronkelijk oorspronkelijk met met een een gemiddelde, positief een norm: norm: Hij Hijverkeert verkeertgraag graaginin hoogere hooge r e kringen.kringen. — Dit is nog vergelijkend, nl. met met:: dan z'n eigen eigen kring. Dieserviezen serviezenvindt vindtmen menalleen alleeninindede kring. --- Maar in: Die hoogere - is de comparatieve Vgl. verder: verder: functie dood. Vgl. comparatieve functie hooge r e standen. --omvangrijker vorm De burgerlijke burgerlijke wetgeving in in engeren of ruimeren - Uitgaven Uitgaven in in olTIIJaTIgrijker ruimeren zin. — werken altijd Kamer. — - 11 altijd ietwat ietwat enerveerend op de Kamer. Opm. is: Op Op Opm. Een Een versteende versteende comparatief comparatiefin in de de Holl. Holl. volkstaal, met positieve functie, is: die lage gronden, daar steek je je ze ze zadder heb 'r 'r zadder. - 22 zadder. — zadder (Bru.). -— Ik heb
De comparatief comparatief wordt uitgebreid uitgebreid door door een een vergelijkende vergelijkende bepaling, bepaling, die die ingeleid wordt door door dan (of als) 3: 3 Hij (bent). - 'k 'k Heb Heb wel wel gevochten gevochten met sterkere jongens JIJ met sterkere jongensdan dan jij sterker da dann jj ijij (b ent). — Hij is sterker (bent). Ook voor vergelijking vergelijking van twee eigenschappen eigenschappen van van éen éen subsi.: subst.: beter voetballer dan Hij is beter dan leerling. leerling.§ 120 comparatief kan worden worden omschreven adv. meer. 120 De comparatief door het adv. meer. Deze omomschreven door schrijving comparatieven vorm vorm op op -er. schrijving concurreert concurreert met met den comparatieven er. Deze adv. bep. is aanvankelijk adv. adv. bep. bep. bij bij het gezegde, gezegde, niet bij het adj. (adv.) in in 't't bijzonder. de verbinding: verbinding: bijzonder. Dat is nog nbg het geval in de Ik vind vindz'n z'noptreden optredenmeer meer d6m brutáal. dóm dan brutaal. waar »meer<< l)meer« dezelfde l)veeleer«, »eerdere. l)eerder«. In In atfrib. dezelfdefunctie functieheeft heeft als als »veeleere, attrib. verbinding komt deze vergelijking vergelijking zelden Cn meer brutaal zelden voor voor ('n meer dom dom dan brutaal optreden n.l.). -— optredn.l) kan zijn, zijn, dat dat in inverbindingen, verbindingen, waar meer nog bepaling bij het heele Het kan waar meer praedie. adj. gezegde is, langzaam aan deze bepaling bij het praedic. adj. ging behooren, en dat naar naar het het voorbeeld voorbeeld van vandeze dezepraedicatieve praedicatieveverbindingen verbindingen de deomomgeworden bij bij attributieve: attributieve: schrijving door meer meer ook gangbaar is geworden Deze kwestie kwestie is meer álgeméen kwestie van van meer algemeenen algemeenen aard algemeen (dan (dan bijz6nder). bijzonder). -— Een kwestie werd werd nog nog aangeroerd aangeroerd..• ... (N. R. C.). Bovendien vertaling uit het Fransch F ransch of of Engelsch Engelsch de deneiging neigingtot tot Bovendien kan kan bij bij vertaling omschrijving worden worden aangewakkerd, aangewakkerd, vooral vooral wanneer wanneer men men ook ook het adj. adj. omschrijving zelf in z'n z'n vreemden vreemden vorm vorm overneemt. overneemt. De Decomparativische comparativische uitgang uitgang -er is natuurlijk natuurlijk in in veel veel gevallen een te te zwakke zwakke formeele formeele aanduiding aanduiding van de de vergelijking. De omschrijving vergelijking. omschrijving door door meer zal echter echter niet niet kunnen kunnen con:
—
—
-
—
—
1 Rechter en enlinker linker zijn geen comparatieven. comparatieven. dialecten gangbaar.
84
oorspr; een d. 2 Zat heeft oorspr:
I
3 Als is in vele
3
curreeren met de verzwaarde vormen: nog grooter, veel grooter, nog veel grooter. Opm. Woorden die niet van oudsher in comparatieven vorm mogelijk zijn, zullen, wanneer ze adj. worden, gemakkelijk de omschrijving door meer aannemen: de participia. Zie § 191.
De omschrijving door minder voorziet in een behoefte; voor de aanduiding van een geringeren graad (de verkleinende trap) bestaat geen andere vorm dan de omschrijving : Minder gewenschte praktijken bij het aanwerven van verzekerden.
—
De superlatief.
§ 121 De superlativische vorm op -st dient om den hoogsten graad van eigen-schappen of van een eigenschap te bepalen. 1. De attributieve superlatief wordt meestal gebruikt zonder nadere aanduiding van de vergeleken eenheid of veelheid : Het was z'n jongste zoon. -2. De gesubstantiveerde superlatief (en deze vooral in praedicatief gebruik) wordt meestal nader bepaald door de noeming van de vergeleken eenheid of veelheid : Met den jongste van z 'n zoons kon hij niet opschieten. — 't Was de jongste van z'n zoons.- 1 Ook hier is de genetief beperkt tot ongewone taal 2 : de laatste der Mohicanen. — 3 . Als praedicaatsnomen wordt de superlatief voorafgegaan door de of 't : Hij is de domste. Hij is 't domst(e). Worden verschillende graden van de eigenschap van éen subst. vergeleken, —
—
niet door de: Hij is 't domst(e) als hij op school is. 3 -
Tot den poëtischen stijl beperkt is -1 praedicatieve superlatief zonder de of 't: Kiest gij den toestand die hun schilderigst wil schijnen (Penning). — Maar zang dien zoetst ik prijze 11 Vloeit niet dan voor den vreê. —
4. Adjectivische superlatieven worden niet alleen van adjectieven, maar ook van adverbia gevormd : de bovenste, de onderste, de buitenste, de binnenste. Ook : 't naaste oogenblik. -- Merkwaardig is : de middelste. Een algemeen gebruikelijke vergelijking in drie trappen wordt gevormd door : de eerste, de volgende, de laatste (leste). — Opm. De eerste is een afleiding van het b ij w. eer. 1 Zie attr. bep. § 250. 2 Zie § 96 enz. 3 vgl. ook: Holland op z'n smalst. — Zoo is hij op z'n best.
85
5. Adverbiale superlatieven hebben hebben verschillende verschillende vormen vormen;; vooral: vooral: 'tt Adverbiale superlatieven vlugst, op Ongewoon is: ten spoedigste. op z'n vlugst. Ongewoon Opm. Zonder' Zonder 'tt komt voor: lie/st. liefst, vooral midden in den zin: Zd Opm. l.10o vel' et ver zou ik ik liefst liefstni niet vaan. -— Dit bijw. gaan. bijw. heeft echter geen andere àndere beteekenis beteekenis meer dan i e ver. dan Ilieve r.
6. De superlatief die niet door vergeleken subst. bepaald (zie (zie 1.) I.) suhst. wordt bepaald is vaak niet vergelijkend; duidt dan dan een een zéer zéer hoogen hoogen graad aan (evenvergeliikend; hij duidt als in het Latijn) en heet absolute elatie}: absolute superlatief of elatief: Looy). -— 't Is Laat me blijven blijven in dit allerheerlijkst klimaat, dat me zoo zoo goed doet! (v. Looy). een - We zijn U ten fen zeerste dankbaar.e e n beste 1 kerel. — dankbaar. De begeleidende wijzen ook op de absolute absolute functie. begeleidende vnw. en lidw. li-dw. 22 wijzen 7. Versterkte vormen vormen van den superlatief zijn: het praefix aller- 3: 3 : 'n alleraller—
redeneering;; het hot adverbium verreweg en de herhaling of variatie: dwaaste redeneering variatie: bet mbste inlste of geMgste Ze hebben op den duur niet niet het geringste uitgewerkt uitgewerkt (N. R. C.).
algemeen gangbare gangbare nadere bepaling Een algemeen bepaling is relatieve zin: is de relatieve di e er in den winkel winkel te krijgen zijn. — De beste rozijnen die zijn.Opm. den kortst mogelijken mogelijl~en tijd. - Ook omOpm. Een niet zeer fraaie vèrsterking versterking is: is: In den schreven: In zoo kort mogelijken mogelijken tijd. — - De logische zijn: In den l~oTtsten logische vormen zijn: kortsten mogelijk i.ç. is. -— In een een tijd zoo kort als mogelijk mogelijk (is). -— tijd die mogelijk
§ 122 De superlatief worden omschreven superlatief b.n ka worden omschreven door meest; meest ; en wanneer hij absoluut (datief) ook door adv. als uiterst, bzïzonder, door, e. a. ,1: (elatief) is, ook bijzonder, door door en en door, 4
:
Hij werd ontslagen op de meest eervolle wijze. -— De meest eendrachti.qe eendrachtige samenwerking. - De miskenning van een der meest - 't Meest bekend is Mme Pompadour (N. R. C.). C.Í. — (id). -— Haar ridder was de dapperste en de in reëele waarden van zijn levenswerk (id.). meest
gevierde. -— Gelijk uit de voorbeelden komt de omschrijving voorbeelden blijkt, komt omschrijving vooral in ambtelijken stijl voor voor en bovendien bij woorden, waarvan waarvan eigenlijk eigenlijk geen geen superbegrippen, participia (Zie latief mogelijk mogelijk is: absolute begrippen, (Zie §§123). 123). Over de omschrijving door zinnen: zie § 83.
§ 123 Er zijn adjectivische adjectivische woorden, woorden, die een eigenschap omschrijven, omschrijven, waarvan waarvan comparatief en superlatief niet of of zelden zelden voorkomen: JO (maximale) begrippen: zorgeloos, gaar, leeg, 10 absolute (maximale) leeg, klaar, ceuwIg. eeuwig. 2° negatieve begrippen: blind, etc. etc. bes7riDpen:onecht, onect, blind, 3" kinderlijk. honigzcet, honigzoet, kletsnat. kletsnat. 3fi vergelijkenàe vergelijkende adj.: kindenliik, 4° aartsdom. 4° superlativische superiativisehe adj.: aartsdom. Deze superlatief heeft heeft de gevoelswaarde van een ge~patieerd. een harteiijke hartelijke waardeering. waardeering.2gespatieerd. Dit praefix praefix is genetief voortgekomen. 44 Zie Zie§§ 256; is door samenkoppeling samenkoppeling uit uit een ouden genetief »praefix« als »dood-o »dood-« ('n doodeenvoudig vraagstuk). ook door een »praefix# 1
3
86
5° participia, zoolang ze nog verbale functie hebben. 6° stoffelijke bijv. nw. Dit verhindert niet, dat, in het bijzonder in ambtelijke taal, de superlatief van dergelijke adj. voorkomt. Dit is een verschijnsel, tegengesteld maar toch ook verwant aan de, in denzelfden stijl opkomende, omschrijving door adverbia: Hij was een der dapperste en beleid volste aanvoerders van den Atjeh-oorlog (N. R. C.). — Het volledigst gebruik van deze stoffen werd bereikt, toen men er in slaagde . . . (id.). — Ze waagden het, de schennende hand te slaan aan een der bijzonderste A'damsche stadswiiken (id.). — Aralof staat bekend als een der onvervaardste Sowjetrussische diplomaten (id.). De absolute superlatief is natuurlijk heel gewoon. Bovendien: zoodra deze adj. in een verRelijkenden superlatief voorkomen, heeft de positief zijn maximale of absolute beteeker-:s verspeeld. —
DE FLEXIE VAN DE VOORNAAMWOORDEN. § 124 I u de persoonlijke voornaamwoorden: a. IL In de gesproken taal is de korte vorm alz ('le) regel; het vnw. staat pfo of enciitisch '• Bij nadruk, vooral in tegenstellend verband, zegt men ik, ook ikka of ikh. Deze zware vorm is ook gebruikelijk, als het vnw. ali6en een zin vormt, en in den zin als het volgt op een -k : »Dat merk ik dan wel.t( In de volkstaal is »ikke<( de vorm van het subject, dat erg met zichzelf begaan is: Ja, as ikke m'n Riekie niet had . . . nou, dan was Toon 2 allang na de kiele 3 gloof mijn! (Bru.). De verzwaarde vorm is : ik zelf; zelf is ook nog los van het vnw. gebruikelijk : Ikzelf heb het gezien 4 lk heb het zelf gezien. In de volkstaal: ik zelvers, m'n eige zelvers (zellevers). De verbogen vorm is, als datief of accusatief, mij (bij nadruk), korte vorm ms. De nadrukkelijke vorm is in dialect soms tot mijn uitgebreid: Mot ja mijn zien ! De genetief: M ij ne r zijt gij niet meer waardig. -- is verouderd en verheven. Fet is mogelijk dat mijn een kortere, oude, genetief is in: \Vat hand of hart bevat is niet meer mijn (Perk). — -
,
—
, —
—
1
Zie § 73 2 Voor den nominalen vorm, vgl. § 344. 3 naar de haaien. 4 Samenkoppeling.
87
De meervoudsvorm : wij, wa. Uit de versmelting van het enclit. vnw. en den werkwoordsuitgang ontstaan de vorm ma : Gaan we, gama, ma gans. — Een verzwaarde vorm voor den nadruk is : wijlie, wijlui; bijv. : Anders verjaagde wijlie 't wild voor z u 11 i e d'r wazze (Bru). De datief-accusatief is ons. De oude verheven genetief : onzer. § 125 b. Jij. Ook hier is de pro- en enclitische vorm ja, soms -i (hebbi, kommi ?) De datief-accus. is jou, korte vorm ja. De samenkoppeling met zelf is bij je ongewoon: Jij zelf hebt het gezegd. Je hebt het zelf gezegd. De zware vormen jij en jou klinken, door de functie van den tweeden —
—
—
persoon, nadrukkelijker, en vaak aggressiever, dan bij andere pers. vnw. Opm. 1. In den vocatief naast jij deugniet! ook jou deugniet; vooral voor (oorspr.) Fri ezen is jou gebruikelijker en vriendelijker dan jij. Opm. 2. Het oude du is verdwenen. — De versmelting van het end. gi (gij), ga met den werkwoordsuitgang tot di (dij), da werd in de 19de eeuw door sommige schrijvers misbruikt als archaieke vorm, ook voor het Vf. In het Brabantsch is da aangevuld door gij : Bliede gei nou veur 't ganske staon. — Gij (ga) is een verheven of oudere vorm, enkels. en meerv. Hei wordt ten Z. van de groote rivieren ook gesproken. Ga is vooral enclitisch : Zoo fleemdec ge en gij zaagt mij smeekend aan (Perk). — Wel Willem, wel jongen! Je ziet er toch smal uit. Zeker hebt ge met de maartsche buyen hier buiten al vrij wat kou opgedaan. Als je hier aan 't sukkelen raakte! (v. Koetsveld). Beleef de aanspraak is u. Het wordt kinderen tegenover ouders (en ouderen) geleerd. Maar ze ontloopen het graag, door omschrijving van den zin, —
zoo, dat het vnw. wordt vermeden ; het wordt ook wel vervangen door een titel of eigennaam: zie blz. 61 2 Meervoudsvorm : jullie; beleefde aanspraak u. § 126 c. Hij, zij, het. Korte vormen (bij hij alleen enclitisch) : i, za, at ('t). Verbogen vormen: hem, haar, hete; korte vormen: am, 'm; ar, dar; zas; at, 't. De enclit. vorm -i wordt met den werkwoordsuitgang -da samengetrokken tot -di ; deze nieuwe vorm komt ook voor achter sterke werkw.: toe kwamdi --- en zelfs achter den uitgang -da: Dat ontken da d i. Zonder twijfel wordt hierbij ook gedacht aan het aanw. vnw. die (na stemloozen uitgang -tie), terugwijzend gebruikt 4 vgl. : .
—
;
Stel dat de >kattebeier<< 'm hoort kloppen op z'n paaltje. Dan komt die er op af, en dan zegt ie ... (Bru.). — Van morge zag tie ineens (id.). — En astie dronken is, slaatie. ►
--
1 vgl. ma = wij § 124. 2 Voorbeeld van den datief : Het paard deed een zijsprong, toen de inlander het in de teugels viel (G. d. IV.). — 3 Voorbeeld: De voerman zwaait de zweep, ik hoor ze knallen (Perk). — 4 Zie § 343 enz.
88
eenvocalischen vocalischenuitgang uitgang(evenals (evenalsproclitisch) proclitisch)isis-i ~iongebruikelijk; ongebruikelijk;; Na een hiaat wordt verholpen door een overgangs overgangs -n: ~n: het hiaat had, telde telde nie nie mee mee op op den den steiger steiger (id.). (id.).Maar omdat ie zoo'n lef had, Verheven en .om verouderde verouderdegenetieven: zijner, harer. harer. genetieven : zijner, Verheven 1 . Vermeervoud heeft den vorm vorm zij, zij, ze. Datief-accus. Datief~accus. hen, hen, hun, hun, ze ze 1. Ver~ Het meervoud zwaarde vorm vorm en in de de volkstaal: volkstaal: (haarlui, (haarlui, heurlui), heur/ui), halle, halie, hullie, hullie, zullie. zullie. zwaarde deftige genetief genetief is is hunner (harer (harer ook, óok, voor voor het het vrouwelijk). vrouwelijk). De De encliencli~ De deftige tische genetief is nog, nog, verstard, verstard, bewaard bewaard als als »a »<Jr« r<< (dar) in: tische heb er eT vier vier gevonden. gevonden. - Honderde hebbe me me der der opgeraapt (Bru.). (Bru.).Ik heb d. Het reflexieve reflexieve (wederkeerende) (wederkeerende) vnw. is zich. zich.InInde devolkstaal volkstaalzijn zijnzware zware : hem, d'r. z'n eige, d'r eige; z'n eige zelvers. Vroeger, en dialectisch: d'r. vormen: dialectisch vormen : z'n eige, eige; z'n eige zelvers. vorm isisook ookhier hier:: zich zelf. zelf. Nadrukkelijke vorm reciproque (wederkeerig) (wederkeerig) vnw. toevoeging bij bij het het pers. pers. vnw.: vnw.: vnw. is, is, als toevoeging Het reciproque elkander, elkaar, malkander, malkander, makander, makander, makaar. makaar. --_. Verouderd, Verouderd, of onde onderr elkander, duitschen invloed: zich. duitschenvlo: (man), 2 § 127 127 2° de bezittelijke bezittelijke voornaamw. voornaamw. (possessieve pronomina): pronomina): Mijn Mijn (m;m),2 2° de haar(d'r), (d'r),onz(a), onz(a),jullie, jullie,uw, uw,hun hun(d'r, (d'r,d'rlui, d'r]ui, jou(w) (ja), (ja), zijn zijn (zen), (zan), haar jou(w) (mijn eigen, voeging van eigen (mijn hullie). door toe toevoeging verzwaring heeft plaats door hullie) . Een verzwaring etc.), met met nadrukkelijke nadrukkelijke of of uitsluitende uitsluitende beteekenis beteekenis;; zelfs zelfs met metsuperlatisuperlati~ vischen vorm: vorm: vischen Ze griende leve (Bru.). (Bru.).gri ende om d'r eigeste leve uitgangen als: In verheven verheven stijl vinden we we nog nog flexie flexie~uitgangen die telken d e 33 rust op haTe telken tij tijde hare trekken (Perk). Het metrum metrum doet hier veel veel aan aanaf af:: stem, al eindigde ook uw baan De vvriend mij verzet verzet zich zich tegen tegen 't'tzwijgen zwijgenII11 Van Van uwe stem, ri end in mij Penning).Penning). Archaïstisch dijnn:: Archaistisch is dij Zonne wie ik iksta stare mijne.Zon n e 11 op wie r e 44 ii11 Dijn' daden zijn de mijne. Het vrouw. vrouw. bezitt. vnw. vnw. heur is in litterairen litterairen stijl stijl ietwat ietwat plechtstatig: plechtstatig: heur zachte heur stem, ik Eerbiedig denk ik aan aan het het jong jongverleden. verleden.II11 Ik Ik hoor hoor heuT ik hoor hoor heuT Eerbiedig denk schreden II11 Op bloemengeuren stijgt stijgthaar haar 55 naam omhoog (Perk). (Perk).zachter, fluisterend. In deze regels regels is heur zonder twijfel twijfel zachter, fluisterend. —
—
—
—
-
—
—
—
—
Opm. be1itt. vnw. vnw.met methet hetlides, lidw.worden worden Opm. Evenals andere andere adjectiv. woorden kunnen de bezitt. gesubstanti veerd. (Zie §§ 25). gesubstantiveerd.
Ncg lOok van den den datief: mee ze cGt hebbe afgesnoept afgesnoept (= wij hun) (Bru.). -— 22 Nrg dit hebbe (= wij datte m datief : datte 1 Ook van zoo ook Zi1. za. 33 Vergelijk korter m;): de jongss jonges (Bru.). (Bru.). ---zoo Vergelijk ook de flexie ma: Voor ma wijf en de van blijkt hier, hier, dat dat haar archaistische vormen tevens. 55 Het blijkt van dit subst. 44 Vergelijk deze archaïstische niet om eentonigheid van van de de a-klanken a~klanken wordt wordt vermeden; vetmeden; ininhet hetbefaamde: befaamde: »heur om de eentonigheid haar kamde kamde zij# zij« vermijdt vermijdt men de volslagen herhaling.
89
§ 128 128 3° 3° de aanwijzende voornaamw. (demonstratieve pronomina). Deze Deze (dit), (dit), voornaamw. (demonstratieve die (dat); (dat); minder mir.der gewoon gewoon gene, gindsch(e). De rangschikking naar plaats plaats De rangschikking of tijd ten ten opzichte opzichte van vanden denspreker, spreker,die dit"deze dezewoorden woorden»aanwiizen<(, ~)aanwijzen«, wordt wordt in de omgangstaal bij voorkeur uitgedrukt uitgedrukt door door verzwaarde vormen: de omgangstaal bij voorkeur déze—h i è r, die—d déze-hièr, dfe-dàar; nadmkkelijk geaccentueerde geaccentueerde zware zware a a r ; of door een nadrukkelijk vorm dátte, dUte: date, date: En op dát zitte (Bru.). (Bm.). — - Hoe Hoedrommel drommel komt komt dátte?chit k60lland kóolland dàar, d A a r,daar daar1 motte ze zitte ddttc? — »Geef maar maar !« »Dîtte ?« f)itte?(( Het zwakker geaccentueerde geäccentueerde enkele (dit) wijst w ijs tterug te rug op enke le die (dat), deze (dit) het reeds reeds genoemde genoemde 2; vnw. die (dat) heeft ook ook kleineerende be2 ; het vnw. (dat) heeft teekenis! teekenis : Hier, wil "'11 jij jij 'm hebben hebben?? Die pennehouder bevalt bevált me niet meer. meer. — - 't Is hier altijd 'n herrie! Die j'>ngens ook I j6ngens ook! Oude flexie flexie-vormen versteend in in uitdrukkingen uitdrukkingenals als:: vormen zijn versteend In dier voege; voege ; te dezer dezer plaatse.plaatse. Terugwijzend 33 op een genoemde hoedanigheid is is de de functie functie van de aanw. vnw.: zulk(e), derg~lijk(e); dusdanig(e). In de omgangstaal derp,elijk(e); zoodanig(e), zoodanig(e), dusdanig(e). In de v:Joral met kleineerende kleineerende gevoelswaarde): gevoelswaardo): vooral zoo'n zoo ' n (vaak met We hebbe niks niks an an zoo'n ouwe voorlaaier (Bm.).(Bru.). Tegenstellend »ze/f«, dat bf tegenstellend tegenstellend isis>>zelf((, Tcgen3telle-ndisisander(e); ander(e); uitsluitend tritsluitend (exclusief) Of ook verhogen verbog';!D voorkomt voorkomt 44 : We zien de de coalitie coalitie der derkerkelijke kerkelijke partijen partijen en en die diepartijen partijen zelve voegen kraken kraken zelve in hun voegen - Er gaat den man man zélf. zélf.(N. R. C.). — gaat niets voor den Uîtsluitend zelfdê); in in verbinding verbinding met met als wijst wijst het dezelfde (een zelfde); Uits/uitenci is ook dezelfde vooruit: Dezelfde jas.Dezelfde stof aals 1 sdie die van van z'n z'n jas. — —
—
-
—
—
:
—
Opm. Vroeger ook in superlativischen vorm vorm:: 55 Eenighe Eenighc daaghen daaghett daernae daernaehervatten hervatten sij 't selfste selisie werck werck (Hooft). (Hooft).sif 't —
Aanw. voornw. voomw. komen ook zelfstafldig gebruikt voor; in hoogere taal taal vooral zelfstandig gebruikt in de de verbogen verbogen vormen vormen diens, dien. De genetief »dezes« diens, dien. De genetief »dezes» is is verstard in: schrijver dezes. dezes. De genetief des van het hervattende hervattende dat is (zeldzaam) is een (zeldzaam) archaisme : archaïsme: Des wete die ze sloeg, m6t mèt die ze ze U U kloeg kloeg alléen-alléen= daarvan Gossaert}.daarvan wete {G. (G. Gossaert). Een dezen = = in in dit dit geval. geval. Fen oude is de staande uitdr. in oude datief van dat dal is in dezen —
—
Opm. 1. 1. Het vnw. diens concurreert met het bezitt. vnw. zijn zi.in (haar), om twee twee »derde »derde 1 hervattend v. zie §§ 299. of poëtisch poëtisch:: eigen (in hervattend ad adv. 299. 22 Zie §§ 343. 33 Zie §§ 345. 44 Verouderd of d'eigen oogenblik). Dialectisch Dialectischen envroeger vroeger soms soms in in superlatitJischen d'eigen stond' stond =~op ='op 't zelfde oogenblik). superlativischen vorm. Ö vgl. vorige voetnoot, 5 vgl.
90
personen« onderscheiden:: 1 Mr. A. Prins Prins trad, trad, daar daar de de raadsman van verpersonen o teteonderscheiden was geworden, als diens plaatsvervanger op (N. R. R. C.). C.).— dachte ziek was de omgangstaal omgangstaal geldt als genetief: die z'n (die (die d'r) d'r):: 0, 0, nou nou begrijp begrijp ik, wie je Opm. 2. In de bedoelt.« »Precies; ;>Precies; nou, nou, en die z'n vader was was vroeger directeur van van de de zá,a6. záak«.bedoelt.< —
Deze en gene worden tegenstellend nevengeschikt. Deze 129 4° 4° de vragende vrag!mde voornaamw. voornaamw. (interrogatieve (interrogatieve pronomina). pronomina). Bijvoeglijk: Bijvoeglijk: § 129 welk(e). Ook Ook wat voor ('n), Cn), als naar naar de d.~ eigenschap eigenschap gevraagd wordt: weIi(e). voor 'n keukenmeisje keukenmeisje heb heb jeje?Wat voor ? Oorspronkelijk: Oorspronkelijk: je voor ooor 'n keukenmeisje keukenmeisje? ?- 2 Wat heb je Zelfsiandig gebruikt gebruikt:: wie, wat, weik(e) welk(e)3. verh~~ven 3 . De genetief wiens is (in verheven Zelfstandig stijl) zeldzaam: . . . ?? (Perk) i e n,n, eiki eik zult Wiens houwen zwicht zwicht ge eens eens?? W Wie zult g'op g'op de waterbanen schoren ... Algemeen gangbaar: wie z'n? vnw.zie zie§§379. 37G. onderschikkende vnw. Algemeen gangbaar: wie z'n? - Voor het onderschikkende Bijvoeglijk: § 13\) onbefJaaide voormv. voorm,. (indefinitieve (indehnitieve pronomina). pronomina). Bijvo~glijl~: f2 139 5" 5' de onbepaalde teeken.... . . Van zekere herouw geen sprake. -— Van een of ander teeken ze/?,ere zijde Van eenig teeken van berouw Wij ..•• vernemen wij ..I-Iet ndj.. »bepa ;>óeIJaald({ 1~:an onbep.. vnw vnvv.. zijn z~jn:: n onbep Het ad rild I'll Door de rekbaarheid rekbaarheid van het het materiaal materiaal kun je met een bepaalde lengte heel wat boorhen boomen on1spannen. -omspannen. —
—
DO:Jf iosvoeging '13./:. )}ook<{ weU? onbepaald: »ook:(:~3i welk onbepaald: toevoeging van Door sprake. Van r;;kshulp, welAell vorm vorm (dan) oook. o k, was geen sprake.rijkshulp, in we/ken ze, behalve (n)iets, iles. Men kan ze, Niemand, ('1.)iets,aHes. Zelfstandig Zelfstandig gCISr1li!~t: gebruikt:J.1é1eon, iien (n.)i;:;El8.lild, of (en.) (en) vnw. zijn rru-:n, tèlvl.noen-Len. no;.:!rr. CI1. rl.~ieuvie zijn:: (de, 't) een 0/ onbep. tehy. Nieuwe cnbep. onbep. vn'A'. men, eek col onh·ep. van >}GDk«: »ook<(: ander, deze .:.n -- I)oor Door toevoeging va.n beste. — eerste hei het beste. gene, het cerst.'2 c,:n 12cne, Wat baat het,:n (Penning). o o k te verzuren (Penning).in 't geniep wiens lot ook haat het, Ee~l functie verstard: V00 rrCAT functie Een zin is tot voor::('iv. wat er aan veranderen IIkk heb heb hem aan gareel van 't't paard zien zien voelen en 'k weet niet Wat aan 't gareel (C. Buysse). Over onde~schikkende vnw. zie zie §§384. 384. onderschikkende onbep. vnw. § 131 l:n 66" dE; bctrcklzelijfze vO:Jmaamw. voornaamw. de heLekkelijke deftigen stijl we (dat) wordt Het algemeen gcmgbare die (dat) wordt in deftigen wel vervangen vervangen algemeen gangbare door w0U,(e) i~etgzen. haven. en welk(e) \/o.n die is verheven stijl stijl een een volledig volledig stel buigingsvormen deftigen of verheven Van die is in
—
sprakeloos bij bij 't puin 11 1 Onduidelijk is b;jv. bijv. het bezitt. vnw. in: 't Vaarwel van 't hart, dat sprakeloos Waarin zijn aardsch verlangen ligtbesloten besloten 11 Z'n glimlach kent, heb ik haar nagezonden verlangen ligt (S. Anema).Anema). keiikenmeid hebm hebm ie?» "In ie?« —). -). Oorspronkelijk een een In Oostelijke dialecten ook wat (»Wat keukenmeid kat?». verbinding van wat+ genetief. Anglicisrne Anglicisme is (bij v. Looy) in: »Wat »Wat kat?(. is het (hij !vat+ partit. genetief. 3 Voor het gebruik, 287. gebruik,zie zieS287.
91
Een oude datief is wien, wie, die bovendien na voorzetsels nog algemeen gangbaar is : De man met wien gij spreekt. Een accusatief dien, die. De genetief welks is veelal onzijdig; vrouw. en meerv. welker. Hetgeen is oorspr. bepaling-aankondigend vnw. 1 : Hetgene, dat David zegt, wordt hier besproken (Marnix). Voor het gebruik der betr. vnw. zie § 379 enz. —
—
Opm. In de omgangstaal is ook bij deze vnw. de vorm die z'n (die d'r) in plaats van den genetief gekomen.
BI JZONDERE FUNCTIES VAN VOORNAAMWOORDEN. § 132 1° de persoonl. vnw. Vergelijkend en onderstellend zegt men: (A 1 s ik in je pláats was) zou ik het niet doen. — Overredend stelt men zich in de plaats van den aangesprokene en zegt, met , waar 'k de functie zwak geaccentueerd vnw. : »' k Zou 't niet doen<< —
verricht van den tweeden persoon. Het meervoud (wij, we) omvat meestal den spreker en den aangesprokene : Ik heb er niet aan gedacht, maar we loopen op verboden grond.
—
Ook omvat het wel den spreker, den aangesprokene en het verder aanwezige gezelschap ; deze uitbreiding wekt een gevoel van knusse gezelligheid : We gaan theezetten, vader! » riep Lot — »niet meer pruttelen — nu hebt u immers ineens twee dochters bij U ?» -In de volgende zinnen duidt de spreker door »we» zijn gezin of zichzelf en z'n personeel aan: Gezellig dat je komt. We zaten zoo alleen. — »Luister,» zei de kapitein, »we zullen je hier aan boord een werkje verschaffen, tot we toevallig een schip ontmoeten.» Dit meervoud kan een verzachte vorm zijn voor het enketv., dat ‘>te intiem» klinkt of ook te bruusk. Door hooggeplaatsten gebezigd, heet het pluralis majestatis. In litterairen of oratorischen stijl vat de schrijver (spreker) —
—
door het meervoud zich en zijn lezers (hoorders) samen; in het historisch verhaal z'n volk 2. -- De spreker kan den toehoorder als actief betrokken bij een gebeurtenis voorstellen,hoewel hij slechts belangstellend is. Het vnw. je (zwak geaccentueerd) heeft dan de functie van onbepaald pers. vnw.; het concurreert met »mer<<. 3 In de omgangstaal: Zoo'n zwaan is sterk. Alq je daar een slag van krijgt, nou! — 1
Zie § 349. 2 Zie Oefenboek. 3 Zie ook het slot van deze §, en § 134.
92
In journalistieke beschrijving: In de journalistieke Zoo klommen wwee al moeilijker over de hekken hekken — - doodsbenauwd doodsbenauwdals alsde degluiperige gluiperigepiraten p'lnten van 't prikkeldraad je vastgegrepen hielden in in je kleeren, die je dan losscheurde met wanwan~ hopige rukken (Bru.). —
De tegenstelling tegenstelling van van hij bij (hem) (hem) en enzij zij (haar) (haar)gaat gaatlang langniet nietaltijd altijdsamen samenmet met natuurlijke geslachten. die van de natuurlijk.e geslachten. Althans wanneer er dieren door worden aangeduid. voor beide beide geslachten: geslachten: aangeduid, staat hij (hem) (hem) veelal voor Die voor de de slachtbank slachtbank (v. (v.d. d.Bosch, Bosch,Leesboek LeesboekI I: 113). Die koe koe•.. ... hij is hoogstens goed voor : 113).
—
Ook het onzijdige het voor voor k.inderen het klinkt kinderen gaat licht over in hij of zij; zij ; .tiet in dit geval ietwat ietwat kleineerend. overgangvan van»het<< »het« op op »hij» »hij« kleineerend. Een aardige overgang door het het bezitt. bezitt.vnw. vnw.»zijn<< »zijn« vinden vindenwe weinin: : Wat lang een een kind kindgeweest. geweest.II11 Minnaar Minnaar van van sprookje sprookjeen enwonder, wonder,menig menigfeest feestI 11I Wat ben ik 11 lang Heeft het gevierd kleine Peel-gehucht; Peel-gehucht; Als 11 Als den herfst laat-avondshof-gerucht hof-geruchtHeft gevierd in 't'tkleine in in den herfst laat-avonds 11 Klonk langs zzijij nn venster, meende hij te hooren ij11 Ridders te paard paard (J. Reddingius). ReddinglUs). -— »Het ('t)» ('t)« is ook ook. onbepaald aanvankelijk een een geonbepaald (of onpers.) onpers.) vnw. Het zal aanvankelijk heimzinnig aangeduid, als als in: in: heimzinnig wezen hebben aangeduid, Daar ritsten Titslen dorre bI Aren II 11 00 angst angst!! daar tweevonken vonkenstaren staren I11I Het Het sist ... blaren daarschuifelt schuifeltiet iets:s: twee een adder (Perk). — - Dat Dat gesprek gerprek dat dat komt komt nader; nader; en en daar daar is is 't adder slingert slingert zich zich om 't been (Perk). ineens: »Manne, .Manne, geef je je over!» overl«Verder: . Verder : Daar zit 't 'm juist! juist! — - Ik geloof, dat jij jij 't geweest - 't Is vijf uur. uur.— geweest bent, bent, die nacht. — 't Regent.Regent. onbepaald Het meerv. ze (niet-geaccentueerde óok onbepaald (niet-geaccentueerde vorm) vorm) isis in in de volkstaal ook vnw., aanduiding aanduiding van van»de »demenschen», menschen«, »de >>de wereld»; wereld«; het hetconcurreert concurreert met met vorm. 33 Een Ecn werklooze werkloozezegt zegt:: )men« »men» 22 en met den lijdenden lijdenden vorm. Ze luste me niet. - Ze motte niks van me hebbe. vermijden Ook begint het het gebruik, gebruik, wanneer wanneer de de spreker spreker wil wil vermij den Ook in dit geval 44 begint »het kind kind bij bij den naam» : »het naam« te noemen ofwel ofwel daartoe daartoe niet nietin instaat staatisis: En daar clasHS ineens:: »Manne geef geef je je over overl« glijdt onderuit onderuit en en ze nemen nemen 'm 'm te graze is 't ineens !» Teunis glijdt (Bru.)= 'de veldwachters. veldwachters. - —Ze (Bru.)= 'de Zezeggen zeggen't.'t.§ 133 2° Bezitt. Bezitt. vnw. Ons (onze) omschrijft· personen als als omschrijft natuurlijk . natuurlijkdezelfde dezelfdegroepen groepen van van personen Ons (onze) In de »bezitters«, als die die door door wij (we) (we) kunnen worden aangeduid aangeduid 6. kunnen worden 6 In »bezitters», 55 als »ons» litteraire oudere auteurs, auteurs, een een ietwat ietwat ironisch »ons« litteraire beschrijving beschrijving is, is, bij oudere genoemde»: gebruikelijk, van »de »de door door ons ons genoemde«: gebruikelijk, in de beteekenis van Daar danste onze logge Don als een een bruinvisch bruinvisch op op en en neer. neer. — - Maar Maar we we hadden hadden niet niet veel veel vertrouwen voorkomen van van onzen maat »vijand«). -— Als maat (iron. omschrijving omsch rijving van »vijand»). vertrouwen in in het voorkomen beurteling Zijn weg dan west, doordoor 't jagtveld gmg, Draafde 11 Draafde onze Nimrod beurteling11 Zijn wegdan danoost, oost, dan west, 't jagtveld voort (Staring). (Stanng). — .. .
—
—
—
—
.
Tevens overgang van de de eerste op de meer epischederde derde persoon. 22 Zie ook je §§ 132. meer epische Tevens overgang ook §§281. 281. &4 vgl. er, Deze voornw. voornw. -»bezit»isismaar maarzelden zeldensprake. sprake. Deze er, §§ 257. 55 Van ·»bezit« Zie ook aan tusschen twee zelfstandigheden. 65 vgl. 1°. 1°. duiden een zeker verband verband aan
11 33
93
§ 134 3° 3° Onbepaalde vnw. Het oorspr. onbepaalde onbepaalde»men< »men« komt nu en dan dan voor voor als als bepaald pers. vnw. kleineerend, de echtgenoote echtgenoote haren In verbitterde stemming stemming vermijdt, In verbitterde vermiidt, l~leineerend, echtgenoot aan aant etes pspreken in: r e k e n in: (S. Falkland). Hoe kriigt men den inval inval!! (S. terwijl wil: terwiji zij zij zeggen zeg;en wil: Hoe kom kom je op dat dwaze idee! §,g 135 4° Aanwijzende voornw. 135 4° Aanwijzende voornw. Die (en dat), bijvoeglijk gebruikt, hebben hebben meestal meestal terugwijzende terugwijzendefunctie functie 1: 1: De onderscheidende, áanwijzende, functie functie krijgt krijgt het het vnw. vnw. eigeneigenonderscheidende, de echte áanwijzende, toevoeging van adv. ad v. daar lijk door toevoeging daar en zwaar accent 2: 2: Geef me die ketel daar aan.daar 'ns aan. Zwak accent heeft, heeft, daarbij daarbij vergeleken, vergeleken, het hetterugwiizende: terugwijzende: Goed, zeg: (Bru.). (Bru.). - Maar de kattebeiers kattebeiers hadde hadde Coed, die briggedier komt mij tegemoet en ik zeg: dat paffe paffe gehoord (id.). — In taal ofofambtelijken ambtelijkenstijl stijlzal zalmen men de de voorkeur voorkeurgeven gevenaan aan pers. in litteraire taal of bezitt. bezitt. vnw. 33 of of aan lidwoorden. lidwoorden. Brusse volgt volgt nu nu en en dan den populairen trant na na door door overmatige »aanwijzing«: »aanwijzinv: Z'n jongenssnoet jongensmoet koolzwart, koolzwart, dat dat die tanden zzoo blonken. — - Want Wanthij hij was was schraperig schraperig o o 44 blonken. heesch en schrikkelijk jachtig jachtig van van die nachtlucht over dat dompige water ... er steeg steeg ddan ... er a n 44 ineens zoo'n gloed uit dat - etc. &it poortje. — —
—
—
Opm. Vergelijk ook §§ 325: de bewonderende aanwijzing. Opm. Vergelijk
HET LIDWOORD. § 136 aanwijzend vnw., vnw., met met terugwijzende functie functie en zwak geaccentugeaccentu136' Uit Uit het aanwijzend eerden vorm, is het ben. bep. lidw. lidw. voortgekomen. voortgekomen. Het heeft heeft in in de de gesproken gesproken eerden vorm, taal twee vorm.en: a t en 't. t. do, ;)t vormen : d<1, Opm. D
94
hetzij als Litteraire schrijvers schrijvers handhaven handhaven over 't geheel vorm den, hetzij geheel den vorm overgangskIank, hetzij als geijkte traditioneele traditioneele vorm der kunsttaal. Zij, Zij, die overgangsklank, hetzij meenen dat de geschl'cven regelmatig en logisch moeten zijn, schaffen schatten geschreven vormen regelmatig de »buiging »buiging« van deen) zekere grilligheid van vorm waardeert, de(n) af; af ; wie wie een zekere waardeert, is men het do en ~t o t is kan van den niet scheiden. Ook Ook over het gebruik van da animo, grint, niet altijd altijd eens eens:: we vinden de zoowel zoowel als het bij bij telegram. telegram, animo, schilderij, schort, schemer e. a. Plechtig klinkt ons in de ooren: schilderij, raam, raam, schort, ooren : Het is de zelfde heilige heilige avonduur' (Perk). omdat het de oude vorm is. Plechtig is ook de datief datief (genetief) (genetief) der: der: En zendt der ziele vree vreê (Perk).-En staat?? (v. Eeden) 1. (Perk). En wat vc·,blijft v,:rbliift der ziel, als die alleen staat De genetief is is in betoogenden stijl nog lang niet »uitgestorven«. »uitgestorven<(. 2 —
—
Opm. fer en ten is het lidw. met een voorz. Opm. In ter voorz. versmolten. 33
Het bep. lidw. het ding ding bekend of naar zijn hoedanigheid lidw. duidt duidt aan, dat het bepaald is; is ; het iidw. noemt éen ding uit méer rnéer van dezelfde soort. bepaald het onhep. onbcp. lidw. Het onbep. lidw. staat staat alleen alleen bij bij enkelv. enkelv. woorden. woorden. Het meervoud zonder lidw. getal. iidw. omvat een onbepaald getal. Het bep. Iidw. lidw. duidt het ding aan in in een een bepaald geval Of of wel wel het ding in 'tt algemeen: algemeen: de hond buurman; de hond ie verwant met eenige zoogdiersoorten uit eenige wilde zoogdiersoorten hond van m'n buurman; ie verwant praehiJtorischen praehiatorischen tijd. — Het lidw. is overbodi.f! overbodig bij namen, voorzoover ze niet als soortnaam gebruikt worden. Soortnamen die die als vocatief voorkomen, ook het lidw. lidw. voorkomen, kunnen ook ontberen. ontber. Het lidw. is van oudsher weggebleven weggebleven bij substantieven in een traditioneele verbinding: Hij bewoog hemel en aarde. -— bruid en bruidegom. — - van huis huis tot huis. -— bij dag en bij t(e) huis. — nacht. -— onder dak brengen. — - in huis, naar huis, tee} - op prijs houden. -— in voorraad hebben. — - aan tafel buiten gevecht stellen. tafelzitten. zitten.-.buiten kinderen, in Het lidw. lidw. wordt wordt weggelaten: in de conversatie van met I~inderen, van en met telegrammen, spreel~woorden, bij opsomming opsomming of globale aanduiding. In telegrammen, spreekwoorden, modern litterairen stijl stijl ontbreekt het lidwoord personificatie en ook lidwoord bij personificatie bij voorzetselbepalingen: voorzetselbepalingen: Hoofd, En sluimer daalt op vlinderwieken néèr neer (Perk). -— Nacht woont in 't woud (id.). -—.'t't Hoofd, nachtzon, dat (acc.) stille Dood wenkte uit het leven (id.). -— En 'tziet, 't ziet, in schemerschijn der nachtzon. zweven Het schimmenheir (id.). -— In die kille kille omhuivering omhuivering van nacht over 't water (Bru.). 101. 85, §§ 101. Vergelijk de ijle vormen in § 85, '
—
laagste harts1 Potg. gaat aan een een datief datief meervoud .>der«: Een kind kind dat der laagste #der<': Een gaat zich zich te buiten aan zal zijn. -— Zie ook: de sluijer ontglipte togten en der edelste drihen driften om strijd ten prooi zal harer Zie §§95 95 enz. 83 Zie § 244. harer handen. -— 2Zie
95
§ 137 Het onbepaalde lidw. komt zelfs in geschreven taal zelden meer verbogen voor; het is oorspronkelijk het telwoord een. In de volkstaal concurreert met het onb. lidw. het onbep. vnw. zoo'n 1 : Nou heb ik zoo'n stukkie aardappelland en daar breng ik zoo'n beetje mest op, en .. . (Bru.). —
Archaïstisch en zeldzaam is het gebruik van een als bepalend lidw.: Voer mij d'afgrond door en hoogste hemeltinnen II Waar d'aadlaar van het zwerk de wieken druipt, en geef Een Zanger vleugelen, waarop hij zeker zweef (Bild.). --
DE VERVOEGING DER WERKWOORDEN. § 138 I. We noemen de werkw. naar den Infinitief. Laten we van den infinitief den uitgang en (soms n) weg, dan blijft de stam over, waarvan het praesens (ook het partic. praes.) is gevormd (praesens stam). Bij de meeste werkw. is deze stam de eenige onveranderlijke. Er zijn er, wier stamklinker verandert in den verleden tijd en het part. perf.; deze verande ring van stamklinker heet »Ablaut«. Werkwoorden met »Ablaut<< en wier part. perf. op en uitgaat, noemen we sterk. Werkwoorden, wier onv. verf. tijd op de of -te en wier veil. deelw. (part. perf.) op d of t uitgaat, noemen we zwak. Er zijn zwakke werkw., die ook hun stamklink r veranderen (zie II C.). A. De sterke werkw. verdeelen we in klassen naar gelang van den klinker dien ze in den verleden tijd vertoonen; de variaties in den praesens stam en het partic. perf. maken een onderverdeeling mogelijk: 1. grijpen, greep, grepen, gegrepen. 2a. bieden, bood, boden, geboden. b. wegen, woog, wogen, gewogen. c. sluiten, sloot, sloten, gesloten. 3a. binden, bond, bonden, gebonden. b. schenken, schonk, schonken, geschonken. 4a. geven, gaf, gaven, gegeven. b. zitten, zat, zaten, gezeten. c. spreken, sprak, spraken, gesproken. 5. worden, werd, werden, geworden. 2 6a. graven, groef, groeven, gegraven. b. zweren, zwoer, zwoeren, gezworen. -
-
-
-
-
-
-
-
1
Zie § 37. 2 Verouderd is wierd; dialectisch is wier een gewone verleden vorm.
96
li epen, geslapen. 77a. a. slapen, slapen, sliep, ssliepen, geslapen. loopex, liep, liep, liepen, liepen, geloopen. b. loope.a, c. roepen, roepen, riep, riepen, rie pe n, geroepen. c. geroepen. d. houden, houden, hield, hield, hielden, gehouden. d. gehouden. e. bederven, bederven, bedierf, bedierven, e. bedierven, bedorven. bedorven. I. heffen, /. heffen, hief, hieven, geheven. geheven. scheppen, schiep, schiepen, geschapen. g. scheppen, geschapen. hing,hingen, hingen,gehangen. gehangen. 8. hangen,hing, 8. hangen, § 139 B. zwakke werkwoorden werkwoorden verdeelen verdeelen we, naar naar gelang gelang zij zij vormen vormen ververB. De zwakke -d(e) of -t(e), groepen:: toonen met -d(e) t(e), in i twee groepen 11° ° foppen, fopte, gefopt. gefopt. 29 tobben, 2~ tobben, tobde, tobde, getobd. getobd. Tot de de eerste eerste groep groep behooren behooren de de werkw. werkw. wier wier stam eindigt eindigt op een stemloozen medeklinker; [ooZeT! de andere andere werkw. werkw. medeklinker ; tot tot de tweede de Opm. De De uitspraak uitspraak isis hier besliuend. Opm. het part. perf. wordt gerebeslissend. Maar de spelling van het part. perf. geld naar naar de van het het partic.: partic. : de uitspraak uitspraak in in den den verleden verleden tijd tijd of of in de verbogen vormen van geblaft, geleefd, geblaft. geleefd.gereisd, gereisd.gekruist. gekruist. Opm. 2. 2. Wanneer de stam eindigt op -d per/. geen »uitgang». )uitgang«. Let d of -t.t, heeft het part. perf. op de spelling der verbogen vormen (de gesmede hoefijzers, de bestrate bezweete bestrate wegen. wegen, bezweete paarden). -
-
-
II. Er § 140 11. Er zijn afwijkingen van de hier hier gegeven regelmatige regelmatige vormen. sterk part. perf. hebben: bakken, A. 1° 1° een zwakke zwakke verl. tijd. en een sterk braden, bakken, braden, brouwen, heeten, lachen, lachen, laden, laden,malen, malen,scheiden, scheiden.spannen, spannen, (ver)bannen, brouwen, heeten, (ver)bannen, vouwen, wasschen, tJ)asschen. wreken, wreken,zouten. zouten.—- Meestal ook:: kerven slooien. Meestal ook kerven 1, 1, barsten, barsten, stooten, (zich verschuilen. schrikken. — - In oudere of in (zich ver}schuilen. — - Soms melken, melken, raden, schrikken. In oudere archaïseerende taal zijn soms archaïseerende soms geheel geheel en al al sterk sterk: lachen(loech), (loech),wasschen wasschen : lachen (wiesch), stooten (stiet,van vanden dentroon troon bijv.). (wiesch). slooien (stiet, 2° 2° nu en dan worden worden zwakke werkw., werkw., naar naar analogie van van een een sterke sterke klasse met gelijke stamvokaal, stam vokaal, sterk: sterk: Hij kon zien zien dat dat er er naar naar hem gewoven gewoven werd werd (A. Wijl erertusschen (A. Roland RolandHolst). Holst).- —Wijl tusschen11 Deze ure en de won!? (Penning). wete die die ze ze sloeg, sloeg, met met die die ze ze de arbeidsure arbeidsure een een feestdag feestdag wonk (Penning). -— Dès Dis wete U kloeg alleen (Gossaert). -— Soms Soms komen komen ook ookin indialect dialectvormen vormenvoor voorals als wonk. won!?. vormen van van o. o. a. prijzen prijzen 22 en wijzen; Algemeen gangbaar zijn de sterke vormen wijzen; en in de de volkstaal volkstaal komen komenvoor voor:: georven, gevreeën, gebreeën, gevreeën. gevreeën.Geloven Ge/oven is een een I)jolige« vorm. »jolige<< vorm. 3° een sterke 3° sterke verl. tijd en een zwak zwak part. perf. perf. komt komt voor voorbij bij:: vragen, vroeg, vragen, vroeg, gevraagd. Ook bij: (weg)jagen, (wèg)jagen, joeg, joeg, gejaagd, gejaagd, en soms bij: bij: waaien. waaien. gevraagd. 4° 4° overgang van 7e 7e naar naar 3b 3b vinden we in: in: — loover zworven zworven (A. v. d. d. Leeuw). Leeuw).Waar wij door dorrend loover 2 1 Vergelijk: verkorven. verkorven. 2 behalve in in de debeteekenis beteekenis»van I)vaneen eenprijsaanduiding prijsaanduiding voorzien». voorzien«.
97
141 B. vorm van de stammen stammen vinden § 141 B. Onregelmatigheid Onregelmatigheid in den consonantischen vorm gevroren. we bij bij:: verliezen, verloor, verloor, verloren; verloren;vriezen, vriezen,vroor, vroor, gevroren. In In poëtischen bevrozen, verkoren 1. stijl ook ook:: bevrozen, verkoren 1. Afwijkend isis:: komen, - zien, zien, zag, zag,gezien. gezien.—- houden, houden, hield: komen, kwam. kwam. — hield : in de volkstaal vervoeging houwen. gehouwen voor, een »regel»regel~ volkstaal komt de vervoeging houwen, hieuw, hieuw, gehouwen matige« stond, gestaan en gaan, gegaan (in volks~ matige» vorm. - staan, stond, gaan, ging, ging, gegaan (in de volks ta~l over en enweer weer:: daar stinge me, me, toe toe gonge gonge me) me) -- slaan, slaan, taal door analogie over daar stinge dee(d), gedaan. gedaan. — sloeg, geslagen. — - doen, doen, dee(d), 142 C. C. Bij zwakke werkwoorden § 142 Bij de zwakke opvallend:: brengen, koopen, werkwoorden zijn opvallend brengen, zoeken, koopen, met de verl. met verl.tijden tijden:: bracht, zocht, kocht, kocht, en verl. deelw.: deelw.: gebracht, bracht, zocht, en de verl. gebracht, gezocht, gekocht. (gedacht, gedocht) gedocht) gezocht, gekocht.Denken Denken en dunken hebben dacht en docht (gedacht, en in de gesproken gesproken taal ook omgekeerd omgekeerd;; docht is dan niet beschaafd. Naar 't voorbeeld van deze vormen en onder vol~ onder invloed invloed van de t van den volgendm Inf. gend,m Inf. + ie plach te is in de plaats van plegen, pla c h gekomen plegen, plegen, plach placht.t. In 't Vla. zoowel als in in Bijbelschen Bijbelsehen stijl stijl is is van werken het partic. partie. gewrocht van werken gewrocht wrocht gangbaar. en de verl. verI. tijd tijd wrocht infin. gangbaar. In de omgangstaal komt thans de infin. wrochten meer meer en en meer meer in zwang in de beteekenis van wrochten van hard werken. hard werken. verl. tijd tijd zei en, in de volkstaal, het het part. part. perf. perf. gezeid. De Zeggen heeft den verl. in : hij zegde den spreker vorm zegde zegde in: spreker dank dank en ook ook:: zij zegde verzen van van Boutens (in precieusen stijl) stijl) 2. verl. tijd tijd lei meer en meer 2 . Van leggen is de verl. gebruikelijk. Zeer onregelmatig zijn de werkw.: werkw.: zullen, kunnen, kunnen, mogen, mogen, moeten, moeten, willen; willen; —
weten ; hebben, zijn. zijn. weten; § 143 III. I I I. Sterke Sterke schakeering sehakeering en en zelfs zelfs onzekerheid onzekerheid heerscht heerseht bij bij de de vervoeging vervoeging van de werkw. door door »persoonsuitgangen», »persoonsuitgangen«, in in het het bijzonder bijzonder bij bij die die van vanden den tweeden persoon. Bij tweeden Bij je in het praes. praes. is de ~tt regelmatig; regelmatig ; maar niet bij in~ inversie: je jè gaat, gaat,komt, komt,verzamelt. verzamelt. - ga, kom, kom, verzamel verzamel je. - In den verleden verleden tijd géen uitgang. uitgang. Bij Bij enkele werkw. ook óok in in het het praes. praes. niet: niet : je mag dat dat niet doen. - Bij jullie jullie:: gaat, komt, komt,verzamelt. verzamelt.—- maar ook ook:: gaan, komen, komen, verver~ zamelen. — - Bij inversie inversie:: ga of gaan, kom kom of komen, verzamel verzamel of verzamelen verzamelen jullie. - In den verleden verleden tijd: tijd: jullie jullie gingen, gingen, kwamen, kwamen, verzamelden. --- Bij inversie inversie:: ging(-en), gjng(~en), kwam(-en), kwam(~en),verzamelde(-n) verzamelde{~n) jullie. - Bij deftige gij Bij het deftige officieele en en in in litteraire litteraire taal taal 3) a) in den regel regel met met een ~tt vervoegd, wordt (in officieele ook bij inversie en ook óok in in den den verleden verleden tijd. tijd. Vergelijk Vergelijk o. o. a.: a.: Gij waart waart dat uur, een een teeder teederbeeld beeldII11 Van wat mijn inijn ziel niet niet worden worden mocht mochtII11 Gij Gij droegt .•.• . Gij zat ... (v. Eyck). zat 44 ••• Gij zaagt zaagt ••• Eyck). — - En Entoen toengij gij zwijgend zwijgend nederlaagt nederlaagt (id.). — - 'k 'k Zag, Zag, waar gij traadt, traadt, een bloem ontluiken (Perk). (Perk). — - Gij, Gij, die die't'tgraf graf ontreest ontrl'est (Gezelle). (GezelIe). — - 't't Geen Geen -
—
—
—
—
—
-
...
1 De oude oude vorm vorm van van kiezen kiezen ook in: in: uitverkoren. uitverkoren. 22 Het hele héelegebruik gebruik van van »zeggen» »zeggen« = »op. »opzelJgen(' is »precieus». »precieus('. S3 Zie §§ 125. 125. 4'Merkwaardig korte vocaal. zeggen» Merkwaardig is hier de korte
98
gij eerst begont (Staring). gij - Ge Ge aanzaagt, aanzaagt, ge ge aanhadt (Perk). -— Uw lied lied zegt zegt wat wat ge ge (Sta ri ng). — aanbad# 11 (Perk). woudt (Perk). — dierft woudt - Gij dier ft de welkomstgroete (Potg.). — - Toen Toen kPst kost •S gij Uw lust niet meer betoomen (Perk). zwakke verleden~tijdsvormen Maar bij zwakke de -t verleden-tijdsvormen vermijdt vermijdt men men nu nu en dan de - t om de hinderlijke hinderlijke (»harde<<) (»harde«) opeenhooping opeenhoóping van van dentalen 3: 3 reikte mij Gij reik.te mij Uw linkerhand (A. v. d. d. Leeuw). Leeuw). — - Toen Toenkost kostgij gijuw uwlust lustniet nietmeer meerbetonbet~ men ij11 Maar waadde' - Gij Gij juichte', juichte', 0o zomer! zomerl (idem). (idem).waadde' ,4 door de golfjes (Perk). — Meer en meer meer komt komt ook de de vorm vorm zonder zonder -tt voor voor in den konjunktief konjunktief :: nog vele vele jaren jaren•.. ... Moge gij nog sten pers. praes. In den 11sten praes. komt (in archaiseerenden stijl)nu nuen endan dande de -e archaiseerenden stijl) - e voor: voor : De zool zool die die zinkt zinkt en enzuigt, zuigt,baart, baart, waar waat ik. gZijde 11IIEen ik glijde Een doffen doffen smak, smak, en angstig, klam van 11 Is daar daar een koude wand, wand, dien dien 'k 'ktastend tastend mijde zweet II mijde (Perk.). -— ( )C lijde<< kan ook een konj. zijn). - Archaiek ()>Glijde« is ook ook:: zoude. Archaïek is zoude. -— Opm. ook: Ook Ook»Zegge«; »Zegge«;»Verblij »Verblijve«; »Verzoeke« en dgl., dgl., waar waar 't't Opm. Archaïstisch Archaistisch zijn ook: ve« ; »Verzoeke« subj. ontbreekt. subj. —
:
—
-
—
—
In Hollandsche omgangstaal omgangstaal is, door door de de vervoeging vervoeging jullie kome(n), kome(n), In de Hollandsche kwame(n), éen enkele kwame(n), enkele meervoudsvorm Bij inversie zelfs meervoudsvorm overgebleven. overgebleven. Bij inversie is zelfs in den 2den pers. pers. totale deflexie: je,kom kom jullie. - Bij Bij de zwak zwak geacgeacdeflexie : kom je, jullie. — centueerde hulpww. hulpww.worden wordenook ookininden den1 1sten stenen en3den 3den pers. meerv. meere. de uitg. wel weggelaten; weggelaten; door door enclisis enclisis en en proclisis proclisis verdwijnen verdwijnen trouwens trouwens ook ook de de dentalen, van den den stam. stam. 65 dentalen, zelfs die van Door analogie ontstaan vormen vormen als als:: we benne, ze zatte, kwam me, ze komme. zatte, ze wazze, we kwamme, Eveneens vormen als: —
Me gane, ze ziene je je niet. niet. -— ze doene net, net, as as of of••• ... -
—
Moeilijk het enkelv. Brusse's »Landlooperij# »Landlooperij« Moeilijk te te verklaren verklaren isis de -n in het enkels. In Brusse's komen ais gesproken gesproken vormen voor: komen als voor : 6s , En nou doen 'k 'n mooi pad op. — - Wat Wat doen jij hier~ daar doen je je 'n boel voor. voor.— hier ? -— En daar En dan gaan je. - Dan gaan ik. -— Waar a t, staan je. je. - En hoe zien ik dat ~ --Waarjejesta staat, datnou nou? 't Eerste wat ik doen, is mosseIe koope. — - Dat Dat ik er geen woord van verstaan mossele koope. verstaan!1Bij inversie, )ik«, is de -n overgangsklank. overgangskiank. Maar Maar het het laatste tenminste bij bij »ik«, inversie, tenminste van den den héel héel ouden ouden uitgang uitgang -n voorbeeld eer. weerslag weerslag kunnen kunnen zijn van voorbeeld zou een in den 1sten Isten pers. h. praes. bij staan en doen; de -n ~n kan echter pers. enkelv. enkels. v. h. van analogische analogische uitbreiding. uitbreiding. ook een gevolg zijn zijn van 1144 praes. heeft heeft den den uitgang uitgang -{e}nde 144 IV. Het partic. praes. --(e)nde of -{e}nd - (e)nd al naar de rhythmische )>overgangsheffing«, een mische gesteldheid gesteldheid van den zin. De ~e - e is vaak een »overgangsheffing, steunpunt dalingslettergrepen: steunpunt bij talrijke dalingslettergrepen: Verbléekend Verbleékendè hegón begón hij hij toèn.toèn. Verblekend zéi zéihij hijtoen toen.•• ... -— Verhleékendè Zie ook bij Verzwaring, Verzwaring, §§ 75. 1 Merkwaardig archaleke flexievorm. 83 Ook Vondel korte vocaal. a2 Tevens een archare/ee Merkwaardig is hier de korte Oefenboek. 'Ook 6 Ook in gebruikte vorm zonder zonder ~t. »apostrophe«1 — - 65 Zie Oefenboek. t. 'N. 4 N. B. de »apostrophe! gebruikte den vorm Groningen o. a. I
—
—
—
—
-
99
§ 145 V. Het partic. perf. en de infin. worden met hulpwerkw. verbonden tot omschreven werkwoordsvormen. Het partic. perf. in 't algemeen 1 voor de »voltooide« handeling (perfectum) en den »lijdenden vorm<< (het passief); de infin. voor den »toekomenden<< tijd (futurum) en de »voorwaardelijke<< wijs (conditionalis). Deze vormen kunnen worden gecombineerd en bovendien wordt bij alien nog de »gelijktijdige« 2 (praesens) handeling van de »verleden< handeling (praeteritum) onderscheiden. De combinatie van voltooid en verleden heet plusquamperf. . (plqpf.).
De belangrijkste combinaties zijn volt. tegenes. tijd van den lijd. vorm = perf. praes. passief. volt. verl. tijd van den lijd. vorm = plqpf. passief. volt. toek. tijd = perf. fut. (futurum exactum). volt. voorw. wijs = perf. condit. volt. toek. tijd van den lijd. vorm = perf. fut. passief. volt. voorw. wijs van den lijd. vorm = perf. condit. passief. Het hulpwerkw. voor de vormen v. h. perfectum is óf hebben CA zijn; dit hangt af van de beteekenis 3 Voor het passief dienen zijn en worden: Zie § 280 en vgl. .
Door combinatie van deze samengestelde vormen met andere hulpww. en met andere verbindingen van infin. of part. perf. komen uitgebreide reeksen van infinitieven voor: hij zal je willen zien. — hij zal je willen zien zwemmen etc.
Het voorbeeld van deze zeer gebruikelijke combinaties heeft er (o. a.) toe geleid, dat bij verbinding van een omschreven perfectum en een infinitief het partic. in den vorm van een infinitief overgaat: hij heeft je willen zien. willen zien zwemmen. —
—
hij heeft je willen zien zwemmen.
—
hij zal je hebben
Vergelijk: Vier dage heb ik plat op 'n stoel thuis motte zilte (Bru.). — 't Het nie magge beure (id.). — I k heb me al den heelen middag dood zitten 5 kniezen (Arm.). — Was dan in de tjalk gaan slapen! — We hebben duwen gaan tot Fez (v. Looy). — 'k Heb me late monstere (Bru.). Een kruiser die zijn kruit was komen lossen (v. Looy). — Waar hij hem had kunnen zien liggen (id.).
—
—
Een bekende aardigheid is de opmerking van een dame, die in een deftige vergadering op een stoel was gesprongen bij 't zien van een muis : *Ik zou jou wel eens hebben willen zien blijven zitten luisteren«, — 1 Eén vorm kan verschillende functies hebben en omgekeerd kunnen voor éen functie verschillende vormen dienen: zie § 10 enz.; § 146 enz. 2 Zie § 146. 3 Zie § 182 b. 4 Bij lange reeksen komt verwarring voor: Toen kon je Jaap wel eens naar Oostwald willen zien gaan = Toen kon je Jaap z i e n willen gaan. — 5 zitten, staan, liggen, hebben in 't perf. geen te.
100
Bij enkele werkw. + + te is onzekerheid onzekerheid:: dadelijk be beginnen (begonnen) tete werken. — - 11 Hij isis dadelijk ginnen (begonnen) het hulpww. hulpww. hebben hebben of zijn zijn heerscht heerscht bij bij:: Weifeling t. o. v. het daar kijke heber eral al'n tachtig weze wezehale hale(id.). (id.).'k Ben da ar net net weze weze kij ke (Bru.). (Bru.). --- Ik heb 'n tachtig — den vorm vorm van den infinitief infinitief:: Onzekerheid in den vooruit konne wete wete (id.). — Had ik alles vooruit andere vormen vormen van van werkw.: werkw.: zie bij bij de debespreking bespreking der der functies, Over andere den Imperatief Imperatief §§290 290 enz., enz., den denKonjunktief Konjunktief §§173 173 enz.; enz.;over overden den o. a. den Konjunktief ook ook Oefenboek. Oefenboek. Konjunktief
DE FUNCTIES VAN DE WERKWOORDSVORMEN. achtereenvolgens de functies functies van: van: het het praesens, praesens, het imimWe bespreken achtereenvolgens de perfectum, het perfectum perfectum en het plusquamperfectum. plusquamperfectum. De twee laatstgenoem laatstgenoemde perfectum, maar de samenstellende tijden zijn samengesteld, samengesteld, maar samenstellende persoonsvormen persoonsvormen zijn zijntijdenz nagenoeg geheel functie van van hulpwerkw. hulpwerkw. van van tijd. tijd. Het Het nagenoeg geheel beperkt beperkt tot tot de functie samengestelde futurum futurum kunnen we beter beter bespreken bespreken bij bij de de verbindingen verbindingen infinitief in 't algemeen. van een hulpww. ++infinitief Dan volgt de konjunktief konjunktief en zijn functies. infinitief . Ten slotte de functies van de deelwoorden deelwoorden en den infinitief.
praesens. Het praesens. § 146 In de grammatica onderscheiden onderscheiden we we drie drie tijdstrappen: tijdsfrappen: verleden, heden en toekomst. In de de werkelijkheid werkelijkheid zijn zijner ermaar maartwee twee:: verleden verledenen entoekomst toekomst;; toekomst. In wand tusschen het heden is de grens tusschen deze twee, als als een wand tusschen twee tweekamers, kamers, een »snede »snede in in de deruimte». ruimte«. De Degrammatica grammatica evenwel evenwelbeschrijft beschrijft de defuncties functies der taalvormen; en bij onze onze voorstelling taalvorm voorstelling der gebeurtenissen in taalvorm der taalvormen; en bij onderstellen wij wij een een zekere zekere lengte lengte van het heden. onderstellen heden. In In een eengesprek gesprek bijv. bijv. isis spreker het de tijdsduur vanhet hetgesprek gesprek of ook de de sfeer sfeer der der gedachten van spreker tijdsduur van en hoorder. Dat Dat laatste kan een minuut, een uur, een jaar, jaar, een eeuw eeuw zijn, zijn, al naar naar gelang gelang van van het het»onderwerp» »onderwerp« van van gesprek, gesprek, den den samenhang samenhang der der gebeurtenissen, voorstelling die die de de spreker spreker of of schrijver schrijver ervan geeft. geeft. gebeurtenissen, en de voorstelling De functie functie die die wij praesens (teg. tijd) tijd) noemen, noemen, is is dus chronologisch zeer wij praesens geschakeerd ergens, dan kunnen we hier hier alleen alleen door door den den geschakeerden en vaag. vaag. Zoo ergens, (werk-)woord heelen zin en het verband verband der der zinnen, zinnen, en niet door het enkele (werk-)woord de functie (den tijdstrap) omschrijven. 11
Zie bij Inl... + + te. bij Inf
101
Ook de werkwoordsvormen werkwoordsvormen die noemen, van van oudsher oudsher Ook zijn de die we we praesens noemen, het bijzonder bijzonder voor voor de deaanaan': gebruikelijk gebruikelijk voor voor allerlei allerlei functies, functies, niet niet in het duiding duiding van éen bepaalden tijdstrap. naam praesens praesens (= tijdstrap. De naam (= aanwezig, tegenwoordig bij iets) iets) bedoelt feitelijk feitelijk een een functie functievan van: gelijktijdig : gelijkt ij d i g met andere gebeurtenissen. die in het zinsverband worden genoemd, of of wel wel door door andere gebeurtenissen. andere deelen van van den den zin zin (vooral (vooral adverbia) adverbia)naar naarden dentijd tijdworden wordenbepaald. bepaald. Ontbreekt Ontbreekt deze deze nadere nadere aanduiding aanduiding in het zinsverband of ,in ,in den den zin, dan is de praesensvorm praeSensvorm ten opzichte opzichte van van den dentijdstrap tijdstrap neutraal. Hij duidt dan neutraal. Hij algemeen waarheden aan, Vergeten algemeen geldige waarheden aan, of onderstelde gebeurtenissen. Vergeten onderstelde gebeurtenissen. we, wat dit laatste laatste betreft, betreft, niet, niet, dat dat in inhet hetNederlandsch Nederlandschook ookde defuncties functies van den den vroegeren vroegeren konjunktief den indikatief-vorm. konjunktief overgegaan overgegaanzijn zijn op op den indikatief vorm. § 147 De functie functie van den praesens praesens-vorm afhankelijk van de wijze wijze van van voorvoorvorm is afhankelijk stelling, van van den den»stijl». »stijl«. We We onderscheiden onderscheiden dus dushet hetpraesens praesensin inden den dialoog verhalende beschrijving. Bovendien moeten en in de de verhalende beschrijving. Bovendien moeten we verschil verschil maken maken in hoofd hoofd- en bijzin. tusschen het praesens in bijzin. I. het het praesens praesens in in den den dialoog. dialoog. 1° het het duidt, 1° duidt, in het het verband, verband, 11 de de werkelijkheid een »tegenwoordig« I>tegenwoordig« werkelijkheid in een tijdvak aan, een durende durende handeling: zit maar Ik zit kiik.enaar naar dat licht daar daarover overdie diebrugge brugge(Bru.). (Bru.).-Sta je me maar zoo'n zoo'n beetje te kijke dat licht — Sta je hier voor 't't lapje lapje te houden? houclen~ - Van hier voor Van jou jou heele heelegezicht, gezicht,zooals z o o a l je s jedaar daar zit, zit, zien ik niks as 'n waas wau (Bru.). — - Grootpa, Grootpa, ik ik ben zoo - »K .Kijlc: ij k zoo warm, warm,krijg krijgik ik ook ook thee~ thee? (Arm.). — eens vader, de de gent gent drijft dood op op het het water water (Kievit). (Kievit).eens vader, daar dood drijft daar Ook een momentaan momentaan gebeuren: »Gerri t krijgt &Gerrit zemelen« zei Padde. Padde. — - Lang Lang staarde staarde hij hij het het raam raam uit tot tot hij hij plotplotkrijgt het op z'n zemelen» riep »Kij »K ijk,k, daar daar komt seling riep hij den den hoek hoekoml«om!» —Mijnheer MijnheerTerlaatsta Terlaat stak khet het gas gas op. komt hij tHier {s zei hij hij vroolijk vrooliik (Arm.). (Arm.). -- »Niet »Nietmeer meerpruttelen; pruttelen: nu hebt heht uu er is licht«, licht», zei er ineens ineens »Hier twee (Arm.). (Arm.).— § § 148 2° het verleden verleden begonnen begonnen is is en en doorgaat 2° een handeling die in het doorgaat tot aan het »heden», Of óf nawerkt tot theden«, totinin het »heden» I>heden« (volt. teg. teg. tijd; tijd; perfectum, perfectum, vgl. vgl. 164 enz.) enz.):: § 14a, 164 -Want heele stad (Bru.).*Want dag aan dag loop ik alom al om werk, werk, 'k 'k ben ben de heele staddoor doorgeweest geweest (Bru.). ij f weke 'Ic: Lig al weer weervvijf datbuurman buurmanjejewel welnaar naar we k e thuis thuis (id.). -— Ik bedenk bedenk daar daar net, net, dat den trein kan kan brengen. — - Is d áått loopen! loopen I Ik à n je niet inhalen (Arm.). -— Ik klam § 149 3° de werkelijkheid werkelijkheid is begrensd begrensd tot tot de degedachtesfeer gedachtesfeer van vanspreker spreker en en 3° de hoorder, de tijd tijd is overigens niet nauwkeurig hoorder, nauwkeurig bepaald; vooral vooral gewoonten gewoonten van spreke sprekerr of of hoorder, hoorder, of of hun hun blijvende blijvende eigenschappen, overtuiging, overtuiging, prinprincipes: Jij vindt vindt ons nu eenmaal eenmaal onmuzikaal, eens gauw? gauw~ onmuzikaal,dat datweet weetikik(Arm.). (Arm.).-— Paul, Paul, kom kom je je eens Je komt 's avonds nooit meer eens aan (id.). — - Ik duld tegen 'n man in de uitvoe uitvoering ri ng van -
-
-
—
—
—
'
1 de deelen van van het het verband, ges pat i eer d i het hetprees. praes. de deden verband, die die den tijdstrap tijdstrapbepalen, bepalen,staan staan gespatieerd; cursief. cursief .
102
z'n ambt geen verzet (Bru.). — »Zeg Dirk, wees nou 's mensch !» »Ik ben toch geen beest ?» zeg ik (id.). — Lust je vogeltjeszaad ? — M'n moeder slaat me nooit. — Ja, 't is toch wat, op mijn jaren ! Ik ben anders niet sikkeneurig, dat weet u ook wel! — Zoo'n vrij leven, dat is toch maar alles ! — De angst voor je gezin, die laat 'n mensch geen duur en van alles pak je dan an (Bru.). —
In den laatsten zin van 't laatste voorbeeld wordt de werkelijkheid ondersteld: >>Van alles pak je dan ani<< Zoo ook in voorwaardelijk zinsverband: En als er éen spijker door die plank is gegaan, dan heb je er niet veel meer aan.
—
Deze uitbreiding der »gedachtesfeer» buiten de werkelijkheid komt duidelijk uit. in: Want 'n veldwachter zien 'k op 'n afstand van hier wel na Tessel; daar bijt ik ommers dadelijk al 'n merk op. As 'r een nieuwe aangesteld is, dan gaan ik bij 'm op vesite, dan kijk ik scherp toe, hoe die loopt, etc. En d a n ken ik 'm weer, al is ie nog tweeduizend pas weg; en 'k poes de plaat (Bru.). — § 150 4" de spreker is verzekerd van het gebeuren in de naaste toekomst. Bij sommige werkw. is nadere aanduiding van de toekomst (door bijes.) over-
bodig: Daar krijgt het volk een goeie portie van en die wordt onder ons zeventienen verdeeld. Je komt nog thuis met 'n bom duiten, dat je moeder je wel in 't goud kan beslaan. — »Die wordt goed!» — Dat beest is oud; ik breng 'm terug bij den koopman, dat is zeker.
—
—
Ook »gaan», bijv. in de beteekenis van »'n bezoek brengen»: Gaat U dan mee naar dat concert, Papa! Peter gaat ook (Arm.). — Dat laat ik er niet bij zitten. Je gaat mee naar de politie. — V6or 't water gaat vallen, gaan we eerst naar de herberg. — Met adverbiale aanduiding: Dus je gaat mee: 'k Loop gauw effe na Riekie, om 't te zegge. En om zeven uur ben ik werom voor de nachtboot (Bru). —Van de eerste have uit stuur ik je cente (id.). —Met 'n half uur is 't vare (id.). —Nou Grootpa, ik kom wel es gauw terug (Arm.). — Zeg Paul, Kitty zingt morgenavond in Odeon (id.). — Ook deze futurische functie kan een onderstelling tevens zijn: De ouwe neemt hem op sleeptouw, en d a n verkoopen we hem in de va lerlandsche haven. — E é n bui rouw weer en we Jenne voor de haaie ! — Help maar 'n handje, dan gaat het gauwer. — A I s jij me helpt zijn we in een uurtje klaar. — De oude stad gaat verloren, althans het oude Amsterdam wordt met verderf bedreigd, i n dien het voorstel tot demping werkelijkheid wordt (H. Polak). De spreker overreedt den hoorder, door de voorstelling van de onderstelde werkelijkheid 1 : As je nou soms 'n kattebeier opdoet ... dan werk je het duin in., Dan vrage die veldwachters: »Wat doe jij hier?» En dan zeg je pertaal: »Wat doen jij hier?». . . Je maakt maar 'n smoessie (Bru.). — »Maar we hebben 'n logée.» »Och die? N u, dan neem 1 je haar mée!» (Arm.). — —
1
vgl. bij den Imperatief § 291.
103
De spreker uit zijn vrees of twijfel over het tcekomstig gebeuren: »Jan, pas op! Ze ontkomen ons nog! »Roei voort ! hij vliegt zoo dadel ij kin de boot !* —
(Kievit). — Wie weet, die trein is mi ss c h i e n al in Groot Mokum, a 1 s wij hier nog wachten op de nachtboot (Bru.). — »Mogelijk zie ik je morgen we op school». Deze dubitatieve modaliteit vinden we vooral in vragen: Maar ik ga t och in de bierbrouwerij van m'n oó ? 1 — Wat doen we nu v é rdér ? Maar ga je dan h e u s c h met me meg ? — Krijg ik ook thé? — Ga je er niet hegn? — Paul, kom je eens g uw? — Wat doen we nou? — Maar zeg, hoe kom ik nu met droge voeten or? — 5° in den bijzin kan de tijdsvorm worden § geassimileerd aan den hoofdzin; —
—
151
anderzijds is vaak het vage, tijdelooze, praesens in den bijzin voldoende aanduiding der functie, wanneer deze in duidelijken vorm als verleden of toekomstig in den hoofdzin is omschreven: Ik z a 1 wel zien, hoe dat afloopt.
—
Dit is te vergelijken met: Ik weet niet, hoe dal zal a f l o o p e n. — In beide bijzinnen is de toekomstige gebeurtenis uitgedrukt, maar in verschillenden vorm.
§ 152 De onzekerheid in de tijdsaanduiding van het praesens is oorzaak, dat het vooral in afhankelijke zinnen wordt gebruikt voor de modaliteit der nietwerkelijkheid. De vervulbare voorwaarde in zinnen met »als<< is besproken § 150. In andere zinssoorten drukt het vooral de twijfel of onzekerheid (dubitatief) of de mogelijkheid (potentialis) uit 2 :
Nu zullen we eens zien, wie hier de baas is. — Je denkt natuurlijk, dat het een jonge kraai is. — Ze zien er uit of ze alle dag paardevleesch krijge (Bru.). — Maar in ieder geval, hoe dat nou uitloopt ... 't is je laatste reissie geweest (id.). — Voor het geval dat hij komt ... — Maak dat je weg komt. — »ja, maar of ze 't kampioenschap houen ... ?» »Dat zou jammer zijn» (Arm.). Minder gewoon is de aanduiding van de werkelijkheid in verschillende tijden in den bijzin; het futurum: Ik ben ze k e r, dat hij morgen komt. het »echte» praesens: Trek maar geen gezicht, alsof je niet weet, dat ik de bottelier zoek (bezig ben te zoeken). — Zeg me maar, waarom je daar in die boom zit. — Van jou heele gezicht, zooals je daar zit, zien 'k niks as zoo'n waas. —
—
—
de volt. teg. tijd:
En nu mag je wei heel blij zijn, dat je er zoo afkomt. het praes. der gewoonte etc. 3
—
:
Nou weet jij, dat Toon niet gauw bang is. -- Wou je inbreken, dat je hier 's avonds zoo rondsluipt? — Het is 'n feit, dat je bij zoo'n mist een trein niet ziet aankomen. — 1 ' is het teeken voor vragenden toon: Zie § 285. 2 In tegenstelling met het praeteriturn in den Bijzin § 156: 5°. 3 Zie § 149.
104
de algemeen geldige waarheid: Geloof maar, dat je plichten voorgaan. —
Opm. Uit de directe rede dringt het praes. in de indirecte re de door: Geen wonder dat er uit de vergadering werd aangedrongen op spoed, als men niet de beste klanten verliezen wil (N. R. C.). —
II. het praesens in het verhaal.
§ 153 In het mondelinge en het geschreven verhaal of verslag van gebeurtenissen die in het verleden hebben plaats gehad, is het praesens historicum gebruikeliik. Ook deze functie is voortgekomen uit de oorspronkelijke tijdeloosheid van het praesens : in een verband van zinnen met duidelijke verleden tijden kan dit neutrale werkwoord zeer wel begrepen worden als omschrijving van éen der verleden feiten in de reeks. Dit neemt niet weg, dat we te zeer aan »echtes praesentische functie, nl. de aanduiding van het heden van den spreker (schrijver) gewend zijn, om niet te voelen, dat hij door een praesensvorm te midden van verleden tijdsvormen de gebeurtenis(sen) voorstelt, alsof hij er bij was. Of de spreker (schrijver) mèt zijn hoorders (lezers) zich verplaatst in het verleden, clan wel of hij het verleden »toovert op de wand van het heden» zijner hoorders (lezers), is moeilijk in het algeméen uit te maken. De verandering van werkwoordsvorm brengt een verrassende wending in de voorstelling. De voorkeur voor het P. H. is afhankelijk van de levendigheid der schildering. Het was gebruikelijker in den verhaaltrant vóor 1880, dan in het nieuwere proza. De »romantische (d. i. grillige) verbeelding» der oudere schrijvers bracht mee, dat zij den lezer voortdurend bij z'n ooren meesleepten naar vèr uiteenliggende »tooneelen» of wel hem »meevoerden op de vleugelen der phantasie» naar een vèr verleden. Denk aan wendingen als deze : Laat ons de groep op den achtersteven van het schip gadeslaan. Die jongeling in den bloei zijner jaren is luitenant Heinsz ... — of : Rembrandt van Rijn ! Op, van achter uw kanne peuzelaar, wat mart ge o n s dien blik te vereeuwigen ? Het is te laat : de gloed ver}lauwt reeds, Vondel buigt zich voor het besluit van Burgemeesteren ... of : En onwille keurig strekte hij de handen naar hen uit . . . Z i e, dáar wuiven de wingerdranken .. . Maar wat schort er aan ... »Stil, Floor, stil !« voegde hem een spitsbroeder toe, »P ri nce Mouringh is dood!» —
In den modernen verhalenden stijl komt het P. H. vooral aan het einde voor. De schrijver suggereert den lezer, dat de geschilderde gebeurtenissen zich afspelen in een verleden dat nog nawerkt tot in het' heden, zoo dat de held van het verhaal deel uitmaakt van »de sfeer», waarin de schrijver en lezer denken en leven. Men denke aan slotzinnen als : En sedert dien avond vol verschrikkingen gaat Mijnheer van Dichteren niet meer wandelen zonder Kees, zijn waakschen hond! —
105
Een voortdurende wisseling wisseling van verleden verleden en en tegenwoordige tegenwoordige tijdvormen tijdvormen Fen voortdurende vinden we hinderlijk. hinderlijk. Een enkel praesens dat de reeks der verleden vormen het »kritieke<< »kritieke«( punt heeft ververonderbreekt op het puntofofafbreekt afbreektaan aan het einde, heeft rassend effect. § 154 Bijzonder in de de vertelling, vertelling, het het mondelinge mondelinge verslag, Bijzondergeliefd geliefdisishet het P. P. H. in vooral van eigen avonturen. Ook contact Ook hier is de verhaler in voortdurend voortdurend contact met den den hoorder, hoorder, die zijn sprongen in de voorstelling voorstelling kan kan volgen: Verleje Endaar daar Verleje jaar jaar winter winternog, nog, toe toe zouwe z o u w ezezemet metz'n z'nviere viere 'n'n nachie nachie gaan gaan jage; jage;••• ... En krijge me 11 de veldwachters veldwachters die nacht de manne te pakke. T e.mis liep I iepmet metzes zeshaze hazeop opzeze Teunis Wasijsijsinindedesloote slooteenen'r'rI alag eenweinigie weinigiesneeuw sneeuw....•• Daar jagers nek. 't Was g een Daar k wkwamme a m m e dedejagers hierzoowat kte't'tduin duininin; allemaal verkleed verkleed in in 't't wit wit ... •.. Maardedekattebeiers kattebeiers hier zoowat heen heen en en wer werkte ; allemaal Maar hadde ...begrijp begrijpieie? Verdekt /egge legge o n g ed'ruit d'ruit••• ... Verdekt h a d d edat datpaffe paffegehoord gehoord ... ? 22 ••• en die ggonge ze opgeschole achter achter 't damhek! damhekl Die hoore dat gepraat en was 'n pijpie pijpie dat gepraat en gefluit; dat w a s 's 'n opsteke en zoo 33 ••• en ze ze'4 de,nke: inéens : »Manne, denke: dat gesprek dat komt komt nader; nader ; en en daar is 't inuns: 'm te graze; graze; Hannes geef je over!» overl« Teunis glijdt onderuit en ze nemen nemen 'm Hannes vliegt vliegt op 't duin, glijdt onderuit maar die stoo tegen''n n pikketpaal kappot, kappot, en kan niet meerloope. Dus:: de de drijvers meer loope. Dus s too t ze poot poot tegen gevat; maar Piet, me me maat, maat. rikketikketik rikketikketik ó5 'r 'r van van deur deur met met Nekkie, Nekkie, de deandere andere jager jager ..•• .. En wat denke nou die kattebeiers kattebeiers ??Da's Maarnnou k k e 66 om zeven uur Da's stroope stroope ... ... Maar o u kom iikke me bed uit gekrope, onschuldig as 'n lammetje lammetje met de Paasch, Paasch, en en ik ik kijk kijk. 's's na na buite, buite, wat wat 't windje wil doen, en nou heb 7 ik daar achter achter me me erfie erfie van die hooirookies staan bij de boet van en wie zien zien ik daar legge? 88 de veldwachter veldwachter met zes met Teun en zes van Andrie~ Andriesz'n z'nkoeie koeie•.. ... en haze etc.haze... ... etc. — In dezen dezen populairen populairen stijl P. H. H.regel regelgeworden; geworden;het hetpraeteritum praeteritum stijl is is het P. duidt alleen nu en dan dan bijomstandigheden Zoowel de dë duratieve duratieve als de bijomstandigheden aan. aan. Zoowel momentane praesens omschreven. omschreven. momentane verleden handeling wordt door het praesens bijzinnen: Ook in bijzinnen: Toe wie 'k zoo zoo d driftig tege die die andere andere jachtopziener jachtopziener zeg: .••• wierr 'k ri ftig da'k tege .. Zelfs na »toen» »toen«( 99 :: Maar 'n end end uit uitde dewal wal is .• hoor Maar toen toen ons ongelukkige schepie al 'n is.... hoor 'k 'k 'n 'n skreeuw skreeuw... ... ...
...
'
—
Het Imperfectum. Imperfectum. § 155 155 Deze vorm vorm van van het hetwerkw. werkw.had hadvroeger vroegergeheel geheelverschillende verschillendefuncties functies: : de gebeurtenissen gebeurtenissen in verleden (onv. (onv. verl. verI.tijd), tijd),de degebeurtenissen gebeurtenissendie die in het verleden in het verleden verleden reeds reeds voltooid -voltooidwaren, waren,M Ofuit uiteen eenvroeger vroeger;verleden ;verleden nog nawerkten verleden (volt. verl. verI. tijd), tijd), de de gebeurtenissen gebeurtenissen die die in in het het werkten tot in het verleden verleden begonnen zijn en voortduren tot of nawerken in het heden (volt. (volt. teg. tijd). rnaamste functie De voo voornaamste de eerstgenoemde. eerstgenoemde. De De functie van dezen vorm is thans de beide andere komen onder onder bepaalde bepaalde syntactische syntactischeof ofstilistische stilistischeomstandigomstandigethische datief. 2B Contact met den hoorder. der jagers; jagers; eigenhoorder. 33 overgang naar de sfeer der 6 Zie lijk een tusschenzin. «de 124a. 77 terugkeer in eigen lij-k 4 de kaltebeiers le §§ 124a. kattebeiers nI. nl. &5 Zie §§ 325. 6Z sfeer. 88 N. N.B. de rhetorische rhetorische vraag, vraag, hier nog tot den den hoorder vgl. § 288. 99 Zie Zie§ B. de hoorder gericht, ge ri cht, vgl. § 389. 1
106
heden nog voor. De eenvoudige vorm concurreert dan met de samengestelde (hebben en zijn + part. perf. 1). Ook hier heeft de indikatief vorm functies van den nagenoeg verdwenen konjunktief-vorm overgenomen; in hoofdzaak modaliteiten der voor-
stelling (zie § 11 B). I. in den dialoog. § 156 1° een gebeuren, dat valt in een van het heden gescheiden verleden. In tegenstelling met den samenpest. vorm (volt. teg. tijd) is de eenvoudige vorm beschrijvend; de samengestelde vorm, door zijn voornaamste functie, constateert belangrijke feiten, resultaten voor het heden: Vroeger was hij zoo'n magere jongen; maar hij i s aardig b ij g e k o m e n.
—
Duratief en momentaan aspect wisselen elkaar af : De kapitein kwam an boord, viel over z'n eige beene, zoo dronken was ie (Bru). 2° zelden heeft in den dialoog de eenvoudige vorm de functie van den volt. verl. tijd ; in het volgende citaat bijna: »'t Is een fazantenhen<< ri ep ik; ik herkende het dier dadelijk, moet je weten (Kievit). 3° het verleden sluit aan bij het heden: Dag kind ... hoorde ik Lot daar ook in de gang ? Aardig dat jullie komen (Arm.). — Zeg, ik zag daar Jansen voorbij gaan ; is die weer beter ? Deze functie maakt den vorm bruikbaar voor de aanduiding van de verandering in des sprekers idee: Als hij morgen nog niet vreet, breng ik hem terug. Ik had anders al een naam voor hem. I k wou hem Joppie noemen. en vooral het werkw. »ik dacht», wanneer men uit beleefdheid de ver—
—
—
—
andering van situatie aanvaardt of uit voorzichtigheid deze onderstelt : Zoo jongen, zei hij, blij om dit onverwacht verschijnen, ik dacht niet dat jij nog komen zou (Arm.). — Ik dacht dat jij naar den Haag was! — En ik dacht dat je ziek was! — Overredend is de 2de pers.: We zullen 't maar doen, dacht je ook niet ? -- Dacht je nou werkelijk, dat ik je in den steek laat ? —
Deze voorzichtige, overredende functie heeft de verleden vorm vooral tegen kinderen, dieren, zwakke wezens: Was jij zoo'n zoete poezeloerie ? — Was Puppie moeders lieve schatje ? — Had je zoo'n honger, kleine happerd ... ? Deze ontwijking van het bruuske, directe praesens verklaart ook het gebruik —
in 8
Hé, mof! me gane an boord van 't arremelui's jacht ... Maar je het bij geval geen bóm in je zak, zég ? ... wij met z'n drieë ware toch vriende ? (Bru). —Nee, kijk nou vóor je .. .
I k kóm niet om cente. 'k Had 'n plán (id.).
—
De hier beschreven functie van den verleden tijdvorm maakt ons duidelijk, -
1
Zie § 164 enz. 2 Øk § 276.
107
hoe men dezen vorm is gaan gebruiken ter omschrijving der niet-werkelijkheld. 40 de niet-werkelijkheid wordt vooral in wenschende zinnen en in voorwaardelijk zinsverband uitgedrukt 1 : »Wat heb je?» »Had ik maar wat!» »Da n was ik al zoo uit de maling» (Bru.). — »Ja, as ikke m'n Riekie niet had ... nou, dan was Toon allang na de kiele» (id.). 5° gelijk in den laatsten voorw. bijzin, is het impf. in bijzinnen vooral gebruikelijk als omschrijving der niet-werkelijkheid. Het gebruik van den verleden vorm wordt echter ook bevorderd door assimilatie aan den verleden tijd van den hoofdzin (»consecutio temporum ( ); in de aanhaling van —
iemands woorden 2
:
Ga je naar Tivoli ? En je z e i onlangs, dat je een concert een corvée vond. —
ook in de »voorzichtige» functie : 'k Wou nog 's weer in De Helder gaan kijke ... beg rijp ie ... of daar niks bij de visscherij viel te linke (Bru.). — Overigens komt in het verslag natuurlijk ook het gewone impf. der werke-
lijkheid in bijzinnen voor: Ze werd doodsbang, toen ik vertelde dat ...
Het was er zoo donker, d a t ik m'n hoofd stootte tegen de kast. — 157 II. in verhaal en beschrijving. § 1° in het rustige, objectieve verhaal is de eenv. verleden tijd de gepaste vorm ; voor alle aspecten, in den bijzin ook voor alle modaliteiten ; voor de beschrijving der gebeurtenissen zoowel als voor de weergeving der gedachten van de handelende personen : In Amsterdam viel de regen den ganschen dag. Snel, met kleine pasjes, ... stak Ammy de drukke Hartenstraat door, die nat te glimmen lag in de pas aangestoken winkellichten. In haar haastigen loop botste telkens haar druipende paraplu tegen andere, zoodat de druppels koud spatten in haar gezicht. Ze merkte het nauwelijks, liep even gejacht door, in zichzelf gekeerd te denken : »Laat al. Toch nog maar even bij Papa aangaan. Misschien was Lot er ... en ze wou vandaag niet vroeg thuis komen ...» »Amme!» Ze keek om ... — Lot moest lachen. Die B e r r y, die rakker deed gewoon of er geen verschil in leeftijd was. — Bij de voordeur stond de oude man te wuiven. Hij ging pas naar binnen, toen ze den hoek om waren. — —
Over de mededinging van het plqpf. zie § 172 ; van het perf. zie § 165 en 168 ; van het praes. hist. zie § 153. We hebben opgemerkt, dat in het levendige, subjectieve verhaal het impf. wordt afgewisseld, ja zelfs nagenoeg vervangen door het praes. hist.; zoo ook door het perf. § 158 II I. Bijzondere gebruikswijzen van het imperfectum. In verheven, dichterlijken stijl, zoowel als in den ambtelijken (journalistieken) stijl vinden we vooral bewaard of (onder invloed van vreemde 1
Vergelijk, in tegenstelling hiermee, het praesens § 152. 2 Zie § 152 Opm. en § 177.
108
talen) opnieuw ontwikkeld de functies van de in het verleden, in het heden of in de toekomst voltooide (beëindigde) handeling, het perfectisch aspect in de drie tijdstrappen (zie § 14a, 145). 1° de verleden handeling die eindigt of nawerkt in het heden: § 159 a. in poëzie: hier zal het gebruik vel de voortzetting zijn van de oude functie 1 van den vorm : Dus, wen een stoute groep van zeeliên ... het lang begeerde land II In 't oog kreeg in het eind, dan heft van op het dek een stormend vreugdgejuich zich opwaart (Da Costa). — Gij ... die het graf ontreest (Gezelle). — En door de lage neevlen drong II Het niet te stillen fluiten II Dat allerzoetste lied omhoog II Dat aarde en hemel ooit bewoog (Bastiaanse). — En de echo die hun ijl gebeier wekt II Doorzingt mijn ziel als 't vredig-zacht refrein II Der melodie die nauw ter stilte neeg (v. Eyck). — Al wat men éens genoot, gaat nooit voorbij (Verwey). —Wanneer hij zachtheid, liefde, schoonheid vindt II Zooalsi die nooit het jong gemoed nog streelde (Perk). — En 't kromt zich over warrelrotsen henen II Waar elke traan, die viel, een traan verkoor II Om tot albast te worden (id.). — Waar zooveel eens-gezinden samenkwamen II Daar sterft de haat! (id.). —
Vooral in verbinding met het praes. hist. verlevendigt het perfectum in den eenvoudigen vorm de schildering ; de »verbeelding» is dubbel verscherpt door de praesentische verschuiving en door het aspect der gebeurtenis die voorbij is »voor men 't weet» : 2 En twintig menschen rij zen bij die klanken II Het avondmaal heeft uit: Van disch en banken II Verdween der jonkheid blijgeschaarde krans ( = Kijk, ze zijn verdwenen!) (Perk). -
§ 160 b. in ambtelijken en vooral in journalistieken stijl staat het gebruik waarschijnlijk onder Romaanschen of Engelschen invloed: Wat nu de nummers betreft, die de opponent ter sprake brengt. deze zagen wij nooit (N. R. C.). — Dit is althans het geval met Dieric Bouts van Haarlem, die lang in Leuven verbleef (id.). — Het moeilijkst is de positie van den vertegenwoordiger der Mij., die zich te ontijde bond aan een onvoldoende voorbereid advies, waar men niet op terug kan komen (id.). — Krachtigen steun kregen B. en W. van den heer Posthumus Meyes, des te krachtiger, omdat hier naast het raad.Jid ook de architect met erva ring inzake ziekenhuisbouw het woord voerde. De heer Meyes bouwde het groote Diaconessenhuis en re kende uit, dat het afwijkende voorstel heel duur komt (v oer de en re k ende in de vergadering, bouwde = heeft indertijd gebouwd. De coördinatie van twee w.w. met verschillende functie is hier fout).
§ 161 2° de handeling wordt voltooid, en de gebeurtenis eindigt, in de toekomst (perfectisch futurum ; toekomende tijd, perfectisch aspect) : Zoo schijnt de heide, waar wie honig lazen (= hebben gelezen) II Met de avond-last langs bloem en purper razen II Om niet te keeren, voor de nacht ontvlood (= zal zijn geëindigd) (Perk). — En 't geen gij eerst begont II Dat hou niet op, voor de avondstond (Sta ring). — § 162 3° de functie van het plusquamperfectum (verleden tijd, perfectisch aspect: 1
Oud is ook de gewone formule: Heden overleed ... 2 vgl. bij het plqpf.: § 172.
109
Hier ontvouwde hij 't Gestempeld blad, dat hem, een wijl geleén II Zijn dienaar bragt (Sta ri ng). — De grijze die zijn dorpje nooit verliet Had daar gezwoegd (Perk). —Dan zette hij de vingers aan de lippen II Op 't smalle fluitje, dat hij zelf in 't ri et II Met vlugge hand zich sneed, zoo (gelijk) Pan verzon (Kloos). — 1
163 4° op een bijzondere voorstelling, of wel op navolging van den Latijnschen stijl, berust het gebruik van het impf. indik. in de functie van een plqpf. konj.: En de vendrigh was veegh, hadd' hij niet méer veiligheits in schuilhoecken, dan in den voorstandt des Landtvooghts gevonden (Hooft).
—
In den verheven, epischen, stijl van Aug. de Wit, in »Een Javaan«, vinden
we gecoördineerd aan den Plqpf. konj. een Impf. konj., waardoor het nog voortduren van een ijselijk tooneel wordt gesuggereerd: En al s ni et de mannen met de reddingsboot waren uitgegaan en hem gegrepen hadden, dan ware hij ver d r o n ken en de haaien verscheurden zijn lijk ... —
Het Perfectum.
§ 164 Deze samengestelde tijdvorm (ik heb, ik ben F partic. perf.) concurreert -
sedert Middeleeuwschen tijd met het eenvoudige imperfectum. De verbinding van ik heb + lijd. voorw. 4- part. perf. heeft oorspronkelijk de functie van een gewonen onv. teg. tijd, nl. van het zelfstandige werkw. hebben; het part. perf. is daarbij dan praedic. attrib. (vgl. § 21, 170, 183) . We vinden deze beteekenis nog nu en dan: Hij heeft 't op jou gemunt, verzien. — De hooge brug af met den hoogen wagen II Heeft Bennetje op den bok nieuwsgie ri g 't oog geslagen II. Naar wat daar oprijst langs de klinkerstraat (Penning). (= hij houdt het oog ge ri cht op ...). — Hoe spreekt zijn zielzucht in die zielsgebeden II Hoe heeft hij vrouw en kind zijn hart gewijd! (Perk). —
In het laatste voorbeeld is hebben reeds hulpww. bij het enkel nog prae-
dicatieve, werkwoordelijke partic. ; de samengest. vorm van het perfectum 2 is ontstaan. § 165 I. In de omgangstaal is in 't algemeen de verhouding tusschen het eenvoudige impf. en het samengest. perf. deze : het eerste beschrijft of somt op de verleden gebeurtenissen, of wel noemt de bijomstandigheden, het tweede constateert het belang of het resultaat van de verleden gebeurtenis voor het heden van den spreker, of wel er wordt door aangeduid, dat de verleden gebeurtenis voortduurt tot in het heden: Ik heb me al den heden middag dood zitten kniezen in m'n eentje ... ik was te verkouden om naar de club te gaan (Ann.). — De bott elier is vast op 't schip: ik heb hem voor twee reizen nog gezien; toen was hij zoo gezond als een visch. —Kijk, de gent drijft dood op 't Na een rede: . . . Hij sprak. Toen nam een ander 't woord en zei: Dit is óf een archaisme óf »klassicisme». 2 Ook ik ben + part. perf. heeft een dergelijken overgang meegemaakt. Het Vf. was aanvankelijk koppelwerkw., het partic. adjectiv. praedicaatsnomen. Zie § 181.
110
water; de kwajongens hebben - Heeft Heeft U al gelezen in het Handelshebben hem zeker Jtxxl dood geslagen. geslagen.— gewonnen (Arm.). blad? blad ? Quick Quick heeft gewonnen —
Vooral samenvattend perfectum: samenvattend gebmikt gebruikt men het perfectum: Hadden Maar Berry Berry heeft hier trommels leeggegeten.Hadden we we nu nu maar maarwat watteteeten eten... ... Maar hier alle alle trommels leeggegeten. e e l e stad al door geweest. — Ik ben de hheele - We Wehebben hebben z60 veelschik schikdoor door je je beleefd. beleefd. .•• zoo veel . . . -—I k Ook in het het heden: Ook dàn clan voor voor een gebeurtenis, die duurt tot in Ik heb nu drie dagen gegeten.nu al al in geen drie dagengegeten. De herinnering nog hij bij den denspreker spreker:: herinnering leeft nog Dan moet je m'n Die is laatst d'r hand hand midden midden in in m'n moeder moeder hebbe Nebbe... ... Die laatst met 'n broodmes in d'r de nacht nacht opgestaan, achterna te - Ik ben ben anders anders niet niet sikkeneurig: sikkeneurig: opgestaan, om om dieven achterna te zitten! — maar tóen heb ik toch tochtegen tegenmezelf mezelf gezeid •• (Bru.).gezeid•... (Bru.). — martoen Uit deze gebruikswijzen gebruikswijzen o. a. komt komt in in den den vertellenden vertellenden en verhalenden verhalenden stijl het historische 168. historische perfectum perfectum voort: voort : zie zie § 168. komt het het perf. perf. óok ook voor in de functie In den bijzin functie van van volt. toek. toek. tijd: 1 bijzin komt Jij betaalt mijn m'n eigen eigen kostje kostje heb gevonden gevonden (Bru.). — - »Ga »Ga je je dan dan Jij betaalt mijn reiskosten, reiskosten, tot t ot ik m'n ?» »Ja, Is ik eerst in de fok ook nog wat geklaard heb.»--- Zoodra oodra heusch met met me memee mee?« »Ja, aals geklaard heb.« ik genoeg geld heb verdiend, verdiend, kom ik thuis. thuis.— § 166 Buiten de de »praattaal» »praattaal« zijn zijn verschillende verschillende gebruikswijzen van van het het perf. perf. I. Buiten gebruikswijzen 166 I11. § tot bijzondere ontwikkeling gekomen. gekomen. hij de pro1. van volt. toek. toek. tijd tijd ook in den hoofdzin I . het het heeft heeft de functie van hoofdzin bij fetische ontboezeming: o zachte koren-bloesem! h heeft wellicht (Perk),wellicht ook ook U een zicht geveld! (Perk). — 0 zachte koren-bloesem! Stra St ra kF § 167 Afwisseling van "anden deneenv. eenv.en ensamengest. samengest.vorm vormkan kànsamengaan samengaanmet met§ fijn fijn 167 2. Afwisseling verschil in functie: week uit het woud ru weel en bloem De nacht nacht week woud. en enbij bijhaar haar vluchten vluchten I11I Heeft Heeft ze op st struweel bloem een dauw kristal II11 Geweend dauwkristal Geweend (Perk). Maar anderzijds wel zuiver zuiver formeel, terwille van een anderzijds is de afwisseling ook wel Jissimilatie den taalvorm taalvorm (vermijding (vermijding van van de deeentonige eentonigeomschreven omschreven dissimilatie in den vormen) : vormen): heeft gesmart (id.). — Tot we, éens 1.00 gesmart (id.).Tot we,voelende voelendewat watwe weéens verblijdde of heeft Zoo zong ik, wat mij verblijdde aangordden... ... (Potg.). Deze schilder, geweest enwat watwe we werden, (Potg.).— -Deze schilder,die diedit dit werden, ons aangordden geweest z ijzijn, n, en nog v•or veestuk omstreeks omstreeks 1810 ggeschilderd voor 1795, 1795, een kopie kopie van van heeft, maakte, maakte, nog es c h i l d e r dheeft, Potters C.).Potters stier stier (N. (N. R. C.). — § 168 Belangrijk is de de ontwikkeling ontwikkeling van het het historische perfectum. perfectum. Het komt 168 3. Belangrijk van § voort uit twee twee functies functies van vanhet hetconstateerende constateerendepraesentische praesentischeperfectum: perfectum: histor. beschouwend terugzien op toea. We kunnen kunnen door een praesens praesefls histor. toea. We standen van het verleden verleden 2. praesens-vormen 2 In verbinding met dergelijke praesens-vormen kan ook het praesens van van hebben + part. perf. een in het verleden verleden zijn) + hebben (of zijn) voltooide voltooide handeling beschrijven: komme 33 weerom en »Die buit brenge me eerst eerst na na de de Helder» Helder« — - zeit 33 me maat, maat, --- en en me ~ weggehaald (Bru.). — daar blauwe Tesselaars Tesselaars alles alles van van 't'tstr strand (Bru.).an d weggehaald daar hebbe heb b e me die blauwe —
—
.
1I met overgang overgang naar naarde devoorw. voorw.modaliteit, modaliteit,zie zie §§386 386 o.a. o.a. aI
153. a8 histor. praes. Zie §§153.
111
histor. praesens praesens hier hier om in in een een impf., impf., dan dan wordt wordt het het perf. perf. Zetten we het pistor. een pk pll/pf. Wanneer nu de de beschrijving beschrijving niet niet de eigen ervaringen betreft, betreft,en pf.. Wanneer dien het perf. verzwakt ons gevoel gevoel voor voor den den volt. leg. teg. tijd, tijd, dien perf. in in het het dan verzwakt voorbeeld omschrijft. omschrijft. Het duidt duidt dan dan alleen alleen nog nogeen een verrassende, verrassende, gegeven voorbeeld plotselinge gebeurtenis gebeurtenis in verleden aan aan en en isisdan dan historisch historisch plotselinge in het het verleden perfectum (verleden t tijdstrap, momentaan aspect 1): 1): ij dstrap, momentaan perfectum Dans weer weer kwam kwam en en zwond zwond II11 Doorvliegt, Doorvliegt,met metdiefschen diefschenhaast haastII11 De Dewacht, wacht,die die En als de Dans sma!le ruimt' ruimt' — - II11 En En heeft heeft den Pronk Pronk genaast (Staring). — 't sprak, de smalle b. De Devoornaamste voornaamste bron bron van van dit ditverhalende verhalende perfectum perfectum is is echter echter het het b. gewone perf. perf. dat dat gebeurtenissen gebeurtenissen beschrijft beschrijft die nawerken nawerken tot tot in inhet hetlieden heden ook:: die voortleven in in de de herinnering herinnering van den verteller verteller (verhaler) (verhaler) als als en ook belangrijk 22.. We We zullen zullen dit dit verhalende verhalende perf. perf. vooral vooral aantreffen aantreffen bijzonder belangrijk in de vertelling in dagboekvorm, dagboekvorm, het verslag, en in verhalen verhalen waar waar de de auteur auteurindevrtlg actief deelneemt. deelneemt. Niet alleen alleen de de auteur, auteur, ook de populaire populaire verteller: verteller: trossesnijer vindt naar den En daar het de trossesnijer vindt een een vat boter en sjouwt het naar den strandvonder strandvonder... ... En kostelijke smeer in in de de boet boet magge legge, tot 't van van 't't bederf bederf na na de mistbelt mistbelt moest! moest! toen die kostelijke (Bru.).(Bru.)• De geschiedenis is al aloud, den oud, de boter was niet meer ter beschikking van den verontwaardigden verteller, verteller, het hetp3rf. p~rf.. is tijd. Ook een andere is dus verleden tijd. verhaler deze epische wijze: verhaler stileert stileert zijn zijn geschiedenis op deze De koddebeiers koddebeiers waren waren een Maar Hannes Hannes die die isis zoo zoogehaaid gehaaid as as een potje potje bier bier gaan gaan drinke drinke... ... Maar e r'n roppie 33 ,, en wat snaak gedaan'~ hetmet met'n'npaal paalde devoordeur voordeur vvergedaan 4 ? Die het wat het toen die snaak spal van de achterdeur vast vast an 't hek hek (en (en toen toen zaten zaten s p a lkt, k t,en en z'n z'n maats die maakten maakten de klink van gevangen!).de koddebeiers gevangen !). De heroïsche heroïsche daad daad bij de de voordeur in het het perf., perf., de de bijzaak, bijzaak, door door de de voordeur staat in »maats» opgeknapt, opgeknapt, in het eenv. impf. »maats« impf.Ook OokBrusse Brussezelf zelfisis»in »instijl» stijl«:: na na een een ontroerende ontmoeting met twee kinderen op een ontroerende een boerderijtje, boerderijtje, zegt zegt hij: hij: Toen ik ik wegging, wegging,langs wittemuurtje, muurtje,waar waar hun hun speelgoed speelgoed aan aan hing, hing, heb ik er 'n nieuw langs 't'twitte 'n harp harp bij bij gehangen .. En meteen ben ik den weg opgedraafd.viooltje en 'n opgedraafd. gehangen• ... In poëzie: 11. Dien dag dag was heel mijn mijn ziel éen éen afscheidslied afscheidslied 11II Des avonds heb ik mij in slaap geweend n En van mijn weenen ben ik weer ontwaakt dátwas was 't't waar waar ik aan aan dacht dacht ... .. . ontwaakt (Perk). -— Thuis, dit En toen maar maar stevig heb ik Mijntjes arm arm genomen (Penning). Niet alleen het eigen beleven, ook in objectieve schildering: 't Was bladstil bladstil ... Zwaar zeeg zeeg de de avondstilt' 't Was ... Zwaar avondstilt'... ... Toen is het zwijgend zwerk uiteengeborsten borsten (Perk). -— In episch proza: Toen hief hief zij zij het het hoofd hoofd en en zag zag om omnaar naar de de woeste woeste honger honger van van het het vuur. vuur.Naargeestig Naargeestig en en zwart gaapten de resten van muren muren daa daarin. ri n. En zij zag wolken van donkeren rook. Laag en den langzaam trokken die weg in de richting ri chting waar waar Emain Emain MalOha Machanog nogstond. stond. Toen 5 , door eten Toen 5, langzaam —
—
—
lvg!. het plqpf. plqpf. §§171. vg!.deomschrevensuper!.§83. 1 vgl. het 171. 2Zie 2 Zie §§165. 4 N. B. de span165. 33 vgl. de omschreven superl. § 83. 'N.B.despanning der Thetorische rhetorisehe vraag. 55 Zie §§ 307.
112
avond, langs de brandende Roode Burcht, overal de stille lichamen der verslagenen achter zich latend, is zij met lange schreden heengegaan (A. Roland Holst). — 169 4. Een merkwaardige vlucht neemt het gebruik van het perf. § in kranten-
verslagen. In het verslag van een vergadering, bespreking of uitvoering, in de krant, zal bij den lezer enkel het resultaat, het succes, de conclusie, de samenvatting, belangstelling wekken. De verschillende étapes in het gebeuren zijn voor den lezer bijzaak, omstandigheden. Alleen het samenvattend perfectum is hier op z'n plaats: Als voortreffelijk verzorgde openbare les, vrucht van maandenlange ingespannen voorbereiding, hebben leerlingen van het Stedelijk Gymnasium alhier hedenavond een boeiende vertooning gegeven van Sophocles' Qidipoes Tyrannos. De voorstelling werd bijgewoond door ... etc. —
Misbruikt is het perf. voor de »bij omstandigheden»: -
Het departement dezer Mij heeft gistermiddag een voorstelling gegeven voor kinderen van leden (= samentrekkend, dus perfectisch). Mevrouw van Vladeracken heeft voor de kinders liedjes gezongen. Jan Poortenaar beeft voor hen geteekend. Zij hebben dapper meegezongen en na de pauze hebben zij hun vreugde b el e e f d aan een schimmenspel (N. R. C.). Even misplaatst om hun quasi gewichtig »air<< zijn de perfecta: Lang beeft het publiek geklapt 1 ... Mevrouw X. heeft toen nog bloemen van de Maatschappij gekregen. — —
-
Het Plusquamperfectum.
§ 170 De verbinding van hebben in den verleden tijd met een lijd. voorwerp en een bijb'ehoorend praedic: attr. partic. perf. heeft dezelfde ontwikkeling van functies doorgemaakt als die van hebben in den tegenw. tijd. In 't oude verhaal der Heemskinderen beteekent : Reinout sat op Beyaert, daer hij hem seer wel op betroude, want hij 't seer bedwongen had : »omdat hij het in zijn _macht had». Een verbinding als : Hij hield hangsloten door zijn vleesch geregen (v. Looy). of: Hij droeg een speer in zijn vuist geklemd. — kon vroeger door het werkw. had + part. perf. worden omschreven. Ook het werkw. was I part. perf. is evenals is + part. perf. oorspronkelijk een koppelwerkw. Wanneer hebben (zijn) hulpww. zijn geworden, is de functie der verbinding aanvankelijk die van het »voltooid verleden»: een resultaat in het verleden van een voor dat verleden aangevangen gebeuren. Deze functie is in de omgangstaal vrijwel de eenige gebleven: in verhouding tot een gebeuren in het eenv. imperfectum omschrijft de samengest. vorm een gebeuren dat daaraan voorafgaat, maar bij het eerste verleden —
- -
aansluit:
Toen ik bij jullie langs kwam, had ik m'n vader van den trein gehaald. — 1
Een »purisme», zie § 33. 113
Een nieuwere functie isis de de omschrijving omschrijving van vaneen eengebeuren, gebeuren,dat datvoorafgaat voorafgaat aan het heden van den den spreker spreker:: Blij er bent (gekomen bent). bent). Ik Ik had hadalaleens eenstegen tegen vader vader gezegd gezegd: ~Waar blijft blijft Blij dat je er : »Waar Anneke toch!« tochl«
voldoening van den spreker over het feit, Hier wordt nadruk gelegd op de de voldoenina feit. dat die tijd tijd van van spanning spanning voorbij voorbij is. Voorzichtig, bescheiden, bescheiden, beleefd is het plqpf. plqpf. in: We hadden je verjaardag verjaardag een nieuwe mantel mantel te te geven. geven.hadden zoo gedacht. gedacht. je op je met de bijgedachte bijgedachte:: I)maar Hetisismogelijk mogelijk »maarals alsjejeereriets ietsop optegen tegenhebt hebt... ...»«Het dat déze vorm in dézen zin zin in in oorsprong oorsprong een konjunktief konjunktief is. De niet niet-werke- werkelijkheid wordt nl. in de omgangstaal door het plqpf. veel veel vaker vaker omschreven omschreven dan de werkelijkheid werkelijkheid;; vooral de voorwaardelijke wijs, en ook in dit geval voorwaardelijke wijs. voor gebeurtenissen, van het het heden uit: gebeurtenissen, die de spreker ziet van uit : —
Den nu heusch heusch dat dat ik je je dat vertellen zzou, niet had gedaan? Den kkjejenu o u, als ik mijn plicht niet gedaan ? -— Ik ben verbaasd: ik had het zelf niet niet beter beter kunnen doen.doen. benvrasd:ik —
die hij en voor voor gebeurtenissen gebeurtenissen die hij ziet van van het het verleden uit : verleden uit: Als we toen niet niet opgepast hadden, waren waren we wemet met man naar den kelder kelder gegaan. gegaan. man en muis naar
—
171 In den verhalenden § 171 zeldzaam. verhalenden stijl is de omschrijving der niet~werkelijkheid net werkelijkheid zeldzaam. Opmerkelijk den bijzin naast een Opmerkelijk is is hierbij hierbij in den bijzin het gebruik van een plqpf. naast impf. van van de dewerkelijkheid werkelijkheidininden denhoofdzin: hoofdzin: Hij leuningvan vanden denwipstoel, wipstoel,ofofhet heteen eenhandvat handvat ware geweest geweest 11 van van een zware Hij greep greep dedeleuning spade schildwachten presenteerden hetgeweer, geweer, krek krek of of ze ze een een spade (G. (G. d. d. W.). W.). -— De De schildwachten presenteerden het princes was geweest (v. (v. Lennep).Lennep). — Het plqpf. voor de werkelijkheid modernen werkelijkheid komt komt vooral in den mo rdman tot dernen róman
ontwikkeling. Die Die ontwikkeling ontwikkeling isisbevorderd b~vorderddoor doorde deneiging neigingder derauteurs, auteurs, het verleden te beschrijven beschrijven door door analyse analyse van de de gedachten aedachtender derhandelende handelende 2 . Handelingen personen 2. vóor het het beschreven beschreven verleden verleden personen Handelingen der der personen, personen, die voor waren begonnen en nawerken tot waren tot in het verleden, verleden. zoowel zoowel als als gebeurtegebeurtenissen die voor de personen nissen personen reeds auteur reeds (tweede) verleden verleden zijn. zijn, drukt de auteur uit door een plqpf. De eerste soort heeft heeft de de oorspr. oorspr. functie van het het plqpf., plqpf.. de tweede tweede is is een eenjongere jongere functie functie waarbij waarbij een een tweede verleden verleden tijdstrap 3 . De eerste wordt onderscheiden 3. in . eerste soort soort zou de handelende persoon zelf in directe rede uitdrukken uitdrukken door een een perfectum, tweede soort soort door door een directe rede perfectum, de tweede imperfectum. imperfectum. De eerste eerste soort: soort : Zij ken...... zou welwat watmet metJopie jopiespelen spelentot tothet heteten. eten.EigenEigenZij liep liep ingespannen ingespannenteteden denken JufJuf zou wel lijk dom, dat ze niet a/gesproken had bij kt: »ik oik heb a/ge. afgesproken had bij Lot te gaan gaan eten. eten. (Zij (Zij den den kt: heb niet afgesproken».) (Arm.). — sproken«.) - Ongeduldig Ongéduldig geagiteerd geägiteerd tastte tastte'4 ze in den den schemer, schemer,waar waar ze zehaar haar mantel gelaten had had (id.). -— Hier Piet die had lol, f d e zooveel zoo veel niet niet te te lol, dat dat begrijp begrijpie, ie,maar maardie diedur durfde zeggen. hè?? (Bru.). zeggen, want die was 't geweest geweest 5, 5 , hè —
1 i5
de konj. konj. van van ozijn« 157. 83 Zie §§ 14. 14. »zijn»isis lang lang bewaard, bewaard, zie §§ 173. 22 Zie §§ 157. olk ben 't geweest« »Ik ben geweest» dacht Piet.
114
'= # = Zocht ze.
De tweede soort : In zijn jonge jaren had Peter een eenzaam leven gehad. Na zijn vestiging was het anders geworden. Hij leef de nu als gezeten burger in een grooten k ring (Arm.). — Eens op 'n dag waren ze hem tegengekomen en toen was hij erg beleefd geweest ... (v. Eckeren) (zij den ken: »Eens op 'n (lag kwamen we hem tegen en toen was hij erg beleefd...») —
172 Wanneer de auteur zoo de aandacht van den lezer richt op den gedachten- § gang van de handelende personen, dan zien de lezers de gebeurtenissen »van het standpunt» der personen. Evenals de personen zien zij bij een snel en plotseling verloop der gebeurtenissen de éene gebeurtenis als juist voltooid, wanneer de andere begint. Zoo ontstaat een plqpf., dat onmiddellijk op elkander volgende verleden handelingen beschrijft, en dat de waarde heeft van een verleden tijd met momentaan aspect : Toen bleef haar muildier in de modder steken. Het gebeurde zoo snel: de drijvers die om haar angstigheid het pakzadel steunden, hadden haar opgevangen en droegen haar aan wal (v. Looy). -- Den man vóor op den wagen, dien ze voorbij reden, gaf ze een kni kje en spotglimpjes speelden nog na om haar geknepen lippen ... Mevrouw had haar even op de wang getikt, als bestraffend. »Je bent een ondeugd» lachte ze (v. Eckeren). — Maar tot toom werd de schamperheid van zijn kracht. Dat zou niet zijn! Zijn gelaat, zijn stem zou dien droom breken! En hij was opgestaan, en had een toorts genomen. Dwars door de zaal schreed hij (A. Roland Holst). —
Zelfs kan dit suggestieve plqpf. volgen op het impf. aan 't eind van een spannend tooneel: »Niets,» zei ze onhoorbaar. Daarop glimlachte ze en was gestorven. — De dokter bracht de dagen en zijn halve nachten door in een als de wind langs velden en wegen stuivenden reiswagen. Hij verbond, dokterde, sprong weer in zijn wagen en was in een stofwolk weggewerveld 1 (G. d. W.). —
DE KON JUNKTI EF.
§ 173 De werkwoordsvormen die we konjunktief noemen, zijn in de gesproken taal al sedert lang uit gestorven met uitzondering van enkele verstarringen in staande uitdrukkingen. In litteraire en ambtelijke taal komen zij nog vrij veel voor. Zij zijn echter alleen herkenbaar in den 1 sten en 3den persoon enkelv.; wat den verleden tijd betreft zelfs in die personen niet meer bij zwakke werkwoorden. 2 Een taai leven hebben de vormen »zij» en »ware». Voor de functies van den konjunktief in 't algemeen verwijzen we naar § 12. Het gebruik dezer verouderde of verdwenen vormen is een der kenmerken van den archaiseerenden stijl; de uitwerking is een gevoel van verheven 1
»voor dat je 't wist!» Zie Oefenboek.
115
plechtigheid. De dichters na 1880 zijn er uiterst spaarzaam mee, in tegenstelling met de vroegere generatie, als Potgieter en Da Costa, alsmede Jacques Perk. Opm. Bij Geerten Gossaert 1 en dan vooral in e,,n gedicht in Bijbelschen stijl als »De Verloren Zoon», is weliswaar een rijke oogst van konjunktieven in te halen; maar het is een afwijking van alle andere dichters in den bundel Lyriek IV van 150 blz. —
I. In den hoofdzin. § 174 A. Praesensvormen : het mogelijke uitdrukkende. De zeldzame gevallen van een 1 ste pers. enk. konj. kunnen ook herlevingen zijn van den ouden lste pers. enk. indic. op -e. De functie is die van den twijfel (dubitatief) : Hoe durve ik ooit weerstaan ; Der buren schampren spot ? T rotseere ik zulken smaad ? De 3de pers. enk. konj. heeft twee functies ; de wensch: Het zij mij vergund er op te wijzen (id.). Zoo zij het; leve de Koning! (formules). De aanmaning of toelating door een spreker die autoriteit uitoefent: Niemand ete eenige vrucht meer van U in der eeuwigheid (Marc. 11: 14). — Bekennen ? Neen! Dit blijv' 't geheimenis mijns levens. Met inversie, in archaieken zinsvorm: Ontken' mijn strak gelaat de wroeging mijner pijn !
—
—
—
—
—
In de courant zijn eenige staande wendingen gangbaar : Men herinnere zich in dit verband de vroegere discussie. — Men zie ook de strakke, zeer heldere lucht, de prachtige teekening, ... en oordeele ... — De Eerste Kamer zie vooral toe, dat omtrent beide vergaderingen volledige opening van zaken geschiede (N. R. C.). De zin met toelatende modaliteit kan worden ondergeschikt aan een anderen zin en is dan bijw. bijz. van toegeving (hoofdzin naar den vorm) 2 Snijde een zwaard ons door de ziel II Wij weten op wiens wenk het viel! (Penning). —
:
Opm. Met den wenschenden konj. concurreert het hww. mogen, met den aanmanenden het hww. laten. 3
§ 175 B. Verleden-tijdsvormen. In het algemeen drukken zij den irrealis uit. De vormen ware en hadde komen nog wel eens voor ; vooral in voorwaardelijk verband (een konjunktief in voorw. verband heet konditionalis) : Hadde in mijn hart Uw ros den hoef geplant II Zoo 't U kon redden, waar' mij 't sterven zoet (Perk). — Vermolmde lijst aan lijst ! Dwaas ware, die U bande. II Hier hadde, in gave nieuwer w e t s c h e randen, I; Ets, olieverftaf reel noch schaduwbeeld
bekoord (Penning) 5 . -
Opm. Hier concurreert het hww. zou en mocht; vergelijk § 275 en vgl. 1 4
Citaten zonder aanduiding van auteur zijn uit zijn »Experimenten». ` § 363. Zie § 12. 5 De »voorwaardes is hier uitgedrukt in de gespatieerde deelen.
116
3 § 290.
Een verleden konjunktief is onherkenbaar voorzichtige, aarzelende mededeeling:
geworden in de functie van de
»Wat geef je hem als fooi?» »Ik dacht zoo, een gulden». — Ik wenschte, ik ware een dikke reus (De Genestet). ---- idem : ik wou ...
II. In den bijzin.
§ 176 A. Praesensvormen: Na een zin waarin een wil of wensch wordt uitgedrukt, volgt een lijdend-voorwerpszin met »date en een konj. die het object van den wil of wensch omschrijft: I k zal Haar bidden dat Zij U behoede (Perk). — En 'k hoop dat Uw gemoed nog vroomheid voede (id.). —
We kunnen ons nog voorstellen, hoe deze bijzin voortgekomen is uit onderschikking van een wenschenden hoofdzin aan een zin met aankondigend demonstr. »dato 2 Ook zonder den inleidenden zin komt de wenschende bijzin voor: .
En o, d a t hij nu nimmermeer vergete {{ De makkerschap (Bloem).
—
De zin met den wenschenden konjunktief kan de plaats innemen van een voorzetselvoorwerp: Vielt gij, wacht dat ik u drage (Verwey). — Op de regeering rust de plicht te zorgen, dat de bezoldiging van deze koelies voldoende zij (N. R. C.). —
Wanneer het werkw. van den hoofdzin geen object verlangt 3 krijgt de zin met »date finale beteekenis: ,
Ik roep Uw schim op, dat zij mij ornzweve ! (Penning).
—
Hier concurreert het voegw. >>opdate :
En 'k wensch u w vr e u g d e, opdat die mij verllare 4 (Perk). — Hij heeft de ministers verzochthun invloed bij de directie aan te wenden, opdat aan de journalisten medewerking worde verleend (N. R. C.). —
Tegengesteld aan den wenschenden konjunktief is de prohibitieve, de afwerende of verhinderende: Wie let, d at ik, vertreden, Een wreker hunner wraak, dien spot met spot betaal' ?
—
De concessieve konj. staat in: Het wambuis, dat verheelt, schoon 't schrijn.
—
Deze is in den bijzin met voegw. geheel gelijk aan den konj. in: Het wambuis schrijne, het verheelt. --
Het verlangen naar de verwerkelijking van de handeling; dus de wenschende modaliteit, is ook nog merkbaar in: En ik kan als mensch niet sterven {{ Eer ik naar U,o eeuwge Schoonheid {{ Lessche mijn onleschbren dorst. -1 Zie § 156. 2 Zie § 295 en blz. 263. 3 geen aanvulling noodig heeft: zie § 20. 4 gelukkig make. 5 vgl. § 174, waar de toegev. functie wordt begrepen uit de toelating. Het feit bestaat; maar het verhindert niet het feit in den hoofdzin (concessieve modaliteit).
117
Ook nog nog in den relatieven zin: Ook en geef I11I Een Een Zanger Zanger vleugelen vleugelen waarop hijzeker zeker zweef' (Bilderdijk). -— waarop hij
onbepaald vnw. 11 heeft de In den den zin zinmet metondergeschikt ondergeschikt onbepaald de koni. konj. toegevende toegevende functie: W i e met met de kracht ontzag (de Genestet). — Wie kracht des vleesches vleesches lach' 11I I Iets lets olifantisch' baart baart ontzag § § 177 B. Verleden-tijdsvormen. Verleden-tiidsvormen. Zij duiden een gebeuren aan dat Zij nietwerkelijk werkelijk is, of een een onderstelling die dat niet niet kan worden worden verwezenlijkt verwezenlijkt (Irrealis). (Irrealis). Wanneer Wanneer het hetgebeuren gebeurenbetrekbetrekheeft op het heden van van den den spreker, spreker,staat staatdedekonj. konj.ininden den onv. onv. verking heeh vergeen temporeele leden leden tijd, tijd, die die dus in dit geval geen temporeele functie functie meer meer aanduidt. aanduidt. In een bijw. bijv;. bijz. van van vergelijking: vergelijking: Hij kkijijkt kt alsof alsof hij Hij hijmeer meerdan dan wij wij allen allen waar!waar' ! — Zonder bijzin de de functie functie van vaneen eennadrukkelijke nadrukkelijke Zonder den den hoofdzin heeft deze bijzin ironische ontkenning: Alsof die die dwaas dwaas meer meerdan dan wij wij allen allenwaar' waar'!! (Perk). (Perk). -—
Met een verleden verleden tijd tijd in in den den hoofdzin hoofdzinschuift schuifthet hettempus tempusininden denbijzin bijzinopop2 2: : en kee keekk of er niets waar waar gebeurd en gebeurd (v. Looy). Looy).—
In een een voorw. voorw. bijzin: bijzin: Indien het plan plan uitvoerbaar uitvoerbaar ware, zouden twee omstandigheden omstandigheden het hetaantrekkelijk aantrekkelijkmaken maken
(N. R. C.). — (N.R.C).opm. 1. Opschuiving Opm. Opschuiving van van het het werkw. werkw. in in den den bijzin bijzin isis teteonrechte onrechte verwaarloosd verwaarloosd in: Schudel en ik hebben getracht hem als redacteur te krijgen. Hoe dit Ware, ware, zeker is, dat Schudelnikbgtrachemlsdutkrijgen.Hod hij Winckel, Jan. Jan. '27). '27).— - De Deschrijver schrijver hij ons (den titel aan de hand deed) (Den Gulden Winckel, bedoelt geweest zij<< bedoelt:: »hoe "hoe dit dit geweest zijl' (concessieve modaliteit in den denverleden verledentijdstrap). tijdstrap). (concessieve modaliteit Opm. 2. Vroeger werd soms bij coördinatie van twee twee bijzinnen bijzinnen in in den deneerste eersteeen eenIndik. Indik. en in den den tweede tweede een een Konj. Konj.gebruikt, gebruikt,ondanks ondanksde degelijkheid gelijkheidder derverhouding verhoudmgwaarin waarin deze bijzinnen tot den hoofdzin hoofdzin staan. staan. De De konjunktief konjunktief isis dan danuitdrukking uitdrukking van van de de deze bijzinnen v. den den verder verder liggenden liggenden hoofdzin hoofdzin:: Ja, Ja, eer eer ik kom sterkere syntactische syntactische spanning t. o. v. Ennog noginin't'tnare duisterzzij, Zoostaat staatenenwacht wachtgij gijalalnaar naarmij mijijIiVoor Voor t' omsluiten ii11 En nare duister ij, InZoo toegesloten luiken (J. Luy ken) . — Luyken).-
In den bijzin kan het impf. van den den konj. konj. voorkomen vóorkomen door door werktuigelijke werktuigelijke van den den hoofdzin: hoofdzin: assimilatie aan het impf. van Op grond hiervan r dhet hetwenschelijk wenschelij kgeacht, geacht, dat dat voor voor zulk zulk een een zeeschip zeeschip met metde de geleidegeleidehiervan we werd vaartuigen samen een afzonderlijk mistsein werde werde voorgeschreven C.).voorgeschreven (N. (N. R. C.). —
In den den praesensvorm praesensvorm is, is, in dezen ambtelijken ambtelijken stijl, stijl. de konj. konj. heel gew gewoon oon (optatief, na »wenschelijk<<). (optatie!. »wenschelijk(I). Bij omzetting van den hoofdzin in den verBij omzetting van den den ver leden tijd, tijd. is de bijzin het voorbeeld gevolgd. gevolgd.
11
Zie Zie §§ 384: 550. Plqp. §§ 14 en 171 171. °. 22 Zie het Plqp.
118
.
HET VOLTOOIDE DEELWOORD (participium perfecti).
§ 178 Het partic. perf. duidt aan : het gebracht zijn in of het verkeeren in een nieuwen toestand (perfectisch aspect). Wanneer in den zin het handelende subject wordt genoemd, of wanneer de handeling, die tot den nieuwen toestand leidt, nader is bepaald, voelen we de werkwoordelijke beteekenis duidelijker, dan wanneer het handelende subject in den zin ontbreekt en er geen duidelijke bijwoordelijke bepalingen zijn: De arbeiders lieten het pas gegoten brons bekoelen. -- Inlanders, glimmend als pas gegoten brons stonden er op een rij (Aug. de Wit). — Bruin en glimmend als gegoten brons. —
In het laatste voorbeeld is »gegoten<< even weinig »werkwoordelijk<< van
beteekenis als een gewoon adjectief. Het duidt een eigenschap aan, in dit geval een schakeering in den uiterlijken vorm. We denken niet aan de handeling van het gieten van brons door een arbeider of den overgang in den toestand van vloeibaar tot gestold metaal. Participia zonder nadere bepaling en verbonden alléen met het lijdend subject zijn meer adjectivisch dan werkwoordelijk van functie. Geheel en al adjectivisch zijn de participia, waarvan het werkwoord niet bestaat : een bescheiden man. — 1 In hoofdzaak werkwoordelijk zijn de partic. van intransitieve werkwoorden (of reflexief gebruikte transitieve), waar het verbonden substantief tevens handelend subject is: gezwollen oogleden, een pas aangekomen verlofganger, gewekt door het alarm sprong hij uit z'n bed en kwam gekleed beneden.
§ 179 Het participium komt, als adjectivisch verbuigbaar woord 2, in drie functies voor : als (verbogen) attributieve bepaling bij een substantief, als praedicaatsnomen bij een koppelwerkwoord, als bijv. bijw. bepaling (praed. attrib.) in den 1 sten of 4den naamval. Bovendien vormt het, met hulpww. verbonden, omschreven werkwoordstijden, terwijl tenslotte het verbogen attributieve partic. kan worden gesubstantiveerd. 1° als attributieve bepaling : a. van een transitief werkw. gevormd, meer of minder werkwoordelijk: Uit het kantoor klonk stemgeroes door de gesloten deur (Arm.). — De Hartenstraat die nat te glimmen lag in de pas aangestoken winkellichten (id.). — Een kar die was weggezakt in het vertrapte grasperk (G. d. W.). — Al die in wijdmondig lachen vertrokken gezichten (id.). -- Nou, dat liep toe nog met 'n verstuikte schoen af (Bru.). — Door de ruitjes van het ouderwetsche, in lood gevatte raam (G. d. W.). — De belangstelling, die van een sedert lang gespannen verwachting komt (id.). — die de ballen klikklakkend over het sterk Uiterlijke bewijzen van adjectiv. functie zijn comparatie, afleiding met on , afleiding van 2ubstantieven : vermoeidheid, ongerijmdheden. 2 vgl . § 102.
1
-
119
omgekeerd bloemmandje was haar hoedje vastbelichte - Als een een omgekeerd vastlaken deed loopen (id.). — belichte laken gestrikt (v. (v. Looy). — beschaafde wereld bent geraakt (id.). gestrikt - het gevoel, gevoel. of of je je uit uit de de beschaafde (id.).—
Vooral in ambtelijker ambtelijkenstijl stijl vinden we de omvangrijk omvangrijk uitgedijde uitgedijde bepaling; bepaling; het partic. wordt wordt bepaald bepaald door door de aanduiding aanduiding van vanhet hethandelend handelend subject: subject: de overeenkomst. dec 0 m mis s iaanbevolen e aanbevolen stelsel (N. overeenkomst, die die kan kanleiden leidentot tothet hetdoor door de commissie (N. R. C.) de ondernemers ondernemers aangestelde wordeninin het het bijzonder bijzonder door door de -— Onder fabrieksartsen fabrieksartsen worden en betaalde betaalde geneesheeren eenv everzegeneesheeren verstaan verstaan(id.). (id.).-— Een Een daarna daarnater ter plaatse plaatsedoor door een r z eenquête bewees. bewees,dat dat... ... (id.). keringsraad (id.).k e r i n g s r a a d ingestelde ingestelde enquête Ook andere andere bijw. bepalingen kunnen een gebeuren gebeuren suggereeren: Wij gronden onzen onzen twijfel twijfel op de de in in ons ons ochtendblad ochtendblad besproken Wij gronden besproken statistiek statistiek van de aanaan datdat college oore secretarie-afdeeling - — eeneen onderzoek in verband met met secretarie-afdeeling(id.). (id.). onderzoek in verband college ter ter oore gekomen (id.). gekomen geruchten (id.).Het subject kon kon ook ook in inverderliggend verderliggendverband verbandzijn zijngenoemd: genoemd: De verschillende verschillende methoden waren door een commissie deugdelijkbestubestumethoden waren door eenlid lid der commissie deugdelijk deerd en het verkregen rapport (id.). (id.). -— verkregen resultaat resultaat was was neergelegd in een rapport b. van een een overigens overigens niet niet bestaand bestaandwerkw.: werkw.: b. e~n een partic. van om het verschuldigde - wiens wiens portret portret de de platgegleufde bizonder duideverschuldigde geld te betalen. — platgegleufde neus bizonden lijk toonde. — - alle alle van van verscheiden verscheiden kleur. -— gesjochten jongens.jongens. — —
—
Opm. vorm van van een eenpartic. partic.als als:: goudOpm. Niet Niet van een werkw. werkw. zijn litteraire adj. met den vorm gek.azuifelde 40. gekazuifelde heiligen. heiligen. Zie §§ 40.
c. vaneen eenreflexief reflexiefwerkwoord werkwoord: c. een partic. van : waar half ontkleede ontkleede menschen waar W.).menschen baadden baaddeninin zee zee (G. (G. d. W.). —
d. van een eenintransitief intransitiefwerkwoord werkwoord (perf. (perf.met met zijn vervo.:gd)· d. een partic. van vervoegd) • Een teruggekeerd Het teruggekeerd verlofganger verlofganger (G. (G. d. W.) 11 -— die een verschoten verschoten oranjevest oranjevest droeg. -— Het paard paard heeft een matgevlogen matgevlogen meeuw doodgetrapt. -—
e. met one. een partic. met on- (bewijs (bewijs van adj. functie): functie) : waaraan het het wringen wringen van den ongewenden hun laarzen waaraan - een een ongewenden voet voet te zien was was (G. d. W.). — onberedeneerde onberedeneerde angst.angst. —
f. Het partic. is bepaling bij een subst., subst .• dat dat niet nietals alssubject subjectbij bijhet hetpartic. partic. staat. Het Hetisismetonymisch metonymischgebruikt gebruikt 2; kenmerken van 2 ; vooral bij uiterlijke uiterlijke kenmerken den persoon die lijdend subject is is: geïrriteerde uitdrukking De geïrriteerde a a r gezicht gezicht ontspande ontspande zich zich (Arm.). (Arm.).uitdrukking van van hhaar — g. Metonymisch door4e door.deoverdracht overdrachtder dergebeurtenis gebeurtenis naar naar een anderen tijdstijdstrap trap is het partic. bij Vondel in: Zoo sprak Karel (de Tweede van Engeland), Engeland),trots trotsgezeten gezetenop opden dentroon, troon,daer daeronlangs onlangsprat prat Tweede van onthalsde vader vader zat zat(= (= zijn zijn onthalsde zijn thans onthalsde vader). — § 180 2° het gesubstantiveerde gesubstantiveerdeparticipium: participium: 20 het § het resultaat a. omschrijft omschrijft het resultaat van een een bepaalde het verband verband bepaalde gebeurtenis. gebeurtenis, in het genoemd; het is werkwoordelijk. werkwoordelijk, omschrijving genoemd; (lijd. vorm): vorm): omschrijving van het passief (lijd. Wat het in de tweede tweede plaats plaats ten laste laste gelegde betreft. verdachte zijn alibi alibi bewijzen bewijzen betreft, kan verdachte 1
verderop : een terugkeerend terugkeerend verlofganger. Zie Iets verderop: Zieverder verder §§183 183 slot. 22 Zie §§ 183. 183, 189.
120
(N. R. C.). — Toen nu de tolk al liet gezegde vertaalde ... (id.). — Aan het gisteren geschrevene heb ik niets toe te voegen. — Zij stond op met het getilde en raakte het glas met het hare (v. Looy). — De door U bedoelde kan het niet geweest zijn. b. omschrijft een eigenschap: de drijvers tierden als bezetenen; grijsaards, jongelieden, volwassenen; hij koos den begaafdsten 2 onder zijn leerlingen uit. Van deze bestaat het werkwoord overigens niet. Dit is wèl het geval met : bewaakt door gewapenden. — Hij had iets gedecideerds over zich. — 181 3° het participium vormt met een koppelwerkw. een§ naamwoordelijk gezegde; het is dan adjectivisch: Hij was gewond, kon niet vechten. —
—
—
Het verbum is als adjectief verstard: Dat is bekend. — Ze waren opgeruimd en vroolijk. Zoo ook met worden.
—
Het was beroerd. —
Opm. »Hij was verkouden» is uit verkoud ontstaan. (Vgl. Verkoudheid).
§ 182 4° Verbindingen als de voorgaande zijn in vroeger tijd overgegaan naar de functie van a. omschreven lijdenden vorm 3 het heele grasperk was vertrapt. Zoo ook met worden. b.de functie van het omschreven perfectum van intransitieve werkwoorden; in 't algemeen van die werkw., die een verandering van plaats of toestand :
alle bloemen waren gestolen.
—
—
omschrij ven : Hij is ziek geworden. — Hij is hier geweest. — Ik ben de heele stad déur geweest (Bru.). — Hoe is dat kind opgegroeid? —W at is ze veranderd. — Hij was in het slop terechtgekomen. — Hij is er alleen heengegaan. — I k was in slaap gevallen. — Hij was bewusteloos tegen de steenen geslagen. — Toen allen opnieuw gezeten waren (oorspr. perfectum van (ge)zitten gaan zitten) Dit perfectum staat soms tegenover dat met hebben, dat de durende han—
deling of den blijvenden toestand omschrijft (vgl. ook § 145 slot) : Hij is over den muur gesprongen. — De jongens hadden den heelen middag gedanst en gesprongen.
—
Onderscheiden worden ze door De Génestet in: 'k Ben de monsters nagevlogen 4 Dorst naar 't witte bloed in d'oogen, 'k Heb ze op stoelen
nagewipt. s
—
§ 183 5° het partic. is praedicatief attribuut, bijy. bijw.
bep.:
Indië dat onder donkerte en starrenflonkering verborgen l a g. — Een rif dat met zijn knekels en kooten 1 à g verspréid (v. Looy). — Verdekt l e g g e ze opgeschole achter 'n damhek (Bru.). — Naar de schrijftafel gaande, waarvan de stoel stond weggeschoven (G. d. W.). — En toen zij daar allen stonden saamgehuiverd (v. Looy). — Een deur, waarvoor twee In1
Vgl. adj § 106. 2 Superl. § 121. 3 Zie § 280 en vgl. 'De verandering van plaats. 'z De jacht
121
.
landsche bedienden gehurkt zaten (G. d. W.). — Nou k o m ik om zeven uur m'n bed uitgekrope. — (Bru.). — Toen hij daar kwam aangedraafd. —
Ook met andere verba dan van beweging of rust : Bewogen dan k t e hij.
—
Vooral participia van ontleende werkwoorden : Geirriteerd keek hij ons aan. — Geagiteerd tastte ze in 't donker. — Toen vroeg hij geinteresseerd: — Maar ook hier 1 wordt het participium los van z'n subject metonymisch
gebruikt, of als laatste restant van een verdwenen of ongebruikelijk werkwoord ; het is dan feitelijk enkel bijwoordelijke bepaling: Ik zal geregeld naar de bibliotheek blijven gaan (G. d. W.). — Omdat de zadels verkeerd waren gelegd (v. Looy). — Hij ging bescheiden terzij zitten. — Het schip was beschaamd weer afgedropen. — Vervaard kwam hij aanloopen. — Nu blijven we bedaard hier zitten. — Opm. Uiterlijke kenteekenen van de adverbiale' functie zijn de als in: Onverwachts kwam hij bid ons. — en het suffix .,waag, als in : Terwijl ik gemoedereerd-weg onder 't kwassie zit te suffe 3
...
(Bru.).
—
Betrekkelijk zeldzaam en min of meer verheven is het partic. als praedic. attr. bij een accusatief : Dan z a g je 'm uit 't bakboordvuur plots bloedrood o v e r p l a s t (Bru.). — In den stoel die zijn geweldig lichaam be klem d h i e l d (G. d. W.). — Reeds raad ik 't avondmaal genoten (Gossaert). —
Gewoner is het bij vinden: Ik vond hem sterk achteruitgegaan.
—
Algemeen gangbaar bij een reflexief object Hij zag zich genoodzaakt.
—
4:
Hij voelde zich verplicht.
—
Het praed. attr., door verdere bepalingen uitgebreid, kan afgescheiden van den zin zinswaarde krijgen 5 . Ook als zoodanig komen partic. van intransitieve werkw. voor, die een verandering van plaats of toestand omschrijven : Plof, zei een kurk; en met verruklijk plassen II Zijn kerker uitgedanst, hoe Bacchus intocht hiel' ! (Penning). — Bloedbroeders geworden, stonden ze op (A. v. Oordt). — En aan het keuvelen geraakt, werd Theobald wat loslippiger (v. Looy). — 184 Het afgescheiden partic. kan zuiver bijvoeglijke functie § krijgen: De kosten, aan dit stelsel verbonden, bleken hooger. —
Pauze en komma vervallen dan veelal. Dit is ook het geval met partic. na een voorzetselbepaling, in het bijzonder »met + subst.» : Hij vocht met een me s, gebonden aan een bezemsteel. Bij verval der pauze of verschuiving der pauze naar de plaats voor het voorzetsel wordt de geleding verschoven, de voorzetselbep. wordt uitgebreid met de participiale groep : —
Hij was aan 't vechten, m e t cen mes gebonden aan een bezemsteel. —
6
9§ 179 f, g; 189. 2 vgl. § 71. 3 = geschoren werd. 4 Zie § 239. 5 Zie § 338. 6 Zie verder §246,5;341.
122
HET TEGENWOORDIG DEELWOORD (partic. praesentis). § 185 Het participium praesentis omschrijft een handeling of toestand die voortduurt. Het komt voor als attributieve bepaling, praedicatief verbonden met een koppelwerkwoord, en praedic. attributief. 1° het attributieve participium : Wanneer het doordringt in de omgangstaal, heeft het maar zelden werkwoordelijke functie ; het is dan verstard als adjectief ; vooral adjectieven met een sterke gevoelswaarde komen er uit voort : -
Hij is een vervélende kerel; die vervélende praatjes; een ontzéttende hónger; een dringende aanmaning ; een verbázend plezier. —
Met verplaatst accent 1 : 't Diner was best, uitstékende wijn.
—
'n Uitmuntend rapport.
—
Oorverdóovend lawaai.
—
Gepraefigeerd met »on" als een gewoon adjectief : -
Ondeugende rakker.
—
Algemeen gangbaar is ook : de volgende week.
—
Als adjectivische omschrijving van een gewoonte, een steeds terugkeerende eigenschap, concurreeren in de omgangstaal afleidingen van den werkwoordsstam op -ig, -elig, -enig: een wiebelige tafel, zoo'n zeurderig kind, etc.
— 2
Het partic. is vooral in de litteraire taal verbreid, niet enkelvóudig alleen, maar ook verbonden met een bepaling of object. § 186 Het enkelvoudige partic. is in de omgangstaal gebruikelijker bij een onbepaald dan bij een bepaald subst. Bij een onbepaald subst. is de werkwoordelijke functie minder sterk. Onbepaald substantief : Glans van staand en stroomend water; een verlangen naar afwisselende verschieten; met een opstaand boordje; als een blatend schaap liep 't kind z'n moeder na. —
Bij een bepaald substantief : Dan zong zii een koloratuurt je voor het gapende volk (v. Looy). — Hij wierp de beentjes voor de snuffelende honden. — De eenige gezelligheid bleef nog de brandende kachel. — En wond zich met opgeheven handen het loshangende haar tot een glanzend bruine wrong (Couperus). — En liet de lucht langs zijn kloppende slapen spelen (G. d. W.). —
In de eerste groep duidt het partic. een eigenschap, in de tweede veeleer een omstandigheid of gebeuren aan. Vooral in de impressionistische beschrijving vinden we deze f rissche, beeldende participia, die een gebeuren omschrijven :
_
Midden in den olie-gelen, stuwenden stroom keek hij om (het stuwen van den stroom verhindert niet, dat hij omkijkt). — Een neger, die schuin als een stuk wild over het blinkend §72.
_§
41,1.
123
duin rende (id. v. Looy). — Een schallend oranje-licht schoof onder een wolkrand door. — die schampende slagen bleven ranselen op de schonkige buffels. — Het koranlezen der wiebelende knaapjes deunde uit het schooltje. — Toen kwam uit de duisternis de neger met het gloeiende lantarentje aandraven. — Voor de eerste maal herkenden zij het eigenaardige, deinende loopen als van een schip dat hobbelt. —
Zelfs kan de werkwoordelijke functie van een tot adjectief versleten partic. worden opgefrischt : Dragende een verbazende bamboestengel (die de toeschouwers in verbazing zet). — Waren ze vervolgers van den hellen dag geraakt in verbijsterend half donker (waar men den weg bijster werd). — Terwijl er een purperen wolk achter hen rees als een fortmuur, met een schitterenden vuurrand. (die schitterde). —
In de beschrijving van snel op elkaar volgende gebeurtenissen kan het
partic. een momentaan gebeuren dat voorbij is, omschrijven: Zoo zijn arm haar niet gegrepen had, zou zij zijn nedergezegen. Verschrikt droeg hij de bezwijmende maagd ijlings binnen (Potg.). — 187 De voorkeur voor het schilderende § part. praes. blijkt bij de moderne
schrijvers 1 ook hieruit, dat de participia als denominatieve werkw. gevormd worden van een bnw. of znw. zonder dat andere vormen van die werkwoorden gebruikelijk zijn 2 :
Ze zaten onder de blauwende wierook. — Een flossig. groenend schimmeren van maan. — Zij reden te midden van paarsende gronden als door een polder. — de oranjebasten tot de buiken in het roodende bloemblauw. —
Meer algemeen : het blauwend berg verschiet. door zijn grijzend slaap haar. Met den uitgang elen a : lagen er gevuld met de goudelende korrel s. — hij had zooveel te stellen met zijn roodelende handen 4 -
—
-
—
-
.
—
Van substantiv. stam : de geulende paadjes. -- een hoog-op horizonnende vlakte gelijk een bangmakende hal een kolkende plek. — keerend door het vademende duister.
`'.
—
Ook met den uitgang den: -
Waterplekken loensden uit den grond. uit stekelende ruigten gelijk j riet langs slooten. --en keek naar de kartelende krans van wolkenbuien. — Onder de sprankelende schemeringen van vijge- en granaatboomen walmden de geuren van oranjes. —
Oude iterativa afgeleid van een werkwoordelijken stam:
188
Het klingelend geluidje. — de flakkerende wind. — het bibberende blaten klaagde uit het schimmige groen der struiken. — § Het attrib. partic. wordt bepaald door :
a. adjectief of adverbium: Een vlucht van scherp-wit scherende vogels. -- de donkere, buiig neerzeevende lucht. — 1 Voorbeelden uit van Looy's »Reizen<<. 2 of althans: terwijl deze veel minder gebruikelijk zijn. Zie verder § 61 (woordvorming). 3 Zie § 67. 4 die op allerlei plekken rood werden. de bepaling gelijk etc. behoort feitelijk bij het (verbale) participium.
124
vlinderbloemig-bloeiende slingerplanten. — Teer-roode vaaswerken en koel-gloeiende glazuren. -- het oud-glimmende, neergeklapte luik. — Slopen er schichtig-opblikkende gedaanten langs. — Metalliek-glanzende hommels. -- een bangmakende hal was er achter. — hoogdrijvende wolken. ---- huiswaarts-tijgende ooievaars. Een adj. als naamw. deel van een gezegde: Met de langer lijkende avondslag x klepten de ooievaars door de lichtende schijn. —
—
b. een accusatief: Over het tred smorende veld stapte de zware gedaante. -
—
Zijn vonkjes sproeiend sigaretje. -
c. een substantief als bijw. bepaling: In het wisselen der als water vervloeiende schaduwen. -- en groetten drie blijde, bivakgloedende moorentronies. —
d. een voorzetselbepaling: Zijn prachtige, in den avond blikkerende tanden — en begon dan barsch aan den uit zijn lodder opschrikkenden jongen het verzoek te doen. —
Zware bepalingen van het partic. als deze laatste zijn in de litteraire be-
schrijving zeldzaam ; zij worden meestal als praedicatief-attributieve groep afgescheiden 2 Als een stilistische gril is dan ook te beschouwen: Bij de, terwijl ik al zat, nog dienstdoende raamdeur, kon, in den hoek, net het tafeltje .
staan. — `x
Zware bepalingen zijn bijzonder kenmerkend voor den synthetischen 4 stijl der geleerden 5 :
189
Deze op het eerste gezicht en voor modern wetenschappelijk onderzoek vanzelfsprekend schijnende stelling. — Metonymisch is het § partic. vooral bij een subst. dat de handeling of toe-
stand omschrijft, die het eigenlijke subject van het partic. verricht of waarin hij verkeert : Zij hoorden het grazend Landrukken van de beesten. — En .h ij werd wrevelig en zeide, in een boudeerende stilte, geen woord (Couperus). —Wonden vervulden h e m met walgende ontzetting (G. d. W.). — H ij stond op, met zijn tot onnadenkende gewoonte geworden zuinigheid de lamp uitdraaiend (C. d. W.). —Dan voelde h ij die razende angst. —Ondanks knarsetandend verzet was h ij tenslotte overmand. In de niet litteraire taal zijn dergelijke metonymia's verstard: H lag in ijlende koorts. — Z e kwamen tot de stilzwijgende overeenkomst. — H ij leidde een zittend leven. — Z e leed aan vallende ziekte. De litteraire metonymia is het resultaat van beeldende taal. Bedoeling en —
-
—
stemming van het subject kunnen worden beschreven aan zijn gebaar, stem, oogen: hij maakte een afwerend gebaar, aarzelende gebaren, sprak met schreeuwende stem, zag haar aan met smeekende oogen; zij keerde haar bewonderend profieltje naar de akkers. — Hier is nog gebaar, stem, oogen subject bij het participium. Maar in:
ni. van de vleugels. 2 Zie § 337. 3 Van J. de Meester. De bizarre onderbroken zinsvorm kan trouwens nog dienen als weerspiegeling van de benauwenis in dat hoekje. Zie § 8. 5 waarbij men niet direct aan »Duitschen invloed» behoeft te denken.
4
125
h gaf een weigerend antwoord, mompelde een klagende verontschuldiging, ledigde zijn glas in zwijgenden toast, ja zelfs in: Zij keek hem aan met smeekenden blik 1 . —
—
voelen we de overdracht der handeling, door 't partic. uitgedrukt, naar het subject van den zin. Het verbonden subst. is niet actief betrokken bij, maar is product van de handeling. § 190 2° het gesubstantiveerde participium omschrijft : a. een persoon die een bepaalde handeling verricht : Hij zag den voor hem buigende met onderzoekenden blik aan (G. d. W.).
—
b. iemand of iets met een bijzondere eigenschap: Alle komenden en gaanden begroetten den chef. — Zij, de voortvarende, heeft het aldus beslist (met verplaatst accent). 2 Den eenen dag zus, den volgenden zoo. — Met iets hoogmoedigs en bijna uittartends in den blik. — Er is iets vernederends in. Opm. Het is verstard tot substantief door ellips : Haar aanstaande haalde haar af. -
§ 191 3° het praedicatieve participium: In de omgangstaal zijn verbindingen van een partic. + zijn of andere koppelwerkw., vooral worden, gebruikelijk, die zich niet van verbindingen met gewone adjectieven in beteekenis onderscheiden. Voornamelijk zijn zij gebruikelijk in verbinding met een onpers. subj.: Het is stuitend, verbazend, ontzettend, vervelend, vermoeiend, vleiend (voor je); hij was woedend, vervelend, vermoeiend (op den duur). Het adjectivisch karakter blijkt ook hier uit verplaatsing van het accent —
bij samenstelling : Het is uitstékend; indrukwékkend; opvallend; afdoende 3 voldoende;— H ij is niet erg welsprékend; meegaand; voortvarend; opléttend; de regelmaat is overbluffend; zijn zwijgen is veelzéggend; het geld is toeréikend ; het programma was afwisselend. In de meeste gevallen staat de beteekenis van het partic. verre van die van ;
—
het werkwoord ; sommige werkwoorden bestaan alléen in den vorm van het participium 4 De verbinding van zijn + part. praes. is in het Engelsch ontwikkeld tot een bepaalde samengestelde »werkwoordstijd<<, nl. het duratieve aspect. In het Nederl. zijn daarvan slechts enkele voorbeelden gangbaar: .
Hij i s stervende.
—
Hij i s al lang lijdende.
—
We z n zoekende.
—
Natuurlijk kan onder invloed van Engelsche conversatie het gebruik worden uitgebreid zooals in Van Looy's »Reizen<<: »De nacht is komend, S i r<» zei Hasj. — »Ik was aan je schrijvend.».
—
1 Vergeleken met »smeekende oogen<». 2 vgl. § 185. 3 attributief altijd djdoend(e). 4 vgl. § 61. Andere kenmerken van adject. functie zijn: comparatie en voorvoeging van o n- (ondeugend, onbevredigend). En afleiding van subst.: meegaand h e i d. 5 vgl. ook in »Reizen» den vorm als: »Wat kat ?<< in plaats van »Wat voor een kat» — Zie § 129.
126
Joutieve wendingen in in den den lossen lossen stijl stijl van vangesprek gesprek en enbrief briefzijn zijn Maar deze foutieve te vergelijken vergelijken met met de de verbindingen verbindingen in in den dengedragen, gedragen, plechtigen plechtigen verver~ niet te hetzelfde boek, waar waar de de schrijver schrijver door door den den verzwaarden verzwaardenwerkwerk~ haalstijl in hetzelf de boek, woordsvorm nadruk nadruk legt legt op op de deeindeloosheid eindeloosheid 1, \ de hevigheid hevigheid 1, \ de plechpleeh~ woordsvorm der handelig; handelig; het het zijn zijn taalvormen, taalvormen, passend passend bij bij de desfeer sfeerder der tigheid 22 der woestijnreis:: woestijnreis In de ver~uiteengezette ver-uiteengezette tenten In de tenten waren waren de kaarsen kaarsen brandende. brandende. --- De zee zee was was stil stil en en ei n del 0 0 s verglijdend verglijdend in den nevel om om Europa's Eu rop a •kust. s kust.—- EnEnwaarlijk, waar/ij k.nu nuzij zijininhet het eindeloos dedag dag was brandend. brand~'TId.— - Vrouwen waren waren opene waren, waren, merkten merktenzijzijeerst eerstrecht rechthoe hoeschel schel de gaande op het het pad. pad. — - En over over eer eer. duinig duinigstuk stukgrond, grond,dennig-donker dennig~aonkerdoor doorolijvengroen olijvengroen een ruiterbènde onverwachts een ruiterbènde te gemóet gemóet hen hen ri;dend ri.1Jend in het het water-klare wáter~klàre bekroond, was onverwachts licht. -— d dewij hij rouwende was was om zijn vader. vader.— e w 1Ihij Soms zijn het zinnen zinnen in in Bijbelschen Bijbelsehenstijl stijl 22, dUls, Graecismen. — dub, in in dit dit geval, geval, Graecismen. § § 192 4° het participium participium is is praed. praed.~attributieJ: attributief: accusatieJ is ook dit dit partic. partie. (zie (zie §§183) 183)betrekkelijk betrekkelijk zeldzaam. zeldzaam. Als praed. accusatief het voor voor in instaande staandeuitdrukkingen uitdrukkingenals als: Meestal komt het : uitstékend. woedend. - Hij maa IIkk vind v in dhem hem vervelend. a a kt hem hem woedend. Hij vond v () n d het het uitstékend. vervelend. - Dat m verbingeijkte verbin~ waar partic. adjectiejB geworden (gebleven); (gebleven); of in in geijk.te adjectief 3 isis geworden waar het partic. dingen als:: dingen als Ik hhiel Hij hhield i e I dhet hetgesprek gesprek gaande. -—Hij Hij maakte m a a kt ededenieuwsgierigheid nieuwsgierigheid gaande. -— Ik i e I dcl Hij hem staande. staande. hem Bij rkw . van waarneming infinitief'4 ; een verbinding verbinding als als:: waarneming concurreert de infinitief Bij we werkw. n i c k e n d. -— doet doet »»Engelsch« Engelsch<< aan. Ze zag zich reeds reeds pi pi kknickend. Praedicatief bij het het subject subject staat het partic. zelden alléen alléen niet met een een enkel enkelVf. Vf. beweging, in litterairen stijl. Zoo Dit is wèl het het geval geval bij bij werkw. werkw. van van rust of beweging, vinden we bij bij Staring: De weêuw weêuw sta a t peinzend, peinzend, op dit woord woord = = bleef bleefpeinzend peinzend staan. staan. staat en aan het einde van van de de schildering schildering van van een een berglandschap berglandschap eindigt Aug. Aug. de Wit Wit in in vervoering vervoering:: blínkendè. En hemelhooge herder, En hun hemelhooge herder, de de Tjerimai, Tjerimai, staat staat blinkendè. Meestal praed. attr. attr. enkelvoudige enkelvoudige partic. partie. praes. praes. aan aanhet hetbegin begin Meestal staat het praed. van, of midden midden in in den den zin zin:: zag zij Bewonderend zag Omziende (Couperus). — - Bewonderend zij er er op op neer neer (id.). — bespeurde zij zij Johan (Couperus). Omziende bespeurde Laaiende zij tegen (id.) — Zwijgend zijn soep - Láchend - Láaiende Lachend stribbelde st ri bbelde zij lepelde Henk Henk zijn soep (id.). — Zwijgend lepelde (id.). — Sis-sjirpend zongen de cikaden (id.).ontstak de Looy). — -Sis-sjirpend de zon den brand in in het land land (v. Looy). Hij hield nu dwingend - Eline Eline huppelde huppelde neuriënd weg. zijn hand hand op op (id.). — dwingend zijn opsomming staat staat het enkelvoudige partic. Aan in nakomende partie. nakomende opsomming Aan het het einde in door de de pauze pauze:: wel afgescheiden, nadrukkelijk, nadrukkelijk, door voelbaar zwaarder.zwaarder. -De wolken dromden dromden zwaar, zwaar, dreigend, voelbaar partic. 22 vgl.: functie van 11 vgl. gespatieerde zinsdeelen zinsdeelen en denk aan aan de de duratieve functie van 't partie. vg/.: vgl. de gespatieerde en denk predikende den doop der bekeering -— En als Johannes de woestijn woestijn en en predikende in de Johannes was doopende in —. 33 Zie § 185. 44 Zie § 202. zij uit het schip gegaan waren, werden zij terstond hem kennende -. werden zij ,
-
—
—
—
—
;
—
—
—
127
Verzwaard wordt het, ter aanduiding van den langen duur, door »al<<: Hij verwonderde zich, al kluivende, hoe zij steeds zulke kleine porties nam.
—
Het praed. attrib. partic. praes. is in litterairen en geleerden stijl vooral verbreid in den vorm van een afgescheiden zin 1. — § 193 Het is begrij pelijk, dat het enkelvoudige partic. gemakkelijk zijn attributieve functie verliest en adverbiale bepaling wordt. In dp omgangstaal: Wat eet hij toch verbazend! — Het is mij uitstékend bevallen. — De waarde van een zwemvest werd treffend bewezen.— Zij achterhaalden zoodóende het gezelschap. — Hij bereisde uitsluitend de boerenstreken. — Ik kon hem voldoende verstaan. — Zij schertste voortddrendtegen hem. —
De overgang naar deze enkel adverbiale functie kan worden bevorderd door geregelde verbinding met een zakelijk, niet-persoonlijk, subject: die gehuurde kamers, waar een enkel kostbaar voorwerp van hemzelf vloekend afstak tegen de versleten burgerlijkheid van het ameublement (Couperus). —
of bij een reflexief werkwoord: Zij had zich glijdend laten meevoeren op de maat van den dans.
—
waar het zoowel met het subject als met »zich<< in verband kan staan ; of bij een lijdenden vorm: De beteekenis van deze toezegging werd ietwat geringschattend teruggebracht tot de waarde van een vage belofte (N. R. C.). —
waar het metonymisch is gebruikt. § 194 Verstard tot de functie van een bijw. bep. van graad zijn de partic. met sterke »gevoelswaarde<< 3 , de omschrijving van maximale begrippen 4 , als: Het is verbazend 1 e u lc. — Zij vond het ontzettend inter e s s a n t. — Hij heeft er razend veel zin in. — Wat kan hij gloeiend vervelend zijn. -- Zijn voorhoofd, zoo doorschijnend b l e e k. — Lantaarns, die zich vervelend regelmatig herhaalden. — Zoo bijtend on v e rs c h i l l i g. — Hij deed rff tierend stug. -- Fez is huiveringwekkend mooi. — Een rijke bron van adverbia is daardoor aangeboord.
§ 337, 2 N. B. de accentverschuiving; deze is soms afhankelijk van de accenten die voorafgaan : Zóodoende kwam er niet van. — Ën zoodóende kwam er niet van. -- 3 § 32, b. 4 § 113 en 256. 1
128
DE INFINITIEF.
§ 195 De infinitief is een afleiding van den praesens-stam van het werkwoord I. Evenmin als het praesens is de infinitief de aanduiding van een bepaalden tijdstrap 2 Evenmin wordt door flexie - uitgangen van den infinitief aangeduid: persoon, getal, tijdstrap, aspect, modaliteit of genus. De eenigebuigings uitgang van den infinitief, de -s, duidt dezelfde functies aan als de - s bij de zelfst. naamw. : de functies van den genetief. De infinitief is dan ook oorspronkelijk een substantief, maar een substantief van een werkwoordsstam afgeleid, en daardoor heeft hij, evenals alle verbale substantieven, een tweezijdige beteekenis, een substantivische en een werkwoordelijke. Welke van deze twee overheerscht, hangt af van de wijze, waarop hij in den zin met andere woorden is verbonden. Zijn substantivische beteekenis wordt sterker dan zijn verbale, wanneer hij den vorm van genetief heeft, of wanneer hij vergezeld wordt van ee n lidw., of een aanw. of bezittelijk vnw. Bij veelvuldig substantivisch gebruik kan een infinitief de verbale beteekenis verliezen, en volslagen substantief worden, bijv. het leven als tegenstelling tot de dood, niet als tegenstelling tot het sterven; het eten = spijs, etc. Beide beteekenissen voelen we even sterk, wanneer wel een voorzetsel, maar geen lidwoord of bezitt. vnw. voorafgaat. Alleen verbale beteekenis krijgt hij, wanneer hij, zonder lidw. of bezitt. vnw., met persoonsvormen van werkwoorden wordt verbonden. § 196 De in den aanhef genoemde »onbepaaldheid» van het »verbum infinitum» (onbepaald werkwoord) 3 blijkt alleen nog, wanneer n6ch lidw. of aanw. of bezitt. vnw., noch persoonsvormen van werkwoorden met den infinitief nauw verbonden zijn, noch door den buigingsuitgang een betrekking in den zin wordt aangeduid : Met een half uur is 't vare (Bru.). Is dat loope ? »Wrijven is vermoeiend!« zegt de jichtlijder tegen zijn masseur. En hij kan bedoelen: »'t wrijven» door den masseur, zoowel als het »gewreven worden» van hemzelf, »wrijven» van verleden, heden, toekomst, van alle tijden, van en door hen beiden. Onbepaald blijft deze infinitief, al is hij, dank zij zijn verbale beteekenis, verbonden met een object of adverbiale bepaling: Het Leven is: Een krijgsbanier II Door goede en kwade dagen II Gescheurd, gevlekt, ge vallen schier II Kloekmoedig voorwaarts dragen (G. Gezelle). — Zoodra de persoonsvorm van den zin géen praesens is, — het blijkt uit .
—
—
z Zie § 146. 3 De infin. is niet een wijs, een modus, en als zoodanig »onbepaalde. i Zie § 138. Hij is »onbepaald» in alle opzichten waarin een persoonsvorm »bepaald» kan zijn.
129
een zin als: »U dichten was genieten» (Perk) — is de infinitief niet volslagen »onbepaald» meer, in het verband van den zin. Ook de infinitief + te komt volslagen onbepaald voor : Al werkende in een landschap uit te kijken It En d'avondrust te groeten op een bank, .. . O droom! naar wiens vervulling ik nog smacht! (Penning). — »Te jage bij nacht met geweer», zei hij fier, »dat is 't effectieve vak van stroope» (Bru.). — Opm. Zoodra een persoonsvorm is samengetrokken of kan worden bijgedacht, is natuurlijk de infinitief daarmee verbonden, en daardoor »bepaald»: Ja, maar wat moet men met de overgenomen gasfabriek doen ? Zelf exploiteeren, geven Ged. Staten te kennen. (N. R. C.). — (Lot liep te denken) »Laat al. Toch nog maar even bij Papa aangaan» (Arm.). I. De »zelfstandig gebruikte» infinitief. 1° Met een lidwoord of voornw. § 197 Vooral in de litteraire beschrijving doet deze infinitief dienst, lie de betee-
kenis heeft van andere »nomina actionis» en op deze vóorheeft, dat hij van alle werkw. kan worden gevormd. Ook mist hij bijkomstige beteekenissen, die »nomina actionis» door een voor of achtervoegsel eigen plegen te zijn. ' Verschillende werkwoordelijke substantieven zijn met subst. infinitieven gecoördineerd in : -
Een sprong, een korte worsteling, een steigeren, wild uit elkander vliegen der toeschouwers, en de majoor was verdwenen (W. Jaeger). — Lang waser niets dan het gemaal 2 der pooten en 'tziftenddreinen van den somberen regen; het leek een gaan van schimmen, waar af en toe een zucht uit opleefde, of het knorren van Theobald's muil, gelijkend ook het steenen van een mensch (v. Looy). De vaagheid van den zelfst. gebruikten infin. in vergelijking met een persoonsvorm, blijkt in het tweede citaat duidelijk en treffend, wanneer we den tweeden inf. omzetten in : »het leek alsof er schimmen gingen». De eenvoudige vorm van lides. + inf . zonder afhankelijke bepaling komt
.
—
.
ook buiten den litt. stijl voor: Het wordt een wikken en wegen, een passen en meten. Allicht echter wordt de uitdrukking cliché: De jongens zetten het op een loopen. —
—
ofwel de infinitief begint volslagen substantief te worden: Het streven van deze commissie valt toe te juichen (N. R. C.). In poëtischen stijl blijkt de levende kracht van den inf, , uit de verzwarin met adjectieven (ingevolge zijn subst. functie) en zelfs met objecten (ingevolge zijn verbale beteekenis) : —
1 2
Vergelijk bij v. de gevoelswaarde van woorden, bestaande uit ge } werkwoordstam: § 53. Vergelijk de vorige voetnoot.
130
- - -
Dra slinkt weer 't hoog verrukkingsvlammen tot II Sintels (v. Eeden). — ... Doemt 't blauwe tinnen 1 I{ op van 't Vaticaan (v. Looy). — Loot en looverlast, die 't water zoeken met een hoop vol trachten (Perk). — ... En laat me een pooze II Verzinken in 't U zien (id.). —
Ook de verbinding met bezitt. vnw. is in hoofdzaak beperkt tot den litterairen stijl: Duld, 's werelds hoon ten trots, m ij n zéér hoogmoedig- z ij n (G. Gossaert). — . . Op wie ik stare (I Met oogen onverzaadlijk door U w schijnen (Perk). — (hij was op 't balcon gegaan) En van z ij n plotselinge hoog daar staan, keek hij in Gibraltar's straat (v. Looy). — 198 Algemeen gebruikelijk is de verbinding van den subst. gebr. inf. met een §
door »van<< ingeleide attrib. bepaling; het substantief. dezer bepaling is subject of object bij den infinitief. Vooral object, in het bijzonder in ambtelijken stijl: . zei hij, blij om dit onverwachte verschijnen v a n zijn kleinzoon (Arm.). — Ook na het intreden v a n gunstige economische omstandigheden (N. R. C.). — Ondanks het zwoegen v a n den links-buiten. — En 't wéergalmt: »Wel gekozen !» Bij 't gloeijen van de rozen II Op 't aanschijn van de bruid. — In zijn licht opnemen v a n die soort kwesties ... dacht hij (Arm.). — ... verdiept in het lezen v a n de voorrede (Cam. Obsc.). — Onder het uiten van een eigenaardig geluid (Kievit). — ... de beteekenis van het congres lag in het ventileeren (!) v a n een zwak gefundeerd verlangen (N. R. C.). — ... er bestaat derhalve g e r e e d e 2 aanleiding voor het stellen va n deze vraag (id.). — ... een grondslag voor het opmaken v a n een concept-overeenkomst (id.). — Hij heeft zich berucht gemaakt door het laten 3 terechtstellen v a n den eersten minister (id.). — ... het openzetten v a n de deur voor par ti culiere woningbouw (id.). — ... wie tegen het verleenen v a n deze bijdrage bezwaar heeft (id.). — Zij bezit een bijzondere gave voor het aankleeden van een tentoonstelling (id.). — Dat ploegen van Jan is niet veel. —
Deze gangbare constructie concurreert met bepaalde verbindingen van den inf . + te 4 en van den dat-zin 5 . Andere voorzetsels zijn minder gebruikelijk dan »van» 6 : .
Bij het ploegen i n den vlietpolder ... (N. R. C.). -- ... de vrees voor het niet-slagen der P. Z. E. M. i n de electricificatie van Z.-Beveland is ongegrond (id.). — God heeft ons het heerschen over U beschoren (Perk). — ' Wasschen m et zeep helpt wel eens. — 199 Een merkwaardige ontwikkeling vertoont de subst. gebr. inf . + aan. §Naar het voorbeeld van zinnen als »Hij raakte aan den drank, aan een betrekking», »hij was aan het werk», »aan het station», is algemeen gangbaar geworden: »Hij raakte aan het keuvelen» als omschrijving van de inchoatieve 8 en »Hij was aan het keuvelen» van de duratieve 8 handeling. .
,
Ook praed. attrib. kan deze voorzetselbepaling zijn: Hij zag z e reeds met ouwerwetsche wisschers aan het zwaaien (v. Looy), Een nieuwe Inf ., gevormd naar het meervoudig subst. 2 ook »ambtelijke» stijl. 3 = toelaten. 4 vgl. § 205 etc. » vgl. § 385. 6 vgl. § 245, 252. ' Ongewoon en onduidelijk is de Inf. . + van in: En 't voelt zich vrij in 't slaaf-zijn van een wet (Perk). — De voorzetselbep. is attrib. bij 't eerste deel der samenstelling, nl. »slaaf»; vgl. § 98 Opm. 8 vgl. § 14.
131
m aan het Dit isis te tevergelijken vergelijken met: met: IIk vond he hem het werk. werk. — k vond Dit begrijpen: beide verbindingen verbindingen is is het het attrib. attrib. gebruik gebruiktete begrijpen: Uit beide trapte bijna bijna op opde deteenen teenenvan vaneen een aandachtig aan het het zoeken zoeken in inzijn zijn Hij trapte s csc h oh oooi i e rert tj je,e,aandachtig jasje (v. Looy). Looy).jasje gebruik is is enkel enkel litterair: litterair : Dit gebruik Uw oor oor ... ... als en aarde was zee aan 't'tdeinen deinen (Gorter). -— Dat scheurt Uw alse een De aarde waseen eenwarme warme zee Droom'rig staardeikiknaar naar dien e I op op een een lei lei aan aan 't'tkrassen krassen (Penning). -— Droom' rig staarde die n vvlieger, I i e g er, gg rriff i f f el glimmen (id.). (id.). hoog aan 't'tglimmen inf. concurreert concurreert met met het het part. part. praes. praes. 11 Bijgedachte Bijgedachte aan aan een een ander ander Deze inf. dan »was<<, t>was«, aant>raakte« of of t>ging«, tothet het werkw. dan aan »raakte<< »gine,kan kan aanleiding aanleiding geven geven tot constructie: gebruik der constructie: De meester meestergaf gaf''m meen eenstandje, standje,en enhij hij aan aan''tthuilen. huilen. - De De jager jager verbeidde verbeidde de deeerste eerstemorgenmorgen~ De Dan, 't'tbarstte barstte los, los, de koekoek koe koe k zong zong II11 De De kievit kievit aan het het tuiten tuiten (Bastiaanse). (Bastiaanse).gloor II11 Dan, deze zinnen zinnen heeft de de inf. inf. de de waarde waarde van van een persoonsvorm, persoonsvorm, de In deze deze Inf. heet »historische<< verbinding de de waarde waardevan Vaneen een hoofdzin; hoofdzin; deze Inf. heet t>historische« Inf. Inf. verbinding —
—
—
oud: De Opm. Het in/.. is reeds oud: De zon zon aan ''ft rijzen, rijzen, zal den lustlust~ Opm. Het gebruik gebruikvan vanaan aan + + inf verf en en luister luister bijze bijzetten {Vondel}.— tt en (Vondel). hof verf
gebr. inf. is voornamelijk voornamelijk in gebruik in partitieve partitieve § 200 De genetief van den subst. gebr. functie: Iunctie: Na een tij d lang roeiens, een uurvarens varens ... . En schoon ik buk voor voor U, U, en en smeek smeek om om roeien, na eenuur Na een tijdlang veel veTgevens (G.Gossaert). vergevers (G.Gossaert).Gene2 Gene~ In de omgangstaal omgangstaal is hij hij vervangen vervangen door door den denonverbogen onverbogenvorm vorm 2. tie ven bij een een ander ander substantief substantief:: tieven Hoe leeggaans Ilast astgeweerd geweerd? (Staring) . ? (Staring). en bij een adjectief: adjectief: Dat was was geen geen avontuur avontuur (I11 Zijns Zijns moei jens wa a r d (id.) moeijens waard 3 prijzenswaardig, prijzenswaardig, zijn geheel verouderd, of versteend tot samenkoppeling samenkoppeling 3: peinzensmoede. — —
.
—
—
:
Opm. Opm. Bij Hooft vinden we een genetief van den Inf. + + te: t e: Zij Zij zijn ook gebonden met verschijnen nnooot. ot. — Hier te verschijnens I1IIHier - De De constructie constructie is een een latinisme, naar naar het lat. gerundium gevormd.
2° mét een een voorzetsel. 2° Zonder Zonder lidw. lidw. of of vnw., mét voorzetsel.
§l201 Overwegend subst. functie functie heeft heeft de de inf. inf. in indit ditgeval gevalalleen, alleen,wanneer wanneereen een §201 Overwegend atlrib. genetief van hem afhangt: attrib. genetief De popel streeft streeft omhoog omhoog met met trotsch trotsch verachten der aarde(Perk). (Perk).der aarde
—
of wanneer hijzelf atlrib. bep. is: attrib. bep. Dat's Dat's zoo zoozij zijnnmanier manier van binnenkomen (Arm.).(Arm.). Zonder dergelijke dergelijke kenmerken kenmerken komt de inf. ++voort. Zonder voorz. allicht ver~ allicht in nader ver—
1
vgl. zwijgen. 33 Zie §§ 40 vgl. § 187. 22 vgl. vgl. Na Na een een poosje zwijgen. 40 Opm. Opm. 2. 2.
132 132
band met een persoonsvorm, waarbij zijn verbale beteekenis hoofdzaak wordt. Vooral gebruikelijk zijn deze infinitieven als voorzetselvoorwerp: hij houdt niet van rookera, zij hield op met zingen, hij komt niet tot werken, etc. De verbale beteekenis komt nog meer naar voren door verbinding met een object : hij houdt niet van grapjes maken; de substantivische beteekenis wordt versterkt door een begeleidend adjectief, vooral in poëtischen stijl: De denker zit in roerloos zwijgen (Perk).
—
De infinitief wordt hoofdzaak, de persoonsvorm begint te verbleeken tot de functie van hulpwerkw. in: M'n jonges staan haast op trouwe = ze zullen weldra gaan trouwen (Bru.). Een versteende uitdrukking is : van hooren zeggen. —
II. Verbinding van een Verbum fin. + Accusatief + Infinitief. § 202 Deze verbinding is in het Nederlandsch oorspronkelijk alleen mogelijk, wanneer de accusatief ook van het Verb. fin. alléen kan afhangen x ; in het Latijn bestaat deze beperking niet (acc. c. inf.). De Infin. is oorspronkelijk praed. attrib. bij den accusatief : vgl. § 21. De verbinding is vooral gangbaar bij werkw. van gewaarwording, bij doen en laten en bij enkele andere in be pe rkter gebruik. 1 0 Het Object van het Vf. is subj. bij den intransitief gebruikten Inf . Vooral bij het Vf. zien, met daarbij als Inf . een werkwoord van rust of beweging: .
.
En wie zien 'k daar legge ? (Bru.). — En daar zien 'k toch die briggedier wéer bij me huis vandaan komme! (id.). -- As je zoo'n maantje op z i et gaan (id.). — Toen hij hem z a g staan bij 't venster (G. d. W.). — Die de volle schepen z i et aan stevenen op de haven (id.). — Den sterkere, in wien hij zijn wenschen daden ziet worden (id ). — I k heb hem eens hooren zeggen, dat ... (Arm.). — Hij lei zijn hand over de dunne vingers, die hij door het laken voelde branden op zijn arm (G. d. W.). — 2
Uitbreiding over andere werkw. dan zien (hooren, voelen) : We v o n de n hem in bed liggen. — Toen bemerkte hij een Europeaan geleund staan met de hand op den zadel (v. Looy). —Aanschouwt van einde torden, éen zee heel' t Westen worden (Gezelle). —
De beide laatste voorbeelden zijn niet algemeen gangbaar.
Opm. »K ij k die zwanen eens kwaad zijn !< kan ontstaan zijn uit een verbinding van
den zin : »Die zwanen zijn kwaad !<< met den uitroep : »Kijk !< Het subst. staat in het Hollandsch meestal in den nominatief: Kijk h ij eens kwaad zijn! Opm. 2. Uitgebreid met een datief bij het Vf. + Inf.. is: Den oude ziet men de vreugd' uit lachende oogen blinken (Perk). 1 Laten had vroeger de beteekenis: overlaten, toelaten, etc. De verbinding met doen wijkt van de hier genoemde beperking af. vgl. ook § 209 Opm. 2. 2 Het obj. is reflexief bij het subj. van het Vf.: Maar toe voelde ik m'n eige toch verschiete (Bru.).
133
Leeren. Leeren. Ik zal hem welleeren praten! wel leeren praten!
Hebben. Vooral met een Inf Inf .•., die een rust omschrijft: e b ik daar achter me erfie van die Nou hheb die hooirookies hooirook.ies staan staan (Bru.). die een oranje-vest (Bru.).-—... ... die oranje vest open voor voor de de borst borsthhad ..•het hetpaard, paard. dat hij a d hangen hangen (v. Looy). Looy). --- ... hij op stal hhad a d staan.staan. -
—
Laten. Laten. Als i k hem z' n gang a a t gaan. gaan. -— Ze Iliiet paardeten eten uit haar haar hand. opmerking z'n gang Ilaat et het paard hand. -— Die opmerking liet de Inlander Inlander langs zijn kouwe kouwe kleeren kleeren o,/loopen. slecht jaar jaar maar maar weinige afloopen. - Als een slecht dunne halmen habnen heeft - 11 heeftlaten laten opgroeien opgroeien op het veld (G. d. W.). — Doen. Een slag op de knie, knie. die die hem deed opschokk.en W.).-Een die de ballen ballen klikopschokken (G.d. (0. d. W.). — Een stoot, die klakkend over over het het groene groene laken laken deed deed loopen (id.). (id.). -—... ... die klakkend die den weg wegdeden weergalmen de den weergalmen van Een jas, jas, die die hem hem het zweet %Weel deed uitbreken, maar naar naar keek keek van gelach gelach (id.). -— Een uitbreken, als hij er maar Cid.). Looy).(id.). -— Een ruim ruim gevoel gevoeldeed deed hem een oogenblik in zichzelf staan lachen lachen (v. Looy). — Opm. Een onbepaald object is weggelaten Opm. weggelaten:: Wiens grof grof gezicht gezicht denken deed aan een een deed aan van die plompe beelden beelden (G. d. W.) Opm 2. Doen Doen en laten omschrijven den ouden caU8Cltief. causatief . 2' 2° Het object is subject subject bij een transitief transitief gebruikten Infinitief: Infinitief : (Perk).--- (Vf. Ik zie Uw beeld beeld mij mi)wenken wenken (Perk). (Vf.+Obj.+ Inf.+Obj.)+ Obj. + Inf. + Obj.) — Ik Ik hoorde hoor de hem vero e 1 t de/eoelesneeuwzijn dachte kruinbevrachten.dachtegeluiden geluiden maken.-En{hetbosch) maken. En (het bosch) vvoelt de koele sneeuw zijn kruin bevrachten. — Watwondren vorstin van 'tOosten! 14' at wondren 22 zzaagt a a g tge gealalniet, niet,Woestijn Woestijnvorstin van 't Oosten11 !Een Een grond grond vereeuwigen, vereeuwigen, dien's hemels vuren vuren roosten roosten II11 Tot éen onoverzienbre, onoverzÏenbre,waterlooze waterlooze zee zee(Da (DaCosta). Costa).—- Wat Wat Tot éen rusten 0 e I t zich de rust rustdoordringen doordringen (Perk).(Perk). — rustenkan, kan,vvoelt Laten. Laten. I Maar, zij die koddebeiers k.oJJebeierseffe effe mosterdpap proeVû proeve ? (Bru.). - Laat, Maar, laat laat zij L a a t,grijze, grijze,dit dit 22 me Uw grijze grijze lippen leeren leeren (Perk) datief). — (Perk) (me (me = datief). Heeten. Heelen. Oat heet ik ik je liegen! liegen! Dat 22 heet Helpen. Ik je wenschen wenschen!! I k help h el p 't je 3'. het Vf. Vl. is ook ook object object bij bij den den Inf.; Inf.; het subject van den 3°. Het Object bij het Inf. Vi. bijgedacht. Inf . wordt wordt als persoonlijk object bij het Vf. bijgedacht. Heeten. Dat heet heet ik ik liegen! Vf. van VI. van waarneming. waarneming. Dat var kenheb heb ik ik zien slachten. - Heb je hem ooithhooren Dat varken z i e n slachten. hem ooit o o r e n noemen?noemen? — Met ject : Met reflexief ob object: De aarde zichmet metvrede vrede als als ov~rgieten aardevoelt voelt zich ov.:rgieten (Perk).(Perk). Laten. Laten. Hij liet liet z'n tanden zien. - Toen Hij z'n tanden dede scheidens Toen z'z'op opheur heurhand hand scheidenskus kus liet liet druk.ken drukken (Perk).-3 (Perk). — 3 1 Een staande Hij liet lietzich zichererweinig weinigaan aangelegen gelegenliggen. liggen.— - Zich is hier datief. staande uitdr. is: Hij 2 Door vooropplaatsing v.v.h. d. Inf. Inf.schijnt schijnthet hetverbonden verbondenmet met het het Vf; Yf; zie zie Door de vooropplaatsing h. Obj. Obj. v. d. § 404/7. 30 0 k is weglating van het object object mogelijk: mogelijk: Zal Zal ik ik maar maar laten dekken? dekken?3 Ook —
—
—
—
—
—
—
134
Doen. Helder oordeel, scherpe zinnen, ...Do en niet altijd U beminnen. Maar wilt ge ieders harte winnen, wees dan goed (Heije). — 203 Men noemt den Inf. bij 3° wel § eens passief. Inderdaad worden ze in het
Latijn door den passieven Inf. weergegeven. Maar de Inf. in de Nederl. verbinding is in den grond actief ; de constructie met het bijgedachte subj.obj. is een bijzondere schakeering van de bij 1° en 2° behandelde. Alleen wanneer het actieve subject van den Inf. in den vorm van een bij w. bep. wordt genoemd, staat het passieve genus van den Inf. vast: Hij liet zich tegen beter weten in meeslepen do or lichtzinnige vrienden. --- Hij liet zijn kies door een Amerikaanschen tandarts trekken. — De verbinding met het Vf. laten is veelal versmolten tot een andere geleding. In den zin : Hij 1 ie± je z'n tanden zien. — voelt men »laten zien»
als »tonnen» met een datief »je». — Opm. Het subj. van het Vf. is ook subj. van den Inf.: I k 1 eer
Fransch spreken.
I II . De Infinitief + te.
In oorsprong stond deze Inf. in subst. gebruik door het voorzetsel »te» in betrekking tot een werkw. of naamw. Het voorzetsel »t e » duidde vroeger een richting aan, zoowel locaal als finaal. (Mnl. Hi ghinc te sinen vader — naar z'n vader toe). Den ouden doelaanwijzenden inf . . + te kunnen we vergelijken met een subst. gebruikten inf . . met het voorzetsel to t als in: Hoor jongens, als ik steek van wal II to t zeilen of tot roeien (Heije). Hij komt in de finale functie nu en dan nog voor : Toen nam m'n broer me mee langs de boere ... te bedele (Bru.). In poëtischen stijl: Wij zijn tezamen door den dauwen morgen II Naar zijn akkers en zijn gaarden gegaan II Te zien, hoe nu, na regen, zon en morgen II Al de gewassen op het winnen staan (J. I. de Haan). Overigens is thans voor deze finale functie de verbinding met om te noodig, dat het enkele te als zoodanig heeft verdrongen. Maar aan den anderen kant is de Inf. + te ingedrongen op de plaats van den Inf. zonder voorzetsel, vooral waar deze object was bij den persoonsvorm. Ook hier --
—
—
wordt, evenals in verbindingen met substantieven, de eenvoudige naamvalsvorm (accusatief vooral) vervangen door voorzetselverbindingen. Opm. In den tijd van overgang doet zich het verschijnsel voor, dat bij coordinatie van 2 infin. de tweede door te wordt verbonden; de verre afstand maakt de syntact. spanning grootex en doet de behoefte aan een verbindingswoord gevoelen: Twelck heel verteeren scheen en t' zamen te verbranden (Vondel). -- Die dit gebouw h i et sleepen en op den burgh te zetten (id.). — Soms ook in lateren tijd: En 1 eer mij mijn dadels groot maken en het volk te leeren die te koopen (Multatuli). 135
De Inf . + te heeft een sterker werkwoordelijk karakter dan de enkele inf . door de ontwikkeling van een futurischen en perfectischen infinitief Hij zei dit werk ter hand te zullen nemen. — Hij meende die opmerking reeds t e h e b b e n gemaakt.
Ook hulpwerkw. van modaliteit, als kunnen, mogen, moeten komen er steeds meer bij in zwang. A. Het subject van den persoonsvorm is ook subject van den Infinitief 1 . § 205 1° de inf . + te is lijdend voorwerp: Ze had afgesproken, bij Lot te gaan eten, (te _ zullen gaan eten). — ... Ik hoop, ik beloof, ik vergat, ik besloot, ...het boek mee te brengen. Hij verklaarde, zeide, ontkende, . er veel van te weten .---Hij verklaarde, etc. bevreesd te zijn geweest, .. . niet bevreesd te zullen zijn. — Hij meende een der eersten te zijn. Hij waagde het, te beweren, dat... Hij durfde (te) beweren. Hij vermeed het, mij aan te zien. — Theobald o n t w e e k te kijken naar het dicht bij zijn voeten liggend beestje (v. Looy). — Hij trachtte, probeerde, beoogde ... mij te helpen. — We zullen zien je te helpen. — Hij wist te ontsnappen. — Als ik maar w i s t, h o e daar te komen. —
Verschillende van de werkw. beginnen te verbleeken tot de functie van modaal hulpwerkw., vooral in verbinding met een inf . + te zonder daarvan afhankelijke bepalingen; een in{. + te met object of bepaling staat meestal door een pauze gescheiden als een zelfstandige groep (beknopte lijd. voorwerpszin). Geheel en al hulpwerkw. 2 is »hebben<< in: Hij heeft te gehoorzamen.
Sommige werkw. zijn beperkt in gebruik, zoo bijv. »we zullen zien .. . Je moet maar zien ...<<; »behoeven» is alleen in ontkennenden zin met inf . + te gebruikelijk : Je behoeft niet weer te komen. Wijd verbreid is plegen + te -- gewoon zijn. Een opvallende voorkeur bestaat in ambtelijken stijl voor het hww. meenen, in het bijzonder in verbinding met een dubbelen infinitief: De commissie meende haar onderzoek te moeten beperken tot ... Het O. M. meende den verdachte de mishandeling niet al te zwaar aan te moeten rekenen. -- Spreker meende niet te mogen nalaten, etc.
Het is een omslachtige omschrijving, omdat men de rechtstreeksche mede deeling van een feit uit voorzichtigheid of bescheidenheid wil vermijden (euphemisme H in de syntaxis). § 206 2° de inf . + te is voorzetselvoorwerp: Van oudsher staat hij in verbinding met praedicatieve bnw.: .
Hij was ban g, er last mee te k rijgen. — Hij was gewoon, al zijn kinderen om zich heen te hebben. — x Door prolepsis kan de geleding der groep verschuiven: § 404 en 211 Opm. 2. 2 Ook »beginnen«, dat het inchoatieve aspect omschrijft: Het begon te schemeren. -- 3 Zie § 81 en 32.
136
Aankondiging van het object is heel gebruikelijk: Zorg ervoor, je werk id te hebben. — Ze k o n er niet tegen zich te moeten haasten. De inspectie zal er goed aan d o e n, haar moreelen invloed aan te wenden (N. R. C.). — 207 3° de inf. . + te is praedicaatsnomen na een koppelwerkwoord: § De toestand b 1 ij kt onhoudbaar te zijn. De verbinding is echter vrijwel overgegaan in die van een modaal hulpwerkw. + inf .: Hij schijnt, blij kt, heet zijn boeken verloren te hebben.— —
—
In litt. stijl: Zoo stond hij — en weldadig leek de nacht over de gansche streek vanaf zijn schouderen te dalen (J. Prins). (Vgl. ook z ij n + Inf. te, o. a. § 210). § 208 4° de inf . . + te staat als een praed. attrib. bij werkw., die een rust of een beweging omschrijven, althans wanneer het werkw. nog die eigen betee—
kenis duidelijk bewaard heeft. Veelal heeft het de functie van hulpwerkw., dat het aspec t van de handeling omschrijft, bij werkw. van rust het duratieve: Ik z i t maar zoo'n beetje te kijke na al dat licht (Bru.). — Zit nou maar niet meer te suffe (id.). Nog duidelijk is de eigen beteekenis van »zitten<< (ook de oorspronkelijke finale van den inf .) in: De kip zit te broeden. — —
Verder: Bij de voordeur stond de oude man Ze volgde Lot, die te wachten stond in de gang . Hij lag te steunen en te vroolijk te wuiven. Sta je me hier voor 't lapje te houden? kreunen in z'n bed. — Zij stak de Hartenstraat over, die nat te glimmen 1 a g in de pas aangestoken winkellichten (Arm.). — 1 —
—
—
in de eene zin meer, in de ander minder, voelen we de »eigen<< beteekenis van het verbogen werkw. In de omgangstaal zijn deze werkw. ook verbleekt tots hulpwerkwoorden ter omschrijving van de verbiedende wijs (prohibitief) : Zit toch niet te suffen. — Sta toch niet te droomen. — Li g toch niet te zaniken..-Werkw . van beweging duiden aan zoowel de duratieve handeling: Het karretje, waarvoor de hit 1 i e p te draven Hij liep naar het dubbeltje te zoeken. (G. d. W.) als de momentane: Eindelijk kwam ik toch de waarheid te weten. Het kind kwam te vallen. Opm. In de volkstaal ook gaan met te: En dan ga a n me te stroope en zeerobbe schiete, jage op die ruige plate van Onrust (Bru). —
—
—
—
Praed. attribuut is de Inf. . + te ook in verbinding met hebben en een object bij beide werkwoorden: 1
De verbinding wordt in litt. stijl tot allerlei werkw. uitgebreid: Tusschen het blad
hingen de zware trossen zich te geven, wazig in de zon. (v. Eckeren). —
137
heb (Bru.). — te eten eten.... Hadden we nu nu maar maar wat .• — - As je wat te kakele kakele heb (Bru.).Hadden we wat lekkers lekkers te te pakken (te grazen). — Zehebben Ze hebben hem te/Xlk.ken(tegrazen).Opm. 1. 1. Ook krijgen volkstaal: die diedie een krijgen in de volkstaal: dietrossesnijer, trossesnijer, eenblik blikboter boter krijgt krijgt te vinde (Bru.).— (Bru.).Opm. 2. 2. Van anderen aard verbinding als: Van Van morgen morgen af hij zijn zijn Van anderen aard is een verbinding af heeft heeft hij houding te veranderen. veranderen. — - Hier is »heeft< »heek« hulpwerkwoord moda!. (vgl. (vg!. bij bij 1°) )0) en en hulpwerkwoord van modal. het subst. alleen alleen object object bij bij den den infinitief. infinitief.
B. Het object persoonsvorm is sub subject object bij bij den persoonsvorm j e c t bij den Infinitief: Infinitief : § 209 De ander ander belette hem,aan aandat datbevel bevelgevolg gevolg tegeven.hem aan, aan, beval bevalhem, hem. belette hem, te geven.— Ik ried hem verzocht hem, hem •..• mijtetekomen. komen.---Plaatsgebrek Plaatsgebreknnoodzaakt verzocht hem, s msmeekte e e k t e hem, ... bijbijmij o o d z a a kt ons. ons, de boeken op te ruimen. — - Hij tartte eenbetere beteremethode methode te bezitten bezitten tartte de aanwezigen, aanwezigen, een dan hij. hij.—
Inf . + De Inf. te staat staat tot het Vf. VI. bok óok in in objectsverhouding. obiectsverhouding.+ te .
—
Opm. te: Ik Opm. Het Het subj. subj. van van het Vf. is met het obj. samen subject bij den In!. Inf. + + te: Ik stel stel . r voor, de bespreking 'i bespreking uit te te stellen stellen tot een volgende vergadering. vergadering. Opm. 2. In het Nederlancbch verbinding alleen alleen mogelijk, mogelijk, wanneer wanneer het object object Nederlandsch is deze verbinding ook met het Vf. alléen aIléen verbonden verbonden,kan Een latinisme is: is: »Ieder kan zijn. Een »Iedermeent meent zijn zijn uil uit een valk te zijn.» zijn.« — - »'t W Welck ick, noch alsulcx tewesen een valk elck icky noch noyt alsulcx te wesen en hoorde«. hoorde<'. 11 (de .echte« acc. c. inf.)— inf.) »echta. Opm. 3. De geleding dezer verbinding is in oorsprong veelsoortig.Wanneer veelsoortig.Wanneer wij wij zeggen: zeggen: Opm. 3. »De koning beval de knechten, knechten, het het paard paard vast vast te te houden», houden«, dan dan isis de de Inf. vwo Inf. .++ te lijd. vw. bij meew. vwo Vf.: het paard paard lijd. vwo bij den Inf. bij het het Vf.; de knechten meew. vw. bij het Vf.; lijd. vw. Inf. Maar wanneer Heemskinderen) : : »De knechten te te wanneer we we lezen lezen (in Heemskinderen) »De coninc coninc beveelt beveelt dit ros den knechten houden«, ros lijd. vw. vwo bij bij bevelen knechten meew. meew. vwo bij bevelen, te te vw. bij houden», dan dan is dit ros bevelen 2,2, den knechten houden praed. attrib. (attrib. (attrib. bij bij dit ros ros nl.). -—
C. Object bij C. Het subject subject bij den persoonsvorm isis Object bij den Infinitief: Infinitief : § 210 Het Vf. VI. isis koppelwerkwoord, koppelwerkwoord. de Inf Inf... is feitelijk feitelijk praedicaatsnomen. Bij zoon zoo'nanarchie anarchie is er oogop opden dendienst dienst te houden houden (N. R. C.). — - H Het er geen geen oog et is niet te loochenen. Boutslangen langentijd tijdininBrussel Brussel heeft heek gewoond gewoond(N. (N.R. R.C.).: C.).:»het» »het«isisaankondiaankondiloochenen, dat dat Bouts gend Alles. wa watt er er op op dit ditgebied gebied te krijgen krijgen (te (tevinden, vinden,tetezien) zien) was (id.). — gend subj. subj. -— Alles, was•... .... (id.). Onder vancompost compost te verstaan moeiOnder landbehandeling landbehandelingisishet hetgebrui gebruikkvan verstaan (id.). (id.).--- AI Al deze deze moei-. lij de mislukking mislukking te beschouwen beschouwen (id.).1 ijkheden k h e d e zijf! n zijnalsalsevenzoovele evenzoovele oorzaken oorzaken van van de (id.). — Dat te doen, doen,teteprobeeren probeeren (id.). D a t is te Versteend is de verbinding: Versteend verbinding: W at isis er toch te (Men? Wat dóen? - Er doen.Er isis veel veel te do en . Andere koppelwerkwoorden: koppelwerkwoorden: Geender der leden leden blrek Geen te vinden vinden voor contributie-verhooging (N. - Valt er bleek te voor de contributie-verhooging (N. R. R. C.). — wat te verdienen? -— Valt Valtererwwat jutte? (Bru.). -— at te jutte? Bij ellips ellips van het onbep. subj. Bij subj.-obj. de onpers. onpers. constructie: constructie: obj. {wat} (wat) ontstaat de e r te jutte? Valt er jutte?Valt Valtererte te reclameeren? Er niet te sputteren! sputteren!reclameeren? E r valt niet — —
—
—
-
1
vgl. vervlechting vervlechtingvan vanzinnen zinnen§§405. 405. SZ bevelen bevelen had de beteekenis van aanbevelen, aanbevelen, overlaten. overlaten. vgl.
138
V,it dit gebruik als praedicaatsnomen kan voortkomen de functie van praed. attrib.: Door 't tentgat heen te zien II kruiden de buien (v. Looy) = zichtbaar
en de functie van attrib. bep., zoowel achtergeplaatst, gescheiden door pauze: Deze voorstelling komt overeen met de feiten, vast te stellen door historische documenten. ---
Gevoelen s, zoo te schrijven, dat ze terugwerken (v. Looy).
—
als ook vóorgeplaatst : Strooachtige met de hand te bereiken da ken (v. Looy).
—
Vooral in den ambtelijken stijl vindt men deze: de te nemen maatregelen, het nader onderzoek der in te stellen commissie; met bekwamen (!) spoed in het leven te roepen (!!) organen (! ! !). — Wij hebben eenige opmerkingen gemaakt in verband met de stellingen der prae-adviseurs voor h e t op den 6de" van die maand in de hoofdstad te houden woningcongres (N R. C.). Opm. Een nieuwe verbogen vorm is : De aan te gane geldleening (N. R. C.).
D. De Inf. + te is subject bij den persoonsvorm. § 211 Vooral bij een naamwoordelijk gezegde, met aankondiging van het subject door »het<< : H e t was beter, voor goed verloren te h e b b e n, door den dood, dan een levende kwelling steeds met zich om te dragen (Arm.). —
Ook dit gebruik van den Inf . + te vinden we vooral in ambtelijken stijl: .
He t is mij aangenaam, U te kunnen melden, ... ; h et is mij een aangename taak, etc.; h e t is interessant, op te m e r ken; in hoeverre h e t mogelijk zal blijken, de werkeloozenkassen te her v o r m e n; het was niet mijn bedoeling, U t e grieve n. —Het is des dichters roeping te verma ken (Perk). —
Ook andere gezegden: Het lag niet op den weg der Commissie, al deze stelsels te b e s t u d e e r e n (N. R. C.) etc. Opm. Dezelfde constructie, maar met samentrekking van een gewoon Subj. en den Inf . + te : Het Christenkruis en viel Uw nigh I j Soo swaer niet, als weleer te draegen II Den last van Cesars legerbrugh (Vondel). — Opm. 2. Uit een vroeger onpers. werkw. (Mnl.Den mensche (datief) en behoret niet allene te sine = het past voor den mensch niet, . . .) is, door de vooropplaatsing van het Obj., ontstaan : D e mensch behoort niet alléen te zijn. — Vgl. nu nog: H e t hindert mij, het past mij niet, het grieft mij, het spijt mij, dit te ervaren, etc. .
E. De Inf . ± te is van oudsher afhankelijk van een substantief, volgende § 212 op den zin. Hij kan afhankelijk zijn van een gezegde, waarvan het subst. het voornaamste deel is; hij kan ook, den zin onderbrekende vooral, volslagen attributief zijn. Het subj. van den Inf . ± te kan subject of object zijn in den zin, het kan ook in den zin ongenoemd zijn. .
.
Het recht, je voor den rechter Hij heeft het recht, je voor den rechter te brengen. te brengen, komt hem niet toe. — Je loopt de kans, proces-verbaal te krijgen. — D e —
139
kan s, proces-verbaal te krijgen, is hier niet groot. — I k vind hie ri n een reden, (e e n aan! e i d i n g), hem niet meer te groeten. Er is voor mij geen reden, hem te groeten. — Nu heb je gelegenheid, bij den Commissa ri s in audiëntie te gaan. De gelege nhei d, om in audiëntie te gaan, komt niet spoedig meer voor. — Hij gaf den we n s c h te kennen, naar Veenhuizen te worden gezonden, etc. De moei 1 ij k h e i d, de m o g e l ij kh e i d, een betrekking te vinden, bracht hem in groote spanning. — —
—
—
Opm. De verbinding leidt in zinnen als deze tot synthese (beknopte vorm voor omvangrijke of veelledige gedachte: vgl. § 8).
IV. De Inf . + om te.
§ 213 Deze Inf. met dubbele praepositie heeft den Inf.
t te verdrongen uit verschillende functies, in het bijzonder uit die van bijw. bep. van doel (de finale functie). Ten onrechte stelt men het daarom wel voor, alsof de finale functie de eigenlijke (d. i. oorspronkelijke) beteekenis van om te zou zijn. We kunnen wel eenige functies uit de finale verklaren, maar er zijn er nog verscheidene andere. En dit is begrijpelijk, omdat het voorzetsel om in den tijd, dat de Inf. + om te begon op te komen, heel veel verschillende verhoudingen uitdrukte. Om (omme, nog in ommegang, etc.) heeft de etym. beteekenis van rondom, d. w. z. bij de verbinding van een werkwoord en substantief door om wordt aanvankelijk en feitelijk uitgedrukt, dat de handeling op de zelfstandigheid is gericht van meer dan éen kant tegelijk. Het richten is dan heviger dan bij de verbinding door te, dat een richten van éen punt uit omschrijft ; het object, door om verbonden, was het middelpunt van het handelen, denken en voelen van het subject 1. Nu is het duidelijk, dat al naar gelang het Vf. éen van deze drie hoofdbetee kenissen had, de manier van »richting<< verschilde. In den tijd van ontstaan der verbinding Inf. + om te drukte het voorzetsel voornamelijk uit de beweegreden, de oorzaak der handeling ; anderzijds het najagen van een doel, het behartigen van een belang, door het subject van het Vf. Vergelijk thans nog schakeeringen als 2 -
-
ik doe het om jou; ik laat het om jou; hij zond om den dokter; ik straf hem om zijn ongehoorzaamheid; ze gilde om hulp; denk je om het recept ?
Om deze schakeeringen te begrijpen, moeten we niet uitgaan van de finale, maar van de »etymologische<< 3 : het richten der handeling op het object, terwijl we de eigenlijke functie van de voorzetselverbinding pas begrijpen door overweging van den aard der handeling van het Vf., d. w. z. den inhoud van den zin die voorafgaat. De plaatsing van om voor een Inf. (met of zonder te) kunnen we verge1 Een aardig voorbeeld van om + Inf., waar om nog zeer dicht bij de locale beteekenis staat, is: Si laten bi tafel om eten (Malegijs). — 2 vgl. § 243. 3 vgl. § 29.
140
lijken twee nog gangbare gangbare verbindingen. verbindingen. Ten eerste eerste kan kan de de enkele lijken met met twee substantivische met om om met met een Vf. worden worden verbonden: verbonden: substantivische Inf. met m het gemakkelijk Ze deden deze kunstbewerking kunstbewerking oom gemakkelijkademen ademen bij bij het het klimmen klimmen (v. (v. Looy).Looy). — Denk o0 m 't voeten voeten vegen. vegen. — - Hij jongen o0 m het naschreeuwen naschreeuw", van vreemdeHij strafte den jongen Iingen.lingen. — 11 .en ten tweede kan van van oudsher oudsher en en kan kan tot tot op op den denhuidigen huidigendag dag een tweede tweede voorz. geplaatst worden voor een Inf. ++te, te, ingevolge de subst. beteekenis beteekenis Brusse's van dezen Infinitief. Infinitief. In In B russe's»»Landlooperij<< Landlooperij « vinden vindenwe weuit uitde de volkstaal: volkstaal: Klaar reve~.-Geef om me te laten scheren). Klaarvoor voor te reve ?.—Geef j ijij me me vijf vijf cente centevoor voor te schere schere(= (= om Want m met gedaan.Tochhad hadjejemeer meerkans kansmmet e t tevisschen te visschen was 't ook niks gedaan. — Toch e t tevisschen.te visschen. Ook met een transitieven Infinitief : transitieven Infinitief: zoeke (als je dorst had). dat voo r'n'nzoetwatersloot zoetwatersloot te zoek.e dat je je 't veld in ging voor dat bij bij een verbinding als de laatste, laatste, en dat geldt ook voor Opm. verbinding als voor die die Opm. Het is mogelijk, mogelijk, dat met om te, een verandering in de geleding is gekomen. Aanvankelijk kan de zin hebben geluid: dat jejeinin't'tveld veldging gingvoor voor'n'nzoetwatersloot zoelWatersloo! zoeke Inf. + + tete I I 11te te zoeke —- waarbij de ti e Inf. bepaling was bij het voorafgaand voorafgaand subst. Later Later wordt wordt het hetsubst. subst.object objectbij bij»te »tezoeke». zoeke•. In het Zuiden is voor te, te, in plaats van om te, te, heel gewoon. Het Het kan kan daar daar een gallicisme gallicisme zijn. Andere dubbele dubbele voorz. voorz. die diealgemeen algemeengebruikelijk gebruikelijkzijn zijn:: Hij vergenoegdezich zich met Hij vergenoegde m et toe te zien. - Hij ontdookhet hetantwoord antwoord door te zeggen Voorhen hendiediewoning woningen Hij ontdook zeggen ••• ... ----Voor entoezin.— bouwen zonder geldelijk risico risico teteloopen. loopen.voorzetsel:: In plaatsbouwen — Gecombineerd voorzetsel van antwoorden.— - VVan Fransche'l 22 invloed invloed:: Ik heb heb gedopt gedogt dat datjeje t e staat onder Franschen v a n tete antwoorden. a n te —
wèl doen, hem tetenemen nemen(v. (v. Effen). -— De De stoutheidiwelke stoutheidIwelkemen menhad hadv avan hemdiedie n hem wal zou do en , vvan a n hem te duwen durven bekendmak bekendmaken (v. LLennep). - Hebt Hebtgij gijons onsmisschien misschienverget vergeten en vvan a n ons te troosennep). — en (v. ten ?~ (G. Gezelie). - In zwaarwichtigen zwaarwichtigen stijl vinden we: we: De DeKoningin Koninginvertrok vertrokniet, niet. stijl vinden Gezelle). — aalvorens I v 0 ren s haar dank dank betuigd betuigdtetehebben.... hebben . •.• vertrok. herhaling haar ingenomenheid vertrok, n a nbija bij herhaling haar ingenomenheid te hebb hebben - Alles Allesgrijpt grijpthij hijaan, aan, teneinde het vak vak onder onder de de knie knietetekkrijgen. rijgen. en geuit. —
A. Inf. + + om om te te als bijw. bijw. bep. van van doel doel (finale functie). Het streven streven functie). Het A. De Inf. § %14 de bereiking bereikingvan vaneen eendoel doelkan kanalleen alleenuitgaan uitgaan van van een levend subject. 214 naar de De finale bepaling vinden vinden we we dus dus aanvankelijk aanvankelijk in in de de verbindingen, verbindingen, waar waar een levend levend subject van van het het Vf. VI. tevens tevens subject van van den den Inf. Inf. is: is: Ze is midden midden in inden dennacht nachtopgestaan, opgestaan,o0m mdieven dievenen enboeven boevenachterna achterna te zitten. zitten. — - De rechercheur hem uit te te hooren. hooren. — - We gaan eerst's na na Mijntje, Mijntje, oom m rechercheur kwam kwam bij bij hem, oom m hem 'n neutje borrel) te nem nemen - 0Om den veldwachter veldwachter te ontgaan, namen namen we we een m den en (Bru.). — neutje (= (= borrel) anderen jij met Toon Toon op opde debollefooi bollefooimee, mee,oom visscherijeen eenbestaantje bestaantje anderen weg. -— Ga jij m inindedevisscherij te zoek.e - Zij Zij ploetert ploetert maar mllB.r door, oom boeltje netjes netjes te houden houden (Bru.). — - Hij m dat boeltje zoeke?~ (Bru.). — krijgen. ri n verbete ri ng te krijgen. wendde al zijn invloed invloedaan aan bij bij de de regeering, regeering. o0 m hie hierin verbetering verandering Het Vf. is is hier hier meestal meestal een een werkw. werkw. dat dat een een inspanning of een verandering t'an plaats van het subject omschrijft. omschrijft. Het komt voor, dat na na zoo'n zoo'n werkwerkvan plaats woord, ~onder staande, de de Inf. noodzakelijke aanvulling, zonder nadere bepaling staande, d. i. voorzetselvoorwerp, voorzetselvoorwerp, wordt. wordt. Hij Hij heeft heeft dan dan geen geenfinaal finaal karakter karakter en en om is logisch overbodig: antwoorden. Hij haastte zich op den brief brief tete antwoorden. (Bredero). c h om sterven 1 Vroeger Inf. zonder te: te: Dat ick vaeck vaeck wens eh sterven (Bredero).Vroeger ook ook de Inf. 2 I dat is bij bij de auteurs denkbaar. auteurs der citaten denkbaar. —
141
Daarentegen wanneer Daarentegen wanneer er er hij bij het het ww. ww. een eenobject objectstaat staat:: en Hij zich met werk, tijdklaar klaar te kom komen Hij haastte haastte zich met zijnzijn werk, o mom opoptijd is »met »met zijn werk« omtetestaat staatdoor dooreen eenpauze pauze werk» voorzetselvoorwerp; voorzetselvoorwerp; de Inf. ++om gescheiden en is geen noodzakelijke noodzakelijke aanvulling, maar finaal en een beknopte
In}. + zin. Ook zonder het voorz. voorz. voorw. voorw. »met »met zijn zijn werk» werk« kan kan de de Inf. +om om te te finaal zijn en door een een pauze pauze gescheiden; gescheiden; maar maar dan dan draagt draagt »haastte» »haastte« een een zwaar accent accent:: Hij Hij háaslte kláar te komen. komen. haastte zich, om klaar § 215 %15 Een analoge uitbreiding van deze verbinding met met »om te» te« is die, waar een Infinitief : »lijdend onderwerp« van het Vf. tevens tevens subject subject is is van van den den Infinitief: »lijdend onderwerp» Hij we r dgeroepen, geroepen,o0mmin inde dezaal zaal te komen komen (N. R. C.). C.). — - Die Diebeenen beenenvan vanden den veldwachter veldwachter werd c hap e n om je achteT zitten en eninin te halen (Kievit). schenen achter na te zitten schenenges geschapen Het »doel» »doel« wordt subject wordt hier hier nagestreefd nagestreefddoor dooreen eenverzwegen verzwegen actief subject (»agens«). hl"t geval geval met met de de verbinding, verbinding,waar waareen een niet~lerJend (»agens»). -— Dit is ook het niet - levend »lijdend staat: »lijdend onderwerp« onderwerp» bij bij het Vf. staat: verwezenlijken ... Alle pogingen, pogingen,die dieaangewend aangewendwwor •.•Om Om het wegweg~ o r dden, e n, om het streven te veTWezenliiket! wordt waaien van lichte bestanddeelen bestanddeelen te vooTkomen, d t de de grond grond aaangeplempt a n ge pi e m p t(N. (N.R. R. C.). CJ. voorkomen, wor Hier is is het hetve verzwegen subject tevens subj. sub j. van den Inf. Inf . rz w e g e n actief actief subject —
§ 216 B. De De feitelijke feitelijke functie functie van van den den Inf. te is in hooge mate afhankelijk afhankelijk. Inf . + + om te van de voorstelling, het gebeuren: voorstelling, die de spreker geeft van het Nebbe o t je de heele stroopersbedoeling Te jage bij dát te kenne, m mot stroopersbedoeling hehhe bij nacht nachtmet metgeweer geweer••. ... o0 m dit dooTkTope doorkrope (Bru.). De handeling handeling van van het het»doorkruipen» »doorkruipen« isis hier hierirreëel» irreëel« (gewenscht, (gewenscht, noodnoodvoorwaardelijk het»doel» »doel«wordt wordt »irreëel«. nl. nl. voorwaardelijk zakelijk); ook ookhet d adaardooI a r d o o a »irreëel», Inf.. is dus »bijw. »bijw. bep. van voorwaarde». voorwaarde«. In In den denzin zin:: »Hij »Hij gesteld: gesteld: om om tete + + Inf — is »om te» doorl~roop kennen«te{l doorkroop de heele stroopersbedoeling, om dat vak te kennen» zuiver finaal. 1 Wéér een andere andere »voorsaelling» »voors~elling« is: zuiver Maar 't is wwerachtig, oveT zie zéebengekomme, mutjean o m nou nou met hutje en mutje an wal e r a c h t i g, of 'kzoo 'k zoo over ben gekomene, om na de kelder kelder te gaan (Bru.). In z'n bittere stemming stelt stelt de de spreker spreker ironisch iror.isch een doel, tegengesteld tegengesteld aan het werkelijke. werkelijke. De irrealiteit irrealiteit van van de de voorstelling voorstelling biijkt blijk~ uit uitde deinleidende inleidende hoofdzin, hoofdzin, die dus hier de modaliteit modaliteit omschrijft. Ironische voorstelling van het tegen.deel tegendeel van het eigenlijke doel vinden we ook in: Affijn, wat ikikallegaar allegaar uit uitheb hebgedacht, gedacht,o om aDzoo'n zoo'n a-k-e-I-i-g Affijn, -— weet weet ik wat m an a k e 1 i g kossie te komme (Bru.).komme (Bru.). H:~t adjectief »akelig» »akelig« (door (door Brusse Brusse gespatieerd, gespatieerd, om omden denminachtenden minachtenden Het adjectief toon te drukken, drukken, den den nadruk toon) 22 is is de de aanduiding aanduiding van van het het toon uit te nadruk van toon) tegendeel van het eigenlijke doel; de tegendeel de voorstelling voorstelling in in den den regeerenden regeerenden zin zin met geval intact. intact. — - De Detoespeling toespeling op op het het tegendeel met VI. Vf. blijft in dit geval tegendeel komt niet alleen voort voort uit ironie van zoo'n sarcastisch sarcastisch gehalte; een záchte zachte ironie -
—
vergelijl:ing. 2Z Zie §§ 73, 73, 112 112 Opm. 1 Dit Dit ter vergelijking.
1
142
-
- - -
straalt met angst en beven beven voorspeld voorspeld sieraaltdoor doorininde de voorstelling voorstelling van van een een met van de de onverwachte onverwachte teleurstelling, teleurstelling, zooals zooals in: gevolg, of van De stroom zwelt aan, aan, en bruist, bruist, en schuurt Denboord boorddie diev valt, strakshet het schuurt ontrust ontrust 11Den alt, o 0mmstraks In 't vochtig vratig graf (Perk). Ik zag haar weer,m weer, m l/lr om hoofd te baden badenII11 In't graf(Perk).ontdekken. om teteontdekken, n is. wat wat ik ikaltijd altijd zie zie (Perk). (Perk). II Dat weerzien zien is, En vandaar de heel heel gewone gewone verbinding verbinding:: De man ging 's's avonds avonds vvroolij naarbed, bed,oom nooitmeer meerop op te staan staan 11 r o o l ijkken engezond gezond naar m nooit Een dergelijke Inf. ++om om te te heeft de beteekcnis beteekenis van een hoofdzin, hoofdzin, die een nieuw feit bevat; hij is is tegenstellend tcgenstellend aaneenschakelend aaneenschakelendverbonden verbonden (bebevat ; hij (be-nieuw feit ,Ook buiten alle knopte progressieve progressieve hoofdzin). hoofdzin). -— .Ook alle ironische ironische voorstelling voorstelling kunnen we hun verdere ontwikkeling volgen. Ze Ze komen althans veel voor voor in beschrijvingen van snel op op elkaar elkaar volgende volgende handelingen. handelingen.OorspronkeOorspronkelijk werd om te verrassende wending wending in in de lijk werd door door den den vorm vorm om te de verrassende de situatie situatie gesuggereerd: in de detwee tweegebeurtenissen gebeurtenissen nog nog altijd altijd een eentegen tegengesuggereerd :er er isis dan in stelling. Ook behoeft het subject hier niet levend meer te zijn, nude de stelling. behoeft het subject hier niet levend meer te zijn, nu Joelstelling doelstelling is verbleekt B2 : Noordwaarts via v I a aaggddeeeen a r d r ij kk brandend, brandend, 0om m eenlichtstraal lichtstraalalsalsuituitdedebulten bultenvan vanhet hetaaardrij pijlend op te Ie gaan gaan voor hemel Looy) = = enengingen daarna voorden denverzwarten verzwarten hemel(v.(v. Looy) gingen daarna... ... --Schoorlligt voet der der duinen duinenter terplaatse plaatse waar waar die die het het allerbreedst allerbreedst zijn, zijn, om om bij bij Camp Camp Schoorl ligt aan den voet plotseling geheel breken(Cam. (Cam.Obsc.) Obsc.)plotseling geheel af af te te breken —
:
—
omzetting van het Vf. 217 C. C. De verandering in modaliteit § 217 verandering iu modaliteit van het Vf., Vf., dde.e omzetting Vf. in den den lijdenden lijdenden vorm, vorm, de verzwijging verzwijging van en en de debijgedachte bijgedachte aan aan het het subject van den subject den Inf. Inf.ininden denhoofdzin, hoofdzin,dat datalles allesgaat gaatsamen samenmet met verschil verschil in de functie functie van van om te ten opzichte opzichte van van dien dien hoofdzin. hoofdzin. om te ren -In zak.geld, om je zuinigheid zuinigheid te lee leeren - duidt duidt In een een zin: zin: Ik verminder jejezakgeld, e r m i nde Inf. Inf. + +om om te te de beweegreden Zeggen we wè:: Je Je zakgeld zakgeld is vverminbeweegreden aan. Zeggen derd, zuinigheid te lee leeren danduidt, duidt,bij bijverzwijging verzwijging van van het het ren —- dan d e rd, om je zuinigheid 3. oorzaak aan 8. actief subject, subject. de Inf. + tete de oorzaak Inf. + De Inf. ITlf. ++om om te te kan bepaling bij een een substantief substantief zijn: zijn: .
Die vermindering je zuinigheid zuinigheid te leeren, luren, beviel je niet erg. erg. vermindering van je zakgeld, o0 m je
substantieven moeten we Vooral met praed. praed. adj. en met substantieven we om Vooral verbindingen met hun bijzonderheid bijzonderheid bespreken. § 218 Adjectieven, Inf. ++om om te. te. Adjectieven, gevolgd door een Inf. 6. +bijv. bijv.nw. nwo is obj. van den Inf.; Inf.; het het actief actief subj. is a. Het subj. van het Vf. + verzwegen: m Zoo zat ze klagelijk klagelijk (= deerniswekkend) oom (v. Looy). — - Het Hetwas was aardig aardig oom (= deerniswekkend) m aan te zien (v. Ie twee elkaars elkaars vertrouwden vertrouwden waren waren (Arm.). ie zien hoe die twee »denk eens aan!» Men denke zich een een pauze pauze vóor Inf. ++om omteteeneneen eenuitroep uitroep als: »denk. aanl« voor den Inf. Vglí § 213. vgl. §§ 259 f. 33 Vg)j a2 Soms Soms duidt duidteen eenad adv. het momentane momentane aspect aspect aan; aan; vgJ. v. het
1
143 '43
b. Het praed. adj. is een absolute superlatief:
Hij was te oppervlakkig van gevoel, o m de bezwaren te zien. met z'n terugkeer, o m nog aan slaan te denken.
—
Z'n moeder was te blij
Ook hier kan het subj. van den Inf. in den zin verzwegen zijn: De sloot was te smal, om er in te kunnen varen.
Het subj. van het Vf. is ob j . bij den Inf.: 't Konijn is te jong o m te slachten.
De voldoende graad: Het stuk is groot genoeg, o m er een jas van te maken.
Het voorzetsel »om« werd vroeger gebruikt in dezelfde beteekenis als »voor« in: Ik heb (het is) niet genoeg voor ons beiden<<. »Je bent te oud voor dat spelletje«. — Dit maakt deze Inf. begrijpelijker. § 219 Substantieven gevolgd door een Inf. + om te. a. De Inf. + om te is bijv. bepaling bij een substantief, afgeleid van een werkw., dat als Vf. met een Inf. + (om) te wordt verbonden: Men kan op verschillende pogingen wijzen o m door technische verbete ri ngen de hooge kosten te verlagen (N. R. C.). -- Dit contract legt der Regeering de verplichting op, o m desnoóds met dwang te zorgen, dat (id.). — Het streven om de afvalstoffen weer in den economischer kringloop op te nemen (id.). --- Het verlangen van Engeland, o m ook dit afzetgebied te veroveren (id.). — Hij ging zijn revolver halen, niet met het opzet om te dooden (id.). — Het voorstel van den Minister, o m rentelooze voorscho tt en te verleenen (id.). We vinden deze constructie vooral in ambtelijken stijl; om zou bij vele der werkwoorden niet staan : blijkbaar is verzwaring van verbindingswoord —
noodig, wanneer het regeerende woord minder werkwoordelijk is. Het gebruik van om is hier niet algemeen. b. Bij andere substantieven vinden we eveneens facultatief »om<(: Zeer zeker is het den k b e e l d om de provincie Drente te helpen, sympathiek (id.). — De welhaast bovenmenschelij ke t a a k om een oplossing te vind en , die voor alle partijen niet onaanvaardbaar (!) is (id.). — c. De Inf. om te omschrijft de exceptioneele hoedanigheid van het ante-
cedent: Het was een congres om van te smullen (N. R. C.). — Kijk zoo'n trein nou toch op die brug ... gloeilampschijnsel om gek van te worde (Bru.). -- Het is geen feit om te laten passeeren! —
Deze attributieve Inf. is klaarblijkelijk geheel en al uit het zinsverband geisoleerd, als aanhangsel van het substantief ; hier is om onmisbaar. De verbinding concurreert met zinnen als: een congres waar van men zou kunnen smullen. — Opm. De Inf. + om te omschrijft de aanleiding tot het oordeel, in den hoofdzin uitgesproken (vgl. zinnen met dat, § 385, 5°) : Hij moet wél erg achterdochtig zijn, o m hier aan opzet te durven denken.
144
DE VERBINDINGEN MET EN DOOR DEN PERSOON SVORM (VF.) DE VERBINDING VAN HET GRAMMATISCH SUBJECT EN DEN PERSOONSVORM. § 220 Een substantief 1 kan met een Vf. verbonden zijn, zoo dat de flexie-vorm van het Vf. afhangt van het getal en den persoon, die door het subst. worden uitgedrukt. Deze functie van het subst. in verbinding met een Vf. hebben we grammatisch sub j . genoemd (zie § 10). Er zijn bij deze verbinding eenige bijzonderheden aangaande de overeenstemming in getal en persoon van sub j . en Vf. (congruentie heet die overeenstemming), die we moeten bespreken. De overeenstemming in getal bestaat schijnbaar niet in een zin als deze : Een menigte gestalten wierpen zich in den vloed. Menigte is nl. een collectief subst. 2 en wordt als zoodanig met een Vf. in het enkelvoud verbonden De menigte wierp zich (als éen man) op de knieën. — In de verbinding »een menigte Pestal tcn<< echter is een menigte niet meer een »verzamelnaam<< maar onbepaald telwoord, bijvoegl. bepaling bij gestalten. De meervoudsvorm van het Vf. is opgekomen door de onmiddellijke verbinding met het meerv. 3 gestalten. Meij kan het meervoud telkens weer bij ni..uwe vL,rbindingen lezen of hooren 4 ,
:
Een eigenaardig mengsel van belangen en psychologische factor en vertroebelen vooral in de mijnstreek de situatie in hooge mate (N. R. C.). Dit is een toevallige afwijking van de logische verbinding. De schrijver is door den meervoudsvorm factoren het contact met het grammatische subject een mengsel kwijtgeraakt. Maar toen hij den zin begon, dacht hij —
aan een enkelvoudig subject. Anders staat het met den besproken zin: Hier dacht de schrijver Een menigte gestalten wierpen zich in den vloed. reeds bij het begin van den zin aan een meervoud gestalten; een menigte was de vage aanduiding van het getal: onbepaald telwoord, bijvoeglijk gebruikt. We mogen dit onderstellen, omdat in het Neder landsch een menigte, en evenzoo een massa, een aantal, een groot aantal, 'n hoop, 'n boel, 'n héele hoop, 'n héelebbel, 'n zootje e. a. zonder het begeleidende meervoudige subst. verbonden zijn met een Vf. in het meervoud, evenals vele(n), enkele(n), sommige(n) etc. De tellende functie van deze woorden is daardoor onmiskenbaar. Voorbeelden: —
We bedoelen met subst. alle substantivische woorden. 2 verzamelnaam. 3 dat vroeger een partitieve genetief was (vgl. § 97). 4 Zie ook § 368.
1
145
'n Massa zijn d'r gesneuveld. — Wat zijn d'r 'n boel bedorven ! — 'n Groot aantal hebben zich voor den tweeden dag laten inschrijven. —
Het verschil met de collectieve béteekenis blijkt bijv. bij »'n massa« en »,n heel zootje<, in tegenstelling met »de massa<< en »'t hede zootje». Een schijnbare afwijking van de congruentie is ook het enkele. W. na een coördinatie van twee of meer subjectswoorden: 't Gemeentebestuur en de raad kwam er bij te pas. Meervoud is hier logisch en is dan ook bij spreken en schrijven regel. Het enkelv9ud is hier afwijkend gebruikt door te nauwe aansluiting aan het tweede subst. alleen : het is een toevallige afwijking, door verlies van contact. Het meervoud in den zin: Piet met z'n vrouw komen vandaag. — ontstaat onder invloed van de gewone coördinatie : Piet en z'n vrouw komen vandaag. Opm. Over het meervoud na een enkety. terugwijzend vnw. (Dal zijn allemaal leu—
gens! —), zie § 268, 7° ; 346.
§ 221 De congruentie in persoon kan alleen verstoord worden bij een subj. van twee verschillendh; grammatische personen ; drie mogelijkheden zijn er dan: Mijn broer of ik I is aan de beurt. — Mijn broer = of ik ben aan de beurt. — M'n broer of ik zijn aan de beurt. — Opm. Over het gebruik van substantivische omschrijvingen van den l sten en den 2den persoon, zie § 124/5.
§ 222 Er zijn drie verschillende grammatische »personen», die door de verbinding van een subject en het Vf. worden uitgedrukt : de spreker (= de eerste persoon), de aangesprokene ( = de tweede persoon), en als derde persoon alle anderen. De 1 ste en de 2de persoon zijn altijd een »redelijk wezen» of worden als zoodanig door den spreker voorgesteld; anders zouden ze niet kunnen »spreken» of »aangesproken worden». In die gevallen is dus de grammatische persoon tevens »persoon» in de gewone beteekenis, en in verband daarmee noemt men dan ook deze categorie van grammatische functies »personen». Maar de 3de persoon is lang niet altijd een »redelijk wezen»: Mijn vader rookt. -- De kachel rookt. -- Het rookt hier. — Wilde men nu onder grammatischen persoon hetzelfde verstaan als onder natuurlijken persoon, dan zou men de verbinding in de laatste twee zinnen onpersoonlijk moeten noemen. Dit is niet de gewoonte. Men noemt alleen de verbinding »het rookt hier» onpersoonlijk: de verbinding van een werkw. met den derden persoon in den vorm van het onbepaalde vnw. »het». Werkwoorden noemt men »onpersoonlijk», wanneer zij alléen in den derden persoon worden gebruikt. Andere werkw. die met drie pers. voorkomen, 146
noemt men )}onpersoonlijk« gebruikt, wanneer »onpersoonlijk» gebruikt, wanneer zij zij met met het het onbepaalde vnw. ~het( )}het rookt hier». hier«. Onpersoon»hetAworden wordenverbonden, verbonden,zooals zooalsin in den den zin zin »het werkwoorden zijn: zijn: het het sneeuwt, lijke werkwoorden sneeuwt, het dondert. dondert. het wierlicht wÉerlicht etc. etc. - het avondt, het morgent, morgent, het daghet in den den Oosten, Oosten, het het lichtet overal. overal. -— het hetavondt, spijt me. spijt omdat het het all~en alken in den Dit laatste werkw. werkw. noemen we »onpersoonlijk», )}onpersoonlijk«, omdat den derden persoon persoon voorkomt. voorkomt. Het verschilt derden verschilt van van de deandere anderegeciteerde geciteerdeonpers. onpers. werkw., doordat werkw., doordat >}het «niet onbepaald onbepaaldisis: het duidt .spijtme» me« altijd »het »niet : het duidt in »het »het spijt dat in in het hetzinsverband zinsverband voorafgaat of of volgt volgt:: »>}Ik niet iets iets aan, dat I k kan niet komen«. )}Het me«. — - »Het spijt komen kunt». kunt«. komen». »Het spijt me». spijt me, me,dat dat je niet komen Bovendien is de - Bovendien de verbinding verbinding niet volledig volledig zonder den datief me, die dus 1 . Andere object isis 1. Andere verbindingen verbindingen van een een onpersoonlijk met een onpersoonlijk werkw. werkw. met ander subj. dan dan het het onbepaalde onbepaalde »het» )}het« en aangevuld aangevuld door door een een derde deel deel f. zijn bijv.: Wat m mijij betreft, betreft, kun je wel gebeurt er? - Het kun je wel gaan. gaan. --- Wat gebeurt er ? — kregel de in hem. kregelde hem. — - het resonneert resonneert hier. — Werkwoorden zijn onpersoonlijk gebruikt, Werkwoorden gebruikt, evenals »het rookt hi.:r», hi~r«, in: »het rookt het giet/ - het hetstórt. stórt.—- het hetfietst fietsthier hiergemakkelijk. gemakkelijk. lekker. — giet! — — -hethet zit zit hierhier lekker. het sloeg vier uur. uur. — - Hoe gaat gaathet het jje. 't rn. 'm. — - Daar Daar zÎ 'mjuist. juist. zitt 't tm e. -— Dátis Ddt is 't Zoolang die met met alle alledrie driede de»personen» )}personen« gebruikt gebruikt Zoolang bij dergelijke werkw., die kunnen worden, het subj. subj. »het» )}het« nog aanwijzende we aanwijzende functie heeft, kunnen we ze, volgens volgens de de hierboven hierboven gegeven gegeven definitie, definitie, niet niet als Cols onpersoonlijk gebruikt onpersoonlijk gebruikt beschouwen: 't Gaat Gaat mij mijniet nietaan aan (of je betaalt). me onaangenaam onaangenaam betaalt). - •'tt Doet me aan. - Hoe Hoe staat het het je je aan? aan~ — - Een verbinding als »'t )}'t Kan hem niet niet aan. — Kan hem Een verbinding schelen a2 !» !« wordt »onpersoonlijk», )}onpersoonlijk«, wanneer het subj. »onbepaald» >}onbepaald« wordt, wordt, dus wanneer het van iemand iemand gezegd wordt, wordt, die voor dlles dlles inindedewereld wereldononverschillig is. is. —
--
—
—
zonder subj .•a die Opm. In oudere of Opm. of in in archaiseerende archaiseerende taal taal komen komen verbindingen verbindingen voor voor zonder onpersoonlijk — onpersooniijk zijn: Mij Mij huivert huivert (Perk). — - Mij Mij deert deertdes desmans mans(id.). (id.).—- Mij Mijdorst. dorst.subj.: Er word! Er zijn ook passieve passieve vormen zonder subj.: wordt gebeld. -— Maar Maar dat zijn heel andere verbindingen. Zie Zie over het passief: passief: §§ 280 en volg. volg.
1
Zie §§ 20. 22 Vergelijk: 't scheelt niet veel; veel; ik ik scheel schee! niet veel veel in in lengte lengte met metjou. jou.
147
VERBINDING VAN SUBSTANTIEVEN t MET EN DOOR DEN PERSOONSVORM ( + SUB J.).
§ 223 Bij de bespreking der flexievormen van het subst. hebben we opgemerkt, dat de functie van een subst. in den zin niet meer door zijn buigingsvormen bepaald wordt; we kunnen de functie alleen begrijpen, wanneer we de verbinding met andere woorden nagaan. Het grammatisch subject kan door middel van het Vf. verbonden zijn met een ander subst.: De jager schoot een haas. — De verhoudingen tusschen het grammatisch subj. en het andere subst. zijn zeer verschillend en hangen af van den aard en de beteekenis van het subjectswoord, het Vf., en het andere subst., tenslotte zelfs van de verdere uitbreidingen van het gezegde. Het gezegde kan nl. veel uitgebreider zijn dan de cenvoudige verbinding (door het Vf.) van een subst. met het subjectswoord. Er kunnen tevens bijw. en bijv. nw. met het Vf. verbonden zijn, waardoor de verhouding van subjectswoord en subst. verandert : De jager schoot cen haas aan. De jager schoot een haas dood. — Er kunnen subst. door middel van voorzetsels met het Vf. en het subject worden verbonden: De Jager schoot een haa dwars door z'n achterbeen. — De verhouding tusschen subj. en subst. (een haas) wordt hier niet alleen beïnvloed door de verbinding met het Vf., maar ook door de verbinding met het andere subst. (z'n achterbeen) : De jager schiet den haas niet dood, maar raakt een lichaamsdeel
—
van hem. De verandering in de verhouding drukken we zelfs grammatisch uit door te zeggen dat »de haas hier niet meer een accusatief, maar
een datief is 2 Niet alle voorzetselbepalingen hebben invloed op de verhouding van subj. en substantief ; bijv. de toevoeging: »De jager schoot een haas met zijn katapult<< . of: >> In den vroegen ochtend schoot de jager een haas<<. Deze bepalingen zijn toevallige toevoegsels; zij drukken bijkomstige omstandigheden uit. Zij vormen met het subj. (+ Vf.) en het subst. geen »groep<<. Tot een groep kunnen ook twee subst. en het subj. worden verbonden: De Jager zond z'n vader een haas. § 224 De verschillende verhoudingen (betrekkingen) die door deze uitbreidingen en door de verbindende middelen (het Vf. en de voorzetsels 3) tusschen de subst. ontstaan, zijn naamvalsfuncties. Niet het enkele subst. drukt een bepaalde naamvalsfunctie uit; de naamvalsfunctie wordt door de woordverbinding uitgedrukt, voorzoover deze een groep vormt. Er is een tijd .
—
1 3
We bedoelen hier met substantieven alle substantivische woorden. Ook voegw. ; zie § 238 o.a.
148
2 Zie § 226: 2.
geweest, dat de voornaamste naamvalsfuncties werden aangeduid door buigingsvormen van het substantief. Het substantief »stond<< dan in dien naamval( vorm geschreven). En al zijn nu de naamvalsvorm m nagenoeg verdwenen, de oude naamvalsfuncties zijn er nog. Zelfs is er geen bezwaar tegen, deze functies met de namen van de oude vormen te noemen. Maar dan moeten we den aard der functie steeds weer preciseeren, door te letten op alle woorden in den zin, waarmee en waardoor het subst. is verbonden tot een groep. We kunnen dus geen naamvalsfunctie van een subst. kenmerken, dan door de omschrijving der woordverbinding, waarvan het subst. deel uitmaakt. Trouwens, een oude naamvalsvorm was lang niet altijd de vorm voor éen enkele bepaalde functie. In de grammatica der oude talen reeds moeten we de verschillende functies van é‘n naamvalsvorm onderscheiden door omschrijving van den aard der verbonden deelen. Dat de genetiefvorm, voor zoover nog in het Nederlandsch aanwezig, staat voor verschillende functies, die ook in de oude talen worden onderscheiden, hebben we reeds besproken. Zoo is het ook met den ouden datief en accusatief en zelfs met den nominalief. De nominatief was de vorm o. a. voor het subjectswoord. Deze naamvalsvorm heeft in het Nederlandsch vroeger dan de anderen zijnbuigingsuitgang verloren. Daarom heet hij wel de onverbogen vorm en de andere naamvalsvormen de verbogen vormen. Bij de voornaamwoorden is, ten deele, nog groot verschil tusschen den onverbogen vorm en de verbogen vormen. Bij de naamwoorden in de geschreven taal feitelijk alleen door de verbuiging der begeleidende lidw. En tusschen den datief en den accusatief is zelfs bij de voornaamw. en ook niet bij de verbuiging der lidwoorden e. a. in de geschreven taal éerÅig verschil. 2 Om de functies van datief en accusatief te onderscheiden, zijn we dus enkel en alleen aangewezen op de woordverbinding; van den nominatief kunnen we deze twee gezamenlijk onderscheiden door de omzetting van naamwoorden in voornw. vormen: De soldaat wondde z'n vijand = hij wondde hem, etc. -
VERBINDING MET EEN DATIEF (EN EEN ACCUSATIEF).
§ 225 De functie van den datief wordt vooral duidelijk in tegenstelling met die van een accusatief in dezelfde verbinding; in het algemeen noemt het subst. in den datief dengene in wiens richting door een levend subject de handeling met het subst. in den accusatief wordt verricht : Zie § 95. 2 Het verschil in functie tusschen hun (datief) en hen (accusatief) is een gekunstelde vinding der grammatica: zie § 126.
1
149
Heeft geld gegeven'ilstuur ik ik den - We Heeft hij hij jou jou dat geld gegeven ? —Morgen Morgen stuur denontvanger ontvanger het geld. — werkje verschaffen. verschaffen.-—De De strooper strooperzal zal0ons zullen je b roe r een werkje n s de scha betalen. -— De De stadzulenjbro bewees Wat heb je m mee te zeggen. — - Waarom zou ik het beweesden denoverwinnaar overwinnaar alle alle eer. cer.--- Wat m'nn vader — Hij m' vadervertellen vertellen?'iIHij wil wil je je Wat je. — - Ik Ik zweer zweer 't't jje. wat vragen. -— Dat verzeker verzekerik ikje. e. gekochtebloemen bloemen even wijzen? wijzen? -— 'k Doe Doe jje ommers niks? -— Wil je me de gekochte e ommers niks ? -— Hij Hij laat geen mmensch e n s c h rust. — Hij gunt guntniemand niemand rust. geen - Hij détails.rust. --- Ik I k spaar je de détails. — Sommige ook overdrachtelijk overdrachtelijk met met een een niet~levend Sommige dezer dezer werkw. werkw. kunnen ook niet--levend subject worden subject worden verbonden: verbonden: duur.— Dat laat je geen rust of duur. - Die rnededeeling mededeelingspaart spaart me een - 't Gaf' m rust. een loopje. loopje.—'t Gaf 'm De hier geciteerde verbindingen verbindingen zijn in de omgangstaal omgangstaal algemeen gangbaar. We kunnen de We de als als »richting(( »richting« aangeduide aangeduide functie in opzichten pre pre~ in twee opzichten de datief datief duidt óf ciseeren :: de Of den den belanghebbende aan aan Of óf een actief persoon. belanghebbend en meewerkend Deze twee gewone datieven heeten heeten:: belanghebbend voor~ meewerkend 11 voorwerp. Het Het meest meest kenmerkend kenmerkend isisde defunctie functievan vanhet het »actieve« object. object. Het Het »actieve<< object in den accusatief accusatief noemen noemen we we in integenstelling tegenstellinghiermee hiermeehet het»passieve(( »passieve« (lijdend (lijdend voorwerp). zonder begeleidenden accusatief gebruikelijk De datief is zonder met gebruikelijk bij werkw. met het praefix oni-: datief~object is hier hier actief actief.sz ont : Hij Hij is is me ontsnapt. ontsnapt. - Het Het datief-object -
—
ont- met datief èn accusatief is het Opm. Bij Bij een werkw. Opm. werkw. met met ont~ het datief-object datief~object belangbelanghebbend: Ze hebben mij n vvader a der tWee hebbend: hebben mijn overjassen ontstolen. twee overjassen
§ 226 226 Bijzondere Bijzondere of of niet-algemeen niet~algemeen gangbare gangbare functies functies van van den den datief datief zijn: zijn: 1. De ethische ethische datief. datief. Deze is beperkt 1. beperkt tot den vorm vorm van een pers. pers. vnw., vnw., 3 De persoon, vooral me 3. persoon, door aangeduid, héeft héeft geen geenbelang, belang, door den den datief aangeduid, hij alleen belang, belang,in inzijn zijnopwinding, opwinding, schrik, schrik, verbazing verbazing over over het het gegehij stélt alleen beuren : in in den beuren: den ethischen wordt de degemoedsbeweging gemoedsbeweging aangeduid. aangeduid. ethischen datief wordt De spreker heeft »belang«, »belang«, als hij hij zegt zegt:: »Daar stuurt die goeie Piet me 'n postwissel »Daar stuurt postwis:iel op opm'n m'nverjaardag!» verjaardag!q— Hij is alleen geinteresseerd, geïnteresseerd, hij hij uit zijn opwinding, hij zegt zegt:: Hij opwinding, als hij »Daar stuurt me die goeie *Daar goeie Piet Piettoch toch'n'npostwissel postwisselaan aan'n'nman, man,die diehij hijnauwelijks nauwelijkskent! kentl -— Voorbeelden Voorbeelden:: .
En daar heit me zoo'n kerel kerel zcio'n zóo'n buitenkansje (Bru.). — - Aanschouwt Aanschouwt mij mijhier hierenendaar daar Casselkoeien (GezeIIe). - Hoor Hoor me dat vinkje vinkje fluiten fluiten (Penning). (Penning).die bende Casselkoeien (Gezelle). — — 2. De possessieve possessieve datief. Het Het object objectininden dendatief datief»heeft(( »heeft« vooral vooral»belang(( *belang« in zijn zijn »bezit((, »bezit«, in alles wat »z'n »z'n eigen(( eigen« is. We We noemen een een bij verandering in belanghebbend voorwerp voorwerp possessieve possessieve datief datief wanneer, verbinding kan kan wanneer, de verbinding worden omschreven door een een bezitt. bezitt.voornov. voornw. In poëtischen stijl komt een een bijzondere verbinding voor, voor, waar waar een lichaamsdeel »bez;t«) van dengene lichaamsdeel (het (het »bezt<() in den dendatief datidisisaangeduid, aangeduid,als alssubject subjectofofobject objectvan vanden denzin zinfungeert fungeert: die in : 1 Beter Beter zou zijn: zijn: actief actief voorwerp. 22 Zie verder verder §§ 227. 33 Soms je. je. Ook 'm: 'm: Dat heb heb je je 'm 'm mooi gelapt. gelapt.
150
't Harte Harte popelt hhaar a a r(Perk). (Perk).— - Sinds Sindsder derlente lentelust lustm m Ij 't argloos atgloos hart hart bevi ng (Gossaert). — Soms is het »eigene »eigene«u iets lichaamsdeel: iets anders anders dan een lichaamsdeel: Hier zit de zwerver zwerver stil stil— hem h e m isis de droom verdwenen (Haanstra). —
In de omgangstaal zijn deze verbindingen niet gangbaar 1 ; wèl wèl komt komt een een gangbaar'; possessieve datief datief voor, voor, waarbij waarbij het het»bezit» »bezit« deel van van een eenvoorzetselbepaling voorzetselbepaling is : 't Gleed is: Gleed me uit de de hand. hand. Toch is is hier hier gebruikelijker gebruikelijker:: 't Gleed me uit m'n hand. - met van den den »bezitter». »bezitter«. In In overovermet een dubbele aanduiding van drachtelijken nog de deoorspr. oorspr.vorm vormgefixeerd gefixeerd: valt me uit drachtelijken zin zin is nog : Hij Hij me uit de hand heb geen meerop ophem. hem.— - De Dedubbele dubbeleaanduiding aanduiding hand ==ikikheb geen in invloed vloed meer van het bezit bezit wordt wordt met met de de enkele enkele gevarieerd gevarieerd in: Hem niet het bloed bloed H e m stijft stijft (=verstijft) (= verstijft) niet zijn arm (subj.) (sub j .)en enhem h e mtraagt traagt(=wordt (= wordt trager) niet —
(Volker).(Volker) . —
3. Algemeen gangbaar gangbaar is de possessieve possessieve datief in in uitgebreide uitgebreide verbinding, nl. van een Vf. Vf. ++datief datief+ accus. + accus.+ voorzetselbepaling; + voorzetselbepaling; ook hier dringt dringt de dubbele van den denbezitter bezitterdoor door:: dubbele aanduiding van Stop hhem e m maar een zakdoek Stop zakdoek in den mond. - Hij Hij gaf gafhet het diereenklapop dier een klap op z'n dij.dij. — Hij rukte zweep uit de handen hánden I. rukte mij de zweep 2. -— Deze verbinding verbinding isis ook ookmogelijk mogelijkbij bij overigens intransitieve intransitieve werkw.: Hij had had haar tranen oogen geredeneerd.tranen in de ooges geredeneerd. — 4. Algemeen verbinding met met een een adverbium; Algemeen gangbaar gangbaar is is de verbinding adverbium; de datief is dan »belanghebbend »belanghebbendvoorw.<<. voorw.«. Zoo bijv. dikwijls dikwijls bij bij af-: af : —
—
Als prijs eens afkaapten? muziekdoos Ze namen namen hem hem de muziekdoos Als we weden denzeeschuimer zeeschuimer z'n prijs af kaapten ?-—Ze e m den pas af. - Ze sneden snd.en hhem pas af. —
—
Andere adv.: Andere e m toegekend. - Dat mag Wat mee mee gebracht? mag jij gebracht ? -— Dien rang hadden ze hhem Wat heb je m Riekie bouquetje aan. -Ik Ik heb 't hem R i e k i eniet nietmeer meerandoen andoen(Eru.). (Bru.).-Ze —Ze boden boden haar haar een bouquetje genoeg voorgehouden. genovrhud.— stuk geslagen.--- Nu en dan Ook adv., heb ''mz'n nek stukgeslagen. m z'n nek adj. zijn 8: 3 Ik heb adv., die wel adj. —
—
:
werkwoord : Ze Ze hadden hadden hem bij intransitief werkwoord: hem dat boek boek. aanbij een overigens intransitief gepraat. -— Opm. (aanvankelijk) het het accusatief-object accusatief-object (»de (»de deur») deur~) in in:: Vader Vader zelf zelf Bijgedacht is (aanvankelijk) Opm. Bijgedacht deed 'm ópen open '4..— Algemeen gangbaar gangbaar is ten slotte de eenvoudige 5. Algemeen eenvoudige verbinding verbinding van vaneen eenVf. Vf. hij. — ik riep Ik stond + adv. ++datief datief: lichtte hem bij. — - Ik. stond hem bij. - Ik. riep hem + adv. : ikIk.lichtte na. — - etc. (Zie §§ 231, 231. 240). 240). o. a. a. Over andere andere groepen, groepen, waarin waarin een een datief datief staat: staat : §§ 237, 237, 263, o. Wèlèlininoostelijke mee stijf van 't wrijven», wrijven«, en in in sommige sommige >>Dehanden handen werden m ,X7 oostelijke dialecten: »De - 22 Deze verbinding verbinding is gegestaande staande uitdrukkingen: uitdrukkingen: IIkk wil hem even de hand drukken. — mij de zweep (zie 225). De woner dan het het »deftige»: »deftige«: Hij Hij ontrukte mij (zie§§ 225). Devoorstelling voorstelling isis ook ook 4 Zie §§ 229. 25.5. 'Zie concreier, voorzetselbepaling. 33 Zie §§ 255. concreter, door de voorzetselbepaling.
13
151
Opm. Een afwijkend gebruik is de datief van vergelijking (comparatieve datief) : I k heb mijn vroegre kracht voelen beschamen II Door U, daar krachi'ger gij mij zijt geweest (Verwey). —
VERBINDING MET EEN ACCUSATIEF.
§ 227 Wanneer wij de overblijvende verbindingen van ten Vf. met een substantief in soorten indeelen, al naar de schakeeringen in de functie die door de verbinding wordt uitgedrukt, zijn de meeste soorten totaal verschillend van de datief-functie: het substantief is niet actief tijdens de handeling. En dat is het kenmerk van het accusatief object (lijdend voorwerp). Alleen wanneer het subj. op het object richt zijn stem, gebaar, zorg, contrSle, liefkoozing, bestraffing, beweging, kan het voorkomen dat het object, dat meestal een levend wezen is, actief is. Wanneer we iemand volgen, kan hij ons ontloopen; wanneer we iemand vleien, roepen, groeten, kan hij »re ageeren<<; en onze verhouding ten opzichte van het object kan door die actie of reactie worden beinvloed. Wordt dit in de groep uitgedrukt, dan is de functie der verbinding zonder twijfel een datief; in de oudere taal (en in het Duitsch bijv.) wordt in dergelijke gevallen dan ook de datiefvorm gebruikt. De voornaamste werkw. die we onder de bovengenoemde »richting» van stem, gebaar etc. kunnen samenvatten, zijn: roepen, spreken, bidden, prijzen, groeten, waarschuwen, hoeden, wiegen, helpen, voederen, monsteren, inspecteeren, gispen, kussen, slaan, naderen, volgen, ontmoeten. De gespatieerde werkw. zijn met een volslagen passief (lijdend) voorwerp verbonden. Bij sommige der werkw. kan een nomen actionis object zijn (prijzen, gispen. volgen). In dat geval is natuurlijk van activiteit geen sprake; de »beteekenis van het werkw.» verandert zelfs geheel, bijv. in
Ik volg die onderneming met belangstelling. — § 228 In de nu volgende verbindingen is activiteit van het object uitgesloten: 1° Het subj. maakt het object (een ding dat tastbaar is) : Hij maakt een kippenhok.— Hij schrijft een brief.— Ze groeven een gracht en daar binnen metselden ze een muur. —
2° Het subj. verandert het object van uiterlijk, aard of plaats: het zilver polijsten. de messen poetsen, de tafel dekken, het zeil klaren, het eten koken, de straat asphalteeren, de deur verven; ik zal het vrachtje wel dragen; stuur je dit kleine kind ?3° Het subject verneemt het object: Zie je dat schip ? — Hoor je dat geknars ? — Voel je die tocht ? — Hij merkt het niet. —
152
Opm. Zien heeft verschillende overdrachtelijke beteekenissen, al naar den aard van het object : Hij was te optimistisch om de b e z war e n te zien. — Heeft U gezien, dat de vréde is geteekend ? — Dan zag hij weer die feestdagen, van vijftig jaar geleden. — Ik zie je nooit meer op school. —
4° Het subj. heeft, krijgt, verlangt, verliest het object; de verhouding tusschen subj. en obj. is er een van bezit, gezag, beschikking (over). Uitgedrukt door de werkw.: hebben, houden, dragen, nemen, k rijgen, vangen, koopen, huren, leenen, plukken, grijpen, bieze n, winnen, vinden, vergeten, missen, verliezen, zoekers, wenschen e. a. Hoezeer deze »beteekenis << van het werkw. afhankelijk is van het geheele zinsverband, kunnen we opmerken bij het werkw. hebben. Het nadert de beteekenis van »krijgen< in: Voor 'n daalder heb je al 'n mooi aquarium. — Je zult 'n cadeautje van me hebben, hoor!
—
Met sommige subst. verbonden, drukt het een eigenschap uit : Ze heeft aardige karaktertr,kjes. -- Hij heeft nog iets jongensachtigs. — Gécn Terlaet had gehoor. — Kom 'ns hier, als je lef hebt! —
of een toestand: We hebben loge's; 't reisje moet dus maar overgaan. of een daad of stemming: Morgen hebben we examen. — Hij heeft geen zin.
—
—
Deze verhouding is gelijk aan die van verbindingen in de volgende rubriek. 5° Het object (een niet tastbaar ding) is de inhoud, het resultaat van de handeling. De verbinding kan bijna altijd door een intransitief of reflexief werkw. worden omschreven. Vooral de werkw. maken en doen 1. worden op deze wijze verbonden : -
Wat maak je toch 'n herrie. — Ze maakten 'n omweg (= liepen.óm). — Mijn, hij maakt z'n
smoes, en zegt ... (maakte zich ervan af). — Zij maakte een verontschuldiging. — Ze maakten 'n marsch van vier dagen (= marcheerden). — Carrière maken. — Geld maken. -- Hij deed examen. — Hij deed 'n ontdekking. — Boodschappen doen. — Dienst doen. — Z'n best doen. — Goocheltoeren doen 2 — .
Vooral met een pronominaal object : Dat heb ik gedaan. Dikwijls is het obj. dan hervattend in vage aanduiding: Dus je doet 't, hè ? -- Ook met wat : »Wat heeft die snaak toen gedáan ? Die heeft de deur gesloten met een balk«. — Hier is »doens reeds vervangend, omschrijvend werkwoord 3. Als zoodanig fungeert het vooral in een zinsverband als : Ik zal geregeld naar de bibliotheek gaan; dat deed ik ook voor Papa altijd. — Andere werkw. in de verbindingswijze van het obj. van den inhoud zijn: Hij trok 'n raar gezicht. — Hii waagde de reis. -- Hij sloeg 'n raar figuur. -- Wat denk je wel ? — Wat zeg je. -- Je meg't zeggen.— Wat -nepen ze daar ? -- Zweer 't eens, als je durft. Zie bij omsch rijving § 84. 2 In kindertaal omschrijvingen als: Hij deed 'n kirrete = kiide even. — 3 Zie § 279.
1
153
herhaalden de vraag. Ze herhaaldm vraag.— - Bevel Bevelgeven. geven.—- Ze gaf gil. — - Hij Hijdoceerde doceerdeIndisch IndischRecht. Recht.—gaf een gil. 't?t Dier leed pijn. — - Hij schudde »neen<. »neen«. — - Hij zingt 'n 'n solo. solo. — - Hij nam Je nam 'n aanloop. -— Je krijgt 'n 'n rilling. rilling.— - Zullen we 'n wedren houden? — - Zul je jeje mond mondhouden houden? - Ze nebben ?— Ze.hebben om beurten de wacht wachtgehouden. gehouden. —
Hulpww. als kunnen worden worden met een vervangend vervangend object Hulpww. object verbonden: verbonden: Met »leven« Met de beste beste het ook wel kan. »leven<
—
—
154
transitiveerd<<, omdat Immers de functies van deze drie »voorwerpen« niet sterk uiteenloopen. Een voorbeeld: dat wij den voetstap schromen in het dorre bladerbed (Penning). Gewoonlijk is het: schromen voor; maar door bijgedachte aan schuwen, mijden -+- accusatief-object komt men gemakkelijk tot transitiveering. Met weglating van den accusatief »de deurs zeggen we: Wie heeft je ó p e n g e d a a n? — Bijgedachte aan : Wie hee{t je ontvangen, begroet ? — maakt, dat we den »datief << als »accusatief» voelen en zelfs in den lijdenden vorm zeggen: Door wie werd je opengedaan ? — In den zin: ik houd je gezelschap. — is misschien »je<< nog datief 1 ; maar in: ik zal je gezelschaphouden. accusatief, daar we immers ook hooren : We zijn erg plezierig gezel-. schap gehouden door Pietje. Werkw. met be en ver zijn heel vaak -
-
getransitiveerd. 2 In poëtische taal vinden we herhaaldelijk onverwacht transitief gebruik van gewoonlijk intransitieve werkw., vooral in causatieve functie: De nazaat wiens voet de kiezels onzer groeven knerpt (Perk). — Bloosde de avondzon peur bieeke koon ? (id.). — Zoo toeft me Uw beeld aan vaderlandsche zoomen (id.). Het gebruik is hier te verklaren uit neiging tot korte vormen 3 Ten slotte zijn er verschillende uitbreidingen van de verbinding van een werkw. I accusatief mogelijk, waarbij (gewoonlijk) intransitieve werkw. —
.
--
in transitieve functie worden gebruikt : Zie § 226 : 3. Omgekeerd kunnen werkw. die gewoonlijk met een lijd. voorw. voorkomen, plotseling of toevallig zonder die aanvulling worden gebruikt : Toen wist hij. -- Begrijp je ? Plaatsgebrek noodzaakt tot beperking. — § 230 In § 223 hebben we opgemerkt, dat een subst. met een Vf. kan zijn verbonden, zonder dat dit subst. noodig is, om een volslagen gezegde te vormen. Min noemt het subst. dan niet »object<< maar »adverbiale bepaling<<. Door het subst. voegt de spreker iets bijkomstigs aan het »gezegde» toe. Zoo zijn er substantieven (oorspr. in den vorm van een accusatief) bij een Vf., die den duur van het gebeuren aanduiden : In Amsterdam viel de regen den g a n s c h e n dag (Arm.) . — Soms ook, vooral in litterairen stijl, den tijd waarop het gebeuren plaats heeft: —
Dien ochtend, bij het ontwaken, leek het huis een ruïne. -- Gij waart, dar uur, een teeder
beeld II Van wat mijn ziel niet worden mocht. — Gewoner is de voorzetselbepaling: op dien ochtend, op dal uur. De »adverbiale accusatief» duidt ook een graad aan: Hij rustte een beet je. — Hij liep 'n eindje. — Ze worden gemakkelijk »adverbium » , vooral vormen als : Hij lachte wa t. — Hij suft vé é l (te veel). -Het hangt er maar van af, of wij in deze groep het accusatief object nog als zoodanig voelen. 2 Zie § 69, 70. 3 Zie § 85.
1
i 55
De onderscheiding van een objects-accusatief 1 en een adverbialen accusatief is ietwat willekeurig. H; t is soms moeilijk te zeggen, wanneer een »bepalingc< onmisbare aanvulling van een gezegde is. § 231 De verbinding van een Vf. met éen of twee substantieven kan op verschillende manieren worden uitgebreid. Bijzonder talrijk zijn de verbindingen van een Vf. + obj. + adverbium. 1°. Het werkw. kan ook op andere manieren met een ob j .worden verbonden, transitief worden gebruikt. Het adverbium voegt allerlei verduidelijkingen aan de handeling toe ; vooral de richting (locale bepaling), ook wel de aanduiding der voltooiing (perfectief aspect); soms is er geen verwantschap in de beteekenis van de verbinding mèt en die zènder het adv. Dit alles is gemakkelijk te constateeren bij de voorbeelden : mee-, weg-, opnemen; aan-, mee-, op-, samen-, terug-, uit t r e k k e n ; af-, neer-, op , uitleggen; aan-, op-, uit-, neer-, wegzetten; aan-, door-, mee-, onder-, op-, uit-, over-, terug-, wegbrengen; aan-, in-, op-, over-, terug-, uit-, weghalen; aan-, in-, op-, tegen-, terug-, weghouden; aan-, in-, terugzien; opmerken, aanvoelen, aan-, uithoor en; aanbevelen, -duiden, -geven, -dragen, -kleeden; achterlaten; afdrogen, -dweilen, -kloppen; doorschrappen; inwrijven, -zuigen; meesleuren; omgooien; opbiechten, -roepen, -schorten, -schrijven, -steken, -stoken, -wrijven; samenvouwen; terugdringen; uitdenken, -hooren, -noodigen, -schelden, -spreken; enz. -
Van iets anderen aard zijn de verbindingen met adv. die óok adjectief kunnen zijn 2 leegeten, loslaten, scheeftrekken, vasthouden. — In plastische taal wordt het adverbium wel weggelaten : zie § 85. Over de vorming van samenkoppelingen : zie § 60. 2°. Met werkw. die overigens intransitiefgebruikt worden, kaneen accusatief worden verbonden als obj ., wanneer tevens een adv. aan de groep wordt toegevoegd. Het subst. is een niet levend ding: hij liep de trap af. zij gingen den hoek om. Is het subst. een levend wezen, dan voelen we het als datief: (zie § 226 : 5). Hierover nog : § 240. § 232 Transitieve werkw. kunnen met een voorzetselbepaling nader verbonden zijn. Bijzonder duidelijk blijkt de noodzakelijkheid van de aanvulling door een voorzetselbepaling, wanneer een verandering van plaats moet worden omschreven. Hiervoor is een werkw. + voorwerp zonder méer maar zelden voldoende 3 De meest gebruikelijke werkw. zijn brengen em. halen: :
-
—
—
.
I k bracht het kind dien dag zelf naar de school. — Riek bracht me na boord (Bru.). — Ze halen de vruchten van de boomen. -- Water halen ze uit de rivier.— Hij haalde onophoudelijk z'n vingers door z'n baard. —
I Vooral van den accusatief van § 228:5°. 2 Zie § 237, 255. 3 Zie § 228: 2°
156
Andere werkw. zijn: sturen, zenden (deftiger); trekken, duwen; ze wrong Dezelfde werkw. en voorzetselbep. komen haar schoenen van de voeten. ook overdrachtelijk voor : 1 —
De reis van Hedin bracht de wetenschappelijke wereld in ongekende spanning. — Tot een spelletje kon ik km niet brengen. — Wie heeft je uit de misère gehaald? — De bepaling van plaats of richting komt natuurlijk ook voor bij een werkw. + voorw. die zonder de voorzetselbep. al een volledig gezegde vormen: Hij leegde het heele jampotje op z'n bord.— Help me eens op dat paard, Kees. Zoo ook de bepalingen van de plaats waar het obj. zich bevindt: In Hongarije bezat hij nog 'n kasteeltje. — Hij bezat 'n kasteeltje in Honga rije. — Ze zag haar zuster plotseling naast de brug.—Zie je dat huis op den hoek? —De negers droegen 'n gestreepte schorteldoek om de beenen. — Het ivoor vervoeren ze op hun rugg.n. — Ze vervoeren het ivoor uit den Soedan. — Hij hield het leitje in de hand. — Hij had het contract —
in z'n zak. —
Van den nadruk op de handeling, de plaats, of het object, van de volgorde der drie deelen etc. hangt af, of deze voorzetselbep. enkel bijwoordelijk, dan wel bijwoordelijk-bijvoeglijk, of zelfs bijvoeglijk is (zie § 247 en volg.). § 233 Vooral bij werkwoorden die met het accusatief-object een onverbrekelijk geheel vormen 2, staat de voorzetselbep. in de verhouding van een object, een noodzakelijke aanvulling : Heb je soms drukte met je koffers, waarschuw me dan. — Hij had z.n i n het r o o rotaartje. — Wat heb je aan zoo'n luilak. —Heb je goed oogje op dat buurmeisje ?— I k heb geen lastvan hem. —Hij heef t recht o p de h e e l e som. — Hij hield zoo veel van z'n oude huis. —Hoeveel heb je gegeven voor die fiets ?— Wat zal ikzeggen tegen den Burgemeester ? — Wat zullen wij tot deze dingen zeggen? Ik zal't aan den meesterzeggen.— Vraag 't maar aan de jongens.— Wat zou je van zoo'n huisje denken? —Hij maakte gebruik van de gelegenheid.— Wat moet ik doen met zoo'n verloopen geweer ? — Hij koos partij voor z'n zus. ter. — We beleven plezier a a n je. —Dat heb ik niet aan j e verdiend. — Dit zijn voorzetselvoorwerpen: zie § 242:5. § 234 Verschillende verbindingen van het werkw. + voorzetselbep. zijn tot —
staande uitdrukkingen, eigenlijk nieuwe (samengekoppelde) werkw. verstard : Zou hij geld bij zich hebben ? — Hij zal weer wat op z'n geweten hebben. -- Ik weet, dat hij heel wat op z'n kerfstok heeft. — We kunnen ze toch niet in 't leven houden. — Zou hij me voor den gek houden ? — Ze schrokken, toen ze den agent in' t oog kregen. — Hoe krijgt hij 't in z'n hoofd! -- Al heel gauw hadden ze 'n duitje bij elkaar gekregen. — Je moet de tafels tot 20 van buiten kennen. — ... op je duimpje kennen. — De kapitein zal 'm wel op sleeptouw Ze mag je wel in 't goud Zulke leerlingen mogen we niet op sleeptouw nemen. nemen. beslaan, haar kostwinner! — Dat paard brengt z'n meester ten val, en al de zijnen. — —
—
Opm. Een ondeelbare verbinding van Vf. + obj. 4 voorzetselbep. is: Hij -
krijgt 't
op
z'n zenuwen. — '
Zie §
242:2. Z Zie § 228 : 5 °.
157
§ 235 De verbinding van het transitieve werkw. met een voorzetselbep. kan ook' worden aangevuld door een adv. van richting; vooral in de omgangstaal als verzwaring van den vorm 2 : Ze duwen hem plat tegen den muur a a n. — Ze schoof de stoel tegen die van haar buurman aan. — Riekie sjouwde m'n kist en zak weer van boord af (Bru.). — Hij was gewoon, dan ai zijn kinderen om zich heen te hebben. — De kap haalde hij over z'n tulband h een. — Hij trok de zweep met geweld naar zich t o e. — Daar l radde me die Tesselaars de heele buit van 't strand weg gehaald. -- I k laat alles maar aan jou o v e r. — Als een eeuwige kwelling droeg ze 't besef van die schuld met zich m e e (Arm.). — We hadden toch zeker 't onze tot de algemeene gezelligheid bij gedragen. — Opm. Ook deze werkw. kunnen met het adv. een steevaste samenkoppeling gaan vormen. BIJZONDERHEDEN IN DE VERBINDING MET ACCUSATIEF.
§ 236 Een werkwoord met twee accusatieven. Deze verbinding is betrekkelijk zeldzaam. De eene accusatief is object, de andere praedicatief -attribuut : Ik vind een concert een corvee. — Ze vinden hem een flauwe jongen. -- We noemen hem Jopie. In poëtischen stijl ook bij andere werkw. s : Omdat ge mij een dweper —
maakt (Perk). — Maar in hetzelfde gedicht: Tot een dweeper maakt ge mij. — Vergelijk ook: Dat gij mij weet 11 Schelp van uw zee. In brieven lezen we de staande uitdrukking: Geloof mij steeds de Uwe.
§ 237 Een werkwoord met een accusatief en een bljv. naamw. als praed. attrib. Met vinden: Je vindt ons allemaal onmuzikaal (Arm.). — Papa zal 't wel goed vinden. — In zinnen als de laatste ontstaat gemakkelijk de samenkoppeling 4 . Met maken: Ze had haar woning gezellig gemaakt. — iets weer goedmaken; iemand boosmaken. — Met doen: Ze deed haar oogen dicht. — Andere verbindingen zijn: een boom kaal vreten. — de zaak blauw-blauw laten. — Meestal ontstaat samenkoppeling : liefhebben, grootbrengen, doodslaan. — Uitgebreid met een datief : Iemand den voet d w a r s z e t ten. -- In litterairen stijl vinden we b ijzondere verbindingen als: Toen de afglans van den zonsopgang hem wakker scheen (G. d. W.). — Zie Moeder mét hem blijde (Penning). — 't Noodlot dat gij wijs gelooft (Penning). — Zie § 240. 2 Zie § 78-80, 240. Als zoodanig zijn te beschouwen de verbindingen, waar het adv. ontbreken kan. 8 Archaistisch; vgl. bijv. Marnix: Want wie hem selven se h a e p m a e c t. die wordt van den wolf gegeten. — In de omgangstaal is de verbinding gebruikelij k als het praed. áttr. een ambt of waardigheid omschrijft. Ze maken hem nog burgemeester 1— 4‘ , gl. ook het subst.: met goØdvinden van. —
i
158
Opm. Een uitdr. als: ik Opm. ik. heb liever 'n 'n ei eet liever 'n ei) waar W!lar heb liever ei (en daarna: ik eet liever thans oor~pr. gelijk gelijkaan aan de dehier hierbesproken besprokenverbindingen verbindingen(ik (ikh heb thans adv. is, isisoorspr. eb 'n 'n eieiliever).liever). — Een werkw. met metaccusatief accusatiefenendeelwoord. deelwoord. Het teg. teg. deelw. zie §§185. Het 185. Het Hetverf. verI.deelw. deelw.zie zie§§178. 178. Een bijzondere bijzondere ontwikkeling leidt tot Een tot het het omschreven perfectum perfectum van transitieve werkw.: werkw.: zie zie §§ 164. sitieve 164. Bij een datief komt Opm. Bij voor. Opmerkelijk Opmerkelijk is daarom daarom 'n 'n gevat geval bij bij komt geen praed. attr. voor. Vondel: Die Die tabbert tabbert dien Deeglijckheyd hem ging Vondel: ging 50 so onbesproken onbesproken breyen = hem, den »onbesprokene« als een '>onbesprol?,ene('. een »onbesprokene«, »onbesprokene(',»onbesprokene<< »onbesprok.ene(' die die hij hijwas. was. ,
Een werkw. met § 238 Een metaccusatief accusatiefeneneen eenvorm vormmet met als. Aanvankelijk is is de bepaling enkel bijwoordelijk Aanvankelijk vergelijkend:Hij Hij schortte bijwoordelijk vergelijkend: schortte z'n wijde wijdebroek blOek op als 'n rok. Maar zij heeft tevens betrekking op den als 'n rok. -- Maar zij heeft tevens betrekking op accusatief in accusatief in:: Hij Hijbeschouwde beschouwdehet hetleeren leeren als z'n plicht. Ik ken hem als als Ih en een plichtsgetrouw plichtsgetrouw ambtenaar. ambtenaar. — —
§ 239 Verschil ende der hivan er behandeleen de verbindinVf. gen van eenmet Vf. met éen of § 239 Verschillende der hier behandelde verbindingen meer substantieven zijn ook meer ook reflexief gebruikelijk: subst. heeft gebruikelijk : een een subset. heeft dan den vorm van van een eenreflexief reflexiefvoornaamwoord voornaamwoord 1: 1: I. a. het werkwoord J. werkwoord komt zonder dit object niet niet voor voor:: hij schaamde schaamde zich. zich. -— zonder dit hij vergiste vergiste zich. zich. --- Ze heeten echt wederkeerend. b. het werkwoord b. werkwoord komt komt zonder dit dil object object niet in gelijksoortige gelijksoortige beteekenis voor : hij begaf zich voor: zich naar het stadhuis. — c. het werkwoord c. werkwoord komt andere objecten dan dan het het reflexieve reflexieve in in komt ook ook met andere gelijke beteekenis beteekenisvoor voor:: Ze waschte waschte haar haar kinderen kinderen en en daarna daarnazichzelf. zichzelf.---HijHij heesch zich zich met moeite heesch moeite in in het hetrijtuig. rijtuig.—- Ze heeten toevallig toevallig wederkeerend. 2. Het reflexieve object kan ook ook datief datief zijn 22:: Maak geen zorgen Maak.j jeegeen zorgen voor den tijd. — - Hij Hij sloeg zich voorz'n z'nkalen kalen knikker knikker(v. Looy).zich voor (v. Looy). — De stroopers grinnikten tranen (Bru.). -— .1Jrinnikten zich zie h tranen
3. Het reflexieve object object isis met met andere andere woorden woorden tot tot een eengroep groepverbonden: verbonden: een bijwoord a. een bijwoord:: Hij Hij drong zich op. óp. -— Geef je 6ver. niet over. -— Hij sloot zich zich niet (bij de club). aan (bij b. een adjectief: adjectief: Maak Maak je niet dik. — - Hij maakte - Hij werkte werkte maakte zich boos. — zich dood. — - Hou Hou je je kalm. kalm. — - Ze voelde voelde zich slap. c. het het reflex. reflex. object object isissub subj. of obj. obj. bij bij een eenverbonden verbonden infinitief: infinitief: Hij Hij j . of voelde zich wegzinken. wegzinken. -— Tegen beter hij zich zich meesleepen. meesleepen. — beter weten liet liet hij Zelfs Zelfs kan het het refl. refl. obj. obj. ook ook hier hier datief zijn: Hij Hij liet zich die waar waar aandatief zijn: praten. voelde zich zich zijn praten. -— Hij Hij voelde zijn kracht kracht ontzinken (Gossaert). — - Verge. Vergeverbindingen van van den den Infinitief Infinitief:: §§202 202 en en volg. volg. lijk hierover hierover de verbindingen lijk —
—
1
Zie Z\e §§ 126, 126. d. 22 Zie §§ 16. 16. Medium Medium heet deze verbinding. verbinding.
159
VERBINDING VAN VOORZETSELBEPALINGEN VOORZETSELBEPALINGEN MET DEN VERBINDING VAN MET DEN PERSOONSVORM (( + + SUB J.). PERSOONSVORM SUB}.).
240 Door Door de verbinding van Vf. § 240 Vf. ++verbogen verbogensubst. subst.+ + adverbium kan worden adverbium aangeduid het richten van de stem, aangeduid stem. de de aandacht aandacht (gezicht, gehoor, gebaar), de beweging beweging op het verbogen verbogen substantief: schreeuwde den den knecht toe; ik keek hem na. Hij schreeuwde aan, hij lachte ons toe, ik na, ze hoorden hoorden me aan, knikte haar toe; hij hij liep liep het poortje in. knikte in. hij ging in, hij holde de trap op, de bal vloog het raam in, uit, hij liep de trap af. af, ze gingen den den hoek om. een anderen kant uit. —
Overdrachtelijke werkw. komt komt voor: voor: Overdrachtelijke uitbreiding over andere werkes. En 't nachtelijk nachtelijkkoeltje koeltjes suist de espe-twijgen espe-twijgen11De En u i s t door de Dekluis kluis in (Perk).(Perk). Het adverbium wordt in den den bijzin Vf. en enin inhoofd hoofd-enenbijzin bijzinmet met bijzin met met het Vf. den Infinitief samengekoppeld: samengekoppeld:Terwijl Terwijlikikhem hem nakeek; de zalhet hetraam raam den Infinitief de bal zal invliegen. _ 11 invliegen. — —
1. Ook uitgebreider Opm. J. uitgebreider adverbia adverbia:: Ze kwamen kwamen me tegemoet. tegemoet.— Ze reden de anderen achterna.achterna. — Verbindingen als als deze komen Opm. 2. 2. Verbindingen komen ook voor voor bij bij transitieve ww. ww. met meteen eenobject.: object.: Hij nam de lei op; ze las las den brief door; hij stak mede hand toe; toe; de bediende hield me de hand h e m het leitje hem leitje voor; voor; toen ze ze hhem toestak. — - 22 e m de hand toestak.
Ook hier is het ob obj., dativisch, als als het heteen een j .,als als het het een een persoon persoon is, meestal dativisch, zaak (plaats) is, accusativisch 3. 3 -— Van oudsher kunnen adverbia, die thans nog na den verbogen casus voorkomen, worden gefixeerd op de plaats voor vóor het het substantief. substantief.Zij Zij hebben hebbendan dan een accent, dat relatief zwakker is dan dat van het substantiej4. substantief 4 . Men noemt voorzetsels (praeposities). (praeposities). Ze ze voorzetsels Ze verduidelijken betrekking die die wordt wordt verduidelijken de de betrekking uitgedrukt uitgedrukt door het Vf. en dus dus de verhouding van van het hetvolgende volgendesubst. subst.enenhethet subject (eventueel (eventueel een eentweede tweedeverbogen verbogensubst.). subst.). Het voorzetsel voorzetsel is vaak vaak niet niet de betrekking betrekking teteomschrijven. omschrijven.In Inplastische plastischelitteraire litterairetaal taal voldoende, om de kan daarom daarom de de oude oude functie van van het het adv., met met zwaar accent achteraan, achteraan, weer opduiken: opduiken: Met een sloomen sloomen slag slag dolt dolt hij hij zijn zijn vrcuw vrcuw de ssteenen Looy).t e e n e n tegen (v. Looy). — Gewoner deversterking versterkingder dervoorzetselbepaling voorzetselbepaling adverbium, dat volgt Gewoner isisde doordoor eeneen adverbium, verbogen subst. subst. 56 (is (is het het niet onmisbaar, onmisbaar, dan is het een verzwaring) verzwaring): op het verbogen : Er i seen eenweg weggeprojecteerd geprojecteerd achter Er is achter het vestingstadje vestingstadje om. — - Hij op den den heuvel heuvel Hij liep liep op aan. — - Een Een kuifleeuwerik kuifleeuwerik trippelde hoeven weg. - Ik laat laat alles alles aan aan m'n trippelde voor de hoeven personeel over. — - De regen regen joeg pijlers door. — - Daken die boven boven de cactusjoeg tusschen de pijlers haag uit staken. -— Dit Dit is i s alles allesberekend berekend buiten uitstaken. buiten de werkelijkheid werkelijkheid om. — - Het geweer geweer leunde tegen tegen de deurpost aan. -— Het venster venster zag zagop opde de haven haven uit. — - Hij Hij reed reed naar zijn .
—
§ 60. 60. 22 Zie Zie §§ 231. 23 J. 33 een datief (zie (zie §§ 226, 4) 4);; een accusatief accusati4 (zie §§ 231). 44 d. w. z. van nominalen vorm; vorm; het is is zwaarder zwaarder betoond betoond dan een een substantivisch substantivisch voornw.: voornw.: hij hij liet liet van nominalen alle deelnemers dchter áchter zich: zie §§73 73 en en Versleer. Versleer. 55 Zie §§235. 1 Zie
160
hotel terug. — - Ze 1lei papieren voor hem neer. — - Hij tegen alle alle gezond Hij redeneert redeneert legen e i de papieren verstand in. -— Onderzoekend Lot naar Ammy op. - Het topje topje dat dat uit zijn tulband Onderzoekendkee keekk Lot opstak. —
—
Vooral uitbreiding gebruikelijk: gebruikelijk: Vooral het adv. heen is als uitbreiding deden de over hun hoofden heen (Bru.). — a d hij Ze deden dekappen kappen over - Al Al zijn zijn kinderen kinderen hhad hij om zich heen. -— Het antwoord a a t langs de vraag heen. antwoordggaat heen. -— Ze is van u heen (gegaan).(gegaan). Voorzetsel en bijw. zijn verwant je met je vader vader mee? verwant van vorm in: Wou je mee ? —
Bewegelijk was ze, ze, tot overgevoeligheid - Zwaardere Zwaardere adverbia: adverbia: Bewegelijk was 1. — overgevoeligheid toe 1.
Het mes lJoor$chijn. — - En ik 'm 'm bij m'n huis vandaan 22 mes kwam uil uit z'n zak te voorschijn. En daar daarzien zien ik komme (Bru.). — - Ze Zegginge me vandaan vandaan om twaalf uur. uur.i n g e bij me Opm. Van het raam uit had hij -Defranje franje hing hing van zijn schouNaast »Van hij 't't volle volle uitzicht. uitzicht—De Opm. Naast» ders af«gangbaar: »lJanuii Weldadigleek leekde denacht nachtover overde de af » -- zijn ook gangbaar: »vanuií het het raam-·en: raam en: Weldadig gansche streek 11I I Vanaf zijn schouderen Prins}.«- Van 33 schiet te kort kort als schouderen te dalen (J. Prins).»— aanduiding van richting; het samengekopp. samengekopp. vanaf is in de de omgangstaal omgangstaal algemeen algemeen aanduiding van gangbaar. —
Het verduidelijkende, verduidelijkende, verzwarende, verzwarende, adverbium adverbium gaat ook vooraf aan het voorzetsel: Er bree~ stuwt duwt hij hij Er zit zit iemand iemandboven boven op den muur. muur. -— Vlak Vlak bij de deur. -— Wijduit en breed heen naar de zee (G. d. W.). — - Een Een tocht maakte maakte hij - VVer hijdwars dwars door Borneo. — e r van de stad stond z'n huisje. huisje.Rondom die nagemaakte Steevaste verbinding geworden geworden is rondom: rondom: Rondom nagemaakte Steevaste verbinding W.). — sociëteitzaal sociëteitzaal (G. (G. d. W.). Opm. Zelfs wordt wordt deze dezenieuwe nieuwepraepositie praepositie versterkt versterktdoor door een adv.: atW.; Rondom Opm. Zelfs den TieTjeRondom den rimai e n verdrongen verdrongen zich de heuvelen (G. W.). — - Rondom rimai he heen (C. d. W.). kan trouwens trouwens ook als Rondom kan adv. v6lgen: volgen :Het Hetspeit, speit,den densteen steen rondom kan ook ook v6lgen: volgen : Daar rondom (GezelIe). (Gezelle). -— Rond kan walmen geuren om mij rond rond (Perk). -— —
§ 241 De voorzetsels voorzetsels komen komen voor vooralle álle»zelfstandigheden» »zelfstandigheden« voor: voor: § 1. pronomina: Kom je bij ons? - Ze Ze hadden hadden 'n 'n langen langen ons ? — 1. Voor zelfstandige pronomina: zich. — achter elkander. -—We weg áchter - Ze Ze liepen liepen achter We merken op, dat het achter zich. bij het nadruk enclitisch bij het voorzetsel voorzetsel pers. vnw. zonder zonder tegenstellenden tegenstellenden nadruk pers. vnw. staat; het het voorz. voorz. heeft heeftdan dansterker sterkeraccent accentdan danhet het»substantief». )>Substantief«.— infinitief: Ze hield van koken. - Zie Zieverder verder §§199, 199,201. 2. Voor een infinitief: koken. — 201. 3. Voor een zin: Hij riep op tot den strijd strijd tegen wwat R. C.). C.). hij zelf noemde: noemde : het het overwicht overwicht der monarchie (N. (N. R. a t hij -— Tegen Tegen dat ik eens over trouwen trouwen ga ga denken .•. ... —
Zie verder § 391; 384, 384,6°. Zie verder 6°. 4. Voor allerlei uitbreidingen, met als: Voor subst. met allerlei uitbreidingen, bijv. met Hij zag uit over gol ven als ker ken(Bru.). (Bru.).— - Dat Datjejerilde rilde de rondom rondomaanbeukende aanbeukende golven als kerken over de — vanzoo'n vlak langs langsjejeheen heen(id.). (id.).van zoo'n zwart zwart monster vlak 5. Voor bijwoorden: Naar binnen, naar boven, van buiten, tot nu, van bijwoorden: Naar toe is het het eerste eerste deel deel van van ttote van 2 -daan was vroeger een adv. van o te waaruit tot ontstaan is. 2-daan richting: danen == daarvandaan. 33 Vgl. §§ 245 Opm. richting: Hi ghinc danen
1
161
toen, sedert _11 Dergelijke bijwoorden kunnen inderdaad inderdaad een een gisteren. — sedert gisteren. zelfstandigheid omschrijven: omschrijven: In 't verleden ligt hef venisisklaar!« klaar! «zei zeide demeicl meid. het h ede e d e n. n, in het nnuu wat worden zal. -— »B 0oven bij - »Buiten« allesl— »Buiten» is ook niet alles! bij de schoonmaak. — 6. Voor een voorzetselbepaling: voorzetselbepaling: zeefde het licht. We kochten wat brood voor op zee. zee.hetgordijn gordijn zeefde hetlate latelicht.Van achter het — Vanachter der duinen. — Tot door de de bovenste bovenste ramenschitterthet.-Totaan denzoom zoomderduinen.ramen schittert het. — Tot aan den k worden begrepen. begrepen. Vgl. De plaats, plaats, waar waar — - kan óok substantivisch Vgl. oo ook substantivisch worden kan ook dubbele praepositie praepositie voor voorden denInfinitief Infinitief: 213,ook ookconstructies constructiesals als: : §§213, : Hij (vgl. §§ 245: liep met z'n ooren ooren {vgl. 245: 6). 6}. met van van die die ringetjes in z'n
.
§ 242 We komen nu aan de gewone verbinding Bij de de verver~ verbinding door door een een voorzetsel: Bij binding van een Subj. + Vf. met een voorz. ++subst. subst. wordt door het voorvoor~ Subj. + subj. en het subst. zetsel de de verhouding verhouding verduidelijkt subst. tijdens verduidelijkt tusschen het subj. gebeuren. Die Dieverhouding verhoudingwordt wordtererdoor door»verduidelijkt», »verduidelijkt«,niet niet of door het gebeuren. »uitgedrukt«, vanhet hetvoorzetsel voorzetseloo ook k »uitgedrukt»,omdat, omdat, behalve behalve de etym. beteekenis van de aard en de beteekenis van van het het subj. hei subst. van invloed zijn. subj. en het n We zullen in alphabetische orde de gewone gewone voorzetsels voorzetselsbeschrijven beschrijvenin inhu hun voornaamste veel mogelijk letten op de beteekenis beteekenis voornaamste functies, en daarbij zoo zooveel van het subj., het het subst., subst., en en het het Vf. VI. daarbij kan. kan locaal; daarbij 1. subj. èn subst. verhouding meestal meestallocaal; concreet subj. subst. is de verhouding 1. Bij concreet de verhouding tijdens of of door door het het gebeuren gebeuren bestaan bestaan of of o0 nntt staan. 2. Bij werkw. van van rust of beweging de voorzetselverbinding voorzetselverbinding everBij werkw. cverbeweging kan de drachtelijke drachtelijke beteekenis hebben. bijzonder worden worden temporale conditioneeie. con3. In het bijzonder temporale en causale, ook conditioneele, cessi~ve, finale, consecutieve consecutieveen eninstrumentale instrumentaleverhoudingen verhoudingenomschreven. omschreven. cessieve, finale, kan gericht gericht zijn zijn op op personen hebben of actief 4. De handeling handeling kan personen die belang hebben actief medewerken {omschreven datief-object}. medewerken (omschreven datief-object). handeling op op een een niet-belanghebbend niet-belanghebbend of of-mee-mee5. Een actief subj. richt z'n handeling werkend »voorwerp«:: voorzetselvoorwerp. voorzetselbep. zijn zijn »nood»noodwerkend »voorwerp» voorzetselvoorwerp. Deze voorzetselbep. zakelijke aanvulling bij Vf.«; bij elk werkw. werkw. is altijd altijd éen en hetzelfde hetzelfde bij het \'f.»; voorzetsel gebruikelijk gebruikelijk om om de de verhouding verhoudingteteverduidelijken verduidelijken:: vandaar vandaarde de benaming. 22 verbindingen voor. Deze 6. Elk voorzetsel komt komt in in verstarde, verstarde, bijzondere bijzondere verbindingen ht>bben voor de grammatica minder belang dan voor een woordenboek of hebben grammatica minder belang of een beteekenisleer. beteekenisleer. Bij voorzetsel zijn zijn deze deze66gebruikswijzen gebruikswijzendoor doordezelfde dezelfdecijfers cijfersaanaanBij elk voorzetsel geduid. De De voorzetsels voorzetSels»met» »met« en en»van» »van« bespreken besprekenwe weafzonderlijk. afzonderlijk. UitUit-gebreide besproken §§226, 226,33;; 232 232enz. enz. gebreide verbindingen verbindingen met voorz. zijn besproken .
.
.
1
samenkoppelingen: vandaar, vandaar, vanwaar vanwaar e. a. a. a2 Vergelijk § 232.
162
Aan. § 243 i. De jas hing aan den zolder. — Aan boord was geen werk voor me. — Ze stapten aan
land. — Hij hing de klok aan een haak. — 2. Ze gingen aan de haal. — Ze raakten druk aan het praten.—Allen hingen aan z'n lippen. — Wat zijn ze aan elkaar gehécht. — 4. Wat heb je aan vader beloofd ? — I k zal 't aan den schipper vertellen. — Vraag 't maar aan de maats. — Groote sommen werden aan zoo'n bode toevertrouwd. — 5. Hij dacht aan Ammy's oogen, zooals die hem hadden aangezien. — Hij begon aan 't groote werk in z'n vacantie. — We beleven plezier aan dat huis. — 6. De zaak is aan 't verloopen 1. — Aan éen stuk ... — Dag aan dag ... — Achter. 1. De muis zat achter 't behang te knagen. — Hij hurkte neer achter de tent. — Verdekt lage ze opgeschole achter 't damhek. —Ze verdwenen achter lies en bamboe. — 2. Hij kwam nu achter het geheim. -- 6. Hij heeft ze achter de mouw. — Bi ' 1. Hij zat gehurkt bij de voorpooten van z'n muildier. — Bij de deur waarschuwde ik hem nog. — Terwijl hij bij z'n dochter stilhield. — Kom zitten bij 't vuur! — Het werd bij elkaar gesjord. — 2. Hij kwam weer bij kennis. — 3. Bij haar moeders leven werd de zaal zelden gebruikt. — Bij de minste klacht werd hij gestraft. -Binnen, boven, buiten. 1. Hij wandelde, hij ging, binnen (buiten) het hek. —De boom die zijn loovers breidde boven hun hoofden. — 2. 't Gaat boven m'n verstand. — 3. Binnen 'n uur ben je thuis. — 6. Buiten en behalve z'n broer ... — Ze kunnen niet buiten 'm. — Door. 1. Ze trokken door 't binnenland van Africa. — Hij haalde z'n vingers door z'n ongekamde baard. — Hij wou roepen door de kier. — De zon prikte als door brandglas. — 2. Steeds ging hem die zin door 't hoofd. — Ik breng je door de bezwaren heen. — 3. Wat hebben we een schik door jou beleefd. — Ze kwamen vrij door mijn hulp. — Hij antwoordde door een enkelen blik. — 6. Hij was door inboorlingen vermoord. — In. 1. Hij was (ging) in huis.— Hij hield 't in z'n hand.—Ze zocht zijn gedachten in z'n oogen. — In Indië, in Leiden. — 2. Hij zit nu in de vierde klasse. — In zoo'n voorstel kan ik niet treden. —Dat ligt in den aard der zaak. — 3. In vroeger eeuwen. — In dat geval kom ik. I k zie in hem mijn meerdere.—Onderwijzen ze je daar niet in wellevendheid ? — 6. Hij -5. kreeg ze in 't oog ; had ze in de gaten ; kreeg 't in z'n hoofd ; viel in slaap ; zakte in elkaar. — In is een zeer gebruikelijk voorzetsel ; het duidt dikwijls een omstandigheid,
zonder meer, aan. Deze vage beteekenis stempelt het tot »passé-partoutt<. 2 In z'n locale beteekenis wordt het dan ook dikwijls aangevuld: Hij was binnen in de kamer.
Langs. 1. Zij venten de groenten langs den weg. — Menschen die lagen te sterven langs den weg (N. B. den weg dienanderen gingen !) . —Vogels die scheerden langs de rots.— 2. Het verwijt liet hij langs zijn koude kleeren afloopen. — 1
Zie' § 199. 2 evenals »vane; zie § 245 opm. 163
Na. Na.
Na het het eten. eten. - Na Na een een poosje.poosje. — 3. 3. Na —
N aar . 11 Naar.
1. Langzaam Langzaam liep hij terug naar de zaal. -— We brachten hem naar naar de naar de de stad. stad. -— Wil hij naar 1. naar Indië ? -— 4. Wie weet wat moois ze roepen naar elkaar elkaar(v. (v. Looy). Looy). -— 5. 5. Hij Indië? Hij keek naar naar den den 4. Wie ploegenden boer. — ploegenden boer.-
Naast. 1. Zoo zat ze naast haar dien van van Papa. -— 2. Hij 1. haar zuster. zuster. -— Ze Ze schoof schoof den stoel naast dien Hij duldt geen meening naast de zijne. -— Om. een gestreepte doek om het het hoofd. hoofd. -— 3. 1. Om dien tijd kwam een heraut het midmid~ 3.0m 1. Ze droeg een k kom niet om centen (Bru.). —Om daguur verkonden. verkonden. — - IIk -Om bedriegelijke handelingen werd werd - 4. Hij hij hij uit' uit 'ss lands lands dienst dienst ontslagen ontslagen (G. (G. d. W.). — Hij bekommert zich niet om ons. -— 5. Ze Om een mooi ding wou ik toch wel vroeg om vergiffenis. -— 6. Ze wedden om een gulden. -Om eens weten weten... ... eens —
—
Omtrent. Omtrent.
5. Hij Hij verbaasde zich over de kennis 5. verbaasde zich kennis die je je B.B.ambtenaar B.B.ambtenaar omtrent omtrent rechtzaken vechtzaken toonde te hebben (G. (G. d. W.). -— hebben Onder. Onder. onder de vilten hoed. — 1. De haarvlecht bengelde bengelde onder - Het bandje bandje onder haar haar kin kin vastgestrikt. kelder stond onder water. water. — - 2. Hij staat onder bevel van den controleur. — - 6. Te -— De kelder
midden van het midden het stadsbeeld stadsbeeld verscheen verscheen onder een sch"l8r - Het Hetrelletje relletje schaar van witte wolkjes. — onder gejoel. -— Hij viel viel niet niet op op onder z'n broertjes of zusjes. — - 22 liep af onder Op.
zelden heeft het de 1. Betrekkelijk Betrekkelijk zelden de beteekenis beteekenis boven boven op: Daar zat hij hij op z'n hooge zadel. — - De De regen regen tikkelde tikkelde op het zeil. — - Zal ik ik maar maar gewoon op het nest springen springen?? -— Hij leegde leegde het het jampotje jampotje op z' de bovenkant: bovenkant: z'nn bord. -— Meestal aan de De — of de plaats De doode doode zwaan zwaan dreef op het water. water.plaatswaar waar: koffer.: Op het portaal staat m'n koffer. Op Op een mailboot kun kun je je tennissen. tennissen. —Op -Opde demarkt marktkocht kochthij hijveel veelboeken. boeken.— - Ze ZPkwamen kwamen op Keizersgracht. — - Op de fabriek fabriek werkt werkt ie negen negen uren uren daags. daags. — - Ze Zelogeerden logeerden op de stille Keizersgracht. 't buitengoed van van Baron Baron X. — - Steunen op: Hij Hij zweefde zweefde op z'n breede vlerken. — - 2. Wat heeft hij — op hij nu nu weer weer op op z'n z' n kerfstok? kerfstok iIop z'n z' n geweten.— geweten. - 3.Op 3. Opde dewandeling wandelingklaagde klaagde ze ze over over pijn. — Op 'n goeien dag nam hij 't (het) weg. -Op weg. — - 5. Speculeer je je op z'n gunst gunst?? — - IIk zal k zal op de schuit letten. letten. — - Hij Hij ranselde ranselde op de ezels. — - Ze schoten, scholden, scholden, loerden, loerden, op hem. -6. Hij lijkt op op Napoleon. — - Hij Hij krijgt krijiP: het het op op z'n zenuwen. zenuwen. — -Op nemen. — - Wil Wil Op sleeptouw nemen. je op op je ziel hebben hebben?? — - Hij Hij kende kende het hetverhaal verhaal op op z'n duimpje. — - Op tachtig gulden name name ze me me an. — - Zweer Zweer dat dat op je vurige nagels. nagels. — - Op twintig twintig pas pas zag zag hij de hazen niet. niet. —
—
Over. Over. 1. Hij hing over over het luik. — - 't't Dier Dier rende rende over over het blinkend blinkend duin. — - Hij Hij reisde reisde over over zee. — Er viel een een stugge stugge onbewogenheid onbewogenheid over over z'n gezicht. — - 2. Hij viel over over 'n enkel schrijffoutje. schrijHoutje. — over z'n eigen woorden. woorden. — - 3. 3. Over Over veertien veertien dagen da$ten is 't't vacantie. vacantie. — - 4. Erbarm - Hij Hij viel viel over U over over mij. — - 5. 5. Ze babbelden babbelden over over bals en picnics. — 1 ).2 In de de `Hollandsche 'Hollandschevolkstaal volkstaalregelmatig regelmatig na, behalve voor voor vocalen. vocalen. Zie Zie blz. blz. 269 2691). onder 2 onder in 6 is gelijk gelijk aan aan Lat. Lat. inter, inter,Fra, Fra,entre. entre.
1
164 164
Sedert, sinds. 3. Sedert e e n i g e dagen klaagt hij over pijn. —Sinds dien tijd klaagt hij niet meer. —
Tegen. 1. Hij botste tegen 'n oude auto. — De spits stak af tegen de zwarte wolk. — Ze leunde tegen den muur. — 3. Tegen drieën kom ik. — 4. Allen wrokten tegen den ouden vader. — I k zeg zoo tegen m'n vrouw! ... Waarom vaart hij zoo uit tegen dat schaap ? — 5. I k mag tegen die bepaling geen bezwaar hebben. —
Tot. 1. Hij wandelde dagelijks tot de brug en niet verder. — 2. Ze steeg tot een extase, waar hij haar niet volgen kon. — Toen kwam hij tot het besef ... — 3. Blijf nu tot vier uur. — 4. Hij richtte zich nu tot H. M. met een rede van welkom. — 5. Zoo rangschikte ze de bloemen tot een sierlijke ruiker. — 6. Tot genoegen ! —
Tusschen. 1. Ze zaten tusschen de boomen. — De bal verdween tusschen de boomen. — 2. Tuscchen
ons bestaat niet de minste gemeenschap van belang. — Uit. 1. Ze lagen uit het raam.—Ze trekken uit de stad. — Kom uit je hol.—Hij stak z'n hoofd uit het raam. — 't Dier at uit m'n hand. — Ze keken naar 'm uit het rijtuig. — Haal water uit de rivier. — 2. I k stoot je zoo uit je brood.—Dat bracht hem uit z'n humeur. — 3. Dat dateert uit de 13de eeuw.—Hij kwam alleen uit nieuwsgierigheid bij je.— 5. We zullen 'n botteliersmaat uit je maken. — Uit het antwoord maak ik op, dat je niet wilt. —
Voor. 1. 's Avons zaten ze voor het huis. — Voor z'n oogen hing een zwartig masker. — De steen viel voor z'n voeten. — Hij sloeg zich voor z'n kalen knikker. — 2. Was toch voor den dag gekomen! — I k breng de zaak voor een jury. — 3. Voor het begin van de zitting zag ik 'm. — Geen zorgen voor den tijd! — Ze hield het woord nog bijtijds in, voor haar zuster. — Hij werd herhaaldelijk geprezen voor z'n hulpvaardigheid. — 4. Ze kozen allen partij voor Ammy. — Ik zal voor je blijven copieeren.,— Ze huurden voor de dames een auto. — Ik zal zien wat ik voor je doen kan. — 5. Zorg jij nu voor 't kind en voor 't reisgeld. — Hij stemde voor het amendement. — 6. Eén voor éen. —
Zonder, Ze waagden het zonder escorte. — Zonder belangstelling zat ze te luisteren. —
244 Behalve de voorzetsels uit absolute participia 1, zijn er ook enkele§ andere van nominalen oorsprong: namens, behalve, trots, ondanks; zie verder § 71. Bijna buiten omloop geraakt is te : thans is het alleen nog bij plaatsnamen in vrije functie gebruikelijk. In verheven en in ambtelijken stijl zijn nog tallooze staande uitdrukkingen met te, en vooral met de gesyncopeerde vormen ter en ten, gebruikelijk : Te eiken keer (Perk), ten allen tijde (Perk), te allen tijde; om tot albast te worden en tem schoor aan nieuwe smart (Perk). — Hij ziet ter vlucht omlaag (id.). — Ten voorbeeld nemen; ter andere zijde; ter beschikking gesteld; ten val gebracht; terzijde stellen. — 1
Zie § 340.
165
§ 245 Van. De richting, gerekend van een plaats, oorsprong, tijdstip, oorzaak : i. Wanneer ben ie van je boerde rij gegaan ?. — V a n den Westertoren sloeg het vier uur. — Zij wrong de overschoenen v a n haar voeten. — 2. Ze keken hem aan met die k ri tische belangstelling die va n een sedert lang gespannen verwachting komt (G. d. W.). — 3. V a n dat is hij ziek. — Ze kijken scheel v a n de honger. —V a n armoei heb ik me tdch weerogenblik late monstere (Bru.). —
De oorsprong die het »van< oorspronkelijk aanduidt, is ietwat vervaagd bij steevaste verbinding van sommige werkw.: 'k Hoor van 'n kameraad, dat hij ziek is. V a n de enkele gate maakt zij nog 'n jurk. — 5. In sommige steevaste verbindingen is het gezegde zonder de voorzetselbep. niet volledig; de bepaling is dus voorzetselvoorwerp geworden: Ze spraken van wéggaan. Wat denk je van me. Hij hield veel van z'n kinderen. 6. De verbinding drukt uit, dat de handeling is gericht op een deel van het subst. 1 : —
—
—
—
Al wie ,van Tanger's water heeft gedronken, wordt een beetje gek (v. Looy). — Wie heeft v a n die taart gegeten ? — Overal kocht hij v a n die oude munten. — Waar kan ik v a n zulke munten krijgen ?. —
Naar analogie van zinnen als deze ontstaan uitdrukkingen als: V a n die oude munten zijn 2 niet meer te koop. — Er zijn v a n die oude munten, die... — Er staan in m'n tuin v a n die hooibergjes ... — V a n alles pak je dan an. — Van + subst. is hier tot »substantief<< versteend, geisoleerd uit het verband; vergelijk bijv.: Menschen die mij eerst voor van-die-schijnheilige-Engelschen hielden (v. Looy). — Opm. Van is zoozeer gebruikelijk in attributieve en vage functies, dat de locale richting
veelal wordt omschreven door versterkende adverbia : Hij schoof de stoel van de tafel a f. — Het fl oers is weg van d'eeuwigheid geschoven (Perk). — Ze hadden de buit van 't strand w e g gehaald (Bru.). — Om m n zak van boord a f te sjouwe (id.). — Van de eerste have uit stuur i k je cente (id.). — Zie verder § 240 Opm.
§ 246 Met. 3. Het hulpmiddel: Een kruisgevest, dat zij m e t de palm polijsten ... Hij dreef de beesten m e t zijn stem. — Met een paal heeft hij de voordeur verspal kt. — Met z'n teenen plukte hij de bloemen. Deze beteekenis staat dicht bij die der omstandigheid: De andere morge ben 'k weer m et me stijve beene an boord ge4ntert. -- Hoe kom ik m et droge voeten over die sloot ? — Hulpmiddel omschrijft het bijv. in: Ze zag hem aan met haar groote grijsblauwe oogen. -- Omstandigheid in: Ze zag hem aan met een langen onderEn at is de gewone functie: zoekenden blik. Met 'n zenuwachtig gebaar haalde hii z'n zakdoek voor den dag. Met 'n buiging nam
—
i 3
Zie den partitieven genetief: § 97. zie § 249 en volg.
166
2 vroeger enkety. bij het substantivische subj. niet.
Met - Kun Kunjejeniet nietmmeett twee twee woorden woorden spreken spreken??-— M et uitgestrekte uitgestrekteledematen ledematen hij 't boekje aan. — het gras. gras. — - Hij Hijkwam kwamthuis thuismmet sinaasappeltak. — - M Met hef diploma diploma kwam lag hij in het e t een sinaasappeltak. e t het thuis.hij thuis. bepaling wordt wordt in in deze deze functie functie afgescheiden afgescheiden:: zie 341. De bepaling zie §§ 334, 341. Het gezelschap gezelschap wordt aangeduid aangeduidinin:: Toen liep hij hij met haar de gang in. — —
Opm. ontwikkeling heeft heeft het voorzetsel Opm. Bijzondere Bijzondere ontwikkeling voorzetsel:: Met Metz'n tweeën. z'n tweeën. drieë kwame ze (Bru.). . drieë
—
M Met d'r/ui e t d'rlui
—
5. De voorzetselbepaling de steevaste en voorzetselbepaling isis de en tevens tevensnoodzakelijke noodzakelijke aanaanvan het het werkwoord werkwoord (voorzetselvoorw.) (voorzetselvoorw.) in: vulling van Hij begon m met eerste regel. regel. — - Ze speelden speelden;' - Toen hield hield ze ze op m met e t de eerste e t zingen. m e t lucifers. — IIkk heb fierswerkzaamheden. — heb 't't druk druk m met - Men belastte belastte hem m met griffierswerkzaamheden. - Zal e t m'n koffers. — e t grif ik met m et U Uafrekenen? afrel~enen?Met omstanMet ++subst. subst. in z'n gewone functie functie van vage vage aanduiding aanduiding van de de omstandigheid kan worden uitgebreid: uitgebreid: digheid tweedevoorzetselbepaling voorzetselbepaling: a. door een tweede : Ze is haarhand hand naar gegltan. — - Die Die zit zitdaar daar m met rugg naar is met' met 'nn broodmes in haar naar beneden gegaan. e t z'n ru de deur. — - Zij wachtten wachtten m met plechtige blikken blikkennaar naardededeur deur (v. Oordt). -— Aan het eind van e t plechtige we op op dezen dezen weg, weg,mmet Vecht naast naastons ons (N. R. C.). den zin allicht afgescheiden 1: e t de Vecht 1 Zoo reden we -— Toen Toen er er twee twee voetgangers voetgangersnaderden, naderden,mmet licht op op hun hun lijven lijven (v. Looy). e t het licht b. door als ++subst.: subst.:IkIkhoop hoopdat datikik vóorkom kom 2, jouasasgetuige getuige (Bru.) -— met jou b. 2 met voor c. door een adv.: Hij Hijliep liepdaar daarmet metz'n z' njasjas vestlos. los.-- -'n Veerboot 'n Veerboot enenvest metmet 'n d' romheen. 'n hekkie d'r omheen. — —
—
.
:
—
,
§ 247 Een voorzetselbepaling en tegelijk tegelijk bepaling bepaling voorzetselbepaling kan § verbonden zijn met het Vf. en schijnen of of zijn, wanneer wanneer het hetsubst. subst.onmiddellijk onmiddellijkvoorafgaat voorafgaat: bij een subst. schijnen : Hij gaf gaf het het muildier muildiereen een flap klap op den denrug. rug.—- »Op »ûpden denruge rug« kan kanbepal. bepal.zijn zijn bij: k/ap«; maar ook bij bij »klap«. bijzondere plaatsing in bij : »gaf een klap<; »klape. Door de bijzondere den zin is de atirib. alléen aannemelijk aannemelijkin in:: Een klap klap op opden denrug rug deed attrib. functie alléen functies zijn mogelijk, het muildier muildier opschrikken. — - Beide functies mogelijk, in in geschreven taal. bij:: taal, bij Hij werd naar het rustoord in de bergen bergen gebracht. -— Ze zaten te wachten onder onder den den grooten grooten vóor de de Regentswoning. Regentswoning.— - Z'n ontdekking heeft heeft de de mannen mannender derwetenschap wetenschap over waringin voor de heele heeZe wereld wereld in spanning gebracht. papier halen halen uit uit den den tasch tasch bij de de gebracht. -— Zelf ging ze 't't papier zichtbaarwa;. wa — in den haard bagage. kamer waar waar alleen vuur in haard zichtbaar - Hij Hij was was de de Een kamer alleen het vuur bagage. -— Een zaak. jongste firmant in de zaak. accent en toon, is er een verschil in accent Wanneer zinnen spreken. toon, dat spreken, is Wanneer wij wij deze zinnen adverbiaal, dan leggen we een lichte beslist over de functie functie;; is de bepaling bepaling adverbiaal, pauze vóor, en de de toon toon van vanhet hetvoorafgaand voorafgaandsunstantief sunstantiefdaalt daaltietwat. ietwat. pauze er voor, karakter blijkt blijktuit uit aaneensluiting aaneensluitingvan van de klankenreeks Het attributieve klankenreeks attributieve karakter en den gelijkmatigen toon. De attributieve attributieve verbinding verbinding ontstaat ontstaat door door steesteevaste opeenvolgmg opeenvolging van : vaste van een een subst. subst.en eneen eenvoorzetselbepaling voorzetselbepaling: —
1
Zie §§ 341. 22 voor 't•t gerecht gerecht nl.
167
Er kwam k wam (was) nieuws uit Er maaréen Europa. — Er wwas a s maar éen begaafde onder uit Europa.onder zijn zijnleerlingen.leerlingen. -X. was was de onder zijn zijn leerlingen.leerlingen. — X. de meest meest begaafde begaafde onder
Het attribu.ut Het verbinding van van een eenVf. Vf.en en attribuut komt komt ook ook voort uit een steevaste verbinding voorzetselbepaling: jongetje was een geel jasje. — - De De voorzetselbepaling : Het jongetje was gekleed in in een trapleidde leidde naar naar den den zolder. zolder. — trap Uit deze twee vaste vaste verbindingswijzen verbindingswijzen komen komen voort voort:: het nieuws uit uit deze twee het nieuws Europa; de begaafdste onder zijn leerlingen leerlingen;; het het jongetje jongetje in in 't gele gele jasje; jasje; Europa;debgfst de trap naar de naarden denzolder. zolder. ~ — Er is nog nog een een andere andere weg weg:: we we kunnen, kunnen, naar naar analogie analogievan vande deverbinding verbinding van een Vf. ++voorzetselbep., voorzetselbep., een substantief, dat dat verwant verwantisismet methet hetVf., Vf., met dezelfde voorzetselbepaling voorzetselbepaling verbinden: er jeje komst Hij is verbaasd 0o vver z'nn verbazing komst.— - Waarom Waarom antwoordde komst ~ --} z' verbazing over over jejekomst. antwoordde je o p die die vraag~ vraag -± je antwoord antwoord op die vraag. -Hij reis naar niet op — Hij reisde naar Tetuaan Tetuaan->-zijn } zijn reis Tetuaan. — Tetuaan.Wanneer §nu met § 248 Wanneer een blijvende blijvendeomstandigheid omstandigheid uitdrukt, met + Sltbst. sizbst. 11 een uitdrukt, kan kan het attributief worden attributief eigenschap: worden gebruikt, gebruikt, als omschrijving van een eigenschap: We stonden op zoo'n veerboot m met - Z'n met bewegelijk et -n n hek.kie hekkie (d'r om). — Z'n dochter, m et haar bewegelijk gezichtje, zat zat zoo bedroefd voor v60r hem. — - Weiden Weiden m met koei~n, heuvels met oude ruïnes ruïnes zoo bedroefd et koeien, heuvels m et oude passeerden vaart. -— Ze zien d'r d'r uit uit of of ze zealle alledag dagpaardevleesch paardevleesch m met passeerden ze ze in in wilde wilde vaart. et eiersaus krijge(Bru.}.-Zewas alseen eenlammetje lammetjemmet krijge (Bru.). — Ze was zoo onschuldig onschuldig als e t de Paasch (staande (staande uitdr. 2)._ 2). Zelfs bij een pers. vnw.: Schreeuw maar maar niet nietzoo, zoo,jullie jullie met je boterbekkies! boterbekkies—Zelfsbije n!pers.vnw.: (Heyermans). uitbreidende deel Ook het uitbreidende (zie §§ 246: deel van met + subst. (zie 246 :5) 5) kan kan gemakkelijk Hij ontving ontving ons met attribuut worden worden:: Hij met een eenuitroep uitroep van vreugde oVer over onze komst. — § subst. kan attribuut Van ++subst. attribuut worden § 249 I. Van worden bij een subst., het subst., vooral wanneer het volgt op op dat substantief. substantief. Die Die opeenvolging opeenvolging is is op op zichzelf zichzelf niet niet voldoende, voldoende, om van van ++subst. subst. attributief attributief te doen worden worden:: dat van de debeteebetee~ dat hangt af van kenis der van het het Vf., Vf., en ennatuurlijk natuurlijk van van kenis der beide beide subst. subst. zoowel zoowel als als van die van het heele heele verband. verband. »Ik »Ik kom kom de meubels meubels van den zolder zolder halen<< halen« -—zegt zegt een vrachtrijder. vrachtrijder. Hier is »van den den zolder» zolder« a'ttr., áttr., wanneer hij antwoordt op de de vraag Wat kom jejehalen vraag:: »»Wat halen?(< ?« — - of of:: »»Welke meubels kom je je halen halen?» ?« — Welke meubels Het is is adverbiaal adverbiaal bij het Vf., Vf., als als hij hij antwoordt antwoordt op op de de vraag: vraag:»Wat »Watkom komjeje hier doen dóen ?» ?« 33 - In den zin: »Ik hoop hoop dat datjejeeen van onze reis reis zult zult een boek van schrijven» schrijven« (v. Looy). Looy). — - kan kan van ++subst. subst. zoowel zoo wel attrib. altrib. zijn (bij (bij zwaardere zwaardere accentuatie op op )4eis») »reis«) als als adverb. adverb. bep. (bij (bij zwaarder zwaarder accent accent op op »boek»). »boek«). — Een dubbele functie is ook ook mogelijk mogelijk in: »Ze »le late latejejewachte, wachte,tot tot al dat dat goed van de kaai eerst na na dek dekisisgelaje» gelaje« (Bru.). — - Maar over 't't algemeen algemeen wordt wordtvandeki -
Zie §§246 246 :: 3. 3. 22 adv. adv. zou 't't nog nogzijn zijn in: in: zoo zoo onschuldig onschuldig als als een een lammetje lammetje met de de Paasch Pacu;ch is = op opPaschen. Paschen. 3sIn eerJtegeval gevalzwaar zwaar accent accent op op»zolder», »zolder«, in in 't'ttweede tweedeop op»méubels». »méubels{(. In 't'teerste
11
168 168
bij deze opeenvolging de voorzetselbep. gevoeld als attribuut. Zelden voelen we de attrib. functie van een vooropstaande voorzetselbep. ; alleen in verheven stijl: Rood gelipte schelpen, v a n het strand II De bloemen (Gorter). — Wolken, die v a n verscheiden kleur hun randen lieten zien (v. Looy). —
Ook wanneer de volgende voorzetselbep. van het subst. is gescheiden, is de verbinding met een subst. zelden volkomen. Vooral wanneer het Vf. scheidend tusschen de beide subst. staat (hetgeen in bijzinnen voorkomt) en het voorafgaande subst. object is bij het Vf„ blijft de adv. functie van van + subst. meer of minder duidelijk : Omdat hij het trekken voelde van z ijn muildier (v. Looy). — Wanneer we hier een pauze lezen na het Vf., wordt de attrib. verbinding met »het trekken» zwakker. Wanneer die pauze inderdaad bestaat, wordt dat nog duidelijker : Een wade wevend II Van zilver (Perk). — En tegen kleuren die verdorden, kwam duidelijk de havenlamp ons, van 't oeverdorp, in 't zicht (J . Prins). —
We denken hier evenzeer aan de adverbiale verbinding »we ven van zilver, in zicht komen van (uit) 't oeverdorp», als aan de attributieve met »Een wade» en »de havenlamp». De beteekenis van het Vf. en de beide subst.
kan echter ook zoo zijn, dat ondanks de scheiding de voorzetselbep. duidelijk attributief is: Dan schiet hij de zwarte wolken in van 't z w e r k (Perk). -- Terwijl hij de ruggen bezag van al die mannen (G. d. W.).§ 250 Heel verschillende betrekkingen tusschen de twee verbonden substantie-
ven worden door van aangeduid 1. 1. Door verbinding van concrete subst. wordt aangeduid : verwantschap van personen, ambtelijke verhouding, l ichaamsdeelen, o n d e r d e e l e n, bezit en eigendom, herkomst en oorsprong: Het kindje van onzen buurman, een vriend van de Boeren, de burgemeester van Amsterdam, de heeres van 't kantoor, de oogen van het ventje glommen, de nek van het paard, de lange gang van het huis, bij 't begin van de brug, de kap van z'n mantel, de gouden knop van z'n wandelstok, de vlam van z'n lantaren, de zijden van den driehoek, de heggen van den tuin, de boomen van de laan, de plooien van z'n jas, het rood van de verlakte vaasjes, de villa van de familie Boon, het kantoor van de firma, de kopjes van Chineesch porselein, de ruine van het kasteel Brederode. —
2. Beweging, uiting, stemming, gebaar, uitgaande van een subject: het gekwispel van z'n staart, het binnenkomen van papa, het knorren van de varkens, de knorrigheid van de keukenmeid, de blik van z'n oogen, het flikkeren van de sterren, de rinkeling van glas. —
Door de verbinding van •een dergelijk abstract subst. met een concreet,
wordt vaak een zin met Vf. vermeden; vgl. § 252 en 253. z Verschillende van deze functies zijn gelijk aan die van den genetief: § 98.
169
3. De handeling gericht op een object: object: 11 Het copieeren van dat handschrift, het gemis van een uitvoering van een goede vulpen, in de uitvoering z'n plicht, het vergeten vergeten van boeken, het gebruik van mest.van mest. —
4. van een een geheel: geheel: 4. Het vooropstaande subst. subst. noemt een een deel van Een handvol van die kersen, kersen, twee van de soldaten. -—
5. deelen van een groep: groep: 5. De voorzetselbepaling voorzetselbepaling noemt de samenstellende deelen Er lag een wereld van heuvels onder de zon. — - Groepen Groepen van marktbezoekers. -
—
b. De 6. De voorzetselbep. eigenschap van het subst.: subst.: voorzetselbep. noemt noemt een kenmerkende eigenschap Een stemming van joligheid, een jongen jongen van grooten aanleg. aanleg.—
7. Het vooropstaande subst. noemt een kenmerkende eigenschap eigenschap van het een kenmerkende van het vooropstaande subst. tweede subst.: Het tartende tartende Van van zijn zijn houding houdingisis... ... -—
beeldspraak wordt wordt in het vooropstaande subst. 8. In plastische plastische beeldspraak het vooropstaande subst. een vergevergelijking uitgedrukt, een typeerend lijking kenmerk genoemd 2: typeerend kenmerk 2: 3 . -—Zij Toen verrezenininde deverte verteI I11 De bIe e k e Ickegels e gel s van de tenten 3. Zij grepen het het mes mes en Toen verrezen bleeke zwaaiden i n der s van weerlichten (weerlichten (weerlichten zwaaidenboven bovenhun hunhoofd hoofdkransen kransenenenkruisen kruisenenenv Ivlinders als vlinders). vlinders). - Ik levens lust lust en enlijden lijdenII11 De steenrots steenrots van I kdank dankU, U, omdat omdat gij, gij, met 's levens mijn hart hart'4 ten akker akker woudt woudt bereiden bereiden (G. (G. Gossaert). Gossaert). —
—
Van soortgelijken soortgelijken aard aard zijn zijn oorspronkelijk oorspronkelijk de de vergelijkende vergelijkende verbanden die algemeen gangbaar gangbaar zijn en die die thans thans een eenonverbrekelijke onverbrekelijke eenheid eenheid vormen: Een boom L'an kerel. -— Een Een snoes snoes van 'n kind. — - Boeken Boekenwaarvoor waarvoor je je'n'nnazenden razenden 'n kind. van 'n 'n kerel. Roeland van 'n schrijver Looy).— schrijver zou zou moeten moeten hebben hebben (v. (v. Looy).
9. De voorzetselbep. voorzetselbep. noemt noemt den den oorsprong, oorzaak: oorsprong, de oorzaak: De opwinding van de jacht. -—
10. verhouding der twee subst. is is moeilijk moeilijk te te omschrijven: 10. De verhouding Hij m 0 del van een het ge w i c h t van gewicht Hij was het model een legioensoldaat. legioensoldaat,een eentyp typee van een Fries; het wee het machinedeel dat zij zij torsten torsten;; de de vol v 0 gI gor bewoordingen;; een een zzw e e m van o r ddee van de bewoordingen netheid.netheid. —
Opm. 121. Opm. Bij een superl. super!. zie §§ 121.
een hervattend pronomen: § 251 Het Het vooropst. vooropst. subst. subst. kan kan worden worden aangeduid aangeduid door een papa. -— De medelijdende Als je je m'n m'n koffer koffer niet niet kunt kunt vinden, vinden,geef geefdan danmaår maàrddie medelijdende i e van papa. stemming in eeen stemming sloeg om in e n van joligheid. —
De voorzetselbep. is is bepaling bepaling bij bij het het eerste eerste deel deel van vaneen eensamenstelling samenstelling in: En zich vrij 5 _ En 't't voelt zich vrij in in 't'tslaaf-zijn slaaf zijn van een wet (Perk). 5 Behalve Behalve substantieven substantieven kunnen kunnenop ophet hetvoorzetsel voorzetselvolgen: volgen:een een telwoord: telwoord : : het een tengere jongen jongen van van dertien. bijwoord: hetoude oudedorp dorp van dertien. -— een bijwoord voor hun weleer. voorzetselbep.:de dedagen dagen van van vóor hun huwelijk. huwelijk. - In weleer. -— een voorzetselbep.: -
—
1 In ambtelijken stijl: zie § 253. vroeg kwamen kwamenzij zij voor vooronder onderinvloed invloedvan vanhet hetLatijn: Latijn: 253. Reeds vroeg D'een noemt noemt ze een een krachtige krachtige waan van van den gelde, gelde. d'ander een begeerte begeerte van anderluyder have. (Coomhert). — - 82 Vergelijk Vergelijk den 98. d. 33 De vooTstJling voorstelling is den genetief §§ 98, have, anderen anders (Coornhert). anders kegels verrezen, verrezen, welke welketenten tentenwaren. waren. 44 De steenrots, steenrots. werkelijkheid: bleeke kegels anders dan de werkelijkheid: welke was: was: mijn mijn hart. hart. 55 vgl. vgl.§§ 98, e; Opm.
170
de omgangstaal omgangstaal is is de de voorzetselverbinding voorzetsel verbinding met met een een pers. pers. vnw. vnw. gebruikelijk gebruikelijk de ter aanduiding aanduiding van vaneen eenbezit bezit;; vaak vaakisisdit ditminder mindervriendelijk vriendelijkvan vantoon toondan dan ter een bezitt. bezitt.vnw.: vnw.: een ze toch toch niets niets maken, maken,met metdie die m mooie Die kippen van van jullie julliel! — - Je Je kunt kunt ze ooi e 22 wetten wetten van Van D i e 11 kippen jullie (G. (G. d. d. W.). W.). — - D Da strafwerk van van 'm! 'ml— att strafwerk jullie § 252 Van de de boven boven onderscheiden onderscheiden soorten soorten §van van verbindingen verbindingen met met attrib. attrib. van Van in ambtelijken ambtelijken stijl stijl vooral vooral n°. nO.2,2.3 3enen6 6geliefd geliefd; doorn°. nO.22en en33ververzijn in ; door men zinnen zinnen met meteen eenvolledig volledigpraedicaat, praedicaat,door doorn°. nO.66omschrijft omschrijftmen, men, mijdt men Enkele voorbeelden: voorbeelden: omslachtig, een adjectivisch attribuut. Enkele N° 3: 3:Doorafbraak Door afbraakvan demping van van de oude oude grachten, grachten, onbewoonbaar onbewoonbaarververN° van krotwoningen, demping van heele heele wijken wijken isis »het »het stadsbeeld« stadsbeeld(, gemoderniseerd. — - Grootere Grootere kosten kosten door doorververklaren van van de loonen, invoering invoering van van den den acht-urigen acht-urigen werkdag, werkdag, verzwaring verzwaring van van de de bedrijfsbedrijfshooging van - De De vorming vorming van van nieuwe, de de instandhouding instandhouding van van bestaande gronden. -— N° 6. 6. belasting. — Overwegingen van van practischen practischen aard practische overwegingen). overwegingen).aard (= (= practische Overwegingen eentonige opeenvolging opeenvolging van van meer meer dan een een dezer dezer vormen vormen wordt ververDe eentonige afwisseling met met een eengenetivischen genetivischenbuigingsvorm buigingsvorm: broken door afwisseling : Hugo's was hij hij verdiept verdiept geweest geweest in in het het lezen lezen van de voorrede voorrede van Victor Victor Hu go' s Ruy Ruy En zoo was e r inboorlingen Bias. — - Zich een een oordeel oordeel te te vormen vormen over over het het peil peil van beschaving dder inboorlingen van Blas. Africa.Africa. — § 253 Vooral in ambtelijke taal taal is het gebruik gebruik van van attributieve attributieve voorzetselbepavoorzetselbepa§ ambtelijke lingen, bijzonder bij bij abstracte abstracte substantiva, mode geworden. geworden. Heele tingen, in 't't bijzonder geIngewikkelde gebepalingen volgen volgen trapsgewijs elkaar. Itlgewikkelde reeksen trapsgewijs op elkaar. reeksen van bepalingen wordt in deze samengestelde begrippen dachtengang van samengestelde begrippen wordt dachtengang door door verbinding van verbindingen gebracht, op papier: papier: verbindingen tot uiting gebracht, 16 gemeenten gemeenten op op de Bevelanden werd De beteekenis beteekenis van de beginseltoezegging beginseltoezegging door 16 werd verver(N.R. R.C.). C.).--- DeDecommissie commissievormde vormdezich zicheen eenoordeel oordeel over het peil der geneeskleind kleind ... ... (N. de Staatscommissie kundige behandeling door den fabrieharts. benoeming van de Staatscommissie fabrieksarts. -— Nu Nu de benoeming inzake de beteekenis van het fabrieksartsenwezen voor de ongevallenverzekering in kannen kannen woningcongres. -— De en kruiken is. — - Hij beriep beriep zich zich op op uitlatingen uitlatingen van debaters op het woningcongres. dezer stede. stede. -— aantal huishoudens te dezer statistiek van de secretarie te Rotterdam omtrent omtrent het aantal valide ten behoeve behoeve van van valide Het openzetten openzetten van de de deur voor woningbouw door gemeenten ten over Ged. Staten Staten over de mededeeling van Ged. van de arbeiders. -— Bij de aanneming voor kennisgeving van den voor den een spoedige oplossing voor van een de De noodzakelijkheid noodzakelijkheid van de electriciteitsvoorziening. -— De arbeiders.-— De De uituitaan arbeiders. huursteun aan wenschelijke van huursteun Haag. debat omtrent het wenschelij ke Van omtrent het Haag. -— Een debat haar 3 met haar Groningen met van Groningen den zuidoosthoek van kanalen in gestrektheden in den de kanalen langs de gestrektheden dalgrond langs het ongeduldig geworden Goes. — in het welvarende Goes.eigen hulp in tot eigen welvarende dorpen. dorpen.-— De De neiging tot verzevan verzehet aanwerven van bij het agenten bij van agenten Geruchten ongewenschte handelingen van Geruchten omtrent omtrent ongewenschte dieproode uniformjas uniformjas in dieproode den Staat. -— Een Een officier in kerden door den de vrijwillige verzekering door kerden bij bij de de staatsbegrooting staatsbegrooting over de met Bij de dealgemeene algemeene beschouwingen beschouwingen over hoogen zwarten zwarten kraag. kraag.--- Bij met hoogen 1844, een een van 1844, den Thorbecke van van den uitingen van voor na een een beroep beroep op op uitingen voor 1870 1870 liet liet hij hij volgen, na den werkman. — Bij het voor vereeniging voor schrapping van het verbod van vereeniging voor den werkman. Bij het pleidooi pleidooi voor schrapping van het verbod van opening oan vande dezitting zitting der derSt. St. Gen. Gen. ter opening troonrede ter debat adres van de troonrede op de antwoord O,IJ van antwoord het adres over het debat over —
1
Dit terugwijzende terugwijzende vnw. vnw. is foutief gebruikt. Zie Ironisch gebruikt adj. 33 Dit Zie§§ 128. 128. 22 Ironisch
171 171
onder Bosse, verdedigde verdedigde minister minister van van Houten Houten de denoodzakelijkheid noodzakelijkheid van onder het ministerie van Bosse, een verlaging verlaging van den census. census.— kan als samenkoppeling verstarren; Opm. Een suhst. subst. + attrib. verstarren ; in den laatsten zin: Opm. attrib.bep. bep. kan adres vvan antwoord,opening openingvvan dezitting zitting der St. Gen. Gen. Zoo Zoo ook ook:: goederen n de doode tlDode a n antwoord, a n de goederen iin hand, een een gesprek gesprek 0onder n der vier oogen;; als titel titel:: schoutb ij -nacht; als naam naam:: de slag b bij schout-bij-nacht; vier oogen Heiligerlee, BergenBergen-op-Zoom: o p -Zoom : Zie Zie §§ 43.
+
§ 254 Twee voorzetselbepalingen voorzetselbepalingen achter achter elkaar elkaaromschrijven omschrijven nauwkeurig nauwkeurig den o ver het gladde me t kleine pasjes aard van van het hetgebeuren gebeuren:: Ze liep liep met pasjes over gladde asphalt asphalt (Arm.). — (Arm.). - Vooral Vooral de richting bepaald:: En toen sloeg ik zoo zóo deur En toen richting wordt bepaald 'tluik ruime van van't'tschip schip (Bru.). — - Algemeen Algemeen gebruikelijk gebruikelijk is is van — t luik in de ruime naar : naar: '
De wolken wolken die diedreven dreven vvan 1\ n de zee n a a land. — - Hij Hijkeek keek van den brief a rden denbrenger. brenger. arr het land. brief nn a ar -— Ik Ikloop loopv van scheerderzoo zoolenigies lenigiesnnaaPiet. Piet. (Bru.). -— a n dedescheerder
-+Van denzelfden vorm vorm zijn zijn de de combinaties combinaties van vaneen eenvoorzetselbepaling voorzetselbepaling + met Of bi Van: zijn opdracht. — met Hijregelde regeldede dezaak zaak in overeenstemmingmet opdracht.overeenstemming met zijn van: Hij Ik meld meld je je dit dit op aandrangv8n - Wanneer Wanneer nu het vooropaandrang van m'n m' n vrouw. vrouw. — adverbiale staande voorz. voorz. ongebruikelijk ongebruikelijk wordt, wordt, krijgt de combinatie van de adverbiale voorzetsel voorzetselbep. + het volgende volgende voorz. voorz. de functie fuqctie van van een een enkel enkel voorzetsel voorzetselbep. + stijl is behoefte van omslachtigen omslachtigen vorm; vorm; vooral behoefte aan deze deze vooral in ambtelijken ambtelijken stijl omslachtige en toch tevens tevens vage betrekkingswoorden:
van••. ... -ten aanzien aanzien van van ....•.— ten - ten ten opzichte van - ter ter wille van - ten ten tijde tijde Van - ten ten van •.• ... — van ••. ... — van.•• ... -— behoeve van - ter ter zake van - ten ten gevolge van van .•• ... — van••• ... - ter gelegenheid van van •...•.— Ook bij andere inleidende voorz. dan te begint de verstarring: verstarring: naam van van ......— van•... van••• ... — uit naam - uit uit hoofde van .. - in opdracht van .• - op aandrang van van•... aan, e.e. a.a.--naar gelang van - in in verband met. — - met met het oog op. in aansluiting aan, van •...••— op. --- in —
—
—
VERBINDING VAN BIJWOORDEN BIJWOORDEN MET MET·HET WERKWOORD. - HET WERKWOORD.
§ 255 2S5 Woorden van Woorden die als adjectief gebruikelijk zijn, zijn, kunnen kunnen den den dienst doen van adjectief gebruikelijk bijw. bep. bep.van vanhoedanigheid. hoedanigheid. Zij wijze aan, aan, waarop waarop het het Zij duiden duiden dan dan de wijze »hoe ?» Deze woorden gebeuren plaats vindt, geven geven antwoord antwoord op de vraag vraag »hoe?« kunnen dan tevens bij het subj. of een een object. object. In In dat dat tevens nog bijv. bep. zijn bij geval zijn het het bijvoegl.-bijw. de geval zijn bepalingen (praedic. (praedic. attributen). attributen). In In de bijvoegl.-bijw. bepalingen De omgangstaal hebben we echter voor voor de de bijvoeg!. bijvoegl. functie weinig gevoel. De lichte paupaubijv. functie blijft blijft naast de bijw. feitelijk alleen gelden bij een lichte zin zeering rondom rondom het '>afscheiding« van het woord uit den zin het woord; deze »afscheiding» is echter een verschijnsel verschijnsel van van den den litterairen litterairen en enden dendeftigeren deftigerenstijl; stijl;zie zie hierover § 331 331 enz. en en let let bijv. bijv. op op een eenwoord woord als als »pAloozer» '>p~illoozer« in: in: hierover .. en scheen te te droomen, droomen, naar naar den den open open driehoek, driehoek, waar peilloozer peilloozer bláuwde de kikkerkikkerdoorkwaakte Looy).doorkwaakte nacht nacht (v. (v. Looy). —
172 1 72
In dezen gespannen beschrijvenden stijl zijn we geneigd tot scherpe omlijn;ng van het woord, door een lichte pauzeering rondom en (tengevolge daarvan) een sterkere heffing van het werkwoord. Let ook op: Dan zagen zijn oogen, schichtig, van den een naar den ander. Het adj.-adv. heeft hier de beteekenis van: »Schichtig als zij waren» en —
tevens : »op 'n schichtige manier». Lezen we den zin zonder éenige vertraging : Dan zagen z'n oogen schichtig van den een naar den ander. — dan is het een adverbium zonder méer. Als adverbium moeten we dan ook beschouwen de adjectiv. woorden in: Z'n oogen zagen snel van den een naar den ander (Arm.). — »Heelemaal niet» antwoordde rap z'n hooge jongensstem (id.). — Ammy volgde langzaam (id.). — Onwillekeurig keerde zij zich om. — »Ken je niet fatsoenlijk met twee woorde spreke?» — »Biecht maar eerlijk op» . — Het zadel was verkeerd gelegd. In verbinding met een object blijft de dubbele functie beter bewaard: We Maar hier ontstaat gemakkelijk samenhebben hem dood gevonden. koppeling met het werkw.: doodslaan, doodrijden; zie § 237. Ook bij een sub j. kan dat gemakkelijk gebeuren : Hij kon niet s t í l s t à a n. — Zou dat wel zoo v á s t s t à a n ? 2 — In litterairen stijl vinden we in dit geval een nieuw, zwaarwichtig beeldend woord, met gelijke accentuatie van het ad j.-adv. en het werkw.: Om langs den dikken Chinees te dringen, die onwrikbaar stond op zijn met verlakte schoenen over grove witte kousen bekleede voeten (G. d. W.). Vergelijk ook : in den regen die di c h t begon te vallen (id.). — met : de deur die dicht began te vàllen. — De verzwakking van het accent van het werkw. kan ook samengaan met volkomen verbleeking van de etym. beteekenis van het werkw. ; dit krijgt dan de beteekenis van een koppelwerkw., het adjectief is dan het praedicaat (-snomen) 3 : Zit die boel wel s t é v i g?— Valt het werk wat zwaar ? — —
—
—
Het adj.-adv. wordt in de omgangstaal in de functie van bijw. bep. v. hoedanigheid verzwaard door een adv. van graad, als adverbium gekenmerkt door een adverbiaal suffix, of omschreven door een voorzetsel-bepaling : Hij dëe z o o raar!— Je hebt me vandaag z o o schraal bedèeld ! — I k loop van den scheerder zoo lénigies 4 dèur naar Piet (Beu.). — Hij liep maar zoo kalm(-pjc;.l)wèg de sloot in. — Ze doet alles Op zoo'n rdre manier. Over de participia als bron van adverbia zie § 183, 194. —
§ 256 Een bijzondere schakeering van de bijw. bep. van hoedanigheid is de bep. van graad. Steeds hoogere graden volgen op elkaar in de hier volgende zinnen: die hier o. a. blijkt uit de plaatsing van het adj.-adv. in den aanloop van den bijzin (zie § 313). 2 ook losgaan. 3 Zie § 269. 4 lenigjes = zie § 71.
1
173
Hij lachte maar maar wat - Hij leek eenigszins op Socrateb. wat 1, 1 , ('n beetje), lichtelijk. — Socrates. -— Hij was nogal gesteld - Hij Hij lijkt lijkt erg op z'n vader. vader. — - Ze Ze hebben hebben hem hem zeer gesteld op goed eten. — zeer teleurgesteld. -— Hij houdt bijzonder had hevig 't land. -— »Blijf »Blijf hier tot tot bijzonder van lekker eten. -— Hij had je heelemaal gekalmeerd bent bent (deftig: (de/tig: geheel; geheel; in de volkstaal: heelegaar 2). volkstaal: heelegaar 2 - Wanneer hij soest ... ... 't'tGevoel te erg erg soest Gevoeldat datTheobald Theobald maar al alteteLeer zeer beprangde. -— Al erg wil ik hem Al tete erg ook niet prijzen. prijzen. ).
-
—
gesubordineerd aan een adj. De adv. van van graad graad kunnen kunnen worden worden gesubordineerd ad j. een adv. en een adj.-adv. adj.-adv. (praed. attr.); ook ook aan een een voorzetselbepaling. voorzetselbepaling. Voorbeelden: Voorbeelden: Hij is kelij kkeigenwijs. - 't Was er zoo troosteloos vaal' eigenwijs. — 3 verschri kkkelij is ZIIO zoo 3verschri vaal 4 en naargeestig (Bru.). -— Men behoort behoort iemand iemand als Huet thans hop hopeloos el o o s ouderwetsch ouderwetsch te vinden R. C.). C.).— - Hij Hijlachte lachteeerg - Weer glimlacht Mussolini, ditmaal iietwat (N. R. r g hard. — Mussolini, ditmaal et wat ondoorgrondelijk C.). — - Hij Hij keek keek mooi grondelijk 55 (N. R. C.). mooi zuinig.zuinig. In ambtelijke ambtelijke taal' taal" komen komen vormen vormen van van overdreven overdreven graadonderscheiding voor: voor : 6, dat, De Minister Minister verklaarde verklaarde zich zich bereid bereid te tebevorderen bevorderen 6, dat, zzéer aan de vier vier é e r binnenkort, aan worden gezonden C.).groote gemeenten een schrijven schrijven zal zal 66 worden gezonden(N. (N. R. R. C.). — § 257 Talrijk van plaats, richting richling en entijd. tijd. Demonstratieve: hier, Talrijk zijn zijn de de adv. van Demonstratieve: hierheen, nu, toen, toen, dan; dan; gisteren. gisteren. — - Vragende:waar; hierheen, daar, daar, nu, Vragende:waar; wanneer; waarheen, daar, waarheen,waarvandaan. waarvandaan. --- Onbepaalde: Onbepaalde: overal, overal, ergens, ergens, hier en daar, her en der; soms, altijd, nu nu en en dan, dan, dikwijls, dikwijls,ereis ereis(eres). (eres). -— De demonstratieve demonstratieve zijn zijn als alszinsverbindend zinsverbindendbijw. bijw.vooral vooralgebruikelijk gebruikelijk' ;7; de demonstratieve en vragende vragende meestal meestal ook óok als als voegwoord voegwoord 8. 8 De adv. van plaats vormen verbindingen met metwerkwoorden werkwoorden 9. adv. van van vormen nauwe verbindingen 9 De De adv. plaats plaats en tijd een graad van den afstand: afstand: ver, ver, dichtbij; dichtbij; plaats tijd bepalen dikwijls een kunnen dan dan ook ook in in den den comparatief gauw, vroeg, gauw, vroeg, laat. Deze adv. kunnen comparatief en den superlatiel 10 en ze kunnen door adv. van van graad graad (heel, erg, zeer; voorkomenlo superlatief voorkomen al, nog) nog) nader nader worden worden bepaald. bepaald. Het adv. daar komt vooral voor in in den den verzwakten verzwaktenvorm vorm d'r, er, er, 'r. 'r. Deze verzwakte vorm kan de demonstratieve functie functie van van daar verliezen. Nemen we het geval, dat dat daar vooruitwijst opu een een duidelijker duidelijker bepaling van voorui t w ijst op" plaats die volgt in den zin: Daar Daar zaten zeven kikkertjes al al in e~n boerenzeven kikkertjes een boe re nsloot. adv., wanneer wanneer s lo o t. -— Deze Deze voorloopig aanduidende functie verliest het adv., het den verzwakten verzwakten vorm vorm heeft: heeft: D'r zaten zeven kikkertjes etc. — - Er viel een stugge onbewogenheid gezicht.—- Zoo Zooook ook in: er staat, staat, een stugge onbewogenheidover over zijn gezicht. zich iets iets in in de kast. hangt, zit, zit,bevindt bevindt zich kast.—- InIndeze dezezinnen zinnenisis het het adv. adv. niet niet meer demonstratief, het het is is onbepaald omdat onbepaald 12 12 •. In In den zin blijft het staan, omdat —
.
.
Zie §§ 230. 22 Zie verder omschr. vreemde woorden woorden §§ 113. 33 In de omgangstaal omgangstaal omschr. § 83, vreemde »erg«: »Die »Die is is fijn», fijn«, zeg ik, want ik werd soms met zwaar beteekenis van van »erg»: zwaar accent, accent, óok ook in de beteekenis - 'vgl. Bevreemdend isis hier hier de graad van een toch zóo zoo valsch! (Bru.). — 4 vgl. woordv. §§ 40. 55 Bevreemdend negatief begrip. 66 Een »slag »slag om om den den arm». arm«. Zie Zie§§ 84 (ook (ook§§ 282). 77 Zie § 350. 88 Zie § 389. 99 Zie § 60; 10 § § 119, 121. 121. 11 354. 12 60 ;231. 231. 1° 12 vgl. hef. 11 Zie over de vooruit- en terugw. functie §§354.
1
174
het nog éen grammatischen dienst doet : het dekt het Vf. dat in een mededeelenden zin niet voorop mag staan. Vooral gebruikelijk is de vage zinsinleiding : er is. 1 Het onbep. adv. er ('r) is ook voortgekomen uit een ouden pronominalen genetief : ik heb er éen, t w é e, g é e n. — Beide staan ze in : Er zijn er t wee op school, die kunnen niet mee. — Opm. De verkorte vorm van 'n reis, ereis, aras, ras, as, s is in de omgangstaal een even gebruikelijke »vulling< als »er<: D'r is 'r nou (ar)as eentje geweest, die werkelijk meelij had. — er, waar worden verbonden met andere adverbia tot 258 De adv. daar, hier, § pronominale adverbia: daar-om, hier-in, er-bij, waar--uit; ook naast elkander en dan aaneengekoppeld : daarom, hierin, erbij, waaruit etc. — In de omgangstaal zijn ook verbindingen met onbepaalde adv. van plaats gangbaar: overálmèe, nérgensóm, érgensheèn. — Opm. De naam pronom. adv. dragen deze samenkoppelingen, omdat ze dezelfde functie verrichten als een voorzetcel + p r o n o m e n, terwijl ze den vorm hebben van een a d v.: zoo is bijv. waarmee= met wat, met wie.
Over het gebruik als voegw. van waar + adv.! zie § 397. De pron. adv. met daar (er) en hier zijn meestal zinsverbindend, (zie § 354), door de demonDe korte vorm er heeft ook in stratieve functie van daar (er) en hier. pron. adv. dikwijls vage, onbepaalde -beteekenis : —
Zet er maar 'n borrel op! — Wat doet het er toe ? — Je ziet er uit. als 'n geplukte vink. — Ze zijn d'r bij, die dieven ! — Wat scheelt er aan ? — Dat hangt er van af! — Me zitte d'r onder, tot hier. Oorspronkelijk duidt »er<< in deze zinnen iets aan, dat te bekend is om genoemd te worden, óf iets, dat men liever niet noemt. —
§ 259 De adv. die als bijw. bep. van hoedanigheid, tijd, graad of mate voorkomen, kunnen tevens, maar ook uitsluitend, in een bepaald syntactisch verband aspectische functie 2 verrichten. Natuurlijk helpen vaak andere deelen van de woordengroep mee, in het bijzonder hulpwerkwoorden en een of meer andere bijwoorden: a. duratief : Hij 1 a g maar aldoor t e slapen. — Zoo mummelde de oude praatvaar voort. — Hij z i t eeuwig t e studeeren. — En de Mottige babbelde maar al goedigjes door (Bru.). — Zoo'n schroef maalt stug door. — Hij hield den zwaan maar ál in 't oog (Kievit) . — Dat lacht maar, dat danst maar 3 — .
b. iteratief : Ze persten hem altijd maar weer geld af. — Dat heb ik al zoo vaak gehoord. — Hij komt weer op visite. — Telkens ging de deur van den dokter open voor een nieuwen patient, telkens weer glipte er een vertrekkende uit. — 1
Zie § 266. 2 Zie § 14. 3 Hier tevens de modaliteit der ergernis.
175
c. frequentatief: De zee klopt er al maar de lange slierten wier naar de kust ... (Bru.). — Hij z i t alsmaar t e tikken tegen de wand! — d. inchoatief: Hij begon langzaam aan (langzamerhand) in te zien, dat ... — e. perfectief: Dat knakte hem volledig, voorgoed, heelemaal, heelegaar, ten volle. — f. momentaan: Toen zag hij in eens den tijger staan. — Affijn, hij maakt z'n smoes, en toe zeit ie ineens »Zeg Dirk ...» (Bru.). — En daar is 't ineens: »Manne, geef je over!» (id.). — Een deur die opeens klemde. — Daar zag je hem plots bloedrood overplast (Bru.). — Allen sliepen zij, zelfs de gestraften sliepen naast hun bewaker die s 1 i e p. Maar plotceling waren overal slapers wakker en verschrikte stemmen vroegen ... (Aug. de Wit). — Toch was hun reeds de jager voor II Verbeidend de eerste morgengloor II Met toomeloos verlangen ... Dan, 't barstte lo.s, de koekoek zong II De kievit aan het tuiten (Bastiaanse) 1. — Ø 260 De belangrijkste functies, door adverbia uitgedrukt, zijn die der modaliteiten. We verdeelen de adv. voor een geordend overzicht in negatieve, beperkende en positieve of augmentatieve 2 dit zijn de drie hoofdschakeeringen van hun etymologische beteekenis. De verschillende modaliteiten :
die we onderscheiden, zijn besproken in § 12. Ook bij déze adv. vinden we zinsverbindende functie; deze functie wordt elders besproken 3 . In hoofdzaak beperken we ons tot voorbeelden van de adv. in mededeel. hoofdzinnen; bij de Vragende en Bevelende Zinnen, alsmede sommige bijzinnen, wordt op de modaliteit, door adv. uitgedrukt, gewezen ( § 285 enz., 290 enz). 1° negatieve adverbia. Drie negatieve adv. zijn vooral gebruikelijk : niet, nooit, nergens. Niet is de negatie zonder meer, nooit de negatie van tijd, nergens de negatie van plaats. De functie der negatie is er een, die veelal in verzwaarde vormen wordt uitgedrukt 4 . Behalve door zware, nadrukkelijke accentuatie der drie adverbia, is een eenvoudige verzwaring déze, dat voor de functie der negatie zonder meer de vormen der negatie van tijd (ook met z'n variatie nimmer) wordt gebruikt: Hij zal t je nooit (ofte nimmer) zeggen. -- Bovendien bestaan er talrijke verzwaringen van den negatieven vorm door combinatie met een ander adverbium, zoowel beperkende als augmentatieve. Natuurlijk brengen deze adv. een zekere schakeering in de modaliteit teweeg; maar de combinatie versterkt tevens den nadruk der ontkenning: 1
Zie § 307 voor de afgescheiden bepaling. Verdere voorb. zie bij § 380c, e. a. 2 = toe3 § 352 enz. 4 Zie § 80.
voegende.
176
Die man was ó o k niet vast in de leer! (v. Lennep) = negatie -I- ironie. — Als hij morgen n ó g niet vreet, breng ik hem terug = negatie + ongeduld. — Dat mag je vo o r a 1 niet vergeten = negatie waar.chuwende nadruk. — Hij keek niet eens om ! (Arm.) = negatie + verwondering. — Hij hoorde me niet é e n s ! = totale negatie. — We kunnen hem t ó c h niet in 't léven houden = negatie -f- berusting. — We kunnen hem zoo toch niet laten stérven ? = overreding + negatie. — Hij zal er h é e 1 niet aan gedacht hebben = totale negatie. — Ze waren h é e 1 niet bång ! = negatie + verrassing. — Verzwakking van de ontkenning in : Die sloot zal wel niet zoo diep zijn = waarschijnlijkheid -F neg. — Nee, ik ga li e ver niet mee = aarzeling, wensch + negatie. — 2° beperkende adverbia.
Beperking van de werkelijkheid wordt uitgedrukt door : bijna, bijkans, haast, ergens, soms, eens, even, pas, eres, slechts, alleen, eventueel, maar, misschien, eindelijk, nauwelijks, toevallig, waarschijnlijk, eigenlijk, mogelijk. — hi vragende zinnen en in voorwaardelijke bijzinnen zijn de meeste van deze
adv. middelen tot uitdrukking van de modaliteiten : twijfel, mogelijkheid, waarschijnlijkheid 1 . In bevelende zinnen zijn een deel dezer bijw. gebruikelijk als aanduiding van het verzachte bevel 2 Bijzonder gebruikelijk in deze modaliteiten is het beperkende adv. maar 3 Ook de demonstratieve adv. dan, r:u, zoo zijn door hun aanwijzing van een bepaald tijdstip, een bepaalde manier, beperkend en worden in de genoemde zinsoorten voor de verschillende modaliteiten gebruikt. Zoo en nu (nou) omschrijven in den hoofdzin nu en dan ook verrassing, verbazing, ergernis: .
.
't Lozies sting al zoo onder water (Bru.). — Daar slaat ie me toch zoo door 't luik in 't scheepsruim! — En die vent die sprak nou net zooveel van zich af, as die stomme haze hier op mijn rug (Bru.). — 30 augmentatieve adverbia zijn »uitermate< talrijk. Allerlei uitroepen 4 adjectieven, participia, adv. van graad, van hoedanigheid etc. krijgen de modale functie van omschrijving van de nadrukkelijke meening, de verhazing, ergernis, angst van den spreker : Het was waréntig de rooverkapitein ! (v. Lennep). — Hij is waara'chtig niet goed wijs! — 't Was 'n prachtig gezicht hoor! — Het is werkelijk geen familie van me ! — Het is heusch, vast en zeker, bepaald, beslist, natuurlijk, geen familie van me. — I k zal graag komen eten. — Hij deed gewoon of er geen verschil in leeftijd was (Arm.). — Dat is juist goed voor je! — Maar daar zit 't 'm juist. — I k doe 't likker niet! —Nou doe ik 't nét niet! — »' k Wor wél bezochte, jammerde Opie (Eigenhuis). — We hebben alwéer 5 'n logé! —Ja, ja! we hebben weer 'n logé! Het steevaste adv. van modaliteit, met augmentatieve beteekenis, is : al, waardoor verrassing over 't onverwachte wordt uitgedrukt : Daar komt ie al! Buiten de omgangstaal reeds : Reeds is het avondmaal genoten. —Wel, met ,
—
Zie § 285, § 386. 2 Zie § 292. 3 Zie Oefenboek. 4 Zie § 326. 5 Weer is eigenlijk 't adv. van iteratief aspect. Zie § 259.
1
177
zwaar accent, is de bevestiging tegenover de ontkenning : Je hebt 't we 1 gedaan ! Zonder zwaar accent drukt de spreker zijn geruste overtuiging uit : —
Dat weet je wel beter. —Daar zullen we wel achter komen. —' k Dacht het wel! — Mildheid is wel 't geen we bij hem 't meest missen (N. R. C.). In de vraag drukt wel de sterke twijfel uit : Zou hij 't wel doen ? — In toegevende functie is het zinsverbindend (zie § 355). Ook is dikwijls zinsverbindend (zie § 352). De spreker uit z'n verbazing of ergernis (zwaar accent) : Dat 's ook wat! Dat 's o ok toevallig! Het is aanduiding van de verzachte, vriendelijk-informeerende, vraag : Wéet U ook ... — (zie § 285 enz). Nog omschrijft de overmaat : Ik dacht niet dat jij nog komen zou (Arm.). -- Vooral met zwaar accent: 'k Zou nóg kenne griene, as 'k er an denk ! (Bru.). — Vandaar de functie van uitdrukking der verwondering over het gebeuren in de vraag : Ben jij daar nog ? — De vrager doet door nog een beroep op de herinnering van den hoorder : Weet je nog, hoe ... ? Wéet je nog ? Nog is prohibitief 1 in : Jan, pas op ! Ze ontkomen ons nog (Kievit). — Zinsverbindend is het in concessieve functie : zie § 355. Opm. In ambtelijke taal is alsnog een versterkte vorm. Toch voegt het tegengestelde toe aan de voorgaande bewering. Als zoodanig is het zinsverbindend (concessief) zie § 355. In de dubitatieve vraag heeft het overredende functie : Je doet toch mee ? — Verbazing, verwondering in den uitroep : 't Is toch wat! — Maar jongen toch ! Die jongens —
—
—
—
—
—
toch! — De modale adverbia kunnen op allerlei wijzen• worden gecombineerd in groepen. Adverbia in gelijke functie zullen die functie sterker uitdrukken; adverbia in verschillende functie zullen de modaliteit samengesteld maken. »Maar<< is het meest gebruikelijke in beperkende, »nog << in augmentatieve functie ; »nog << is zelfs vaak ondergeschikt aan een ander woord : vandaag nag, ook nag, nu nag, nog altijd, etc. Voorbeelden van de combinaties : zie Oefenboek.
VERBINDING VAN HET WERKWOORD EN EEN BEPALING MET »ALS«. § 261 Het woord als heeft de etymologische beteekenis van een aanwijzend adv.: op deze (of die) wijze. Het is van den oorspronkelijken vorm also verzwakt tot als en is als zoodanig een zeer belangrijk voegwoord, dat bijzinnen inleidt: zie § 386. Gevolgd door een subst. doet het diensten, die gelijken 1
Afwerende modaliteit.
178
op die der der voorzetsels. weinig verschil verschiltusschen tusschen: werd als voorvoorvoorzetsels. Er Er is weinig : Hij werd zitter gekozen. zitter gekozen. — - en: Hij Hij werd werd tot voorzitter gekozen. —- tusschen: We voorzitter gekozen. en : We gebruiken gebruiken 't't voor kippenren. — -en: kippenren.i l—- Ook gebruiken 'tals 't als kippenren. de schikking in den den zin zin van een bepaling met met als als lijkt lijkt op op die die van van een een voorvoor zetselbepaling. En En al volgt volgt op als de nominatief ik.nominatief in: in : Hij isis even groot als ik.— kinderen even groot groot als als mij. mij. -— kinderen zeggen vaak: Hij isis even bijes.bep. bep. van vergelijking De bepaling bepaling met met»als<< »a!s« isisbijw. vergelijking in: lampjes b16nken. Bloemen die als lampjes - Een Een purperen purperen wolk wolk rées rées achter achter hen als een eenfortmuur.blónken. — Portmuur. — Hij zorgt voor de de stakkers stakkers als een vader. vader. De vergelijking vergelijking is is graadaanduiding graadaanduiding geworden geworden in: Hij is niet zoo intelligent Hij intelligent als z'n broer. broer. — - Hij sliep als' Turk.als 'nn Turk. — Praedicatief attribuut is de bepaling in: Praedicatief attribuut I k heb heb hier als kind Ik kind gewoond. Hij is als koloniaal in 't land gekomen. -— Ze gebruikten de de sofa als bed. — - Ze vonden hem als bankdirecteur bankdirecteur terug. — —
VERBINDINGEN DOOR DOOR HET HET WERKW. WERKW. »ZIJN«. »ZljN«. § 262 Het werkw. werkw. »zijn<< »zijn« vormt vormtzelden zeldenzonder zonderonn.isbare onmisbareaanvulling aanvulling een gezegde: gezegde: (De eenzame eik) Hij Hij is: zijn armen zeegnen stilte en en duister duister (Perk). (Perk). — Door de de zware zware accentuatie accentuatie heeft heeft het hier de beteekenis beteekenis van van:: bestaan, bestaan, in le leven méer dan een verbinven zijn. zijn. Maar Maar overigens overigens is is het werkw. niets méer verbindingsmiddel onderw. (waarvan (waarvan zijn flexie flexie afhangt) afhangt) en en een dingsmiddel tusschen tusschen het het onderw. gezegde van vanniet-verbalen niet-verbalenvorm vorm: is hij, hij, onbehouwen onbehouwen en en van van : Slecht is zinnen (Perk). zine(Prk).— )0 + substantief. 1 ° Zijn 22 + substantief. 8. omschrijft een een eigenschap van het subject: a. het subst. omschrijft Z'n vader vader was was postbode. — - Hij ir. 'n zwetser. — - Ben ik niet niet je meerderû? — - Wees Hij is je meerdere Wees nou 's ménsch - Wij Wij ware ware toch toch vrinde - Die Die twee twee waren waren gezworen kameraden. ménsch !I (Bru.). — gezworen kameraden. vrinde ?~ (Bru.). — -—Dat Dat hokje is '0 Die gekke kleeding kIeeding 'n garage zeker. -— Ledigheid Ledigheid is des duivels oorkussen. -—Die - 't Voetballen is een aardig tijdverdrijf.van 'm is livrei. — aardig tijdverdrijf . Met ontkenning ontkenning:: Ik hen ben toch toch geen beest? beest ? (Bru.). b. het subst. noemt een een bepaalden bepaalden persoon, persoon, een eenbepaald bepaald ding: Ik ben de bottelier (die (diejeje zoekt). - Dat hokje zeker! hokje isis de garage zeker!3: c. De verbinding verbinding kan kan worden worden uitgebreid, uitgebreid, vooral vooral door doorvoorzetselbep. voorzetselbep. 8: Hij was de lieveling lieveling van Papa. Papil. — - Hij Hij was was het type type van van een Fransch Fransch markiesje. -— Ben ik de oorzaak oorzaak van Is de eenige eeni~e garage garage in ons dorp. -— Het leven leven was was van zijn faillissement ~? -— 't Is een feest voor hem. -— —
—
—
—
lOok: maakte den indruk van van een een reusachtige reusachtige bibliotheek, bibliotheek, waarin waa ri n voor boekenkasten 1 Ook: en maakte de huizen stonden stonden (G. Hier zou zou ook ook als kunnen staan. I2 en z'n subject. subject. de huizen (G. d. d. W.). W.). -— Hier 3 Zie § § 240 240 enz. enz.
179
Deze voorzetselbep. zijn zijn nu nu eens eens attribuut bep. attribuut bij bij het subst., dan weer adv. adv. bep. bij het het gezegde gezegde (VI. (Vf. ++subst.) bij subst.):: zie §§247. 247. Zijn + § 263 2° Zijn + adjectief. Het adj. omschrijft omschrijft een eigenschap van vanhet hetsubject subject: adjectief. Het : ziek ? - Z'n broek is nieuw. - Hier is de rivier doorwaadbaar.Je moet slim zijn. - Ben je ziek doorwaadbaar.— Ook participia hebben deze Ook deze functie functie:: I k was razend. — gekalmeerd. — Ik - Ze is gekalmeerd.Opm. Over de ontwikkeling ontwikkeling van van samengest. tijden, 182. tijden, zie zie § 182. Verschillende graden worden aangeduid aangeduid:: flexie-vormen: a. door flexie~vormen: (dan die die van jou}. jou). - 't Verlangen Mijn grieven zijn belangrijke belangrijke rr {dan Verlangen van Baby was 't hevigst.hevigst. Piet was 't grootst. — - Mijn grieven zijn 't belangrijkst. belangrijkst.— Opm. De superl. is ook substantivisch: Opm. grootste.substantivisch: Piet was de grootste. — b. door bijwoorden bijwoorden van van graad: graad: Ze isis heel heel rijk. Ze je zoo rijk. - Ik ben zoo zoo'I warm! - Je Jé hebt zeker wat wat op je geweten, dat je bang bent, hè hè?? -— Die sloot isis nniet ni kssikkeneurig sikkeneurig (Bru.).Die sloot i et zoo diep. -— Ik ben anders niks (Bru.). — Hij isis nnogal was bij b ij nnaa scherp.o ga 1 ijverig. ijverig. - 't Binnenwerk Binnenwerk was was nog nog vrij gaaf. gaaf . - 't Mes was scherp. — Hij was washeel heel niet niet bang. Hij groot isis ie? ie?bang. -— Hoe Hoe groot — Sommige zijn zijn nog nog bepaling Sommige bepaling bij bij het heele gezegde. heele gezegde. Onvolledig nadere bepaling bepaling van vergelijking vergelijking is de de bepaling bepaling Onvolledig zónder zonder de de nadere »te
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
—
'
180
Er aIs gezegde praedicatief) en niet attributief attributief (als Er zijn zijn adjectieven, adjectieven, die als gezegde (dus praedicatief) : bijv. bepaling) voorkomen; voorkomen; althans althans niet nietinindezelfde dezelfdebeteekenis beteekenis: We zijn gereed. -— We zijn in 'n uurtje klaar. -—Dat Dat ben ik zoo gewend. - Hij is 't Spaansch zijn gereed. gewend.— machtig. — - Hij is wars - 'k 'k Ben Benheelegaar heelegaar blut. -— Wii koest zijn~ wars van alle vleierij. — Wil je koest zijn ? — Hij is ommers Hij ommer~ z'n leve niet waard. waard.In precieusen precieusen stijll attributief gebruikelijk stijl isisattributief gebruikelijk het het adj. blij, blij, dat overigens vooral praedic. praedic.fungeert fungeert:: je er zoo zoo af afkomt.Je mag nog blij blij zijn dat dat jjee er komt. — § 264 Substantieven werkw. zijn meteen eensubject subject verSubstantieven en adjectieven, adjectieven, die door het werkw. zijn met en dienst dienstdoen doenals aIshet heteigenlijke eigenlijke»gezegde«, )>gezegde«,noemt noemtmen menwel wel bonden zijn, en naamwoordelijk deel deel van vanhet hetgezegde gezegde(praedicaatsnomen, (praedicaatsnomen,P.P. N.); de verbinN.); gezegde, het ding van zijn naamwoordelijk gezegde, zijn met zoo'n naamwoord heet dan naamwoordelijk werkwoord koppelwerkwoord (copula). koppelwerkwoord (copula). naamwoorden De verbindende van zijn beperkt tot tot naamwoorden functie van verbindende functie zijn is echter niet beperkt eigenlijke (nomina) alleen. alleen. Allerlei (nomina) Allerlei woorden woorden en woordgroepen woordgroepen zijn het het eigenlijk.e gezegde déze bij het subj., dat de flexie van »zijn« »zijn« beheerscht. We noemen dØe gezegde bij gezegdes natuurlijk natuurlijkniet niet»naamwoordelijk« »naamwoordelijk«2.2. § 265 3° Zijn ++voorzetselbepaling. voorzetselbepaling. a. bepaling tijd, doel: bepaling van plaats, tijd, Toen ze in hun tent tent waren, Mekka geweest. — waren, was was Emilia Emilia heel heel beduusd. beduusd. -— Hij is naar Mekka geweest ? saus ?~ — - Hij is bij de de Betonmaatschappij Betonmaatschappij. — . - Bè jij jij vannacht vannacht in 't veld veld gewee5t Is hij op de soos (Bru.). — - Ons schepie was was al al 'n 'n eind eind uit de wal wal (id.). — - De De teleurstelling teleurstelling was nog in zijn ,tem. - De verkooping verkooping is vóor Juli. — - Dat handopleggen is voor genezing genezing van kwalen. stem. — voor 1 I Juli. b. een omstandigheid: Zoodra ze met meer dan dantwee twee waren, waren, werd werd hun hun toon toon prikkelbaar. prikkelbaar.--- 33 C. een bezit: e. Die ,tok ~tok is van mij. mij. - ' d. in allerlei allerlei staandè uitdrukkingen, die moeilijk te ontleden ontleden zijn: zijn: staande uitdrukkingen, Ze zijn tete koop. koop. — - Hij is in de de kost kost bij - Kan Kan ik ik je van dienst dienst zijn? zijn ~— - De fuif was bij ..• ... — hoor.--ten einde. — - Hij is niet voor de poes. -—W Wat - We Wezijn zijnopopdedehoogte, hoogte, hoor. at is hij in de weer. — Dán was ik uit de 't Scheepje was voor de de haaien haaiengeweest. geweest.— - Hij is onderdak. — - Dàn de maling maling (Bru.).(Bru.). — —
—
— 4
aan het malen. waren aan Opm. Zijn + voorz. malen. — - en en voorz. ++ infinitief infinitief is actief: Ze Waren Zijn -FZie § 199 en 210. passief:: Ze zijn niet meer meer te redden.— redden.-Zie 19gen2JO. passief zijn niet Opm. 2. Een bijzondere verbinding verbinding van zijn zijn-f-+voorzetselbepaling voorzetsl'lbepalingisis de omschrijving Vooral naar van een praedicatief praedicatief adj. adj. door door een naar het Westen is het een bepaling bepaling met met van: van: Vooral Hollandscheschoonheid. schoonheid. - De constructiekan kan Zandpad Zandpadvan vaneen eeninnige innige Hollandsche —De constructie attrib. een Gallicisme zijn, beperkt tot den précieusen stijl; de de voorzetselbep. voorzetsel bep. isis van van het het attrib.
De blije komt aangesneld - Algemeen blije gezichten, gezichten, 'n'nblijde blijdetijding. tijding. Algemeen is: blije Lent' komt aangesneld..• ... — blije Lent' • Omdat we dan weer verplicht zouden zijn de »naamw. gezegdes« te onderscheiden in: —sOmdatwen rveplichtzoudenij »amw.gezds
1I
181 18 1
naar overgebracht. Zoo Zoo ook ooknaar naardede praedicatief-attributieve gebruik overgebracht. praedicatief-attributieve praedic. gebruik naar het praedie. functie: een functie: En in zijn licht licht opnemen opnemen van vandie diesoort soortkwesties, kwesties,teteoppervlakkig oppervlakkigenenvan van een totale onmacht ooitiets ietstot totzijn zijn ke kern doordringen, dacht hij hij (Arm.). (Arm.).rn te doordringen, — totale onmacht omomooit
4' bepalingmet metals: als:Hij Hijwas was als z'n z'nvader. vader.—- Vgl. Vgl.verder verder (ook (ook 4° Zijn ++bepaling 119. voor de verbinding verbindingmet met»dan<') )dan«) de comparatie comparatie:: §§119. § 266 5° Zijn ++bijbijwoord. woord. a.De week was was om.-Hij a. De week weerom. -De —De zon is op,onder.op, onder. 't Werk Werk isisaaI.-Ze i. Ze zijn terug. om.—Hij is Weerom. -— Hij is weg. -— De kachel kachel is uit. — - De deur is toe. -— De laatste keer keer dat we samen zijn. zijn. -— De mijne is anders. — - Hij is achter, voor, voor, binnen. binnen. — - Wat ben je vroeg.vroeg. Uitgebreid zijn den hoek Ui Uitgebreid met een subst. subst. tot een bepaling van plaats 1: 1 : Ze zijn 'k Ben de om.— om. - 'k deur geweest.de heele stad deur geweest. b. een bep. van van plaats plaats:: Waar hij?? — - Hier (daar) is is hij. hij. --- Het bijw. Waar is hij daar kan z'n accent accent verliezen verliezen;; op op zijn dan sterker sterkernadruk nadruk:: Daar zijn valt dan is ie. — - Bén Bén je daar daarnog nog? Ook andeIe zinsdeelen krijgen zwaren toon: ?— andere zinsdeelen krijgen zwaren Guns! is u daar daar nou nóu nog ? Is [su daar nog;l-Deplaatsaanwijzende a daar nog? — De plaatsaanwijzende functie van daar gaat gaat hier te krijgt de pro- of enclitische vorm vorm van van d'r, er, er, 'r'r te loor; loot; het krijgt en onbepaalde onbepaalde beteekenis 2. verbinding zijn + d'r, er, 'r is niet . De verbinding van zijn + d'r, er, 'r meer 2 te ontleden : Ze riepen dat de trein z ij n ontleden: trein er wás. - Lot is er ook óok!! -— De tenten zijn te was. — er nog Een jongen jongen was was lang ziek geweest geweest en en klaagt klaagt over over al al z'n z'n nog niet. niet. -— Een narigheid. »Laten )Laten we weblij blijzijn<<, zijn«, zegt ) Je bént bénter eri« !« — - en endit dit zegt z'n moeder »Je beteekent: je leeft, je bestaat, bestaat, evenals soms het enkele enkele werkw. werkw. zijn: zie beteekent : je zijn : zie leeft, je § 262. Deze versteende er wás, erwaren wáren heeft deze versteende groep groep van er {s, is, er was, er zijn, zijn, er functie in allerlei allerlei uitgebreide uitgebreide verbindingen: verbindingen: Er is 'n mán ts iets iets niet in orde. -— Er is niets man bij bij de de deur. deur.--- Er is bedr6g bedrog in in 't spel. -— Er is in orde. -— 'k Hoor, Hoor, dat dat er er sjans sjáns 33 was (Bru.). -— Er waren waren dikwijls - Er was 'ns dikwijls scènes. — 'n man. -— Lang was er er niets dan het gemaal gemaal der Looy).der pooten pooten (v. Looy). — Zie ook: het het passief §§ 281 281 en onpers. onpers. ww. §§ 222. —
—
—
—
Opm. 1. De vorm vorm er is etc. etc. kan worden verzwaard verzwaard door het (oorspr.) voornw. er (d'r), een 257. een oude oude 2de 2de nv. nv. mv.: zie §§ 257. Opm. 2. Evenals alle voorzetselbep. voorzetselbep. kan kan ook ook hier de de voorzetselbep. voorzetselbep.worden wordenvervangen vervangen door een voornaamw. bijw. door bijw.ereruit, in verbindingen, verbindingen, die die niet niet meer meer te te uit, ee;:{n, rin, etc. Soms in bepaald is: 't Hooge Hooge woord woord was eruit. — - Je bent erbij. erblj.ontleden zijn, omdat er on onbepaald — Hij is ervanclDor.ervandoor. — § 'JJü 267 6' 6° Zijn ++een eenvoornaamwoord. voornaamwoord. » Je bent 't toch zeker »Je zéker geweest zei de develdwachter. veldwachter. — - Hier Hier duidt duidt't 't geweest !»!« zei omschrijvend een eigenschap aan, die omschrijvend die de de spreker spreker liever liever niet niet noemt'. noemt 4 Het pers. vnw. staat in in den den accusatief accusatief:: Dat deed ik, als als ik ik hem was. Een pers. vnw. Dat deed was. Een niet te ontleden ontleden verbinding verbinding is: Jij Jij bent bent'm 'm! I— - Alleen Alleen in inpoëtischen poëtischen en en .
1i
vgl. §§ 240. 22 Zie §§ 257. 33 kans op werk. 44 Vergelijk over het het onbepaalde onbepaalde het: §§ 132.
182
verheven stijl vinden we den datief" en genetief 2 van 't pers. voornw.: H u n is 't geloof (Perk). — Hunne r is het koninkrijk. — Algemeen gebruikelijk is de verbinding met aanw., vragende, en betr. vnw.: Eerlijk, ja, da't 3 is hij. — Wie is hij ? — Slimmerd die 3 hij was. — Deze verbinding is gelijk aan die met een substantief (zie 1°). — 268 Tot bijzondere ontwikkeling is, vooral in de omgangstaal, gekomen de verbinding van zijn met de hierboven besproken woorden, bij het subj. dat, 't (het geschreven). Evenals daar verliest ook dat geheel of gedeeltelijk zijn aanwijzende functie. Dikwijls heeft het nog vooruit- of terugw ijzende functie in het verband met hetgeen volgt of vooraf gaat. Soms is ook deze functie verdwenen en »'t<< onbepaald geworden. We noemen de gebruikelijkste zinnetjes met ' t is ('t was) als inleiding. Het gedeeltelijke of totale verlies van eigen beteekenis der twee woorden is oorzaak, dat ze uit den zin gemist kunnen worden, zonder dat het »gezegde» er onder lijdt ; men ként het »onderwerp» al. 1° Zijn + subst.: ('t Is) een schande! — 't (Is) zoo'n lange kerel! — ('t I:,) jou beurt! — ('t Is) 'n moeilijk geval. — ('t Is) komedie. — ('t Is) vijf uur. — ('t Is) geen praatje, hoor! — ('t Is) tijd. — ('t Is) na ri gheid. — 2° Zijn + adj.: 't Is noodig. — ('t Is) goed. — 't Is beter. — ('t Is) klaar. — 't Is puur, man! — ('t Is) ook toevallig. — 't Is waar.—'t Is naar. — 't Is erg. — ('t Is) mooi, hoor. — ('t Is) mogelijk. — Opm. Deze zinnetjes vooral kondigen een onderwerpszin aan : 't Is noodig dat hij komt. — ('t Is) aardig, om te zien. — 't Is waar: hij is dom. —
Uitbreidingen der verbinding zijn : 't Is hier ook zoo donker. -- 't Is daar vochtig. — 't Is de moeite niet waard. — Opm. Het adj. is »samengetrokken» in : Maak het niet erger dan het al is.
—
3° Zijn + een infinitief: Is dat loopen ! — Da 's stroope! — Met 'n half uur is 't vare. — Dat was 's 'n pijpie opsteke en zoo ... (Bru.). — 4° Zijn + voorzetselbep.: 't Is voor 't laatst. 't Is voor je kindere, wat je gaat doen. 't Was in Leiden. 5° Zijn + bepaling met »a ls» (alleen in litt. stijl) : Het was als een vlucht soms uit haar eigen huis. 6° Zijn + adverbium: ('t Is) voorbij. ('t Is) uit! ('t Is) op! 't Is over! 't Is zoo. 7° Zijn + een voornw.: 't Is toch wat, op mijn jaren! — Wat is 't ? — —
—
—
—
—
1
—
—
—
—
Waarschijnlijk een Latinisme. 2 Een Graecisme in Bijbelsche taal. 3 Zie § Ø.
183
Opm. ('t) kan terugwijzen opeen eenmeervoudig meervoudig antecec:lent, bij antecedent, staat bij terugwijzen op Opm.Omdat Omdat het het vnw. dat ('t) bakker.-— Nu doe .'t. meervoud:: 't Waren Waren de knechts van den bakker. »'t« soms soms een een Vf. in het meervoud je alsof het daar allemaal zwetsers zijn (G. d. W.). -—
§ 269 Ook andere werkwoorden werkwoorden dan dan zijn subject zijn dienen tot verbinding van een subject . met een gezegde. gezefde. Vergeleken met het verbindende »zijn», »zijn«, duiden met een duiden zij zij vaak vaak een worden. modaliteit of aspect aan. Hetbelangrijkste Hetbelangrijksteverbindendewerkw. verbindendewerkw. isis worden. zwaar geaccenDit werkw. heeft, wanneer wanneer het zonder geaccen~ zonder ander gezegdewoord zwaar tueerd (en dat dat isis even evenzelden zeldenhet hetgeval gevalals alsmet met»zijne) )zijn«) tueerd bij het subject staat (en de beteekenis van ontstaan, beginnen tete leven: letJen: ontstaan, beginnen Een wilde wilde begeerte begeerte wórdt hem, met hevigheid hevigheid groeiend vanseconde secondetot totseconde seconde groeiend van wordt in hem, (v. Nouhuys). Nouhuys).— Verbonden »gezegdewoorden« en en zwak zwakgeaccentueerd, geaccentueerd, omschrijft omschrijft Verbonden met »gezegdewoorden» aspect) : het den overgang in een anderen toestand (inchoatief aspect): hetdnovrgai entosad 1° worden ++ sub'3t. Inde omgangstaal: hij wordt wordtdokteretc. Inpoëtischen dokte r etc. In poëtischen subst. In de omgangstaal: stijl: Nieuwe smart smartdie die kegels wordt = die in steenen stefmen kegels kegels en steenen steenen = wordt en overgaat overgaat (Perk). — Opm. het wordt wordttijd! tijdlOpm. Ook Ook bij 't subj. het: het —
2° worden + adj. In In de deomgangstaal omgangstaalheel heelgebruikelijk: gebruikelijk: Toen werd ik worden + Toen werd driftig. - Om Om gék van te te worden! worden! — - Hij Hijwordt wordt wakker. — - Is hij hij ineens ineens driftig. — Hijwordt wordt beter. zoo muzikaal geworden? beter. — geworden ? -— Hij Opm. - Die wordt Opm. 't Wordt tete bar. — wordt goedlgoed! —
worden ? -— worden + 3° worden + bijw.: Zouden we we zelf zelfook ook zoo worden? r. — Andere verbindingen zijner zijner niet nietveel veel:: Ze wordt wordtnet net als haar haar moede moeder.Dat wordt wordt wat. wa t. — voortdurende Ook verbinding met met blijven blijven duidt duidt een een aspect aan; de voortdurende aspect aan; Ook de verbinding toestand: leverancier. - --De met lijken, lijken, toestand : Je blijft onze le v e r a n c i e r. De verbindingen verbindingen met schijnen, heeten (= zijn»naar »naar men beweert«), voorkomen 11 beweert»), dunken I, 1 , vóorkomen schijnen, blijken, heeten (= zijn
duiden modaliteiten aan (waarschijnlijkheid, twijfel, voorzichtige mede~duienmoalt (wrschijnlked,tfvorzichgmed deeling). Al men »koppelwerkwoorden». )koppelwerkwoorden{l. Er Er zijn zijn Al déze verbindende werkw. noemt men verbindende werkw. van hun hunetym. etym.beteekenis beteekenisdezelfde dezelfde allerlei bij verzwakking verzwakking van allerlei werkw., werkw., die bij functie verrich verrichten ten:: Het valt me zwáar. - De Deverwerking verwerking van van deze deze stoffen beteek.ende een bron van inkomsten inkomsteD zwiar. — stollen beteekende voor de gemeente. — - Zij Zij ziet er aardig uit. — ziet er Zie ve verder 255. rder §§ 255. me verstandig. verstandig. —W - Wat enschoon schoon docht, docht, hebt ge in 't lied lied gegoten gegoten (Perk). (Perk).— at waar waar en Dat dunkt me Dat komt m e wat gewaagd voor. VOOT. — komt .m
1
184
VERBINDING VAN HULPWERKW. EN INFINITIEF. § 270 Er zijn werkwoorden die, verbonden met een Inf., hun etymologische beteekenis meer of minder verliezen. De Inf. is dan niet meer een object of bepaling bii het Vf.; integendeel, het Vf. is een bepaling van tijd, aspect of modaliteit bij den Inf., het Vf. heeft de functie van hulpwerkw. Deze verandering in de geleding van het gezegde gaat samen met verzwakking van het accent van het Vf.; vergeleken met dat van den Inf. De belangrijkste hulpww. met een Inf. zijn: zullen, willen, moeten, mogen, kunnen. Een andere groep van verwante hulpww. zijn de werkes . van beweging en rust: komen, gaan, loopen, zitten, liggen, staan, blijven. I. Zullen, willen, moeten, mogen, kunnen. § 271 De moeilijkheid is, ten eerste, dat deze werkw. maar zelden hun etym. beteekenis geheel en al verliezen en ten tweede, dat zij dikwijls zooweleen modaliteit als een tijdstrap omschrijven, in het bijzonder een menging van waarschijnlijkheid mogelijkheid en futurum. Behalve de gewone grammatische modaliteiten drukken zij ook nu en dan nog een schakeering van subjectieve modaliteit uit, een gevoelsuiting van den spreker. Dit alles maakt het begrijpelijk, dat we de vele schakeeringen in de functie van deze werkw. alleen kunnen onderkennen, door onderscheid te maken naar het tempus, de drie personen, en den aard van den zin. 1 A. de praesensvormen. 1 0 de 1 ste persoon: § 272 Deze is nagenoeg beperkt tot de omgangstaal; althans vinden we daarbuiten geen bijzondere schakeeringen in de beteekenis. a. ik zal. — Dreiging + futurum : »Ik z a 1 aan den schipper vertellen, wat een lamme kerels jullie zijn». --Bereidverklaring + futurum: » Ik z al je den bottelier wijzen, hoor, heb maar geduld». —Aangedikt door »wel
—
1
Zie ook den Konjunktief, § 173 enz. en de mo daliteiten § 12.
185
In den vragenden spoor der etym. beteek. bewaard: dwang etym. beteek. bewaard : de dwang vragenden vorm is nog een spoor van een een machtige machtige noodzaakt den spreker. spreker. Weliswaar verbleekt: verbleekt: »Zal ik ook bij je bij je komen »machtige«. »Waar »Waar zal ik komen?«?» --- Hier is de aangesprokene de »machtige». zal ik vinden ?» Hier is een hoogere macht dan ooit ruste ruste vinden ?« - Hier macht den spreker de baas. den wanhopende wanhopende:: »Wat » Wat z a I ik nog blonde bloemen Ook in de vraag van den zal plukken ?« (Perk). plukken ?» b. ik wil. De De etymol. etymol. beteek. beteek. in: in: »Laat me me door! door! Ik Ik wil den schipper schippersprespreken!» - Door adverbia verzacht tot wensch: wensch : »Dat »Dat is goed. Ik ken!(' Ik wwil adverbia verzachttot i l haar wel eens hooren zingen«. Wees maar gerust, ik w zingen». - of bereidverklaring: bereidverklaring : »»Wees wili I wel vergoeding geven«. Voor ik geven». - Enkel nog maar voornemen: voornemen : »»Voor ik te te pletter pletter slaan, wil ik je je groete« - Louter omschrijvend »Dat willen groete<< (Bru.). — omschrijvend hulpww. in: »Dat we hopen«. laatste geval wordt wordt de de tijdstrap tijdstrap van van bet qet praesens praesens we hopen». - In In dit laatste aangeduid; in in de de andere, andere, voorzoover voorzoover»willen» »willen« hulpww. hulpww. isis geworden, geworden, valt valt de handeling, door door den den Infinitief Infinitief uitgedrukt, uitgedrukt, in in de de toekomst. toekomst. vragenden zin, waar In den vragenden waar het het werkw. werkw. geheel geheel tegengesteld z'n etym. etym. tegengesteld aan z'n beteek. fungeert, fungeert, wordt de modaliteit van het het aanbod omschreven: beteek. omschreven : »Wil ik zoolang schuit vasthouden ?« vroeg (Bru.). — - In In het het zoolang de schuit vasthouden ?» vroegik ik gedienstig gedienstig (Bru.). meerv. adhortatief: »Willen we een een paar paar van van die diekuikens kuikens vangen?» vangen?« meerv. de adhortatief: »Willen we vroeg Arie. Arie.— C. ik c. ik moet. De noodzaak: uur?! ikvliegen!« noodzaak : »Wat? »Wat ?alal vijf vijf uur ? ! dan dan moet ik vliegen!» (Arm.). plicht: »Names »Names de heer (Arm.). -— De plicht: heer Officier Officiervan van Justitie Justitiemotte motte we jeje geweer af komme - De nadrukk. wensch: »Zoo komme neme« neme» (Bru.). (Bru.). — »Zooeentje eentje moet moet ik er ook hebben«. mededeeling zonder meer:: »)} Je hebben». - De nadrukk. nadrukk. mededeeling zonder meer Je neemt neemt het nog al al kalm kalmop, op, dat dat moet moet ik zeggen«. zeggen». -— In den vragenden vragenden zin het het dreigend »Wil je koest zijn? ik je je dreigend aanbod: aanbod : »Wil zijn ? Mot Mot ik ?« Inde pronom. vraagde twijfel: »Wat mo e t ik ik nu beginnen?» beginnen ?« moeder roepen roepen ?» In de pronom. moet twijfel: »Wat De handeling door den Inf. Inf. uitgedrukt, uitgedrukt, ligt ligt in in het het futurum, futurum, of of is is onzeker. onzeker. d. ik mag. Als omschrijving van het verlof nog vrijwel vrijwel zelfzelfverlof is het werkw. nog standig 11 :: »»Fijn, Fijn, ik den!!»«- [I ronisch Jazeker!! ikmag mag schaatsenrij schaatsenrij den ronischgeschakeerd: geschakeerd : »»Jazeker a g dekruimeltjesopeten!«-Noodzaak: de kruimeltjes opeten!» Noodzaak : »»Ik en ik ik m mag mag !«Ik m a g me wel haasten haasten!» e. ik kan. In staat zijn: zijn: »Ik geen aanloop aanloop nemen«. Verlof vooral in »Ik kan geen nemen». Verlof vragenden zin: ik gaan, Mevrouw?«zin : »Kan ik Mevrouw ?» — §273 de omgangstaal. tweede persoon; ook nagenoeg beperkt tot § 273 200 de de tweede a. je je zult (zul je, zal je). Wanneer zal je). Wanneer men iemand dreigt, dreigt, is er nog ten deele de etym. beteek.: beteek.:»Dat »Datzzal je me me betalen!» betalen!« - Aanmoedi.ging a 1 je Aanmoediging + futurum: »Goed zool Je zult het gauw leerenl« je»Goedz!Julthgaw leeren !» - »Loop »Loop maar maar door, door,dan danzul zul je hem wel vinden«. - Dreigend bevel, praesens: praesens: »Zal houden?« — vinden». — »Zal je ie je mond houden?» —
—
—
.
—
—
—
—
—
—
—
—
—
kan men dan ook het het werkw. werkw. zonder Mág je? — - Ja, Ja,ikikmág mág! - Vgl. Hier kan zonder Inf. Inf. vinden: Mag I— § 276 Opm.
1
186
b. je wilt wilt (wil je). De etym. beteek. in in:: »Als »Als ie je maar je wilt, wilt, kinderen, kinderen, ga je naar huis«. naar huis«. — - Opdracht metadv. adv. of in vragenden vragenden zin: l>Je Opdracht of verzoek, met »Je wilt me wel wel't 'tantwoord antwoord van vanjejevader vader brengen«. je me me 't't antwoord wilt me brengen». «Wil je mee terug brengen brengen?«?» --- In vragenden zin ook omschrijving van dreigend dreigend bevel: Wil je je koest koest zijn zijn?» ?« — bevel: »»Wil cC. je je moet. Noodzakelijkheid: Noodzakelijkheid: »Je c. »Je moet slim slim zijn« »Kietel zijn» raadde Harmen, »Kietel hem eens/«eens » -- Plicht: hem Plicht : »'t vrouwen vier kinderen kinderen »'t Is Is toch wat as je voor een vrouw en vier de kost kost op op mot hale!« - Bevel: »Thuiskomen »Thuiskomen!! Thuiskomen hale ! » (Bru.). — Thuiskomen moeten jullie jullie!«!» -— Met een een adv. gestelde voorwaarde: voorwaarde: adv. omschrijving omschrijving van van een gestelde »Dan mot mot jeje bootwerker ~Dan bootwerker wue zoo'n schip dankun kun jeje je je weze en en dan dan op op zoo'n schip ... ... dan pleizier op!q!» (Bru.). - Een Een wensch van het pleizier op (Bru.). — het sub subj.: j .: »As »As je mij mij mot mot hebbe, Nebbe, kom je maar bij me» me« (Bru.). (Bru.). -— je mag (inoogt). d. je (moogt). Etym. beteek.: beteek. : »Dat jij Riekie Riekie niet niet meer meer aan»Dat mag mag jij doen !« (Bru.). - Omschrijving Omschrijving van een een raad raad of of bevel: be/Jel: »Snap »Snap jij jij 't, 't, dan dan doen !» (Bru.). — mag je je 't 't zegge« zegge» (Bru.). -— «Wat kun kun jij fel kijken e. je kan (kunt). Etym. Etym. beteek.: kijken !»1« -— Met adv. ome. beteek. : «Wat schrijving van van een een bevel: watmij mij aangaat aangaat nu nu wel wel weer weer in in jeje schrijving bevel : »Je »Je kunt, kunt, wat (Kievit). --- Mogelijkheid: »Ja, boot stappen« »Ja, 'n brutaal antw;)ord je stappen» (Kievit). antwoord kun kun je als je krijg;m, je alleen alleen maar maar vraagt vraagt hoe hoelaat laatzezevaren varen!»1« (ironische (ironische toon). toon). krijgen, aIS In vragenden je me ook helpen aan een dubbeltje dubbeltje?» ?« vragenden zin een verzoek: »Kun je is het omschrijving van een bevel: bevel: »Kun je -— Met Met negatie is het de de omschrijving je niet fat?» — soenlijk met twee woorden woorden spreken ?« persoon. Deze komt ook buiten bijzondere § 274 3° de derde buiten de omgangstaal omgangstaal in in bijzondere derde persoon. § de aard voor. Vooral Vooral hier hierblijkt blijktop opde debeteekenis beteekenisvan vanhet hetwerkw. werkw. de aard functies voor. van het het subject subjectvan vaninvloed invloedte te zijn.Daarentegen Daarentegenwijkt wijkthet hetgebruik gebruikin in zijn. vragende van dat datin inmededeelende. mededeelende. vragende zinnen niet af van hij zij zij(het) (het) zal (zij zullen). Deetym. etym.beteek. beteek.schemert schemert nog nog door door in in a. zullen). De a. hij archaiel~e staandeuitdrukkingen uitdrukkingen: Lang z aalI ie leve! Lang zz a Il ie brande« leve !»«-— •*Lang brande» archaleke staande : »»Lang (Bru.). — - Het Het is een een omschreven omschreven imperatief of wensch. wensch.Vooral Vooralgebruikelijk gebruikelijk waarschijnlijkheid in het praesens is het hww. hww. voor voor omschrijving omschrijving van van de de waarschijnlijkheid »De sloot za of futurum futurum;; met en zonder adv. (wel):: »De zal1 wel niet zoo diep diep zijn adv. (wel) daar{(. »'t Zal de post post zijn; ga ga maar maar 'ns 'ns kijke«. kijke». -— I.'Wat »Watzullen zullen jeje daar». -— »'t Zal de herinneren, dat de ouders blij zijn, je er door bent bent! !«« — - Men Menz zal a 1 zich herin~eren, zijn, dat je minister... ... (N. a l deze vraag minister (N.R.R.C.). C.).— - Zonder Zondervoorbehoud voorbehoudzzal vraag bevestigend bevestigend beantwoord,tenzij tenzij......(N. (N.R. R.C.). C.).--- »Ze mogen worden beantwoord, »Ze zullen zullen't'twel wel mogen worden goedvinden, dat dat je blijft eten». eten«. — - »Morgen »Morgen zal hij hij wel welanders anderspraten». praten«.— verzekerdheid + aanvallen». -— Stellige »Ik Stellige verzekerdheid » Ikben benbang bangdat datzezeme mezullen zullen aanvallen«. ^-
1 bij 't't perf. perf.. voor waarschijnlijkheid: Wat z aaI1hij ben! hijraar raaropgekeken opgekekenheb hebben! voor de verleden waarschijnlijkheid: 1 ook hij -— vgl. §§177 177 Opm. 1.
187
(ook ironisch futurum: »Je zullen geen geen pleizier pleizier aan aan je je beleven!«( beleven!» {ook »Je ouders zullen zonder betaald worden». worden«(. — - De De etym. etym. be~ bezonder negatie!} negatie !)- —»Dat »Datgeld geldzal zal wel betaald teekenis bij zwaar zwaar accent accent op op»zal» »zal«( 1: »Datgeld geldzzál betaald worden!
nietb. hij wil etc. etc.Etym. Etym.beteer.: beteek.: »Pa, wil me me niet niet helpenl«( »Pa, hij hij wil helpen!» -— Bij niet~ hij wil levend omschrijving van van 't futurum futurum:: »Ik ga 'ns 'ns kijken, kijken, wat wat 't't levend subject omschrijving wêer »onpersoonl. werkwoorden» werkwoorden«( isis »willen«( Bij »onpersoonl. »willen» enkel weer wil doen«(. doen». - Bij omschrijvend hulpww.: hulpww.:»'t»'t Wil lukken«( (= niet. ) Wi 1 maar maar niet lukken» (= 't Lukt maar niet.-) - Mij wil1 geen geen and're and're Aprils-lucht Aprils~lucht heugen (Penning) Zoo rein rein ... ... (Penning) Mij wi heugen II11 Zóo (( = ==mij mijheugt). heugt). -— c. hij moet etc. Noodzaak, plicht en dwang: »Dat »Dat werk werk moet moet eerst gedaan Noodzaak, plicht moetaltijd altijdenenoveral overalzingen!» zingen 1«(— - »Hij »Hij worden(l. »Een kunstenaar kunstenaar moet worden». -— »Een gerucht : »Het móet hij zál zálgehoorzamen». gehoorzamen«(. — - De De onzekerheid mó e t en hij onzekerheid van het gerucht: moet vréemde toestand tóestandzijn zijn!»1«( m ó e tdaar daar een een vréemde d. hij mag etc. Behalve Behalve een een verlof toege~ verlof omschrijft omschrijft het het hww. hww. vaak een toegevende modaliteit 2: allemaal zijn, zooals je je zegt, zegt, ik ik laat laat hem hem 2 : »Dat »Dat mag mag nou allemaal niet weer in m'n huis huis!« Inf... drukt noo~ !» -— Met Met een passieven Inf drukt 't hww. de noodzakelijkheid in ambtelijken ambtelijken stijl: Met Met voldoening voldoening mag worden gemegeme~ zakelijkheid uit, in moreerd, - In vragenden vorm vorm dubitatieve modaliteit: Wat of dat moreerd,dat dat... ... -dubitatieve modaliteit: klotsen toch beduiden mag? mag ? (Perk). e. hij kan etc. De De gewone gewonebeteekenis beteekenisisis»in »instaat staatzijn», zijn(l,vooral vooralmet met negatie: »Zonder wehet hetwerk werkniet niet af krijgen». krijgen«(. - Verder de mogelijk~ mogelijk»Zonder jou joukunnen kunnen we heid, of de de omschrijving omschrijving van wat wat gewoonlijk »Daar op die gewoonlijk het het geval is: »Daar platen daarkkanne Hannes ?» ?«((Bru.). platen daar a n n e wat wat 'n roppies 33 en vogeltjes zitte, wat Hannes (Bru.). zi t t e, wàt waarschijnlijkheid: »Als »Als je ja hem hemniet niet kunt kunt opwinden, opwinden, kan kan hij hij wel wel stuk stuk -— de waarschijnlijkheid: zijn». - Een Een staande zijn«. staande vorm vorm voor vooromschrijving omschrijving der der noodzakelijkheid noodzakelijkheid. is: »We kunnen kunnen niet anders anders dan danonderstellen onderstellen dat Bouts Bouts later zich gevestigd heeft in Haarlem» Haarlem« (N. R. C.). C.). —
-
—
—
—
—
—
—
§ 276 Opm. lOok 2de pers.. pers.;JeJemmoogt pralen wat je je wilt wilt ... ... ik = robben. 2 Ook in 1Jste ste en 2de o o g t praten ik ... ... 83 -=
1§
188
B. De verleden vormen. § 275 1° Zij duiden gebeurtenissen in het verleden aan. De besproken functies van de praesens-vormen zijn ook eigen aan de verleden vormen, wanneer de spreker of schrijver verleden gebeurtenissen bedoelt. Het verschil in tijdvorm brengt dan niets méer teweeg dan het verschil in tijdstrap, dat door verleden vormen van gewone werkwoorden wordt aangeduid: »Moest je vanmorgen boodschappen doen?» »Nee, ik wou met dat weer niet uitgaan.» Ook in het verhaal: Berry kon geen kwaad doen in Papa's oog; hij was z'n lieveling. — Ze hield even stil alsof ze iets wou zeggen. — Vooral bij de weergeving van gedachten natuurlijk: Ze liep gejacht te denken : »Laat al ... Misschien was Lot er en ze wou vandaag niet vroeg thuiskomen.» — en in de Indirekte rede : Een verdere mededeeling was, dat die woningen niet als maatstaf konden worden beschouwd bij de berekening i. c. op het congres. — In 't bijzonder is zou gebruikelijk bij de weergave van gedachten en mededeelingen van anderen uit het verleden, waarbij de functie van zou verschilt, al naar de functie van het gedachte of gesproken praesens, dat er door vervangen wordt: —
t Z o u voor zijn zwager ook geen pretje zijn, dacht Paul ... die hield niet van familiesleepen (Arm.) — Ik dacht niet dat jij nog komen z o u. — Maar Toon en ik repten ons weg. Want met 'n half uur voer de Alkmaar Pakket, die ons tegen den avond in den Helder zou brengen (Bru.). — In het laatste voorbeeld beschrijft de auteur een futurum van het verleden: »verf. toek. tijd». In historischen stijl vooral in profetische beschouwingen
die vooruitloopen op den gang der gebeurtenissen: Voorjaar van 1815 ... Napoleon terug in Frankrijk ... vol hoop en vuur ... Maar hij z o u te Waterloo niet gelukkiger zijn dan te Leipzig. In de omgangstaal: We zouden juist gaan eten, toen er gebeld werd .. . § 276 2° Zij duiden gebeurtenissen in het heden aan. —
Evenals het impf. van gewone werkw. dient ter omschrijving van de nietwerkelijkheid in den tegenw. tijd, zoo ook dat der »hulpwerkw.» : vgl. §156 : 3°. Vooral bij 't gebruik van hulpww. (aangevuld door bijw.) voelen we duidelijk de voorzichtige, aarzelende benadering van de werkelijkheid door de voorstelling in het verleden:
»Nee» zeit die kattebeier, zoo zoet as 'n klabbes 2, »maar om de aardigheid wou 'k nou toch wel 's wet e, of 'k jou die nacht niet gezien heb in 't veld»'(Bru.). -- »Eigenlijk moest ik jullie allebei je beenen stukslaan» (Kievit). — »Als je goed aanpakt en we mochten toevallig een schip ontmoeten, dat weer naar Holland gaat, dan zullen we je daar op zien over te zetten.» Vooral ook in twijfelende vragen: »Wou je soms liever hier in 't hoekje —
1
vgl. zal = waarschijnlijkheid -I- praes. 2 -bis, (klapbes).
189
zitten Het isisduidelijk, duidelijk, dat dat ininvroegenen vroegeren tijd tijd in in het het Impf. Impf. van van zitten ??(l << _1 -- 1 Het den Konjunktief dubbele mate mate de devoorstelling voorstellingder derniet-werkelijkheid niet~werkelijkheid Konjunktief in dubbele werd werd gegeven. zou, dat, dat, met met volkomen volkomen verlies verlies Belangrijk Belangrijk isis de de verbreiding van het hww. zou, van zijn etym. etym.beteek., beteek.,allerlei allerleischakeeringen schakeeringender derniet-werkelijkheid niet~werkelijkheid van zijn omschrijft. en ook ook in inanderen anderenstijl stijlhebben hebbende de1 1ste ste en en2de 2de omschrijft. In den dialoog en persoon vooral de voorzichtige voorzichtige en de onderstellende onderstellende functie: Ik cI'ruit d'rzoo zooin in bijten. I k zo z o u je raden er niet reen been te gaan.gaan. -- Die Die appeltjes zien d'r uit ... ... jejezzou o u d'r bijten. -— Wij zzou minister met de soepele toepassing e t te te o u den meenen, dat dat de minister toepassing van vandat datrecht rechtniniet ver behoeft te gaan R. C.). - erIsdan er dan reden ongerustheid? Ja,zou zouden wij ver behoeft te gaan (N.(N. R. C.). — Is reden tottot ongerustheid ? —- Ja, den wij wIllen (N. R. R. C.). C.). willen zeggen, zeggen,1I1s sls men men... ... (N. —
De onderstelling onderstel/illg is uitgedrukt in een adv. adv. of voornaamw. voornaamw. in: Daardoor zou Daardoor Dat zou z o u je alles weer bederven bederven!I -— Dat z o u jammer jammer zijn zijnI!- —Het Het isis een een wilde; een tamme - We We moeten moeten verder verder onderondertamme zou z o u z'n z'n nest nest niet niet zoo ver van huis maken (Kievit). --stellen na z'n z'n huwelijk huwelijk naar naar Holland Holland is is uitgeweken. uitgeweken. Dil zwijgen stellen dat Bouts na Dit zou z o u ons ons het zwijgen verklaren van verklaren R. C.). C.).van de documenten documenten uit uit dien dien tijd tijd in België (N. R. Wanneer zou + inf. in een een voorwaardelijk voorwaardelijk (of {of ook: ook: concessief) concessief} zinsver~ zins ve rzou + band staat, noemen noemen we we z'n z'n modaliteit modaliteit voorwaardelijke wijs {conditionalis}: b and staat, (conditionalis): voorwaardelijke wijs Ook al wist ik het, dan zzou - Als Als je je niet niet zoo zoo stout stoutwas wasgeweest, gl'weest, o u ik ik het je nog niet vertellen. — zou nu mee mee mogen. -— zou jeje nu Bijzonder het voorzichtige, voorzichtige, aarzelende, aarzelende, dubitatieve Bijzonder gebruikelijk gebruikelijk isis het dubitatieve of onderstellende {hypothetische} onderstellende (hypothetische) zou z o u in in vragende zinnen: Zou sprin@'cn?-Zoujenou heusch niet niet even terug Z o u ik ik een een loopje nemen I'n en over de sloot springen ? — 7 o u je nou heusch willen zeilen il? -— Zou wilde zwaan zwaanzijn zijn? - Hoe Hoezzou dat aanstaan il? -— Bezwaar Z o u het een wilde ?— o u jejedat vond die regeling niet. niet. Waarom Waarom zzou ook?? (N. C.).ou a2 zij ook (N. R. C.).— Buiten de omgangstaal Buiten omgangstaal is als als bijzondere bijzondere functie functie van van zou ontwikkeld de omschrijving omschrijvingvan vaneen eengerucht, gerucht,een eenonzeker onzekerbericht: berichtNaar : Naarhet het gerucht gerucht w i I, zou zo uhij hijnaar naarAmerika Amerika zijn gevlucht. gevlucht. --- Te vergelijken vergelijken met den praeprae~ wil, sentischen vorm in in de de directe directemededeeling mededeeling:: Hij zal Amerikazijn zijn sentischen vorm z al (weL) (wel) naar Amerika gevlucht. — - Verder: Verder : Van zekere ij de (!) Van ze k erezzij (I) worden worden de defabrieksartsen fabrieksartsen als al. arbeiders arbeiders in in loondienst loondienstder dergrootgrootindustrieelen industrieelengedoodverfd, gedoodverfd,die diehet het woord woord zouden zouden spreken spreken van degenen, wier brood zij eten (N. R. C.).—De zij C.).-De Chinees Chinees zou, hetgetuigenis getuigenis den hofmeester, zou,volgens volgens het vanvan den hofmeester, een groot vleeschmes vleeschmes dreigend dreigend ter ter hand hand hebben genomen genomen (N. 0 I gen s de (N. R. R. C.). C.). )) -—VVolgens voo rl 0 0 p i ge u i t kom s ten der volkstelling volkstelling zou zouhet hetaantal aantalwoningbehoevenden woningbehoevenden te vor!pigeutkms en der Amsterdam Amsterdam 181.000 bedragen (id.). bedragen (id.).In ambtelijken ambtelijken stijl stijl houdt men gaarne gaarne »een »een slag om om den den arm» arm« door door de de houdt men omschrijving van van het het gezegde in den omschrijving den bijzin bijzin d. m. m. v. zou (het voorzichtige voorzichtige of het dubitatieve: werkelijkheid of aan de de waarheid waarheid van van dubitatieve: twijfel twijfel aan de werkelijkheid mededeelingen van van derden) derden):: De klacht klacht betreft betreft de de bewering, bewering, dat dat in inde detoekomst toekomstrestitutie restitutievan vanpremiën premiënzzou vero u worden ver—
—
1
Zie lie §§ 286c. 22 vervangend hww. hww. §§ 279a.
190
kregen bij voor-overlijden van verwachtingen zzou opgewekt, bij voór--overlijden van verzekerden, zoodat verwachtingen o u den zijn opgewekt, die niet vervuld zzouden o u den kunne'! worden (N. R. C.). C.). — - De Devraag, vraag, op op welke welke wijze wijze de de uituitkunnen worden o u kunnen betaling zzou ..(!). (l).kunnen worden wordengere!!eld geregeld. ... —
stijl vermijdt In soberen soberen stijl vermijdt men men zou daar immers immers de zou in den den bijzin liever, daar modaliteit hoofdzin, uit uit andere andere hulpww., hulpww.,en enden den modaliteit uit het verband met den hoofdzin, aard van het voegw. aard voegw. meestal meestal duidelijk duidelijk blijkt. blijkt. Sober is ambteis dan ook de ambtelijke schrijver schrijver niet, niet, die in lijke in den den bijzin bijzin de deomschrijving omschrijving met met zou doorvoert »zou<<« van in blijkbare assimilatie aan »zou van den hoofdzin 1: 1: Het zouons onsverheugen, verheugen, indien indienna naonze onzeopmerkingen opmerkingen de destijl stijlminder minder slecht slechtzzou Het zou o u zijn geworden (N. R. C.). — Het zou Zijn indien de regeeringspoedigzou geworden C.).zouwenschelij wenschelijkk zijn regeering spoedig zou kku u nnnnen en aan kondigen, kondigen, welk peil waardevan vanden denfranc franc zzou wordenvastgesteld vastgesteld datdat en en opop welk peil dede waarde o u worden (id) . — (id.).-
Opm. Hun Hun etym. beteek. tie van zelfst. werkw. Opm. beteek. en ende defun._ fundie werkw. hebben hebben de dehier hierbesproken besproken ze zonder voorkomen: Je Je werkw. ook óok bewaard, bewaard, wanneer wanneer ze zonder Inf. . (en (en met zwaar accent) voorkomen: moet ~n en je je zult! zult! -— Ja, kankán niet, zegtzegt de de móet Ja, jejemag. mág. — - Jan, Jan, ikikmag! mág! — - Ja, Ja,dat datkan kán—- ik Ik niet, trage. -— En En als als hij hij nu nu niet niet wil! wil! — - De beteekenis is gewijzigd Als we we gewijzigd bij bij zwak accent: Als er maar maar geen geen kwaad kwáadmee mee kunnen! kunnen!(Kievit). (Kievit).—
II. De werkw. van beweging beweging en rust als hww. 11. hww. Inf . zonder te. § 277 Z17 A. met een Inf. Hoe gewoner 22 de verbinding verbinding is, is, des des te te zwakker zwakker isis de de oorspr. oorspr. finale finale beteebeteekenis Inf., des des te te duidelijker duidelijker is de de functie functie van van hulpww. kenis van den Inf., hulpww. van het omschrijven dan het begin der Vf. Loopen, gaan gaan en komen komen omschrijven der handeling; het zijn hulpww. van aspect. aspect. Loopen is nog ongewoon: Loopen ongewoon: .
grazen (v. Dadelijk Iliep iep het het dier dier grazen (v. Looy). — - Het Hetwerd werdzoo zoodonker donkerdat dathij hij haastig met Emilia in inde detent tentIliep iep schuilen (id.).Emilia (id.). —
Het algemeen gangbare gangbare gaan duidt in praes.vorm praes.vorm behalve het het begin begin der der futurum aan (aspect (aspect ++tijd) tijd): handeling ook het futurum :
t valle, dan Want as strakkies voor Tessel Tessel het hetwater water ga g aaatvalle, zadder 3a en dan dan gga dan steek je ze zadder ane me morge méer futurisch) futurisch)(Bru.). (Bru.).—Dan, los ... ... De plompe (het tweede isis méer - Dan, 't barstte barstte los Dekievit kievit morge plompe aan het tuiten aan tuiten 44 ••• ... En deinzen ging gingnu nuster sterna naster ster(Bastiaanse). (Bastiaanse). — - En Ende destroopeis stroopers gingen loópen.loopen..: So wil ick Opm. Vroeger en en e r ij den Opm. Vroeger in coordin. coördin. met met den den Inf Inf.: Sowil ick terstond ga gaen en bberijden 'topdevar(Hmsk.) 't op de vaert (Heemsk.).—
Komen staat staat vooral vooral in den den verleden tijd: tijd: Hij Hij kwam zeggen, zeggen, dat Komen dat ... ... -Nu Nu kwamhij hij bij bij ons ons in indat dat schijnsel schijnsel op op de de vuurplaat vuurplaat staan zwijgen (Bru.). — kwam Opm. Het In/. concurreert met een een Vf. Vf. ++part. part. perf. perf. 56:: In Mijntjes Opm. Hethww. hww.kwam kwam + + Inf. —
(Bru.). — toevallig de develdwachter veldwachter binnen binnen gekuierd gekuierd (Bru.).herberg kwam herberg kwam toevallig 1 3
uitgebreid tot tot een ander ander subject subject dan een levend wezen. vgl. zal §§ 274. 22 dat wil zeggen: uitgebreid = zooveel jeje wilt. 44 vgl. §§199. 199. 5ij vgl. vgl. §§183. 183. =
191
Blijven omschrijft het momentaan ± duratief aspect, of ook wel het Ik b 1 ij f weigeren. — duratieve alléen : Blijf nog wat praten ! B. Inf. + te. § 278 Liggen, zitten, staan, loopen met een Inf. -t- te omschrijven de duratieve handeling. De etym. beteekenis blijft echter bijna altijd bestaan: Die veldwachters lagen op mij te loeren. -- Hij zat te suffen in de bank. In den imperatief verbleekt deze beteekenis soms geheel 2 In de omgangstaal ook wel in andere zinnen: Hij zit me maar aan m'n hoofd te zaniken om een motorfiets. — Opm. 1. Verouderd is de concurr. verbinding in coördinatie: Hij zat en rookte. — —
—
.
Opm. 2. Merkwaardig is, dat deze werkw. als Inf., door een ander ww. begeleid, verbonden worden met een Inf. zonder te: Nu kwam hij bij ons in dat schijnsel staan zwijgen (Bru.). — Roosevelt die hem pas had zien loopen schrijven (v. Looy). — I k heb hem zien zitten schrijven. -- Deze Inf . aan 't einde vervangt waarschijnlijk een part. praes., praed. attr. gebruikt (vgl. nog bij Staring: De Weeuw staat peinzend op dit woord). --
II I. An dere hulpww. § 279 doen. a. Omschrijvend of vervangend hulpww. Het omschrijft het eigenlijke werkwoord : Daer na soo doet ve r l a n g h e n mijn Vorstelijck gemoedt. Thans nog, wanneer de Inf. voorop staat met zwaar accent vanwege den nadruk op de handeling : 3 —
Schréeuwe doet ie! -- Hij kreeg tranen in de oogen, maar zeggen deed hij niets (Kievit). — Liegen dat hij d o e t! — (oorspr. is dat hervatting v. d. Inf.) ---
Bij weglating van het hulpww. staat de zwaar beklemde Inf. alleen: 't Ventje is toch zoo ondeugend. Liege . ! — Vervangend: Dat is een dingen dat ge gij niet weet, wat dat het is& »Ik doe!<< zei 't ouder meiske boos (Gezelle). — Zoo had men, tien jaren te voren, op Java de verlossing van Batavia gevierd en zou, veertig jaren daarna, het er de inneming van Kediri doen (B. Huet). — Opm. Vervanging is een soort omschrijving: zie § 84.
b. doen als hww. van den causatief: De gedachte ... die den Minister deed besluiten tot dit voorstel ... — Opm. 1. In ambtelijken stijl voorál in omschrijvende constructies: Oorzaken ... die verschillende stelsels naar voren deden komen (N. R. C.). Vgl. § 84. Opm. 2. Over laten als hulpww. zie § 202 enz. Over schijnen, blijken, heeten als hww. zie § 207. 1 Zie verder Inf. + te, § 208. 2 Zie § 208, 292. 3 De verbinding heeft dezelfde waarde als vroeger de woordsch. Vf. S. A., waarbij het werkw. eveneens zwaar accent had.
192
.
HET PASSIEF PASSIEF(de (deLijdende LijdendeVorm). Vorm).
§ 280 280 Een subject verbonden verbonden met met een aezeade in in passieven passievenvorm vorm ondergaat ondergaat een gezegde de gevolgen gevolgen van waarbijeen eenander andersubject subject actief actief is. van eeneen g e bgebeuren, e u ren, waarbij Het passief subject (lijdend onderwerp) is niet alleen het grammatischeHetpasifubjc(ldnoerwp)istalnhgrmisce maar meestal meestal ook het maar het psychologische psycholoaische (eigenlijke) onderwerp van den zin, zin, (eigenlijke) onderwerp nl. de zelfstandigheid waarmeeiets iets gebeurt gebeurten enwaarover waaroveriets ietsgezegd gezegdwordt. wordt. zelfstandigheid waarmee Het subject staat staat bij bij het hetgebeuren gebeuren op opden denachtergrond achtergronden enblijft blijft Het actieve subject meestal Of te bekend om om nogmaals nogmaals aangeduid meestal in den zin onaenoemd. ongenoemd. Het is óf te worden, worden, Of iedereen, óf te onbepaald om om genoemd genoemd te te kunnen kunnen worden worden (( == iedereen, men) óf Of wel welhet het;s1s»taboe<<: »taboe«(: de spreker (schrijver) vermijdt vermijdt de de aanduiding aanduiding of noemÏng. neming. Meestal, en wel wel vooral vooral in in de de omgangstaal, omgangstaal,isisdit ditverzwegen verzwegensubject subject:: dienstpersoneel, ambtenaren, ambtenaren, de deoverheid, overheid,klanten, klanten,huisgenooten, huisgenooten, leveranciers etc.: personeel, leveranciers etc.: Die spil moet nog geolied worden. worden. — - Zeker Mevrouw, het wordt thuis thuis bezorgd. bezorgd.—- Hij vertelde dat groote groote geldsommen geldsommen aan aan zoo'n zoo'n bode bode worden toevertrouwd. toevertrouwd.—- Hij vast Hij sliep zoo vast gewekt moest worden. — werd het heele dorp gestraft. dat hij gewekt - Ingeval van diefstal werd gestraft. ~ = Voor - Fooien werden niet nietgegeven. gegeven.— - De de vierde maal maal werd werd het huis geveild. — De zaal werd werd alleen bij feestelijke feestelijke gelegenheden. -— Als er gebruikt er een een nieuwe nieuwe veldwachter veldwachter aangesteld is, is, ga ik gebruikt bij bij 'm op visite. - Z'n nieuwe broek was heelemaal verknipt. - Hij is voorgedragen verknipt. — voorgedragen voor bij'mopvste.—Znuwbrok - De zadels zadels waren een decoratie. decoratie. -— Een ploeg die die plomp plomp uit uit een eenboomtak boomtak was gehakt. — verkeerd gelegd. -—
Vaag of geheimzinnia actieve subject, subject, vooral vooralininlitteraire litterairebeschrijbeschrijgeheimzinnig is het actieve Ving: ving : Toen was he het,t, o0 f hij hij weggeduwd werd. werd.— - Binnen slofte een stap stap langzaam langzaam aan. De deur deur werd _ 1werd omzichtig geopend (Arm.). 1
Ook verzwijging van het het bekende, in vanzelf-sprekende subject subject kan in Ook de verzwijging bekende, vanzelf-sprekende litt. beschrijving beschrijving effect effect hebben. hebben. Zoo Zoo wordt wordt op op het het griezelige griezelige der der situatie situatie nadruk gelegd door de voorop-plaatsing voorop-plaatsing van van het het»psychologisch »psychologischsubject« subject«( in het slot van 't 't Lied van Halewijn: Halewijn: Daer wert gehouden gehouden een eenbanket banketII11 Het hóofd wert táfel gesèt. - en op den snellen snellen vlotten vlottengang, gang van van óp de tafel Het hoofd wert op zaken bij een een landing landing van vanvletterlui vletterlui:: 't't Vlètje Vlètje werd dijkje tègen 't't dijkje werd tègen zaken bij tusschen de stéenen. Toen aelègd ánkertjevastgemeerd vástaemeerd tUsschen Toenklommen klommen gelegd en aan 't ankertje we op Tessel Tessel (Bru.). (Bru.). — § 281 Ook het lijdend wegblijven, vooral vooralwanneer wanneermen menhet hetniet niet lijdend onderwerp kan wegblijven, gestolen ? — de zaal nader behoeft aan nooit gestólen~ - In Indezaal duiden : Wordt Wordt er dan nooit aan te duiden: intransitieve constructie is uitgebreid wordt niet nietgerookt. aerookt. - Deze constructie uitgebreid over over intransitieve gedanst werd er niet onverdienstelijk werkw.: Er wordt wordtgebeld. aebeld. - Voorts werd onverdienstelijk aedanst (N. R. R. C.). C.}.22 —
—
—
1 Vgl.
tHet wordt beuJéerdlc wordt bewéerd k in de omgangstaal. ook: »Het
2 zie
— 2
§§ 222 Opm., 266.
193
Het actief subject wordt in het Nnl. aangeduid door een bijw. bep. met het voorz. door. In verband met de hierboven gegeven uiteenzetting van het gebruik der passieve vormen is het begrijpelijk, dat de toevoeging van deze bepaling, gelijkstaande met het noemen van het actief subject, aanvankelijk overbodig was en feitelijk strijdig met de eigenlijke functie van het passief. Inderdaad vinden we in de oudere taal de bepaling met door zelden; zoo ook in de omgangstaal. Er kunnen bijzondere stilistische redenen zijn voor de aanduiding van het actief subject, bijv. in die gevallen, waar de lijdende vorm is gekozen om de duidelijkheid of den vlotten zinsvorm. Dit is het geval in relatieve zinnen, waar het lijdende onderw. bij actieven vorm van het gezegde als pron. rel. in den 4den naamv. zou staan: een zinsvorm dien men als stijf en onduidelijk vermijdt. Men veegelijke : De verdachte, die door gewapenden wordt bewaakt. — met: . . dien of: de binnengalerij, die versperd werd door gewapenden bewaken. een dikken Chinees in flodderbroek en zwart jasje (G. d. W.). — met : die —
een dikke Chinees versperde.
—
In de omgangstaal zoowel als in litt. stijl wordt de passieve vorm, waarbij de aanduiding van het actief subject nodig is, vermeden, trouwens ook de eenvoudige passieve constructie, om haar eentonigen vorm. In de omgangstaal concurreert vooral de omschrijving met het actieve subject »ze<< 1: Mij nemen ze an, meteen maar as bootsman (Bru.). — en niet : Ik werd aangenomen. In de litteraire beschrijving heeft men een eleganten vorm voor passieve gezegden, nl. de afgescheiden groep van het part. perf., 3 alsmede verbindingen als het concreet-schilderende: Wagens, die weggeduwd stonden. 3 Zie § 84, slot. § 282 In tegenstelling met het spaarzame gebruik in de omgangstaal en de litt.beschrijvingbestaat een sterke voorkeur voor passieve vormen in den ambtelijken stijl. En een voortdurende herhaling van »worden<< plegen »puristen<< aan de kaak te stellen. Maar zoolang de »ambtelijke schrijver het actieve subject niet kan of niet wil noemen, kunnen we hem niet verwijten, dat hii te onrechte of tegen de regel den lijdenden vorm gebruikt. We kunnen hoogstens zeggen, dat zijn zinnen leelijk klinken; maar hij zal antwoorden dat hij meer waarde hecht aan de juiste 4 weergeving van zijn gedachtengang (en die kan voorzichtig, diplomatiek, opzettelijk generaliseerend zijn) dan aan schoonen klank. Er is geen stijl zoo zeer gebonden aan »taboe<<, als die van den ambtenaar, politicus, schrijver van hoofdartikelen e. d. 5 —
.
1 § 132. Vgl. ook sommige verbindingen met den Inf. + te § 210. 2 § 338. 3 § 183. 4 Zie § 30. 5 Dat in het ambtelijke Hoogduitsch de passieve vorm nog weliger tiert, is hee l geen reden, om den Nederlandschen stilist te verdenken van »germanismen«. .
194
De opzettelijk opzettelijk vage aanduiding actief subject vinden we we uituit~ aanduiding van van het het actief subject vinden gedrukt in: het rapport rapport van van de de fi finantieele I n het nantieele raadscommissie raadscommissie werd beweerd. dat werd beweerd, dat ook ook de spoorweg-directie u i t de spoorweg-directieplannen plannenvoor vooreigen eigen electrificatie electrificatieheeft. heeft.Geen Geen wonder. wonder, dat dat er er uit ProvincaleSt Provinciale Staten werd aangedrongen aangedrongen op C.).op spoed spoed (N. (N. R. R. C.). De neming noemingvan vanhet hetactief actiefsubject subjectisisonmogelijk onmogelijk 11 in: Het stelsel stelsel waarbij waarbij uit de de stoffen stoffende demeerwaardige meerwaardigebestanddeelen bestanddeelen worden worden gesorteerd gesorteerd en de wordt fijn fijn gemalen en naar den landbouw wordt rest wordt •... Het vuil vuil werd wordt afgevoerd afgevoerd, ... Het werd dan dan ook opgebracht, doch doch de grond werd er er mee meegeëgaliseerd. geëgaliseerd.niet in een bepaalde bepaalde laag laag opgebracht. — Overbodig is de omslachtige passieve vorm, Overbodig vorm, wanneer wanneer het het actief actief subject subjectals als bepaling er bij bij staat: d. Sta Staten geantwoord, dat Er is door G Gee d. ten op op geantwoord, rij kssteun wordt gegeven om de de aparte aparte dat de rijkssteun ligging van Zeeuwsch-Vlaanderen. Zeeuwsch-Vlaanderen. — - (in (inhetzelfde hetzelfdestuk) stuk): Erisis door een der der State Sta tenn: Er 1 e d e n,den denheer heer W., verwondering over dien plotseJingen leden. W .• dan dan ook verwondering rij kssteun uitgesproken. plotselingen rij uitgesproken. In beide gevallen In gevallen kan kan hetzelfde hetzelfde met met gelijken gelijken nadruk nadruk in inactieven actie venvorm vorm worden uitgedrukt. is de statige worden uitgedrukt. Aanstellerig Aanstellerig is statigekonjunctivische konjunctivische passieve passieve constructie in: worde echter ook op belangrijke Daartegenover worde belangrijke vóordeelen v60rdeelen gewezen.gewezen. — § § 283 Het passief komt voornamelijk voor en imperimper~ komt voornamelijk voor in in den vorm van praesens praesens fectum : wordt, wordt, werd fectum: werd en is, was + p. p. p. 2 Het futurum wordt zelden uit~ is, + 2 Het wordt uit1 worden, worden, omdat worden gedrukt door door za zal gemakkelijk futurische functie worden gemakkelijk functie uitdrukt. Hulpww. van modaliteit worden uitdrukt. van modaliteit velerlei wijze wijze verbonden: verbonden: worden op velerlei a t zou kunnen : dat opgemerkt zouzou kunnen worden —Men meende meende ddat kunnen worden wordenopgemerkt opgemerkt—- bfOf: dat opgemerkt kunnen worden bf: dat — Of: datzou zoukunnen kunnenopgemerkt opgemerktworden. worden.Het perf. en plqpf. wordt wordt in in den den regel regel door door is, of was omschreven; zelden aangevuld door door geworden: geworden: hij hij isisaangetrokken aangetrokken geworden door dat kunstkunst~ door dat centrum Wanneer de de handeling handeling in in het verleden centrum (N. R. C.). - Wanneer verleden is afgesloten afgesloten ook: hij hij is langen langen tijd tijdaangetrokken aangetrokken geweest door dat datkunstcentrum. kunstcenÛum. Merkwaardig is de vorm van Merkwaardig van een perf. perf. van van een een passief passief + + hulpww., met hulpww., met den vorm den vorm»worden<(: )worden«: Dank zij de de heldhaftige heldhaftige toewijding toewijding van van deze deze vrouw vrouw is hij daar tot Oct. 1918 1918 verborgen verborgen hij daar gehouden kunnen worden. worden. - Daarom is het tijdstip der der aanvaarding aanvaarding van van zijn zijn werkkring werkkring herhaaldelijkmoeten moet en worden herhaaldelijk wordenverschoven. verschoven. - Gevolg hiervan hiervan is geweest, geweest. dat dat de de groote groote verliezen uitsluitend in zijn moet moe ten worden.in Scheveningen Scheveningen gedragen zijn en worden. Ook bij de omschrijving omschrijving door door het hetperf. perf.van van»zijn< )zijn« (geweest): (geweest) : Welke laatste uitsluitend voor voor den den middenstand middenstand bestemd geweesi zullen z u IJ e n zijn. — bestemd geweest Opm.1 in verOpm. 1. Het hulpww. van van den den lijdenden lijdenden vorm vorm wordt wordt door door sommige sommige schrijvers schrijvers vermoest wel een hulpww. hulpww. van vanmodaliteit modaliteituitgespaard uitgespaard:: En En als als te tekerksch kerksch moest bindingen met een uitgestooien. - Het gebruik is trouwens in de omgangstaal niet ongewoon. ongewoon. uw dienaar uitgestooten. wordt een een oorspr. oorspr. datief datief subject bij den lijdenden vorm: Men Men deed deed mij mij Opm. 2. Soms wordt - Mij Mij werd opengedaan. — - Ik werd ópengedaan 6pengedaan door door meneer meneer zelf. zelf.(de deur) open. — — Ik werd door je neefje gezelschap gehouden. gehouden. — - Ik werd in die stad erg nageschreeuwd. 1k nageschreeuwd. — - Zie §§ 226:4 Opm. Opm.;; 229. 1 Een subject subject»men<< »men« is natuurlijk natuurlijk geen geen verbetering. verbetering. 2 = pas •• = partic. perf. pass. —
—
—
—
—
—
—
195
ZINSVORMEN EN ZINSVERBINDINGEN. § 284 In de voorgaande hoofdstukken hebben we de verschillende groepen van woorden beschreven, die ontstaan door verbinding met een Vf. Al die groepen kunnen de waarde van een zin hebben : nl. een samenhangend geheel van klanken (de zinsvorm), waarin een gevoel, een gedachte of een combinatie van deze twee wordt uitgedrukt (de zinsinhoud) 1 . Het is gebleken, dat het Vf. niet het belangrijkste deel van de groep is, zelfs kunnen we van een onderwerp iets zeggen (in het gezegde) zonder Vf. Na de beschouwing van de woorden, hun vormen, functies en verbindingen, komt thans het gewichtigste deel der grammatica aan de orde : de zin als geheel beschouwd. Ook hier gaan we uit van den zinsvorm. Een zin naar den vorm is »een door pauzen omgeven geheel van klanken», zooals we het in de geschreven taal op grond der interpunctie, in de gesproken taal op grond van accent, toon en rhythme kunnen onderscheiden. Het doel van onze grammatica is, na te gaan, of in deze zinnennaar den vo rm een gevoel of gedachte wordt uitgedrukt ; zoo ja, welk gevoel, welke gedachte. Het zal dan blijken, dat er voor de uitdrukking van een ingewikkelde gedachte, of een complex van gevoel + gedachte, dikwijls een reeks van deze zinnen naar den vorm noodig is. Elk deel der reeks is dan weliswaar »een geheel van klanken, door pauzen omgeven», maar is alleen met de andere deelen der reeks te zamen de uitdrukking van een gevoel, gedachte of combinatie daarvan. Een zin naar den inhoud is zoo'n deel van de reeks niet: de reeks zelf, het zinsverband, is een zinnaar den inhoud. Het zinsverband is ook zin naar den vorm, omdat het als geheel van klanken door pauzen is omgeven. Noemen we in het vervolg een woord of groep van woorden, door pauzen omgeven, »zin», dan bedoelen we daarmede dikwijls een zin naar denvorm. Wanneer we van dien »zin» de functie bepalen, constateeren we of hij ook een zin naar den inhoud is, dan wel of hij slechts de functie van een zinsdeel heeft, bijv. van onderwerp, voorwerp, bepaling. gezegde etc. Heeft hij de functie van een zinsdeel, dan noemt men hem wel bijzin. Met zoo'n bijzin naar de functie bedoelt men natuurlijk weer wat anders dan met een bijzin naar den vorm (zie § 296). De zinnen-naar-den-vorm, waarvan we uitgaan, kunnen we op allerlei manieren naar formeele kenmerken nader onderscheiden in: zinnen verschillende door accent, toon en rhythme, zinnen verschillende door de woordschikking, zinnen met en zonder Vf., zinnen met verschillende -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
1
Zie § 2.
196
-
-
-
-
-
-
inleidende inleidende verbindingswoorden. verbindingswoorden. Met Met deze dezeformeele formeelekenmerken kenmerkenhangt hangt verbindingswijze der zinnen ten ten nauwste nauwste samen; samen;behalve behalvedoor doorinlei inlei" de verbindingswijze verbindingswoorden kunnen kunnenzinnen zinnenverbonden verbondenzijn zijndoor door woorwoor" dende verbindingswoorden in den denzin zin(woorden, (woorden,niet nietaan aaneen eenvaste vasteplaats plaatsgebonden gebonden als als de de inlei inleiden in dende), dende), door door modaliteit en enaccent accent++toon, toon, door »parentbesis«, door door door »parenthesis<<, samentrekking van vanwoorden. woorden. samentrekking Naar de de hier hier genoemde genoemde (vetgedrukte) (vetgedrukte) kenmerken kenmerken van van zinsvorm zinsvorm en zinszinsthans de de zinnen. verbinding bespreken we thans verbinding
VRAGENDE ZINNEN. § 285 Zinnen waarin 285 Zinnen waarin men men iets vraagt, vraagt, zijn, zijn, wat wat den den vorm vorm betreft, gekenmerkt gekenmerkt door »vragenden toon<<: toon«: stijging naar het het zinseinde. zinseinde. door den »vragenden stijgingvan van den den toon naar Opm. Dit Dit wil wil natuurlijk natuurlijk niet niet zeggen, zeggen, dat dat alle zinnen zinnen met metdien dientoon toonvragende vragendezinnen zinnen (wat Opm. betreft de beteekenis) beteekenis) zijn zijn:: Zie blz. 54 onderaan, onderaan, blz. verder §§286-9 betreft blz. 56 56 boven; boven ; verder 286-9 passim.
Wat den grammatischen grammatischen vorm vorm betreft (volgorde der der zinsdeelen, zinsdeelen, aard aard der der zinsinleidende woorden), onderscheiden onderscheidenwe we:: zinnen zinneningeleid ingeleiddoor doorhet hetVf. Vf.; ; zinsinleidende woorden), zinnen ingeleid ingeleid door door een eenvragend vragendvoornaamwoord voornaamwoord ofofbijwoord bijwoord;; beide beide zinnen zinsvormen vertoonen vertoonen inversie komen nu en dan dan zinnen zinnen voor, voor, met met Er komen inversie 1. 1 . Er de volgorde S.Vf., S.VL, die die vragend toon. De vragende toon, vragend zijn door inhoud en toon. moeilijk tot tot uiting te is echter metde devolgorde volgorde S. S.Vf. te brengen. brengen. W.f. moeilijk een zin met echter in een In omgangstaal vinden we het het kenmerk kenmerk van van den den vragenden vragenden toon toon in in In de omgangstaal ?« een volgend»staartje<<: »staartje«: Jij heet heet Padde, Padde, hé he?~ - Zonder dit vragende vragende»hé »h'é~« een volgend En in zinnen sten of 3den klinkt de zin meer een uitroep. zinnen met met den den 11sten 3den meer als als een uitroep. En persoon toevoeging in in vragenden vragenden toon toon niet niet persoon wordt wordt de de zin zélfs door deze toevoeging 2: aandacht van den hoorder vragend; spreker doet beroep op de de aandacht hoorder 2: vragend; de spreker doet een beroep ? (Bru.). — Maar he? - Piet Piet die diedurfde durfde zooveel zoo veelniet niettetezeggen, zeggen,want wantdie die Maar ik hield me gedekt, hé was (id.).was 't't geweest, geweest, he? hé? (id.). — § 286 gewone zinnen, zinnen, nl. nl. vanden denvorm vorm Vf. VL S. S. (A.) (A.) en enzinnen zinneningeleid ingeleiddoor door 286 In de gewone § van vragende bijen;. bijw. en vragende toon een onafscheidelijk kenmerk envnw., vnw., is de vragende Verzwakt die die toon, dan verandert van den vragenden inhoud. Verzwakt verandert de inhoud, inhoud, dat is: is: de de functie, functie, van van den den zin. zin. In In de de zinnen zinnen van van den den vorm vorm Vf. Vf. S. S. (A.) (A.) komen grammatische personen subject, het het meest meest komen alle alle drie de grammatische personen voor voor als subject, In dat geval is echter de tweede. is de de persoon, persoon, tot tot wie wiede devraag vraaggericht gericht is, is, tweede. In directe vraag. de meest meest directe tevens tevens subject; subject; het is de —
vragende vorm vorm is is hier een staat v60r het subj.; subj.; volgorde volgorde Vf. Vf. S. Zie §§296. 22 De vragende het Vf. st aat voor rhetorische vraag: middel van den den »redenaar«, »redenaar«, om omdede spanning /e versterken vers/erken;; 't't is dus dus een rhe/orische spanning te zie §§ 288.
11
197
a. is het sub j . derde persoon, dan is de vraag meestal een verzoek om inlichting (informatie) : Komt je broer ok ? — Is 't heusch ? — Is dat je zoon ? — Is hij ineens muzikaal gewórdén ? — Komt ie ? — Wil hij niet ? —
Dubitatief is de vraag met »zou<<: Zou 't wel 'n échte zwaan zijn ? — Zou 1 hij dat wel lustén ? —
Meer rhetorisch uitroepend dan vragend, vooral bij stootend eind-accent, is :
Is 1 die man nou heèlemáal ... ! --= Is die man nou heelemál ... ? —
b. Met den eersten persoon is de vraag nu en dan verzoekend (rogatief): Krijg ik ook th? — D u b i t a t i e f is : Hoor ik daar wut ? -- Meestal worden deze vragen door een hulpww. ingeleid : Ze u ik dat kunnen? — Een dreiging wordt uitgedrukt in: (Wil je koest zijn, Hendrik?) Móe t ik je moeder roè pén ?— Met stootend eindaccent is de zin nadrukkelijk m e d e d e e l e n d : En ik poetste de plaat ; heb ik toch de last niet van hém ? (Bru.). — c. In de vragen met den tweeden persoon kunnen we verschillende schakeeringen der modaliteit waa rnemen, die voortvloeien uit verschil van tijdstrap, toevoeging van bijwoorden en hulpwerkwoorden: De gewone vraag , in het praesens: Ben je ziek ? — Weet jij dat ? — Hou je van bananen ? — Kun je klimmen ? — Kén je hem allang ? —
In den verleden tijd: Waarom ben je zoo laat : moest je boodschappen doen ? —
De verleden-tijdsvorm heeft modale beteekenis 2 in:
Moest je zoo hijgen, arm schaap, toe ga maar 'ns zitten ! — Wou je zoo graag eens proeven —Maat je ben mis ; maar dacht jij nou waarachtig dat ik 't jou zou vertelle, als 'k wèl in 't veld was geweest ? (Bru.). —
Met modale adverbia: Heb je soms zin in een pak slaag ? — Heb je soms een gulden voor me ? — Gaat u dan met ons mee ? Kom je eens gauw ? — Ga je dan heusch met me mee? — Komt hij toch ? —
De gewone ontkenning door »niet<<: Ga je er niet heen ? — De ontkenning »niet << drukt den d u b i t a t i e f uit in: Ben je niet érg vroeg uit school, Berry ? — Is 't heusch ? Hou je me niet voor den gék ? — D re i g i n g : Kun je niet fatsoenlijk met twee woorden spreken ? — Hulpwerkwoorden omschrijven een dreiging of ergernis : Sta 3 je me voor den gek te houden ? — Zit je me voor den gek te houden ? 3 zijn ? — Zal je je mind Louden ? —
. het accent is hier vooral muzikaal (hoog). beteekenis is hier niet geheel verdwenen.
2
198
-
Wil je koest
2 Zie § 156. 3 Zie § 208, 278. De etym.
Omslachtig is is de de omschrijving omschrijving der der modaliteit modaliteit van het e d e r i gverzoek verzoek het nnederig (precatief):: (precatief) me ook assibliej as.
Opm. Uit de devragende vragendezinnen zinnenontstaan, ontstaan,bijbijverzwakking verzwakkingvan vanden denvragenden vragendentoon toon Opm. zwak accent, accent, formules formules die dienen dienen als als nadruk nadruk bij den den zin zin of ofals alsovergang overgang in inde de en zwak om vangrij ke rede: Maar, Maar, zie je, dat dat i,i~ 't 'm juist. — - Dat Dat laat laat je geen duur! (Bru.). (Bru.). — omvangrijke je, en en toen dacht da~ht ik zoo, als als ik 'n bietje beetje geld geld had ... (id.).—- I Ik wou nog nog 's's weer weer Zie je, ... (id.). k wou in Den Helder Helder gaan gaankij kijke ... begrijp ie ... ... (id.). ke ••. begrijp ie (id.).--- En Enjej('houdt houdtjejemond! mond Iversta versta je! -— algemeen gangbare gangbare formule formule voor voorde deuitdrukking uitdrukkingvan vanverbazing verbazing: )}(Wel) heb ik van van De algemeen : »(Wel) leven!! — - isis een afgebroken vraag, vraag, zooals zooal~ blijkt uit een een zin zin bij bij Coornhert Coornhert::. Flebbe Hebbe mijn leven dan van van mijn mijnleven leven gheen Craen Craen meer meer ghesien ghesien dan dan désen désen? ?— ick clan
§ 287 Van de inleidende vragende vragende vnw. vnw. en enbijw. bijw.zijn zijn in inde deomgangstaal omgangstaal vooral vooral § wat, hoe: hoe: . gebruikelijk wie, wat, Wie is dat dat? - Wie Wie heb je je gesproken gesproken? - Wie bedoel je je?? — - Wie z'n z'n hoed is dat dat?? -— Wat Wat ?— ?— scheelt je je?? — - Wat isis dat dat? - Wat Wat doe je je daar daar?? -— Hoe heet je je?? — - Hoe kan dat dat?? -— Hoe ?— oud ben ben jeje??—
Deze soort soort van vanzinnen zinnenverliezen verliezengemakkelijk gemakkelijkhun hunvragenden vragendentoon, toon,en en worden dan uitroepen van vanverbazing verbazing of ergernis: ergernis: Wat hid Wat hèb ik je je gezégd! — - Wat ánltoch altijd! altijd! — - Wat hád je je Wat zánik zinik jejetoch Wat héb Wat héb je d'r in! — Wat er toen nog twee schote an te vermorse! vermorsel (Bru.). (Bru.). — - Wat hij 'n priat práat~!! — - Hoe kan Wat hád kan fk ik hid hij dat nou weten weten? - Hoe zit zft dat nou eigenlijk: Sta Sta jeje me mevoor voor't'tlapje lapjetetehouden houden? ? -— ?— Het vnw. wat van de de vragende vragendebeteekenis beteekenis verandert bij bij volkomen verlies van wat verandert —) van den zin in een bij woord (vgl. bijv. Wat altijd!! -) Wat zánikt hij toch altijd bijwoord Opm. in plaats plaats van van waf wa! het bijw. hoe de inleiding van den rhetorhetoOpm. In In verheven stijl is in het bruine bruine licht licht in in 't't lichte lichte bruin! (Perk). — - Hoe gloeit de rischen uitroep uitroep:: Hoe smJt smJt het bezie langs het holle holle pad! (id.) (id.).. -— Hoe Hop. rust het hangend loof der der luisterende luisterende boomen hoornen (Poot). — - Hoe zwaar Looy).— zwaar de de stilte hier is! (v. Looy).
Andere vragende vragendebijes. bijw.zijn: mee? zijn : Waar Waar ?Wanneer? ?Wanneer ?Waarom? Waarom ?- -- Waar Waar... ... mee ? Waar vandaan??— Waar... ... vandaan Behalve door de voegw. en, maar, maar, of, 0/, (soms met zwaar accent en door een een pauze gescheiden: : Enne kanhet hetinleidend inleidendwoord woordworden worden voorafvoorafpauze gescheiden Enne... ...)) kan gegaan door een voorzetsel: voorzetsel lang blijf blijf je daar Met z'n Met welken trein trein ga ga je? II n welk hui" 0 0 r hoe lang daar??Met z'n hui:;woont woont hij? hij ?VVoor kla~? hoevelen de klas hoevelen zitten jullie in de ?— § 288 Wanneer geen antwoord van van den den aangesproken aangesproken Wanneer de de spreker spreker op op zijn vraag § vraag rhetorisch. vorm brengt persoon verwacht, is de vraag rhetorisch. Door den vragenden vorm ee n hijzelf, de spreker den toehoorder toehoorder in sterke sterke spanning spanning over over hetg hetgeen hijzelf, als de spreker »antwoord« »antwoord» 1, laat volgen in het levendige verhaal: 11
omging, toen toen hij hij het hetgebeurde gebeurdewaarnam. waarnam. hij herhaalt feitelijk wat er in hemzelf omging,
199
Maar Hannes, die is zoo gehaaid as 'n roppie 1 en wat het die snaak toen gedaan? — Die het met 'n paal de voordeur ver:.palkt (Bru.). — En nou heb ik daar achter m'n erf van die 'k hooirookies staan bij de boet van Andries z'n koeie ... en wie zien daar legge ? De veldwachter met Teun ! (id.). — En wat denke nou die kattebeiers ? Da 's stroope, dus Piet en Dirk die benne d'r bij (id.). —
Dezelfde beantwoorde rhetorische vraag komt in het geschreven betoog, als overgang, voor:
Parijs is bekend om zijn slechte telefoon ... Waaraan dat ligt ? Hoogstwaarschijnlijk in de eerste plaats hieraan, dat ... (N. R. C.). —
De schrijver betrekt den lezer als belangstellende in zijn betoog, alsof de lezer gevraagd had : » Waaraan ligt dat?<< — In het litteraire proza zijn de rhetorische vragen in onbruik geraakt; in een vroegere periode waren ze algemeen gangbaar : de schrijver was daar in voortdurend contact met den lezer 2 . In poëzie komen zij nog voor, als omschrijving der dubitatieve of potentiale modaliteit: Onder hooge boomen ging hij ... stond hij daar te zien, te spieglen II Zag het blauw in blauwen vijver ? (Verwey). — Wat s zal ik nu nog blonde bloemen plukken ? (Perk). — Wat of dat klot.;en toch beduiden mag ? (id.). --- Of dan die menschen nimmer rusten zullen ? (id.). — Uit ouderen tijd, met proleptische afscheiding van het »eigenlijke sub-
ject»
4
:
0, de luite van Hooft, wie bespeelt haar weer ? (Potg.). — De rancke Hind', waerom zoo hart II En snel vlugt sy voor 's ,lagers koppels ? ... D'asure vis::chen waerom duycken I I Sy voor 't doorluchtich net soo ras :.. 't Is om de vrijheydt ... ! (Vondel). —
In het laatste voorbeeld volgt, evenals in de voor be elden uit de volkstaal, het antwoord. Hier wordt door den vorm der vraag een sterke nadruk gelegd op een mededeeling. Dit is ook het geval met de rhetor. vraag uit de N. R. C.: Een ongeluk komt nooit alleen. Kwam daar niet de communist met een motie, waarin erop werd aangedrongen de Europeesche militairen uit Indië terug te trekken ? — § 289 Een vraag wordt in de omgangstaal zelden uitgedrukt in een lang zins-
verband met logisch geordende bijzinnen. Er zijn alleen enkele steevaste formules voor de informeerende vraag: Dacht jij werkelijk, dat ... — Weet je wat je vooral niet vergeten mag ... — Wat zou je ervan denken, als we ... — Kunt U mij ook zeggen, waar ... Zou 't waar zijn, wat hij daar
zegt, dat die jongen gestolen heeft ? —
Bij weglating van den inleidenden hoofdzin (Wou je weten ... ? -- Je vraagt ... ? —) ontstaan vragende bijzinvormen: »Waar hij woont? Wél, in de Kloksteeg».— »Of hij ziek is? 5 Nou I» »Hoe dat zit?» —
-
»Hoe zit dat dan ?»
1 = (zee)rob. 2 Zie § 154 (praes. hist.) s Wat is hier = waartoe? vgl. § 287. 4 Zie § 401; 297, 299. Ook in omgangstaal: »Je werk, is dat (heb je dat) al af ?» -- 5 Zie § 286 Opm.
200
De vragende vragende hoofdzin regel voorop; voorop; de de volgen volgende hoofdzin staat staat in den regel de bijzinnen door den den vragenden vragenden toon toon gekenmerkt. gekenmerkt. Bij Bij omgekeerde zijn dan door omgekeerde volgorde wordt de inhoud van den bijzin in den hoofdzin hervat hervat 1: 1: Maar als je niets mankeert, mankeert. waarom waarom sta sta je je dan te grienen grienen?? -— Wat je gisteren gezegd hebt, hebt. vol?? hou je dat nog vol Bij onderbreking van den den vragenden vragenden zin bestaat bestaat de kans, kans, dat dat de de zinszinsonderbreking S2 van inleiding wordt geïsoleerd: geïsoleerd: Waarom niet?? (Arm.). jij, toen je je gistergisterWaarom dan, d a n, als als je zoo muzikaal bent, ga je zelf niet (Arm.). -— Heb jij, je toe lamplaten latenbranden branden?~ avond thuiskwam, heb je toenndedelamp Omvangrijke deelen 33 : Omvangrijke vragen vragen worden gesplitst in deelen tTwintig gulden~« wat dacht jij jijdan dan wel? wel} Twintig céntenmisschien misSchien}« van:: »Twintig gulden ?» »Ja, »ja, wat Twintig cénten ?<< (in plaats van Dacht jij jij misschien dat ze ze twintig twintig centen centen zouden zoudenkosten) kosten)?~ Daarbij vinden we we de de opeenvolging opeenvolging van vanhet hetalgemeene algemeene en enhet hetbijzonbijzonDaarbij vinden dere; vergelijk: dere ; vergel ijk : Wat wil jullie Wat julliû beest~ - »»WaO« ik, »m "met ? Thee? Thee ? -— Hei, wat wat is ddat~ a t ? Wat Wat moet Wat ?< zeg ik, moetda datt beest ?— et dat stumperige stumperige sloepie de reis zee~«(Bru.). (Bm.).sloepie de reis overover zee?<< Alleen den betoogenden betoogenden stijl stijl vinden vinden we we lange, synthetische, zinsverzinsvetAlleen in den banden als rhetorische rhetorische vraag. Zij zijn een typeerend typeerend staaltje staaltje van vande de onnatuurlijkheid der taal. De lange zin is in den der »papieren<< '>papieren« taal. den vragenden vragenden loon toon niet vol te houden; houden; en de de vragende vragende toon toon isis hier hier de deeenige eenige vorm vorm tot uit- niet drukking drukking van van de dubitatieve dubitatieve modaliteit: modaliteit: Of de leden van de Prov. Prov. Staten Statenbij bij de de aanneming aanneming voor voor kennisgeving kennisgevingvan vande demededeelingen mededeelingen van Ged. Staten over over de de electriciteitsvoorziening, electriciteitsvoorziening,allen allenhet hetwerkelijk werkelijkblijmoedig blijmoedigoptimisme optimisme hebben waarmee de het met met een een hebben gedeeld, gedeeld, waarmee de woordvoerder woordvoerder van van Ged. Ged. Staten Staten volhield, dat het M.nog nogbest bestlos loszal zalloopen (N.R. R.C.) C.)voorziening van de Bevelanden door de P. Z. Z. E. E.M. loopen ?~ (N. — Opm. VI.:.: zie zie §§ 329. Opm. Over Over vragende zinnen zonder Vf —
—
:
—
—
GEBIEDENDE ZINNEN.
§ 290 Zij verschillen van vragende zinnen zinnen door door accent accent en en toon, van van de Zij verschillen van de vragende (nadrukkelijke)mededeelingdoor (nadrukkelijke) mededeeling door de dewoordschikking woordschikking Vf.(S.)A.4, Vf.(S.)A. 4, van beide door regel) van van het het subjectswoord. subjectswoord. Dit Ditalles alles door afwezigheid afwezigheid (althans (althans in den regel) betreft den vorm. vorm. De gewone functie junctie van een gebiedenden gebiedenden zin is is deze: deze: de despreker sprekerricht richttot tot dat hij »tegen den aangesproken aangesproken persoon persooneen eenbevel, bevel,(gebod, (gebod,verbod) verbod) dat hij in den den .>tegenwoordigen tijd» tijd« 55 moet opvolgen. Een zin in den Vorm vorm der gebiedende zinnen kan betrekking hebben op den 1i Zie § 301. een kenmerk kenmerkvan vangebrekkig gebrekkig verband. 296, 3. a3 analyverband. 22 Zie § 296,3. 301, de hervatting is een tische stijl; zie §§ 8 en 294 slot. 'Zie 296. 55 Zie over het "praesena« »praesens» § 146. 4 Zie §§ 296.
201
verleden tijd; zijn functie is dan echter niet een bevel, maar een verwijt over een verzuim van den aangesproken persoon: Had me dan ook eens gewdarschuwd (Arm.). -- Aap van 'n jongen, was dan toch voor den dig gekomen. — Had 't gezégd! —
Tot den derden persoon kan de spreker alleen indirect een gebod of verbod richten, d. w. z. door bemiddeling van den aangesproken persoon : Laat hem oppassen ! — Dit is de oude vorm van den »voluntatief<< in het Nederlandsch. Door kruising met den konjunktief 1 : hij p a s s e op ! — of den samengestelden vorm : hij moe t oppassen! — ontstaat nl. de nieuwe vorm Laa t h ij oppassen ! — Op dezelfde wijze is de adhortatieve vorm (voor een aansporing tot den Isten -F- 2den persoon of tot den eersten persoon alléen) ontstaan : Laten we maken, dat we wegkomen ! — Laat 'k me niet kwaad maken ! — Over de verzwakking van het bevel zie § 292 enz. § 291 Van de plaatsing van het Vf. in den aanhef wordt alleen afgeweken in poëzie : Verzoen ze, o Muze! i n' t e i n d geef mij weer zangen ! (Penning). —En den lijdenden vol k' r e n, in jammren geknecht II Smeed eenmaal een zwaard in den dienst van het recht! (Volker). — Maar eerzaam laat ze leven in II mij, eerzaam in II mij sterven (Gezelle). —
Deze woordschikking, die reeds in de 17de eeuw een archaisme was, veroorzaakt sterken nadruk op de hoofdzaak : Op g o u w d e lel y e n, en s t r a e l en II Laat trotsen Fransch en Spaansche kroon ti Om d a e r een p e r r e l a f te halen II En streeft zoo niet, door duysend Boon (Hooft).—
Opm. In de omgangstaal komen adverbia voorop o.a. in schijnbaar gebiedende zinnen voor : N u ga je naar huis, en d a n zeg je tegen je moeder ... Over de wijze van voor stelling in deze zinnen zie § 150.
§ 292 Het loutere gebod (verbod) komt zelden voor ; het klinkt te positief : Kom mée ! — Laat los ! — Bezondig je niet ! — Kom ! — Ga ! — Het wordt tot allerlei modaliteiten geschakeerd door begeleidende zinnen, vocatieven en uitroepen 2 en door modale bijwoorden in den zin, nu en dan door den ethischen datief 3 Ga nou na huis, en maak me geen heibel (Bru.). — Verzacht, als in dezen zin, wordt de imperatief ook door een ietwat vragenden toon 4 Kom kerel, zet 'r ook maar 'n barrel op (Bru.). — Bijwoorden, die hun etymologische beteekenis van aanduiding van een beperkten duur der handeling hebben verloren 5, geven aan den imperatief de modaliteit van een aandrang, uitnoodiging, verzoek zelfs : ;
:
:
1 en omdat bovendien een substantief den vorm van een nominatief had, die klopte met z'n functie van subj. bij den Infinitief. 2 Zie § 309 enz.. 3 Zie § 226. 4 hoogere toon ondanks zwakker accent, aan 't einde. 5 ook het accent is verzwakt.
202
het even even neer. — Kom 'ns Leg het neer.-Kom -Ga na huis. huis.' n s bij bij ons.-Komeres ons.—Kom e r e s (es) (e s) bij me. — nou na — Ga nou Kóm Kóm dàn.-Dóedat dán. — Dóe datnou nou eres.eres. —
Vooral door het beperkende beperkende bijw. bijw. maar 1: 1: Loop maar dóor. Loop d6or. — - Kom maar maar(mee), (mee), ventje. -— Eet maar raak. — - Maak Maak maar maar géen maar raak. haast.-Kommaar haast.— Kom maar eenshier.-Biechtnou eens hier. — Biecht n o u maar maar 'ns ' n s 6p.-Zuchtnou óp. — Zucht n o u maar maar ''ns. ns. Sterker is de aandrang aandrang in: Komtochhier! K6m toch hier! - K6m dan tochlzoo.Komdan toch! Zanik Zaniknou noutoch toch niet zoo. Door ironische voorstelling kan de modaliteit veranderen, veranderen, bijv. bijv. bij bij tarting: tarting: Breng jij mij nou ''rris i s na kantonrechter toe hebt 1). — - Goed, Goed, maak maak jij jij je je na de kantonrechter toe (as (as je je lef hebt!). alléen. — sommen a ar alléen. sommen voortaan voortaan m maar —
—
—
Opm. den zin zin ingedrongen, ingedrongen, die die vroeger vrocger afgescheiden afgescheiden stonden; stonden; Opm. Sommige Sommige adv. zijn in den asjeblief voorlstaan ook ook gewone adv., nadrukkelijk nadrukkelijk een voorbeeld is: Zorg Zorg er asjeblief voor! — Zoo staan geaccentueerd, nog afgescheiden van van den den zin zin s: mee, dadel dadelij kljas s Ga nou mee, ij k! — Doe je jas uit, direct!direct! — :
Laat Hulpwerkw. Het causatieve: causatieve: Laat Hulpwerkw. komen bij bij den imperatief imperatief weinig voor. Het dat maar zitten. — - Het Het duratieve: Bl ij fnou nouniet nietzeuren. zeuren. -— Sta Sta niet zoo duratieve : Blijf te beven. — - Zit Zi tnou noumaar maar niet niet te te kniezen. kniezen. — Opm. Over kijk + + inf. zie §§202 Opm.
Wil In brieven het omschrijvende i I mij mij het het uur uur willen3 : W brieven vinden we het omschrijvende hulpww. willerf: van Uw aankomst aankomst nog melden. »populairen« vorm dit:: Meld mij mij vorm is dit melden. - In »populairen<< s. v. p. nog nog het uur. — § 293 Talrijk imperativische zinnen,die dieals aisbegeleidende begeleidendezinnetjes zinnetjeszijn zijn Talrijk zijn zijn d" d imperativische zinnen, § verzwakt formules van van»nadruk<<, »nadruk(" »overgang» Ilovergang« of »opwekking der der verzwakt tot formules of »opwekking aandacht« aandacht << : Pas op, ze vliegen nog weg! weg 1parapJuie nemen. — - Kom kind, huil maar Wacht, ik zal Uw parapluie — Wacht, niet meer. -—Geloof Geloof mijn, (Bru). — mijn, éen stijve bries, en dat schepie was na de haaie geweest (Bru.).Zeg, wat denk je je ervan ervan ?j l—- Zeg PauI, - Leg Leg het het even even neer, neer, Paul, Kitty zingt morgen morgen in Tivoli. Tivoli. — — etc. hij zit te broeden! zeg. — - Ik wel wijzen, wijzen, hoor! hoorlKijk, hij broedenl— Kijk, I k zal je de weg wel In verwenschingen als ais »Stik!« noul« etymo!. beteekenis beteekenis !» - is de etymol. »Stik !<<-— »Loop nou ook verzwakt verzwakt of of verdwenen. verdwenen. § 294 Bijzonder Bijzonder nadrukkelijke nadrukkelijke bevelen bevelen worden worden verzwaard verzwaard door door toevoeging van het subject (in (in den den zwaren zwarenvorm vorm»jij»): Iljij«): zei Bontekoe op een toon die Vertel kort en duidelij duidelijkk ... op« zei die Vertel j ijij eens kort ...<<« -— »Sta i ij eens op» Zweer ? Zweer zeg:: »Hè je me me gezien gezien? weinig weinig goeds goeds voorspelde. voorspelde.-— Toe Toe wier wier 'k 'k zoo zoo driftig driftig..• ... ik zeg ji ij dat nou ''ris je vurige vurige nagels, nagels, met met Piet Piettetegetuige». getuige«. ris op je Kom ....•.kom Ook bij bijzonder aandringende vriendelijkheid: vriendelijkheid: Kom kom jij jijmaar maar 4 Laat me er nadruk gelegd ': mee, kereltje. Ook door door herhaling wordt nadruk kereltje. --- Ook — Eveneens door door spreken.Laat Laatmemeerer door,zeg je 1door!I Ik wil de schipper scheper spreken. door, zeg ik je! dan het al Maak het het niet erger variatie erger dan aL is! 5 Maak variatie van synonieme zinnen 5: Bezondig je niet niet!I - In oudere podzie komen typische herhalingen Bezondig je oudere lyrische poézie 4 Zie §§ 76. 65 Zie §§ 78. 11. Zie §§ 260. I2 vgl. § § 298. 33 Ook in gebed en en wat daartoe nadert. 'Zie —
—
—
:
:
—
203
leeuw Van van Juda, brul ! (Da voor met met tusschenliggenden tusschenIiggendenvocatief vocatief: }uda, brul! : BBrul, ru 1, leeuw Costa). — de gebiedende gebiedende zin meestal meestal niet niet in in ingewikkeld ingewikkeld Uit zijn functie volgt, dat de zinsverband staat. Toch Tochzijn zijner erverbindingen verbindingenmet metbijzinnen bijzinnengebruikelijk, gebruikelijk, vooral imperatief van van spreken, denken, denken, zorgen: zorgen: vooral na een imperatief Vraag maar maar aan den bottelier bottelier willen willen wijzen. wijzen. — - Biecht maar maar eerlij eerlijkkop, op, aan de maats, maats, o0 f ze je den hoe - Zorg er asjeblieft voor, ddat niet te te pakken pakken a t ze onze ooren niet h o e de de vork vork in in de steel steel zit. — krijgen. -— Denk wat'n'nbrok brokavetuur avetuur om om over over te te schrijve! schrijver (Bru.). (Bru.).Denk toch 's an, wat Andere verbindingen verbindingen:: Maak het niet erger, erger, ddan isl-Smijl verbeelding maar maar zoo zóo in de de Maas, Maas, man, man,aass a n het al is! — Smijt je verbeelding jonge wil wil spele spele (Bru.). (Bru.). je de gedalleste jonge Bijzonder verbinding met een een hoofdzin, hoofdzin, waarbij waarbij de de Bijzonder gebruikelijk gebruikelijkisis de de verbinding 'n handje, .handje, gebiedende voorwaardelijke functie functie krijgt krijgt 1: 1 : Help maar 'n gebiedende zin voorwaardelijke dan gaat het het gauwer. gauwer. 2 Een ingewikkelde opdracht opdracht wordt wordt gesplitst, gesplitst, door coördinatie der deelen I: Jan, neem neem jij jij die dooie dooie zwaan zwaan eenn breng hemnaar naar stad, stad, naar den commissaris van breng hem politie (Kievit).-, (Kievit). Opm. VI.: zie zie §§ 330. Opm. Over Over bevelende zinnen zoncler zonder Vf.: —
—
—
:
—r
WENSCHENDE ZINNEN. WENSCHENDE § 295 In In den den wenschenden wenschenden zin zin geeft geeftde despreker sprekerniet nietzijn zijn wil weer, hij weer, en oefent hij op den den aangesprokene, aangesprokene, zelfs zelfsniet nietom omhem hemtot tot eeIJ. antwoord geen dwang uit op een antwoord te dwingen, zooals bij bij de de vraag. vraag. De Vorm is in in't'talgemeen algemeengekenmerkt gekenmerkt door door concentratie concentratie vorm van den wensch is van het accent op op een éen woord, woord, vooral vooral op op het hetVf., Vf., en endoor door den denzinstoon, zinstoon,die die dan in inden denmededeelenden mededeelendenzin, zin,en enminder minder minder dáalt daalt naar het zinseinde dan vragenden zin. stijgt dan in den vragenden grammatische vorm van Vroeger Vroeger was was de grammatische vorm gekenmerkt gekenmerkt door door de de plaatsing van den wenschenden konjunktief konjunktief (optatief) voorop. voorop. Thans nog in enkele staande uitdrukkingen, in rhetorischen of in in archaiseerenden archaiseerenden stijl: stijl: Leve de koning! — Leve - Moge het gegeven zijn. — - Kome heerschappij! !(Perk). het U gegeven Kome uw heerschappij (Perk). -— 0, 0, Dichtkunst, wees wees mij mij ziel! ziel! Gevoele U (Bilderdijk). (Bilderdijk). Gevoele ik slechts door U De konjunktief konjunktief isisthans thansvervangen vervangendoor doorden dengewonen gewonen, verleden verledentijd: tijd: —
I
Kwam K wám hij hij maar! maar! — - Wis W ásiki kerermaar maarbij bij geweest. geweest.— - Was Wasik iker ermaar maar bij bij geweest! — - Dée je maar wat lékkers te eten ook ook (Arm.). (Arm.).maar maar 's's wat! -— Hadden we maar —
In de omgangstaal omgangstaal ook ookdoor doorden denbijzinvorm bijzinvorm:: AIs maar kwam! kwám 1- As me dat dát nou's nou' s glad zat (Bru.).Als hij nu maar (Bru.). Omschreven wordt wordt de de wensch in Omschreven in zinsverbanden dat zinsverbanden als: als : Ik ik hoop maar dat je goed wéer treft. -— je weer treft. lZie § 362. a2 vgl. 289. 1Zie § —
204
—
DE VORM VORM VAN DEN MEDEDEELENDEN MEDEDEELENDENZIN ZIN(WOORDSCHIK(WOORDSCHIKKING).
296 A. A. De toon § 296 toon van van mededeelende mededeelende zinnen zinnen isis niet nietanders anderstetekenmerken kenmerken dan dan negatief : de de toon is niet vragend negatief: vragend of bevelend bevelend 1. 1 . Ook de grammatische vorm heeft een negatief kenmerk kenmerk:: het Vf. (de persoonsvorm v. v. h. h. werkw.) werkw.)staat staat niet voorop 2,2 , in tegenstelling tegenstelling met met de de schikking schikking in in de demeeste meestebevelende bevelende 3 . Voorop en vragende zinnen 3. dan Vooropstaat staatOf afhet hetsubject subject Of àf een een ander deel dan subj. en Vf. Door samenvoeging samenvoeging van het subject subject (S.), de persoonsvorm Door persoonsvorm (Vf.) (Vf.) en andere zinsdeelen (A.) zijn zijnzes zesschikkingen schikkingenmogelijk mogelijk: zinsdeelen (A.) : S. Vf. A., S.A. S. A. Vf; Vf ; A. A. Vf.S., Vf. S., A. S. S. Vf. Vf.;; Vf. S. A., A., Vf. A. A. S. S.Deze Dezezes zesschikkingen schikkingenonderscheiden onderscheiden we, we, al naar al naar het het deel deel dat dat vooropstaat, vooropstaat, in in drie soorten. soorten. Een Een deel deel A. voorop voorop noemen we aanloop. Al naar de schikking van S. en en Vf. Vf.onderscheiden onderscheiden Al naar de schikking we bij )de zinnen met bij »de met aanloop« aanloop« de de volgorde volgorde (A) (A) Vf. Vf. S. ( = inversie 4) en de volgorde (A) (A) S. Vf. volgorde Vf. Wanneer het subj. vooropstaat, vooropstaat, is is in in zinnen zinnen zonder zonder voegwoord voegwoord en enzinnen zinnen met de voegw. en, want, of, of, de volgorde volgorde S. Vf. A. normaal; normaal; de volgvolgen, maar, want, orde S. A. ordeS. A. Vf. Vf. isisdaar daareen eenabnormale abnormale afwijking, afwijking, alleen alleen mogelijk mogelijk in in littelitterairen door andere dan dan de degenoemde genoemde voegw. worden rairen stijl. stijl. In de zinnen die door ingeleid, hangt de keuze van van de de volgorde volgorde af af van vanden denaard aardvan vanhet hetdeel deel A.; scheiding van van S. en Vf., de scheiding Vf., dus dus de de volgorde volgorde S. S. A. A. Vf., Vf., isis in indeze dezezinnen zinnende mogelijk: Hij Hij zei, dat hij kwam echter altijd mogelijk: kwam met dat hij met de de bus. bus. -—.... .... dat met de bus kwam. kwam. — met De zinnen zinnen van van de de tweede tweede soort, soort, waar waar scheiding scheiding van S. S. en enVf. Vf.door doorA. A. mogelijk is, noemen we bijzinnen bijzinnen naar hoofd mogelijk. naarden den vorm, vo rm , alle andere zinnen hoofdzinnen bijzinnen en hoofdzinnen. hoofdzinnen. Door Doordeze zinnennaar naarden den vorm vorm ;; ook wel kortweg kortwegbijzinnen deze benaming zonder meer we dus dus geen geen oordeel oordeeluit uitover ooerdede functie :neer spreken we van den den zin, zin, d. i. zijn zijn verhouding verhouding tot tot andere andere zinnen, zinnen, waarmee waarmee hij hij ververbonden is. 55 In de bijzinnen bijzinnen (n. d. v.) volgt volgt op op het hetvoegw. voegw.meestal meestalhet hetsubject; subject;betrekbetrekkelijk zeldzaam is de schikking van Van een een deel deel A als aanloop aanloop voorop voorop:: omdat omdat in die nog niet bestond. die dagen dagen telefonische aansluiting aansluiting nog bestond. — - In In de de hoofd. hoofdzinnen (n. d. v.) v.) is is de de plaatsing plaatsing van van een een aanloop voorop heel gewoon, zij het aanloop voorop dan ook minder minder gebruikelijk gebruikelijk dan de de gewone gewoneschikking schikking S. Vf. Vf. A. Staat Staat echter een aanloop voorop, dan is is inversie regel: regel: A. Vf. S.: Morgen komt komt -
Papa. — § 285. 285. 22 uitzonderingen uitzonderingen zie §§297 297 en en 314. 314. 33 Hier bedoelen we we het hetgrammaticale grammaticale 1 Zie § ))eigenlijke« subject subject (zie (zie §§10). 10).— - 44 = = omkeering. het subjectswoord; subjectswoord; niet niethet het»eigenlijke« subject, het vgI. §§ 284. 5~ vgl.
205
De hier hier genoemde hoofdvormen hoofd vormen van den zin zin kunnen kunnen worden worden gevarieerd: gevarieerd: pe I. door door splitsing van het het deel deel A. A. kunnen, kunnen, behalve behalve het het genoemde genoemde ty type splitsing van 1. S. A. Vf. of A. Vf. S., nog voorkomen S. A. VL A. en A. Vf. (A.) S. (A.):S.AVfo ,ngvrkmeS.AVfn ()S.A: Toen hij wandelde bij station.— - Dan Dan gaat gaat (in (in ieder ieder Toen hij gisteren gisteren wandelde bij het het station. geval) jou jou broer broer (naar huis). huis). — geval) d. i.i. een eer..persoonsvorm persoonsvorm (Vf.) (VL)met meteen eennaamnaam2. bij samengesteld gezegde, d. woordelijk deel (V.) (V.) i1 zijn zijn tallooze tallooze schakeeringen schakeeringen mogelijk, mogelijk, zoowel zoowel door door woordelijk de volgorde van Vf. Vf. en V. V. als als door door de de. plaatsing van van Vf. VI. en en V. V. ten ten opzichte opzichte en A. A. 22 van S. en zinsdeel vooraan, vooraan, middenin, middenin, achteraan achteraan den den zin zin kan kan door door pauzen pauzen 3. Elk zinsdeel worden gescheiden van z'n omgeving. Door éen pauze, die die volgt volgt of of voorafvoorafdoor twee gaat, wordt wordt een een zinsdeel zinsdeel voorvóor- ofofachteraan achteraan afgescheiden; afgescheiden; door twee gaat, pauzen rondom rondom een zinsdeel zinsdeel wordt wordt de dezin zinonderbroken. onderbroken. 'JS7 De woordschikking woordschikking van den hoofdzin hoofdzin (naar den vorm). vorm). § 297 De vorm vorm Vf. S. A. A. of of Vf. VI. A. A. S.S.komt komt in inden denhoofdzin hoofdzin niet niet voor, voor, tenzij tenzij een een wachtte ik niet langer. bijzin voorafgaat voorafgaat:: Toen het zes zes uur uur werd, werd, wachtte langer. — - Wan-. Wanneer we in : Moet jeje met me méein een een dialoog dialoogzinnen zinnenhooren hoorenofoflezen kzenals als: Zitte zukke kijken, moeder! moeder !(Arm.). (Arm.).- —Kijk Kijkzoo'n zoo'ntrein treintoch toch... ... Zilte kijken, zukkewages /tJa,ges stuk voor stuk leeg leeg (Bru.). (Bru.). --- dan dan isis daar daar een een inleidend inleidend adv. adv.als als»nou« »nou« of of »daar« min »ingeslikt«. Het met de de »daar<< minofofmeer meervolledig volledig »ingesiikt<<. Hetgaat gaat daarmee daarmee als met weglating in: Maar Maar hij hij zinsdeelen, als een object object (»dat«), Nat«), in: weglating van onmisbare onmisbare zinsdeelen, in:: Gaat je geen wou niet niet meedoen meedoen;; moet subject, in moet hij zélf weten. - of een subject, spaan aan aan!! — zinsvorm S. S. Vf. Vf. vinden we zelden: »Ik Den allereenvoudigsten allereenvoudigsten zinsvorm »Ik kom!« kom!« -Wèl van een een deel deel A. inneemt: inneemt: Wèi voor een bijzin, waar de bijzin de plaats van dat hij omgangstaal is het deel A. over 't algemeen Ik hoor dat hij ziek is. — - In In de omgangstaal ik hoor niet omvangrijk. Ook Ook het subject subject isisbij bijvoorkeur voorkeurpronominaal. pronominaal. OnderOnderniet omvangrijk. breking zjn tusschen tusschen S. S. en en Vf., Vl.. die hoofdzakelijk hoofdzakelijk na een nominaal breking van den zin sub j . voorkomt 3, subj. dus in in de deomgangstaal omgangstaal zeldzaam. zeldzaam. Alleen Alleenonderbreonderbre3 , is dus kende relatieve zinnen komen voor, waarbij de eerste pauze pauze meestal meestal uiterst uiterst relatieve zinnen licht eige vernaait, verraait, is ommers waard« licht is 4: 4 : »'n ommensz'n z'n leve leve niet waarde »'n Man die z'n eige sub j. + relat. afgescheiden. Dit relat. zin zin afgescheiden. Dit verver(Bru.). — - Feitelijk Feitelijk wordt wordt hier hier subj. 5, schijnsel doet zich zich in innog nogsterkere sterkeremate matevoor voorbij bijeen een»eigenlijk<< »eigenlijk« subject 5, dat in pronom. vorm wordt hervat: »Zoo' n vrij da' s toch maar alles alles!« »Zoo'n vrij leve, da' i# § 298 Ook eenvoudigsten vorm vorm met met samengest. vinden Ook den eenvoudigsten samenpest. gezegde, gezegde, S.Vf.V., vinden we zelden: zelden: Ik ik zal gaan. we - De meest meest voorkomende vóorkomende vorm is S. S. Vf. Vf. A. A. V.: gaan. — —
11 een deelw. dee/w. of een onbep. wijs. wijs. I2 Zie §§ 298, 298. 300, 304. 83 Zie §§ 311. 'Zie bij de relat. zin4 Zie bij nen nen § 379. 65 Zie §§ 299. 299, 401.
206
Hij zal morgen bij je komen. -- ook S. Vf. A. V. V.: ik heb het hem hooren Hij zal morgen komen kijken. -- Dit is de gesloten zinsvorm, in zeggen. tegenstelling met den open vorm, waar een deel A. aan het einde staat: S. Vf. V. A. of S. Vf. A. V. A.: Quick heeft gewonnen tegen Ajax<<. — »Ik heb me suf gedacht in m'n eentje<<. —; ook S.Vf. V. V. A. en S. Vf. A.V. V. A.: Hij is weze stroope vannacht (Bru.). — Ik heb me al den heelen middag dood zitten kniezen in m'n eentje (Arm.). — Het deel A. in deze —
open zinsvormen aan 't einde is meestal een voorzetselbepaling, soms ook een adv. of een bepaling met »dan<< of »als<<, nooit een object : ik kon niet op je naam komen daarstraks. -- Die moeten nog langer dienst doen dan vandaag. — De open zinsvormen zijn in de omgangstaal gebruikelijk bij aarzelend spreken, bij een aanvullende spreekwijze; ook wel om nadruk te leggen op het deel A. Onderbreking van den zin tusschen S. en V. fV. komt in de omgangstaal zelden voor, hoogstens bij een »beperkende<< onderbreking : Boeren, ten minste die Ik ken, geven daar niet om. Wel verderop, na Vf.: Je kunt, wat mij betreft, nu wel weer in je boot stappen (Kievit). — 1 Wel wordt het slotstuk A. in den open zinsvorm door een pauze afgescheiden: 't Is toch wat, op mijn jonge jare! (Bru.). — Kitty zingt morgenavond in Odeon, een so lo in een koortje (Arm.). — Maar ik dorst niet naar buiten te komen, met al die kanonnen.
—
Door toevoeging van een woord van nadruk, kan de zelfstandigheid van het deel A. worden vergroot; het wordt een zin: Daar krijgt het volk een portie van en die wordt onder ons drieën verdeeld, altijd naar rang en diensttijd, h o o r. — Door den open zinsvorm vermijdt de spreker een omvangrijke, weinig overzichtelijke, zinsconstructie en rijgt zijn gedachten, stukje voor stukje, aaneen. 2 § 299 Bijna 1/3 van de zinnen in de gewone omgangstaal hebben een aanloop A., met de inversie Vf. S. die daarmede samengaat. Deze aanloop bestaat
echter in 80 van de 100 gevallen uit slechts een éenlettergrepig woord, het hervattende vnw. dat, die (n), of adv. als dan, toen, daar, nu, die eveneens meestal terugwijzen op den inhoud van een voorafgaanden zin s De betrekkelijk zeldzame zware aanloop, meerlettergrepige adv. (morgen, telkens, vandaag, eigenlijk etc.) en substantivische vormen (bij voorkeur voorzetselbepalingen) is meestal van andere uitwerking; er wordt sterke nadruk gelegd op den bepalenden inhoud van het zinsdeel zelf : .
1 De volgende hevig onderbroken lange zin van »Droomkoninkje« zal wel niet door hem gesproken zijn: Die is laatst, met 'n broodmes in d'r hand, midden in de nacht, toen m'n
vader op de fab ri ek moest blijven, opgestaan, om dieven te vangen<<. — De zin is voor de normale spreekvaardigheid te omvangrijk. 2 Zie ook § 302. H Zie § 343 enz.
207
Ga nou maar naar huis ... Van de fierste hoven uit stuur ik je cénte (Bru.). — Morgen zal hij wel anders praten. — Om Zeven uur bèn ik weróm voor de nachtboot (Bru.). —
Evenals het subj. bij de volgende S. V. A. kan ook deze zware aanloop met óverzwaar accent worden afgescheiden, en hervat in pronom. of adv. vorm: »Kunt U me ook zeggen waar de Condor ligt ?» — »De Condor, daar staan je toch op ?» (Bru.). — »Zoo'n vrij leven is toch maar alles ... Met zoo'n vletje op de groote plomp .. . maat ... d a n ben je toch maar de kéizer! (Bru.). 2 —
Deze afgescheiden aanloopes zijn het »eigenlijke» subject. 3 Opm. Er zijn adv., oorspr. als rhetorische overgangswoordjes door een pauze gevolgd,
die, hij verval der pauze, tegen den algemeenen regel in, door het S. worden gevolgd: Dussè ... je doet 't. — Dus je doet 't (Bru.). —
Behalve den korten zinsvorm A. Vf. S. (»Daar gaat hij.» —) vinden we bij eenvoudig gezegde in de omgangstaal meestal den vorm A. Vf. S. A. Dat Afscheiding van weet U ook wel. -- Dan stoot ik je zoo uit je brood. het deel A. aan 't zinseinde is ook hier mogelijk : Mijn neme ze an, meteen maar as bootsman, op tdchetig guide (Bru.). § 300 Bij samengesteld gezegde zijn de gebruikelijkste zinsvormen A. Vf. S. V.: Dat moet ik zeggen. en A. Vf. S. A. V.: Dat mag je ons niet meer aandoen. Ook met dubbel nominaal deel: A. Vf. S. A. V. (A.) V.: Hier kun Ook hier is de je geschoren worden. Dat heb ik wel zien aankomen. voorkeur voor sluiting van den zin door het deel V. overwégend; een deel A. aan 't eind heeft bijzonder sterken nadruk : Dan laat ik je hangen op slag, jou leelijke branie (Bru.). — 301 Wanneer een bijzin aan den hoofdzin § voorafgaat, neigt men in de omgangstaal over naar den vorm A. Vf. S., waarbij A. een hervattend adv. of vnw. is: —
—
—
—
—
Als je de maan ziet opgaan, d a n zou je denken ... (Bru.). — En toen ze thuis kwamen, toen was hij ziek. — Snap jij 't, dan mag je 't zeggen (Bru.) 4 . - Wat hij eigenlijk wil, dat begrijp ik niet. —
De vorm mèt inversie maar zonder hervattend woord is ook gangbaar, vooral in snellere, meer gespannen, mededeeling: Voor ik te pletter sla, wil ik jullie groeten (Bru.). — Toen ons schepie al 'n eind uit de wal is, hoor 'k 'n schreeuw (id.). —
De volgorde zonder inversie (S. Vf. A.) komt alléen voor na bijw. bijz. van toegeving: Hoe dat nou uitloopt, 't is je laatste reis geweest (Bru.). — 1 Zie § 297 ; ook § 288, 401. 2 Zelfs raakt, in opgewonden rede de zware aanloop los van den zin, blijkens het uitblijven der inversie: Maar in ieder geval, hoe dat nou loopt ... ' t i s je alderlaatste reis geweest (Bru). — 3 Zie § 10. 4 In dezen zin is het adv. onmisbaar.
208
Na andere andere bijzinnen klinkt klinkt deze dezevolgorde volgordestijf stijf: : Indien ik op dit ditoogenblik oogenblik gelegenheid gelegenheid had hadom omdenzelfden denzelfdenvorm vormtetegebruiken, gebruiken, ik zou meenen tot iets iets belangrijkers belangrijkers verplicht te te zijn zijn (Cam. (Cam. Obsc.). Obsc.).—
§ 302 woordschikking van den bijzin vorm). Øi De woordschikking bijzin (n. d. vorm). .. In vinden we we maar maar zelden bijzin, waar Vf. In de omgangstaal vinden waar subj. subj. en Vf. zelden een bijzin, niet gescheiden in de deomgangstaal, omgangstaal, niet niet alleen alleen gescheiden staan; staan ; de de scheiding scheiding is, is, in mogelijk, vinden we we bijna bijna altijd altijd het het Vf. Vf. aan aan 't't einde mogelijk, maar maar ook regel. Zelfs vinden van den bijzin bijzin;; bij S.A. bij enkelv. enkelv. gezegde dus den zinsvorm S. A. Vf.; Vf. ; bij bij samensamengesteld gezegde is plaatsing plaatsing achteraan achteraan alleen alleen bij bij de devolgorde volgorde V. Vf. Vf. gesteld gezegde mogelijk, dáar is de de plaatsing plaatsing van van mogelijk, bij bij VI. Vf. V. V. natuurlijk natuurlijk niet. niet. Maar Maar ook ook daar een niet-verbaal niet-verbaal deel aan het het einde einde van vanden denzin zineen eenhooge hoogeuitzondering uitzondering; ; regelmatig Als hij regelmatigzijn zijnde de vormen vormen S. S. A. A. Vf. Vf. (A.). (A.). V. V. en S. A. V. V. (A.) VI.: Vf.: Als zichzelf niet kan redden. redden. - Als hij zichzelf niet redden kan. kan. -— Deze regelmaat regelmaat verhindert verhindert niet, dat, dat, bij bij sterkeren sterkeren nadruk, nadruk, een eenniet-werkniet-werkstaan. Ook Ook in in dit dit geval gevalweer weerbij bij voorvoorwoordelijk woordelijk deel deel A. aan 't einde kàn staan. »als«enen»dan<<, »dan«, enkele enkele bijw., bijw., keur voorzetselbep., bepalingen bepalingenmet met»als< keur een voorzetselbep., en de tweede tweede helft helftvan vaneen eengesplitste gesplitstecoordinatie coördinatie: : —
En al dat volk, dat dat er er zoo zoo lekkertjes lekkertjes passazíert passaz{ert langs winkels (Bru.).— -Of nou langs dde e win k e I s (Bru.). Of jejenou een kastkoopt kooptoof urt j es(G. (G.d.d.W.). W.).—- ...... lieverinineen eenwágen wágen een kast f eeen e n ffles l e seh c hzu zuurtjes datdat i kikliever zit dan zit auto.dan in in een auto. —
Het is begrijpelijk, dat ook ook deze deze zinsdeelen zinsdeelenbij bij aaneenrijgenden aaneenrijgenden gedachtengang kunnen worden worden afgescheiden afgescheiden door dooreen eenpauze pauze: : 'k Hoor van van 'n 'n kameraad, kameraad, dat er sjans 11 was, was, op dubbele gazie gazie 22 (Bru.). -— Dat Dát hoop ik, ik, ziet opgaan, dot v6orkom, met jou j6u as getnige - As je zoo'n maantje ziet opgaan, en al dat ik nog eens voorkom, getuige (Id.). (id.). — die toplichies topliehies over over dat dat water water (id.). (id.).— § 303 In den bijzin bijzin zijn het voegw. Vf. zelden zelden gescheiden door een »aan»aanvoeges. en§ het Vf. »er » (of »daar«) bij aanaanloop«. Eigenlijk alleen door door »er« »daar») en woorden die daar bij loop». Eigenlijk
sluiten: sluiten kwam. -— Ik denk, Jat dat er in die kast nog Of er wat wat. te verdienen is (Bru.). (Bm.). — - Toen er licht licht kwam. of er wel staan 3. enkele staan wei enl~ele 3 (met twee pauzen Scheiding door door onderbreking pauzen rondom rondom het het scheidende scheidende onderbreking (met . —
in het hetnadrukkelijk nadrukkelijk betoog betoog wel wel voor voor;; maar maar dat is is een een heel heel deel) komt in deel) komt mijn tegenwoordigheid, zulke ander verschijnsel: Ik verzeker verzeker je, je, dat, in in mijn ander verschijnsel: praatjes geduld'! — praatjes niet worden geduld § 304 Bij samengesteld samengesteld gezegde vinden§304 we, in in de deomgangstaal, omgangstaal, in innauwelijks nauwelijks 1/4 1 /4 der volgorde V. V. Vf. Vf. Zonder Zonder twijfel twijfel heeft heeft de de Hollander een der bijzinnen bijzinnen de volgorde geringere geringere voorliefde voor deze volgorde dan dan Oostelijke Nederlanders. Ook zal men de volgorde volgordeV. V. Vf. Vf. bij bij een eenHollander Hollander(beneden (beneden' eerder vinden vinden 't tIJ) I J) eerder 1 kans kans op werk. werk. 22 loon. 33 Deze zin zin zou zou ook ook zonder zonder »er» ')er« gewoon gewoon zijn in Groningen Groningen bijv. bijv. 313. Vergelijk Vergelijk verder §§ 313.
209
als Ook zijn zijn er er enkele hulpww. die als V. een deelw. is, dan bij een infinitief. Ook hij nooit achter plaatsen: laten, laten, gaan, gaan, komen, komen, zien, zien, leeren, leeren, achter den den Inf. zal plaatsen: durv.en. Maar overigens keuze der volgorde volgorde geen regels regels te te durven. Maar overigens zijn zijn voor voor de de keuze geven. Bij Bij een dubbel deel voorkeur het voorop deel V. staat bij voorkeur het hww. hww. geheel voorop (S. A. Vf. V. V.): Kruiken die allemaal allemaal moeten moeten worden wordengespoeld. gespoeld.—- Ertsbakken die je niet aan aan kunt zien kunt zien komen.- —... ... dat ik het zelf niet beter komen. beter had kunnen doen. In den eersten zin kan het deelw. ook voorop staan: Kruiken, die die allemaal gespoeld moeten moeten worden. worden. —
--
§ 305 B. De litteraire litteraire schrijver schrijver beschikt rijkdom van zinsvormen. Er Er beschikt over een rijkdom zijn schrijvers, bij in 3/ der zinnen zinnen met met een aanloop dat zinsdeel zijn schrijvers, bij wie in 3/44der zinsdeel een zwaren vorm vorm heeft. heeft. Bij hoofdzinnen van den vorm A. Vf. zwaren Vf. S. S. A., bij samen~ samengest. gezegde gezegde en en in inden denbijzin bijzinisisde delitteraire litteraireschrijver schrijvervrij vrij in inde deplaatsing plaatsing van niet-werkwoordelijke niet~werkwoordelijke deelen A. aan Afscheiding van aan het zinseinde. Afscheiding den zinsaanloop en het zinseinde door pauzen, onderbreking onderbreking van den zin tusschen S. en en Vf. Vf. isisalgemeen algemeengebruikelijk gebruikelijken engeeft geeftaan aanden denstijl stijl reliëf. Dit zijn vrijheden binnen binnen de degrenzen grenzender derregelmatige regelmatige woordschikking. Wanneer Wanneer de taal taal van vaneen eenauteur auteurmeer meerdoor doorrhythmische rhythmischedan dandoor doorgrammaticale grammaticale regelmaat wordt wordt beheerscht, beheerscht, treffen regelmaat treffen we in in zijn zijnwoordschikking woordschikkingzelfs zelfs af~ afwijkingen van de wijkingen de regelmaat regelmaat aan: géen inversie inversie na den aanloop, aanloop, scheiding scheiding van S. en van en Vf. Vf. in inden denhoofdzin, hoofdzin, etc. etc.Deze Dezeafwijkingen afwijkingen vinden vinden we we in in het hetproza proza van de »Mannen »Mannen van van '80», '80«, en en feitelijk feitelijk in in alle alle poëzie. poëzie. Zware vormen § 306 Zware vormen van den aanloop:
.
Met haastige Met haastigeschreden sr.hreden stapten ze voort. — - Dicht sloeg de deur (Arm.). — - Open scheurt het papier (Potg.). — worden de gezichten (Aug. de papier - Vaal worden de Wit). Wit). — - En van van de dehooibewoners kooibewonersin. inde kuiperij II11 Muziek Muziekaan aantafel tafel kreeg kreeg het huisgezin (Penning). (Penning).Nog zwaarder zwaarder door door bijzinnen: bijzinnen: En met met het hetwolkje, wolkje, dat vaart II 11 Vloeit in lange lange banen banen: d a t er er over vaart Vloeit heen heen het scheemrend diep in (Perk).— Maar (Perk).Maar dan met met zijne zijnehuik, huik, aleer aleerna naweinige weinigeuren uren II11 't't Delirium der der dorst hem zijn
.
—
verstand verdwaast II11 Verhult hij zijn gelaat — gelaat (Gossaert). (Gossaert).§ ontzag, : Vol § 307 De zware zware aanloop aanloop kan kanworden wordenafgescheiden afgescheiden: ontzag, look lóok ik mijn mijn oogen (Perk). — - Duidelijk Duidelijk is is hier hier de de zinswaarde zinswaarde van den aanloop, aanloop, door door de pauze; pauze; ook ook krijgt krijgt het volgende volgende Vf. Vf. een een zwaar zwaar accent accent nà nà de de pauze.. pauze .. Feitelijk is de afscheiding Feitelijk de afscheiding een verzwaring verzwaring van van den den zinsvorm zinsvorm 1, omdat in twee »gezegden» twee »gezegden« dezelfde in éen. éen. Dat dezelfde inhoud wordt uitgedrukt, als anders in de pauzen pauzen evenveel evenveel nadruk nadruk geven geven als als de de vormverzwarende vorm verzwarende herhaling 22 blijkt_ blijktde een omschrijving omschrijving der »eindelooze »eindelooze eeuwigheid» eeuwigheid« in als deze: deze: uit een in een zin als .
.
1
Zie Zie §75. § 75. 22 Zie Zie §76. § 76.
210
Met Meteindelóosheid, eindelóosheid,eindelóosheid, eindelóosheid, térgt t~rgt I1 IJ In groot en klein, klein, den denonversaagden onversaagdenweter, weter,II11 Wat Wat vergt (v. (v. Eeden). Eeden). meer dan menschelijk bevatten vergt Opmerkelijk ook de de afscheiding afscheiding van eenlettergr. eenlettergr. adv. adv. (maar Opmerkelijk isis ook (maar dan dan met met zwaren klemtoon), gevolgd door door een een bijzin bijzin of of bepaling, bepaling,voor vóor den denhoofdzin: hoofdzin: D áán, woesterwoede woedenog nogdedetoomen toomenvierend Schiet hij hij de zwarte Toen, n, woester vierend II 11 Schiet zwarte wolken wolkenin in(Perk).(Perk).—T oe n, haar tranen tranenterugdringend, terugdringend, wendde zij zij zich zich om, om, glimlachte glimlachte tegen tegen Peter Peter(Arm.). (Arm.).— - TToen, haar o e n, trots, had zij de gedachte van zich willen willen werpen werpen (id.). (id.).— in trots, Opm. De zware zware afgescheiden aanloop kan kan in poëtische poëtische taal taal worden worden hervat: hervat: Een zee zee Opm. golvendpurper purperininverbazen verbazenII 11EnEnademloos ademloos verstijfd (als waar' zij dood) dood) II11 Bij Bij't'tzien zien van golvend verstijfd van' teindloos eindloosvlammend vlammendavondrood avondrood Zoo schijnt schijnt de de heide heide (Perk). (Perk). — - Hier Hierheeft heeft»zoor »zoo. van't II 11 Zoo aanwijzende beteekenis nog nog niet niet verloren. verloren. 1 _ zijn aanwijzende '—
met zwaren zwarenaanloop aanloopzonder zonderinversie inversie: § 308 Zinnen met : de handen handenden denhamer hamer hij heft (Volker). (Volker). — - 't'tGeboomte Geboomtemaakt maaktgeruisch geruisch jI11 Want hoog in de Vanaf een in de de beek beek het water water ruischt rUlscht en zucht (J. W. F. F. Wer. Wer. Buning). Buning). — - Vanaf een groenen groenen En in eekhoorn stak stak bedeesd bedeesd II11 Zijn Zijn spitse spitse kop kop vooruit vooruit(id.). (id.). eik, een eekhoorn van S. en Vf. Vf. in: Tevens scheiding van en omlaag rooven rooven aan aan d'aarde d' aarde rust rust 11II En En wolkenresten wolkenresten zzee aan de de heemlen heemlenr ro0 o0 vven Winden omlaag Holst).(Henr. Roland Holst). dichters kunnen kunnen hier hier zijn zijn geleid geleiddoor doordirecte directeofofindirecte indirecteherinnering herinnering De dichters oude zinsvormen zinsvormen 2. aan zeer oude 2. kunnen door adv. kunnen Ook de de afgescheiden afgescheiden zwaarbetoonde zwaarbetoonde adv. door S. Vf. Vf. worden Ook gevolgd. Ze Ze zijn zijn óf Of door door een een tusschenliggenden tusschenliggendenzin, zin,óf Ofdoor dooreen eenzeer zeerlange lange pauze, losgeraakt van zoodat deze, deze, alsof alsof er er geen geen aanloop aanloop was, was, pauze, losgeraakt van den zin, zoodat opnieuw met het het subject subject:: begint, met opnieuw begint, opeens muisstil (v. Looy Toen, hetleek leekhaar haareen een wonder, wonder, het was opeens Looy ).— ).- Dan, 'tt barstte barstte Toen, enenhet lo~, de koekoek koekoek zong zong(Bastiaanse). (Bastiaanse). los, de accentuatie, de de pauzen In deze deze zinnen zinnen wordt wordt door door de de zware pauzen en de ververzware accentuatie, rassende duidelijk, plastisch plotselinge plastisch weergegeven de plotselinge rassende woordschikking, duidelijk, Zie ook §§ 351. afbreking van van het hetrumoer rumoerenenverbreking verbrekingderder stiltè. Zie stilte. § 309 rhythme kan de gescheiden gescheiden vorm vorm A. A. Vf. Vf. A. A. S. S. 309 Bijzonder Bijzonderfraai fraai van van rhythme kan de (A. VI. A.) zijn; door de scheiding van Vf. A. S. A.) scheiding van van Vf. Vf. S. wordt wordt de de noeming neming van subject: het sub ject»geretardeerd<(; »geretardeerd «; dit spant den zin en geeft nadruk aan aan 't' t sub ject : subject mijn vreezen vreezen II van verre verreal:' al :tt vvenDoch verlossen II11 Van donkre nacht belooft en kalmt kalmt mijn 11 van e 0De wind ster - Hoe Hoedikwijl.) dfkwijL zàng zómerlièd II11 De wind door door vloed vlóed van van zijn zómerlièd zang zijn (Hel. Swarth). — St e r (Hel. e n die door trálievènsters kóorn bángII11 de 6ó 6ó ggen zoo bóos en bing kóorn (Boutens). (Boutens). -— Dáarom zijn zoo gluren gluren (Aug. (Aug. de de Wit). — einde van den zin is vooral § 310 vooral gebruike310 De plaatsing van een§ deel A. aan 't't einde het een eenvoorzetselbepaling voorzetselbepaling is. is. Begrijpelijk Begrijpelijk is is deze deze schikking, schikking, lijk, als het lijk, als —
—
'
—
is de de zinszinsnormaal is Betrekkelijk normaal (Wilhelmus). -— 22 Betrekkelijk wil ick bouwen (Wilhelmus). Op U U soo wil Wil in: Op hij treft! treft! (Volker). (Volker). hoe zéker zéker hij hij tilt tilt en hoe vorm zin: Hoe Hoe toornig hij uitroependen zin: vorm A. A. S. S. Vf. in den uitroependen datt hij En rare bakkebaarden - Algemeen is in zinnen de de vorm vormmet met»date »dat«:: En bakkebaarden da hij had! hadJ in uitroepende uitroepende zinnen -— Een laatste rest rest van van 'n heel ouden zinsvorm. 11 Wèl
--
211 2IJ
wanneer volgt:: Ik heb gezegd tot wanneer op op de de voorzetselbep. voorzetselbep. een bijv. bijzin volgt tot de vrouw, - of of wanneer wanneer de de voorzetselvoorzetsel~ vrouw, die die mijn mijn zorgen zorgen deelt deelt (Multatuli). (Multatuli). — bep. zèlf door zijn omvang den zin te zeer zou overladen en bep. en er er nadruk nadruk op wordt gelegd wordt gelegd:: I kweet, weet,dat dater er leden leden zijn die uitsteken in Ik hart. (id.). in kennis en en in braafheid braafheid van hart. (id.). -— Voor de open deur deur stond een open een meid meid de destoep stoepteteschrobben schrobben met roken enmouwen mouwenomhoogomhoogmet opgeschorten rok geschort om haar roode (Aug. de de Wit.). Wit.). -— geschort roode armen. armen. (Aug. Voornamelijkechter echter isis de schikking Voornamelijk schikking aantrekkelijk aantrekkelijk door door den den dalenden dalenden en en rijzenden open rijzenden rhythmischen rhythmischen vorm vormen en om om de de overzichtelijkheid overzichtelijkheid van den open zinsvorm, waar waar eindeloos bepalingen zinsvorm, bepalingen kunnen kunnen worden worden aangehecht aangehecht in in de beschrijving: beschrijving: dan zullen er wezen In in dit lánd, kind, die hem gr6eten En dan gróeten met /lefde, liefde, en en die die de de hánd hånd zullen léggen (3p zijn hoofd op hóojd (Muit.). - En En waarom waarom hoor hoor ik den den gamlang gamlang niet, niet, die dieblijdschap blijdschap sprèekt sprèekt met (Mult.). — koperen mond kóperen mónd (id.). -— En weet weet niet niet wat wàt mij mij loodzwaar 160dzwaar viel viel op d'óógen (Perk). -— En bijtende Met rasp (id.). — élzen diè diè het hetaanzijn aanzijnstróoken str60kenII11 Met ráspen en tánd - Zoo dommt:!de kind (id.). dommelde hij hij voort, droomend van zijn eigen Meer en en van van hooge hoogeijsbergen, ijsbergen, die dielangzaam, langzaam, langzaam langzaam voortschoven ooer dijk, over overhet hetkerkhof, kerkhof,door doordede kerk heen, tegen de school, door de school heen over den dijk, kerk heen, tegen de school, door de school heen . . . • .. (Eigenhuis). -— Andere zinsdeelen dan voorzetselbepalingen Andere voorzetselbepalingen aan het het einde einde in: Toen hij Toen hij Lot Lot leerde leerde kennen, kennen, had hadhij hijverwonderd verwonderd gezien gezien die onrustig-zoekende onrustig-zoekende natuur natuur (Arm.). — - 't't Vlietend Vlietendsneeuw, sneeuw,dat datvóortschiet v60rtschiet snël (Perk). -— In In 't't rimplend rimplend zonlicht zonlicht dat dat daar flikkert f~l fel (id.).(id.). — daar § 311 Onderbreking Vf. heeft heeft plaats plaats door door Onderbrekingvan van§den den hoofdzin hoofdzin tusschen tusschen S. S. en Vf. allerlei zinnen en : allerlei en(afgescheiden) (afgescheiden)zinsdeelen zinsdeelen: Een oom van van Losbol Losbolden den Jurist, II11 Die 'tluchtig neef jen wegens wegens't'tblaffen studie 't luchtig neefjen blaffen II11 Op drukke studie bestraffen 11IILei, In't'tCorpus CorpusIuris luriseen eenducaat ducaat wou bestraffen L e i,zonder zonderdat datde de knaap knaaphet hetwist wist... ... In (Staring). — - Tante Suus, Suus. hitserig op haar haar stoel, bl bI éérde Looy). — - Lot, Lóf, uit r d e gewéldig gewéldig (v. Looy). haar gepeins,sc schrikte haar gepeins, h rik teop 6p(Arm.). (Arm.).— - Een Een nachtvlinder, nachtvlinder, oranje ondervleugels ondervleugels wapperend wapperend over een karmozijn-rood ... hhad a d zich karmozijn-rood lijf, aangevlogen als een brandje, van waar! waar!?? •.. zichgezet gezet v. Looy). Looy).(v. Met hervatting hervatting van het het subject subject:: Twee maaiers, maaiers, langs langs de de donkre donkre plas plas i 11Waar Waar't'tdichtst dichtstdededampen dampendrijven drijvenI 11I De zeis zeis op op traag van vanpas pasI 11I Met werk-gebogen werk-gebogen lijven lijven I11I Zij als schimmen, schimmen, nauw nauw schouder, traag Z ilginge' ging e' als gegist (Bastiaanse). — (Bastiaanse).Schrijvers die die den den zin zin héel héeldruk drukonderbreken, onderbreken, komen, komen, door door eerwaar. verwaar~ Schrijvers loozing der pauzen, soms tot de Ioozing der pauzen, soms tot de afwijkende afwijkende schikking S. A. Vf. A.: De De oude oude man met met tevreden trots trots keek keek naar zijn dochters dochters (Arm.). (Arm.). — - Van Van oudsher oudsher zijn er gevallen, gevallen, waar waar S. S.en enVf., Vf.,behalve behalvedoor dooreen eenonderbreking onderbrekingook ookdoor door een een niet niet afgescheiden afgescheiden volgend deel zijn gescheiden. gescheiden. Het Het is is alsof alsof de devaste vaste band van van S. S.en enVf. Vf.door doorde deaanvankelijke aanvankelijkestoring storingisisverbroken: verbroken: band De zijde,11Den De heirbijl heirbijl in zijn zijn vuyst, vuyst, aen aen d'een d'een en en d'andre d'andre zijde, Dentóescheut t6escheutstuit, stuit,enensloop slóoplt (Vondel). (Vondel). — - De Dekrijgers, krijgers, die die gebukt gebukt den den balk balk hielden hielden voor voor den denstoot stootmet metrossig rossigrooien rooien schijn op op turf-lederen turf-lederen ruggestukken, ruggestukken, Verwonderd Verw6nderd hhieven 6p de dekoppen k6ppen(A. (A.Prins). Prins).schijn i e ven op — (
212 212
—
Het is duidelijk dat in deze deze gevallen gevallen de de afwijkende afwijkende woordschikking woordschikking volvol~ doet aan een rhythmische, rhythmische, zelfs zelfs metrische, metrische, behoefte. behoefte. Zoo Zooook ookin in:: Wit schuimend wéken II11 de zeeën en 't stil stil Huis Huis verheerlijkt stáát Elck, van van sta'a't Cv. (v. Eeden}. Eeden). -— Elck my áf sich drejt drejt 11IIGluurt - De heeren heeren hunne rossen rossen 't Gluurtover over dwers, dwers, en en swyght (Hooft). — Nu stooten stooten in de lenden (Gezelle). staal II 11 Nu (GezelIe). —De -Devoorste v60rstepóoten p60ten in inde delucht luchtnaar naar vastheid vástheid sloègen uit rut (A. Prins) Prins) 1. 1. Deze scheidende zinsdeelen zinsdeelen zijn zijn van van heel heel anderen anderen aard aard dan dan de de attributieve attributieve bep. bij De man met de bij het hetsubject subject:: De man met de lantaren lantarenhernam hernam de de leiding. leiding. — Lezen we echter Lezen echter met met pauzen pauzen rondom wordt de zin zin rondom het het attribuut, attribuut, dan dan wordt tusschen S. en Vf. Vi. onderbroken: onderbroken: Die Die jongen, jongen, met n grapjes, grap jes, gaat me me met al z' z'n vervelen. - De bepaling is hier tevens adverbiaal vervelen. Een attrib. attrib. adverbiaal bij 't gezegde. Een bepaling kan worden vastgeknoopt aan een volgende volgen'de adverbiale: Hetzweet zweet adverbiale : Het op hun hun voorhoofd voorhoofd in perels (Antheunis). perels blonk blonk (Antheunis). —
—
Opm. subj. . is pauze geïsoleerd geïsoleerd en en wordt, wordt, evenals evenals de deonderbrekende onderbrekende Opm. Het Het subj is door een pauze bepaling, hervat: hervat: Zijns Zijns vaders vaderswandelstok wandelstokII11 In riet daar bleef hij hangen.In't't riet hangen. —
§ § 312 De onderbreking van van S. en Vf. Vf. verwekt verwekt sterke sterke spanning spanning en enheeft heeftmeestal meestal sterke klemtoon klemtoon op op het, uitgestelde, sterke uitgestelde. Vf. Vi. ten ten gevolge. gevolge. Zij Zij komt komt daarom minder alge~ minder voor voor in in poëzie poëzie dan in proza. Ook in den bijzin bijzin wordt, over 't algemeen, hevige onderbreking onlerbreking door zinnen of lànge bepalingen lange bepalingen of bepalingen in grooten getale, getale, in poëzie gemeden. verstoring van den den rhythmischen rhythmischen gemeden. De verstoring gang werkt werkt verwarrend verwarrend:: Nooit is er, wie ..• Eenliefde, liefde,minder minder hoog, hoog, in 't't hart hart kon kon wekken wekken If11 Dat, in in dien dien gloed gloed ... II11Een gelouterd 11 Vereend (Perk). gelouterd van van zijn vlekken II Vereend met met schoonheid, werd tot poëzie (Perk). —
Een enkele, lichte, lichte, onderbreking onderbrekinggeeft geeftechter echtersterk sterkreliëf reliëf 22 :: En waar, vooreeuwen, e..ouwen, ridderzangen - Waar, Waar, al teteargloos arglooskind, kind, ik 't éerst ridderzangen klonken (id.). — waar, voor heb liefgehad (Gossaert). — - De Deaarde aarde die die donker donker en en koel koelisistegen tegende dehanden handender dervrouwen, vrouwen, als. de Wit). Wit). zij de slappe plantjes overpooten (Aug. de als, zorgzaam. zorgzaam, zij betoogenden Hevige onderbreking onderbreking vooral van den bijzin, is is eigen eigen aan aanden den betoogenden stijl (zie bij bij zinsverbinding zinsverbinding : §§ 399). 399). § 313 In den den bijzin bijzin komen komen aanloopen voor. in de degesproken gesproken taal taal niet niet voor, die die we in behalveininverbinding verbinding met »er«3, afscheiding. vinden, en, in in het het betoog, bij afscheiding. 3 , en, vinden, behalve met »er<< Voorbeelden: Voorbeelden : spade ins de spáde zmnd op .•• hèn de r6tswand - Als zánd op àns rotswand àls als een een muring m iringslfSot shot (v. (v. Looy). — . .. tot Zchter achter hèn In den den herfst, herfst, als als Mei en hóog spande over over de deuiterwaarden uiterwaarden wèrpt hoog de hemel spande koel en wèrpt (Perk). (Perk). -— In {Ina Bakker}. — - Daarbinnen leek het het eens eenszoo zoowijd wijdII11 Van Van nevelige neveligevergezichten vergezichten 11I{ (Ina B. Bakker). waterzoom II11 De lage Waarbinnen hier en en daar daareen eenboom boom (accus.) aitden den waterzoom lage stralen stralen (accus.) II11 Gerezen uit (subj.) nog verlichtten II 11 Der Prins).Der nu bijkans gezonken zon (J. Prins). Een afwijking inversie: af wijking is hier de constructie met inversie: Waar péilloozer péllloozer bláuwde b l a u w d ededekfkker~doorkwàakte kikker-doorkwaaktenácht nacht(v. (v. Looy).Looy). — —
—
1
Versleer. 33 Zie §§ 303. Versleer). 1I2 Zie verder de VersleeT. Jambische maat in proza (zie Versleer).
213
ontbreekt : Ook als de aanloop ontbreekt: Waar 11 Zoo rijst, als zin zinkktt het diep diep der waterlagen (Perk).(Perk). — Waar een albasten trans 11
9. In In de de laatste laatste gevallen gevallenkrijgt, krijgt, door door de inversie, inversie, het het Vf. Vf. zwaar zwaar accent. accent. Dit Dit is ook óok het gevolg gevolg van van plaatsing plaatsing voorop voorop in in een samengetrokken samengetrokken bijzin: nédersmdkte 't blók, Toen in zijn zijn woede woede 11 11 de En néJersmàkte bl6k, de geest geestdes des afgronds afgrondshaar haartot tot6ffer 6fferkoos kóos11 En meed6ogenloos die langs langs de de bérgen bérgen klutst, klutst, en en béuk.t béukt door door 't meedóogenloós (Perk). (Perk). -— Wat Wat stuit de golf, die w6ud wóud (id.). bij samentr. van het het Vf. Hetzelfde geldt voor den den Inf. samentr. van Vf. in in bijzinnen bijzinnen met met Inf. bij samengesteld gezegde samengesteld gezegde:: ~ De liefde liefde doen doen zij zij uit uit den den hémel hémel dálen dàlen En 11 En (Wen dálen in de Ziel, zij vervrómen vervr6men (Perk). (Perk).ziel, die zij — Opm. komt ook ook in in Oostelijke dialecten voor, bijv. bijv. bij bij A. A.Wer. Wer.Buning: Buning: Opm. Deze volgorde komt Ik uurtje zoo zoo goed goedmogelijk mogelijk besteden, I k zal m'n laatste half uurtie besteden, en lezen een kapittel kapittel uit de Schrift.Schrift. — —
§ I 314 litterair verhalend verhalend proza hoofdzin voor voormet methet het 314 In litterair proza komt komt nu nu en dan een hoofdzin
Vf. voorop voorop 1: 1: Mijntje schudde d'r d'r bleek bleek sproetenhoofdje.... sproetenhoofdje .... Klónk.en aldus drie driegeluiden gelUideninin het Klónken aldus Mijntje... ... schudde kámertje Falkland). kámertje (S. Falkland). —
Hier is is waarschijnlijk waarschijnlijk een zware zware klemtoon klemtoonop op het het Vf. Vf. als als aanduiding aanduiding van van het plotselinge geluid, geluid, aantrekkelijk. Opm. zijn in in de detaal taal van vanstadhuis stadhuisen enrechtzaal rechtzaalgangbaar: gangbaar: Vó/gt overOpm. Van Van oudsher oudshe r zijn TVoigt een 6vervoor de verdachte X., die die zicht van van de de samenstelling samenstelling van van de deafvalstoffen. afvalstoffen. — - Komt Komt voor de verdachte zegt ... . . . -— § 315 31S C. opening van van den den zin zin met met een een aanloop aanloop leidt leidt in in den den niet-litterairen C. De opening geschreven de ambtelijke taal taal I,2 , tot eenige moeilijkheden. Men Men geschreven stijl, stijl, d. i. de schijnt algemeen het het noemen noemen van van een een persoonlijk persoonlijk subject subject in in den den schijnt in 't't algemeen aanhef van een beschouwing beschouwing te te mijden mijden (gelijk (gelijk in brieven brieven ook wel het subj. ))Ik«). van hethetsubject of >I k <<).Tot Tot»dekking« »dekking<< van subjectplaatst plaatstmen mendan dan een een bepaling of object voorop, voorop, zonder dat deze deze zinsdeelen zinsdeelen het het gewichtigste gewichtigste zinsdeel zijn en dus den den zwaren zwaren klemtoon klemtoon van van den den zwaren zwaren aanloop aanloop zouden zouden kunnen kunnen dragen. De volgende dragen. volgende zin is de de éerste éerste van vaneen eenkrantenverslag kranten verslag:: Een bijzondere bijzonderegave gave bezit de echtgenoote van L. L. S. S.voor voorhet hetaankleeden aankleeden van van een eententoontentoonstelling C.).stelling (N. (N. R. C.). Men zou bij 't't lezen lezen van van dezen dezen aanhef aanhef verwachten, verwachten, dat datvooraf voorafM Of over overde de »gaven» van een ander, gewone »gaven« ander, Of minder »bijzondere »bijzondere gaven« de óf over minder gaven» van de echtgenoote was gesproken. gesproken. Vreemd Vreemd is ook de de aanhef in: echtgenoote i. c. was Een uitgebreide uitgebreide tentoonstelling tentoonstelling houdt N. bij Van Van" Hasselt (id.). (id.).N. N. bij — Noch andere tentoonstelling, noch over een tentoonstelling tentoonstelling van van Nóch over een andere of bij een ander ander is is hier hier vooraf vooraf gesproken. gesproken. De De antithetische, antithetische, nadrukkelijk. nadrukkelijk—
vgl. §§ 296, 297. 22 Door het het woord woord »ambtelijk» »ambteIijk« vatten wij wij in in deze dezegrammatica grammaticaverschilverachillende soorten van van taal taal samen. samen.
1
214
tegenstellende uitwerking van den zwaren aanloop is zelden in den aanhef van een beschouwing (betoog, bericht) op haar plaats. § 316 Bij samentrekking van een aanloop in twee gecoördineerde zinnen kan het gevoel voor het verband, dat bestaat tusschen den tweeden zin en den aanloop, verzwakken. a. De eerste hoofdzin wordt gevolgd door een bijzin : Bij deze werkwijze duurt het geruimen tijd, vo or dat de laag op hoogte is gebracht, en heeft deze dus gelegenheid tot inklinken gehad (N. R. C.). — Na dit verzoek van den Minister werd overleg gepleegd met de >>Centrale < — onder voorzitterschap staand van
den Commissaris der Koningin — en verklaarde deze vereeniging zich bereid etc. (id ) b. Een lichte aanloop (»dan<) heeft te weinig draagkracht voor den tweeden zin ; vooral een hervattend adv. na een bijzin: Beperkt men zich echter tot een zeer dunne laag, dan zal meer van bemésting moeten worden gesproken, en komt men terug op het oude bedrijf (id.). — c. De tweede zin kan consecutief afhankelijk zijn van den inhoud van den geheelen eersten zin, en dus niet van den aanloop alleen ; een nieuwe woordschikking, S. Vf ., zou duidelijker den nieuwen inhoud kenmerken : 1 Na deze mededeeling b e g o n o n s g e s p r e k te kwijnen, en wist ik niet beters te doen dan haar af te vragen ... (Cam. Obsc.). — d. Herhaling van een adv. aanloop in synoniemen vorm in den tweeden zin
maakt, dat het verband met den aanloop wordt verbroken 2 : zoo werd de afzet steeds moeilijker en werden de kosten voor den afvoer op deze wijze 3
steeds hoogex (id.).
—
De gevallen in a—c genoemd, zijn »bevreemdend<<; de inversie in dezen laatsten zin is fout. Uit alle vier gevallen kan de gewoonte van foutieve inversie voortkomen, door analogische verbreiding 4 . Het is bekend, dat in sommige kringen (ouderwetsche dameskostscholen, de handelswereld) de inversie na »eno, ook na zinnen zonder aanloop, in den brievenstijl regel is : met het gesproken Nederlandsch en het litteraire geschreven Nederlandsch is deze inversie in strijd: zij is foutief. § 317 In den bijzin wordt bij verzwaard samengest. gezegde het Vf. bij voorkeur voorop geplaatst : als gevolg waarvan in ons land geleidelijk eenige inrichtingen z ij n in werking gesteld (N. R. C.). — Ook omdat daardoor de belangen der provincie zouden kunnen bevorderd worden (id.). — Omdat de twee samengetrokken zinnen niet meer zuiver nevengeschikt naar den inhoud zijn verbonden. 2 Ook een subj. in synoniemen vorm herhaald: De contributie bedraagt f 20.— en zal deze in twee termijnen geind worden. — 3 Synoniem van zoo. 4 In poëzie zelfs komt foutieve inversie voor: Onze oogen proeven iets groots en daarvan gaat er Een trek van grootheid door ons geestes-trachten II En zijn wij thuis in grenzelooze sferen (Henr. Rol. Holst). — Dit is een constructie »ad sensuri<<; de auteur voelde den aanloop (»daarvan») als: »daarom, daardoor». 1
215
In deze zinnen staat voor het subj. een aanloop. Nog typeerender voor den betoogenden stijl zijn de bijzondere soort van bijzinnen met een aanloop voor het voegw.: Eenling als hij altijd min of meer is geweest, mag dit tijdperk in sommige opzichten door hem zijn beheerscht ... (N. R. C.). — § 318 De gewoonte, aan 't eind van een zin omvangrijke of veelsoortige »ge-
gevens<< op te sommen in officieele »staten<<, verklaart de afwijkende plaatsing van een subj. of ob j . aan het einde van allerlei zinssoorten: 4000 kunnen hiervan afgetrokken worden, waardoor men overhoudt 12 7000 won i n gb e h o e v e n d e huishoudens (S. Vf. A.). — Dat in dit jaar te A. gereed gekomen waren 4000 door particulieren gebouwde woningen (A. V. Vf. S., inversie in bijzin). — Hieronder moeten worden verstaan alle waren van plantaardige n oorsprong.— Opm. Ook in het betoog van juristen komt deze schikking voor.
ZINNEN ZONDER PERSOONSVORM (Vf.). DE VOCATIEF.
§ 319 De vocatief had in oudere talen een eigen casus-vorm; in het Neder landsch heeft hij den vorm van den nominatief, gelijk blijkt uit den pronominalen vorm: »J ij 1 rakker !<< Hij is geen zinsdeel, maar staat als »zin<< op zich zelf, of naast een anderen zin. De spreker richt zich door dezen zinsvorm tot den tweeden persoon 2 ; in bijzondere opwinding kan hij zijn ergernis erin uiten, gericht tot een afwezige of zichzelf : »Stommert 3 In litterairen, beschrijvenden, stijl komt de vocatief bij oudere schrijvers voor als aanroeping van den lezer: --
-
Begeven wij ons thans, geduldige lezer, op de vleugelen der phantasie, naar het stulpjen, waarvan i k sprak . .. —
In de epische poëzie is aanroeping der Muze van oudsher gangbaar; in lyrische die van allerlei »personificaties» 4 :
Wien, eik! zult ge op de waterbanen schoren ? (Perk). — Vaarwel, mijn wandelstaf! En, gordel, wees ontbonden ! (Gossaert). —
Dergelijke vocatieven zijn dikwijls »aangedikt» door een versierend adjectief Klinkt helder op, gebéeldhouwdè sonnétten (Perk). -- of wel zij zijn in verzwaarden vorm omschreven: Gij lievlingsloof der minne in vast vergeten eeuw (Potg.). — 1 Zie ook § 125 Opm. 1 en §323b. 2 De persoon van den vocatief is bepaald. Strijdig hier:
mee is de functie van onbepaalder persoon in: I k bemin u, vele volken! (Verwey) — en de negatieve: Geen eunjers uit den hoop! (Hooft) = Jullie die geen tooverkollen bent! 3
De -t is verzwaring van den vorm; zie § 58 en § 90. 4 Zie § 82. 5 Zie § 115.
216
-
De vocatief heeft drie verschillende schakeeringen naar accent (en toon) : de mededeelende, de vragende die twee accenttoppen heeft, met stijging van den toon naar het einde, de nadrukkelijke met éen versterkten, accentstoot. Omdat de spreker door den vocatief meestal »de aandacht van den aangesprokene vraagt<<, is de vragende accentuatie het meest gebruikelijk, vooral in de gemoedelijke omgangstaal der Hollanders. Ook in deze zinssoort wordt dus een modaliteit uitgedrukt: vraag en gebod, en bovendien de stemming van den spreker. Een der gewichtigste functies van den vocatief is, modale schakeering aan te brengen in den zin, waar hij bij staat; vergelijk de eenvoudige mededeeling, de vriendelijke aandrang en het nadrukkelijke gebod: »je mèet je wérk nog màken«.— »Piet, 1 je mèet je wérk nog màken<<. — »Piet! Je mixt je wérk nog maken!» — § 320 Behalve de accentuatie brengt de plaats van den vocatief in het verband
van den zin verschil van functie teweeg: 1. De vocatief, louter uit een naam of titel bestaande, komt voorop in het verband hoofdzakelijk voor bij bevelen en uitingen van hevige gemoedsbeweging; hij heeft dan de nadrukkelijke accentuatie 2 : (met oogen waarin de ontzetting lag uitgedrukt): »Meneer ... de tjalk is wee» — »Schipper ! Die drommelsche aap van 'n jongen«, gromde de barbier, verontwaardigd n a a r a de m ha pp e n d. — Mèt loop ik na me vrouw : » Jaan<<, zeg ik, »geef jij mij vijf cente voor te schere». — »Lot, je overschoenen !<< waarschuwde Ammy bij de deur. — En daar is 't ineens: »Manne, geef je over!» Nu en dan komt de vocatief voorop in de verzoekende vraag, met den vragenden toon 2 Paul, kom je eens gauw ? (Arm.). — —
:
Opm. In vocatieven als deze laatste ontstaan, door den vragenden tweetoppigen toon, allicht de »liefkozende benamingen«, vooral tweelettergrepige deminutieven : zie § 59 Opm. Zie verder hieronder bij 2 en § 323.
2. De vocatief, louter uit een naam of titel bestaande, komt achteraan in het verband voor: a. bij vragen van allerlei modaliteit: »Wanneer zou dat zijn, schier?»— »'t Is vijf uur. Ga je mee, Amine?» (Arm). — »Ben je niet erg vroeg uit school, Béry ?» vroeg Lot argwanend (id.). — »Zal je je mond houen,
— b. bij mededeelingen; hier drukt de vocatief een zekeren nadruk uit:
Peerie ?»
»Plicht gaat voor, jongen,» verklaarde de trouwhartige zeerob. — »M'n moeder slaat me nooit, schipper!» — »'t Is waar, man!« — c. bij verzachte bevelen: »Hou 't maar vast in, maat !» ((Bru.). — 1
Dit teeken geeft het tweetoppige accent weer. 2 Zie hierv6or § 319.
217
d. in beschaafde conversatie geschiedt de toevoeging van den vocatief na mededeelingen, louter om »beleefd« te zijn: »Die van U ook, Mevrouw ?« »Ik héb er geen, Dien« zei Ammy onverschillig. — 3. De vocatief, louter uit naam of titel bestaande, komt middenin het zinsverband zelden voor : »Nou weet jij, meheer, dat Toon niet gauw bang is, maar toe voelde ik m'n eige toch verschiere« (Bru.). —
Ook in dit geval is, na het ietwat »astrante« vnw. »jij«, de vocatief een overgangswoordje, een uiting van beleefdheid. Bij kinderen en eenvoudige verhalers komt de stereotype onderbrekende vocatief veel voor. Soms heeft, in gevoelige poëzie, de onderbrekende herhaalde vocatief sterke gevoelswaarde : »Moeder, weet je nog hoe vroeger II Toen ik klein was, wij te zaam Iedren nacht een liedje, m b e d e r Zongen voor het raam ?« (Nijhoff). —
§ 321 De vocatief kan bij verval van pauze nader verbonden worden met een
uitroependen zin van den woord. Als deel van een groep staat dan de vocatief ook aan het begin der rede, maar heeft z'n nadrukkelijke functie verloren; meestal is hij vriendelijke of beleefde toevoeging: 1. in formules van begroeting en afscheid : »Goeien middag, Berry« (Arm.). — »Dig kind — hoorde ik Lot daar óok?« (id.). — »Zóo jongen, ik dacht niet dat jij nog komen zou<< (id.). —
2. bij »ja« en »neen« : »Já Dirk, daar hé je recht.« — »Jawél schipper, maar ik dórst niét.« — »0 née schipper,
in een touw niet !<< —
3. bij nadrukkelijke inleidingen, 'die in oorsprong imperatief zijn »Pas 6p vader, hij gaat er van door!«
—
»Zég Dirk, wees nou 's ménsch
2
—
Achteraan : »Morgen 'n beetje vroeger, hoor kind« (Arm.). — 4. bij uitroepen in den vorm ; van een adv. 3 : »W 61 maat,« zeit de ander, »as je mijn nou verneuriet!« (Bru.). — »N 6 u Grootpa', ik kom wel es gauw terug» (Arm.). —
In de omgangstaal is zelfs bij het nadrukkelijk geheven voegwoord »en<<
de verzachtende vocatief mogelijk : »E n ja, zoo'n émmes vrij léve, da's toch maar alles» (Bru.).
—
Voor een imperatief is de vocatief nog gescheiden, dus nadrukkelijk geaccentueerd : »H i, Dirk, kom 'r is hiér!« (Bru.).
—
De vocatief gaat met ondergeschikt accent vooraf aan een nadrukkelijk zinnetje in: »Groopa t ó e, ik ben zoo warm, krijg ik Ook thée ?» (Arm.). — 1
Zie hierboven. 2 Zie § 293. 3 Zie § 324 enz.
218
§ 322 De vocatief verricht zijn eigenlijken dienst, wanneer hij los van andere zinnen staat, als aanroepvorm; de spreker trekt de aandacht van den aangesprokene : (Amme loopt peinzend langs de straat . . .) »Amme !» Ze keek om ... (Arm.). — Deze vocatief komt ook voor aan het begin van een redevoering in hoogeren stijl: »Dames en héeren !<< — De modaliteit van de uitnoodigende vraag komt erin bij vragende accentuatie Lot wipte van haar stoel op; »Daar hoor ik Paul's stem in de gang!» Zij deed de deur open, riep vroolij k : »Paul». »,J a j a, ik k ó m !» (Arm.). — De modaliteit der verrukking is uitgedrukt in: »Wees gerust maatje ... de manschap zal 't wel goed vinden, dat je je aandeel krijgt.» »Schipper!» riep Paddeltje uit. En hoe zijn beentjes dien dag ook gedribbeld hadden, hij begon van nieuws te dansen en te springen. —
Bij verzwakking van klank krijgt de vocatief zelfs de beteekenis van een lief koozing : Achter zijn vader keek Paul Ammy even onderzoekend aan, knikte haar dan stil toe : »Amme ...<< — 323 De rijk geschakeerde, en bovendien vaak sterke, § gevoelswaarde van den
vocatief, wordt niet alleen door accent en toon en plaats in den zin uitgedrukt, maar blijkt ook uit verandering in den taalvorm. Bekend is, dat eigennamen worden vervangen door gemoedelijke of lief kooiende vormen: Pepi, Pup, Ben, Benny, Honny, Ber, Berry etc. De verkorting 1 van »titels<< valt vooral den kindermond gemakkelijk: va, moe, pa, ma, opa, ova, etc. Verkortingen zijn ook : menéer, mehéer, mevr6uw, juf ; ook »baas» is waarschijnlijk een verkorte, althans gemoedelijke vocatief geweest, evenals het subst. »ober» uit den aanroepvorm door verkorting is ontstaan. Substantieven kunnen in den vocatief als benaming voorkomen: De oude heer stond op met blijde haast : »Dag, kind» (Arm.).
—
Deze benamingen kunnensterkesbewogenheid van den spreker uitdrukken: 'k Zou nog kenne griene, man, as 'k er an denk (Bru.). — Kerel, denk toch 'ns! (id.). — Wat 'n gloed, man! (id.). — »En dan gaan we stroope, jage op die ruige plate van onrust, mehder ... stikvol van die vogels ! ...» —
Vriendelijkheid, onderworpenheid, opluchting, worden uitgedrukt door den deminutieven vorm: »Wat scheelt eran, kereltje?» vroeg de man v r i e n d e l ij k. — »Wees gerust, maatje !» — Zijn oogen zwommen in tranen: »Schippertje, toe ... !» Ook kleineerende ironie: »Laat jij dat vodje maar zitten, jongetje!» —
—
Versterking van den nadruk wordt uitgedrukt door : a. herhaling: »Kom gauw zitten hier bij 't vuur; kinderen, kinderen, wat 'n weer» (Arm.).
—
»Schipper .. .
schippertje ...» Padde's oogen knipperden s m e e k e n d. —
b. door toevoeging van den pronominalen vorm: »Wil je koest zijn, Meerie, en jij Hendrik !» — »J ij aap!» 1
Zie § 86.
219
c. naam (in plechtige plechtige rede) rede):: c. door noeming van den heelen naam neme, Dirk »Names Justiti(. motte motte we we jejegeweer geweeraf afkomme komme neme, DirkDekkers!<< Dekkers!« »Names de heer Officier van Justitic (Bru.). -— »Luister »Luister goed, goed, Padde Kolemeynl«— Padde Kolemeyn!» d. toevoeging van van adjectieven: adjectieven: de de vocatief vocatief drukt drukt dan dan tevens een door toevoeging d. door
waardeering der eigenschappen eigenschappen van den aangeroepene uit: ?» »Waar6m, malle dat heele heele eind eindkomen komenloopen loopen?«»A r m e jongen, ben je dat jongen ?» - »Arme »Waarom, m a l l e iongen~« gemoedelijke stemmeer onderscheidend, onderscheidend, drukt drukt alleen een gemoedelijke Het adj. is niet meer stem~
—
—
»Ze kunnen kunnen —ook wel ironie: »Ze ming uit: jongen!«-ook uit : »Kom »Kommaar maareseshier, hier,ouwe ouwe jongen!» Je fijne meheer!« meheer !» je missen missen... ... fijne Opm. achtergeplaatste adj.: »0 )()schippertjelief!» schippertjelief!«Opm. Versteend Versteend is het achtergeplaatste —
—
e. vaneen eenander anderattribuut attribuut: e. door toevoeging toevoeging van : »Aap 'njongen, jongen, voor gekomen!«—- »Schreeuw »Schreeuwmaar maar niet niet zoo, zoo, waswas dandan voor denden dagdag gekomen!» »Aap van van 'n jullie met je je boterbekkies!» boterbekkies!«jullie met --
LOSSE ZINNEN ZINNENZONDER ZONDERPERSOONSVORM PERSOONSVORM (VF.). (VF.). § 324 Door samentrekking 11 van van zinnen zinnen in in de de gesproken gesproken taal, taal. vooral vooral van van vraag en antwoord, verbum finitum. Feitelijk Feitelijk antwoord, ontstaan zinnen zonder uitgedrukt verbum zijn ze verbonden verbonden door door den den zinstoon: zinstoon : »Wat metJ ojopiegoed?«»ja,best«p i e goed ?» »Ja, best» — »\Vat is dat~«»Eenzwanennest!«riepArie.-»Is dat?» »Een zwanennest !» ri ep Arie. — »I s ''tt met »jij - »Ga niet he heen?« »Misschien.» — en ?» »Misschien.«»Padde Kolemeyn« »G a jjee er niet »Jij heet Padde, hè?« hè ?» »Padde Kolemeyn» — kind, ik ik laat laat »Heelemaal niet« niet» --- »Ja »Ben uit school, school,Berry?» Berryil« »Heelemaal »Ja kind, »Ben jij jijniet nieterg ergvroeg vroeg uit !» -- »Drie maanden ...» alles maarweer weeraan aan jou jou over!» over!« »Maar »Maarniet nietaan aanmij mijalleen alleenl«»Drieimaanden .. .« alles maar herhaalde Paddetoonloos. toonloos. herhaalde Padde
Ook ik daar daar liggen liggen? veldvraag : »En wie zie ik ? De veldOok na een rhetorische rhetorische vraag: wachter« - Uit Uitsterke sterkesamentrekkingen samentrekkingen van vandezen dezenaard aardontstaan ontstaan wachter» (Bru.). — stereotype uitdrukkingen: »Zou wilde zwaan zwaan zijn?» zijn~« »Natuurlijk.« - »Krijg thee?« »Krijg ik ik ook ook thee?» »Natuurlijk.» — »Zouhet hetecht echt een een wilde »Natuurliik.«»Maar kijk die mantel?? die zwanen zwanen e's e's kwaad kwaad z zijn!« ij n !» »O!ze!«»Of ze!» — »Heb je m'n mantel »Natuurlijk.» --- »Maar ie toch toch!« »Daarl«Waar is ie »Hier !» -— »Daar !» !» »Hier!« Bij opsomming: we.« »Eerst »Eerst ik. jij!»1« -— opsomming : »Nu gaan we.» ik, dan jij In den den omgangstoon omgangstoon duiken duiken steeds steeds zinnen zinnenzonder zonderpersoonsvorm persoonsvorm op, op. en het heteigenlijke eigenlijke »gezegde» »gezegde« niet niet in in wanneer wanneer alleen aanduiding noodig is, en aanduiding noodig het werkw. schuilt:: werkw. (zijn) !2 schuilt YiOver veertien dagen dagen al de de acht acht-en-twintigste, vader« zei diep in inhaar haar stoel stoel »Over veertien - en- t wint i gs t e, vader» zei Lot, diep gedoken, genietend van van haar haar thee (Arm.). (Arm.). — - Even Evenlater laterkwam kwamPaul Paulbinnen. binnen. »Jullie met --
z'n tweeën«, zei hij kni kkend.-
z'ntweë»,ihjknd.—
32S Het nadrukkelijk §§ 325 nadrukkelijk accent van den uitroep, verzwaring verzwaring door pronominale pronominale accent van en adjectivische adjectivische vormen, vormen, toevoeging toevoeging van van »hè» »hè« en en »hoor», »hoor«, stempelen stempelen de de 1
»zijn« § 268. vgl. §§ 365. a2 Zie verbinding verbinding doof door »zijn»
220
volgende stereotype vormen ondanks het ontbreken van 't verbum (meestal »is<<) tot een volledige uiting var. gevoel -I- oordeel, dus tot een zin: »wat 'n weer!< hijgde Lot driftig. — »wat 'n mooie vogel!<— »Die drommelsche jongen !< grimmig sloot hij de deur. — »Wat 'n gloed, man! 1 en die groote electrieke bolle d'r in, en al dat volk ...» »Hé, leelijke dieve <' Prachtig gezicht hoor, fijn! - Dus, de drijvers gevat, maar Piet, me maat, rikketik 2 'r van deur! —
—
Ook in ironischen toon : Wel wel, 'n lief domineeszoontje, dat moet ik zeggen! In poëtischer stijl komen substantivische uitroepen als deze laatste voor, ingeleid door »0 !» en het vnw. »die<< 3 : 0, die jolige wind door het wuivende land! — 0, die wangen als sneeuw! 0 die lippen als lood (H. Swarth). —
Talrijk zijn in de omgangstaal de korte staande uitdr., waar overal 't werkw. »zijn
—
»'n Iedereen mag gerust komme kijke ... want wèl staat er niet véel meer — maar glimme en blinke ... as bij de keizer!» 4 (Bru.).— §
326 Talloos zijn de staande uitdrukkingen, die alleen bij uitzondering buiten het verband van andere zinnen voorkomen. Zij zijn van den volgenden of voorgaanden zin meestal nog wel gescheiden, maar hun dienst bestaat voornamelijk in de omschrijving van een sterken nadruk op den inhoud van den vorigen of volgenden zin ; meestal omschrijven ze tevens een psychologische modaliteit, soms ook een logische modaliteit: 5 1. Schrik, ergernis en angst worden uitgedrukt door vloeken en bezweringen: »Wat drómmel ! nou ben ik 'm zelf kwijt.» — »Goeie genade, Paddeltje!» riep lange Meeuwis. »Maar mijn hemel! als hij toch geen zin heeft!» zei Ammy. —
Ook overreding en verbazing: »Met zoo'n vletje op de groote plas ... potserdik maat, dan ben je ommers de keizer!» (Bru.). —De oude meid sloeg haar handen samen. »Guns, is u daar nou nog!» —
2. bevestiging ; verzekering : »Goed zoo! je zult het gauw leeren.» — »Wis en drie! Je komt thuis met een bom duiten!. — »Goed, samen dan» ' (Arm.). —
3. samenvatting bij het vertellen: »Aflijn ... weet ik nog wat 'k allegaar heb uitgedacht.» (Bru.). — »Ziezoo, dat 's weer klaar!» — Had 'k bijna dood gevalle ... Nou, dat liep toe nog met 'n
verstuikte schoen af (Bru.). — 'k Hoor van 'n kameraad, dat er sjans was, op dubbele gazie. Nou, 'k denk, dat zal da n ook wel zoo'n drijvend doodkissie weze ... (Bru.). —
vgl. § 323. 2 »rikketik» = zoo hard dat zijn »hartje zéi van ríkketikketik». 3 Zie § 135. weggelaten is hier: . . . dat het er doet !» vgl. ook den omschreven superlatief § 83. 5 Zie § 12.
1
4
221
4. verbazing, verrassing, 4. verrassing, bewondering, verzekerdheid: »Wel, da's merakel!(~ merakel!» -— »Ha, hij »Wel, da's hij wordt wordt wakker, wakker, hij hij ziet ziet ons.(~ ons.» -— »Tabak, margerine, vate wijn !(~ (Bru.). 1«wijn -— poe -— allegaar allegaar moos waard !» (Bru.). -— )>Oh, »Oh, maar maar hij hijdóet doet ·'t, ?t,wees wees maar maargerust gerust!»— )>Wd,als alsdat datgebeurde, gebeurde, dan dan zou zou ik zeggen:(~ zeggen:» »Wél, 5. ergernis, afkeer 5. afkeer:: )>Och wat!(~ T. ggeërgerd jongen kwaad kwaad doet» doet. »Och wat !» riep riep meneer meneer T. e ë r g e r d))altijd »altijddenk denkjullie jullie dat dat die die jongen (Arm.). -— Och, wat wat hebben we eraan!» v a l s c he kerels!(~(Arm.). eraanl<~ — - »Hè, »Hè, valsche kerels!» — 6. de gewone »ja<< 6. gewonebevestiging bevestigingen enontkenning ontkenningvan van »ja\~ en en »neen»: »neen«: na een vraag: a. ja na vraag: »Is »Isdat datweer weer over weerover<< oVer« (Arm.). over ?» ?« >> »JJaa -— dat' dat'ssweer In den denzin zinopgenomen opgenomen:: »»Twintig Twintig gulden?» gulden ?« stamelde beschaamd stamelde Ab Ab beschaamd »twintig gulden »twintig ?« »Ja »Ja wat wat dacht dacht jij j/ij dan dan wel wel?»-?«gulden?» b. Na een een mededeeling mededeeling:: »Over dagen dede28ste, 28ste,vader vader »J a kind, »Over veertien dagen !» !« »Ja !» (Arm.). - Concessief: ik laat alles alles aan aanjou jouover over!(~ hebben 't alalweer Wter Concessief : »Ze »Ze hebben gewonnen» . »»Ja, gewonnen«. J a, maar maar ofofzezenou nou 't kampioenschap houden!» houden !« (Arm.). (Arm.). 't kampioenschap » J a,ze ze zullen jeje welleelijk Enkel nadruk nadruk:: »Ja, den mal mal houden!«wel l e e l ij k voor voor den houden!» J a, ''tt is to » Ja, t 0 cchh wat, op mijn mijn jonge jonge jare, jare, as as jeje zoo zoo de dekost kostop opmot mot hale». hale«. — wat, op In de versterkte vormen vormen »jawe/, och ja(~ ook concessief 1: »jawel, och ja» 1: »Jawel, maar toendedeveldwachter veldwachterons onsopop hielen hád niet zoo'npraats praats!«maar toen de de hielen zat,zat, had je je niet zoo'n !» — »Jawel schipper, »Jawei - »0 »Och moet maar denken schipper,maar maar ik dorst dorst niet niet ... ...»«— c h jja, a, jeje moet denken... ...»(~— Ironisch 2, toespelend c. Ironisch', het tegendeel, tegendeel, staat staat: jawel, geen toespelend op het : »En jawel, Ja, trek trek maar maar geen geen gezichten!» mensch had er zin in!» in!« — - »»Ja, gezichten!« — - »J »Ja, hón menschadrzi a, hun 'n zorg !» !(~ (Bru.). »Nee(n)» na een vraag: d. »Nee(n)« vraag: »Kun je jein ineen eentouw touwklimmen klimmen?»?« »0 nee, schipschip»0 nee, per. In In een een touw touw niet.» niet.« (Kievit). (Kievit). — - De Desterke sterkenadruk nadruk op op een een ontkenontkenning leidt in dezen ning dezen zin zin tot tot dubbelen dubbelen negatieven vorm. vorm. De De vorm vorm »nee« »nee» kan ook volgen op den den eigenlijken eigenlijkenzin zin:: »In een een touw touw niet niet!! Née hoor hoor!«!» — Na een een negatieve negatievevraag vraag:: »Hebt uu dan dangeen geennatte nattevoeten voeten?»?« »N een« zei ze »Neen» geïrriteerd kort 33 (Arm.). (Arm.). — - In In verzwaarden verzwaarden vorm: vorm: »Hou »Hou jejeme meniet nietvoor voor den gek?» W e l n e e n - ik» gek ?« »»Welneen ik« zei de de dikkerd dikkerd »Dat verzeker verzekerikik je!» je !« -— Enkel nadruk nadruk is omschreven omschreven in: in: »Nee »Nee hoor hoor!! dan isis mijn mijnmoeder moederanders anders!« !» en afscheid, afscheid, in in hun hunverkorte verkorte vormen: vormen: »(God »( God 7. de formules van begroeting en geve u) u) goeden dag!» dagl« »Dag »Dag Pa!» Pa!« — - In Holland bij bij 't't afscheid: »Dág »Dag!« !» -Verder Verder:: »Morrege »Morrege!« - »Navond »Navond!« - »Hadie »Hadie!« - »Hallo »Hallo- allou - allou - allOû!«!» — !» — !» — - allou !<< — krijgen ook door § 327 327 Bovenstaande Bovenstaande uitdrukkingen uitdrukkingen krijgen door herhaling herhaling 44 sterkeren sterkeren§ nadruk: '" »Nou, Hei hei! laat !» — laat dat hek 's lis !Ös!(~ - »Ho, ho, niet niet zoo gu!zig!)>Nou,nou verrassing!« gulzig!— nou !!dat dat isis 'n verrassing!» — Ja, ja, sustehij hijgoedig goedig... ... (Arm.). Zijfronste fronste onwillekeurig: - »»Ja, ja, ik ik weet weet wel» weI(~ suste (Arm.). -— Zij onwillekeurig: »Ja »Ja vader! ja! — ja! maar maar ik ik kon kón niet niet vroeger» vroeger« (Arm.). (Arm.).—
—
—
—
—
11
vgl. vgl. §§ 12. J2. 22 Zie §§ 82. 82. S8 Antwoorden Antwoorden in in éen éenwoord woordisisniet niet»beleefd». »be!eefd«. 44 Zie ook ook §§323a. 323a.
222 222
Ook bij de ironische uiting: »Wel, wel, je bent 'n lief jongetje!»
'»Zoo, zoo, ben jij die groote held ?»
—
—
Een Zinsverbinding komt bij deze uitdrukkingen zelden voor: Eén bui rouw weer, en me benne voor de haaie (Bru.). — Eén stijve bries, en dat schepie was naar de haaie geweest. —
De verhouding is die van een bijw. bijz. van voorwaarde tot een hoofdzin. § 328 In de vluchtige schets, van journalisten bijv., komen zinnen zonder Vf. voor, waarin alleen maar aangestippeld wordt, in groote lijnen getypeerd 1 : Vertelde al z'n narigheid uit: om schuld voor 't hek van z'n huis gezet — Z'n vrouw de vorige week pas gestorven — en nou met dat joggie van 'm de boer op. (Bru.). — 'n Harige tronie ... Zeer duister nachtmensch (!); dik verpakt ... (id.). —
Enkele moderne schrijvers hebben getracht, voor de beschrijving een stijl van deze »aanstippende<< zinnen te ontwikkelen: de bepaling van modaliteit, tijdstrap, aspect, getal en persoon in éen vorm (van het Vf .) is bij de directe weergeving van zintuiglijke indrukken te logisch. Weglating van het Vf. vooral geeft den zin de noodige losheid. Deze stilistische bijzonderheid vindt echter weinig navolging. § 329 Vragende zinnen zonder Vf. (en onderwerp) komen, door samentrekking en verzwijging, in den dialoog voor: »Tóen had je nog terug gekund.» »En nu niet meer, schipper ?»
—
Zonder dat in het voorgaande het Vf. is gesproken: Dien stond te wachten : »Die van U ook, mevrouw ?» vroeg ze.
—
Een of meer woorden van een vraag kunnen in aansluiting daaraan herhaald worden: »Kun je klimmen ?» »Klimmen, schipper ?»'— »Heb je soms 'n gulden bij je ?» »Een guldén, ja zeker! — »Ga je er niet heen ?» »Misschien.» »Misschien ?» zei Lot verwonderd. —
Het gesprokene kan in den samenhang van den dialoog in verkorten vorm worden aangeduid: »Ada logeert bij ons.» »Och die ? Nu, dan neem je haar mee.» — De korte aanduiding van een »gezegde», zonder dat er gesproken is (bij een ontmoeting) : »J lj ? Ddt's ook toevallig.» — De behoefte aan den korten vorm bij nadruk of spanning, of bij snelle gedachtenwisseling, brengt zinnen teweeg die alléen bevatten: een een pronomen of adv.: Wat? Toch? participium: Begrepen? een voegw.: En? Wat dan? Waarom? Wie? Dergelijke korte vragen zijn inleiding bij een uitvoeriger vraag: » Wel ? en wat zei je vader ?» — »Nou, en wat zou dat dan ?» — »Wat, wou jij het beter weten ?» 2 —
—
-
1
Zie ook § 342. 2 Zie hè? § 285.
223
Een mooi vorm der der gespannen rhetorische vraag mooi voorbeeld van verkorten verkorten vorm in poëzie is: En toch besluypt besluyptme meéen éenvrees vrees:: Wat vanden dendag dagvan vanmorgen morgen? Wat, als het dorp ontwaakt ontwaakt? Wat van ? Wat, ? J1 (G. Gossaert). (G.osaert)— § 330 Bevelende van hun hun functie functie heel heel kort kort zijn: Bevelende zinnen kunnen uit den aard van Eerst je handen! beetje vroeger! vroeger! — - Een Eenbeetje beetjevlugger vlugger I! handen !-—Nu Nu ie je gezicht! -— Morgen een beetje -— D'r uit uitlhaastiglGeen uitvluchten uitvluchten!! — - Handen Handenthuis thuis!! — - Geen GeeR — Geen ! — Vuur! Vuur! -— Niet zoo haastig! zorgen voor den tijd! Een infinitief imperatiefin: in: infinitief of participium is imperatief Aanleggen (Kievit). 82 - Niet zoopruttelen! pruttelenl-Niet doenlAanleggen!I Aanleggen Aanleggenmoeten moeten jullie jullie (Kievit). Niet zoo — Niet doen! — Mond houden! — - Rechts houden! -— Ingeruktl-Opgelet! - Nou niet praten! praten! en goed uit Ingerukt! — Opgelet! — Mond houden! je doppe gekekel gekeke! (Bru.). In litterairen stijl: stijl: Nog met alle macht Beproefd 11 Beproefd door 't net van doornen te geraken (Perk). (Perk). — - Alsamen Alsamen Nog éens met toegetast voren weggeschept toegetast en 't't mes gevat! gevat ! (Staring). (Staring). -— 't't Benoodigd Benoodigd zand zand van voren weggeschept 11 Luidt het bevel(M. (M.Verwey). Verwey).het bevel De afwezigheid afwezigheid van het het Vf. Vf. kan kan hier hier leiden leiden tot totonduidelijkheid onduidelijkheid in de de modaliteit. Bij Bij de bovenstaande deelwoorden bijv. kan men modaliteit. deelwoorden bijv. men buiten buiten het het verband der zinnen den imperatief imperatief niet altijd altijd van van den denadhortatief adhortatiefonderonderkorte indikativische denzelfden (geschreven (geschreven 3) vorm scheiden. De korte indikativische zin kan denzelfden hebben: Eindelijk waren wein in Halfweg. Halfweg. In een herbergje ktenweweeen eenkop kopthee. thee.En Endan daR waren we herbergjegebrui gebruikten naar naar 't't water. water. Snoeren afgewonden, vastgebonden, vastgebonden, hengelstokken hengelstokkenininelkaar elkaar naar buiten, buiten, naar Snoeren afgewonden, gedraaid, aas aasaangeslagen. aangeslagen. Dan een schilderachtig schilderachtig hoekje opgezocht (J. Ligthart). Ligthart). Versteende vormen zijn: zijn : Toe! — - Vort! Vort! — - Alle'! Allé! — - Marsch! Marseh! — - Ho! — - Ook stap in. in. --- Ho! sta stil. — als inleiding inleiding van van een eengebod gebod·• Toe, stap - Of als variatie variatie van het gebod, erop erop volgende: volgende: Ga Ga weg! weg! Vort! —
-
—
—
—
AFSCHEIDING VAN ZINNEN ZINNEN ZONDER ZONDER PERSOONSVORM (VF.).
§ 331 het zinsverband zinsverband komen, komen, behalve behalve zinnen zinnen met met een Vf., Vf., groepen groepen van van 331 In het woorden of alleenstaande woorden alleenstaande woorden woorden voor, voor, die die zin-naar-den-vorm zin-naar-den-vorm zijn, omdat het verband verband door door pauzen pauzen staan staanafgescheiden. afgescheiden.'4 Het Het·zijn zijn omdat zij zij in het substantieven, adjectieven adjectieven(vooral (vooraldeelwoorden), deelwoorden),bijwoorden, bijwoorden,infinitieven infinitieven of groepen van woorden woorden met éen dezer woorden als kern: 1. In de lente, lente, in de nog noglichte lichte uren na ehet eten, waren gewoon zittenvoor voor uren na het t e n, waren zij zij gewoon tetezitten deftige gracbt (Arm.). - 2. Er Er was was stilte. stilte.Het Hetkind, kind, het raam, raam, kijkend over de d eftige gracht —
wrevelig, vroeg wrevelig, meer. Ammy, Ammy, bewegingloos, - 3. Hein, wees, vroeg niet meer. bewegingloos, keek keek uit (id.). — w e e s, bbiji3 v re e m den opgevoed, opgevoed, was vreemden washet hetmoeilijk, moeilijk, zlcb (id.).— 4. Dan. Dan, zich daar In in te denken (id.).hebbende, liep ze naar het eenmaal eenmaalininhaar haarbezit bezit hebbende, lieplangzaam ze langzaam naarhuis, huis, maar zonder zonder zlcb te houden, bouden, verlangend uit tetepakken, pakken, te zien hoe het zich ergens op te verlangend het het uit variatie van 1 Tevens variatie van »den 289. 82 vgl. vgl.»Vallen »Vallen »den dag dag van vanmorgen« morgen»ininvolledigen volledigen zinsvorm: zinsvorm: §§289. anker!» (A. (A. Wer. Buning.) foon is natuurlijk anders.
224
stond (id.). — 5. Even aarzelde zij. Dan, zich vermannen d, haar kleur teruggekeerd, st ond ze op (id.). — 6. Met stok en staf en oude geweren trokken ze, makend een stofje op de bloemen, als een adem zichtbaar (v. Looy). — 7. Genoegelijk soezend, hier in de warmte van de wel gezellige kamer, keek hij soms naar haar (Arm.). —
Meestal zijn de »afgescheiden<< zinnen bepaling bij den eenigen zin met Vf.: ze zijn dan primair deel van het zinsverband. Soms echter is de éene afgescheiden groep bepaling bij een voorgaande : ze zijn dan secundair deel van het zinsverband (de tweede van n°. 1 bij de eerste, de laatste van n°. 4 bij de voorlaatste, de laatste van no. ' 6 bij de voorlaatste, de tweede van n°. 7 bij de eerste). In n°. 3 echter is moeilijk uit te maken, of »bij vreemden opgevoed» aan »wees» is gecoördineerd dan wel gesubordineerd. § 332 De afgescheiden zinsvorm is vooral gebruikelijk in litterairen en betoogenden stijl; in de omgangstaal betrekkelijk zeldzaam. Inderdaad is de logische verhouding dezer zinnen, zonder de gewone verbindingswoorden en zonder Vf., moeilijk te bepalen bij spreken en luisteren; vooral omdat de onderbrekende pauzen den vlotten conversatietoon zouden belemmeren. Alleen aan het einde van een zinsverband wil een afgescheiden zin nog wel eens voorkomen als een nakomende of een aarzelend uitgesproken gedachte, en dan bij voorkeur in den vorm van voorzetselbepalingen 1 : Is U daar nou nog, met dat weer ? — Quick heeft gewonnen. Met 3 tegen 1. — Ja, 't is toch wat, op mijn jaren ! — We zitten d'r onder, tot hier. — Daar krijgt het volk een goede portie van; altijd naar rang en diensttijd! — Dan mot je bootwerker weze, en dan op zoo'n schip, an die luike, met losse en laaie. — Kom maar eens bij .me, morgen of overmorgen.
—
Algemeen gangbaar is de Inf . ± om te als afgescheiden zin. 2 — In den betoogenden stijl zijn zij vooral geliefd om hun beknoptheid, in de litteraire beschrijving zoowel om hun vage logische functie, de vrije schikking in het verband, als ook, bij plastische schildering, om het nadrukkelijk reliëf der snel opeenvolgende pauzen : op een pauze volgt altijd een sterker accent. En ten slotte, de afgescheiden groepen zijn eindeloos geschakeerd als zinstype, wanneer we ze vergelijken met de zinnen, ingeleid door de traditionele verbindingswoorden. De zwaarwichtigheid van een verband van drie zinnen met verbindingswoorden en steeds herhaald Vf. wordt bij vele schrijvers verlicht door Øn afgescheiden zinsvorm: .
Eigenlijk was het niet eerlijk, tegenover zijn vriend te handelen, zooals hij gedaan had. — Even zweeg zij, starend naar de loover. en de wolkjes, die hoog aan den hemel dreven. — Zij nam zijn arm, haar stap regelend naar de zijne, terwijl zij naar de achtergalerij gingen. — Ada maakte een onzekere beweging, tastend naar steun en wankelde. — 1
Zie Woordsch. § 298; ook afgescheiden prolept. subj.: § 299, 288, 401.
2§
213 enz.
225
§ 333 Afgescheiden adverbia. Het alleenstaand adverbium is maar zelden in staat, bij afscheiding door pauzen, zinsfunctie te vervullen. In den aanloop van het verband is het veeleer een vorm voor den nadrukkelijken overgang : vgl. § 307. En wanneer het door nèg een afgescheiden groep in den aanloop wordt gevolgd, wordt het in die groep nu en dan opgenomen: vgl. § 339. In de omgangstaal staat het als nakomende gedachte nu en dan achteraan. Midden in den zin kan het, als een soort parenthesis 1, door afscheiding nadrukkelijk klinken: Altijd kwelden hem, 's nachts, die angstvisioenen (= en wat nog erger was : 's nachts). Toen kwam het kindje, onverwachts, te sterven. —
Als kern ,van een groep afgescheiden, staan vooral de adverbia, die ook met »zijn<< kunnen worden verbonden 2: I k, in den vreemde alléen, haat uw moerassen (Perk). — Geloof niet, dat ik, van u verre, u smaad (id.). — En 't lage graan voorbij, réden ze nu op het bloemenpad (v. Looy).
—
Deze zinnen staan als praed. attrib. bij den hoofdzin; in de drie voorbeelden is de adverbiale functie achtereenvolgens die van oorzaak, toegeving, tijd. § 334 Afgescheiden voorzetselbepaling. Deze zijn in den aanloop vooral praed. attrib. bij den zin met Vf.: In zijn licht opnemen van die soort kwesties, van een totale onmacht om ooit iets tot in zijn kern te doordringen ... dacht hij : (Arm.). — Zwijgend, uit haar humeur, trok ze den mantel aan (id.). —
In het laatste voorb. is de groep tevens verklarende bepalingbij : »Zwijgend#. Het zeer gebruikelijke voorzetsel »met<< is de inleiding van een louter adverbiale bepaling : Met zijn kleinen geestigen kop, met den spottenden lach van zijn zuiverbesneden mond,
was hij het type van een Fransch markiesje.
—
Volgend op een subst., is de bepaling ingeleid door »met<< ondanks de afscheiding at tributief : Hij zag ze ... allen knappe gezonde menschen, met goede posities.
—
De afscheiding staat hier als nakomende gedachte, aanvullend. Vgl. ook de afscheiding der attrib. bep. met »van< 3 en de absol. constr. 4 § 335 Afgescheiden substantief: a. het staat als nadere aanduiding, verklarend, bij een voorgaand substantief; het heeft geen adverbiale functie, enkel attributieve (appositie of bijstelling) : Alleen 's zomers kwamen zij met de kinderen, twee meisjes en een jongen, logeeren op Hogherheiden, het buiten van de familie Terlaet. — 1
Zie § 359. 2 Zie § 266. 3 Zie § 249 (ook 246:5). 4 Zie § 340 enz.
226
b. deze deze appositie h. appositie kan dienen dienen als als hervattende, hervattende, varieerende overgang overgang naar een nieuwen zin 1: 1: i t nu een drukke autoweg worden, Moet ddit worden, dit stille stilleoude oudepad, pad, dat den voetganger voetganger zoo zoolief liefisis?? vert met -— Voor E Evert metzijn zijnblijde blijdenatuur, natuur, den den man mandie die•.. ... (id.). -— Hij Hij dacht dacht aan aanzijn zij n ver~ verjaardag, een een feestdag feestdagdie die ..• ... —
c. het staat als bijw. biiv. c. bijv. bepaling, praedic. attr., attr., in dezelfde functie als aIs de de een trouwe trouwemoeder, moeder, dacht ze niet aan eigen gevaar gevaar bepaling met »als«: Als Als een (Kievit). -- Het Hetafgescheiden afgescheiden subst. subst. zonder zonder »als« »als<
—
Vaak ook is de functie functie redengevend: redengevend: Elk land bracht ons schatting, Eik schatting, beheerschers van de de zee! zee I (Potg.). -— Kajuitsmaat, Kajuitsmaat, zet hij wijn op voor de gróoten (Penning). Zooals die vogel vogel heb heb ik, ik, eens eens ontkrachte. (Penning). -—Zooals ontkrachte. 11 Mij opgegeven (Verwey).aan aan dat dat stil beleid (Verwey). —
I 336 Afgescheiden adjectief: adjectief :
§
In de functie van praed. attrib.; attrib.; zelden alleenstaand:: zelden alleenstaand mij nieten (Perk). Die bloemen Herleefden, dood, maar vergeet~mij~nieten bloemen11Herleef maar als vergeet den, dood, De adv. functie is hier hier concessief door hetgeen volgt. Nader uitgebreid door een voorzetselbep.B voorzetselbep. 2 is het adj. in: -
-
—
»loo jongen,« zei Terlaet, Terlaet, blij dit onverwacht onverwacht verschijnen verschijnen van van zijn zijn kleinzoon, kleinzoon, »ik »ik om dit »Zoo jongen,» blij om dacht ... (Arm.).— - Theobald Theobaldliet lietzich zichschommelende schommelendegaan, gaan, gelukkig en gedachteloos ...» ~(Arm.). gedachteloos in de aaiing aaiing van van de de zon zon (v. (v. Looy).Looy). —
Tot bijzondere bijzondere ontwikkeling betoogenden en vooral vooral litterair litterairontwikkeling zijn zijn in betoogenden beschrijvenden afgescheiden groepen groepen van vaneen een participium beschrijvenden stijl de afgescheiden participium gekomen; het verbale adjectief. verbale adjectief. I§ 337 Afgescheiden partic. partic. praesentis: praesentis : Het part. praes. is altief van transitieve transitieve actief in tegenstelling met het part. perf. van werkw., dat vooral vooral passief is. 83 Het Het omschrijft een handeling handeling die die samengaat samengaat ..4 met de handeling in den zin zinmet metVfVf.. Zoo heeft het part. praes., in in een een groep groep beteekenis dan dan het part. ier adverbiale adverbiale beteekenis veel sterl ster~er part. perf. perf. afgescheiden, afgescheiden, een veel adverbiale part. praes. praes. is dus dus praed. praed. attr. attr. met metoverwegend overwegend adverbiale Het part. pass. Het Aan deze attributieve. Aan functie, part. perf. perf. pass. pass. met met overwegend overwegend attributieve. functie, het het part. functie heeft het het part. part. praes. praes. vooral vooral zijn zijn sterke sterke verbreiding verbreiding als aIs afgescheiden afgescheiden groep te danken. groep danken. Zijn Zijn onbepaaldheid onbepaaldheid t. o. v. tempus, tempus, modus modus en en aspect aspect 2 Ook door aU enz. 11 Zie § 78. lOok (gelijk), dan; zie §§ 103. 33 vgl. vgI. §§ 178 enz. 'vgI. 4 vgl. §§ 185 enz. als (gelijk),
227
maakt het geschikt voor de schilderende beschrijving, zoowel als voor den logischen betoogenden stijl, omdat de schrijver aan den beknopten participialen zin elke functie kan toekennen, die in het verband past. Met het afgescheiden adj. zoowel als het part. perf. heeft het part. praes. de eigenschap gemeen, dat het tevens attribuut kan zijn, niet alleen bij het subject van den zin maar bij alle substantiv. zinsdeelen. Ook kan de groep van een bijv. nw. of een partic. in volle vrijheid geplaatst worden voor, ná en midden in den zin met het Vf. In de groep zelf kan het bnw. of partic. ook weer vooraan, achteraan en middenin staan. Syntactische lenigheid naar vorm en functie is dus de adjectivische afgescheiden groepen in 't algemeen, de groep van het part. praes. in het bijzonder eigen Voorbeelden van het gewone praed. attrib. gebruik : Alleenstaand : Toen ging hij van ons heen, zingend. — Zwijgend, uit haar humeur, trok ze hem aan. — Met vier afhankelijke synt. eenheden : Toen begonnen zij het te vernibbelen, voor eiken beet de verkwikkende lekkernij weer met de oogen genietend (G. d. W.). — Voorop staand, plastisch-schilderend 2: *Jo, riep Theobald terug, geheel oog voor den mooien sol d a at. Strekkend de gele en bestikte stevels stijf in den beugelbak van zilverglinsterig staal, paradeerde Boesjman (v. Looy). —
Den zin onderbrekende : Niemand zal het voor grootspraak houden, als Oldenbarneveld, terugziende op al de moeilijkheden, zich beroemt .. . (Prof. R. Fruin). — Bij een object : In de kamer vond hij Oom Jan, zittende op de kanapee (Arm.). — § 338 Afgescheiden partic. perf.: Bij het sub j e c t : »Over veertien dagen al», zei Lot, diep in haar stoel gedoken (Arm.). — Bij een accusatief : Dat _ hij Louise, zijn dochter, in Den Haag getrouwd met De Corte, zoo weinig zag (id.). — Deze twee partic. zijn actief; van een transitief werkw. is het passieve partic. bij den accusatief van een zaak attributief in: Toen verrezen de bleeke kegels van de tenten, gelijkvloers uitgespannen (v. Looy). — Bij een persoonlijk subject ook attrib. ad v e r b i a a l (evenals het part. praes.) : Snikkend stond hij daar, diep geschokt door het ijselijk verhaal van ellende. — § 339 De afgescheiden groepen zoowel van substantivische als van adjectivische woorden kunnen worden uitgebreid door de toevoeging van adverbia, die de adverbiale functie versterken en veranderen. De groep van het substantief : Vroolijk-krasse oude man nog, stond 1
vgl. in tegenstelling hiermee het louter at'rib. partic. § 188. 2 N.B. de allitteratie.
228
Evert Terlaet voor zijn dochters (Arm.). — Evert - De De groep groep met met een een adjectiv. ad j e c t i v. woord wordt woord (vooral in het moderne proza) bepaald door van wordt (vooral moderne proza) bepaald door toevoeging van een adv. adv. dat een tijdstip een dat een tijdstip aanduidt. Door deze toevoeging verandert aanduidt. toevoeging verandert de functie van van deze functie deze zinnen: zij duiden duiden dan dan geen geen gelijktijdige omstandigheid gelijktijdige omstandigheid meer aan, aan, maar handeling met momentaan meer maar een handeling aspect, die momentaan aspect, die volgt volgt op op de handeling van den zin met Vf., of of die die den dentoestand toestandin indien dienzin zinomschreven, omschreven, onderbreekt : onderbreekt: Theobald besnuffelde den puinigen puinigen bodem, bodem, kijkend kij kendnaar naarde deplatte platteplantjes, plantjes, .opmerkzaam opmerkzaam bij een een wriemeling wri emeling van torren ddan bij Looy).DePresident, Presidem greep greep onder onder de de vouwen vouwenvan van a n (v. (v. Loov). — De zijn schuddeen endweilde dweildezijn zijn zijn tabbaard, tabbaard,haalde haaldeeen eenzakdoek zakdoek te te voorschijn, voorschijn, die hij uit de plooi schudde gezicht af, af, daarna daarna naar naar een een droog droog plekje plekje zoekend, lorgnet mee te te poetsen poetsen gezicht zoekend, om om er zijn lorgnet (Aug. de de W.). — (Aug. W.).Deze adv. kunnen, Deze kunnen, wanneer wanneer zij geheel geheel voorop voorop in in het het zinsverband zinsverband staan, staan, toevallig, de groep groep verzeilen: verzeilen: Toen T oen neer~ toevallig, door door verval verval van van pauze, pauze, in in de neerhurkend in het gras, begonnen zij het op te eten. — hurkend - in plaats van van een een oudere constructie :Toen, Toen, neerhurkend constructie: eten. — neerhurkend in het gras, begonnen zij het op te eten. Hier is is oorspronkelijk oorspronkelijk het het bijwoord bijwoord deel deelvan vanden denzin zinmet metVf. Vf.; de groep groep ; de onderbreekt dien zin. van het participium participium onderbreekt Opm. van onzen onzen tijd tijd de de zin zinvan vanhat hetpartic. partic. Opm. Zonder Zonder de~e deze adv. adv. isis in het Nieuwnederl. van zeldená dllidelijl~ duidelijk progressief. In zeldenj Inde de16de 16deeeuw eeuwwas was dat dat heel heel gewoon: gewoon: Van Winghen Winghen c1aer litteekenen siende, wendt werdt stom en bleek, bleek, en enisishaestelijck haestelijckopgevloghen, opgevloghen, dese 50 so claer omhelsend:: Goltzium met een vriendlijcke omhelsend.; vriendlijcke maniere maniere (v. Mander). Mander). — -
ABSOLUTE CONSTRUCTIES.
§ 340 In In oudere oudere en nieuwere nieuwere talen talen vinden vinden we we groepen groepen van een substantief substantief met andc, woorden, door door pauze(n) pauze(n) afgescheiden a/gescheidw van van den zin zin met met het hetVVf., f., and<:rerewoorden,
wier wier substantivische substantivische kern kern niet niet »afhangt »afhangt van» van« het het Vf. Vf. in in den den zin. zin.Men Men noemt noemt deze groepen groepen absolute absolute constructies, constructies, d. w. z. constructies construetiesdie »los« die »los» den zin zin met met het het Vf. Vf. Ze Zezijn zijnininhet hetNederlandsch Nederlandschvan vanoudsher oudsher zijn van den de ambtelijke ambtelijke en de de litteraire litteraire taal; taal; wanneer wanneer zij zij in in de de omgangsomgangs~ beperkt tot de voorkomen, is functie t. t. o. o. v. v. den denzin zinmet met taal voorkomen, is het gevoel voor hun ware functie Vf. verstikt. verstikt. In In de deambtelijke ambtelijke zoowel als als in in de de litteraire litteraire taal taal is is het het het Vf. verbindingen altijd direct of indirect indirect een een gevolg gevolgvan van verVer~ gebruik dezer verbindingen taling taling uit het het Latijn Latijn of Fransch. Franseh. In litteraire taal echter komen, vooral vooral in in Nederlandseh, absolute absolute constructies constructies voor voor door door verschuiving verschuiving het nieuwste Nederlandsch, de geleding geleding van vaneen eenverband verbandmet met»afgescheiden »afgescheidengroepen». groepen«. 11 in de ambtelijke taal taal is waarschijnlijk waarschijnlijk uit de Fransche Fransche stadhuistaal stadhuistaal overover~ In de ambtelijke 1
vgl. vgl. §§341.
229
genomen merkwaardige constructie part. praes. praes. zijnde genomen de merkwaardige constructie met met het part. zijnde (wezende) meer aan de orde zijnde, sluit de voorzitter voorzitter de de vergadering. vergadering.zende) :: Niets meer — Een andere verstarring verstarringininambtelijken ambtelijkenstijl stijlis ishethet part. praes. »zullende«: part. praes. >>zullende(( : Het comité besluit tot publicatie publicatie van van de debesprekingen,zullende besprekingen,zullende het proces proce.;-verbaal verbaal in vorm van memorandum — van memorandum kosteloos verschijnen. verschijnen.In de de uitdrukking uitdrukking:: Staande de devergadering, vergadering, werd terwijl de de werd besloten besloten == terwijl vergadering hetpartic. partic.op opweg, weg,voorzetsel voorzetselte te vergaderingstond stond(= ( =bijeen bijeenwas) was)- is ishet worden, gedurende,niettegenniettegenworden, gelijk gelijk reeds reeds sedert sedert lang lang het het geval isis met: gedurende, staande e. e. a. Talrijker nog zijn de constructies : Talrijker constructies met met het het partic. partic. perf. perf.als als: Een jaar jaargeleden; geleden;uitgezonderd uitgezonderdz'n z'nvader vader; gezienhethet verzoek, overwogen de bezwaren, besluit ; gezien verzoek, overwogen de bezwaren, afwijzend te beschikken; wordt de vergadering afwijzend wordt uit uit den dentrein treinverwijderd, verwijderd, ongerekend (on(onverminderd) de verminderd) destraf, straf, op de overtreding gesteld gesteld;; allesweloverwogen; allestezamen tezamengenomen; alles weloverwogen; alles genomen; het geld nog daargelaten; en enongeacht ongeachtde dezijden zijdenmuts, muts,met met een lakenschen hoed op 't hoofd hoofd (Bosb. Toussaint). T oussaint). -— CA staande uitdrukkingen, Het zijn Of uitdrukkingen, of wel wel de departicipia participiazijn zijnovergegaan overgegaan voorzetsels. Een merkwaardige in voorzetsels. merkwaardige naboots;ng van van Romaanschen Romaansehen vorm vorm is: incluis ( (==inbegrepen). het kraaiennest kraaiennest incluis inbegrepen). der verbinding De naamval der verbinding is óf Of nominatief nominatief CA Of accusatief. accusatief. Een Een genetief genetief (plur.) vinden we nog in: (plur.) uitgestrekIer schenen, En, uitgestrekIer schenen, zijn alle vorschen, diepe in 't't goor, goor, in in 't't zwijgend zwijgend goor, goor, verdwenen verdwenen (Gezelle). -— (GezelIe). Algemeen isis:: Zienderoogen Algemeen Zienderoogen wies het water. — §341 stijl zijn niet verstard, § 341 De constructies constructies in den modernen verstard, maar maar modernen litterairen litterairen stijl levenskrachtig. functie in het het verband verband tetebegrijpen, begrijpen,veegelijke vergelijke levenskrachtig. Om Om hun hun functie men met afgescheiden afgescheiden praepositionale praepositionale groepen groepen i1:: men ze met Hij zette het op een loopen, m m et z'n z'n kousen kousen en enschoenen schoenen in de hand. met hand. -— Allebei, Allebei, m et onze handen om de warme warme kommen kommen gekleumd, gekleumd, profiteerden een gloeiende gloeiende teug teug profiteerden we we toen toen van een (Bru.).(Bru.). — Hier is is het het substantief substantief nog nog door door met hoofdzin. Zoo Zoo met verbonden verbonden aan aan den hoofdzin. ook in in:: Met Met zijn zijnkleinen, kleinen, geestigen geestigen kop, eindigend eindigend in het het grijze grijze puntpuntwashij hijhet hettype typevan vaneen eenmarkiesje. markies je.— - Hier Hierisishet hetpart. part.praes. praes. baardje ... ... was bepalingbij bij het hetsubstantief, substantief,dat datdoor door»met<( »met« verbonden is aan aan attributieve bepaling den hoofdzin. hoofdzin. Wanneer Wanneer nu nu dergelijke dergelijke groepen groepen samengetrokken met samengetrokken zijn met een andere andere door door »met# »met« ingeleide, ingeleide, en enhet hetvoorzetsel voorzetsel»met<< »met« wordt wordt niet niet herhaald, raakt de groep van het het substantief substantief en en z'n z'n bepaling bepaling los van den hoofdzin: Voor het opgeschoven gordijntje gordijntje zit zit Tante Tante zelve, zelve, met met haar goelijk goelijk gelaat, gelaat, haren vriendeafgewerkte liikenlach,den zwaren neus, de half afgewerkte lijkenlach,den zwarennijpbril nijpbrilop opden deningevallen ingevallen neus, kous in in de de magere magere hand hand (E. Staas). Staas). — - Blootshoofds, zonder zondermantel mantelnoch nochdegen, degen,mmet et -
1
Zie §§ 334; ook 246: 246:5. 5.
230
op zijn zijn verhavende verhavende kleeding, kleeding, de verflenste verf 1en s t e kraag kr a a g op 0 p zijn zij n rug sporen van bloed op — hanged, hangende, den hals slechts slechtsdoor door de de verwilderde verwilderdeharen haren gedekt gedekt (Bosh.). (Bosb.).Een andere oorzaak de herhaling herhaling van een oorzaak van van»losmaking<< »losmaking« isisde een substantief substantief uitbreidende appositie appositie 1: als afgescheiden uitbreidende 1: heelen dag dag liliep menigtemenschen menschen den winkel winkel uit manden Den heden ep een menigte uit en enin; in;boeren boeren met manden eieren, vvrouwen onder den last last van vangekochte gekochte winkelwaren. winkelwaren. — - Dan Dan vol eieren, r o u wen ggebukt e b u kt onder muziekavonden, Moeder Moe der en hh ijij samen op 0 p hun vaste va s te dacht hij hij opeens opeens weer weer aan aan de muziekavonden, dacht plaatsen,moeder moederzittend zittend bank,hij hij voor voordedepiano piano (Arm.).plaatsen, opop dedebank, (Arm.). — rn zijn afgescheiden groepen groepen met met een een substantivisch substantivisch woord woord als alske kern De afgescheiden van»de »demuziekavonden<<; muziekavonden«; men menkån kànzezenog nog »samentrekking« variaties van bijbij »samentrekking<< verbonden denken het Vf. Vf.;; maar maar ze zijn zijn nagenoeg nagenoeg »los< »}os« van van den den verbonden denken aan aan het Het werkwoord werkwoord »zijn<< »zijn« kan kan »samengetrokken<< »samengetrokken« zijn in: in: hoofdzin. Het dagen, waarin waarin alléen nog nog (voor (voor zijn zijn herinnering) herinnering) was haar haar gezicht gezichtbewusteloos bewusteloos die droeve dagen, l~ussen, en naast het hetaanstarend aanstarend(Arm.). (Arm.).en hij hij er er naast op 't't kussen, werkw. »staan<< »staan« kan samengetrokken zijn zijninin: kan samengetrokken : Het werkw. eindelijl, de de schorre schorre schreeuw schreeuw kwam kwam dat dat de de rivier rivier er er was was en enzij zij daar daar stonden stonden saámge. s~mge Tot eindelijk log gebeesten b ee s teklappend n klap p met e nd hun met hun ooren en onverzettelijk met koppen ooren en onverzettelijk met dedekoppen huiverd; de logge Looy).van de windzij windzij af (v. Looy). Maar in interpunctie, evenals toon in in Maar in dit citaat bewijst de interpunctie, evenals de daling van toon den hoofdzin, dat de de volgende volgende afgescheiden afgescheiden groep van van een eensubstantief substantief uit absoluut geconstrueerd. VL is losgeraakt, losgeraakt, d. w. z. absoluut het verband met het Vf. De weglating weglating van vanhet hetbindende bindende»met<<, »met«, de of weglating weglating de samentrekking samentrekking van of van een Vf. Vf. als als»zijn<< »zijn« (zitten, inschilderende schilderendetaal taal (zitten,staan, staan, hangen hangen e. a.) isis in heel gewoon gewoon;; vooral in de de losse schets. schets. Vgl. Brusse Brusse:: Op de kade kade zat ie ie 's's avonds avonds toen toenweer weerbij bijde depakken pakkenneer. neer.Z'n Z'nblokzak blokzakan anden denwalkant walkant Rug moedeloos hij met met z'n z'nbeenen beenenererschrijlings schrijlingsoverheen. overheen. Rug moedeloosvoorovergebogen, voorovergebogen, gesmeten gesmeten en hij —
—
ellebogen op z'n z'n knieën, knieën,steunde steunde a2 z'n z'n kin kin ininz'n z'nhanden. handen.-
—
Verbindende pronomina) zijn zijn hier hier als ais overoverVerbindende en bepalende woorden (lidw., pronomina) ? De tollig weggelaten 3; waarom dan dan ook ook niet niet het hetVf. Vf.? Deafgescheiden afgescheiden tollig weggelaten 3 ; waarom »absolute« los verver»absolute<
vgl. Mnl. in in epische epische schildering: schildering: Die Dieridder ridder vgl. §§ 335. a2 == hij ondersteunde. 33 Vgl. in het Mnl. 4 Zie §§ 359. vollijc dagen danen reet, reet, seilt speer in in die diehant. hant. 'Zie scilt ane hals, speer
1i
231
1 `) een substantief + voorzetselbepaling: Berry, ' spot schitter in zijn klein geknepen oogen, keek toe, inwendig grinnekend (Arm.). — Hein lei zich weer te soezen, het vlassige hoofd op Ootjes schoot (Eigenhuis). — En aan hun hand de kindren, gaan de vaders (Verwey). — De avond borg zijn schoonheid weg — zijn schatkist op een kier ik zag het niet (Adama v. Scheltema). — Die terzij ging zitten, den rug in 't graan (v. Looy). — Op de hand het hoofd, zit daar de denker (Perk). 2° een substantief + participium: En, 't oor in 't zand geleend, hoort hij ... (G. Gossaert). De zwaan zwom vlak achter de boot, den nek uitgerekt, den bek wijd geopend. Ammy was heel verstrooid, haar oogen starend voor zich uit. Hij hief zijn glas tegen elk zijner kinderen apart, zijn blauwe oogen schitterend van pleizier (Arm.). — -
—
--
—
—
—
Van
Potgieter is de abnormale constructie:
Ook dat sombere tafereel wordt, al is het maar een oogenblik, vervrolijkt door een kind, Alice, die spelend eenige bloemenzaden op het dak strooit, waar zij tusschen twee der gevels ontluiken; Alices ruiker hoog in de lucht geurende, lang nadat Alice gestorven is. —
3° twee substantivische woorden: Oh nu nog, zoovele jaren later, h zelf een oude man, voelde hij haar moeder in haar terug (Arm.). — Wie ri dder werd geslagen Der schoonste kleur zijn tooi = terwijl de kleur der schoonste jonkvrouw zijn tooi was (Potg.). — Opm. Voorbeelden uit de 16/17de eeuw: zie Oefenboek.
ZINSVERBINDING DOOR WOORDEN IN DEN ZIN DOOR VOORNAAMWOORDEN. § 343 Door persoonlijke, aanwijzende en bezittelijke vnw. kunnen we terugwijzen op wat in een vorigen zin, vooruitwijzen op wat in een volgenden zin wordt gezegd. Deze zinsverbindende functie is vooral van belang, wanneer het vnw., vooropstaande als subject of als object in den aanloop, een zelfstandigheid noemt of wel den inhoud van den vorigen of volgenden zin samenvat. I. Terugwijzende voornaamwoorden. Het aanwijzende vnw. heeft een sterkere terugw. kracht dan het persoonlijke. Dit geldt niet alleen voor de zware aanw. vnw. maar ook voor het algemeen gebruikelijke die (dat), wanneer we het vergelijken met het persoonlijke vnw. hij (zij, het) of, in adjectiv. functie, met het bezittelijke vnw. zijn (haar). 2 In de omgangstaal blijkt het verschil o. a. hieruit, dat in een reeks van hervattingen van hetzelfde subject, de éerste den vorm van het aanw. vnw. heeft, de volgenden den vorm van het pers. vnw.: 1 weglating van lidw. zie § 136. 2 De pers. vnw. van den 1 sten of 2den persoon hebben geen zinsverbindende functie.
232
Stel dat de k at t e b e i e r 'm hoort, dan komt die er op af, en dan zegt ie (Bru.). — Nee, Pi et éet geen sinaasappels ; die heeft een zwakke maag, hij krijgt alleen maar appelmoes.
—
Het demonstratief is voornamelijk in de gesproken taal, het persoonl. vnw. in den rustigeren litterairen beschrijvenden stijl gebruikelijk. § 344 De rustige aaneenschakeling door persoonlijke voornaamwoorden : Even later kwam Paul T e r 1 a et binnen. »Jullie met z'n twéeën,< zei hij, knikkend van Ammy naar Lot ... en hij glimlachte even, terwijl hij doorging naar z'n stoel (Arm.). — M ij n h e e r Ter 1 a et stak het gas op. »Hier is licht,< zei hij vroolijk; dan tegen Lot . . . (id.). —
Door bezitt. voornaamw.: Am m y glimlachte; haar gezicht ontspande zich in de gezelligheid van 't ouderhuis (Arm.). Aaneenschakeling der zinnen door herhaling van het subject in nominalen vorm is, vergeleken met deze normale verbinding, een verzwaring van den vorm l ; deze is een onmiskenbare uiting van meeleven van den auteur met
de beschreven personen of van spanning in het verhaal. Men vgl. in Van Looy's Reizen: »Macho Camino<, plaagde Evangeline Zaalaschi, maar Zailaschi ijverde norsch ... en vergat zelfs zijn pijpje. — En toen ze hem aansprak, lachte Hasj witjes. Ongetwijfeld, Hasj had weer getwist, Hasj wrokte! Het is in den trant van Potgieter: Mathilde houdt een wijle op, Mathilde ziet Louise's oogen in zoete mijmering drijven. Evenals de populaire verhaler de aandacht op »ikke<< concentreert 2, zoo —
—
ook Brusse, wanneer hij het verhaal in den derden persoon weergeeft, op den naam: »Ik zal jou wel aardighede< snauwt de koddebeier weerom, en dan neemt-ie Dirks hamertje af ... tenminste as Dirk dat afgééft; dan zeit-ie »Hei je nog strikke bij je?» Nou, dan zeit Dirk »nee» hè ? Ook in den gezelligen omgangstoon klinkt de naam gemoedelijker, dan »hij» (zij). Vgl. in Arm.: »Gaat U dan mee, Papa, als Paul niet wil ?» vroeg Lot .. • —
daarentegen, snibbiger van toon: »Maar mijn hemel, als hij nu toch geen zin heeft»
—
Vertrouwelijker is weer de sfeer in: »Ka!» riep Gerrit. De jongens, die al in hun tent lagen, hoorden het. »Gerrit krijgt het op z'n zenuwen», meende Padde. — Ammy volgde langzaam, en terwijl zij wachtten, trof het Lot opnieuw, hoe in den laatsten tijd Ammy's bewegingen zoo mat waren. —
Hier staat de naam in plaats van het bezitt. vnw. Ook varieerende omschrijvingen getuigen van levendige deelneming: Maar Hannes, die is zoo gehaaid as 'n roppie, en wat het di e s n a a k toen gedaan ? (Bru.).— 1
§ 75 enz. 2 Zie § 124.
233
Opm. Opm.Uit Uit dergelijke dergelijke omschrijvingen omschrijvingen komen komensteevaste steevaste concurrenten concurrenten van van het het persoonI. persoonl. en bezitt. vnw. voor M'n neef boudeert en voor:: M'n man misdaan misdaan heb, ik boudeert nog altijd. Wat ik ik de de man ik weet niet.— - Het Hetvalt valthem hemniet nietin,in,dat daterermogelijkheid mogelijkheidbestaan bestaanzou zouvan vaneenige eenigeop op-.. weet het niet. siering, eenige vergrooting bij 's's mans verhalen verhalen (Cam. Obsc.). -— Zoo ook in geheim- sierng, votbij zinnige conversatie: *'n »'n zeker zeker iemand«. — zinnige
§ Het aanwijzende § 345 Het aanwijzende voornw. voornw. Behalve het het gewone vnw. Behalve vnw. die andere in zinsverbindie (dat) zijn zijn er er enkele andere zinsverbinfunctie gebruikelijk, in ambtelijke taal: dende functie taal: Het platteland ging over tot tot het het gebruik gebruikvan vankunstmeststoffen; kunstmeststoffen; deze boden boden het voordeel van C.). — - De Deafgevaardigde afgevaardigde dreigde dreigde met met een een amendement; amendement; op op van een een lageren lageren prijs prijs(N. (N. R. C.). den Minister scheen dit nauwelijks - Tegen boverwermelde cirden nauwelijks indruk indruk te te maken maken (id.). — Tegen de bovenvermelde culaire traden tradenininhet het krijt krijtde de heeren heerenMr. Mr.A. A. en en Dr. Dr. B.; de culaire de laatste was was ook prae-adviseur geweest (id.). — Laatstbedoelde woningen geweest - Laatstbedoelde woningen nu moeten self-supporting zijn. (id.). —
Bijzonder gebruikelijk is het terugwijzende Bijzonder terugwijzende voornw. voornw. ander: Naastde deze Naast z e afdoende af doe n dredeneering e redeneeringwas wasgeen geen andere meening H a a r grieven meening mogelij mogelijk.k.- —Haar tegen Papa waren sterker dan die der andere kinderen. kinderen. -— Die Die eeen e nee opziener opziener zei zei niet niet veel. Maar die andere was gepromoveerd was, was niet nietweg wegtetepraten. praten.- —Toen Toenhijh ijala bijna 1 b ij na gepromoveerd wa s, ging hij een anderen anderen kant studie.kant op op met z'n studie. De terugwijzing door die lijkt op de verbinding met met een een betrekkelij betrekkelijkk vnw.: I k ruim de takken ta k ken op, Ik op, die me me den doorgang versperren. -— Ik ruim de de takken ta k ken op; versperren me den doorgang. die versperren doorgang. Bij verbinding zijn zijn twee twee beteekenissen beteekenissen mogelijk mogelijk:: 1° )0 een bebeBij de relatieve verbinding antwoording van van de de vraag vraag:: welke takken takken?, vraag:: waarom ?, 2°2° van de vraag waarom ruim je je ze op op?? Bij Bij verbinding verbinding door door het het demonstr. demonstr. pron. is alleen alleen de detweede tweede beteekenis mogelijk continuatieve. 11 Een Een relatieve relatieve zin die die de de conticontimogelijk:: de continuatieve. nuatieve functie nuatieve functie heeft heeft en en dezelfde dezelfde woordschikking woordschikking als als een eenhoofdzin, hoofdzin, is toon van van een eenzin zinmet metdemonstr. demonstr. pron. pron. te te alleen door verschil in pauze en toon onderscheiden: onderscheiden: Hij was bezig duchtig duchtig zijn zijn klavier klavier te tehanteeren, hanteeren, dat la waaide hetheele heelehuis huisdoor. door.waaide het De continuatieve continuatieve functie functie blijkt blijkt vooral vooral duidelijk duidelijk bij bij aanvulling aanvulling van vanhet het verband door en, maar, maar, want: want: Hij had ook n die was om zijn ook een een boschwachter boschwachter aangesteld, aangesteld, een zijn strengheid strengheid algemeen algemeengehaat gehaat - Tegen Tegen den den trottoirband trottoirband zag (Kievit). — zag ik ik een een handkar handkarmet metvruchten vruchten•.. ... en en die brachten nogvan van van kleur kleur in in de de dorre dorre omgeving omgeving (F. (F.Hopman). Hopman).— - Want Want't'tisisnog een heerlijk element van vader, een n die die het 't't zelf zelf gekocht gekocht van vanden denpastoor, pastoor, die schoot er kraaie kraaie mee z'n tuin tuin mee in z'n (Bru). (Bru.). — - Hier Hier Piet, die die 22 had had lol, lol, dat dat 33 begrijp begrijp ie, a a r die durfde zooveel niet niette ie, m maar te zegge, want die ? (id.). die was 't geweest, geweest, hé hè? (id.).De verbinding verbinding met met »en »en die» die« wordt op den duur even even lijzig lijzig als als die die met met »en I)en toen» toen« of »en »en dan». dan«. De vorm vorm der coördinatie is dan overladen. overladen. Zonder voegwoord vinden we we het het voornw. voornw. in inallerlei allerlei taal: taal: Breng mij mij 's's na na de de kantonrechter, kantonrechter, as je je lef lefhet, het, die zit er toch toch voor! (Bru.). (Bru.). - 't't Zou voor voor —
—
—
—
—
11 Zie Zie §§ 380. 380. 22 vgl. vgl. blz. blz. 235 235 boven. boven. 33 vgl. vgl. §§346. 346.
234
zwager geen pretjezijn, zijn,dacht dachthij hij— - die hield niet van van familiesleepen familiesleepen (Arm.). (Arm.).— zzijn n zwager geen pretje Zij waar een een waterroos haar houdt in 't gevangen. »Wees welkom !» zegt Zij komt, komt, waar waterroos haar houdt in blad 't blad gevangen. »Wees welkom!« zegt die (Perk). (Perk).-1 — die Wanneer een substantief voor voor aan aan den denzin zindoor dooreen pauzewordt wordtgeisogeïsoWanneer -een pauze het hervat hervat door die: die: leerd, wordt het Maar Ha n nes, die is zoo gehaaid gehaaid as i I a k, die kan ik hier as'n'nroppie roppie(Bru.). (Bru.).- —Zoo' Z o o'n nI uluilak, Maar Hannes, gebruiken! niet gebruiken! a/scheiding §§ 401. Vgl. de afscheiding Het bijvoeglijke bijvoeglijkedie die is als terugwijzend terugwijzend vnw. vnw. bijzonder bijzondergebruikelijk: gebruikelijk: man heette heette Burts Burts en enhad hadbuitengewoon buitengewoon lange lange beenen beenen en endito ditovingers. vingers. Die beenen Die man je achterna achterna te zitten (Kievit). (Kievit).— schenen geschapen om je meervoud volgen: Opm. Na een een antecedent antecedent in in het het enkels. enkelv. kan een terugwijzing terugwijzing in het meervoud Opm. — maar die zijn er er niet meer. meer.IIkk vroeg vroegom om 'n 'n vversch e r s c hkadetj kadetje,e,maar '
—
346 Het vnw. vnw. dal dat is, is, door door zijn zijn onzijdige onzijdige beteekenis, beteekenis, bijzonder bijzonder geschikt, geschikt, om om § 346 van voorgaande voorgaandezinnen zinnen te hervatten. 22 Uit Uit allerlei allerlei geijkte geijkte zinnen den inhoud van blijkt dat: 60k wat! — - Dat is is wat anders! anders! — - Maar Maar zie je, je, dat is is 't 'm juist; juist; dat laat laat je geen Dat is ook rust. werd opengegooid natuurlijk, dat is is zoo zijn manier manier Berry natuurlijk, rust. -— De deur werd opengegooid... ... »Dat is Berey komen«. — - Ben Benjijjijdaar daar? - Hij deed deed het het er er niet niet om, om, dat van binnen komen». ? Dat is ook toevallig! — zeker!! -— We leeuw, dat wil zeggen in de armen van den veldis zeker We kwamen in 't hol van den leeuw, wachter.wachter. Ook als accusatief in den den aanloop aanloop:: Ik weet U ook wel. wel. — - Je Je neemt neemt het het nogal nogal kalm kalm op, dat I k ben ben anders anders niet sikkeneurig, dat weet moet - »Ze »Ze hebben hebben''m mdoodgeslagen doodgeslagen!« ze betalen betalen!«!» !» »Dat zullen ze moet ik zeggen. — hervat door *dato: Inleidende bijzinnen, onderw. of voorw. zinnen, zinnen, worden worden hervat ~dat«: Wat je gaat doen, dat is voor die kindertjes kindertjes van van je je (Bru.). (Bru.).— - Waarom Waarom hij hij leven levenmoest, moest, dat dat blijft !» wist hij niet (Perk).-»AI wat aan aan Liefde Liefde isis geborgen geborgenII11 In In' hartenschatvertrek, schatvertrek, dat blijft!« (Perk).—»Al wat 'ssharten (G. Gossaert). Gossaert). aanduiding van een vooraf »Dat« vooraf genoemde genoemde zelfstandigheid; zelfstandigheid; »Dat» is een vage aanduiding van levende wezens zelfs, in in enkelenkel- en en meervoud: meervoud: Ri want dat is al al zoo'n halve zeeman (Bru.). — - Eerst Eerst R ieeki k ie ewerd werdzoo zoowit witasas'n'ndooie dooie....: ,want — ddt waren aardige jongens! die en kiste kiste.. .. dà - Jou Jou kindere, kindere, dàt jongens!spulle! — dd benne spulIe! die bbale a l e en H60ft waerdoor mijn (Vondel).was de man waerdoor mijn glorie wies (Vondel). Hooft dat was Andere Andere antecedenten: Ik hoorde opop een kin g. Ik denk, dat zal me 't baantje wel zijn! hoordedat datererkans kanswas was eenbetre betrekk king. door een een meervoud wordt gevolgd, gevolgd, is is er congruentie Opm. woord dat door meervoud wordt Opm. Wanneer Wanneer het woord 26B Opm. Opm. tusschen het Vf. en het praedicaatsnomen: Zie Zie §§ 26S —
—
—
—
Het bijvoeglijke »dat«: Dat varkentje zal ik wel wasschen. — - Zet Zet dat idee »dat»: Dat maar verder §§ 128, 135. 13S. maar uit uit je je hoofd. hoofd. -— Zie verder 1
In enkele staande staande uitdr. van van de omgangstaal omgangstaal heeft »die« »die» betrekking op den inhoud van een in enkele
Ik denk: denk: die di e veldwachtermet metTeun Teunen enzes zes haze haze..• ... Ik zin: Wie ik daar daar leggen leggen?? de veldwachter Wie zien ik
wordt - 2ti Zie §§ 349 en § 385: 1°, 10 , over vooruitwijzend »dat«.». vooruitwijzend »dat wo rdt goed! —
235
§ 347 Het pers. vnw. »het<< en de proclitische vorm »'t<<, die zoowel »het<< als »dat<<
vervangt, is vaak terugwijzend. Het wijst terug op een zelfstandigheid, in het bijzonder een persoon, en is dan subject bij een naames. gezegde 1 : »Zoek je de bottelier ? Je zult 'm vooróp wel vinden. 't Is zoo 'n lange magere kerel.» -- Ook op een meervoud : Daar verschenen de beide b oe re n; ' t was vader en zoon 2 .— Het wijst terug op den inhoud van een zin ; een feit dat geschied is: 't Is een schande ! — 't Kan nog wel drie maanden duren. — 't Heeft niet mogen gebeuren — 't Moet! — Het was voorbij! In het volgende citaat wordt eerst door een pers. vnw. »zij << teruggewezen op een voorafgaand subst. (»regeling 0; ; in den dan volgenden zin wordt de inhoud van een bijgedachten zin, dien dit subst. omschrijft (»als deze regeling wordt getroffen»), door het pers. vnw. »het» hervat : Bezwaar vond die regeling niet in de vergadering der Staten. Waarom zou zij ook ? Het zal de exploitatie verlichten (N. R. C.). — In het voorgaande stond het terugwijzende voornaamw. in een hoofdzin. §348 —
Het doet ook zijn dienst in bijzinnen: Kon Hij dacht aan Am m y' s oog e n, zooals die hem hadden aangezien (Arm.) 3 Schoonheid in mijn hart een plaats verwerven 1I Denkt gij, Natuur, dan, dat die u ontgaat ? (Perk). — Hij hield de boot tegen, zoodat die een minuut daarna stil ag. — Gij lult de vr ij heit voor blazoen omvoeren in uw schilt II En teugelen al wat ... durf steken naer die kroon (v. d. Goes). — -
II. Vooruitwijzende pronomina. § 349 Het substantivische dat: Dot had hij nog eens gezien: een hoogen ijsberg over de steenen glooiing tegen het kerkhof aangeschoven (Eigenhuis). — Was dat een lied dat door mijn boezem toog? II Die klagend-teeder-blijde vogelklanken ? (Perk). — Dat verzeker ik je, dat i k de baas ben ! — De adjectivische aanwijzende pronomina : Er bestaat reden voor het stellen van deze vraag: Biedt het rapport een zoodanigen grondslag voor een concept-verdrag, dat het nog dit jaar kan tot stand komen ? (N. R. C.). — Hij ontving denzelfden indruk, (die) als hij zi_h van vroegere tooneelen he ri nnerde. — Ik heb net zoo'n pak als jij . — De commissie had zich bezig gehouden met die stelsels van afvoer, die het productievermogen van den bodem kunnen vermeerderen (N. R. C ) — Zulke bloemen, als jij daar plukt heb ik niet in m'n tuin. — Dergelijke dingen als in de Kamer zijn genoemd, komen niet meer voor. — Andere bloemen, dan je daar hebt, kan ik niet leveren. —
Men noemt deze pronomina, vooral wanneer er een relatieve zin volgt, wel bepaling-aankondigende voornaamwoorden (determinatieve pron.). Hun vooruitwijzende, aankondigende functie gaat gepaard met een zwaar i
Zie § 349; 268. 2 »Vader en zoon» is hier een enkelvoud. 3 Zie § 395.
236
accent, dat voor de terugwijzende functie niet onmisbaar is. Bij verzwaring van accent kan ook een pers. vnw. bepaling-aankondigend worden : , Maar 's levens geest II dien gij gesteken hebt I I in mijn gestorven longen ij dien zult gij mij voor goed niet laten afgedwongen die 't graf o n t r e e s t (Gezelle). — Daarom is het vooropstaande »het<< (gesproken als 't) niet aankondigend, vooruitwijzend van functie. Het is grammaticaal subject 1 bij een koppelwerkw. Het eigenlijk subject van dit naamwoordelijke gezegde wordt ge-
vormd door een volgenden zin; soms een afgescheiden groep, meestal een bijzin: Het was een eigenáardigheid van hen allen: hun pr i k k e 1 b a r e t o o n, zoodra ze met meer dan twee waren (Arm.). — Het was beter, voor goed verloren te hebben dan in angst te zitten (id.). — Het is juist goed, dat hij je niet zien kan. — 't Is wåar,
man: ik ben d'r bij. —
Ook het bijvoeglijke »het<< kan niet de aankondigende functie verrichten. het is blijkens zijn zwak accent lidwoord in: Moeilijk zal daarbij het critérium zijn: aan welke belangen moet een en ander worden getoetst ? (N. R. C.) De >>aankondiging<( wordt hier gevoeld in den stijgenden zinstoon, zichtbaar —
voorgesteld door den »dubbelpunt<< en in de beteekenis van het woord criterium.
DOOR BIJWOORDEN.
§ 350 Zoo. Vooruitwijzend: »Ze zijn zoo sterk in hun vleugels,« zei Ab, »Als je daar een slag mee op je arm krijgt, kan hij wel stuk zijne (Kievit) —Die schommelde zoo verschrikkelijk: toen zijn we er maar uitgegaan — Theobald was nu al Zooveel water doorgegaan, het water verzwaarde hem niet zoo meer (v. Looy). Zie verder zoodat, zooals, zoodra § 392, 393, 395. —
Terugwijzend: 't Is een tamme. 'n Wilde zou z'n nest niet zoo dicht bij maken. — Dan raak je al mis van zoo'n lichie . . Zoo zitte die ooge deur dat zwart heen geschroefd (Bru.). —
Samenvattend : En zoo kwamen we dan in een beter vaarwater.
—
Archaïstisch is »zoo<< bij een imperatief Zij kwam aan land in 't Vlaamsche Sluis II Uw nieuwe Vrouwe:
Zoo poorter, heer en
dorper komt Neemt deel aan 't feest (Bourens) . —
Verstard en verzwakt is de terugw. functie in: Dat gaat zoo maar niet. — Dat is zoo zijn manier. — In ambtelijken stijl de verzwaarde vorm »alzoo«. 2 1
§ 10. 2 In de beteekenis van »dus«, »derhalve< is het waarschijnlijk een Germanisme.
237
Du •. l1 Terugwijzend: Terugwijzend:. Dus. 't Moest, hè hè? - Indien Indienbij bijhem hemde deovertuiging overtuigingbestond bestonddat dathet hetplan plan ? Daç Dus ging ik (Bru.). -uitvoerbaar dat dus deze uitvoerbaar was, was, en dat deze oplossing oplossingin in het het belang belangvan vanden dendienst dienstzou zouzijn zijn..• ... In ambtelijken derhalve : Een uitvoerige beschrijving van van ambtelijker stijl concurreert concurreertderhalve het tegenwoordige bedrijf bedrijf heeft heeft derhalve R. C.). — derhalve weinig zin (N. R. van hoofdzinnen. hoofdzinnen. § 351 Dan. In de omgangstaal vooral in den aanloop 22 van §351Dan.Ideomgstlvrainde Terugwijzend: Terugwijzend : Loop maar een eindje door, door, clan dan zul je je hem hem wel wel vinden. vinden. — - Zwéer Zwéerjij jij dat dat eens, eens. dan laat ik je hange (Bru.). voorwaarde bij den In deze zeer gangbare verbanden is de bevelende zin zin voorwaarde zin met »dan(c. »dan« in: met »dan<< »dan<<. Concludeerend is de zin met Is 't al vijf vijf uur uur? vliegen! (Arm.). — - »Quick heeft gewonnen!» gewonnen!« »Dan »Dan hebben ? Dan moet ik vliegen! weeropgehaald opgehaald!«ze 't't weer !» Tegenstellend vergelijkend:: Tegenstellend vergelijkend Kan ik 't't helpen helpen dat datjejemoeder moederaan aande dehaal haalgaat gaat? mijne anders anders!! — - Dan moet mOE't je je ? Dan is de mijne met losse losse en en laaie: laaie: ho ho maar! maat!bootwerker weze, en en dan op zoo'n schip, an die luike, met Deze functie functie isis voortgekomen voortgekomen uit uitde deaugmentatieve, augmentatieve,progressieve: progressieve: Eerst en clan dan nog nog die auto's auto's .. Deouwe ouweneemt neemt'm 'mop opsleeptouw sleeptouwen dart . . —- De en dan Eerst die wagens en verkoopen kantoor hem. -— Wel, dan zou ik zeggen zeggen:: Dag Burts Burts!! En dart dan verkoopen de heeren van 't kantoor zou 'n hand hand geven en en dan zou zou ik 'm 'n zou hij hij•.. ... Dit progressieve »dan« modernen litt. verhaalstijl gebrui~ gebrui»dan» is vooral in den modernen litt verhaalstijl kelijk: kelijk : Hij wees kortaf kortaf de kampplek kampplek en zat zat dan met vastberaden uitdrukking te roeren roeren in in de de sla sla (v. Looy) — - »Ja, »Ja, ja», ja«, suste - 8; sustehij hij .••. dan liep hij met haar de gang in (Arm.). — 3 4 evenals het het kenmerkt hier de opeenvolgende opeenvolgende momentane momentane handeling 4, gewonere adv. toen. »en» of Toen. Dit Dit terugwijzend terugwijzend adv. staat staat meestal meestal in in den den aanloop aanloop na na »en« »maar(C, als inleiding van een aaneengeschakelden, progressieven zin (zie »maar», inleiding van een aaneengeschakelden, progressieven § 369). voegw. isis het hetzinsinleidende zinsinleidende»toen» »toen(C zeer zeer nadrukkelijk: nadrukkelijk: 369). Zonder die voegw. ben ik toch wel zoo nijdig geworden,ik ik zeg. zeg ... Toen ben nijdig geworden, . .— - Het Hetwordt wordt in in verhalend litt. proza dan wel afgescheiden, woord~ afgescheiden, wanneer nog een andere woordgroep volgt 5: Ook middenin b Toen, in z'n angst, angst, wierp wierp hij hijhet hetmes. mes. -— Ook middenin den zin. maar niet niet progressief minder nadrukkelijk, verwijst verwijst »toen» »toen« naar naar zin, maar progressief en minder soms verre verre antecedenten: In de hooge hooge hoed hoednog nog»deftig». »deftig«. Weinig Weinig collega's collega'swaren waren er, er,die die toen I n zijn z ij n tijd tij d was de toen een tsequah« »sequah» durfden dragen. De verzwaarde verzwaarde vorm is, vooral vooral in in stijven stijven stijl stijl toentertijd: toentertijd: toentertijd door Onder meer werden toentertijd gewelf.door Rogjer Rogier de engelen geschilderd op het gewelf. —
—
—
—
—
—
;
,
:
—
In aanloop, zonder vgl.§§308 308 zonder zonder inversie. inversie. a3 Ook in de de groep groep zonder inversie zie § 358. B2 vgl. Inf., een eenpartic. partie. of een adj. duidt »dan» »dan« de progressieve progressieve functie van een een Inf., functie aan: zie §§ 216, 339. vgl. § 259/,aspect. aapect.adv. adv. 5b Opgenomen m zie§§ 349. 339. ' vgl.§ 259f, in de groep zie 1
238
Nu (nou). In In terugwijzende terugwijzende functie vooral in den aanloop van functie is is dit adv. vooral een hoofdzin gebruikelijk, gebruikelijk, als als overgang in verhaal: in het gemoedelijke verhaal: Zoo kwam Zoo kwam ik ik ze ze dus dus op op het het spoor. spoor. Nou kom uit en en ik ik kijk kijk 's'snaar naar kom ik ik om om 7 uur m'n bed uit buiten .... buiten Meteen. In duidt het het de de volgende volgendehandeling handelingaan aan: had In terugw. terugw. functie duidt : Ik ik had in de gaten, dat het mis meteen in gaten, dat mis was. — - Mèt aanloop: Mit staat staat vooral in aanloop: »Best<, zei zei hij. Mètliet Mèt liet hij tBest«, hij al dek komen komen en en klarigheid klarigheid maken maken om te te vtchten v~chten al het volk op dek (v. Lennep). — - En ik roep roep terug (Bru.).terug... ... Mèt loop ik na na me me vrou.v vrouwen enzeg zeg... ... (Bru.). — 352 Inmiddels, Inmiddels, intusschen terugwijzend, zoowel door aanduiding van tijd, § 352 tijd, als tegenstelling of toegeving. van een tegenstellillg toegeving. ]3 In de omgangstaal staat Ook. In staat het het oorspr. ocrspr. augmt;ntatieve augmentatieve »ook« »ook<
—
—
1
zie §§358. 358. 22 vgl. vgl. §§26. 26. 33 Zonder inversie zie §§358. 358. Zonder inversie: zie
239
Niet locaal: Als ik maar geld had; daar zit.' t hem juist (Bru.). — Rijker ontwikkeling heeft de terugwijzende functie van daar + adv.: Daar heb je gelijk in. —Daar twijfel ik niet aan. —Deftiger is de aaneengeschreven vorm : Wat dacht jij, twintig centen ? Daarvoor heb je een zwaan van bordpapier (Kievit). — Heel gewone samenkoppelingen zijn daarom, daarin etc. 1 Ook de verkorte vormen met er zijn algemeen gangbaar; zoolang zij demonstratieve functie hebben, staan zij zelden in den zinsaanloop: Ik heb et geen zin in. — Ze Er over spreken deed zij zelden. — Ze sprak er zelden ov er. nam haar overschoenen. Stampend schoot ze erin. In ambtelijker stijl ligt het antecedent soms ver weg: Dit t ij d v a k mag in slechts weinig opzichten door hem zijn beheerscht, een groote rol heeft hij er toch in gespeeld en zijn leven omspant, meer dan van eenig ander, de verschillende episoden daarvan (N. R C.). — Mr. v. d. B. deed mededeelingen omtrent den tegenwoordigen toestand te A'dam, waarvan er éen ons buitengewoon onwaarschijnlijk voorkomt en waarbij wij even willen stilstaan, omdat daarin een belangrijk element van beoordeeling ligt ( a). In de omgangstaal vooral komt er + adv. voor, zonder dat het antecedent genoemd is; het is bekend genoeg, 6f de spreker vermijdt het te noemen: Toe, kom er nu maar uit! — Wind er maar geen doekjes om. In veel van deze uitdrukkingen verliest er (+ adv.) zijn demonstratieve —
—
—
—
functie 2 het wordt »onbepaalde. Er + adv. is ook vooruitwijzend: :
Toen niemand er meer aan dacht, kwam het karavaantje eindelijk eraan (v. Looy). — En mèt de blauwe wolkies die er krullen II Rijst uit het dal de rust naar boven (Perk). —
Vooral bij substantivische bijzinnen 3
:
Wat zou je ervan denken, als we hem eens slachten ? — Ze kon er niet tegen, zich
te haasten.— §
355 Echter. Buiten de omgangstaal is het gebruikelijk als tegenstellend adv.: We hebben het boek vroeger uitvoe ri g besproken. Echter grijpen wij gaarne de gelegenheid aan, nog eens de aandacht er op te vestigen. In aanloop, bij Potgieter vooral, archaiseerend verbonden met »ene: En echter was het Willem, die ... —
—
Buiten den aanloop na de eerste heffing in den zin: Minder nadrukkelijk is het latere werk. Ook hier echter berust de werking van het schilderij op de groote compositie met horizontale en verticale lijnen. —
In bijzinnen staat het vooral na het relativum: Een curieuse laatste uitlooper van een oud-Hollandsch genre, dat echter dezen schilder niet van zijn beste zijde laat zien. In hoofdzinnen staat het zelfs achteraan: Hij was toen reeds zeventig jaar. Hoe frisch bleef hij echter! (N. R. C.). -—
i
Zie § 258. 2 vgl. § 257. 3 Zinnen in de functie van subj., obj. of praedicaatsnoØ.
240
terugwijzend op den Toch. 11 In In aanloop aanloop vooral vooral toegevend toegevendof oftegenstellend, tegenstellend, terugwijzend vongen zIn: vorigen zin: Hij is wel eens vervelend, vervelend, zeker. zeker. T óch zou ik ik hem hem niet nietgraag graag missen missen als als vriend. vriend. — - Ze Zewaren waren Tdch elkaar hechtten. hechtten. licht geprikkeld gepnkkeld in elkaars elkaars gezelschap, gezelschap, terwijl terwijl ze ze tóch toch zeer aan elkaar Na de eerste heffing heffing in den zin is het het nader verklarend verklarend (explicatief): (explicatief) : We n ááII11 e ef ningangen ga n gen toch was We waren warenop op verboden verbodenterrein; terrein a; aaan was een bord aangeslagen. — e n toch wàs Ze liet liet hem hemgaan gaan;; rrééiizzen gr60tste genot. -— was zijn grootste Immers. verklaring: Immers.11 Staat het in een nadere verklaring: Het congres slaagde uitstekend. Het Het was was immers - Een Een der der niet twijfelachtig twijfelachtigdat dathet het..• ... — immers niet leden sprak zijn verbazing onverholen uit. Immers verleden jaar jaar werd werdnog nog verzekerd verzekerd... .. . Immers verleden (N.R. C.).(N. R. C.). — Anders. In In den aanloop alléen tegenstellend: tegenstellend: I k kan Ik werk er bij in. — - Dood Doodop ophaar haar gemak gemak moest moest kan je niet lang hebben. Anders Anders schiet m'n werk - Hij Hijmoet moetjaren jarenmet metRogier Rogierhebben hebbensamengewerkt, samengewerkt. ze alles doen, anders anders ging 't verkeerd. — anders zou hij z60 zoo niet schilderen. Buiten den aanloop is het ook óok toegevend: toegevend: Ik »M'nmoeder I k zal zal die die papegaai papegaaimaar maar 22 verkoopen. Ikhadandersal'n naam voor hem.hem. — »M'n moeder Ik had anders al 'n naam slaat me nooit.« »Je hebt anders 'n flink flink pak pakslaag.» slaag.«anders alle recht op 'n Vooruitwijzend het met dan: dan: Ik Ikkan kanjejeniet niet anders V o o r u i t w ij z e nisd is hetinin correlatie correlatie met behandelen dan hem. behandelen Wel. Vooruitwijzend, toegevend: toegevend: Wèl alles is is netjes. -— Het Het hinderde hinderde hem wel, maar hij hij ^èl staat staat er er niet niet veel veel meer, meer, maar maar alles moest het zich zich laten laten welgevallen welgevallen tegen. Maar ik Riekie hield me Nog. Vooruitwijzend, Vooruitwijzend, toegevend: me nog tegen. toegevend: Riekie reis. — wou en ik zou op reis. óm nog te Terugwijzend: Nietpruttelen pruttelen .•.• . . Ik hèb me al zoo gehaast om Terugwijzend: Niet komen komen (Arm.). (Arm.). --—
—
—
—
—
3 § 356 De comparatief zinsverbindende functie functie 8: comparatief van een adv. heeft zinsverbindende De meisjes meisjes waren waren vroeg. Even Even later zoon. — - Ze voelde zich zich niet niet ververlater verscheen de eenige zoon. had ze een een wrok wrok tegen tegenhem hemom omzijn zijnvreemd vreemdgedrag gedragden den trouwd met haar haar broer. broer. Eerder Eerder had laatsten tijd. —
De superlatief superlatief staat in correlatie correlatie met andere adverbia: begroe tt e hij Eerst gaan en Jan visschen. — - Het eerst eerst begroette hij (daarnaetc.) etc.) een tijdje visschen. dan (daarna gaan we roeien en heusch mee ?» »Ja, als ik eerst in de fok nog - »Maar »Maar ga ga je je dán mee?« »Ja, als nog Lot din heusch toen Ammy. — Lot... ... toen'Ammy. wat geklaard heb.» heb.«— zinsverbindende adv. adv.enen voegwoordenleggen leggendoor door ververvoegwoorden 35? Correlatief Correlatief - zinsverbindende § 357 op de verhouding verhouding der der twee zinnen (of (of zwaarden sterken nadruk nadruk op zwaarden vorm sterken voeges. 44 Vooral de demonstratieve woorden). VgI. de de hervattende demonstratieve hervattende adv. na voegw. woorden). Vgl. en tegenstellende (beperkende) adv. adv. worden worden toegevoegd. toegevoegd.De Denadrukkelijke nadrukkelijke
§i
—
Zonder 358. Zonder inversie: inversie: vgl. vgl. §§ 358. e'l en volg.
1
2
B Zie Zie
4 § 393 Comparatief §§ 119. vgl. den den Comparatief 119. '§ §§ 260. 33 vgl.
241
tegenstellende verbindingdoor doorcorrelatie correlatie isis natuurlijk natuurlijk in in den den synthetischen synthetischen tegenstellende verbinding ambtelijken stijl sterk sterk ontwikkeld ontwikkeld: : Waar hlangrijker bedragen bedragen beschikbaar beschikbaar moest voor ververeenerzijds de stad belangrijker moest stellen voor Waar dus eenerzijds branding en anderzijds anderzijds (aan kant) in den landbouw groote behoefte behoefte bleek bleekte te (aan den anderf'n anderen kant) bestaan vuil, was llitnleiding om te tt: overwegen overwegen of of bestaan aan aan stads stadsvuil, was er er uit economisch oogpunt alle adnleiding het contact tusschen R. C.). C.).— tusschen de stad en het platteland kon worden hersteld (N. R. § 3S8 verbindende adverbia worden worden in in den den aanloop aanloop door een pauze pauze van Zinsverbindende 358 Zins § den zin afgescheiden met sterken nadruk. De isoleering blijkt uit het het vermijden vermijden der inversie: inversie: De verdedi~r was van van oordeel, dat de beoordeeling van van de motieven motieven van vandezen dezenverdachte verdachte De verdediger wterst moeilijk is. Immers, vaak voor voor den den Westerling Wf'Sterling totaal totaal onbegrijpelijk Immers, deze uiterst moeilijk deze zijn vaak (N. R. C.). - Inderdaad, we we kregen - Dacht Dachtjejedat datikiktwijfelde twijfelde? kregen nu nu wat wat moois moois te zien. — ? (N.RC)— Integendeel. onderzoek vertraagd. vertnagd.lntusschen. Integendeel, ik gE'loof geloof je onvoorwaardelijk. -— Zoo werd het onderzoek Intusschen, Duitscher was wasover overdt: degrens grensgegaan gegaanenen... ... (N. R. C.). de Duitscher C.). — - Nochtans. Nochtans, de klok stond stil.stil. — En toch, toch. haar - Bovendien, d6e er niet meer meer aan. aan.haar vader vader begreep begreep haar haar niet niet ten ten volle. — Bovendien, ik doe — Trouwens, waswas allang geen geen sprakesprake meer. -Inmidd~.'s, zegUUharteharteTrouwens, 1 van vansamenwerking samenwerking al lang meer. — ik ik zeg lijk dank voor voor de de groote groote bereidwilligheid. bereidwilligheid. -— Overredend in de conversatie, een overgang overgang in het verhaal is »dus<< Overredend )dus«:: Dus•... Dus••. ... (Dósee Dus .• je je d6et hè? - Dus destroopers stroopers die diewaren waren gevangen gevangen en nu nu dóet 't, hi ?— (Dus4e .•. ...))de komt (Bru.).komt 't't mooiste! mooiste!..• ... (Bru.). beschrijving: zie §§ 308. In litteraire litteraire beschrijving: 308. —
VERBINDING ZONDER WOORDEN WOORDEN VERBINDING ZONDER
DOOR »PARENTHESIS«. »PARENTHESIS •. § 359 De parenthetische zin zin is is een een bijzondere bijzondere onderbreking lossen. onderbreking I, 2 , nl. door een lossen, niet-ingeleiden zin. Weliswaar hij met met gcdempten gedemptentoon toongesproken gesproken Weliswaar wordt hij het tooneel tooneel»terzijde<<), )terzijde«}, maar twee omgevende omgevendepauzen pauzenkrijgt krijgt {als (als op het maar door door de twee hij Evenals door door den den zin zin met met »wants )want<, richt richt zich hij nadruk nadruk in het zinsverband. Evenals de spreker {schrijver} (schrijver) direct tot zijn hoorders (lezers) om hen Of 6f aanvullend aanvullend te onderrichten Of overgang of of nadenken nadenken te te gunnen. gunnen. óf zichzelf een pauze van overgang Het laatste vooral in in de de omgangstaal: omgangstaal: door door stopwoorden, stopwoorden,verwenschingen, verwenschingen, en andere uitroepen uitroepen legt legt men men nadruk, nadruk, houdt houdt men mende deaandacht aandachtgaande gaande: : Net as die die trossesnijer trossesnijer die 'n 'n vat vat boter boter krijgt krijgt te vinde, vinde, en en't't— -lang ie brande brande — - na Net as lang zal ie na de (Bru.). -— En En toen toen ging l~ r midden strandvonderij brengt I!(Bru.). middenin inde de nacht nacht — - ziek. en wel, wel,hè.? hè? 3 _ ziek en 3— op dat brandje brandje af. -
—
Gelijksoortige uitroepen in hooggespannen, vooral voorallyrischè. taal: lyrisch;:, taal: schanssen i11 Mijn' Trompet, en schut, (Acharme!) (Acbarme!hchanssen Mijn' klaghten klagbtenaf(Hooft).'-Toenklonk, af (Hooft). 4 —Toen klonk, o lang lang begeerd begeerdgenot, genot,II11 Des jagers jagers eerste en en doodlijk doodlijk schot schot(Bastiaanse). (Bastiaanse).— 1 oorspr. een uitroep. loorspr. uitroep. a2 §§ 296:3; 311. 311. 33 »Moet je je hoore!» hoore!« 'N. B. het het»zuchtend» »zuchtend(, effect effect., 4 N. B. door paU7en en klanken. dorpauzenkl.
242
lyrische poëzie poëzie ook ookvinden vindenwewesubstantivische substantivische »evocaties({, aanduiaanduiIn lyrische »evocaties<<, die een een voorstelling voorstelling waken wékken maar maar niet nietomschrijven omschrijven: : dingen die 'k ducht ducht dat dat (dieper (dieper smaad) smaad) de kracht kracht me ook daartoe dáartoe faal' (G. Gossaert). Gossaert). — - En, En,'t'toor oor In 'k geleend, Ii11 Hoort Hoorthij, hij, een dof dofgerucht, gerucht, der keemlen draf verdwijnen (id.). —Omdat - Omdat in 't't zand geleend, volmaakten spot) met''sslevens levens lust lusten enlijden lijden 11 (Tweesnijdend (Tweesnijdendkouterzwaard kouterzwaardvan vanUwUw volmaakten spot) II11 Gij, met De steenrots steenrots van van mijn mijn hart hart ten akker akker woudt bereiden bereiden (id.). — - Maar Maar ver veromhoog, omhoog, aan aan 't't De eindloos-effen zwerk, zwerk, I11I — zwartester sterininblauwe blauwelucht lucht—- hangt zwevend zwevendII11 Een Eenadelaar adelaar Een zwarte eindloos-effen (Perk).breeden dubbelvlerk dubbel vlerk (Perk). op breeden — § 360 In verhalenden, verhalenden, beschrijvenden, beschrijvenden, vooral epischen, stijl stijl vinden vinden we wede de vooral in epischen, § retardeerende, spanning-wekkende, schilderende onderbreking, ook de tytyretardeerende, peerende toets toets:: peerende zich uitgespreid, LotLot zat met in in acht uur, uur, Peter Peter had hadbehagelijk behagelijkzijn zijnkrant krantvoor voor zich uitgespreid, zat een met boek een boek Om acht haat eigen eigen stoeltje stoeltjetegenover tegenoverhem, hem. klonk klónk de bel (die den knus-gezelligen knus-gezelligen avond avondstoort!) stoort!)(Arm.) (Arm.) haar — - Zij Zij stond stond in in haar haar schamelheid schamelheid op op nog nog mooie mooievoetjes, voetjes, boven een van haar haarenkels enkelswas wa,''n'n ri ef (v. Looy). ringgeklonken, geklonken, verloren verloren te kijken kijken naar naar het he.t wonder wonder van van den den bhrief Looy). — koperen ring boorden II 11 naar Mei Mei galmde gálmdehij hijdeze dezewoorden woordenII11— - Allen Allenverrezen, verrezen.stonden ~tondenlangs langsdede boorden Ziende naar ll Golvend en en buigend waar de stroom vervliet — - 11 Hij sprak: Van het hetbanket, banket,zooals zooalsdederijen rijenrietriet // Golvend buigend Waar de stroom vervliet - (Gorter). — Het sterkste vinden we in sterkste effect effect van van de de retardeerende retardeerende parenthesis parenthesis vinden in de de Homerische vergelijking vergelijking:: vgl. 82. Homerische vgl. §§ 82. § 361 In In gemoedelijk gemoedelijk vertellenden, vertellenden, maar maar ook in betoogenden, stijl stijl vinden vinden we we de de nader verklarende (explicatieve) vollezin zin: (explicatieve) volle : nader verklarende hij oock oock in in der deT waerheydt waerheydtwas!) was!) wel een ghenuechelyck sot Nu gheleeck dese Quiquibio (zoo hij — (Coornhert). »HiPT is licht,< licht,« zei hij vroolijk; vroolijk; dan dàn tegen tegen Lot, Lot,die dievroolijk-neuriënd vroolijk-neuriënd(Coornhert). -— »Hier Nu de benoeming geen een behalvePaul Paulhad hadgehóo gehóo'' — - haar hoed opzette: (Arm.) (Arm.),. -— Nu een Terlaet Terlaet behalve in kannen kannen en en kruiken kruiken is is — - het blijkt blijktheel heelwat wathoofdbrekens hoofdbrekens van Staatscommissie •.. van de de Staatscommissie ... in ingelichtezijde zijde... gekost hebbenvoor voorhet hefzoover zoover ,was ... (N. (N. R. R. C.). c.). was -— vernemen wij van wei ingelichte gekost tetehebben attri In opkomst is is de de»overspannen<< »overspannen({ constructie parenthetisch attriconstructie van het parenthetisch buut. versterkt : »immers«) versterkt: »want< (of »immers({) buut, 11 door »want({ de toestanden Nu valt valt de de eenzijdige eenzijdige — - wan overwegend op dl' toestandeninindedemijnstreek mijnstreekgeorienteerde geörienteerde -— want toverwegend samenstelling c.).samenstelling op op (N. (N. R. C.). — —
DOOR DOOR MODALITEIT, MODALITEIT, ACCENT ACCENT EN EN TOON. TOON.
§ 362 De vraag en optatief) B2 kunnen kunnen ondergeschikt ondergeschikt (dubitatief en optatief) en de wensch (dubitatief worden antwoord op de de vraag vraag staat staat en enden den worden aan den zin, waarin het eigen antwoord zin, waarin de toelichtende verklaring van den den wensch wensch staat. staat. De Deonderondertusschen de geschikte gepaard met met verzwakking verzwakking der der pauze tusschen geschikte functie functie gaat gepaard toon, daarentegen stijging twee met daling van van den vragenden toon, twee zinnen en met losse zinsparen van den wenschenden toon. We vergelijken hiertoe twee nog losse zinsparen : met verbonden zinsparen met twee verbonden 11
vgl. Zie §§ 288, 295. 104. 22 Zie vgl. § 104.
243
Gerust bezitten al wat eenigh Geest kan wenschen ... vernoeght U dat noch niet ? Zoo staat ge u zelfs in 't licht (Lucifer). — Ach ! waren alle menschen wijs En wilden daer bij wel ! II De aerd w a e r haer een Paradijs 11 Nu isse meest een Hel. —
Daartegenover : Snap jij 't, dan mag je 't zégge (Bru.). — Had ik maar wérk, dan was ik uit de brand. — In deze gebonden zinnen wordt een voorwaarde uitgedrukt 1 . In ambtelijken stijl komt ook de tegenstellende functie voor : Bewogen de prijzen zich in de jaren 1855 tot 1893 tusschen f 3.35 en f 5.60, zij vielen daarna in een paar jaren terug op f 1.60 á f 1.70. —
§
363 Onderschikking ontstaat ook bij opeenvolging van een zin met toegevenlen konjunktief en de aan dien zin tegengestelde mededeeling de toegevende zin heeft stijgenden toon: Uw leven Nebbe er weinig van doen blijken I I 't H a d zijn Gesch;edenis, voor 't Gemoed een over-rijke (Penning). — Met zwier en Glans den Geest ontwrongen Zij 't kunstgewrocht bewondrenswaard, Beminlijk i s, en Goddelijk van aard Wat, tevens aan 't Gemoed ontsprongen, II Meer bloeit dan blinkt (id.). —
De konjunktief kan worden gevarieerd door een gelijkwaardig »hulpww.
van modaliteit<<: de orl:aan moge hem neerpletteren of de vlammende bliksemstraal hem vaneen splijten hij kan vergaan op de plaats waar hij wortelt, (maar) hij z a 1 den fieren schedel niet buigen (Hofdij k).
—,
—
Hofdijk leidt den hoofdzin in door maar : dan is het verband der onderschikking nog niet bereikt (de modale zinnen hebben nog dalenden toon). De toegevende functie kan ook door adverbia worden uitgedrukt 3 : Want geen menschelijk brein zal in staat zijn die geschiedenis te omva tt en, studeerde hij 0 o k, met doodinge des lichaams, drie menschenlevens lang (Perk, Brieven). —
Het adv. (of pron.) »al<< is in deze zinnen verstard op de plaats in den
aanloop (en daardoor feitelijk voegw. geworden) : Lot zocht met geweld afleiding, al sprak zij er zelden meer over. — A 1 is hij nog honderd meter ver, herken ik hem. —
Al beteekende vroeger »geheel en al» ; het is opgestapeld in populairen stijl: Al zie je a 1 avonds dat zonnetje zakke, 't is a l evel toch weer 'n prachtig gezicht (Bru.).Vroeger werd al (evenals of + schoon) versterkt door schoon: A l zocht ghij schoon met Charons schuyt Eurydice, en a 1 kon u luit II De harp van Orfeus zelf verdooven Ghij speelt haar' Geest niet weder boven (Vondel). —
De concessieve functie herkent men aan de (mogelijke) invoeging van een adv. toch 4 in den hoofdzin (vgl. het voorlaatste voorbeeld). Het adv. staat verzwarend in geisoleerden aanloop en bovendien herhaald: Toch a 1 scheen het dat zij steeds wist hoe te handelen... zoo was er toch veel dat zij niet verklaren kon (v. Eckeren). —
1
Zij zijn dus naar de functie bijzin.
244
2§
174. 3 vgl. § 350 enz. 4 vgl. § 355.
Opm. hier besproken besproken verbanden verbanden zijn, zijn, vooral vooral met met BZ. BZ. voorop bijzonder synOpm. De De hier voorop I,1, bijzonder voorkomen. Zelfs thetisch en stevig 'tevig gebouwd; gebouwd; dit ditblijkt blijktuit uitaderlei a1jerlei onderbrekingen onderbrekingen die voorkomen. kan staan:: En 's's hemels hemds licht lichtnoch noch's'saardrijks aardrijks brood brood It11 Heeft kan de bijzin parenthetisch staan niet) noch kracht (kéert gij gij niet) kracht voor mij mij noch waarde. -— vgl. ook ookOe./enboek.. Oefenboek.
§ 364 Zinnen waarin een een mededeeling, gedachte, gedachte,gevoel gevoel of waarneming waarneming wordt uitgedrukt kunnen verbonden zijn zijn zonder verbindingswoord, enkel door :en ~en verschil in accent accent en en toon. toon. Het Vf. ik zei, ik ikdacht, dacht,ikikvreesde, vreesde,ikikzag zag etc. heeft zwak accent en lagen lagen toon, toon, vooral vooralachter àchterden denanderen anderenzin zinstaande staande: Hij : Hij zei, hij wou er niet niet van van hóoren. hóoren.— - Hij Hijwou wouererniet nietvan Vanhóoren, hóoren, zei Deze zei hij. --- Deze ob jectzwak geaccentueerde zin heeft niet de de functie functie van van hoofdzin eenobjecthoofdzin (bij een zin) dçn anderen zin zin) maar is een modale modale schakeering bij de mededeeling, in dcn »schijnt het» vervat. Dit Dit is is ook ook het geval geval met met een "aangehangen«: het« , »heet »heethet» het«,, -aangehangen» : »schijnt verbonden zinnen »blijkt nu» nu« etc. etc.:: Hij wil wilnaar naarhuis, huis,ssch c h ijn ij nt t't. 't.etc. etc. --- Vgl. verbonden van dezelfde functie functie en en accentuatie accentuatie:: Hij moet moet naar naarhuis, huis, naar het heet heet 2.2 . —Eenhladrevhoudingbestauchen zwargeboudn Een heel andere verhouding bestaat tusschen een zwaar gebouwde en ik heb etc. : Ik zwaar geaccentueerde zin vooraf, gevolgd ge/Jo[gd door de mededeeling heb mededeeling etc.: Hier is de al méermalen méermalen gezégd: gezégd: jejemoet moetdat datwerk werk 's mórgens maken. je al 's morgens maken. — - Hier eerstE tweede is is het het object objectbij bij den deneerste. eerste. 33 eerste de hoofdzin, de tweede De bedoelde zwak zwak geaccent. geaccent. zin kan kan worden worden toegevoegd, toegevoegd, maar maar ook ook De bedoelde tusschengevoegd: is dan dandedebesproken besprokenparenthetische parenthetische overgang óf Of tusschengevoegd; h"t het is nadruk: nadruk: .Ja,~ dierooie rooie »je »je bent weze stroope stroope vannacht» vannacht« (overgang). — - »Allo, »Allo. stap stap dan danmaar maar »Ja,» zegt die ik je, je, dádelijk« uit, zeg ik dádelijk» (nadruk). —
De toegevoegde en en parenthetische parenthetÏsche zin blijft, blijft, in in het het moderne moderne proza proza vooral, vooral, maar wordt uitgebreid het Vf. niet beperkt tot het Vf. Vf.spreken etc., maar wordt uitgebreid tot Vf. dat dat spreken etc., de omstandigheid noemt, gaat:: noemt, die met het spreken spreken gepaard gaat »dan zien zien de hazen je »Ik ben in 't't wit» wit« - wees ie trotsch trotsch op z'n borstrok - »dan je niet» niet« (Bru.). (Bru.).z'n borstrok vorm dan: Het is een beknoptere beknoptere vorm .Na wees in in de de verte vertemet metz'n z'nknuppel knuppel (id.). - ' e n hij wees »Na 't't zaadlandl« zaadland!»zei zei Dirk, en Een ander voorbeeld: .Ga mee,meester meester~« Opie het hethoofd hoofddoor doordededeur deur (Eigenhuis). »Ga je niet mee, ?» stak Opie Aanvankelijk dit gebruik gebruik zijn zijn opgekomen opgekomen bij bijwerkes., werkw., die diezoowel zoowelhet het Aanvankelijk zal dit spreken als de wijze van van spreken sprekenkunnen kunnenomschrijven: omschrijven: tIs wat'n'nweer!» weerl« hijgde eenomweg omwegmakend makend (Arm.). (Arm.). — - »Lot, »Lot, hijgde Lot, driftig een »Is dat dat loopen loopen ••• ... wat — ie overschoenen«, waarschuwde waarschuwde Ammy (id.). (id.).je overschoenen», —
—
—
— 4
—
bestaan van verbanden verbanden als van belang belang your vour de de als deze is van 338. S3 Het bestaan 1 vgl. vgl. §§ 399. a2 Zie §§ 388. bijz.nnen (onderschikkende verbonden bijzënnen (onderschikkende verklaring ontstaan van van verschillende verschinende verbonden verklaring van van het ontstaan voegw. pronomina) vgl. §§ 385 o. a. 44 vgl. »en« »en» §§ 370. voegw. en pronomina)
1
245
DOOR SAMENTREKKING
Woorden die die in twee § 365 Woorden twee of of meer meer nevengeschikte nevengeschikte zinnen zinnen dezelfde dezelfde functie functie den eersten eersten zin zin beperkt beperkt blijven. blijven.Deze Deze»samengetrok»samengetrokhebben, kunnen tot den ken« functie uit uit tot tot in in den dentweeden tweeden(derden (derdenetc.) etc.)zin. zin. ken» deelen oefenen hun functie vluchtige omgangstaal omgangstaalweinig weiniggebruikelijk, gebruikelijk, wèl De samentrekking is in de vluchtige in taal die die door door hevige hevige spanning gestileerd of logisch weloverwogen. weloverwogen. De spanning is gestileerd samentrekking is mogelijk mogelijk bij bij zinnen, zinnen, verbonden door de voegwoorden en, die met en in het bijzonder asyndetisch bijzonder;; maar ook bij zinnen in asyndetisch maar, of, of, bij dit. verband, d. w. w. z. zinsverbanden zinsverbanden zonder gewone nevenschikkende nevenschikkende verband, d. zonder het het gewone voegw. laatste zinnen zinnen 1. voegw. tusschen de twee laatste 1. § 366 A. Samentrekking van hoofdzinnen. hoofdzinnen. gebruikelijkst isis zij zij in in zinnen zinnen van den vorm t.1. Het gebruikelijkst vorm S. Vf. VE. A. A. Samentrekking van het het Subject: Subject: Hij nam haar En de de regen regen guJ~t 11 Eenig haar op op en droeg haar haarde de kamer kameruit. uit.--- En gudst tevreden, II heerscher, naar beneden, ii11 Zorgt niet niet waar hieven 11 Hieft Héef t nog meer en zal waar zijn zijn schatten bleven 't ook géven. géven.—
Samentrekking het Vf.: Vf.: Piet Piet zit zit in huiskamer en het Samentrekking van het in de huiskamer en Jan ,jan in het priëel. - Sterker Sterker spanning spanningbij bijomvangrijk omvangrijkpraedicaat praedicaat: prieel. — : Aartsvader Adam Adam had, met twee twee paar rijen neven neven ii11 Natuur den tol tol betaald, had, met paar rijen betaald, den sterv'ling voorgeschreven; En't 'tmmenschelij het aardrijk aardrijk overspreid overspreid U sterv'ling voorgeschreven ; II11En e n s c h e 1 ij k ggeslacht, e s l a c h t, het U Zich reeds, naar 't Godlijk Godlijk woord, woord, vertalrijkt vertalrijkt uitgebreid.uitgebreid. De samentr. van het subj. subj. vooral komt voor bij asyndetisch asyndetisch verband. In de omgangstaal kan samentr. ++asyndeton omgangstaal asyndeton de uitingsvorm zijn van een een zekere zekere apathie apathie bij den spreker: Maar ik ik weet van van niks, hou me d'r d'r buite buite (Bru.). (Bru.). -— 'k Ben de heele stad al deur deur geweest geweest ... .. . blijf maar maar wandeie, kanslI Ze niet (id.). (id.).wandele, louw kans Ze luste me niet In den den ouderen ouderen litt. litt. stijl stijl drukt drukt deze deze verbindingsvorm verbindingsvorm vooral vooral een een dramatische spanning uit: Ik koos, greep (Penning). — - Ik zal niet zoo vermetel vermetel zijn zijn te te beweren, beweren. greep toe, toe, dischte dischteop op... ... (Penning). dat het boek boek hem hem uit uitde dehanden handenviel, viel,want wantdaar daarbehoort behoortnog nogongelijk ongelijkmeer meertoe toe; neen I maar ; neen! hij wierp het neder; hij hij wierp wierp het het neder neder 2, handschoenen aan, aan. 2 hij hij nam zijn hoed, hij trok zijn handschoenen vloog de trappen van het Leesmuseum Leesmuseum af, af, stormde stormde de deur uit (Cam. Obsc.). Obsc.), In den modernen schilderenden stijl ligt in het het hortende rhythme rhythme een plastische uitwerking: Met een zucht snelde Lot vooruit de dubbele stoep op van van het héerenháis. héerenhuis, bélde (Arm.). Rooseveld het spiegeltje spiegeltje geloerd geloerd van vanzijn zijncamera, camera. knipte het kiekje, knikte Rooseveld had lang in het (v. Looy). Looy).Samentrekking van Subj. Vf.: Sub j. en Vf.: 1k vond Natuur Ik Enijdel ijdel't Derdomheid domheid kroost Natuur verwaten verwaten11 En 't Leven: wie een een lach lach bezaten bezaten11 Der (Perk).(Perk). — —
—
,
—
--
—
1
Zie bij »en« de hervattende hervattende herhaling herhaling § 77. »en« §§371. 371. sN.B. 2 N.B. de
246
van Sub Subj., VI. en nog nog andere andere deelen: deelen: Samentrekking van j., Vf. Hij zou zouzoo zoograag graag even naar naar vader k ijij ken, hoe zijn zijn gezicht gezicht nu nu stond stond(Arm.). (Arm.). k e n, wet wet eenn hoe Hij
2. Samentrekking van den aanloop in zinnen van van den vorm vorm A. Vf. S.—2.Samentis rekis ingvanden beperkt beperkt van gebruik gebruik:: vooral vooral in voegw. voegw. verband verband mijdt mijdt men men de de samensamen~ trekking. Gebruikelijker Gebruikelijker is zij in in asyndetische asyndetische verbinding verbinding in in modern modemproza proza:: Hier — - hier hier kkwam zij tot rust, rust, voelde v 0 e I d zij e zij veiligheidterug terugvan vanvroeger vroegeruit uithaar haar w am zij eeneen veiligheid
meisjesjaren (Arm.). Bij coördinatie van den den vorm vorm (en) (en) Vf. VI. A. A. is is soms soms de de aanloop aanloop Bij coördinatie van een zin van voorgaanden zin zin niet niet meer meer in functie in den den tweeden tweeden 1: Zwijgend 1 : Zwijgend van den voorgaarden zat hij, hij, en en keek keekininhet hetvuur vuur(id.). (id.).—- Bizar Bizarisisdedesamentrekking samentrekking van vaneen een zat subject dat aan 't einde van van den den tweeden tweeden zin staat: Doch verlossen belooft en kalmt kalmt mijn mijn vreezen vreezen 11Van al' tvenster verlossen ii11 Van Van donkre macht belooft Vanverre verreal'tvenster Swarth).(Hel. Swarth). — § 367 B. Samengetrokken bijzinnen. bijzinnen. § 1. verbindingswoord en subject: subject: 1. Samentrekking van verbindingswoord ... Eigenaardig En als ie dan woest wordt een om te bijten ... Eigenaardigdie dieschonkige schonkige n z'n bek open doet om En echter door koe, wwaarvan schonkigheid echter door het het schuinvallende schuin vallende licht lichtgerechtvaardigd gerechtvaardigd a a r v á n de schonkigheid schilder diende om deze lichtvlek te te verdeelen verdeelen (N. (N.R. R.C.). C.).—- Door Doorw wel e 1 cckk n den schilder wordt, eenden ende ... ... daer (Coornhert). CTanen heur ander been neder stelden, stelden, ende daerhenen henen vlogen (Coomhert).gheroep de cranen Merkwaardig is in vroeger en later tijd de neiging, het Vf. VI. in den tweeden Merkwadigsnvoelatrijdng,he zin voorop voorop te plaatsen: hoe sloffer sloffer11InIn't'theilighe Om langs hoe heiligheghesmoock ghesmoock en en dienst dienst werden langs e n weTden 0 m dat dat wij wij zuinig zijn, en van onzen offer {Vondel}. ruet, II11 dat datons ons éen maakt met met 't (Vondel). ---- En geeft dat hoogste weten niet, Ter w ij 11 Theodoorgronde 11 E En Eeden). — - Terwij iets-zijn, schoon schoon 't iets-gevoelen heet (v. Eeden). doorgronde I! n is iets-zijn, o f volgde het honderdvoudig bald het het muur-gevaarte muur-gevaarte als als belitteekend belitteekend door door kogels kogels zag, of honderdvoudig Looy). zwerven van rappe, rosse v^. valkjes om de de transing transingg (v. ( Looy).y) ^ om Het is is altijd altijd mogelijk, schrijver door door deze deze woordschikking woordschikking vervalt vervalt mogelijk, dat de schrijver in de constructie constructie van een een hoofdzin hoofdzin 2. 2 verband gebruikelijk; Ook deze samengetr. samengetr. bijzinnen bijzinnen is asyndetisch asyndetisch verband Ook bij deze modem plastisch 33 is: modern plastisch spert, 't Was wel de de nacht nacht der der tijden, tijden, de de oude oude nacht, nacht, de de nacht nacht ddie hollend zijn zijn kaken kaken spert, 't Was i e hollend grimmigheen,schrikken. schrikken,angsten angsten(v. (v. Looy). Looy). -— Met warrige verdichtselen ademt, Met een een ademt, grimmighéèn, warrige verdichtselen wanhoopsgebaar krant op tafel neer, neer, keek keek verwijtend verwijtend Lot Lotaan, aan, ddie wanhoopsgebaar kletste kletste Peter Peter de de krant i e opstond, luisterde luisterde aan aan de deur (Arm.). Vergelijk ook bij bij Vondel: onderZij wezen strengelen, strengelen, II11 De De Geesten Geesten oncleT~ Zij klagen klagen... ... Dat Godt zijn wezen wil met Adams wezen D at Godt wer.ot werpt het menschelijk gebiet. 2. Samentrekking voegw. alléen: alléen: Samentrekking van het voegw. Eer hij der Englen Englenstaet staet1111 Verplette, een zij geboeit, als snoode en arme arme slaven slaven II11 GedwonGedwonn zij gen worden {Vondel}. — - En En't'twas wasaardig aardig om omtetezien, zien,hhoe naer zijn zijn zweep zweep en wil te draven (Vondel). oe worden naer verdiepte in Berry's school- en die twee twee elkaar de oude oudeman man zich willig t'erdiepte elkaar 's vertrouwden waren, de sportaangelegenheden sportaangelegenheden(Arm.). (Arm.).--—
—
—
.
—
—
1I
1• 22 vgl. § 371. 33 vgl. §§ 366. 2861. bijlherhaling inversie: zie zie §§ 286 § 366, 366,371. bijherhaling van het subj. foutieve inversie:
247
Samentrekking van van Sub Subj. verbindingswoord) en Vf.: Vf.: 3. Samentrekking j . (tevens verbindingswoord) n breet Den Heer, Heer, di die, God en en mensch mensch geworden geworden in in der der tijt tijt ii11 Den Denscepter scepter voeren sal, ~l, een breet e, God Den — overwijt II11 De starren, starren, aerde en zee, zee, en enalalwat Wiltleeft, leeft, regeeren Tegeeren (Vondel). (Vondel).en overwijt § 368 C. C. Overspannen Overspannen samentrekking. samentrekking. § schrijver kan loop van van de de zinsverbinding zins verbinding het het gevoel gevoel voor voor de de De schrijver kan in den loop gelijkheid in in functie en beteekenis van van het het samengetrokken samengetrokken deel deel verliezen. verliezen. gelijkheid verbindt dan dan de de zinnen zinnen»op »op het hetgevoel gevoelaf« af« 11.. Een Een dergelijke dergelijke constructie constructie Hij verbindt sensum« merken in: »ad sensum<< merken we we op in: spoor (Kloos). (Kloos). --- 22 jonge broedsel broedsel huppelde huppelde aan zijn zij zij I11I 00 ff joegen joegen op zijn spoor Het jonge het sub subjj.. samengetrokken; een Hier is het samengetrokken ;maar maarininden den eersten eersten zin zin was was het een in den dentweeden tweedeneen eenmeervoud. meervoud.Evenzoo Evenzoobij bijVondel Vondel collectief enkelvoud, in stuit .... in: De heirbijl heirbijl in vuist ... . ..Ij//Den Den toescheut toescheutstuit .. of in zijn vuist het object in: overmoed de bende vreesde, wiens schufze op zijn rondas. In: Een hadji, overmoed de bende vreesde, hadji, schutze op zijn rondas. -- In : C. 27jXII 27/XI I '26). '26). --en hem hem daarom afmaakte afmaakte (N. R. R. C. - wordt wordt de de genetief genetief »wiens« foutief alsofhet heteen eenaccusatief accusatief »dien« was. was. In: In: »wiens(( foutief samengetrokken, samengetrokken, alsof »dien<< dat Aymyn op een so lang ... Sijne sporen waren hem gespannen, sa lang . .. en was Sijne sporen waren hem gespannen, bank moeste moeste staen (Heemsk.). — - voelt voelt de de schrijver schrijver den den eersten eersten zin zin nà, nà, alsof hij ij had zijnsporen sporenaangespannen. aangespannen. -— hij luidde: luidde: hhij had zijn bezwaar levert levert de de overspannen overspannensamentrekking, samentrekking, wanneer wanneer wél wèlhet het Minder bezwaar maar dit dit woord woord in de twee woord is samengetrokken, samengetrokken, maar twee zinnen zinnen een een gelijke woord ongelijke functie functie of beteekenis beteekenis heeft. Gerechtvaardigd Gerechtvaardigd kan deze overspanoverspan~ humoristisch effect ning zelfs zijn, wanneer wanneer de de verrassing verrassing der samentrekking humoristisch teweegbrengt: teweegbrengt : Slagvaardigtrokzijnhandgeen zwaardmeer uit uit de de schêe schêeli 11Maar Maar ons bij bijd'ooren d'ooren Slagvaardig trok zijn hand geen zwaardmeer (Penning). verbeoogt in vele Ook Staring beoogt vele gevallen gevallen van van samentr. samentr. van van een een woord woord in in ver~ fchillende humoristisch effect; puntigen stijl beoogt beoogt hij hij in: in: functie humoristisch chillende functie De huisbestierster huisbestierster is 11 11 Voorlang van vlugten. vlugten. Voorlanggevlugt; gevlugt; Eukraat Eukraatop op 't't punt van Ook de befaamde samentrekkingen uitvloeisel van van samentrekkingen bij Hooft zijn veelal een uitvloeisel zijn vernuft, bondigheid: zijn neiging tot bondigheid: vernuft, zijn hoewel 'er aan aan de de zijde zijde der der Zeeuwen, Zeeuwen, een een ongeluk ongeluk toe; toe;zeekey zeeker Rotmeester Rotmeester 't't vuur, vuur, inin h o e w el 'er uitdeelen van 't kruit, gaade; de de brandt brandt daar daarininen eneen eendeel deelvolx volx doodt doodt sloeg 't uitdeelen kru;t, quaalyk gaade; sloegh.h. Hier een woordspeling woordspeling beoogd; het het woord woord »sloeg<< »sloeg« heeft Hier is een heeftin in de de zinnen is bij bij een zoo streng verschillende beteekenis. streng logisch beteekenis. Verschil, van functie is denkend auteur veel hindelijker: hindelijker: denkend auteur 't't Weeke modder ookden dendijk dijkgeweekt; geweekt;en ende depaerden paerdenhet hetnoch nochquaadt quaadtgenoegh. genoegh.modder had had ook Hier is had hulpww. het sub subj. hulpww. en zelfst. werkw.; tevens isis het j. van had in den eersten zin ten derde derde is het verbum verbum in den zin enkelv., enkelv., in den tweeden meerv.; ten tweeden onscheidbaar deel van een een staande staande uitdrukking uitdrukking 3.3 tweeden zin zin onscheidbaar —
—
—
.
11 Zie
248
§§ 394 hebben •. quaadt hebben 394 slot. 22 Zie §§ 220. 220. 33 nl.: het quaadt
Een algemeen gangbare samentrekking bij verschil van functie is : Zij ging (wilde, moest etc.) naar boven, haar goed wegbergen. — De tweed e zin is een bijw. bijz. van doel door de samentrekking. Hevig is ook de samentrekking, wanneer daardoor twee zinsdeelen of zinnen 'van verschillenden vorm, maar gelijke functie worden gecoordineerd 1 : Het was een l e e l ij k meisje, maar met prachtige o o g e n (Arm.). — Ghij zult noch jaeren achtereen Den uitgangh van dien helt getuighen 11 En hoe ghewelt het Recht dorst b u i g h e n (Vondel). — En zat dan op nieuw te staren naar de p r a c h-
t i ge, zijn bloedende gloeden in spiegeling van dagbloemen v e r t e e d e r e n d e vlakte, en waar het middenin goudgeel versomberde (v. Looy). —
ZINNEN MET INLEIDENDE VERBINDINGSWOORDEN. HOOFDZINNEN NAAR DEN VORM. Het voegwoord »ere. Door dit voegwoord worden meestal twee gelijkwaardige zinnen, zinsdeelen of woorden verbonden : het is »nevenschikkende. Evenwel, door den inhoud der zinnen, door de betrekking der zinsdeelen en door de beteer kenis der woorden is deze verbindende functie van het tamelijk kleurlooze voegwoord zeer geschakeerd ; de verhouding der twee deelen kan zelfs »onderschikkende zijn. § 369 De gewone nevenschikkende functie is die der aaneenschakeling. in de omgangstaal bij verhaal of verslag der op elkaar volgende gebeurtenissen (progressieve zinnen) : »Jas zeit ie -- »Dirk, daar hè je recht ... s En hij neemt ze mars op en gaat ... — of de uit elkaar voortkomende gebeurtenissen (continuatief, consecutief): Hij glijdt uit en ze nemen 'm te pakken. — E n hij stootte z'n been kapot, en kon niet meer loopen. — De verbindende kracht van »ens wordt echter meestal versterkt door een adverbium in aanloop 3 Ik zei ... En toen zei die ouwe kattebeier weer ... En m è t(e é n) stappen ze 't portaal binnen! — Hij schiet as 'n aal in ze kleere, en daar komme ze an! — Dat gesprek, dat komt nader; en daar is 't ineens: »Manne, geef je over!<< — Zoo ook in het betoog : Dus je doet 't en dan meteen betaal je voor mij de reis ... — . Gebruikelijker is het eenvoudige »ens bij de opsomming van .
eigenschappen, omstandigheden: Hij
heel Burts e n hij heeft
buitengewoon lange beenen e n ieder in 't dorp kent hem ... —
1 De gecoórd. deelen gespatieerd; de samentrekking cursief. 2 Zie § 296. 3 Zie § 351; ook voornw.: zie § 345.
249
Tegenstellend is de verbinding alleen door toevoeging van adverbia : Hoe vaak heb ik hem niet gewaarschuwd e n nu heeft hij 't toch gedaan! — Dat kan vandaag nog gebeuren e n 't kan 6 o k nog wel drie maanden duren ! -In den litterairen verhalenden en beschrijvenden stijl brengt de verbinding met »en» een zekere rustige gedragenheid teweeg: »Jullie met z'n tweeën,« zei hij ... e n hij glimlachte even, terwijl hij doorging naar den stoel. — Hij zag ze allen als knappe gezonde menschen, met goede posities. E n hij beleefde het nog, dat hij vol kon genieten van hun geluk. De opeenvolgende gebeurtenissen worden aaneengeschakeld zènder voegw. —
of met éen voegw. aan het einde der reeks 1. — »En<< is vooral ook gebruikelijk bij de aaneenschakeling van zinsdeelen of woorden (zie § 372/3). § 370 Bijzondere functies hebben de zinnen met »en» in het verhaal en in poë-tischen stijl. De eerste zin is »voorwaarde<< bij den tweede in: En zij, die zullen zijn in later tijdsgewricht 11 0 God, die roept ge, e n zij verschijnen Te zamen voor uw aangezicht (v. Haren). -- 2 De zin met »en« is een bijw. bep. v. omstandigheid in: »En alf! zei Toon, en z' n oogen g 1 ó m me n (Bru.). — Merkwaardig is in het volgend verband de uitdrukking der omstandigheid in den éersten zin : En bij 't knippen van het kind II Bloosde en zong de vrouw = zong blozend (Pol de Mont). Het voegw. »en» heeft de waarde van en wel in: Preevlen de woordjes mij op 't oude deinen, II Ver hal e n toe è n die ik niet verzon (J. v. Looy). — 3 Bijzonder is ook de verbindende kracht van dit zwaar geaccentueerde »èn». Het voegt dan iets toe aan de mededeeling, is augmentatief ; er is een climax in de gevoelsuiting : En maak nu maar dat je weg komt ... 6/1 gauw ! De
zware tweelettergr. vorm »énn è« heeft, als nadrukkelijke inleiding van het betoog, eveneens versterkte functie (= en verder) : Enne ... wat ik zeggen wil ... dan ga je ... — Het correlatieve »èn--èn<< geeft aan het betoog sterken nadruk : En z'n ijver èn z'n gedrag lieten veel te wenschen over. Een zelfde functie heeft : beide -- en in verheven stijl: Uit een moeras wrocht de vlijt van die handen Bei de de zee e n den dwingeland te sterk W —
Vrijheid een tempel en Godsvrucht een kerk (Potg.) — 4
In hevig bewogen uitroep drukt het geaccentueerde »èn» een schrille tegenstelling uit : »En jij zei, dat hij zoo ziek was !» — 1 § 371. 2 Verheven is ook deze verhouding bij een voorw. bevelenden zin: jvert naar de beste gaven; e n ik wijs U eenen weg die nog uitnemender is (I Cor. 12). 3 Een oude verbindingswijze is bewaard in de formule: Wees zoo goed e n zeg me eens ... — waar e n het bijzondere aan het algemeene, het concrete aan het inleidende abstracte verbindt. Vgl. (Heems k.) : De vrouwe was goed ende schonk hem de schale vol. -- 4 Oorspronkelijk te lezen met een dubbel punt achter beide.
250
§ 371 Versterking van bindende kracht krijgt )en« ook in het polysyndeton. Dit is de verbinding door meer voegwoorden dan gewoonlij k; tegengesteld hieraan is het asyndeton: verbinding door minder voegwoorden dan gewoonlijk, d. i. zonder voegw., want de gewone verbinding, bij twee zoowel als bij meer eenheden, geschiedt door éen voegwoord )en« (bij méer dan twee eenheden tusschen de laatste twee: Hij kwam, zag en overwon). Bij het asyndeton ontstaa.t door gebrek aan formeele verbinding spanning tusschen de deelen, (vooral in de climax); bij het polysyndeton wordt nadruk gelegd op de mededeeling: het klinkt plechtig, nu en dan Bijbelsch. Men vindt ze naast elkaar in: Maar de andre roos krijgt krinkels, scheuren, naden 11 Verschrompelt, en wordt groen en bruin en zwart 11 En zin kt ... (Perk).-
De plechtige, bewogen stemming van het polysyndeton is duidelijk in: En om mijn slapen hangt een teer geluk 11 En door mijn hart huivert een luwe zucht 11 En langzaam vliet mijn roerloos droomen uit 11 In't kort geruisch ... (v. Eyck).-
Sterker nog wordt het effect door ZWare accentuatie van )èn«: En dan gaan me te stroope, en zeerobbe schiete . .. En jutte, è n aze ... Och man ... (Bru.). - Hij hoorde weer èn spot èn smaad beginnen (Perk).-
Aardig weerspiegelt zich de lange reeks van koddige dieren in den polysyndetischen taalvorm, in: Dan, als opeens, 1 het waait, het donkert in hun veeren, 11 de lange lijne kronkelt krom 11 è n woerd, è n eend, è n kieken keeren 11 den schuilhoek om (R. de Clerq). -
Sterken nadruk geeft het in: daar haalt hij mee weg wat er drijft en vliegt en zwemt op en boven en in de zee, en daar moet hij van leven (Bru.).-
Verwant is de vorm der beschrijving bij Hooft en Perk: waermee hij nare anxtvallicheit, en vaeck, en creple dróómen 11 Van 's menschen lichaem strijckt, en berch, en bosch, en boomen 11 En steeden vollickrijck, en velden met het vee 11 Ons levert op de st~ ... (Hooft). - En lucht, en bosch, en berg herkrijgt zijn tint 11 De damp wolkt op en: 't landschap is verschenen! (Perk).-
Geleidelijk trekt het gordijn óp. Zwaar nadrukkelijk, ook door klank en pauzen, is deze slotzin bij Poot: Het slaeperige velt wordt blint, en stom, en doof.-
§ 372 Een derde middel tot versterking der bindende kracht is gelegen in de splitsing van de gecoördineerde woordengroep ; onverwacht, verrassend volgt het )supplement« der opsomming: Dat baars en vore.ns voor het scheppen waren en paling en zeelt (Eigenhuis). Door als een donderwolk zoo zwart te zien en schril (Penning).- Beminlijk is, en Goddelij k van aard, 11 Wat, tevens aan 't Gemoed ontsprongen, 11 Meer bloeit dan blinkt ... (id.).1
Aanloopconstructie § 308.
251
Vaak is er tegenstelling: De geest schijnt ... d'aard te boren en den hoogen (Perk). --Voer mij d'af grond door en hoogste hemeltinnen (Bild.). -of een zekere climax: Om aan de aard een half--gekenden God I I Te brengen en een kéer in heel der volk'ren lot (Da Costa). Nadrukkelijk is de verbinding van twee naar den vorm heterogene deelen: En nergens was ik, en met niets, tevreden (Perk).— Zwaar zeeg, en zonder l i c h t, een vale dag II Uit wolken ... 1 (id.). — § 373 Twee merkwaardige soorten van coördinatie komen tot stand door de eenvoudige aaneenschakelende functie van »en<'. In de eerste plaats de verbinding van twee synonieme woorden. Het is een geval van »omschrijvende herhaling of »variatie<< met als uitwerking de versterkte nadruk van het betoog 2 : Zit toch niet te soezen e n te suffen . . ., te zeuren en te waneken ... — We hebben goedgevonden e n verstaan, gelijk wij goedvinden e n verstaan bij dezen . — —
Vooral in ambtelijke (juridische) terminologie. In vroeger tijd leidde de vertaling van Fransche en Latijnsche termen tot een dergelijke coordinatie van het vreemde en het Nederl. woord te rebelleeren ende op te staan tegen haren overste. — Dat hij uit eyghene affectie ende gheneghentheyt spreekt (Marnix.). —
In de tweede plaats in poëtischen stijl, veelal naar klassiek voorbeeld 3 de hendiadys : analytische 4 aaneenschakeling der deelen van een samengesteld (synthetisch 4) begrip. Een ondergeschikte, attributieve, bepaling bij een subst. wordt »verheven<< tot nevengeschikte toevoeging. Door de coördinatie wordt de vorm verzwaard en vaak de nadruk versterkt. ,
Stemt aan è n zang è n lof lofzang. — Sneeuw e n blad = bladersneeuw (van witte rozen gezegd). —Regen gudst langs rots en ruigte. (Bijen) die ... langs bloem en purper razen. -- En plots de wieken e n de breedte revend, ij stort hij . .. (Perk). In deze gevallen is de uitwerking niet zoozeer versterkend als wel versierend. Bepaald versterkend, augmentatief, is de coördinatie 5 in: En zag in diepte e n damp het dal gedoken (=de nevelige diepte, dus dubbel ver» gedokene. —
—
Ook bij Vondel: U zulx te kennen, als ghij waert Der eeuwigheden glans e n ader II (= glanzende bronader) — Het zwaert ... ghewet aan 's hemels wraecke en gramschap (= grimmige wraak) .
Een versterkte vorm van deze coördinatie is weer de splitsing: ... nieuwe smart die kegels wordt en steenen (= steenen kegels). — Opm. Een versterkte coördinatie is de climax door »ja»: Hier door geniet de mensch het eeuwigh II En wordt den Englen, zijn' broederen gelijck Ja overtreft ze in 't eindt (Vondel). — N.B. de pauzen en »zuchtende» allitteratie. 2 Zie § 78. 3 J. Perk schrijft aan C. Vosmaer: »Van Vergilius nam ik den hendiadys over, die ik zoo mooi vind, doch die bijwijlen in 't Hollandsch zoo bizar klin kt» . 4 Zie § 8. 5 door allitt. aangedikt.
1
252
374 Het voegwoord »maar<. »maar«. § 374 zin met met maar maar omschrijft een een inbreuk inbreuk op op den deninhoud inhoudvan Van den voorgaanden De zin zin. Deze, Deze, oudste, oudste, functie functie blijkt blijkt vooral vooral duidelijk duidelijk in inde deomgangstaal, omgangstaal, spreker iets iets terugneemt terugneemt van zijn geuite geuite meenin.g; meening; hij hij zal dan dan wanneer de spreker vaak het voegw. spreken spreken met zwaarder accent, hoogeren toon en volgende volgende pauze 1: 1: Hij zal zal van van 't jaar wel Maar...... 't wel is wel meer gebeurd,dat dathij hij't'topop Hij 't jaar wel weer weerzakken zakken... ... Maar 't is meer gebeurd, haalde tegen 't eind. eind. — haalde Ze is niet mooi,méar mooi,máar ze ze heeft heeft iets iets aantrekkelijks aan trekkelijks(Arm.). (Arm.). 2 _ , Zoo ook: Zeis Ook in de de beschrijving beschrijving vinden vinden we wede de»reserve< »reserve« na na een eengedane gedaneuiting: uiting: •»Ja, Ja, ja, ik weet weetwel<<, wel(', suste hij goedig, maar m aa r de de teleurstelling eenzamen middag middag was was suste hij teleurstelling om den eenzamen (Arm.). nog in zijn stem (Arm.). vinden we we (vooral (vooral bij bij Potgieter) Potgieter) in inverheven verhevenbetoogenden betoogenden In deze functie vinden stijl het polysyndeton: polysyndeton: weet niet, antwoorden zal Maar is van land, maar ze neemt Machteld weet niet, wat ze antwoorden zal ... ... Maar zij zij is van hethet land, maar ze neemt toevlugttot toteen eenweervraag. weervraag. - De volkshaat volkshaat weet van geene verzoening. Maar onze weet van geene verzoening. Maar onze haar toevlugt nationaliteit bewijzen door door verguizing verguizingvan vanhet het verhevene; verhevene; m maar nationaliteit tete bewijzen a a r in inonze onzedagen dagende de raauwe vers in 1810 ISIO uitgebraakt; maar m a a rvijf vijfen entwintig twintig raauwe vloeken te herhalen door onze schrij schrijvers jaren later nog nog geen geen schrede schrede gevorderd gevorderdtete zijn zijn ... ... dat datisisbekrompenheid. bekrompenheid. jaren later Ook bij bij Van Looy: luchtvogels: Tusschen de de doffe doffe hoenders geleken het kleine kleine vogels vogels die die snel snel kunnen kunnen stijgen, stijgen,luchtvogels: leeuwerikken, spreeuwen, a a rals alslijsters lijsterszoo zoogroot, groot,maar m a ablauw, r blauw, onweersblauw. leeuwerikken, spreeuwen, m maar bezwaar tegen 't voorgaande Een andere andere »inbreuk<< »inbreuk(, isishet van een een bezwaar voorgaande:: hetopperen opperen van De sprong is zoo groot niet, maar maarikikkan kangeen geenaanloop áanloopnemen nemen(Kievit). (Kievit).— - Hadden Haddenwe wenu nu maarBerry Berryheeft heefthier hieralle alletrommels trommelsleeggegeten leeggegeten(Arm.). (Arm.). maar maar wat watlekkers lekkersteteeten etenook ook... ... maar Hád ik m maar wat. Maar Maardaar daar zit zit 't't 'm 'm juist juist (Bru.). (Bru.).-— Had aa r wat. »tegenstellende<< : Lot en Een verbleekte functie functie van van »maar« »maar« is is de de louter louter »tegenstellende«: en man keek Ammy schrikten oude man keekniet nieteens eensom om bij 't't lawaai lawaaiAm y op ; maar de oude schrikten O,IJ; (Arm.). — In de omgangstaal omgangstaal zoowel als in in het het verhaal verhaal wordt wordt door door de de inleiding inleiding van van een zin zinmet met»maar<( »maar« een gewichtige wending in het betoog of in den loop der gewichtige wending verrassend Men doet, doet, alsof gebeurtenissen gesuggereerd. alsof hetgeen hetgeen vólgt vólgt verrassend gesuggereerd. Men te.5!engesteld inbreuk op het verhandelde is is;; vaak verzwaart verzwaart men tegengesteld aan ~f of een inbreuk de inleiding tot: »maar wat de inleiding tot : »maar »maarhoe hoedan danook« ook»... ...,, »maar wat er er van van zij« zij» ... .. . hoor — tt elier wijzen, hoorJe moet rekenen: a ar:ikikzal zaljejeden denbo bottelier rekenen: je je bent bent een een groentje, groentje, hè hè~? M Maar: zeit ie, ie, zoo zoo zoet zoet as as 'n 'n klabbes, »maar om »Ik beest~(' zeg ik weer. weer. »Nee», »Nee(', zeit klabbes, »maar om »Ik ben bentoch toch geen geen beest?» 'n aardigheid aardigheidwou wou'k'k nou nou toch toch wel wel 's's wete, wete, of ik jou 'n jou die die nacht nacht niet niet gezien gezien heb. heb. — - En Enzoo zoo liep Maat, heb ik 'n dag of tien later later weer wat te doen in den den tuin tuin liep dat dattoen toenafaf... ... Maa r, nnou o u heb (Bru.). — - Met Metden dennacht, nacht,langzaam langzaamen engebogen, gebogen,ging ginghijhijterug terugnaar naardedewoning woningvan van en ... ...»(, (Bru.). Aoife. a are een schip. " En over heen zagen zijn oogenenenwaren waren Aoife. M Maar eene ns,s,...... zagzag hijhijeen schip ... En over henhen heen zagen zijn oogen vol licht. licht. Maar ... (A. — vol Maar éen éen van van hen hen nam nam zijn zijn handen handen ... (A.Roland Roland Holst). Holst).$ --
—
—
—
—
1
en ev. ev. zijwaarts zijwaarts knikkend knikkend hoofdgebaar. hoofdgebaar. 22 »Inbreuk<< »Inbreuk« op: op:niet niet mooi.
253
door »maar« ingeleide zin is, in in het het volgende volgende zinsverband zinsverband uit uit de deomomDe door tegengesteld aan aan een eenweggelaten, weggelaten,bijgedachten bijgedachtenvoorwerpszin voorwt:rpszin: gangstaal, tegengesteld : Ik heb heb er erheelemaal heelemaalniet nietaan aangedacht, gedacht, maar we loopen loopen op opverboden verbodengrond. grond.ik zin met met »maar<( »maar« kan bij een een zinsdeel: Ze Ze kanook ook beperkende beperkende bepaling zijn bij De zin huis, maar maarzonder zonderzich zichergens ergensopopte te houden (Arm.). — liep langzaam naar huis, houden liep —
»Maar~ is ontstaan ontstaan uit uit Ne ware, ware, een zin van van dezelfde dezelfde beteekenis beteekenis en en vorm vorm als als Opm. »Maar« »Het en tenware<<, ware(', of en zij, zij,--* -l>-tenzij<<. tenzij('. Vgl. Vgl. ook ook»maar(( »maar« als als aacW. dv . >>Het enware ware-l>–} ten of »het en
375 Het Het voegwoord voegwoord»want »want«. § 375
Voorbeelden: Maar laatste reis reis geweest. geweest. Want Wan tdit dátmag magjejeRiekie Riekieniet nietmeer meer Maar in in ieder iedergeval geval... ... 't't isis jejelaatste dat 't wel voor aandoen. haar een voor 't't laatst laatst zou zou een lange langezoen, zoen, want want 'k dacht dat aandoen. -— Toen gaf ik haar hier een een werkje verschaffen, want want ledigheid wezen. — - We zullen jeje hier werkje verschaffen, ledigheid is is 's's duivels duivels ooroorzijn, dat dat je er zoo afkomt, afkomt, want kussen. wel heel blij blij zijn, wanteigenlijk eigenlijkmoest moestikikjeje kussen. -— Nu mag je wel dat het ik denk allebei beenen stukslaan, stukslaan, dat dat heb heb je je verdiend verdIend — - Ik allebei je beenen denk dat het een een wilde wilde is, is, wan eentamme tammezou zouz'n z'nnest nestniet nietzoo zoover vervan vanhuis huismaken. maken.— - En En'k'kkrijg krijgalal'n'ninwendige inwendige wantteen verkneuteling verkneuteling van van de de lach, lach, want datdat datdatstelletje wan tikikhad hadmeteen meteeninindedegaten gaten stelletjedaar daaropopmij mij lag loeren!! -— Ze waren waren gaan kaarten, wan destroopeis strooperskwamen kwamennooit nooitvoor voor lag te loeren gaan zitten zitten kaarten, wantt de middernacht. -— 2: voor 2: In ouderen, komt ook het het polysyndeton polysyndeton vOor ouderen, verheven stijl komt De negentiende negentiende eeuw eeuw brak brak aan en men vleide vleide zich zich met met het hetbezit bezitvan vaneen eentooneel, tooneel,hoe hoedan dan ook: want wantdedestaf stafvan vanNomsz Nomszwas wasininhanden handenvan vanBarbaz Barbaz overgegaan; want wantmen men had had treurspelers, het geheugen geheugen lag lag (Potg.). (Potg.).— treurspelers, wien wien de de traditie traditie nog nog in het
§ 376 Het Het voegwoord voegwoord »of»of«. <<. In tegenstellend: In oorsprong oorsprong is het tegenstellend: Je dóet nIet. doet het, of je doet het niet.
Vooral Vooral na een bevel of opdracht: 0/ klas uit. — of ik stuur je de klas
Hou je mond, mond, 11
vgl. §§ 311. 22 vgl. maar: §§ 374.
254
§
Deze verbinding verbinding met met den den imperatief zuivere imperatief is opgekomen, doordat een zuivere tegenstelling placht placht teteworden wordenuitgedrukt uitgedruktininzinsverbanden zinsverbandenals als: houdt : Je houdt je mond, of ik ik stuur stuur je je de de klas klas uit uit(éen {éenvan vanbeide beidegebeurt). gebeurt}.—- Ook Ook: : Nu je mond, mond, of ik stuur je de klas hou klas uit. uit. — hou je je van woorJen polysyndetisch: Hij Hijwas was of Bij verbinding van vooral, ook polysyndetisch: àf lui Bij verbinding woorden vooral, á f moe. of staat het nietonvermijdelijk onvermijdelijk voorop: voorop: Bij heteerste eerste»óf »àE«<
§ 377 »noch<<. 377 Het voegwoord )}Doch«. brieven Het is vooral vooral gebruikelijk gebruikelijk bij coördinatie van woorden: Geld Geld noch brieven waren bij bij hem hem veilig. veilig.— - Nadrukkelijke vorm is ook hier het polysyndeton: Noch geld noch - Bij verbinding van zinnen in Nèch Bij verbinding brieven waTen waren veilig. veilig. -n è c h brieven statigen stijlvolgt volgtop op»noch<< »noch « inversie: in versie: statigen stijl De gemeente gemeente legt den weg niet aan, nnoch kunnen dulden dulden zal zij zij den aanleg door het Rijk kunnen 6 c h zal zonder concessies concessies in in anderen anderen vorm vorm(N. (N. R. C.). zonder C.).Ook bij deze coördinatie In oudere oudere taal was was de de inversie inversie overbodig. overbodig. '4 -- Ook coördinatie ontstaat door splitsing splitsing nadruk: En waarom waarom hoor ik den gamlang niet, blijdschap spreekt niet, die blijdschap spreektmet met koperen koperenmond, mond,noch noch het gestamp padieuwer uwer dochters? dochters? (Multatuli). (Multatuli).— gestamp der padie —
<<. § 378 Het voegwoord voegwoord»doch »doch«. § Het is bezweken bezweken voor voorde deconcurrentie concurrentievan van»maar<< »maar« en beperkt tot den den en beperkt verheven, den deftigen deftigen of of betoogenden betoogenden stijl: 1 vgl. »en« = nog niet recht. thuis. 33 nl. als: nog geen twee twee recht, nog niet meer dan nèt thuis. »en<<§§372. 372. 22 = Oef enb oek. Zie Oefenboek.. uur. 4'Zie uur.
255
En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie: doch de meeste 1 van deze is de liefde (I Cor. XI I I : 13). — (Een man die er lijdend uitzag) doch zeer aantrekkelijk werd wanneer hij lachen ging. — Opm. Doch was als bijw. vroeger ook gangbaar in de plaats van het »verklarende toch 2
.
ZINNEN MET INLEIDENDE VERBINDINGSWOORDEN. BIJZINNEN NAAR DEN VORM. BIJZINNEN INGELEID DOOR VOORNAAMW. Alle voornaamwoorden die formeele bijzinnen inleiden, noemt men wel relatieve (bet rekkelijke) voornaamw. In eigenlijken zin relatief zijn alleen de voornw., die in bet rekking staan tot een antecedent, een substantief in den voorgaarden zin. Deze eigenlijke relatieve zinnen bespreken we 't eerst. Ze heeten wel attributieve zinnen.
§ 379 I. Relatieve zinnen met een betrekk. voornw. en antecedent. Deze bijzinnen zijn in de omgangstaal niet zeer gebruikelijk en zijn ook weinig gevarieerd, wat betreft hun vorm en functie; dit in tegenstelling met het gebruik in ambtelijke en litteraire taal. We deelen ze in naar de verhouding van den relatieven zin tot het antecedent, en naar de functie van het relatieve pronomen in den bijzin. 1° de relatieve zin geeft antwoord op de vraag : »Wat voor een ?» »wie (wat) ?<< »Welke ?» Vooral deze zinnen zijn in de omgangstaal gebruikelijk. Wij noemen zinnen van deze functie bepalend, beperkend. 3 n Man die z'n eige vernaait, is ommers ze leve niet waard! (Bru.). — En hij glimlachte even, terwijl hij doorging naar den s t o e 1, dien Ammy naast den haren aanschoof (Arm.). '
Het vnw. kan ook een ander zinsdeel zijn dan sub j . of ob j . in den accusatief ; het is praedicaatsnomen: In den v ij v e r, die de tuin geworden was, sprongen thans vier fonteinen (G. d. W.). Het is object in den datief:
—
Hij vestigde zijn blik op den jongen j u r i s t, wien zijn examinatoren dien rang hadden toegekend (id.). —
Het is een voorzetselbep. bij het volgende werkwoord: Toen kwamen de woorden van het En g e l s c h Parlementsli d, met wien zij in Hatel Oriental hadden gewoond, in zijn herinne ring zweven (v. Looy). Het antecedent dat nader bepaald of aangeduid wordt, is vaak een onbe—
paald vnw.:
= grootste. 2 vgl. § 355. 3 Of ook restrictief; ook »eigenlijke bijvoeglijke zin». Evenals in andere talen ontbreekt tusschen het antecedent en het relat. vnw. in deze zinnen meestal de pauze, bij veel schrijvers de komma. 1
256
van iiet ets,s, wat Daar isisi ie die U U wil wil spreken. spreken. — - Hij Hij vorschte vorschte nooit nooit naar naar de oorzaak van Wat 11 Daar e mman a n d,d, die hem onaangenaam aandeed (Arm.). hemonag de(Arm.) Het antecedent antecedent is of of bevat bevat een een determinatief determinatief (bepaling-aankondigend) (bepaling-aankondigend) Het voornaamwoord: voornaamwoord: Allerr Allen keken hem aan aan met met di diee kritische kritische belangstelling, belangstelling, die van een een sedert sedert lang langgespannen gespannen verwachting komt W.). — - Dezelfde Dezelfde voordoen op verwachting komt (G. (G. d. W.). v e rverschijnselen, s c h ij n s e l e n, die zich voordoen Looy). — - Grond Gronddie diebeter beterisisdan dan di die, welke met kunstmest kunstmest isisbehandeld behandeld een boot (v. Looy). e, 22 welke R. C.). C.).(N. R. — Opmerkelijk zijn waar een een (graadaanduidend) (graadaanduidend) bepaling-aanbepaling-aanOpmerkelijk zijn de de zinnen, waar kondigend vnw. worden bijgedicht; bijgedacht; het het subst., subst., voorafgegaan door door kondigend vnw. kan worden zwaar accent, accent, dat den lidw., draagt een nadrukkelijk nadrukkelijk zwaar den hoogen hoogen een onbep. lidw., voldoendeaanduidt aanduidt: graad voldoende : boer een eens lsIá ággtoe toetetebrengen, brengen, die hem dwingen zou de boot boot Hij hief den riem op, om den boer vrij te een zoodanigen zoodanigen ... ...).).— vrij te laten laten (= (= een Opm. Verouderd, of verheven, verheven, isishet hetgebruik gebruikvan vanden denrelat. relat.zin zinna naeen een rhetorische vraag vraag Opm. ten Hemel Hemel opgeheven in: Wien Wien smeek ~meek ik, die die mijn mijn oog oog (datief), (datieO, ten opgeheven IIDie Diewareld wareld als in: (accus.) weer weer herbouw' herbouw' 3? 3 (Bild.). — —
?
380 2° 2° In In den den''relatieven relatieven zin zin wordt wordt het het antecedent antecedent niet niet aangeduid in in tegentegen:§ 380 nadere omstandigheid beschremet andere subst., maar maar wordt wordt een een nadere beschrestelling met zinnen hebben hebben uitbreidende uitbreidende functie (continuatieve). (continuatieve). ven. Deze zinnen a. de nader nader beschrijvende beschrijvende functie hebben zij vooral vooral in in litteraire litteraire taal: taal: a. Zij stak de de drukke dru k ke Hartenstraat Hartenstraatover, over, die nat nat te glimmen lag in de de pas pas aangestoken aangestoken — bij de theetafel thee schonk winkellichten (Arm.). — - Terwijl Terwijl hij hij LLot nakeek, die bij schonk (id.). (id.).o t nakeek, (accus.) een Door de de ruitjes het gevatteraam, raam, dat (accus.) ruitjesvan van hetouderwetsche ouderwetschein in lood lood gevatte wilde wingerd bloedroode slierten d. W.). W.).— - En Endedekakawingerd met met bloedroode slierten omkranste, omkranste, viel viel het licht (G. d. kelende vogels, pluimen uit de de vlerken vlerken stoven, stoven, met metden denkop kopomlaag omlaaglatende latende Wien de pluimen kelende vogel s, wien bengelen, slachten (G. d. W.). W.).bengelen, ging ging zij zij ze ze slachten »litterair<<: In »den »den mond mond des desvolks<< volks« klinken deze dezerelatieve relatievezinnen zinnenietwat ietwat »liUerair«: de huize uit, tot door ... Wat 't Schittert Schittert de hui7e uit, door de boveste rame rame ... Wat'n'ngloed gloedman; man;en endie diegroote groote er lekkertjes electrieke vólk, k, dat er lekkertjes passaziert passaziert langs langs de winkels winkels electriekebolle bolled'r d'rin,in,enen al a 1dat dat vol (Bru.).(Bru.). De »continuatieva« »continuatieve« functie in de de bijw. bijw.bepalingen. bepalingen. Gewoon is: is: functie zit zit hier in Kijk toch 's dat licht, en en alal dat dat volk vólkdat dater er lóopt. loopt.Bijzonder verheven-litterair een vocatief als antecedent antecedent:: litterair isis de de zin bij een Bijzonder verheven boven 's's Hemels Hemels sfeeren sfeeren 11Aan ongeschapen(= (= eeuwiGij, die boven Aan's'svaders vadersrechterhand rechterhand den ongeschapen eeuwimij langs langs Uw voet gen) Beklomt! (Bild.). voet zaagt zaagt zwerven zwerven!! gen) throon throon11 Beklomt! (Bild.).-—En, En, rotsen, rotse n, die mij (Perk). -— wanneer deze deze relat. relat. zinnen zinnen ver ver van van het antecedent b. antecedent af staan, staan, of of wel, wel, b. wanneer wordt de de functie meestal onderbreekt, wordt wanneer de relat. zin den anderen anderen zin zin onderbreekt, of causaal causaal ó5 :: tevens adverbiaal, verklarend 4,4 of adverbiaal, dikwijls verklarefld —
—
—
-
,
als men men Zie § 176. 44 als gewoonlijk »dat«. 22 Het vnw. welke welke kan kan worden worden samengetrokken. samengetrokken. 33 Zie§ gewoonlijk »date. .immers« toegevend. »immerse kan kan toevoegen. toevoegen. 55 soms toegevend.
1
257
niet dubbel dubbel welkom welkom zijn, zijn, die tot U U komt komt met met Mei's Mei'sfestijn festijn?? (Boutens). (Boutens). — - En Entoch toch Zal zzijij niet an Pap az ezei met wiep wien ze nooit intiem intiem was was geweest, geweest, gaf gafhaar haar die die rust rust (Arm.). (Arm.).—V - Van - niet Papa — 1 f,f, met Heemsbergen, niet wist wat te zeggen, zeggen, zweeg (G. d. d. W.). W.).— - Of Ofwel weldedelofpsalm lofpsalm H e e m s b e r g e n, die niet va n den denp epelgri Maarlijdzaam, lijdzaam, die 1 aan 't eind van 't onverkwikkend onverkwikkend van 1 g r i m, m, vol vol van van ijver ijver 11Maar oude - Lot Lot en en Ammy Ammyschrikten schriktenop; op;maar maar de deo u d e man, man, pad II11 Jerusalem zal zal zien (Da Costa). — met zijn zijn rug rug naar naar de deur deur zat, zat, keek keek niet niet eens eensom om(Arm.). (Arm.).die 22 met rm, bijw. zinnen noemen noemenwij wij:: relatieve zinnen zinnen naar naarden den vo vorm, bijw. bijz. bijz.van van Deze zinnen oorzaak,toegeving toegevin.11 (etc.) naar de de functie. func tie. reden, oorzaak, van een een zinsverband zinsverband kunnen, kunnen, vooral vooral door door c. relatieve zinnen aan 't einde van van tijd, tijd, hulpww. hulpww. van van 't'tfuturum futurum of of van vanaspect aspect 33,, of toevoeging van adv. van reeks van snelle handelingen, handelingen, in in relarela~ ook door de opeenvolging van een reeks uitgedrukt, de beteekenis hebben van van een een hoofdzin, hoofdzin, die de tieve zinnen uitgedrukt, voortschrij dende handelingen handelingen omschrijft omschrijft; ; ze heeten heeten progressieve progressieve zinnen: zinnen: voortschrijdende vorm relatief, naar de de functie hoofdzin. naar den vorm zag in in den den breeden breeden haard haard soms soms aschwolkjes aschwolkjes bij bij een een nieuwe nieuwe vlaag vlaag opdwarrelen, opdwarrelen, of of En hij zag v I a mme nverblazen, verblazen, die daarna des te te wilder wilder oplaaiden oplaaiden (Eigenhuis). — - Een Een dieper dieper daarna des de vlammen o o0ggen e n van deo van den den jongen, jongen, die vlak daarop genegenheid blinkerde blinkerde een oogenblik oogenbJik in in de genegenheid gegeneerd v60r moederzwaan sprong nest, gegeneerd voor zich zich keken keken (Arm.). (Arm.).-— De De moederzwaan sprongopop het het nes t, dat ze dadelijk orde ging gingbrengen brengen (Kievit). (Kievit). dadelijk ininorde Zonder kan deze deze functie functie onzeker onzeker zijn: Zonder adv. etc. kan vervromen(= (= èè nn De liefde liefde doen doen zij zij uit uitden denhemel hemeldalen dalenI 11I En En dalen dalen in de de ziel, zie I, die zij vervromen maken haar haarvromer, vromer, óf Of ==antwoord antwoordop opde devraag vraag 'welke ,)welkeziel ziel ?('). beteekenis hebben hebbende de zinnen, zinnen, wier wier antecedent antecedent = den d. soortgelijke beteekenis den d. een soortgelijke 4. Zij inhoud van den den geheelen geheelen voorgaanden voorgaanden zin 4. Zij komen komen vooral vooral voor voor in in inhoud van betoogenden relatieve zin omschrijft, omschrijft, evengoed zin dje die betoogenden stijl. stijl. De De relatieve evengoed als als de zin antecedent is, een volgenden volgenden trap trap in in het het betoog: betoog: Uit den inhoud van dit adres adres bleek bie e kvolgens volgensdedefabrieksartsen fabrieksartsenovertuigend, overtuigend,dat dathet hethoofdhoofd~ bestuur de hoogte hoogte was, was, Wat toe bijdroeg, bijdroeg, de de verontwaardiging verontwaardiging te te verminvermin~ wat er niet toe bestuur niet op de deren c,).— - En Endaarom daaromheeft heefthij hijde derevolver revolvergehaald gehaaldom omdien dienChieng Chiengonschadelijk onschadelijk deren (N. R. C.). dooden (id.). (id.). te maken, wat nog niet beteekent, dat hij hem wilde dooden Dat deze deze zinnen zinnen niet niet»ondergeschikt<< »ondergeschikt« zijn voorafgaanden zin, zin, zijnaan aan den den voorafgaander blijkt de langere langere pauze pauze 5, soms door de interpunctie interpunctie wordt wordt aanaan~ die soms blijkt uit de 5 , die geduid: geduid : Hij deed al z'n best den vogel vogel te te grijpen; grijpen; wat niet niet zoo (Kievit). zoo moeilijk moeilijkscheen, scheen,omdat omdat... ... (Kievit). in de de meening meeningverkeerd, verkeerd, dat dat de deander ander boven bovenhem hemwerd werdvoorgetrokvoorgetrok-— Misschien heeft heeft hij hij in R. C.). c,).ken. Wat dan dan misschien misschien de de aanleiding aanleiding tot tot de de ruzie ruzie isis geweest (N. R. — —
—
—
Opm. laatste voorbeeld, voorbeeld, isis bepaald bepaald mode in korte essays Opm. Een geheel losse zin als in het laatste
en kritieken. Zij bevatten veelal een »steek »steek onder water» water(' of of »sneer» »sneer(' aan aan 't slot slot van van en kritieken. Zij bevatten veelal het betoog. Opm. 2. De constructie constructie van van deze dezezinnen zinnenmet met»wat» »wat('isiswaarschijnlijk waarschijnlijkvan vanLatijnschen Latijnschen oorsprong. 1 = omdat omdat hij hij immers. immers. 22 = = hoewel hij toch. 33 deze deze adv. adv.en enhww. hww.vet vetgedrukt. gedrukt. 44 vgl. § 383. 55 en den dalenden dalenden toon van van het het antecedent. antecedent.
258
381 3° 3° Een Eensubject subjectdat dat sterken sterken nadruk nadruk draagt, draagt. kan van van het het gezegde gezegde gescheiden gescheiden § 381 'worden in een eenomschrijvenden omschrijvendenzin zinmet met»het »hetis is«; worden in << ;het het wordt wordt dan dan antecedent antecedent relatieven zin, zin. die die het gezegde gezegde bevat: bij een relatieven haar moeders moeders leven werd de zaal zaal alleen gebruikt bij feestelijke feestelijke gelegenheden; 't't was Bij haar haar vader, die er, er, toen hij hij alleen alleen overbleef. overbleef. huiskamer van van had hadgemaakt gemaakt (Arm.). (Arm.).harvde, De twee twee zinnen zinnen zijn, zijn. door ontleding, ontleding.moeilijk moeilijktetescheiden. scheiden. Hun gezamenlijke gezamenlijke inhoud : Haar inhoud is volkomen volkomen gelijk gelijk aan aan dien dienvan vanden den(gesproken) (gesproken)vorm vorm: Haar vader ... had er hïiiskamer hriiskamer van gemaakt. gemaakt. --_ 11 vader.h .4 9 Het Het subject subject met met zwaar zwaar accent accent kan kan ook ook zonder zonder den den vorm vorm van van een een omom~ .40 schrijvenden zin. als afgescheiden afgescheiden geïsoleerd geïsoleerd substantief, substantief. worden worden verver~ schrijvenden zin, als relatieven zin: zin: bonden met een relatieven Maar toen al 'n 'n end end uit uitde dewal walis,is,hoor hoor'k'k'n'nskreeuw: skreeuw:R Riekie, Maar toen ons ongelukkig schepie al i e k i e, gezakt tege tege de straat straat isis geslage (Bru.). (Bru.). — Kí ndrenhollen, hollen,ménschen ménschen,vluchten - Kindren ,vluchten 11 die in mekaar gezakt zuchten Proéstend Wiélen, door 't water wáter zuchten 11 Proéstendwachten wàchtenoude' óude'enenjóngen jongenII11 In Inportleken portieken Wi é l e n, die door sáamgedrongen (Volker). sáamgedrèngen (Volker). het laatste laatste voorbeeld voorbeeld isisblijkbaar blijkbaar de deconstructie constructie met met relatief relatief vnw. vnw. In het Wielen zuchten aantrekkelijker dan het rhythmisch het gewone gewone:: Wielen zuchten door ' 'tt rhythmisch aantrekkelijker water. heeft. water. -— dat denzelfden inhoud heeft. —
—
beloofde voor het kind Opm. alleenstaand pers. vnw.: vnw.: Ik, die die beloofde kind te te zorgen zorgen!! (v. Opm. Bij een alleenstaand Enikikbeloofde beloofdenog nogwel wel...... is waarschijnlijkeen eengallicisme. gallicisme. Looy) = En —-DitDit is waarschijnlijk
geschreven taal. taal, zeer gebruikelijk, § 382 5° )0 de genetief van is. in in geschreven gebruikelijk, van het betr. vnw. is, als bijv. bep. bij een subst. dat volgt: volgt: onbewogen wezen wezen opviel opviel onder Een deftig-gekleed deftig~gekleedi ninlander, onder al die die verhitte verhitte 1 a n d e r, wiens onbewogen beurt het nu gezichten d. W.). W.).Enzocht zochtonder onderdedewachtenden wachtendend edengene, gezichten (G. d. — En n g e n e, wiens beurt o owas - De f1Ham walmen tranen teelt (Perk). (Perk). — - Die Dietrotsche trotschebbo~ welks 22 walmen a m bbou o u w, welks was (id.). — men, het licht licht zagen, zagen, en en welker kruinen elkander raakten raakten (M. Metz Metz~ welker 22 kruinen m e n, die die boven alles uit het Koning).Koning). —
wordt voorafgegaan De groep groep van van den substantief wordt voorafgegaan door een een den genetief genetief ++substantief voorzetsel: voorzetsel : De kinderen, 3 - De De tot wiens taak de handhaving der orde behoorde 3. De commissaris, commissaris, tot doen en laten aan wier doen laten de vader vader zich zich zoo zoo weinig weinig gelegen gelegen liet liet liggen, liggen, gingen gingen te tegronde gronde pilaren de buitenlucht-duisternis (N. R. C.). C.). — - In de de wij wij de hal h a Itusschen tusschen welker buitenlucht~duisternis zwarte zwarte welker pilaren vierkanten (G.d.d.W.). W.). — - 44 vierkantenmaakte maakte... . (G. functies, als zijn verschillende functies, Opm. hebben natuurlijk natuurlijk verschillende zijn Opm. Bovenstaande Bovenstaande relatieve zinnen hebben opgesomd opgesomdinin1°-4°. 1°-4°. .
-
wordt relatief § 383 3836° bijv. voornaamw. voornaamw. welk{e) relatief gebruikt, gebruikt. wanneer wanneer het het welke) wordt 6° het bijv. antecedent (een subst. of de inhoud van van den den heelen heelen zin) zin) in inverbinding verbindingmet met den zin zinmet met»dat< »dat« §§ 385, juist begrip begrip van van de de constructie constructie verver~ 385, 6°. 22 flexie §§ 131. 33 Tot juist vgl. den taak behoorde behoorde de de handhaving handhavingder derorde. orde.-— Dan blijkt gelijke Tot vaders taak blijkt duidelijk gelijke men: Tot alsattrib. attrib.genetief genetiefgebruikt. gebruikt. 44 vgl. de de verbinding verbinding dat vnw. is, als dat wiens een zelfstandig zelfstandig vnw. door bijw. § 394 enz enz.... door relatieve bijw.
11
259
dit vnw. vnw. wordt wordt hervat syntactische functie functie van deze deze samengevat. De syntactische hervat of samengevat. vandede zinnen met »wat« relatieve te vergelijken vergelijken met metdie dievan relatieve verbinding is te zinnen met »wat<< (zie 2° d): d) : Bovendien het afvoer,welkewerkzaamheden Bovendienis is hetverladen, verladen,het hettransport transport en de afvoer, wekewerkzaamheden met primitieve middelen moeten worden uitgevoerd, kostbaar (N. C.).uitgevoerd, te kostbaar (N. R. C.). Vlotter en gebruikelijker is de de hervatting hervatting (samenvatting) (samenvatting) in dezen dezen vorm: .... werkzaamheden. welke met primitieve primitievemiddelen middelenmoeten moetenworden worden.werkzamhdn,l uitgevoerd. — Opm. verbinding is is van van Latijnschen Latijnschen oorsprong. Vgl. Oefenboek. Oefenboek (reeds (reeds 16de Eeuw). Opm. De De verbinding —
§ 384 384 II.I. Bijzinnen, ingeleid door een een pronomen, pronomen, zonder zonder antecedent. antecedent. Deze voornaamwoorden voornaamwoorden zijn zijn onbepaald vragend: dat dat hangt hangt af van van de onbepaald of vragend: verhouding gezegde van vanden denregeerenden regeerend.en zin. zin. verhouding tusschen den bijzin en het gezegde in : Die Die daar net Zelden netvoorbijging, voorbijging, bepaald d. i. aanwijzend. aanwijzend, zooals in: Zelden zijn zij bepaald dat isis de de man manwaarvan waarvanikiksprak. sprak. relatief in den De pronominale zinnen die we hier bespreken, bespreken. zijn dus dus niet niet relatief eigenlijken des woords, woords. omdat omdat ze ze geen geen antecedent antecedent hebben hebben;; het het zijn zijn zin des eigenlijken zjn als naar echter wel ondergeschikte zinnen. de functie zoowel zinnen, bijzinnen naar ondergeschikte den vorm vorm (pronominale bijzin). bijzin). 0 de bijzin is het subject subject bij regeerenden zin is het het propro~ 11° bij den regeerenden zin (in (in dit geval is —
nomen in den regel sub subj.j. van den bijzin). a. wie (soms verzwaard voorop: verzwaard tot alwie 1). 1 ). De bijzin voorop: Wie over het heuvelpad nader komt, ziet hier hier en en daar daar wit wit blinken blinken (G. d. W.). -— Al wie wie van Tanger's water Looy). — - Wien Néèr~ van Tanger's water heeft heeft gedronken, gedronken,wordt wordteen een beetje beetje gek gek (v. (v. Looy). Wien Nêerlandsch Verhe/f'den denzang zangals alswij! wij! landsch bloed bloed door door d'adren d'adren vloeit vloeit 11Verheff' De bijzin achteraan: achteraan: Vrede heeft, w wie kan (Perk). — - En Enten tenallen allentijde tijdegaat gaat de deheuvels heuvelsin, in, wie i e vreugde vinden kan God wil bidden bidden om om geluk geluk (G. (C. d. W.). onderbreekt: De bijzin onderbreekt: Tot heerschen is, wie zich beheerscht, bij machte (Perk). (Perk).Tot heerschen — Opm. den verheven Opm. De De schikking van den zin middenin middenin het verband is beperkt tot den verheven stijl. —
—
b. wat). De bijzin voorop: Wat Wat bij ons aan tafel tafel wordt wordt gemompeld, gemompeld. b. wat (al wat). laster. --- Al door drie drie maanden bewoning gezellig is maar maar laster. Al wat wat de kamer door had weer ingepakt - De De bijzin bijzin achteraan: achteraan: had gemaakt. gemaakt, was was nu nu weer ingepakt (v. (v. Looy). — Of eeuwig slapen zal, zal. wal wat eeuwig - De De bijzin bijzin onderbreekt: eeuwig sliep (Perk). — onderbreekt: Zoo is, is. wat (id.). — mij ontstemt, ontstemt, opeens geweken (id.). wat mij Opm. de omgangstaal omgangstaal achteraan staan, staan,aangekondigd aangekondigd door »hete: »het«: Opm. De De bijzin kan ook in de En overigens is hhet ook wel wel waar, waar, wat je verleden verleden zei - De De bijzin bijzin voorop e t ook zei (G. d. W.). — voorop wordt meestal hervat: hervat: Wat Wat jeje gaat voordie diekindertjes kindertjes van van je je (Bru.) (Bru.) 8._ gaat doen, doen, dat dat isisvoor 2 . —
1
Vgl. §§ 386: als.
260
22
301,346. vgl. §§ 301, 346.
object. 2° 2° de bijzin is object. a. wie. Het Het pronomen pronomen is is subject: 1, wie hier de baas subject : Nou zullen we e's zien 1, is (Kievit). - Het kerkje bracht, wie danken (Perk). — - is(Kevt).—Hkrjbach, danken wilden, samen (Perk). ik reeds, reeds,ininbreede breedescharen, scharen,1111 Wie Het voornw. voomw. is object: object: En wijken zie ik 't schoone in 't't kleine kleine alleen alleenhoudt houdtopgetogen opgetogen(Perk). (Perk).—- Verwarring Verwarringder der functies pronomen (subject) foutieve functies van den zin (object) (object) en het pronomen (subject) leidt tot foutieve flexie: wezen, 11 11 Zóo voor levend levend dooddood~ flexie : Wat kan, wien weet te wezen, Zoo beloonen voor zijn ~? (Perk). -— b. wat. Het liggen blijft, blijft, dat dat B2 lusten ze niet b. Het pronomen pronomen is is subject: subject: En wat wat liggen tc doen, betrachten (G. W.). — - Want Want elk elk moet, moet, wat betrachten (Perk). (Perk). — (C. d. W.). wat hem past b: wij waren, Het pronomen is praedicaatsnomen praedicaatsnomen: : En zal •.. de nazaat, wat wij waren. En zal ... de nazaat, pron. is is object: je wat bedenk?~ -— weten weten ~? (Perk). (Perk). -— Het pron. Weet je wat ik daar bedenk object: Weet Het pron. is verbonden verbonden met met een een partitieven partitieven genetiel 3 : Wie weet wat wat moois genetief 3: ze roepen naar elkander elkander (v. Looy). Looy). -— Opm. »wie-wa«-stijl: Wie, wat wat zijn aard Opm. Opeenstapeling Opeenstapeling dezer dezer bijzinnen bijzinnen leidt leidt tot tot den »wie-we-stijl: beveelt, verricht, verricht, is goed goed (Perk). (Perk). .
—
3° praedicatie/-·attribuut: Wat zou hij zeggen, om zich te doen 3° de bijzin is praedicatief --attribuut : Wat kennen in tegenstelling tegenstelling met met de de anderen anderen (G. (G. d. d. W.). W.). — hij was, in kennen als wie hij Theobald is en wenscht 4° praedicaatsnomen : Theobald wenscht te te zijn zijn al wat wat 4° de bijzin is praedicaatsnomen: gij hem maakt gij van hem maakt (v. Looy). — Opm. bijzin komt, komt,als als»deftig<< »deftig« vnw. wel »hetgeen<< »hetgeen« voor: wel Opm. In deze bijzin vnw. ook wel voor: Mildheid Mildheid is wel hetgeen wij R. C.). C.).wij bij bij van van Os Os het meest missen missen (N. R. —
.
5° bepaling: 5° de de bijzin is bijwoordelijke bijwoordelijke bepaling: a. van toegeving: toegeving: Wie Wie met de kracht des vleesches vleescheslach', lach',1111 Iets Iets olifantisch' olifantisch' er ook ook van komt, baart ontzag!! (de Genestet). — - Wat komt, je je kunt kunt op op me me Wat er baart ontzag (de Genestet). rekenen. mij betreft, betreft, kun kun je nu wel gaan. b. Wat mij gaan. b. van beperking: bep erking: Wat nou! — Opm. bijzin als als uitroep: uitroop: Wat Wat je dán te zien zien krijgt, krijgt, noulOpm. Een bijzonder bijzonder geval geval is de bijzin Het zinsverband is afgebroken. afgebroken. —
4: 6° voorzetsel verbindt verbindt den denbijzin bijzinmet metden denregeerenden regeerendenzin zin": 6° een voorzetsel bij een voorafgaand a. bepaling bij voorafgaand attrib. bepaling voorz. is een atlrib. a. wie. De bijzin bijzin ++ het voorz. subst. 5: droomen van wie op het het graf graf den den nacht nachtdoorbrengt, doorbrengt, zijn zijn 5 : De droomen voorz. bijzin + onbedriegelijke voorteekenen (G. d. W.). De bijzin + het voorz. is voorteekenen (C. d. W.). — De onbedriegelijke zingend naar heur kinadverbiaal: En nedersmakte 't blok 11 Op wie zich naar heur kin~ blok I1 adverbiaal:
vragend. B2 hervatting vooral werkw. van waarneming, waarneming, begrijpen, vooral begrijpen, vragen, vragen, isis het vnw. vragend. vgI. §§ 97. 97. 44 Sommige schrijvers schrijvers hebben voor voor deze deze verbinding verbinding een een in de omg omgangstaal. angstaal. 83 vgl. voorz.) isis substantief. substantief. opvallende voorkeur. voorkeur. 55 de bijzin bijzin (zonder 't voorz.)
1 Na
261
dren spoedde (Perk). — Het pronomen kan ook een verbogen naamval in den bijzin zijn : Toen brak uit 't oog van wie hij 't aanzijn gaf II Een vloed van tranen (Perk). — b. wat. De bijzin + het voorz. is een bliv. bep. bij een voorafgaand substantief : 1 Gij waart, dat uur, een t e e de r beeld II Van wat mijn ziel niet worden mocht (v. Eyck). — De bijzin -+- het voorz. is adverbiaal: Dan stort hij neer op wat niet is te zien (Perk). — Het pronomen kan een accusatief in den bijzin zijn : Hij dacht over wat hij tegen den Directeur moest zeggen (G. d. W.). — Wat deert U. dat een ander 't oog laat gaan II Op wat gij wrocht (Perk). — Opm. Ook hier de verzwaring van het vnw. tot al wat: V an al wat hij hier voor jaren stond in te zuigen, is weinig meer over (v. Looy).— Hij had voor al wat er noodig was gezorgd (id.). — Opm. 2. Opeenstapeling van deze zinnen is weer leefijk: Slaaf (is),wie zich tegen wat hij moet, verzet II Maar vrij de wil van wie al willend doet II Den wil van wat geluk en vrede geeft (Perk). --
c. hetgeen is ook in deze zinnen »deftig»: Mr. X. trachtte den Minister te bestoken met hetgeen bij de totstandkoming van de Woningwet was voorgevallen (N. R. C.). — 7° een attrib. genetief gaat vooraf aan het substantief, dat door het voorzetsi 1 wordt verbonden: Hij vroeg mij, op wiens raad ik dit had ondernomen. — 8° het pronomen is bijvoeglijk: a. Hij tuurde naa r het vlaggetje, om te weten van wat natie het kon zijn (v. Looy). — Gewoner is: van wat voor natie. -- of : van wat voor 'n natie. — Evenwel, door »wat voor», en nog meer door »wat voor 'n», vragen we niet alleen naar den naam, maar ook naar de soort. b. De oppasser wist, welken gang zijn meester nog wilde gaan. — Hier is het pronomen vragend; het is onbepaald in de bijw. bijz. van toegeving: Men kan lid worden, tot welke partij men ook behoort. —
BIJZINNEN, INGELEID DOOR VOEGWOORDEN.
I. De voegw. dat, als, of. §385 Het meest gebruikelijke voegw. ter inleiding van bijzinnen is in de omgangstaal »dat<<. Het is voortgekomen uit het aanwijzend voornov. »dat»,
maar van die etymologische beteekenis voelen we niets meer 1
vgl. de attrib voorzetselbepaling § 250.
262
z:
2 vgl. § 32f; en blz. 263 Opm.
juist daarom
is het zoo geschikt als inleiding van zinnen, die in allerlei schakeeringen van ondergeschikte verhouding tot den regeerenden zin staan: Maar ik merkte op, dat hij er somtijds zoo lang mee talmde, dat Henriëtte, bevreesd dat hij het niet bijtijds doen zou, zelve haar hand uitstak (Cam. Obsc.). —
Zelfs kan het bij samentrekking van bijzinnen een ander voegw. vervangen : Wanneer de schaduw valt e n dat het sterflijck dal II 'sNachts vleugelen bespreet, zoo slaept den grooten Al. -Sprekers, maar vooral schrijvers, die de verschillende schakeeringen in de functie van bijzinnen door een duidelijken vorm willen kenmerken, of die
de eentonigheid 'van het steeds herhaalde »dat<< willen vermijden, zullen in de voorkeur voor dit voegw. niet deelen. 1 1° Het meest verbreid is de »dat<
in den accusatief. Het is een aankondigend vnw. maar de »dat»zin is er geen »bepaling» bij ; hij blijft lijd. voorw. bij den regeerenden zin : En hij beleefde het nog, dat hij vol kon meegenieten van hun geluk (Arm.). — Bij een zwaar geaccentueerd vnw. is de bijzin echter appositie : Dit ve rzeker ik je, hoor, dat ik de bottelier ben. — Opm. Uit zinnen als deze kunnen we het ontstaan van het voegw. begrijpen; men denke zich zoo'n aankondigend voornw. dat aan 't einde van den regeerenden zin en hervat in den volgenden bijzin: Ik verzeker je dat : ik ben de bottelier. — Ik verzeker je dat, dat ik ben de bottelier. — Ik verzeker je dat ik de bottelier ben. 3 —
Wanneer de »dat<<-zin als lijdend voorw. voorop staat, kan hij in pronominalen vorm worden hervat : Dat hij niet te best te vertrouwen is, dat heb je nu gezien! — 4 20 de zin met »dat<< is voorzetselvoorwerp: Zul je zorgen, dat alles in orde is? — Zul je ervoor zorgen, dat alles in orde is? — 3 Zie blz. 273 2, § 176. Over dubbel1 Zie § 396, en vgl. § 391 slot. 2 Kans op werk. zijdige functie: zie § 408; ook § 388 Opm. 4 Een verzwaring van het voegw., bij onderbreking van het verband, is ni. dat: De voorzitter herhaalde, wat reeds in het verslag stond, n 1. dat van vergoeding geen sprake was. --
263
De aankondiging hier door door een een voornw. bijw. bijw. Verder: geschiedt hier aankondiging geschiedt zij werkelijk Hij zich dat alles alles in in ordewas.-Om orde was. — Omzekerte zeker te zijn, dat zij Hij overtuigde overtuigde zich hij weigert. -— etc. »neen« ben er ze k ervan, etc. zeker »neen«geschud geschudhad had(G. (G.d.d.W.). W.).--- Ik ben van, dat hij
3° de zin met met »date »dat« is is onderwerp: onderwerp: hij Louise Het iiss juist juistggoed, hij ons niet zien zien kan. kan.-—Het Hetwas was hem hemeen eengrief, grief, dat hij o e d, dat hij (Arm.). -— En En dat dit waar waar is, . blij kt kt uit uitverschillende verschillendeverschijnselen verschijnselen zoo zag (Arm.). zoo weinig zag . •.)(N. R. - (Met hervatting: hervatting: dàt R. C.). — dat hlijkt blijkt...) —
De hoofdzin is verkort verkort tot een adj.: - Zie Zie 6°. ad j.: Goed, dat ik er om denk. — 1: 4° de zin met »date »dat« is een een bijw. bep. van Vangevolg gevolgof0/graad graad 1: bijw. bep. Daar kwamme kwamme de jagers, en werkte 't duin in; allemaal allemaal verkleed in 't wit, wit, de de kappe kappe over over de jagers, en werkte d'r lui kop heen, dat die haze ze op 25 pas nog niet konne zien in de sneeuw (Bru.). — - En En hij uit uit ... .. . tt e hij zich inspannend, dat de aders aders plotseling blauw opliepen op z'n z'n slapen, slapen, bars barstte (G.d. W.).(G. d. W.). — zijn omschrijvingen Zinnen als: Het Het regent dat het giet. giet. - zijn omschrijvingen van den regent dat sterksten graad; zij zij leiden leiden tot tot verkortinaen Het giet! giet' - en tot samensterksten graad; verkortingen 22 als: Het stellingen als: Het gietregent, stortregentetc. etc.— gietregent, stortregent Opm. Opm. Zinnen met dat als bovenstaande kunnen worden aangekondigd door zoo; vgl. zoo-dat zoo—dat blz. 276. —
—
Bijw. bep.van vanomstandigheid: omstandigheid: Bijw. bep. Dan mot je je bootwerker bootwerker weze, en dan dan op zoo'n zoo'n schip, schip, an an die die luike luike met met losse losseen enlaaie, laaie, dat dat).je die ertsbak niet an an ken ken zien zien komme komme(= (= zonder dat). —
Wat 5° »dat« bevat de de aanleiding tot de voorafgaande voorafgaande vraag vraag;: Wat 5° de de zin met »date heb da t je zoo stil stil bent bent? heb je je toch vandaag, dat ?6° De hoofdzin hoofdzin bevat bevat de denadrukkelijke nadrukkelijke nadere nadere verklaring van vanden deninhoud inhoud van den zin met met »date: »dat«: —
et Het u i t v r é e s, dat dat ze zoo zonderling te werk was gegaan En hhet Het was was dus dus uit gegaan (Kievit). (Kievit). -— En was in in die die belofte, belofte. dat de heeren X. en en Y. Y. aanleiding aanleiding vonden, vonden, de deverdere verderedaden dadenvan van was den Minister af te wachten (N. R. C.). C.). —
Grammatisch De hoofdzin hoofdzin dient dient Grammatisch is de »dat«-zin »dat<< zin subject bij den hoofdzin. De versterking van den nadruk op het gewichtigste tot versterking gewichtigste deel van den den zin. zin. De De het zinsverband gelijk aan aan den dennadrukkelijk nadrukkelijk gesproken waarde van van het waarde zinsverband is gelijk gesproken enkelv. zin: Uit Uitv vrées zoo te te werk werk gegaan. gegaan.r é e s was ze dus zoo — -
Opm. deze constructie constructie isis waarschijnlijk waarschijnlijk een Opm. Vergelijk Vergelijk de de zinnen met die, §§ 381. Ook deze Fransche mode.
7° de zin met »date enkel bijwoord: 7° »dat« bij een enkel bijwoord: Niet, dat het er veel veel toe toe doet doet!! — Misschien, dat hij hij komt! — Opm. de beteekenis: beteekenis: het kan kan gebeuren. gebeuren. Opm. »Misschien« is etymologisch etymologisch een zin met de
—
8° de zin met »date bijvoegl. bepaling: zie §§395. 8° »dat« is bijvoegl. 395. lOver p.mle zie §§ 176. BZie 1 Over f sale zinnen met dat: zie 2 Zie §§ 85.
264
"r
§ 386 Ook"'vanlhet etymol. beteekenis beteekenis vervaagd. vervaagd. Het is is een een Ook van :'het voegw. als is de etymol. verzwakte vorm verzwakte vorm van »al ++zoo<<, zoo«, waar »zoo« het uanw. bijw. en al een waar »zoo<< aanw. bijw. versterkend praefix was. was. In de omgangstaal is het bijna bijna even evengebruikelijk gebruikelijk als als »dat«; »dat»; in geschreven litterairen het, in inzijn zijnvoornaamste voornaamstefunctie functie(zie (zie litterairen en en in betoogenden stijl is het, bij 2°) betrekkelijk zeldzaam; van zijn zijn vage beteekenis. zeldzaam ; een een gevolg gevolg van 1° de zin met 1° met »als« bijw. bep. bep. van Vantijd. tijd. »als» is een bijw. a. het werkw. staat in den verledeTl verhaal, verleden tijd, de bijzin omschrijft, in het verhaal, een herhaalde herhaalde gebeurtenis: gebeurtenis : We waren in dien tijd niet verwend! verwend! Als om acht uur de postwagen langs reed en de de horen horen door de straten schalde, dan kregen kregen we allen allen een een schok schokvan vanblijde blijdeverrassing. verrassing. —
Ongewoon functie van van aanduiding aanduiding eener eener enkele, momentane, Ongewoon is is de functie momentane, handeling {gewoon hier:: toen} (gewoon is hier toen) 1: 1: De concierge reikte reikte het hetpakje pakjeover, over,dat datvan vanden dencourrier courrierhem hemnog nogrestte. restte.Voor Voorhóoger h60gerhad had De concierge hij knoopte hij hij zijn zijn lakensche lakensche jas jas los los(Scharten—Antink). (Scharten-Antink).hij niets. Als de deur dichtviel, knoopte Verouderd wel Zuid-Nederlandsch Zuid-Nederlandsch is is de de verbinding., verbinding. Verouderd of of verheven verheven of ook wel waarbij de zin met »als« omschrijft, die die van vanwarbijdeznmt »als» een gebeurtenis omschrijft, die volgt op die (progressieve zin, zie §§ 380, den hoofdzin (progressieve 380, 22°°cc;; 389 2°):: 389 2°) Verbijsterd bleven 22 staan) zijn vervolgens vervolgens in inhun hunloop loopII11 Als achter hen Ballochi's BaIlochi's Verbijsterdstáán ståån(= (= bleven wakk're Aanstormt 22 (Staring) (Staring) =en stormen plotseling B. en en de de zijnen zijnenaan. aan.wakk'retroep troep11Aanstormt =en door da'ar stormen b. b. het werkw. staat in den tegenwoordigen tegenwoordigen tijd: tijd : Die trein trein is is allang allang in in Amsterdam, Amsterdam. als wij wachten op op onze onzeboot boot!! wij hier nog staan te wachten Deze bijw. bijz. bijz. van van tijd onvermijdelijk een een Deze bijw. »als» omschrijft omschrijft bijna onvermijdelijk tijd met »a[s« tijd moeitoekomstig gebeuren;; daardoor van tijd moeitoekomstig gebeuren daardoor isis de de functie functie van bijw. bep. van lijk te te scheiden van die van voorwaarde, d. i. de onderlijk scheiden van van bijw. bijw. bep. bep. van vàn voorwaarde, stelde omstandigheid: en je je moeder moeder zal, zal, als ze stelde omstandigheid : Je Je bent hier goed onderdak, en je behouden (zie bij bij 2°). 2°). Ook Ook de de herhaalde herhaalde gebehouden terugziet, terugziet, wel wel blij blijzijJ;l. zijn. --- (zie beurtenis wordt wordt omschreven omschreven:: Als ik zitting heb te Kaliwangi, Kaliwangi, dan danrijsttafel rijsttafel 3 iteratief 3; ik alt a ltijij dd op de fabriek fabriek (G. d. W.). W.). — - Het Het aspect is in dezen zin iteratief de tijdstrap tijdstrap is is neutraal neutraal (tijdeloos). onzekerheid in de de aanduiding aanduiding (tijdeloos). Deze onzekerheid maakt weer den overgang naar naar de modaliteit modaliteit van bijw. bijz. bijz. van van maakt weer den overgang van den bijw. voorwaarde gemakkelijk;; beide functies zijn zijn mogelijk mogelijk in: in: Als een Holvoorwaarde gemakkelijk beide functies lander kikvorsch ziet, komt komt hij weer bij Looy). — lander maar maar een kikvorsch bij (v. Looy). onderstelde 2° met »a[s« van voorwaarde, »als<< is een bijw. bep. van voorwaarde, van de onderstelde 2° de de zin met omstandigheid. de voornaamste voornaamste functie functie in in de deomgangstaal: omgangstaal: omstandigheid. Dit is de $Dat hangter ervan vana af«' hij »AIs we in in een eenuurtje uurtjethuis.» thuis.«— - »As &As jeje 55 jij me helpt. helpt, zijn we »Als jij Dat hangt f» 4 zei hij hij morgen morgen nog niet vreet, breng me mot hebbe, kom kom je je maar maar bij me» me« (Bru.).). — - »AIs breng ik »Als hij hem terug». terug«. -— —
—
—
;
»AIs« kan kan hier hier een eenarchaïsme archaïsmeof ofeen eengermanisme germanisme zijn. zijn. Zie Zie§§35. 35. 22 praesens Zie § 389,2.0. 389, 2°. »Als» historicum (zie§ 14. 'In dezen zin zinwordt wordt»de &devoorwaarden voorwaardet 4 In dezen verleden tijd. 83 Zie §§ 14. (zie § 153); dus verleden uitgedrukt. 65 Al AItetekwistig kwistiggebruik gebruikvan vandit ditpopulaire populairevoegw. voegw.pleegt pleegtteteworden wordenafgesneden afgesneden — »A..s(ch) isisverbrande verbrande turf!» turf!«met berispende woordspeling: »As(ch) met de berispende 1
265
In deze zinnen met praesens wordt de vervulling der »voorwaarde« als mogelijk of waarschijnlijk voorgesteld ( = potentialis 1 ); bij verleden tijd als onmogelijk of onwaarschijnlijk (-= irrealis 1). Als ik nu maar spijkers had, dan kon ik beginnen. — Het adv. maar is hier gebruikelijk als versterkende vorm van den irrealis ; in zinnen met praesens komt ook soms voor : Als je soms spijkers noodij; hebt . . . 2
Meestal staat de zin met »als« voorop, de inhoud wordt vaak hervat door het adv. dan. Angstige bezorgdheid voor de m6gelijkheid der onderstelling, leidt in de omgangstaal tot verzwaring van den vorm 3 : Ja, as ikke me Riekie niet had ... nou, dan was Toon al lang na de kiele, gloof mijn ! (Bru.). --
3° In den laatsten zin is de bijzin bijna los van den hoofdzin, die feitelijk voor de omschrijving der gedachte overbodig is. Uit dergelijke losse verbanden zijn de zelfstandige zinnen met »als» voortgekomen, waarin een gevoel van angst, verlangen, onzekerheid, aarzeling wordt uitgedrukt : >>Als de veldwachter ons nu e e n s 2 tegenkomt ! (Kievit). — Als we er maar geen kwaad mee kunnen.« (id.). — Angstig was ze : hoe zou 't nog gaan ? as Groo'va dit nu toch e s merkte! (de Meester). In den laatsten zin wordt een afwerende wensch uitgedrukt (prohibitief 1) ; dat is oorspronkelijk ook het geval geweest in staande uitdrukkingen als : »Als je mij nou voor den gek houdt !<< — »Breng mij nou 'r is na de kantonrechter toe, as je lef hebt! (Bru.). — 4° de bijzin wordt onderwerp bij den hoofdzin; de hoofdzin wordt verzwakt tot een booze inleidende formule : Ja, 't is toch wat, op mijn jonge jare, as je voor 'n vrouw met vier van die hummels de kost op mot hale! (Bru.). — Hoe aardig zou h e t wezen, als je bewonderde schrijver ons hier eens zien kon (v. Looy). 5° de oude aanwijzende functie van »zoo» schemert nog door in den zin met »als», wanneer hij een graad of vergelijking uitdrukt; dit gebruik is —
—
voornamelijk tot den litterairen stijl beperkt : Hij had een succes, als hem in jaren niet overkomen was. Algemeen gebruikelijk is de vergelijkende zin met »als» wanneer het adv. zoo voorafgaat 4 . Verouderd is de constructie met inversie 5 : En zette klem bij aan elk woord, als ware het een dolksteek, die Godfried door de ziel moest dringen (v. Lennep). Voor deze verbinding, zie alsof (blz. 276). —
—
Opm. Versteend is de vergelijk. bijzin als 't ware. 1 5
Zie § 12. 2 Zie § 260, 2°. 3 uitroep, adverbia, zware accenten, pauze. Zie § 296, 313.
266
4 Zie blz. 275.
§ 387 Het voegwoord »of» is vooral gebruikelijk ter aanduiding van een onzekerheid en een vergelijking. 1° de onzekerheid in 't bijzonder na zinnen, die een vraag of twijfel omschrijven. De zin met of is dan: a. lijdend voorwerp: Vraag jij maar aan de maats, of ze je de bottelier willen wijzen. — 'k W o u in den Helder gaan k ij ken, of daar soms 1 wat valt te verdienen.— Om 'n aardigheid wou ik nou toch wel 's w e t e, of ik jou die nacht niet gezien heb in 't veld (Bui.). — Wie weet of de menschen in Langean niet een heimelijke sloot gegraven hebben (G. d. W.). —
In het laatste voorbeeld is de oorspr. vragende »hoofdzin» (een rhetorische vraag 2) feitelijk modale bepaling bij den zin met »of<<; samen drukken zij, onontleedbaar, de mogelijkheid uit. De onzekerheid van »of» staat tegenover de zekerheid van »dat<<: Ik weet niet of hij ziek is. -- Ik weet dat hij ziek is. b. onderwerp : Het is de vraag, of hij morgen wel hier komt. c. voorzetselvoorwerp: Ze waren het heel niet eens, of er wel school was. — In ambtelijken stijl wordt hier onvermijdelijk een substantivisch voorzetselvoorw. tusschen geschoven : Ze waren het niet eens o ver de vraag, of ... -- De zin met »of<< is dan bijv. bepaling 4 In andere taal wordt de zin met »of» aangekondigd door een voornw. bijw.: Ze waren het er niet over eens, of ... d. de onzekerheid van een verwachting wordt uitgedrukt in een zinsverband, waar wij bijdenken 5 »om te zien», »te onderzoeken», »te vragen ». —
— 3
.
:
.
»En nou gaan we na de ganze, of die d'r nog zitte» (Bru.). — Ze hadden den zieke in een draagstoel naar den pasang-grahan in de heuvels gebracht, of het klimaat de brandende koorts ook mocht deuken (G. d. W.). —
Evenals bij de zinnen met »als» ontstaat door verzwijging van den hoofdzin (ik betwijfel, ik weet niei etc.) een zelfstandige zin met »of»: .... dan hebben ze 't weeropgehaald.» » Ta», maar of ze nu 't kampioenschap houden ...»
»Dat zou jammer zijn (Arm.). --
De slotzin is de reactie op de voorstelling van: Ze zullen het wel niet houden. Een vragende, stijgende zinstoon in den zin met »of» duidt de twijfelende modaliteit aan. Als weerslag op een vraag, volgt de nadrukkelijke 6 bevestiging in een zelfstandigen z;n met »of»: »Ken je dien man ?» »Of ik hem ken.» --- Ook verkort: »Of ik ! » »En óf << — --
Opm. Vroeger: ( J e vraagt), of ik ...
—
Voor de adv. van modaliteit zie § 260, 286. 2 Zie § 288, 286a. 3 vgl. bij 2° en ook II 4°. vgl. § 395. 5 Het is lang niet zeker, dat het er ooit gestaan heeft. Een »ellips» is het dus niet; wel een vorm die korter is dan de logische, zie § 409. 6 over het nadrukk. accent zie § 73. 1
4
267
2° de zin met »of» is een bijw. bijz. van toegeving : 0 f ik a l riep, hij luisterde niet. — Ook hier 1 kan, bij een hoofdzin met onpers. subj., de zin met »of» de waarde van onderwerp , krijgen : He t is onverschillig, o f je een kast koopt of een flesch zuurtjes. — Vergelijk dit met : 0 f je een kast koopt of een flesch zuurtjes, je geeft er toch hetzelfde voor (G. d. W.). — Opm. Het »toegevende« »of« staat nog het dichtst bij de oorspronkelijke *voorwaardelijke( beteekenis : En vlucht geen weerbaar man, die wijgt 2 II Of hem de dood beliepe. -- Beide beteekenissen zijn hier mogelijk.
3° de zin met »of» is een bijw. bijz. van vergelijking: 't I s of ik nooit weg ben geweest. — 't W a s of ze aldoor hetzelfde stuk ijs onder hun voeten wegtrapten (W. Moes). -- Het leek hem of hij ze beiden al lang gekend had (G. d. W.). — Dat glinstert daar in die stad of 't allegaar goud is (Brui). Het vrije gebruik, nl. in andere verbanden dan met »'t Is» etc., is nagenoeg beperkt tot de litteraire schildering : en h a a s t i g, of hij bang was dat de moed hem ontschieten zou, zei hij (G. d. W.). — Hij greep de leuning van den wipstoel, of het het handvat ware geweest van een zware spade (id.). De irrealiteit der vergelijking wordt in den laatsten zin door den konjunktief 3 uitgedrukt. In al deze zinnen concurreert alsof : zie blz. 276. —
—
Opm. Verouderd is de woordschikkingS. Vf . A., met den konjunktief: dan, of 't waar uitzinnig, wijzen zij elkander de plek ... (Da Costa). — Wier mond, rooder geworden, zich aanbood, of 't waar een vrucht (v. Looy). — Vergelijk als 't ware : II 5° opm.
§ 388 De besproken voegwoorden dat, als en of hebben geen »eigen» beteekenis meer. Dit is een gevolg van hun ouderdom, maar ook van de omstandigheid, dat we deze voegw. niet kunnen vergelijken met adverbia en voorzetsels van denzelfden vorm. Zoodra een »partikel» in twee of drie van deze functies in het Nederlandsch voorkomt, vergelijken we het voegw. met het gelijkvormige adv. of voorz., waardoor het besef van de »eigen» beteekenis van het voegwoord blijft leven. Er zijn vooral veel adv. van plaats of tijd, die tevens voegw. zijn geworden. Willen we de functies van zoo'n voegw. onderscheiden, dan moeten we uitgaan van de beteekenis van het adverbium 4 . Opm. De overgang van een adv. tot den dienst van een voegw. is een veel gevallen denkbaar, wanneer het adv. op de grens van twee zinnen stond, aan 't eind van den eersten Of in den aanloop van den tweeden zin, en dan in betrekking kwam tot de gezegden van beide zinnen. Vergelijk een zin als: Daar wordt 't nou stil, nou de boere te kooi gaan (Bru.). — Hier hervat het tweede »nou« het eerste. Stel, dat het aan 1 4
vgl. 1° en II 4°. 2 strijdt. 3 bij Impf. in den hoofdzin, Plqpf. in den bijzin: zie § 177. Vergelijk hierover »woordbeteekenis» § 27 enz.
268
't einde van den hoofdzin stond: stond: Daar Daar wordt wordt het het stil stil nou, nou de gaan.de boere te kooi gaan. — dan zien zien we, we, hoe we ons de vroegere dubbelzijdige betrekking van een bijw. te denken dan hebben; zie zie ook §§ 408. hebben; 408.
Een is, dat dat Een andere andere merkwaardigheid merkwaard;gheid van van de de besproken drie voegwoorden is, zij van oudsher zij oudsher met met andere andere woorden woorden worden worden verbonden verbonden tot tot een een samengesteld voegwoord. De ontwikkeling ontwikkeling van van samengestelde samengestelde voegwoorden voegwoordengaat gaat ia van den den in onze taal steeds door, door, het is een levend proces. Het laatste deel van vooropstaanden den volgenden volgenden zin zin worden worden met met het het vooropstaandenzin zinof of een een adv. adv. uit den tusschenliggende gecombineerd. Deze gecombineerde gecombineerde voegw. voegw. tusschenliggende voegw. voegw. gecombineerd. vormen in in de de volgende bespreking een tweede afdeeling. Bij vormen Bij die combinatie combinatie is vooral van belang de de verbinding verbinding van vaneen eenvoegw. voegw.met meteen eenbijwoordelijk bijwoordelijk antecedent, een of substantivisch substantivisch antecedent, woord dus, den vooropstaanden een woord dus, dat in den vooropstaanden zin staat. We beginnen dus met de bespreking van We van de de enkelvoudige Daarna enkelvoudige voegw. voegw. Daarna volgen de samengestelde, die we nog als zoodanig voelen, voelen, hetzij hetzij omdat omdat de de twee óok nog nog gescheiden gescheidenvoorkomen, voorkomen,hetzij hetzijomdat omdathet heteerste eerstedeel deel twee deelen dælen ook verschillende tweede deelen samengesteld met verschillende samengesteld voorkomt, voorkomt, hetzij hetzij omdat omdat het het eerste deel óok dok als enkelvoudig voegwoord eerste voegwoord fungeert. fungeert.
Enkelvoudige voegwoorden, die tevens voorkomen als adv. of voorz. § 389 I11.I. Enkelvoudige voegwoorden, die voorkomen als 0 de de zin is een adv. bepaling 11° bepaling van van tijd: tijd: Het gebruikelijkste voegw. bij Het gebruikelijkste voegw. bij gebeurtenissen gebeurtenissen en toestanden toestanden in in den den Ververleden tijd isis»toen<< »toen« 1: 1: Hij ging pas pas naar naar binnen, binnen, toen zijn kinderen den wier zoo zoo wit wit zijn kinderen den hoek om waren. -— Riekie wier as 'n dooie, toen 'k 'k 't't vertelde vertelde (Bru.). (Bru.). — - Dat Dat was was zoo zoo de degewoonte, gewoonte, toen toen 't'toorlog oorlogwas. was.-
—
: Andere zuiver temporeele temporeele voegw. voegw.zijn zijn: De deur hij gebeld gebeld had had (G. d. W.).— je vertrekt, zal deur werd werd opengemaakt, opengemaakt, nog vóór W.).- Eér v6ór hij lér ie geld brengen. brengen. — - We Wemoesten moestenwachten wachten tot Mama ik 't't geld Mama gekleed was. -— 2° 2 0 de functie der der tijdaanduiding tijdaanduidin~ gaat bij deze en en dergelijke dergelijke voegw. voegw. bijna bijna altijd samen met met of wel over in in een andere functie. functie. Causale functie functie:: Toen hij, na ll'i den dood dood van van zijn zijn vrouw, vrouw, alléen alléen overbleef, overbleef,ging ginghij hijmaar maar zelden zelden uit. uit.— - Ze Ze geregeld, nu hij hij daar daar zoo groote huis. bezochten hem geregeld, zoo zielig zielig alleen alleen zat zat in in dat dat groote huis. -— ~indsik Sindsik bedoeling van hem heb ingezien, mijd mijd ik hem. — - Er Er is, is, nu er van van een woningtekort woningtekort die bedoeling nu er niet meer gesproken gesprokenkan kanworden, worden,geen geenreden redenom omaan aantetenemen nemen... ... (N. R. — R. C.). C.).niet meer de causale beteekenis beteekenis isis het het oorspr. oorspr. ook ook locaal-temporeele locaal-temporeele»daar<<. »daar«. Beperkt tot de De functie van van aanduiding aanduiding van van een een aspect: aspect: terwijlbij hij pleizierig, pleizierig, tevreden tevreden luisterde luisterde naar naar hun gepraat, gepraat, en Lot Lotnakeek, nakeek,die die thee thee En terwijl schonk. dacht (Arm.).— - En Enhij hijglimlachte glimlachte even, even, terwijl terwijl hij doorging naar den stoel schonk, dacht hij hij ... ... (Arm.). id.). — id.).Holl. omgangstaal omgangstaal is de gewone gewone vorm vorm toe; toeli toen voor vocalen, bijv.: toen ak. ok. Vgl. In de Holl. is de 91. §91.
1
269
De zin met »terwijl<< bepaalt hier niet den tijd waarop de handeling van den hoofdzin plaats heeft, hij omschrijft de gelijktijdige voortdurende handeling. De tijd van de handeling in den bijzin is veeleer afhankelijk van die van den hoofdzin. De gelijktijdige voortdurende handeling heeft duratief aspect. 1 De zin met »terwijl<< is dan ook meestal gelijkwaardig aan den verbonden zin; het is een bijzin naar den vorm (de woordschikking), een hoofdzin naar de beteekenis: de beide zinnen staan in aaneenschakelend of tegenstellend verband : Zoo stonden ze een poosje daar te luieren op de hoogte, terwijl een wereld van heuvels uitlag onder de zon (v. Looy). — De oude man verdiepte zich willig in Berry's school- of sportaangelegenheden, terwijl de jongen groote-menschachtig bedilde en meepraatte met grootpa (Arm.). — Er is daarginds maagdelijke bodem, terwijl hier het meeste in beslag is genomen (G. d. W.). —
Hetzelfde merken we op bij zinnen met »toen«; ook hier kan de aanduiding van het aspect, nl. het momentane aspect der onderbrekende gebeurtenis 2 , overwegend zijn : Het gebeurde in Norfolk. Hij voerde met zijn vliegtuig in de lucht een kopduikeling uit, toen hij plotseling losschoot en uit het schuitje gleed (N. R. C.).
—
Ook deze zin met »toera« 3 is een progressieve hoofdzin naar de beteekenis, bijzin naar den vorm. Even gebruikelijk is in het verhaal de progressieve hoofdzin met dot«: En de regen hield de menschen stokstijf in de zadels. Stappen reeksten zich aan stappen, een niet te volgen s c ha k e l i n g van stappen, noodlottig aan elkaar. Tot ei n del ij k de schorre schreeuw kwam dat de rivier er was (v. Looy). Zelfs uit de interpunctie blijkt hier het karakter van »hoofdzin<<. Een modaal, en wel concessief karakter heeft de zin met »terwijl<< in: Het was een eigenaardigheid ... hun lichte geprikkeldheid over kleinigheden, terwijl ze toch zoo sterk aan elkaar hechtten (Arm.). — Finale functie heeft »voor<< (zoo ook eér) in : 'k Zeg: Vóor ik te pletter sla in 't ruim, wil ik jullie groete (Bru.) = om niet d oo d te vallen in het scheeps ru im, neem ik mijn ontslag. 3° Zinnen met »naar« zijn bijw. bep. van modaliteit: Naar ik meen, wordt hij morgen zeventig jaar. Zinnen met »zoo«, »gelijk« en »dan<< zijn bijw. bep. van vergelijking: Dus bleven zij geregeld bij elkaar, schommelend door het duister, zoo het in droomen gaat, vreemd en vast (v. Looy). — En klopte tegen het zeildoek, gelijk hij thuis wel deed (id.). Maak het niet erger, dan het al is. De zin met »gelijke heeft soms de waarde van een hoofdzin 4 Elke zaak heeft twée kanten, gelijk uit dit geval weer duidelijk blijkt. -- De zin met —
—
—
—
:
1
Zie § 14d. 2 Zie § 14d . 3 Zie § 380, 2° c; 386. 4 Zie § 393, a.
270
»zoo<< heeft, met zwaar accent op het voegw. voorwaardelijke functie : En zóo hij komt, laat je hem niet in de huiskamer. — 4° Op zichzelf staat de bijzin, als omschrijving 1 van een nadrukkelijke ontkenning : Eer ik dát toch doe ! — § 390 5° Van bijzonder belang zijn de voegw. die ook als vragend adv. voorkomen. Om de verschillende functies te begrijpen, moet men weten, dat deze woorden, waar, wanneer en hoe, oorspronkelijk vragende en tevens onbepaalde adv. waren. Ze zijn even belangrijk als dat, als, of, omdat ook zij dienen tot vorming van gecombineerde voegwoorden 2 . a. waar. 1.de bijzin heeft de functie van bij w. bep. van plaats:
Waar een paard niet komen kan, loopt een muil als op een effen vloertje (v. Looy). — Waar hij aan den oprit een vlaggezwaaienden Inlander zag staan, joeg hij naar binnen
(G. d. W.).
—
De plaatsbepaling is te omschrijven met »o ve ra 1 waar <<, is dus »onbepaald<<. Soms concessief: Waar je 'm ziet, hij wérkt. — 2. de bijzin is object bij een vragenden zin: Hij vroeg, waar ik woonde. — Uitgebreid tot andere werkw.: Hij onderzocht, hij wist, hij twijfelde . waar ik woonde. — Zelfs: Ongeduldig geagiteerd tastte ze in 't schemer, waar ze haar mantel gelaten had (Arm.). — 3. In ambtslijken stijl vooral tiert welig het causale »waar<<, als uitwas van het plaatsbepalende 3 :
Waar het in de bedoeling ligt, het instituut (!) van den fabrieksarts veelzijdig te bestudeeren, valt de eenzijdige samenstelling dezer commissie op (N. R. C.). —
Een overgang naar de causale beteekenis is : Plaatsgebrek noodzaakt, van de bezittingen der musea steeds slechts een deel ten toon te stellen. Waar de collecties zich steeds uitbreiden, moeten steeds meer kunstwerken worden opgeborgen (N. R. C.). —
b. wanneer.
1. het voegw. leidt een temporeelen bijzin in: Het is warm; maar we zullen bråden, wanneer de zon voorgóed schijnt (v. Looy). — Wanneer hij hurkte, schortte hij zijn kaftan op. — Evenals bij de zinnen met »als<<, gaat de futurische, iteratieve of tijdelooze beteekenis gemakkelijk over in een voorwaardelijke: Mama zou raar opzien, wanneer ze dit hondje op haar schoot kreeg.— Wanneer hij niet hard gaat werken, zakt hij beslist. — 2. Zoodra het momentaan, onderbrekend, aspect overheerscht, krijgt ook de zin met wanneer 4 de functie van een progressieven hoofdzin; deze
functie komt echter alleen bij oudere schrijvers voor: De Huisbestierster is II Voorlang gevlugt; Eukraat op 't punt van vlugten {I Wanneer Professor komt. >>Wat speelt men hier voor kluchten ?<< roept hij (Staring). — 2 Zie § 388. 3 vgl. daar IV 2°. 4 vgl. toen, tot, als 1 door verzwijging v. d. hoofdzin. 5 praes. Distor. 271
3. Concessief Concessief wordt 3. wordt de de z;n z;n door door toevoeging toevoeging van »ook« »ook<< en en zwaar zwaar accent accent op het voegw.: à n n e e r je hem ook ook tegenkomt, voegw.:WWànneer tegenkomt, hij hij heeft heeft altijd altijd haast. haast. -— Dit is natuurlijk natuurlijk het oude onbepaalde »wanneer« is »wanneer<<(vgl. (vgl. waar waar hierboven) hierboven) en en niet het vragende. vragende. Vragend is het het voegw. in den objectszin: Vragend is objectszin: Hij Hij vroeg, vroeg, wilde wilde wetn,is. ik kwam. kwam. -— etc. weten, wist, ... wanneer ik c. hoe. »hoe<< is, De zin met »hoe« is, als object, I.1. De object, duidelijk duidelijk vragend vragend na na dezelfde werkw.: Hijvroeg, vroeg,wilde wildeweten, weten, wist wist ... ... hoe het Hij afgeloopen was. — - Ook Ook in: het Hij probeerde zich voor te st~llen hoe zij er uit zou zien. zij er uit zou — en dan Hijprobedzchvtsln ook in: in: Hij Hijstelde stelde zich zich voor, ook voor, hoe zij ... Zoo ook in: Ik zal moeten zij ... Zoo ook in: ik ik het het zonder zonder jejestel. stel.-— Biecht Biecht nou zien, hoe ik noumaar maar op, hoe hoe de vork in de vork de steel zit. — ijk ik scherp toe, hoe die de - Dan Dan kkijk scherp toe, die loopt (Bru.). — 2. »hoe« »hoe<< isis )>verwonderd »verwonderd vragend« 2. vragend» in: Hoe de jongens van van het het dorp dorp sprongen sprongen tusschen tusschen de springende kt de de de jongens springende vlammetjes, vlammetjes, den den kt ploeger,en en den den kt hoe hij Wit). — - In Indien dientijd tijdhadden haddende debroers broers ploeger, hij zelf dat deed. -— (Aug. de Wit). en zusters zustersge gezien en zie n met verwonderd ontzag, hoe Peter nooit zijn geduld geduld verloor(Arm.).verloor(Arm.). Hieruit begrijpen we dat dat »hoe» »hoe« tenslotte tenslotte wordt wordt vervaagd vervaagd tot de functie van v an »dat» in in den den gewonen objectszin objectszin bij »dat« van den den bij werkw. die een werkzaamheid van geest of een een mededeeling mededeeling omschrijven: In hun haast haast mmer verte twee twee mannen mannen In hun e r kten k t e nde de jongens jongens niet niet eens oop, p, hoe daar daar in in de verte naderden naderden(Kievit). (Kievit).- —Het Hetschijnt schijntoverbodig overbodigerernog nogeens eensden den nadruk nadruk op te leggen, hoe al al deze vraagstukken over souvereine wijze wijze worden worden opgelost opgelost (N. (N. deze vraagstukken over dezen dezen man man op zoo souvereine R. C.). — C).onderwerpszin is de zin met Ook onderwerpszin met »hoe»: »hoe«: ken Algemeen be bek endd ii s, hoe enkele jaren jaren na zijn optreden de de afschaffing afschaffing van van het het coalitiecoalitieaan zijn zijn bemoeiingen bemoeiingen te te danken danken was was (N. (N. R. C.). verbod voor arbeiders arbeiders aan C.).— 1: 3. Concessief is een zin met met het het onbepaalde »hoe« 1: onbepaalde »hoe» Maar in ieder iedergeval, geval, deze afloopt...... je laatste, je allerlaatstereis reis h o ehoe deze reisreis n onou u afloopt 't is'tjeislaatste, je allerlaatste geweest (Bru.). — —
I I I. Zinsverbinding Zinsverbinding door door combinatie combinatie van van partikels. partikels. 22 III. § 391 1° twee voegwoorden: 391 1° voegwoorden: Hij Hij rookt rookt liever liever sigaretjes, sigaretjes, dan dan dat hij geregeld geregeld werkt. — als toen hij wegging. — - Hij ziet er nog even slecht uit, als 2° 20 een voorzetsel voorzetsel verbindt den voegw. voegw. bijzin; bijzin; de de bijzin bijzin vervult vervultdezelfde dezelfderol rol als een substantief een substantief in een een voorzetselbepaling voorzetselbepaling 33: Hij Hij mot altijd altijd vrij vrij baan baan hebbe, hebbe, voor as ie overvalle overvalIe wordt wordt (Bru.). (Bru.). — - Vergelijk Vergelijk den den zin zin bij bij HuyHuy~ gens: Ick Ick gae gae Herodes Herodes soeken soeken 11 Om of of hij hij mij Woulichten lichten of of mijdit ditgoed goed11 Wou verbien. — :
11 hoe o k; vgl. hoe dan oook; vgl. waar, waar, wanneer. wanneer. 22 partikels partikels zijn zijn onverbuigbare onverbuigbare woorden woorden (voorz., (voorz., bijw., voegw.). voegw.). 33 vgl. vgl. ook ook den den Inf. met met een voorz.: voorz.: §§ 204, 204, 213; 213; zie zie ook ook§§241. 241.
272
Algemeen gebruikelijk is is want: »Van~: Algemeen haalden ouwe bakken bakken op, vvaa nn toen ie nog nog zoo'n zoo' n wilde wilde snaak snaak was was (Bru.). (Bru.). — - Hij Hij kende kende Ze haalden hij nog nog student student was was (Arm.). (Arm.). — - Ik schiet schiet vvan gij nader komt, uw uw Louise vvan a n toen hij a n als gij kop aan aan gruis gruis (Gezelle). (GezelIe). dommen kop het voegw. voegw. »waar<<: »waar«: Ook met het liep bedaard bedaard naar naarwaar waar de soldaten soldaten hun hun toebereidselen toebereidselen maakten maakten (v. Schendel). Schendel). — En liep blik die waar nooit zielen leefden leefden (Perk). (Perk).De blik die ijst, ijst, voor voor waar — deze kunnen in vroeger tijd ontstaan zijn de voegw.: Uit verbindingen als deze opdat, totdat, totdat,nadat, nadat, voordat, doordat Voegwoorden als deze deze omdat, opdat, voordat, doordat e. e. a. Voegwoorden hebben maar maar éen bepaalde bepaalde beteekenis; beteekenis; het het zijn zijnde denauwkeurig nauwkeurigonderonderhebben verbindingsmiddelen, waarvan waarvan de de meesten meestenininstrengeren strengerenstijl stijl scheidende verbindingsmiddelen, dan die die van vanden denomgang omgangde deplaats plaatsinnemen innemenvan vanhet hetvage vage »dat«. de »dat <<. Dat de <, zwaardere voegw. krachtiger krachtiger is, is, dan dandie diemet met»dat »dat«, verbinding met deze zwaardere blijkt bij bij variatie, variatie, zooals in: Ik dank U, dat Uw licht mijn weelde heeft heeftontstoken ontstoken... ... Ja, mijn weelde Ja, ik dank U. Omdat Omdatgij, gij,met met le,vens lust lust en en lijden lijden De 11 De steenrots mijn hart altaarwoudt woudtbereiden bereiden(G. (G.GosGos's levens steenrots vanvan mijn hart tenten altaar saert).lsaert). 1 -Opm. ~dat« ook een pronomen, pronomen, dat dat den den was »dat« ook in in deze voegw. een Opm. In allereersten oorsprong was aankondigde 2. dien tijd tijd dateeren dateeren de voegw., waar waar inhoud van den denvolgenden volgenden zin zin aankondigde 2 Uit dien inhoud van en e. a. volgde : indien, doordien, bijaldi «dien« volgde: bijaldien oorspr. het voorzetsel voorzetsel een een datief datief «dien« oorspr. op op het Ook deze datief datiefkondigde kondigdeden deninhoud inhoudvan vanden denbijzin bijzinaan. aan.De Debijzinnen bijzinnenwaren wareninin Ook deze 3. thans ')aangehangen« zinnen zinnen 3. tijd op opdezelfde dezelfdewijze wijzeondergeschikt ondergeschiktalsals dien tijd thans de de »aangehangen<< —
.
voorgeschreven taal taal zeer zeer gebruikelijk gebruikelijk als als concurrent concurrent van van het het VoorIndien is in geschreven 4 waardelij »a[s«; en direct direct de de zinsbeteekenis zinsbeteekenisaan aan': wijst ondubbelzinnig ondubbelzinnig en waardelijkeke »als<( ; het wijst Ongetwijfeld zouden, indien de beide belangen konden konden samengaan, samengaan, indien het in het rapport rapport voorgestelde ware, twee belangrijke belangrijke omstandigheden de aanneming aanneming van van voorgestelde plan uitvoerbaar ware, dat stelsel zeer zeer aannemelijk aannemelijk maken. . Vergelijk Vergelijk hiermede hiermede ook ook het voegw. in geval. van den adverbium van § 392 392 3° voegw. komt komt in in nauwe nauwe verbinding verbinding met met een een adverbium 3° Het voegw. :
—
bijzin dien het inleidt. inleidt. verbinding heeft heeft plaats, plaats, wanneer wanneer het het adverbium adverbium zoo'n zoo'n sterken sterken Deze Deze verbinding nadruk in den zin heeft, heeft, dat dat het, het, tegen tegen de de regelmatige regelmatige schikking schikking in, als als nadruk aanloop vóór het subject komt komt te staan, staan, dus dus onmiddellijk onmiddellijk na het het voegvoegaanloop vdór het subject woord. Een Een voorbeeld voorbeeld hiervan hiervan zien we we in inde debesproken besprokenprogressieve progressieve woord. waar een adverbium, zinnen met »toen«, waar adverbium, dat het het momentane momentane aspect aspect om omschrijft, zijn belangrijke belangrijke functie, in zinsaanloop zinsaanloop staat staat 55 : schrijft, uit uit den aard van zijn plotseling een We eenhevig hevigonweer onweerlosbarstte. losbarstte. -We zouden zoudenuitgaan uitgaan... ... toen plotseling
:
11 Vergelij en om om tete bij I k ga niet heen voor d áat: t: hij heeft bij den Inf. 22 Ik Vergelijkk de verhouding van te en voordat hij heeft »dat hij hij heeft toegegeven». ... voordat toegegeven«. — - ... heeft toegegeven. toegegeven.- --... ... voor .>dat 4 Over de onzekere toegvn.—rhijtoegvnf.toegegeven. - voordat hij toegegeven heeft. - 33 Zie §§ 364. 'Over 303; 313. heteekenis woordschikking §§ 303: 396. 55 Zie bij de woordschikking als: §§ )86: 386; en vgl. § 3%. beteekenis van als:
273
Zoo eindelijkde debeurt beurtaan aan hem hem kwam. kwam. — - Uit Uit samensamen~ Zoo ook: .... toen eindelijk . . . . toen koppeling koppeling ontstaan ontstaan is het voegw. zood zoo d ra, ra, een een verbinding verbinding van zoo zoo 1Y en het adv. dra adv. snel,spoedig) spoedig) in aanloop:: Een eigenaardigheid was hun hun dra (= (= snel, in den aanloop prikkelbare toon, zoodra prikkelbare - Hier is zoo d r a ze ze met met meer meer dan dan twee twee waren waren (Arm.). (Arm.). — de verbinding vast geworden, naar accent en en schrijfwijze schrijfwijze 2; 2 dit dit is is nog nog niet niet het het synonieme synonieme:: En En zoo gauw iksubst.-griffier subst.~griffier ben, ben, trouwen trouwen het geval in het gauw ik we W.). 33 - Dezelfde ontwikkeling ontwikkelingheeft heeft»ofschoon<<: »ofschoon«: Oft we (G. d. W.). Oft ick dat schoon toestonde schoon toestonde (Hooft). (Hooft). — - tetevergelijken vergelijkenmet met:: Of juffrouw al juffrouw E. al lamentrd.— lamenteerde. zeer nauw nauw verband verband bestaat bestaat ook tusschen het voegw. hoe Een zeer hoe en een volgend volgend Je moest moest eens weten hoe dikwijls di kw ij Isze adv.: Je zede de dingen dingen blauw~blauw blauw-blauw laten (G. d. W.). (G. W.). — - Zoo Zóo is is ook ook het het voegw. voegw. hoewel te te begrijpen, begrijpen, dat, dat, evenals ofschoon en of al inleiding is van concessieve concessieve bijzinnen. bijzinnen. ;
-
Opm. Bij Bij Van Van Lennep nog: Dan, hoe Opm. poging bleef bleef toch toch ijdel. ijdel. hoe w è61I overlegd. overlegd, zijn poging Ook adj. en Opm. 2. 2. Ook en telw. telw. staan staanininnauwe nauweverbinding verbindingmet met hoe, dat van dat dan dan een bijw. va n graad is bij die woorden woorden:: Wie weet, weet, hoe sla slap ze zich zich voelt. voelt. — - Hij Hij vertelde vertelde hoe veel graad p ze hij er voor betaald had. -— Nog gescheiden in hij betaald had. in:: En hoe 't sstiller t i 11 e rwordt, wordt, te te meerder schittert alles aan den trans schittert trans (Volker). (Volker). -
.
—
In levende In levende ontwikkeling ontwikkeling is is de desamenkoppeling samenkoppeling van van waar + ad ver~ waar + ve r-bium, waardoor bium, waardoor onderschikkende pronominale pronominaleadverbia adverbia ontstaan; in: ontstaan; los in: Ik weet precies, waar hij hij m mee - Hij Hij vroeg, vroeg, waar dat alles ttoe e e aan aan zal zal komen komen (G. (G. d. W.). — oe diende. diende.Samengekoppeld in: Vertel jij eens, waarom jeje niet op de tjalk tjalk zit. zit. - Hij begreep, bestreep, waarom huilde.waarom ze huilde. Het vragende vragende»waar< »waar« 44 leidt leidt hier hier voorwerpszinnen voorwerpszinnen in; het het onbepaalde onbepaalde ook oo k in dit geval 44 concessieve concessieve bijzinnen: Wadrvan gij zingt en tiereliert II Waárvan 11 Het dat zegeviert zegeviert (v. (v.Suchtelen). Suchtelen). Het Leven is 't't dat Voor Voor de vraag vraag wanneer wanneer de de deelen deelen wèl, wèl,wanneer wanneer niet nietworden wordensamensamengekoppeld, zie §§ 398. 398. —
—
—
.
—
Opm. + adv. Opm. Het getal getal samenkopp. samenkopp. van van waar waar + adv. is zeer zeer groot. groot. Er Er zijn zijn ook ook onkenbare onkenbare samenkopp. als bijv. bijv. werwaarts: werwaarts: En zeg mij, mij, werwaarts werwaarts de Handelmaatschappij Handelmaatschappij hare zeilen hijschen hijschen zou (Potg.). (Potg.). — Opm. 2. 2. We kunnen kunnen de desamengekopp. samengekopp.»onderschikkende »onderschikkendevnw. vnw.bijw.» bijw.«natuurlijk natuurlijk voegwoord woord noemen; noemen: het zijn nl. nl. onverbuigbare om>erbuigbarezinsverbindende zinsverbindende woorden. gecombineerde voegw. zien zien we we oud oud en enjong jongnaast naastelkander elkander,, Ook bij deze gecombineerde verstarring verstarring en levende levende ontwikkeling. ontwikkeling. § 393 393 4° 4° Het Het voegw. voegw. staat staat in in nadere nadere verbinding verbinding met met een adv. van van den den voorvoorBaanden gaanden zin. .
Zie §§ 389, 350. 350. 22 en omdat omdathet hetwoord woord»dra» &dra« in indeze dezeverbinding verbindingisis»geisoleerd». »geisoleerd«. 33 Hier Hier we »zoo» »zoo« nog nog als als adv. adv. van vangraad. graad. 44 Zie §§ 390. 390. voelen we
1
274
In het bijzonder natuurlijk met het laatste woord van den voorgaanden zin: Dat gebeurde telkens wanneer de deur openging. — Hij kerkende me p a s (e e r s t) toen we elkaar voorbij waren. — Hij speelde alleen wanneer niemand hem kon hooren. — Dat ze een geheel vormen, blijkt bij omzetting van het verband duidelijk: Telkenswanneer de deur openging ... — Eersi—toen we elkaar voorbij waren ... — etc. In de combinatie »telkens wanneer» is het voegw. feitelijk de hervatting van het voorafgaande (eveneens temporeele) adv. telkens. In de volkstaal zouden daarvoor de oude en vage voegw. »dat» en »als» dienen: telkens as ik, telkens dat ik, — etc.
Drie zeer belangrijke voegw. nu ontstaan door samenkoppeling van het van oudsher aankondigende demonstratieve adverbium zoo (versterkt tot alzoo, later verzwakt tot als) en de hervattende voegwoorden als, dat, of . 1 Door deze combinatie ontstaan : zoo—als, zoo—dat ; als of en (in de volkstaal) a ls—dat. 2 a. zoo als. In deze verbinding zien we een directe weerspiegeling van het aankondigende »zoo» in het hervattende »als» (eigenlijk alzoo * als s ). Ze staan nog gescheiden: —
—
-
Het is precies z o o gebeurd, als ik je daar vertel. — Het is a 1 s o o, mijn Heere, als ick u segghe (Coornhert). En ook al staan ze naast elkaar, zijn ze nog door een pauze gescheiden, wanneer het adv., met een nadrukkelijk accent, nog »de manier waarop» —
aanduidt : Van jou heele gezicht, z 6 o as je daar zit, zien ik niks as zoo'n waas (Bru.). — I k zal geregeld naar de bibliotheek blijven gaan, zoo als ik 't ook voor Papa deed (G. d. W.).
—
Minder nadrukkelijk aanwijzend is ten slotte de samenkoppeling, waar »zoo» zwakken klemtoon draagt : Toen trok hij de toom sterk aan, zooals hij dat geleerd had, rijdend naar Tetuaan (v. Looy). Nadrukkelijke aankondiging en aanwijzing geschiedt dan weer door versterkende adverbia, die hier den vroegeren klemtoon van »zoo» dus
vervangen: Dat is juist zooals je je dat hebt voorgesteld (v. Looy). — Het ging precies zooals ik dacht. — etc. —
Gescheiden zoo—als leidt nu en dan een bijzin in met de beteekenis van een bijw. bep. van tijd: Z6 o, als Mama ziet dat er niets aan te doen is, geeft ze toe (G. d. W.). — Z 6 o als hij Burts zag omkeeren, klom hij ook weer naar boven. — 1 Of hervat ook thans nog allerlei adv. bijv.: »hoe of 't je bevallen is» vraagt men, in gesproken taal; men schrijft: »hoe 't je bevallen is». — 2 De eenige resteerende mogelijkheid: zoo of ontbreekt. 8 voor de dubbelzijdige functie van zoo op de zinsgrens vgl. § 388 Opm. —
275
Versterkt door dooreen een adv. adv. dat de momentane Versterkt momentane handeling handeling aanduidt: En En zoo meténals ik dat zei, keek de de kapitein kapitein mij mij aan aan (v. (v. Lennep). — metéen als ik zei, keek met »zooals<< De zin met )zooals« heeft van een een hoofdheeft in ambtelijken stijl wel de waarde van zin'1:: Zooals Z o o a ls vanochtend vanochtend werd zin werdgemeld, gemeld, heeft heeft V. V. bekend (N. R. C.). — b. zoo — dat. b. -dat. Gescheiden, met zwaar accent op Gescheiden, op het hetadverbium adverbium:: Ze begon begon zóo beven, z6 o te te beven, dat hij dat hijhet hetzag zag (G. d. W.). W.). — - Het Het adv. adv.isistevens tevensondergeschikte ondergeschikte bepaling bepaling bij een adj.: Ada was bij was zzóo rood geworden, geworden, dat dat tranen haar in oogen de oogen ó o rood dede tranen haar in de sprongen (id.). - Het adv. samengekoppeld samengekoppeld met met )Veel«: »veel << We : Wehebben hebben zzooveel o o veel schik door je moogt deelen. schik je beleefd, beleefd,dat datjejemee mee moogt deelen. Ze staan naast elkaar, elkaar, meestal door pauze gescheiden: Z ó o dat ieder ieder het hetzien zienkon kon... ... ZZóo, ó o, dat hij Zóo hij soms soms niet niet geweten geweten had, had, of hij hij in in Holland of in Indië was was (G. (G. d. W.). — Indië W.).Samengekoppeld, terwijl Samengekoppeld, de qualitatieve qualitatieve beteekenis beteekenis van van zoo (nI. terwijl toch toch nog de (nl. zoodanig dat) dat) mogelijk isis:: De deur deur werd werdopengegooid, opengegooid, zoodat zooda t een een een stoel een eind de kamer kamerinvloog invloog (Arm.). (Arm.). -— Maar bij bij verzwakking verzwakking van het accent van zoo bij samenkoppeling, krijgt krijgt de zin zin al al gauw gauw de debeteekenis beteekenis van van een een bij samenkoppeling, zin) : bijw. bep. van gevolg gevolg (consecutieve (consecutieve zin): In haar haar haastigen haastigen loop botste botste telkens telkens haar haar druipende druipende parapluie parapluie tegen tegen andere, andere, zoodat zoodat de druppels koud spatten in haar druppels haar gezicht (Arm.). (Arm.). Wanneer )gevolg« een even belangrijk feit als het het voorgaande, voorgaande, of ofeen een Wanneer het het »gevolge geheel nieuwe geheel nieuwe gebeurtenis gebeurtenis is, is, heeft heeftde de zie zi.1.met met zoodal zoodat de beteekenis van een progressieven hoofdzin: hoofdzin: En met een flinken /linken sprong sprong kwam kwam hij hij vlak vlak bij bij het het nest nest terecht, terecht, zoodat zoodat de zwaan zwaan onder onder luid luid angstgeschreeuw opvloog en dan danwegzwom wegzwomnaar naar de de gent gent (Kievit). (Kievit).— c. als-of. c. Gescheiden komen twee deelen deelen niet niet meer meer voor, voor,omdat omdat »als<< )als« in zijn zijn Gescheiden komen de twee verzwakten vorm vorm niet meer meer aankondigend aankondigend is. is. Ook Ookdoor dooreen een pauze pauze gescheiden vinden : Sij vinden we we het hetalleen alleenininvroegeren vroegerentijd tijd: Sij martelen martelenhem hemsoo soodeerlyck, deerlyck, als of of sij hem hem op opeen eenpijnbanck pijnbanckhadden. hadden. - Alsof is in in het mode moderne proza rne proza de concurrent concurrent van van het hetvluchtigere vluchtigere of 22, als inleiding inleiding van vanvergelijkende vergelijkende zinnen in in schilderende, schilderende, beeldende beeldende beschrijving: beschrijving: Het was was alsof de bloemige en bezonde bezonde aarde aarde met al haar haar stoepen van heuvelen heuvelen stéeg stéeg met met dáalde tegelijk {v. Looy}. — - Ze Zeglimlachte glimlachteterwijl terwijl ze ze even evenbij bijhem hemstilhield, stilhield, alsof hem en dáalde (v. Looy). ze iets zeggen (Arm.). iets wou wou'zeggen (Arm.).— - Hij Hijvoettrappelde voettrappelde alsof hij gekitteld gekitteld werd. werd. Met versterkend versterkend adverbium: adverbium: Even E vengemakkelijk gemakkelijk alsof je op een een stoel stoel zit zit (v. Looy). — Looy).In dezelfde functie als als dit dit voegw. voegw. alsof vinden vinden we verbindingen verbindingen van vanandere andere adverbia adverbia met het enkele enkele of, of, gescheiden gescheidendoor dooreen eenpauze, pauze,maar maartoch tochininrelatie relatie: : —
—
—
—
,
—
11
Zie Zie §§389, 389, 3°. 30. 22 Zie §§ 387, 387, 3°. 30.
276 276
schildwac::~en presenteerden het hetgeweer, geweer,k krek een princes princes was was geweest geweest (v(v.. De schildwac ;en presenteerden r e k of ze een Lennep). — - »Klikkerdeklak
die betrekking betrekkinghebben hebbenop opeen eensubsub~ IIV. V. Verbinding Verbinding door voegwoorden die antecedent. stantivisch antecedent. § 394 ; 394 Voornaamwoorden Voornaamwoorden kunnen kunnen betrekking betrekkinghebben hebbenop opeen eenvoorafgaand voorafgaandsubst. subst.; bijwoorden komen voor voor als als antecedent antecedent van van voegwoorden. bijwoorden komen voegwoorden. Nu Nu kunnen kunnen voegwoorden ook betrekking hebben hebben op op een eenvoorafgaand voorafgaand subst. subst. voegwoorden JO waar. 1° hervatting van uit een eenbijwoord bijwoord voortgekomen voortgekomen voegwoord is vaak vaak de de hervatting Dit uit van plaats aan 't eind een bijwoordelijke bijwoordelijkebepaling bepaling van plaats aan eind van van den den vorigen vorigen zin: zin: »Dag Papa« — - sprak haar haar matte stem in in de de schemerende schemerende kamer, kamer. waar alleen het »Dag Papa» e rvuur in den haard haard een onzeker onzeker licht verspreidde verspreidde (Arm.). — - Hij Hij stond stond vast vast op op een eenvverhij boven alle bekommernis verheven was was (G. (G. d. W.). waar hij overde bekommernis verheven W.).o v e r d ehoogte. hoogt e, waar —
In de Ook debijw. bijw.bepaling bepalingvaak vaakininden denzinsaanloop zinsaanloopafgescheiden afgescheiden: Ook isis de : In gang, waar al brandde brandde (Arm.). (Arm.). — - In het het dorp, dorp,waar waar het het vies vies gan, waar het licht al kon zijn (v. Looy). Looy). — - In In al al deze deze bijzinnen bijzinnen zouden zouden we »waar» »waar« door de voorvoor~ afgaande geheele voorvoor~ afgaande plaatsbepaling plaatsbepaling kunnen kunnen vervangen; vervangen; feitelijk feitelijk is is de geheele »waar». Maar zetselbepaling het (bijwoordelijk) (bijwoordelijk) antecedent antecedent van vanhet hetvoegw. voegw. »waar«. Maar zetselbepaling het »waar« van zijn zijn functie functie 1, bepaling 1, ook volgen op een bepaling »waar» kan, kan, bij bij uitbreiding van bijzin zouden verwachvan plaats met een ander ánder voorzetsel dan we in den bijzin verwach~ ten: Hij voelde voelde dat dathaar haarextase extaseopsteeg opsteegtot tot èen hoogte, waar hij hij niet niet stond »waar». (G. d. W.). W.). — -Hier het enkele enkele subst. »een »een hoogte» hoogte« antecedent van »waar«. Hier is het antecedenten zijn op En substantivische op allerlei allerleiwijzen wijzenverbonden: verbonden: substantivische antecedenten de regen De u i zen, waar de regen tusschen tusschen de de pijlers pijlers door door naar naar binnen binnen joeg, joeg, leken leken verlaten verlaten D e hhuizen, o o g e zaal zaal met hij de de hhooge metzijn zijnoudbekende oudbekende deftige deftige (G. d. W.). W.). — - Stil Stilvertrouwd vertrouwd voelde voelde hij van den wand menschen wand de de familieportretten familieportretten als als zwijgende zwijgende wachters wachters menschen om om zich heen, waar van neerzagen (Arm.). -— ansubstantivisch an~ bijzinnen bij bij het substantivisch Grammatisch attrib. bijzinnen Grammatisch noemen noemen we we dit attrib. tecedent. Maar vooral vooral bij bij het het laatste laatste voorbeeld voorbeeld isishet hetwaarschijnlijk, waarschijnlijk, dat dat 11
door »analogie«. »analogie ».
277
»daar de auteur het vluchtige vluchtige verbindingswoord verbindipgswoord voelt voelt als een terugslag op .daar in die hooge zaal». zaal«. »Ad »Ad sensum» sensum« noemden noemden de Romeinen zoo'n constructie; en wij zien zien hoe hoe daardoor daardoor de de gebruikssfeer gebruikssfeer van een een woord woord kan kan worden worden 368). uitgebreid uitgebreid (§ 368). Opm. volkstaal) vinden .daar«: En eng taal (ook (ook in volkstaal) vinden we we »daar»: En sluit sluit mij mij op op in 't't eng Opm. In oudere oudere taal vertrek II11 Daar lastige arbeid wacht (De Genestet). Genestet). — vertrek
§ 395 2° andere § andere voegwoorden. Het voegw. »toen» »toeo« is hervatting hervatting van van een eenbijw. bijw. bep. bep.van vantijd tijd 11 :: Dat is nu al toen we uit de vier af, af, toen uit de desoos sooskwamen kwamen de derde derdekeer, keer,van vanvannacht vannacht half half vier (G. d. d. W.). W.).—- Zoo Zooook ook »terwijl«: Alles flitste voor voor hem hem op op in de eene »terwijl << : Alles seconde, terwijl hij van het hetmedaillon medaillon ininzijn zijnhand handnaar naardatdat steenseconde, terwijl hij van steen W.). 82 - En ook deze voegw. voegw. komen komen voor voor bij bij strakke gezicht gezichtzag zag (G. d. W.). een enkel substantief: toenwe wezoo zoogezellig gezellignaar naar't'tstrand strand zijn zijn substantief :Die Die dag toen geweest. — Het voegw. voegw. »of» »of« (vergelijkend, (vergelijkend, concurrent concurrent van van alsof)s alsof) 3 is bepaling bij het subst. en niet niet bij bij den den heelen heelen voorgaanden voorgaanden zin in: in: -
hij nog even nadenken moest (G. d. W. en Hij zag den ander aan eenb bli W. — - EEen aan met een 1 i k,k, of hij ruim gevoel, of hem alles toebehoorde. toebehoorde, deed hem ruim hem een een oogenblik oogenblikin inzichzelf zichzelfstaan staanlachen lachen (v. Looy). Looy).—
Zoo ook: »alsof»: )also/«: Trek Trek maar maar geen niet weet, weet, dat ik de geen gezicht, gezicht, alsof je niet bottelier - Zeer Zeer gebruikelijk gebruikelijk is de de attributieve attributieve zin, zin, ingeleid ingeleiddoor door bottelier zoek. — .zooals«. het antecedent, antecedent, in inpronom. pronom. vorm vorm »zooals<, liefst liefst met met een hervatting van het bijzin: . of als »er», )er«. in den bijzin: Zijn denken aan aan eeneen van die e r vroeger wel Zijngezicht gezichtdeed deed denken van dieplompe plompe beelden. beelden, zooals er aan scheepsstevens scheepsstevens prijkten prijkten (G. (G. d. W.). deze aan W.). — - Bij Bij de wwe z e zich zich ontontzooals de e rrkw k w ij z e, zooat. wikkeld heeh. stadavuil over den grond gebracht gebracht (N. R. heeft, wordt dus eerst een laag stadsvuil — R. C.). C.).Opm. hervatting in in pronominalen pronominalen vorm bijzinnen zonder Opm. Zonder Zonder de hervatting vorm ontstaan bijzinnen subject zonder subject (vgl. het het voorbeeld voorbeeldmet met»er» tertenenook ook: voorkomen : GGevallen, e v a l l e n, zooat. zooals hier dagelijks voorkomen (G. d. W.). W.). — - Het Hetvoegw. voegw.doet doetden dendienst dienstvan vaneen eenbetrekk. betrekk. voomw. voornw. Vroeger is dat wel het geval geweest geweest met met »zoo». .zooC. Opm. 2. Met de de hier hierbesproken besprokenverbindingswijze verbindingswijze concurreeren concurreeren die van van voorzetsel voorzetsel tr. vnw. (in welke, + betr. welke. gedurende welke etc.). etc.). -I- be
Van oudsher wordt wordt het hetvoegw. voegw.»dat» )>dat
278
z e k e ring, d a t er aan de conclusie niets te veranderen viel (G. d. W.). — naar het voorbeeld van : hij verzekerde, dat .... — Zoo ook : Zijn klacht betreft de bewering, dat in de toekomst restitutie van premiën zou worden verkregen (N. R. C.). — Vooral in ambtelijke stijl zijn deze zwaarwichtige verbindingen geliefd. Ook of leidt een attrib. bijzin in na een subst. antecedent, een afleiding van een werkw. met de beteekenis »vragen»: Bij de behandeling van de vraag, o f de belasting kan worden verhoogd (N. R. C.). — Maar de hervattende functie van het attrib. dat gaat, en ging, nog verder 1 : De aandacht werd gevestigd op het feit, dat ... Men negeert de omstandigheid, dat ... Men voorziet een zwaren strijd tegen den t ij d, d a t ... Aan een bijzondere verbindingswijze 2 van het relatieve »die« herinnert ons : De Inlander gaf den hit een striem, dat hij opsprong uit zijn sukkeldraf (C. d. W.). — § 396 3° Hierboven (V 4°) hebben we gezien, dat voegwoorden een voorafgaand bijwoord kunnen hervatten en daarmee nauwer verbonden worden. Dit is ook het geval met de substantiv. antecedenten; in den ambtelijken stijl vooral ontwikkelen zich op deze wijze steeds nieuwe »voegwoordelijke uitdrukkingen», verzwaarde voegwoorden, waardoor de schrijver tracht nauwkeurig en logisch de verhouding van twee zinnen te bepalen. Wanneer het voorafgaande subst. in een voorzetselbepaling staat, concurreert deze zware voegw. uitdrukking met de combinatie van voorzetsel en voegw. die we in de omgangstaal hebben geconstateerd (zie § 391). De geciteerde zin »Men voorziet een beginselstrijd tegen den t ij d dat ...» is gelijk aan de »gesproken» verbinding : »Men voorziet een strijd tegen dat de verkiezingen beginnen,<<. 3 — Ook het passe-partout der omgangstaal, dat zonder meer, wordt in bedachtzamen stijl vermeden door de bedoelde verzwaring. De gesproken zin: Ik zie nergens ' n gat d a me d' r uit kenne kruipt (Bru.). klinkt zwaarwichtig-logisch, wanneer we zeggen! Ik zie nergens 'n gat van dien aar d (omvang) dat we er uit kunnen kruipen. In plaats van het algemeen gangbare, losse: Wat kan de reden zijn, dat hij zoo ineens weggaat ? heet het, met zwaarwichtig antecedent : Wat kan de reden zijn van het f e i t dat hij weggaat? — Staande voegw. uitdrukkingen, ook in de omgangstaal, zijn: in afwachting dat, in plaats dat. —
—
—
2 Zie § 379. $ Met 1 nl. verder dan de verbinding met subst. van een werkw. afgeleid. weglating van het lidw. is in 't N. 0. ontstaan: tegen tied dat.
279
Steeds nieuwe verbindingen van dezen aard zien we door de interpunctie afgescheiden van den voorafgaanden zin: Het was veel te lekker buiten, de en k e l e uren dat in dezen tijd de zon scheen (v. Eckeren). — Kon ze dan, zoo' n laatst e n keer dat we samen zijn, niet kalm blijven ? (G. d. W.). — Opm. Een heel oude hervatting door het voornw. »dat« ligt waarschijnlijk ten grondslag suffer t dat ie is! aan de, ook door de woordschikking opvallende constructie: Een suf Nou! — Ook bij bij v. nw.: Dom dat ie is! — Vgl. blz. 211 2.
V. Verbinding door een voornaamwoorde lijk bijw., dat betrekking heeft op een substantivisch antecedent. We komen nu ten slotte aan de voegw., die niet alleen in nauwer verbinding komen met een volgend adverbium (vnw. bijw.), maar bovendien de hervatting zijn van een voorafgaand subst., dus relatief worden gebruikt. § 397 A. de verhouding tot het antecedent. Naar de beteekenis van den bijzin in het zinsverband, kunnen we hier over 't geheel dezelfde schakeeringen onderscheiden als bij de pronominale relatieve zinnen (zie § 379 enz.). In de omgangstaal vinden we, ook hier, voornamelijk de bepalend beperkende zinnen, gelijk uit de voorbeelden blijkt. 1° de bepalend-beperkende zinnen: Ja, dat boe k waar Papa je uit voorgelezen heeft (G. d. W.). — Van de soort waar -
je een razenden Roelant van een schrijver voor zou moeten hebben (id.). — Dat waren d eze 1 f de m e n s c h e n, waarmee hij zoo raar kennis had gemaakt (v. Looy). — H e t st el se 1, waarbij uit de stoffen de meerwaardige bestanddeelen worden gesorteerd (N. R. C.). — 2° de uitbreidend-schilderende zinnen: De meisjes bevallig in hun luchtige kleed ij waar een geflikker van sieraden uit te voorschijn brak (G. d. W.). — In de vo or g a 1 e r ij, waaraan een lange tafel met karaf en glazen een zweem van Europeesche orde gaf, zaten de Regent en de Wedana (id.). — 3° de verklarende zinnen 1 : En ineens, als bij een w e e r l i c h t s f l i k k e r i n g, waarin honderden donkere dingen een seconde lang fel duidelijk staan, zag hij ... (G. d. W.). — 4° de causale zin: Theobald, bij dit afdoende s p r e ken, waar naast geen andere meening mogelijk was zonder weer twist te hebben, zweeg veel (v. Looy) = omdat daarnaast. — 5° de progressieve hoofdzin (bijzin naar den vorm, hoofdzin naar de betee-
kenis) : En hij wendde zich tot zijn buurman met een vraag, waarop deze antwoordde door een schouderophalen (G. d. W.). — Voor de nieuwe woningen moet het tekort beperkt blijven 1
Waar men »immers< kan invoegen.
280
tot f 5 0.—, waarvan het rijk de helft voor zijn rekening neemt (N. R. C.). — Dit gaf Bouts aanleiding te Leuven kennis te maken met de fa m i l i e v. d. B ., waarvan hij de dochter huwde (id.). —
Vooral met een heelen zin tot antecedent zijn deze bijzinnen in beschrijvend proza en in ambtelijke taal zeer gebruikelijk: Maar Mevrouw voorkwam haar met 't verzoek : »och, bel u even !«, waarop de knecht verscheen, het blad opnam ... en onhoorbaar verdween (Top Naeff). — Dit heeft er toe geleid, dat men het vuil over de heide verdeelde en daarop gewassen teelde ; waarbij echter naast het zoeken van afzet voor het vuil de landbouw hoofddoel werd (N. R. C.). — Opm. Het subst. anteced. (in dit geval een bepaling-aankondigend vnw.) is zonder twijfel kortheidshalve weggelaten in een gesproken zin als : De Javanen gelukkig te maken, is nu niet waar het in de eerste plaats op aankomt (G. d. W.). — en in een zin met dubbel voegw. 1 in ambtslijken stijl: De kosten bleken veel hooger dan waarop in den aanvang was gerekend (N. R. C.). —
398 B. De verbinding van »waar<< en het volgend § adverbium. De twee woorden zijn in den zin gescheiden : vooral in de omgangstaal en ingeval het adverbium een locale bepaling is. In litterairen en ambtelijken stijl en vooral wanneer het adverbium géen concrete, locale aanduiding is, is de neiging tot verbinding der twee woorden groot. Dit in 't algemeen. 1° De scheiding kan bovendien in de hand gewerkt worden door omvangrijken vorm van het adverbium en omstandigheden van rhythmischen aard, die moeilijk onder een regel te brengen zijn. Hier volgen verschillende rubrieken van gevallen van gescheiden plaatsing: Populaire taal: Wat is dat voor 'n betrekking, waar ze de eerste de beste 'n handvol cente voor geve ? (Bru.). — Litteraire taal, maar locaal adv.: Ze gingen onder de zandhoogte langs, waar het Bosch zich op verhief (v. Looy). — Gebinte, waar de molm in is gekomen (G. d. W.). —
De omvangrijke vorm van het adv. is bovendien reden tot scheiding: . waar een flobertgeweer tegenaan leunde (id.). — den grond naakt en bruin latend waar ze overheen gegaan zijn (id.). —
Verbinding der woorden in gevallen als deze klinkt »verheven<, »gestileerd<<: Uw voetje, waarlangs heen de vliet kwam strijken (Perk). — Om rhythmisch-metrische redenen zijn zij gescheiden (ondanks litt. stijl,
korten vorm van adv. en locale beteekenis) : Daar zullen menschen zijn, die op U wijzen Als dat, waar zij geloof en liefde aan stieten (Perk). — 3 I- Zie § 391. 2 daarom is er scheiding nl. 3 Dat het locale adv. minder gemakkelijk met het voegw. verbonden raakt, ligt voor een deel aan de nauwe verbinding van locale adv. met het werkwoord (dat aan 't eind van den zin staat): vergelijk de samenkoppelingen § 60.
281
2° Niet-locale adv. vinden we in litterairen en ambtelijken stijl in 't algemeen bij voorkeur verbonden met het voegw. Er zijn bovendien nog bijzondere aanleidingen tot de verbinding. Wanneer de bijzin omvangrijk is, bevordert de voorop-plaatsing van voegw. + ad v . de overzichtelijk head (open zinsvorm 1). En verder : wanneer de bijzin zuiver attributief is, d. w. z. enkel en alleen het subst. antecedent bepaalt, is er geen aantrekking tusschen het adv. en het werkwoord. Dit is vooral duidelijk bij het genetivische »van<<: In een breedgezwaaiden halfkring, waar v a n de uiteinden wegdommelen tusschen lichtblauw en ronding van wolken, staan zij statig (G. d. W.). — Zoodra »van< locaal is, wordt het, ook in litterairen stijl, gescheiden: Het weggaand tentenkaravaantje, waar klingeling v a n uitging als een schapenbel (v. Looy). Verbinding van waar met het locale »van<< is zelfs bevreemdend en onduidelijk ; in een zin als : Naar de schrijftafel gaande waarvan de stoel stond weggeschoven. — denken we eerder aan het genetivische »van< dan aan het locale (wegschuiven van de schrijftafel). Een andere verbonden vorm van denzelfden aard als het genetivische waarvan: In de wijze zelfs waarop hij zijn handen samenvouwde ... (G. d. W.). — Het nieuwe bedrijf k rijgt een basis, w a a r b ij het aan alle eischen kan voldoen (N. R. C.). —
De praepositie van het antecedent wordt als adv. herhaald in den bijzin: .. in een toestand, waarin zoo iemand niet geregeld kan denken (v. Looy). — De kromme oude antwoordde op den toon waarop men een twintigmaal gegeven antwoord herhaalt (G. d. W.). — Hier is het pron. adv. de hervatting van de bijes, bepaling als antecedent (vgl. waar, § 394). Ten slotte is er nog een bijzonder geval, waar de verbinding regel is, nl. in ..
zinnen, die den inhoud van den vorigen zin tot antecedent hebben (progressieve zin) : Daarop werd zij aan de Van Hoels voorgesteld, waarop zij terstond met een allerliefst lachje en een mooien mond met tanden 2 vroeg, of zij . .. (Cam. Obsc.). —
Ook hier is het voegw. veel nauwer verbonden met den voorgaanden zin, dan met het volgend werkwoord. Het is waarschijnlijk, dat waarop als relatieve tegenhanger van daarop is geformeerd, naar analogie van de verhouding van waar en daar bij zinnen van deze beteekenis; de twee deelen van waarop hebben hier nooit gescheiden gestaan. — Op dezelfde wijze ontstaan de merkwaardige progressieve zinnen met het voegwoord op de tweede plaats en een voorzetselbepaling in den aanloop : Verdachte is eigenlijk een beetje sukkelachtig, tengevolge waarv an zijn zooveel jongere collega de baas over hem speelde (N. R. C.). — 1 Zie § 298. 2 een mond met mooie tanden.
282
Zoo ook: ook:ten ten aanzien aanzien waarvan, in verband Zoo verband waarvan, ten ten opzichte waarvan, waarvan, in waarmee, etc. etc. Ze zijn gevormd naar het voorbeeld voorbeeld van van:: tengevolge daarvan, daarvan, in verband verband daarmee daarmee etc. gecombineerde voegw. De bespreking van de gecombineerde bewijst, dat steeds steeds opnieuw opnieuw voegw. bewijst, verzwaarde vormen verzwaarde waarmee versterking het zinsverband zinsverband vormen ontstaan, ontstaan, waarmee versterking van het gepaard gaat. Het is van belang op te te merken, merken, dat nu nu en en dan dan ook ook verzwakking verzwakking van den vorm der voegw. voegw. voorkomt, voorkomt,op opdezelfde dezelfdewijze wijzeals alsvroeger vroegerbijv. bijv. afzoo vorm der alzoo tot als is geworden. Die Dieverzwakking verzwakkinggaat gaatniet nietmet metverslapping verslapping van van het het zinsverband veeleer in in rhythmische rhythmische behoeften behoeften haar haar zinsverband gepaard; gepaard; zij zij schijnt veeleer oorzaak vinden. Er zijn voegw. voegw. die die in in hun hun gecombineerden oorzaak te te vinden. vorm een gecombineerden vorm te zwaar »geraamte<< »geraamte« hebben, worden hebben,vooral vooralomdat omdatzij zij met met zwak accent worden uitgesproken. Zoo vinden vinden we, we, vooral vooral na na andere andere (nevenschikkende) (nevenschikkende)voegw. voegw. den verkorten verkorten vorm vorm schoon voor ofschoon in modern modern proza proza:: en schoon schoon zij geen anderhalf anderhalf uur uur marcheerden marcheerden (v. Looy). Looy). — - Een Eendergelijke dergelijke zij nog geen verkorting mogen we misschien ook aannemen voor wijl == dewijl dewijl en, mede naar het voorbeeld hiervan, in in lateren lateren tijd tijd voor voor wijl == terwijl; terWijl; uitgesloten is deze verkorting ook niet bij bij zoo zooals 1. zoo ==zooals 1.
DE STIJL STIJL VAN VAN HET HET ZINSVERBAND. ZINSVERBAND.
§ 399 Zinsverband.:n, denken of of het het Zinsverbanden, geformeerd geformeerdzonder zonderspanning spanningvan van het het denken bijzinnen, ingeleid gevoel, bestaan uit een kettingreeks ingeleid door door volledige bijzinnen, kettingreeks van volledige verbindingswoorden. Geleidelijk wordt de mededeeling uitgesponnen, uitgesponnen, zonder zonder verbindingswoorden. Geleidelijk onderbreking, afscheiding afscheiding of ofsamentrekking samentrekking:: Ik weet niet meer meer het het hoeoulste zeker, dat het op ons jongens jongens hoeveelste artikel het was, maar het is zeker, nog al schrikwekkend werkte, werkte, want we we wisten, dat de Baron een man was, die niet niet met zich liet spo spotten (Kievit). tten (Kievit).Eentonige éenzelfde verbindingswoord verbindingswoord in in verschillende verschillende Eentonige herhaling herhaling van éenzelfde functie is in in dezen dezenniet-gestileerden niet~gestileerdentrant trantonvermijdelijk onvermijdelijk: : —
verdachte dagenlang dagenlang heeft gemeend, dat zijn Verzachtende het feit, feit, dat verdachte Verzachtende omstandigheid is het En sprak sprak het het Fransch Fransch zoo wel wel uit, uit, dat ik duidelijk duidelijk leven - En leven werd werd bedreigd bedreigd(N. (N. R. R. C.). — burgerdochtertje een zeer goede opvoeding opvoeding had had gehad gehad(Cam. (Cam. merkte, dat dit eenvoudig burgerdochtertje
Obsc.).Obsc.). omkeering van Tegengesteld verband dat dat ontstaat ontstaat door door omkeering Tegengesteld hieraan hieraan isis het verband hoofdzin en bijzin, bijzin, onderbreking, afscheiding afscheiding en ensamentrekking. samentrekking. —
1
Zie §§ 389, 3° 3°;; voor bijzondere bijzondere aanleidingen, aanleidingen, zie zie§§ 85. 85.
283
Justus van Effen 1 spreekt ervan: Vooreerst zal ik mij wagten voor lang uitgerekte perioden, waarin men gewoon is naar de Latijnsche zwier, 't Werkwoord, van 't welk de gansche zin afhangt, achteraan te brengen; zodat men, zo lang dit slot-woord niet te voorschijn komt, noch niets van hetgeen de schrijver zeggen wil, begrijpen kan. Ook zal ik klaarheidshalve, zorgvuldiglijk mijden, die lange parentheses of tusschenzinnen die bij sommige onzer schrijvers, als de Nestendoosjes, weer andere tusschenzinnen in zich sluiten, en noodzakelijk in de gedachten des Lezers eene verwerring maken en hem dwingen dezelfde zin verscheidene malen te herlezen. Hoewel ik trachten zal mijne uitdrukkingen naar de stoffe te buigen, zal ik mij doorgaans van de gemeenzame stijl zoeken te bedienen. —
Van Effen maakt hier een réserve : wanneer de »stoffe<<, d. i. de gedachte,
ingewikkeld, synthetisch of gespannen is, zijn ook de »Latijnsche periodens<< en de »Nestendoosjens<< de passende vorm. Onder de eerste verstaat hij waarschijnlijk de opeenvolging van bijzin en hoofdzin, onder de laatste zonder twijfel de veelvuldig onderbroken zinsverbanden. Het ee rs te type vinden we »gebogen naar de stof e» zoowel in het sluitend betoog, als in de schilderende beschrijving, en de hooggespannen dichterlijke gevoelsuiting: I. Juist omdat het hoofdbestuur der Maatschappij voornoemd in gebreke is, in haar advies aannemelijk te maken, dat het algemeen belang schade geleden had door den gewraakten gang van zaken, (het tegenovergestelde mag als vaststaande worden aangenomen !), voelen de mijnartsen zich gekrenkt (N. R. C.). -- II. En als de nacht gekomen is met fluweelen streeling van maanlicht over heuvelen en plassen en de grandiose dennen in donkeren ernst afsteken tegen de sterrenlucht, die met haar tallooze lichtoogen de stille diepte der moerassen zoekt, en de teergeknopte twijgen der loofboomen langzaam wuiven in de kwijnende koelte, dan ligt daar over het landschap een vrede, die ... (E. B. Koster). — I I I. Wanneer de Vorst des lichts slaet aen de gulden tóómen II Sijn handt, en beurt om hooch aensienlyck uuter see II Sijn uutgespreide pruick van levend goudt, waarmee II Hij naere anxtvallicheit, en vaeck, en creple dróómen II Van 's menschen lichaem strijckt, en berch, en bos, en bóómen II ; En steeden vollickrijck, en velden met het vee II In duisternis verdwaelt, ons levert op haer stee, II Verhéught hij, mét den dàch, het Aérdtrijck èn de stróomen (Hooft). — En toen daar door den morgendamp II De bol der zon kwam rijzen II En lichtte als een omfloerste lamp II Bloedrood door 't nevelgrijzen II Toen klonk, o lang begeerd genot II Des Jagers eerste en doodlijk schot (Bastiaanse). — Celijk een stilte ligt in 't legerkamp II Voor 't wagen van den wilden mannenmoord, II En alle krijgers rusten van hun taak II Van bloed en weenen — slechts een enkle wacht II Staat op een heuvel spiedend in het rond — II Zoo lag daar stilte op 't land (E. B. Koster). —
»Homerische vergelijking», als in het laatste citaat, is zonder dezen gespannen aanloop, dubbel gespannen door de parenthese, zelfs niet denkbaar. De »N e s t e n d o o s jens» daarentegen zijn, door hun haperend-hokkend rhythme en steeds opnieuw gestoord verband, hoogstens geschikt voor De
1
Plan van den Spectator.
284
den stijl van het betoog »met een slag om den arm»; er is geen litterair genre, waarin zijn niet hinderen: I k had niet te veel gewaagd, toen ik, voor nu reeds meer dan dertig jaren, in deze bladen, bij het geheele Vaderland een zoo gunstig denkbeeld van u poogde in te boezemen, als mij, zonder al te zeer in uwen lof uit te wijden, maar eenigszins mogelijk was (Cam. Obscura). — En dat groote open te veroorzaken, hetwelk de beroemde Hondsbossche zeewering, tot welker instandhouding zooveel paalwerk en zooveel maaltijden onvermijdelijk zijn, noodzakelijk maakt (idem). — Wie had kunnen denken, dat diezelfde menschen, waarmee wij eerst zoo raar kennis hadden gemaakt en die wij eerst voor van-die-schijnheilige Engelschen hielden, en die juist zulke hevige voorstanders van de Boeren bleken te zijn, onze reisgenooten zouden worden (v. Looy). — 't Is, dat ik mij, toen me oog en lach bewogen, Als een, die doet, hetgeen hij doen moet, scheen (Perk). — Toch geldt het welkom heeten, Waarvan de dorpsjeugd zingt, 11 Niet wie, zoo hoog gezeten, II Ten schred, met zorg gemeten I I Des kleppers steigren dwingt (Potg.). — Waarop de heer van Naaldwijk, wien het pligt scheen, de grove dwaling, hoe die ook in den kranke te verschoonen mocht zijn, op te helderen, den graaf inlichtte (v. Lennep). —
AFWIJKING VAN DE LOGISCHE ORDE IN HET ZINSVERBAND. § 400 Bij coördinatie van twee bijzinnen, vooral wanneer ze voorafgaan aan den hoofdzin, verliest de spreker gemakkelijk het overzicht, de tweede bijzin wordt dan in den vorm van een hoofdzin gecoördineerd: Want a s je 'm nou schiet, e n je kan 'm niet pakke, dan heb je er maar wee van (Bru.). — En a 1 s je goed aanpakt, en we mochten toevallig een schip ontmoeten, dat weer naar Holland gaat, dan zullen we je daar op zien over te zetten. —
Wanneer Brusse zijn personen nabootst, eveneens: Zoodra
we aan waren in 't Nieuwediep, e n Toon had z'n zak neergegooid in de »Blauwe
knoop», maakte hij een kuitenflikker (Bru.). — Totdat ie eindelijk klaar was, schouderde; e n gort-droog viel het schot (id.). —,
In het laatste voorbeeld is de vorm litterair-gestileerd, de volkstoon is verlaten. De onverwachte plaats;ng en heffing van het Vf. hebben plastisch effect ; zoo ook in: Daar te liggen ... t e r w ij 1 alles zoo spoedig schijnt te waren om je heen in 't maanlicht, e n angstig dreigende wolkgevaarten jágen zwarte schaduwen op je af al over 't land ... (id.) 1.
Vooral ook in den verheven epischen beschrijvenden trant: De eilanders uit Ansaes hebben de groote zonnegele (paradijsvogels), van wie Westerlingen vroeger geloofden dat zij geen , voeten hadden en nergens een nest, maar a itijd bleven zij glanzig zweven op zonneschijn en wind (Aug. de Wit) 1. —
In dit geval gaat de schrijfster met den hoofdzin-vorm over in de onafhankelijke indirecte rede. 2 1
vgl. de klankharmonie. 2 Zie § 9.
285
Een dergelijke dergelijke overgang overgang tot de rustige Een rustige woordschikking woordschikking is is het negeeren der inversie in in den tweeden inversie tweeden hoofdzin hoofdzin bij bij coordinatie coördinatie 1: me 'n 1 : Daar drinke drinke me 'n slokkie en en me ete 'n 'n stukkie (Bru.). -— slokkie De spreker spreker kan in den enkelen enkelen bijzin bijzin den De varen, reeds reeds den vorm vorm S. S. A. Vf. laten varen, nà onderschikkende voegwoord. voegwoord. In In opgewonden opgewonden stemming stemming pauzeert na het onderschikkende pauzeert hij, voordat hij, vóordat hij overgaat naar naar den den hoofdzinvorm: hoofdzinvorm: Want Want toen toen werd werdikikdan dantoch tochineens ineenszoo zoopieterselie.-achtig pieterselie-achtignijdig, nijdig,dat dat.•. ... ik ik nam de de theepot theepot met al al wat wat er er in in was was en en smeet smeet ... .. . met
Zonder pauze pauze staat in dezelfde beschrijving Zonder beschrijving 2: 2: was zoo zoo krimineel krimineelnijdig. nijdig, dat dat ik liep kwaad en ik was kwaadde de deur deuruit uit en en ik ik kwam kwam den den heelen heelen avond avond niet terug terug (A. Werumeus — Buning).niet Werumeus Buning).
§ 401 Prolepsis isis een verstoring verstoring van den logischen zinsbouw, door vooropplaatisoleering van van het het»psychologisch )}psychologisch subjects, subject«, beter beter gezegd gezegd »het )}het sing sing en isoleering eigenlijke subject«. eigenlijke Het eigenlijke waal we 't't eerst aan subjects. 33 Het eigenlijke subject is datgene waar denken bij bij het spreken; denken spreken; wat wàt we we er er van van denken, denken, is is het het eigenlijke gezegde, gezegde, »psychologisch praedicaat«. praedicaats. Dit eigenlijke )}psychologisch die naar naar eigenlijke subject subject is is in een zin, die de natuurlijke natuurlijke gevoelsopwelling is geleed, het het eerste eerste zwaar geaccentueerde zwaar geaccentueerde deel, niet dus elk willekeurig willekeurig eerste z;nsdeel. Meestalisishet heteen eenheel heelander ander znsdeel. Meestal subject, d. i. het zinsdeel dan het grammatische grammatische subject, het woord woord waarvan waarvan de de flexie flexie van het Die broer van van het Vf. Vf. afhangt. afhangt. In In een een zin zin als als: :Die van je, je, die die wensch ! - is »die ik hier hier niet nietmeer meertetezien zien! )}die broer broer van Vanje» je« het eigenlijke eigenlijke subject, altes alles wat volgt is het eigenlijke hetgeen ik ik van van hem hem te te zeggen zeggenheb. heb. eigenlijke )}gezegde«, »gezegdes, d. i. hetgeen Zooook ookin: in Piet : Pietvan vander der Meulen, Meulen, ken je Zoo je die? - en en natuurlijk natuurlijk ook in: die ? — Die broer van j~, die gaat gaat me me vervelen. vervelen. - waar heteigenlijke eigenlijke subjectDiebrovanj,d waar het als grammatisch grammatisch subject in pronom. pronom. vorm vorm wordt wordt hervat, de subject in hervat, evenals evenals in de vorige zinnen als object. —
—
Opm. Wàt &eigenlijke suhject« is. kunnen kunnen we weniet nietaltijd altijdzeggen, zeggen,zonder zonder Opm. Wat het »eigenlijke subject» van van den zin is, inhoud van van den denvoorafgaanden voorafgaanden zin zin teteoverwegen. overwegen.Dikwijls Dikwijlshangt hangtdaarvan dáarvanaf, af, den inhoud waarover waaróver de spreker spreekt. spreekt.
Door de hervatting hervatting slaagt de spreker (schrijver) er meestal in, den den logischen zinsbouw te herstellen herstellen (te handhaven) handhaven):: Goede vrienden, kan,zij zij heeft heeft die die in vrienden, bij bij wie ze aanwippen aanwippen kan. inde de buurt niet (Potg.). — - Boer Naas, die alle dagen dagen vijf vijf zes zes kruisgebeden kruisgebeden bad, mogen leven, leven,peest peist 4' hoe hoe hij hij bad, om lang te mogen
in nesten zat!(Gezelle). zatl (Gezelle).Maar niet altijd wordt, wordt, bij bij het het spreken spreken vooral, het syntactisch syntactisch »evenwicht# )>evenwicht« hersteld: hersteld: Want Want elke haas, haas, zoo gauw gauw't van z'n z'n moer mOer kan kan en uit uit z'n z'n eige eige 't geen zuigeling meer is, dat 't van al vreet en zuipt, n komt 't uit z'n leger dan leger vandaan vandaan (Bru.). (Bru.}.-; zuipt, da —; —
1 Vgl. §§ 366, 2. 22 De constructie 366.2. constructie zonder zonderpauze pauzeis isin in Holland niet algemeengangbaar; gangbaar; Holland niet algemeen Wer. Buning Buning isis een Groninger. 88 Zie §§10; /0; 11. 11. 44 denk denk eens eens aan! aanl
286 286
blijkens het adv. »clan» heeft de spreker het overzicht over den gedachtengang verloren door den langen tusschenzin. Zoo ook nu en dan in litt. taal : En zij (nominatief), die zullen zijn in later tijdsgewricht, 11 0 God die (accusatief) roept ge ... (v. Haren). — en natuurlijk in den ouden ongeschoolden trant van bijv. de Heemskinderen : Malegijs seide: Dat geit, daar die kop van gemaakt is,'t is wel veertig jaer geleden, dat ik 't bat in de kerken. In de »psychologische<< ontleding is hier »Dat geit ... is» subject en »'t is ... kerken» gezegde. Logisch is de verbinding fout. Ook voorzetselbepalin—
gen kunnen als subject voorop geisoleerd staan : In Mijntjes herberg, toen we e r net goed aan 't scharrebier zaten, kwam toevallig de veld wachter binnengekuierd (Bru.). —
Door het hervattende »er» wordt de logische zinsbouw »gered». Die »redding» blijft uit in : En zie ... op dien Zondag, die ik nu op 't oog heb, dat was in den winter en toen zat ik weer te lezen in Bunjan, maar ik weet niet hoe dat kwam, maar het beviel me niet (A. Wer. Buning). —
Een zin als deze, die niet »afloopt» naar de eischen der logica, noemt men wel »anakolouthon». i Merkwaardig is ook : Tot aan de komst van Dieric Bouts, weet men haast niets omtrent de Hollandsche schilderkunst (N. R. C.). (Dieric Bouts is een schilder uit de 15e eeuw.) —
Hier is het attrib. bij »Holl. schilderkunst» proleptisch vooropgeplaatst ; de verbreking van het logisch contact is onherstelbaar. (Logisch: Van de Holl. schilderti. tot aan de komst van D. B. weet men niets). § 402 Ook in de onderlinge ordening der zinnen wordt de logische volgorde door proleptische verplaatsing verstoord. Ook de gewichtigste zin komt voorop. Het ondergeschikt zinsverband kan nl. in trappen worden uitgebreid. In het verband : Het zou raar moeten loopen, als de zon, wanneer hij eenmaal onder is, niet weer opkwam. — is de zin »als de zon niet weer opkwam» primair ondergeschiktaandenzin »Het — loopen»; de zin »wanneer hij eenmaal onder is<< secundair ondergeschikt aan den primair ondergeschikten zin. Fen dergelijke »getrapte» constructie gaat boven de kracht en het overzicht van den spreker. Hij vermijdt den »trap» door de onderbreking te doen vervallen, plaatst den secundairen bijzin proleptisch voorop en hervat diens inhoud in den primair ondergeschikten zin die achteraan komt : 't Zou raar motte loope, as de zon onder is, dat ie d a n niet meer opkomt( (Bru.). De gesproken vorm is hier wederom 2 een aaneengeschakelde kettingvorm in tegenstelling met de weloverwogen, geschreven synthetische zinsverbinding. 2 vgl. § 8; 399. De gesproken vorm zonder 1 vgl. ook de laatst geciteerde zin op blz. 286. prolepsis zou zijn: 't Zou raar m. 1., as de zon niet meer opkwam, as-i eenm aal onder is. —
287
§ 403 De zin: Hij denkt dat ze hem hem z'n z'n huis hUis af af zullen zullen nemen. nemen.-
—
kan opgewonden stemming »psychol. kan in opgewonden stemming worden wordenomgezet, omgezet,zóö zoodat dat het »psychol. subject« hij dat ze hem hem subject» proleptisch proleptisch voorop vooropkomt komttetestaan: staan :Z'n Z'n hóis huis denkt hij v. in »Sara Daar wil TTante ante af zullen zullen nemen. nemen. -— Zoo ook bij bijv. »Sara Burgerhart» Burgerhart«:: Dáar niet hebben hebben da speel. dattikikspeel. Wordt derden zin, dan dan kan kan het het Wordt nu nu dit dit zinsverband zinsverband afhankelijk afhankelijk van van een derden »psychol. zins»psychol. subj.« subj.» terwille terwille van de geleidelijke aaneensluiting van den zinsin den den vorm vorm van vaneen een(zwakker (zwakkerbetoond) betoond)relatief relatiefverbindingswoord verbindingswoord keten 11 in vooropstaan denkt dat zullennemen nemen? - Weet d a tze ze hem àf zullen ?— Weet vooropstaan :: Weet jeje wat hij denkt waarT Tante niethebben hebben wil wildat dat ik speel? In In de deeetkamer eetkamer!! - Zooals je waar ante niet d. W.) W.):: (een (een zendeling) zendeling) die die ze zeiden zeiden dat door de inboorlingen inboorlingenverVer(in (in G. d. moord Was. -— Hierdoor ontstaat een versmelting versmelting van twee zinnen: »die door moord was. de inboorlingen inboorlingen vermoord vermoordwas» Was« en »ze zeiden dat». dat«. Deze »versmelting» »versmelting« is ontstaan spreker of den snelontstaan door door de de synt. techniek van den opgewonden opgewonden spreker schrijver. Zij heeft dezelfde waarde waarde als als de de logische constructie: constructie : (een zendezendeling) waarvan waarvan ze zeiden, ling) zeiden, dat dathijhij door de inboorlingen vermoord was. door de inboorlingen vermoord was. —,, gelijk (in een ander werk Wit): zonnegele paradijsvogels, paradijsvogels, van werk van Aug. de Wit): wie Westerlingen vroeger geloofden, dat datzijzijgeen geenvoeten voeten hadden. hadden. —§ 404 In In den den zin zin:: Ik hoop hoop dien dien man man niet nietweer Weerteteontmoeten ontmoeten—- is de geheele groep groep van den Inf. (dien— - ontmoeten) ontmoeten) object bij »Ik hoop». hoop«. B2 In In nadrukkenadrukke+ tete(dien Inf. . + hier het het »psychol. »psychol. subj.» subj.« proleptisch proleptisch voorop voorop lijke mededeeling mededeeling kan ook hier geplaatst worden geplaatst worden:: DEen mán hoop ik niet wéer te ontmoeten. ontmóeten. — - Zoo ook: ook: Dien man Ik ben niet niet in in staat staatdat dattetebeloven. beloven. -— en: ben ik. staattetebeloven. beloven. en : Dat Dat ben ik niet in staat Ook deze zin kan afhankelijk worden van van een een andere: andere: Ik zei zei dat ik. ik dien d ien man niet hoopte hoopte wéer wéer te ontmoeten. ontmoeten.—- Men Menvergelijke vergelijke(G. (G.d. d.W.): W.): werk) zooals ik het mij voorstel (het werk) voorstel te doen doen in den geest van van Prof. Prof. X. (en zei), zei), dat Zoo ook ook:: (en dat ik ikmij mij 't schaekspel schaeckspel vermeten had beter te kennen kelmen dan hij hij (Heemsk.). (Heemsk.). -- Zwaar Zwaarbetoond betoond of ofniet, niet,het hetobject objectstaat staathier hierproproleptisch vergelijking met de de logische logische volgorde, volgorde,die dieluidt luidt: niet leptisch in vergelijking : dat ikikniet hoopte, dien dien man manweer Weerteteontmoeten ontmoeten (of: ik hoopte, hoopte,dien dienman manniet nietweer weerte te (of : dat ik ontmoeten) en: zooals ontmoeten) zooals ik ik mij mijvoorstel, voorstel,het hettetedoen. doen.—- of: dat dat ik mij vermeten vermeten schikking had, het het schaakspel schaakspelbeter betertetekennen kennendan danhij, hij,—- Bij Bij de proleptische schikking ontstaat ook hier een zinsvervlechting; het object object zinsvervlechting; het gevolg ervan is, dat het van den infinitief komt te staan staan naast, náast, en endaardoor daardoor als als object object gevoeld gevoeld kan worden ookal alisisdit ditinderdaad inderdaad (logisch) (logisch) niet het geval, zooals worden bij bij het het Vf.; ook hoop ik«. bij »dien »dien man hoop ik». —
—
—
—
1
Weet wat; wat --} -+ hij denkt; denkt -+ dat. 82 Zie §§ 202 en §§ 205, 205,1°. weet je je -+ -} wat; -± dat. 1°.
288
Bijzondere verbreiding vindt in het Bijzondere verbreiding vindt het Nederlandsch Nederlandsch de vervlechting vervlechting van van een Inf. Inf. ++tetemet metrelatieve relatieve zinnen: 1° het pron. rel. is lijd. lijd. voorw. wel bij het Vf. Vf.als alsden denInf.: Inf.: § 405 1° voores. zoo zoowel (Schoone wonderen), als als welke Henriëtte versmaad had had verder verder te volmaken (Cam. Obsc.). (G. d. d. W.). W.).-— {De kennis) die de jonge ambtenaar omtrent rechtzaken (De kennis) rechtzaken toonde te bezitten (G. — Het doel, dat men bereiken (N. R. C.). C.).men zich voorgesteld had te bereiken 2° bij Vf. Vf. èn Inf.: 2° het pron. rel. is subject subject bij Stemmen, die mij knapen te zijn zijn (Cam. (Cam. Obsc.). Obsc.). — - De Dekade kade welke mij toeschenen toeschenen van jonge knapen thans geacht wordt te smal te zijn (H. Polak). Polak). 3° is object Inf.: 3° het pron. rel. is object bij bij den Inf.: de enquête, die de staatscommissie staatscommissie verondersteld C.).verondersteldwordt wordttetezullen zullen houden houden(N. (N. R. C.). 4° het pron. rel. is object Een verbinding verbinding subject van den object van het Vf., subject den Inf. Inf. Een als zou, met met een eenniet-relatief niet~relatief object, object. strijdig strijdig zijn zijn met metde denormale normale als deze zou, syntaxis; dan ook ookóf Ofvan vanden denEngelschen EngelschenófOfvan vanden denLatijnschen Latijnschen syntaxis ; zij zij is dan zoogenaamden + Inf.(( Inf.« 11 een nabootsing: nabootsing: zoogenaamden l)accus. »accus. + Toen bewerkte bewerkte Theobald Theobald een eenbeschaduwd beschaduwdruitertje, ruitertje, dat hij de hij oogenblikkelijk herkende de schatmeester van den sultan sultan te zijn Reizen). - Hetwelck, zijn (v. Looy, Reizen). Hetwelck ick mijn daghen niet en sach, wesen en en hoorde hoorde (Coornhert). (Coornhert).sach, noch oyt alsulcx te wesen — 5° rel. isis attrib. attrib. genetief genetief;; deze deze verbinding verbinding schijnt schijnt verouderd verouderd te te 5° het pron. rel. —
—
—
—
zijn: zIJn: Een eerzuil voor welker buigen (Potg.). (Potg.).— welker luister het ons past het hoofd neder te buigen § 406 Bijzondere merken voor voor verbindingen verbindingen met met een een Bijzondere voorkeur voorkeur valt valt op te merken voor§ voor~ zij zelf zetsel ++rel. rel.pron.: pron.:Vage Vageleuzen leuzen aan welke zij zelfbekennen bekennengeen geeninhoud inhoud object door een voorzetsel te kunnen geven geven (N. R. C.). --- Hier Hier is is een een datief datief~object van het het gebruik gebruik in inde dehiervoor hiervóorbebe~ omschreven; voortzetting van omschreven; het het is een voortzetting handelde constructies. Maar talloos zijn zijn de de zinnen zinnen waar waar voorzetsel + rel. + rel. Een bank, pron. een een bijes. bijw.bep. bep. bij Inf. is: is: Een bank, op welke hij hij meende tete bij den den Inf. op welke pron. Langs heel verschillende verschillende wegen kan kan zoo'n zoo'n verbinding verbinding mogen - Langs mogenzitten. zitten. -bank op welke hij worden verbreid verbreid;; men men denke denkezich zichtrapsgewijze trapsgewijze: : Een bank bleek te te zitten; zitten; .•. ... op welke hij verondersteld zat; verondersteldwerd werd zat; .•. ... op welke hij bleek hiervóor besproken vervlochten te zitten zitten -— en daarnaast, als voorbeeld, de hiervoor Erkomt komtbij, bij,dat datklakkelooze klakkeloozevertaling vertaling2I van van zinnen met énkel énkel rel. rel. pron. pron.Er F ransche en Engelsche zinnen van van dezen dezen aard aard mee mee kan kan werken werken 3. Fransche 3 . Ook kan toevallig de voorzetselbepaling voorzetselbepaling behalve behalve bij bij den den Inf. Inf. ook bij het Vf. Vf. aan~ aansluiten; men de de verbinding verbinding eenmaal eenmaal begonnen, dan zet men men door: Een Een sluiten; is men onderhandelen. — voorwaarde overwelke welkehijhij dacht te te kunnen kunnen onderhandelen. voorwaarde over § 407 De verbinding verbinding met het zwaarwichtige zwaarwichtige welke verwelke wordt wordt ook hier vanouds § vervangen door door een eenrel. rel.pron. pron.adv. adv.": ongerijmdheden zei, zei, %: Glimlachend Glimlachend of hij ongerijmdheden -
§ 209. 22 Specifiek Frameh te; zie blz. J141 4 J2. moderne 2. a3 In moderne zie blz. Fransch klinkt klinkt de Inf. Inf . + f van te; Latijn overgenomen. '§ bovendiende deconstructie constructieuit uithet het Latijn talen, het Neder!. 4 § 397. Nederl. incluis, isis bovendien
1 Zie Zie §
--
289
waarover het niet mogelijk mogelijk was was na na tetedenken denken (C. (G. d. d. W.). W.). ---- Zelts Zelis gesplitst, gesplitst, waarover niet branden, en en blaecken en en blaen 11 11 Al waer 't't u Hooft: En Endoe doeje je niet branden, blaecken blaen u op bij Hooft: een lonckje lonckjeteteslaen slaen;J lust een ?— taal § 408 In den den snellen snellen gang gang der der gesproken gesproken taal kan kan de de functie functie van van éen éenzinsdeel zinsdeel § van de de logische volgorde: Hij zei dat hij hij dat dat dubbelzijdig zijn, met negatie van »apokoinou» d. w. z.: het hijuitgeleend. uitgeleend. — - Dit is is de de constructie constructie '>apokoinou« het geld had hij ,>dat geld» geld« is naar naar twee twee zijden zijden verbonden. verbonden. zinsdeel »dat Opm. In dezen zin is het het subj. subj. herhaald, omdat het contact was was verbroken. verbroken. Opm. verbreking van van het het logisch logischverband verband kan het gevolg !(evolg zijn zijn van van zinsondes. zinsonderOpm. 2. Deze verbreking welcke, desen Craen Craen wel bereydt hebbende, aen den spete spete stack, stack, ende ende ddie ie breking: de welcke, sorchvuldichlyck began began te braden sorchvuldichlyck braden (Coornhert). (Coomhert). -— »Desen "Desen Craen», Craen«, object bij bij »wel "wel hebbende« wordt wordt als zoodanig zoodanig ook ook gevoeld gevoeld bij bij »aen »aen den den spete spete stack"; het het bereydt hebbende» »die» hersteld. wordt door door het hethervattende hervattende "die« evenwicht wordt
Er zijn zijn in in den den loop loop dezer dezergrammatica grammatica tallooze tallooze afwijkingen afwijkingen van van de logische § 409 Er tusschen vorm Vormenenfunctie functie besproken; zoowel in den den zin zin als bij bij verhouding tusschen wij wezen op de uitbreiding door anaverbinding der derzinnen. zinnen. Wanneer Wanneer wij de verbinding logie, op op de de contaminatie contaminatie;; voorts voorts op de de samentrekking, samentrekking, op op de de hervathervatlogie, ting, op de de woordschikking, woordschikking, dan konden konden we, we, in in't'talgemeen, algemeen,drie driegevalgevalminder onderscheiden: :een verbinding, of een zin zin heeft heeft minder len onderscheiden een woord, woord, een een verbinding, functie, heeft méer heeft geheel andere functie functie dan in den den strikt strikt méer functie, heeft functie, heeft logischen vorm vorm van van den den zin zin of het logischen het zinsverband. zinsverband. In In het het eerste eerste geval geval isis in het tweede is hij hij korter de feitelijke, feitelijke, de de gegeven gegeven taalvorm taalvormzwaarder, zwaarder, in korter dan logische vorm vorm zou zou zijn. zijn. De De derde derde afwijking afwijking van van den denlogischen logischen dan de logische vorm leidt eerder dan de twee andere tot tot onduidelijkheid. onduidelijkheid.In Inde deomgangsomgangstaal zoowel als als in in de delitteraire litteraire taal taalwordt wordtde deonduidelijkheid onduidelijkheid in inden den taal zoowel verderen gemakkelijk hersteld. In Inbetoogende betoogendetaal taalwordt wordt verderen loop der uiting gemakkelijk zij onherroepelijk als fout gevoeld. Fouten Fouten door door afwijafwijzij onmiddellijk en onherroepelijk kingen van de derde derde soort soort constateeren constateeren we vooral in de kingen de geschreven geschreven taal taal van ongeschoolden.
290
INHOUD. Blz. VOORBERICHT
3
INLEIDING § 1-21 Spreken en Schrijven § 1-9 De Grammaticale Functies § 1 0-21
5
HET WOORD, ZI JN KENMERKEN EN HERKOMST § 22-71 18 De Woordsoorten § 22-26 De Woordbeteekenis § 27-32 Ontleening van Woorden § 33-35 Vorming van nieuwe Woorden § 36-71 In 't algemeen § 36-39 Adjectieven § 40-42 Substantieven § 43-59 Werkwoorden § 60-70 Bijwoorden § 71 DE TAALVORM IN HET ALGEMEEN § 72-92 Accent, Toon, Tempo § 72-74 Verzwaring van den Taalvorm § 75-84 Herhaling § 76-77 Variatie § 78-80 Omschrijving § 81-84 Verkorting van den Taalvorm § 85-86 De Klanken § 87-92
54
DE FLEXIEVORMEN EN HUN FUNCTIES § 93-219 De Flexie van het Substantief § 93-94 De Functies van den Genetief § 95-98 De Flexie van het Adjectief § 99-101 De attributieve Functie van het Adj. § 102-117 De Comparatie § 118-123 De Flexie van de Voornaamwoorden § 124-131 De Functies van de Voornaamwoorden § 132-135 Het Lidwoord § 136-137 De Vervoeging der Werkwoorden § 138-145 De Functies der Werkwoordsvormen § 146-219 Het Praesens § 146-154 Het Imperfectum § 155-163 Het Perfectum § 164-169 Het Plusquamperfectum § 170-172
70
291
De Konjunktief § 173-177 Het Voltooide Deelwoord § 178-184 Het Tegenwoordig Deelwoord § 185-194 De Infinitief § 195-219 De zelfst. gebruikte Inf. § 197-201 Vf. + Accusatief + Inf. § 202-203 De Inf. + te § 204-212 De Inf. + om te § 213-219
Blz.
DE VERBINDINGEN MET EN DOOR DEN PERSOONS145 VORM 1 § 220-283 De Verbinding van het Grammatisch Sub j . en het Vf. § 220-222 De Verbinding van Subst. met en door het Vf. + sub j . § 223-224 Verbinding met een Datief § 225-226 Verbinding met een Accusatief § 227-235 Bijzonderheden in de verbinding met accus. § 236-239 Een werkw. met twee accusatieven § 236. Een werkw. met een accus. en praed. attr. § 237 Een werkw. met een accus. en een bep. met als § 238 Een werkw. met reflexief object § 239. Verbinding van voorzetselbepalingen § 240-254 Verbinding van bijwoorden § 255-260 Verbin Zing van een bepaling met als § 261 Verbindingen door het werkw. zijn § 262-269 Verbinding van Hulpwerkw. en Inf. § 270-279 Het Passief § 280-283 ZINSVORMEN EN ZINSVERBINDINGEN § 284— § 342 Vragende Zinnen § 285-289 Gebiedende Zinnen § 290-294 Wenschende Zinnen § 295 De Vorm van den Mededeelenden Zin § 296-318 In de omgangstaal § 296-304 In de litteraire taal § 305-314 In de ambtelijke taal § 315-318 Zinnen zonder Persoonsvorm § 319-342 De Vocatief § 319-323 Losse Zinnen zonder Vf. § 324-330
Vragende zinnen § 329 Bevelende zinnen § 330 Afscheiding van zinnen zonder Vf. § 331-339 Absolute Constructies § 340-342 1
De hoofddeelen van den »enkety. zin».
292
196
Blz. ZINSVERBINDING DOOR WOORDEN IN DEN ZIN § 343-358 232 Door Voornaamwoorden § 343-349 Door Bijwoorden § 350-358 ZINSVERBINDING ZONDER WOORDEN § 359-368 Door Parenthesis § 359-361 Door Modaliteit, Accent en Toon § 362-364 Door Samentrekking § 365-368
242
ZINNEN MET INLEIDENDE VERBINDINGSWOORDEN § 369-398 249 Hoofdzinnen naar den Vorm § 369-378 Het voegw. en § 369-373; maar § 374; want § 375; of § 376; noch § 377; doch § 378. Bijzinnen naar den Vorm § 379-398 Relatieve zinnen met betrekk. vnw. § 379-383 Bijzinnen met inleidend vnw. zonder anteced. § 384 Bijzinnen ingeleid door voegwoorden § 385-398 De voegw. dat, als, of, § 385-388 Enkelv. voegw. § 389-390 Gecombineerde voegw. § 391-393 Voegw. met antecedent § 394-396 Voornaamw. bijw. met antecedent § 397-398 DE STIJL VAN HET ZINSVERBAND § 399
283
AFWIJKING VAN DE LOGISCHE ORDE IN HET ZINSVERBAND § 400-409 285 Bij coördinatie an Bijzinnen § 400 Bij Prolepsis § 401-404 De Inf. . + te in Relatieve zinnen § 405-407 De dubbelzijdige verbinding § 408 De onlogische constructies in 't algemeen § 409.
293